Duurzame energie? Alles uit de kast
3
Lees verder
+ Kuijpers: Centraal wat moet! + Monitor Nota Ruimte: nauwelijks effect + Historische schilderijen inspireren RO
maart 2009 www.romagazine.nl
/VER WINDENERGIE EN DE GEVOLGEN VOOR ONS LANDSCHAP
±
%EN NIEUWE LAAG MET EEN EIGEN SCHAAL EN VORMENTAAL
7INDENERGIE SCHONE TECHNOLOGIE UIT EEN ONUITPUTTELIJKE BRON $UURZAAM ZOGEZEGD %N DAT IS PRECIES WAAR DE TOEKOMST OM VRAAGT /M DUURZAME OPLOSSINGEN -AAR WAT IS DE INVLOED VAN WINDENERGIE OP ONZE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 7ELKE PLEK ZOU DEZE VORM VAN ENERGIE IN ONS LANDSCHAP MOETEN INNEMEN /NZE ZOEKTOCHT NAAR DUURZAME ENERGIE HEEFT ZIJN WEERSLAG OP HET LANDSCHAP VAN DE E EEUW $E RUIMTELIJKE IMPACT VAN WINDENERGIE IS GROOT -AAR IS DIE INVLOED PER DE½NITIE NEGATIEF ±.EE² ZEGGEN LANDSCHAPSARCHITECTEN -ICHIEL "RINK EN -ARIJE 4ILSTRA 3AMEN MET HUN COLLEGA´S BIJ 2OYAL (ASKONING HEBBEN ZIJ EEN BREDE EXPERTISE OP HET GEBIED VAN WINDENERGIE VAN VISIEVORMING OP LOCATIEKEUZE TOT REALISATIE VAN WINDPARKEN )N BINNEN EN BUITENLAND OP LAND EN OP ZEE
EEN EIGEN VERHAAL
±"IJ WINDPARKEN ¯ OP LAND mN OP ZEE ¯ IS HET BELANGRIJK DAT HET LANDSCHAP ZIJN WAARDE EN KWALITEIT BEHOUDT² ZO VINDEN BEIDE LANDSCHAPSARCHITECTEN -AAR DE NIEUWSTE GENERATIE WINDTURBINES IS ZO GROOT DAT ZE NIET MEER IN TE PASSEN IS IN HET LANDSCHAP $E TURBINES VORMEN ALS HET WARE EEN NIEUWE LAAG BOVEN HET LANDSCHAP MET EEN EIGEN SCHAAL EN VORMENTAAL ±6ANUIT DIE VISIE ZOEKEN WE SAMEN MET DE OPDRACHTGEVER NAAR NIEUWE MOGELIJKHEDEN .AAR ELEMENTEN OF STRUCTUREN WAAR DE SCHAAL EN DE VORMENTAAL VAN DIE NIEUWE LAAG BIJ AANSLUIT %N DAT HEEFT WEER INVLOED
OP LOCATIEKEUZE EN VORMGEVING VAN HET WINDPARK ² 2ESULTAAT GEEN ±VERROMMELING² VAN HET LANDSCHAP MAAR EEN NIEUW TOEGEVOEGDE LAAG MET EEN EIGEN VERHAAL
VAN VISIE NAAR REALITEIT
2OYAL (ASKONING HEEFT VERSCHILLENDE SPECIALISTEN IN HUIS DIE KUNNEN ADVISEREN IN HET VERGUNNINGEN EN REGELGEVINGTRAJECT %SSENTIEEL WANT NIEMAND KAN ONTKENNEN DAT EEN WINDPARK GEEN INVLOED HEEFT OP DE OMGEVING $ENK AAN GELUID EN SLAGSCHADUW -AAR OOK AAN EFFECTEN OP DE LANDSCHAPSBELEVING EN DE NATUUR ±(OE ZICHTBAAR IS HET NIEUWE PARK VANUIT DE OMGEVING $AT BRENGEN WE IN KAART MET FOTOVISUALISATIES EN ZOGENOEMDE VIEWSHEDS ')3 ANALYSES WAARMEE WE DE ZICHTBAARHEID VAN OBJECTEN BEREKENEN ² 6OOR WINDPARKEN OP ZEE BESCHIKT 2OYAL (ASKONING OVER EXPERTISE OP HET GEBIED VAN KUSTMORFOLOGIE EFFECTEN VAN GOLFSLAG EN ONTWERP EN REALISATIE VAN FUNDERINGEN IN ZEE 'ENOEG BASIS DUS OM BIJ DE VERTALING VAN VISIE NAAR REALITEIT STEEDS ZORGVULDIG AF TE WEGEN WAT DE BESTE KEUZE IS -ET IN HET ACHTERHOOFD DE KWALITEIT VAN HET LANDSCHAP
&OTOVISUALISATIE UIT ±,ANDSCHAPSASPECTEN 7INDPARK $ELFZIJL .OORD²
6OOR MEER INFORMATIE WWW ROYALHASKONING COM WWW KLIMAAT ENERGIE COM
Een gratis abonnement op ROmagazine‌‌ iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen of organisaties op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009 gratis ontvangen.
Stuur het formulier naar: Reed Business bv
Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen
t.a.v. Marketing Overheid Antwoordnummer 11725
in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en
1000 RA Amsterdam
biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling.
(Postzegel niet nodig)
# Naam Voorletters
q M qV Tussenvoegsel
Functie Bedrijf Adres Postcode
Nr Plaats
Telefoonnummer E-mail Relatienummer* Datum *
Handtekening
Heeft u al een betaald abonnement, vul uw relatienummer in, dan wordt uw abonnement automatisch omgezet.
www.romagazine.nl
Redactioneel
Inhoud
Slim investeren De onlangs verschenen Monitor Duurzaam Nederland 2009 van de drie nationale planbureaus en het CBS geeft op een heel in zichtelijke manier aan welke uitdagingen er voor ons liggen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog zijn het gemiddeld inkomen, de gezondheid en het opleidingsniveau in Nederland aanzienlijk toegenomen. Bovendien hebben Nederlanders een grote mate van vertrouwen in hun medeburgers en de instituties. Vanuit het oog punt van duurzaamheid is aandacht nodig voor arbeid en vergrijzing, kennis en sociale cohesie. De kwaliteit van bodem, water en lucht is de laatste decennia sterk verbeterd, hoewel we, als dichtbevolkt land, vergele ken met Europa nog relatief veel schade aan natuur en gezondheid ondervinden door de lokale milieuvervuiling (bijvoorbeeld fijnstof). De grootste ‘zorgen voor morgen’ spelen op milieugebied, concluderen de planbureaus en het CBS. Vooral klimaatver andering en sterke afname van biodiversiteit baren zorgen.
4
ROm2 - Verkrampte ingenieurs - Meer groenbeleid nodig - Aangescherpt beleid bedrijventerreinen - Concessiemodel alleen geschikt voor eenvoudige gebiedsontwikkeling
10 Hoofdpijn van de Zuidas Over de Zuidas wordt zwaar onderhandeld.
12 Particulier opdrachtgeverschap in stedelijke herstructurering Een andere kijk op particulier opdracht geverschap.
16 Werken aan de creatieve stad Creatieve ondernemer vergadert in café op de hoek.
18 Chris Kuijpers: Centraal wat moet krijgt meer nadruk!
DG Ruimte wil strategische ruimtelijke keuzes maken.
In dit nummer van ROmagazine is er ruim aandacht voor duur zame energievoorziening. Het kabinet heeft hoge ambities, maar in de praktijk is het ‘van alles wat’. Dat heeft zijn weerslag op de ruimtelijke reserveringen voor duurzaam energiegebruik. Die zijn er nagenoeg niet! Ook op het gebied van verkeer en vervoer gaan we vooral door op de bekende weg. In het beleid van minister Eurlings ligt de nadruk op het wegnemen van knelpunten in de (auto)weginfrastructuur, terwijl de toekomst onmiskenbaar ligt in hoogwaardig openbaar vervoer. Steeds meer regio’s komen erachter dat alleen fors investeren in het ov de stedelijke gebieden bereikbaar houdt en de bijzondere kwaliteiten van groen in en om de stad spaart. De tijd is er rijp voor. Juist deze zorgelijke econo mische tijd vraagt om duurzame investeringen. Investeringen, die zowel voor de economie als voor de kwaliteit van het leven van belang zijn. Nu het CDA de discussie over de HSL-oost weer op de agenda heeft geplaatst, wordt het misschien tijd dat de minister zijn beleid herziet.
22 Ontdek-je-plekje
ÏÏMarcel Bayer, hoofdredacteur
46
maart 2009 2
Overheden zoeken ruimte voor duurzame energie.
30 Effect Monitor Nota Ruimte nihil Het leerpotentieel van de Monitor wordt niet optimaal benut!
32 Historische vensters op het landschap
Volgt Nederland het voorbeeld van Frankrijk en Engeland?
34 Spiegeldag 36 Duurzame logistiek in Nijmegen-West Weurt
Handboek Vervoersmanagement helpt ondernemers vooruit. RO-snippers
Recensies, Rommers
pag.
22
pag.
16
pag.
36
Trend
Interview
Centraal wat moet, krijgt meer nadruk
Handboek Vervoersmanagement helpt ondernemers vooruit
Nederland heeft ambities voor duurzame energievoorziening. Ruimte vinden is lastiger, zeker zolang de verlangde energiemix onzeker is. De provincies wacht een taaie klus. Onder de nieuwe Wro en het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG zijn zij het die de Europese en nationale energieambities ruimte lijk moeten vormgeven, in hun structuurvisies en in hun ‘regisserende’ beleidspraktijk. In 2020 wil de EU 20 procent minder broeikas gassen uitstoten dan in 1990. Nederland gaat met zijn werkprogramma Schoon en Zuinig verder: 30 procent uitstootreductie en 20 procent hernieuwbare bronnen in 2020 en jaarlijks gemiddeld 2 procent energiebe sparing. Kiezen voor enkele opwekkings vormen is bij zulke ambities ontoereikend. We moeten alles uit de kast halen!
Juist nu er ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt vanwege de klimaatver andering, de verschuivingen in de economie, de mobiliteitsgroei en de krimp zal sturing vanuit het nationaal ruimtelijk beleid moeten toenemen. Het ruimtelijke debat moet hoger op de maatschappelijke en politieke agenda! ‘Er is al veel meer discussie over het ruimte lijke beleid dan een paar jaar geleden. Toch zullen we dat debat over de fundamentele ruimtelijke vraagstukken meer gaan voeden’, aldus Chris Kuijpers, DG Ruimte van het ministerie van VROM.
Duurzame logistiek combineert belangrijke maatschappelijke thema’s: economie, bereikbaarheid, klimaat, leefomgeving en veiligheid. De stijging van de brandstof prijzen leidt tot een reële verhoging van transportkosten en daarmee tot de sub stantiële stijging van de logistieke kosten van een eindproduct. Duurzame logistiek wordt omschreven als de organisatie van schoner, zuiniger en efficiënter transport. In Nijmegen weten ze er weg mee en belangrijker nog, zijn ze bereid hun kennis te delen.
Ontdek-je-plekje
Praktijk
maart 2009 3
RO
Verkrampte ingenieurs Ondergronds bouwen is een prachtige techniek die bovengronds veel ruimte kan besparen. Maar het kan ook flink misgaan, met verzakkingen, lekkages en gierend uit de bocht vliegende begrotingen. In dat geval verschijnen er negatieve berichten in de media en keert de publieke opinie zich tegen het project. Om de ingenieurs van de toekomst voor te bereiden op de scepsis in de buitenwereld hield het kenniscentrum voor ondergronds ruimtegebruik en bouwen (COB) een middag aan de TU Delft in het teken van ‘bouwen aan vertrouwen’. Een voormalig woordvoerder van Shell mocht vertellen over het publicitaire drama rond het afzinken van de Brent Spar in 1995. Voor de meeste Delftse studenten was het een stukje oude geschiedenis, alleen bekend van horen zeggen. Shell kon niet opboksen tegen de golf van negatieve publiciteit. Het platform werd versleept naar Noorwe gen waar het in plakjes werd gesneden en eindigde als kade in Stavanger. We hadden gelijk destijds, hield de woordvoerder vol,
maar toch zou Shell de keuze voor afzin ken nu niet meer maken. Terwijl de zaal nog napeinsde over deze tegenstrijdigheid én over de vraag wat het dumpen van een boorplatform op de zeebodem met onder gronds bouwen te maken heeft (ervaring opdoen met kunstmatige koraalriffen?) kwam de volgende spreker aan bod: Johan Bosch, technisch manager van de Noord/ Zuidlijn en praktijkhoogleraar ondergronds bouwen in Delft. Uiteraard ging het over de verzakkingen aan de Vijzelgracht. Bosch toonde een plaatje van een rij scheve hui zen, dat ook door veel kranten en websites was gebruikt. Maar die foto was van vóór de verzakkingen, verraste hij de zaal; die huizen stonden al scheef. Tegen de kracht van door beelden gestuurde hypes is niet op te boksen, luidde de boodschap. Eén tegen valler en het opgebouwde vertrouwen zakt door een kritische grens. Is het echt zo slecht gesteld met die waarde ring voor ondergronds bouwen? Natuurlijk niet. Iedereen begrijpt dat grootschalige en
complexe projecten met tegenslagen gepaard gaan. De scepsis ontstaat omdat keer op keer blijkt dat overheden zich laten inpakken door gretige en soms incompetente bouwers. De commotie over de verzakte huizen langs de Noord/Zuidlijn staat niet op zichzelf. Het is de bekende druppel, nadat het project al drie keer duurder is uitgevallen voor de gemeente dan begroot (van 317 miljoen naar minstens 900 miljoen) en de oplevering met minstens vier jaar is uitgesteld. Uit een onderzoek van Deltares eind vorig jaar bleek dat de diepwanden langs de Vijzelgracht van ‘uitzonderlijk slechte kwaliteit’ waren. De bestuurders die de beslissingen namen kunnen niet meer worden afgerekend omdat ze alweer zijn gevlogen naar een volgende baan. Dáár komt die scepsis rondom grote bouwprojecten vandaan, beste Delftenaren. Misschien een leuk thema voor volgend jaar: wat kunnen ingenieurs doen om nog meer planning disasters te voorkomen? ÏÏMartin de Jong
Foto: WFA/Reuters
B re nt S pa r word t ve rsle e pt n a a r S tava nger i n No or we gen .
maart 2009 4
RO
Foto: Roel Dijkstra
Meer groenbeleid nodig
‘In he t park ont mo e t j e elk a ar, ga j e pick nicke n e n l a at j e j e hond ui t .’
Gemeenten moeten meer doen aan flora- en faunabeleid, zo klonk het op het symposium ‘Is natuur te besturen?’ eind januari in Arnhem. ‘Mensen kunnen niet zonder groen. Het maakt ons gezonder: bomen vangen fijnstof op en groen nodigt uit om te bewegen. En groen brengt ons hij elkaar: in het park ontmoet je elkaar, ga je picknicken en laat je je hond uit’, zo somde directeur-generaal Anita Wouters van het ministerie van LNV tijdens het symposium de voordelen van groen op. Haar publiek van vooral ecologen, beleids medewerkers landschapsontwikkeling en andere gemeentelijke groenambtenaren hoefde ze niet te overtuigen van het belang van groen. Maar een paar extra argumenten zijn nooit weg: natuur vermindert vanda lisme, verhoogt de waarde van huizen met vijf procent en biedt een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Aldus Wouters.
Als er zoveel vruchten te plukken vallen van groen, dan zal het met natuurontwikkeling wel snor zitten. Dat blijkt tegen te vallen. Uit een evaluatie van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat natuur een zwakke positie heeft ten opzichte van ander beleid. De VNG wil daarom, samen met LNV en de Stichting Natuur en Milieu, een handreiking maken over hoe gemeenten groen en natuur eerder kunnen betrekken bij de planvorming, liet VNG-directielid Cees Jan de Vet weten. Zijn advies: ‘Maak geen geïsoleerd beleid, maar maak verbindingen met andere beleids terreinen. Ik zie dat er in heel veel gemeen ten nu geld is voor de bouw van brede scholen en dan verbaast het me soms dat die plannen ontwikkeld worden zonder iets aan groen te doen.’ Zo ziet De Vet kansen om met schooltuinen een verbinding met de natuur te leggen. Eindhoven legt al zulke verbindingen, legde een Eindhovense ambtenaar uit. Zo bouwde de lichtstad een zwemstadion waarbij een
bosje met weinig natuurwaarde moest wijken. Om dat te compenseren heeft de gemeente een oude tennisbaan gesaneerd die in een beekdal lag. ‘Dat heeft heel bijzondere natuurwaarden opgeleverd.’ Maar natuurontwikkeling is vaak een lange weg. Neem Leiden. Wethouder John Steegh hield een wervend verhaal over het groenbe leid van de gemeente, dat heeft geleid tot een gedragscode bij bouwprojecten in de stad. Die code regelt onder andere een natuur quick scan, soortenbescherming en zo nodig compensatie. ‘Wij hebben een enquête onder onze bouwmedewerkers gehouden. Iets meer dan de helft kende de code en had ermee gewerkt.’ Dat viel de wethouder toch wel tegen. ‘Hoezeer Leiden ook een voortrekkersrol wil spelen, het is taai om dat tot diep in de organisatie te laten doordringen.’ ÏÏHarry Perrée
maart 2009 5
RO
Aangescherpt beleid bedrijventerreinen
maart 2009 6
gaan pakken, en hoe ze dat gaan doen. Het kabinet stelt hiervoor 400 miljoen euro beschikbaar. Van de provincies wordt ver wacht dat ze eenzelfde bedrag bijleggen. De resterende kosten, die voor de herstructure ring nodig zijn, worden terugverdiend met de herstructurering zelf. Door de herstruc turering zullen bijvoorbeeld vernieuwde terreinen in waarde stijgen. De herstructureringsprogramma’s moeten tot stand komen door een goede regionale afstem ming. Door regionale afstemming kan het ves
tigingsaanbod beter aansluiten bij de wensen van de regionale markt. Daarom is intensieve samenwerking tussen provincies en gemeen ten cruciaal. Die samenwerking is overigens niet alleen cruciaal tijdens het opstellen van de herstructureringsprogramma’s, maar ook tijdens de uitvoering hiervan. De uitvoering zal naar verwachting in 2010 van start gaan. Daarnaast wil het Rijk dat de provincies en de gemeenten op een andere wijze de noodzaak voor nieuwe bedrijventerreinen onderzoeken. Tot nu toe werd deze noodzaak berekend op
Foto: Roel Dijkstra
Het Rijk maakt samen met de provincies en gemeenten afspraken over de herstruc turering van 6500 hectare aan verouderde bedrijventerreinen. Deze afspraken worden voor de zomer van 2009 vastgelegd in een convenant. Door oude bedrijventerreinen te herstructureren, kan het ontstaan van te veel nieuwe bedrijventerreinen worden tegengegaan. In 2009 wordt hiermee gestart door gezamenlijk zogenaamde herstructure ringsprogramma’s op te stellen. In deze plan nen beschrijven provincies en gemeenten welke terreinen ze tussen 2010 en 2020 aan
RO
basis van het economisch meest gunstige sce nario, dat uitgaat van maximale economische groei over de gehele wereld. De feitelijke vraag sluit niet aan bij dit hoogste scenario. Verder bleek al in 2006 dat in heel Nederland nog genoeg kant-en-klare bouwpercelen op bedrij venterreinen beschikbaar waren om zeven jaar van economische groei te kunnen bedienen. Het Rijk stelt dan ook voor om de ramingen met behulp van een regionaal economisch model te nuanceren. De verwachting is dat de geraamde vraag naar bedrijfspercelen hierdoor zo’n 25 procent lager uitkomt, en
daardoor de werkelijke vraag naar terreinen veel beter benadert. Bovendien maakt dit de herstructurering van bestaande terreinen ook aantrekkelijker, omdat hierdoor geen mogelijkheden worden gecreëerd om nieuwe bedrijventerreinen te plaatsen. Verder zal de zogeheten SER-ladder verplicht worden toegepast bij de planning van nieuwe bedrijventerreinen. De SER-ladder stelt drie vragen die de initiatiefnemer van een nieuw aan te leggen bedrijventerrein vooraf moet beantwoorden. De eerste vraag is of het ter rein binnen een herstructureringsprogram
ma past. Zo ja, dan verdient dat de uitdruk kelijke voorkeur. Lukt dat niet, dan moet hij proberen om een bestaand bedrijventerrein of zijn eigen bedrijfsperceel te optimaliseren. Lukt ook dat niet, dan is de aanleg van een nieuw bedrijventerrein mogelijk, met als voorwaarde dat hij deze zo goed mogelijk in het omliggende landschap inpast. Op deze manier wordt zorgvuldig omgegaan met de schaarse ruimte in Nederland. Ministerie van VROM, programmabureau Mooi Nederland! ÏÏMarcel Bayer
Concessiemodel alleen geschikt voor eenvoudige gebiedsontwikkeling ‘Bij gebiedsontwikkeling, met een relatief eenvoudige opgave, kan het concessiemodel worden toegepast. Bij complexe gebiedont wikkelingen moet je er niet aan beginnen.’ Dat stelt praktijkhoogleraar gebiedsontwik keling Friso de Zeeuw. Volgens De Zeeuw laten de kenmerken van een gebiedsontwikkeling (grootschalig, abstract en lange doorlooptijd) zich meestal niet makkelijk verenigen met de kenmerken van een concessie: helder, concreet, overzich telijk en veel vrijheid voor de marktpartij voor programma en ontwerp. Dat geldt vooral voor grootschalige, multifunctionele opgaven. Op een minisymposium over de gebiedsconcessie in Rotterdam lieten de Tilburgse wethouder Jan Hamming en Paul Hoen (directeur Regio Zuid van Bouw fonds Ontwikkeling) aan de hand van de casus Stappegoor in Tilburg zien hoe bijvoor beeld de gemeenteraad een complicerende factor is, omdat ze zich met de uitvoering van dit soort processen wil blijven bemoeien. Hamming erkende dat dit er sinds het dualisme in de gemeentepolitiek alleen maar lastiger op is geworden. De Zeeuw stelde dat Stappegoor, met uitzondering van de wo ningopgave, te ingewikkeld is, en daardoor te onzeker om volledig als concessie neer te
zetten. ‘Beter is het om dit type projecten te ontwikkelen in een alliantie, waarna deelpro jecten als concessie worden opgepakt.’ ‘Ypenburg deelplan 20’ in Den Haag is een ander voorbeeld. ‘De gemeente koos bewust voor het concessiemodel, waardoor de gehele gebiedsontwikkeling de verantwoordelijk heid zou worden van één partij’, vertelt Jan Bruil, directeur Wonen ING Real Estate. Na een preselectie uit vijf partijen werd zijn bedrijf gekozen om de opgave te realiseren. ‘Maar wel binnen een zeer krap tijdsbestek, een bouwplicht én verantwoordelijkheid voor het stedenbouwkundig plan met de beperking van een mogelijk gemeentelijk veto zonder vooraf bepaalde criteria. We kregen met andere woorden wel een grote rol toebedeeld, maar niet het vertrouwen.’ Deze onduidelijkheid resulteerde in een hoger pro cesrisico en vertraging. Volgens Bruil vraagt het concessiemodel bij gebiedsontwikkeling dan ook om vertrouwen. ‘Vertrouwen dat je behoort te verdienen, maar je ook zult moeten borgen. Je kunt niet blijven hangen in een sfeer van vrijblijvendheid.’ Deloitte concludeert uit een evaluatie van gebiedsconcessies in vijf Europese landen dat
de rol van de Nederlandse overheid vaak hy bride is, en om herijking vraagt. Rolvastheid is hierbij een belangrijk issue. Bij gebiedsont wikkeling, en zeker bij het concessiemodel, blijkt in theorie namelijk dat de uitvoerende taken wel bij de markt liggen, maar in de praktijk de overheid blijft interveniëren. Jurrien Veldhuizen, verbonden aan Deloitte Real Estate Advisory, stelt voor om in Neder land te experimenteren met een combinatie van een alliantie en een gebiedsconcessie. Veldhuizen: ‘Inherent aan gebiedsontwikke ling is onzekerheid. Zowel overheid als markt weet niet hoe een gebied er over pakweg twintig jaar uitziet. Door toepassing van het alliantiemodel kunnen markt en overheid samenwerken aan de planvorming, en samen de kaders vaststellen voor de lange termijn. Door uitgifte van concessies voor deelgebie den binnen dat totale plangebied kunnen marktpartijen de uitvoering en eventueel ook het beheer voor hun rekening nemen.’ Dwingen maatschappelijke ontwikkelingen na verloop van tijd tot een koerswijziging van de gebiedsontwikkeling? Dan, zo meent Veldhuizen, kunnen overheid en markt terugvallen op de gezamenlijk vastgestelde kaders. 'Daarmee blijft betrokkenheid van de overheid gewaarborgd.’
