AUTHORITY ANALYSE VAN HET
S TA D H U I S Deel D
INHOUDSOPGAVE
DEEL A Voorwoord
Ruurd Roorda
Inhoudsopgave
A-5 A-6
Inleiding
Wouter Hilhorst
A-8
500 - 400 v.Chr.
Athene
Reinier Simons
A-19
1298 - 1532
Florence
Wieger Meijer
A-97
1448 - 1459
Gouda
Koen Hintzen
A-187
1648 - 1655
Amsterdam
Roland van Deelen
A-255
1886 - 1897
Hamburg
Rene Heuvelink
B-7
1911 - 1923
Stockholm
Ruud Heynen
B-125
1924 - 1931
Hilversum
Arjen Simonse
B-265
1936 - 1942
Heerlen
Jelmer van der Ploeg
C-7
1964 - 1968
Arnhem
Rick Melchers
C-81
2008 - 2009
Bronckhorst
Bas Kikkers
C-177
2009 - 2011
Nieuwegein
Danny Schoester
C-259
DEEL B
DEEL C
DEEL D
4
Onderzoeksvergelijking
D-6
Essays
D-36
Begrippenlijst
D-118
5
ONDERZOEKSVERGELIJKING
ALGEMENE CONCLUSIES
6
Toegang
D-8
Repetitie & ritme
D-10
Transparantie
D-12
Symmetrie
D-14
Ornamenten
D-16
Onderdelen van het stadhuis exterieur
D-18
Routing
D-22
Functie van de ruimte
D-24
Onderdelen van het stadhuis interieur
D-26
Domeinen
D-28
Raadzaal
D-32
7
TOEGANG
CONCLUSIE EXTERIEUR
In de conclusie van alle analyselagen die ingaan op de toegang van het stadhuis wordt een trend geconstateerd die zich in de latere jaren weer lijkt te breken. De conclusie laat een verhouding zien tussen het stadhuisplein, de (prominente) voorgevel en de hoofdingang. De positie die het stadhuis inneemt in de stad gaat gepaard met het stadhuisplein, uitstraling en de locatie van de hoofdingang. Door veranderlijke opvattingen over de positie van het stadhuis veranderd de trend. Op de Agora in Athene (500 v Chr.), wat letterlijk verzamelplaats betekent, werden allerlei activiteiten georganiseerd die het samenkomen van de burgerij voorzag. Naast de functie als verzamelplaats, gaf dit stadscentrum definitie aan de aangelegen bestuursgebouwen, omdat deze een positie innemen ten opzichte van het voor het publiek toegankelijk plein. De locatie waar de raad vergadert, het bouleuterion, verhoudt zich deels afzijdig met het plein, omdat het deels ommuurd en een kwartslag gedraaid is. Het gebouw van het dagelijkse bestuur, de tholos, is tevens ommuurd maar ligt met de ingang richting de Agora. De volksrechtbank, heliaia, sluit met de ingang direct aan op het plein. De relatie die de gebouwen met verschillende functies aangaan tot het plein uiten zich in de locatie van de ingang, waarmee zij de mate van toegankelijkheid bepalen. De toegankelijkheid vanaf het stadhuisplein heeft lange tijd stand gehouden, aangezien het de plein de relatie aangaat tot het stadhuisgebouw en de koppeling is tussen burger en bestuur. Het stadhuisplein werd vanuit het stadsbestuur aan de burgerij geschonken, wat het een openbaar domein
8
Onderzoeksvergelijking
maakte. Dit gebeurde bij het Palazzo della Signoria in Florence (1298) met zijn gelijknamige plein Piazza della Signoria. Vanaf dit plein werd het stadhuis benaderd op zijn meest prominente gevels, de noorden westgevel. De hoofdtoegangsmogelijkheden zijn tevens gesitueerd aan deze gevels, echter in het geval van de westgevel heeft de hoofdingang zelf geen vooraanstaande positie ingenomen op het gevelbeeld. Deze ondergeschikte rechtse positie, symboliseert mogelijk de ontoegankelijkheid van het gebouw destijds. Dit wordt versterkt doordat de deur zelf enorm en massief is uitgevoerd. Een prominente voorgevel met tevens een prominent aanwezige hoofdingang kan terug gevonden worden in de stadhuizen van Gouda (1448), Amsterdam (1648) en Hamburg (1897). In deze gevallen is de ingang centraal gepositioneerd aan de voorgevel en lijkt de gehele gevel zich om deze ingang te concentreren. Hoewel de ligging van het stadhuis in Gouda midden op het plein was, werd de voorgevel met hoofdingang bewust naar de belangrijkste waterdoorgang in het zuiden van de stad gericht. Een differentiatie in deze gedachte is gemaakt bij het stadhuis van Stockholm (1923) waar de meest prominente gevel die vanuit de stad aanschouwd kan worden als de oostgevel geacht wordt. Echter het betreden van het gebouw gebeurd via de noordzijde, welke tevens niet gelegen is aan een publiekelijk plein. Door de plaatsing van de ingang aan een zijgevel leert de bezoeker meerdere gezichten van het gebouw kennen voordat het betreden wordt. Een dergelijke aanpak is ook terug te vinden in het stadhuis van
Hilversum (1928) waar overigens de hoofdingang zich wel aan de voorgestelde voorgevel bevindt. Echter staat het gebouw in een tuinstaddorp met een omliggend ‘stadhuispark’ waardoor het gebouw eerst wordt ervaren voordat men het betreedt. Zoals bij vele stadhuizen het geval is, worden meerdere ingangen gebruikt voor verschillende doeleinden. Het is echter in Heerlen (1936) het geval dat op beide kopgevels een ingang is geplaatst die aansluit op een plein. Hiermee worden de scheiding tussen de administratieve en representatieve functies nog verder versterkt. De ingang aan het grootste plein die toegang biedt tot de representatieve kant van het stadhuis kan gezien worden als de hoofdingang, echter door deze scheiding van functies valt de importantie van de achteringang niet te onderschatten. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat de ene kopgevel de andere niet in grote mate overtreft, wel wordt hierdoor de relatie aangegaan tussen het belang van de functies en de manier waarop het gebouw benaderd wordt. Een andere manier waarop een stadhuis toegang biedt aan de burger is te zien in de stadhuizen van Arnhem (1968) en Nieuwegein (2011). Deze relatief nieuwe stadhuizen met hun stadhuispleinen maken onderdeel uit van het functioneren van de stad. Het plein in Arnhem wordt kan gebruikt worden als doorsteek route in het stadcentrum, maar biedt tevens als inleiding tot het gebouw. Het stadhuisplein geeft hier in wezen geen duidelijke aanleiding meer tot het gebouw en de hoofdingang. Het stadhuisplein en stadhuis in Nieuwegein is onderdeel van de routing door de stad en het gebouw zelf deelt haar
functie met winkels en een bibliotheek. Door het alzijdig karakter van het gebouw dringt zich geen directe plein, voorgevel en hoofdingang op. De verhoogde hoofdingang zelf is wel prominent aanwezig, maar vervalt in de gevel naast de ingang van het winkelcentrum. Het gemeentehuis van Bronckhorst (2009) sluit deze reeks goed af, waarbij de hoofdingang voor bezoekers en medewerkers gescheiden is door de plaatsing op verschillende gevels. Door de ligging in het landschap is naast de oprit en de parkeerplaats geen echt stadhuisplein te herkennen. Een prominente gevel met hoofdingang is hiermee ook niet uitdrukkelijk aanwezig, maar bevinden de ingangen zich in glazen gevels tussen de twee ogenschijnlijk losse gebouwvolumes.
Algemene conclusies
9
REPETITIE EN RITME
CONCLUSIE EXTERIEUR
Veel van de stadhuizen hebben een duidelijk ritme, dit wordt over het algemeen veroorzaakt door diverse repeterende elementen. In hoofdzaak zijn het de raamkozijnen welke diverse malen worden herhaald, echter bij de oudere stadhuizen betreffen dit ook ornamenten en pilasters. In de loop van de jaren is de ornamentiek op de gevel minder nadrukkelijk aanwezig en doet deze dan ook niet meer mee met de repeterende elementen. De verklaring voor het gebruik van veel repeterende elementen is dat dit de bouw goedkoper maakt en tevens verkleint het de kans op bouwfouten. Hetzelfde geldt voor het gebruik van een duidelijk ritme, je kan veel dezelfde elementen toepassen. Indien de repetitie in een gevel sterk aanwezig is, dan is de functie lastiger vanaf de buitenkant af te lezen, alles lijkt hetzelfde te zijn. Het stadhuis krijgt hierdoor wel een strakke en zakelijke uitstraling. Het gebruik van repeterende elementen in het stadhuis van Hilversum lijkt ver te zoeken. Wanneer de gevel goed bestudeerd wordt, herken je op diverse plaatsen toch dezelfde raampartijen. Ondanks dat het gebouw uit vele geschakelde volumes bestaat, zorgen de ramen voor een eenheid van het stadhuis. Heerlen vormt met de ritmiek een uitzondering op de overige stadhuizen. Hier is in de gevel geen duidelijke ritmiek te herkennen. Echter wanneer er beter naar het gevelmateriaal gekeken wordt, is hierin wel een duidelijk structuur te herkennen. Het gevelmateriaal kan in meerdere stadhuizen een rol spelen in de ritmiek van de gevel, echter valt deze bij de overige stadhuizen weg tegen de ritmiek van bijvoorbeeld de raampartijen. In het stadhuis van Nieuwegein zijn
10
Onderzoeksvergelijking
geen duidelijk herkenbare repeterende elementen aanwezig, dit wordt veroorzaakt door de tweede gevel. Doordat er geen repeterende elementen aanwezig zijn, is er ook lastig een ritme te ontkennen in het gebouw. Doordat deze elementen lastig tot niet terug te vinden zijn, wordt het gebouw een stuk autonomer. Ritme en repetitie versterken over het algemeen het gevelbeeld, repeterende elementen zorgen voor de samenhang in een gebouw. Een sterk ritme in combinatie met repeterende elementen zorgen voor een statisch en autoritair gebouw.
Algemene conclusies
11
TRANSPARANTIE
CONCLUSIE EXTERIEUR
In de analyse die zich focust op de transparantie van de gevel zijn grote verschillen waar te nemen tussen de geanalyseerde stadhuizen. Verschillen in transparantie die zijn ontstaan door een verandering van opvatting over thema’s als gevelcompositie, daglicht, maakbaarheid en functie van achterliggende ruimtes. Het uit willen stralen van een open en transparantie organisatie blijkt vooral in recente stadhuizen een belangrijk thema. De geanalyseerde gebouwen van de Agora in Athene (500 – 400 v.Chr.) kennen vrij gesloten gevels met vaak maar aan één zijde grote openingen. Het ontbreken van daglichttoetreding in deze gebouwen zorgt ervoor dat de aanwezige openingen hierdoor minder snel worden ervaren als transparant. Wel zorgt het ontbreken van een fysieke scheiding in de vorm van deuren of ramen ervoor dat de relatie tussen buiten en binnen sterk aanwezig is. De stadhuizen van Gouda (1448), Amsterdam (1648) en Hamburg (1897) kennen een strenge symmetrische gevelcompositie waarin transparante raampartijen een belangrijke rol vervullen. Doordat de mogelijkheid om grote glasvlakken te produceren nog niet bestond, werden ramen opgebouwd uit kleinere glasvlakken om zo toch het nodige daglicht binnen te krijgen. De invloed van maakbaarheid is eveneens terug te zien in de stadhuizen van Florence (1298) en Stockholm (1923) waar ook de grote raampartijen opgebouwd zijn uit kleine glasvlakken. Een opvallende constatering is de gesloten plint van het Palazzo Vechio, het gebouw kent hierdoor een lage mate van transparantie, wat wellicht symbool staat voor de weinig transparante heersende macht
12
Onderzoeksvergelijking
destijds. Bij de raadhuizen van Stockholm (1923), Hilversum (1928) en Heerlen (1936) speelt de leesbaarheid van de gevel en de achterliggende functie een belangrijke rol. Bij deze gebouwen valt er een duidelijk onderscheid te maken tussen representatieve- en administratieve functies. Onderscheid tussen deze twee hoofdfuncties wordt verkregen door een grote mate van variatie van raampartijen in het representatieve deel en een veel consequenter doorgevoerde gevelcompositie in de delen waar voornamelijk kantoren ondergebracht zijn. In Stockholm wordt het belang van achterliggende functies versterkt doordat bij belangrijke functies de raampartijen twee verdiepingen hoog zijn uitgevoerd, dit wordt bijvoorbeeld toegepast bij raadzaal. Tussen de stadhuizen van Heerlen en Stockholm is er een groot contrast in de wijze waarop de raadzalen naar buiten toe communiceren. In Heerlen is dit volledig gesloten alsof er niet gezien mocht worden wat er zich binnenin afspeelt, terwijl Stockholm door gebruik te maken van grote raampartijen juist geen geheimen lijkt te hebben voor de burgers. Ook in het stadhuis van Arnhem (1968) onthullen grote transparante vlakken de achterliggende functies als entree en raadzaal. Maakbaarheid, daglichttoetreding en het nastreven van stijl of gevelcompositie waren in het verleden bepalend voor de gevelcomposities van de stadhuizen en daarmee direct van invloed op de transparantie van het gebouw in zijn geheel. In de meest recent gebouwde stadhuizen als dat van Bronckhorst en Nieuwegein wordt transparantie vaak
ingezet als metafoor om een transparante organisatie weer te geven en daarmee openheid uit te stralen naar de burger toe. Deze verschillende opvattingen op diverse thema’s hebben door de jaren heen geleid tot grote variëteit in geveltransparantie van de geanalyseerde stadhuizen.
Algemene conclusies
13
SYMMETRIE
CONCLUSIE EXTERIEUR
Bij de analyse compositie gevels, het onderdeel symmetrie, wordt gezocht naar diverse gespiegelde elementen. Het doel hierbij is het vinden van bepaalde gelijkenissen tussen de verschillende stadhuizen door de jaren heen. Overeenkomstig zijn de bestuursgebouwen van het oude Athene (500-400 v.Chr.) en de stadhuizen van Gouda (1448), Amsterdam (1648) en Hamburg (1897). Enige uitzonderingen daar gelaten kenden/kennen deze bouwwerken een strenge symmetrische gevelcompositie. Gelet op het jaartal wijkt het stadhuis van Florence (1298) af van de lijn der verwachting. Op het eerste ogenblik lijkt Palazzo Vecchio door haar expliciete vorm volledig buiten een symmetrie te vallen. Echter, wanneer wordt gekeken naar de gevelvlakken zijn enkele symmetrische delen te vinden in de noord- en westgevel. Met het stadhuis van Stockholm (1923) lijkt er een ommekeer voor de fascinatie van symmetrie aanstaande. Hoewel het gemeentehuis, naar het ontwerp van architect R. Ă–stberg, uit symmetrische elementen bestaat vormen ze samen geen symmetrisch gebouw. Eenzelfde gelijkenis is waar te nemen in de gevelopbouw van het raadhuis van Hilversum (1928) waar W.M. Dudok zeer bewust gekozen heeft voor een asymmetrische compositie. Echter, wanneer de gevels nader worden bekeken blijken er toch verschillende symmetrievlakken in te zitten. Het doorbreken van symmetrie zorgt er niet voor dat de rust wegvalt. Het is de architect gelukt om een evenwichtig gebouw te ontwerpen waarbij de compositie van het gebouw een balans geeft en rust uitstraalt. De wijze waarop de architect F. Peutz de
gevelcomposities van het raadhuis van Heerlen (1936) heeft vormgegeven liggen hier in het verlengde van en vertoont gelijkenissen in symmetrie met de voorgaande bouwwerken. Er wordt een continu spel gespeeld met symmetrische en asymmetrisch vlakken, waarbij het geheel toch een eenheid vormt. Het gemeentehuis van Arnhem (1968), is meerdere malen uitgebreid vanuit het vroeg renaissancistische en tevens tweezijdig symmetrische Huis van Maarten van Rossum. Belangrijke functies binnenin het gebouw zijn aan de buitenzijde zichtbaar door de toegepaste symmetrie, zoals de burgerzaal en de raadszaal. Eenzelfde gedachte is waarneembaar in het gemeentehuis van Bronckhorst (2009) waarbij symmetrie enkel zichtbaar wordt in gevels met daarachter liggend een belangrijke functie. Zo is het gebruikt bij de entree, om de bezoeker te leiden of inzicht te verschaffen. De architect trekt hiermee, bewust of onbewust, de aandacht van de bezoeker. In de gevarieerde gevel met uitsparingen en uitstulpingen van het gemeentehuis van Nieuwegein (2011) is geen symmetrie meer in te ontdekken. Vanaf de bestuursgebouwen van Athene tot aan het stadhuis van Nieuwegein valt er na de analyse een afname in symmetrie te constateren. Het toenmalige bestuurssysteem en de veranderende bouwstijl zijn hier mede verantwoordelijk voor. De bestuursgebouwen en stadhuizen aan het begin van de tijdsbalk zijn helder van opzet met een grote mate van orde en proportie, in de stijl van het classicisme of renaissance. Zij kenmerkten zich door symmetrische gevelvlakken. In de 20e eeuw werden dat onder invloed van het Nieuwe Bouwen en het
Kubisme verschillende symmetrische onderdelen die samen een evenwichtig gebouw vormden. Om te eindigen in de 21e eeuw waar symmetrische vlakken in asymmetrische gevels worden gebruikt om aandacht te vestigen op specifieke openingen of ruimtes achter de gevel.
Symmetrie Symmetrie Uitzondering
14
Onderzoeksvergelijking
Symmetrie: gevelcompositie
Algemene conclusies
15
ORNAMENTEN
CONCLUSIE EXTERIEUR
Algemeen valt er binnen de categorie ‘ornamenten’, een tweedeling in op te maken. Enerzijds de oude stadhuizen die veelal rijkelijk versierd zijn met ornamenten en anderzijds de stadhuizen in de laat 20ste eeuw die juist een gebrek aan ornamenten tonen. De oude stadhuizen die we in de analyse hebben opgenomen zijn stuk voor stuk steden die zichzelf op de kaart wilden zetten, dit hebben ze gedaan door het stadhuizen een statig karakter mee te geven en rijkelijk te versieren met ornamenten. In deze categorie horen achtereen volgens: Athene (2.000 v. Chr.), Het was de hoofdstad van de Griekse rijk toen der tijd het grootste rijk op de wereld. Florence (1200), Hoofdstad van de regio Toscane en een belangrijk handelscentrum. Gouda (1450), concurreerde met andere steden in die tijd om de belangrijkste stad tussen Amsterdam en Den Haag te worden. Amsterdam (1650), zag zichzelf als centrum van de wereld en dit moest het stadhuis ook uitstralen. Hamburg (1870), Belangrijke stad + staat in het Duitse Keizerrijk (1871-1918). Stockholm (1923), Hoofdstad van Zweden. Heerlen (1940), door de opkomst van de mijnbouw in Zuid-Limburg wilde Heerlen zich manifesteren als centrum van deze industrie. Vaker waren de ornamenten een verfraaiing van de constructie. Dit is te zien in o.a. de Dorische zuilen van Athene, spitsbogen in Florence en Gouda, gedecoreerde kolommen in Amsterdam, vele beeldhouwwerken in Hamburg en de elementen die als ornament te bestempelen zijn in Heerlen verwijzen naar de grondleggers van de stad, namelijk
de Romeinen. De nieuwe stadhuizen die we in de analyse hebben opgenomen die vrijwel geen ornamenten bevatten zijn: Hilversum, Arnhem, Bronckhorst en Nieuwegein. Deze nieuwere stadhuizen hoeven zichzelf niet meer te bewijzen als stad zijnde. De nieuwe stadhuizen willen eerder toegankelijkheid en laagdrempeligheid uitstralen dit in tegenstelling tot de oude stadhuizen. Toch herbergen de nieuwe stadhuizen ornamenten op subtiele wijze. De luiken van het stadhuis van Bronckhorst zijn verfraaid met aan de buitenzijde het Gelderse landschap ingegraveerd en aan de binnenzijde belangrijke archiefstukken voor de gemeente. Ook de tweede huidgevel van het stadhuis in Nieuwegein heeft een diepere betekenis, het patroon op deze gevel is bedrukt met een arabesk raster. Dit patroon verduidelijkt in Moorse gebouwen de scheiding tussen privé en openbare ruimten.
Functionele verfraaiing Ornament
16
Onderzoeksvergelijking
Ornamenten: voorgevels Gouda, Amsterdam, Bronckhorst, Nieuwegein
Algemene conclusies
17
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUC
DUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
ONDERDELEN VAN HET STADHUIS
CONCLUSIE EXTERIEUR
Trap, toren, klok, bordes, balkon en vlaggenmast zijn gebouwonderdelen die vaak voorkomen in stadhuizen daarom als typisch voor stadhuizen benoemd kunnen worden. Deze onderdelen onderscheiden een stadhuis vaak van andere gebouwen in de stad en maken het gebouw herkenbaar als zijnde een stadhuis. Dit geldt voor bepaalde elementen natuurlijk sterker dan voor anderen; ook de combinatie van elementen speelt een grote rol. Een trap is vaker noodzakelijk en vele malen gebruikelijker dan bijvoorbeeld een klok of een toren en daarom ook minder onderscheidend en herkenbaar. Daarnaast heeft een trap zijn gebruiksfunctie nog niet verloren terwijl dit voor een toren wel het geval is. Echter zou je kunnen zeggen dat een symbolische functie net zo belangrijk is, op deze manier kan een toren of een vlaggenmast nog wel degelijk functioneel zijn. Deze symbolische functie kan bovendien ook voor de nog zuiver gebruiksfunctionele onderdelen gelden en draagt in grote mate bij aan het onderscheid met de context en het herkenbaar maken van het gebouw. Wanneer er wordt gekeken naar de ontwikkeling van deze elementen dan valt op dat veel van deze elementen al in een vroeg stadium aanwezig waren. De agora van Athene, wat nog niet echt als stadhuis benoemd kan worden, mist nog veel van de elementen. Er is enkel een trap en bordes aanwezig die bovendien niet erg prominent zijn. Wanneer we de stap maken naar de stadstaat Florence zijn met uitzondering van de vlaggenmast alle elementen aanwezig. De toren had toen nog wel een gebruiksfunctie als uitkijkpunt en ook een klok
was in die tijd nog zeer functioneel. In Gouda heeft de toren eigenlijk al een voornamelijk symbolische functie; deze is te laag om als uitkijkpunt te kunnen dienen. Opvallend in Amsterdam is dat uitstekende elementen als een balkon of een bordes ontbreken. Het is de vraag of dit met de classicistische bouwstijl te maken heeft of dat het iets specifiek voor dit gebouw is. Het zorgt er wel voor dat het gebouw een meer gesloten uitstraling heeft. In het 19e-eeuwse stadhuis van Hamburg zijn nog steeds alle elementen aanwezig. Hoewel vele in die tijd hun gebruiksfunctie al verloren hadden lijkt het wel alsof het des te groter en meer aanwezig is. Dit is misschien te verklaren doordat rond die tijd het gevoel van een verbondenheid met land en stad steeds meer ervaren en uitgedrukt werd. Hier doet ook de drager van een landelijk of stedelijk symbool, de vlaggenmast, zijn intrede in het gebouw. Misschien dat Stockholm als hoogtepunt van dit nationalistische gevoel gezien kan worden. Het gebouw is gebouwd in een nationaal-romantische stijl en staat als het symbool voor heel Zweden. Alle typische stadhuis onderdelen zijn in dit gebouw aanwezig en er zijn zelfs acht torens. Het raadhuis van Hilversum kan gezien worden als een gebouw dat staat op een belangrijk omslagpunt in de architectuur van stadhuizen. Veel van de elementen zijn nog steeds aanwezig, maar zijn geabstraheerd in modernistische vormen of zeer lastig te ontdekken. De toren die al wel een moderne vorm heeft is echter nog steeds zeer prominent en bepalend voor het gebouw. Rond deze tijd deed het modernisme en het functionalisme zijn intrede in de
architectuur. Daarnaast werd ook de overheid en de samenleving steeds meer ingericht op efficiĂŤntie en economisch voordeel en werden symbolen minder belangrijk. Deze ontwikkelingen in de samenleving en de architectuur zijn in het raadhuis van Hilversum al duidelijk zichtbaar. In het raadhuis van Heerlen is voor de eerste keer de toren verdwenen. Ook dit gebouw staat op het omslagpunt alleen is er in dit geval voor gekozen de toren juist achterwege te laten. Met het verlies van het grootste en meest prominente element verliest het stadhuis een groot deel van zijn herkenbaarheid. In Arnhem zijn enkel een trap, balkon en vlaggenmast nog aanwezig. Bovendien zijn de vlaggenmasten hier voor het eerst los van het gebouw geplaatst. Wanneer we als laatste kijken naar de stadhuizen van Bronckhorst en Nieuwegein zien we dat er enkel nog plaats is voor de functionele trap en als enig symbool de vlaggenmast naast het gebouw. De onderdelen van een stadhuis zijn vaak ontstaan vanuit een bepaalde gebruiksfunctie die in de loop van de tijd een symboolfunctie is geworden. Eind 19e, begin 20e eeuw was deze symboolfunctie op zijn hoogtepunt en waren alle elementen in volle glorie in stadhuizen aanwezig. Onder invloed van veranderde architectonische opvattingen en een veranderende samenleving en overheid zijn veel van deze typische onderdelen tegenwoordig verdwenen of sterk geabstraheerd.
Trap Toren Bordes Vlaggenmast Balkon Klok
18
Onderzoeksvergelijking
Athene
Florence
Gouda
500-400 BC
1298-1532
1448-1459
Amsterdam 1648-1655
Hamburg 1886-1897
Stockholm 1911-1923
Hilversum 1924-1931
Heerlen
Arnhem
1936-1942
1964-1968
Bronckhorst
Nieuwegein
2008-2009
2009-2011
Ontwikkeling onderdelen van het stadhuis
Algemene conclusies
19
chek-studentenversie
Trap Toren Bordes Vlaggenmast Balkon Voorgevel raadhuis Hamburg 1:500, onderdelen zijn groot en prominent aanwezig
20
Onderzoeksvergelijking
Klok
GSEducationalVersion
1 2
5
10
20 meter
Gevels gemeentehuis Bronckhorst 1:500, typische onderdelen zijn verdwenen
Algemene conclusies
21
ROUTING
CONCLUSIE INTERIEUR
Entree Kijkend naar de geanalyseerde stadhuizen is er niet echt een fundamentele conclusie te trekken met betrekking tot de routing door het gebouw. De entree is hier een goed voorbeeld van. Door de jaren heen zijn er verschillende stadhuizen ontworpen met een gemeenschappelijke ingang, voor zowel de medewerker als de burger, maar ook stadhuizen met een gescheiden ingang. Waar Palazzo Vecchio (1298), Stadhuis Hilversum (1928) en Nieuwegein (2011) een gescheiden ingang hebben, bezitten stadhuis Gouda (1448), Heerlen (1936) en Bronckhorst (2009) een gemeenschappelijke ingang. Duidelijk mag zijn dat de keuze van een gemeenschappelijke of gescheiden ingang niet aan een bepaalde tijd toegeschreven kan worden. Scheiding werknemers en burgers Opvallend is de scheiding tussen de burgers en de werknemers. In de meeste stadhuizen is er een duidelijke scheiding zichtbaar. Publieke functies zijn toegankelijk voor zowel de burger als de werknemer, terwijl de werkplekken alleen toegankelijk zijn voor de werknemers. Het is ongebruikelijk dat de burger hier komt. Er zijn een aantal uitzonderingen waaronder het Paleis op de Dam (1648) en het stadhuis in Hilversum (1928). In Amsterdam loopt de routing van de burger vlak langs de werkkamers van het bestuur en in Hilversum is nagenoeg alle verkeersruimte in het gebouw toegankelijk voor de burger. Wel kan er geconcludeerd worden dat door de jaren heen een verandering in de hiĂŤrarchie tussen burger en werknemer is ontstaan. Tot en met stadhuis Heerlen kende de stadhuis een horizontale scheiding
22
Onderzoeksvergelijking
tussen de werknemer en burger, en kon men vrij diep verticaal in de gebouwen komen. In Bronckhorst (2009) en Nieuwegein (2011) is er een duidelijke verticale scheiding zichtbaar. In Nieuwegein kan de burger maar tot en met de 4de verdieping komen, terwijl de werkplekken van de werknemers en het bestuur op de 4de tot en met de 6e verdieping zijn gesitueerd. Vrije routing Daarnaast valt er te concluderen dat vanaf stadhuis Stockholm (1923) de burger meer keus krijgt in de routing die men aflegt. De stadhuizen voor Stockholm kennen een strakkere routing tot waar de burger mocht komen. EĂŠn route leidde de burger naar de plaats van bestemming. Door de jaren heen krijgt de burger meer bewegingsvrijheid. Er ontstaan meerdere ingangen en verschillende routes zijn mogelijk. Nieuwegein (2011) is een goed voorbeeld van een vrije routing door het gebouw. Open vloervelden geven de burger de mogelijkheid om het gebouw op zijn eigen manier te doorkruisen. Het ontstaan van een open structuur geeft de bezoeker het gevoel van meer vrijheid, terwijl de scheiding tussen het bestuur en de burger juist sterker aanwezig is.
Algemene conclusies
23
FUNCTIE VAN DE RUIMTE
CONCLUSIE INTERIEUR
Bij de analyse functie van de ruimte wordt gezocht om de functies binnen het gebouw in kaart te brengen, het doel hiervan is het vinden van overeenkomst tussen de stadhuizen.
Schema 1 Werkruimte
24
Onderzoeksvergelijking
Ceremoniële ruimte Trouwzalen, de vierschaar, rijk gedecoreerde ruimtes, een kapel en soms zelfs de burgerzaal zijn allemaal deel van het type ceremoniële ruimte. Deze ruimten worden gebruikt om te celebreren, de functie maakt het een ruimte met allure. Een prominente plaats binnen het stadhuis hoort erbij, in Hamburg (1897) is er een ceremoniële ruimte geplaatst in het basement van de toren, in Stockholm (1923) is er een ceremoniële route uitgezet aan de meest prominente gevel, Hilversum (1928) plaatst haar ceremoniële ruimte in de gebouwvolumes die het geheel overstemmen. Nieuwegein (2011) accentueert dit type ruimte door zijn positie naast een monumentale trap, en door middel van een afwijkende vormentaal binnen het geheel van de geometrie. Omdat de ceremoniële ruimte een nogal variabele toegankelijkheid kent, wordt de ruimte nabij het publieke domein geplaatst, aan belangrijke routes binnen de structuur van het stadhuis op de begane grond of de eerste verdieping. Bovendien heeft de ceremonie een sterke relatie met ontvangsten bijeenkomstruimtes, deze trend is zichtbaar in Amsterdam (1648), Hamburg (1897), Stockholm (1923), Hilversum (1928), Arnhem (1964), Bronkhorst (2009), en Nieuwegein (2011). Stockholm (1923) concentreert de ceremoniële- de bijeenkomstruimtes op de eerste verdieping van het representatieve blok.
verdieping 6
verdieping 6
verdieping 5
verdieping 5
verdieping 5
verdieping 4
verdieping 4
verdieping 4
verdieping 3
verdieping 3
verdieping 3
verdieping 2
verdieping 2
verdieping 2
verdieping 1
verdieping 1
verdieping 1
begane grond
begane grond
begane grond
kelder
kelder
kelder
Schema 2 Bijeenkomstruimte
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
verdieping 6
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
Werkruimte De kantoren van ambtenaren hebben een verandering ondergaan sinds de oorsprong der stadhuizen, hoewel er tot en met het stadhuis van Arnhem (1964) vooral gebruik werd gemaakt van een traditionele hokjes-indeling, hebben de nieuwe stadhuizen van Bronckhorst (2009) en Nieuwegein (2011) een open vloerplan waarbij de werkplekken flexibel verdeeld zijn met hier en daar enkele concentratieplekken of vergaderruimtes. Bij vrijwel alle stadhuizen zijn de werkplekken verdeeld over alle verdiepingen, in een enkel geval, zoals in Gouda (1448), beginnen de werkplekken pas op de eerste verdieping, wellicht is dit eerder te wijten aan de grootte van het stadhuis. De grootschalige stadhuizen van Florence (1297), Amsterdam (1648), Stockholm (1923) en Heerlen (1936) hebben hun werkplekken geconcentreerd aan de buitenzijde van het gebouw, als een schil om andere functies of binnenplaatsen heen. Florence (1298), Stockholm (1923) en Heerlen (1936) maken gebruik van een tweedeling in het stadhuis, bestaande uit een representatief- en administratief blok. De administratieve vleugel heeft een hogere concentratie van werkplekken.
Bijeenkomstruimte De ruimtes waar men samenkomt om te discussiëren, bespreken of vieren, zoals de raadzaal, rechtbank, vergaderruimtes, schepenzaal en spreekkamers, worden zodanig gepositioneerd binnen het volume dat er een relatie ontstaat met de context, maar tegelijkertijd een afstand wordt behouden met het publiek. Dit bereikt men door de eerste verdieping te benutten. De bijeenkomstruimtes waar burgers geen gebruik van mogen maken verkrijgen zodanig een positie die minder direct bereikbaar is en worden dan ook geplaatst in de nabijheid van werkplekken. Deze indeling wordt gebruikt in Florence (1298), Amsterdam (1648), Hamburg (1897), Stockholm (1923), Hilversum (1928), Arnhem (1964), Bronckhorst (2009) en Nieuwegein (2011).
Schema 3 Ceremoniële ruimte
Schema 4 Ontvangstruimte
Facilitaire ruimtes De facilitaire ruimtes dienen ter ondersteuning van het functioneren van het stadhuis in zijn geheel, naast technische ruimtes, kunnen dit ook bijvoorbeeld sanitaire voorzieningen zijn. Een duidelijke concentratie van deze functie is vindbaar in de kelder of de begane grond, vaak onder ontvangst-, ceremoniële- of bijeenkomstruimtes, zoals het geval is in de stadhuizen van Florence (1298), Hamburg (1897), Stockholm (1923), Hilversum (1928), Heerlen (1936), Arnhem (1964) en Bronckhorst (2009). Daarnaast zijn er stadhuizen waar de bovenste verdieping gebruikt wordt als facilitaire ruimte in de vorm van een archief, dit vindt plaats in de stadhuizen Gouda (1448), Amsterdam (1648) en Stockholm (1923). Ten slotte is de facilitaire ruimte te vinden in alle verdiepingen, namelijk op structurele wijze verticaal verdeeld, meestal in of nabij verticale transportruimte. Deze variant herkennen we in de stadhuizen van Amsterdam (1648), Stockholm (1923), Hilversum (1928), Arnhem (1964) en Bronckhorst (2009). Nieuwegein (2011) is een uitzondering omdat het uitsluitend gebruikt maakt van verticale, structureel verdeelde facilitaire ruimte.
Externe functies Enkele van de stadhuizen bezitten ruimtes die geen directe bijdrage hebben aan het functioneren als bestuursorgaan, deze kunnen beschreven worden als externe functies. Deze delen van het stadhuis bestaan uit een woning voor de cipier of conciërge, een bibliotheek, winkel of restaurant. Deze functies zijn meestal zodanig gepositioneerd dat ze als een afzonderlijk onderdeel binnen het stadhuis kunnen functioneren. Het stadhuis van Hilversum (1928) doet dit door de woning van de conciërge in een losstaand blok te plaatsen, zo is het wel onderdeel van het stadhuis, maar wordt het op afstand gehouden. Andere stadhuizen die deze functie wel scheiden, maar in mindere mate, zijn de stadhuizen van Gouda (1448), Amsterdam (1648), Stockholm (1923), en Bronkhorst (2009). Florence (1298) moet deels buiten beschouwing gelaten worden, één van de verdiepingen is namelijk in privaat bezit. Nieuwegein (2011) is ook een uitzondering, de winkels en bibliotheek in het stadhuis zijn zodanig geïntegreerd dat de openbare functies vervlochten zijn met het bestuursorgaan, onderling zijn deze echter sterk van elkaar gescheiden.
verdieping 6
verdieping 6
verdieping 5
verdieping 5
verdieping 5
verdieping 4
verdieping 4
verdieping 4
verdieping 3
verdieping 3
verdieping 3
verdieping 2
verdieping 2
verdieping 2
verdieping 1
verdieping 1
verdieping 1
begane grond
begane grond
begane grond
kelder
kelder
kelder
Schema 5 Facilitaire ruimte
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
verdieping 6
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
Agora Florence Gouda Amsterdam Hamburg Stockholm Hilversum Heerlen Arnhem Bronckhorst Nieuwegein
Ontvangstruimte De ruimtes waar het publiek of belangrijke gasten worden ontvangen staan in de meeste gevallen nauw in verband met de openbare ruimte, de plaatsing van dit type ruimte is daardoor op de verdiepingen die sterk in verbinding staan met het maaiveld. Het stadhuis van Florence (1298) maakt gebruik van deze ruimte om haar bezoekers te imponeren. Tevens worden deze ruimtes/hallen gebruikt als centrale ontsluiting van het stadhuis, zoals duidelijk te zien is in Gouda (1448), Hamburg (1897), Hilversum (1928), Heerlen (1936), Bronckhorst (2009) en Nieuwegein (2011). De ontvangstruimte wordt in de stadhuizen van Hamburg (1897), Stockholm (1923) en Heerlen (1936) bovendien gebruikt om burgers dieper in het gebouw te kunnen opvangen, nabij werkruimtes.
Schema 6 Externe functie
Algemene conclusies
25
ONDERDELEN VAN HET STADHUIS
CONCLUSIE INTERIEUR
Voor de analyse onderdelen van het stadhuis wordt de plaatsing van bestuurlijke en representatieve ruimten in het stadhuis onderzocht. Het doel hiervan is om de overeenkomstige of tegenstrijdige eigenschappen van de verschillende ruimten in de stadhuizen in kaart te brengen. In deze laag wordt speciaal gekeken naar de publieke zaal, raadzaal, trouwzaal, burgemeesterskamer, bestuurskamer en de kamers voor de wethouders. Vanuit de entree zijn meestal de publieke zalen, veelal ook wel de Burgerzaal genoemd, direct toegankelijk. Deze zalen zijn centraal in het gebouw gelegen en bieden vaak toegang naar de overige functies van het stadhuis. De belangrijkste representatieve ruimte van het stadhuis is de raadzaal, de ruimte waar de raadsvergaderingen plaatsvinden. Met uitzondering van de Agora in Athene (500 – 400 v.Chr.) en het gemeentehuis van Bronckhorst (2011) zijn de meeste raadzalen op de eerste verdieping geplaatst. In de Agora was er een apart raadsgebouw en in Bronckhorst was de raadzaal opvallend genoeg op de begane grond tussen de entree en de ontvangstbalie gepositioneerd. De uitzondering in hoger geplaatste raadzalen is de, op de derde verdieping gelegen, raadzaal van Nieuwegein (2009). Bij het ontwerp van de raadshuizen zijn ook de burgemeesterskamers strategisch geplaatst. Een belangrijk uitgangspunt blijkt de oriÍntatie te zijn geweest. De burgemeesterskamers zijn voornamelijk op de eerste verdieping of hoger geplaatst en bieden uitzicht op het aangelegen plein of op het omliggende landschap.
