Leren leven als een elastiekje hst1 5

Page 1

Publishing

www.7hathorspublishing.com

Leren leven als een elastiekje

7 Hathors

Katja Swager

‘Alles is één’ Katja Swager, 2004, acryl met olieverf, 70x100 cm

Anders dan het eerste woord in de titel doet vermoeden is dit geen leerboek. Dit is het levensverhaal van een broodnuchtere Noord-Hollandse vrouw, die -net moeder geworden- te horen kreeg dat ze baarmoederhalskanker heeft in het laatste stadium en zich zal moeten schikken in het onvermijdelijke. Dat doet ze echter niet. In dit boek beschrijft ze op zeer inlevende wijze hoe ze door haar nood in contact komt met de bron van het leven, uit het universum de hulp krijgt aangeboden om de kanker te overwinnen en stap voor stap haar ware zelf ontdekt. Dankzij haar humor en positieve kijk op het leven is dit geen ‘zwaar’ boek. Het leest als een spannend avontuur en boeit van de eerste tot de laatste pagina. We beleven mee hoe zij er stapje voor stapje achter komt waar het in het leven werkelijk om gaat en hoe je uiteindelijk de grootste problemen kunt overwinnen. Dus misschien toch een beetje een leerboek...

Katja Swager

Leren leven als een het vinden van je plek op aarde



Leren leven als een elastiekje

door Katja Swager-Halberstadt


ISBN: 978-90-819411-0-5 Omslag ontwerp: Fotografie omslag: Vormgeving: Druk:

Richard den Bak Fjodor Lubbes Richard den Bak PrintSupport4U

1e druk: augustus 2012

Š 2012 Katja Swager | 7 Hathors Publishing | 7hathorspublishing.com 2


Inhoud

Voorwoord. ............................................................................................................................ 5 fase

1 Hoe?!............................................................................................................................. 7

fase

2 Wauw!...................................................................................................................... 141

fase

3 Helemaal Nieuw!..................................................................................................... 359

Playlist. .............................................................................................................................. 366 Dankwoord........................................................................................................................ 367 Verantwoording................................................................................................................ 371

3


Uit: ‘You’ll be in my heart’ van Phil Collins

Voor Yannick Je bent zo klein, zo bloot en zo wit. Maar ik voel nou al dat er pit in zit. Wij vechten samen, winnen samen. Ik zal er zijn, wees maar stil. Want jij woont in mijn hart. Heel diep in mijn hart. Jij woont hier in mijn hart voor altijd.

For one so small you seem so strong. My arms will hold you, keep you safe and warm. This bond between us can’t be broken. I will be here don’t you cry. Cause you’ll be in my heart. Yes, you’ll be in my heart, now and forever more.


Voorwoord

Toen ik compleet was vastgelopen in mijn eigen overtuigingen, over hoe het leven zou moeten zijn en hoe ik invulling moest geven aan dat waarvan ik dacht dat dat het leven was, sloeg het noodlot toe. Ik had nog maar heel kort te leven. En dat noodlot bleek mijn redding. Van carrièretijger naar kankerpatiÍnte. Naar de dood en weer terug. Heftig? Dat wel, maar ook heel gaaf. Want het bleek een prachtige reis te zijn, terug naar mijn hart, terug naar het leven. Katja Swager

5


Uit: ‘In good Faith’ van Survivor

Voor Henk

There’s a place within my heart. Tucked away from all the pain. And deep within this secret side of me, just a simple truth remain. Words don’t come easy. Feelings I hide even from myself. I’m ready to share without hesitation. I’ve been saving this moment, for someone who’s saving this moment too, tell me it’s you….


fase 1

HOE?!


Uit: ‘S.O.S. d’un terrien en détresse’ van Grégory Lemarchal In Nederland gezongen door L.A. The Voices

Hier een S.O.S. van een aardbewoner in nood. Ik heb nooit met mijn voeten op de aarde gestaan. Ik zou liever een vogel willen zijn. Ik zit niet lekker in mijn vel.

Voici le S.O.S. d’un terrien en détresse. J’ai jamais eu les pieds sur terre. J’aim’rais mieux être un oiseau. J’suis mal dans ma peau.


1 ‘Als er niets gevonden wordt met de PET CT-scan dan heeft u nog een heel kleine kans. Mocht er wel wat gevonden worden, dan is uw kans op overleving NIHIL!’ Henk en ik keken elkaar aan, en ondertussen vroeg ik me af in welk surrealistisch Dali-schilderij ik beland was. Het begon te draaien voor mijn ogen, een mix van de narcose en mijn, zo ongeveer, doodvonnis. ‘We doen ons uiterste best mevrouw, maar u bent heel erg ziek,’ ratelde de gynaecoloog meedogenloos verder, ‘en gezien de grootte van de tumoren op het bovenste deel van de MRI-scan moet u rekening houden met een worst case scenario’. Ik keek, een beetje scheel, de kamer rond. De kleine ruimte zat vol met mensen. De hoofdverpleegkundige, de gynaecoloog-oncoloog, de radiotherapeut, de verpleegkundige die me steeds geholpen had, de maatschappelijk werkster, de MRI-specialist of hoe ze die dan ook mogen noemen, en nog het een en ander aan coassistenten. Kortom, een volle bak en het was menens. De wereld draaide voor mijn ogen. Een hamerende hartslag begon steeds luidere slagen te slaan in mijn borstkas en met die ene, zojuist uitgesproken zin werd alle vaste grond, voor zover ik me er nog aan kon vastklampen onder mijn voeten vandaan geslagen. ‘Hier is mevrouw De Kraai, ze is de maatschappelijk werkster van deze afdeling, en ze zal u en uw man bijstaan waar nodig.’ En daar gingen we het hok weer uit. Henk en ik dof geslagen, mee met mevrouw De Kraai, die overigens haar naam eer aandeed. Een grijs zakelijk broekpak, grijs-zwart gemêleerd haar en een grijs gezicht waar diepe groeven in stonden, een en al professionele droefheid. Ik werd tegendraads van haar. In haar kamer aangekomen, begon ze over ‘als het eenmaal zover is...’, en ‘och, och wat erg voor jullie’, en ‘o jee, ja ook nog een kleintje van 2,5 jaar, wat vreselijk dat hij zonder moeder moet opgroeien...’, en zo ging het nog even door. Henk werd werkelijk bang van haar en ik werd vooral heel erg boos. Wat denkt dat verdomde mokkel wel om me te 9