maart 2009 7
Nieuws uit Brussel
Grote steden wil grotere rol bij ontwikkelen Europees beleid Steden moet meer betrokken worden bij het ontwikkelen en uitvoeren van Europees beleid. Dat zei burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag, tevens voorzitter van Eurocities, eind januari in Brussel tijdens een ontmoeting met José Manuel Barroso, voorzitter van de Europese Commissie. 'Steden spelen een belangrijke rol bij het verbeteren van Europa's wereldwijde concur rentievermogen. De zwakheid in Europa's huidige benadering van economische groei en werkgelegenheid, zoals terug te vinden in de Lissabon-agenda, is dat de rol van steden wordt genegeerd', zo zei Van Aartsen. Aanleiding voor de ontmoeting tussen Van Aartsen en Barroso was de geplande herzie ning van de Lissabon-agenda voor de periode na 2010. De Lissabon-agenda verwijst naar
een akkoord dat de Europese regeringslei ders in 2000 in Lissabon hebben gesloten. Doel van het akkoord en de Lissabon-agenda is om de Europese Unie tegen 2010 de meest dynamische en concurrerende economie ter wereld te maken, uitgaande van een ken niseconomie. Volgens de voorzitter van Eurocities – een netwerk van 135 grote Europese steden – zijn steden het focuspunt voor innovatie en het aantrekken van investeringen. Van Aartsen wees er verder op dat de economi sche migratie hoger is dan ooit. Daarom is het volgens hem de uitdaging om met behulp van actieve integratie zo goed mogelijk gebruik te maken van de moge lijkheden en het potentie van de aanwezige werkkrachten.
EU-commissaris voor Transport kondigt actieplan duurzaam stedelijk transport aan
regelen opgenomen om landen en steden te helpen bij het invoeren van de nieuwe Europese regels om schone en energieefficiënte voertuigen te promoten. Ook is er geld beschikbaar voor het ondersteunen van pilotprojecten en studies op het gebied van duurzaam stedelijk vervoer. Meer dan 70 procent van de Europeanen woont in steden. Steden zijn goed voor 85 procent van Europa's bruto nationaal pro duct. Maar steden zijn ook verantwoordelijk voor 40 procent van de Europese CO2-uit stoot veroorzaakt door het wegvervoer. Tajani’s aankondiging van het actieplan volgde kort nadat de grote Europese steden, verenigd in Eurocities, publiekelijk aangaven ontstemd te zijn over het feit dat het plan, dat er oorspronkelijk half december vorig jaar al had moeten zijn, zo lang uitblijft. ‘Gezien de huidige economische situatie en de dringende noodzaak om te klimaatveran dering te bestrijden, is er beslist geen tijd te verliezen bij het versnellen van de overgang naar een duurzaam stedelijke tranport,’ aldus Jozias van Aartsen, burgemeester van Den Haag en voorzitter van Eurocities. Zie ook: http://www.civitas-initiative.org/ main.phtml?lan=en.
Steden, de lidstaten van de EU, én de EU als geheel moeten samenwerken om oplossingen te vinden voor de milieu- en verkeerspro blemen die de Europese steden teisteren. Dat zei Antonio Tajani, vicevoorzitter van de Europese Commissie en verantwoordelijk voor Transport, eind januari in het Franse Toulouse. Hij kondigde daar een EU-actie plan voor stedelijke mobiliteit aan. ‘Europa wordt momenteel geconfronteerd met een serieuze economische recessie. We moeten die recessie omzetten in een kans. We moeten investeren in innovatief nieuw beleid en nieuwe technieken om onze steden beter te laten functioneren. Dat betekent het terugdringen van verkeersinfarcten en het promoten van openbaar vervoer en gezonde manieren om zich te verplaatsen, zoals fietsen en lopen. Dit jaar presenteren we een serie concrete maatregelen. Samen zullen die zorgen voor een geïntegreerde aanpak van duurzaam stedelijk vervoer. Om hierin te slagen willen we samenwerken met steden en nationale overheden’, aldus Tajani. In het Europese actieplan worden maat
maart 2009 8
Va n A a r t s en: E conom i s che m i g rat ie i s ho ger d a n o oi t
Stedelijke Atlas gepresenteerd De Europese Unie en de lidstaten hebben met behulp van duizenden satellietfoto's gezamenlijk een Stedelijke Atlas gemaakt. Stadsplanologen en overheden krijgen hiermee de meest recente en nauwkeurige gegevens in handen over steden en hun omgeving. Met behulp van de atlas kunnen ze de risico’s en mogelijkheden voor een bepaald gebied beter inschatten. Of het nu gaat om het overstromingsgevaar en de gevolgen van klimaatverandering of de behoefte aan nieuwe infrastructuur en openbaar vervoer, de atlas geeft er gedetail leerde informatie over. Momenteel zijn er gegevens van 185 EUsteden in opgenomen. Daaronder ook de Nederlandse steden Amsterdam, Apeldoorn, Breda, Eindhoven, Groningen, Nijmegen, Rotterdam, Den Haag, Tilburg en Utrecht. Alle opgenomen steden ontvangen een exemplaar. Tegen 2011 moeten alle EUsteden in de Stedelijke Atlas (Urban Atlas) verwerkt zijn. ‘Europese steden en gemeentelijke overhe den worden de komende jaren geconfron teerd met grote nieuwe uitdagingen op het gebied van de ruimtelijke ordening voor de
De verwondering
toekomst. Dit project voorziet in een prakti sche en kosteneffectieve oplossing voor hun behoeften. Dankzij het gebruik van Europese ruimtetechnologie creëren we mogelijkhe den om van elkaar te leren over het gebruik van land. Ook helpen we steden zo om beter geïnformeerde investeringsbeslissingen te kunnen nemen', aldus Europees Commissa ris Danuta Hübner (Regionaal Beleid) bij de presentatie. De Stedelijk Atlas komt voort uit de Global Monitoring of Environment and Security service (GMES), het wereldwijde observatie systeem voor natuur en veiligheid. Zie ook http://ec.europa.eu.gmes/index_ en.htm.
EU zet supercomputers in voor onderzoek naar duurzame energie De Europese Commissie geeft onderzoekers van ITER, een internationaal proefproject op het gebied van kernfusie, toegang tot een netwerk van Europese supercomputers. De commissie hoopt dat daarmee de zoektocht naar het antwoord op de vroeg hoe aan de energiebehoeften van de planeet kan worden voldaan, wordt versneld. De Europese wetenschappers krijgen toegang tot het zogeheten DEISA-netwerk, dat twaalf van de honderd meest krachtige supercom puters in de wereld met elkaar verbindt. Dit maakt het mogelijk om bijvoorbeeld de werking van een kernreactor na te bootsen. De mensen achter het ITER-project willen het potentieel en de technische haalbaar heid aantonen van kernfusie-energie als een schone, veilige en duurzame energiebron. Mogelijke bronnen van fusie zijn overal aanwezig. Een gram brandstof kan evenveel energie opleveren als elf ton steenkool. Aan ITER werken wetenschappers uit 25 Europese landen en Japan, China, India, Zuid-Korea, Rusland en de Verenigde Staten mee. Het proefproject wordt opgezet in het Zuid-Franse Cadarache. ‘Vorderingen bij het onderzoek naar kern energie zouden ons dichter in de buurt kun nen brengen van een potentiële oplossing voor de Europese energiebehoefte,’ aldus Viviane Reding, Europees Commissaris voor Informatiemaatschappij en media. Meer info: www.deisa.eu en www.iter.org. ÏÏBoris Peters
Rechtvaardigheid en ruimtelijk beleid Om ons gezamenlijke huis op orde te hou den staan we voor enorme opgaven. Speelt het thema rechtvaardigheid daarbij een rol, vroeg ik me onlangs af toen ik A Theory of Justice van Rawls las. Rechtvaardigheid was in de opbouwjaren een belangrijk thema in het ruimtelijk beleid. Het beleid moest bijdragen aan gelijke verdeling van wel vaart, later zelfs aan spreiding van rijkdom, kennis en macht. Die ideologie is inmiddels naar de achtergrond geraakt. In de Vierde Nota werd ‘sterke punten versterken’ het motto. De belangstelling voor rechtvaar digheid is in het ruimtelijk debat verkrui meld; de kruimels zijn weggewaaid met de restanten van de verzorgingsstaat. Is recht vaardigheid een hopeloos thema omdat we het toch niet eens kunnen worden over een rechtvaardig ruimtelijk beleid? Rawls geeft aan hoe je over deze postmo derne grindbak heen kunt springen: een samenleving is rechtvaardig, billijk, als die is ingericht zoals vrije en gelijkgestelde mensen haar wensen, voordat ze weten welke plaats ze zelf in die samenleving zullen krijgen. Het model van Rawls leidt niet tot totale gelijkheid, want menselijke ambities krijgen de ruimte zolang dat maar voordelen biedt voor iedereen. Zo heeft hij het prisonersdilemma opgelost; particulier pluralisme hoeft pas te eindigen waar maatschappelijk pluralisme wordt bedreigd. Rawls laveert zo vaardig tussen een linkse Scylla en rechtse Charybdis. Als we morgen een willekeurige plek in de samenleving zouden krijgen, met veel of weinig IQ, oud of jong, in de stad of op het platteland, zouden we dan de spelregels van het ruimtelijke beleid willen wijzigen? Ofwel: zouden we dan vinden dat het ruimtelijke beleid billijk is? Geld, God en genen zijn natuurlijk veel belangrijker, maar als we die even opzij zetten, blijft de vraag: kan het ruimtelijk beleid billijker? Billijkheid zou zich in deze tijd niet meer in
de eerste plaats uiten in de vraag naar gelijk heid maar in de vraag naar (keuze)vrijheid. Draagt ruimtelijk beleid bij aan een billijke mate van vrijheid voor de burger? Dat is de vraag. Voor een starter of bejaarde valt er weinig te kiezen op de woningmarkt, voor een modaal mens is het onmogelijk om buiten te wonen of zelf zijn huis te bouwen. Zou ik een hobbithuis mogen bouwen of een boomhut als ik dat zou willen? Is het billijk dat we compact bouwen mede met het oog op het beschermen van agrarische grond maar dat tegelijkertijd het landelijk gebied volstrekt ontoegankelijk is geworden voor de burger in zijn flat? Met de open ruimte zijn we zuinig: is het dan billijk dat agrarische ondernemers industriële complexen zonder enige relatie met de plek kunnen ontwikkelen? Is het billijk dat kinde ren in de grote steden niet meer redelijker wijs bij sportvoorzieningen kunnen komen en ouderen niet meer bij een volkstuintje? Is het niet vreemd dat ondernemers ruimhartig worden gefaciliteerd op bedrijventerreinen maar burgers nauwelijks aan een betaalbaar bouwperceel kunnen komen? Discutabele resultaten op het punt van vrijheid dus en toenemende spanningen tussen vrijheid en gelijkheid. We kunnen ons gezamenlijke huis niet verbouwen met alleen regels voor vrijheid en gelijkheid. We zullen een behoorlijke dosis broederschap, tegenwoordig solidariteit genoemd, aan het ruimtelijk beleid moeten toevoegen om Rawls tevreden te stellen. ÏÏ Bram van de Klundert
bramvandeklundert@mac.com
maart 2009 9
Ruimtelijk bekeken
Zware onderhandelingen, nog geen doorbraak
Hoofdpijn van de Zuidas ‘Ik hoor al zeven jaar dat ze knopen gaan doorhakken’, zegt hoogleraar planologie Willem Salet aan de Universiteit van Amster dam. Na het afhaken van private partijen is nu het Rijk aan zet. Maar ook het ministerie van Verkeer en Waterstaat draagt voorlopig niet de kosten voor het dokmodel, dat vooren tegenstanders kent.
L
angs de zuidkant van de ringweg A10 rond Amsterdam verrijzen hoge torens in het kader van het project Zui das. Al tien jaar bestaat het plan om rond station Zuid wegen en spoorwegen ondergronds aan te leggen en daar bovenop woningen te bouwen, het dokmodel. ‘Zou jij naar buiten willen komen als je in één van die door de meest bekende architecten ter wereld gemaakte torens zou werken? Ik niet’, vroeg John Worthington, internati onaal bekend architect en stedenbouwer, zijn gehoor eind vorig jaar op een expertmeeting over de Randstadvisie 2040. Twaalf buitenlandse specialisten uit alle delen van de wereld waren ingevlogen op verzoek van de Vereniging Deltametro pool. Ze hadden net de Zuidas bezocht. ‘It’s happening al ready’, zegt hij later in een telefonisch interview. De aantrek kingskracht op grote bedrijven en de daaruit volgende bouw van grote torens zorgt voor een natuurlijke ontwikkeling. ‘De Zuidas ontwikkelt zichzelf stapsgewijs, ook zonder dok.’ Hij stelt voor het geld dat voor het dokmodel is gereserveerd te besteden aan investeringen in de openbare ruimte in de omgeving van Zuidas.
NV Zuidas Robert Dijckmeester geeft toe dat de investeringen in de publieke ruimte geen gelijke tred houden met de ontwikke ling van de kantoren. Hij zit midden in overleg met het Rijk om te onderzoeken hoe het dokmodel kan worden gered. ‘Ik geloof er nog steeds in, anders zou ik hier niet werken. We bekijken of de aanleg van het ondergrondse station vervroegd kan worden uitgevoerd, gecombineerd met het ondergronds brengen van de Rijksweg. De verbinding tus sen stad en Zuid moet worden hersteld’ zegt Dijckmeester, commercieel directeur van het projectbureau Zuidas van de gemeente Amsterdam.
‘De Zuidas ontwikkelt zichzelf stapsgewijs, ook zonder dok’ Eind 2007 vonden private partijen het risicoprofiel van een realiseerbaar plan van aanpak (‘de businesscase’) te hoog. ‘Een van de knelpunten was en is voor wiens rekening het afdekken van risico’s van het ondergronds aanleggen van N ie uw A mste rd a m: b ez e tt ing woninge n confor m ve r wacht i ng.
maart 2009 10
spoor en weg gaat komen. Daarom wordt nu overwogen de aanleg van zware rail en de rijksweg uit de verantwoordelijk heid van de onderneming te halen. Dan draagt NV Zuidas niet het risico voor de aanleg van spoor- en weginfrastruc tuur onder de grond’, aldus Dijckmeester.
keur uitgesproken voor het dokmodel onder de voorwaarde dat hiervoor een onderneming is op te richten’, zegt een woordvoerder. Het standpunt van het ministerie is altijd geweest om niet extra voor het ondergronds aanleggen te gaan betalen.
Nieuw Amsterdam
De trage besluitvorming over het dok wringt met capaci teitsproblemen tussen Zuid, Schiphol en Utrecht. Het is afwachten of de hogesnelheidslijn in de toekomst op Zuid zal landen. ProRail en de Hoge Snelheidslijn Associatie beslissen daarover. ‘We wachten de besluitvorming over het dokmodel af’, zegt Ronald Stevens van de Hoge Snelheidslijn Associ atie. ‘De komende jaren is Amsterdam-CS het vertrekpunt.’
De kredietcrisis maakt de zaak er niet makkelijker op. Een bieding moest voor de tweede keer worden uitgesteld. ‘Ik zal niet zeggen dat er niets aan de hand is. Partijen herover wegen hun positie. De belangstelling voor kantoren is nog steeds groot’, zegt Dijckmeester over de kredietcrisis. Met het wonen gaat het minder. Nieuw Amsterdam is een in 2008 op de Zuidas gereed gekomen woontoren met apparte menten die vanaf 2000 euro per maand te huur zijn. ‘Veertig procent is dit jaar bezet, dat is conform de verwachting’, zegt projectontwikkelaar en eigenaar Vesteda uit Amsterdam. Normaal vindt de bouw van een toren pas plaats als de helft verkocht is. De bouw van Nieuw Amsterdam heeft ongeveer 120 miljoen euro gekost. Vesteda rekent in het eerste jaar op ongeveer 6 miljoen euro aan huurinkomsten (www.bouwwwereld.nl).