26
Onderzoeksvergelijking
Opvallend zijn de bestuurlijke clusters in de raadshuizen. De bestuurskamers zijn altijd dicht bij de burgemeesterskamers gelegen. Deze bestuurskamers zijn ook meestal direct vanuit de burgemeesterskamer toegankelijk. Nabij de burgemeesterskamers en de bestuurskamers zijn meestal ook de kamers van de wethouders te vinden. De trouwzalen zijn de laatste representatieve ruimten van het stadhuis. In de gemeentehuizen van Arnhem (1968) en Bronckhorst (2011) bevinden de trouwzalen zich op de begane grond. In het geval van Bronckhorst kan de trouwzaal tevens als uitbereiding van de publieke tribune van de raadzaal dienen. Bij de overige gebouwen zijn de trouwzalen op de eerste verdieping boven de publieke zaal gelegen. Door de trouwzalen niet direct in de publieke ruimte te plaatsen worden de trouwzalen exclusieve ruimten binnen het stadhuis. Wel zijn deze trouwzalen goed bereikbaar vanuit de centrale ruimte of zelfs direct toegankelijk vanaf buiten.
Algemene conclusies
27
DOMEINEN
CONCLUSIE INTERIEUR
Bij de domeinen van de stadhuizen zijn een aantal onderdelen die opvallen, waar bij meerdere stadhuizen overeenkomsten vertonen. Het gaat hierbij om de positionering van de publieke ruimtes in het gebouw ten opzichte van de private ruimtes. Een aantal stadhuizen zijn als huis voor het volk bedoeld, deze zijn te herkennen aan de grootte van de publieke ruimte en de functie ervan. Ook in het verticale transport zijn verschillende structuren herkenbaar die bij meerdere stadhuizen voorkomen. Naast de stadhuizen waarin duidelijke overeenkomsten te herkennen zijn in de organisatie van de domeinen, vormen een tweetal stadhuizen hier een uitzondering op. Bij de geanalyseerde stadhuizen van Amsterdam, Hamburg, Stockholm, Heerlen en Bronckhorst staan de (semi) publieke ruimtes centraal. De (semi) private ruimtes vormen een schil om de (semi) publieke ruimtes. De plattegrond van de 1e verdieping van Amsterdam geeft deze organisatie van domeinen het beste weer. De schil van private ruimtes is tevens duidelijk te zien in de doorsnede van Hamburg. In de doorsnede van de stadhuizen van Florence, Gouda, Amsterdam, Stockholm, Heerlen, Bronckhorst en Nieuwegein is een duidelijke opbouw te herkennen in verloop van publiek naar privaat domein. De begane grond van deze stadhuizen bestaan voor het grootste deel uit publieke ruimtes. Naarmate het gebouw hoger wordt, worden de verdiepingen meer privé. De kelder is in alle gevallen (semi) privé domein. Deze organisatie is een logisch gevolg van een gebouw waarbij toegankelijkheid voor de burger een belangrijk onderdeel is. In de doorsnedes van het
stadhuis van Florence en Nieuwegein is deze opbouw duidelijk te herkennen. Hoewel de toegankelijkheid voor de bevolking bij elk geanalyseerd stadhuis een belangrijk onderdeel is, zijn een aantal stadhuizen speciaal ontworpen als ‘huis’ voor het volk. Dit zijn de stadhuizen van Florence, Amsterdam, Hamburg en Nieuwegein. Florence was zelfs bedoeld als paleis voor het volk. De burgerzaal van Amsterdam functioneerde als een soort park voor het volk. In het stadhuis van Hamburg worden in de Diele evenementen en tentoonstellingen voor de bevolking georganiseerd. En in het stadhuis van Nieuwegein zijn diverse openbare functies gesitueerd, zoals een bibliotheek. In het verticale transportsysteem van de stadhuizen zijn twee organisatievormen van privaat en publiek domein, die bij meerder stadhuizen voorkomen. Het domein van de trappen van de stadhuizen van Florence, Gouda, Amsterdam, Stockholm, Heerlen, Arnhem, Hilversum, Bronckhorst is afhankelijk van het domein van de achterliggende ruimte waar de trap heenvoert. Aan de overgang van domeinen ter plaatse van de trappenhuizen op de 1e verdieping van het stadhuis van Stockholm is dit principe te herkennen. Bij de stadhuizen van Hamburg en Nieuwegein is echter een andere structuur te herkennen. Bij deze stadhuizen wordt bij het verticale transport een scheiding gemaakt in routing voor het bestuur en routing voor bezoekers. De trappen voor het bestuur zijn privé en de trappen voor bezoekers openbaar. In de doorsnede van Nieuwegein en in de plattegrond van de 1e verdieping van Hamburg is deze verdeling goed te zien.
De Agora vormt een uitzondering op de overige geanalyseerde stadhuizen. De Agora bestaat uit een aantal losse gebouwen welke afhankelijk van hun functie onder te verdelen zijn aan het (semi) publieke of (semi) private domein. Hilversum is het andere stadhuis welke gekenmerkt wordt door een organisatie van het publieke domein, die afwijkt van de andere stadhuizen. In het stadhuis van Hilversum is geen duidelijke scheiding tussen openbaar en privé gebied. De openbare ruimtes lopen zonder drempel over in semi openbare ruimtes, waar de (semi) privé ruimtes aan gepositioneerd zijn.
Publieke ruimte Semi-publieke ruimte Semi-private ruimte Private ruimte
28
Onderzoeksvergelijking
Verdieping 1 Amsterdam, schil van privĂŠ ruimtes
1 2
5
10
20 meter
Doorsnede Hamburg, schil van privĂŠ ruimtes
Algemene conclusies
29
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
Publieke ruimte Semi-publieke ruimte Semi-private ruimte Doorsnede Nieuwegein, verticale overgang openbaar - privé en scheiding routes openbaar - privé
30
Onderzoeksvergelijking
Private ruimte
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUC
ODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
Doorsnede Florence, verticale overgang openbaar - privé
Stu Pro
Sub Sub Lay Lay Dra Dra Dra Ori
Lay
Dat Tim Nam Em
1e Verdieping Sockholm, gezamenlijke trappenhuizen openbaar - privĂŠ
A
A'
1 2
5
10
20 meter
1e Verdieping Hamburg, gescheiden trappenhuizen openbaar - privĂŠ
Algemene conclusies
31
RAADZAAL
CONCLUSIE INTERIEUR
De zichtbare ontwikkeling van stadhuizen is eveneens zichtbaar in het ontwerp en de indeling van de raadzaal. Het eerste stadhuis in de reeks, de Agora van Athene, heeft een apart gebouw wat dienst doet als stadhuis. Waarin de spreker in het midden stond en de houten banken, die een U-vormige tribune vormen, plaats boden aan de 500 raadsleden. Dit eerste principe vormt de basis voor alle andere geanalyseerde stadhuizen. Wat opvalt is dat belangrijkste personen altijd op een centrale plek zijn gesitueerd. Als er wordt gekeken naar alle stadhuizen dan ligt de focus bij bijna alle stadhuizen op een centrale positie. Bij het Palazzo del Signoria lijkt de indeling nog niet als geheel te functioneren, maar de stadhuizen van Gouda en Amsterdam hebben een overzichtelijke en heldere indeling. Waarbij zonder informatie al een schematische indeling kan worden gemaakt vanwege de opstelling en inrichting. De stadhuizen van Hamburg en Stockholm hebben de zelfde herkenbare indeling, waarbij Hamburg opvalt door een meer theaterachtige indeling. Maar beide bieden plaats voor publiek wat duidt op een transparantere positie van de regering. Dit geldt ook voor Hilversum en Heerlen, waar de laatste wel een meer gelijke indeling van de raadzaal laat zien. De ronde opstelling is minder definieerbaar en laat daardoor een minder groot verschil zien in belangrijkheid van verschillende personen. De rechte opstelling van Arnhem oogt minder gelijk maar er wordt niet gebruik gemaakt van een verhoging en het enige onderscheidt komt door de onderbreking van de tafel.
32
Onderzoeksvergelijking
De laatste twee stadhuizen hebben de meeste gelijkwaardige indeling, bij Bronckhorst zijn er wel vaste posities maar die zijn niet te halen uit de opstelling. Ditzelfde geldt ook voor Nieuwegein waar een ronde opstelling geen verschil laat zien tussen verschillende plekken van bestuurders. Wel moet worden vermeldt dat het publiek wat pas aan het eind van de 19e eeuw een vergadering kan bijwonen. Deze positie is dan ook altijd te herkennen vanwege een verhoging of een balustrade.
Algemene conclusies
33
ESSAYS
ESSAYS
36
I’ve got the power
Reinier Simons
D-38
Twee soorten soevereiniteit
Wieger Meijer
D-48
Spatial hierarchy
Koen Hintzen
D-52
De utopie van het stadhuis
Roland van Deelen
D-60
Het participerende stadhuis
Rene Heuvelink
D-66
Het pad der deugd
Ruud Heynen
D-72
Vooruit: terug naar het stadhuis!
Arjen Simonse
D-80
Identiteit als uitgangspunt van het stadhuis
Jelmer van der Ploeg
D-88
De ultieme vrije samenleving
Rick Melchers
D-94
Autoriteit vervaagd
Bas Kikkers
D-98
Het participatieve stadhuis
Danny Schoester
D-110
37
I’VE GOT THE POWER!
DE GEMEENTELIJKE DEMOCRATIE VERNIEUWD Reinier Simons
Na vijfentwintighonderd jaar is het nog altijd moeilijk een duurzame vorm van democratie te vinden.1 Dit is ook begrijpelijk, omdat variabele factoren deze vorm bepalen. De veranderlijkheid van democratie en van de verhouding tussen autoriteit en gehoorzaamheid is immers verbonden aan de ontwikkelingen die plaatsvinden binnen de maatschappij. Echter, binnen de huidige maatschappij lijkt de betrokkenheid vanuit de bevolking bij gemeentelijke besluitvorming compleet te verdwijnen.2 De opkomst op gemeentelijke verkiezingsdagen daalt elk jaar en het lijkt alsof de bevolking zich niet wenst te verdiepen in de dagelijkse gemeentelijke processen.3 Het besef en begrip van gemeentelijke besluiten is nihil. Ook bestaat er de tendens dat steeds meer mensen geen invloed meer denken te hebben en stemmen achterwege laten.4 Hierdoor heeft de gemeenteraad, die verkozen is vanuit slechts een klein percentage van de bevolking, haast een ‘carte blanche’ in handen om onderling besluiten te nemen, waardoor er een grotere afstand ontstaat tussen de bevolking en de gekozen volksvertegenwoordigers.5 Directe controle en feedback vanuit de maatschappij op besluiten vindt er in een steeds mindere mate plaats.6 Onbegrijpelijk, aangezien de besluiten van de gemeente mensen zowel direct als indirect raken. De ‘trigger’ voor mensen om zich in gemeentelijke besluitvorming te verdiepen lijkt te ontbreken, maar ligt dit aan de mensen zelf of aan het systeem waarbinnen deze besluiten genomen worden? De financiële en sociale gevolgen van besluiten voor diezelfde mensen moeten hen toch opvallen.
Deze afname van participatie van mensen kan door een aantal, vaak drog-, redenen worden verklaard.7 Mensen claimen het te druk te hebben, zijn er niet in geïnteresseerd of zitten op Facebook. Druk, druk, druk. Bovendien is het vinden van informatie over de gemeenteraad, zoals notulen, stemmingen, de begroting en daadwerkelijke uitgaven op de meeste gemeentewebsites niet eenvoudig. Hoewel Nederlandse gemeenten plichtmatig raadsinformatie aanbieden, verschilt de vorm en wijze waarop informatie wordt aangeboden enorm. Het vinden van raadsinformatie is tijdrovend en de gemeentelijke websites zijn in veel gevallen weinig gebruiksvriendelijk.8 Als burgers en journalisten pas na eindeloos zoeken kunnen zien wat raadsleden doen, tast dat het democratisch gehalte van het lokale bestuur aan.9 Desalniettemin komt het ook vaak voor dat na gemeentelijke besluiten mensen gaan ‘natrappen’, omdat een maatregel hen (achteraf ) in hun portemonnee of directe leefomgeving blijkt te raken. Wanneer er een telefoontoren praktisch in hun achtertuin wordt geplaatst is de kans groot dat ze zich toch even hadden willen verdiepen in gemeentelijke processen rondom dit besluit. Alles bijeengenomen is besluitvorming transparant, maar informatie over de gemeenteraad is niet eenvoudig te vinden. Mensen worden daardoor niet aangezet om hier kennis van te nemen.10 De reactieve vorm van feedback van de bevolking op gemeentelijke besluiten die hierdoor gevoed worden moet veranderen! Daarnaast bestaat er ook de drogreden dat burgers niet capabel genoeg zijn om zich te mengen in politieke besluitvorming. Dit is onzin; mensen zijn
Dahl, R.A. (2000). On Democracy. New Haven : Yale University Press. 2 Van Schie, P. (2014). Trouw : Van ‘raad’ naar daad. 3 Remie, M. (2014). NRC : Opkomst hoger dan verwacht: 53,8 procent ging naar de stembus. 4 Van Gorp, G. & Nieuwenhuis, M. (2014). AD : Helft kiezers kent geen enkele lokale politicus. 5 VPRO. (2014, 30 maart). Tegenlicht : We zijn het zat! [Videobestand]. 6 Van Westerloo, G. (2003). Niet spreken met de bestuurder. Amsterdam : De Bezige Bij.
7
1
38
I’ve got the power
Schmidt, C. (2014). Trouw : ‘Wij zijn echt geen Mickey-Mouse parlement’. 8 Bekedam, S., (ed.), (2014). Op zoek naar de lokale stem: Een onderzoek naar digitale basisinformatie over lokale democratie. Amsterdam: Open State Foundation. 9 El Fassed, A. (2014). Nieuws.nl : ‘Stemgedrag gemeenteraad praktisch onvindbaar’ 10 Edwards, A.R. (2007). Op zoek naar de e-democratische burger. Rotterdam : Erasmus University.
bekwaam genoeg om hier een gedegen bijdrage aan te leveren wanneer ze alle facetten van besluitvorming voor zichzelf kunnen afwegen. De vraag is niet zozeer of mensen capabel genoeg zijn, maar of ze in voldoende detail betrokken worden. Autoriteit moet transparanter, besluitvorming eerlijker en directer, bewustwording binnen de maatschappij moet worden vergroot. Hieruit voortvloeiend rest de volgende onderzoeksvraag: welke aanpassingen binnen het systeem van gemeentelijke besluitvorming kunnen tot een grotere mate van participatie leiden? In dit essay wordt op deze onderzoeksvraag ingegaan vanuit een historische retrospectie op de ontwikkelingen van de democratie, waarna een mogelijke oplossing wordt geformuleerd, bij wijze van experiment, binnen de grenzen van het gemeentelijke politieke besluitvormingsproces.
Beproefde democratie Binnen de literatuur wordt er een onderscheid gemaakt tussen majoritaire (aggregatieve), middels stemming en niet-majoritaire (integratieve) democratie, middels debat.11 Voor dit essay is met name belangrijk hoe democratische besluiten worden genomen. Is sprake van een aggregatief proces, waarbij een eenvoudige meerderheid van 50%+1 uiteindelijk de doorslag geeft, ook al kan dit een relatief grote minderheid met zich meebrengen, of is sprake van een integratief proces waarbij getracht wordt een zo breed mogelijke, bij voorkeur volledige, overeenstemming te bereiken. Daarnaast bestaat er de vraag wanneer er sprake is van directe en wanneer van indirecte democratie. Kortom, wie neemt de beslissingen? Kiest de gemeenschap vertegenwoordigers die uiteindelijk de beslissingen nemen, of nemen de leden van de gemeenschap uiteindelijk zelf de beslissingen? Met deze gegevens en samen met het onderscheid tussen directe democratie versus indirecte democratie omschrijft Hendriks (2006) vier grondvormen van democratie: consensus-, pendule-, kiezers- en participatiedemocratie.
In een penduledemocratie mag de burger eens in de zoveel tijd stemmen; het mandaat ligt vervolgens bij de gekozen politici.11 In de kiezersdemocratie participeert men door zijn stem af te geven in volksstemmingen.11 Een consensusdemocratie zoals we die hebben in Nederland vindt zijn wortels vaak in de ‘verzuilde’ samenleving. In de besluitvorming wordt naar consensus en een breed draagvlak gestreefd. Volgens Hendriks (2006) is consensus in de consensusdemocratie geen vanzelfsprekendheid, maar juist iets waarnaar actief moet worden gezocht. De vertegenwoordigers van verschillende standpunten moeten moeite doen om elkaar te vinden en niet onnodig dwars te zitten. In de Nederlandse democratie wil men de boel bij elkaar houden. Daarvoor is nodig dat men de onoverbrugbare verschillen niet te veel politiseert. De basis van consensusdemocratie is machtsspreiding en machtsdeling. Bestuurders moeten er samen zien uit te komen omdat ze afhankelijk zijn van elkaar, omdat ze als het ware tot elkaar zijn veroordeeld.
Aggregatief (stemmen) Integratief (praten) Indirect (representatie) Penduledemocratie Consensusdemocratie Direct (zelfbeschikking) Kiezersdemocratie Participatiedemocratie Afbeelding 1
Hoewel er bij tijd en wijle stevig wordt geklaagd over de ‘stroperigheid’ van de besluitvorming, kan het basisidee van ‘samenwerking’ traditioneel op brede steun rekenen. Teksten van politici en bestuurders zoals ‘samen’, ‘bruggenbouwers’ en ‘de boel bij elkaar houden’ worden vanouds gewaardeerd.11 In een participatiedemocratie is de besluitvorming een proces van uitvoerig praten en consensus zoeken.11 Brede participatie van alle betrokkenen wordt gezien als de beste manier om de legitimiteit van collectieve besluitvorming te waarborgen. Het idee van een participatiedemocratie staat in een lange traditie, die onder meer terugvoert naar de antieke Oudheid. In de klassieke stadstaat Athene werd, rond 500 voor Christus, het eerste democratisch stelsel geïntroduceerd waar het bestuur van onderop werd geleid. In de Atheense democratie was er geen sprake van een kloof tussen burger en bestuur. Een Athener vervulde een mandaat als afgevaardigde van het geheel. Soevereiniteit lag bij het volk. Met de democratische hervorming van Cleisthenes - de grondlegger van de democratie in Athene - kon het Atheense volk zich op drie manieren uitdrukken: Via de Volksvergadering, de Raad van 500 en de Volksrechtbank.12 De volksvergadering was de belangrijkste. Gemiddeld kwam men om de 9 dagen op de Agora bijeen, waarbij alle circa 30.000 vrije mannen van Athene gelijk recht van spreken hadden, hoewel in de praktijk lang niet iedereen van zijn recht van vergadering gebruik maakte. Het voorbereidende orgaan van de Volksvergadering was de Raad van 500 die plaats vond in het Bouleuterion.13 Athene was verdeeld in
Hendriks, F. (2006). Vitale democratie : theorie van democratie in actie. Amsterdam University Press 11 Hendriks, F. (2006). Vitale democratie : theorie van democratie in actie. Amsterdam University Press 12 Thompson, H. A. & Wicherley, R.E. (1972). The agora of Athens : the history, shape and uses of an ancient city center. S.I. : American School of Classical Studies and Athens. afb.1
Reinier Simons
39
tien ‘stammen’ en die vaardigden alle 50 personen af naar het Bouleuterion. Individuen konden niet meer dan twee niet-aansluitende jaren dienen. Om te voorkomen dat de Raad zich als mandaathouder ging gedragen werd het politieke jaar gedeeld in 10 perioden zodat iedere 35/36 dagen het presidium kon worden toegekend aan een volgende stam. De Raad van 500 werkte voor het geheel, niet voor de delen, zo was de theorie. Aan het begin van elke Volksvergadering werden de voorstellen en adviezen van de Raad van 500 onderworpen aan een stemming. Dit gebeurde publiekelijk op de Agora door middel van handopsteken, eerst de ja-stemmers, dan de neestemmers.14 Was er één stem tegen, dan bleef een voorstel ter verdere bespreking op de agenda staan en werd er vervolgens op de Agora en in de verschillende stoai uitgebreid gedebatteerd. Eigenbelang gericht stemgedrag werd in de kiem gesmoord door uit voorzorg de direct-belanghebbende niet mee te laten stemmen. Voorstellen moesten aantoonbaar in het algemeen belang zijn. De Volksrechtbank hield strategisch gedrag in de gaten en men kon via het zogeheten schervengericht (ostracisme) politieke leiders of generaals, die men te machtig vond, voor een bepaalde tijd uit de polis verbannen.13 Deze volksrechtbanken dienden als permanent tegenwicht voor overmoed en overtrokken retorica, waar in de Atheense cultuur van strijd en debat behoefte aan was.15 Jaarlijks werden 700 roulerende burgers ingeloot voor de magistratuur. Plato beschrijft in zijn Politeia de ideale, dat wil
Thompson, H. A. & Wicherley, R.E. (1972). The agora of Athens : the history, shape and uses of an ancient city center. S.I. : American School of Classical Studies and Athens. 14 Hendriks, F. (2006). Vitale democratie : theorie van democratie in actie. Amsterdam University Press 15 UMSVideos. (2013, 12 maart). Ralph Williams on Oresteia of Aeschylus [Videobestand]. 16 Plato. (2012). De ideale staat. Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep. 13
40
I’ve got the power
zeggen de rechtvaardige maatschappij, die volgens hem in harmonie is met wat goed is en waar. De aristocratie is in zijn opvatting de ideale staat. Deze maatschappij dient bestuurd te worden door diegenen, die van nature tot het goede en ware geneigd zijn en zich daartoe aangetrokken voelen. Deze natuurlijke aanleg dient in de opvoeding en vorming van de toekomstige bestuurders te worden getraind en verder ontwikkeld. Het resultaat is een samenleving waarin alles en iedereen, met inbegrip van fundamentele functies van voedselproductie, ordehandhaving en opvoeding, zijn taak heeft en zijn plaats kent.16 Democratie bij Plato is niet veel anders dan een bestuur door een volksvergadering van burgers, iets wat tegenwoordig ondenkbaar zou zijn. Maar in die tijd was de polis, de stadstaat, de entiteit die volgens Plato de kern vormde van het leven van een mens. Het besef dat een mens zonder stad maar een half mens was, leefde sterk. Vreemdelingen die naast de burgers in een stad woonden, waren weliswaar meer waard dan vrijgelatenen en zeker meer dan slaven, maar het waren even zeker geen burgers. Alleen burgers waren in de ogen van de Grieken volwaardige mensen. Zij vormden tezamen een stad en zij stelden hun leven in dienst van die gemeenschap.16 Voor een functioneel en duurzaam systeem, het werkte immers bijna twee eeuwen, kwam de Atheense democratie opvallend dicht bij de logica van de participatiedemocratie. Hoewel niet iedere burger evenveel in het bestuur deelnam prevaleerde de logica van de directe democratie duidelijk boven die van de indirecte democratie. Hoewel niet alleen
De Atheense democratie kende meer een ‘praatcultuur’ dan een ‘stemcultuur’. Plato, zelfverklaarde criticaster van de Atheense democratie, is met zijn dialogen – de Socratische dialoog voorop – misschien zijns ondanks een belangrijke erflater van de Atheense democratische ‘praatcultuur’. 17
op basis van consensus maar ook op basis van (ruime) meerderheden werd besloten, stond de logica van uitvoerige deliberatie en integratie (op collectief niveau) boven de logica van snelle aggregatie van preferenties en belangenpolitiek (op individueel niveau).17 Stemmingen waren niet gericht op het vinden van het meest gesteunde deelbelang maar op het ontdekken van het alles overstijgende stadsbelang. De nieuwe orde In een progressieve samenleving is het normaliter niet gebruikelijk om terug te grijpen naar het verleden, maar het valt niet te ontkennen dat besluitvorming breed gedragen werd in de Atheense democratie. De participatiedemocratie is met name belangrijk voor dit essay. De vraag is echter wel hoe participatie in de huidige maatschappij de bevolking wederom kan bewegen om zich met zaken die haar aangaan en een directe invloed op haar leefomgeving hebben te bemoeien. En hoe kan ook de gemeente, dus de autoriteit van de samenleving, transparanter gevolgd worden door de bevolking? Het antwoord luidt: door de gevolgen op financieel en sociaal gebied aan de mensen voor te leggen, zoals hierna omschreven. Het politieke speelveld wordt in de afgelopen jaren gekenmerkt door besluiten rondom de efficiënte besteding van overheidsgelden. Daarnaast is informatie en dan met name het visueel maken van deze informatie een aansporing voor mensen om zich ergens voor te interesseren. Desalniettemin is in de huidige vorm van politiek bedrijven het effect op de financiële
en sociale situatie van burgers (in al haar facetten) niet helder. Burgers zouden betrokken moeten worden bij alle afwegingsfactoren van gemeentelijke besluiten, vanuit een compleet overzicht van de gevolgen.18 Het implementeren van informatieen communicatietechnologie in gemeenten is het laatste decennium explosief gestegen.19 Dit is gunstig gebleken voor de administratieve dienstverlening maar heeft niet geleid tot een grotere betrokkenheid binnen gemeentelijke besluitvorming. De werkelijke digitale revolutie is het visueel maken van ontwikkelingen binnen de gemeente en die overbrengen aan haar inwoners. Bij wijze van experiment zouden visies, cijfers en openstaande besluiten in de vorm van analyses visueel kunnen worden gemaakt op locatie of op een object centraal geplaatst binnen de gemeente. Een analyse die wordt uitgevoerd betreffende een voorstel of initiatief is niet ‘alleen maar’ een financiële afweging van kosten en baten, maar bevat ook een indicatie van de sociale gevolgen, een globaal ontwerp van de doelsituatie, de effecten op de gemeenschap en een aanpak voor uitvoering en invoering. Actuele informatie wordt door de gemeente real-time verstrekt. Hierdoor kan de burger participeren op een meer proactieve manier door de mogelijkheid om zich te mengen in openstaande besluitvorming met de volledige achtergrond. Voorstellen kunnen op die manier rekenen op meer gedragenheid vanuit een wijk of gebied. Dit werkt alleen als er complete transparantie van gemeenten bestaat in de voor- en nadelen van het doorvoeren van besluiten. Daarnaast wordt de steeds grotere wordende kloof
tussen de bevolking en de volksvertegenwoordiging verkleind, en komt er zowel een gedragen autoriteit als een (vooraf bepaalde) gedragen gehoorzaamheid tot stand. De variatie in autoriteit en gehoorzaamheid wordt veel veranderlijker. De maatschappij wordt ook sneller en in deze vorm wordt nagenoeg voor elk besluit een aparte/dynamische vorm van autoriteit bepaald. Autoriteit is afhankelijk van de onderbouwing van een besluit die getoetst wordt bij de bevolking. In een maatschappij waarin de burgers steeds mondiger worden, kan hun feedback een grote invloed hebben op het besluitvormingsproces binnen gemeenten. Middels deze ontwikkeling wordt de top-down benadering vervangen door een bottom-up benadering, waarin de burger initieert en terugkoppeling geeft over een voorstel. Vervolgens betrekt de gemeente deze terugkoppeling bij het verbeteren van een voorstel, zodat het proces opnieuw verandert in een top-down benadering.20 Deze oneindige cyclus van “terugkoppeling, verbetering en toepassen” zou ik willen omschrijven als het 360-graden terugkoppel model, wat als effect tot een wijziging in de functionaliteit van gemeentehuizen zal leiden. Het 360-graden (proactieve) feedback systeem zorgt ervoor dat je elkaar altijd blijft voeden. Een referendum is een voorbeeld van hoe het zou moeten werken. Bij een referendum krijg je directe feedback ongeacht politieke voorkeur. Bij het 360-graden systeem kan je de burger betrekken bij het creëren van ideeën en het tevens beoordelen ervan en dat maakt een bevolking proactief. Dit zorgt voor een situatie waarin de bevolking directer aangezet wordt om zich te verdiepen in
gemeentelijke besluiten en waarin bovendien een zeker evenwicht tussen autoriteit en gehoorzaamheid ontstaat. In die situatie krijgt een gemeentehuis de rol om haar inwoners compleet transparant te voorzien van de (financiële) status van de gemeente.21 Denk hierbij aan grondprijs, huizenprijzen, belastingen, et cetera. Door op dit niveau de status van de gemeente te delen worden de inwoners aangespoord om vanuit haar eigen situatie ook na te denken over de lange termijngevolgen van het gemeentelijk besluitvormingsproces (door vanuit een hogere betrokkenheid te profiteren van een grote sturingsmogelijkheid van de bevolking, waardoor de ontwikkeling van of het effect van haar beslissingen op bijvoorbeeld huizenprijzen, gezondheidszorg of gemeentelijke belastingen directer te zien is, waarna weer gehandeld kan worden vanuit de bevolking).
Frissen, P.H.A., Koers, A.W., Snellen, I.Th.M. (1992). Orwell of Athene?: democratie en informatiesamenleving (pp. 151-164). Den Haag : SDU Juridische & Fiscale Uitgeverij. 19 Frissen, P.H.A., Koers, A.W., Snellen, I.Th.M. (1992). Orwell of Athene?: democratie en informatiesamenleving (pp. 389-395). Den Haag : SDU Juridische & Fiscale Uitgeverij. 20 Edwards, A.R. (2007). Op zoek naar de e-democratische burger. Rotterdam: Erasmus University. 21 G1000: Platform voor democratische innovatie. 18
Reinier Simons
41
TOP-DOWN Y
consensusdemocratie
REACTIEF
participatiedemocratie
PROACTIEF
X
neodemocratie
BOTTOM-UP
Afbeelding 2
Daarnaast zal de bestuursvorm op gemeentelijk niveau een ander karakter krijgen binnen dit nieuwe democratische systeem. De, voorheen, volksvertegenwoordiging zal veranderen naar een uitvoerend ambtelijk apparaat wat, naast het uitwerken van gemeentelijke initiatieven naar analyses, ook de initiatieven van burgers zal gaan uitwerken. Dit is namelijk een additionele vorm van participatie binnen dit nieuwe systeem wat ik noem neodemocratie. Een verandering in de bestuursvorm op gemeentelijk niveau is noodzakelijk voor een toename van het participatieniveau binnen een gemeenschap. Enkele voorwaarden waar aan voldaan moet worden om een goed politiek klimaat voor de proactieve burger te ontwikkelen zijn de volgende:
Diagram; consensus-, participatie- en neodemocratie
afb.2
42
I’ve got the power
• Gemeenten geven de inwoners zeggenschap over wat er in hun wijk gebeurt. Wat de inwoners beslissen is bindend. Hierdoor verdwijnt en vervaagt de functie die politieke partijen innemen en zouden deze politieke partijen kunnen komen te vervallen. • Hetgeen hiervoor in de plaats komt is een uitvoerend ambtelijk bestel. Met uitvoerend wordt bedoeld dat het ambtelijk apparaat dienend is aan de inwoners en hun initiatieven. Wanneer een inwoner een probleem signaleert is het aan de gemeente om hierbij een passende oplossing te vinden die wordt verwerkt in een analyse. Daarbij geven zij openheid van zaken en presenteren zij het complete plaatje van afwegingen over de gehele linie. Zowel financiële en sociale afwegingen als overige consequenties van het uitvoeren van een bepaald project worden daarbij op een rijtje gezet en gekwantificeerd. Gemeenten leggen deze analyse voor aan de inwoners, die daar vervolgens over beslissen. • Gemeenten zijn verplicht al hun informatie te publiceren in een gestandaardiseerd en gestructureerd machine-leesbaar formaat. Als de gemeente wil dat burgers meer betrokken worden dan zal de informatiekloof tussen burgers en gemeenten verkleind moeten worden. Daarom is volledige transparantie binnen dit systeem vereist. Binnen deze neodemocratie wordt informatie direct verkrijgbaar en zal achterkamertjespolitiek niet meer voor kunnen komen door het verdwijnen van de politieke partijen. Gunsten van politieke partijen over en weer en het vormen van een coalitie zijn hierbij ook verleden tijd. De volledige status van zowel projecten die voortvloeien uit burgerinitiatieven als de bredere,
high-level status van de gemeente worden volledig transparant en real-time gedeeld. Hiermee wordt de participatiegraad van mensen verhoogd en zal de directe verantwoordelijkheid die burgers hiermee dragen een positieve uitwerking hebben op zelfvertegenwoordiging die zij tentoonspreiden binnen een gemeenschap. Dit is immers de essentie van een gemeente; het creëren van een gemeenschap die een equilibrium bereikt vanuit haar eigen overtuigingen. Het bestuurssysteem van volksvertegenwoordigers verdwijnt hiermee en dat zorgt voor een transparanter gemeentelijk politiek systeem, waarna de inwoners actief en volledig in staat worden gesteld om initiatieven, en de daarmee gepaarde verantwoordelijkheid, te vertalen naar een eerlijker en breder gedragen utilisatie van overheidsgelden voor de gemeenschap. Conclusie De noodzaak voor een nieuw gemeentelijk politiek besturingssysteem wordt steeds duidelijker. De betrokkenheid van burgers bij gemeentelijke besluiten blijft afnemen, terwijl de uitkomsten van deze besluiten grote gevolgen kunnen hebben voor inwoners van een gemeente. Daarnaast is de transparantie van gemeenten niet toereikend. Informatie over gemeentelijke processen en besluitvorming is moeilijk te vinden en is daarnaast niet uitgedrukt in een uniforme afweging die eenvoudig door bewoners gevolgd kan worden. Dit systeem is niet meer afdoende voor de essentiële besluiten die een gemeente neemt. Een grotere participatie van inwoners is essentieel.
In de literatuur wordt veel geschreven over de verschillende vormen van democratie. De indirecte vorm van democratie die in Nederland gehanteerd wordt is die van een consensusstructuur, waarbij volksvertegenwoordigers streven naar een breed draagvlak voor een besluit. Dit systeem dient op gemeentelijk niveau, gezien de negatieve ontwikkelingen op het vlak van betrokkenheid van burgers bij de gemeentelijke politiek, omgevormd te worden naar een systeem dat meer, of zelfs absolute, participatie van inwoners mogelijk maakt. De oude Grieken pasten een participatiedemocratie toe, waarbij “alleâ€? burgers actief betrokken werden bij besluitvorming. Ook toen bleek al dat deze directe vorm van betrokkenheid tot een beter gedragen en gedegen besluitvorming leidde. Deze oude vorm van participatiedemocratie wordt vernieuwd in het nieuwe gemeentelijk politiek systeem dat in dit essay gepresenteerd is. Binnen dit systeem worden inwoners directer betrokken bij lopende besluitvorming, en dus niet na besluitvorming. Daarnaast wordt complete en uniforme informatie verschaft, op een zeer toegankelijke wijze, om burgers in staat te stellen zich te mengen in politieke besluitvorming. Hierbij worden de directe financiĂŤle en sociale gevolgen voor gemeenschappen binnen de gemeente uiteengezet in analyses, waarna deze worden voorgelegd in stemmingen aan de inwoners. Het besluit dat de inwoners nemen is bindend en wordt uitgevoerd. Het gemeentelijk bestel van partijen zal verdwijnen en zal veranderen naar een projectmatig, uitvoerend ambtelijk apparaat. Daarnaast kunnen inwoners, naast de initiatieven die
de gemeente/ambtelijke apparaat zelf voor wenst te leggen aan de burgers, vanuit zichzelf plannen indienen die dan ook uitgewerkt worden in projecten en analyses door het uitvoerend ambtelijk apparaat. De aansturing van de abtenaren wordt gedaan vanuit een vast bestuur bestaande uit professionals, te vergelijken met het college van burgemeester en wethouders. De aard van de gemeentelijke taken verandert dus van beslissend naar faciliterend. Nadat initiatieven binnen een project uit zijn gewerkt naar gekwantificeerde analyses worden ze omgevormd naar een stemming die niet alleen op een centrale plaats bij het gemeentehuis wordt voorgelegd, maar, in deze sterke gedigitaliseerde samenleving, ook op de locatie in kwestie in digitale vorm gepresenteerd kan worden. Real-time informatie op compleet gemeentelijk niveau en op projectniveau zorgt hierbij voor een gedegen afweging voor de inwoner, die dus zelf direct verantwoordelijk is en informatie in zal willen winnen over lopende stemmingen. Ook bij het voorleggen van voorstellen zal input en feedback van de inwoners en uitvoerders/initiatiefnemers verwerkt worden om besluiten aan te scherpen. Daarnaast is er ruimte voor debat wanneer daar vanuit de inwoners behoefte aan is. Dit zorgt voor een breed gedragen autoriteit en democratie, waarbij de participatie hoog zal zijn, volledige transparantie ontstaat en de verantwoordelijkheid voor de nuttige besteding van overheidsgelden bij de inwoners zelf ligt, die hier ook naar moeten handelen. Wanneer volledig voldaan wordt aan de nodige voorwaarden van dit systeem, zal dit zorgen voor een eerlijke, flexibele
en participerende gemeente, die als voorbeeld kan dienen voor alle gemeenten in Nederland.