behandelen alsof ik alleen nog mijn houten jas hoef aan te trekken? Ik had de PET CT-scan nog niet gehad, en ook een kleine kans is in mijn ogen een kans; percentages zeggen mij niets. Nog nooit in mijn leven heb ik in een hokje of gemiddelde gepast, ik was altijd een buitenbeentje, zo één waarbij het altijd anders loopt dan gepland. En zij zal me nu even gaan vertellen dat ik alleen nog dood hoef te gaan en dat alles toch al verloren is omdat de dokter dat nu zegt? Mijn hemel, hoe kunnen ze zo iemand op deze afdeling neerzetten? Zo langzamerhand kookte ik vanbinnen, ik vond het werkelijk mensonwaardig. Ik doe verdomme ook nog mee in dit drama, en zo makkelijk laat ik me er niet onder krijgen. Daar zat ik met een enorme harde bal in mijn maag, in de kamer van een heel griezelige grijze vrouw. Ik wil weg hier! Wat denkt ze nou? Dat ze beschikt over leven en dood? Ik ben nog niet dood, en ik wil ook niet behandeld worden alsof ik al in mijn terminale fase zit, zo ga je jezelf nog tussen zes plankjes dénken, yek! We zouden nog wel eens zien wie hier aan het langste eind zou trekken, want ik was toch echt niet van plan Yannick achter te laten en er zelf tussenuit te glippen. De angst draaide zich om in mijn maag, hij zat achter mijn navel. Een keiharde bal en het zag er voorlopig niet naar uit dat hij weg zou gaan. De Kraai keek me aan met een blik van ‘och och, mevrouw is in shock en kan het niet onder ogen zien’. (Goed, zo meteen ga ik slaan…) Ik wilde weg, naar huis, weg van deze plek. We kregen ongeveer alle folders mee van KWF Kankerbestrijding. Inclusief de folders voor nabestaanden met titels als ‘Als u weet dat u niet meer beter wordt’ en meer van dat soort prettig leesvoer. Eenmaal terug in de auto draaiden we, om het feest compleet te maken, zo de file in. AMC-Haarlem is normaal een kleine twintig minuten, en nu had ik ruim tweeënhalf uur de tijd om na te denken en uit te huilen. Ik was misselijk en suf... En ja natuurlijk ben ik in shock, en Henk ook. Dit lijkt wel een doodvonnis. De hele weg naar mijn schoonouders in Haarlem kan ik alleen nog maar door een waas van tranen zien en ik voel me ook nog belabberd van het onderzoek onder narcose. Jezus, wat is er nou eigenlijk allemaal gebeurd in amper twee weken tijd? Yannick schiet in mijn gedachten, ons purrekie van amper tweeënhalf, en de tranen stromen nog harder. Van alles op de wereld, dit niet.

10


In stilte vraag ik: ‘Alsjeblieft help ons, help mij, wie er ook is, wat het ook is, ik weet dat je er bent. Laat me niet een moeder zijn die haar kind moederziel alleen achterlaat op deze planeet’. Dat kwam voor mij toch dicht bij een gebed. Nou, ik ben echt niet gelovig of wat dan ook, maar ik geloof wel dat er leven is na de dood, en ook dat ‘ze’ ons helpen. Dus wie het ook mogen zijn: engelen, gidsen, een God zo je wilt, of voor mijn part de paashaas, het maakt me verdikkeme niet uit, als ik maar niet doodga. Ik voelde me zo intens verdrietig dat ik er geen woorden aan kon geven. Ik probeerde het weg te duwen, want als ik het toeliet, welde een totaal overrompelend gevoel van hopeloosheid in me op. Ik kon me niet herinneren dat ik me eerder zo verschrikkelijk alleen, zo kwetsbaar en zo verdrietig had gevoeld met zo’n totaal gevoel van wanhoop. Alles wat ik had opgebouwd in mijn leven, en waarvan ik dacht dat het klopte, was als een kaartenhuis in elkaar gezakt. Inclusief mijn eigen lichaam. De sluipmoordenaar had goed werk geleverd en was aan zijn laatste opmars begonnen, en de angst voor de vernietiging werkte hem alleen nog maar verder in de hand. Want ik was een lopende bal van zuivere stress. De tranen bleven stromen en in gedachte zag ik Yannick om mama roepen en niet begrijpend kijken dat zij er niet meer was. Hij zou niet eens meer weten wie mama was na verloop van tijd. Ik zag Henk radeloos in zijn stoel zitten met vuilniszakken onder zijn ogen van verdriet en oef, daar moest ik gewoon niet aan denken, laat ik me nou in hemelsnaam richten op de mogelijkheden en geloven in mijn eigen kunnen. Als ik dat al niet meer doe, wie dan wel? Mijn gedachten dwaalden af naar 19 oktober. Die dag kon ik na tien weken eindelijk bij de gynaecoloog terecht voor een echo. Ik had al sinds juli extreem bloedverlies en vreselijke pijn in mijn rug. Het leken soms wel weeën. In Hoorn kreeg ik mijn echo, en ondertussen vroeg de dozendokter aldaar of ik nog een kinderwens had. ‘Nee,’ zei ik, ‘anders had ik geen spiraaltje gehad. Ik ben zielsblij met ons mannetje maar die zwangerschap doe ik niet meer over dat was nine months of hell...’ ‘Mevrouw Halberstadt? ... Het is heel bijzonder maar u bent zwanger.’ ..........stil........ Ja hoor, een acute hartslag van 180 per minuut. ‘Maar ik kan het niet goed zien, het is een beetje een vaag beeld, dus over een kwartier is de andere echo vrij en kijken we nog eens.’ Nou, dat was het langste kwartiertje uit mijn leven... 11