Oosterwijk Inmiddels is een rijksvertegenwoordiger aangezocht om te beoordelen of en hoe het dokmodel kan worden uitgevoerd. De vraag voor oud-secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken, Jan Willem Oosterwijk, is voor wiens rekening het afdekken van risico’s van het ondergronds aanleggen van infrastructuur komt, Financiën of Verkeer en Waterstaat? Het laatste ministerie neemt die kosten in elk geval niet voor zijn rekening. ‘Het Rijk heeft de voor
Europa ‘Ik moet nog zien dat er een beslissing over het dokmodel komt,’ zegt Willem Salet in een reactie. Hij vergeleek de Zuidas met andere Europese projecten. Hij hekelt het feit dat er nog geen duidelijkheid is over de infrastructuur voor de Zuidas. ‘Ik vind het heel eigenaardig dat het Rijk na tien jaar nog geen richting heeft bepaald. Wat voor station komt er nou op Zuid, en wordt boven of onder de grond gebouwd? Het is een zaak die het Amsterdamse belang te boven gaat. Het Rijk en de gemeente Amsterdam hadden zich niet afhankelijk van banken en ontwikkelaars moeten maken.’ Bovendien heeft Amsterdam er te weinig aan gedaan om het project hogerop onder de aandacht te brengen. ‘Ze hadden op de Lissabon-agenda moeten zien te komen, om de Euro pese Unie mee te laten investeren. Dat gebeurt in de andere Europese projecten wel.’ ÏÏOlivier Lingbeek
maart 2009 11
Ruimtelijk bekeken
Een andere kijk op particulier opdracht De overheid stimuleert particulier opdrachtgeverschap al enige tijd maar het wil nog niet goed van de grond komen. Een reden van de stagnatie is dat de focus op particulier opdrachtgeverschap eenzijdig is. De meest gangbare vorm van particulier opdrachtgeverschap is het bouwen van een nieuwe (vrijstaande) woning op een kavel, maar deze manier van bouwen spreekt maar een relatief kleine groep mensen aan vanwege de kosten en met name de moeite die ermee gepaard gaat. Daarnaast zijn veel vakmensen huiverig voor particu lier opdrachtgeverschap vanwege het beeld dat er bestaat van saaie uitgestrekte suburbs, Amerikaanse stijl. Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt gedemonstreerd dat (collectief) particulier opdrachtgever schap ook anders kan en heel gevarieerde stedenbouw kan opleveren.
A
lmere is druk bezig om particulier opdrachtgeverschap een volwaardige plek in de woningbouw te geven. Om het particulier opdrachtgeverschap toegankelijker te maken is een tussenvorm bedacht: het mede-opdrachtgeverschap. Hierbij ontwikkelen particulieren samen met een ontwik kelaar hun woning. Zeggenschap van bewoners wordt gecombineerd met kennis en ervaring van een professionele partij. De ontwikkelaar is hierbij vaak de grondeigenaar en initiatiefnemer en hij verzamelt een groep toekomstige kopers om een gebied te ontwikkelen. Voordeel is dat er op die manier schaalvoordeel optreedt wat het bouwproces goedkoper maakt. Daarnaast wordt particulieren veel werk uit handen genomen doordat de ontwikkelaar het aanstu ren van de aannemer en architect verzorgt en bovendien
De el pl an I th a k a va n ont w ik ke l a a rs E dw in Oo stme i j e r bv en Va n B e k k um Gro e p bv, VMX a rchi te c te n e n R on a ld R ie t ve ld L a nd s ch a p s ont wer p.
verantwoordelijk is voor de gemeentelijke procedures. Deze manier van bouwen stroomlijnt het bouwproces aanzienlijk. Consequentie is wel dat de particulier gebonden is aan een bepaalde hoofdopzet van de woningen van de ontwikkelaar en dus minder vrijheid heeft om de woning naar eigen wens te ontwerpen. Of mede-opdrachtgeverschap in de praktijk tot zowel de ge wenste vrijheid voor particulieren als een hoge (betaalbare) kwaliteit van woningen en woonomgeving leidt zal onder meer blijken uit het uiteindelijke resultaat van de ontwik kelingen in het Homeruskwartier. Uit een evaluatie, die Bureau Stedelijke Planning heeft uitgevoerd, van het proces van mede-opdrachtgeverschap in het Homeruskwartier onder betrokken particulieren tot nu toe blijkt dat mensen enerzijds de keuzevrijheid prettig vinden, maar toch ook veel waarde hechten aan de zekerheid van een ontwikkelaar die eindverantwoordelijk is.
Totaalplan Homeruskwartier met deelplannen voor mede-opdrachtgeverschap Helaas is al gebleken dat het proces om tot een gezamen lijk plan te komen ingewikkelder is dan men dacht. Een groot deel van de mensen die zich voor een woning hebben ingeschreven is in de loop van het traject weer afgehaakt. Het proces van mede-opdrachtgeverschap is dus nog voor verbetering vatbaar.
Nieuw Leyden Particulier opdrachtgeverschap kan ook toegepast worden bij herstructurering in binnenstedelijk gebied. Het project Nieuw Leyden in Leiden is hier een goed voorbeeld van. Hierbij werd ook wel gesproken over sociaal particulier
maart 2009 12
geverschap pdrachtgeverschap, omdat het project is bedoeld voor o bewoners met beperkte financiële middelen. Het project richt zich op het ter beschikking stellen van kavels aan men sen uit de wijk zodat een wooncarrière binnen de wijk moge lijk wordt. Op die manier wil de gemeente bewoners aan de wijk binden die maatschappelijk zijn opgeklommen en graag groter willen gaan wonen. De gemeente wil deze groep voor de wijk behouden omdat zij zorgt voor behoud van draagvlak voor voorzieningen en bijdraagt aan de sociale samenhang.
Nieuw Leyden: particulier opdrachtgeverschap in combinatie met intensief ruimtegebruik In een centraal informatiepunt in de wijk konden bewoners informatiebijeenkomsten en workshops bijwonen. Ook kon den bewoners ervoor kiezen om gezamenlijk hun woningen te ontwikkelen, waardoor diverse vormen van collectief opdrachtgeverschap ontstonden. Wat dit plan verder bijzon der maakt, is het feit dat het particulier opdrachtgeverschap betreft in combinatie met intensief ruimtegebruik. Voor het gebied bestond een Vinex-taakstelling van driehonderd woningen. Door het aanbrengen van een halfverdiepte parkeergarage deels onder de woningen was het mogelijk om compact te bouwen en toch grondgebonden woningen te realiseren. Deze parkeeroplossing maakte het tevens mogelijk om de openbare ruimte op een hoogwaardige manier in te richten. De bewoners werden ook betrokken bij het bepalen van het gebruik en de inrichting van de openbare ruimte.
Wallisblok, Rotterdam Tot slot nog een laatste voorbeeld van een vorm van col lectief particulier opdrachtgeverschap, waarbij sprake is van renovatie. In Rotterdam werd in 2003 het project Kluswo ningen geïnitieerd. Hiermee wilde het college van B&W de verloedering in een aantal wijken terugdringen waaronder Spangen en Rotterdam-Zuid. In Spangen is het Wallisblok in collectief opdrachtgeverschap gerenoveerd. Voor dit verloederde pand werd gezocht naar een groep geïnteres seerden. Zij kregen voor een symbolisch bedrag een woning aangeboden, op voorwaarde dat ze er een aanzienlijk bedrag
He t Wa l l i sblok n a de renovat ie.
in zouden investeren. De groep geïnteresseerden moest samen een kopersvereniging vormen. Deze vereniging trad op als opdrachtgever voor de verbouwing van de woningen en stuurde de architect en aannemer aan. Deze manier van herontwikkelen kent verschillende voordelen. De toekom stige bewoners krijgen relatief veel vierkante meters voor hun geld en hebben de mogelijkheid om de woning naar eigen wens te verbouwen. Daarnaast creëert het werken met een groep ook mogelijkheden om bepaalde collectieve voorzieningen in te richten zoals bijvoorbeeld een gezamen lijke binnentuin. Voordeel voor de gemeente is dat het een gemakkelijke en goede manier is om vervallen woningen op te knappen en starters aan de stad te binden.
Wallisblok: geïnteresseerden moesten samen een kopersvereniging vormen
maart 2009 13
Ruimtelijk bekeken
Tübingen In Tübingen is een innovatieve manier gevonden om op een stedelijke manier mensen zelf hun eigen woning te laten bou wen, in de vorm van appartementenblokken. In het plan voor het gebied zijn alleen de hoofdlijnen vastgesteld. Hierbinnen konden particulieren gezamenlijk bouwblokken ontwikkelen. Hierbij hadden ze heel veel vrijheid met betrekking tot het ontwerp.Er werden slechts een aantal regels opgesteld over de maximale hoogte en de rooilijn. De breedte van de blokken konden naar wens worden bepaald. Ook konden de bewoners naar eigen smaak het collectieve binnengebied ontwerpen en beheren via de vereniging van eigenaren. Het uitgangs punt van de openbare ruimte is dat deze een hoogwaardige verblijfskwaliteit krijgt. Auto’s worden zo veel mogelijk aan de rand van de wijk geparkeerd. Andere functies dan wonen hebben ook een plek gekregen in het plan. Voor een aantal blokken gold de verplichting dat de begane grond werd ingevuld met commerciële functies of voorzieningen. Deze ruimtes konden door de opdrachtgevers zelf gebruikt worden als bedrijfsruimte of de ruimtes konden verhuurd worden. Voor het parkeren heeft de gemeente een garage aan de rand van het centrumgebied ontwikkeld, waar bewoners een parkeerplek kunnen huren. Op deze manier is een stedelijke, compacte wijk inclusief voorzieningen ontstaan met veel vrij heid voor de bewoners wat betreft het ontwerp. Dat er ook nog andere vormen van particulier opdracht geverschap zijn die ook andere doelgroepen aanspreken, is nog relatief onbekend. Particulier opdrachtgeverschap kan ook binnenstedelijk of zelfs gestapeld worden toegepast. Deze mogelijkheden zijn in Nederland tot nu toe te weinig benut gebleven en leveren verschillende voordelen op. De beperkte ruimte in Nederland zet vanzelfsprekend een rem op onbeperkte uitbreiding van steden. Er ligt hier vooral
maart 2009 14
een grote opgave om te bouwen binnen de bestaande steden en hierbij zou ook particulier opdrachtgeverschap een rol moeten spelen. Los van de, door veel politici en vakmensen, wens om te bouwen binnen de bestaande stad, is er ook een grote groep mensen die zich meer aangetrokken voelt tot stedelijke woonmilieus. Voor deze groepen is het aanbod om als particulier aan de slag te gaan nog heel beperkt. Een voorwaarde om particulier opdrachtgeverschap in Ne derland succesvol te maken is door de definitie van particu lier opdrachtgeverschap breder te zien dan de ‘standaard’ vorm van particulier opdrachtgeverschap: het bouwen van een vrijstaande woning op een kavel. De beschreven projec ten demonstreren dat (collectief) particulier opdrachtgever schap ook op een geheel andere manier kan dan gangbaar is. Mede-opdrachtgeverschap in Almere laat een tussenvorm zien van particulier opdrachtgeverschap en reguliere bouw door ontwikkelaars. Dit neemt kopers een heleboel werk uit handen en verkleint bovendien het risico. Het project Nieuw Leyden laat zien dat particulier opdrachtgeverschap onder bepaalde voorwaarden ook voor de lagere inkomens mogelijk is en bovendien met halfverdiept parkeren. Renovatie van verloederde panden kan ook door particulieren worden op gepakt, dit is gebeurd bij het Wallisblok in Rotterdam. De gemeente moet hierbinnen wel een stimulerende en initiërende rol op zich nemen. Deze innovatieve manieren van particulier opdrachtgeverschap leiden echter vaak tot een duurzamere wijk en zijn bovendien voor meer mensen financieel bereikbaar. Daarnaast vullen ze een lacune in het aanbod van particuliere bouwmogelijkheden in een stedelijke context. ÏÏMyrna Plomp, Bureau Stedelijke Planning bv
Vacaturepagina
Leven in de delta
Veiligheid is een belangrijk onderwerp in Nederland. We moeten het hoofd bieden aan de dreiging van overstromingen vanuit zee en vanuit de rivieren. Veiligheidsvraagstukken pakken we op een integrale manier aan. Een uitgekiende combinatie van maatregelen geeft duurzamer, leefbaarder en vaak voordeliger oplossingen.
Veilig
Deltares biedt innovatieve oplossingen voor water- en ondergrondvraagstukken. Innovaties die nodig zijn om deltagebieden leefbaar te houden.
Duurzaam
Kennisinstituut Deltares staat voor een goede balans tussen advies en onderzoek, nationaal en internationaal. Met ruim 900 medewerkers zijn we actief in die gebieden waar de economische en bevolkingsdruk groot is en waar behoefte bestaat om de boven- en ondergrondse ruimte en hulpbronnen multifunctioneel en intensief te benutten
Leefbaar
www.deltares.nl | info@deltares.nl | 015 2858585 RO Magazine 180x270 jan2009.indd 1
19-1-2009 14:56:57
Ruimtelijk bekeken
Creatieve ondernemer vergadert in café op de hoek Sinds het belang van de creatieve klasse door Richard Florida is aangetoond, willen alle steden creatieve steden worden. Menselijke creativiteit is de motor van de economie in de eenentwintig ste eeuw; misschien nog wel sterker in tijden van crises. Waar moeten steden in hun gebiedsont wikkeling op letten om talent aan te trekken en te behouden?
I
n het Oostelijk Havengebied in Amsterdam, het Lloyd kwartier in Rotterdam en de Hortusbuurt in Groningen zijn relatief veel creatieve bedrijven gevestigd in vergelijking met andere gebieden in dezelfde steden. Grafisch ontwer pers, filmmakers, (interieur)architecten, fotografen en kun stenaars in kleine creatieve bedrijven in die gebieden vinden zogenaamde ‘softe locatiefactoren’ doorslaggevend voor hun vestigingskeuze. Dit blijkt uit onderzoek uitgevoerd door Annet Jantien Smit in opdracht van Nicis Institute.
Levendigheid, horeca én groen Een aantrekkelijke buurt is voor creatieve ondernemers een levendige buurt met veel horeca, mooie architectuur, water en groen. ‘Het moet een omgeving zijn waar mensen komen en denken: goh, die zit daar leuk,’ aldus een creatieve ondernemer. Een ander: ‘Ik vind het leuk als klanten zien dat we in een industrieel gebied zitten met een creatieve atmosfeer. Het is leuk als een klant uit Hoorn of Oss ook een beetje allure meekrijgt.’
maart 2009 16
Het Muziekgebouw aan ’t IJ is een van de favoriete gebieds kwaliteiten in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam. 'Hier maak ik heel vaak afspraken voor werk. Het is dichtbij, en het ziet er leuk uit. Ik voel dan ook een soort trots, dat ik hier woon,’ aldus een respondent. Levendigheid door de combinatie van wonen en werken in de buurt wordt vaak genoemd als doorslaggevende factor voor vestiging van het bedrijf. Om creatieve bedrijvigheid aan te trekken, moet je in elk geval géén bedrijventerreinen ontwik kelen. Bijna unaniem en uit zichzelf zeggen creatieve onderne mers dat ze dat nooit zouden willen, ook niet in de toekomst. Sociale veiligheid in een gebied is ook belangrijk, omdat veel ’s avonds en in het weekend wordt gewerkt. Het beeld dat creatieve bedrijven zich bij uitstek graag op goedkope locaties op oude industrieterreinen vestigen, wordt niet bevestigd door het merendeel van de respondenten. Het gevoel te pionieren in een zich ontwikkelend gebied vinden ze meestal wel aantrekkelijk. In Rotterdam is het Lloydkwartier met het Scheepvaartcol lege, de haven en een hip restaurant één van de favoriete gebiedskwaliteiten. ‘Er is bijzondere architectuur. Het ligt direct aan de haven. Grote boten meren hier aan, liggen er een week, en varen weer verder. Het is aan de ene kant commercieel, maar het heeft ook iets alternatiefs,’ aldus een respondent.
Netwerk Een professioneel creatief netwerk in de buurt is in functi onele zin – tegen alle verwachtingen in – niet zo belangrijk. Samenwerking met bedrijven in de nabije omgeving komt
Fotografie: VIPphoto, Groningen: Jan Willem Kattenbeld en Don Hofstee. http://www.vipphoto.nl.
namelijk weinig voor en wordt ook niet gezien als groot gemis. Voor het imago van het gebied is de aanwezigheid van andere creatieve mensen echter wel belangrijk. Andere creatieve bedrijven in het pand of in de buurt geven je bedrijf een professioneler imago. Leuke plekken voor face-to-facecontacten zijn van belang; om kennis uit te wisselen en om afspraken te maken met klanten. De masterscriptie Crossing the River IJ, why cultural industries opt for Amsterdam Noord van Anne Risselada beves tigt het belang van sociale contacten en netwerken voor de culturele industrie. Netwerken gaat het makkelijkst in een informele omgeving. Risselada stelt dat bedrijven daarom graag in de buurt zitten van publieke voorzieningen zoals cafés, bars en restaurants. Uit het onderzoek van Annet Jan tien Smit blijkt dat goede cafés en restaurants zelfs worden gezien als ‘verlengd kantoor’, om met of zonder opdrachtge ver even af te spreken.
Aan de slag Jos Gadet, senior planoloog bij de Dienst Ruimtelijke Ordening in Amsterdam, is als stedelijk partner betrokken geweest bij het onderzoek van Annet Jantien Smit. Gadet geeft aan dat het onderzoek naar ruimtelijke kwaliteiten van creatieve werkmilieus zeer belangrijk is voor de stad omdat het een middel is om mensen te overtuigen van het belang van gebiedskwaliteiten. Bovendien bewijst dit onderzoek wat hij en andere betrokken beleidsmakers al veel langer ver moeden. Gadet: ‘Anderen dachten ooit dat pure romantiek de enige reden was om zich ergens te vestigen. Uiteindelijk zal deze wetenschappelijke onderbouwing het denken over
Het onderzoek ‘Ruimtelijke Kwaliteiten van creatieve werkmilieus’ maakt deel uit van het promotieon derzoek van Annet Jantien Smit bij de Universiteit van Amsterdam. Het werd gefinancierd binnen het STIP kortlopend onderzoek 2008 van Nicis Insti tute, en door de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Groningen. De bevindingen zullen de komende maanden nader worden geanalyseerd.
bouwen in de stad veranderen. Men zal zich realiseren dat je de openbare ruimte moet optuigen, onderscheidend maken van de rest.’ Beleidsmakers moeten zich bij herstructurering en nieuw bouw dus richten op gemengd bouwen: een combinatie van werk én woonruimtemogelijkheden én publieke voorzienin gen. Dat bepaalt de kwaliteit van de openbare ruimte, die zo belangrijk is voor het aantrekken van creatieve bedrijven. De opvatting dat het voor ondernemers draait om ruimte, betaal baarheid en parkeergelegenheden klopt duidelijk niet voor de creatieve sector. Geldt dat echt zo specifiek alleen voor creatieve ondernemers, of vinden andere typen ondernemers factoren als levendigheid, horeca en groen ook belangrijk? ÏÏAnnet Jantien Smit, a.j.smit@uva.nl ÏÏSimone Ketelaars, simone.ketelaars@nicis.nl ÏÏCees Jan Pen, ceesjan.pen@nicis.nl
maart 2009 17
Interview
Centraal wat moet, krijgt meer nadruk Na de tijd van ‘decentraal wat kan’ wordt het nu vooral ‘centraal wat moet’, kondigt Chris Kuijpers aan. De directeur-generaal Ruimte op het ministerie van VROM vindt dat het tijd is om een aantal strategische ruimtelijke keuzes te maken. De AMvB Ruimte, die later dit voorjaar verschijnt, is hierbij belangrijk. ‘Ook moeten we doorpakken bij een aantal grote projecten zoals de Zuidas, Almere, de ruimtelijke ontwikkeling tussen Delft en Rotterdam en rond Utrecht en Eindhoven.’
Chris Kuijpers maart 2009 18
R
uimtelijke ordening is altijd een kwestie geweest van lange adem. De concrete effecten zijn pas op termijn zichtbaar. Dat maakt het werk op het ministerie van VROM er niet gemakkelijker op. Vaak klinkt de kritiek dat het niet snel genoeg gaat. Dat het ministerie niet doortastend genoeg optreedt. ‘Dat ongeduld heb ik zelf ook’, merkt Chris Kuijpers op. ‘Maar het is kortzichtig om daaraan toe te geven. We moe ten met ons werk zorgvuldig recht doen aan alle belangen. Dat vergt tijd én volharding. Het is niet altijd even spectaculair. Maar kijken we naar de lange lijnen, dan zien we resultaten die er mogen zijn. Mijn buitenlandse collega’s zijn vaak jaloers op onze resultaten. We bundelen de ruimtevraag, hebben stevige impulsen gegeven aan de stedelijke ontwikkeling met onder andere de sleutelprojecten en de belangrijkste groene gebieden zijn ook ruimtelijk goed beschermd. ‘RO doet er wel degelijk toe! We lopen daar alleen te weinig mee te koop.’