Reinier Simons
43
nee 1
probleem
initiatief
gemeente/inwoners
gemeente/inwoners
project(team)
k&b-analyses
stemming
uitgesproken %
feedback/debat inwoners
ja
stopt
uitvoering toezicht projectteam
2
idem
samen leiden zij tot
3
idem
4
idem
Afbeelding 3
Overzicht nieuw gemeentelijk politiek besturingssysteem
afb.3
44
I’ve got the power
ontwikkeling status gemeente
BIBLIOGRAFIE
Boeken 1 Dahl, R.A. (2000). On Democracy. New Haven : Yale University Press. 2 Edwards, A.R. (2007). Op zoek naar de e-democratische burger. Rotterdam : Erasmus University. 3 Frissen, P.H.A., Koers, A.W., Snellen, I.Th.M. (1992). Orwell of Athene? : democratie en informatiesamenleving. Den Haag : SDU Juridische & Fiscale Uitgeverij. 4 Hajer, M.A., Sijmons, D., Feddes, F. (2006). Een plan dat werkt : ontwerp en politiek in de regionale planvorming. Rotterdam : Nai Uitgevers. 5 Hendriks, F. (2006). Vitale democratie : theorie van democratie in actie. Amsterdam University Press 6 Plato. (2012). De ideale staat. Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep. 7 Thompson, H. A. & Wicherley, R.E. (1972). The agora of Athens : the history, shape and uses of an ancient city center. S.I. : American School of Classical Studies and Athens. 8 Van Dixhoorn, A. (2006). De stem des volks : publieke opinie, opinieonderzoek en democratie. Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau. 9 Van Putten, J. (1990). Politieke stromingen. Utrecht : Spectrum. 10 Van Westerloo, G. (2003). Niet spreken met de bestuurder. Amsterdam : De Bezige Bij. 11 Watson, D. & Head, A. (2013). Corporate finance : principles and practice. Harlow : Pearson. 12 Wills, G. (2006). Lincoln at Gettyburg : The Words That Remade America. New York City : Simon & Schuster. Internetbronnen 13 Bekedam, S., (ed.), (2014). Op zoek naar de lokale stem : Een onderzoek naar digitale basisinformatie over lokale democratie. Amsterdam : Open State Foundation. Beschikbaar op: http://openstate.eu/wp-content/uploads/2014/01/briefinglokaledemocratie-v3.pdf 14 G1000 : Platform voor democratische innovatie. Beschikbaar op: http://www.g1000.org/nl/ [Geraadpleegd op 30 maart 2014] 15 Gemeente Eindhoven : bestuur algemeen. Beschikbaar op: http://www.eindhoven.nl/gemeente/bestuur algemeen.htm [Geraadpleegd op 20 april 2014] 16 NETWERK DEMOCRATIE : Platform voor democratische innovatie. Beschikbaar op: http://netdem.nl/ [Geraadpleegd op 30 maart 2014] 17 School of architecture n.t.u.a. Beschikbaar op: http://iktinos2.arch.ntua.gr/english/index_en/index_en.htm [Geraadpleegd op 25 februari 2014]
Reinier Simons
45
Internet artikelen 18 El Fassed, A. (2014). Nieuws.nl : ‘Stemgedrag gemeenteraad praktisch onvindbaar’. Beschikbaar op: http:// www.nieuws.nl/algemeen/20140108/Stemgedrag-gemeenteraad-praktisch-onvindbaar [Geraadpleegd op 23 mei 2014] 19 Koenis, C. (2014). Webwereld : Opstelten drukt drone-toezicht door de kamer. Beschikbaar op: http:// webwereld.nl/beveiliging/81995-opstelten-drukt-drone-toezicht-door-de-kamer#close-cookie-bar [Geraadpleegd op 2 april 2014] 20 Redactie. (z.d.). Trouw : Toch cameratoezicht op de Wallen. Beschikbaar op: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/ Archief/archief/article/detail/2527447/2000/11/22/Toch-cameratoezicht-op-de-Wallen.dhtml [Geraadpleegd op 25 maart 2014] 21 Remie, M. (2014). NRC : Opkomst hoger dan verwacht: 53,8 procent ging naar de stembus. Beschikbaar op: http://www.nrc.nl/nieuws/2014/03/20/opkomst-hoger-dan-verwacht-53-procent-ging-naar-de-stembus/ [Geraadpleegd op 20 maart 2014] 22 Schmidt, C. (2014). Trouw : ‘Wij zijn echt geen Mickey-Mouse parlement’. Beschikbaar op: http://www.trouw. nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/3629325/2014/04/06/Wij-zijn-echt-geen-Mickey-Mouse-parlement. dhtml [Geraadpleegd op 6 april 2014] 23 Schouw, G. (2014). Trouw : Gemeenten hollen zelf democratie uit. Beschikbaar op: http://www.trouw.nl/tr/ nl/5009/Archief/archief/article/detail/3590491/2014/02/05/Gemeenten-hollen-zelf-democratie-uit.dhtml [Geraadpleegd op 5 maart 2014] 24 Van Gorp, G. & Nieuwenhuis, M. (2014). AD : Helft kiezers kent geen enkele lokale politicus. Beschikbaar op: http://www.ad.nl/ad/nl/2061/Raadsverkiezingen/article/detail/3617221/2014/03/18/Helft-kiezers-kent geen-enkele-lokale-politicus.dhtml [Geraadpleegd op 18maart 2014] 25 Van Schie, P. (2014). Trouw : Van ‘raad’ naar daad. Beschikbaar op: http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/ article/detail/3579126/2014/01/20/Van-raad-naar-daad.dhtml [Geraadpleegd op 5 maart 2014] Videobestanden 26 History Channel. (2006, 31 juli). Lost Worlds: Athens – Ancient Supercity [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.youtube.com/watch?v=Q6T2knY1S6c [Geraadpleegd op 25 maart 2014] 27 UMSVideos. (2013, 12 maart). Ralph Williams on Oresteia of Aeschylus [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.youtube.com/watch?v=97C60exFH6A [Geraadpleegd op 23 maart 2014] 28 VPRO. (2014, 23 februari). Tegenlicht : De noodzaak van een utopie [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1399400 [Geraadpleegd op 27 februari 2014]
46
I’ve got the power
29 30 31
VPRO. (2014, 16 maart). Tegenlicht : Youtopia [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1404670 [Geraadpleegd op 30 maart 2014] VPRO. (2014, 30 maart). Tegenlicht : We zijn het zat! [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1407990 [Geraadpleegd op 30 maart 2014] VPRO. (2014, 13 april). Tegenlicht : De herovering van het nu [Videobestand]. Beschikbaar op: http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1410829 [Geraadpleegd op 14 april 2014]
Audiofragmenten 32 NOS. (2012, 10 december). Molenwaard wordt gemeente zonder gemeentehuis [Audiobestand]. Beschikbaar op: http://nos.nl/audio/450097-molenwaard-wordt-gemeente-zonder-gemeentehuis.html [Geraadpleegd op 14 april 2014]
Reinier Simons
47
TWEE SOORTEN SOEVEREINITEIT Wieger Meijer
Lord of the Flies In het boek Lord of the Flies van Nobelprijswinnaar William Golding, belandt een aantal Engelse jongeren na een vliegtuigongeluk op een onbewoond eiland. Op het paradijselijke eiland heerst een heerlijk klimaat en er is eten en drinken in overvloed voor iedereen. In hun pogingen om een nieuwe samenleving en cultuur te creëren, doorlopen ze de geschiedenis van de mensheid in tegenovergestelde richting. In het begin overheerst het bevrijdend gevoel van de knellende banden van de maatschappij waaruit zij onttrokken zijn, echter maakt deze vreugde en onschuld snel plaats voor onderlinge wedijver. Hierdoor ontstaat een situatie waarin erkenning van gezag en bezit een belangrijke rol speelt onder de jongeren. Door de onderlinge concurrentie openbaart zich een gevoel van angst en geweld in de groep. Omdat deze gewaarwording van onbehagen niet geheel begrepen wordt, wijten zij deze angst aan ‘het beest van de zee’ dat hen van buitenaf bedreigt. Maar het is één van hen, die inziet dat ‘het beest’ niet van buiten komt, maar juist is geboren vanuit de spanningen in de groep. Op het moment van complete chaos ontpopt zich het ritueel van een zondebok, welke symbool staat voor ‘het beest’ waar ze bang voor zijn. Na de opoffering van deze zondebok is het geweld tussen allen even gesusd. De geciviliseerde beschaving waaruit de jongeren kwamen is afgegleden naar een stamverband van wilden, waar de geboden en verboden uit de beschaving vervallen zijn.
Hoogste macht of gezag Term ontleend aan de Franse filosoof Rene Girard 3 Het mogelijke geweld van de macht 4 Mythologisch zeemonster uit de Bijbel [4] 1 2
48
Twee soorten soevereiniteit
Uiteenzetting De vraag dringt zich op hoe vanuit deze ideale beginpositie een dergelijke hel kan ontstaan die uitmondt in geweld, waartoe in eerste instantie geen enkele aanleiding blijkt te zijn. In het verhaal wordt een aantal mechanismen van een samenleving zichtbaar gemaakt vanuit de begrippen gelijkheid, schaarste en soevereiniteit1. Ten eerste wordt getoond dat vanuit een initiële situatie, waarin aan primaire behoeftes voldaan kan worden, een schaarste in behoeftes kan ontstaan vanuit onderlinge wedijver. In dit geval ontstaat een verlangen van een individu puur vanuit het eigendom of verlangen van een ander. De behoefte die hiermee ontstaat is niet gekoppeld aan een individuele behoefte, maar vanuit jaloezie jegens een ander. Een voorbeeld hiervan zijn twee spelende kinderen in een berg met speelgoed, waarbij het ene kind per se ook het spel wil spelen wat het andere kind aan het doen is, ondanks de vele andere mogelijkheden. Het fenomeen waarbij de begeerte ontstaat uit het kopiëren van een ander wordt ook wel mimetische begeerte2 genoemd. Ten tweede vervalt de initiële gelijkheid van de groep door deze schaarste. En als laatste vertaalt deze schaarste zich in angst en geweld bij het ontbreken van een soevereiniteit. De oorlog van allen tegen allen die zich op het eiland ontketent, ontstaat wanneer de mens vrij wordt gelaten in de strijd om elkaars bezit, omdat de macht van het zwaard3 niet meer aanwezig is. Deze natuurlijke toestand is volgens de Engelse filosoof Thomas Hobbes enkel in toom te houden door een sterke soeverein, die hij in zijn gelijknamige boek,
belichaamt met de Leviathan4. Dit zeemonster kan echter op twee manieren worden geïnterpreteerd. Namelijk, als een macht die onderlinge wedijver in toom houdt en bestraft waardoor men zich zal gedragen, maar ook als ‘het beest van de zee’ uit het verhaal, die juist ontstaan is vanuit de onderlinge wedijver en misdraging tot gevolg heeft. Uit deze twee interpretaties volgt de kern van dit essay, namelijk of de soeverein bestaat om een samenleving in toom te houden, of juist is ontstaan uit mimetische begeerte naar macht? In de eerste mogelijkheid ga ik uit van een soeverein die gelijkheid in de samenleving beoogt om orde te behouden. In het tweede geval ontstaat de soeverein uit ongelijkheid en schaarste. Om inzicht te krijgen in dit vraagstuk zal ik beginnen bij het begrip gelijkheid. Daarna zal ik via het begrip schaarste bij mimetische begeerte aankomen. Al deze begrippen worden gerelateerd aan de soevereiniteit. Gelijkheid Om met dit vraagstuk te beginnen wordt er uit gegaan vanuit een beginpositie van de mens, die naast de eerder genoemde filosoof Thomas Hobbes, ook door de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau en de Engelse filosoof John Locke worden beschreven. Deze zogenoemde natuurrechten of natuurtoestand omschrijven een de situatie waarin iedereen zich bevindt bij het ontbreken van een soeverein met een sociaal-omgangs-contract. Thomas Hobbes neemt aan dat eenieder in deze natuurtoestand een eigen maatstaf voor goed en kwaad kent, maar dat hierbij het gevaar loert dat dit uitmondt in een strijd
bij het ontbreken van een soeverein die sancties op kan leggen. Als het aankomt op fysieke kracht, heeft eenieder de mogelijkheid de ander van het leven te beroven, wat hun daardoor gelijkmaakt. Het aanstellen van een soeverein gebeurt volgens Hobbes vanuit eigen belang, waardoor de eigen macht beperkt wordt. Jean-Jacques Rousseau stelt in tegenstelling tot Hobbes een positieve natuurtoestand voor, waarin mensen zelf tot de creatie van een staat komen om te kunnen overleven in een wereld van natuurlijke problemen. Om het probleem te voorkomen dat machtige mensen misbruik zullen maken van de onmachtige stelt hij een sociaal contract op waarin een algemene wil gevormd wordt. In deze wil staat het centrale belang boven het individuele belang. De geschriften van John Locke over het natuurrecht vormen de beginselen van de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring, waarin wordt gesteld dat alle mensen gelijk geschapen zijn. Hoewel de natuurtoestand van Locke geen negatieve lading heeft, wordt er wel geacht om zich te onderwerpen aan een soeverein. Hij gaat uit van een volkssoevereiniteit waarin iedereen hetzelfde natuurlijke recht heeft op leven, geluk en individuele vrijheid. Als hierin de overheid niet tegemoetkomt heeft het individu het recht om zich hier tegen te verzetten. Hiermee stelt hij de soeverein niet boven de wet, maar als een overheid die ervoor dient om iedereen vrij te laten in het nastreven van leven en geluk, mits dit niet ten koste gaat van een ander individu. Om dit te voorkomen moet een aantal grondwetten opgesteld worden waaraan eenieder zich moet houden. Ter controle hiervan oordeelt een
5
onafhankelijk rechtssysteem dat geen deel uitmaakt van de maatschappij. Er is dus sprake van een soort liberale rechtsstaat wanneer de overheidsmacht enkel het recht beheerst. In dit geval heeft ieder individu het recht om te leven, zijn eigen vrijheid en zijn eigen geluk na te streven. Wanneer men zich niet aan de wetten houdt, volgen er consequenties van de soeverein die staat geheel los van de samenleving. In dit geval is er sprake van de eerste interpretatie van het zeemonster, die er voor zorgt dat onderlinge wedijver bestraft wordt. Wanneer deze soeverein ontbreekt, valt deze gedachte samen met de beginsituatie uit het boek van Golding. Schaarste Het besproken gelijkheidsideaal, waarin ieder zijn eigen geluk en vrijheid kan nastreven kampt met een probleem. Namelijk om dit te kunnen realiseren moeten er, voor ieder zijn behoefte te vervullen, voldoende middelen op de aarde beschikbaar zijn. Locke5 gaat ervan uit dat ieders bezit beperkt moet worden tot zoveel hij kan toe-eigenen zonder anderen te schaden. Hij zou niet meer mogen nemen dan voor een ruim levensonderhoud nodig is. Het ontbreken van schaarste doet tevens denken aan het paradijselijk eiland aan het begin van het verhaal van Golding. Inmiddels weten we dat Lord of the Flies uitmondt in onderlinge wedijver en schaarste. Uiteraard ontbrak het hier aan een soeverein, maar zelfs in het geval van een soeverein in de vorm van een rechtsstaat zal de behoefte blijven bestaan om zich meer toe te-eigenen dan de ander. De oorzaak hiervan is mimetische begeerte.
Mimetische begeerte Door mimetische begeerte zal het onmogelijk zijn om tijdens een overvloed van beschikbaarheid aan ieders behoefte te voldoen. De schaarste en onvrede zal hierdoor onmogelijk vermeden kunnen worden. Het nastreven van het eigen geluk van het individu zal door de ander sterk beïnvloed worden. Op deze manier ontstaat er een strijd zonder einde in de samenleving. Gelijkheid en vrijheid zullen hierdoor niet meer te bereiken zijn, omdat het geluk altijd bij een ander zal blijven liggen. Ook de soeverein van de overheid zal hier geen invloed meer op kunnen uitoefenen, omdat juist in de beginselen om elkaar gelijk te maken, het verschil komt te liggen. In dit geval ziet eenieder elkaars gelijke als directe concurrent, omdat deze door één maatstaf gemeten worden. Echter wanneer de verschillen groter zijn, voelt eenieder een begeerte naar zijn ongelijke, aangezien diegene over iets beschikt wat niet in het bereik is van de ander. De gelijkheid valt bij Hobbes ook uitdrukkelijk samen met schaarste en daarmee de oorlog van allen tegen allen. Ook een volkssoeverein, waarin de macht gelijk wordt verdeeld onder de bevolking, is geen oplossing voor de schaarste, maar juist de oorzaak. Hobbes gaat er namelijk vanuit dat macht een comparatief begrip is en geen onbemiddelde relatie heeft tot objectieve zaken. Hiermee is het onmogelijk om macht te verdelen zonder deze te relateren aan de onmacht van een ander. Dus wanneer iedereen gelijke macht bezit heeft deze macht geen enkele betekenis6 en mondt dit uit op onderlinge wedijver.
Two treatises of government (deel 2) [6]
Wieger Meijer
49
De soeverein heeft tot nu toe gediend om deze wedijver te reguleren en te bestraffen, maar vanaf hier maak ik de omslag van dit soevereine zeemonster, naar de soeverein die ontstaat uit deze onderlinge wedijver. Soeverein uit schaarste Uit de gelijkheid die wordt verstoord door mimetische begeerte, vloeit schaarste en onderlinge wedijver voort. Dit proces leidt in eerste instantie tot een oorlog van allen tegen allen, maar zal uiteindelijk leiden tot een machtsstrijd tussen individuen. Ongelijke macht zorgt ervoor dat mimetische begeerte wordt bevredigd, omdat op die manier de begeerte of het bezit van een ander afdwongen kan worden. Vaak wordt geweld gebruikt om dit te bewerkstelligen en zien we dit terug in oorlogen om bijvoorbeeld land te veroveren. Geweld en angst zijn een belangrijke drijfveer voor het verkrijgen en uitoefenen van macht. Enerzijds voorkomt het verkrijgen van macht deel uit te maken van de oorlog van allen tegen allen, anderzijds versterkt de ongelijke macht deze oorlog in hogere mate. De strijd om macht zal in beide gevallen onverbiddelijk doorgaan en een stabiele toestand valt moeilijk te behouden zonder geweld. Deze ‘stabiele’ toestand zou zich kunnen vertalen in een monarchie of oligarchie in de vorm van een (militaire) dictatuur. Machiavelli oppert in zijn boek il Principe de ultieme manier om macht te verkrijgen en te behouden, waarin hij geen geweld schuwt. Macht kan op gruwelijke wijze behouden blijven en het is volgens hem vaak beter om als leider gevreesd dan geliefd
6
50
De Homine (boek) H.2 van Hobbes [5]
Twee soorten soevereiniteit
te worden. Echter naast zijn strijdlustige manieren leunt hij ook op het collectieve belang waar alles ondergeschikt aan is. Het gevoel dat de soeverein degene die tijdens de machtsstrijd de hoogste positie verovert - het collectieve belang vertegenwoordigt, lijkt voor de bevolking bevredigend te werken. De algemene wil van de staat zou een representatie moeten zijn van de individuele wil. Bij het ontbreken van deze overeenkomst zal alsnog geweld toegepast kunnen worden om dit te vereffenen. Om geweld en angst te voorkomen is het individu bereid om een stuk van zijn begeerte in te leveren en daarmee concessies te doen voor de algemene wil. De andere partij krijgt als compensatie een deel van zijn begeerte aangereikt om de rust te bewaren. Op deze manier ontstaat er een wisselwerking tussen het volk waardoor de onderlinge wedijver in toom wordt gehouden door de soeverein, die niet zoals in de rechtsstaat alleen berecht, maar ook de wetgevende en uitvoerende macht bezit. Dit maakt het voor de soeverein mogelijk om iets op te leggen aan het volk, waardoor er een balans te vinden tussen de verdeling van machten. Twee soorten soevereiniteit Voorafgaand zijn twee verschijningen van de soeverein uiteengezet die ook terug te vinden zijn in de opvattingen van Hobbes en Rousseau. Hobbes stelt namelijk dat de soeverein tegenover het volk staat, terwijl bij Rousseau de soeverein samenvalt met het gehele volk. Hoewel Rousseau de vertegenwoordiging van de soeverein afwijst, zal deze toch ergens zichtbaar moeten worden in de maatschappij. De vorm waarin dit zichtbaar kan worden is beschreven vanuit de
onderlinge wedijver die leidt tot machtsverdeling. Het uiteindelijke resultaat zit dan in de belichaming van de soevereiniteit onder de bevolking en niet, zoals bij Hobbes, buiten de bevolking. Op die manier zal de verwezenlijking van de soevereiniteit die Hobbes aandraagt wellicht niet verder reiken dan het mythisch zeemonster.
Afbeelding 1. verbeelding van de Leviathan, Thomas Hobbes [7]
BIBLIOGRAFIE
1 Achterhuis, H. (1988). Het rijk van de schaarste. Van Thomas Hobbes tot Michel Foucault. Schoten: Uitgeverij Westland nv. 2 Van Dooren, F. (1976). De Heerser, (oorspronkelijke titel: il Principe). Zutphen: Nauta. 3 Golding, W., & Epstein, E. L. (2006). Lord of the flies: A novel. New York: Penguin. 4 Hobbes, T., & Gaskin, J. C. A. (1998). Leviathan. Oxford: Oxford University Press. 5 Hobbes, T., In Gert, B., & Hobbes, T. (1978). Man and citizen: Thomas Hobbes’s De homine. Gloucester, Mass: P. Smith. 6 Locke, J., & Whiston, J. (1772). Two treatises of government. London printed: Reprinted the seventh time by J. Whiston, W. Strahan, J. and F. Rivington, L. Davis, W. Owen, Hawes, Clarke and Collins, W. Johnston, B. White, T. Caslon, S. Crowder, T. Longman, B. Law, C. Rivington, E. and C. Dilly, J. Wilkie, T. Cadell, S. Baker, T. Payne, T. Davies, G. Robinson, T. Becket, and J. Robson. 7. Afbeelding: voorblad van Hobbes, T. Leviathan
Wieger Meijer
51
SPATIAL HIERARCHY
HET EFFECT VAN GENOTYPES OP DE BELEVING VAN DE GEBRUIKER Koen Hintzen
Omdat de toegankelijkheid van overheidsgebouwen voor het publiek vaak nogal afgesloten is heeft dit ertoe geleid dat de burger zich niet betrokken voelde bij de plaatselijke politiek. Het gebrek aan transparantie resulteerde wat in de volksmond ‘achterkamerpolitiek’ genoemd werd, waardoor er bij de burger een gevoel van wantrouwen kon ontstaan met betrekking tot bestuurlijke beslissingen. Heden ten dage wordt deze onbetrokken uitstraling niet langer getolereerd. Dit omdat politici achter de schermen kunnen doen en laten wat ze willen. De burger eist daarom meer transparantie van politici. In ons afstudeeratelier staat het thema ‘Autoriteit’ centraal waarbij we als eindontwerp een nieuw stadhuishuis voor een bepaalde stad gaan ontwerpen. Dit essay beoogt te onderzoeken welk effect de ruimtelijk indeling van autoritaire gebouwen kan hebben op de relatie tussen burger en overheid. De hoofdvraag van dit essay is dan ook: welk effect een transparantere indeling heeft op de beleving van de gebruikers? Deel één introduceert het gebruik van genotypes, geclusterde ruimtes, die een essentieel element vormen in de ruimtelijke indeling en de routing van gebouwen. In hoofdstuk twee wordt aan de hand van verschillende case-studies het gebruik van genotypen nader bestudeerd. In chronologische volgorde is te zien hoe democratie en transparantie langzaam maar zeker in overheidsgebouwen tot hun recht komen, dit aan de hand van een aantal Britse en Australische Parlementsgebouwen. Als absolute tegenligger van legitieme macht wordt ook de Duitse
52
Spatial hierarchy
Bondskanselarij uit de WOII geanalyseerd. Uiteindelijk wordt er een conclusie gepresenteerd, welke bestaat uit een opsomming van de kernkwesties behandeld in de voorafgaande hoofdstukken en wordt er getracht een antwoord te geven op de onderzoeksvraag. 1. Genotypes Nu de definitie van macht helder is, kan gekeken worden welk effect de ruimtelijke indeling van het programma heeft op de beleving van de gebruikers. Door een juiste programmering van de ruimtelijke indeling kan een gebouw mensen het gevoel geven dat macht op een legitieme manier aanwezig is. Anders geformuleerd er is sprake van vertegenwoordiging van democratie in het gebouw. Om deze democratie in een gebouw aan de mensen te tonen, ligt de focus om dit te verwezenlijken in de ruimtelijke indeling, de zogenaamde genotypes. Ruimtes zijn ingelijst door de ruimtelijkheid van de omliggende ruimtes en worden mede daardoor gevormd. Een belangrijke handreiking voor het maken van ruimtelijke relaties zijn de zogenaamde genotypes . Door de samenstelling van de genotypes [1] is er op voorhand al vast te stellen wie de ruimtes samen passeren en wie elkaars paden doorkruisen. Dit is een belangrijk element om een structuur van macht in de ruimte te begrijpen. De mate van controle hangt af van de hoeveelheid ruimtes die onderling in verbinding met elkaar staan, en hoeveel je er moet passeren. Macht is op deze manier uit te oefenen. Bezoekers kun je een hele ‘lineare-structuur’ van ruimtes laten doorlopen om uiteindelijk bij de ‘belangrijkste’ ruimte uit te
komen. De structuur die doorlopen moet worden heeft invloed op de bezoekers en drukt een bepaalde mate van autoriteit uit. Een vliegveld-terminal kan hier als onderwerp dienen, die lijkt in eerste instantie één grote open ruimte. Maar is daarentegen een streng gecontroleerde ruimte in een ‘lineaire-structuur’. Controle en beveiliging zijn zo vormgegeven dat ze niet opvallen. Dit voorbeeld manipuleert ook de bezoekers maar dan niet om macht te willen uitdrukken. Een ander concept dat gebruikt maakt van genotypen zijn de winkelcentrums. Het berust op het principe van twee grote bekende winkels, die allebei op het uiteinde van een lange as zijn gevestigd. Omdat deze winkels automatisch klanten trekken ontstaat er tussen deze twee winkels een continue stroom van mensen. Hierdoor is het voor kleinere winkels aantrekkelijk om zich langs deze as te vestigen. Dit principe kan in een publiek gebouw ook worden toegepast. Het gebouw wordt dan intensiever gebruikt door verschillende mensen.
De structuren in het schema oefenen dus invloed uit op de manier van werken/leven in een gebouw. Door te spelen met deze drie varianten (de lineare-, ring-, en takstructuur) kun je de routing van verschillende soorten mensen in betere banen leiden en kun je ook invloed uitoefenen op wat diegene juist wel of niet te zien krijgt. Je kunt ook de verschillende stromen mensen (voor het gevoel) heel dicht bij elkaar brengen, maar fysiek toch op afstand houden. Doorgronding van deze schema’s levert bij het thema autoriteit dan ook waardevolle handvaten op om een spel te spelen tussen macht die de bestuurders graag willen uitoefenen en de transparantie die de inwoners graag willen zien
Afbeelding 1 De drie verschillende genotypes met v.l.n.r. de lineare-structuur, de ring-structuur en de tak-structuur
Genotypes zijn een clustering van een aantal ruimtes in een bepaalde volgorde met regels van sequentie en nabijheid. 1
Koen Hintzen
53
2. The good, the bad & the ugly De principes van genotypes worden al langer gebruikt bij het maken van autoritaire gebouwen. De volgende casestudies geven een duidelijk beeld van welke effecten bepaalde ruimtelijk programma’s (genotypes) kunnen hebben op de beleving van de gebruikers en de consequenties hiervan op de uitstraling en behoud van legitieme macht. In 1834 werd er voor het Britse parlement een ontwerpwedstrijd uitgeschreven. Alle inzendingen vertoonden een gelijke verdeling van het Lagerhuis en het Hogerhuis die gescheiden werden midden op een as. De hoofdentree van het nieuwe gebouw leidde via de herbouwde kapel (St. Stephen) naar een centrale hal. In deze hal kon je via tegenover elkaar liggende gangen en portalen naar het Lagerhuis of het Hogerhuis gaan. Het ruimtelijke programma voorzag dat de paden van het Lagerhuis en het Hogerhuis elkaar niet kruisen, dit was alleen mogelijk in de centrale hal. Het publiek kon na de centrale hal nergens anders meer komen. De ruimtelijke structuur die leidde naar de vergaderlokalen van de ‘huizen’ was zes á zeven segmenten diep in het gebouw, waarbij de route van en naar de ‘huizen’ strak gecontroleerd werd. Het gebouw liet het publiek een glimp van democratie zien, maar door de vele lagen en de scheiding van de twee huizen kwam het nog steeds erg autoritair en gesloten over. Australië werd in 1901 onafhankelijk van Groot-Brittannië en in 1927 werd er in Canberra een nieuw parlementsgebouw gebouwd. Het was gestructureerd met de twee ‘huizen’ geflankeerd aan de centrale receptiehal op de hoofdas. Elk ‘huis’
54
Spatial hierarchy
Afbeelding 2 Parlementgebouw, Westminster
lag nu maar drie lagen diep in het gebouw, geheel omcirkeld met lobby ruimtes en toegankelijk vanuit elke kant. Dit leverde een ‘ringachtige-structuur’ op. De pers maakte van dezelfde trappen en gangen gebruik als de ministers en leden van de ‘huizen’. Omdat de bezoekers alsmede de medewerkers door dezelfde ingang naar binnen liepen ontstond er een sociale mix waarbij de bezoekers het Parlement in ‘actie’ zagen en de politici zagen lobbyen. De gangen en lobby ruimten konden beschouwd worden als een niemandsland en daardoor voor iedereen vrij begaanbaar.
Dit gebouw vertoonde de opkomende praktijken van democratie binnen zijn ruimtelijke structuur. Het reflecteert een open democratie waarbij het ontsnapt aan segmentatie en dominantie van de ruimtes. Maar omdat het gebouw te toegankelijk was, ontstonden er spanningen tussen transparantie en discretie en tussen volk en autoriteit. Politici hadden een zekere vorm van privacy nodig en daarom werkte het gebouw niet. Het Parlementsgebouw van Australië uit 1988, had na bestudering van zijn voorgangers als meest ingrijpende verandering te maken met de segmentatie
van de mensen in het gebouw. De ruimtes die voor bezoekers interessant waren werden gegroepeerd in een circulatiesysteem, tactvol gescheiden voor de mensen die er werkten. De bezoekers werden op een zekere afstand gehouden. De ruimtes waarin uitsluitend politici rondliepen waren voor het publiek niet toegankelijk. De centrale hal zou het grote knooppunt van het gebouw moeten worden waar verschillende soorten mensen langs elkaar konden stromen. De bezoekers konden echter ook vanaf een hogere verdieping op de werkende politici uit kijken. Maar omdat het ruimtelijk programma zo verkeerd was aangepakt, hadden de medewerkers en politici geen reden om juist hier te lopen. De architecten hadden namelijk geen inspraak in het ruimtelijk programma, terwijl ze hier een waardevolle bijdrage aan hadden kunnen geven. Daarom mondde de centrale hal uit tot een lege ruimte, dit knooppunt was juist zo krachtig bij de vorige Parlementsgebouwen. De architecten werden hierbij dan ook alleen ingehuurd voor de symbolische/representatieve waarde die ze kunnen leveren aan gebouwen.
Afbeelding 3 Parlementsgebouw van 1927
Koen Hintzen
55
Het belangrijkste wat van de drie bovenstaande voorbeelden geleerd kan worden is dat er twee stromen mensen zijn, de ambtenaren en bestuurders en het publiek en de pers. Ambtenaren en bestuurders willen het liefst zo veel mogelijk in concentratie en privacy werken terwijl het publiek alles graag zo transparant mogelijk ziet. Door weloverwogen het ruimtelijk programma (plattegronden) samen te stellen kun je het publiek de nodige transparantie bieden en de werknemers de nodige privacy.
Afbeelding 4 Centrale hal, Australisch parlementsgebouw
Albert Speer was een Duits architect en tijdens de naziheerschappij achtereenvolgens rijksbouwmeester en minister van bewapening 3 Enfilade: rij kamers waarvan de deur openingen in elkaars verlengde liggen zodat er doorkijk mogelijk is. 2
56
Spatial hierarchy
Het belangrijkste wat van de drie bovenstaande voorbeelden geleerd kan worden is dat er twee stromen mensen zijn, de ambtenaren en bestuurders en het publiek en de pers. Ambtenaren en bestuurders willen het liefst zo veel mogelijk in concentratie en privacy werken terwijl het publiek alles graag zo transparant mogelijk ziet. Door weloverwogen het ruimtelijk programma (plattegronden) samen te stellen kun je het publiek de nodige transparantie bieden en de werknemers de nodige privacy.
Het tegenovergestelde van wat de Britse en Australische Parlementsgebouwen wilden bewerkstellen is de totalitaire macht die Hitler in zijn Bondskanselarij wilden uitstralen. Hij gaf in 1938 Albert Speer [2] de opdracht om een nieuwe Bondskanselarij te ontwerpen. Het ontwerp was georganiseerd langs een ‘diplomatieke promenade’ van oud naar nieuw, en geconstrueerd langs een uitgekiende verhalende enfilade [3]. Deze gang was 230 meter lang en leidde vanaf de ingang van het gebouw naar Hitler’s kantoor. De ‘diplomatieke promenade’ begint met twee grote bronzen deuren die leidden naar de ‘Court of Honor’ (60 * 28 meter), ontworpen als een lus waarbij de ene deur diende als ingang en de andere deur als uitgang. De route leidt daarna via een paar treden naar een Dorisch portaal geflankeerd met beelden van naakte mannen, die de één-partij staat en het leger moesten representeren. Deze portaal leidde naar een kleine kamer geheel bekleed met marmer en versiert met bloemen. Achter deze kamer kwam je via een voorhof in de Romeins geïnspireerde ‘Hall of Mosaics’, dit was een lange raamloze kamer (37 * 20 meter) met enkel daklichten. Deze kamer was ingelegd met Duitse symbolen in de vloeren zoals adelaren en eikenbladeren. Achter deze kamer kwam je via een voorhof uit bij een ‘Rotunda’ met alleen een daklicht. Ook hier waren Duitse symbolen zoals het Duitse kruis en swastika symbool in de mozaïekvloer gelegd. Ten slotte kwam je uit in de enorme ‘Hall of Marble’ (146 * 12 meter), terwijl de zaal aan het einde werd beëindigd door een formele receptie hal, sneed een
secundaire as de hal doormidden. Hier eindigde de ‘diplomatieke promenade’ en kwam je in het kantoor van Hitler. De ruimtelijke analyse laat een ‘linearegenotype’ zien van 10 ruimtes via een verhalende enfilade. Waarbij de diepste ruimte het kantoor was. Alle kamers moesten via de (controlerende) ‘Hall of Marble’ lopen.
Het gebouw moet begrepen worden als een vorm van symbolische choreografie, waar de ruimtelijke structuur opereert als een omlijsting van verschillende representatieve thema’s. Duitsland als één-partij staat was overal nadrukkelijk aanwezig door de adelaar met het swastikasymbool en werd bijgestaan door eikenbladeren en adelaars symbolen. Het verhalende voetpad construeert een mythische vooruitgang in
de geschiedenis door een link aan te snijden met het oude Griekenland, Romeinse rijk en Parijs. Elk tijdperk in de verhalende enfilade werd onderbroken door enkele traptreden. Het gebruik van de materialen brons, steen en marmer moest een gevoel van onsterfelijkheid uitstralen. De omvang van zowel de grote en pompeuze vides en de formele ruimten die door die vides ingesloten werden, waren bedoeld om de mensen te intimideren. Het intimiderende effect van de grote ruimten werd nog groter doordat ze onderbroken werden door de kleinere ruimtes. Deze kleine ruimtes werden versierd met bloemen en ander schoonheden. Dit produceerde een wisselwerking tussen intimidatie en verleiding. De onderdanen worden bewust gemaakt van de impliciete kracht en absolute macht die het derde rijk uitstraalt en worden toch ook verleid tot bewondering. Geïntimideerd alsmede gecharmeerd.
Afbeelding 5 Bondskanselarij
Koen Hintzen
57
Conclusie Omdat de toegankelijkheid van overheidsgebouwen voor het publiek vaak nogal afgesloten is heeft dit ertoe geleid dat de burger zich niet betrokken voelde bij de plaatselijke politiek. Mede hierdoor eisen de burgers meer transparantie aangaande het doen en laten van politici. Dit essay beoogt te onderzoeken welk effect het ruimtelijke programma van autoritaire gebouwen kan hebben op de relatie tussen burger en overheid. De volgende kernkwesties trachten hierop antwoordt te geven. Om gezaghebbende gebouwen transparanter over te laten komen moet de segmentatie van de gebouwen korter. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van genotypen, deze kunnen ruimten op een bepaalde manier vormgeven zodat die transparantie ook bereikt kan worden. Dit brengt de burgers en politici dichter bij elkaar. De segmentatie van de genotypen moet ook weer niet te klein worden, anders kunnen de politici hun werk niet in discretie uitvoeren. Door een zekere afstand te bewaren met de burgers behoudt het gebouw toch nog zijn legitieme macht.
58
Spatial hierarchy
BIBLIOGRAFIE
Bronnen 1 Dovey, K. (1999). Framing Places: Mediating Power in Built Form. Taylor & Francis Group. Afbeeldingen 1 Dovey, K. (1999). Framing Places: Mediating Power in Built Form. Taylor & Francis Group. (blz. 21) 2 Dovey, K. (1999). Framing Places: Mediating Power in Built Form. Taylor & Francis Group. (blz. 88) 3 Dovey, K. (1999). Framing Places: Mediating Power in Built Form. Taylor & Francis Group. (blz. 91) 4 http://www.spiritland.net/galleries/canberra/C-34w.jpg 5 Dovey, K. (1999). Framing Places: Mediating Power in Built Form. Taylor & Francis Group.(blz. 60)
Koen Hintzen
59
DE UTOPIE VAN HET STADHUIS
Roland van Deelen
De ideale samenleving, het klinkt als een utopie en dat is het ook. Een perfect iets of iemand bestaat niet. Perfectie kan slechts worden benaderd. Om tot een dergelijke benadering te komen is het van belang om de essentie van het doel te kunnen beschrijven. Het stadhuis is de huisvesting van de volksvertegenwoordiging en daarom is het een belangrijke locatie in de organisatie van de gemeenschap. Om het stadhuis te kunnen definiëren wordt in dit essay onderzoek gedaan naar de functie van het bestuur, het zogenoemde gezagsorgaan en de identiteit van het stadhuis. Dit onderzoek wordt gedaan aan de hand van zowel belangrijke historische als actuele literaire en praktische voorbeelden naar de bestuursorganisatie en het stadhuis. Wat is de essentie van het stadhuis? Een utopie Als ideale gemeenschap wordt vaak een utopie nagestreefd. Een onafhankelijke gemeenschap waarin iedereen aan elkaar gelijk is en waarin oplossingen voor problemen als honger, ziekten en oorlog zijn gevonden. Maar wat is een utopie? De werkelijke gemeenschap is géén utopie. Een utopie draait om de samenleving, niet om persoonlijke idealen, wensen of verlangens. Niet iedere persoonlijke wens of elk nagestreefd ideaal kan dus als utopisch worden beschouwd. Belangrijke kenmerken van een utopie zijn de volledigheid, de maakbaarheid en de gerichtheid op het maatschappelijke samenleven. Deze kenmerken zorgen ervoor dat een utopie als een volledig
1 2
60
Achterhuis, A. (1998). De erfenis van de utopie. Amsterdam: AMBO More, T. (1516). Utopia.
