ROm 8 2011

Page 1

www.romagazine.nl +BBSHBOH t OS juli/augustus 2011

Tegenwind bij sleutelrol water

Waterschappen en ruimtelijk beleid

De lessen van krimpdorp Ganzedijk

Melanie Schultz van Haegen

Tijdig meekoppelen waterbelang

Dure aanpak, maar vertrouwen

we maken’

‘Democratie bepaalt welke keuzes

hersteld

ROM_2011_7_8 1

27-07-11 11:34


Redactioneel

Inhoud

Cruyff en Melanie II Mijn vergelijking van de ruimtelijke ordening met Ajax in het vorige redactioneel (ROm 6, juni) heeft bij sommigen een gevoelige snaar geraakt. Publiekelijk werd ‘uw’ hoofdredacteur te kijken gezet en bijna werd hem de toegang tot het ministerie ontzegd. Het neemt niet weg dat de overeenkomsten en verschillen tussen ons nationale voetbalorakel en de minister van infrastructuur en milieu gaandeweg interessanter worden.

2

ROm2 - Omgevingswet: planproces korter en simpeler - ‘Mooi Nederland geen linkse hobby’ - Stationsomgevingen en hoogbouw - De Vrije Ruimte - Nieuws uit Brussel Column: Het Hiernogmaals

8

Ruimtelijk bekeken

10

Wabowijs

Waterschappen actiever in de ruimtelijke ordening Snelheid maken met flitsprocedures Een vergunning binnen een half uur

12

100% inspiratie

ZaanIJ Meer voor minder Less is more Kansen voor een historisch industriegebied

De vorige keer schreef ik over onderhuidse onvrede, die plotseling naar boven en tot uitbarsting kan komen. Die parallel tussen de gang van zaken bij de landskampioen en de wijze waarop het nieuwe rijksbeleid voor ruimtelijke ordening gestalte krijgt, is er wel degelijk. En dan gaat het vooral over de drijfveren bij de hoofdpersonen. Ik ben gesterkt in die overtuiging na het interview met Melanie Schultz, waarvan het resultaat in deze editie van ROm is te lezen. Het is zo langzamerhand wel algemeen bekend waar Cruyff voor staat, en of je het met hem eens bent of niet, consequent is hij zeker. Diezelfde indruk laat de minister achter. Melanie Schultz is ervan overtuigd dat het samenspel tussen individuele kwaliteiten van de spelers en de collectieve verantwoordelijkheid voor het koesteren van gezamenlijke waarden tot gedragen oplossingen kan leiden in het proces van ruimtelijke ordening. Ze vertrouwt blind op de betrokkenheid en creativiteit bij burgers en ondernemers, de natuurlijke achterban voor gemeentelijke en provinciale bestuurders. De rijksoverheid moet zich daar zo weinig mogelijk mee bemoeien, hooguit de juiste randvoorwaarden scheppen. We hebben dus een minister met een consistente visie op hoe de ruimtelijke inrichting van dit land vorm moet krijgen. Ze geeft duidelijk aan waar ze geen verstand van heeft; een openbaring in de politiek en heel erg Cruyff. Ze geeft de indruk open te staan voor nieuwe inzichten en daarin is ze weer tegengesteld aan het voetbalorakel. Melanie wil niet de grote regisseur zijn. In dat opzicht wijkt ze zeker af van de grote voetballer. De grote vraag is of dat slim is. Maar Melanie leert snel… é Marcel Bayer

14

Traditie en tijdgeest in de RO

18

Trend

Melanie Schultz van Haegen ‘Ruimte voor markt en burger’ Water als drager voor ruimtelijke opgaven

24 ‘De dynamiek komt niet van boven’ 27

Uitgesproken

28

Forum

Onderdelenfuik bij de Wabo Gevraagd: meer aandacht voor cultuur en natuur Raden voor de leefomgeving kritisch over de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

32

Praktijk

38

RO-beroepsgroepen

39

ROm Snippers

Krimpdorp Ganzedijk VVM Agenda, recensies Voorpagina R ui mte vo or de L e k

Beeld Marcel Bayer

hoofdredacteur

juli/augustus 2011 II

ROM_2011_7_8 2

27-07-11 11:34


pag.

18

pag.

14

pag.

32

Trend

Traditie en tijdgeest

Praktijk

Juist nu de opkomende integrale gebiedsontwikkeling nieuwe perspectieven biedt, dreigt fnuikend geldgebrek. Zo werken regionale bestuurders langs de IJssel en de Maas aan ambitieuze gebiedsontwikkelingsprojecten. Ingrepen voor hoogwaterbescherming worden er gecombineerd met woningbouw, natuurontwikkeling en de aanleg van nieuwe wegen. Door de woningmarktcrisis en bezuinigingen op natuurontwikkeling staan de plannen onder druk. Van de rijksoverheid is de komende jaren weinig extra te verwachten. ‘Het is schrapen geblazen om de voor de wateropgave benodigde gelden bij elkaar te krijgen’, vertelt Chris Kuijpers, de nieuwe directeurgeneraal Ruimte en Water op het Ministerie van I en M. Hij roept provinciale en gemeentelijke beleidsmakers en bestuurders op om zelf het initiatief te nemen. ‘Kom met ideeën en voorstellen. Vertrouw in je eigen kracht en ga niet zitten afwachten tot het Rijk weer met iets komt, gaat voorschrijven of gaat betalen.’

Hoezo prijsgeven van het ruimtelijke ordeningsbeleid? ‘Als wij af willen van het beschermingsregime van rijksbufferzones wil dat nog niet zeggen dat provincies en gemeenten dat gebied niet kunnen beschermen. Het is net alsof wij dergelijke gebieden overlaten aan de duivel. Zo zie ik dat niet. Gemeenten hebben verschillende belangen, niet alleen woningen bouwen, ook groen behouden. Ook dat verhoogt de investeringswaarde. En ze realiseren zich allemaal wat het effect is van een overaanbod aan bedrijventerreinen en kantoorlocaties.’ Bijna een jaar is Melanie Schultz van Haegen minister van Infrastructuur en Milieu. De wereld van de ruimtelijke ordening wordt stevig opgeschud. Minder rijksoverheid, meer decentraal, meer markt, meer burger; de minister trekt deze lijn consequent door. In haar beleid richt ze zich nog maar op een paar prioriteiten en vooral op het versnellen van de besluitvorming. ‘Er moet flexibiliteit komen voor een gebiedsgerichte aanpak, voor wat wel en niet kan.’

Het Groningse krimpdorp Ganzedijk blijft bestaan. Niemand hoefde gedwongen te verhuizen. De afgelopen drie jaar is het vertrouwen tussen overheden, corporatie en bewoners hersteld. Het ‘Actiecomité Ganzedijk Blijft’ ontwikkelde een eigen plan voor de toekomst van het dorp; de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) werd aangetrokken als adviseur. Inmiddels is de uitvoering bijna voltooid: veertien woningen zijn gesloopt, er zijn woningen gerenoveerd en een speeltuin en vlindertuin zijn aangelegd. In Ganzedijk hebben corporatie, gemeente, provincie en rijk leergeld betaald omdat geen van de partijen zich een nieuwe uitglijder kon permitteren. Met de huidige aanpak is 2,2 miljoen euro gemoeid. Door sloopwoningen voor marktconforme prijzen aan te kopen, draagt de gemeenschap de kosten, terwijl eigenaren, hypotheekverstrekkers en huurders zijn gespaard. De investering per woning is te hoog om dit elders te herhalen. Wat kunnen we nog meer leren van de aanpak in Ganzedijk? Voor ROm zetten de onderzoekers van SEV de lessen op een rij.

Creatief met water

Melanie Schultz van De lessen van Haegen krimpdorp ‘Ik ga niets opleggen’ Ganzedijk

juli/augustus 2011 1

ROM_2011_7_8 1

27-07-11 11:34


RO

Omgevingswet moet planproces aanzienlijk verkorten en versimpelen Minder planfiguren, stroomlijnen van de rechtsgang; het omgevingsrecht gaat fundamenteel op de schop. Zelfs het bestemmingsplan is niet heilig. De nieuwe Omgevingswet moet leiden tot snellere, betere én goedkopere planprocedures. Minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) kondigt dit aan in de Beleidsbrief Eenvoudig Beter, die eind juni naar de Tweede Kamer is gestuurd. Afgelopen voorjaar maakte de minister al bekend wat de drie uitgangspunten voor de nieuwe wet zullen zijn. De Omgevingswet moet integrale oplossingen bevorderen, en uitgaan van heldere doelen voor de leefomgeving op gebiedsniveau. Minister Schultz van Haegen neemt het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) als voorbeeld. Er komt meer ruimte voor die integrale oplossingen op lokaal en regionaal niveau. De verschillen, die daardoor tussen regio’s kunnen ontstaan, neemt de minister voor lief. Ze ziet daarin ‘kansen voor onderscheidende kwaliteit’. Verder zal de nieuwe wet beter aansluiten op de bestaande Europese wet- en regelgeving. Geen nationale toppen meer, ter bevordering van een gelijk speelveld in Europa Komend najaar werkt het departement samen met deskundigen uit de wetenschap en de praktijk de hoofdthema’s van de nieuwe wet uit. Er is haast geboden, want voorjaar 2012 wil de minister al een ontwerp van wet bij de Kamer indienen. Snellere en betere besluitvorming op basis van wat de commissie Elverding voor de planning en aanleg van infrastructuur heeft geadviseerd, is een van die hoofdthema’s. Dat houdt in: meer nadruk op de voorbereidingsfase op basis van een open gebiedsgerichte probleemanalyse en inventarisatie van mogelijke oplossingen, vervolgens een getrechterde aanpak in de afwegingen en ruimte voor serieuze publieksparticipatie. ‘Flink investeren in de voorkant van het proces zal leiden tot een kwalitatieve verbetering van projecten en aanzienlijke tijd- en geldwinst’, is de overtuiging van de minister. In de Omgevingswet komen regels

voor zo’n brede gedegen verkenningsfase. Minder overheid, meer samenleving. Vanuit dat liberale gedachtegoed zal de wet- en regelgeving worden gescreend op doelmatigheid. Tal van sectoraal ingestoken wetten en verplichtingen zitten een goed besluitvormingsproces en maatwerk in de weg. Dat moet veranderen, zo schrijft de minister aan de Kamer. In de nieuwe Omgevingswet wordt de projectenprocedure voor de fysieke leefomgeving vastgelegd, wat neer zal komen op een zo beperkt mogelijk aantal rechtsfiguren en het stroomlijnen van de rechtsgang. Onder meer wordt gekeken of de procedurele regels van de MER kunnen opgaan in een algemene regeling van zorgvuldige voorbereiding van projecten. Het aantal strategische visies vermindert door ze te schrappen of te integreren. Zo

wordt overwogen zes planvormen – structuurvisie, milieubeleidsplan, natuurbeleidsplan, waterplan, verkeers- en vervoersplan en eventueel het afvalbeheersplan - samen te brengen in een integraal strategisch omgevingsplan. Verbindende voorschriften, zoals opgenomen in een bestemmingsplan, worden gebundeld en waar mogelijk gescheiden van planning en verkenning. Onderzocht wordt of het bestemmingsplan is te vereenvoudigen tot een planologische verordening, die doorgaans eenvoudiger tot stand komt en een lichter, flexibeler systeem kent. De wet stelt in principe alleen nog maar regels over plannen en programma’s die zicht geven op realisatie van beleidsdoelen of daadwerkelijk kaderstellend zijn. Uiteindelijk moet dit bijdragen tot 10 procent minder plankosten. In totaal denkt minister Schultz van Haegen jaarlijks 600 miljoen op de plankosten te kunnen besparen, als ook de onderzoekslasten bij ruimtelijke projecten zijn terug te brengen door betere fasering en efficiënter werken. Als het aan de minister ligt kan de nieuwe Omgevingswet in 2013 in werking treden. é Marcel Bayer

Stationsomgevingen dé stedelijke ple In deze ‘eeuw van de stad’ is hoogbouw bepaald niet uitgespeeld, in tegendeel. Ondanks de hoge leegstandscijfers voor kantoren is er nog wel degelijk druk en vraag op de stedelijke stationsknooppunten, zo bleek onlangs op een congres over de toekomst van hoogbouw. De stationsknooppunten vormen de sleutel tot verdere stedelijke verdichting en het tegengaan van urban sprawl. Hier liggen ook de kansen voor hoogbouw, maar dat vereist wél wat van provincies en gemeenten: een stringent ruimtelijk beleid gericht op binnenstedelijke ontwikkeling en het creëren van schaarste. Hoogbouw kan een effectief middel zijn in het realiseren van levendige, mixed-use

omgevingen en daarmee een bijdrage vormen aan duurzame verstedelijking. Cruciaal daarbij is de programmering van de plint en de aansluiting op de openbare ruimte. Het meest heikele punt voor hoogbouw in de huidige markt is de financiering. Nieuwe modellen zijn nodig, waarin spreiding plaatsvindt van risico’s en kapitaalsintensiteit. Het ontwikkelen in consortia wordt de nieuwe realiteit. Ook in het diversifiëren van

juli/augustus 2011 2

ROM_2011_7_8 2

27-07-11 11:34


RO

‘Mooi Nederland geen linkse hobby’ Zuinig ruimtegebruik stimuleren, verrommeling tegengaan en de ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Deze drie opgaven stonden centraal in het Innovatieprogramma Mooi Nederland, dat op 23 juni met een slotmanifestatie, De Mooi Nederland Parade, in Den Bosch werd afgesloten. Zuinig ruimtegebruik stimuleren, verrommeling tegengaan en de ruimtelijke kwaliteit verbeteren. Deze drie opgaven stonden centraal in het Innovatieprogramma Mooi Nederland, dat op 23 juni met een slotmanifestatie, De Mooi Nederland Parade, in Den Bosch werd afgesloten. Het Innovatieprogramma, in 2009 door het Rijk gestart, bestond uit een Innovatieregeling Mooi Nederland waarmee projecten een financiële stimulans kregen. In twee tenders is 13 miljoen euro beschikbaar gesteld, waardoor 58 projecten medefinanciering ontvingen. Mooi Nederland was daarnaast een kennisen leertraject. Via een online kennisnetwerk van bijna duizend professionals, excursies en lezingen, kennisakkoorden tussen het ministerie van I&M en kennisinstellingen, de publieksprijs Mooi Nederland en matchmaking tussen professionals, werden ervaringen uit 96 ruimtelijke projecten gedeeld. Tien opgaven kwamen de afgelopen 2,5 jaar aan bod, zoals identiteit van de plek, investeren in het landschap, spoorzones en identiteit van energielandschappen.

‘Mooi Nederland was geen linkse hobby, maar van alle politieke kleuren’, blikte Edward Stigter, programmadirecteur Eenvoudig Beter bij het ministerie van I&M, terug. Volgens hem was de diversiteit aan projecten groot, maar kwamen er drie cruciale elementen naar voren die op een bijzondere manier samenhangen: identiteit als kernwaarde, nieuwe verhoudingen en coalities en het nieuwe verdienen. Stigter: ‘Vanuit de identiteit als kernwaarde ontstaan nieuwe verhoudingen en coalities tussen betrokkenen en komen nieuwe verdienmogelijkheden in beeld.’ In het project “Signatuur voor het Vechtdal” bijvoorbeeld, wordt ingespeeld op de identiteit van het gebied door het maken van een biografie. Die biografie wordt niet alleen ontwikkeld door ontwerpers en historici maar juist ook door bewoners en gebruikers van het gebied. Door middel van een internetplatform kunnen mensen meebeslissen over de landschapsbiografie van het Vechtdal. De biografie wordt gebruikt als inspirerend kader voor nieuwe ontwikkelingen om de samenhang en ruimtelijke

kwaliteit van het gebied te vergroten en de verrommeling in het gebied te bestrijden. Hoe daarmee nieuwe verdienmogelijkheden zijn te realiseren bleef vooralsnog onduidelijk. Bij het project Nationaal Landschap Noordoost-Twente werd al wel een verdienmodel zichtbaar. Hier worden opbrengsten uit biomassa geïnvesteerd in het landschap. Hilde Blank, directeur BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling en lid van het reflectieteam Mooi Nederland, denkt dat de 96 projecten een flinke stimulans zijn om verder te werken aan een mooi Nederland. Wel maakt ze zich zorgen over de afnemende aandacht van gemeenten voor het belang van ruimtelijke kwaliteit in plannen. ‘Projecten worden steeds vaker getrokken door algemene procesmanagers. Veel gemeenten beknibbelen op specialisten als stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten. Ik ben benieuwd hoe de provincies gemeenten gaan aansturen op ruimtelijke kwaliteit.’ é Karl Bijsterveld

ke plekken van de toekomst het stedelijke woningaanbod biedt hoogbouw nog steeds kansen. Maar dan moeten we ook écht durven kiezen voor top-kwaliteit en niet blijven hangen in de middelmaat, zoals nu vaak het geval is. De conclusie van het congres was dan ook dat hoogbouw geen doel op zich is, maar een middel tot het creëren van attractieve steden. Hoogbouw kan een bijdrage leveren aan de daarvoor benodigde dichtheid, diversiteit en interactie. ‘Een inspiratie voor het stedelijk leven’, aldus Marnix Norder, bestuursvoorzitter van de Stichting Hoogbouw. é Anne Luijten

juli/augustus 2011 3

ROM_2011_7_8 3

27-07-11 11:34


RO

Stadsregio Arnhem-Nijmegen stelt bouwambities bij De gemeenten binnen de Stadsregio Arnhem Nijmegen hebben hun bouwplannen bijgesteld. In de Verstedelijkingsvisie van Koers naar Keuze wordt de bouw gepland van 37.000 woningen in plaats van 54.000 (2009). De Verstedelijkingsvisie is een integrale visie waarin de hoofdlijnen van het Regionaal Plan worden herbevestigd. De 50/50-differentiatie verdeling doet in deze regio nog steeds dienst als afspraak om voldoende betaalbaar aanbod te garanderen. Voor de toekomstige woningzoekenden wordt, in samenwerking met de corporaties, ontwikkelaars en hypotheekverstrekkers, niet langer gekeken naar de huur- en hypotheeklasten, maar naar het totale plaatje van maandelijkse woonlasten, waaronder eveneens de energielasten vallen. Als gevolg zullen huur- en koopgrenzen veranderen, maar door sturing te geven aan en te investeren in duurzaam/energieneutraal bouwen blijven de totale woonlasten gelijk.

De stadsregio streeft naar een sterke koppeling tussen de ambities voor wonen, werken en mobiliteit, en legt prioriteit bij de afronding van de al ingezette ontwikkeling op uitleglocaties, zoals de Vinex-locaties Schuytgraaf, Westeraam en Waalsprong. Uit WoON 2009 (woningbehoefteonderzoek) blijkt dat 75 procent van de externe woningzoekenden zich wil vestigen in het stedelijk kerngebied tussen Arnhem, Nijmegen en Overbetuwe. De relatie tussen economie en wonen zit in de omslag die de stadsregio wil maken naar een meer vraaggericht woningaanbod. De stadsregio blijft inzetten op de ontwikkeling van de centrale spooras en tevens de

ruimtelijk economische ontwikkelas die loopt van Zevenaar/Didam naar Wijchen, via de twee economische motoren Arnhem en Nijmegen. Doel van de versterking van deze ’S-As’ is de ontwikkeling rond wonen, economie en mobiliteit zoveel mogelijk te bundelen en te verknopen en te concentreren rond belangrijke knooppunten en schakels van het openbaar vervoer. Het verbinden van de S-As met gebieden buiten de stadsregio, zoals de Randstad, Schiphol en Brabant, staat hoog op de agenda om de positie van de stadsregio verder uit te bouwen. Minister Schultz heeft op 22 juni een formele toezegging gedaan voor de geplande doortrekking van de A15 naar de A12. De landschappelijke kwaliteiten van het stedelijk kerngebied met Arnhem en Nijmegen, Elst, Huissen en Bemmel worden de komende jaren verder versterkt door de aanleg van Park Lingezegen.