Samenhang Juist nu er ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt vanwege de klimaatverandering, de verschuivingen in de economie, de mobiliteitsgroei en de krimp zal sturing vanuit het nationaal ruimtelijk beleid moeten toenemen. Het ruimtelijke debat moet hoger op de maatschappelijke en politieke agenda! ‘Er is al veel meer discussie over het ruimtelijke beleid dan een paar jaar geleden. Toch zullen we dat debat over de fundamentele ruimtelijke vraagstukken meer gaan voeden; visies neerleggen, verhalen maken, beleid formuleren.’ Ruimtelijk beleid voeren, is per definitie de samenhang der dingen zoeken. Dat kan veel beter en moet ook beter, meent Kuijpers. Hij noemt de samenhang met het mobiliteitsbeleid. ‘De Zuidas, Utrecht en omgeving; je komt er alleen uit als ruimtelijke ontwikkeling en bereikbaarheid in samenhang worden bekeken en aangepakt. Dergelijke opgaven laten zich niet meer sectoraal oplossen. We moeten zoeken naar de samenhang op gebiedsniveau, daar is de behoefte aan inte gratie het grootst. Dat geldt zowel voor visieontwikkeling, als voor het volgen van wet- en regelgeving en de financie ring. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) is in die zin een stap in de goede richting. De volgende stap is hoe de budgetten van de betrokken overheden koppelen.’ Dat geldt in het bijzonder voor de projecten die van zeer grote nationale betekenis zijn, zoals de Zuidas, stelt Kuijpers. ‘Om die plek tot een aansprekende internationale toplocatie voor wonen en werken te maken, die het in de beleidsnota’s al is, moeten we er nu rijksbreed, met de decentrale overheden en betrokken marktpartijen voor zorgen dat het ‘dokmodel’ succesvol is te realiseren. Dat is een werkelijk majeure stedelijke opgave, geconcentreerd rond en op een ov-knoop, die zijn weerga in dit land niet kent en die substantieel bijdraagt aan stedelijke verdichting, internationale aantrekkelijkheid en economische kracht van de Amsterdamse regio, de Randstad en Nederland.’
Projecten De directeur-generaal Ruimte van VROM wijst op de finan ciële bijdragen aan een aantal projecten in het kader van het Nota Ruimte Budget. ‘We geven mede-overheden een steun tje in de rug om projecten die aansluiten bij de rijksdoelen sneller van de grond te krijgen, zoals verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van ons land.’ Hij noemt de Noordelijke IJ-oevers in Amsterdam, de Stadsha vens in Rotterdam, de schaalsprong van Almere, maar ook aan de Kanaalzone in Apeldoorn, Hart van Zuid in Hengelo en de IJsseldelta bij Kampen. ‘Stuk voor stuk complexe ruimtelijke projecten met een bovenregionale uitstraling. Dat we samen met anderen het nationaal ruimtelijke beleid concreet, zichtbaar vorm kunnen geven, onderstreept het belang van integrale ruimtelijke ordening in de praktijk. Het Rijk kan zo actief meesturen bij bovenregionale opgaven en de Tweede Kamer kan de minister daarop aanspreken.’ Een ander voorbeeld van de integrale aanpak is de oprichting van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) van de rijksoverheid. ‘Op locaties waar de rijksoverheid een stra tegische grondpositie heeft of kan zorgen voor versnelling door specifieke subsidies, hebben we extra instrumenten om ontwikkelingen op gang te brengen. We doen dat nu bijvoor beeld bij voormalig vliegveld Valkenburg, vliegveld Twente, het Hembrugterrein bij Zaanstad, Logistiek Park Moerdijk en de Bloemendaler Polder.’
Kaders De mouwen opstropen, aanpakken dus. Het klinkt stoer om te zeggen dat het draait om de uitvoering van concrete projecten en vooral om resultaten, signaleert Kuijpers. ‘Maar wel altijd vanuit een duidelijke achterliggende visie’, voegt hij daar onmiddellijk aan toe. ‘Resultaten boek je alleen als je kunt laten zien aan welk perspectief je werkt. Anders is de kans groot dat je alleen maar tegenstand oproept. Met een focus op alléén maar projecten houd je je blind voor de steeds complexere samenhang in ruimtegebruik tussen de gewenste kwaliteit van de leefomgeving, duurzaamheid en welvaart; people, planet, profit dus! Visies doen ertoe om rich ting te geven aan deze samenhang. Dat leren we bijvoorbeeld uit de simulaties van Nederland Later en de activiteiten in het kader van Randstad 2040.’ Kuijpers haalt het voorbeeld van vliegveld Valkenburg aan: ‘We willen daar een topwoon milieu creëren omdat er in de Zuidvleugel van de Randstad een tekort is aan zulke habitats. Aan dit uitgangspunt moet je vasthouden en er niet voor kiezen om het gebied te verkleinen waardoor de dichtheid toeneemt of functies zoals bedrijventerreinen of glas toevoegen.’ Werkend en ontwerpend steeds opnieuw zoeken welk optimum aan kwaliteit haalbaar is, schetst Chris Kuijpers als de uitdaging voor ro’ers. ‘Dat doe je met alle betrokken partijen: overheid, markt, maatschappelijke organisaties, burgers.’ Naast de genoemde voorbeeldprojecten en bijbeho rende investeringsstrategie zal het departement de nadruk
maart 2009 19
Interview
l eggen op richtinggevende visies en kaders die het speelveld afbakenen. ‘Uiteindelijk is het de taak van de minister van VROM om de gewenste duidelijkheid te verschaffen waar het om rijksbelangen en -verantwoordelijkheden gaat,’ stelt de directeur-generaal Ruimte nadrukkelijk.
AMvB Dit voorjaar ligt de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte er. Kuijpers: ‘We leggen daarin dertien nationale belangen vast, zodat iedereen weet wat de inzet van het Rijk is. Centraal wat moet, krijgt meer nadruk. De nieuwe Wro dwingt ons ook tot die duidelijkheid. De Structuurvisie Randstad 2040, snelwegpanorama’s, bufferzones, bedrijven terreinen; met de nieuwe wetgeving kunnen we zorgen dat onze uitgangspunten doorwerken tot in de bestemmings plannen. Neem de bedrijventerreinen. Te lang is het beleid daarvoor bepaald door louter behoefteramingen, een puur kwantitatieve analyse. Dat is voorbij. We gaan ons niet met elk bedrijventerrein afzonderlijk bemoeien. We willen wel dat intensiveren en herstructureren vóór uitbreiden gaan, en dat er veel meer in regionaal verband wordt samengewerkt. Daarom wordt de toepassing van de zogenaamde SER-ladder verplicht. Regionaal eerst kritisch kijken naar de bestaande capaciteit op bedrijventerreinen en naar ruimtewinst die behaald kan worden door herstructurering van verouderde terreinen voordat er eventueel een nieuw bedrijventerrein kan bijkomen.’ Provincies hebben bij de bedrijventerreinen een sturende rol, vooral waar het gaat om regionale afstemming. Chris Kuij pers: ‘We willen snel resultaat en gaan de lessen uit de pilots voor herstructurering samen met de betreffende provincies en gemeenten uitdragen. Er is ruim 400 miljoen euro door
het kabinet beschikbaar gesteld om projecten te versnellen. In 2020 moet er 15.800 ha herstructurering in uitvoering zijn.’
Nieuwe opgaven Met het maken van visies, stellen van kaders en uitvoeren van projecten zal het ministerie van VROM de komende tijd de lijnen voor de ruimtelijke hoofdstructuur uitzetten, kondigt Chris Kuijpers aan. Vier opgaven springen er voor hem de komende jaren uit. Allereerst zal nieuwe ruimte meer en meer gevonden moeten worden door herstructurering en transformatie van het bestaand stedelijk gebied. ‘Creëer woon- en werklocaties binnen de stedelijke gebieden en ex perimenteer met nieuwe ontwerpen die én rekening houden met de woningbehoefte én met de schaarse ruimte.’ Een tweede opgave is de groei van de mobiliteit. De komende decennia zal de weg- en spoorinfrastructuur nog sterk wor den uitgebreid en vernieuwd. Vaak raakt dit dichtbevolkte gebieden. Ruimtelijke inpassing is daarbij onvermijdelijk. ‘Verdiepte ligging, tunnels, synergie met de ontwikkeling van woon- en werkgebieden. Dit wordt de uitdaging!’ Ten derde het omgaan met klimaatverandering en de vraag naar duurzame energie. ‘De uitwerking van de aanbevelin gen van Veerman vergt majeure ruimtelijke veranderingen. Weliswaar zijn de onzekerheden nog groot en is meer kennis nodig, maar een samengaan van veiligheidsdenken en ruim telijke kwaliteitsverbetering is onvermijdelijk. Tegelijkertijd zal er meer ruimte moeten worden gevonden voor wind op land en zee.’ Ten vierde de bevolkingskrimp. Nog altijd richten we het beleid op groei en verdelen van de groei. ‘Krimp is op deze schaal en zeker voor stedelijke gebieden een nieuw feno meen. Kortom, de ruimtelijke vraagstukken zijn divers en manifesteren zich nergens op dezelfde manier. We moeten dus open blijven staan voor innovaties, nieuwe vormen van meervoudig ruimtegebruik en ingrijpende stedelijke transformaties. Met de Strategische Kennis Agenda en het Innovatieprogramma Mooi Nederland investeren we in vernieuwend ruimtegebruik. Standaardoplossingen zijn niet meer van deze tijd als het erom gaat tot een duurzame inrichting te komen.’
Crisis Natuurlijk verandert door de financiële crisis de context waarbinnen de opgaven moeten worden gerealiseerd. Chris Kuijpers acht een fundamentele koerswijziging in het ruimtelijk beleid als gevolg van de crisis ook zeker niet nodig. 'Integendeel, blijf vasthouden aan de ingezette lijn. Dit geeft vertrouwen, maar denk wel meer na over fasering en flexibiliteit bij het realiseren van de opgaven. Bij sommige gebiedsontwikkelingen hebben we het wel erg ingewikkeld gemaakt. De crisis daagt ons uit effectiever en efficienter te werken zonder het doel uit het oog te verliezen!' ÏÏMarcel Bayer K ui jp ers: ‘ S tand a ardoplo ssingen zi jn nie t me er van dez e t i jd a l s he t erom ga at to t e e n duur z a me inr icht ing te kome n.’
maart 2009 20
w
nieu
Bent u klaar voor de nieuwe Wro? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Hebt u alle kennis paraat? Nee? Dan loont het de moeite om een abonnement op de kennisbank Ruimtelijke Ordening te nemen. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.
Trend
Overheden zoeken ruimte voor duurzame energie
Ontdek-je-plekje Nederland heeft ambities voor duurzame energievoorziening. Ruimte vinden is lastiger, zeker zolang de verlangde energiemix onzeker is. Beginnen, maar wel omzichtig, zo luidt het compromis. Provincies en gemeenten mogen aantreden…
K
lik, klik. Groningen heeft zijn Provinciaal Omgevings plan 2009-2013 digitaal in de inspraak gebracht. Ener gie, ook duurzame, speelt een volwassen rol. Zózeer dat het POP als voorbeeld wordt aangemerkt in het klimaatakkoord dat Rijk en provincies onlangs afsloten. Het ‘Energy Valley’-concept moet Groningen verheffen tot energieprovincie. Maar kiezen blijkt moeilijk. Grootschalige elektriciteitsopwekking (‘schoon-fossiel’, biomassa, wind parken en waterkrachtcentrales) worden opgevoerd naast kleinschalig decentraal, waaronder biogas in de land- en tuinbouw, warmte/koude-opslag en zon op gebouwen. Teelt van energiegewassen moet de akkerbouw ondersteu nen, maar niet ten koste van natuurdoelen en voedselvoor ziening. Scherper zijn de volumekeuzen voor windmolen parken (doelstelling: 750 MW). Grote turbines op enkele grote bedrijventerreinen. Daarbuiten alleen kleinere, tot 15 meter hoogte.
Energielandschappen Het oog wil ook wat. Veel energie-experts beseffen dat bij instal latieontwerpen te weinig gekeken wordt naar vormgeving en (land schaps)architectuur. Een feestelijk ogende windmolen of micro-wkk kan menig bezwaarschrift voorkomen. In 2007 lanceerde landschapsarchitect Dirk Sijmons het begrip energielandschappen. ‘De ontwerpen zijn inderdaad wel erg functioneel, maar Nederlanders hebben ook een nogal statisch ideaalbeeld van het landschap. Objecten als windmolens brengen het energievraagstuk zichtbaar dicht bij huis, en dat wringt. Land schappen zijn altijd levende organismen, geen arcadisch decor. Je kunt installaties ook liefdevol inpassen, desnoods gewoon met een kleurtje. Omgekeerd kun je ook de omgeving zelf vormen, zodat die bij de installaties past. Nederlandse collega’s leggen zich daarop nog weinig toe.’
maart 2009 22
Ambities De provincies wacht een taaie klus. Onder de nieuwe Wro en het Investeringsbudget Landelijk Gebied ILG zijn zij het die de Europese en nationale energieambities ruimtelijk moeten vormgeven, in hun structuurvisies en in hun ‘regis serende’ beleidspraktijk. Met het Rijk is daarover in januari een klimaatakkoord gesloten. Maar een veilige koers bepalen is welhaast ondoenlijk bij alle verwarrende technologische ontwikkelingen en rumoer op de energie-wereldmarkt. In 2020 wil de EU 20 procent minder broeikasgassen uitsto ten dan in 1990. Nederland gaat met zijn werkprogramma Schoon en Zuinig verder: 30 procent uitstootreductie en 20 procent hernieuwbare bronnen in 2020 en jaarlijks gemid deld 2 procent energiebesparing. Kiezen voor enkele opwekkingsvormen is bij zulke ambities ontoereikend. We moeten alles uit de kast halen, zo blijkt uit de recent door VROM gepubliceerde Kleine Energieatlas (zie boekbespreking). Dat is tevens de duurst denkbare mix, becijferde Roland Berger Strategy Consultants begin dit jaar.
‘Op- en afritten’ De vakspecialisten zien een steeds decentraler wordend energielandschap opdoemen. Dat geldt zeker voor warmteen koudelevering, tot nog toe een ondergeschoven kindje in het beleid. Warmtenetwerken aanleggen en exploiteren is meestal een plaatselijke aangelegenheid. De elektriciteitsvoorziening, daarentegen, blijft aanvankelijk centraal (kolen, gas, misschien kernenergie), vanwege de leve ringszekerheid en Europese concurrentieverhoudingen. Uit eindelijk zullen duurzame opties toch voor spreiding zorgen. Die decentralisatie wordt reeds voorbereid. Rijks-netbeheer der TenneT gaat het ‘domme’ eenrichtings-elektriciteitsnet moderniseren. Een groter ringnet moet het worden, met ruimschoots ‘op- en afritten’ voor boeren, tuinders en andere lokale stroomprocenten. ‘We proberen overschotgebieden als
Warmtenetwerk
E ne r g ie at l a s: z on in W ier in ger me e r.
het Westland en de Eemshaven te koppelen met grote afne mers, zoals Den Haag en centraal Nederland,’ aldus TenneTwoordvoerder Jelle Wils. Extra internationale aansluitingen maken het net geschikt als flexibele opslagbuffer voor onregelmatige lokale bronnen, waaronder windmolenparken en microwarmtekrachtinstal laties. Hoogspanningsleidingen gaan vermoedelijk vaker onzichtbaar ondergronds. Een proef met twintig kilometer hoogspanningskabel onder het Noordzeekanaal moet binnen acht jaar duidelijkheid verschaffen.
‘Zestig procent van onze energiebehoefte betreft warmte. Maar het grote geld zit in elektriciteit, dus over warmtevoorziening wordt nau welijks gedebatteerd.’ Consultant Teus van Eck verwoordt de frustra ties onder warmteleveranciers. Warmte/koudenetten zijn een lokale zaak, want warmte is hoogstens over enkele tientallen kilometers te transporteren. Anderzijds zullen aanbod en vraag reusachtig blijven, zolang thermisch gesloten productieprocessen en nul-energiegebou wen geen gemeengoed zijn. Voorheen ging het bij warmtebeleid voornamelijk om industriële warmtekracht, gebouwgebonden zonnecollectoren en biogasproduc tie. Sinds de komst van de nieuwe stimuleringsregeling SDE winnen geavanceerder toepassingen terrein, zoals aardwarmte, restwarmtete rugwinning (industrieel en uit kleinere bedrijven) en micro-wkk. Landbouw (mestvergisting) en tuinbouw lopen voorop. Economische Zaken heeft een Aanvalsplan ‘Warmte op Stoom’ opgesteld. Tot 2020 moet dat werkplan 21 petajoule aan duurzame warmte opleveren en 25 PJ aan besparing door restwarmtegebruik en wkk. Tot 2012 is 400 miljoen euro vrijgemaakt. ‘Naast financiering was vaak kennisuitwisseling de bottleneck,’ aldus Van Eck: ‘Iedere initiatiefnemer moest opnieuw het wiel uitvinden. Ook dat verandert. Marktpartijen hebben zich verenigd in een Warm tenetwerk en bij SenterNovem is een Expertisecentrum Warmte geformeerd.’
Hard Tekentafels liggen vol vérziende energieconcepten. Nano technologie, waterstoftoepassingen, micro-wkk, wat wordt lonend? De geopolitieke strapatsen van energiegroot machten als Rusland en de Verenigde Staten vergroten de onzekerheid. De nietsontziende machtsconcentratie onder Europese energieleveranciers en bouwers van centrales laat daarbij weinig speelruimte voor schone, kleinmazige opwek kingsalternatieven. De Nederlandse plannen voor nieuwe kolencentrales worden grotendeels ingegeven door de Euro pese lobby voor strategisch gelegen megacentrales: bij water, waar aanvoer en koeling voorhanden zijn. Hoe hard het spel gespeeld wordt, bleek bij de verkoopon derhandelingen voor Essent aan het Duitse RWE. Eerst verklaarde RWE-topman Grossmann onder meer ‘niets te maken’ te hebben met bedenkingen van de Nederlandse energieminister Van der Hoeven. Vervolgens lekten docu menten uit over RWE’s financiële druk op Essent-aandeel houders (provincies) en -werknemers om zelfs een nieuwe Nederlandse kerncentrale te fiatteren.
Alibi Is prioriteiten kiezen al moeilijk, de discussie over ruim telijke inpassing van duurzame energie is eigenlijk amper gestart. Ook binnen VROM, zo wil men daar best toegeven. Beginnen, maar stapje voor stapje, is het voorzichtige devies. Windturbines zijn het verst doorontwikkeld, en favoriet bij
VROM. Zij het merendeels op zee, waar procedures eenvou diger lijken. Biomassa (voor warmte, stroom en verkeer) is een goede tweede, mede als alternatief voor noodlijdende akkerbouwers. VROM hamert wel op duurzaamheidscriteria: voedselteelt en natuur mogen niet het onderspit delven. Voor de rest mikt de landspolitiek omzichtig op onderzoek en op lokale proefprojecten. Karweitje voor provincies en gemeenten. In die zin hebben het klimaatakkoord met de gemeenten (2007) en het IPO iets van een alibi, hoezeer beide convenanten ook passen in het decentralisatiestreven onder de nieuwe Wro.
Verkavelen Waar blijft het Rijk? Duurzame-energietechnologen missen consequente rijkssteun voor opschaling van hun, niet zelden baanbrekende, innovaties. De stimuleringsregeling duur zame energieproductie SDE is te beperkt, menen zij. Neem zonne-energie. ‘Het is én én, maar zonnepanelen zijn vooralsnog te duur,’ stelt Henk Ovink bij VROM resoluut. Expert Wim Sinke bij het Energieonderzoek Centrum Neder land (ECN) ziet dat anders. ‘De potentie van zonne-energie wordt bij VROM onverantwoord onderschat. Op vakcon ferenties zie je ze niet. Ze hebben geen idee hoe snel zon mondiaal windenergie aan het inhalen is.’ Lees verder op pagina 27
maart 2009 23
Trend
maart 2009 24
Mijnwater veelbelovend als duurzame energiewinning Het eertijds gevreesde water in mijnschachten levert tegenwoordig ‘nieuwe energie’. Jongstleden oktober werd in Heerlen ’s werelds eerste mijnwatercentrale geopend. Nog mooier: het streekimago fleurt op door het Mijnwaterproject.