De utopie van het stadhuis
werkende idealistische samenleving kan worden omschreven. De werkelijkheid is dus geen utopie, maar de werkelijkheid kan wel worden beïnvloedt door krachtige maatschappelijk aanvaarde ideeën vanuit een utopisch gedachtegoed.1 De bekendste utopie in de historische literatuur werd in 1516 geschreven door de Engelse geleerde en filosoof Sir Thomas More. Het is More, die zijn boek Utopia publiceert als reactie op de misstanden uit zijn tijd en hierop reageert met een politieke, sociale, religieuze maar vooral ook filosofische oplossing voor een maatschappij op het fictieve eiland Utopia. In het eerste deel van zijn boek beschrijft More een dialoog, tussen hem en de fictieve wereldreiziger Raphaël Hythlodaeus, waarin de misstanden van die tijd aan de kaak worden gesteld. Een groot probleem was de uitbuiting van de arme bevolking door de grootgrondbezitters. Door deze uitbuiting werd de arme bevolking ertoe gedwongen al hun bezit te verkopen, waarna huizen werden afgebroken en steden werden verwoest tot alleen de kerk nog overeind stond. Hierdoor werd de bevolking aangezet tot zwerven, bedelen of criminaliteit.2 Het utopische denken ontstaat dan ook vaak in situaties waarin het heden als ondragelijk wordt beschouwd. Het stralende utopische ideaalbeeld wordt tegenover het rampzalige heden geplaatst. Vanwege de bovengenoemde problematiek, met zware ondergeschiktheid in de bevolkingslagen, zou in het utopische denken een volledige vrijheid binnen de gemeenschap kunnen worden verwacht. Een utopie waarin geen plaats is voor macht of autoriteit en waarin een individu op geen enkele
wijze ondergeschikt is aan iets of iemand, een vrije en wetteloze samenleving. In het tweede deel van More’s boek volgt zijn reactie met het utopische Utopia. More is er echter van overtuigd dat de geluksfactor van de mens niet wordt bepaald door zijn vrijheid maar door de mate waarin aan zijn behoeften wordt voldaan. Een belangrijk kenmerk van Utopia is de afschaffing van particulier bezit waardoor het volledige eiland eigendom is van de overheid. Er wordt getracht om de bevolking zich te laten distantiëren van materialisme, waarbij voornamelijk in de primaire levensbehoeften wordt voorzien. Luxe is dus niet aanwezig op het eiland. Want wat men niet kent, daar zal men niet naar verlangen is de gedachte. Ondanks dat More tegenwicht wilt bieden aan de bestaande maatschappelijke problematiek creëert hij dus wel een samenleving waar de vrijheid van de bevolking ernstig beperkt is. De Utopiërs mogen bijvoorbeeld niet zonder vergunning op hun eiland rondreizen. In deze vergunning is dan ook nadrukkelijk de bestemming en de duur van de reis aangegeven. Wie zonder vergunning wordt aangetroffen in een district waarvan hij geen inwoner is, wordt opgepakt en gestraft. Bij een tweede keer wordt zelfs slavernij als straf opgelegd. Zelfs het rondreizen in het eigen woondistrict is verboden zonder toestemming van de familieleden. Naast het feit dat de bewegingsvrijheid van iedere inwoner beperkt is, is ook de tijdsbesteding vastgelegd. De inwoners moeten zich iedere dag aan een vast tijdsschema houden. In dat tijdsschema is werk, voeding, rust en vrije tijd opgenomen. Hierin is echter de besteding van de vrije tijd wederom
beperkt. Voor de Utopiërs is het verboden hun vrije tijd te besteden aan ijdele of zelfgenoegzame bezigheden. Ondanks de beknopte vrijheid wordt het eiland wel bestuurd vanuit een (ogenschijnlijke) democratie. Het bestuur van het eiland wordt opgebouwd uit volksvertegenwoordigers. Dertig huishoudens kiezen jaarlijks hun bestuurder, genaamd syphogrant. Alle syphogranten benoemen in een geheime stemming een hoofdbestuurder. Deze hoofdbestuurder kan worden beschouwd als het staatshoofd en is een functie voor het leven, tenzij de verdenking bestaat dat diegene zich als tiran wilt opwerpen. Alle overige ambtenaren worden gekozen voor één jaar. Ieder jaar vindt ook de verkiezing van tribanoren plaats, dit zijn ambtenaren die om de drie dagen samenkomen en beraden zich over staatszaken en geschillen van particulieren. Deze geschillen tussen particulieren zijn echter slechts zelden aan de orde. Ook vinden er vergaderingen van de senaat plaats. De senaat van het eiland bestaat uit de hoofdbestuurder en de tribanoren en wordt aangevuld met twee wisselende syphogranten. Zowel de bevolking als de bestuurders gedragen zich volledig ter gunste van de gemeenschap. Ondanks dat een gekozen bestuur vrijheden zou kunnen bieden blijft de vrijheid ernstig beperkt. Het wordt dus door de inwoners algemeen geaccepteerd dat de individuele wensen ondergeschikt zijn aan het belang van de gemeenschap. More’s Utopia vertoont dus niet alleen een beeld van een idealistische samenleving maar vertoont duidelijk ook totalitaire en donkere kanten. Slavernij,
beperkte bewegingsvrijheid en de afwezigheid van private eigendommen zijn voorbeelden van de totalitaire en donkere kanten. Deze totalitaire en donkere kanten zijn in de huidige westerse samenleving absoluut ondenkbaar. Daarentegen bevat de organisatie van de gemeenschap misschien wel de meest relevante boodschap. De organisatie moet structuur en richtlijnen bieden waaraan de gemeenschap zich kan optrekken. Een dergelijke organisatie kan worden gezien als het gezagsorgaan van de gemeenschap. Gezag, autoriteit en het stadhuis Binnen alle handelingen in een gemeenschap zijn, zonder uitzondering, sterke invloeden van gezag aanwezig. Bij de meeste gemeenschappen speelt gezag dan ook een belangrijke rol, ondanks dat bij enkele van deze gemeenschappen geen duidelijke gezagsstructuur aanwezig is. Gezag wordt uitgeoefend door macht te gebruiken. Gezag als macht betekent de mogelijkheid om de eigen wil op te dringen aan het gedrag van een ander. Gezag kan worden gebaseerd op autoriteit als het wordt verdeeld in de bevelsmacht en een gehoorzaamheidsplicht. Bij de pure plicht tot gehoorzamen wordt dan afgezien van alle eigen motieven en belangen.3 Een goed voorbeeld van gezag en autoriteit ten opzichte van de gemeenschap zijn de diverse stadhuizen. Het voormalige stadhuis in Amsterdam, ondertussen Koninklijk Paleis Amsterdam, is een uniek voorbeeld waarbij kosten noch moeite zijn bespaard om de macht van Amsterdam te weerspiegelen in een gebouw. De bouw begon in 1648 toen Amsterdam
een van de grootste financiële machten van Europa was. Van verschillende ontwerpen werd het meest prestigieuze ontwerp gekozen. Het stadhuis werd het grootste niet-religieuze bouwwerk van Europa en toonde Amsterdam als middelpunt van het universum. Het stadhuis werd in de volksmond ook wel het ‘Achtste Wereldwonder’ genoemd. Jacob van Campen, architect van het gekozen ontwerp, was destijds van mening dat de menselijke beschaving in de Griekse en Romeinse tijd op haar top was en daarna alleen maar minder was geworden. Van Campen maakte het ontwerp naar zijn geïdealiseerde beeld van de bouwkunst uit deze klassieke oudheid. Het stadhuis werd gebouwd in de classicistische stijl, een stijl die met pilasters, galerijen, binnenplaatsen en beeldhouwwerken aanknooppingspunten zocht met de Griekse en Romeinse bouwkunst.4 Binnen deze stijlen van de bouwkunst wordt de kracht van het gezag en de autoriteit getoond in de constructie en representatie van de ruimten. Om de macht van Amsterdam in de 17e eeuw te tonen is van Campen op zoek gegaan naar de perfectie binnen de het ontwerp van het stadhuis. In de ogen van Van Campen moest het stadhuis een volmaakt gebouw worden, met perfecte afmetingen, ideale verhoudingen en een sublieme boodschap aan de toeschouwer. De centraal gelegen burgerzaal was het toonbeeld van de filosofie die in de bouw werd nagestreefd. De verhoudingen van de zaal waren in perfecte harmonie. De hoogte van 90 voet correspondeerde met som van de lengte van 120 voet en de breedte van 60 voet gedeeld door twee. Ook kent de zaal vele beeldhouwwerken en
Weber, M. (1972). Gezag en bureaucratie. Rotterdam: Universitaire Pers Rotterdam 4 Mak, G. (1997). Het stadspaleis. Amsterdam / Antwerpen: Atlas 3
Roland van Deelen
61
beeltenissen. Met de kaarten van het oostelijke- en westelijke halfrond en de noordelijke sterrenhemel in de marmeren vloer, het beeldhouwwerk van Atlas die het universum draagt en de beeltenissen van de elementen aarde, water, lucht en vuur kon de bezoeker zich wanen in het middelpunt van het universum.
De filosofie van Van Campen is ook duidelijk zichtbaar in de plattegronden en gevels van het stadhuis. Op de onderstaande afbeelding is de plattegrond van de eerste verdieping zichtbaar. De bovengenoemde burgerzaal is, in combinatie met de aanliggende galerijen, ook in de plattegrond te herkennen als het letterlijke centrum van het gebouw. Opvallend is dat de belangrijkste bestuurlijke ruimten, als de raadzaal en de burgemeesterskamer, ook op de eerste verdieping zijn gelegen en deze ruimten zijn vanuit de burgerzaal en de aangrenzende galerijen vrijwel direct bereikbaar.
Afbeelding 2 Plattegrond eerste verdieping van het Amsterdamse stadhuis
Afbeelding 1 Burgerzaal van het Amsterdamse stadhuis
Afb. 1 Hesmerg, E. & P. (2010). Burgerzaal Paleis op de Dam. Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam. Beschikbaar op: http://www. paleisamsterdam.nl/pers/beelden-gebouw-en-interieur [Geopend op 16 juni 2014]. Afb. 2 Afbeelding auteur
62
De utopie van het stadhuis
Net zoals de naastgelegen Nieuwe Kerk kwam het stadhuis hoog boven de omliggende bebouwing uit en door het gebouw met de brede voorgevel frontaal op het belangrijkste handelsplein te plaatsen profileerde het stadhuis zijn autoriteit duidelijk aan
zijn omgeving. Daarom is de onafhankelijkheid van het exterieur ten opzichte van het interieur des te opvallender. Ruimten met belangrijke functies zijn in de gevels niet te onderscheiden van ruimten met minder belangrijke functies. De gevels zijn onderdeel van de filosofie waarin de afmetingen, verhoudingen en de boodschap centraal staat. De gevels zijn, net zoals de plattegronden, duidelijk symmetrisch ontworpen en de beeldhouwwerken en andere decoraties bevatten wederom talloze boodschappen. De timpaan in de voorgevel van het stadhuis laat bijvoorbeeld de personificatie van de vrede zien, geflankeerd door de personages van voorzichtigheid en gerechtigheid. De timpaan toont de welvaart en met de verbeelding van de zeegoden werd de Amsterdamse dominantie op de zee afgebeeld. Naast de verbeelding van boodschappen bevatten de gevels ook een grote hoeveelheid aan ornamenten. De repetitie waarin de ornamenten in volledige symmetrie op de gevels van het stadhuis te bewonderen zijn versterken de machtige uitstraling van het gebouw. Zonder de beeldhouwwerken en ornamenten zou het gebouw beduidend inleveren op de uitstraling en daarmee op de autoriteit van het stadhuis.
een combinatie van een raadhuis, gerechtsgebouw, politiebureau, militair commandocentrum, gevangenis, wapenarsenaal, handelscentrum, belastingkantoor, wisselkantoor en kunstgalerie. De burgemeester had ook een rol bij de rechtspraak, de schout was politiecommandant, officier van justitie en rechter tegelijk en de schepenen die een rechtelijke functie hadden waren ook medewetgevers. Deze combinatie van functies zorgden ervoor dat het stadhuis het absolute machtscentrum van de stad was.4
Afbeelding 3 Voorgevel Amsterdamse stadhuis zonder beeldhouwwerken en ornamenten
Afbeelding 4 Voorgevel Amsterdamse stadhuis met beeldhouwwerken en ornamenten
In 1648 waren de wetgevende, rechtelijke en bestuurlijke macht nog niet strikt gescheiden zoals we het in de huidige tijd kennen. Het stadhuis was
Hervormingen In de huidige samenleving is juist een verdeling van de machten te zien, ook wel de trias politica genoemd. Deze machten dienen elkaar in evenwicht te houden en onafhankelijk te zijn. In Nederland is de trias politica echter niet in de zuiverste vorm gescheiden. Het parlement, de eerste en tweede kamer, zijn de wetgevende macht, de regering is de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht wordt uitgevoerd door de rechtbank. Hoewel het parlement het recht van initiatief heeft, komt de meeste wetgeving tot stand na een wetsvoorstel van de regering. Wetgeving moet door zowel het parlement als de regering worden goedgekeurd. Nederland kent dus niet de zuiverste vorm van de trias politica maar een machtsvertoon als in het bovengenoemde Amsterdamse stadhuis is absoluut verleden tijd. Gedurende generaties hebben vele gebeurtenissen in de maatschappij plaatsgevonden. Sommige negatief, maar vele ook positief waardoor
wij momenteel kunnen leven in een samenleving waarin, uitzonderingen daargelaten, geen honger wordt geleden, de meeste ziekten kunnen worden overwonnen en waarin wij geen directe oorlogsdreiging meer hebben. Aan de hand van deze gebeurtenissen hebben continu hervormingen plaatsgevonden. De hervormingen zijn doorgevoerd om problemen op te lossen of omdat de structuur of werkwijze van een organisatie simpel weg niet meer relevant was voor de gewenste doelstelling. Een belangrijke oorzaak van vele grootschalige hervormingen is de opkomst van de kapitalistische samenleving waarin de winst een drijvende factor is. Deze hervormingen vinden vroeg of laat plaats binnen alle sectoren waarin een organisatie aanwezig is. Zo vinden er ook hervormingen plaats in de bestuurlijke organisatie van de overheid. Vanwege bezuinigingen heeft de overheid besloten tot een decentralisatie over te gaan. Als gevolg van deze decentralisatie krijgen gemeenten een steeds omvangrijker takenpakket. Door de groei van het takenpakket zijn ook de eisen aan de bestuurskracht van de gemeenten toegenomen. Van de gemeenten wordt steeds meer bestuurlijke, ambtelijke en financiĂŤle slagkracht gevraagd. Individuele, veelal kleinere, gemeenten kunnen daardoor soms niet alle taken meer aan. Door gemeenten samen te voegen ontstaan grotere gemeenten die wel alle gemeentelijke taken zelfstandig en op correcte wijze moeten kunnen uitvoeren. Deze samenvoeging van gemeenten wordt ook wel de gemeentelijke herindeling genoemd.5 De gemeentelijke herindeling wordt gezien
Mak, G. (1997). Het stadspaleis. Amsterdam / Antwerpen: Atlas Plasterk, R.H.A. (2014). Beleidskader gemeentelijke herindeling. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Afb. 3 Afbeelding auteur Afb. 4 Afbeelding auteur 4 5
Roland van Deelen
63
als een resultaat van de optimalisering van de overheidsorganisatie. Met de toename van het takenpakket verandert ook de politieke situatie van de gemeenten. Doordat de gemeenten groter en slagvaardiger worden moet tevens worden gewaakt voor het verwateren van de relatie van het gemeentelijke bestuur met de gemeente zelf. Hoe kan worden voorkomen dat het bestuur de identiteit van de gemeente uit het oog verliest? Waar zou dan beter kunnen worden begonnen dan bij de huisvesting van de gemeentelijke beleidsbepalers, het stadhuis. Architectuur van het stadhuis Het type stadhuis wordt veelal gekenmerkt door karakteristieke elementen. Torens, klokken, trappen en bordessen zijn enkele van deze karakteriserende elementen die direct zouden kunnen worden toegeschreven aan een stadhuis. Het stadhuis is echter geen verzameling van de stereotype elementen. Het stadhuis is representatief voor de stad. Het Amsterdamse stadhuis is een goed voorbeeld waarin een duidelijke boodschap te zien is. Het stadhuis toonde de macht van Amsterdam en weerspiegelde de wijze waarop de stad zichzelf zag als het centrum van het universum. De boodschap is niet meer actueel maar het stadhuis gaf duidelijk de identiteit van de handelsstad Amsterdam weer. Maar wat is er gebeurd met identiteit in de nieuwe stadhuizen? Ook hier lijkt de ontwikkeling van de kapitalistische samenleving een grote invloed te hebben gehad. Gebouwen, en daarmee ook stadhuizen, worden een product van de commerciële markt. Dat betekend dat een gebouw eenvoudig aan
Caruso, A. (1998). The Tiranny of The New. Blueprint, issue 150 (pp. 24–25). Londen 6
Fotograaf onbekend (2010). Stadhuis Den Haag. Beschikbaar op: http://www.skyscrapercity.com/showthread.php?t=1168353 [Geopend op 5 augustus 2014]. Afb. 5
64
De utopie van het stadhuis
een nieuwe functie moet kunnen worden aangepast waardoor het wordt gekarakteriseerd door een neutrale, onbestemde ruimte in een gecontroleerde en flexibele schil. Er heeft een scheiding tussen de vorm en de functie van het gebouw plaatsgevonden. Het gebrek aan authenticiteit zorgt ervoor dat zo’n gebouw overal zou kunnen staan en een onbekende hoeveelheid aan functies zou kunnen herbergen. Neem het in 1995 gerealiseerde stadhuis van de Amerikaanse architect Richard Meier in Den Haag. Het complex biedt onder andere plaats aan winkels, kantoren en een bibliotheek, maar het gebouw is niet meer te onderscheiden als een stadhuis en heeft de connectie met de historische context of geografische omgeving verloren.6
Afbeelding 5 Stadhuis Den Haag
De utopie van het stadhuis De identiteit en de herkenbaarheid van het stadhuis dreigt dus op de achtergrond te raken. De volksvertegenwoordiging wordt veelal ondergebracht in een gebouw dat ook een school, kantorencomplex, huisartsenpost of winkelcentrum had kunnen zijn. Het stadhuis biedt niet alleen onderdak aan het gemeentebestuur maar het speelt ook een belangrijke rol in de vertegenwoordiging van de gemeente. Identiteit en herkenbaarheid zijn belangrijke begrippen voor de bewoners van een gemeente. Deze begrippen moeten dus ook een belangrijke rol vervullen in de representatie van gemeente voor de volksvertegenwoordigers. Het stadhuis moet een representatie zijn van de gemeente en haar inwoners maar het stadhuis moet ook een representatie zijn van het bestuur ten aanzien van de inwoners. Indien een stadhuis voldoet aan dit profiel zal de volksvertegenwoordiging optimaal zorg kunnen dragen voor de identiteit en het welzijn van de gemeente.
BIBLIOGRAFIE
Boeken 1 Achterhuis, A. (1998). De erfenis van de utopie. Amsterdam: AMBO. 2 More, T. (1516). Utopia. 3 Weber, M. (1972). Gezag en bureaucratie. Rotterdam: Universitaire Pers Rotterdam. 4 Mak, G. (1997). Het stadspaleis. Amsterdam / Antwerpen: Atlas. 5 Plasterk, R.H.A. (2014). Beleidskader gemeentelijke herindeling. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 6 Caruso, A. (1998). The Tiranny of The New. Blueprint, issue 150 (pp. 24–25). Londen.
Afbeeldingen 1 Hesmerg, E. & P. (2010). Burgerzaal Paleis op de Dam. Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam. Beschikbaar op: http://www.paleisamsterdam.nl/pers/beelden-gebouw-en-interieur [Geraadpleegd op 16 juni 2014]. 2 Afbeelding auteur. 3 Afbeelding auteur. 4 Afbeelding auteur. 5 Fotograaf onbekend (2010). Stadhuis Den Haag. Beschikbaar op: http://www.skyscrapercity.com/show-thread.php?t=1168353 [Geopend op 5 augustus 2014].
Roland van Deelen
65
HET PARTICIPERENDE STADHUIS
René Heuvelink
Het stadhuis weerspiegelt het overheidsbeleid. Tijdens de troonrede op 17 september 2013 werd het begrip participatiesamenleving geïntroduceerd. Koning Willem Alexander zei dat de klassieke verzorgingsstaat verandert in een participatiesamenleving. Als bezuinigingsmaatregel schuift de rijksoverheid een aantal taken toe naar de gemeenten. De herstructurering van gemeenten moet er vervolgens voor zorgen dat ze, met de beperkte financiële middelen, taken kunnen clusteren over een groter gebied. In dit essay wordt geprobeerd een antwoord te vinden welke architectuur aansluit bij het overheidsbeleid, waarin gestreefd wordt naar een participatiesamenleving. Wouter Jan Verheul beschrijft in ‘Publiek Leiderschap en de Burgemeester’ 1 dat het vermogen om de tijdsgeest aan te voelen en daarop te anticiperen een van de belangrijkste kwaliteiten zijn waarover publieke leiders kunnen beschikken. Leiders zijn niet alleen afspiegelingen van hun tijd, ze vormen die ook. Vanuit deze visie kan afgeleid worden dat de structuur van een stadhuis sterk afhankelijk is van de periode waarin het gebouwd wordt. Het stadhuis is de plaats waar bestuurlijke beslissingen worden genomen, beslissingen op basis van het beleid uit de betreffende periode. De kwaliteiten die het stadhuis zou moeten bezitten zijn volgens deze strekking sterk afhankelijk van de weerspiegeling van het beleid, gevoerd in de periode waarin het ontwikkeld en gebruikt wordt. De ontwikkelingen van het politieke landschap in Nederland hebben de afgelopen decennia een
Verheul, W. J. (2005) Publiek Leiderschap en de Burgemeester. Verheul, W. J. (2005) Publiek Leiderschap en de Burgemeester, p. 8 3 Schmitz, G. (2011) Gebruik gezond verstand, p. 10 4 VNG Commissie (2010) Knollen of citroenen. 5 Jager-Vreugdenhil, M. (december 2011) Spraakverwarring over participatie. Journal of Social Intervention: Theory and Practice (Volume 20/Issue1) pp. 76-99 1 2
66
Het participerende stadhuis
verandering doorgemaakt. In de jaren 60 vormde Nederland een klassieke verzorgingsstaat. De overheid vertelde de bevolking wat er besloten was en de burgers dienden daar genoegen mee te nemen. Een aanleiding om tot hervorming over te gaan was de economische recessie. Het idee van de maakbare samenleving bleek hier niet tegen bestand en zo ontstond het debat om tot een hervorming van de overheidssturing over te gaan. Voortkomend uit een andere visie op de verhouding tussen burger en overheid, zijn vanaf half jaren zeventig zijn tal van participatiebevorderende maatregelen genomen.2 De overheid denkt nu in termen van burgerbetrokkenheid. In de verschillende fasen (generaties) is een heuse participatieladder opgebouwd. De eerste generatie bestond uit vertellen wat er besloten is. De tweede generatie was de burger betrekken bij beleidsontwikkeling. Nu zijn we bij de derde generatie aanbeland. Daarin wordt om initiatief van de burger gevraagd waar de overheid op aansluit.3 De laatste tijden vinden verschuivingen plaats in de taakverdeling tussen gemeente en rijk. Op verschillende onderwerpen hebben de gemeenten meer zeggenschap gekregen en volgens het rapport ‘Knollen of Citroenen’ van de VNG4 wijst alles erop dat de decentralisatie zich de komende jaren voortzet. Dat geeft de gemeenten nieuwe kansen om zelf beleid te maken, passend bij de eigen specifieke omstandigheden en zonder al te veel invloed van het rijk. Door deze decentralisatie en schaalverkleining wordt de afstand tussen overheid en bevolking
kleiner, waardoor de stap naar burgerparticipatie makkelijker gemaakt kan worden. In het artikel ‘Spraakverwarring over participatie’, geschreven door Marja Jager-Vreugdenhil5, worden vijf hoofdvormen van participatie onderscheiden: economische participatie, politieke of beleidsparticipatie, onderwijsparticipatie, maatschappelijke en sociale participatie. Op www.taalbank.nl wordt de volgende definitie voor participatiesamenleving weergegeven: de participatiesamenleving is een samenleving waarin de burger gestimuleerd wordt zelf verantwoordelijkheid te nemen en geactiveerd wordt een bijdrage te leveren aan maatschappelijke processen. In de huidige samenleving anticiperen de gemeenten steeds vaker op burgerinitiatieven. In Vlaardingen kent de gemeente onder andere leefbaarheidsplatforms in de vorm van klankborden en adviesraden waarin bewoners meepraten over de gemeentelijke plannen. Ook praat de gemeente daarin mee over burgerinitiatieven. Vervolgens krijgen de mensen met wijkdeals middelen om zelf hun ideeën uit te kunnen voeren. In Zutphen worden gespreksavonden georganiseerd om te praten over de verschuiving van de taken van de rijksoverheid naar de gemeente en worden verschillende initiatiefnemers met elkaar betrokken. Het stadhuis in Apeldoorn wordt eens per jaar omgetoverd tot een beursvloer waar maatschappelijke organisaties deals kunnen sluiten met bedrijven die iets voor de maatschappij willen betekenen. Doormiddel van NMGN Doet! Biedt de gemeente Nijmegen een podium om mensen te inspireren voor burgerinitiatieven. Dit zijn slechts
enkele voorbeelden van de vele situaties waarin de gemeente een rol speelt om de bevolking te laten participeren. In ‘Van Verzorgingsstaat naar Participatiesamenleving’6 wordt op basis van de relatie tussen gemeente en bevolking beschreven wat belangrijke taken van de betrokken partijen zijn, binnen de participatiesamenleving. Belangrijke taak van de gemeenten is om de verschillende vormen van maatschappelijke initiatieven onderling en met het gemeentelijk beleid afstemmen. De samenwerking tussen gemeente en bevolking is belangrijk, het gaat erom samen tot een nieuwe rolverdeling te komen, waarbij de gemeente het overzicht heeft en zo de partijen scherp houdt. Zoals tevens uit de voorbeelden te destilleren is, zijn regisseren, verbinden, ondersteunen en knelpunten wegnemen rollen voor de gemeente. Burgerparticipatie kan echter niet door de gemeenten afgedwongen worden. De participatiesamenleving is voor een groot deel afhankelijk van de bevolking. Voor het functioneren van deze samenlevingsvorm is het belangrijk dat de burgers zelf initiatieven tonen. De overheid moet bezuinigen en verkoopt de participatiesamenleving als mogelijkheid voor de burger om zelf vorm te kunnen geven aan hun eigen leven en omgeving. De saamhorigheid en het gevoel van trots die ontstaan bij de burgers die betrokken zijn geweest en hebben meegewerkt aan bijvoorbeeld de aanleg van het groen in hun wijk zijn zeer bevorderend voor een prettige samenleving. Bij de tot nu toe besproken voorbeelden is voldoende draagvlak uit de samenleving aanwezig om de betreffende initiatieven
te realiseren. De gemeente kan burgerparticipatie echter niet afdwingen, maar wel stimuleren. Het initiatief moet van de bevolking zelf komen en bij te weinig draagvlak gebeurt dit niet. Zoals eerder beschreven is, kunnen rollen van de gemeente zijn: regisseren, verbinden, ondersteunen en knelpunten wegnemen. Naast de bovengenoemde positieve eigenschappen van de participatiesamenleving, kent deze ook een aantal onderdelen waar voorzichtig mee omgegaan dient te worden. Wanneer dit niet gedaan wordt, kan dit resulteren in verontrustende situaties. Over de nieuwe invulling van de zorg, naar aanleiding van de bezuinigingen, is commotie ontstaan bij de bevolking. Het korten op de zorg voor zorgbehoevenden is een gevoelig onderwerp waar voorzichtig mee om moet worden gegaan. Wanneer het draagvlak voor initiatieven ontbreekt, zal dit niet door de bevolking ingevuld worden en blijft het de taak van de gemeente om dit op te vangen. In het boek ‘Lord of the Flies’7 wordt beschreven hoe een harmonische samenleving van kinderen op een tropisch onbewoond eiland, door het verdwijnen van draagvlak, omslaat in een dystopie. Ook wordt hierin een beeld geschetst welke invloed de mate van betrokkenheid heeft op het functioneren van de groep kinderen. Het boek Lord of the Flies is in 1954 geschreven door William Golding. Het verhaal beschrijft de gebeurtenissen van een groep kinderen die, na met een vliegtuig neergestort te zijn, aanspoelt op een onbewoond eiland. In het begin van het verhaal wordt de sterke charismatische Ralph boven Jack verkozen als leider van de groep. Biggie wordt Ralphs adviseur en
ondersteunt hem bij zijn leiderschap. Ralph stippelt een plan uit voor de groep met als doel overleven en uiteindelijk gered worden. Zorgen voor eten, onderdak en vuur zijn de belangrijkste onderdelen van zijn plan. Zelf houdt Ralph het overzicht en betrekt enkele kinderen uit de groep bij het leidinggeven, door voor elk onderdeel iemand verantwoordelijk te maken. Sam en Eric voor het aanhouden van het vuur, Simon voor het bouwen van hutten en Jack voor het zorgen voor vlees. De groep accepteert het plan en begint vol goede moed aan de uitvoering. Simon, Biggie, Sam en Eric zijn trots om betrokken te zijn bij het plan en hebben de motivatie om hier hard voor te werken. Een aantal andere kinderen voelen zich minder betrokken en verkiezen na verloop van tijd de lol van het spelen en zwemmen boven de noodzaak van het hutten bouwen. Jack heeft de verkiezing van Ralph als leider op het eiland nooit geaccepteerd en probeert enkele malen zijn eigen kamp te beginnen, echter krijgt hij geen steun vanuit de rest van de groep. Na een hele periode zonder vooruitzichten op een redding neemt de hoop op een redding bij de groep af. Na een volgende poging van Jack om het gezag van Ralph te ondermijnen en zijn eigen kamp te starten, waarin Jack belooft een feest te maken van zijn nieuwe kamp, is het draagvlak vanuit de groep, voor Ralph als leider verdwenen en krijgt Jack een groot aantal personen mee. Simon, Biggie, Sam en Eric blijven Ralph trouw en zij blijven het uiteindelijke doel, om gered te worden, voor ogen zien. Het kamp van Jack is alleen maar bezig om zoveel mogelijk lol te hebben op het eiland en denken niet meer over een
Wiebusch, M. Moulijn, M. (juni 2013) Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. 7 Golding, W., & Epstein, E. L. (2006). Lord of the flies: A novel. New York: Penguin. 6
René Heuvelink
67
eventuele redding na. Uiteindelijk slaat het jagersspel van de kinderen in het kamp van Jack door in een levensgevaarlijke situatie. Ralph, Biggie, Simon, Sam en Eric zijn niet meer veilig op het eiland. Sam en Eric worden gevangen genomen, Simon wordt door stokslagen van de aanhang van Jack vermoord en Biggie wordt door een rots verpletterd, die door de bewakers van Jack van de rots geduwd werd. Vervolgens ontstaat er een klopjacht op Ralph. Na een chaotische achtervolging door de jungle belanden ze met z’n allen op het strand van het eiland. Op het moment dat Ralph vermoord dreigt te worden, zien ze een legerofficier naderen op het strand. Wanneer ze de legerofficier zien beseffen ze dat ze gered zijn en komen ze tot bezinning over de barbaarsheid van hun gedrag. Het huidige overheidsbeleid streeft naar een participerende samenleving. Hierin is een kleine afstand tussen het gemeentebestuur en het volk belangrijk. Uit de beschrijving van de participatiesamenleving blijkt dat het verbinden een belangrijke rol voor de gemeente is. De relatie waarin de gemeente en de burgers afhankelijk van elkaar zijn, is versterkt door de politieke ontwikkelingen. Het verhaal Lord of the Flies beschrijft een situatie waarin de betrekking van personages bij het leiderschap, een positief effect heeft op hun handelen. Zij nemen initiatieven en proberen meer verantwoordelijkheid te nemen voor de samenleving op het eiland. Dit is te herleiden naar de doelstelling van de participatiesamenleving. Echter is aan het verloop van het verhaal ook te zien dat voldoende
Zeegers, G/Visser, I (1981) Kijk op Stadhuizen: Elsevier, p. 61 Rosemoon, 2012. Stadhuis van Eindhoven. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: http://commons.wikimedia.org/wiki/ File:Stadhuis_van_Eindhoven_1.JPG [Geopend 24 augustus 2014]. 8
Afb. 1
68
Het participerende stadhuis
draagvlak essentieel is om de samenleving draaiende te houden. Op basis van de bovenstaande interpretaties vormen de thema’s betrokkenheid van de burger en de relatie tussen stadhuis, bestuur en bevolking de belangrijkste uitgangspunten waarop de analyse van de twee onderstaande stadhuizen gebaseerd zijn. In deze analyse worden de gevolgen van het overheidsbeleid geprojecteerd op de stadhuizen van Eindhoven en Nieuwegein. Het stadhuis van Eindhoven stamt uit de periode van de maakbare samenleving uit de jaren 60. En het stadhuis van Nieuwegein is in 2012 in gebruik genomen en is gerelateerd aan de derde generatie van de participatieladder. Het stadhuis van Eindhoven is in 1958 gebouwd en vertoont duidelijke kenmerken van de eenzijdige communicatie van de overheid, waarin de gemeente de burger vertelt wat er besloten is. De monumentale uitstraling die bij veel stadhuizen uit de jaren 60 te zien is, diende voor eerbied voor het gezag te zorgen.8 Het stadhuis is gesitueerd aan de Keizersgracht, aan de rand van het centrum. Voor het stadhuis bevindt zich het stadhuisplein. Een plein waar bij gelegenheid evenementen georganiseerd worden maar waar zich daarbuiten weinig activiteiten plaatsvinden.
Afbeelding 1 Representatief gedeelte stadhuis Eindhoven
Hoewel in het stadhuis incidenteel tentoonstellingen georganiseerd worden is het gebouw verder niet toegankelijk voor bezoekers. Mede door de locatie aan de rand van het centrum en de geslotenheid van het stadhuis worden de burgers miniem bij het gebouw betrokken. Hierdoor wordt een afstand tussen bestuur en bestuurde gecreĂŤerd. Dit wordt versterkt doordat de burgerzaken, waar de burgers hun paspoorten en rijbewijzen en dergelijken kunnen aanvragen, in een extern gebouw zijn ondergebracht. Dit onderdeel van de gemeente bevindt zich in een kantoorpand aan de overkant van de Keizersgracht.
Afbeelding 2 Inwonersplein stadskantoor Eindhoven
De gevel van het stadhuis, waar onder andere de burgemeesterskamer, de raadzaal en B en W kamer zijn geplaatst, is hoofdzakelijk uitgevoerd in natuursteen. Terwijl het pand waar de burgerzaken zich in bevindt gekenmerkt wordt door een ‘gewone’ kantooruitstraling. De buitenmuur is opgetrokken uit een kale gelige baksteen. Ter hoogte van de begane grond is voor de baksteen letterlijk een dun laagje natuursteen geplakt, om zo toch een relatie met het representatieve deel te vormen. Mede door het verschil in uitstraling van het toegankelijke en niet toegankelijke gedeelte, vergroot dit de afstand tot het volk. Deze afstandelijke relatie zorgt ervoor dat het volk de indruk krijgt dat ze weinig hebben in te brengen en weerspiegeld de overheidscultuur van het top-down bestuur uit de jaren 60 van de maakbare samenleving.
Het stadhuis van Nieuwegein is in 2012 in opgeleverd en vormt een onderdeel van het centrum van de stad. Het concept transparantie staat centraal bij het ontwerp van het stadhuis. Dit concept relateert aan het thema democratie en verbeeld een directe communicatie tussen overheid en burgers. Naast de functie van stadhuis zijn een openbare bibliotheek, winkels en een openbaar toegankelijk dakterras onderdeel van het gebouw. Doordat de verwevenheid van deze openbare functies in het stadhuis, gaat het stadhuis een betrokken relatie aan met zijn omgeving. Daarnaast wordt het gebouw gekenmerkt door zijn openheid. Een waaiervormige vide werkt als verbindend element tussen de eerste vijf verdiepingen.
Afbeelding 3 Waaiervormige vide stadhuis Nieuwegein
Door de winkels in de plint, is het gebouw onderdeel van het omringende winkelcentrum. De burgers worden verwelkomd het stadhuis door de openbare voorzieningen welke in het complex gesitueerd zijn. Door deze wijze van betrokkenheid
gaat het stadhuis een open relatie aan met de bevolking. Door de toegankelijkheid en transparantie binnen het stadhuis wordt de afstand tussen de inwoners en gemeente verkleind. Dit vergroot het gevoel bij de burger dat diegene betrokken is bij het beleid wat gevoerd wordt binnen de gemeente, naar hem geluisterd wordt en hierop kan participeren. Wat zijn typisch kenmerken van het stadhuis in de participerende samenleving? Het participerende stadhuis is een stadhuis dat deelneemt aan de samenleving en waarin de samenleving deelneemt aan het stadhuis. De gemeente is afhankelijk van de bevolking en de bevolking van de gemeente. Het is belangrijk dat het stadhuis dat weerspiegelt om ervoor te zorgen dat de burger meer bij de gemeente betrokken wordt. Om dit principe uit te dragen kan het stadhuis geen object zijn waar de burger alleen maar van een afstandje naar kan kijken, zoals in Eindhoven het geval is. Nee om de betrokkenheid van de burger te weerspiegelen, moet de bevolking welkom zijn in het stadhuis. Dit kan worden vormgegeven door het stadhuis onderdeel te maken van de structuur van de stad en openbare functies te mengen met het stadhuis. Het stadhuis van Nieuwegein is hier een goed voorbeeld van waar de bibliotheek, kantine en het dakterras in het stadhuis toegankelijk zijn voor de burgers. Wanneer verder in het verleden gekeken wordt is ook het oude stadhuis van Amsterdam op de Dam hier een goed voorbeeld van. De imposante burgerzaal in het stadhuis was toentertijd een openbare plaats voor de bevolking en deed dienst als ontmoetingsplaats. In dit opzicht zou de discussie
Rosemoon, 2012. Stadskantoor Eindhoven. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: http://commons.wikimedia.org/wiki/ File:Stadskantoor_Eindhoven.JPG[Geopend 24 augustus 2014]. Afb. 3 Van der Windt, Jan, 2012. Nationale staalprijs stadhuis Nieuwegein. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: http://www. nationalestaalprijs.nl/archief/2012/projecten/utiliteitsbouw/stadshuis-nieuwegein[Geopend 24 augustus 2014]. Afb. 2
René Heuvelink
69
gewekt kunnen worden over de vraag of de overdekte passage bij Piazza in het centrum van Eindhoven een locatie is welke meer aansluitende kwaliteiten biedt, benodigd voor het participerende stadhuis, dan de huidige situatie. Bij de overdekte passage worden meer burgers betrokken en vormt het een onderdeel van de omgeving.
Afbeelding 4 Passage bij Piazza Eindhoven
Afbeelding 4: Fuksas, 1999. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: http://www.fuksas.it/#/progetti/1103/ [Geopend 24 augustus 2014].
70
Het participerende stadhuis
BIBLIOGRAFIE
1 Golding, W. & Epstein, E. L. (2006). Lord of the flies: A novel. New York: Penguin. 2 Jager-Vreugdenhil, M. (december 2011) ‘Spraakverwarring over participatie’. Journal of Social Intervention: Theory and Practice, Volume 20 (Issue1), pp. 76-99. 3 Schmitz, G. (2011) Gebruik gezond verstand. Gemeente Peel en Maas. 4 Verheul, W. J. (2005) Publiek Leiderschap en de Burgemeester. Erasmus Universiteit Rotterdam. 5 Visser, I. & Zeegers, G. (1981) Kijk op Stadhuizen. Amsterdam: Elsevier. 6 VNG Commissie (2010) Knollen of citroenen. Beschikbaar op: http://www.vng.nl/brieven/knollen-of-citroenen [Geraadpleegd op 20 April 2014]. 7 Wiebusch, M. & Moulijn, M. (2013) Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Arcon.