Na de volgende echo werd duidelijk (nadat ze er met zijn vieren omheen gestaan hadden) dat het zou gaan om een miskraam. ‘Mevrouw, u zou negen weken zwanger zijn geweest, maar het leeft niet meer.’ .......stil........ Ik slaakte een diepe zucht van de grootste opluchting die ik mijn leven tot dan toe had gevoeld. ‘Gezien het feit dat u al zo lang met klachten loopt, gaan we hier een spoedje van maken dus woensdag de 24e wordt u gecuretteerd door dokter Zorgman.’ Dat gaf me rust. Dokter Zorgman had indertijd ook Yannick gehaald toen de bevalling niet goed dreigde te gaan en zijn kordate actie van toen gaf me nu een gevoel van veiligheid, het zou goedkomen. Geen zorgen. Eenmaal buiten stond ik met trillende knietjes en een veel te hoge hartslag na te beven van mijn bezoek aan de dozendokter. Ik belde Lil’ mijn buurvrouw, voor een peuk en een bakkie troost (en dat terwijl ik al zo’n drie jaar niet meer rookte, even een uitzondering moest kunnen vond ik). Lil’ en Bram zijn mijn buren, super lief, lekker gek, retegezellig en je kunt er altijd zo binnenvallen. Ik heb daar al heel wat roseetjes weggetankt bij de zoveelste spontane barbecue. Voor mij zijn ze een beetje Italianen op zijn West-Fries. Lekker eten aan een lange tafel buiten en wie wil, schuift aan. Gelukkig was Lil’ thuis, en terwijl ik de rook uitblies en nastaarde (en zowat over mijn nek ging, gadverdamme wat vies eigenlijk) vertelde ik wat er in het ziekenhuis gebeurd was. Daarna was ik ook weer klaar met die sigaret, want ik werd er kotsmisselijk van, ik vond het helemaal niet lekker. Raar eigenlijk dat je op dat soort momenten toch nog snakt naar je voormalige makkertje, terwijl je ondertussen denkt dat je een asbak zit leeg te eten, bizar eigenlijk. We dronken nog wat en toen ik weer enigszins gekalmeerd was, ging ik naar huis en vertelde ik aan Henk wat er in het ziekenhuis gebeurd was. Henk stapte net de drempel over dus ik viel maar gelijk met de deur in huis. Wat nou, rustig thuiskomen…?

12


Frozen fear Intu誰tief schilderij (2005, olieverf op doek, 60 x 80 cm). De ijsbergen staan voor de bevroren angsten, er is een pad doorheen met licht aan het einde. Het hoofd van de vrouw op de voorgrond is afgescheiden van het lichaam en ligt bevroren op de grond. Achteraf bleek dit de aankondiging van mijn kankerproces dat zou komen: vind het pad voorbij de angst. 13


Uit: ‘The Launch’ van DJ Jean

Get ready for the launch 5,4,3,2,1,2, Ignition...


2 24 oktober 2007 Vol vertrouwen en optimisme reed ik vanmorgen naar Hoorn. De dozendokter gaat mij van mijn ellende afhelpen en alles komt weer op zijn pootjes terecht. Het zonnetje scheen, mijn schoonvader bracht me weg en ik voelde me blij en opgelucht, bijna voorbij... Eenmaal op de verkoeverkamer gilde ik het uit van de pijn in mijn rug, zo erg dat ik er zelfs vier shots morfine voor kreeg eer het een beetje zakte. Dokter Zorgman kwam even naar me toe maar ik was nog te dronken en te stoned van de narcose. Ik begreep uit zijn verhaal dat hij straks met me wilde praten en dat hij nu wist waar de pijn in mijn rug vandaan kwam en dat hij wat gevonden had. ‘En het was geen miskraam,’ had hij gezegd. (Ja lekker dok, alsof ik in deze toestand van algehele vaagheid zit te wachten op een raadspelletje, ik besloot er dus niet aan mee te doen.) Ik doezelde weer weg, met dank aan de morfine en na een uurtje was ik goed wakker. Ik wilde eerst een lekkere sterke bak koffie, wat de verpleegkundige een beetje vreemd deed kijken. ‘Begin maar met een droog beschuitje en een glaasje slappe thee,’ zei ze. ‘Ook goed, mag ik daarna dan die sterke bak koffie?’ Tegen het einde van de middag liepen mijn schoonouders de kamer binnen om te kijken of ik al mee mocht, maar ik vertelde ze dat ik op de arts moest wachten, die prompt binnenkwam. Ze werden weer naar buiten gebonjourd en het gordijn ging dicht. Dokter Zorgman pakte mijn hand, en klopte erop. ‘Mevrouw Halberstadt, u was niet zwanger, het was geen miskraam, maar ik heb wel wat gevonden.’ (Wat heeft die man toch met raadsels?) ‘Ik heb een biopt laten maken, want ik durf met een waarschijnlijkheid van 99,9 procent zeker te zeggen dat u baarmoederhalskanker heeft... Ik heb een persoonlijke vriend in het AMC, hij is daar professor en zeer kundig op dit gebied. Ik heb voor morgen om kwart over drie een afspraak voor u geregeld. Daar bent u in betere handen dan hier.’