I n he t r uimteli jk b e e ld van de S t ad s re g io A r nhem N i j me gen bli j ven de S t ad s re g iorail en de ve r le n g ing van de A15 r icht i ng ge vend vo or de b o uw pl an nen.

Beeld Stadsregio Arnhem Nijmegen

juli/augustus 2011 4

ROM_2011_7_8 4

27-07-11 11:34


RO

e D

Vrije Ruimte

Veel stedelijke ontwikkellocaties liggen stil. Leegstand en braakliggende terreinen wachten als het ware op invulling, op stedelijke levendigheid. Deze nieuwe rubriek volgt maandelijks initiatieven die zich richten op tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen.

Moestuin van Monet

Tijdelijk Anders Bestemmen Terugblik op 23 juni De manifestatie Tijdelijk Anders Bestemmen (TAB) op 23 juni in Almere trok veel belangstelling. Via onderstaande link zijn verschillende folders en presentaties te downloaden. We halen hier een paar opmerkelijke uitspraken aan en gaan kort in op verdienmodellen.

De Mone t t uin en a f b e e ldinge n va n Mone t ’s

Slechts 5.300 euro uit het leefbaarheidsbudget van een Zaandamse wijk was voldoende om een uitgebreide groente-, fruit- en kruidentuin aan te leggen. Volledig opgebouwd met ingrediënten uit recepten die schilder Claude Monet in zijn leven verzamelde. Monet maakte in 1871 namelijk 25 schilderijen in Zaandam. Het project begon op initiatief van beeldend kunstenares Heleen Snuverink, die scheefstaande bouwhekken rond drie braakliggende percelen wilde opfleuren met afbeeldingen van Z a ans e werken op b o uw he k ke n.

Beeld Eelco Aartsen en Bas Husslage

Monets Zaanse werken. Inmiddels staan er 46 landbouwkisten met planten en bomen, die onderhouden worden door omwonenden en medewerkers van een metaalbedrijf. Er staan zelfgetimmerde meubels. Met de ingrediënten wordt gekookt en op de tuin gegeten. En het belangrijkste is dat door de kwalitatieve toevoegingen, hier geen alcoholisten meer rondhangen, geen zwerfvuil meer wordt gedumpt en een ‘rotte kies’ in de stad is omgetoverd tot een groen paradijs. www.monettuin.nl www.monetinzaandam.nl

Een braakliggende hectare kan jaarlijks €40.000,- kosten, stelt Deltares. Het Hembrugterrein kent een tijdelijkheidsperiode van tien tot vijftien jaar, legt Edo Arnoldussen uit. Hij is directeur van het Rijks Vastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Laatstgenoemde uitspraak over dit 45 hectare grote terrein met veel potentie, is bijzonder aangezien de ontwikkeling jarenlang op slot zat.

Kosten en verdienen Braakliggende gronden en leegstaande gebouwen kosten geld, voornamelijk rente/ boekwaarde, juridische kosten, waarborgen veiligheid en onderhoud (groen). Ook imagoschade (bestuurlijk/politiek), negatieve uitstraling op de omgeving en bijbehorende communicatie werden genoemd als kostenpost. Met tijdelijke verdienmodellen kan de schuldenlast/kunnen de kosten omlaag gebracht worden. Opbrengsten zijn onder meer mogelijk via kort- of langlopend verhuur, toename van de grondwaarde, verhoogde waarde van de omgeving, positief imago en positieve uitstraling op de omgeving (met het oog op toekomstige ontwikkelingen). Documenten TAB www.tijdelijkandersbestemmenmanifestatie.nl

juli/augustus 2011 5

ROM_2011_7_8 5

27-07-11 11:34


Nieuws uit Brussel Opgetekend door onze correspondent Boris Peters

EU wil strengere geluidsnormen voor auto’s en vrachtauto’s De Europese Commissie, het dagelijkse bestuur van de Europese Unie, komt uiterlijk in september met een voorstel voor strengere geluidsnormen voor auto’s, vrachtwagens en bussen. Dat heeft Philippe Jean, waarnemend directeur Ondernemingen van de Europese Commissie, eind mei op een congres aangekondigd. Op dit moment mag een auto maximaal 74 decibel produceren. Dat zou, aldus Jean, twee jaar na het van kracht worden van een nieuwe richtlijn nog maar 72 en na vier jaar maximaal 70 decibel mogen zijn. Dit betekent dat deze voertuigen in vier jaar tijd nog slechts half zo veel geluid mogen produceren. De maximale geluidsnorm voor vrachtwagen moet eerst met een

decibel en twee jaar later met nog eens twee decibel worden teruggebracht. Momenteel ligt de limiet voor trucks nog op 80 dB.

Heffing op lawaai en luchtvervuiling door vrachtwagens

toe konden alleen kosten voor de infrastructuur in rekening worden gebracht. De lidstaten mogen bovendien de tarieven voor het gebruik van wegen afhankelijk maken van de verkeersdrukte en in de spits

EU-lidstaten kunnen voortaan vrachtwagens een heffing opleggen voor de luchtvervuiling en lawaaihinder die ze veroorzaken. Tot nu

De aankondiging van de plannen volgt op de publicatie van een door de commissie gefinancierd onderzoek dat werd uitgevoerd door TNO in Delft. Uit dit onderzoek blijkt dat het invoeren van geluidslimieten die

zorgen voor een halvering van het verkeerslawaai de samenleving veel meer oplevert dan de kosten die gemoeid zijn met de introductie van stillere voertuigen. Voor het onderzoek van TNO zie: http:// ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/files/projects/report-venoliva_en.pdf

vrachtwagens meer laten betalen. Het Europees Parlement stemde in juni in met een nieuwe Europese richtlijn die dit mogelijk maakt. Eerder bereikten de Europese verkeersministers al een compromis over het voorstel. De nieuwe regeling per kilometer vervangt de vaste vergoeding die nu via het Eurovignet moet worden betaald. Voor moderne, schone trucks mag de heffing maximaal 3 cent per kilometer bedragen, vrachtwagens die meer vervuiling veroorzaken moeten meer betalen. De heffing moet worden geïnd door middel van elektronische systemen, waar het momenteel in veel landen nog aan ontbreekt. Een gedeelte van de opbrengt moet worden geïnvesteerd in het bevorderen van duurzaam vervoer en infrastructuur. De EU-lidstaten hebben twee jaar de tijd om de Europese richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. E u ro pa le t s che r p e r o p ve r v u i l i n g e n geluid v racht wa ge n s

Beeld Jaap Bolhuis

juli/augustus 2011 6

ROM_2011_7_8 6

27-07-11 11:34


RO

EU wil nationale energiebesparingsprogramma’s afdwingen Indien het energieverbruik niet vermindert, zal de Europese doelstelling om tegen 2020 minstens 20 procent minder energie te gebruiken, niet gehaald worden. De Europese Commissie heeft daarom eind juni voorgesteld om de afzonderlijke EU-landen te verplichten energiebesparingsprogramma’s uit te werken. De commissie wil dat energieleveranciers verplicht worden elk jaar 1.5 procent minder energie aan hun klanten te verkopen. Dat moeten ze realiseren door hun afnemers te helpen bij het uitvoeren van energie-efficiencymaatregelen, zoals het aanbrengen van dubbele beglazing of betere dakisolatie. Landen kunnen er ook voor kiezen om de energiebesparing niet te realiseren door het opleggen van een verplichting aan de leveranciers, maar door er met subsidies en voorlichting voor te zorgen dat consumenten zelf energiebesparende maatregelen nemen. Overheden moeten in het plan van de commissie wettelijk verplicht worden om energiezuinige gebouwen, producten en diensten aan te kopen. Het energieverbruik in overheidsgebouwen moet worden teruggedrongen door jaarlijks renovaties, gericht op het terugdringen van het energieverbruik, uit te voeren in 3 procent van de totale oppervlakte van alle bestaande gebouwen. De consument moet met behulp van duidelijkere rekeningen en energiemeters, waar het energiegebruik beter en nauwkeuriger op kan worden afgelezen, geholpen worden het energieverbruik en de daarmee de rekening te beperken. De plannen moeten nog besproken en goedgekeurd worden door de lidstaten en het Europees Parlement.

Het Hiernogmaals Voorbij

Waterstaat Waar de Nota Ruimte nog ruimte liet voor twijfel aan de intentie van het rijk om de regie over te dragen aan de regio, is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte hierin glashelder. Provincies krijgen de vrijheid om echt werk te maken van de ontwikkeling van regio’s. Eindelijk zijn alle twaalf pubers van weleer het huis uit en gaat het ouderlijk paar kleiner wonen zonder met pensioen te gaan. Want ook het rijk houdt nog enkele kerntaken. In de stortvloed aan reacties ligt de nadruk op wantrouwen in de bestuurskracht van provincies en het centraal houden van publieke middelen. Amper aandacht voor de volhoudbaarheid in termen van waterhuishouding. Droog omdenken is voor velen al een brug te ver, laat staan droog omdenken in een natte context. Toch liggen de kansen juist in het omgaan met deze nieuwe onzekerheid en complexiteit. Nederland verkeert in transitie. De trektocht die spreekt uit de structuurvisie past daar bij. Waar we het eerste decennium van deze eeuw nog konden wegkijken alsof het voor ons zo riante laatste kwart van de vorige eeuw nog niet was afgelopen, blijkt dat in het tweede decennium onmogelijk. Het enige zekere is het onzekere. En het gegeven dat water van hoog naar laag beweegt en dat Nederland een delta is. Waar de ruimte van vrijwel alle landen is geordend rondom bergen en kusten, hebben wij lange tijd gemeend elk ordenend principe te moeten bedenken. Met technieken konden we water naar onze hand zetten. We hebben land aangewonnen, gebieden drooggelegd, droge gebieden onder water gezet, gebouwd in diepe putten, zeearmen afgedamd en rivieren omgeleid. Ruimtelijke ordening was een droge denkexercitie, de natte implicaties waren volgende doedingen. In een algemene cultuur waar denken veel hoger staat (of stond) aangeschreven dan doen, is de pikorde dan snel bepaald. In een tijd van chaos is onbetwistbare orde belangrijk als houvast. In Nederland is dat in ieder geval de orde van water. We zijn een uitgelezen waterstaat. Onlangs heeft het parlement ingestemd met de Deltawet,

waardoor jaarlijks een miljard vrijkomt voor investeringen in waterveiligheid en waterkwaliteit. Water is ook een topsector voor innovatie met het oog op export van diensten en producten. Waar mondiaal per jaar duizend miljard wordt geïnvesteerd in water, kan de participatie van Nederland als uitvinder van waterbeheer fors omhoog. In een tijd van ruimtelijke onzekerheid, schaarste aan publieke middelen en internationale ‘branding’ door landen, ligt voor Nederland niets zo voor de hand als water als brede verdienmogelijkheid. Onbewust is er al voor gekozen tijdens het benoemen van de veertien voorbeeldprojecten in het kader van de Nota Ruimte. Wat te denken van Meerstad, Hunzedal, IJsseldelta, Waterdunen en Bloemendalerpolder? Willen we de kracht van water benutten en de watereuro’s dubbel doen renderen, dan is het een absolute voorwaarde dat netwerken pluriformer worden. Een bestaand waternetwerk, dat ook nog eens vooral bestaat uit deskundigen op het vlak van drinkwater, riolering en waterzuivering, is prima als sociëteit op vrijdagmiddag maar volstrekt onvoldoende voor de opgave waar Nederland voor staat. Ook het Nationaal Bestuursakkoord Water is veel te zeer uitsluitend publiek en blauw. Omdat al veertig jaar voornamelijk wordt gesproken over ‘water en ruimte’ is het de vraag of de watersector zelf in staat is tot sociale innovatie en zich te verbinden met andere sectoren en vice versa. Wellicht ligt hier toch nog een faciliterende taak voor het ouderlijk paar. Niet voor niets is er eindelijk een Directoraat Generaal Ruimte en Water, dat water, vastgoed, energie, recreatie, zorg, groen, landbouw en mobiliteit met elkaar kan verbinden é Peter van Rooy, augustus 2011

petervanrooy@accanto.nl

juli/augustus 2011 7

ROM_2011_7_8 7

27-07-11 11:34


Ruimtelijk bekeken

B    

Waterschappen actiever in ruimtelijke ordening Waterbeheer en ruimtelijke inrichting, het was jarenlang geen gelukkig huwelijk. Maar de liefde lijkt op te bloeien, de waterschappen schuiven steeds vroeger aan in het planologische beslisproces. ‘Het water wordt er niet langer achteraf nog even in gefrommeld.’

W

aterbeheerders en planologen spreken van een trend, en als je het eenmaal ziet, dan zie je het ook overal: een parkeergarage in de zeekering van Katwijk, een nieuwe wijk langs de verlegde IJsselarm in Kampen, een nog te bouwen recreatiegebied achter de versterkte dijk in Zeeland. ‘Waterbeheer wordt steeds zichtbaarder in ons land’ signaleert waterdeskundige Geert Teisman, hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus.

‘Een modern waterschap heeft niet meer alleen wateringenieurs in dienst’ Als mededirecteur van het kenniscentrum NederLandBovenWater is hij er blij mee. Goed waterbeheer is geen belemmering voor een kwalitatief hoogwaardige gebiedsinrichting, zo wil hij maar zeggen. Het versterken van een kering of het aanleggen van een bypass in de rivier kan een impuls zijn voor de ontwikkeling van een heel gebied. ‘Een euro voor waterbeheer levert dan al snel een euro in de ruimtelijke ordening op en andersom’.

Versterken Neem de aanleg van het nieuwe natuur- en recreatiegebied park Waterdunen aan de kust van Zeeuws Vlaanderen. Ten

westen van Breskens moest afgelopen jaren een camping wijken voor de versterking van de zeekering. ‘Je kunt dan de exploitant uitkopen en ergens anders opnieuw laten beginnen. Je kunt ook samen met hem en alle andere betrokken partijen iets heel nieuws ontwikkelen, waarbij veiligheid, waterbeheer en recreatie elkaar versterken en financieel bedruipen’, zegt Mart ten Braak, strategisch adviseur van de gemeente Sluis waar het project onder valt. Mede doordat de campinghouder 80 miljoen meebetaalt – in ruil voor de ontwikkeling van 400 vakantiewoningen - bleek het project levensvatbaar en kreeg het binnen de waterwereld een voorbeeldstatus. Maar dat ging niet vanzelf. De gemeenteraad van Sluis weigerde in te stemmen met onteigening van de benodigde grond. ‘Dat werd als een te zwaar middel gezien. Landbouwgrond inruilen voor natuur is voor de Zeeuwen nu eenmaal een gevoelig onderwerp.’ Uiteindelijk was het de provincie die de ontwikkeling lostrok met een inpassingplan, waardoor de gemeente zijn stem verloor. Zou dat in het verleden nog tot gekwetste ego’s en bestuurlijk wantrouwen hebben geleid, in Zeeland anno nu lijdt de samenwerking daar niet onder, zo verzekert Ten Braak. ‘De gemeente betaalt weliswaar niet mee, maar zit wel aan tafel. We praten mee, lichten onze

juli/augustus 2011 8

ROM_2011_7_8 8

27-07-11 11:34


r in de

gebiedsontwikkeling. Maar Peter Glas, voorzitter van de Unie van Waterschappen, doet deze veronderstelling echter af als onzin. Het beeld van een narrig waterschap dat pas mee gaat praten als het eigenlijk al te laat is, noemt hij een achterhaald imago. ‘We besteden daar juist veel aandacht aan tegenwoordig. Een modern waterschap heeft niet meer alleen wateringenieurs in dienst, we zoeken juist vaker geografen of planologen. We leggen onze kennis en visie zo vroeg mogelijk in het proces op tafel’.

Gesprekspartner Wachten tot alle plannen klaar zijn en dan via de verplichte watertoets een project onderuit halen, is volgens Glas – zelf dijkgraaf bij waterschap de Dommel - tegenwoordig uit den boze. In Brabant neemt zijn eigen waterschap bijvoorbeeld deel aan zogenoemde ‘Water+Ruimte ateliers’, waarbinnen alle

Gelijkwaardig en gelijktijdig meekoppelen van het waterbelang versterkt de ruimtelijke kwaliteit

A r t ist impression van he t n atuur en re c re at ie pro j e c t Waterdune n bi j B reskens .

bij de inrichting betrokken partijen creatief met elkaar zoeken naar zoveel mogelijk synergie. ‘We zijn een serieuze gesprekspartner. Het is echt niet meer zo dat we de waterbelangen achteraf nog ergens in een bouwplan proberen te frommelen’.

Beeld Eric van Rootselaar, Projectbureau Waterdunen

belangen toe en worden daar even serieus in genomen als bijvoorbeeld het waterschap.’ Collega Miep Budde van het Projectbureau Waterdunen van de Provincie Zeeland beaamt dat: ‘Wij ervaren inderdaad de positieve inbreng van het waterschap Scheldestromen. Zij gaan als ingenieursbureau voor Waterdunen aan de slag met de aanleg van de getijdenduiker, een belangrijk onderdeel binnen het plan.’

Tijdig En daarmee raakt de strategisch adviseur aan een kernpunt in de omslag van het waterbeheer en de ruimtelijke planning: naast de provincie en de gemeente schuift ook het waterschap bij dit soort projecten steeds vaker vanaf het begin aan. In plaats van achteraf via de watertoets te kijken of een plan technisch uitvoerbaar is, worden de waterdoelen vanaf het begin in de plannen meegenomen en versleuteld’, aldus hoogleraar Teisman. ‘Deze gelijkwaardige en gelijktijdige meekoppeling van het waterbelang komt de ruimtelijke kwaliteit van de projecten alleen maar ten goede’. Noodzakelijk daarvoor is wel dat de waterschappen het belang inzien van tijdig overleg. Deze uitvoeringsorganen staan bij provinciale en gemeentelijke beleidsambtenaren niet onmiddellijk bekend als bevlogen meedenkers over

Zowel Teisman als directeur Jan Ploeger van het Interprovinciaal Overleg IPO herkennen de omslag ten goede bij de waterschappen. ‘De aandacht voor de RO bij de waterschappen is enorm toegenomen, de sectorale scheiding tussen uitvoerders en plannenmakers wordt steeds minder scherp’, zo hoort Ploeger uit zijn achterban. Maar raken daarmee de gezagsverhoudingen niet uit beeld? Hoe meer mensen er aan het begin meepraten, hoe moeilijker het wordt om achteraf nog te toetsen en te veranderen. Ploeger haalt het Bestuursakkoord aan, waarin de verhoudingen duidelijk zijn vastgelegd: ‘Het Rijk zet de nationale normen, de provincie stelt een structuurvisie op met zijn eigen kaders en de gemeenten verwerken deze in hun bestemmingsplannen. De waterschappen voeren vervolgens hun watertaak uit.’ Peter Glas van de Unie onderschrijft dit. Natuurlijk botsen de belangen volgens hem wel eens, waterbeheer kost ook ruimte en dat is schaars in Nederland. ‘We brengen onze visie in en we denken mee.’ Door juist al in de planfase bij te sturen, staan we aan het einde van de rit niet tegenover elkaar. Maar mocht er toch een verschil van inzicht blijven, dan schikken de waterschappen zich, zo stelt Glas resoluut vast: ‘Aan het einde van de rit besluit de algemene democratie en nemen wij de schop ter hand om de nieuwe wijk droog te houden en de watervoorziening te garanderen.’ é Gert van Wijland

juli/augustus 2011 9

ROM_2011_7_8 9

27-07-11 11:34


WaboWijs

WaboWijs

ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In deze aflevering de snelle vergunningverlening: van flitsvergunning tot het afschaffen van de welstandstoets.