René Heuvelink
71
HET PAD DER DEUGD
Ruud Heynen
Inleiding Als gevolg van een financieel-economische crisis in Europa, en dus bezuinigingen vanuit de rijksoverheid, krijgen gemeentes in Nederland steeds meer verantwoordelijkheid en vrijheid om zelf te besturen. Er worden decentralisaties uitgevoerd op het terrein van werk, zorg en jeugd. Intergemeentelijke samenwerking of fusies worden hierdoor noodzakelijk om voldoende bestuurlijke en ambtelijke daadkracht te verkrijgen. Een dergelijke schaalvergroting zal een kostenbesparend effect met zich mee dragen en bovendien een kwaliteitsverbetering in de gemeente doorvoeren.16 De negatieve zijde aan deze trend is dat het fuseren van kleinschalige gemeenten leidt tot een toename in de (fysieke) afstand tussen het bestuur en haar burgers, vanwege een centraal bestuur in de nieuwe grootschalige gemeente.17 Ontwikkelingen op het gebied van digitalisering verlopen daarnaast in een hoog tempo en leiden er zelfs toe dat de burger ertoe in staat is om zijn burgerzaken te regelen zonder dat een bezoek aan het gemeentehuis nodig is. De voordelen van een gemeentelijke herindeling zullen alleen maar positieve gevolgen hebben voor de burgers, echter verliest de gemeente zijn gezicht, de lokale sociaal-maatschappelijke relatie tussen de burgers en het gemeentehuis kan verloren gaan.21 In dit essay wordt er gezocht naar ingrepen die ervoor kunnen zorgen dat de intieme band van een kleinschalige gemeente niet verloren gaat bij een opschaling. Om tot een uitspraak te kunnen komen zal er allereerst met een kritische blik gekeken worden naar het boek Honger van de Noorse schrijver Knut
Hamsun en het stadhuis van Stockholm door architect Ragnar Östberg. Er bestaan namelijk parallellen, Honger bevat een maatschappelijke denkwijze representatief voor de tijd waarin het stadhuis van Stockholm gebouwd werd, de grondslag van dit stadhuis bestaat uit een belichaming van de nationale identiteit. In Honger beschrijft Hamsun het leven van een jonge schrijver die te kampen heeft met de kou van het grimmige Kristiania (Oslo), het zware bestaan als beginnend auteur, de drang om te overleven en een zoektocht naar een hoger bewustzijn. Hamsun schetst in zijn boeken een licht afwijkende weerspiegeling van zichzelf, hierdoor is hij in staat om specifieke vormen van pijn te kenschetsen. Dit resulteert in een stempel die voelbaar is in iedere zin, afkomstig uit het karakter van het dominant aanwezige Noorse land.6 Deze zogeheten Noorse geest had destijds niet alleen een stevige grip op het volk van de Scandinavische landen, maar zijn invloed is bovendien vertaald in een breed scala aan bouwwerken. Het stadhuis van Stockholm komt voort uit een plotselinge waardering voor de nationale identiteit van Zweden.10 Nadat de onderwerpen in elkaars perspectief zijn gesteld, zal een korte discussie de onbewuste aanwezigheid van een gemeenschappelijk gedachtegoed neerzetten in een hedendaagse situatie, waarbij de vraag naar het ‘gemeenschappelijke’ in verbinding zal worden gebracht met het ontwerpen van een gemeentehuis in de open, democratische samenleving van Nederland.
Hamsun, K. (1890). Honger. De Arbeidspers, Amsterdam, 1976. Hamsun, K. (1890). Hunger. Alfred A. Knopf, New York, 1921. 10 Lane, B.M. (2000). National Romanticism and Modern Architecture in Germany and the Scandinavian Countries. Cambridge University Press, Cambridge. 16 College B&W gemeente Boxtel, Haaren, Schijndel, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode en Vught (2013) Goed leven, goed werken: mensen maken De Meierij. 17 College B&W gemeente Sint-Oedenrode (21 mei 2013) Raadsvoorstel: Verkenning samenwerking Schijndel-Sint-Oedenrode.
21
5 6
72
Het pad der deugd
Westra, M.G. (10 mei 2010) Programma van eisen: inrichtingsplan gemeentehuis Zeist. 23 Frank, J. (2005, december 26). In from the cold. The return of Knut Hamsun. 26 Carlsen, H. (1966, augustus 19). Sult. Denemarken. 27 Kaspar Pröckl (2013, december 29). Conversation Between Paul Auster and Regina Hamsun [Video file].
Knud Pedersen Om een beeld te vormen van de Noorse geest en de fictieve personages uit het Noorse landschap wordt in dit essay een van de meest omstreden Scandinavische schrijvers besproken. Zijn bestaan begon als Knud Pedersen, geboren te Gudbrandsdal, Midden-Noorwegen 1859. Afkomstig uit een familie van eenvoudige ambachtslieden en landbouwers, de familie moet vanwege ontoereikendheid noodgedwongen verhuizen naar het grimmige Hamsund, de geboorteplaats van zijn pseudoniem, Knut Hamsun. Ondanks een moeizame jeugd maakt de jonge Hamsun zich als een autodidact meester van de Noorse taal, hierdoor ontwikkelt hij een trots die moeilijk te ontkrachten is. Dit vormt het begin van een moeizame reis naar het dichterschap.5, 23 Op zijn veertiende levensjaar verlaat hij het ouderlijk huis voor een verblijf in Oslo (Kristiania). In de winter van 1879 - 1880 komt hij oog in oog te staan met de erbarmelijke omstandigheden, zijn verwoede pogingen om van de pen te leven leiden ertoe dat hij bijna omkomt van de honger. De film Sult (1966) omschrijft de situatie: ‘a country boy lost in the city’.26, 27 Als een vreemdeling geplaatst in een gemeenschap waarvan hij altijd de buitenstaander zal blijven, zoekt hij het geluk elders en emigreert in 1882 naar Amerika. Hier probeert Hamsun hogere niveaus van creativiteit en bewustzijn te bereiken, in dienst van de hogere doelen van de Natuur. Denkend dat hij onderdeel is van een elite Europese spirituele aristocratie, bekritiseerd hij de Amerikaanse cultuur op basis van de wetten van de natuur en de bijbehorende normen en waarden. Na een korte
terugkeer in Noorwegen, geeft hij Amerika wederom een kans. Zijn afkeer voor de Westerse moderne cultuur ontwikkeld alleen maar verder, zijn eerste boek From the Cultural Life of Modern America (1889) beschrijft deze afkeer. Als een aanval op de nieuwe wereld beschrijft Hamsun zijn aversie tegen de vrijheid van een democratie, volgens hem worden alle hogere dingen hierin genivelleerd tot het laagste niveau en wordt het financiële materialisme naar de hoogste moraal geplaatst.14, 25 Deze kijk op Amerika vindt zijn oorsprong in Hamsun’s jeugd en opvoeding, versterkt door oppervlakkige, persoonlijke ervaringen in het buitenland.23 Op jonge leeftijd ontwikkelt hij namelijk een liefde voor de natuur, die uitgroeien tot verlangens naar het armoedige, plattelandse bestaan, een kenmerk van zijn literatuur.25 Het aanbidden en verheerlijken van de natuur, een eenvoudige leefstijl en de gewone arbeider in een sombere situatie behoort tot de zogenaamde Bloed en Bodem literatuur. Afkomst en landbouw zijn het centrale bestanddeel van een verlangen naar oude, primitieve tijden.19 Het is dus logisch dat hij een aversie voor het moderne ontwikkeld, hij uit dit onder andere door zichzelf te noemen naar de plaats Hamsund, dat hem doet denken aan primitieve leefomstandigheden. Het pad der deugd in Kristiania Twee jaar later keert hij terug naar Noorwegen, ditmaal in staat van ziekte en psychisch mineur. De reünie met de hoofdstad werd de emotievolle opener van Honger: ‘In die tijd zwierf ik met een hongerige maag door Kristiania, die vreemde stad, die niemand
Hamsun, K. (1890). Honger. De Arbeidspers, Amsterdam, 1976. Hamsun, K. (1890). Hunger. Alfred A. Knopf, New York, 1921. 7 Hamsun, K. (1890). Hunger. Canongate Books, Edinburgh, 1996. 14 Deavin, M. (1996). Knut Hamsun and the cause of Europe. National Vanguard, 116, pp. 23-25. 15 Erens, F. (1924). De schatkamer no.7: Literaire overwegingen (pp. 87-91). Boosten & Stols, Maastricht, 1924 19 Poll, van der, S. (2010) Knut Hamsun in de Nederlanden: verguisd en bewonderd. Tijdschrift voor Skandinavistiek, vol. 31, nr. 2, pp. 155-175. 5 6
verlaat zonder erdoor getekend te zijn.’ 5 De roman Honger is een analyse over het onderwerp honger, de ik-figuur staat in conflict met de maatschappij, een zogenaamde ‘anti-held’ die een onvernietigbare drang tot zelfbehoud beheerst.5 Het principe achter Honger wordt treffend omschreven door schrijver Paul Auster: ‘The process is inescapable: he must eat in order to write. But if he does not write, he will not eat. And if he cannot eat, he cannot write. He cannot write.’7 Vanaf het begin wordt al gauw duidelijk gemaakt dat de held ervoor kiest om honger te leiden, en net als Hamsun dacht te doen, bereikt hij zo een hogere vorm van bewustzijn door in contact te komen met een spirituele, gevoelige ik. Deze ‘high’ wordt vervolgens benut om de creativiteit in het schrijfproces te bevorderen. De eindeloze drang om te vasten uit zich in tal van vernederende situaties, de held hecht zich aan zijn idealen en probeert op deze manier zijn waardigheid te behouden, tegen beter weten in. Het laat de irrationaliteit van de menselijke geest zien.7 In het begin van het verhaal komt de anti-held nog relatief goed voor de dag, wanneer zijn verval vordert en zijn kleding begint te rafelen, is hij volledig afhankelijk van verbale overtuigingskracht om zijn positie in de maatschappij te behouden. Zelden zal hij zijn armoede, honger of falen in het schrijven bekennen, altijd verteld hij zijn situatie rooskleuriger dan deze in werkelijkheid is. Hij behoudt waardigheid boven waarheid. Deze karaktereigenschap toont Hamsun’s persoonlijke aristocratische ideaal.5 Zodra hij de rechtvaardigheid van zijn eigen situatie in twijfel trekt, weigert hij zich te vergrijpen aan
oneerlijke handelingen en blijft de held op het pad der deugd. ‘Het loonde zich wel om eerlijk te zijn, eerlijk en rechtvaardig.’ Hij is namelijk van mening dat zijn rechtvaardigheid, eerlijkheid, gedrag en gulheid zouden moeten corresponderen met de kwaliteit van zijn leven. God en de gehele samenleving hebben hem ten onrechte bestraft met dit lot.5, 25 Als de held in Honger ervan bewust wordt dat hij minderwaardig is ten opzichte van de maatschappelijke standaard, schommelt zijn neergang op en neer met steeds diepere dalen en als maar lagere pieken, maar hij zal zijn trots en waardigheid nooit verlaten. Langzamerhand maakt realiteitszin plaats voor waanzin, moreel en moraal verdampen in toenemende mate. Hij wordt bewust van zijn fysieke vertoning en hooghartige gedrag. De anti-held ontdekt dat hij afwijkt van het pad der deugd, zijn laatste redmiddel is om te ontsnappen aan de klauwen van Kristiania. Honger eindigt in een voorzet naar het heden, een stap in de twintigste eeuw.23 De greep van het Noorse land De somberheid en melancholie in Honger zijn te typeren als iets Scandinavisch.15 Het Noorse land is dominant aanwezig in iedere zin die Hamsun ooit geschreven heeft. Hij ontleent het karakter van zijn helden aan de stempel die het land op hem heeft gezet.6 Hamsun kon als geen ander de Noorse ziel beschrijven en belichamen.14 Honger zit dan ook vol met een voortreffelijke eentonigheid, die met weinig veranderingen doorgaat van begin tot eind. Door slechts één klank vol te houden geeft de held zijn
Frank, J. (2005, december 26). In from the cold. The return of Knut Hamsun. 25 Oud, G.J. (jaartal onbekend). Ik ben alleen maar oud en doof. 23
Ruud Heynen
73
minachting voor de maatschappij weer. Frans Erens beschrijft dit in een recensie (1924) als: ‘Bij het lezen van dezen roman van den Noorschen schrijver Hamsun heb ik aan die Noorsche schippers te Amsterdam moeten denken. Het zelfde emotielooze, naar het uiterlijk te oordeelen, heb ik in deze bladzijden teruggevonden, dat ik op die stille gezichten had gezien.’15 De liefde voor het primitivisme, dat Hamsun uit in zijn enthousiasme voor het eenzame platteland en afkeer tegen de welvarende westerse wereld, maakt hem een antimoderne modernist.3 Scandinavische trots Hamsun’s liefde voor het Noorse land en de natuur gaat dieper dan slechts een oppervlakkige waardering. Zijn plattelandse fantasieën over een wereld vol ouderwetse normen en waarden bleven beperkt tot zijn boeken, totdat hij echter zijn idealen vond in de opkomst van een nieuwe Julius Caesar. Hamsun keerde de massa zijn rug toe en pleitte vóór dictatuur boven democratie, hij geloofde niet in de heerschappij van de massa. Zijn zoektocht naar primitieve idealen, het leven van het land en de bijbehorende mannelijkheid, vond hij terug in het totalitarisme van de Nazi’s. Zijn aversie tegen de oppervlakkigheid en het materialisme van de stad, en het bijbehorende verlangen naar vooruitgang dat hij associeerde met het modernisme, werkte alleen maar bevorderend om de zaak van Mussolini, Hitler en de Noorse autoritaire politicus Vidkun Quisling te steunen. Adolf Hilter pleegde zelfmoord, een verademing voor de mensheid, Hamsun daarentegen schreef
Gay, P. (2007). Het modernisme. De schok der vernieuwing (pp. 372379). Ambo, Amsterdam, 2009. 15 Erens, F. (1924). De schatkamer no.7: Literaire overwegingen (pp. 87-91). Boosten & Stols, Maastricht, 1924. 3
74
Het pad der deugd
een necrologie ter ere van hem, die als een schok werd ervaren door de Noren. Voor het volk was het een bevestiging, hun eigen Nobelprijs-winnende schrijver was een collaborateur. Zoals de anti-held in Honger Kristiania verlaat en op zoek gaat naar een nieuw leven, maakte Noorwegen in 1905 een nieuwe start toen het onafhankelijk werd van het Zweedse rijk en voor eens en altijd verlost was van de Deense monarchie. Iedere Noor die internationale aandacht trok werd gekoesterd, en na de onafhankelijkheid werd de drang naar een nationale identiteit alleen maar groter. Dit leidde ertoe dat onaangekondigd de anti-held uit Honger in iedere Noor naar boven kwam, een held die zijn trots en waardigheid niet zomaar zou verlaten, de Noorse maatschappij ging tegen beter weten in het lot van de collaborateur veilig stellen. Hoewel Hamsun’s politieke perspectieven al langer bekend waren, kon men niet geloven dat hij hier bewust voor had gekozen. Het Noorse volk zocht naar een excuus om Hamsun’s naam te zuiveren, op bejaarde leeftijd werd vastgesteld dat hij ten gevolge van een moeizame jeugd leed aan een minderwaardigheidscomplex. Echter, de absolute eerlijkheid van Hamsun en het wantrouwen in dit onderzoek bracht een niet te ontwijken teleurstelling met zich mee, de oude schrijver wist voortdurend wat hij zei, aan zijn politieke stellingname kon men niet meer ontkomen.3 Nationaal Romanticisme, noordelijke droom Het koesteren van een nationale geschiedenis is in de Scandinavische landen een diepgewortelde emotie, vanwege de langdurende strijdtussen deze
noordelijke landen, met als gevolg dat hun grenzen bijna alle vormen en posities hebben aangenomen, delen ze een groot deel van hun historie met elkaar, echter stuk voor stuk willen ze uniek zijn. Dit uit zich in een plotselinge waardering voor nationale identiteit, welke plaatsvindt in de periode 1885 tot 1920 binnen de architectuur en andere vormen van kunst. Het werd een nieuw soort huiselijke stijl die zijn oorsprong vindt in lokale en regionale tradities vanaf de middeleeuwen en oudere tijden. Het was een antwoord op de behoefte voor een nieuw nationalisme, het definiëren van een hoofdstad die modern en jong was, gevormd nadat de Scandinavische naties onafhankelijk werden. De stijl vloeit voort uit de regio, gebouwen kunnen daardoor regionaal, nationaal, monumentaal en modern tegelijk zijn. De nadruk ligt hierbij op de erfenis van een land, de kunst en historie, deze monumentale gebouwen werden vaak het nieuwe centrum van een snel groeiende stad. Men was trots op de geschiedenis van hun eigen staat. De stijl kan ontdekt worden in vele stadhuizen uit deze periode, ontworpen als een huis voor de samenleving. De stijl geloofde in de alledaagse arbeider, de man van de toekomst, gebouwen werden ontworpen zodat het publiek toegang kreeg tot moderne stedelijke administratieve service. Ze vierden de democratische vrijheid en gelijkheid van de burgers door zich af te zetten tegen repressieve autoriteiten en de daarbij behorende architectuur, zoals het neo-classisisme en de neo-barok. De stijl kan gekarakteriseerd worden als nationaal socialistisch, maar dan in de goede zin van het woord, door een nieuwe samenleving te creëren met vernieuwende idealen. De architectuur
weerspiegelt op deze wijze de Noorse gedachte, verbonden aan een democratisch individualisme.10 Stockholm Town Hall Het stadhuis van Stockholm, ontworpen door Ragnar Östberg, is een goed voorbeeld van de Nationaal Romantische stijl. Enkele specifieke kenmerken van de stijl zijn direct herkenbaar in het gebouw. Uit de afbeelding hieronder is op te merken dat de abstracte reconstructie van het gebouw onder andere berust op het integreren van twee burgerpleinen, bovendien wordt de openbare ruimte door de hoofdingang en kolommenarcade tot aan de stadstuin naast het gebouw doorgetrokken. Het mag duidelijk zijn dat Östberg de integratie van de burger in het stadhuis van groot belang vond, een groot deel van zijn ontwerp berust op de symbiose van burger en bestuur, echter deze relatie wordt niet alleen gevormd op basis van slechts een slimme plattegrond.1
Afbeelding 2
De isometrische tekeningen hierboven verbeelden de posities van de ceremoniële ruimtes, de kantoren en de bestuursfuncties binnen het stadhuis. Ze geven een duidelijk beeld hoe de representatieve ruimten, zoals het bestuur en de ceremoniële ruimten, geclusterd zitten rond een extensie van de openbare ruimte. Bovendien is het merendeel dicht bij het maaiveld geplaatst. Deze ruimten zijn tevens zodanig richting het oosten geplaatst dat ze in het zicht van het oude Stockholm liggen. De kantoren gebruiken het overige deel van het bouwblok en vallen daarmee op de achtergrond, zo lijkt er een scheiding te ontstaan tussen een representatiefen een administratief deel.11 Als het aan Östberg had gelegen, zou iedereen via de toren, door alle ceremoniële ruimtes afdalen in de burgerzaal om zo het doel te bereiken, waarbij tegelijkertijd Zweden als onafhankelijk land wordt gevierd met alle glorie van de ornamentiek en symboliek aanwezig in deze route.12
Afbeelding 1
Cornell, E. (1992) Stockholm Town Hall. Byggförlaget, Stockholm. Lane, B.M. (2000). National Romanticism and Modern Architecture in Germany and the Scandinavian Countries. Cambridge University Press, Cambridge. 11 Östberg, R. (1929) The Stockholm Town Hall. P.A. Norsredt & Söner Publishers, Stockholm. 12 Wickman, M. (1993) The Stockholm City Hall. Helsingborg: Schmidts Boktryckeri AB.
Het stadhuis biedt diverse plekken van samenkomst voor de gemeenschap, maar er is gestreefd naar een gemeenschapshuis. Dit bereikt Östberg door te experimenteren met inheemse materialen en lokale ambachtslieden. Daarnaast probeerde de architect zoveel mogelijk symbolen, mythes en verhalen uit de natie te verwerken in de symboliek van het gebouw, de geveltekening hieronder brengt de ornamentiek in kaart. De architectuur ontwikkelde gedurende het ontwerpproces van Art Nouveaux naar een Zweeds Patriottisme, elementen van Noord tot Zuid Zweden zijn gecombineerd met een dosis eigen geïnterpreteerd Classisisme en inspiratie uit Italië.
Afbeelding 3
Reconstuctie van het stadhuis volume. Stadhuis Stockholm, positionering ceremoniële ruimten, kantoren en representatieve ruimten. Afb. 3 Oostgevel stadhuis Stockholm, ornamenten.
1
Afb. 1
10
Afb. 2
Ruud Heynen
75
Zonder al deze bijzondere symbolen en ornamenten zouden typerende stadhuis onderdelen ervoor zorgen dat het gebouw op een stadhuis lijkt, er is namelijk een toren, bordes, balkon, klok en een statige trappenpartij aanwezig. De ornamentiek maakt het stadhuis van Stockholm geen stadhuis, maar wel specifiek het stadhuis van een natie. Het is ontworpen voor de bevolking van Zweden, en dit laat het ook met trots zien in zijn gevels. De geest van een nationale identiteit wordt uitgedrukt in architectuur. Een stadhuis in Nederland Het stadhuis, destijds raadhuis, is de laatste eeuwen veranderd als object. Allereerst huisvestte het verschillende organen, naast het bestuurlijke was onder andere rechtspraak ook gevestigd in het raadhuis. Aan de mensen die een straf werden opgelegd moesten deze vaak uitvoeren in of nabij het raadhuis. Het schavot of de pijnkamer waren elementen die het raadhuis gezag en autoriteit gaven omdat er mensen terecht gesteld werden, dit maakte het een leidend stedelijk gezagsorgaan. De sociale functie van het raadhuis veranderde echter toen rechtspraak het gebouw verliet en de gemeentewetten van Thorbecke in 1851 een intrede deden. Dit veranderde het autoritaire, multifunctionele raadhuis in een gemeentelijk administratief apparaat. De expressie van het stadhuis maakte in de twintigste eeuw een ommekeer; door de opkomst van globalisering, het essay van Adolf Loos Ornament und Verbrechen, en de vraag naar transparante overheidsgebouwen maakte de architectuur onverschillig. Na de intrede
Klop, K. (1999) Verbeelding van de macht: Ethiek en esthetiek in architectuur, ornamentiek en kunst in overheidsgebouwen. Nijmegen: Valkhof pers. 13 Zeegers, G. & Visser, I. (1981) Kijk op Stadhuizen. Elsevier Focus, Amsterdam. 18 Neutelings, W.J. (2011) Architectuur en lokale identiteit. 20 Riedijk, M. (2012) Rauwe biefstuk op de tekentafel. 9
76
Het pad der deugd
van minimalistische expressie werd het onderscheid tussen stadhuis, bibliotheek en andere functies gevormd op basis van volumetrische verschillen, het eigene van een gemeentehuis ging verloren. In de jaren ’60 begon men de waarden van onze democratie te exploiteren, openheid en transparantie werden veelgebruikte termen voor een neutrale, toegankelijke, sobere en nietszeggende architectuur.13 Het lijkt alsof deze overheidsgebouwen vooral waarde hechten aan niet-politieke, marktconforme idealen, zonder de typologisch kenmerkende elementen van het oude raadhuis wordt het stadhuis een nietszeggend element in een omgeving die vraagt naar de mening van het gezagsorgaan. Dit type overheidsarchitectuur is gevormd naar een universeel toepasbare formule, het is daarom inzetbaar voor iedere andere functie in welke situatie dan ook, dit resulteert in een plaatseloosheid, waarbij de gebouwen hun band met de context verliezen. Een neutrale stellingname bij vormgeving in dienst van de overheid lijkt voort te komen uit democratische idealen waarin iedereen gelijk is en waarbij de gehele samenleving vrede zou moeten hebben met de expressie van haar overheidsarchitectuur. De nadruk op transparantie en laagdrempeligheid blijkt juist een uitdrukking te zijn van een eigen, politiek-morele stijl, een alibi van onverschilligheid.20 Echter ben ik van mening dat deze ‘uitdrukkingsloze’ rijksgebouwen een gemiste kans zijn om maatschappelijk draagvlak te creëren. Al in het oude Siena werd beeldende kunst en architectuur gebruikt om een publieke moraal te vormen, en met behulp van dit gemeenschappelijke besef,
deugdzaamheid te ontwikkelen. Henk en Pieter van Os hebben het in hun essay Verkies rechtvaardigheid! over de regering die het volk krijgt dat zij verdient, ze zeggen daarbij dat “Burgerschap begint bij een overheid waar de burger trots op is.”9 Deze trots begint mijns inziens op de plek waar macht zich vestigd, de belichaming van het bestuursorgaan vraagt om een weloverwogen morele interpretatie die niet los gezien kan worden van de identiteit van de (lokale) overheid en haar burgers. Architecten Neutelings en Riedijk bevestigen deze veronderstelling in hun essay Architectuur en lokale identiteit: ‘Als mensen trots kunnen zijn op hun publieke architectuur en openbare ruimte, wordt het voor hen makkelijker om zich vereenzelvigen met hun lokale gemeenschap.’18 Juist openbare gebouwen zijn actoren om lokale identiteit te vormen en uit te stralen, doordat ze onderdeel zijn van het collectieve beeld kunnen ze lokale trots en eigenheid genereren waarmee de maatschappij zich kan verbinden en onderscheiden. Regionale identiteit als ontbrekende schakel De ontwikkeling die geschetst werd in de inleiding, waarbij de band tussen het bestuursorgaan en haar burger afzwakt zou opgelost kunnen worden door publieke functies toe te voegen aan het stadhuis programma, het stadhuis van Den Haag door Richard Meier is hiervan een voorbeeld. Hiermee lokken we echter de burgers naar het stadhuis om haar nevenactiviteiten in plaats van het hoofdprogramma: de vestiging van macht. Een andere optie vraagt om de zoektocht naar het aloude type stadhuis, zoals we dit in Stockholm
herkennen. Vervolgens het type aan te passen aan de schaal van de gemeente, en dit ten slotte bekleden met ornamenten die geïnspireerd zijn uit de historie en tradities van de regio. Dit alternatief zou leiden tot een slechte kopie van de klassieke voorbeelden, omdat de precisie en kennis van dit soort ambacht door de jaren heen vergeten is. Bovendien kan het contemporaine gemeentehuis kan haar burgers vertegenwoordigen zonder nauw te luisteren naar de typologie van het stadhuis of de geschiedenis samen te vatten in haar gevels. Een band tussen de lokale belichaming van macht en haar burgers kan weer gemaakt worden door het symbool van onze democratie wederom te benaderen als een representatief element in de stedelijke context. Hierbij moet er nauw geluisterd worden naar zijn omgeving, deze stap kan alleen gezet worden als men ervan bewust wordt dat deze specifieke omgeving onderdeel is van een unieke context.4 Dit legt namelijk alle regionaal-gebonden uitzonderingen bloot die de basis vormen van het eigene van een plek. Deze waardering zal vervolgens moeten veranderen in een zorgvuldige reflectie van deze plek.J Tijdens het ontwerpproces kan men hiermee rekening houden door het ontwerp met grote gevoeligheid te ontwikkelen ten opzichte van regionale actoren, vindbaar in de structuur van de stad, de directe omgeving, het landschap, klimatologische eigenschappen, lokale productieomstandigheden (zoals regio-specifieke materialen en -vakmanschap), geschiedenis, tradities, normen en waarden en het dagelijks leven.2, 20 Wat er vervolgens gedaan wordt met de
gevonden actoren zal voor iedere vormgever/ architect een unieke opgave zijn waarbij architectuur gebruikt kan worden om identiteit te creëren.20 Deze architectuur moet bovenal geen reconstructie worden van inheemse voorbeelden, ze zijn inmiddels achterhaald. In de moderne wereld zijn de oude types deel van geschiedenis, ze moeten dus dienen als inspiratie voor een eigentijdse interpretatie. Hierbij kunnen ze als losse elementen geïntegreerd worden binnen een groter geheel van verbonden episodes. Het moderne ontwerp utiliseert en profiteert daarbij de beschikbare kennis van een wereldwijd netwerk, zonder zichzelf te beperken tot de regionaal beschikbare kennis.2 Kortom, de band kan hersteld worden door nauw te luisteren naar de context van een gemeente, waarbij een bewustwording van de unieke status van de omgeving essentieel is, de interpretatie van de gevonden elementen moet eigentijds zijn door te denken op een globaal niveau, maar vorm te geven aan een regionale expressie. Het is waarschijnlijk te hoog gegrepen om van burgers te verlangen dat ze vaker gebruik maken van hún stadhuis, buiten administratieve doeleinden, maar voorkomen zou kunnen worden dat men een persoonlijke affectie met de lokale maatschappij verliest.
Frampton, K. (2006) Kritisch regionalisme, in: Moderne architectuur: een kritische geschiedenis. Vijfde druk. Nijmegen: SUN, p. 386-403. 4 Gregotti, V. (1966) Het territorium van de architectuur. (p. 73-74, 79-83, 92-94) 20 Riedijk, M. (2012) Rauwe biefstuk op de tekentafel. 2
Ruud Heynen
77
BIBLIOGRAFIE
Boeken (& e-book) 1 Cornell, E. (1992). Stockholm Town Hall. Byggfรถrlaget, Stockholm. 2 Frampton, K. (2006). Kritisch regionalisme, in: Moderne architectuur: een kritische geschiedenis. Vijfde druk. Nijmegen: SUN, p. 386-403. 3 Gay, P. (2007). Het modernisme. De schok der vernieuwing (pp. 372-379). Ambo, Amsterdam, 2009. 4 Gregotti, V. (1966). Het territorium van de architectuur. (p. 73-74, 79-83, 92-94) 5 Hamsun, K. (1890). Honger. De Arbeidspers, Amsterdam, 1976. 6 Hamsun, K. (1890). Hunger. Alfred A. Knopf, New York, 1921. 7 Hamsun, K. (1890). Hunger. Canongate Books, Edinburgh, 1996. 8 Herngreen, R. (2002). De 8e transformatie: over planning en regionale identiteit. Uitgeverij Blauwdruk, Wageningen. 9 Klop, K. (1999). Verbeelding van de macht: Ethiek en esthetiek in architectuur, ornamentiek en kunst in overheidsgebouwen. Nijmegen: Valkhof pers. 10 Lane, B.M. (2000). National Romanticism and Modern Architecture in Germany and the Scandinavian Countries. Cambridge University Press, Cambridge. 11 ร stberg, R. (1929). The Stockholm Town Hall. P.A. Norsredt & Sรถner Publishers, Stockholm. 12 Wickman, M. (1993). The Stockholm City Hall. Helsingborg: Schmidts Boktryckeri AB. 13 Zeegers, G. & Visser, I. (1981). Kijk op Stadhuizen. Elsevier Focus, Amsterdam. Artikelen & essays 14 Deavin, M. (1996). Knut Hamsun and the cause of Europe. National Vanguard, 116, pp. 23-25. Beschikbaar op: http://library.flawlesslogic.com/hamsun.htm [Geraadpleegd op 28 april 2014] 15 Erens, F. (1924). De schatkamer no.7: Literaire overwegingen (pp. 87-91). Boosten & Stols, Maastricht, 1924. Beschikbaar op: http://www.dbnl.org/arch/eren003litt01_01/pag/eren003litt01_01.pdf [Geraadpleegd op 29 april 2014] 16 College B&W gemeente Boxtel, Haaren, Schijndel, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode en Vught (2013). Goed leven, goed werken: mensen maken De Meierij. Beschikaar op: http://www.sint-oedenrode.nl/document. php?m=7&fileid=24611&f=6269a59e8ad40dedb999b2b1390f1a0b&attachment=0&c=26755 [Geraadpleegd op 6 mei 2014] 17 College B&W gemeente Sint-Oedenrode (21 mei 2013). Raadsvoorstel: Verkenning samenwerking Schijndel Sint-Oedenrode. Beschikbaar op: http://www.sint-oedenrode.nl/portal/zoeken_3997/?trefwoord= raadsvoorstel [Geraadpleegd op 14 mei 2014]
78
Het pad der deugd
18 Neutelings, W.J. (2011). Architectuur en lokale identiteit. Beschikbaar op: http://www.neutelings-riedijk.com/index.php?id=57,394,0,0,1,0 [Geraadpleegd op 11 juni 2014] 19 Poll, van der, S. (2010). Knut Hamsun in de Nederlanden: verguisd en bewonderd. Tijdschrift voor Skandinavistiek, vol. 31, nr. 2, pp. 155-175. Beschikbaar op: http://dare.uva.nl/document/217983 [Geraadpleegd op 22 april 2014] 20 Riedijk, M. (2012). Rauwe biefstuk op de tekentafel. Beschikbaar op: http://www.neutelings-riedijk.com/index.php?id=57,519,0,0,1,0 [Geraadpleegd op 19 juni 2014] 21 Westra, M.G. (10 mei 2010). Programma van eisen: inrichtingsplan gemeentehuis Zeist. Beschikbaar op: https://www.zeist.nl/bis/dsresource?objectid=59046&type=org [Geraadpleegd op 10 mei 2014] Internet artikelen 22 Branden, van den, A. (2012, november 5). Honger – Knut Hamsun. Beschikbaar op: http://www. achillevandenbranden.net/2012/11/honger-knut-hamsun/ [Geraadpleegd op 27 februari 2014] 23 Frank, J. (2005, december 26). In from the cold. The return of Knut Hamsun. Beschikbaar op: http://www. newyorker.com/archive/2005/12/26/051226crat_atlarge?currentPage=all [Geraadpleegd op 28 april 2014] 24 Kester, W. (Oslo, 2005). 100 jaar onafhankelijkheid van Noorwegen. Historisch Nieuwsblad nr. 0/2000 Beschikbaar op: http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6627/100-jaar-onafhankelijkheid-van noorwegen.html [Geraadpleegd op 25 augustus 2014] 25 Oud, G.J. (jaartal onbekend). Ik ben alleen maar oud en doof. Beschikbaar op: http://www.privedomein.info/Files/pdf/Hamsun.pdf [Geraadpleegd op 23 april 2014]
Films & interviews 26 Carlsen, H. (1966, augustus 19). Sult. Denemarken. 27 Kaspar Pröckl (2013, december 29). Conversation Between Paul Auster and Regina Hamsun [Video file]. Beschikbaar op: https://www.youtube.com/watch?v=8n0HCQZXLcA [Geraadpleegd op 24 april 2014] Afbeeldingen 1 Reconstuctie van het stadhuis volume. Afbeelding auteur. 2 Stadhuis Stockholm, positionering ceremoniële ruimten, kantoren en representatieve ruimten. Afbeelding auteur. 3 Oostgevel stadhuis Stockholm, ornamenten. Afbeelding auteur.
Ruud Heynen
79
VOORUIT: TERUG NAAR HET STADHUIS!
Arjen Simonse
‘Ik heb getracht de nodige monumentaliteit te bereiken, maar daarbij toch ook een landelijk karakter te behouden’ 1, dit zegt Willem Marinus Dudok tijdens de presentatie van zijn ontwerp voor het raadhuis te Hilversum. Iets wat een architect nu wellicht nog zou kunnen zeggen bij het presenteren van een ontwerp voor een stadhuis, maar wat tegenwoordig niet meer tot een ontwerp als het raadhuis van Hilversum leidt. Het gebouwtype ‘stadhuis’ heeft qua verschijningsvorm en architectuur een grote ontwikkeling doorgemaakt in de laatste eeuwen; van herkenbaar en bepalend naar onherkenbaar en onopvallend. De vraag is of dit in alle opzichten een gunstige en wenselijke ontwikkeling is geweest voor het nu en voor de toekomst. In dit essay wordt geprobeerd op deze vragen antwoord te geven en een richting voor de toekomst te bepalen. De antwoorden bevinden zich waarschijnlijke in vele gebieden en onderwerpen, maar de focus ligt in dit essay voornamelijk op autoriteit en overheid in verhouding tot architectuur. Hulpmiddelen bij het beantwoorden van de vragen zijn een uitgebreide analyse van het raadhuis van Hilversum en het boek ‘Het slot’ van Franz Kafka. Hoe is de positie van dit raadhuis en deze roman ten opzichte van het begrip autoriteit, hoe staan zij in verhouding tot de huidige stand van zaken en wat is dit nog waard in onze huidige en toekomstige samenleving? Vanuit deze onderwerpen wordt in dit essay toegewerkt naar een toekomstgerichte visie op de verhouding tussen autoriteit en architectuur en hoe deze vorm zou kunnen krijgen in een stadhuis.
1
Cramer, M. & den Dikken, A., 2006. Raadhuis Hilversum, een ge-
bouw van eeuwen. Zwolle: Waanders.
80
Vooruit: terug naar het stadhuis!
Autoriteit Ik begin dit essay met het definiëren van het woord autoriteit, autoriteit uitstralen en autoriteit vanuit architectonisch opzicht. Bij autoriteit denk ik in eerste instantie aan gezag of macht en aan de overheid. In beginsel is alles waarvan het gezag geaccepteerd wordt autoriteit. Dit kan persoonlijk zijn, maar ook een breed gedragen positie van een instantie of persoon. Autoriteit kan snel wisselen, maar ook een zeer lange tijd stabiel zijn. Dit laatste is het geval bij de Nederlandse overheid en de overheid in vele westerse landen. Hier wordt de overheid bijna als vanzelfsprekend gezien en geaccepteerd als autoriteit; er wordt zelfs gesproken over ‘de autoriteiten’ wanneer het over de overheid of overheidsinstanties gaat. Dit is te verklaren vanwege het stabiele democratische systeem, de rechtsstaat en het feit dat iedereen hier tegenwoordig mee opgroeit. Autoriteit uitstralen kan alleen wanneer het ook ontvangen wordt. Iets straalt alleen autoriteit uit als het ontvangen wordt en erkend wordt als iets wat autoriteit uitstraalt. Dit kan alleen gebeuren door individuen en is dus iets persoonlijks. Wel kan iets breed gedragen worden of opgelegd worden. Voorbeeld hiervan zijn wetten die als iets vanzelfsprekends door iedereen worden erkend. De ontvanger moet de ervaring hebben dat het uitstralende iets van gezag heeft en boven de ontvanger staat. Wanneer we dit vanuit architectonisch opzicht bekijken zijn er enkele onderwerpen waarvan ik denk dat deze belangrijk zijn voor de relatie met autoriteit: uitstraling, context, persoonlijke kennis en ervaring en de functie van het gebouw. In eerste
instantie verkrijgt een gebouw autoriteit door zijn uitstraling. Alle zichtbare aspecten van een gebouw die boven het gemiddelde uitkomen, kunnen hieraan bijdragen. Te denken valt aan: grootte, hoogte, materiaal, typologie, compositie, decoratie, esthetische kwaliteiten, technologische kwaliteiten enz. De context van het desbetreffende gebouw is hierbij van groot belang. Een gebouw van 100 meter hoog valt op tussen gebouwen van 15 meter hoog, maar valt in het niet tussen gebouwen van 300 meter hoog. Dit is een soort van competitie waarmee autoriteit vaak gepaard gaat. Iets wat je bijvoorbeeld terugziet bij de wedloop om het hoogste gebouw ter wereld. Persoonlijke kennis en ervaring is een volgende dimensie; een inwoner van New York zal zich in Rotterdam tussen de laagbouw wanen terwijl een inwoner van een Nederlands dorp zich in Rotterdam tussen de wolkenkrabbers waant. Dit geldt ook voor gebouwen waarmee iemand niet bekend is. Deze kunnen enerzijds door het onbekende ervan als autoriteit ervaren terwijl ze anderzijds door het onbekende juist niet als autoriteit ervaren kunnen worden. Als laatste is de functie van een gebouw van belang. Enkel door een functie kan een gebouw gezag en autoriteit uitstralen. Dit is gekoppeld aan iemands persoonlijke positie en ervaring ten opzichte van deze functie. Een vereiste is natuurlijk wel dat de functie van het gebouw bekend is. Hilversum Willem Marinus Dudok begon in 1915 met het ontwerpen van een nieuw raadhuis voor de groeiende stad Hilversum waar hij gemeentearchitect
was. Het duurde echter nog 13 jaar voordat na vele wijzingen in 1928 het definitieve ontwerp gereed was en vervolgens nog 3 jaar totdat het raadhuis van Hilversum in 1931 uiteindelijk werd opgeleverd. In het begin waren de reacties op het ontwerp en het gebouw wisselend. Dudok was een architect die zich niet duidelijk hield aan één van de heersende architectonische stijlen; hij maakte ontwerpen die volgens hem een toegevoegde waarde hadden of nog steeds hebben. Enkele citaten van Dudok zelf verklaren duidelijk zijn opvattingen: ‘Het doel van architectuur en stedebouw is het bereiken van de harmonische organisatie van ruimten, waaraan mens en maatschappij behoefte hebben.’ en ‘Ik meen dat het bouwen alleen tot kunst wordt indien het bouwwerk wordt gesublimeerd tot schone, harmonische ruimteverhoudingen, die de bestemming en vooral de culturele betekenis van het gebouw zinvol tot uitdrukking brengen.’ 2 Dudok was wel degelijk functionalistisch, maar wel op een manier waarbij esthetiek een zeer grote rol had. Dudoks opvattingen komen het best tot uiting in het raadhuis van Hilversum, dat is uitgegroeid tot een icoon van de Nederlandse architectuur. Het gebouw ligt in een open en groene villawijk buiten het centrum van Hilversum. Mede door deze omgeving kan het gebouw alle aandacht op zich vestigen. Het raadhuis wordt van buiten gekenmerkt door een evenwichtige compositie van ‘in elkaar schuivende’ volumes die beginnen in een uitgestrekte laagbouw en eindigen in een excentrisch geplaatste toren. De zuidelijke gevel, met vijver ervoor, is de meest representatieve en gesloten gevel terwijl in
2
de overige gevels grote horizontale raamstroken zitten. Het gebouw is opgetrokken uit gele bakstenen in het speciaal vervaardigde Hilversums formaat. Deze bakstenen moeten samen met de horizontale raamstroken zorgen voor horizontaliteit in de gevels. Iets wat mede versterkt wordt door de witte betonnen dakranden. Het interieur van het gebouw staat voor een groot deel in teken van de exterieure compositie. Dit is zichtbaar in de soms vreemd gevormde en onlogische ruimtes in het gebouw. Deze zijn als het ware in het exterieur geperst. Dudok vond naast de representatieve, de functionele kant van het gebouw eveneens belangrijk. Dit is te zien in de interne ringstructuur waarbij de kantoren om een open hof zijn gegroepeerd. Het representatieve karakter komt dan weer terug in de statige hoofdroute die de belangrijkste ruimtes in het raadhuis met elkaar verbindt. Via een brede en hoge trap bereikt men de raadzaal, burgerzaal en trouwzaal. Opvallend aan deze burgerzaal is dat deze van de route wordt gescheiden door een rij, met gouden tegels beklede, kolommen. Dudok had hier oorspronkelijk een wand gepland, maar veranderde dit later, na een bezoek aan het raadhuis van Stockholm, in kolommen. De grootste kwaliteit van dit raadhuis is naar mijn mening dat het een gebouw is dat (nog steeds) zowel representatief als functioneel is. Alleen al het feit dat het anno 2014 nog grotendeels op dezelfde wijze in gebruik is zegt eigenlijk al genoeg. De positie van de overheid als de autoriteit wordt door het raadhuis op vele manieren benadrukt. Door herkenbaarheid, positionering, materialisering en vele andere aspecten. Deze autoritaire uitstraling is voor het
raadhuis van Hilversum ook in deze tijd geen nadelig iets aangezien het gebouw door de Hilversummers (en anderen) wordt omarmd als het raadhuis en vooral ook hun raadhuis. Dit terwijl er niet gezegd kan worden dat het om een typisch Hilversums gebouw gaat. Het raadhuis heeft dit dus volledig op eigen kracht kunnen bewerkstelligen.