15


Mijn ademhaling was inmiddels opgehouden en razendsnel vormde zich een aantal grote knopen in mijn maag en omstreken... Een kind, twee kinderen, geen kind, BAM!!!! KANKER! Ik kan met geen mogelijkheid beschrijven wat de uitwerking was van dit nieuws. Op het moment dat hij het codewoord ‘KANKER’ uitsprak, ging er een soort doek over me heen die alles in slow motion liet binnenkomen. Het was alsof ik een megadreun kreeg, recht in mijn maagstreek. Mijn hartslag schoot weer naar torenhoge waarden en ik was acuut lijkbleek. Kanker???? HUH??? Dok liet me even bijkomen en ik zou in de middag nog een gesprek met hem hebben, als Henk gearriveerd was. Het was surrealistisch. Nadat het woord kanker was uitgesproken, leek het of alles nog maar in hapklare stukjes binnenkwam, alleen dat wat mijn hersenen op dat moment konden verwerken. Het kwam op me over als een soort begrenzer bij racemotoren. Technisch kan hij nog harder maar de stabiliteit kan dan niet langer gewaarborgd blijven. Ik zat zeker in de rode waarden nu, en het was net of ik van buitenaf naar mezelf keek, heel vreemd. Ik weet ook niet alles meer en het is ook net of mijn geheugen was dichtgeklapt. Mijn schoonouders stapten binnen. ‘En? Mag je weg?’, vroeg schoonpapa vrolijk. Hij was best een beetje trots natuurlijk, want zijn zoon had dwars door het spiraaltje heen raak geschoten en dat is best een prestatie, toch? ‘Ik heb baarmoederhalskanker,’ piepte ik. Terwijl ik het zei, sloeg mijn stem over. Mijn schoonmoeder sloeg haar hand voor haar mond van schrik en mijn schoonpap leek in twee seconden twintig jaar ouder te worden. Kijk, het is wel zo dat je met mij nooit weet in welk avontuur je nu weer belandt, maar tot nu toe liep het altijd wel goed af en was het nooit zo ernstig. Apart is wat alleen al het woord ‘kanker’ bij mensen doet. Eigenlijk heb ik me dat nooit goed gerealiseerd. Mijn schoonouders waren hier een goed voorbeeld van, de mokerslag kwam ook bij hen vanuit het niets recht hun maagstreek in, hij was niet te missen. Pa en moe gingen weer, in shock... en zonder schoondochter. Ik belde Henk die veel sneller in het ziekenhuis arriveerde dan met enige inachtneming van de maximale snelheid mogelijk was geweest. Daarna belde ik mijn zusje. Tanja had net haar schoonvader naar het graf gedragen, die was aan kanker overleden, dus tegen wil en dank had ze al met dit bijltje gehakt en ach, haar zus kon er ook nog wel bij. 16


Ik wist niet dat iemand zo grijs kon zijn van ellende, maar zij kreeg het voor elkaar. Het ziekenhuis wilde me houden en me de volgende dag per ambulance overbrengen naar het AMC. Heel lief bedoeld maar dat ging me te ver. Ik wilde eerst naar huis, in mijn eigen omgeving zijn en morgen zou ik op eigen gelegenheid wel naar het AMC gaan, met Henk.

17


Uit: ‘When you believe’ van Whitney Houston & Mariah Carey [Prince of Egypt]

Many nights we prayed. With no proof anyone could hear. In our hearts a hopeful song we barely understood. Now we are not afraid. Although we know there’s much to fear. Were moving mountains long before we knew we could.


3 Eenmaal thuis plofte ik op de bank neer, en als verdoofd zat ik voor me uit te staren. Een grote bal van spanning, ik kreeg geen hap meer door mijn keel, en praten lukte alleen nog met een piepstemmetje van de angst. Ik keek naar de haard, en de vlammen dansten voor mijn ogen. Ik heb kanker, ik heb kanker, kanker, kanker... kkkkaaaaannnker, ik sprak het woord uit, steeds opnieuw. Ik proefde het op mijn lippen. Hoe voelde dat woord, wat deed dat woord met mij, hoe klonk het als ik het uitsprak? Waarom was iedereen, en vooral, waarom was ik er zo bang voor? In mijn hoofd bleef die vraag zich maar herhalen. K a n k e r... okĂŠ, ik heb kanker, en nu?? Wat gaan we eraan doen? Je gaat heus niet dood aan kanker, vroeger wel, maar nu niet meer en er zijn zoveel gradaties, het zal heus wel meevallen. Voor mijn gevoel klopte het gewoon niet. Ik was er voor de volle honderd procent van overtuigd dat ik heel oud zou worden. Althans dat was de overtuiging die ik had gehad, sinds Jan mijn hand had gelezen een jaar of wat geleden. K a n k e rrrrrrrrr, K a n k e r, KANKER, KKKAANNNKKEERRRRRRR! Wat een rotwoord eigenlijk... Even een zijsprongetje want ik wil even iets uitleggen. Toen ik klein was, was ik heel bang voor kanker. De moeder van een vriendinnetje had borstkanker gehad en het overleefd, maar kanker was iets heel engs, dat had ik al vroeg geleerd. Ik had sowieso veel angsten in mijn jeugd gehad. Toen ik een jaar of 23 was, had Jan mijn hand gelezen. Jan was een vriend, hij vertelde veel en ik geloofde er op dat moment geen zak van... Maar ik kan je verzekeren dat alles wat hij toen in mijn hand las tot nu toe letterlijk is uitgekomen. Hij vertelde dat ik de ware rond mijn 26e zou tegenkomen (op dat moment was ik pissig, want mijn toenmalige vriendje waar ik zo gek op was, was het dus niet). Ik was welgeteld vier dagen 26 toen ik Henk voor het eerst de hand schudde en hem met een blik van herkenning in de ogen keek. Die ogen, die ken ik... ik weet nog dat ik helemaal van de leg was en ik wist ook zeker 19