H
et begon als een oefening in duurzame energiewinning. Het water diep in verlaten kolenmijnen is warm. Zou daaruit geen stadsverwarmingsenergie te halen zijn, vroeg gemeentelijk energiecoördinator Elianne Demollin zich eind jaren negentig af. Demollin zocht projecten om het gemeentelijk klimaatbeleid smoel te geven. Ze klopte aan bij SenterNovem. Haalbaar heidsstudies oogden hoopgevend. Gemeente, provincie en Brussel staken geld in een praktijkexperiment, ondergrondse infrastructuur inbegrepen, vertelt wethouder Nieuwe Energie Riet de Wit. Andere Europese deelnemers zijn onder meer woningcorporatie Weller, de Schotse gemeente Midlo thian en de Duitse gemeente Bönen. In twee voormalige kolenmijnen zijn boorputten geslagen. Van verschillende diepten tot 700 meter wordt mijnwater opgepompt naar een gloednieuwe warmtecentrale en op nutsfunctietemperatuur gebracht. Warmtewisselaars bren gen de warmte/koude over in een warmwaternet, dat het nieuwbouwcomplex Gen Coel bedient.
Rehabilitatie De VVD ziet niets in risicodragende overheidsparticipatie, zeker nu energiebedrijf Essent is afgehaakt vanwege de lange terugverdientijd (29 jaar). ‘Maar het gaat ons ook om de sociaal-economische meerwaarde,’ verduidelijkt SP-wethou der De Wit. ‘De sluiting van de staatsmijnen en de daaropvolgende stadsvernieuwing gingen indertijd erg abrupt. Dat gebeurde om snel vervangende werkgelegenheid te scheppen, maar het heeft veel karakteristieks weggepoetst. Er was heel wat onderhuidse verbittering.’ De Wit beschrijft het Mijnwaterproject als een rehabilitatie. ‘In de voorbereiding zijn oud-mijnwerkers geconsulteerd. Ooit waren wij dé energieleverancier van Nederland. Nu leveren we opnieuw energie, op een innovatieve manier. Gaandeweg zie je het zelfbewustzijn terugkeren: in de archi tectuur, in kunst- en onderwijsprojecten en in commentaren van burgers.’
hart van de streek. Aken, met zijn uitmuntende ingenieurs opleiding, is de technologische motor. Industrieel gezien komt alles samen op het grensoverschrijdende industrieter rein Avantis, waar diverse (duurzame) energiegerelateerde bedrijven huizen.
Mijnwater maakt duurzaam bouwen structureel De Wit: ‘Dit is een vergrijzings- en krimpregio. Van die nood proberen wij een deugd te maken via passende werkgelegen heids- en innovatiespeerpunten, waaronder “health & care” en energie. Er komt een Solar Academy en er zijn werkgele genheidsprojecten. Zo zijn ex-medewerkers van het noodlij dende NedCar (Geleen/Sittard) omgeschoold voor zonnecel producent Solland Solar. Het samenwerkingsverband Energy Hills gaat regionaal de kennisuitwisseling stroomlijnen.’ Mijnwater zit nog in de proeffase. Vooruitlopend op echte stadswarmtelevering is een exploitatie-nv opgericht. Inter nationaal blijkt het project een procedurele proeftuin en katalysator voor geothermische energiewinning. ‘We worden in andere mijnstreken nauwlettend gevolgd,’ zegt De Wit. ‘Bij onszelf heeft “Mijnwater” duurzaam bouwen structureel gemaakt. Onze volgende herstructureringsopgave is: slim krimpen, dus ook slopen. We hebben gezegd: we sparen de duurzaamste gebouwen. Het saillante is: dat zijn vaak precies die uit onze mijnentijd.’
Proeftuin ‘Nieuwe energie’ vormt een hoofdthema bij de herontwikke ling in de Euregio Rijn-Maas. Geografisch vormt Heerlen het Gen Co el , He er len.
maart 2009 25
Trend
Wind omarmen ‘M
et deze brief vragen we gemeenteraad en stads bestuur van Nijmegen serieus werk te maken van burgerparticipatie in duurzame energie’, zo schreven twintig huishoudens in de Nijmeegse Gorisstraat jongst leden januari in dagblad De Gelderlander. Nijmegen wil vijf windmolens neerzetten langs de A15. Als eigen klimaatmaatregel wil de Gorisstraat daarin financieel participeren. ‘Wij vinden zelfs dat alle be woners van Nijmegen de mogelijkheid zouden moeten krijgen,’ betoogt woordvoerder Volkert Vintges (in het dagelijks leven directeur van de Gelderse Milieufedera tie). ‘Dan worden het pas écht Nijmeegse molens.’ Burgerdeelname aan windenergie, collectief mede-eigen dom: het is een trendje. Het speelt ook elders, zoals in Breda, Bodegraven (windcoöperatie Windvogel) en Wad dinxveen. Voormalig rijksadviseur voor het Landschap Dirk Sijmons juicht het toe. ‘Vaak worden windmolens ervaren als iets van “zij tegen wij”. Dat overwin je alleen wanneer burgers direct meeprofiteren.’ Prachtig, vindt ook VROM-topambtenaar Henk Ovink: ‘Mensen moeten een “Welkom in onze windgemeente”-gevoel krijgen. Windmolens omarmen als iets van hun cultuur.’ Voor VROM is wind dé duurzame energietechnologie van de nabije toekomst. Het ‘bestemde’ vermogen op land moet in 2012 verdubbeld zijn tot 4000 MW. Op zee moet acht jaar later 6000 megawatt zijn vergund. Maar ja: dat vermaledijde lokale verzet… Ook om díé reden (naast windopbrengst) zijn Neerlands turbines geconcentreerd langs onze dunbevolke kustlijn. ‘De planvorming verloopt meestal volgens een geijkt patroon,’ verzucht Dirk Sijmons: ‘De overheid lanceert een voornemen en onmiddellijk gaat iedereen zitten intekenen waar het beslist níét mag. Ja, dan hou je alleen de rotstukjes over…’ De provincies blijven angstig voor lokale tegenwind. De inkt van het klimaatakkoord tussen Rijk en provincies was nog niet droog, of namens het IPO krabbelde de Zuid-Hollandse gedeputeerde Erik van Heijningen alweer terug in het blad Binnenlands Bestuur. ‘Sommige provincies vinden windenergie te ingewikkeld […]’, probeerde hij. ‘Het heeft geen zin tegen heug en meug windmolens te moeten bouwen.’
Helderheid Zelfs bouwen op zee viel tegen, memoreert directeur Ton Hirdes van de Nederlandse Wind Energie Associatie
maart 2009 26
NWEA. Aanvankelijk ontbrak ruimtelijke planvorming, met als gevolg een stortvloed van overijverige windini tiatieven. Prompt kwamen ook alle andere Noordzeege bruikers in paniek met extra ruimteclaims. Het kabinet gooide de procedure op slot, waarna een jarenlange zwijgzame broedperiode volgde. Hirdes: ‘Verkeer & Waterstaat dat het voortouw had, miste deskundigheid op windgebied. Pas afgelopen de cember is de “black box” een stukje opengegaan, met de aanwijzing van Noordzee-zoeklocaties in het Nationaal Waterplan.’ Aan één obstakel op zee – ellenlange vergunningsproce dures – wordt van rijkswege gesleuteld. Maar ook ont breekt buffercapaciteit voor het grillige zeewindaanbod. Toparchitect Rem Koolhaas oppert een transnationaal ‘supergrid’ voor Europese windenergie-verdeling. De windpiek komt pas rond 2030, verwacht Ton Hirdes. ‘Individuele windmolens verdwijnen langzamerhand, op land krijg je merendeels kleinere parken.’ De regie moet, behalve van het IPO, van de net opgerichte regionale Windteams komen. Geen gejaag, zo laat het IPO alvast weten. Gedeputeerde Van Heijningen: ‘Als het over elf jaar ieder voor zich blijkt te zijn, heeft het akkoord onvoldoen de rendement opgeleverd.’ Hirdes: ‘Belangrijk is nu: helderheid over de nationale regelgeving. Lagere overheden moeten die volhardend toepassen, maar ook weten hoe. Daarbij is steun nodig. Verder moeten specifieke knelpunten worden weggeno men, zoals tussen windturbines en radar. Lokaal verzet kun je vaak voorkomen door burgers vroegtijdig te laten meedoen. Zie Waddinxveen.’ Een interessante ontwikkeling vormen binnenstede lijke en gebouwgeïntegreerde windtoepassingen. Kleine turbinemodellen, bijvoorbeeld. Net als zonnepanelen lijken die echter voornamelijk geschikt als energiebe sparing. Hirdes: ‘Voor teruglevering aan het net hebben ze meestal onvoldoende vermogen. Bovendien ontbreekt wet- en regelgeving. Er is grote beleidsvrijheid, maar ook twijfel. Waar is het veilig? Wat betekent het bestem mingsplantechnisch? Een specifiek SDE-stimulerings traject bestaat evenmin. De NWEA gaat in Den Haag voor oplossingen pleiten.’
Vervolg van pagina 23 Met een krachtige stimuleringspolitiek heeft Duitland razendsnel vijf gigawatt-piek aan zonnestroomvermogen gerealiseerd. Burgers betalen jaarlijks enkele tientjes toeslag op hun energierekening, genoeg om kostendekkende terug leververgoedingen te financieren voor ‘thuisproducenten’. Zonnepanelen kun je overal kwijt in bebouwd gebied, van ge luidswallen, dijken en gebouwen tot boven op leidingstraten, waar bouwen normaliter verboden is. Sinke: ‘Voor gemeen telijk zonnebeleid is meervoudig ruimtegebruik het sleutel woord. Het begint bij zonvriendelijk verkavelen. Verder moet je bij ondergrondse energie-infrastructuur altijd voorsorteren op tweerichtingslevering/afname en op lokale productie. Kijk voorbij 2015! Een duurzame wijk bouw je voor honderd jaar.’
met provinciale toestemming, op een reserveringslocatie boven de nationale leidingenstrook. Qua beeldtaal past het in de eilandenstructuur van deze wijk. Elders willen we ook PV-locaties ontwikkelen in meervoudig ruimtegebruik. Uit eindelijk doel is een diversificatie van energievoorziening en het versnellen van een aantal trends gericht op 100 procent duurzame energie in 2030. De nu in hoofdzaak ‘warmtestad’ wordt aangevuld met ‘all-electric’ in de nieuwe gebieden. In combinatie met elektrisch vervoer wordt hiermee een belangrijke basis gelegd voor een grootschalige energie transitie.’ ÏÏMichel Robles
Speerpunten En lagere overheden? Zijn die bereid tot doorzetten? Het is nog maar de vraag. Gemeenten zijn doodsbenauwd voor boze burgers. De provincies zijn gepreoccupeerd met de verkoop van hun geprivatiseerde energiebedrijven. Hun (bescheiden) aandeelhoudersmacht aanwenden voor ‘verduurzaming’? Daarover blijft het stil. Toch daagt er iets. Toegegeven, het kersverse klimaatak koord bevat voornamelijk bestaande initiatieven. Harde tijdpaden ontbreken en de looptijd – tot 2011, met een door kijk naar 2020 – is opvallend kort. ‘Het ging erom, vlug het huidige enthousiasme te bundelen,’ bekent IPO-projectleider klimaat en energie Marten van der Gaag. Wel is afgesproken dat de provincies onderling speerpunten verdelen en planologisch eigen klimaat- en energiebeleid vastleggen. Het ‘transitieproces’ wordt gezamenlijk gecoör dineerd. Tot 2011 investeren de provincies 204 miljoen euro. Binnen Schoon en Zuinig zet de rijksoverheid 1,2 miljard euro opzij (inclusief 720 miljoen aan SDE-subsidies). Lands dekkende onderzoeken moeten geschikte locaties opleveren voor windmolens, aardwarmtewinning en ondergrondse CO2-opslag (carbon capture and storage CCS).
Zoneiland Lagere overheden kunnen aansprekende paden banen. Wie dit najaar per bus Almere binnenrijdt, komt dwars door ’s lands eerste zonne-energiecentrale. Het ‘Zoneiland Almere©’ is met 7.000 m2 collectoroppervlak het op drie na grootste in de wereld en vormt de ufo-vormige “toegangspoort” tot de nieuwbouwwijk Noorderplassen-West (2.700 woningen). ‘We wilden daar 10 procent duurzame energie realiseren’, vertelt gemeentelijk programmamanager duurzaamheid Alex van Oost. “Het zoneiland is één grote zonnecollector voor suppletie op het gasgestookte stadswarmtenet van Almere Stad. De collector haalt zelfs 11 procent: 9750 Gjoule warm televering per jaar.” ‘Dit was effectiever dan op individuele daken, maar het inpassingstraject heeft zo’n zes jaar geduurd. Het eiland ligt,
Z one i l and A l me re
Glastuinderkracht De glastuinbouw is de meest dynamische niet-centrale energieleve rancier in ons land. ‘Jaarlijks profiteren tienduizend huishoudens van stroom uit onze warmteoverschotten,’ aldus beleidsmedewerkster Leonie Claessen van ondernemersvereniging LTO Glaskracht. Allerlei varianten worden toegepast. Geothermie uit de diepe bodem doorleveren aan huishoudens (Bleiswijk), slim gebruik van ‘gewone’ warmtekrachtinstallaties of warmte/koude-opslag. Claessen: ‘De efficiency is te laag voor energielevering als expliciet bedrijfsdoel, maar als neveninkomstenbron ligt er ruimschoots poten tieel. Ruimtelijk moeten we daarvoor wel bijvoorbeeld kassengebieden optimaal indelen en nabij afnamecentra concentreren. Provincies en gemeenten kunnen dat oppakken. Als straks transparant zonnepanelen beschikbaar komen, kan tiendui zend hectare glasoppervlak fungeren als zonnecollector. De energie functie brengt wel bestemmingsplantechnische kwesties mee, zoals de vraag hoe je de bestemming “kastuinbouw” correct combineert met bestemmingen voor verschillende vormen van energielevering. Misschien is het verstandig om energieleverende kassenlandschappen planologisch beter te beschermen dan alleen via bestemmingsplannen die betrekkelijk simpel te wijzigen zijn.’
maart 2009 27
Trend
Duurzame makeover moet oude dijk klimaatproof maken
Afsluitdijk 2.0 De waterspiegel stijgt als gevolg van de klimaatverandering. Ook de Afsluitdijk moet worden verhoogd. Maar de ambities reiken verder dan alleen veiligheid. Streven is van het magnum opus van Nederland Waterland een pretpark voor duurzame energie te maken. Met een flinke ruimtelijke impact. uperbus, valmeer, blue energy-eiland, getijdencentrale, twintig kilometer zonnepanelen… Bij ingenieur Cornelis Lely zouden ongetwijfeld de ogen uit de kassen zijn gerold. Maar ja, zijn zorg was een technisch efficiënte waterkering. Geen CO2-killer. De uit 1932 stammende Afsluitdijk gaf Nederland internationaal aanzien. En zo’n hoogstandje kan ons land uit exportoverwegingen best nog wel een keer doen, redeneert het kabinet-Balkenende. Maar dan met een ‘groen’ jasje. De dertig kilometer lange waterkering, die ons land niet langer kan beschermen tegen de stijgende zeespiegel, moet een ‘icoon van duurzaamheid en innovatie’ worden. ‘Er is 800 miljoen euro beschikbaar. Bij zo’n megaoperatie is het de moeite waard om meer te doen. Nu is het een passief stukje Hollands glorie,’ zegt Ed Nijpels. Reden waarom naast de traditionele Rijkswaterstaat-oplossing (de dijk verhogen en verbreden) de markt is gevraagd met visies te komen. Nijpels is voorzitter van de commissie die in december uit acht inzendingen vier finalisten koos en die aan staatsse cretaris Tineke Huizinga voorlegde. De voorstellen hebben klinkende namen, wedijveren onderling in duurzaamheid en schelen tevens aanzienlijk in ruimtegebruik (zie kader). Nijpels is de laatste om te ontkennen dat de ruimtelijke
inpassing in twee beschermde natuurgebieden een forse opgave is. ‘Daarom zijn er drie randvoorwaarden. De eerste is veiligheid. Daar valt niet op af te dingen. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de Wadden, immers werelderfgoed in wording, en het IJsselmeer als zoetwater voorraad. Maar verder hebben we geen enkele beperking op willen leggen.’ De grote mate van vrijheid is de wens van de stuurgroep Onderzoek Integrale Verbetering Afsluitdijk (OIVA), laat projectleider Joost van de Beek van Rijkswaterstaat weten. De stuurgroep verwerkt de visies in maart in een officiële eindrapportage aan de staatssecretaris. Vervolgens neemt het kabinet in 2010 een standpunt in over de opknapbeurt van de Afsluitdijk en over de vraag in hoeverre de visies daarin vorm krijgen. 'Wij hebben geen favorieten', benadrukt Van de Beek.
Vraagtekens Jasper Fiselier van DHV, een van de vier genomineerden, zet vraagtekens bij de grootschalige inzet op duurzame energie. Het kabinet wil een proef gaan doen met ‘blue energy’ (de ontmoeting van zout en zoet water levert stroom op als het
A r t i st ’s i mpression 3D va l me er zi j de F r ie sl and .
maart 2009 28
Plan Natuurlijk Afsluitdijk
S
Bron: Oranjewoud, GDA, NoordPeil, CE Delft
‘Monument in Balans’ ( le ge nd a ) Dijk (stormschild met plint van de 21e eeuw) Dijk (onderdeel brak kweldergebied) ESIII
- Spuisluis - Blue Energy Centrale - Naviduct (schutsluis met aquaduct)
Lorentzsluis
- Vistrappen (schutsluis) - Lokstroom (legdam)
Stevinsluis
- Naviduct - Vistrap - Lokstroom
Eiland van innovatie (Breezand) met duurzaamheidscentrum Monument Gemaal/uitlaat
Poort van Friesland
Naviduct
Brak kweldergebied
Impuls havens Den Helder/Harlingen Poort van Noord Holland
Strekdam Recreatieve route
water langs een speciaal membraan wordt gevoerd). Alle vier de visies voorzien in een zout- en zoetwateruitwisseling. In de praktijk is deze technologie echter nog niet beproefd. ‘De energiewinst is beperkt,’ zegt Fiselier, ‘voor de Afsluitdijk geldt een theoretisch maximum van 200 megawatt, zeg maar een vijfde van een doorsneekolencentrale – dat is mager vergeleken met wat er aan windenergie mogelijk is.’ Maar windmolens zijn min of meer taboe op de Afsluitdijk, weet Fiselier. Eerder sneuvelde de bouw van een windpark, omdat de milieueffectrapportage negatieve gevolgen voor vogels en landschap voorspelde. De aanleg van een valmeercentrale, onderdeel van een van de visies, tast volgens Fiselier de IJsselmeernatuur aan in de zin van de vogelrichtlijn. ‘Dit creëert een onnatuurlijk en misschien zelfs voor vogels gevaarlijk habitat.’ Of dergelijke ingrepen aanvaardbaar zijn, stelt Nijpels echter, moet wor den getoetst aan de hand van bestaande procedures als de milieueffectrapportage. ‘Wij hebben daar geen mening over.’ De Waddenvereniging vindt alle opties behoorlijk ver gaan, ‘maar ik vind wel dat er redelijk goed naar de wensen van de
‘Leidende concepten’ Vier consortia zagen hun visie op de tweede Afsluitdijk door de commissie-Nijpels bekroond als ‘leidend concept’. Het plan WaddenWerken (DHV, Wageningen Imares en Alle Hosper) wil de Afsluitdijk in zeewaartse richting verbreden met een groot kweldergebied en zo klimaatbestendig maken tegen de groeiende golfslag. De aanleg van de vier- tot zeshonderd meter brede kwelders aan de waddenkant leidt tot een bescheiden ruimtelijke ingreep. Wat ook geldt voor de tweede visie die Monument in Balans heet (NoordPeil, GD Architecten, CE Delft en Oranjewoud). Een betonnen schild moet het golvengeweld uit de Waddenzee weerstaan. Aan de andere zijde van de dijk komt een twintig kilometer lange wal van zonnepanelen. Meer ruimtelijke implicaties hebben de plannen van finalist nummer drie met de naam Afsluitdijk 21e eeuw (Arcadis, Dredging International, Nuon, H+N+S en Alkyon). Dit consortium wil op een kilometer afstand parallel aan het oude dijklichaam een nieuwe dijk aanleggen. Aan de IJsselmeerzijde ontstaat zo een enorm tussenmeer, waarin een getijdencentrale energie kan opwekken. Het concept Natuurlijk Afsluitdijk ten slotte herbergt de Superbusbaan van Wubbo Ockels. Dit consortium (met verder Royal Haskoning, Van Oord, Lievense, Bam, Rabobank en Eneco) denkt aan een ‘val meer’ (honderd vierkante kilometer) in het IJsselmeer voor de opslag van energie. Bij een overschot aan stroom, denk aan windenergie op dagen dat het hard waait, kan deze worden gebruikt om het valmeer leeg te pompen. Bij een stroomtekort laat men het meer weer vol stromen en wordt met het vallende water energie opgewekt. Dit plan neemt de meeste ruimte in beslag. Meer informatie: www.rws.nl/marktverkenningafsluitdijk.
natuurbeschermers is geluisterd’, zegt directeur Hidde van Kersen. Toch zijn er ook nog foutjes in geslopen, merkt hij op. ‘In een van de visies worden kwelders gepositioneerd op plekken waar veel mossels en dus vogels zitten. Het idee is goed, maar de plek is verkeerd.’ De natuurorganisatie wees de aanleg van een tweede dijk aan de waddenkant af, ‘maar dat plan is aangepast. Ook is er gelukkig weinig over van de wilde ideeën om allerlei bebouwing, zoals hotels, op te tui gen. Op een informatie- of duurzaamheidscentrumpje na.’ ÏÏPieter van den Brand
maart 2009 29
Forum
Leren met de
Monitor Nota Ruimte Het leerpotentieel van de Monitor Nota Ruimte wordt niet optimaal benut. Te vage doelstellingen, tegenstrijdige ambities, het ontbreken van aanwijsbare probleemeigenaren, financiële middelen die soms ontoereikend zijn, de relatief korte meethistorie van de monitor en interdepartementale concurrentie belemmeren de doorwerking van het instrument op specifieke ruimtelijke beleidsdomeinen.