S fe er i mpres sie va n (e en de el van ) S t r i jp - S ‘ Vo or e e n a a nt a l g ro te gebie d s ont w i k ke l i n ge n i n E i nd hove n ( o. a . S t r i j p - S , S t at ion s gebie d ) bl i j f t e e n vor m van welstand van k racht ’

Beeld Gemeente Eindhoven

S   

Een vergunning binnen een h Een onderzoek van de Federatie Welstand waaruit bleek dat veel vergunningen van rechtswege worden verleend, deed onlangs veel stof opwaaien. Gemeenten zouden moeite hebben om vergunningaanvragen binnen de Wabotermijnen af te handelen. Maar er zijn gemeenten die de wettelijke acht weken niet eens nodig hebben: zij verlenen vergunningen binnen twee weken tot een half uur.

H

et onderzoek van de Federatie Welstand liet zien dat tussen januari en eind april 111 vergunningen van rechtswege waren verleend bij 41 gemeenten, een provincie en een ministerie. Of dat geëxtrapoleerd naar de hele overheid om duizenden van rechtswege verleende vergunningen zou gaan, zoals vervolgens werd gesteld, is echter onzeker. Volgens Flip ten Cate van de Federatie Welstand was het onderzoek een ‘quick scan’ en zegt het weinig over het totale aantal van rechtswege verleende vergunningen. ‘Daar is nader onderzoek voor nodig. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft na Kamervragen toegezegd

dergelijk onderzoek uit te voeren.’ Wel noemt hij het een kwalijke zaak dat vergunningen van rechtswege worden verleend. ‘Hiermee creëer je een opening om aanvragen “onderop de stapel” te laten komen. Bijvoorbeeld van een vriendje van de wethouder.’

Heerenveens model Er is geen onderzoek gedaan naar van rechtswege verleende vergunningen vóór de invoering van de Wabo. Ten Cate vermoedt dat het onder de Wabo meer voorkomt dan daarvoor, vanwege de kortere behandeltermijn. Dat hoeft

juli/augustus 2011 10

ROM_2011_7_8 10

27-07-11 11:34


echter geen probleem te zijn, zo tonen onder meer Heerenveen, Eindhoven en Boekel aan. Zij werkten met een snellere vergunningprocedure en doen dat onder de Wabo nog steeds. Veel aanpassingen hoefden ze daarvoor niet te doen, hooguit vervielen een aantal vergunningen vanwege het vergunningvrij bouwen. ‘We hebben het ingepast in de reguliere Waboprocedure. Aanvragers vullen op de gemeentelijke website een modelverklaring in en krijgen dan van ons een handleiding, die ze bij het Omgevingsloket Online moeten

‘Een betrouwbare overheid stelt regels die ze ook kan handhaven’ invullen. Vervolgens nemen wij deze aanvraag in behandeling’, vertelt Dolf Alberts, beleidsmedewerker Vergunningen & Handhaving in Heerenveen. Hij stond aan de wieg van het Heerenveense model. In 2005 nam de gemeenteraad een motie aan die opriep tot deregulering en besloot de gemeente om bij bouwaanvragen uitsluitend op brandveiligheid, constructie en ventilatie te controleren. De rest werd de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Hiervoor hoeven geen stukken te worden ingediend. Het ministerie van VROM ging na enig sputteren akkoord toen de gemeente het een ‘pilot’ noemde, een pilot die nog steeds voortduurt. Aanvragers die de omgevingsvergunning op deze manier aanvragen (men mag kiezen tussen het Heerenveense model en een ‘traditionele’ aanvraag; de verhouding is 50-50) krijgen hun vergunning snel en betalen minder leges, omdat de gemeente er minder werk aan heeft. De werkwijze bevalt de gemeente prima, zegt Alberts. ‘Er vallen hier heus geen gebouwen om omdat we niet het hele Bouwbesluit toetsen.’

n half uur!

die het meeste werk van de gemeente overnemen, zoals toetsing aan het bestemmingsplan of het Bouwbesluit. Elke Nederlandse architect kan op deze lijst komen. Als een architect van de lijst een aanvraag voor een bouwactiviteit volledig en compleet bij de balie indient, dan krijgt hij binnen een half uur een vergunning. De gemeente doet dit sinds 2004. Burgers die op deze manier een vergunning aanvragen, krijgen vijftig procent korting op de leges. Ze kunnen ook via de reguliere weg een omgevingsvergunning aanvragen. Wethouder Ted van de Loo: ‘We leggen de verantwoordelijkheid bij de aanvrager en dat gaat sinds 2004 naar behoren. De gemeenteraad, burgers en architecten gaven in een evaluatie aan dat ze tevreden zijn over deze werkwijze. En uit controles van de VROM-inspectie is nooit iets desastreus naar boven gekomen.’ Zowel Heerenveen als Boekel kiezen voor deze snelle vergunningverlening om de dienstverlening aan de burger te verbeteren en om kosten te besparen. Ook Eindhoven kent al een tijd flitsvergunningen voor bepaalde types aanvragen en is bezig om dat uit te breiden. Het is onderdeel van een omvangrijke reorganisatie van de ‘ruimtelijke kolom’, die jaarlijks 1 miljoen euro moet opleveren, vertelt wethouder Mary Fiers. Voor de flitsvergunning in Eindhoven zijn aanvragers elke donderdagochtend welkom op het Ondernemersplein. Casemanagers checken daar of de aanvraag binnen het bestemmingsplan past en of alle stukken compleet zijn. ’s Middags wordt de aanvraag getoetst aan de welstandscriteria en de constructieve eisen. Wanneer alles akkoord is, kan uiterlijk de dag erna de vergunning worden opgehaald. ‘Medewerkers zijn zo enthousiast over deze werkwijze, dat ze zelf de tweewekenvergunning hebben ingesteld, voor complexere aanvragen. Die volgt dezelfde werkwijze’, zegt Fiers.

Baliebouwvergunning

Welstand weg

Een andere gemeente die al jaren met flitsvergunningen werkt, is Boekel. Ze noemen het een ‘baliebouwvergunning’, die geldt voor individuele bouwaanvragen. Boekel werkt met een lijst van een dertigtal gecertificeerde architecten,

Het werken met flitsvergunningen gaat bij de drie gemeenten samen met het (gedeeltelijk) schrappen van de welstandstoets. Heerenveen werkt al jaren met welstandsluwe en welstandsvrije wijken. Eindhoven maakte twee jaar geleden delen van de stad welstandsvrij en wil dat nu uitbreiden. Boekel heeft in 2005 de welstandstoets geheel afgeschaft. Het heeft niet tot excessen geleid, zegt wethouder Ted van de Loo. Dolf Alberts kan dat beamen: ‘Mensen bouwen doorgaans heel traditioneel. Het heeft iets betuttelends dat een stel lieden met postmoderne brillen bepalen wat wel en niet mag.’ Het goed kunnen inzetten van de beperkte handhavingscapaciteit speelt ook mee, zeggen zowel Eindhoven als Heerenveen. Alberts: ‘We willen die inzetten waar dat echt noodzakelijk is en ons niet bezighouden met neuzeldingen als de hoeveelheid vlaggenmasten voor een gebouw.’

E en c ar p or t in E indhoven: ‘E en f li t s ver g unning is z e ker e en ui t kom s t vo or k le ine a anv ra gen z oa ls e e n c a r p or t o f e e n d a k k a p e l’

é Marieke Vos

juli/augustus 2011 11

ROM_2011_7_8 11

27-07-11 11:35


100 % inspiratie

100

% inspiratie

Lezers doen in woord en beeld verslag van plekken, gebieden, ruimtelijke projecten en ontwikkelingen waar zij inspiratie uit halen voor hun werk. De redactie staat open voor inspirerende (beeld)verhalen. info@romagazine.nl

Sinds een aantal jaren wordt het ZaanIJ-gebied – van het Zeeburgeiland tot aan Westknollendam - beschouwd als een potentieel ontwikkelingsgebied met een mogelijk laadvermogen van 20.000 nieuwe arbeidsplaatsen en 45.000 nieuwe woningen. Gebiedsontwikkeling zal echter heel anders moeten verlopen dan voorheen.

KANSEN VOOR SLOW URBANISM

ZAANIJ Meer voor minder Less is more A

vant-gardes zoeken doorgaans plekken met authenticiteit of met een ziel, vooruitlopend op ruimtelijke ontwikkelingen die de gardes bedienen. In Amsterdam vormen kunstenaars, krakers en studenten de avant-garde, die altijd zijn plek vond in steeds grotere gebouwen. Van verlaten kleine fabrieken in de 19e eeuwse gordel in de jaren ’80 tot aan de massieve panden aan het IJ in de jaren ‘90. Een recent onversneden authentiek onderdeel van ZaanIJ-

gebied is het NDSM-terrein aan de Noordelijke IJoever. Waar in de vorige eeuw grote oceaanstomers en mammoettankers werden gebouwd, broeit nu een grote broedplaats. In de slipstream van de avant-garde hebben zich op het NDSMterrein vele creatieve bedrijven gevestigd zoals MTV, VNU, IDtv. Logisch in een globaliserende economie waarin kunst, creativiteit en authenticiteit als bron van innovatie steeds belangrijker worden.

G ue r r ill a k amp e er ple k a l s t i j deli jk gebr uik va n s chiere il and de He m me s

Beeld Nanine Carree/ Carree-architecten

juli/augustus 2011 12

ROM_2011_7_8 12

27-07-11 11:35


Ook de Zaanstreek laat zich karakteriseren als authentiek. In de 17e eeuw was de Zaanstreek, met meer dan 900 molens, het eerste industriegebied van Europa en gespecialiseerd in hout (scheepsbouw onder andere voor Czaar Peter) en voedsel. Nog steeds zijn daar veel overblijfselen van te vinden; de Zaanse huizen en nog een aantal molens. Huizen die overigens organisch – al heette dat toen nog niet zo – werden gebouwd. Na een goed zakelijk jaar bouwden de eigenaren, als het hen zo uitkwam, een stuk bij. Deze werden “Goedjaars- en Bestjaars enden” genoemd. De schoonheid hiervan en die van de Zaanstreek als geheel werd vastgelegd door de Franse impressionist Claude Monet (1840 – 1926) die in 1871 in de Zaanstreek verbleef. En hier vijfentwintig, waaronder zijn mooiste, schilderijen vervaardigde. Halverwege de 19e eeuw begon de opkomst van de industriele voedselindustrie met welbekende namen als Verkade, Honig, Duyvis, Albert Heijn. Nog steeds is de Zaanstreek in economisch opzicht de belangrijkste regio van Nederland voor wat betreft de voedselindustrie. Destijds werden fabrieken langs de Zaan neergezet die beschouwd worden als monumentale industriële kathedralen. Nu vaak leegstaand en vragend om een andere bestemming. Deze immense gebouwen worden afgewisseld door kleinschalige woningbouw; waaronder uit de 17e eeuw. Op de flanken van de bebouwde kom bevinden zich eeuwenoude cultuurlandschappen. Landschappen die de landschapsschilder Paul J.C. Gabriël (1828-1903) en tijdgenoot van Monet ‘gekleurd sappig vet’ zou noemen. Landschappen zoals toeristen maar ook stedelingen Nederland graag zien; (veen-)weiden met koeien en molens en dijken waar je de vingers in kunt steken. Het sociale karakter van de Zaanstreek is er één van “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg”. Harde werkers waren en zijn het. De geuren uit de talloze fabrieken betekenen dan ook “brood op de plank” (al dan niet ingebracht door de meisjes van...). De Zaankanters zijn trots maar dan wel op ingetogen manier. Met elkaar vormen de Zaankanters een sterke sociale gemeenschap met een groot verenigingsleven. Ofwel een cultuur van de menselijke maat. Een maat die met het aan- en doorbreken van de crisis opnieuw actueel is, want het lijkt in Nederland gedaan met grootschalige blauwdrukachtige gebiedsontwikkelingen. Overheden en traditionele partijen uit de gebiedsontwikkeling hebben geen cent meer te makken om te investeren. Hoe nu verder, is dan ook de grote vraag in de wereld van de gebiedsontwikkeling en de ruimtelijke ordening. Maar bij de ZaanIJ lijkt die vraag eigenlijk helemaal niet zo relevant. Want moeten we niet aansluiten bij de Zaanse tradities van organisch bouwen en ontwikkelen? Stap voor

De o ude i nd u s t r ië le monu me nte n l a n g s de Z a a n le ne n z ich u i t s te ke nd vo or slow u r b an i s m .

Beeld Theo Baart

stap en uitgaan van dat wat er al is. Daarbij vooral de tijd nemend. Dus geen strakke planning maar slow urbanism. Uitgaan van dat wat er, is betekent bijvoorbeeld: – Niet verwerven - een flinke kostenpost in grondexploitaties - en slopen - nog een kostenpost, maar uitgaan van de mogelijke meerwaarde dat het bestaande kan leveren. Coproductie dus. Voorbeeld Scheepswerf op Schiereiland de Hemmes als coproducent van sfeer en authenticiteit. – Het gebruiken van vele braakliggende terreinen voor tijdelijke en bottom-up initiatieven van Zaanse ontwikkelende aannemers om vanaf nu kleine aantallen woningen te gaan realiseren.

Een aanpak van faciliteren en vooral loslaten – Bodemverontreiniging - nog een mega kostenpost - beschouwen als archeologisch erfgoed en eventuele risico’s – voor zover die er überhaupt zijn – uit te sluiten door isolatie; een laag zand erover. – De aanvaardbaarheid van milieuhinder en de omgang met diverse geur-, hinder-, stank-, risico-, geluidzones en combinaties daarvan, lokaal afwegen en soms terugdringen. Dat levert geen geld, maar wel ruimte op. – Aansluiten op de bestaande infrastructuur, die op dit moment nog wordt verbeterd en uitgebreid. Voor het bestaande spoornet - dat grotendeels parallel aan de Zaan loopt - de plannen voor hoogfrequent spoor uitvoeren. Voor de snelwegen worden nu mooie plannen uitgevoerd zoals de Westrandweg en de tweede Coentunnel waardoor de Zaanstreek heel erg dicht bij Schiphol en de rest van de wereld komt te liggen. Samengevat heet deze aanpak: uitgaan van de maatschappelijke kracht, creativiteit en authenticiteit. Een aanpak van faciliteren en vooral loslaten. “Go real slow, You’ll like it more and more” (uit Take it as it comes, The Doors). é Jurgen Hoogendoorn is werkzaam bij de afdeling Kaders & Fondsen van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam

juli/augustus 2011 13

ROM_2011_7_8 13

27-07-11 11:35


Traditie en tijdgeest in de RO

M S  H M i n i s te r S ch u l t z va n Hae ge n : ‘A l s we con s t ate re n d at e r to ch d i n ge n geb e u re n d ie i n s t r i j d z i j n me t de afs pra ken, d ra aie n we d at ke i h ard te r u g.’

‘Er moet flexibiliteit komen voor een gebiedsgerichte aanpak’ juli/augustus 2011 14

ROM_2011_7_8 14

27-07-11 11:35


Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleid In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening voorleggen aan een panel van beleidsmakers, ontwerpers en wetenschappers. Eerder kwamen Maarten Hajer (directeur Planbureau voor de Leefomgeving), Willem Salet (hoogleraar planologie aan de UvA), stedenbouwkundige Riek Bakker en wethouder Adri Duivesteijn aan het woord.

Negen maanden is Melanie Schultz van Haegen minister van Infrastructuur en Milieu. De wereld van de ruimtelijke ordening is in die periode stevig opgeschud. Het project Eenvoudig beter moet leiden naar één Omgevingswet en snellere besluitvormingsprocedures. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte leidt tot een heldere taakverdeling tussen overheidslagen en scherpe keuzen. De minister blaakt van daadkracht en zegt het ruimtelijk perspectief wel degelijk belangrijk te vinden. ‘Dat het ministerie nu een andere naam heeft, betekent niet dat ruimte niet meer belangrijk is. Integendeel. Of het gaat over de wateropgave, de leefkwaliteit, de economie; dergelijke investeringen kun je alleen maar in een groter ruimtelijk verband aanpakken.’ Wat vindt u het allermooiste aan de ruimtelijke inrichting van Nederland? ‘Ik vind de waterwerken mooi. Vooral de oude verdedigingslinies als historische elementen in het landschap.’ Wat vind u daar zo mooi aan? ‘Het zijn bijna kunstwerken als je ze van boven ziet.’ De minister pakt het boek Bevlogen landschap van Peter van Bolhuis. ‘Deze gebruik ik vaak om te laten zien hoe bijzonder ons land is qua inrichting. En wat ook het effect is van menselijke ingrepen in de infrastructuur.’ Ze wijst op een foto met een molengang aan de rand van een polder. ‘Kijk hoe de energievoorziening een onlosmakelijk onderdeel is geworden van het karakteristieke landschap. Het is een misvatting om te denken dat je altijd het landschap verstoort als je iets aanlegt of bouwt. Door de tijd heen hebben we elementen aan het landschap toegevoegd.’

Flexibiliteit Bent u niet bang dat die grote kwaliteiten van het landschap verloren gaan nu de rijksoverheid de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid grotendeels bij provincies en gemeenten neerlegt? Moet je waardevolle gebieden dan niet juist beschermen? ‘Dat doen we ook, met de regimes die we hebben, zoals voor de Waddenzee, het IJsselmeergebied, de herziene EHS.’

Klopt, maar de kwetsbaarheid zit ’m vooral tegen de stedelijke gebieden aan, waar de druk groot is en kwetsbaar open gebied ligt. ‘De Structuurvisie is helder. In de Nota Ruimte is het uitgangspunt ‘Decentraal, tenzij…’ geïntroduceerd. Alleen er is nog heel veel ‘tenzij’ gebleven, en het was niet goed duidelijk wie er nu eigenlijk over ging. Er waren vaak toch nog drie beleidsniveaus bij betrokken, zodat je die allemaal langs moest om iets voor elkaar te krijgen. Als je alle beschermingsregimes die we hadden over elkaar

‘Wij kijken juist nu heel goed naar de integrale aanpak’ heen zou leggen, blijft er vrijwel geen plek meer over waar je nog iets kan doen. Dat moeten we niet willen. Het gaat niet alleen over economische belangen. We maken een tegengestelde ontwikkeling door als land. Op sommige plekken blijven de economie en de bevolking groeien, het verkeer toenemen. Op andere plekken ontstaat stagnatie en is er krimp. Er moet flexibiliteit komen voor een gebiedsgerichte aanpak, voor wat wel en niet kan.’ ‘Bovendien kun je je van heel veel regimes waar de rijksoverheid over ging, afvragen of die van nationaal niveau moeten zijn. Wij vinden van niet, dus hebben we het aantal regimes van nationaal belang teruggebracht van 39 naar 13.’ èè

juli/augustus 2011 15

ROM_2011_7_8 15

27-07-11 11:35


Traditie en tijdgeest in de RO

worden. Vergeet niet dat veel Nationale Landschappen nog niet zo lang geleden gewoon Provinciale Landschappen waren.’

Rijksbufferzones

De minister op de Twe e de Ma as vl ak te. ‘Dat he t minister ie nu e en andere na am he e f t , b e tekent nie t d at r uimte nie t me er b el ang r i jk is . Inte gende el.’