dat ik hem nog nooit had gezien. Ook had Jan gezegd dat ik rond mijn 28e aan kinderen zou beginnen en ik denk dat de conceptie inderdaad op mijn 28e verjaardag heeft plaatsgevonden. Over mijn werk vertelde hij veel wat allemaal uitkwam. Hij vertelde ook dat ik begin 30 mijn leven 180 graden zou draaien en vanuit mijn hart zou gaan leven en werken. Ik zou een leider zijn voor velen. Velen zouden me volgen, niet omdat ze moesten, maar omdat ze dat zelf wilden. Oh ja, en hij zei ook nog dat ik tussen de 94 en 96 jaar oud zou worden. Knap hè, dat iemand dat allemaal zomaar kan zien aan wat lijntjes in je hand. Nou, toen vond ik hem een fantastische fantast, maar inmiddels denk ik daar anders over. En hij zei nog iets waar ik me in de afgelopen jaren altijd aan vastgehouden heb. En juist omdat hij alles juist voorspeld had, werd die overtuiging in mij ook steeds sterker. ‘Je gaat met de stroom van het leven mee, je hoeft niet bang te zijn voor dingen als kanker of andere enge ziekten.’ En hoewel ik dat altijd geïnterpreteerd had als: ‘Ik krijg geen kanker, dus daar hoef ik niet meer over na te denken,’ kan het ook zijn dat hij me heeft willen waarschuwen. Er niet bang voor hoeven zijn, betekent natuurlijk iets heel anders dan het niet te krijgen. Ik zuchtte en Henk zuchtte ook. We waren allebei verdiept in onze eigen ellende. Kanker heb je samen, als je het eerlijk bekijkt. En vaak heeft de naaste het nog moeilijker omdat hij of zij zo machteloos staat terwijl je als zieke juist een doel hebt om voor te gaan. Daarbij wordt de naaste vaak vergeten, want ineens draait alles alleen nog om de ziekte van de ander. Het lijkt me heel frustrerend en ik hoop het nooit mee te hoeven maken. ‘Henk,’ begon ik, ‘weet je nog die Jan, die man die al die voorspellingen had gedaan en die me jou voorspeld had?’ ’Ja,‘ zei Henk, ‘dat weet ik nog wel’. ’Nou, hij heeft indertijd ook gezegd dat ik niet BANG hoefde te zijn voor kanker en dat ik rond de 95 zou worden. Zullen we hem maar gewoon het voordeel van de twijfel gunnen, gewoon voor het gemak? Dus weet je wat? Ik word gewoon weer helemaal beter. Wat de artsen ook gaan zeggen, goed? Ik beloof het, ik word weer beter. En weet je? Ik ga geen binding aan met angst. Ik denk echt dat hij me heeft willen waarschuwen toen, jaren geleden. Weet je wat? Ik ga de tijger recht in de ogen aankijken en ik zie het wel. F*CK die KUTKANKER!’ (Hmmm, dat was een beetje al te letterlijk.) Maar ik bedoel dat we het maar als een avontuur tegemoet moeten treden. Hoe opener je bent, hoe flexibeler je blijft in dit soort zaken. Maar goed, feit bleef dat ik suffig was, pijn in mijn buik van de spanning had en dat ik ook niet scherp kon zien. Ik besloot dat ik maar beter gewoon kon gaan slapen. 20


Morgen weer een nieuwe dag (en geloof het of niet, maar ik ben als een blok in slaap gevallen). De volgende morgen belde ik als eerste mijn moeder. Ik had haar ruim zeven maanden niet gezien en we waren boos uit elkaar gegaan. Mijn moeder en ik begrepen elkaar niet. We waren als water en vuur en in ons laatste telefoongesprek had ze gezegd dat ze haar dochter zeven jaar geleden al begraven had, na haar echtscheiding. Hoe bizar, dat zeven maanden later mijn telefoontje kwam met onheilspellend nieuws. Ik bedacht me dat ik geen greintje negativiteit bij me wilde dragen, ik was uiteindelijk toch haar dochter. Daarbij wist ik zeker dat mam zich ook niet blij voelde met de situatie zoals hij was, dat ze het ook niet zo bedoeld had en dat het uit haar eigen onmacht voortkwam. Dus ik belde en viel gelijk met de deur in huis. Mam wees me niet af en was hevig geschrokken. Gelukkig maar. Daarna belde ik mijn vriendin Noena. Noena was een soort miniversie van mijn moeder en ik had het in die dagen tot mijn levenstaak gemaakt om de ellende van anderen op mijn nek te nemen en de verantwoording ervoor te willen dragen. Ook bij Noena had ik dit gedaan, niet handig natuurlijk, maar ik besefte toen gewoon niet dat het probleem van een ander het probleem van die ander is. Ik nam alles op mijn eigen nek en dit moest eerst recht gezet worden. Gelukkig werkte ook zij mee. Ze schrok erg toen ik het slechte nieuws vertelde. Zo apart, als je hoort dat je kanker hebt, lijkt alles ineens niet meer belangrijk, alles vervaagt. Problemen die voorheen groot leken, vallen plots helemaal weg.

21


Uit: ‘Eye of the tiger’ van Survivor

Risin’up back on the street. Did my time took my chances. Went the distance now I’m back on my feet. Just a man and his will to survive


4 Tegen het einde van de middag werden we verwacht in het AMC bij de opper-dozendokter. De beste man zijn naam ben ik kwijt, maar hij was allervriendelijkst en probeerde ons op ons gemak te stellen. Hij stelde voor dat ik eerst maar eens met de benen wijd moest zodat hij met eigen ogen kon zien of het klopte wat zijn vriend uit Hoorn in de bijgeleverde brief had geschreven. Nou dat was al snel duidelijk: ‘Mevrouw Halberstadt u hebt onmiskenbaar baarmoederhalskanker. Afhankelijk van de gradatie wordt u behandeld’. ‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Henk. ‘We kennen vier stadia, die grofweg weer zijn onderverdeeld in een A- en een B-variant. De A-variant is de lichtste variant en de B-variant neigt in de richting van het volgende stadium. U moet rekenen dat bij een stadium 1 uw kansen tot overleven zeer hoog liggen en er veel gedaan kan worden. Bij een stadium 4 is het einde oefening waarbij een stadium 4B inhoudt dat het einde zeer spoedig nadert. Alles ertussenin is mogelijk, bij een stadium 3 kunnen we nog curatief behandelen, bij een stadium 4 alleen nog palliatief.’ ‘Ja hoor, en dit moet ik snappen?’ zei ik. ‘Wat houdt curatief in en wat is in hemelsnaam palliatief?’ Ik begreep geen zak van wat hij allemaal vertelde. ‘Wanneer uit de onderzoeken blijkt dat u curatief te helpen bent, en met curatief bedoelen we dat genezing mogelijk is, volgt meestal een zeven weken durende bestralingsperiode, in- en uitwendig, samen met chemotherapie ter ondersteuning. Of een operatie, indien mogelijk. Natuurlijk bekijken we per patiënt wat het beste is. Bij een palliatieve behandeling gaan we alleen nog behandelen om de kwaliteit van leven te verhogen en eventuele pijn te verzachten maar niet meer met de bedoeling om te genezen. Dat is meestal wanneer de tumor op een plaats zit die niet behandeld kan worden of wanneer er dusdanig veel uitzaaiingen zijn dat u anders aan de behandeling zelf zou overlijden. We kunnen immers niet het hele lichaam tegelijk aanpakken. Maar mevrouw, maakt u zich daar nou niet gelijk zorgen over, want daar gaan we nog niet van uit. Eerst zult u foto’s en scans moeten laten maken om de kanker in kaart te brengen. U krijgt ook een onderzoek 23