Afbeelding 1 Representatieve en monumentale zuidgevel van het raadhuis in Hilversum, 1935
Cramer, M., van Grieken, H. & Pronk, H., 1980. W.M. Dudok 1884-
1974. Amsterdam: Van Gennep. Afb. 1 Anon, 1935. Witten Hullweg. Raadhuis. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: http://zoeken.gooienvechthistorisch.nl/publiek/ detail.aspx?xmldescid=55299664 [Geopend 5 augustus 2014].
Arjen Simonse
81
Het slot De uit Praag afkomstige Franz Kafka schreef in 1922 in het Duits de roman ‘Het slot’. Hij schreef het boek echter nooit af en pas in 1926 werd het onvolledige boek postuum gepubliceerd. Samen met andere werken van Kafka heeft het boek een grote rol gespeeld in de wereldwijde literatuurgeschiedenis. In het boek lezen we over de strijd van de landmeter K. met de hogere autoriteit: het slot. K. arriveert na een lange reis, ervan uitgaande dat hij door het slot is ingehuurd als landmeter, in een naamloos dorp. Meteen komt hij er echter achter dat hij geen toestemming heeft om in het dorp te verblijven; ook weet hij niet wat zijn werk als landmeter precies inhoudt. Om deze problemen op te lossen probeert K. in contact te komen met de hogere instanties in het slot. Op de eerste dag probeert K. het slot te bereiken door er eenvoudigweg naar toe te gaan, maar hij loopt zich vast in de sneeuw. Vervolgens raakt hij verstrikt in de vreemde logica en bureaucratie van het dorp en het slot en raakt hij, hoewel hij af en toe wat lijkt te bereiken, uitgeput en steeds verder van zijn begindoel af. Hoewel het verhaal midden in een zin stopt is het voor de lezer en zeker voor degene die andere romans van Kafka hebben gelezen al wel duidelijk dat K. het slot nooit zal bereiken. Het boek leest in het begin wanneer logische gebeurtenissen zich op een natuurlijk manier opvolgen als een vrij normaal verhaal, maar het verandert echter al snel in een absurde opeenvolging van gebeurtenissen die bovendien niet op normale tijdstippen lijken plaats te vinden. Toch blijft de stijl zakelijk en precies; iets wat
82
Vooruit: terug naar het stadhuis!
het verhaal zijn typische sfeer geeft. Hoofdpersoon K. is zeker in het begin een sterk, maar onbegrepen individu. Hoewel hij zonder toestemming in het dorp is wekt hij een vorm van ontzag op bij de dorpsbewoners wat hem ook een vorm van autoriteit geeft. Deze dorpsbewoners hebben echter nog vele malen meer ontzag voor de instanties van het slot. Ze accepteren de autoriteit en werkwijze van het slot volledig en zien dit ook als volstrekt logisch en duidelijk. K. begrijpt dit echter niet en de bij vlagen toch behulpzame dorpsbewoners begrijpen K. niet. Dit leidt tot gespannen en onwerkbare situaties waarin K. uiteindelijk het onderspit delft. Je kunt het verhaal zien als een strijd tussen het kwetsbare individu en de ongrijpbare hogere instanties en bureaucratie. Het individu aanvaardt de autoriteit in dit verhaal niet, terwijl de massa de autoriteit als iets vaststaands en vanzelfsprekends ziet. Het lijkt er op dat Kafka de machtsverhoudingen op dat moment niet erg gunstig inzag. De boodschap van het verhaal is weinig hoopgevend voor de, op dat moment in opkomst zijnde, moderne en individuele mens. Toch zou je ook kunnen zeggen dat het juist wel positief is; het overgrote deel van de personages in het boek lijkt namelijk volkomen tevreden met de beschreven situatie in het dorp. In dat geval is K. slechts een lastig individu die zich niet aan het systeem wil aanpassen. De vraag is natuurlijk wie of wat in dit geval juist is, maar de sympathie gaat in ‘Het slot’ al snel naar het individu K. Zeker voor lezer van de tegenwoordige tijd is een instantie die eruitziet als een in alle opzichten onbereikbare vesting niet te accepteren als het juiste. Het doet eerder denken
aan een op macht gebaseerde dictatuur dan een democratie met geaccepteerd gezag. Slot & raadhuis Het raadhuis van Hilversum en ‘Het slot’ van Kafka zijn beide afkomstig uit dezelfde tijd. Het boek en het gebouw stammen uit de periode tussen de twee wereldoorlogen; een tijd van het opkomende fascisme en de crisis van de jaren 30. Nederland was als neutraal land ongeschonden de Eerste wereld oorlog doorgekomen, maar had desalniettemin veel last van de crisis. Praag lag op dat moment in de Eerste TsjechoSlowaakse Republiek. Een democratische staat die ontstaan was na het uiteenvallen van OostenrijkHongarije na de Eerste wereldoorlog. Ook begon in deze en voorgaande decennia het modernisme en de moderne tijd. Iets wat waarschijnlijk veel belangrijker is voor het raadhuis en Het slot. Beide zijn producten uit de beginperiode van het modernisme. Terwijl het raadhuis van Dudok eerder een kruising van de oude en de nieuwe tijd is, is het werk van Kafka een beginpunt van de moderne wereldliteratuur. Het raadhuis van Hilversum is niet echt te vangen in een duidelijke architectonische stijl. Dit wordt mede veroorzaakt door het dubbele karakter van het gebouw. Het is wel functioneel en modern, maar aan de andere kant toch ook traditioneel en decoratief. Het exterieur van het raadhuis vertoont nog vele kenmerken (balkon, klok, toren) die typisch voor stadhuizen zijn en die daarvoor behoorden bij de standaardelementen van een stadhuis. Na het raadhuis van Hilversum verdwenen deze, vanwege veranderende modernistische opvattingen echter
vrij snel uit de gebouwen. Toch is het raadhuis van Hilversum ook modern te noemen. Het is al een echt kantoorgebouw dat ook als zodanig is ingericht en ontworpen. Het gebouw heeft een efficiënte ringstructuur en lange horizontale raamstroken die licht moeten brengen in de kantoorruimtes. Het raadhuis van Hilversum staat hiermee op een kruispunt; het is duidelijk verbonden met zijn historische voorgangers, maar heeft daarnaast ook moderne elementen. Het slot is daarentegen een verhaal dat lijkt te willen afrekenen met de historische verhoudingen in een dorp of stad. De hoofdpersoon zet zich af tegen de bestaande verhoudingen tussen overheid en burger en de werkwijzen van deze overheid. Uit de boodschap en sfeer van het boek zou je kunnen lezen dat Kafka op dat moment niet erg optimistisch was over de kans van slagen van deze ‘moderne en individuele mens’. Hoe de situatie in Praag in die tijd was weet ik niet, maar uit het boek spreekt geen optimisme over het feit dat de Tsjecho-Slowaakse Republiek op dat moment een nieuwe en één van de weinige democratieën in Oost-Europa was. De omgang met autoriteit van het boek en het raadhuis hebben duidelijk verschillende invalshoeken, maar wellicht ook enkele overeenkomsten. ‘Het slot’ handelt over het machteloze individu tegenover de onwrikbare autoriteit die hoog en ongrijpbaar is. Het raadhuis is een gebouw dat mede ontworpen is om representatief te zijn en hierdoor ook zeker autoriteit uitstraalt, maar desondanks toch al snel geaccepteerd en omarmd werd door de gewone burgers van Hilversum. Het raadhuis van Hilversum kan gezien
worden als een vesting waartoe het individu weinig toegang heeft. Verscholen achter een vijver rijst de representatieve en monumentale kant van het raadhuis op. Aan de andere kant heeft het gebouw ook drie gevels die open en bereikbaar zijn. Dit maakt het raadhuis tot iets wat zich lijkt in te voegen tussen verleden en toekomst en past in de ontwikkelingen van die tijd terwijl Het Slot juist iets is wat zich afzet tegen het verleden en met een sombere blik naar de toekomst kijkt. Dat deze invalshoeken beide mogelijk zijn blijkt door het feit dat zowel het raadhuis als de roman van Kafka tegenwoordig nog steeds relevant en bruikbaar zijn. Autoriteit nu De tegenwoordige definitie van autoriteit is waarschijnlijk niet veel veranderd. Wat wel aan verandering onderhevig is, is de positie van autoriteit als zijnde de overheid en de verhouding van deze autoriteit met de ontvanger van deze autoriteit: de burgers. Deze positie is interessant in betrekking tot het uiteindelijke doel van dit essay, namelijk het vinden van een visie op autoriteit en architectuur in de vorm van een stadhuis. Individualisering, digitalisering, deformalisering, globalisering en consumentisme zijn op dit moment ontwikkelingen die belangrijk zijn voor de verhouding tussen overheid en burger. Deze ontwikkelingen zorgen voor een paradoxale situatie in deze overheid - burgerverhouding. Terwijl de relatieve afstanden op de wereld steeds kleiner en contacten steeds informeler worden, worden de afstanden dichterbij steeds groter en onpersoonlijker. Mensen worden
individueler en voelen zich minder aan groepen gebonden. Digitalisering zorgt er voor dat alles dichtbij is; alles kan vanachter de pc geregeld worden en de hele wereld is via het internet te volgen. Nieuws bereikt alles en iedereen wat heeft geleid tot een vergaande vraag om transparantie. Ook gemeentelijke zaken zijn steeds vaker online te regelen waarbij een bezoek aan het gemeentehuis in veel gevallen vermeden wordt. De beslissende macht verschuift naar hogere en moeilijker bereikbare instanties zoals de EU terwijl gemeentes van hogerop juist worden opgezadeld met steeds meer uitvoerende taken. Door de tegenwoordig zware financiële belangen worden overheden steeds meer gerund als een bedrijf waarbij vooral dit financiële resultaat telt. Deze en waarschijnlijk nog vele andere ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat burgers steeds verder van de overheid komen te staan. Iets wat bijvoorbeeld zichtbaar is in de historisch lage opkomst tijdens de laatste gemeenteraadsverkiezingen. De burger begrijpt de overheid niet en de overheid begrijpt de burger niet meer. De autoriteit wordt nog wel als iets vanzelfsprekends geaccepteerd, maar de binding ermee is weg. Omdat niemand in Nederland iets te klagen heeft wordt er ook nauwelijks geklaagd of geprotesteerd. De overheid zelf bestaat ook uit burgers, maar zij lijken niet bij machte om het tij te keren en de ingewikkelde bureaucratie zorgt voor onduidelijkheid en onbegrip bij het individu. De vraag is of architectuur eraan kan bijdragen om deze relatie tussen burger en overheid in de tegenwoordige tijd te verbeteren. Het terugdraaien of tegenwerken van zaken als
Arjen Simonse
83
digitalisering is mijn ogen geen optie. Burgers zijn vaak blij met deze mogelijkheden en het niet hoeven bezoeken van het gemeentehuis. Probleem is echter dat hiermee ook de fysieke binding met de gemeente verloren gaat. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat de burger het gevoel heeft steeds verder van de overheid af te staan. Wanneer de overheid op dezelfde weg doorgaat als voorheen zal dit zeker niet verbeteren. Hier iets aan doen kan op meerdere manieren en kan door meerdere partijen gedaan worden. Architectuur zou hier een rol in kunnen en moeten spelen. Architectuur nu Hoe is de verhouding tussen architectuur en autoriteit momenteel en wordt er nog autoriteit met architectuur uitgedrukt? Ik zou zeggen: Ja, maar met mate. Bijna alle gebouwen worden tegenwoordig gebouwd vanuit een economisch gunstig en functioneel oogpunt. Dit heeft tot gevolg dat er minder ruimte is voor uitbundige expressie. Bovendien lijkt er tegenwoordig, zowel bij opdrachtgevers als bij architecten, weinig behoefte meer aan duidelijke autoritaire architectuur. Gevoed door het moderne gedachtegoed wil en durft de overheid zich niet meer uit te drukken als de gezaghebbende instantie. Bovendien is er geen machtstrijd meer tussen kerk en staat en de overheid wordt door iedereen als vanzelfsprekend geaccepteerd als gezag. Een gebouw moet vooral efficiënt en economisch gunstig zijn en hoeft voor de overheid als opdrachtgever niet langer een symbool van overheid, stad of land te zijn. Het past niet langer om als overheid uitgesproken zichtbaar te zijn. De overheid is er en dat is genoeg.
Afb. 2 Mul, Jeroen, 2012. Huis van de stad, Gouda. [digitale afbeelding] Beschikbaar op: https://c1.staticflickr.com/9/8164/7280935602_dfceef403e_z.jpg [Geopend 6 augustus 2014].
84
Vooruit: terug naar het stadhuis!
Dit heeft er toe geleid dat het stadhuis als gebouwtype steeds meer opschuift in de richting van het kantoorgebouw. Onder invloed van de in de vorige alinea beschreven ontwikkelingen wordt een gemeente steeds meer gerund als een bedrijf. De burger hoeft voor steeds minder zaken in direct contact te komen met de overheid, laat staan een gebouw te bezoeken. Deze overheid als bedrijf past efficiënter in een kantoorgebouw dan in een typisch stadhuis. Bovendien wil de overheid vaak geen uitgesproken stadhuis meer en wordt er vanuit gegaan dat ook de burger dat niet langer wil. Gevolg hiervan is dat stadhuizen en andere overheidsgebouwen soms niet meer te onderscheiden zijn van kantoren en vaak zelfs worden aangeduid als stadskantoren. Dit zal er zeker voor zorgen dat gemeentes intern efficiënt kunnen werken, maar het zorgt er ook voor dat de architectuur van stadhuizen niet meer als specifiek gebouwtype herkenbaar is. Het lijkt mij dat dit zorgelijk is wanneer je dit in verband brengt de groeiende afstand tussen burger en overheid. De overheid als gebouw zijnde is niet langer zichtbaar en herkenbaar voor de burger. Dit zal de afstand dus enkel meer doen groeien en is dus niet de manier waarop architectuur zou kunnen helpen om de overheid weer dichter bij de burger te brengen. Een laatste specifiek element in hedendaagse architectuur en zeker in gebouwen voor de overheid is transparantie. De behoefte aan transparantie en controleerbaarheid leidt in de architectuur vaak tot glazen dozen en glazen gevels. Deze zeggen echter nauwelijks iets over de werkelijke transparantie van de organisatie. Een transparante glazen gevel
betekent niet dat een organisatie ook transparant is terwijl de desbetreffende organisatie dat vaak wel wil zeggen met een dergelijke gevel. Het gebouw lijkt bereikbaar, maar vaak is het voor de burger slechts mogelijk de balie in de hal te bereiken. Deze illusie van transparantie lijkt mij een verkeerde en ongewenste ontwikkeling. Belangrijker is het om duidelijk en eerlijk te zijn, zeker wanneer er zulke existentiële partijen en belangen mee gepaard gaan. Dit zou een eerste stap kunnen zijn – iets waar architectuur niet eens per se betrokken hoeft te zijn – in het verbeteren van de relatie tussen overheid en burger.
Afbeelding 2 Stadhuis als glazen doos: stadskantoor van Gouda ontworpen door Soeters van Eldonk architecten.
Toen en nu Wanneer we kijken naar de tijd van het Hilversumse raadhuis en dit vergelijken met nu zijn er zowel op het gebied van de samenleving als op het gebied van de architectuur duidelijke verschillen waar te nemen. Dat de maatschappij en de samenleving veranderd is en nog steeds veranderd, is iets onvermijdelijks. Of dingen nu beter of slechter zijn dan toen kan ik niet zeggen. Wel is belangrijk dat mensen meer zelfstandig zijn, minder gebonden zijn aan de plaats waar ze wonen en dat mensen minder gebonden zijn aan (voornamelijk) hun plaatselijke overheid. Dit is vanwege technologische ontwikkeling ook niet langer noodzakelijk, maar zorgt er wel voor dat de burger vele malen minder contact heeft met de overheid. De overheid staat als gevolg hiervan verder van de burger af, wat in sommige situaties tot wederzijds onbegrip leidt. De architectuur heeft sinds 1930 natuurlijk ook niet stil gestaan. Wanneer we specifiek naar stadhuizen kijken zie we een duidelijke verandering van representatieve, monumentale stadhuizen naar functionalistische en op efficiëntie gerichte gebouwen. Het stadhuis is veranderd van een beeldbepalend gebouw in de stad naar een neutraal en marktconform kantoorgebouw. Het gebouw heeft de monumentale uitstraling niet langer nodig om zijn autoriteit te laten zien. Torens, klokken en balkons waren eens bepalende elementen voor stadhuizen, maar zijn tegenwoordig verdwenen. Een verandering die hiermee gepaard gaat is dat stadhuizen in een bepaald opzicht meer bereikbaar zijn geworden. Het
gebouw straalt minder autoriteit uit en staat dichter bij de burger. Een hedendaags kantoorgebouw oogt ‘vriendelijker’ dan een monumentaal en gesloten gebouw. Het zou dus eigenlijk eenvoudiger moeten zijn om het gebouw te benaderen en betreden; iets wat echter door veranderingen in organisatie en samenleving juist niet gebeurt. Het stadhuis in Hilversum lijkt, wanneer je het vergelijkt met tegenwoordige stadhuizen, bijna een vesting. Wel blijft het als stadhuis zeer goed herkenbaar en representatief, iets wat van tegenwoordig gebouwde stadhuizen dan weer niet gezegd kan worden. Deze stadhuizen dienen nog steeds als representatie van de gemeente, maar zijn niet meer als zodanig herkenbaar. Een burger kan zich niet meer zoals in Hilversum via het stadhuis met zijn stad identificeren terwijl dit wel zou kunnen bijdragen aan een verbeterde verhouding tussen burger en overheid. Het beeld zoals Kafka dit schetst in ‘Het slot’ is niet iets wat nu nog plaatsvindt. Toch is er ook daar al sprake van een scheve verhouding en wederzijds onbegrip terwijl stadhuizen nog representatief en herkenbaar waren. Het is nu voor de burger wel eenvoudiger geworden persoonlijke zaken te regelen, maar echt contact met de overheid is nog steeds erg lastig. Je kunt hieruit concluderen dat de veranderende architectuur van stadhuizen niet de oorzaak is van de slechte relatie dus burger en overheid. Toch kan architectuur naar mijn mening wel bijdragen aan de oplossing van de huidige problematiek. Het stadhuis voldoet niet meer aan zijn eigen
definitie; het zijn van een huis voor de stad. Betere toegankelijkheid is wel een goede ontwikkeling, ware het niet dat dit vaak schijnbaar is omdat het grootste deel van het stadhuis zich nog altijd achter gesloten deuren bevindt. Bovendien heeft dit geen enkele zin als de burgers het stadhuis toch niet hoeven of willen bezoeken. Terug naar de architectuur van Hilversum is geen optie; deze is geworteld in een compleet andere tijd dan de onze. Maar wat is in deze tijd dan wel een bruikbare architectuur? Hoe verder? In dit essay zijn punten besproken op het gebied van autoriteit als de overheid, architectuur van stadhuizen en de uitdrukking van autoriteit in architectuur. De verhouding tussen overheid en burger heeft zich op een bepaalde manier ontwikkeld en dit heeft geleid tot een situatie die weliswaar onvermijdelijk, maar naar mijn mening niet ideaal is. De architectuur van stadhuizen heeft zich ook op een bepaalde manier ontwikkeld waarvoor hetzelfde geldt als wat voor de verhouding tussen overheid en burger geldt. Ik denk dat architectuur kan inspelen op en bijdragen aan het verbeteren van deze situatie. Allereerst denk ik dat een stadhuis zich weer meer zou moeten onderscheiden van andere gebouwen; dit is de belangrijkste en meest rigoureuze stap. Een stadhuis moet weer herkenbaar worden als een stadhuis en niet eruitzien als een kantoor. Dit kan op verschillende manieren zolang het gebouw maar weer herkenbaar wordt als zijnde stadhuis. Het stadhuis zal hierdoor wellicht gewenst of ongewenst meer autoriteit uistralen. Dit heeft echter niet als
Arjen Simonse
85
doel een autoritaire positie ter verwerven, maar wel om herkenbaar te zijn als stadhuis. De autoriteit van de overheid wordt al gewaarborgd door zijn stabiele en geaccepteerde positie als de autoriteit; een stadhuis is hier in principe niet voor nodig. Een ‘typisch’ stadhuis kan echter in grote mate bijdragen aan de herkenbaarheid van de gemeente en zo haar verhouding met de burger verbeteren. Met een herkenbaar stadhuis kunnen burgers zich identificeren en via het gebouw kunnen ze zich vervolgens ook met de regio of stad identificeren. Dit is van groot belang voor een goed functionerende gemeente. Bovendien denk ik dat zowel de maatschappij als de architectuur gebaat is bij een zekere mate van herkenbare gebouwen. Niet alles hoeft overduidelijk herkenbaar te zijn, maar op een stad waar alles eruitziet als een neutraal kantoorgebouw zit helemaal niemand te wachten. Iets zonder eigenschappen heeft geen karakter en is al snel saai. Het is niet voor niets dat historische gebouwen en oude stadkernen nog steeds onverminderd populair zijn; deze zijn stuk voor stuk uniek en vol van karakter. Ik ben ervan overtuigd dat ook moderne architectuur op deze manier kan worden toegepast en niet in alle gevallen neutraal en onherkenbaar hoeft te zijn. Ten tweede is het belangrijk dat zowel het gebouw als de gemeente eerlijk en duidelijk zijn. Dus niet zwemen met schijnbare transparantie terwijl dit niet zo is. Een gemeente hoeft geen stadhuis te hebben dat eruit ziet als een glazen doos; het gaat er juist om dat de organisatie en het bestuur transparant functioneert. Vaak blinken politici uit in vaag en onduidelijke taal en uitleg. Dit is volgens mij
86
Vooruit: terug naar het stadhuis!
een nationale ergernis en dit kan en moet beter. Een duidelijk en begrijpbaar gebouw kan hierbij helpen en dat hoeft zeker geen glazen doos te zijn. Een derde punt heeft zijn oorsprong in het feit dat burgers steeds minder op een stadhuis hoeven zijn voor het regelen van dingen en zo steeds minder echt contact hebben met de overheid. Dit is niet te stoppen en ook niet iets wat gestopt hoeft te worden. Om toch in contact te blijven met de burgers en de burgers een band te geven met het stadhuis is het belangrijk dat het stadhuis niet alleen openstaat voor bezoekers, maar dat het ook in zekere mate bezoekers aantrekt. Dit kan bijvoorbeeld door het toevoegen van andere publieke functies aan het gebouw, maar ook door het toevoegen van commerciële functies of door tijdelijke evenementen. Het laatste belangrijke punt heeft ook te maken met autoriteit. Een overheid is voornamelijk gericht op de toekomst en zou dit ook wanneer mogelijk met zijn gebouw moeten uitstralen. Het gebouw moet als het ware een autoriteit zijn op het gebied van toekomstbestendigheid. De overheid zou moeten laten zien dat zij initiatief durven nemen met het oog op de toekomst. Dit draagt bovendien bij aan het vertrouwen van burgers in de overheid wanneer deze zien dat de overheid de zaken op orde heeft. Te denken valt bijvoorbeeld aan het energiegebruik en de flexibiliteit van een gebouw. Dit geeft extra autoriteit, maar wel op een positieve en toekomstgerichte manier. Met de huidige welvaart en digitalisering heeft de overheid eigenlijk geen autoritaire gebouwen meer nodig om zijn positie te benadrukken en behouden.
Belangrijk is echter dat de overheid het contact met de burger niet verliest; iets wat op gemeenteniveau begint en waarvoor een stadhuis belangrijk kan zijn. Een stadhuis mag van mij zoveel autoriteit uitstralen als het wil, zolang het maar duidelijk en eerlijk een stadhuis is wat op de toekomst gericht is en bereikbaar en toegankelijk is voor alle burgers. Op deze manier kan architectuur voor stadhuizen van waarde zijn!
BIBLIOGRAFIE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Anon., sd Franz Kafka. Beschikbaar op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Franz_Kafka [Geraadpleegd op 23 april 2014]. Bergeijk van, H. (2001) W.M. Dudok. Rotterdam: 010 Publishers. Cramer, M. & den Dikken, A. (2006) Raadhuis Hilversum, een gebouw van eeuwen. Zwolle: Waanders. Cramer, M., van Grieken, H. & Pronk, H. (1980) W.M. Dudok 1884-1974. Amsterdam: Van Gennep. De slag om Nederland: gemeentepaleizen. (2012) [Film] Regisseur: VPRO. sl: sn Kafka, F. (1977) Het Slot. In: Verzameld werk. Amsterdam: Querido, pp. 179-440. Klop, K. (red.) (1999) Verbeelding van de macht. Nijmegen: Valkhof Pers. Michon, Y. (1993) Willem Marinus Dudok: stadsbouwmeester van wereldallure. Baarn: Tirion. Rietbergen, P. (2007) Geschiedenis van Nederland in Vogelvlucht. Amersfoort: Bekking & Blitz Uitgevers b.v.. Tegenlicht: we zijn het zat. (2014) [Film] Regisseur: Martijn Kieft. sl: sn
Arjen Simonse
87
IDENTITEIT ALS UITGANGSPUNT VAN HET STADHUIS
Jelmer van der Ploeg
Inleiding In het boek Utopia van Thomas More wordt de ideale samenleving omschreven waarin geen onderscheid wordt gemaakt tussen de bewoners onderling.1 In deze utopie, ook wel heilstaat, is iedereen gelijk waardoor er voor ieder individu dezelfde mogelijkheden zijn. In de utopische samenleving wordt het individu in de regel ondergeschikt gesteld aan het collectief, gelijke kansen voor iedereen is het fundament van deze ideologie. Autoriteit en identiteit vormen een belangrijke spil binnen deze samenlevingsvorm, ieder individu moet zich immers onderwerpen aan het belang van het collectief. De heersende macht moet voorkomen dat een individu zich te veel onttrekt aan het geheel waardoor er een disbalans ontstaat in het collectief. Maar het is echter sterk de vraag of het mogelijk is om de mens zijn vrijheid tot individuele expressie te ontnemen. In de Nederlandse samenleving is er in de afgelopen decennia juist een trend ontstaan waarin het maken van eigen keuzes van groot belang is en men zich wil onderscheiden van de massa door middel van het uiten van een eigen identiteit. Met de opkomst van de keuzemaatschappij en een individualiserende samenleving als gevolg. In de roman Blokken (1932) omschrijft Bordewijk zijn toekomstvisie op een maatschappij die sterke verwantschap heeft met de communistische ideologie.2 Een samenleving die hem inspireert, maar niet zijn ideaalbeeld is. De ideologie wordt in de beschreven samenleving zover doorgevoerd dat het verhaal een ironische ondertoon krijgt: een ideale samenleving die gedoemd is te mislukken. Binnen
1 2
88
More, T. (1553). Utopia. Antwerpen: de Laat Bordewijk, F. (1933). Blokken. Amsterdam: Nijgh & van Ditmar
Identiteit als uitgangspunt van het stadhuis
deze verhaallijn vormt de relatie tussen maatschappij en autoriteit en de wijze waarop zich dit verhoudt tot architectuur en gebouwde omgeving een belangrijke thema. Deze relatie geldt als leidraad voor dit essay, er wordt een vergelijking gemaakt tussen de toekomstvisie van Bordewijk – gebaseerd op communistische ideologie – en de realiteit, een democratie in opkomst. De periode waarin dit zich afspeelt – begin twintigste eeuw – heeft door de opkomst van de democratie en de ontluiking van het modernisme grote ontwikkelingen doorgemaakt die de kijk op deze thema’s beïnvloedt. In de twee geanalyseerde situaties zegt de verstandhouding tussen burger en overheid veel over de wijze waarop autoriteit in architectuur tot uiting komt. Maar de samenleving is continue in ontwikkeling en daarmee de verstandhouding tussen overheid en burger. De vraag is wat voor rol – in functie en uitstraling – het hedendaags stadhuis vervult binnen de huidige samenleving. In een samenleving waarin de verhouding tussen burger en overheid is gebaseerd op wederzijdse afhankelijkheid, waarin de burger meer heeft te vertellen maar waarin tegelijkertijd een afname is van sociaal contact tussen overheid en burger. De overgeorganiseerde heilstaat De omschreven samenleving in de roman Blokken vertoont sterke verwantschap met het communisme, maar de drang naar een eenduidige maatschappij neemt in Blokken wel heel extreme vormen aan. De Raad – het bestuurlijke apparaat bestaande uit vijf mannen en vijf vrouwen – stelt net
als in het communisme dat elk individu ondergeschikt is aan het collectief. Dit is de belangrijkste pijler van deze samenleving en wordt met buitensporig veel precisie tot in ieder detail doorgevoerd. Er is geen enkele vorm van individuele waarden, het opdragen van het uiterlijk van de inwoners, hun leefomgeving en dagindeling zorgt ervoor dat elke mogelijkheid tot individuele expressie wordt ontnomen. Alle behoeften van de bevolking worden gelijkgesteld: huisvesting, verlichting, verwarming, kleding en voeding. Het doel hiervan is het creëren van een monoliet van de samenleving, dit monoliet wordt niet gezien als een optelling van individuen maar als een nieuw eigen wezen, met eigen krachten en met de macht tot onsterfelijkheid. Het sterven van een individu is niet van belang omdat het geheel voortleeft. Het onderwerpen aan het collectief gaat zó ver dat individuen bij geboorte geen naam meer krijgen maar worden voorzien van een nummer, familienamen worden hierdoor aan banden gelegd waardoor men onderdeel wordt van de Staat. Dat de Raad onverbiddelijk is blijkt uit het feit dat tegenspraak of kritiek onmiddellijk wordt beantwoord met executie. Er wordt geregeerd met harde hand, en dat de Raad alleenrecht heeft blijkt uit de wijze waarop de staatsinrichting is georganiseerd. Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht zijn alle ondergebracht in één orgaan, de Raad. Er bestaat geen scheiding der machten, zoals we dit vandaag de dag kennen. Dit aspect versterkt de onovertroffen status waarover de Raad beschikt. De wijze waarop de Staat zijn autoriteit uit en het met harde hand de bevolking onderdrukt resulteert in een eenduidige
relatie tussen overheid en burger. De strenge rechtlijnigheid die de maatschappij van de Staat typeert is terug te zien in de rechtlijnigheid waaraan architectuur en ruimtelijke ordening zijn onderworpen. Iedere vorm die refereert naar het “menselijke” wordt verbannen. Er is geen sprake van natuurlijke, dynamische of organische vormtaal binnen de Staat, de rechtlijnigheid die hierdoor ontstaat wordt bereikt door een strak uitgezet stramien waarbinnen eentonige bouwblokken het straatbeeld bepalen.3 Uniformiteit is ook hier – net als tussen bewoners onderling – het belangrijkste uitgangspunt. Deze uniformiteit resulteert in een anonieme samenleving welke zich uit bij de bewoners van de Staat en op de wijze waarop architectuur en de gebouwde omgeving zijn vormgegeven. Bordewijk omschrijft in Blokken een samenleving met een strenge eenduidige relatie tussen overheid en burger. Er wordt geprobeerd om op totalitaire wijze het individu te onderwerpen aan het collectief. Anonimiteit overschaduwt de samenleving doordat er bij het volk, maar ook binnen de architectuur en gebouwde omgeving geen enkele vorm van individuele expressie wordt getolereerd. De drang naar macht resulteert in rechtlijnige opbouw van de Staat waarbinnen monumentale vormtaal en harde materialisatie het straatbeeld domineren. Bordewijk geeft zijn visie op een toekomstige samenleving die zou kunnen ontstaan als negatieve elementen van de huidige samenleving samengevoegd en uitvergroot worden. Aan het eind van zijn verhaal illustreert hij waarom een samenleving als deze gedoemd is te mislukken. De drang van
individuele expressie van de mens is groot, de mens heeft behoefte aan keuzevrijheid en hecht veel waarde aan zijn of haar individualiteit en identiteit. Het zijn daarom ook deze menselijke eigenschappen die de omschreven samenleving uiteindelijk fataal worden. Het collectief keert zich tegen de heersende macht en ontketent een revolutie die de bewoners hun identiteit terug moet geven. Democratie in opkomst Hoewel de roman gebaseerd is op communistische ideologieën – wat meer voet aan de grond kreeg begin twintigste eeuw – heeft de Nederlandse samenleving andere ontwikkelingen doorgemaakt. Nederland bevond zich tijdens het uitbrengen van de roman Blokken (1932) in de periode tussen de eerste en de tweede wereldoorlog. Een periode waarin veel gebeurde qua maatschappelijke ontwikkelingen. Nederland werd omstreeks 1919 een volwaardige democratie, rond 1922 kwam het modernisme als vernieuwende stroming op gang en omstreeks 1929 brak er de wereldwijde beurscrash uit. Deze ontwikkelingen, die de samenleving begin twintigste eeuw gevormd hebben staan haaks op de visie van een samenleving die Bordewijk omschrijft in zijn roman Blokken. Maar er zijn ook overeenkomsten. Het veranderen van de samenleving door democratisering is net als in Blokken gebaseerd op gelijkheid, alleen worden individuen niet beschouwd als onderdanen maar als staatsburgers. Wettelijke gelijkheid neemt hierdoor toe. Een ontwikkeling die is ontstaan vanuit onvrede van de burger waardoor zij zich keren tegen de heersende macht. Net als
in Blokken resulteert dit in een revolutie die de samenleving aanzienlijk beïnvloedt. Het geanalyseerde raadshuis van Heerlen, dat gebouwd is tussen 1936 en 1942, is een interessant voorbeeld van hoe de uiting van autoriteit in architectuur een resultante is van de ontwikkeling van de samenleving. In het raadhuis van Heerlen komt dit in het exterieur van het gebouw tot uiting door een sober ogend gebouw en door het ontbreken van typische stadhuis onderdelen zoals een bordes, trap, klok, een klokkentoren en rijkelijk versierde gevels. Onderdelen die in het verleden veelvuldig ingezet zijn om met stadhuizen autoriteit uit te stralen, om te laten zien dat stadsbesturen macht en geld hadden. Dit soort uiting van macht lijkt begin twintigste eeuw, met de opkomst van de democratie minder essentieel geworden. Het uiterlijk van het Raadhuis van Heerlen bevestigt deze ontwikkeling. Hoewel de architect Peutz in zijn eerdere schetsontwerpen duidelijk een gebouw voor ogen had in classicistische stijl – waarin typische stadhuis onderdelen zoals toren en balkon zijn verwerkt – is er uiteindelijk een veel soberder en ingetogener gebouw gerealiseerd.4 Zo is de klokkentoren op geen enkele wijze terug te vinden in het uiteindelijke ontwerp en hebben het balkon en de classicistische versieringen een veel minder prominente rol gekregen. Deze veranderingen van het ontwerp zijn een direct gevolg van beperkte financiële middelen en de veranderende architectuur opvatting van Peutz. Tevens zegt het ook veel over hoe de verandering van samenleving de uiting van autoriteit in de architectuur van het stadhuis heeft beïnvloed.
Wassink, A. (2013). Blokken en 1984: Literaire Analyse en Vergelijking in het Licht van Dystopische Thematiek. 4-44 4 Arets, W. van den Bergh, W. Graatsma, W. (1981). F.P.J. Peutz Architekt 1916 1966. Eindhoven 3
Jelmer van der Ploeg
89
Dat Peutz functionaliteit voorop stelde valt naast de sobere materialisatie ook te herleiden uit de niet classicistische wijze waarop volumes en gevelindeling zijn vormgegeven. Vanuit het classicisme is symmetrie een belangrijk thema, het wordt gezien als de volmaakte verhouding en wordt daarom in architectuur vaak toegepast om het volmaakte beeld te representeren. Het Stadhuis op de Dam te Amsterdam (1648), gebouwd in Hollands classicisme is hier een goed voorbeeld van. De voorgevel van het representatieve gedeelte van het raadhuis in Heerlen is zodanig ontworpen dat de entree net buiten het hart van de gevel ligt, met een asymmetrische gevelbeeld als gevolg (Afbeelzding 1). Vanuit de plattegrond valt dit te verklaren door de wijze waarop de trap – belangrijk element in de centrale hal – bij binnenkomst wordt benaderd. Doelmatigheid en functionaliteit zijn belangrijke opvattingen in de ogen van Peutz. Het gevelbeeld is daarom ook een resultaat van een de achterliggende functies. Peutz breekt met tradities uit het verleden waarin men zich vaak liet leiden door monumentaliteit en decoratie.