Beeld Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Vertrouwen Vertrouwen is het sleutelwoord bij de decentralisatie van het ruimtelijk beleid. Dat heeft toch forse risico’s in zich. Waar ligt de grens tussen wat de rijksoverheid toelaat en gaat ingrijpen omdat gemeenten en provincies te ver gaan met de aantasting van belangrijke nationale waarden? ‘Als ik moet aangeven wat echt een nationale taak is, kijk ik naar heel kwetsbare gebieden zoals vastgelegd in Natura

‘Soms wil een gemeente de polder bebouwen omdat ze de ozb nodig hebben.’ 2000, in de EHS, de Kaderrichtlijn Water of in onze unieke erfgoedlijst. Voor negentig procent worden die bijzondere gebieden op deze manier beschermd. Vervolgens hebben we daar een keer een groter lijntje omheen getrokken, en we hebben het etiket nationaal landschap erop geplakt. Wat is het nut daarvan als de beschermingsregimes er al in voldoende mate zijn? Het enige effect is dat gemeenten vrijwel geen enkele vergunning meer kunnen afgeven, zelfs niet voor een serre of verbouwing van een schuur. Dat is toch iets waar die gemeenten over moeten gaan? De democratie bepaalt uiteindelijk welke keuzes gemaakt

Wat doet de rijksoverheid als langs de nationale corridors tussen Amsterdam-Utrecht en Amsterdam-Leiden de druk straks zo hoog is, dat gemeenten de verleiding niet kunnen weerstaan en toch toestemming geven om te bouwen? De rijksbufferzones zijn immers opgeheven. ‘Als wij af willen van het beschermingsregime van rijksbufferzones wil dat nog niet zeggen dat provincies en gemeenten dat gebied niet kunnen beschermen. Het is net alsof wij dergelijke gebieden overlaten aan de duivel. Zo zie ik dat niet. Gemeenten hebben verschillende belangen, niet alleen woningen bouwen, ook groen behouden. Ook dat verhoogt de investeringswaarde. En ze realiseren zich allemaal wat het effect is van een overaanbod aan bedrijventerreinen en kantoorlocaties. De gezamenlijke overheden hebben al een paar miljard moeten afboeken op hun grondbezit. Terughoudendheid is momenteel troef.’ Dus u maakt zich geen zorgen over het verlies aan open landschap? ‘We moeten een aantal heel waardevolle natuur- en landschapselementen beschermen. Dat doen we. Maar op andere plekken, waar al wat activiteit is, waar al gebouwd wordt, kun je toch best wel een andere inrichting voorstellen? De bufferzones zijn ooit bedacht om te voorkomen dat steden niet tegen elkaar aan zouden groeien. De vraag is of je die tussenliggende gebieden niet kunt inrichten als een groot stadspark, zodat ze beter benut kunnen worden. Ik vind niet alles mooi. Ook de Nederlanders niet. De een houdt van open landschap, de ander van bos, weer een ander geniet het meest van open water. In het algemeen vraag ik me af of je het zicht op het landschap vanaf de snelweg moet beschermen. Snelwegen maken een minuscuul deel van Nederland uit. Ik geniet liever ongestoord van een open landschap op plekken waar ik echt aan het recreëren ben en het stil is. Dan zijn bebouwde geluidswallen langs de snelwegen dus heel effectief. Het is nogal gekunsteld om het landschap speciaal voor de automobilist open te houden.’

What if? De EHS afgeslankt, verbindingszones eruit, althans niet meer voor de verantwoording van de rijksoverheid; hoe moeten die soorten zich dan verplaatsen? ‘Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet goed in deze materie zit. Dat is het pakkie an van collega Bleker. Wat ik van hem begrepen heb, is dat robuuste verbindingszones leuk klinken op papier, maar in de praktijk niet nodig zijn. Agrarische bedrijven kunnen net zo goed de functie vervullen van overpad voor diersoorten die zich willen verplaatsen.’

juli/augustus 2011 16

ROM_2011_7_8 16

27-07-11 11:35


In Flevoland geloven ze er wel in. Daar gaat de Provincie de verbinding nu zelf aanleggen. ‘Ja, en dat mogen ze ook als zij er waarde aan hechten, omdat ze bijvoorbeeld compensatiegebied nodig hebben voor de verbreding van de A6. Moeten ze vooral doen. Zij gaan erover.’ Wat kunnen decentrale overheden verwachten als ze waarden van nationaal belang aantasten of nationale belangen doorkruisen? What if vragen velen in de vakwereld zich af? ‘Als mensen bijvoorbeeld activiteiten gaan ontplooien in de 380Kv-zone, zijn we er echt wel als de kippen bij. Als het unieke erfgoed wordt aangetast, grijpen we in.’ Houdt u dan alle bestemmingsplannen in de gaten en kunt u overal binnen een paar weken zienswijzen maken? Heeft u daar straks voldoende mensen voor, gegeven de bezuinigingen op het overheidspersoneel? ‘Ja hoor. Daar zou ik me niet druk over maken. In de Structuurvisie hebben we goed aangegeven waar wel wat kan en waar niet. Wij gaan er vanuit dat dit in de provinciale en gemeentelijke plannen wordt doorvertaald. Achteraf zullen we af en toe een check doen. Niet van te voren, anders heb je nog steeds die extra laag. Maar als we constateren dat er toch dingen gebeuren die in strijd zijn met de afspraken, draaien we dat keihard terug.’

Duurzaamheidsladder U introduceert de duurzaamheidsladder, ook voor woningbouw. Bij behoefte aan nieuwbouw dus eerst zoeken binnen de bestaande bebouwing. Kunnen gemeenten die duurdere binnenstedelijke opgave wel voldoende realiseren? ‘Jawel hoor. In het verleden betaalde het rijk ook nauwelijks mee aan de herstructurering. VROM had weinig investeringsbudget in vergelijking met het huidige ministerie. Wij kijken juist nu heel goed naar de integrale aanpak. Neem de Zuidas, waar we meewerken aan een integraal concept met volwaardig ov en de weginfrastructuur onder de grond, zodat de gemeente daarboven gebiedsontwikkeling mogelijk kan maken. Juist die combinatie maakt dit soort gebieden interessant. We willen op dergelijke plekken van nationaal belang juist meedenken over het totaalplaatje. Als het alleen maar een kwestie zou zijn van de wegen ondergronds aanleggen, zouden we bij wijze van spreken morgen kunnen beginnen. Vanuit het budget voor infrastructuur denken we mee over de ruimtelijke verbetering. Heel veel andere potjes om zo’n enorme opgave uit mee te financieren zijn er niet meer. Let wel, ik heb het over de twee mainports en de brainport. Voor de mainports komen ook aparte structuurvisies. Ik ga dat niet overal doen. Gemeenten zelf kunnen ook best veel doen. Er zijn nog steeds gemeenten die erfpachtbelasting heffen. Waarom die niet voor honderd jaar afkopen, zodat je financieringsruimte krijgt voor stedelijke herontwikkeling? Er kan veel meer. Je moet creatief zijn.’

Stedelijke knooppunten Over die selectie van aandachtsgebieden rijzen veel vragen. Waarom bijvoorbeeld niet de dynamiek volgen langs de A1 en de A2? Utrecht, Amersfoort, ’s Hertogenbosch en Apeldoorn boomen ook. ‘Ja, iedereen is aan het boomen. We zijn kritisch op de besteding van het rijksgeld. Het moet absoluut effect hebben voor de nationale economie. Je kunt jezelf wel een

‘Achteraf zullen we af en toe een check doen.’ valley noemen als je een paar specialisaties in huis hebt, maar wat levert dat de nationale economie op? Het effect moet echt meetbaar en zichtbaar zijn. Trouwens, bij de investeringen in de mainports horen ook de grote corridors, de achterlandverbindingen’ De minister loopt naar de grote kaart, die de hele wand in haar werkkamer beslaat. ‘De A15 wordt doorgetrokken, ter verbetering van de hele corridor. Ook de A1 verbreding moet je zien als een versterking van de mainportfunctie en het hele achterland. Door te investeren in de mainports en de corridors investeer je in het hele land.’ In de Structuurvisie is veel aandacht voor het beter benutten van bestaande infrastructuur. Hoe voorkomt u dat de problemen worden afgewenteld op het onderliggende wegennet? ‘Ik heb 794 miljoen euro uitgetrokken om met een aantal bestuurlijke trio’s in de belangrijke regio’s de bereikbaarheid te verbeteren. Het kan zijn dat er een spitsstrook nodig is, een afslag anders moet, er iets aan het onderliggende wegennet moet gebeuren. Ik wil best wat gaan doen in die lokale, regionale problematiek, maar dan verwacht ik ook van de kant van de bedrijven en gemeentelijke overheid dat ze gaan meewerken aan beter verkeers- en mobiliteitsmanagement, zodat er minder files komen in de spits.’ Waarom prikkelt en verleidt u gemeenten niet om meer te verdichten bij multimodale knooppunten? ‘Dat gebeurt al op heel veel plekken. Of dat kan, is sterk afhankelijk van de ruimte die er bij die knooppunten nog beschikbaar is. Oude bedrijvenzones langs het spoor of een kanaal hebben die ruimte wel, maar daar zijn weer andere belemmeringen. Iedereen doet z’n best om de ruimte beter te benutten, maar soms wil een gemeente de polder bebouwen omdat ze de ozb nodig hebben.’ Je kunt schaarste ontwikkelen door alleen nieuwbouw bij de ov-knopen toe te staan. ‘En als de grond daar nou niet van de gemeente is en in die polder wel? Ik geloof dat alle overheden hier best wel oog voor hebben, maar de omstandigheden moeten het wel mogelijk maken. Ik ga in ieder geval niets opleggen.’ é Marcel Bayer

juli/augustus 2011 17

ROM_2011_7_8 17

27-07-11 11:35


Trend

Fysiek is water al eeuwen sturend in de Hollandse ruimte. Maar in beleidsplannen valt dat tegen. Juist nu de opkomende integrale gebiedsontwikkeling nieuwe perspectieven biedt, dreigt fnuikend geldgebrek. Of maakt de financiële watersnood juist creativiteit los bij regionale en lokale overheden en bij marktpartijen?

C  W

Tegenwind bij groeiende sleutelrol water in gebiedsontwikkeling U i te r wa arden bi j he t L e k k an a al en de L e k . Na de z omer ne emt s t a at ss e c re tar is A t sm a e e n b eslui t over m a at re gelen in he t k ade r van R uimte vo or de L e k .

Beeld Marcel Bayer

H

ij zat er best mee in zijn maag, staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur en Milieu), met de zorgen van de Tweede Kamer over de vulling van het Deltafonds. Jaarlijks 1 miljard euro, voor acht jaar. Meer had hij niet te bieden tijdens het debat over de nieuwe Deltawet, jongstleden juni. Het Deltafonds moet onder het ‘Deltaplan nieuwe stijl’ de uitwerking financieren van het Deltaprogramma, dat wettelijk weer verankerd is in de Deltawet. Het Deltaplan is zowel een paraplu voor lopende uitvoeringsprogramma’s als een beleidsvoorbereidend kader: hoe zorgen we de komende decennia voor onze waterveiligheid en zoetwatervoorziening? In 2015 moet daarover een vijftal sleutelbeslissingen vallen. Liefst had Atsma ook toekomstige waterkwaliteitsmaatregelen gefinancierd uit het Deltafonds. Maar dat werd de Kamer te gortig, zeker nu het geadviseerde jaarbudget van 1,2 tot 1,6 miljard euro (tot 2028) danig is afgeslankt. Het blijft bij maatregelen vaststellen inzake waterveiligheid, zoetwatervoorziening, nieuwbouw/ herstructurering en zes regionale programma‘s.

Fifty-fifty Voor de goede orde, lopende uitvoeringsprogramma’s houden onder het Deltaplan hun eigen budgetten, los van bovengenoemde 1 miljard. Tezamen staan ze - voorlopig, want keiharde toekomstgaranties geeft Atsma niet - geboekt voor circa 5,3 miljard euro tot 2021. Maar niets is heilig. Neem het Hoogwaterbeschermingsprogramma met onderhoud- en verbetermaatregelen voor onze waterkeringen. Tot nu toe is dat betaald door het Rijk. Vanwege een dreigend tekort tot 1.3 miljard euro, zijn die rijkswaterschapsbijdragen ijlings gekort tot 100 miljoen euro jaarlijks. Kamerbreed werd rond de verkiezingen zelfs opheffing van de waterschappen bepleit. Beduusd hebben de waterschappen in het nieuwe Bestuursakkoord Water een Fifty-fifty regeling geslikt: voortaan moeten zij de helft bijpassen. Uiteindelijk wil Atsma de hele rekening bij hen indienen. Waarvan waterschappen dat moeten betalen? Heemraad Jan Nieuwenhuizen van Waterschap Zuiderzeeland beschrijft het

juli/augustus 2011 18

ROM_2011_7_8 18

27-07-11 11:35


Ruimtelijke maatregelen in samenhang met water, prachtig. Maar Atsma kijkt ervoor naar andere (markt)partijen. Geven ook die niet thuis, dan is het integrale-plannenfeest voorbij. Hoogwaterbescherming is dan terug bij af: domweg dijken verhogen. Lokaal verzet? Kan gemakkelijk ingedamd worden via de Crisis- en herstelwet, die permanent moet worden, vindt het kabinet.

Bezuinigingen op natuur en landschapsontwikkeling domper op integrale ‘natte’ gebiedsambities Natura 2000 Het Deltaprogramma oogt als een keerpunt via twee van de kernthema’s: zoetwatervoorziening en herstructurering/ nieuwbouw. Wat zijn bijvoorbeeld geschikte locaties voor bedrijven met waterbehoeften? Of: hoe integreren we nationale waterambities op postzegelschaal in binnenstedelijke herstructureringsprojecten? Echter, in het buitengebied zetten, naast de bouwcrisis, vooral de bezuinigingen op de Natura 2000/EHS-ontwikkeling een verwarrende domper op integrale ‘natte’ gebiedsam- èè

Watertoets: hoe beter?

als ‘rondgaan met de regionale collectezak’. Onze waterschapsbelastingen gaan omhoog. Door efficiencyverbetering hopen de waterschappen de pijn te beperken.

Geschrapt Wanneer zelfs hoogwaterbeschermers moeten sappelen, hoe vergaat het dan al die gebiedsontwikkelingsprojecten, die vroeger multifunctioneel konden meeliften op watermaatregelen (of andersom)? Dat laat zich raden. Het kabinet decentraliseert de ruimtelijke ordening naar provincies, gemeenten of de burger zelf. Maar tegelijkertijd gaat de geldkraan dicht. EHS: 390 miljoen minder, recreatiegebieden rond de stad: 180 miljoen eraf. Nationale Landschappen, rijksbufferzones en 24 andere ruimteprogramma’s geschrapt. En wat het Deltafonds betreft; over één ding waren Kamer en kabinet het eens: “nevendoelen” als natuur, recreatie en gebiedsontwikkeling blijven er buiten. Dus ook buiten de 28 juni aangenomen Deltawet.

De Watertoets. Anders dan de naam suggereert is dit in 2001 geïntroduceerde instrument geen gangbare toets aan normen en doelen, maar een afspraak-met-handleiding. Doel: waterfuncties van meet af aan meenemen in planprocessen. Dit jaar start de derde evaluatie. ‘Bij beide eerdere evaluatie is gekeken naar de effectiviteit bij bestemmingsplanprocedures’, vertelt projectleider Hilde Westera, ‘Ditmaal bekijken we hoe het toegaat en beter kan bij strategische planvorming op provincieniveau.’ Dat gebeurt in drie fasen. De eerste - een historische terugblik - is net afgerond. De tweede loopt nog, aan de hand van twaalf cases: vier provinciale structuurvisies en acht gebiedsontwikkelingsprocessen. Westera: ‘Het gaat ons niet, zoals voorheen, om verantwoording - zijn beleidsdoelen wel gehaald? - maar om kennis verzamelen over hoe de Watertoets functioneert in de praktijk en daaruit ‘best practices’ destilleren. De derde fase betreft visievorming. ‘Het bestaansrecht van het instrument zelf staat niet meer ter discussie’, bevestigt Westera: ‘Optimaliseren, daar gaat het nu om.’ http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/waterruimte/watertoetsproces/evaluatie-watertoets/

juli/augustus 2011 19

ROM_2011_7_8 19

27-07-11 11:35


Trend

èè bities. Alleen al Ruimte-voor-de-Rivier ligt voor 70 procent binnen Natura 2000 gebied. Werk met werk maken is er vaak niet meer bij, en rood-voor-groen biedt geen soelaas meer sinds de woningbouw stagneert.

Nijmegen: voorbeeldstad voor open-minded, soms artistieke binnenstedelijke waterinnovaties Terwijl Staatssecretaris Henk Bleker (natuur, landbouw) in het kader van het voorgenomen overkoepelende Bestuursakkoord stoeit met collega-overheden over financiering van het natuur- en landschapsbeleid, tracht hij in Brussel zijn “temporiserings”-plannen te verkopen en zo Europese boetes te vermijden, nu Nederland allerlei aangegane natuurresultaatsverplichtingen terzijde schuift.

Dood hout ‘Bleker gaat te ver’, oordeelt voormalig dijkgraaf Sybe Schaap. ‘Op zich prima dat de bezem door onrealistische natuurambities gaat. Tientallen miljoenen voor een paar hectare blauwgrasland! Maar ik zie bij Bleker geen visie over hoe het dan wel moet. Agrarisch natuurbeheer zegt hij, maar dat blijft marginaal.’ Tegenwoordig is Schaap hoogleraar Waterbeleid aan de TU Delft, Eerste-Kamerlid (VVD) en voorzitter van de netwerkorganisatie Netherlands Water Partnership. Bij een “Alleingang” van de waterschappen, zonder rijksbijdrage, voorspelt hij flinke verschraling. ‘Waterschappen zullen vaker alleen het hoognodige doen, zonder meekoppelende gebiedsontwikkeling.’ ‘Toch ziet Schaap een lichtpuntje: ‘Het is gewoon de volgende uitdaging. Maakt creativiteit los bij partijen, en ruimte voor nuchterder en slimmere oplossingen is er genoeg!’

Integrale gebiedsontwikkeling langs riv Langs de IJssel en de Maas werken regionale bestuurders aan ambitieuze gebiedsontwikkelingsprojecten. Ingrepen voor hoogwaterbescherming worden er gecombineerd met woningbouw, natuurontwikkeling en de aanleg van nieuwe wegen. Door de woningmarktcrisis en bezuinigingen op natuurontwikkeling staan de plannen onder druk.

D G ebie d s ont w ik ke ling IJ ss eldel t aZuid

Beeld Provincie Overijssel

e medewerkers van projectbureau IJsseldelta-Zuid zijn in hun nopjes. Na jaren van overleg en talloze onderzoeken naar de waterveiligheid ziet het er naar uit dat staatssecretaris Joop Atsma van Infrastructuur en Milieu na de zomer het licht op groen zet voor de gelijknamige gebiedsontwikkeling. Vanaf 2013 moet ten zuiden van Kampen in combinatie met een zomerbedverlaging van de IJssel een nieuwe rivierarm worden gegraven. Deze bypass ontlast de bestaande rivier waardoor bij hoogwater de stad en noordelijker gelegen

polders niet langer onder water lopen. Langs de nieuwe geul komen ook 1300 woningen en 300 hectare natte natuur. Iets verderop staan nog 2700 andere huizen gepland waardoor er voldoende draagvlak ontstaat voor een nieuw treinstation aan de Hanzelijn. De aanleg van deze nieuwe treinverbinding wordt tenslotte geïntegreerd met de omlegging en verbreding van de provinciale N50 en N307.