onder narcose en aan de hand daarvan wordt een behandelplan opgesteld.’ Ondertussen voelde ik langzaam de moed in de schoenen zakken, verdomme het was echt menens deze keer. Het voelde heel raar. Ik was natuurlijk al tijden heel erg moe, maar ik dacht dat dat door gebrek aan beweging kwam. Ik was witjes en ook die pijn in mijn rug kon ik duiden nu, maar om nou te zeggen dat ik doodziek was... en ineens werd ik zomaar doodziek verklaard, heel weird. Op dat moment in de kamer bij die arts drong het ineens volledig tot me door: ik was echt ziek en ik had echt kanker. En wederom liet de bal achter mijn navel zich voelen. Eenmaal buiten op de gang barstte ik in snikken uit tegen Henk aan, die me troostte met de woorden dat het niet het einde van de wereld was en dat die tijger, genaamd kanker, nog niet wist wie Katja was. ‘Je bent de Pitbull, weet je nog Kat?’ zei hij. Dat vond ik zo lief. De Pitbull was mijn bijnaam die ik bij diverse banen had opgedaan, want eenmaal vast, liet ik niet meer los en kreeg ik altijd alles voor elkaar wat anderen niet lukte. Hij vertrouwde me volledig en vertrouwde ook op mijn genezing. ‘Kat, een kat heeft negen levens, dat weet je toch hè? Nou hoeveel heb je er opgebruikt? Je hebt meer dan genoeg reserves hoor, we redden het wel.’ Langzaam bedaarde ik en kon ik weer lachen. ‘Je hebt verdomme gelijk, duhuh... Die tijger zal een tam huiskatje blijken vergeleken met mij,’ en ik voelde gelijk de kracht door me heen stromen. Stom, ik werd ‘doodziek’ verklaard en ik voelde me krachtiger dan ooit. We gaan dit tijgertje wel even wassen en we komen er sterker uit. ‘Grrrroooaawww,’ riep de tijger en ik begon te lachen. Ik keek Henk diep in zijn ogen aan, en ik zag dat hij echt meende wat hij zei. Weer helemaal opgemonterd zei ik: ’Kom op, we gaan een ijsje halen beneden’. Op weg naar huis voelde ik een enorme rust over me heen komen, net of er twee handen op mijn schouders werden gelegd, en de zon scheen ook, dat vond ik een positief teken. ‘Het komt wel goed schatje,’ zei ik tegen mezelf. Eenmaal thuis stelde ik iedereen per telefoon op de hoogte en dat ging ongeveer zo: ‘Ja, hoi, met Kat, hoe is het?’... ‘Oh fijn om te horen’ … ‘O met mij? Ja, nou, ach, tja met mij iets minder, ik heb zojuist te horen gekregen dat ik kanker heb, maar joh maak je geen zorgen hoor, het komt heus wel weer goed. Ja, neeee, ik weet nog niks, maar maak je echt maar geen 24


zorgen hoor. Alles komt goed,’ zei ik dan bijna vrolijk. ‘Wanneer ik meer weet, laat ik het wel weten.’ Degene die ik had opgebeld bleef hijgend en ontredderd van schrik achter en gauw belde ik dan de volgende op mijn lijst. Op dat moment was de impact van een olifant door de porseleinkast kleiner geweest denk ik. ‘s Avonds deed ik een rondje bij de buren. Lil’, mijn buuf, schrok zich kapot en barstte in huilen uit. Bram trok wit weg en deed alle moeite om het droog te houden. Ik vertelde hen in het kort hoe het gelopen was na de zogenaamde curettage die geen curettage bleek te zijn (zij wisten niet beter of er was een zwangerschap weggehaald). Ik probeerde iedereen op hun gemak te stellen met de woorden dat kanker niet het einde betekende en dat ik het heus wel zou redden, maar op de een of andere manier lijkt het woord kanker wel collectief iets te veroorzaken: angst, angst en nog eens angst. Terwijl ik juist even uit de angst gestapt was (niet dat ie echt weg was hoor, geloof me, er zat nog steeds een bal in mijn maag, maar ik vertikte het om er in opgenomen te worden). Ik bedoel, angst is een slechte raadgever en instinctief voelde ik aan dat ik het niet met angst ging redden, just face it. Daarom besloot ik dat het belangrijk was om al mijn energie te gebruiken en niets te verspillen en hoe lullig ook, ieder goedbedoeld telefoontje was energieverlies. Facebook bleek een perfect medium. Ik legde dit uit aan mijn familie en vrienden en wie nog niet op Facebook zat, meldde zich direct aan. Ik zou blogs gaan schrijven over wat ik mee ging maken en hoe ik me voelde en zo kon iedereen er zelf voor kiezen om op de hoogte te blijven, viel ik niemand zomaar lastig met mijn ellende en kon ik mijn energie sparen omdat ik maar een keer mijn verhaal hoefde te doen. Deze constructie gaf minimale inspanning met een maximaal resultaat want iedereen kon mij natuurlijk wel oppeppen met leuke en opbeurende berichtjes.