‘M
eten is weten’, dat is een dominante rationele gedachte bij monitoring. In de praktijk verschaft de monitor relevante informatie voor de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte. De monitor lokt vooralsnog nauwelijks directe en zichtbare interventies uit. Een voorbeeld is het mobiliteitsbeleid. Het verbeteren van de bereikbaarheid van wonen en werken staat al jaren prominent op de agenda. Uit de recente monitor blijkt echter dat de bereikbaarheid de afgelopen jaren juist langzaam is afgenomen. Daarnaast streeft de rijksoverheid al jaren naar een goede balans tussen rode en groene functies in en rond de steden. Deze balans blijkt, net als bij de nul meting in 2006 (zie kader), nog steeds onder druk te staan. Tegen de ambitie in is de beschikbaarheid van groen rond de steden en in nieuwbouwwijken afgenomen. Hier spelen ongetwijfeld conflicterende ambities en de hoge ruimtedruk een rol. Daarnaast is soms sprake van een discrepantie tussen ambitieniveau en bijbehorende financiële middelen. Het ontbreken van een aanwijsbare probleemeigenaar kan ook een rol spelen. Het landschapsbeleid is bijvoorbeeld van iedereen, zodat niemand de verantwoordelijk heid naar zich toetrekt. Verder blikt
de monitor vooralsnog terug op een korte periode en is de uitvoering met name een decentrale verantwoordelijkheid. Dat beperkt de bijsturingsmogelijkheden van het Rijk.
Abstract De doelstellingen van de Nota Ruimte blijken lastig te mo nitoren. Ze zijn vaak niet concreet en de koppeling tussen de beleidsdoelen en ruimtelijke ontwikkelingen is zwak. ‘Abstracte doelen lenen zich niet voor monitoring via ruim telijke kenmerken’ (Monitor Nota Ruimte, 2008: 26). De Nota Ruimte bevat bijvoorbeeld geen afrekenbare doelstel lingen bij de kwaliteit van het Nederlandse landschap. Het hoge abstractieniveau van de Nota Ruimte is overigens niet zonder reden. Een rationele verklaring is dat de rijksoverheid inzet op decentrale uitvoering en daarom doelbewust globale kaders heeft geschetst.
Frequentie In de meest recente monitor wordt hardop nagedacht over de wenselijke frequentie van het instrument. Een periode van twee jaar is in de praktijk te kort om ombuigingen van trends te kunnen vaststellen. ‘In het algemeen wordt voor het vast stellen van een trend of van een ombuiging daarin, een peri ode gehanteerd van rond de vijf jaar’ (Monitor Nota Ruimte, 2008: 35). Aan de keuze van VROM voor een tweejarige meetfrequentie liggen vooral bestuurlijke overwegingen ten grondslag: de beoogde rol van de monitor bij de begrotings verantwoording. Een te hoge frequentie brengt het risico van ‘information overload’ met zich mee, waardoor men ongevoe lig kan worden voor nieuwe boodschappen en signalen.
Decentralisatieparadox Informatie is macht. Dat geldt des te meer bij monitors, om dat ze doorgaans intensieve informatiestromen genereren. Dit inzicht verklaart de paradoxale
maart 2009 30
behoefte van de nationale overheid om gedecentraliseerd beleid te blijven monitoren en eventueel bij te sturen. Dit wordt de decentralisatieparadox genoemd. De geringe concreetheid van de doelstellingen van de Nota Ruimte komt met een strategische bril in een ander daglicht te staan. Hoe transparanter beleidsdoelstellingen zijn, hoe kwetsbaarder de verantwoordelijke partijen bij verantwoor dingsprocessen zijn. Abstracte doelstellingen vergroten dus de bewegingsvrijheid. Als gevolg daarvan kan een monitor vaak niet de vinger op de zere plek leggen.
Interdepartementale concurrentie Monitors kunnen strategisch van nut zijn, bijvoorbeeld ter onderbouwing van positieve resultaten. Uit de monitor blijkt bijvoorbeeld dat de milieukwaliteit is verbeterd en dat de bundeling van wonen, werken en intensieve landbouw de goede kant op gaat. De profileringsdrang van afzonderlijke departementen is hoog. De respondenten constateren dat alle betrokken ministeries bij voorkeur ‘scoren’ via eigen informatiekanalen. Ook het verzamelen van gegevens en het monitoren van ruimtelijke ontwikkelingen doen ministeries bij voorkeur zelf om de controle over de informatie niet te verliezen. Voorbeelden zijn de Nationale Mobiliteitsmonitor van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de Monitor Agenda Vitaal Platteland van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Interdepartementale concurren tie belemmert de gegevensuitwisseling die bij een integrale nota is vereist.
Achtergrond In april 2004 presenteerde het kabinet de Nota Ruimte: ruimte voor ontwikkeling. Met de nieuwe sturingsfilosofie is bij de rijksoverheid de behoefte ontstaan om de voortgang van het gevoerde beleid te moni toren. In juni 2006 publiceerden het toenmalige Ruimtelijk Planbu reau (RPB) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) de nulmeting van de Monitor Nota Ruimte. Afgelopen jaar verscheen de eerste vervolgmeting. Er is ook een website opgezet (www.monitornota ruimte.nl), die toegang verschaft tot de indicatoren uit de monitor. Onder de Monitor Nota Ruimte vallen vier, nog deels in ontwikke ling zijnde, deelmonitors, namelijk de Belevingswaardenmonitor, de Planmonitor, de Monitor Mooi Nederland en de Monitor Nationale Landschappen.
geval onvoldoende sprake, ook al zijn alle partijen op papier van de noodzaak daarvan doordrongen. Een paar aanbevelingen derhalve: • verlaag de frequentie van de monitor; • maak de ruimtelijke doelen en ambities eenduidiger en concreter, laat ze in een realistische verhouding staan tot de beschikbare middelen; • leg de verantwoordelijkheid om de voortgang van het ruimtelijk beleid periodiek inzichtelijk te maken ook op decentraal niveau; • gebruik gedetailleerde kaarten om ruimtelijke ontwikke lingen nog transparanter te maken.
Ritueel Monitoring is voor een deel een betekenisvol ritueel. De Monitor Nota Ruimte ‘leeft’ wel meer bij het ministerie van VROM dan bij de andere departementen en decentrale over heden. Zij hebben immers allemaal hun eigen instrumenten om ruimtelijke ontwikkelingen te monitoren. Uit gesprekken blijkt dat ambtenaren van de provincies de indruk hebben bij de ‘rijksmonitor’ aan de zijlijn te staan. Dat verklaart de pas sieve betrokkenheid van de provincies bij de monitor. Amb tenaren van het ministerie van VROM brengen hiertegenin dat zij bewust met de monitor niet te dicht op de huid van de provincies willen zitten om niet het verwijt van bemoeizucht te krijgen. Van een interbestuurlijk leertraject is in elk
ÏÏ Dennis de Kool, onderzoeker Center for P ublic
I nnovation – Erasmus U niversiteit Rotterdam, dekool@publicinnovation.nl.
maart 2009 31
100% inspiratie
In 100% inspiratie doen lezers in woord en beeld verslag van plekken, gebieden, ontwikkelingen die hen inspireren bij hun werk op het gebied van de ro.
Historische schilderijen als bron van landschappelijke
identiteit
Schilderachtige landschappen expliciet onderdeel laten zijn van het ruimtelijke-ordeningsbeleid. In Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk worden geschilderde landschappen behouden en ontsloten. In Nederland, beroemd om zijn geweldige landschapschilderkunst, gebruiken we die unieke cultuur historische waarden nauwelijks. Een pleidooi om dat wel te doen.
O
ns landschap is meer dan een ruimte waar belangrijke ecologische processen plaatsvinden en waar gerecre ëerd kan worden. Het is al eeuwenlang een bron van inspira tie voor schilders uit binnen- en buitenland. Met name in de
zeventiende eeuw en in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft landschapschilderkunst een grote bloei doorge maakt. Het bewustzijn van de schoonheid van ons landschap gaat dus ver terug in de tijd.
Koesteren
De ke r k va n O vers ch ie (1856), Jong k ind. ( Fo to E r nst B o s , L E I , Wa ge ninge n UR)
G ez icht o p Delf t (1844), Jon g k ind. ( Fo to: E r nst B o s , L E I , Wa ge ninge n UR)
Water molen in polder ‘De L eidschen Dam’ (1900) Gabr iël. (Foto: Er nst B os, L EI, Wageningen UR)
maart 2009 32
Men zou een grote koestering van dit cultuurhistorische as pect van ons landschap verwachten. Immers, in het Verenigd Koninkrijk, waar landschapschilderkunst vergeleken met Ne derland een bescheiden genre van betekenis is geweest, heeft men het landschap vastgelegd door Constable teruggebracht naar het beeld op het schilderij (the Telegraph, 31-07-2006). Tevens zijn in Frankrijk, waar in de negentiende eeuw het impressionisme tot grote bloei van landschapschilderkunst leidde, op diverse locaties borden geplaatst met de afbeelding van het oude schilderij erop. Uit een studie van de Wageningen Universiteit en Research Centrum blijkt dat locaties die door bekende schilders zijn vastgelegd, vandaag de dag nog maar zelden onaangetast zijn. Haast is dus geboden om de resterende schilderijuit zichten te beschermen tegen verdere aantasting. In Neder land wordt geen specifiek beleid gevoerd ten aanzien van ons schilderachtige landschap. Terwijl daar wel alle reden voor is. Voor dergelijk beleid dient ten eerste kennis over deze unieke cultuurhistorische waarde van ons landschap te worden ontsloten. Ten tweede moet er een ‘sense of urgency’ gaan ontstaan bij het beleid: de schildergezichten van toen verdwijnen in hoog tempo uit het landschap en dit vraagt om maatregelen die verdere aantasting voorkomen. Een verlies van het cultuurhistorische landschap is immers – in tegenstelling tot het verlies van ecologische en recreatieve waarden – onomkeerbaar.
Een eerste stap om het geschilderde landschap beter te waarderen, is te kijken waar oude schilderijen zijn gemaakt en hoe het met de huidige locatie is gesteld.
Haagse School Als inspiratiebron nemen we de Haagse School, die in belang rijke mate bijdroeg aan de tweede belangrijke bloeiperiode van de Nederlandse schilderkunst, aan het einde van de negentien de eeuw. Het schilderij De kerk van Overschie van de schilder Johan Barthold Jongkind – één van de voorlopers van de Haagse School – uit 1856 toont een panorama in de richting van Delft, met de rug naar Rotterdam. De meeste huizen op het schilderij zijn in de loop van de tijd vervangen, waar schijnlijk niet heel recentelijk gezien de bouwstijl. Jongkind heeft hetzelfde uitzicht minstens nog tweemaal geschilderd, éénmaal in 1866 en éénmaal in 1867. Hoewel de latere werken een andere tijd van het jaar voorstellen en een heel andere kleurstelling hebben, is het beeld van Overschie hetzelfde als op het werk van 1856. Het lijkt er dus op dat in de tussenlig gende tien jaar niets is veranderd. Het is opvallend dat het huidige uitzicht op Overschie, pal gelegen naast de A13 en on der de rook van Rotterdam, in ruim anderhalve eeuw eveneens geen grote verandering heeft ondergaan. Wel staat direct links van het stadsgezicht een vervallen bedrijventerrein, hetgeen het pittoreske stadgezicht niet ten goede komt. Een ander schilderij van Jongkind is Gezicht op Delft uit 1844. Dit beeld is eveneens geschilderd met de rug naar Rot terdam en kijkend naar Delft. Het uitzicht van het schilderij wordt vandaag de dag verstoord door de aanwezigheid van bedrijfsgebouwen. Een uitzicht dat geheel intact is gebleven betreft dat op de ‘Watermolen in de polder De Leidse Dam’ van Gabriël (1884). De directe omgeving van het gezicht op het schilderij is de laatste decennia wel sterk verurbaniseerd. Het schilderij De afgesneden molen van Jacob Maris (1872) laat het toenmalige uitzicht zien vanuit het huis van de schilder. Op de huidige locatie komen alleen nog de kade en singel overeen met de situatie op het schilderij. De naam van de straat vanwaar uit Maris heeft geschilderd, ‘bij de wester molens’, refereert nog wel aan de situatie van het schilderij. Gezicht op trekvliet bij Den Haag (1868) van Weissenbruch laat een uitgestrekt landschap zien met links de toren van kasteel De Binckhorst en rechts de Laakmolen. Tegenwoor dig is De Binckhorst een bedrijventerrein en is het kasteel alleen van dichtbij te zien. Niet alleen Weissenbruch heeft zich destijds door de locatie laten inspireren, ook Apol heeft er een schilderij van gemaakt en wel een aquarel van het kasteel en de directe omgeving.
Ontsluiten Om aandacht te vragen voor deze cultuurhistorische waarde van het Nederlandse landschap is het pilotproject ‘Haagse
De a fgesne den molen (1 8 7 2 ), Ma r i s . (Fo to : E r ns t B o s , L E I, Wa geni ngen UR)
Gezicht o p tre k vl ie t bi j Den Ha a g (18 6 8 ), We i s s enbr uch . (Fo to : E r ns t B o s , L E I, Wa ge n i n ge n U R )
K a ste el B i nck hors t (nie t ge d ate erd ), A p ol . (Fo to : E r ns t B o s , L E I, Wa geni ngen U R )
School Outdoors’ opgezet. Op diverse locaties in de regio Haaglanden zijn borden geplaatst met daarop afbeeldingen van negentiende-eeuwse landschapschilderijen. De pilot was een samenwerking van Stadsgewest Haaglanden, Wagenin gen Universiteit en Research Centrum en de Dienst Landelijk Gebied in het kader van een Europees project over duurzaam landgebruik in stadsregio’s. Wegens het tijdelijke karakter van de vergunningverlening zijn de borden overigens weer uit het landschap geplaatst. Niet alleen in de regio Haaglan den zijn veel landschappen geschilderd maar ook in regio’s zoals de Gooi- en Vechtstreek en de Achterhoek. Waarom brengen we deze plekken en gebieden van landschappe lijke en cultuurhistorische waarden niet in kaart? Om ze vervolgens voor een groot publiek te ontsluiten, bijvoorbeeld door schilderijborden permanent in onze landschappen te plaatsen? Hiermee conserveren we onze eeuwenoude inspi ratiebron en behouden we daarmee onze nationale culturele identiteit, namelijk een natie te zijn van landschapschilders. ÏÏ Ernst Bos (LEI, Wageningen Universiteit en Research
Centrum) e-mail: Ernst.Bos@wur.nl ÏÏ Met dank aan: Pat van der Jagt (Alterra, Wageningen
Universiteit en Research Centrum) en Joop Eilander (Dienst Landelijk Gebied)
maart 2009 33
Opgepikt en toegepast
Op 090909, de Spiegeldag, wordt de state-of- the-art van gebiedsontwikkeling gepresenteerd. Vanuit verschil lende invalshoeken (praktijk, weten schap en beleid), met een brede insteek (publiek en privaat) en ‘voor elk wat wils’. Luis teren naar lezingen, kennis delen met koplopers, werken in werksessies, reflecteren met wetenschappers, ontdekken met onderwijs en beleven tijdens excursies. Waarom dit thema? We vragen het aan Bert Groffen, projectleider NederLandBovenWater. ‘Gebiedsontwikkeling is een belangrijke focus binnen Habiforum en NederLandBovenWater. Gebiedsontwikkeling als nieuwe manier van werken om duurzame kwaliteit van de ruimte lijke inrichting van Nederland te realiseren. Een manier van werken die zijn vruchten inmiddels afwerpt. En dat willen we laten zien! Wat kunnen we leren van de praktijk van gebiedsontwikkeling? ‘In het Praktijkboek gebiedsontwikkeling, dat op de Spiegeldag wordt gepresenteerd, staan 12 thema’s die bepalend zijn voor het succes van gebiedsontwikkeling. Bijvoorbeeld de combina tie van beleidsurgenties en gebiedsurgenties, ‘wijs’ leiderschap, participatie door burgers en ondernemers, goede financieringsarrangementen. De analyse leert dat we bij alle thema’s in staat zijn tot excellentie. Binnen één praktijksituatie op meerdere thema’s excelleren, blijkt veel moeilij ker. Daar ligt dus nog een grote uitdaging. Wat zijn voor jou de hoogtepunten van de dag? ‘Ik ga op zoek naar een mooie mix uit het grote aanbod en met het slotdebat hoop ik dat er een stevige uitdaging voor de komende jaren wordt neergezet!'
maart 2009 34
Bewonerspar
vliegwiel voor herbouw Na de traumatische ramp in mei 2000 lag het voor de hand de bewoners van de Enschedese wijk Roombeek nauw te betrekken bij de wederopbouw. Het was hún buurt en het moest wéér hun buurt worden. Met die houding gingen de gemeente, steden bouwkundige Pi de Bruijn en projectdirecteur Peter Kuenzli een gedurfd participatieproces in.
D
e beelden van de verwoes tende vuurwerkramp staan een ieder nog helder voor de geest. Wie een kleine negen jaar later op dezelfde plek rondloopt, gelooft zijn ogen niet. Op tien minuten lopen van station Enschede staat een gevarieerde, kleurrijke stadswijk. Een woongebied is uit de as herrezen met verrassende stadswoningen en intieme woonbuur ten, grenzend aan markant industrieel erfgoed met een culturele bestemming, en een openbare ruimte van hoge kwaliteit. Een deel van het brouwerij complex van Grolsch doet dienst als creatieve campus voor bedrijvigheid en Telematica Instituut, elders zijn bedrijfsruimten gecombineerd met woningen. Zowel de gemeente als de betrokken woningbouwcorporaties De Woon plaats en Domijn hebben veel ruimte
gelaten aan ideeën en initiatieven van de bewoners. ‘Laat de buurt vooral zelf zijn werk doen’, is de gevleugelde uit spraak van Fons Catau, directeur van De Woonplaats in een interview voor de website van NederLandBovenWater. De bewoners hebben die uitdaging onder de inspirerende regie van archi tect Pi de Bruijn en projectdirecteur Peter Kuenzli met verve opgepakt. Een fors deel van Roombeek is gebouwd in particulier opdrachtgeverschap en bij de meer projectmatige ontwikkeling hebben de beoogde bewoners een ste vige inbreng gehad. Catau: ‘We hebben veel gedaan aan emancipatie. Mensen die nooit een kans krijgen, kregen hem hier wel.’ Bewonersparticipatie betekent dat plannen van de gemeente of de steden bouwkundige soms een andere richting ingaan dan aanvankelijk gedacht. Foto: Jan Schartman
Uitgelicht
ticipatie
Foto: Present Press
Roombeek
Kennis geborgd ‘De ontwikkeling in de laatste jaren van toela tings- naar ontwikkelingsplanologie, en vandaar naar gebiedsontwikkeling is onomkeerbaar.’ En daar heeft het kennis- en innovatieprogramma Habiforum zeker aan bijgedragen, meent Freek Hasselaar. Op de Spiegeldag sluit Habiforum haar activitei ten af, ‘na zes jaar van ontwikkeling van kennis, competenties, methodieken en concepten. En ook zes jaar van daadwerkelijk toepassen en oefenen in de praktijk op talloze plaatsen in Nederland en in Europees verband . Er is een kostbaar netwerk ontstaan van professionals, beleidsmakers en onderzoekers.’ De resultaten en het netwerk laten zien, dat is de missie op 9 september, laat Hasselaar weten. ‘En we willen met de deelnemers de waarde en impact ervan verkennen.’