5
90
Oud, J.J.P. (1947). Bouwen in het Zuiden.
Identiteit als uitgangspunt van het stadhuis
Afbeelding 1 Gevelcompositie
Ook het interieur van het gebouw laat zien hoe de ontwikkeling van de samenleving het ontwerp van het stadhuis heeft beïnvloed. Met name de rangschikking van ruimtes speelt hierin een belangrijke rol. J.J.P Oud schrijft over dit gebouw, “Ik ken eigenlijk geen raadhuis, waarin het democratische, het vrij-en-éénzijn-van-allen, zo in de gehele sfeer tot uitdrukking komt, als in dit nieuwe zakelijke bouwwerk”.5 Ruimtelijkheid en de wijze waarop publieke en privé ruimtes zich tot elkaar verhouden vertelt in het Raadhuis van Heerlen veel over de verhouding tussen overheid en burger. Dat de overheid niet meer boven de burger staat komt letterlijk tot uiting in de horizontale en verticale rangschikking van ruimtes. Zo bevinden burgerzaal en publieke tribune zich boven in het gebouw, de burger kijkt hierdoor neer op de raadsleden in de raadzaal. De ruimtes van Burgemeester en wethouders bevinden zich op de begane grond met een directe verbinding met de publieke hal, dagelijks bestuur bevindt zich letterlijk tussen de burgers. Toch wordt deze ruimtelijke openheid gedeeltelijk tegengesproken door de wijze waarop het administratieve en representatieve deel
los van elkaar functioneren (Afbeelding 2). Tussen deze twee afzonderlijk gebouwde bouwdelen vormt een strook aan facilitaire ruimtes een duidelijke barrière in de onderlinge relatie. Er ontstaat hierdoor een interne scheiding tussen het gedeelte waar burgerzaken afgehandeld worden (het administratieve deel) en het gedeelte waar dagelijks bestuur, raadzaal en trouwzaal zich bevinden (het representatieve deel). De aanwezigheid van afzonderlijke entrees aan de kopgevels versterkt deze scheiding van hoofdfuncties. Een opvallende oplossing voor een gebouw wat qua ruimtelijke rangschikking een democratische sfeer uit wil stralen. Bezoekers van het administratieve gedeelte lijken hierdoor weggehouden te worden van het gedeelte waar het dagelijks bestuur zich bevindt en waar besluitvorming plaatsvindt, een oplossing die ruimtelijke openheid niet ten goede komt.
Administratief
Afbeelding 2 Scheiding van hoofdfuncties
Representatief
Hoewel typische stadhuis onderdelen aan dit gebouw ontbreken is dit raadhuis wel een representatie van de stad Heerlen. Het heeft een beeldbepalende plek aan het Raadhuisplein en is door zijn verschijningsvorm belangrijk voor de identiteit van Heerlen. Mede door de realisatie van een aantal andere hoogwaardige bouwwerken – waaronder het Glaspaleis (1935) en het Royal theater (1937) – heeft het Raadhuis een belangrijke invloed op het karakter van Heerlen als moderne architectuurstad.6 De opkomst van de democratie als maatschappelijk context en historie zijn in het geval van het Raadhuis belangrijke gegevens om een gebouw te realiseren waarin de identiteit van de stad terug is te vinden. Probleemstelling Dat het contact tussen overheid en burger in de afgelopen decennia is veranderd is een logisch gevolg van een samenleving die continue in beweging is. Zo zorgen recente ontwikkelingen als individualisering en digitalisering ervoor dat er een afname is van sociale cohesie. Een democratie verlangt juist betrokkenheid van de burgers en de burgers verwachten van de overheid dat er naar zijn of haar stem wordt geluisterd, vanuit beide partijen is een goede verstandhouding daarom wenselijk, maar niet altijd vanzelfsprekend. Veranderingen in de samenleving van de afgelopen decennia resulteren daarom ook in een andere kijk op het stadhuis, hoe dit gebouw functioneert, hoe het omgaat met autoriteit en op wat voor wijze het zich positioneert in de stedelijke structuur van een stad. In het verleden namen deze gebouwen een centrale plaats in binnen
stadskernen. Het stadhuis vormde samen met kerken en pleinen de identiteit van vele Nederlandse stadscentra en werd daarom door vele burgers gezien als representatie van de stad waarin zij leven. In de loop der jaren is er een tendens ontstaan waarin de thema’s identiteit en autoriteit minder invloed hebben op de wijze waarop deze gebouwen zijn vormgegeven. Een ontwikkeling die wordt bevestigd door de analyses binnen het afstudeeratelier Authority. In het verleden, tussen de 17e, 18e en 19e eeuw werden stadhuizen gebruikt om macht en autoriteit van een stad uit te stralen. Stadhuizen werden in deze periode naast het besturen van de stad ook gebruikt voor rechtspraak en veroordeling van het volk. Het uitstralen van autoriteit was hierdoor noodzakelijk. In de huidige samenleving is deze uiting minder belangrijk geworden. Dit heeft in de loop der jaren geresulteerd in een verandering van de functionele opzet, de oorspronkelijke functie van het stadhuis wordt vaak gecombineerd met overige (commerciële) functies, waardoor het hybride stadhuis zijn opmars heeft gemaakt. Door onderdak te bieden aan tal van andere (publieke)functies wordt het stadhuis in zijn puurste vorm vervangen door een complex met bredere doelen en belangen. Het stadhuis vormt in deze hybride complexen niet meer de hoofdfunctie en dat is af te lezen aan de wijze waarop deze complexen zijn vormgegeven. Het feit dat commerciële ruimtes en kantoorfuncties leidend zijn voor de invulling van deze complexen kan er in het ergste geval toe leiden er marktconforme kantoorgebouwen worden gerealiseerd met een gebrek aan identiteit. Michiel Riedijk omschrijft in zijn essay genaamd
“Rauwe biefstuk op de tekentafel” het gevolg van het negeren van lokale identiteit. “Door overal ter wereld de eigenheid van een bepaalde plek te articuleren met dezelfde soort iconen wordt alles hetzelfde, de zoektocht naar specifieke identiteit keert zich om en leidt tot mondiale uniformering” Gebouwen worden los van specifieke omstandigheden ontworpen, waardoor deze uniformere architectuur een betekenisloze plaats inneemt in het publieke domein van een stad of gemeente. Voor de burger wordt het hierdoor moeilijk om zich te identificeren met de gebouwde omgeving.7 Het eens zo karakteristieke publieke domein – wat iedere regio uniek maakt – wordt geleidelijk getransformeerd tot “het algemene” waarin het stadhuis niet meer te onderscheiden van een winkelcentrum.8 Identiteit als uitgangspunt Toch hoeft het hedendaags stadhuis niet te beschikken over de typische stadhuis onderdelen om autoriteit uit te stralen of om de lokale stad of gemeenschap te vertegenwoordigen. Het raadhuis van Heerlen is hiervan een goed voorbeeld. Traditionele uitingen van het stadhuis zijn in dit gebouw niet overduidelijke aanwezig. Toch is het gebouw een stadhuis in zijn puurste vorm, het is een gebouw dat staat voor de destijds moderne visie van de stad en is daardoor herkenbaar voor Heerlen. Het identificeert zich met de historische- en maatschappelijke context en vormt een belangrijk gebouw binnen de ontwikkeling van de stad. Lokale identiteit is niet alleen een belangrijk thema voor het ontwerp, de identiteit van Heerlen wordt door dit
Van Geest, J. (1987). Heerlen Architectuur en Stedebouw 1850-1940. Zwolle: Waanders Uitgevers 7 Riedijk, M. (2012). Writings: Rauwe biefstuk op de tekentafel. Geraadpleegd 5 juni 2014, van http://www.neutelings-riedijk.com/ index.php?id=57,519,0,0,1,0 8 Koolhaas, R. Mua, B. (1995). S M L XL. New York: Monacelli Press 6
Jelmer van der Ploeg
91
gebouw versterkt. Het thema identiteit moet naar mijn idee uitgangspunt blijven voor een gebouw dat een stad of gemeente dient te vertegenwoordigen. Een stadhuis moet niet bijdragen aan de veralgemenisering van het publieke domein, maar moet juist de karakteristieke eigenschappen die identiteit vormgeven, versterken door middel van de architectuur van het gebouw. Lokale identiteit moet daarom niet genegeerd worden en het stadhuis moet geen onderdeel worden van een complex waarin commerciële belangen bepalend zijn voor de vorm en functie. Het hedendaagse stadhuis dient weer een stadhuis in zijn puurste vorm te zijn waarin lokale identiteit uitgangspunt is voor architectuur. Het is de taak van de architect om een gebouw te ontwerpen dat de burger zal omarmen, een gebouw waarin de burgers en beleidsbepalers zich kunnen vinden en waar men trots op kan zijn. Het uitstralen van de lokale identiteit zorgt ervoor dat het stadhuis weer wordt gezien als representatie van de stad die het vertegenwoordigt. Naar mijn mening zullen burgers zich hierdoor eenvoudiger kunnen vereenzelvigen met de lokale gemeenschap wat vervolgens zal bijdragen aan het zich onderdeel voelen van de stad of gemeenten waartoe zij behoren. Indirect zal dit resulteren in een natuurlijkere verstandhouding tussen overheid en burger, zonder dat er geforceerd wordt geprobeerd om met het stadhuis de kloof tussen overheid en burger te verkleinen. Architectuur is een ideaal communicatiemiddel voor de uiting van lokale identiteit. Gebouwen
Neutelings, W.J. (2011). Writings: Architectuur en lokale identiteit. Geraadpleegd 2 juni 2014, van http://www.neutelings-riedijk.com/ index.php?id=57,394,0,0,1,0 10 Frampton, K. (1995). Moderne Architectuur: een kritische geschiedenis. Nijmegen: Sun. 9
92
Identiteit als uitgangspunt van het stadhuis
hebben als eigenschap dat zij onverplaatsbaar zijn, gebonden aan één plaats en geven daardoor gezicht aan het publiek domein.9 Bij zowel de uitstraling van het exterieur als de beleving van het interieur moet er in het hedendaags stadhuis worden gestreefd naar een vormtaal die deze lokale identiteit weet te vertalen naar een concreet totaalontwerp.10 Het hedendaagse stadhuis moet – in vormtaal en functioneren – weer worden gezien als representatie van de stad die het vertegenwoordigt.
BIBLIOGRAFIE
1 More, T. (1553). Utopia. Antwerpen: de Laat 2 Bordewijk, F. (1933). Blokken. Amsterdam: Nijgh & van Ditmar 3 Wassink, A. (2013). Blokken en 1984: Literaire Analyse en Vergelijking in het Licht van Dystopische Thematiek. 4-44 4 Arets, W. van den Bergh, W. Graatsma, W. (1981). F.P.J. Peutz Architekt 1916 1966. Eindhoven 5 Oud, J.J.P. (1947). Bouwen in het Zuiden. 6 Van Geest, J. (1987). Heerlen Architectuur en Stedebouw 1850-1940. Zwolle: Waanders Uitgevers 7 Riedijk, M. (2012). Writings: Rauwe biefstuk op de tekentafel. Beschikbaar op: http://www.neutelings-riedijk.com/index.php?id=57,519,0,0,1,0 [Geraadpleegd 5 juni 2014] 8 Koolhaas, R. Mua, B. (1995). S M L XL. New York: Monacelli Press 9 Neutelings, W.J. (2011). Writings: Architectuur en lokale identiteit. Beschikbaar op: http://www.neutelings-riedijk.com/index.php?id=57,394,0,0,1,0 [Geraadpleegd 2 juni 2014] 10 Frampton, K. (1995). Moderne Architectuur: een kritische geschiedenis. Nijmegen: Sun.
Jelmer van der Ploeg
93
DE ULTIEME VRIJE SAMENLEVING
Rick Melchers
Nederland wordt gezien als een land waar men in vrijheid kan leven, maar leeft men hier vandaag de dag ook daadwerkelijk vrij? Sinds 1814 is Nederland een constitutionele monarchie, de positie van de koning is in dit jaar vastgelegd in de Nederlandse grondwet. De koning vormt samen met de ministers de regering van Nederland, waarbij de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn voor het gedrag van de koning. Over het koningschap heb je als burger in Nederland weinig te vertellen, de opvolger van de koning is het oudste kind van het koninklijk gezin. Daarnaast kan de koning niet worden gedwongen tot aftreden, wat bij een minister wel het geval is. Jesjoa: Ik heb hem onder meer gezegd dat ieder gezag een vorm van geweld is dat tegen de mensen gericht is en dat er een tijd zal aanbreken dat er geen gezag meer zal zijn, noch een Caesar, noch welke macht ook. De mens zal het rijk der waarheid en gerechtigheid binnen treden, waar elke macht dan ook overbodig zal zijn.1 Het gevolg van veel macht bij één persoon was duidelijk merkbaar bij de Grote terreur van Stalin in 1936-1938. In 1936 is er een nieuwe grondwet aangenomen in Rusland die vermeldde dat iedereen zich verkiesbaar mocht stellen. Er was een mogelijkheid dat deze verkiezingen verkeerd zouden kunnen aflopen voor de machtsmonopolie van de Communistisch Partij Sovjet-Unie (CPSU). Onder leiding van Stalin werden alle dissidenten uit de weggeruimd die eventueel een gevaar konden
De Meester en Margarita, Michail Boelgakov, bladzijde 54 Http://www.masterandmargarita.eu/nl/02themas/h24.html 3 De Meester en Margarita, Michail Boelgakov, bladzijde 107 4 De Meester en Margarita, Michail Boelgakov, bladzijde 131 1 2
94
De ultieme vrije samenleving
vormen voor zijn machtspositie. Honderdduizenden mensen worden zinloos doodgeschoten en nog meer mensen werden naar strafkampen of werkkampen gestuurd. Hierdoor werd de machtspositie van de Communistische Partij verzekerd voor de verkiezingen. Uit de Grote terreur blijkt dat te veel macht bij één persoon grote gevolgen kan hebben. Stalin had zoveel macht in zijn periode dat hij miljoenen mensen uit de weg heeft laten ruimen die mogelijk een bedreiging konden vormen voor zijn partij en regeerperiode. Je bent dan niet meer volledig gefocust op het besturen van een land en het behartigen van de belangen van de burgers, belangrijker is het veiligstellen van jouw ideale samenleving. De bevolking zit gevangen onder het regiem van de leider. De inwoners waren bang voor Stalin, men wist niet wie ze konden vertrouwen. Mensen werden op ogenschijnlijk willekeurige wijze van het “vrije” leven beroofd. Men was zo bang voor het regiem van Stalin dat ze met een koffertje met de belangrijkste bezittingen en warme kleding over straat gingen voor het geval ze werden opgepakt door het NKVD, volkscommissariaat voor interne zaken.2 Men had ook veel argwaan tegenover onbekende mensen, indien je werd aangesproken door een onbekend persoon was je bang dat je iets verkeerds tegen diegene zou zeggen en dus opgepakt zou worden. Margarita: Dan had u daar maar mee moeten beginnen en niet met die onzin over dat afgehakte hoofd! Wilt u mij arresteren? Azazello: In de verste verte niet! Wat krijgen we nou: je knoopt vriendelijk een
gesprek aan en je wordt er al van verdacht iemand te komen arresteren! Ik heb gewoon een boodschap voor u.3 Men was zelfs zo bang voor het terreur van Stalin dat men vrienden en bekenden aangaven voor een misdaad zodat zij zelf in een beter daglicht kwamen te staan. Azazello: Bent u degene die het artikel van Latoenski over de roman van deze man gelezen had en hem dan verklikt hebt – omdat hij verboden literatuur zou bewaren? Magarytsj: Ja dat ben ik. Azazello: En u wilde zijn appartement inpikken.4 Stalin gebruikte zijn macht op een verkeerde manier, hij wilde zijn macht en regeertijd op allerlei manieren met zekerheid vaststellen. In deze tijd was de macht van Stalin wel degelijk een vorm van geweld, de burgers waren bang voor zijn manier van regeren. In Nederland heeft de koning ook heel veel macht, althans op papier. Echter door de manier van regeren van de koning in samenwerking met de ministers voelt dit niet zo. Omdat wij de ministers kunnen kiezen, en hierin volledig vrij zijn en niet een bepaalde richting op worden gedwongen, voelt dit een stuk vrijer. Het gezag in Nederlands is daarmee ook geen vorm van geweld. De bevolking kan zelf kiezen wie zij aan de macht willen hebben naast de koning. In het boek “De Meester en Margarita” is een goed voorbeeld te vinden dat men onder toezicht van een hoger geplaatst persoon in de samenleving een
beslissing neemt waar hij niet achter staat. Pontius Pilatus is de procurator, Romeinse ambtenaar, van Judea. Hij moet een besluit nemen over het vonnis van Jesjoea Ha-Notsri (Jezus). De gesprekken tussen beide liepen voorspoedig en Pilatus was geneigd hem onschuldig te verklaren. Echter onder dwang van de hogepriester Kajafas bevestigde hij het doodvonnis van Jezus. Jesjoea Ha-Notsri wordt voor de procurator van Judea, Pontius Pilatus, geleid. Hij wordt beschuldigd van opruiing van het volk en majesteitsschennis. Een bekeerde belastingsinspecteur (Matteüs Levi) trekt overal met Jesjoea mee en noteert zijn boodschap van vrede. Jehoeda van Karioth, aan wie hij zijn ideeën had uiteengezet, heeft hem verraden. Pontius Pilatus raakt geïntrigeerd door de figuur van Jesjoea. Eigenlijk wil hij hem vrijlaten, maar de hoge priester van Jeruzalem, Kajafas, weigert. Hij wil de misdadiger Bar-Abbas vrijlaten, ter ere van het komende Paasfeest.5 Zo zo? Zelfs na mijn voorspraak? De voorspraak van degene die de macht van Rome vertegenwoordigd? Hogepriester herhaal je antwoord nog eens. Kajafas: Ten derden male deel ik mede dat wij Barabas de vrijheid schenken.6 Pontius Pilatus bekrachtigde onder dwang het doodvonnis van Jezus. Pilatus had hier het recht om te beslissen over het lot van Jezus, maar wat heeft zijn recht om het vonnis uit te spreken voor nut, als hij onder dwang een andere mening verkondigd. In de huidige tijd kan dit worden gezien als omkoping van een rechter, een vonnis uitspreken waar je zelf
5 6
niet achter staat. Ook in deze tijd werd de macht van een hoger geplaatst persoon dus verkeerd gebruikt, Pilatus stond dichterbij de veroordeelde en kende zijn verhaal goed. Kajafas stond verder weg en kende de achtergrond informatie nauwelijks en vond toch dat hij gelijk had en Pilatus moest hoe dan ook zijn mening volgen, ondanks dat hij het er zelf niet mee eens was. Bestaat er dan een samenleving waarin men zich niet laat onderdrukken door een hoger geplaatst persoon, kan men zijn eigen mening wel vertegenwoordig of wordt deze altijd onderdrukt? Anarchisme is een samenleving waarbinnen men streeft naar een geweldloze situatie waarin geen macht en autoriteit heerst, maar waar vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit de boventoon voeren. Men probeert in deze samenleving alles door vrijwillige samenwerking voor elkaar te krijgen. Dit zou een samenleving moeten geven van de ultieme vrijheid. Maar kan dat wel werken zoals men voor ogen ziet, de ultieme vrijheid? Echter wanneer er geen overheid is, kan je toch beperkt voelen in je vrijheid door de mensen om je heen. Door normen en waarden zal er toch altijd een sociale controle heersen, mensen houden elkaar voortdurend in de gaten. Een volledige vrije samenleving zal nooit bestaan, je zult altijd beperkt zijn door iets of iemand. Echter kun je jezelf wel vrij voelen. Door de overheid dicht bij de bevolking te plaatsen en te zorgen dat zij zich niet ver boven de burger verheven kan er een vrijer gevoel ontstaan voor de burgers. Indien de autoriteit van de overheid niet te overheersend is, kan je jezelf vrij voelen in een
samenleving. Het stadhuis speelt hierbij een belangrijke rol, de burger zal zich vrij moeten voelen om hier naar binnen te gaan. De afstand tussen regering, wethouders, gemeenteraad en burgers dient zo klein mogelijk te zijn. Je moet men gemakkelijk kunnen aanspreken op hun werk over het functioneren van de samenleving. Daarnaast is het van belang dat je controle kunt uitoefenen op het functioneren van de wethouders, alles dient zo transparant mogelijk te zijn, doet men wat ze beloven te doen. Daarnaast moet er niet te veel macht bij een persoon moeten liggen. Hij kan te veel zijn eigen beleid voeren wat nadelig kan zijn voor een groep van de bevolking, zoals het geval was bij de terreur van Stalin. Hij wilde continue zorgen dat zijn beleid werd gehandhaafd en alles wat eventueel een bedreiging kon vormen moest hiervoor wijken. Is het stadhuis van Arnhem ontworpen voor een overheid dat dicht bij zijn burgers wilt staan? Het ontwerp, Spazio, van het Stadhuis van Arnhem is gemaakt door J.J. Konijnenburg. Het nieuwe stadhuis moest de ruimte, spazio, tussen de Eusebiuskerk en Walburgiskerk opvullen. Het stadhuis moest een open karakter hebben, er diende een goede communicatie mogelijk te zijn tussen de burger en overheid. De binnenplaats van het stadhuis moest een verlengde zijn van de straat en mocht geen drempel vormen. De binnenplaats moest doorlopen naar de grote hal, de burgerzaal, en moest het open karakter van de stad karakteriseren. Vandaar dat de gevel van de burgerzaal zoveel mogelijk in glas is uitgevoerd.7 De straat moet dus als het ware doorlopen in het stadhuis.
De Meester en Margarita, Michail Boelgakov, bladzijde 9, 10 De Meester en Margarita, Michail Boelgakov, bladzijde 9, 10
Rick Melchers
95
Afbeelding 1 Binnenplaats van het stadhuis van Arnhem gezien vanaf de entree, zicht op de burgerzaal.
De werking van de burgerzaal, als verlengde van de stad, werkt in het stadhuis van Arnhem niet optimaal. De ingang van het stadhuis zit hiervoor op de verkeerde plaats. Je moet eerst door een groot gedeelte van het stadhuis, lange rij met balies voor de burgers, voordat je uiteindelijk in de burgerzaal terecht komt. Echter zitten er wel een aantal deuren in gevel van de burgerzaal, alleen deze worden niet tot nauwelijks gebruikt. De bedoeling was dus om een transparant en toegankelijk stadhuis te bouwen. In de begin jaren heeft het misschien wel op die manier gewerkt, echter op dit moment werkt de burgerzaal niet goed als verlengde van de stad. Je loopt hier niet zomaar even naar binnen toe, tenzij er echt wat te doen is. Dit komt mede door het feit dat je eerst langs alle burger balies dient te lopen voordat je in de burgerzaal bent. Daarnaast is er vaak niets te doen
Http://arneym.nl/monumentenbinnenstad/stadhuis/index.html http://staal.infoteur.nl/specials/communisme.html 9 http://users.skynet.be/fb476193/rvpweb2008/data/Socialisme. htm 7 8
96
De ultieme vrije samenleving
in deze zaal en heeft het dus ook geen noodzaak om hierheen te gaan. Maar wat kan dan de ultieme samenleving zijn welke rol speelt het stadhuis hierin en de autoriteit van de overheid? Naast de democratie, zoals wij deze kennen, zijn er nog een aantal belangrijke politieke stromingen welke een duidelijk uitspraak doen over de vrijheid van de burgers, dat zijn het communisme en socialisme. Het communisme draait om één politieke partij, de burgers hebben relatief weinig invloed op deze partij. Het is een sociaal, politieke en economische ideologie die is gericht op de oprichting van een klasseloze, staatloze en socialistische samenleving opgebouwd op gemeenschappelijk eigendom van productiemiddelen, waarbij iedereen produceert naar vermogen en neemt naar behoefte. Het communisme wordt vaak door elkaar gehaald met het socialisme, echter stelt de marxistische theorie dat het socialisme slechts een overgangsfase is op weg naar het communisme.8 Het socialisme is een maatschappij waarbij het financieringskapitaal in handen is van de overheid. De overheid bepaald waaraan het geld van de burgers wordt besteed. De staat wilt hiermee het verschil tussen arm en rijk nivelleren. Doordat het verschil in economische macht wordt genivelleerd, wordt er een einde gemaakt aan de klassenmaatschappij. Alle burgers worden gelijk getrokken, de burger wordt hierdoor beperkt in zijn vrijheid, men heeft hierdoor geen volledige vrijheid met betrekking tot het eigen vermogen.9 De meest vrije samenleving is de democratie. Als
burger heb je hier vrij veel invloed op het dagelijks bestuur van de stad of het land. Er kan door middel van verkiezingen gekozen worden op de politieke voorkeur, er is keuze tussen diverse partijen. Er is geen indoctrinatie van maar slechts één partij, er is een keuze vrijheid. Wil de democratie echt goed werken, dan dient er wel een goede controle mogelijk te zijn op het functioneren van de gemeenteraad en partijen. Maken zij waar wat zij hebben beloofd gedurende de verkiezingen. Wil deze controle makkelijk mogelijk zijn, heb je een toegankelijk stadhuis nodig. Tevens dient de communicatie vanuit de overheid naar de burger goed te zijn met de vorderingen welke al zijn geboekt. Als dit gebeurd, zal de burger zich vrij voelen, hij heeft het gevoel dat zijn mening ook gehoord wordt en dat er ook daadwerkelijk iets mee gedaan wordt. Een algehele vrije samenleving zal nooit kunnen bestaan, het gaat erom hoe je de “vrijheid” ervaart en jezelf dus zo min mogelijk beperkt moeten voelen.
BIBLIOGRAFIE
1 Boelgakov, M. (2008) De Meester en Margarita. Deventer: Scriptio 2 Stadhuis Arnhem. http://www.arneym.nl/. Bezocht op 14 april 2014 3 Socialisme, communisme. R. van Poelvoorde. http://users.skynet.be/fb476193/rvpweb2008/data/Socialisme.htm. Geraadpleegd op 20 april 2014
Rick Melchers
97
AUTORITEIT VERVAAGD
STADHUIZEN WORDEN SAAIE KANTOREN Bas Kikkers
De functie en betekenis van het stadhuis is de afgelopen decennia enorm veranderd. Dit is vooral terug te zien in de grote diversiteit aan ontwerpen van stadhuizen in Nederland. Het stadhuis was eeuwenlang het belangrijkste gebouw van de lokale gemeenschap, met een grote symbolische betekenis. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de functie van het stadhuis echter veranderd en heeft het zich ontwikkeld tot een centrum van dagelijks bestuur van de stad. Functionele eisen als transparantie, flexibiliteit en duurzaamheid van de programma’s van stadhuizen overheersen wat ervoor zorgt dat het steeds meer kantoren worden waarin de gezagsfunctie zich niet kan profileren. Dit komt mede door de toenemende digitalisering en door de snelle ontwikkelingen op het gebied van communicatie. De autoriteit wil zich namelijk steeds transparanter profileren richting de samenleving en verliest daarbij aan gezag waardoor autoriteit vervaagt. Dit zorgt ervoor dat het dagelijks bestuur van de stad onherkenbaar wordt en zich niet langer kan profileren als een gezag hebbende functie. Stemloosheid Een eerste aspect wat bijdraagt aan deze vervaging in de veranderende maatschappelijke opvatting over autoriteit is het gevoel van stemloosheid. Vanwege de economische crisis is sinds 2008 de kloof tussen arm en rijk toegenomen en behoort Nederland internationaal gezien tot de scheefste1. De kosten blijven stijgen en hierdoor krijgen de huishoudens met de laagste inkomens het steeds zwaarder. Bij deze groep van de bevolking heerst het gevoel dat hun stem niet wordt gehoord
Tubantia (2009), Almelo duikt diep in rode cijfers. Almelo Gemeente Almelo (2013), Nieuw stadhuis. 3 Orwell, G. (1949), 1984. Engeland: Arbeiderspres. 4 Gemeente Almelo (2013), Nieuw stadhuis. 1 2
98
Autoriteit vervaagd
en dat participatie wel wordt toegejuicht alleen niets uithaalt. Er heerst een gevoel van stemloosheid. Het nieuwe stadhuis voor Almelo wordt op dit moment gebouwd en zorgt voor een hoop ophef in de gemeente vanwege de torenhoge kosten. In Almelo zijn de gevolgen van de economische crisis voelbaar, waardoor de gemeente te kampen heeft met grote financiële tekorten. Deze financiële tekorten heeft de gemeente er echter niet van weerhouden om dit nieuwe stadhuis te laten bouwen, waardoor de inwoners veelal negatief zijn over dit project. De 60 miljoen die het bijna gaat kosten en de bijkomende kosten voor onderhoud zien de inwoners van Almelo liever op een andere manier besteed2. De jury koos unaniem voor het gebouw van Vincent van der Meulen van Kraaijenvanger Architecten uit Rotterdam, terwijl een meerderheid van de stemmen vanuit de gemeente uitwees naar een ander ontwerp. Maar niet alleen in Almelo is er ophef over een nieuw te bouwen stadhuis, in andere steden en gemeenten heerst er voornamelijk onvrede over desbetreffende projecten. In Woerden en Tilburg is meer tegenstand waardoor er al jaren geen knoop wordt door gehakt. Deze voorbeelden van nieuwe projecten voor een gezagsfunctie heeft gezorgd voor kritiek vanuit de inwoners van de stad. Deze kritiek is enerzijds te verklaren door de economische crisis die zijn sporen achterlaat, maar ook door een maatschappelijke verandering wat betreft autoriteit. Het nieuw te bouwen stadhuis in Almelo wordt betiteld als transparant, flexibel en duurzaam. Ook stelt de gemeente dat de kosten voor het opnieuw laten bouwen van het stadhuis lager zijn
dan renovatie van het oude bestaande stadhuis, waardoor dit de beste keuze is3. Het idee voor een ander ontwerp past in de verandering ten opzichte van autoriteit omdat de transparantie die de verschillende bestuurlijke functies moeten uitstralen niet passen in de oude hokkige kantoor cultuur. Door deze toenemende transparantie is de architectuur van de autoriteit echter aan vervaging onderhevig. De inwoners hebben namelijk schoon genoeg van nutteloze prestige objecten4 en vinden dat gebouwen zo lang mogelijk moeten worden gebruikt. Het is voornamelijk het feit dat de gemeenten geen geld hebben en toch aan de bouw beginnen, terwijl het geld op andere manieren kan worden besteed. Zo worden de stadhuizen steeds meer kantoor gebouwen en onherkenbaar tussen alle andere bebouwing. Het fenomeen, de vervaging van autoriteit, werd al vele jaren geleden door George Orwell beschreven. In zijn boek 1984 (1949) wordt voornamelijk de macht van autoriteit beschreven door totale controle op de burger. Deze dictatoriale samenleving zorgt voor een totale inperking van vrijheid. Orwell geeft een beeld weer waarbij de anonimiteit van de burger totaal is verdwenen door de continue controle. Iedereen zal moeten leven volgens het opgedragen systeem waardoor enige zelf ontplooiing onmogelijk is. De samenleving die George Orwell omschrijft heeft totaal geen samenhang met de huidige samenleving. De onderliggende gedachte hiervan is dat het geldt als een waarschuwing, dat een dictatuur niet de juiste bestuursvorm is. De tweedeling die Orwell beschrijft in 1984 tussen
Afbeelding 1. Film 1948 (1984)
Bas Kikkers
99
de aanhangers van de Partij en de burgers, laat een duidelijke maatschappelijke tweedeling zien. Eenzelfde tweedeling als hedendaags actueel is met de steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk. Het boek beschrijft dat de autoriteit tracht transparantie uit te stralen door een continue informatie stroom aan zijn burgers te laten horen. Hiermee indoctrineert de Partij, zo wordt de macht in 1984 omschreven, zijn burgers zodat zij alles geloven. Bij ongeloof wordt er net zo lang gemarteld tot er wel wordt geloofd in wat de Partij allemaal betekent voor zijn burgers. Deze schijn transparantie zorgt voor een totalitaire machtstaat welke alles bepaalt en geen tegenspraak duidt5. De stemloosheid van de burger komt tot op zekere hoogte overeen met de huidige samenleving, waarin het gevoel van machteloosheid overheerst. De opkomst bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen heeft gezorgd voor een nieuw diepterecord. Hieruit kan worden geconcludeerd dat mensen het gevoel hebben niets te kunnen veranderen. Nu trachten gemeenten zich transparanter tentoon te stellen richting de burgers. De toenemende transparantie van gemeenten en steden zorgt voor inzage in alle bestuurlijke informatie, maar andersom is hetzelfde mogelijk. En dit heeft zijn weerslag op de architectuur van gezaghebbende gebouwen. Bezoekers van een gebouw zijn namelijk gevoelig voor de uitstraling ervan. Zodra bezoekers een gebouw betreden is de uitstraling bepalend voor het beeld dat zij zich, vaak onbewust, vormen van dat bedrijf of die bewuste instelling6. Bestuurlijke instellingen willen zich
Orwell, G. (1949), 1984. Engeland: Arbeiderspres. Architecenweb (2013), Classico, monumentaal glas met een authentieke uitstraling. 7 Parlement & Politiek (2014), Trias politica: machtenscheiding en machtenspreiding. 5 6
transparanter opstellen richting de burgers en dit heeft zijn weerslag op de ontwerpopgave. Vanwege de veranderende maatschappelijke opvatting ten opzichte van autoriteit, zullen bestuurlijke instellingen zich anders willen presenteren richting de burgers. Maar omdat de burgers tegenwoordig het gevoel hebben dat hun stem geen invloed meer heeft wordt er getracht de gebouwen toegankelijker te maken zodat de drempel ten opzichte van de benadering van bestuurlijke functies zal worden verlaagd. Identiteit De Nederlandse bestuurlijke macht berust op het gedachte goed van Montesquieu, die de Trias Politica heeft omschreven. De beste situatie, volgens de trias politica, is een evenwichtssituatie tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. In Nederland en veel andere Europese landen is overigens geen sprake van een volledige scheiding der machten, maar kan er beter gesproken worden van een spreiding der machten. Deze spreiding is belangrijk om de vrijheid van de burger te waarborgen7. In Nederland is vanaf 1848 deze bestuursvorm leidend in de vorm van een constitutionele monarchie, waar besturing op verschillende schaalniveaus wordt uitgevoerd zoals landelijk, provinciaal en gemeentelijk. Op gemeentelijk niveau is het stadhuis of gemeentehuis het bestuursorgaan en van oudsher behoorden deze gebouwen tot de belangrijkste van de stad. Het gebouw was in die tijd tevens het onderkomen voor alle drie de vormen van macht, wat een enorm verschil betekent voor de uitstraling van
het gebouw. Neem nu het stadhuis van Gouda uit de 15de eeuw. Een enorm rijk gedecoreerd gebouw met vele verfraaiingen om zo de rijkdom van de stad te representeren. Dit gebouw was het onderkomen van het bestuur van de stad en moest daarom een representatieve uitstraling hebben. In die tijd was de opvatting over de autoriteit anders dan tegenwoordig en dat is te zien aan de architectuur van het gebouw. Mede door de uitstraling van rijkdom en allure en de positionering, werd dit kleine gebouw een symbool voor de stad. Bij het zien van het gebouw wordt het gevoel opgewekt dat het een belangrijk gebouw is. Dit monument voor de stad past niet meer in de huidige samenleving, met betrekking tot het huisvesten van bestuurlijke functies. Dit komt omdat het dagelijks bestuur van de stad steeds meer een kantoorfunctie wordt en daarnaar wordt ontworpen. Tegenwoordig heeft een stadhuis of gemeentehuis een andere uitstraling, neem nu het gemeentehuis van Bronckhorst (2010) wat ontworpen is door Atelier Pro. De gemeente Bronckhorst, ontstaan door een samenvoeging van 44 dorpen en buurtschappen, oogt sober, transparant en helder. De ligging, iets buiten Hengelo in Gelderland, komt voort vanuit de centrale ligging in de gemeente Bronckhorst. De locatie iets buiten Hengelo zorgt ervoor dat het gemeentehuis zich profileert als een stadhuis van Bronckhorst, dit draagt bij aan de nieuwe start die de gemeente wilde maken wat zichtbaar is in de analyse van de onderdelen van het stadhuis. Het gebouw valt op door zijn grote grijze volume in de groene landelijke omgeving. Het robuuste postuur en grijze kleur zorgen voor een dynamische relatie met
Stadhuis Kerkelijke instanties Andere overheidsinstanties Internationale instanties Overige bebouwing Water
100
Autoriteit vervaagd
N
3.0.1
Context - Bestuurslagen Afbeelding 2. Hengelo 1:10.000 1:10000
50
100
200
500 meter
GSEducationalVersion
Bas Kikkers
101
de omliggende weilanden. De sobere uitstraling van het gebouw straalt geen gezag uit. Dit is bedoeld en staat symbool voor wat de gemeentelijkepolitiek wil zijn: trots en zelfbewust maar tegelijk sober, efficiĂŤnt en behoedzaam8. Het gebouw oogt streng, zeker wanneer in de avond alle luiken automatisch sluiten. Toch is de benadering enigszins dubbel, want door een gebouw op een verhoging te plaatsen zorgt dit voor een enigszins verheffende benadering. De parkeerplaatsen voor het personeel liggen verdiept en hierdoor loopt het landschap optisch door tot aan het gebouw. Toch blijft het gebouw identiteitsloos, het mist de uitstraling en statuur van een bestuurlijke functie. De positionering van de raadzaal is te herkennen, maar verder geeft de gevel geen weergave van waar de burgers mogen komen en waar het bestuur is gesitueerd. Als dit gebouw op een andere locatie had gestaan tussen andere gebouwen en huisvesting van een andere instelling had dit niet de link gelegd richting een gemeentehuis. Het gebouw mist namelijk de alom bekende instrumenten voor de herkenbaarheid van een stadhuis of gemeentehuis. Het mist een toren, bordes, trap, plein, balkon, klok en zelfs een vlaggenmast en juist deze instrumenten dragen bij aan de herkenbaarheid van een belangrijke functie. Het is niet meer van deze tijd om deze instrumenten te gebruiken maar er zal moeten worden gezocht naar andere elementen welke de herkenbaarheid kunnen versterken. Toenemende toegankelijkheid Een andere kernwaarde die vanuit de gemeente Bronckhorst belangrijk was bij het ontwerp van het
Knudsen, J., Gemeentehuis Bronckhorst, Hengelo (GLD) - Atelier Pro Architecten. ArchitectuurNL, Issue #5, pp. 22 - 27. 8
gemeentehuis was gemakkelijke toegankelijkheid. Doordat de opvatting over autoriteit verandert en de gemeente zich meer open wil stellen, wil deze dat de toegankelijkheid toeneemt. Dit neemt al toe door de ontwikkelingen op digitaal gebied maar uit zich ook in de ontwerpopgave. Er moet worden toegegeven dat Atelier Pro erin is geslaagd om een makkelijk benaderbaar gebouw te ontwerpen. Een aparte parkeerplaats voor bezoekers zorgt voor een goede logistiek wat terug komt in het interieur. De toegang tot het gemeentehuis is helder en nodigt uit om te betreden, bij binnenkomst komt men in een overzichtelijke lichte straat. Direct vallen de loopbruggen op die de twee aparte volumes aan weerszijden op de eerste verdieping met elkaar verbinden. De vele ramen die zijn doorgezet in de gevels van beide volumes zorgen voor een transparant geheel, de bedrijvigheid in het gemeentehuis is zichtbaar. Aan de brede straat liggen de verschillende publieke ruimtes, zoals de raadzaal, trouwzaal, balie, politieke huiskamer, verschillende vergaderzalen en de kantine. De straat zorgt voor overzichtelijkheid door de twee volumes en die fungeren tevens als scheiding. De publieke functies, afgezien van de trouwzaal, hebben allemaal transparante elementen waardoor het achterliggende gebruik zichtbaar is. Een gemeentehuis is nooit totaal toegankelijk voor de bezoeker, vanwege de vertrouwelijke informatie is dit heel normaal. Maar de manier waarop Atelier Pro dit heeft gedaan is erg subtiel, door de niet publieke doorgangen uit het zicht te houden. De trappen naar de verschillende verdiepingen liggen niet direct aan de straat, wat
zorgt voor een semi private ruimte. Als bezoeker krijg je hierdoor op een subtiele manier het gevoel dat die ruimtes niet toegankelijk zijn. Bij het oplopen van de trap komt men pas bij een harde grens door een met een vingerscan beveiligde deur. De transparantie die ontstaat door de vele doorzichten in het gebouw zorgt voor overzicht en inzicht in dagelijkse routine van het gemeentehuis. Hierdoor zijn bezoekers sneller genegen richting het gemeentehuis te komen vanwege de prettige omgeving waarin ze worden geholpen, dit draagt bij aan een positief beeld richting de gemeentelijke besluiten. In Bronckhorst is de soberheid niet storend vanwege de ligging en omliggende gebouwen, maar door de onherkenbaarheid straalt het gebouw geen gezag uit. Transparantie in architectuur Het begrip transparantie is niet alleen een belangrijk begrip bij het ontwerp van bestuurlijke instanties, maar komt tegenwoordig in alle ontwerpopgaven terug. Dit is in lijn met de steeds verder ontwikkelende controle maatschappij waarin alles kenbaar en inzichtelijk moet kunnen zijn. De groeiende aandacht voor deze transparantie hangt samen met de overgang van een disciplinaire samenleving naar een controle samenleving, die twee decennia geleden al geanalyseerd werd door de Franse denker Michel Foucault. Dit beschrijft Harm Tilman in zijn essay over Architectuur in de controlemaatschappij, waarin hij uiteenzet hoe deze controle acceptabel wordt gemaakt vanwege de toenemende veiligheid9. De controle wordt
Klok Balkon Trap Bordes Toren Vlaggenmast
102
Autoriteit vervaagd
GSEducationalVersion
Afbeelding 3. Onderdelen van het stadhuis 1:500
Bas Kikkers
103
weggeschoven onder de noemer veiligheid, extra toezicht door middel van camera’s vergroten het gevoel van veiligheid bij mensen. Door de controle neemt de anonimiteit af en wordt het gevoel gewekt dat alle activiteiten in de gaten wordt gehouden. De leus ‘Big Brother is watching you’ wordt daarmee steeds meer werkelijkheid en dus krijgt George Orwell gelijk dat de bestuurlijke staat steeds meer controle uit zal gaan oefenen. Het gemeentehuis van Bronckhorst is hiervoor een goed voorbeeld voor de hedendaagse opvatting over transparantie. De twee robuuste volumes die met elkaar worden verbonden door glazen vliesgevels versterken deze opvatting. In 1948 deed George Orwell een voorspelling over hoe de samenleving zich zou kunnen ontwikkelen, waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat het boek net na de 2de Wereld Oorlog werd geschreven. Dit kan invloed hebben gehad op het beeld dat wordt beschreven. Meer dan 50 jaar later doet Steven Spielberg met zijn Minority Report (2002) hetzelfde en voorspelt eveneens een samenleving in de toekomst waar bij de overeenkomsten zich vinden in de controle maatschappij waarbij Spielberg logischerwijs een stap verder gaat. Het interessante aan Spielbergs film is dat er een architectonisch beeld van de samenleving wordt geprojecteerd. Wat Orwell enigszins beschreef over de architectuur was een verwoeste stad die constant in oorlog was en dus steeds verder afbrokkelde. Er wordt geen transparantie in de gebouwen beschreven, eerder totale afscherming om geen afbreuk te doen aan de autoriteit.