25


Uit: ‘Pak maar mijn hand’ van Nick en Simon

Pak nou maar m’n hand, laat mij de weg wijzen. Er is geen probleem als je keer op keer jezelf wil bewijzen, maar je kunt het niet alleen.


5 Opnieuw moet ik even afdwalen... vroeger toen ik een jaar of 17 was ging ik altijd met een leuk groepje stappen. Melige tieners waren we en meestal flink bezopen in het weekend. Ik was een echte kroegtijger. Mijn vriendinnetje Suus was klein van stuk en ik was erg lang, wat ons in de kroeg de bijnaam Pino en Ieniemienie gaf. Op de een of andere manier is dat Pino blijven hangen. Bas, vroeger in het cluppie en inmiddels de aanstaande van mijn vriendinnetje Suus, kwam met een plaatje met het logo van de CliniClowns, aangepast naar Pino met een rode fopneus en ‘de Pinoclowns’. Ik lag helemaal dubbel. Dit werd mijn mascotte, Pino (bigbird) rules, yeah! Per post kreeg ik ook direct de een na de andere Pino opgestuurd die ik voorzag van een T-shirtje met opdruk van het logo en mijn schoonmoeder liet ik paarse sokjes breien voor Pino. Pino gaat mij redden want Pino is lief. En Pino is voor als je ziek bent, dus Yannick kreeg er ook een, wat ie uiteraard fantastisch vond. Vanaf nu wijkt Pino niet meer van mijn zijde, welk onderzoek, welke behandeling dan ook. Pino is mijn vriend! Bas had het helemaal gesnapt, zo wilde ik ermee omgaan, niet in drama, daar heb je niets aan, maar met humor. Mijn opa zegt altijd dat ik moet blijven lachen, wat er ook gebeurt. En Oop weet alles want Oop is mijn held. Lachen maakt alle mensen beter, het maakt je hart lichter en je last beter te dragen. En dat ben ik hartgrondig met hem eens. Woensdag moest ik weer naar mijn werk en ik was stikzenuwachtig. Ik was inkomensbeheerder bij een kleine welzijnsorganisatie en ik beheerde het inkomen en de uitgaven voor een mannetje of honderd. Ik zat daar helemaal op mijn plek. Stuk voor stuk fijne collega’s, een goede werkgever en ik had bedacht dat dit de plek was waar ik oud ging worden. Mijn contract zou op 1 november aflopen en hoewel ze me absoluut wilden houden en heel tevreden over me waren wist ik niet of ze ook een kankerpatiënte wilden hebben, het betekende immers dat ik voorlopig niet op mijn werk zou kunnen verschijnen. En een zieke drukt direct op het budget, dat wist ik ook. 27


Ik was verschrikkelijk nerveus en hakkelend en hortend deed ik mijn verhaal aan mijn manager en directeur. Ik werkte op dat moment sinds een half jaar bij de organisatie en zoals gezegd: ik was daar helemaal op mijn best. Geen strijd, ik hoefde me niet te bewijzen en ik was daar goed zoals ik was. Dat had ik tot dan toe nog nooit meegemaakt bij een werkgever. Ik was eerder gewend dat je eigen collega’s de stoelpoten onder je vandaan trokken als ze er zelf beter van konden worden en de klant stond zeker niet centraal. Maar hier had ik het allemaal dik voor elkaar. Ik werkte hard en met plezier. Bij mijn baas schoten de tranen in zijn ogen en ook mijn manager schrok hevig. Ik had allerlei doemscenario’s in mijn hoofd, zoals dat ik naast kanker ook gelijk geen baan meer had. Roland, mijn baas zei: ‘Meid ik ben superblij dat we je in het team hebben, geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om jou weg te doen’. De bal die sinds het nieuws continu in mijn buik aanwezig was, verslapte zowaar, en ik voelde zo’n immense opluchting dat ik even niet kon stoppen met huilen. Na het gesprek ging ik verder met mijn werk en op een gegeven moment zei ik iets in de trant van: ‘Hè, wat ben ik toch een mazzelkont, ik ben helemaal gelukkig, wat een heerlijke dag’. Drie mensen keken me verbaasd aan... hoe krijg je dit je strot uit in deze situatie? Maar ik meende het echt, ik straalde helemaal, zo blij was ik, van opluchting dat ik mijn baan niet kwijt zou raken. De zon scheen uitbundig. Wat mij betreft weer een goed teken. Op weg naar huis voelde ik me heel kwetsbaar. Ik werd overvallen door een gevoel dat ik het allemaal niet wist en dat ik me er maar aan moest overgeven. Ik deed de radio aan en op dat moment werden Nick en Simon aangekondigd. Ze deden de soundtrack van ‘de Scheepsjongens van Bontekoe’, en dit was hun nieuwe release en voor het eerst op de radio te horen. ‘…Pak maar mijn hand, stel niet teveel vragen, je kunt niet alleen de wereld dragen...,’ en voor ik het wist stroomden de tranen over mijn wangen. Verdomme, hoe krijgen ze het voor elkaar, ik was mijn werkgever zo immens dankbaar en dit nummer beschreef precies hoe ik me voelde: kwetsbaar en zo klein (en da’s toch best knap voor een 120 kilo wegende vrouw van 1 meter 85). Ik voelde me beschermd en gedragen door dit soort dingen. Het was precies wat ik nodig had op dat moment. Het nummer was er gewoon ineens. 28