Ambitieuze provincies IJsseldelta-Zuid is niet het enige integrale gebiedsontwikkelingsproject langs de Nederlandse rivieren. Bij Zutphen wordt gewerkt aan een sprong over de IJssel in combinatie met enkele dijkverleggingen en de aanleg van twee hoogwatergeulen. In Limburg dromen lokale en provinciale bestuurders van de heropening van een oude Maasarm tussen Ooijen en Wanssum waardoor bedrijven en overheden weer in het gebied kunnen investeren. De aanleiding voor deze bijzondere projecten zijn de maatregelen die de rijksoverheid neemt om het achterland van de rivieren tegen overstromingen te beschermen. Slimme provinciale bestuurders leggen daar extra geld bij en proberen in één moeite door nieuwe woningen, bedrijfsterreinen, wegen en natuur aan te leggen. Het gaat daarbij meestal om forse bedragen. Zo neemt Overijssel met bijna

juli/augustus 2011 20

ROM_2011_7_8 20

27-07-11 11:35


Grachtenvracht Ook een functie van water: binnenstedelijk instrument voor locatieontwikkeling, vertier en …transport. Stadsdistributie te water kan een duurzaam alternatief zijn voor wegvervoer en verstopte binnensteden. Mokum Mariteam levert sinds vorig jaar per elektrovrachtboot goederen af bij bedrijven, bouwprojecten en evenementen langs de Amsterdamse grachten.

De www.mokummariteam.nl klantenlijst telt namen als Carré, Hotel l’Europe en het Programmabureau Luchtkwaliteit. Toch is manager Martijn Hulsebosch niet onverdeeld tevreden. ‘Het is nog te incidenteel. Ons streven is een contractueel regelmatige dienstverlening, bijvoorbeeld voor bouwmaterialen. Maar grote gegadigden aarzelen, en momenteel wordt weinig gebouwd.’

Het Rijk omarmt bedrijfslocatiekeuze aan het water, blijkens de Structuurvisie Infrastructuur en Water. Amsterdam is de tweede stad waar natte stadsdistributie herleeft. In Utrecht vormen vuilnis- en bierboten al vertrouwde bezienswaardigheden.

De gemeente zet, na eerdere steun, voornamelijk in op schoner en elektrisch wegvervoer. Steden als Gent, Hamburg en Venetië zijn serieus geïnteresseerd, maar in Nederland tonen alleen Rotterdam en Zaandam belangstelling. èè

ngs rivieren onder druk 80 miljoen euro een kwart van de totale investeringen in IJsseldelta-Zuid voor zijn rekening. In Limburg staan de provinciebestuurders zelfs garant voor ongeveer een derde van de benodigde 150 miljoen euro.

IJsselsprong uitgekleed Bij IJsseldelta-Zuid lijkt de plannenmakers weinig meer in de weg te staan. Maar voor de twee andere projecten zijn de vooruitzichten in korte tijd slechter geworden. Bij Zutphen hebben de partijen door de crisis op de woningmarkt het grootste deel van de geplande 3000 nieuwe woningen moeten uitstellen. Van de sprong over de IJssel blijft daardoor weinig over. ‘Gelukkig hadden we de opbrengsten uit woningbouw niet aan de andere projecten gekoppeld’, vertelt programmamanager Jaap Ruiter van het projectbureau IJsselsprong. ‘Het uitstel heeft daardoor geen effect op de voortgang van de rest van het plan.’

Bezuinigingen op EHS Toch kampen zowel de IJsselsprong als Ooijen-Wanssum met een gat in de begroting door de forse bezuinigingen van het Rijk op de aankoopgelden van nieuwe natuurkavels. Alleen al in Limburg gaat het om een oppervlak van 360 hectare die van boeren moet worden gekocht om de Oude Maasarm te herstellen en nieuwe natuur aan te leggen. Het lijkt erop dat de provincie de zaak alleen vlot kan trekken als ze een deel van het benodigde geld gaat voorfinancieren. Kees-Jan van de Herik van projectbureau Ooijen-Wanssum geeft aan dat er met het Rijk aan een bestuursakkoord wordt gewerkt. Daarin zou dit ook geregeld kunnen worden. ‘Hoogwaterbescherming is een taak van de rijksoverheid. We

verwachten daarom ook dat Den Haag in dit project uiteindelijk zijn verantwoordelijkheid neemt.’

G e pl a nde I J s s e l s pron g bi j Z u t phe n o p lo s s e s ch ro e ve n

é Jaco Boer

juli/augustus 2011 21

ROM_2011_7_8 21

27-07-11 11:35


Trend

èè B o e rder i j a an de L e kd i jk bi j V i anen. In de u i ter wa arden is e en ne ve nge ul ge pl and. O p de achter g rond Vre es w i j k .

Klimaatbestendige steden Dat lagere overheden budgettair best stokjes kunnen overnemen, ziet staatssecretaris Atsma bevestigd bij projecten als de dijkteruglegging Lent, bij Nijmegen. Het rijk betaalt daar alle waterstaatkundige werken, Nijmegen financiert de inrichting van het nieuwe riviereiland.

Beeld Marcel Bayer

Sewer power Ooit waren rioolwaterzuiveringen stinkobjecten, die je liefst ver weg verstopte. Maar allengs ontpoppen RWZI‘s zich tot heuse productiebedrijven. Vanuit diverse RWZI’s wordt effluent niet meer simpel geloosd, maar nagezuiverd en hergebruikt. In Terneuzen wordt het opgewerkt tot proceswater voor Dow Chemicals, in Emmen tot ultraschoon water voor de NAM, in Kaatsheuvel vult het de vijvers van de Efteling. Verder bevat rioolwater organisch afval, oftewel: energie. Verschillende van onze 350 rioolwaterzuiveringen voorzien reeds gedeeltelijk in eigen energiebehoefte door uit hun bezinksel biogas te winnen. Kan beter, dachten ze bij Waterschap Aa en Maas in Den Bosch. ‘Wanneer je het rioolwater bij binnenkomst scheidt in een organische drab en een waterige restfractie, kun je de organische massa veel efficiënter vergisten’, vertelt Ferdinand Kiestra, één van de initiatiefnemers. ‘RWZI’s Sowieso geldt Nijmegen als voorbeeldstad voor open-minded, soms artistieke experimenten met binnenstedelijke waterinnovaties voor retentie en hergebruik. Wadi’s, bedriegertjes, stadsvijvers en daktuinen, maar ook misluk-

Tussenbalans van zeven jaar kli In de afgelopen jaren is binnen Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat veel onderzoek gedaan naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Overheden en bedrijven op risicovolle locaties gebruiken deze kennis om regionale klimaatadaptatiestrategieën te ontwerpen. Naast wateroverlast en droogte is er ook aandacht gekomen voor hittestress.

K

limaateffectatlassen, adaptatiescans, klimaatateliers. Wie door de onderzoeksrapporten van Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat bladert, begint het al snel te duizelen van de nieuwe begrippen en instrumenten. Het eerste kennisprogramma ging in 2004 van start met 40 miljoen euro aan rijksgeld dat met nog eens 40 miljoen werd aangevuld door andere overheden en het bedrijfsleven.

Vruchtbare samenwerking onderzoekers en lokale/regionale organisaties Kennis voor Klimaat volgde enkele jaren later en kreeg vanuit het Fonds Economische Structuurversterking 50 miljoen euro mee voor nieuw klimaatonderzoek. Waar het laatste programma doorloopt tot medio 2013, wordt Klimaat voor Ruimte eind dit jaar afgerond met een groot symposium

en twee publicaties met de belangrijkste resultaten van de afgelopen zeven jaar.

Adaptatie en mitigatie Hoewel de aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie) in beide programma’s centraal staat, hebben de onderzoekers die samenwerken in Klimaat voor Ruimte, ook veel onderzoek gedaan naar het voorkomen van klimaatverandering (mitigatie). Bovendien stelden ze in samenwerking met lokale en provinciale bestuurders regionale klimaatscenario’s op die als basis kunnen worden gebruikt voor adaptatiestrategieën. In Kennis voor Klimaat draait het volledig om onderzoek naar het klimaatbestendig maken van Nederland. De meeste aandacht gaat uit naar het omgaan met de groeiende wateroverlast en droogte. Maar voortbordurend op enkele projecten uit Klimaat voor Ruimte wordt er ook onderzoek gedaan naar het tegengaan van hittestress. Tot voor kort was daarover in Nederland weinig bekend.

juli/augustus 2011 22

ROM_2011_7_8 22

27-07-11 11:35


kunnen energieneutraal opereren of zelfs decentraal leveren aan het net.’ En zo ontstond project Energiefabriek (www.energiefabriek.com), waaraan nu veertien waterschappen meedoen. Enkele energiefabriekjes draaien al. In Apeldoorn vergist Waterschap Veluwe zelfs kippenmest mee, uit de nabijgelegen bio-industrie, die aldus van mestoverschotten wordt af geholpen. Het meest rendabel is energiewinning bij nieuwbouwinstallaties en wanneer influent extra organisch materiaal bevat. Diverse scheidingstechnieken worden onderzocht. Zo test een consortium van waterschappen, Stowa, TUDelft en technologie-ontwikkelaars als KWR en Logisticon een nieuwe dynamische filtratie’ methode. Resultaat: niet 30, maar in totaal 85 procent van het organisch materiaal wordt afgevangen voor biogasproductie.

tieladder (www.aquaro.nl) voor respectievelijk waterbeheersend, waterbewust, watersturend, waterintensief en klimaatintensief waterbeleid. Nijmegen opereert momenteel watersturend: water is medevormgevend voor ruimtelijke inrichting en stadsidentiteit. Nu wil de stad richting waterintensief: water wordt veelvuldiger als energiedrager benut. De klimaatcommotie heeft steden, als energie-intensieve epicentra, rijp gemaakt voor doordacht watergestuurde, multifunctionaliteit. Via stedennetwerken timmeren worden oplossingen uitgewisseld. Wereldomspannend is het C40-netwerk (www.C40cities.org), intussen met 59 partners, waaronder Rotterdam en Amsterdam.

kingen: Nijmegen kan ruimschoots ervaringskennis aandragen.

‘Centraal in ons programma Rotterdam Climate Proof staat dat Rotterdam aantrekkelijk moet zijn’, legt woordvoerster Nicolien Wirschell uit. ‘We leggen waterpleinen aan. Onder de Museumparkgarage zit een overstortbak van 10.000 kuub. We hebben 55.000 m2 groendaken, met als voornaamste insteek waterretentie. In Dakpark Delfshaven is een stuk bestaande waterkering opgenomen en mede versterkt door een winkelcentrum, dat buitendijks is aangebouwd. Dat kon, omdat het de rivierafvoer niet belemmert.’

Als integratiekader hanteert de gemeente de AquaRo-ambi-

é Michel Robles

aar klimaatonderzoek Hittestress

Waterrobuust

Een sterk punt van beide onderzoeksprogramma’s is de nauwe samenwerking die onderzoekers van begin af aan met lokale en regionale organisaties en overheden hebben nagestreefd. Nieuwe kennis kon zo snel zijn weg naar de praktijk vinden. Andersom kregen de onderzoekers ook beter inzicht in de specifieke onderzoekswensen van bestuurders en professionals. Gebieden die extra kwetsbaar zijn voor klimaatverandering - de ‘hotspots’ - speelden in die samenwerking een grote rol.

Een andere hotspot van Klimaat voor Ruimte was de Utrechts nieuwbouwwijk Rijnenburg. Het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden, de gemeente en provincie Utrecht hebben er de klimaatopgaven voor het gebied verkend en direct verankerd in een structuurvisie. De partijen maakten daarbij gebruik van een stappenplan en een lijst met maatregelen voor waterrobuust bouwen uit een eerder project van Klimaat voor Ruimte. Deze handleiding is inmiddels ook op andere nieuwbouwlocaties gebruikt, hoewel de resultaten volgens ‘urban water management’ onderzoeker Frans van de Ven van de TU

De Zuidplaspolder was één van die eerste locaties waar onderzoekers samen met het waterschap, de provincie en verschillende gemeenten oplossingen voor dreigende klimaatproblemen hebben verkend. ‘Waterveiligheid was een belangrijke aanleiding voor onze studie, maar het gevaar van droogte en hittestress bleken uiteindelijk veel groter’, vertelt Marco van Steekelenburg die vanuit de provincie Zuid-Holland bij het project was betrokken. Het onderzoek leidde uiteindelijk tot een ideeënbundel met 60 potentiële klimaatmaatregelen en vijf concrete voorbeeldprojecten die in de komende jaren - deels met rijksgelden - worden uitgevoerd.

Nieuwe kennis vindt snel z’n weg naar de praktijk Delft ook goed in bestaande buurten zijn te gebruiken. ‘De komende dertig jaar moeten veel gebouwen ingrijpend gerenoveerd worden. Als je daarin de klimaatmaatregelen meeneemt, ben je voor relatief weinig geld op de toekomst voorbereid.” é Jaco Boer

juli/augustus 2011 23

ROM_2011_7_8 23

27-07-11 11:35


Trend

    ,  :

‘De dynamiek komt niet v uit het gebied zelf’ Nu Ruimte en Water binnen één directoraat-generaal zijn gecombineerd, heeft het ruimtelijk beleid bij de rijksoverheid weer een meegekoppeld belang en dus geld. Dankzij de klimaatverandering en de wateropgave komen er kansen voor slimme en integrale gebiedsontwikkeling. Toch waarschuwt de kersverse directeur-generaal Chris Kuijpers voor al te hoge verwachtingen. Het rijksbudget staat onder druk. ‘De initiatieven zullen vooral uit de regio moeten komen. Daar sluiten wij eventueel op aan als er nationale belangen spelen.’ zijn de sectoren Water en Ruimte gescheiden werelden geweest. ‘Bij planologen, stedenbouwers en ontwerpers moet veel meer het besef komen dat water een hele dominante factor is in de ruimtelijke inrichting. Waterschappen moet leren verder te kijken dan puur technische oplossingen.’

C hr is K ui jp ers: ‘I k z ou me nie t al te ve el vo orstellen van de mo geli jkhe den bi j he t R i jk om de komende j aren me e te f inanc ieren’

Doordenken

D

e keuze om de twee beleidsvelden bij elkaar te brengen, ligt voor de hand, meent Chris Kuijpers. ‘Door de eeuwen heen hebben we Nederland gemaakt en het tegelijk beschermd tegen de zee. Water is een belangrijke basisconditie voor wat we doen in dit land. En de wateropgave wordt nog belangrijker vanwege de klimaatsverandering. We

‘Als er een rijkstaak ligt, dragen we ons steentje bij’ moeten een antwoord vinden op de uitdaging die er ligt, en dat moet je echt geïntegreerd doen.’ Dat gaat niet zomaar, weet Kuijpers maar al te goed. Te lang

Kuijpers ziet ‘enorme mogelijkheden’ in het verbinden van de wateropgave met andere ruimtelijke ambities. Hij wijst op het bericht in de krant dat het in de steden een stuk warmer wordt. ‘Als we onze steden willen voorbereiden op klimaatverandering zijn we er niet met hogere dijken bouwen.’ Hij legt uit wat op één van de nieuw gevormde directies nu uitgedacht wordt over herstructurering en nieuwbouw. ‘Op plekken achter de dijk, die veel lager liggen dan het waterpeil, waar het geweld van het water verwoestend kan zijn als er iets gebeurt, kun je de wegen er hoger aanleggen, of woningen hoger bouwen. Traditioneel is de gedachte om de dijken op te hogen, maar je kunt ze ook verbreden. Ze kunnen dan niet meer breken, maar in extreme situaties wel langzaam overstromen. Dat biedt kansen voor natuurontwikkeling en een andere inrichting van de ruimte. Dat type denken…’ De opgaven die er liggen, laten zich niet meer oplossen binnen afzonderlijke sectoren als ‘water’, ‘mobiliteit’ en ‘milieu’, stelt Kuijpers nadrukkelijk. ‘De maatschappelijke opgaven in dit land vragen om denken over de sectoren heen. Dat gaan we binnen dit ministerie nu doen; we hebben veel sectoren bijeen geharkt, die met de ruimtelijke dimensie te maken hebben. Daardoor ontstaan er mogelijkheden om tot meer synergie te komen.’

Organisatie Spelregels formuleren voor hoe om te gaan met water bij herstructurering en nieuwbouw is een voorbeeld van de Deltabeslissingen waar het ministerie komend jaar aan werkt. Andere zijn: waterveiligheidsnormering, zoetwater-

juli/augustus 2011 24

ROM_2011_7_8 24

27-07-11 11:35


boven, t van die komt

voorziening, gebiedsgerichte aanpak. Deze hoofdtaken zijn min of meer bepalend voor de indeling in directies, die onderdeel gaan uitmaken van het DG Ruimte en water, legt Chris Kuijpers uit. ‘We maken vier lijndirecties en een programmadirectie. Onder de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling valt het nationaal ruimtelijk beleid inclusief kennis, verkenningen en het ontwerp, de wetgeving van Wro, de Amvb ruimte en de Wabo, de rijksvastgoedstrategie en het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering. De Directie Waterbeleid en Veiligheid gaat over de hoogwaterbescherming, de dijken, de normering, maar ook over de Waterwet en het Deltafonds en de coördinatie van het Deltaprogramma. Bij de Directie Gebieden en Projecten zit de MIRT-coördinatie, inclusief de voorbereiding van het bestuurlijk overleg en de gebiedsagenda’s en de aansturing van de grote integrale rijksprojecten zoals RRAAM/Almere en de Zuidas. De vierde lijndirectie is die voor Water en Bodem, waar alle ondergrond-, bodemwater- en bodemgerelateerde beleidsonderwerpen zijn ondergebracht, samen met de verantwoordelijkheid voor de MER en de aanpak voor energie en ruimte.’ Tot slot noemt de directeur-generaal de programmadirectie Eenvoudig Beter voor het vereenvoudigen van de regelgeving met uiteindelijk doel te komen tot een Omgevingswet.

Initiatief Chris Kuijpers roept provinciale en gemeentelijke beleidsmakers en bestuurders op om zelf het initiatief te nemen. ‘Kom met ideeën en voorstellen. Vertrouw in je eigen kracht en ga niet zitten afwachten tot het Rijk weer met iets komt, gaat voorschrijven of gaat betalen. Pak de handschoen op. Dat

helpt ons om de beweging op een goede manier te faciliteren.’ Hij waarschuwt op voorhand. ‘Ik zou me niet al te veel voorstellen van de mogelijkheden bij het Rijk om de komende jaren mee te financieren. Het is echt schrapen om de middelen voor de waterveiligheid bij elkaar te krijgen. Die zijn dan nadrukkelijk bestemd voor het verhogen van waterveiligheid. Maar als we in het gebied wat aan die

R e c re at ie gebie d i n I J s s e lde l t a-Zu id

Beeld Provincie Overijssel

‘We hebben veel sectoren bijeen geharkt, die met de ruimtelijke dimensie te maken hebben’ veiligheid moeten doen, dan zijn er ongetwijfeld mogelijkheden om te verknopen, zonder dat wij steeds weer aan de lat staan om al die mooie gebiedsontwikkelingen te betalen.’ ‘Er kan al heel veel’ stelt Kuijpers. ‘Je ziet overal waar successen worden behaald, dat het samenspel in de regio cruciaal is. IJsseldelta, Waterdunen, Overdiepse Polder. De dynamiek komt niet van boven, die komt uit het gebied zelf, van betrokken beleidsmensen, bestuurders en burgers. Ze zitten vol met ideeën en tonen zelf initiatief. Daar moeten wij met ons verhaal op aansluiten. Sterker, de maatschappelijke noodzaak moet het uitgangspunt zijn. Als we dat goed doen, hebben we veel meer draagvlak voor ons beleid. Aan die manier van werken moeten wij ook wennen. Aan de moeizame discussies over de CO2-opslag zie je dat we dat spel nog niet altijd in de vingers hebben.’ é Marcel Bayer

juli/augustus 2011 25

ROM_2011_7_8 25

27-07-11 11:35


Een gratis abonnement op ROm......

iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, www.romagazine.nl www.romagazine.nl +BBSHBOH t OS +BBSHBOH t OS juli/augustus 2011 mei 2011

provincies, gemeenten, waterschappen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en milieu, dan kĂşnt u niet zonder een abonnement op het vakblad ROm.