Kaiser, C., 2014. Afstudeerproject Authority - Gemeentehuis Bronckhorst [Interview] (5 maart 2014). 10 Matrix, S. E., (2005) De architectuur van de transparantie en de technologie van het toezicht: Spielbergs tech noir-cyberstad in Minority Report. Oase, #66, pp. 74 - 90 11 Saarinen, E., (1994) Imagologies - Media Philosophy. New York: Psychology Press.
In Minority Report wordt een cyberstad beschreven met de karakteristieke architectuur van de hightech cyberstad welke schittert, snelt en scheert over het scherm en zorgt voor een hartverwarmend visioen. Stedenbouwkundig leunt de film op opvattingen van het modernisme, waarin transparantie en toezichtmiddelen een prominente plaats innemen en in geavanceerde vorm worden toegepast10. De film die zich afspeelt in 2054 schetst een architectonisch beeld van een opgesplitste samenleving, waar tussen een gigantisch verschil bestaat. De hightech uptown en de urbansprawl worden verbonden door het ideaal van transparantie. De verbinding zit niet zozeer in bouwkundige relaties maar in de achterliggende computer gekoppelde systemen. De continue controle die zich op beide niveaus afspeelt roept geen enkele reactie op en wordt geaccepteerd. Het technische systeem doordringt met de zelfde eenvoud de ondoorzichtige woonblokken van de urbansprawl en de glanzende plexiglas kantoren van de uptown, wat zich niet direct in transparantere gebouwen uit bij de architectonische opgaven. Wel laat Spielberg een verschil zien tussen beide lagen die worden geschetst in de samenleving. De hightech wolkenkrabbers in de uptown ogen helder en inzichtelijk en bestaan ongeveer in hun totaliteit van glas, afgezien van de constructieve onderdelen. Toch zorgt de enorme inzichtelijkheid voor een steeds grotere transparantie, werkelijk alles wordt in de gaten gehouden. Zoals Mark Taylor en Esa Saarinen opmerken in Imagologies, is de digitale stad ‘grenzeloos doordringbaar’, omdat men zich via het oproepen van beelden en met behulp
van virtuele technologieën binnen en tussen alle afzonderlijke segmenten kan bewegen11. Er is echter een architectonische ontwerpfilosofie die wordt verbonden, het ideaal van transparantie. Dit zorgt voor eenzelfde alziende controle als Big Brother van Orwell, in de architectuur van de transparantie kan men zich nergens meer verbergen. Het maakt niet uit in welke mate een ontwerp fysiek toegankelijk is want door de technologie zal het altijd toegankelijk zijn. Gebruik en herkenbaarheid Doordat de burger het gevoel heeft dat zijn stem geen waarde meer heeft, zal de gemeente extra zijn best moeten doen om de burger wel te betrekken bij de beslissingen. Door in het ontwerp de toegankelijkheid laagdrempelig te maken zal dit gebaar extra naar voren komen in het gebouw. Hierdoor zal het gevoel van waardering groeien en zorgen voor een betere verhouding tussen de bestuurlijke instellingen en zijn bezoekers. Hier draagt transparantie aan bij en zorgt voor een helderheid en inzichtelijkheid van de beslissingen en vertaalt zich in de hedendaagse ontwerpopgaven. Door de toenemende transparantie neemt de herkenbaarheid van de autoritaire instellingen af. Er zal moeten worden ontworpen naar de lading van de autoriteit, zodat de architectuur zorgt voor herkenbaarheid en dit zal zorgen voor afnemende vervaging van autoriteit. Niet het ontwerpen van prestige objecten, maar gebouwen met trots e uitstraling en zich relateren met de stad of gemeente. Het moet representatief zijn voor de buitenwereld wat zal resulteren in een toenemende herkenbaarheid. En
9
Publieke ruimte Semi-publieke ruimte Semi-private ruimte Private ruimte
104
Autoriteit vervaagd
B B
A
B
B
A
A
B
B
A
Afbeelding 4. Domeinen 1:500
Bas Kikkers
105
deze herkenbaarheid zal de lading moeten dekken van de uitvoerende macht die het gebouw herbergt. De dunne grens tussen een autoritaire uitstraling en laagdrempelige toegankelijkheid is een enorme uitdaging voor de hedendaagse ontwerpopgave van een dergelijke functie. Waarbij het gebouw zal moeten worden ontworpen voor de gebruiker maar zich zal manifesteren als object wat herkenbaar is als autoritaire instelling. De nadruk zal liggen op welke architectonische instrumenten dan een rol kunnen spelen in de herkenbaarheid van een stadhuis of gemeentehuis.
106
Autoriteit vervaagd
Afbeelding 5. Gemeentehuis Bronckhorst
Bas Kikkers
107
BIBLIOGRAFIE
Literatuur 1 Tubantia (2009), Almelo duikt diep in rode cijfers. URL bezocht op 23 maart 2014 2 Gemeente Almelo (2013), Nieuw stadhuis. URL bezocht op 23 maart 2014 3 Orwell, G. (1949), 1984. Engeland: Arbeiderspres. 4 Gemeente Almelo (2013), Nieuw stadhuis. URL bezocht op 23 maart 2014 5 Orwell, G. (1949), 1984. Engeland: Arbeiderspres. 6 Architectenweb (2013) Classico, monumentaal glas met een authentieke uitstraling. URL bezocht op 2 mei 2014 7 Parlement & Politiek (2014), Trias politica: machtenscheiding en machtenspreiding. URL bezocht op 23 maart 2014 8 Knudsen, J., Gemeentehuis Bronckhorst, Hengelo (GLD) - Atelier Pro Architecten. ArchitectuurNL, Issue #5, pp. 22 - 27. 9 Kaiser, C., 2014. Afstudeerproject Authority - Gemeentehuis Bronckhorst [Interview] (5 maart 2014). 10 Matrix, S. E., De architectuur van de transparantie en de technologie van het toezicht: Spielbergs tech noir cyberstad in Minority Report. Oase, #66, pp. 74 - 90 11 Saarinen, E., Imagologies - Media Philosophy. New York: Psychology Press. Afbeeldingen 1 2 3 4 5
108
Stuffpoint, (nb). Film 1984. URL bezocht op 7 mei 2014 Afbeelding auteur Afbeelding auteur Afbeelding auteur Atelier Pro, (2010). Gemeentehuis Bronckhorst. URL bezocht op 7 mei 2014
Autoriteit vervaagd
Bas Kikkers
109
HET PARTICIPATIEVE STADHUIS
DANNY SCHOESTER
“De politiek luistert toch niet naar ons”, is hedendaags een veel uitgesproken gedachte van de burger. Deze gedachtegang maakt de hedendaagse kloof tussen de samenleving en de politiek duidelijk. Het vertrouwen in de politiek is dan ook zeer laag. Dit is terug te zien in de politieke verkiezingen. De opkomst bij de landelijke verkiezingen in 2012 kende een dieptepunt van 74,6%. Ook het opkomstpercentage van 53,8% bij de gemeentelijke verkiezingen van 2014 is een dieptepunt. Het principe van een representatie democratie is het kiezen van politici die de burger zijn waarden en normen laat nastreven en waar men vertrouwen in heeft. Maar aangezien de bevolking zich niet meer vertegenwoordigt kunnen we ons afvragen of we nog wel in een representatieve democratie leven. Deze vraag wordt versterkt door de machtsverschuiving in de politiek. Lobbypartijen in de politiek zijn vandaag de dag meer regel dan uitzondering. Sinds jaar en dag worden er over de hele wereld gebouwen gebouwd voor het bestuur en de administratie van een stad of gemeente: het stadhuis. Evenredig met de verandering van het politieke systeem is ook het stadhuis aan transformatie onderhevig. De architectuur verandert, maar ook de functies die zich in het gebouw bevinden veranderen, evenals de verscheidenheid aan functies. Door de huidige problemen verlangt de samenleving naar meer democratie, minder autoriteit en meer transparantie. De nieuwe stadhuizen proberen deze verlangens te reflecteren in hun architectuur. Stadhuis Nieuwegein, van 3XN architecten, bijvoorbeeld. Dit gebouw moet democratie uitstralen terwijl de staat
A
ESSAY
van de democratie verslechtert. Eigenlijk misleidt de architect de gewone burger door de werkelijkheid te verbloemen. Kijkend naar de huidige problematiek, die ons politiek systeem kenmerkt, moet ons politiek dan systeem veranderen? Hoe gaat dit systeem er dan uitzien? Kan de architectuur van de nieuwe generatie stadhuizen bijdragen aan het oplossen van onze politieke problemen? Veranderende samenleving Hoe komt het toch dat de democratie zijn kracht verliest? Laten we beginnen bij de basis: de samenleving. Met de komst van de industrialisatie in de vorige eeuw heeft er een degradatie van het klassensysteem plaatsgevonden. Hierdoor werd je status niet meer bepaald door je komaf, maar werd je afgerekend op je verdiensten binnen de samenleving, je moest je status verdienen. Het werd ieder voor zich. In de 19de eeuw was dit klassensysteem nog duidelijk aanwezig. Het boek ‘David Copperfield’ van Charles Dickens (1850) is een duidelijke afspiegeling van dit principe. Iedereen kende zijn plaats binnen de samenleving welke bepaald was door zijn komaf. In het boek is duidelijk te merken dat dit zorgt voor onderlinge verbondenheid binnen de verschillende klassen. Mensen uit dezelfde klasse bezitten dezelfde normen en waarden en kunnen zich herkennen in elkaar. Iedereen kent zijn plaats binnen de samenleving. De jonge David Copperfield, van hoge komaf, wordt zelfs door een oude schipper mijnheer genoemd. Ondanks de verschillende karakters van de personen kent men zijn plaats binnen de samenleving. Nieuwe technologieën hebben gezorgd voor
individualisering van de maatschappij. We zijn minder gebonden aan de samenleving en zijn minder afhankelijk geworden van de directe omgeving. Dit probleem heeft geleid tot fragmentatie van het leven en de maatschappij, en tot een differentiatie van de individuele waarden. Waar men vroeger de belangen van de gemeenschap voorop stelde is door individualisering eigen belang voorop komen te staan. Ook is de gemeenschap hierdoor minder beïnvloedbaar geworden. De individualisering heeft, in combinatie met de vooruitgang van de technologie, massamedia en de ontzuiling, ervoor gezorgd dat de gemeenschap van vandaag mondiger is geworden. Men is steeds minder bereid om zomaar van alles te accepteren wat van boven wordt opgelegd (Berting, 2004). Daarnaast is onze samenleving met de toename van de welvaart veranderd in een risicomaatschappij. Onze samenleving is veranderd in een controlesamenleving, zegt Bart de Koning in het boek ‘Alles onder controle’ (2008). De overheid is vandaag de dag meer bezig met het uitsluiten van risico’s dan echte problemen aan te pakken. Echte problemen worden hierdoor nog nauwelijks aangepakt. Natuurlijk bestaan er nog meer tekortkomingen in onze samenleving. Toch maken de bovengenoemde problemen duidelijk dat onze samenleving gecompliceerder in elkaar zit dan vroeger wat grote invloed heeft op ons politiek systeem: de democratie. Tekortkoming politiek De individualisering en eigen belangen dringen ook door in het politieke systeem. Politici vinden het
aantal stemmers belangrijker dan de waarden die ze na streven. De kiezer moet tevreden gehouden worden, de toekomst van de samenleving is van minder belang. En dat in tijden van een financiële crisis! Politici zijn volwaardige marketeers geworden, de bevolking ‘de consument’. De burger wordt geleid door sterke persoonlijkheden in plaats van een sterk programma. Dit is veroorzaakt door de opkomst van de massamedia, die vandaag de dag een groot aandeel hebben in ons dagelijks leven. Hierdoor wordt de politiek inhoudsloos en de overtuigingskracht van politieke partijen neemt af. Deze tekortkomingen zorgen voor een oppervlakkig en hypeachtig politiek debat (Bosveld, 2013). Door de fragmentatie van de kiezer, de grote verscheidenheid van belangen, en de inhoudsloze belangen van de politieke partijen voelt de huidige kiezer zich niet meer vertegenwoordigd door een bepaalde partij: de representatie democratie is verloren en de onvrede neemt toe. Voor de huidige vorm van democratie bedacht Collin Crouch de term Post-Democracy. Crouch brengt met dit begrip een ander probleem aan het licht: “A post-democratic society therefore is one that continues to have and to use all the institutions of democracy, but in which they increasingly become a formal shell. The energy and innovative drive pass away from the democratic arena and into small circles of a politico-economic elite. I did not say that we were now living in a post-democratic society, but that we were moving towards such a condition.” -(Crouch, 2013)
Crouch maakt duidelijk dat de macht steeds verder verdwijnt in de top van de samenleving. Een kleine groep politiek-economische elite heeft en krijgt de macht steeds meer in handen. In het programma Tegenlicht, aflevering ‘We zijn het zat’, schetsen de makers een duidelijk beeld van het huidige probleem: lobbyen. Banken en grote bedrijven lobbyen bij politici en met succes, dit zorgt voor manipulatie van de politiek. Het probleem is dat de bedrijven en de politiek elkaar nodig hebben. De macht komt steeds meer in handen van de kapitaalkrachtigen onder ons. De financiële sector wordt langzaam de baas over ons land die grote invloed uitoefenen op de bestuurders. Maar ook de Europese Unie krijgt steeds meer macht. Dit alles zorgt voor een steeds groter wordende kloof tussen de macht en de bevolking en dus ook voor de verdwijning van onze eeuwenoude democratie. Vandaag de dag verkeert onze democratie dan ook in een vicieuze cirkel van wederzijds wantrouwen. De kloof tussen de bestuurlijke macht en de gewone burger wordt steeds groter. Dit resulteert in een politieke crisis. Non- autoritaire architectuur Vandaag de dag is er een andere kijk op de architectuur van stadhuizen ontstaan. Een goed voorbeeld is het stadhuis van Nieuwegein dat ontworpen is door de Deense architect: 3XN. “3XN focused on uniting the wish for intimacy and openness with the desire to create a democratic institution with a certain dignity.” (3XN, 2006) Deze zin formuleert de intenties, van de architect, voor de uitstraling en het gebruik van het stadhuis. Ook in het gebruik
gaat het over transparantie, wederzijds inzicht in doen en laten, en openheid. “The Stadhuis merges with the every-day World.” (3XN, 2006). Bestuurlijke functies worden verweven met publieke functies en activiteiten en commerciële voorzieningen. Het stadhuis verzorgt een visuele verbinding van de bestuurlijke macht met de publieke functies. Een belangrijk uitgangspunt in het ontwerp was transparantie en goede communicatie tussen de burger en autoriteit. Toch vinden er nergens in het stadhuis ontmoetingen plaats tussen de bestuurlijke macht en de burger. Zo zijn de bestuurlijke functies gesitueerd op de bovenste 4 lagen, waar de gewone burger niks te zoeken heeft, en bevinden de publieke functies zich op de eerste 3 lagen. Zelfs de routing door het gebouw is volledig gescheiden. De raadzaal verzorgt wel een ontmoeting tussen de burger en de bestuurlijke macht, maar door de situering op de derde verdieping, waar de burger zich niet zomaar begeeft, krijg je haast het gevoel dat de raadzaal beschut is opgesteld en de burger niet gewenst is. Ook Atelier PRO spreekt van non-autoritaire architectuur met betrekking tot het gemeentehuis in Bronckhorst, dat gerealiseerd is in 2009. Ingetogenheid en transparantie zijn termen die het Atelier graag gebruikt. Vanaf de rondweg kan men de raadzaal inkijken en het atrium, waar verschillende activiteiten plaatsvinden, is vrij toegankelijk voor burgers. Wanneer de kantoren in gebruik zijn, gaan de luiken in de gevel automatisch open. Dit zorgt voor een visuele transparantie tussen de kantoren en de landelijke omgeving. Het atrium is het verbindende element tussen de bestuurlijke macht en de burgers.
Context 1:10.000
Essay
A
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT
PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT Legenda figuur 2:
Ambtenaren / Bestuur Bezoekers
Legenda figuur 1:
Kantoor wethouder Kantoor burgemeester Raadzaal Kantoortuin ambtenaren Afbeelding 1 Bestuurlijke macht Nieuwegein (2011)
112
Het participatieve stadhuis
Afbeelding 2 Routing Nieuwegein (2011)
College van burgemeester en wethouders
Toch zorgen wanden voor een duidelijke scheiding tussen de bestuurlijke ruimten en de publieke ruimten (Knudsen, 2010). Er zijn een aantal uitgangspunten in de hierboven besproken stadhuizen die raakvlakken hebben met het disfunctioneren, zoals besproken in de voorgaande paragraaf, van het politieke systeem: 1. Non-autoritaire uitstraling van de gebouwen ter verduidelijking van de democratie. Dit terwijl de democratie juist steeds verder van de burger komt te staan. 2. De verstrengeling van de commerciële markt met de bestuurlijke macht, zoals te zien is in het stadhuis van Nieuwegein. Hierdoor kan belangenverstrengeling ontstaan en daarmee een machtsverschuiving naar de commerciële markt. 3. Door de integratie van alledaagse functies en het laten plaatsvinden van verschillende activiteiten in de stadhuizen onder de vleugels van de bestuurlijke macht, ontstaat er een vorm van privacyschending. Hierdoor krijgt de burger het gevoel gecontroleerd te worden door de bestuurlijke macht wat in tegenstelling staat tot de individualisering en eigen belang van de huidige samenleving. 4. Visuele transparantie van de bestuurlijke macht, mensen het gevoel geven dat ze inzicht krijgen in de zaken van de bestuurlijke macht. Dit in tegenstelling tot de praktijk waar de samenleving het gevoel heeft dat de macht juist verder van de burger afstaat dan ooit in de geschiedenis van de democratie is geweest. Wat duidelijk wordt is dat de architectuur van het hedendaagse stadhuis inspeelt op de problematiek
van de hedendaagse democratie en de vraag naar meer transparantie. Na de bestudering van twee recente stadhuizen wordt duidelijk dat de burger misleid wordt. De architecten willen de burgers meer bij de besluitvorming betrekken terwijl de macht steeds verder uit beeld verdwijnt. De verduidelijking van transparantie en democratie is schone schijn. De transparantie is ver te zoeken en de burgers hebben weinig tot geen invloed. De hedendaagse architectuur reflecteert dan ook het disfunctioneren van het politiek systeem. Nieuwe democratie Hoe gaat de democratie er in de toekomst uitzien? Om de democratie nieuw leven in te blazen moeten we de vicieuze cirkel van wederzijds wantrouwen zien te doorbreken. Maar ook de onvrede van de bevolking moet bestreden worden om een stabiele samenleving te creëren. De onvrede zal kleiner worden wanneer men kan participeren in besluitvormingen en inspraak heeft op de samenleving. De bevolking moet participeren in de huidige democratie. Op landelijk niveau is participatie van de gehele bevolking een lastig verhaal. Een democratie zoals in Athene zal in de hedendaagse samenleving lastig te organiseren zijn door zijn omvang evenals de diversiteit van de samenleving. Daarnaast ontkomen we er niet aan dat de macht op landelijk niveau steeds verder afneemt en er globalisering plaatsvindt. Door de grotere omvang verdwijnt de macht steeds verder uit handen van de burger en wordt participatie als maar lastiger. Om de vicieuze cirkel te doorbreken moet het probleem bij de basis worden aangepakt: de
samenleving. Die is namelijk de drager van de democratie. De burger moet het gevoel krijgen dat hij betrokken wordt bij de besluitvormingen. Bosveld en in ’t Veld (2013) introduceren het begrip democratische ervaring: “Het idee is dat de democratische ervaring ons kan helpen om het vermogen, dat wij gezamenlijk hebben om onze problemen aan te pakken en onze dromen naderbij te brengen, te vergroten. Dus ook het vermogen dat wij hebben om gemeenschappen zo in te richten dat ze ons verder helpen.” Men moet het gevoel, dat men overhoudt aan een democratie-ervaring, krijgen inspraak te hebben in de besluitvorming van zijn omgeving. Gezamenlijke besluitvorming zorgt voor verbondenheid van individuen, de burgers, en verantwoordelijkheid voelen voor en met zijn omgeving en met elkaar. Niet alleen vindt er een machtsverschuiving plaats naar de Europese Unie, vandaag de dag schuift de nationale overheid ook steeds meer verantwoordelijkheid af op de gemeenten. Hier ligt een kans om de democratie opnieuw gestalte te geven. Door de kleinschaligheid is er meer betrokkenheid van de burgers mogelijk. Een goed voorbeeld is het initiatief van David van Reybrouck die een G1000 organiseerde omdat hij geschrokken was van de staat van de democratie. Dit systeem bestaat uit 3 fasen. In de eerste fase werden alle geïnteresseerden bij de problematiek en het opstellen van thema’s betrokken. In fase 2 werden 1000 mensen, puur willekeurig, uit dit publiek geselecteerd die gezamenlijk tot een besluitvorming kwamen. Vervolgens werd later door een kleiner geselecteerd groepje een definitieve
Context 1:10.000
Danny Schoester
113
besluitvorming ontwikkeld. Dit proces werd begeleid door gespecialiseerde begeleiders, maar is op een bepaalde manier uitgevoerd ,zodat de invloed van de specialisten op de besluitvorming ingeperkt werd om zo de ideale democratie na te streven. Dit principe is een praktische uitwerking van het begrip democratische ervaring waarbij een meer directe democratie ontstaat. Waarom niet een soortgelijk systeem toepassen op gemeentelijk niveau? Toch zal er nooit een zuivere directe democratie ontstaan, maar meer een representatieve democratie. Maar door de betrokkenheid van de burger zal het wantrouwen afnemen, creëert men een hechte samenleving (saamhorigheid), is er op een natuurlijke manier een tweezijdige transparantie en zal men de rechtsstaat makkelijker kunnen accepteren. Dat er autoriteit moet zijn mag duidelijk zijn. De diversiteit aan individuen maakt het onmogelijk om gezamenlijk tot een definitief besluit te komen. Iemand moet de knoop doorhakken. De burger zal de autoritaire macht accepteren wanneer hij het gevoel heeft van betrokkenheid bij de besluitvorming en dat er naar de burgers geluisterd wordt, zelfs als het besluit niet strookt met zijn of haar ideeën. Het gaat om geven en nemen (Kruiter, 2010). Het ‘participatieve Stadhuis’ Geconcludeerd kan worden dat de Westerse samenleving snakt naar een hervorming van het politiek systeem. Het ‘participatieve Stadhuis’ kan de basis vormen van deze hervorming, waarbij de gewone burger het middelpunt wordt in plaats van het bestuurlijke orgaan. De burger is nu eenmaal
114
Het participatieve stadhuis
de bouwsteen van onze democratie. Het is dan ook van belang in te spelen op de democratieervaring, behandeld in de voorgaande paragraaf, van de samenleving. Architectuur is bij uitstek een hulpmiddel om deze ervaring te verduidelijken. Door de zintuigen te prikkelen en in te spelen op de beleving van de burger kan men er voor zorgen dat de burger onderdeel is van de samenleving en kan het wederzijdse vertrouwen tussen de macht en de burger hersteld worden. Neem een voorbeeld aan het oude Athene waar een groot plein in de Agora letterlijk het middelpunt vormde van de democratie. Hier konden de burgers samenkomen voor gezamenlijke besluitvorming. Waarom dit principe niet toepassen in het Nieuwe Stadhuis, waar een grote ruimte de mogelijkheid biedt aan burgers om elkaar te ontmoeten en gezamenlijk met de bestuurlijke macht beslissingen te nemen. Deze ruimte moet zorgen voor een versterking van het gevoel van een hechte samenleving zodat men tijdelijk zijn eigen belang vergeet en zich verantwoordelijk voelt voor de hele samenleving en het stadhuis letterlijk het middelpunt van de democratie wordt. Natuurlijk dient er ook plaats te zijn voor een bestuurlijke macht. Hedendaags kan onze nieuwe democratie niet bestaan zonder een selecte groep die onze gemeenschap vertegenwoordigt. Deze groep moet de knopen doorhakken die al door de gemeenschap zijn voorgedragen. De autoriteit van de bestuurlijke macht moet gereflecteerd worden in de architectuur zonder de democratie in diskrediet te brengen. De gemeenschap moet namelijk het
gevoel krijgen dat de bestuurlijke macht werkelijk de problemen aanpakt. Het vertrouwen moet hersteld worden en men moet het gevoel terugkrijgen dat de bestuurlijke macht ten dienste staat van de gemeenschap. De bovengenoemde uitgangspunten lossen, op directe wijze, het probleem van de vraag naar wederzijdse transparantie op. Door het wederzijdse wantrouwen tussen de macht en de samenleving ontstond namelijk de vraag naar wederzijdse transparantie. Maar door de gemeenschap te betrekken bij de besluitvorming wordt dit probleem op een directe manier opgelost. De samenleving levert zelf de besluiten aan waardoor de uitkomst vast staat en tegelijkertijd heeft de bestuurlijke macht inzicht in wat er speelt onder de gemeenschap. Hierdoor ontstaat er wederzijdse transparantie zonder de ontkenning van de bestuurlijke macht. Het laatste beetje wantrouwen moet uitgebannen worden door het stadhuis terug te geven aan de stad en de gemeenschap. Commerciële activiteiten en winkels en andere activiteiten die de besluitvormingen kunnen beïnvloeden moeten uit het stadhuis geweerd worden. Het moet een plaats zijn door de samenleving en voor de samenleving waar men zich verbonden voelt met elkaar en met zijn omgeving waarbij het participatieve stadhuis letterlijk de bemiddelaar is tussen de samenleving en de autoriteit.
BIBLIOGRAFIE
1 3XN, (2006). Design manual. [Geraadpleegd op 5 maart 2014] 2 Dickens, C. (2008). David Copperfield. Hilversum: Just Publishers. 3 Bosveld, W., in ’t Veld, R. (2013). Betoog participatieve democratie. Hoofddorp: gemeente Harlemermeer. 4 Crouch, C. (2004). Post Democracy. Cambridge: Polity Press. 5 Knudsen, J. (2010). Gemeentehuis Bronkhorst Hengelo. Beschikbaar op: www.architectuur.nl [Geraadpleegd op 18 april 2014] 6 Kruiter, A.J. (2010). Mild Despotisme in Nederland? Onze democratie en verzorgingsstaat door de ogen van Alexis de Tocqueville. Proefschrift, Universiteit van Tilburg. 7 Berting, J. (2004). Fundamentalisme en democratie: de open samenleving en haar hedendaagse tegenstrevers. Amsterdam: Pearson education Benelux. 8 Koning, B. de. (2008). Alles onder controle: de overheid houdt u in de gaten. Amsterdam: Balans. 9 Crouch, C. (2013). Beschikbaar op: http://blogs.lse.ac.uk/politicsandpolicy/archives/30297 [Geraadpleegd op 14 april 2014] 10 Goosens, H. (productie). 24 maart 2014. Tegenlicht: we zijn het zat. [Televisie uitzending]. Hilversum: VPRO. 11 VPRO (productie). 8 april 2013. De slag om Nederland: Eerste Kamer en parkeergarages. [Televisie uitzending]. Hilversum: VPRO. 12 Archdaily: stadhuis Nieuwegein / 3XN. Beschikbaar op: http://www.archdaily.com/220899/stadshuis-nieuwegein-3xn [Geraadpleegd op 15 april 2014] 13 Reybrouck, D. van. G1000. Beschikbaar op: http://www.g1000.org [Geraadpleegd op 15 april 2014]
Context 1:10.000
Danny Schoester
115
BEGRIPPENLIJST
AUTORITEIT
Ambtenaar Natuurlijk persoon die is aangesteld in een openbare betrekking om een deel van de overheidstaken te verrichten.
Bestuurslagen in Nederland In Nederland is het bestuur opgedeeld in drie lagen: Het Rijk (landsbestuur), de provincie en de gemeente.
Anarchie Samenleving zonder regering. Het anarchisme streeft naar een geweldloze samenleving, waarbinnen iedereen gelijk is en geen autoriteit heerst.
Bode Verrichter van allerhande werkzaamheden voor het college, de raad en het publiek.
Arrondissementsrechtbank Rechtbank van een ambtgebied van colleges en ambtenaren. Autocratie Dit betreft een maatschappij waarbij slechts één persoon recht heeft op de macht. Deze persoon kan ongelimiteerd zijn gang gaan. We spreken pas van autocratie als een persoon meer macht verkrijgt dan eigenlijk wettelijk is vastgelegd. Een voorbeeld van autocratie is dictatuur. Autoriteit Gezag, overheidspersoon, iemand met gezag op een bepaald terrein. Autoriteit van de architect Een architect heeft autoriteit, is in staat om gedrag te beïnvloeden, pleegt interventies, onderhandelt en creeërt draagvlak.
118
Burgemeester De persoon die wettelijk aan het hoofd staat van het bestuur van een gemeente en die deze ook officieel vertegenwoordigt. Burger Inwoner van een stad of dorp. College Burgemeester en Wethouder (B&W) Dagelijks bestuur van de gemeente gevormd door de burgemeester en wethouders. Commies Middelbare ambtelijke rang. Communisme Ideologie welke is gericht op gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen en verbruiksgoederen. Concensusdemocratie Vorm van democratie waarbij de besluitvorming pas plaatsvindt indien het besluit een breedgedragen overeenstemming heeft bereikt binnen het bestuur van de organisatie.
Democratie Politiek systeem waarin de burgers regeren, zelfstandig of via anderen die door het volk worden gekozen, beïnvloed en gecontroleerd, op een wijze die elke burger gelijk stelt aan iedere andere. Dictatuur Staatsvorm waarbij de macht in een land in handen is van slechts één persoon. Fascisme Politieke stroming die streeft naar een autoritair bestuurde samenleving, waarbij de natie boven het individu wordt gesteld. Gemeente Gebied dat bestuurd wordt door burgemeester, raad en wethouders.
een
Gemeentehuis Gebouw waarin het gemeentebestuur en ondersteunende ambtelijke diensten zijn gehuisvest. Gemeenteraad De gemeenteraad staat in feite aan het hoofd van een gemeente en heeft het bestuur in handen. Zij keurt de plannen goed van het College van B & W en controleert ook hun daden. De gemeenteraad wordt gekozen door de inwoners van een gemeente die voldoen aan het kiesrecht.
Gemeenteontvanger Ambtenaar die de gemeentebelastingen int. Gemeentesecretaris Eerste ondersteuning en adviseur van het college van B & W en de gemeenteraad. Vroeger tevens hoofd van de ambtelijke organisatie. Griffie(r) Officiële secretaris van een overheidsinstantie. Kantongerecht Laagste instantie van de gewone rechterlijke organisatie. Kapitalisme Maatschappelijk systeem waarbij bedrijven in het bezit zijn van mensen en niet van de staat, met alle economische effecten daarvan. Kiezersdemocratie Kiezersdemocratie paart aggregatieve besluitvorming aan directe vertegenwoordiging. In de kiezersdemocratie participeert men door zijn stem af te geven in volksstemmingen - zowel kleinschalig als grootschalig. Liberalisme Een politieke filosofie die is gebaseerd op het geloof in vooruitgang, de essentiële goedheid van de mens en de autonomie van het individu. Ook staat het voor verdraagzaamheid en vrijheid voor het individu van willekeurig gezag.
Maatschappij Alle mensen samen, vooral de manier waarop ze met elkaar omgaan.
Onderdrukking Als onrechtvaardig gevoelde beperkingen die door een staat worden opgelegd.
Macht Vermogen en kracht om iets te (laten) doen zoals jij dat wilt.
Ondertrouw Aangifte van het voornemen om te gaan trouwen bij een ambtenaar van de burgerlijke stand.
Meritocratie Samenleving waarbij het presteren van het individu belangrijk wordt geacht.
Pacifisme Overtuiging dat geweld een ongeschikt middel is om problemen mee op te lossen.
Monumentaal Een “monument” is een teken dat ons aan iets herinnert, aan een gebeurtenis, aan een belangrijk persoon of aan een gebouw.
Participatiedemocratie Vorm van democratie waarbij de burgers direct deelnemen aan de besluitvorming en dus niet alles overlaten aan de gekozen vertegenwoordigers.
Natiestaat Staten die bestaan uit burger die de macht en autoriteit van een nationale staat erkennen. Neo-liberalisme Het streven naar een gereguleerde markt, waarbij marktinvloeden gecombineerd worden met overheidsinvloeden. Oligarchie Een regering die is gevormd uit een kleine groep rijke en invloedrijke personen en die alle macht heeft.
Penduledemocratie De penduledemocratie is principieel indirect van aard. De burger mag eens in de zoveel tijd stemmen; het primaat ligt vervolgens bij de gekozen politici. De beleidsvorming vindt zoveel mogelijk aggregatief, majoritair plaats. Publieke werken Gemeentelijke dienst die zich bezighoudt met het toezicht op en de uitvoering van bouwwerken, bruggen, grondmechanica, riolering, gereedmaken van terreinen, wegen en beplantingen.
Begrippenlijst
119
Ratrace Op prestatie gebaseerde rangorde. Representatief Een goed en gewenst beeld geven van datgene wat het vertegenwoordigd. Samenleving Alle mensen samen die de maatschappij vormen. Schepenen Rechtsprekend college in de steden, waarvan de leden door en uit de vroedschap of op voordracht daarvan door de stadhouder werden benoemd. Schout Vroeger in Nederland het hoofd van de gemeente, tegenwoordig draagt deze persoon de titel van burgemeester. Socialisme Maatschappelijk systeem dat gebaseerd is op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, met een eerlijke verdeling van macht en goederen en een sterke rol van de staat. Staat Een grondgebied met een eigen bestuur. Staatsvorm Manier waarop het bestuur van een staat is georganiseerd.
120
Stadstaat Staat bestaande uit een stad met omliggend gebied met een eigen bestuur. Statig Deftig, indrukwekkend. Stenograaf Iemand die met behulp van snelschrift gesproken tekst noteert van de raadsvergaderingen. Trias politica Begrip uit de leer van Montesquieu. Scheiding van de staatsmacht in drieĂŤn: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Volgens Montesquieu moesten deze drie elkaar in evenwicht houden om despotisme van de vorst of dictatuur van het volk te voorkomen. Trouwen Voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen, in voor en tegenspoed. Uitstraling Indruk die iemand of iets op anderen maakt.
Universele verklaring van de rechten van de mens Verklaring die is aangenomen door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties om de basisrechten van de mens, ook wel grondrechten, te omschrijven. De Universele verklaring is nog altijd van grote betekenis als algemene morele en juridische standaard, als vaak gebruikte bron voor een nieuwe internationaal verdrag of een nationale grondwet, en als basis van het werk van mensenrechtenactivisten en -organisaties. Vrijheid Vrijheid is het “gevoel� dat geen enkel andere mens je gedrag bepaalt. Wethouder Lid van het dagelijks bestuur van een gemeente.
Begrippenlijst
121