Dat vraagt politieke visie en moed. Wel duidelijke kaders stellen, maar geen visie vanaf boven opleggen. Het was zeker besteed aan wethouder Roelof Bleker, die het wederopbouwpoces van begin af aan bestuurlijk heeft aange stuurd. Dat zorgde voor de zo belang rijke continuïteit. Architect Pi de Bruijn heeft vanaf het begin aangegeven dat het stedenbouw kundig plan écht met de bewoners samen zou worden gemaakt. ‘Daar is hij ook op geselecteerd, net als Peter Kuenzli’, vertelt Ruud Lutjenhuis, die in het projectbureau Roombeek verant woordelijk is voor de communicatie. ‘Ze spreken de taal van de mensen en zijn sterk in de communicatie. Daarom hadden de bewoners vanaf het begin veel vertrouwen.’ De kwaliteit van het opdrachtgever schap is doorslaggevend voor het succes van gebiedsontwikkeling. Niet meer het marktmechanisme alles laten toedekken. Het klinkt simpel, zeker in
de wetenschap dat er voor de herbouw van Roombeek een forse bijdrage van de rijksoverheid klaar lag. Toch staat de aanpak van de door de vuurwerkramp getroffen wijk inmiddels model voor de aanpak elders in Enschede. ‘Je kunt zoveel winnen als je bewoners aan het begin van het proces bij de plannen betrekt’, is de ervaring van Ruud Lut jenhuis. De stedelijke herstructurering kan niet zonder serieuze burgerparti cipatie, meent hij. ‘Bewoners en orga nisaties, die trots zijn op hun buurt, zetten hun energie hiervoor in. Dat biedt weer kansen voor gedeeld beheer en onderhoud van openbare gebouwen, parken en culturele voorzieningen.’ Zo is Roombeek een wijk geworden, waarvan het hart klopt als nooit tevo ren en die zich met musea en andere bovenlokale voorzieningen ontpopt tot een tweede stadscentrum. De gebiedsontwikkeling van Roombeek staat meer uitgebreid beschreven op de website www.nederlandbovenwater.nl
Habiforum draagt de komende maan den de resultaten uit via de media, het Praktijkboek Gebiedsontwikke ling, publicaties en de Eindrapportage. Freek Hasselaar: ‘Er worden afspra ken gemaakt met bibliotheken en universiteiten voor de hard copy-ontsluiting van publicaties. Vanaf begin april is er een geheel vernieuwde website. Die ontsluit in een eigentijdse en op de gebruiker gerichte vorm alle bereikte resultaten en betrok kenen. Door trainingen en structurele samenwerking met het hoger onderwijs, werken we aan over dracht op huidige en toekomstige professionals. Onze 'parels' hebben een plek gevonden in nieuwe innovatieprogramma's, in EU-proposals, in com merciële toepassingen. Maar het belangrijkste is misschien wel dat professionals en onderzoekers zich al dat moois hebben eigen gemaakt en ermee aan de slag gaan: learning by doing.’
maart 2009 35
Praktijk
Duurzame logistiek in Nijmegen-West Weurt
Handboek 足
helpt
Vervoersmanagement ondernemers vooruit
maart 2009 36
Duurzame logistiek is actueel. Het combineert belangrijke maatschappelijke thema’s: economie, bereikbaarheid, klimaat, leefomgeving en veiligheid. De stijging van de brandstofprijzen leidt tot een reële verhoging van transportkosten en daarmee tot de substantiële stijging van de logistieke kosten van een eindproduct. Duurzame logistiek wordt omschreven als de organisatie van schoner, zuiniger en efficiënter transport.
N
ijmegen is, samen met Venlo, goed gepositioneerd voor de intra-Europese goederenstromen. De verwachting is dat de logistieke activiteiten hier toenemen. Het logistieke zwaartepunt is Nijmegen-West Weurt, een veelzijdig gebied waar ook gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt. Er zijn on geveer 10.000 arbeidsplaatsen en er wonen 50.000 mensen. Door de aanwezigheid van een binnenhaven worden veel goederen overgeslagen. Door een mengvorm van functies heeft het gebied aantrekkingskracht op bedrijven, maar dit vormt ook de basis voor de aanwezige luchtkwaliteitsknel punten en burgerprotesten. Burgers, milieubeweging en bedrijven zijn gebaat bij milieu verbetering. Er worden al verschillende maatregelen getroffen om de milieukwaliteit in 2010 op orde te hebben. Dit hebben partijen zo afgesproken. Voor de overheid is het belangrijk dat geplande ontwikkelingen niet stil komen te liggen. Het gaat om de aanleg van een stadsbrug, de realisatie van het Waalfront (2650 woningen en 28.000 m2 voorzieningen langs de Waal waar nu nog industrie gevestigd is) en het revitali seren van het bedrijventerrein. In plaats van meer regels op te leggen aan de hier gevestigde bedrijven (ongeveer 400), is samen met de betrokken partijen gezocht naar oplossingen. In 2004 startte een overleg tussen bewoners, bedrijven en milieugroeperingen; het Kronenburger Forum. Aanvankelijk vanuit wantrouwen; mensen hadden het gevoel dat er onvol doende aandacht was voor klachten over hun gezondheid en misten zeggenschap. In het overleg lieten overheden zien dat zij ook zoekende waren op vraagstukken rond informatie, luchtkwaliteit en ruimtelijke ontwikkelingen. Burgers en bedrijven zijn meegenomen in dat proces.
Sporen Er ontstonden twee sporen: • wat is er aan de hand? Er is gewerkt aan eenduidige informatievoorziening en aan transparantie. De stapels rapporten en dossiers waren allesbehalve eenduidig weergegeven; • wat kunnen we doen? Milieuverbetering komt op gang in samenwerking met de bedrijven. De bedrijven worden niet alleen gehandhaafd, maar ook gestimuleerd en zelfs beloond.
Bedrijven werden in het verleden nog weleens verantwoorde lijk gehouden voor de milieudruk. Door actief mee te denken over de vraagstukken en technologische mogelijkheden voor oplossingen veranderde dit beeld. Al snel bleek dat niet alle problemen lokaal zijn aan te pakken en dat het transport een belangrijk aangrijpingspunt is voor verbeteringen. Niet alleen als belangrijke beïnvloedbare bron van luchtverontrei niging, maar vanwege het economische belang van een goede bereikbaarheid. Een aandeel zware voertuigen op de weg van tien procent is al snel verantwoordelijk voor bijna vijftig procent van de aanwezige concentraties fijnstof.
Mensen hadden het gevoel dat er onvoldoende aandacht was voor klachten over hun gezondheid Als start van dit project werd in 2006 een nulmeting uitgevoerd, waarbij alle verkeersbewegingen van en naar bedrijven in kaart zijn gebracht. Hier kwam onder meer het volgende uit naar voren: • jaarlijks rijden er ruim 21,5 miljoen grotere en kleinere bestelauto’s op hetbedrijventerrein; • de sectoren groothandel, productie, transport en recy cling & afval zorgen voor het meeste transport; • de top 25-bedrijven, op basis van het aantal goederen vervoersbewegingen, zijn verantwoordelijk voor 46 procent van alle goederenvervoersbewegingen; • 90 procent van al het vervoer gaat over de weg, het ove rige deel gaat voornamelijk over water en zeer beperkt via rail; • 60 procent van de werknemers woont op minder dan tien kilometer van het werk, maar 76 procent van alle werknemers komt met de auto. In opvolging van dit onderzoek zijn gesprekken gevoerd met de top 25 van bedrijven met de meeste (goederen)vervoers bewegingen. Uit deze 25 bedrijven zijn zes bedrijven gese lecteerd voor het implementeren van vervoersmanagement, op basis van hun geschiktheid hiervoor. Hiernaast is met zestien bedrijven een collectief vervoersmanagementtraject
maart 2009 37
Praktijk
gestart, specifiek gericht op het stimuleren van vervoersma nagement. In het individuele traject hebben de zes geselecteerde bedrijven in samenwerking met een externe adviseur een vervoersplan opgezet. De maatregelen opgenomen in deze vervoersplannen zijn gericht op schoner, slimmer of zuiniger transport. De uitvoering van deze maatregelen heeft bij deze bedrijven geleid tot een gemiddelde vermindering van negen procent aan transportkilometers en veertien procent aan emissie van stikstofdioxide en fijnstof. Het collectieve traject heeft ertoe geleid dat er meer samen werking op het gebied van transport is ontstaan tussen de participerende bedrijven. Ook zijn er diverse vervolgaf spraken gemaakt. Er komt een samenwerkingsverband met bedrijven, kennisinstellingen en overheid om duurzame logistiek te bevorderen. Met de lokale containerterminal Nijmegen (CTN) als trekkende partij wordt gewerkt aan een
maart 2009 38
directe zee-rivierdienst van Nijmegen naar het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht voor het centraal afleveren van kleinere pakketjes. Want, zo blijkt, jaarlijks rijden er ongeveer 1,5 miljoen busjes per jaar op het bedrijventerrein Nijmegen-West. En het rijden op alternatieve brandstoffen wordt verder gestimuleerd, onder meer door het vorig jaar geopende aardgasvulpunt.
Handboek Om de opgedane kennis ook met andere bedrijven en over heden te kunnen delen, is besloten dit te verwerken in een handboek, samengesteld door overheden en bedrijfsleven die ook betrokken zijn geweest bij het voorafgaande traject. Het handboek is zowel gericht op individuele als op collec tieve toepassing van goederenvervoersmanagement. Voor bedrijven die zelfstandig aan de slag willen is in het hand boek een zesdelig stappenplan opgenomen. Aan de hand hiervan kunnen bedrijven hun eigen vervoersplan opstellen.
Om samen met andere bedrijven aan vervoersmanagement te werken zijn diverse tips & tricks opgenomen. Hiernaast is algemene informatie opgenomen over goederenvervoers management en worden suggesties gegeven voor mogelijke maatregelen.
Jaarlijks rijden er ongeveer 1,5 miljoen busjes op het bedrijventerrein N ijmegen-West Als laatste wordt in het handboek ook stilgestaan bij hoe vervoersmanagement een integraal onderdeel wordt van de bedrijfsvoering, waarbij op terugkerende basis gezocht wordt naar maatregelen die leiden tot schoner, zuiniger en efficiënter transport.
Conclusie over het resultaat Een voorzichtige conclusie is dat het met de luchtkwaliteit (vooral met de metingen fijnstof) de goede kant opgaat. Bijna alle plekken in Nijmegen-West en Weurt voldoen aan de grenswaarden voor fijnstof en NO2. Op de drukste wegen zijn nog wel overschrijdingen, maar op deze punten staan geen woningen. De overschrijdingen reiken tot ongeveer tien meter naast de weg. De gunstige trend is te verklaren uit de licht dalende concentraties in Nederland, maar ook uit de inzet van Nijmeegse bedrijven. Bijna vijftig procent van de onlangs onderzochte bedrijven rijdt met relatief schone voertuigen (roetfilter of relatief schone motor). En meer dan veertig procent van de voertuigen valt onder een bedrijf dat een 'slim' vervoersmanagementplan heeft opgesteld. Zie www.westenweurt.nl; zie www.vervoerhetgoed.nl. ÏÏJan Luijten, gemeente Nijmegen
Mogelijkheden voor het collectief oppakken van goederenvervoers management Goederenvervoersmanagement kan ook worden opgestart in een collectief verband. Vaak worden collectieve pro jecten geïnitieerd door partijen met een overkoepelde functie. Dit kan een lokale of regionale o verheid zijn, maar ook een brancheorganisatie of een ondernemers vereniging. Belangrijke voorwaarde voor het opzetten van een collectief project is dat de samen werkende bedrijven enkele overeenkom stige transportkenmerken hebben. Voor de samenwerking bestaan de volgende drie hoofdstructuren: Regionale samenwerking Dit kunnen bedrijven zijn die bij elkaar op een bedrijventerrein gevestigd zijn. Der gelijke projecten zijn bijvoorbeeld geschikt voor bundeling van kleinere zendingen of de opzet van nieuwe ( intermodale) logistieke diensten. Verticale samenwerking Dit betreft het transport tussen afnemer en leverancier. Dit kan in veel situaties (verder) geoptimaliseerd worden, bij voorbeeld door betere planning van een productieproces of meer opslagcapaciteit bij de afnemer. Horizontale samenwerking Dit is samenwerking tussen bedrijven die werkzaam zijn in dezelfde branche. Zij hebben veelal ook vergelijkbare transport kenmerken. Voorbeelden zijn temperatuur gecontroleerde lading, seizoengebonden vraag en aanbod, een geografisch geclus terd afzetgebied enzovoort. Het samen werken heeft als voordeel dat oplossingen die voor één bedrijf niet rendabel zijn, wel aantrekkelijk kunnen zijn voor een groep van bedrijven.
maart 2009 39
Praktijk
Overheden, bedrijven en actiegroepen samen naar een ‘groener’ bedrijventerrein
Vrachtbruggen bouwen Negen procent minder kilometers op de teller en 14 procent minder uitstoot van NOx en fijnstof en een landelijk bruikbaar Handboek vervoermanagement. Ziehier wat gezamenlijke aanpak vermag, wanneer belanghebbenden in een gebied het erover eens worden dat transport een grote vervuiler is.
A
Open kaart Terug in de tijd. Eind 2001 melden wetenschappelijke studies dat in de voorgaande negen jaar het aantal kankergevallen in Weurt en Nijmegen-West vijftien procent boven het landelijk gemiddelde lag. Lokale bedrijfsvestigingen blijken kankerver wekkende stoffen uit te stoten. Vergunningen zijn verouderd, handhaving schiet tekort, mede door personeelsgebrek. Bewoners en ‘groene’ politici op de achterste benen. Maar de bewijsvoering stagneert. Epidemiologische statistieken kunnen nu eenmaal geen directe schuldigen aanwijzen. Uiteindelijk besluit Nijmegen in 2004 moedig om open kaart te spelen: beste burgers, ook uw overheid is eenvoudigweg zoekende. Alle stukken worden openbaar en Nijmegen zet alle partijen bij elkaar. De opdracht luidt: kom met unanieme gebiedsadviezen inzake drie thema’s: luchtkwaliteit, geur en geluid. ‘Die eis van unanimiteit, dat deed het hem’, denkt Hans Beltman (adviesbureau Malaxis), die als voorzitter werd
Foto: Binnenstadservice.nl
ls uitvloeisel van hun ‘Kronenburger Forum’ overleg platform sloegen provincie, gemeenten, omwonen den, milieugroepen en bedrijfsleven de handen ineen voor vervoermanagement rond de industrieterreinen Weurt en Nijmegen-West. Via vergunningen was deze industriezone al beduidend op geschoond, maar hardnekkig, doelgericht doorpraten in het Kronenburger Forum bewerkstelligde een stroomversnelling. Zes van de meest transportintensieve bedrijven namen hun vervoerstromen op de schop. Met als gevolg versnelde in voering van ‘bovenwettelijk’ schone voertuigen, rittenbespa rende afspraken over opslag van vloeistoffen, boordnavigatie op alle vrachtwagens, en trainingen in Het Nieuwe Rijden, bij één bedrijf inclusief beloning voor milieusparend rijgedrag. Ook kleinere ondernemers doen mee. Piepschuimafval wordt centraal ingezameld. Centrale pakkettendistributie staat op stapel (zie kader). En bedrijven zijn voornemens tot meer klimaatzuinig vervoer over water. Zo’n gedeelde toekomst visie – wie had dat zes jaar geleden gedacht?
M ilie uv r ie nde li jke v rachtdie nst .
maart 2009 40
Binnenstadservice slaat aan ’s Morgens per CO2-arm gasvrachtbusje, ’s middags per ligbakfiets – twee maal daags krijgen veertig geabonneerde Nijmeegse winkeliers door hun Binnenstadservice hun pakketten bezorgd. Voor sommigen fungeert het vorig jaar gestarte bedrijf tevens als magazijn. Eind dit jaar moeten er 100 klanten zijn, 14 procent van het totale winkelbestand. Ook gemeentekantoren worden bediend. Daarnaast zijn gesprekken gaande met de naburige bedrijven in Weurt en Nijmegen-West, vertelt oprichtster/directeur Birgit Hen driks. ‘Dat zou efficiënt zijn voor iedereen: hun leveranciers hoeven minder kilometers te maken en onze wagens staan niet ongebruikt stil.’ Haar idee voor een milieuvriendelijke, flexibele vrachtdienst kreeg Hendriks tijdens haar periode als gemeentelijk ‘bin nenstadsmanager’. ‘De gemeente wilde milieuzone’s, maar daartegen was verzet. Bordjes, controles, toegangsautomaten
– en winkeliers moeten schonere busjes aanschaffen, die ze niet kunnen betalen: allemaal niet leuk. Bovendien, ver plichte aanrijtijden zijn lokaal prettig, maar landelijk gezien niet. Vervoerders moeten extra wagens inschakelen, omdat ze overal dezelfde venstertijden moeten halen.’ Kleine detailhandels veroorzaken met hun kleine orders naar verhouding de meeste transportbewegingen, aldus Hendriks. Haar alternatief vond weerklank. De gemeente (uit het ondernemersfonds) en de provincie fourneerden ieder 50.000 euro. De Rabobank verstrekte 45.000 euro krediet. Vergelijkbare initiatieven spelen in Den Bosch, Arnhem en Den Haag. Voor Nijmegen wordt het straks nodig om structurele financiering te vinden, verwacht Hendriks. ‘Niet alleen via aangesloten winkeliers, maar ook bij transportbedrijven en overheden. Immers: iedereen profiteert.’
aangesteld.‘Daar kwam bij dat er nu eens geen voorgekookte pre-voorstellen op tafel lagen, maar wel het keiharde poli tieke besluit dat de toekomstige tweede Waalbrug precies zou uitkomen in dit industriegebied.’ Enerzijds denkvrijheid, anderzijds kristalheldere randvoor waarden, dat werkte – al bracht soms frustraties mee. De pijnpunten werden overduidelijk: verkeerstoename, en dat in tijden van strenger wordende luchtkwaliteitsnormen. Milieuvoorvechters vreesden voor de leefbaarheid, onder nemers voor hun uitbreidingsmogelijkheden, als gevolg van knellender grenswaarden. Wat nu? Ieder voor zich beschrijven de betrokkenen hoe geleide lijkaan het onderlinge wantrouwen werd weggepraat, ook tussen actieve burgers en het bedrijfsleven, dat noodge dwongen aanschoof in wat het Kronenburger Forum werd gedoopt.
moeten nemen. Maar het groeiende begrip voor elkaars dilemma’s was winst.’ Door voortdurend te ‘tamboereren’ op onderling vertrou wen, wist voorzitter Beltman de vaart erin te houden. Na de eerste taaie aftastfase ging het snel. De feiten werden op een rij gezet en de drie deeladviezen kwamen rap tot stand. Sommige pleidooien waren opvallend. Neem de tweede ‘stadsbrug’. Als die per se moet, dan alleen fietsers en OV toelaten, riepen milieuclubs aanvankelijk. De bedrijven willen hem juist benutten. ‘Vrachtwagens dertig kilometer laten omrijden, terwijl je een nieuwe toerit voor de deur hebt liggen, dat zou toch treurig zijn!’, aldus Hans ten Broeke, Forumlid namens een van de ondernemersverenigingen. Zo ontstond het unanieme verzoek om de brug uitsluitend te be stemmen voor regionaal en bestemmingsverkeer. ‘Daarvoor een technologisch sluitend systeem ontwikkelen, kan mis schien mooie innovaties opleveren...’, hoopt Ten Broeke nu.