Tegenwind bij De slag om het sleutelrol water ommeland

Vakblad ROm biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over ruimtelijke ontwikkeling en milieu. Het vakblad ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en

Waterschappen en ruimtelijk Leegstand beleid kantoren Actieprogramma kiest waterbelang voor Tijdig meekoppelen

De lessen van krimpdorp Herontwikkeling Veemarkt Ganzedijk Utrecht Dure aanpak, maar vertrouwen

ombouwen en slopen

Duurzaamheid als leidraad hersteld

Melanie Schultz van Haegen Riek Bakkerbepaalt welke keuzes ‘Democratie we maken’

‘Ontvlecht de werkterreinen, maak een einde aan de bemoeizucht’

milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten.

ROm vakblad voor de RO en milieu professional 01_nr7_8_ROM_Omslag.indd 1

26-07-11 08:40

Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan Advertentie ROM stopper.indd 1 ROM_2011_7_8 26

26-07-11 12:12 27-07-11 11:35


Uitgesproken

Uit gesproken

Nieuw in ROm

Relevante jurisprudentie In deze maandelijkse rubriek bespreken advocaten van Lexence actuele jurisprudentie op het gebied van ruimtelijke ordenings- en omgevingsrecht. In een uitspraak van 9 maart 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak duidelijkheid gegeven over de toepassing van de zogenaamde onderdelenfuik onder de Wabo. De Afdeling heeft haar koers gewijzigd ten gunste van de burger. Voor het ruimtelijk ordeningsrecht heeft dit echter weinig tot geen gevolgen.

Onderdelenfuik onder de Wabo De zogenaamde onderdelenfuik betreft de toepassing van artikel 6:13 Awb en houdt in dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. In bestemmingsplanprocedures worden de verschillende bestemmingen van een plan als besluitonderdeel aangemerkt. Belanghebbenden kunnen dus niet meer in beroep gaan tegen bijvoorbeeld de bestemming bedrijfsdoeleinden, indien zij de zienswijze uitsluitend hebben gericht tegen de bestemming woondoeleinden. Bij vrijstellingsbesluiten wordt dit onderscheid niet gemaakt. Voor milieuvergunningen was de regel dat de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in voormelde zin werden aangemerkt. In beroep kon dus bijvoorbeeld niet meer over geluidhinder worden geklaagd, indien dat in de zienswijze achterwege was gelaten. Sommige aspecten werden echter niet als besluitonderdeel gezien, bijvoorbeeld de vraag of de te vergunnen activiteit in overeenstemming is met het bestemmingsplan.

De vraag was hoe dit systeem onder de Wabo zou uitpakken. De Afdeling heeft hiervoor op 9 maart 2011 een heldere aanwijzing gegeven, nota bene in een milieuvergunningprocedure waarop de Wabo niet van toepassing was. De Afdeling stelt daarbij voorop dat een omgevingsvergunning betrekking kan hebben op een project dat uit verschillende activiteiten kan bestaan en dat elk van de in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo bedoelde toestemmingen die in een omgevingsvergunning zijn opgenomen, als besluitonderdeel moeten worden opgevat. Vervolgens bevestigt de Afdeling dat niet wordt afgeweken van de lijn zoals die gold met betrekking tot vrijstellingen. In een beroep tegen een omgevingsvergunning die, bijvoorbeeld naast de activiteit bouwen, tevens een afwijking van een bestemmingsplan bevat, kan de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de verschillende categorieën milieugevolgen voor het woon- en leefklimaat dus vol aan de orde komen, ook op onderdelen (geluid, bodem, lucht) die in de zienswijze niet aan de orde zijn gesteld. Juist om die reden vindt de Afdeling het niet aanvaardbaar, en de wetsgeschiedenis van de Wabo dwingt daartoe ook niet, dat de aanvaardbaarheid van de verschillende

categorieën milieugevolgen wel weer als besluitonderdeel gelden als de omgevingsvergunning ook betrekking heeft op het oprichten of wijzigen van een inrichting (art. 2 lid 1 aanhef en onder e Wabo). Daarom beslist de Afdeling om die onder de oude wet gevolgde lijn te verlaten. Omwille van de rechtseenheid geldt de nieuwe lijn voor besluiten die vanaf 1 april 2011 op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Voor de besluitvorming in het ruimtelijk ordeningsrecht verandert er niet veel . Wel is het van belang om elke afzonderlijke Wabo-toestemming als besluitonderdeel te zien. Heeft het project ook betrekking op een inrichting dan zijn belanghebbenden beter af dan in het verleden, aangezien zij in beroep nog volop met nieuwe argumenten kunnen komen, zolang zij maar een aspect van deze toestemming hebben bestreden. Nadeel daarvan is dat dit het “tactisch procederen” in de hand kan werken: tegenstanders van een project bewaren bepaalde (kansrijke) zienswijzen voor de procedure in beroep om daarmee in ieder geval te pogen vertraging te veroorzaken. é Michael Klijnstra

advocaat bij Lexence advocaten & notarissen te Amsterdam

juli/augusgtus 2011 27

12:12

ROM_2011_7_8 27

27-07-11 11:35


Forum

RADEN VOOR DE LEEFOMGEVING OVER DE STRUCTUURVISIE In de recent uitgebrachte ontwerpstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt ruimtelijke ordening nadrukkelijk in het perspectief geplaatst van economie. De raden voor de leefomgeving en infrastructuur zijn te spreken over de uitgangspunten die het kabinet hanteert, maar pleiten in hun advies over de toekomst van het ruimtelijk beleid voor een bredere focus. Cultuur en natuur zijn op lange termijn even goed bepalend voor de economische ontwikkeling als infrastructuur. De decentralisatie van het nationaal ruimtelijk beleid beschouwen de raden eveneens als een goed uitgangspunt. Maar een succesvolle decentralisatie gaat volgens de raden gepaard met decentralisatie van middelen en uitvoeringsinstrumenten. Het in de ontwerpstructuurvisie aangekondigde rijksbeleid concentreert zich op versterking van onze economie. De Minister doet dat door zich te richten op de sterke punten: er wordt gekozen te investeren in de versterking van de

Focus op economische kortetermijnbelangen kunnen de concurrentiepositie juist verzwakken mainports, brainport, greenports, in de ontwikkeling van de regio’s met topsectoren en in bereikbaarheid. Dat het kabinet in deze tijden economische ontwikkeling voorop zet en kiest

voor selectief investeren, onderschrijven de raden volledig. Wel benadrukken zij daarbij het belang van het hele palet aan economische functies van stedelijke regio’s. Het draait in de Amsterdamse regio naast de luchthaven bijvoorbeeld ook om de creatieve industrie en de congressector. In algemene zin zijn stedelijke regio’s de motoren van de economie. Ze hebben hooggekwalificeerde en gedifferentieerde arbeidsmarkten en die trekken bedrijven aan. De helft van het wereldwijde bruto nationaal product wordt in stedelijke regio’s verdiend.

Korte termijn Daarbij vinden de raden dat binnen deze stedelijke regio’s het begrip ‘economie’ een bredere invulling moet krijgen:

Gevraagd: Meer aandacht v en natuur

juli/augustus 2011 28

ROM_2011_7_8 28

27-07-11 11:35


niet alleen gericht op de korte termijn, op de huidige topgebieden en op congestie. Bij een dergelijk smalle invulling worden andere ruimtelijke aspecten vergeten die op de lange termijn van groot belang zijn voor concurrentiekracht, economische groei en een goed (internationaal) vestigingsklimaat. De bijdrage van landschap aan het economisch ontwikkelingspotentieel van stedelijke regio’s is bijvoorbeeld groot. Ook economie en bijvoorbeeld cultuur versterken elkaar. Zo leveren culturele festivals niet alleen een impuls aan de lokale economie. Op de langere termijn dragen ze bij aan de aantrekkelijkheid en de reputatie van de locatie. De raden kunnen zich goed vinden in de economische focus van de structuurvisie, maar vrezen dat door een te scherpe focus op kortetermijnbelangen de betekenis van natuur, cultuur en landschap onderbelicht blijft. En dat terwijl veronachtzaming daarvan op lange termijn grote economische consequenties heeft. Het kan zelfs voor een verzwakking van de internationale concurrentiepositie zorgen. Juist in een globaliserende economie waarin kenniswerkers en bedrijven internationaal op zoek zijn naar de beste vestigingsplekken, spelen de kwaliteit van de ruimte en de ‘quality of life’ een onderscheidende rol.

ht voor cultuur

He t b e g r ip e conomie k r i j g t in de v isie van di t k a bine t e en te sm alle inv ulling

Decentralisatie? Een boeiende vraag in de context van de ontwerpstructuurvisie is de vraag in hoeverre er eigenlijk sprake is van decentralisatie. De ruimtelijke ordening is van oudsher een zeer gedecentraliseerd beleidsterrein, waarbij de belangrijkste bevoegdheid – het opstellen van bestemmingsplannen – op gemeentelijk niveau ligt. De Gier (2011) laat zien dat er

Adagium van twee bestuurslagen is een onterechte versimpeling de afgelopen jaren juist sprake is geweest van centraliserende tendensen. De nimby-wet, Tracéwet, en de introductie van het inpassingsbesluit in de Wro zijn daar voorbeelden van. Argument achter deze aanpassingen in de wetgeving is veelal een versnelling van de procedures. Ten opzichte van de oorspronkelijke WRO in 1965 heeft er daarmee een verschuiving plaatsgevonden in de richting van centralisatie. Deze centralisatie wordt met de nieuwe ontwerpstructuurvisie niet ongedaan gemaakt. Over het uitgangspunt van het kabinet om het nationaal ruimtelijk beleid te decentraliseren, zijn de raden bijzonder te spreken. Het past in een al langer gaande ontwikkellijn. Sinds de jaren negentig wordt er al gewerkt aan een fundamentele herziening van het ruimtelijk beleid, met als doel dat beleid effectiever te maken. Met alleen toelatingsplanologie worden de ruimtelijke ambities niet of te traag gerealiseerd. In de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is inmiddels geformaliseerd dat Rijk, provincies en gemeenten elk die ontwikkelingsrol kunnen invullen. Verdergaande decentralisatie van nationaal ruimtelijk beleid past in deze lijn. Het geeft uiting aan het subsidiariteitsprincipe, dat centraal staat in het Nederlandse ruimtelijke ordeningssysteem. Wel stellen de raden dat decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden alleen zinvol kan plaatsvinden als er ook sprake is van decentralisatie van uitvoeringsinstrumenten en middelen. Met de nieuwe Wro lijkt de gereedschapskist van decentrale overheden goed gevuld. Maar de financiën zijn veel minder goed geregeld. Dat zou wel zo moeten zijn. Taken en geld voor de regio, is het devies. Om de autonomie van decentrale overheden zo groot mogelijk te laten zijn, pleiten de raden voor een decentrale belastingheffing. Daarnaast adviseren de raden te werken met doeluitkeringen, waarin zowel investerings-, exploitatie-, als beheer- en onderhoudsbudgetten zijn opgenomen. Opmerkelijk genoeg krijgt in het publieke debat over de nieuwe rijksstructuurvisie dit punt van decentralisatie van middelen nauwelijks aandacht. Kennelijk liggen de grootste zorgen elders. Niet voor de raden: zonder decentralisatie van middelen is er voor hen sprake èè

Beeld Pieter Tordoir

juli/augustus 2011 29

ROM_2011_7_8 29

27-07-11 11:35


Forum Central D istr ic t R o t terd am

Beeld Pieter Tordoir

van een wassen neus. In het Bestuursakkoord is daar nog weinig duidelijkheid over gegeven. Met de aangekondigde opheffing van de WGR-plusregio’s zullen de openbaar vervoergelden worden overgeheveld naar de algemene fondsen. Het publieke deel van de bekostiging van groen (landschap, recreatie) en natuur is onduidelijk en ook de bekostiging van het publieke deel van stedelijke herstructurering in steden en van bedrijventerreinen is niet helder.

Bestuurlijke drukte In het regeerakkoord kondigt het kabinet al aan dat het de vuistregel zal hanteren dat maximaal twee bestuurslagen zich met een onderwerp bezig zullen houden. Dat geldt voor alle beleidsvelden, dus ook voor de ruimtelijke ordening. De Raad voor Openbaar Bestuur constateerde dit voorjaar dat een dergelijke vuistregel weliswaar zinnig is voor veel bestuurlijke vragen, maar juist in de ruimtelijke ordening niet voldoet. De Raden voor de leefomgeving en infrastructuur delen die mening. De gemeentelijke bevoegdheid om

Zonder middelen is decentralisatie van uitvoering een wassen neus bestemmingsplannen op te stellen en vergunningen te verlenen, maakt dat deze bestuurslaag in ieder geval altijd relevant is. En dan zijn er meer dan genoeg voorbeelden te bedenken waarbij ook de input van waterschap, provincie, rijk en/of Europa van essentieel belang is. Denk aan de Amsterdamse Zuidas waarbij het Rijk de grootstedelijke economische ambities tot haar eigen verantwoordelijkheid rekent en de gemeente betrokken is vanwege de gemeentegrenzen. Betekent het twee-bestuurslagenprincipe dan dat de provincie

niet mag meepraten over de Zuidas nu de gemeente en het Rijk al aan tafel zitten? Dat is niet logisch: de provincie vervult immers een belangrijke rol in de programmatische afstemming met andere kantoorlocaties in Noord-Holland. Dat het adagium van twee bestuurslagen een onterechte versimpeling is, wordt nog duidelijker bij rechtstreeks werkende Europese richtlijnen en beleidsregels. In veel gevallen heeft de gemeente een rol bij de uiteindelijke toepassing. Volgens dit sturingsprincipe spelen Rijk en provincie geen rol (met Europa en gemeente zijn er immers al twee lagen betrokken). Dat is een onhoudbare stellingname. Niet de verschillende bestuurslagen maken dat de ruimtelijke ordening complex is. Ruimtelijke ordening is complex omdat deze plaatsvindt in een complexe maatschappij, waar meer en meer private en publieke partijen belangen hebben. Voor efficiënte besluitvorming moeten partijen niet worden uitgesloten: het is vooral zaak partijen – publiek en/of privaat – aan tafel uit te nodigen die het proces verrijken met zijn of haar bijdrage, om met elkaar tot goede oplossingen te komen. Dat vraagt dat voor alle partijen duidelijk is welke rollen en bevoegdheden de verschillende overheden hebben. é Mirjan Bouwman, Lianne van Duinen, Dick Hamhuis Raden voor de leefomgeving en infrastructuur Het advies ‘Toekomst van het ruimtelijk beleid’ van de raden voor de leefomgeving en infrastructuur is te downloaden via de site www.rli.nl. Ook zijn hier de essays te downloaden die ter voorbereiding van het advies zijn opgesteld, door Barrie Needham (emeritus hoogleraar planologie), Toon de Gier (universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht) en Peter Paul Witsen (adviesbureau Westerlengte).

juli/augustus 2011 30

ROM_2011_7_8 30

27-07-11 11:35


N       

Bescheiden maar zelfverzekerd De wereld is veranderd. De financiële en vervolgens economische crisis markeren voor de gemeentelijke overheid een omslag in de manier van denken en werken. Van dominant, naar meer bescheiden. Wat niet moet betekenen dat de gemeente alles loslaat, geen visie meer heeft. De nieuwe rol vraagt juist duidelijkheid en doortastendheid. En meer flexibiliteit op drie terreinen.

A

llereerst beleidsmatige flexibiliteit. In plaats van blauwdrukken gaat het dan om flexibele kaders. Een beleidskader is immers geen doel op zich, maar een instrument om een bepaald doel te bereiken, vanuit je lange termijn perspectief. Houd bijvoorbeeld vast aan gewenste woonmilieus, in plaats van rigide voorgeschreven groottes en aantallen van woning. Beperk je tot waar je als gemeente echt over moet gaan; je bent niet overal van, maar waar je wel over gaat en wil beslissen, moet je kraakhelder en consequent zijn. Wees duidelijk en beslist op hoofdlijnen, met ruimte voor maatwerk in de uitwerking.

Lichtvoetig Flexibiliteit zit hem ook in de projectenportefeuille; een voorraad aan plannen en projecten die nog niet in uitvoering zijn maar op redelijke termijn in uitvoering gebracht kunnen worden (denk aan vergunningen, ontwerp). Een portefeuille met een veelheid aan bewust gekozen kleuren en smaken, te gebruiken als zich een initiatief aandient dat kansrijk is. Uiteraard passend binnen het lange termijn perspectief. Door een flexibele projectenportefeuille kun je meebewegen met ontwikkelingen in de markt en inspelen op particuliere initiatieven. Dus geen dwangmatige uitvoeringswals (met een vaste volgorde gericht op kwantiteit) van projecten, maar een lichtvoetige projectenportefeuille met projecten met verschillende kwaliteiten

gericht op de eindgebruiker, zodat je kan inspelen op de actualiteit.

Verleiden En flexibiliteit betekent natuurlijk het aangaan van diverse allianties in de stad. De klassieke rol van ‘allesbepalende’ initiatiefnemer en drijvende kracht is voorbij. Soms misschien nog wel relevant, maar vaker aansluiten bij initiatieven en kansen in de stad. Wees hierop voorbereid en ga ernaar op zoek. Bij specifieke projecten en ontwikkelingen die vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid echt belangrijk zijn en niet vanzelf gaan, moet je het voortouw nemen. Bij andere projecten moet de gemeente meer een initiërende of verleidende rol nemen. De gemeente heeft dus verschillende rollen, afhankelijk van het project. Naast deze verschillende rollen moet je als gemeente ook flexibel zijn, door aan de hand van actuele situaties tot zaken te kunnen komen. Dat betekent niet perse alleen maar allianties met ‘de grote jongens’ als ontwikkelaars, beleggers en corporaties. Maar juist ook particuliere initiatieven en collectief opdrachtgeverschap. Immers, vele kleintjes maken ook een grote. Kortom, willende coalities. é Jan Willem Kooijmans, Marjolein Rours planologen bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling Den Haag janwillem.kooijmans@denhaag.nl

juli/augustus 2011 31

ROM_2011_7_8 31

27-07-11 11:35


Praktijk

L  G

Krimpdorp behouden t Slow shrinking, een organische en kleinschalige manier van planning, lijkt een gepaste aanpak voor krimp op het platteland. Zo laten de ervaringen in Ganzedijk zien. Het Oost-Groningse krimpdorp blijft bestaan. Na massaal verzet van de bewoners tegen de voorgenomen sloop in 2008 hebben gemeente, provincie en corporatie samen met de bewoners gewerkt aan een oplossing. De Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) evalueerde de krimppilot. Hoewel alle partijen tevreden zijn met het resultaat, zijn de kosten te hoog om de receptuur tot succesformule uit te roepen. Over de organisatie van het planproces en de communicatiestrategie zijn interessante lessen geleerd.

Ga n z e di jk , vó ór de a anpa k me t b e trok kenhe id van de b e woners .