Vrijdag moest ik weer naar het ziekenhuis (geloof me, het went gauw) voor een rondje fotoshoots van mijn longen en een gesprek met de narcoticabrigade van het ziekenhuis, de afdeling PPP (pep, pijnstillers en prikken). Ik zou namelijk een onderzoek onder narcose krijgen om de schade op te nemen en ik moest de MRI in (wat een ongelofeloze takkeherrie!). Oké, weer even een zijspoortje… Heb je weleens een MRI-scan gehad? Nee? Nou als je het gevoel wilt ervaren hoe het is om levend begraven te worden en naar je eigen begrafenismuziek te luisteren (mits je van valse knarsende violen houdt) dan komt dat aardig in de buurt. Wat een hel! Ik had een cd van Bocelli meegenomen, lekker rustig, want ik ben toch wat claustrofobisch... en ik ben ook niet van de smalle zeg maar, dus ik was doodsbang dat ik klem zou komen te liggen (zou weer net een actie voor mij zijn, natuurlijk). Ik heb drie kwartier mijn ogen dichtgehouden en uiteindelijk doezelde ik helemaal weg (hoe is het mogelijk met die knerpende violen). Ze zeggen dat je er niets van voelt, maar ik voelde van alles door me heen golven, dus dat klopt niet. Al doet het geen pijn, het is wel een vervelend gevoel. Nadat ik doof en rozig weer buiten stond moest ik door naar de anesthesist voor het bespreken van de narcose. In de wachtruimte was het druk en naast me zat een forse vrouw de hele tijd te zuchten en te klagen. We raakten aan de praat, of eigenlijk, ze begon een heel verhaal tegen me af te steken, hoe erg het wel niet was wat ze had, en dat ze haar arm verkeerd gezet hadden en dat het allemaal te lang duurde, enfin niets was goed en het was net of er een grote stofzuiger naast me zat die al mijn energie wegzoog. Ik voelde me duidelijk moe en geprikkeld worden en na een kwartier was bij mij de maat vol. ‘En bla blabla, ja en waar zit u eigenlijk voor? Hebt u ook een gebroken arm?’ Het enige wat ik langzaam, duidelijk articulerend (jawel, ik had immers geoefend) en recht in haar ogen antwoordde was: ‘Ik heb KANKER’. Die blik.......stil....... Ook weer geregeld, wat een trut zeg. Val me niet lastig! Het werkt dus echt; van kanker is iedereen onder de indruk. Het is bijna alsof je een heel knappe prestatie hebt geleverd. Vanbinnen moest ik lachen, die houdt haar mond nu wel tegen me. Rust! Nog steeds ben ik vol vertrouwen in de goede afloop, en ik besef dat mijn schip is vastgelopen, alleen weet ik nog niet hoe en wat ik moet doen om het weer vlot te trekken. Ik heb altijd sterk de overtuiging 29


gehad dat een mens zichzelf ziek maakt, en dat je jezelf als mens ook weer beter moet kunnen maken, alleen de sleutel hiervoor heb ik nog niet gevonden. Alles gaat zo snel, het lijkt wel of ik in een rollercoaster ben gestapt die niet stopt, en ik heb bijna geen tijd om na te denken. Daarbij komt de informatie ook in brokjes binnen, want mijn hersenpan zit nog steeds in de rode waarden van de stressbegrenzer. Ik heb nooit geloofd dat de dingen zomaar gebeuren. Voor mij staat het lichaam in verbinding met de geest en kun je het niet als iets afzonderlijks beschouwen, maar ik wist ook dat ik in de afgelopen jaren niets met die overtuiging gedaan had. Ik had slecht voor mezelf gezorgd, want ik had ruim zeven jaar stevig gerookt, ik was in tien jaar erg veel aangekomen en sporten deed ik niet meer. (In mijn tienerjaren sportte ik soms wel 15 uur per week.) Ik zat veel in de auto en ik had een zittend beroep. Bovendien kunnen al die smaakversterkers en chemische zoetstoffen in je eten nooit gezond zijn. Ook al zeggen ze dat het geen kwaad kan... in mijn hart heb ik het nooit geloofd. Ook had ik de afgelopen jaren extreem veel spanning en stress meegemaakt, vooral op mijn vorige werk. Bij mijn huidige werkgever leerde ik voor het eerst me te ontspannen, hier werden de poten niet onder je stoel vandaan gezaagd, en hier hoefde ik niets te bewijzen en achter me te kijken of er niet iemand met een mes stond te zwaaien, klaar om hem vol in m’n rug te steken. Al die jaren ervoor als business consultant en applicatiebeheerder had ik alles gegeven, meer nog dan ik had. En dat niet even, maar jáááááren achter elkaar. Dit heet roofbouw op je lichaam plegen. Hmmmm, niet de meest handige keuze. Eigenlijk had ik er een klerezooi van gemaakt. De andere gedachte die steeds door me heen bleef spoken was dat alles wel erg op het juiste moment kwam. Een jaar eerder was ik 30 geworden en in oktober had ik voor het eerst een uitstrijkje laten maken waarbij bleek dat er niets aan de hand was. (Achteraf bleek dat er wel een ontsteking zat, maar daar werd niets mee gedaan omdat ik geen klachten had, dus wel een gemiste kans, maar goed dat is achteraf zeuren.) Vervolgens begon ik drie maanden later hevig te bloeden, zo erg dat ik nog maar een Hb-waarde van 4,6 had. Een waarde waarbij je volgens mij normaal gesproken een bloedtransfusie krijgt. Ik werkte toen bij de Action, en ik beulde me letterlijk af voor een hongerloontje. Ik zag het ook niet als baan, meer als betaald bewegen. Ik was daar gaan werken zodat ik geen gebruik hoefde te maken van een uitkering. Ik had me bedacht dat als ik herintreedster vanzelf wel weer werk van mijn eigen niveau zou kunnen vinden. En dat gebeurde 30


ook, en ik realiseerde me dat, als ik toen al de diagnose had gehad, ik pas echt met mijn handen in het haar had gezeten, want dan hadden we niet in ons huis kunnen blijven wonen. Dus alles kwam op het juiste moment, dat kan geen toeval zijn. Dus is het de bedoeling dat ik er iets mee doe, want waarom al die moeite als ik toch kapot ga? Dat gaat er bij mij dus niet in. Ik wist zeker dat het niet de bedoeling was om dood te gaan, wel om het radicaal anders te gaan doen. Maar hoe? In godsnaam HOE????? Pino van de Pinoclowns Ging trouw bij iedere behandeling met mij mee.

31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.