Beeld Arcantus

I

n februari 2008 was Ganzedijk voorpaginanieuws. Koppen als ‘Dorp geschrapt, weg verpaupering’ (de Volkskrant), ‘Dorp compleet gesloopt’ (de Telegraaf) en ‘Ganzedijk moet van de aardbodem verdwijnen’ (RTV Noord) lieten weinig over aan de verbeelding. Het buurtschap werd teruggegeven aan de natuur. Oorzaak van de commotie was het plan dat de toenmalige gemeente Reiderland – inmiddels opgegaan in de fusiegemeente Oldambt – op 12 en 13 februari aan de bewoners van Ganzedijk had gepresenteerd. ‘Alles wordt gesloopt en er wordt niets teruggebouwd’, luidde de boodschap op de inspraakavonden. Dat het plan uitsluitend betrekking had op de naoorlogse bebouwing in het dorp, bestaand uit drie straten met in totaal zestig woningen, verdween in de berichtgeving al snel naar de achtergrond. Aan het plan van bureau KAW lagen verschillende motieven ten grondslag. De bouwtechnische kwaliteit van de meeste woningen was matig. Er was sprake van leegstand. Enkele voormalige sociale huurwoningen waren betrokken door multiprobleemgezinnen, waardoor de leefbaarheid onder

druk kwam. Ook was er een woning gekraakt. Bovendien wijzen bevolkingsprognoses in Oost-Groningen al jaren op een daling van het inwonertal, waardoor een overschot aan woningen ontstaat. Bij de bewoners schoot het voorstel echter in het verkeerde keelgat. Ze verenigden zich in het ‘Actiecomité Ganzedijk blijft!’. Met hun verzet wisten ze de aandacht van de landelijke media op het kleine dorp te vestigen.

Fluwelen handschoenen Inmiddels zijn we ruim drie jaar verder. Ganzedijk is behouden en de vernieuwing van het dorp nadert haar voltooiing. De SEV vroeg RIGO om de krimppilot te evalueren in het kader van het SEV-programma ‘Krimpgebieden vitaal’, dat onderdeel uitmaakt van de experimenten van Actieplan Bevolkingsdaling van de rijksoverheid. De onderzoekers van RIGO analyseerden vergaderverslagen, beleids- en plandocumenten en interviewden diverse betrokkenen om het proces te reconstrueren en lessen te trekken.

juli/augustus 2011 32

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 32

27-07-11 13:12


Beeld

Acantu

s

n tegen hoge kostprijs

De afgelopen drie jaar is veel werk verzet. Vanwege het conflict ruimde de verantwoordelijke wethouder het veld. Ook bij de corporatie en de provincie vond een bestuurswisseling plaats. Er werd een stuurgroep geformeerd, waarin de SEV op verzoek van de bewoners zitting nam als adviseur. Om het vertrouwen te herstellen werden de bewoners volgens een van de geïnterviewden ‘met fluwelen handschoenen’ behandeld. Het actiecomité mocht een eigen toekomstvisie ontwikkelen: ‘Energiek Ganzediek’. Het was een ambitieus plan, dat voorzag in een verregaande vorm van zelfbeheer, een nieuw dorpshuis en een collectieve energievoorziening. Hoewel het uiteindelijk op weinig draagvlak onder de zittende bewoners kon rekenen, vervulde het een belangrijke rol in het normaliseren van de verstandhouding tussen bewoners, gemeente en corporatie.

Redding Eind 2008 was totale sloop van de baan. Gemeente, provincie en corporatie spraken af gezamenlijk aan een oplossing te werken waarin alle partijen, dus ook de

bewoners, zich konden vinden. In opdracht van de SEV is in 2009 een bewonersonderzoek uitgevoerd. Huis-aan-huis werd geïnventariseerd wie bereid was te verhuizen en wie er interesse had om deel te nemen aan een fonds voor particuliere woningverbetering.

Van de 57 woningen zijn er 14 gesloopt: zeven huur- en zeven koopwoningen Van de 57 woningen zijn er 14 gesloopt: zeven huur- en zeven koopwoningen. Daarmee is de woningvoorraad met bijna een kwart verminderd. De vijftien resterende huurwoningen zijn door Acantus gerenoveerd. Ze kregen een nieuwe keuken, nieuw sanitair en dak-, vloer- en spouwmuurisolatie. Een van de voormalige huurwoningen is in gebruik als steunstee. Slechts twee particulieren maakten gebruik van de goedkope lening met 1 procent rente om hun woning door een erkende aannemer te laten

èè

juli/augustus 2011 33

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 33

27-07-11 13:12


Praktijk

Beeld Anne-Jo Visser (SEV)

opknappen. Op beperkte schaal gingen huiseigenaren zelf aan de slag. Hierdoor is het aanzicht van een aantal koopwoningen verbeterd. Op de plek van de gesloopte woningen is een speeltuin en wordt een vlindertuin aangelegd. Doordat enkele problematische huishoudens het dorp hebben verlaten zijn ook de leefbaarheidsproblemen – in elk geval voorlopig – opgelost.

uitsluitend plaats op basis van vrijwilligheid: met een verhuisvergoeding werden bewoners verleid om een andere woning in of buiten Ganzedijk te betrekken. Het resultaat is een ruimtelijk beeld met een hoog improvisatiegehalte. ‘Geen architect had dit kunnen bedenken’, aldus een van de geïnterviewden.

Gatenkaas Om snel tot uitvoering te kunnen overgaan, ging men met veel pragmatisme te werk. Nadat het plan van KAW was afgeserveerd, is geen nieuwe ruimtelijke visie uitgewerkt. Ook zijn er geen woningen onteigend. Verhuizing vond

G e te kend over zicht ge slo opte woninge n Ga nz e di jk . E e n ge d r uk te k a a r t l a g te ge vo el i g

De pragmatische aanpak roept de vraag op in hoeverre een ruimtelijke visie bij krimpvraagstukken leidend moet zijn. Uitgangspunt van de ruimtelijke visie van KAW was dat het ‘in zich zelf gekeerde buurtje’ dat ‘was neergezet met weinig respect voor de ruimtelijke structuur en kwaliteiten van de omgeving’, niet meer paste. Het buurtje is echter behouden en op de plaats van twee brandwoningen is een kunstwerk gekomen. De tussenstraat kon niet volledig worden gesloopt, omdat huiseigenaren niet mee wilden werken. Deze ‘gatenkaas’-aanpak (zie handgetekende kaart) maakte het mogelijk om snel een krimpbijdrage te leveren met meer groen en openheid voor het dorp in een opgeknapte omgeving. Op organische wijze is een dorp vernieuwd, zonder dat daarbij een vastomlijnd eindbeeld bestaat. Over de duurzaamheid van de aanpak in Ganzedijk zijn veel betrokkenen echter tamelijk somber gestemd. Verwacht wordt dat over 10 tot 15 jaar opnieuw naar het dorp gekeken zal moeten worden. De woningen zijn voor de komende jaren weliswaar verbeterd, maar nog steeds voldoen ze in beperkte mate aan de hedendaagse behoefte.

juli/augustus 2011 34

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 34

27-07-11 13:12


Ze blijven klein en hebben weinig onderscheidende kwaliteiten ten opzichte van andere woningen in de omgeving. Kortom, de neerwaartse spiraal is voorlopig gekeerd, maar echt toekomstbestendig lijkt de oplossing niet.

teerd; voor de overige woningen bedroeg de gemiddelde investering € 30.000. Aangezien de vraag naar huurwoningen in Oost-Groningen de komende jaren verder zal dalen, wordt betwijfeld of de benodigde exploitatietermijn überhaupt bereikt zal worden.

Winnaars

Geen grote pennenstreken, maar ruimte geven aan lokale initiatieven

De investering van overheden en corporatie in de vernieuwing van Ganzedijk bedraagt in totaal ruim 2,2 miljoen euro. Omgerekend per woning is het geïnvesteerde bedrag per woning van aankoop en sloop (gemiddeld 85.000 euro per woning) te hoog om deze receptuur tot succesformule uit te roepen. In Ganzedijk is leergeld betaald omdat geen van de partijen zich een nieuwe uitglijder kon permitteren. De gemeente verwierf voor hoge prijzen zeven sloopwoningen van particulieren. Een fors deel van de uitgaven is gedekt door subsidie van het rijk (50%) en de provincie (34%). De rijksoverheid heeft echter uitdrukkelijk aangegeven niet in alle krimpgebieden als suikeroom te zullen optreden. Voor Acantus zijn de renovatiekosten van de huurwoningen in het verleden deels verdiend met de verkoop van woningen in het dorp. Hoewel renovatie goedkoper uitviel dan wanneer was gekozen voor volledige sloop, vereist het terugverdienen van deze investering een aanzienlijke exploitatieduur. In vier woningen was het casco zo slecht dat tussen de € 60.000 en € 95.000 per woning is geïnves-

De kosten en baten van de vernieuwing zijn ongelijk verdeeld. Acantus verklaart dat ze haar eigen voortbestaan in gevaar brengt als dezelfde investeringen ook elders moeten worden gedaan. De kosten voor verwerving en sloop van particuliere woningen zijn volledig gedragen door de overheid, en dus afgewenteld op de gemeenschap. De bewoners – zowel huurders als kopers – zijn in veel opzichten de grote winnaars. Niemand hoefde gedwongen te verhuizen, de kwaliteit van de (huur)woningen is verbeterd en de openbare ruimte kreeg een impuls. Geen van de eigenaar-bewoners bleef achter met een restschuld. Ook hypotheekverstrekkers bleven gespaard.

Slow shrinking Ganzedijk is een van de eerste plekken in Nederland waar vanwege krimp koopwoningen uit de markt zijn genomen en gesloopt. Diverse dorpen en steden aan de randen van Nederland zullen de komende jaren in de voetsporen van Ganzedijk treden. Ook in delen van Limburg en Zeeland

èè

De SEV experimenteert met krimp Een derde van de Nederlandse gemeenten krijgt tot 2040 te maken met bevolkingskrimp. Volgens het rapport ‘Van bestrijden naar begeleiden’ van het Planbureau voor de Leefomgeving (2010) tekent zich tot 2040 in ruim dertig gemeenten daling van het aantal huishoudens af, onder meer in Noord-Friesland, Oost-Groningen, de Achterhoek en delen van Limburg en Zeeland. Bevolkingsdaling vereist een omslag in het denken van overheden, corporaties en burgers. In plaats van groeidenken moet worden geanticipeerd op de gevolgen van krimp: minder inwoners betekent minder huizen, minder voorzieningen en minder inkomsten. De uitdaging is daarbij om ‘meer met minder’ te realiseren. Sinds 2008 begeleidt en ondersteunt de SEV experimenten op het terrein van krimp. Eind 2009 is het Interbestuurlijk Actieplan Bevolkingsdaling vastgesteld. Voor het ministerie van BZK (destijds VROM/WWI) coördineert de SEV dertien woon- en woonomgeving experimenten die bij het Rijk zijn ingediend in het kader van het Actieplan. De experimenten richten zich op het

aanpakken van de leegstand en verloedering van woningen als gevolg van krimp. In Noordoost Groningen zijn dit de integrale aanpak van het Groningse Ganzedijk en de Bomenbuurt in Winschoten. In de Eemsdelta in Groningen komt een nieuwe planningsmethodiek. In Limburg experimenteert men in het Heerlense Vrieheide. In de kop van Friesland is een experiment gericht op vier cultuurhistorisch waardevolle dorpen door middel van een DorpOntwikkelingsmaatschappij en de aanpak van verpauperde panden ( Rotte Kiezen aanpak). In Zeeuws-Vlaanderen wordt geëxperimenteerd met het samenvoegen van woningen, met het grensoverschrijdend wonen van Belgen in Nederland, de aanpak van verpauperd bezit en het omgaan met lege ruimten. Ook komt er een nieuw masterplan voor voorzieningen in Zeeuws-Vlaanderen. De afgelopen maanden zijn er meer nieuwe experimenten ingediend. Eind dit jaar bundelen we de kennis uit vijftien krimpexperimenten in een publicatie met een voorlopige tussenstand. Meer informatie op: www.sev.nl/ krimp.

juli/augustus 2011 35

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 35

27-07-11 13:12


Praktijk

leidt daling van het aantal huishoudens tot overaanbod in de goedkope particuliere voorraad woningen. Een neerwaartse spiraal dreigt, want vanuit de angst dat hun woning onverkoopbaar is, investeren eigenaar-bewoners niet meer in onderhoud. Hele buurten dreigen daardoor in verval te raken. In deze regio’s zijn overheden en corporaties nog volop zoekende of zij een rol hebben en zo ja, hoe die rol moet worden ingevuld. Bij de start van de eerste krimpexperimenten in 2008 was de SEV sterk gericht op ‘top down’-planning: hoe kunnen we door middel van ontbouwingsplannen de krimp ruimtelijk faciliteren? De eerste experimenten waar daadwerkelijk voortgang wordt geboekt, zijn echter de aanpakken op

Betrek bewoners tijdig bij plannen om krimp op te vangen kleine schaal. Drie jaar experimenteren met krimp laat zien dat een organische ‘bottom up’-aanpak van meer realiteitszin getuigt. Geen grote pennenstreken, maar ruimte geven aan lokale initiatieven. Sloop een paar vervallen woningen en zoek een nieuwe bestemming voor de ontstane lege ruimte. Zeker bij de aanpak van koopwoningen is geduld nodig. Door experimenteren op kleine schaal, ontdekken we wat werkt. Hoewel de schaal van Ganzedijk – een dorpje zonder voorzieningen met slechts zestig woningen – overzichtelijk lijkt, bewijst de evaluatie hoe complex de zoektocht naar effectieve oplossingen in de praktijk is. Niet alleen in de Randstad en omgeving is de aanpak van grootschalige plannen verdwenen. Ook op het platteland is een andere vorm van planning gewenst: slow shrinking. Een meer organische en kleinschalige manier van planning, die stapsgewijs gaat.

Organisch ontbouwen De vraag of in Ganzedijk de juiste keuzes zijn gemaakt, laat zich – juist vanwege de roerige voorgeschiedenis – lastig beantwoorden. Is dit een klassiek voorbeeld van zachte heelmeesters maken stinkende wonden? De kosten voor de gemeenschap zijn torenhoog, terwijl de krimpproblematiek zich over een jaar of tien waarschijnlijk opnieuw aandient. De leefbaarheidproblemen keren wellicht al eerder terug en ruimtelijk gezien maakt het vernieuwde Ganzedijk een wat rommelige indruk. Toch doen we Ganzedijk daarmee tekort, want door de ongelukkige start ontstond grote druk om aan de wensen van bewoners tegemoet te komen. Alle betrokken partijen hebben zich vervolgens ten volle ingespannen om tot een acceptabele oplossing te komen en gezien de omstandigheden zijn alle partijen tevreden over het resultaat.

Maatschappelijke kosten baten analyse Als onderdeel van de evaluatie heeft RIGO een maatschappelijke kosten baten analyse uitgevoerd. De kosten en baten van de aanpak van Ganzedijk liggen op ruimtelijk, sociaal en financieel vlak. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en sociale omstandigheden zijn te zien als maatschappelijke baten van het project. Om een afweging tussen kosten en baten te kunnen maken, zijn niet alleen de feitelijke investeringen afgezet tegen de geboekte resultaten en gecreëerde waarden, maar is de gevolgde aanpak ook vergeleken met twee alternatieve scenario’s. Ten eerste de situatie waarbij men niets had gedaan, en ten tweede het oorspronkelijke plan van KAW: sloop van alle woningen. Indien men niets zou hebben gedaan, had de negatieve spiraal zich doorgezet, met verdere waardevermindering tot gevolg. Ook niets doen had de maatschappij dus geld gekost. Met de variant waarin alle 57 woningen gesloopt zouden worden, zijn eveneens flinke kosten gemoeid. De vrijgekomen ruimte zou heringericht moeten worden en alle bewoners hadden moeten worden geherhuisvest. Tegenover de gedane investering van 2,25 miljoen euro staan verschillende baten. De leefbaarheid en sociale samenhang zijn in ieder geval voor de korte termijn verbeterd. Daarnaast is de ruimtelijke kwaliteit verbeterd en is een bijdrage geleverd aan de regionale krimpopgave. Vraagtekens zijn te zetten bij de duurzaamheid van de gevolgde aanpak: heeft Ganzedijk op de langere termijn met de gerealiseerde kwaliteit een stabiele positie op de woningmarkt verworven en blijft de sociale kwaliteit ook in de toekomst behouden? Vergeleken met de alternatieve scenario’s, ligt de omvang van de gedane investering tussen de kosten van niets doen, waardoor in toenemende mate waardeverliezen optreden maar weinig investeringen worden gedaan, en de kosten van alles slopen zoals aanvankelijk aan de orde was. Ten opzichte van niets doen is sprake van minder verloedering en leegstand en lopen de eigenaren minder kans met restschulden te blijven zitten. Ten opzichte van alles slopen zijn aanzienlijke kosten bespaard, maar kan het zijn dat elders die sloop alsnog nodig zal zijn. De bewoners zijn gedwongen verhuizingen bespaard gebleven.

Naast praktische lessen en inzichten die van nut kunnen zijn voor gemeenten en corporaties in andere krimpregio’s,

juli/augustus 2011 36

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 36

27-07-11 13:12


Draagvlak, communicatie, samenwerking en rolverdeling Procesmatig valt er veel te leren van Ganzedijk. De belangrijkste les is ongetwijfeld dat bewoners tijdig moeten worden betrokken bij de ideeënvorming over bevolkingskrimp. Het plan van KAW was erop gericht om de naoorlogse bebouwing geleidelijk te ‘ontbouwen’ terwijl het oude lintdorp intact bleef. De boodschap was dat men voorlopig gewoon in Ganzedijk kon blijven wonen, maar niet tot in lengte van dagen, omdat er geen grote bedragen meer in de woningen zouden worden geïnvesteerd. Het scenario om het dorp volledig uit te wissen, was dus überhaupt nooit aan de orde. De door de gemeente en KAW gekozen communicatiestrategie was echter zeer ongelukkig. Men had besloten om de boodschap eerst ‘stevig neer te zetten’, zodat de boodschap daarna altijd nog kon worden afgezwakt om het leed te verzachten. Achteraf gezien is dit een kapitale fout met grote consequenties – niet alleen voor het verdere verloop van het proces, maar ook voor de uiteindelijke oplossing. De boodschap viel de bewoners rauw op hun dak en ze hebben overtuigend laten zien dat ze niet over zich heen lieten lopen.

Een tweede leerpunt heeft te maken met de procesorganisatie: uit de reconstructie van het proces blijkt dat er van meet af aan – ongemerkt – onduidelijkheid heeft bestaan over de rollen en verantwoordelijkheden van gemeente, corporatie en provincie. Ook zijn er vooraf geen gezamenlijke doelstellingen geformuleerd. De gemeente had Bureau KAW ingehuurd om een visie te ontwikkelen voor Ganzedijk, terwijl de corporatie als belanghebbende aan tafel zat. De rol van de provincie zorgde met name in het beginstadium voor onduidelijkheid. Nadat begin 2008 de bom barstte, is er naast de projectgroep een stuurgroep geformeerd waarin de verantwoordelijkheden onderling helder zijn vastgelegd. Een derde belangrijk leerpunt is dat er een ingrijpend plan is uitgewerkt, met de keuze voor sloop zonder dat hier bestuurlijke en financiële dekking voor bestond. Bij de uitwerking van krimpopgaven op lokaal niveau is het niet alleen essentieel om bestuurlijke rugdekking te hebben. Ook is het – zo heeft Ganzedijk bewezen – ronduit riskant om het gesprek met bewoners in te gaan zonder zelf scherp de lijnen op het speelveld in beeld te hebben.

Do or won i n ge n te slo p e n , k wa m e r r u i mte vo or me e r g ro e n e n e e n s p e e l pl a at s .

Beeld Acantus

werpen de ervaringen uit Ganzedijk ook een cruciale nieuwe vraag op. Vereist het aanpakken van krimp een onderbouwde ruimtelijke visie of volstaat een afgewogen coördinatie van het proces met gemeente, corporatie en bewoners? De aanpak in Ganzedijk vormde in feite een organisch proces van ontbouwing, niet gedicteerd door een ruimtelijk plan, maar door het dynamische proces tussen gemeente, provincie, corporatie en bewoners. Er bestond weliswaar een globaal doel en eindbeeld, maar de weg ernaartoe was grillig. Dit sluit aan bij de ervaringen in de voormalige DDR, waar de bevolking sinds begin jaren negentig enorm gekrompen is. Daar is heel veel gesloopt, maar men zocht

– binnen de lokale financiële en procesmatige kaders – daarbij zoveel mogelijk naar het behouden en versterken van de essentie van een plek, dorp of stad. De Duitse journalist Johann Michael Moller schreef over de Duitse Stadtumbau: bouwen in krimpgebieden is behouden wat mogelijk is. Een aanpak die ook op Ganzedijk van toepassing is. é Matthijs Uyterlinde onderzoeker bij Regioplan en programmabegeleider krimp bij de SEV éAnne-Jo Visser programmaregisseur wonen en markt bij de SEV

juli/augustus 2011 37

32_37_nr7_8_Praktijk.indd 37

27-07-11 13:12


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Mobiliteit blijft ruimte kosten ‘Duurzame mobiliteit is vooral een autodiscussie’, houdt Wim Hafkamp (hoogleraar Erasmus Universiteit en directeur NICIS) zijn publiek voor tijdens de Nationale Milieudag 2011 op 17 juni j.l. onder het motto ‘Sleutels naar duurzame mobiliteit’. Hij toont zich in zijn betoog somber over de mogelijkheden om echt meters te maken om te komen tot verduurzaming van de mobiliteit. ‘We zijn brandstofverslaafd. Het ruimtelijk schaalniveau dat we voor onze mobiliteit nodig hebben, dijt uit. Bij een stijgend inkomen zullen we een stijgend deel hiervan omzetten in benzine, direct of indirect.’ Zo verwacht Hafkamp meer en meer een overstap van auto naar vliegtuig. Jan Anne Annema (TU Delft) ondersteunde zijn woorden. Reizen is volgens hem een doel voor de mens. ‘Van oudsher willen we ons gemiddeld 75 minuten per dag verplaatsen. Sinds het

Om te komen tot schoner verkeer en vervoer reikte de hoogleraar een sleutelset aan. ‘Allereerst dienen we uit te gaan van de lagenbenadering, met een onderscheid tussen ondergrond, netwerken en occupatielaag.’ In het verlengde hiervan wordt een robuust ruimtelijk netwerk ontwikkeld, met een

kwaliteit en richtinggevende werking die vergelijkbaar is met de Amsterdamse grachtengordel of de grid van Manhattan. ‘Dit raamwerk heeft de functie van een “bedding” van allerlei ruimtelijke stromen. Een aantal hiervan is van natuurlijke aard, andere zijn door de mens gemaakt en onderhouden.’ Vervolgens gaat het erom een raamwerk een geheel van ademende netwerken te creëren. Bij elkaar bieden die de opties voor lopen, fietsen, openbaar vervoer en auto, met op de knooppunten mogelijkheden voor de realisatie van bouwprogramma’s. Een laatste element is het allerbelangrijkst, benadrukte Hafkamp. ‘Dat is de sleutel tot de sleutels, namelijk het creëren van een verkeers- en vervoerssysteem om de dingen die mensen in de vorm van verplaatsingen doen goed in te passen. Dit betekent in ieder geval adequaat inspelen op de behoefte van de burger.’

Debat Duurzame Economie Donderdag 29 september Nieuwspoort, Den Haag

NCGG6 Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november Amsterdam

Milieubeurs Dinsdag 4 t/m donderdag 6 oktober Brabanthallen, Den Bosch

Basiscursus Meten van emissies naar lucht 2011 Vrijdagen 2, 9, en 16 december 2011 Amersfoort en Arnhem

vervoer sneller is geworden, reizen we als gekken. Gemiddeld geven we hier 11 procent van ons budget aan uit.’ De twee wetmatigheden ten aanzien van reistijd en bestedingspatroon brengen Annema tot een somber stemmend toekomstbeeld. ‘Ik denk dat we onverbeterlijk zijn. Te meer daar we mondiaal gezien steeds rijker worden. We kunnen wel iets dichter bij elkaar gaan wonen, maar op het gebied van mobiliteit willen we steeds sneller en verder. In dat opzicht zijn we onverbeterlijk en daar is niets aan te doen.’

VVM Agenda Uniek bezoek aan Offshore Windpark Egmond aan Zee Donderdag 25 augustus Vertrek uit haven IJmuiden Toekomst van transitiepolitiek in NL? Donderdag 15 september Centraal in Nederland De baten van groen: TEEB in de stad Woensdag 21 september Kargadoor, Utrecht

Presentatie Special: thema Natuur Dinsdag 25 oktober Nieuwspoort, Den Haag Water Cities in Transition Maandag 31 oktober Amsterdam

Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info

juli/augustus 2011 38

ROM_2011_7_8 38

27-07-11 11:35


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

Sitopia

in zijn handen lamsoren te promoten. Ironisch

Tafelzilver

bedoeld, maar wel tekenend voor de afstand tussen platteland en stad. Carolyn Steel, architect en auteur van Hungry City, dat nu ook in het Nederlands vertaald is, pleit er voor voedsel als richtsnoer te gebruiken om meer balans te brengen in ons dagelijks leven, de samenleving en de ruimtelijke inrichting. De plaats van voedsel behoort – volgens haar – in het hart van de samenleving. En daar is veel voor te zeggen. Haar benadering typeert zij als sitopia of voedselplaats als tegenhanger van utopia. ‘In feite leven we al in een bepaald soort sitopia, zij het een verkeerd soort, vormgegeven door grote winkelketens als Walmart en Tesco’. Een stad die zichzelf kan voeden met gezond voedsel zonder ecologische verwoestingen aan Volkstuintjes zijn weer belangrijk. Meestal

te richten is er overigens nog niet. Het zou de

Duurzaamheid als uitgangspunt voor gebieds-

werden ze naar rommelzones verdreven, maar

opmaat kunnen vormen voor een soort ecologi-

ontwikkeling is natuurlijk niet nieuw. Velen –

tegenwoordig vormen ze steeds meer een

sche recyclemachine: de duurzame stad.

onder wie hoogleraar Friso de Zeeuw – prediken

structurerend element voor stedelijke ontwikke-

Meer en vooral betere samenwerking in de

al lang het belang van exploitatie op basis van

ling. Het kan verkeren. Voedsel en voedselvoor-

voedselketen biedt mogelijkheden voor nieuwe

continuïteit en waardeontwikkeling op lange

ziening blijken nu opeens belangrijk voor het

vormen van functiemenging en transport. En

termijn. Het is alleen de vraag hoe dat moet en

verduurzamen van stedelijke milieus. Zo worden

wanneer de ruimtelijke ordening flexibeler en

met wie. Welke publieke en private partners

om de biodiversiteit te versterken in Amster-

efficiënter anticipeert op de ontwikkelingen

durven het aan om zich vooral te richten op de

damse stadswijken en bij scholen groente geteeld

van ruimtegebruik die te maken hebben met

beheerfase (en dus op de lange termijn) in plaats

en geoogst en fruitbomen geplant. Kleinschalige

de productie, distributie, logistiek en recycling

van de exploitatie? Is daarvoor alleen durf en

stadslandbouw heeft meer functies dan voedsel-

van ons dagelijks eten kan er een duurzaam en

overtuiging van beslissers nodig? Of het boven

voorziening. Eetbaar groen heeft bijvoorbeeld

gezond stedelijk milieu ontstaan.

water brengen van gemeenschappelijke waarden?

een hoge belevingswaarde en is het resultaat

Volgens het blad the Observer is De hongerige

Of van een slimme werkwijze en organisatie-

van of nodigt uit tot buurtparticipatie. Dat geldt

stad ‘een onheilspellend, levensecht vervolg op

vorm waarbij de verantwoordelijke partijen op

ook voor schooltuintjes, die elk jaar aan 6700

Animal Farm, waarbij de plot door de tijd op zijn

het juiste moment instappen?

basisschoolleerlingen worden uitgeleend. In het

kop wordt gezet op een manier die zelfs George

Natuurlijk is de roep om stabiele randvoorwaar-

kader van het VN-Jaar voor de Biodiversiteit

Orwell niet kon hebben voorzien’. Dat staat op

den – in een periode vol dynamiek en economi-

(2010) bleek die populariteit ook landelijk,

de flap van de Nederlandse uitgave. Na lezing

sche crisis - en een realistisch handelings-

uitgaande van de vele subsidieaanvragen die de

van het boek van Steel herkende ik mij niet in

perspectief begrijpelijk. Zolang de overheid

Coalitie Biodiversiteit daartoe mocht ontvangen.

dat wat hijgerige beeld. Het boek inspireert – ook

de regelgeving nog niet op orde heeft, zal het

vanuit historisch perspectief – om creatief en

improvisatiegehalte bij duurzame gebieds-

Dat was wel eens anders. De industriële revolutie

duurzaam aan de slag te gaan om op z’n minst de

ontwikkeling nog wel even aanhouden. Er is

schiep de illusie dat steden onafhankelijk,

ecologische voetafdruk van stedelingen drastisch

behoefte aan heldere en consistente regelgeving

onberispelijk en onstuitbaar waren. En dat er

te beperken. ‘Cultivering en beschaving, stad en

maar ook vormt de politieke waan van de dag

een grote afstand bestond tussen de geïndustria-

platteland, paradijs en hel: voedsel heeft altijd ons

een belemmering. Essentiële overheidsinves-

liseerde voedselketens en steden. De samenhang

leven gevormd en dat zal altijd zo blijven. Onze

teringen, zoals in het Deltafonds, geven een

tussen agrarische productie in de omgeving en

nalatenschap aan hen die de aarde van ons erven,

goed signaal, maar zolang het beleidsmatig niet

verwerking en consumptie in de stad is daardoor

zal bepaald worden door hoe wij nu eten: hun

goed mogelijk is om gebouwen (kantoren!) en

verslechterd. Ook in de beleving, want – zo

toekomst ligt in onze messen, vorken en vingers’.

gebieden flexibel te beheren en gebruiken zal dat

blijkt uit vele projecten van bijvoorbeeld topkok

als een serieuze belemmering zijn. Het huurrecht

Pierre Wind – er is bedroevend weinig kennis bij

C A ROLY N S T E E L 20 1 1 : DE HONG E R IG E S TA D; HOE

is nog niet ingericht op tijdelijke verhuur en

de consument over de herkomst van agrarische

VOE DS E L ON S L E V E N VOR M T, N A I UI TG E V E R S , 3 4 0

de planologie niet op tijdelijke bestemmingen.

producten. In een spotje van supermarktketen

B LZ ., RO T T E R DA M , I S B N 9 7 8  9 0  5 6 6 2  8 0 5  5 , 1 9 , 9 5

‘Versterk de juridische grondslag van value

C1000 staat een medewerker met een lammetje

EURO

capturing. Verruim de mogelijkheden van de OZB,

juli/augustus 2011 39

ROM_2011_7_8 39

27-07-11 11:36


Agenda

RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

Rommers Team Fakton breidt uit met vier nieuwe krachten Als gevolg van een constant groeiende en sterk diversificerende opdrachtportefeuille heeft Fakton vier nieuwe medewerkers aangetrokken: Maarten Kievits, Eveline Duermeijer, Vinoo Khandekar en Maarten Matze. Drs. Maarten Kievits heeft een bestuurskundige achtergrond met een specialisatie in PPS. Hij is afkomstig van OPPS, waar hij als senior procesmanager en adviseur betrokken is geweest bij diverse complexe gebiedsontwikkelingsprojecten.

evalueer der Experimentenwet Bedrijven investe-

Eveline Duermeijer MA DIP.IPF is afkomstig van ING Real Estate, waar ze werkte als risicomanager en projectmanager Products & Structuring. Vinoo Khandekar MSC en Maarten Matze MSc zijn recentelijk hun carrière gestart bij Fakton. Vinoo heeft een dubbele master aan de universiteit van Amsterdam afgerond: Business Economics en Planologie. Maarten heeft na zijn bachelor Bouwkunde aan de TU Delft, zijn master Real Estate and Housing afgerond.

Waterwonen in Nederland

ringszones en bouw voort op het succes’, aldus het Agentschap NL. Die successen en voorbeelden

Water in ruimtelijke planprocessen Vier debatten naar aanleiding van de landelijke evaluatie Watertoets. Plaats: Leeuwarden, Arnhem, Eindhoven, Rotterdam Datum: 15, 22, 29 september, 6 oktober Aanmelden: www.helpdeskwater.nl/ watertoets Collectief Particulier Opdrachtgeverschap De Nirov studiedag CPO biedt specialistische en direct toepasbare kennis voor professionals die met CPO aan de slag willen. Plaats: Stadscafé De Observant, Amersfoort Datum: 22 september 2011 Aanmelden: www.nirov.nl/cpo2011 Zoek de ruimte ROm praktijkstudiedag op locatie over het benutten van milieugebruiksruimte en organische gebiedsontwikkeling. Plaats: Fokker Terminal, De Binckhorst, Den Haag Datum: 1 december 2011 Aanmelden: www.romagazine.nl #durftevragen in gebiedsontwikkeling Studiedag over hoe bestaande en toekomstige bewoners tot volwaardige partners in het proces worden. Plaats: nader te bepalen Datum 29 november Aanmelden: www.nirov.nl/agenda

komen gelukkig uitgebreid en zeker niet kritiekloos aan bod in het boek “Toekomstwaarde nu!”. Van het Haagse Erasmusveld waar de energie-

Nederland” wordt dit probleem ook aangestipt,

opwekking ter plekke zal plaatsvinden en het

maar het prachtig vormgegeven architectuurboek

drinkwaterverbruik van de toekomstige bewoners

wil in de eerste plaats ontwerpers en bestuurders

ver onder het landelijk gemiddelde zal liggen.

inspireren met geslaagde voorbeelden. De nogal

Of van het onlangs geopende NIOO-gebouw in

technische hoofdstukken over stedenbouwkun-

Wageningen waar het slimst lerende duurzame

dige aspecten en ordeningsprincipes zullen niet

onderzoekslaboratorium is gevestigd.

iedereen kunnen boeien. Maar dat wordt meer dan goed gemaakt met de rijk geïllustreerde beschrij-

Toekomstwaarde nu! geeft voorbeelden die

vingen van gerealiseerde en geplande Nederlandse

willen bewijzen dat het ook nu wel degelijk

projecten met een uitstapje naar het Hamburgse

mogelijk is doelstellingen op het vlak van

Hafencity en de drijvende woonwijk Sausalito bij

energie, water, afval en groen binnen de kaders

San Francisco. Helaas wordt de waterwoning ook

van duurzame gebiedsontwikkeling te operati-

in dit boek opgerekt tot alles dat op of aan het

onaliseren en financieel te verankeren. ‘Het

Wonen op het water staat in Nederland nog in de

water ligt. Zonder die definitieverruiming was

denken in lange termijn waardecreatie en het

kinderschoenen. In de afgelopen jaren zijn er wel

voor deze uitgave de spoeling veel te dun geweest.

integraal bezien van de beheer- en exploitatie-

veel projecten áán het water gerealiseerd. Maar

fase blijken essentieel’, aldus het woord vooraf.

het aantal wijken met drijvende of amfibische

“ WAT E R WON E N I N N E DE R L A N D. A R C H I T E C T U U R

woningen is op één hand te tellen. Juridische

E N S T E DE N B O U W OP H E T WAT E R .”, D O OR A N N E

TOE KOM S T WA A R DE NU!; D UUR Z A A MHE I D V E R Z I L

onduidelijkheden en aarzelende projectontwik-

L OE S N I L L E S E N E N J E ROE N S I N G E L E N BE RG . N A I

V E R E N IN G EBIE DS ON T W IK K E L ING , AG E N T S C H A P

kelaars belemmeren nog altijd een doorbaak

UI TG E V E R S RO T T E R DA M , 1 2 8 PAG . , € 2 9 , 5 0 .

NL , U T R E C HT, 2011, PUBL IC AT IE NUMME R

van deze overstromingsbestendige woonvorm.

2DU GO1101, 81 BLZ .

In de tweetalige NAi-uitgave “Waterwonen in

é Jaco Boer

juli/augustus 2011 40

ROM_2011_7_8 40

27-07-11 11:36


Colofon

In september Ruimtelijk bekeken

Jaargang 29 nr. 7/8 Juli/Augustus 2011 Ruimtelijke Ontwikkeling en milieu magazine (ROm) is het maandelijkse vakblad voor de professionals bij de gemeente, provincie, waterschap, rijksoverheid en bij bedrijven, universiteiten en overige organisaties die zich bezig houden met ruimtelijke ontwikkeling en milieu. ROm biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft praktijkvoorbeelden in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling en milieu. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres ROM B.V. Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag marcel.bayer@romagazine.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Jaco Boer, Karl Bijsterveld, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karin Broer, Robbert Coops, Mark Hendriks, Bas Husslage, Michael Klijnstra, Aike Kamphuis, Loek Kusiak, Peter Lievense, Harry Perree, Boris Peters, Peter van Rooy, Paul Splinter, Gert van Wijland Uitgever Louise Bos

Advertenties Peper & Zout Media B.V. Achterom 100C 1621 KW Hoorn 0229-295819 info@peperzout.nl ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Aanmelden kan via info@romagazine.nl Jaarabonnement Een jaarabonnement kost € 168,35 exclusief BTW. Losse nummers kosten € 24,00 inclusief BTW. Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beeindigd indien schriftelijk of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niettijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROm verschijnt in september. ROM B.V. t.a.v. Adresregistratie Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag info@romagazine.nl ISSN 1571-0122 © ROM B.V. Het is niet toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever artikelen, beeld of gedeelten daarvan over te nemen.

Op de hete blaren van de overmoed

Wat en waar er gebouwd wordt, daarin hebben Nederlandse gemeenten de afgelopen zestig jaar een unieke rol gehad. Nergens anders ter wereld investeerden lokale overheden zo veel en zo risicovol in gebiedsontwikkeling. Nu zitten veel gemeenten met grond die ze – vanwege crisis en krimp - niet verkocht krijgen. Een strop van honderden miljoenen. Niet alleen daarom moet het Nederlandse ruimtelijke ordeningsmodel dringend op de schop,

Trend

Infrastructuur en ruimte, een moeizaam huwelijk

In 2007 werd de R van Ruimte geïntroduceerd in het MIT om een betere afstemming tussen investeringen in infrastructuur en ontwikkeling te bevorderen. Tot nu blijkt dit een lastige opgave in de Nederlandse context. Vier jaar later is er opeens veel veranderd. Het kabinet heeft de prioriteit verschoven naar investeringen die de hoogste economische meerwaarde hebben. Wat betekent dit alles voor de ambitie om RO en Infra beter op elkaar te laten aansluiten? Wordt de R van Ruimte alweer ingeruild voor de E van economie?

Forum

Hoogspanning bij de aanleg van het 380 Kv-net

De aanleg van het 380 Kv-hoogspanningsnet in de Haarlemmermeer gaat gepaard met veel maatschappelijke en politieke onrust, vertraging en gezwabber. Het kan beter en prettiger als de overheid de aanbevelingen van de commissie Elverding volgt.

Website www.romagazine.nl

juli/augustus 2011 III

III_IV_nr7_8_ROM_Colofon.indd 3

28-07-11 10:36


Bureau voor advies en onderzoek op het gebied van archeologie, cultuurhistorie en erfgoedbeleid.

Wij leveren onder andere: z Beleidsontwikkeling en -ondersteuning z Advisering in het kader van planontwikkeling z Inventariserend (veld-)onderzoek z Projectbegeleiding z In-situ behoudsoplossingen

Bezoek onze website op www.transect.nl

Sterk in integraal denken en werken Bemuurde Weerd O.Z. 38, 3515 AP Utrecht M +31(0)6 8322 0026 E info@transect.nl I www.transect.nl ROM_2011_7_8 4

27-07-11 11:36


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.