Innovatie Overheden, burgers en ondernemers in één adviescollege. ‘Dat was nieuw, maar werkte wel vertragend’, verhalen Marga Jacobs en Claudia van Steen van Vereniging Leef milieu. ‘Gelukkig zat er een clubje serieuze gemeente ambtenaren. Het bedrijfsleven had aanvankelijk een hoop kennisachterstand, en wilde pertinent niet opdraaien voor bovenwettelijke maatregelen. Dat we slechts met onderne mersvertegenwoordigers praatten, niet met bedrijven zelf, maakte besluitvorming nog lastiger. ‘Wijzelf moesten steeds afwegen: werkt een brief naar de Raad van State niet sneller? Ook zonder Kronen burger Forum hadden overheden uiteindelijk maatregelen
Het plan voor actief vervoermanagement ontstond mede omdat verkeersinvloeden als een rode draad door alle gele verde adviezen heen bleken te lopen. Bovendien lonkte het perspectief van snel en tastbaar milieuresultaat. Dat is er gekomen. ‘Toch’, meent Hans Beltman, ‘moeten we meer uit de kast halen. De verkeerscongestie los je niet op met infra structuur en locatiemaatregelen! Binnensteden verkeersluw maken, park&ride, kiss&ride, prijsprikkels voor spaarzamer weggebruik – uiteindelijk kom je uit bij omvattend mobili teitsmanagement.’ ÏÏMichel Robles
maart 2009 41
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
‘Gezondheid’ in ruimtelijke planvorming Bindend opgelegd vanuit Brussel, levert overschrijding van een milieunorm, bijvoorbeeld die voor luchtverontrei niging, een bestuurlijk probleem op met soms economische gevolgen. Toch is via deze normstellingssystematiek, als streng en vooral sectoraal sturings principe opgezet om via toetsing aan wettelijke normen ernstige milieupro blemen te helpen bestrijden, in het verleden veel milieuwinst geboekt. Beoordelingskaders als MILO en GES, initiatieven om bij planvorming een (ruwe) indruk te krijgen van de milieukwaliteit, gebruiken eveneens dit principe van (de mate van) normover schrijding. Maar omdat in veel gevallen ook ónder de huidige normen aanzien lijke gezondheidseffecten vóórkomen, lost het (net) voldoen aan een norm wel een bestuurlijk probleem op, maar is de gezondheidswinst meestal mar ginaal. En omdat de normen naast het terugdringen van gezondheidsschade ook gebaseerd zijn op economische belangen en technische en bestuurlijke haalbaarheid, ontstaat er een dispuut als de milieukwaliteit bijna op de norm zit. Het is weliswaar de formele af spraak, maar moet je wel voor veel geld die laatste microgram of decibel willen bestrijden? En dan en passant denken dat je gezondheidskundig behoorlijk effectief bezig bent als je de norm (net) hebt gehaald? In milieubeleid en ruimtelijke planvor ming ontwikkelen zich in toenemende mate ook meer integrale en gediffe rentieerde benaderingen, vaak ingezet als experiment zoals Stad&Milieu en meer gebiedsgericht beleid. Diverse nieuwe gezondheidskundige beoor delingskaders geven óók aan dat het
maart 2009 42
bij milieubeleidsbeslissingen niet alleen gaat over de ernst en omvang van gezondheidsschade, maar ook om risicobeleving, kosten en baten en handhavingaspecten, zeker als je naast het waarborgen van een basisgezond heidsniveau ook de maatschappelijke impact wilt minimaliseren en dat met betrokken publieke en private actoren wilt arrangeren. De verbreding van ‘ge zondheid’ richting welzijn en leefbaar heid en het hanteren van indicatoren als verlies van (gezonde) levensjaren of kwaliteit van leven, geven aan dat in het werkveld ook het ‘volksgezond heid-denken’ zijn intrede doet. Het werkveld ‘gezondheid’ in milieu beleid en ruimtelijke planvorming ondergaat een transitie van ‘normen naar waarden’ en van ‘government naar governance’. De sectie Gezondheid en Milieu van de VVM wil graag in 2009 in samenwerking met anderen hierover een debat organiseren. Daarbij komt uiteraard de vraag aan de orde of deze ontwikkelingen uiteindelijk ook leiden tot een meer ‘gezonde’ leefomgevings kwaliteit. Dr. Leendert van Bree is voorzitter van de Sectie Gezond en Milieu van de VVM. Hij werkt als programmalei der Gezondheid, Welzijn en Integrale Leefomgeving bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.
VVM Agenda Cursus Emissies in de Lucht Vanaf vrijdag 3 april. Driedaagse cursus Cursus Modellering van Verspreiding van Luchtverontreiniging Vanaf vrijdag 17 april. Vierdaagse cursus Themamiddag Kas als Energiebron Donderdag 23 april (15.00-18.00) Innovatie en Democentrum Glastuinbouw, Bleiswijk Nationale Milieudag ‘Makkelijk Milieu’ Begin juni. Thema ‘Makkelijk Milieu’ Fifth International Symposium on Non-CO2 Greenhouse Gases (NCGG-5) Science, Reduction Policy and Implementation 30 juni t/m 3 juli Wageningen Zie www.ncgg5.org Bezoek voor meer informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info.
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1, Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch, Tel. 073-621 59 85, Fax 073-621 69 85, E-mail bureau@vvm.info, Website www.vvm.info
Wij staan achter de kennisbank. U ook? Kennisbanken voor de overheid Er is eindelijk een informatiebron waarin alle informatie staat om uw vak goed uit te oefenen. In de kennisbanken vindt u actuele wet- en regelgeving, checklists, praktijkcases, modellen en veel praktische uitleg voor de niet-jurist. De juiste informatie voor de oplossing van uw lastige case vindt u snel via de handige zoekmachine. U kunt er 24 uur per dag online op terecht, op basis van een jaarabonnement. Ook voor uw vakgebied is er een kennisbank. Kijk op www.kennisbanken.info voor het complete overzicht.
VNG-dag Wro en AMvB Ruimte
Ambtenaren missen artikel 19-procedure
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) daagt overheden uit ruimtelijke belangen scherp te formuleren. Gemeenten moeten oppassen in dit proces niet achterop te raken.
D
at zei Marco Lurks, beleidsmedewerker bij de Vereni ging Nederlandse Gemeenten (VNG), bij de opening van de praktijkbijeenkomst ‘Wro en AMvB Ruimte’ op 4 februari in Utrecht. Lurks wees de 180 deelnemers – voorna melijk gemeentelijke ambtenaren – op het belang van de, wat hij noemt, strategische herverkaveling van verantwoordelijk heden en belangen door de nieuwe wetgeving. ‘Mijn indruk is dat het Rijk en de provincies met algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en verordeningen het voortouw nemen en dat gemeenten onvoldoende bij die herverdeling zijn betrokken. Terwijl in de ruimtelijke ordening ook met de nieuwe wet een hoofdrol is weggelegd voor gemeenten. Zij moeten immers voor hele gebieden ruimtelijke belangen afwegen en deze in bestemmingsplannen vaststellen.’ Het is volgens Lurks van essentieel belang dat lokale ambtena ren en politici zich duidelijk uitspreken over de rol die zij in de ruimtelijke ordening willen spelen. ‘Anders zijn straks
maart 2009 44
de piketpaaltjes geslagen en moeten gemeenten genoegen nemen met een ondergeschikte rol die overblijft na de be langen- en takenverdeling tussen Rijk en provincies.’ De vraag is of beleidsmakers, raadsleden en bestuurders van de 441 Nederlandse gemeenten tijd hebben zich actief te bemoeien met het definiëren van ruimtelijke belangen en verantwoordelijkheden? Want sinds de nieuwe Wet ruimte lijke ordening in de zomer van 2008 van kracht werd, komt er nogal wat op de gemeenten af. Bestemmingsplannen moeten bij voorbeeld worden geactualiseerd en gedigita liseerd, waarbij rekening gehouden moet worden met de kaderstellingen afkomstig uit provinciale verordeningen en nationale AMvB’s. Alsof dat niet genoeg is, moet iedere gemeente een structuurvisie maken, waarin de ruimtelijke koers wordt uitgestippeld. Een rondje langs enkele aanwe zige ambtenaren op de praktijkdag maakt duidelijk dat ze de nieuwe wet dan ook met argusogen bekijken. ‘De admi nistratieve lasten zouden minder worden en procedures korter’, vertelt een beleidsmedewerkster van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. ‘Maar ik moet het allemaal nog zien.’ Haar collega knikt. ‘Het is allemaal nog nieuw en er is weinig jurisprudentie.’
Foto’s: Herman ter Veen
Een veelgehoord en opvallend geluid tijdens de dag is hoe zeer ruimtelijke ambtenaren de artikel 19-procedure missen. Daarmee konden ze in het verleden op een snelle manier wijzigingen in het bestemmingsplan doorvoeren. Dat kan nu niet meer, tot onvrede van velen. De nieuwe wet bracht een alternatief instrument: het projectbesluit, dat per initiatief kan worden vastgesteld, vooruitlopend op een aanpassing van het bestemmingsplan binnen een jaar. Maar het projectbesluit krijgt de handen van beleidsmedewerkers nog niet op elkaar. In Hoorn bijvoorbeeld doen ze niet aan projectbesluiten omdat het bestemmingsplan daardoor te veel versnipperd raakt en in De Bilt weigert de gemeenteraad met projectbesluiten te werken omdat ze bang is buitenspel gezet te worden wan neer het tot een formele bestemmingswijziging leidt. ‘Het is nu bij ons dus zo dat we bij alle ruimtelijke initiatieven, dus ook bij onvoorziene ontwikkelingen of de aanvraag van zogenoemde postzegelplannetjes, het bestemmingsplan moeten herzien’, vertelt de afgevaardigde van de gemeente Hoorn. ‘Dat is iedere keer behoorlijk wat werk, met lange procedures. Kun je dat aan je inwoners verkopen?’ Zijn collega uit Ede: ‘Ik vind het goed dat we door de nieuwe wet gedwongen worden ons bestemmingsplan up-to-date te hou den. Maar de flexibiliteit bij losse initiatieven en onvoorziene situaties is nu wel verdwenen.’ De reacties van sommige ambtenaren baren Marco Lurks zorgen. Hij vermoedt dat de focus op het extra werk en lan gere procedures ten koste gaat van het formuleren van belan gen en verantwoordelijkheden. Adviseur Jur van der Velde van Buro Vijn deelt die mening. Tijdens een van de work shops probeert hij de deelnemers voor ogen te houden waar de nieuwe wet echt om draait. ‘Voordat we allemaal spreken
over de nadelen van het projectbesluit, is het belangrijker om voor jezelf te bepalen of je überhaupt aan een initiatief wil meewerken. Past het in het bestemmingsplan? Rijmt het met je eigen gemeentelijke belangen?’ Tijdens de lunch laat Lurks weten dat het tijd wordt voor een cultuuromslag. ‘Provincies en Rijk moeten niet langer denken dat gemeen ten alleen maar huizen en bedrijventerreinen willen bouwen. En gemeenten moeten actiever en op tijd het overleg zoeken met Rijk en provincie.’
Provincies en Rijk moeten niet langer denken dat gemeenten alleen maar huizen en bedrijventerreinen willen bouwen Dat dit allemaal niet zo gemakkelijk is, blijkt uit het relaas van een projectleider ruimtelijke ordening bij de gemeente Maarssen. Volgens haar voert Maarssen regelmatig overleg met de provincie over ruimtelijke belangen, maar volgt deze uiteindelijk toch heel rigide haar eigen koers. ‘Neem de ecologische hoofdstructuur. Formeel is dit een provinciaal belang op hoofdlijnen, maar in de praktijk vullen ze het tot in detail in, ook op onze grond. Dan vraag ik me af of ze wel op de betreffende plek zijn gaan kijken.’ Een collega uit Rotterdam mengt zich in het gesprek. ‘Het gaat er dan uit eindelijk om welk belang meer bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van een plek: ons belang of die van de provincie? Wie bepaalt dat?’ ÏÏMark Hendriks
maart 2009 45
Agenda
RO snippers
Cursus/studiedag
Aanbevolen lectuur Redactie: Robbert Coops (robbert.coops@hvrgroup.nl)
Watermanagement De veranderingen binnen het watermanagement onder de loep in 10 schriftelijke delen Datum:13 maart tot 15 mei Info: Euroforum 040 297 27 42, advies@euroforum-uitgeverij.nl Parels in het landelijk gebied Praktijkdag voor het benutten van kansen voor ontwikkelingen in het groen Datum: 19 maart Plaats: Grand Kasteel, Woerden Info: Eurecom, Delft, info@eurecom.nl Werken met de nieuwe Wro Verdiepingscursus Datum: 25 maart en 1 april Plaats: Utrecht Info: Geoplan, 020 671 61 21, geoplan@geoplan.nl Geluidhinderdag 2009 Bouwen en wonen op geluidsbelaste locaties Datum: 7 april Plaats: Utrecht, Jaarbeurs Info: NSG, 015 256 27 23, info@nsg.nl
Kleine Energieatlas: goed idee beperkt uitgewerkt
de besmetting rond uraniummijnen in pakweg Australië, Afrika of Canada. Iets soortgelijks
Ooit was een atlas
geldt voor de ruimtelijke milieu-impact van
een bundel landkaar
kolenmijnen in ontwikkelingslanden.
ten. De moderne
Nauwelijks aan bod komen de gevolgen van
variant is welhaast
de diversificatie- en decentraliseringstendens
een socio-economisch
in energieland. Bijvoorbeeld: de toenemende
naslagwerk. De Kleine
verwevenheid van warmte- en elektriciteitsop
Energieatlas die
wekking, of het toenemend ruimtebeslag door
onlangs door VROM
leidingen. Sowieso ontbreekt grotendeels de
is gepubliceerd, is van beide een beetje, net te
‘derde dimensie’: het ondergronds ruimtebeslag
weinig eigenlijk. Niemand die dat beter beseft
van verschillende winnings- en distributievarian
dan de auteur, Dirk Sijmons, voormalig Rijksad
ten is niet gekarteerd of gekwantificeerd. En last
viseur voor het Landschap.
but not least: het thema horizonvervuiling komt
Het boekje is geconcipieerd als hulpstuk in het
alleen kwalitatief (foto’s en beschouwingen) aan
voortslepende nimbydebat rondom windmolens
bod. Extra pijnlijk, aangezien het winddebat,
– momenteel hét energetische troetelkindje van
waar dit boekje toch voor geschreven is, juist
minister Cramer en de milieubeweging. Daardoor
sterk over het landschap gaat.
dekt de lading de titel niet. Ten eerste gaat het
Voor een werkelijk diepgaande energiediscussie
uitsluitend over elektriciteitsopwekking. Warmte,
is het wachten op een omvattender versie. Aan
en gebruiksaspecten blijven ernstig onderbe
Sijmons zal het niet liggen. ‘Graag zou ik allerlei
licht. Bovendien is het minder een atlas dan een
ontbrekende zaken met een ruimere opdracht op
(weliswaar met kaartjes en vooral veel fotootjes
vergelijkbare manier in beeld brengen,’ bekent
verluchtigde) vergelijkende ‘milieu-footprint’ van
hij desgevraagd.
de voornaamste vormen van opwekking en de
K leine E nergieatlas (Ruimtebeslag van
eraan voorafgaande productieketen.
elektriciteitsopwekking) , Ministerie V ROM
Laat maar eens zien dat ook de alternatieven
20 0 9 .
voor windmolens ruimte in beslag nemen, daarop kwam Sijmons’ opdracht neer. ‘Nuttig voor de
Congres/conferentie Waterbouwconferentie 2009 Datum: 25 maart Plaats: NBC, Nieuwegein Info:NIB, 040 297 86 10, klant@bouw-instituut.nl Regioconferentie Gebiedsontwikkeling Almere-Amsterdam-Haarlemmermeer; actuele thema’s Datum: 16 april Plaats: Amsterdam Airport, Hotel Mercure Info: www.bouw-instituut.nl/ gebiedsontwikkelingregio
maart 2009 46
discussie, maar andere conclusies zijn uit de atlas
Bufferzones in/uit beeld
niet echt te trekken,’ constateert hij achteraf.
De eind november 2008
Let wel: voor wat er wél in staat, was heel wat
gepresenteerde Agenda
speur- en rekenwerk nodig. Uit tal van (inter)
Landschap van de ministe
nationale databases en andere bronnen heeft
ries van LNV en VROM
Sijmons cijfermateriaal bijeen geschraapt.
bestaat uit drie ‘speerpun
Alles werd omgerekend en vergeleken met de
ten’: het tegengaan van
‘voetafdruk’ van de 1500 MW aan windvermogen
verrommeling, vooral bij
die op land moest worden opgesteld volgens de
stadsgrenzen, het betrekken
landelijke BLOW-bestuursovereenkomst uit 2007.
van burgers en bedrijven bij landschapsbeheer
Op uiteenlopende manieren is dat ruimtebeslag
en een ‘verduurzaming’ van de financiering van
vervolgens in beeld gebracht. Stroom-, schijf- en
het landschapsbehoud. Voorwaar een ambitieus
blokdiagrammen, grafieken, kaartjes (mijnbouw,
programma, dat zich vooral richt op de verste
centrales, milieu-effecten enzovoort), en niet
delijkte Randstad. Maar het is niet het enige
te vergeten gephotoshopte ‘luchtfoto’s’ van de
beleidsinstrument, omdat ook het Urgentiepro
Wieringermeer, waarop alle opwekkingsvarian
gramma en de Strategische Visie 2040 voor de
ten ruimtelijk zijn geprojecteerd.
Randstad nog niet zo lang geleden – met gedeel
Dat laatste is een vondst. Toch blijft het beeld
telijk dezelfde doelstellingen – zijn verschenen.
onvolledig, en soms inconsequent. Zo is bij
Wie gaat dat eigenlijk coördineren?
kernenergie wel de het Europese besmettingsare
Nu de discussies over het tegengaan van de
aal na de Tsjernobylramp gekarteerd, maar niet
verrommeling weer aanwakkeren is het zeker
RO snippers
nuttig terug te kijken naar de oorspronkelijke
zijn afgeremd. Toch zijn er de nodige ‘rotte
schappen. Kortom, een mix van functies waarbij
bedoelingen en inzet van de rijksbufferzones.
kiezen’ in de vorm van verloederde bedrijfster
alleen ouderwetse verbodsplanologie past: nee
Zo’n vijftig jaar geleden constateerde de vaste
reinen of witte schimmel. Ook de infrastructuur
en daarmee uit….Maar of je het daarmee redt?
Commissie van de Rijksdienst voor het Nationale
en toegankelijkheid – bijvoorbeeld voor recrean
Daarover zwijgt deze jubileumuitgave.
Plan al dat steden aan elkaar dreigden te groeien.
ten – zijn nog onvoldoende ontwikkeld. Voor de
Jubileumboek 5 0 jaar R ijksbufferzones ,
Vier kilometer brede agrarische bufferstroken
nadere invulling van de buffferzones gaat het er
M inisterie van Volkshuisvesting , Ruimte -
zouden dit moeten voorkomen. En dat is in negen
nu om een synthese te vinden wat de stedeling
lijke Ordening en M ilieubeheer , Den H aag /
locaties gelukt, zoals Midden Delfland, Amster
wil maar ook wat er landschappelijk past.
U trecht, 9 5 blz .
dam-Purmerend, Sittard-Geleen en onlangs in
Het moet – volgens Ed Buijs van de gemeente
Gelderland (Park Lingezegen tussen Arnhem en
Amsterdam – ) dan ook zeker geen park, maar
Nijmegen). Onderzocht wordt of ook in Noord-
eerder een landschapspark. De in de Structuur
Brabant bufferzones moeten worden aangewezen.
visie Randstad 2949 gebezigde term ‘metropoli
In het onlangs gepresenteerde jubileumboek
taan park’ is dan ook geen juiste benaming vindt.
Dat de tijden waarin
– vol fotografie – wordt luchtig ingegaan op de
Duidelijk is dat er sprake moet zijn van een
je zonder risico voor je
historie en toekomst van bufferzones, die in
transformatieopgave voor deze rijksbufferzones.
gezondheid water uit de
eerste aanleg het landschappelijke en agrarische
Want ze vormen niet alleen agrarische landschap
Amsterdamse grachten
karakter van de aangewezen gebieden moesten
pen, maar tegelijkertijd ook ecologische natuur
kon drinken ligt al lang
behouden. Er is concreet sprake van ‘bevriezings
landschappen, historische cultuurlandschappen,
achter ons. De kwaliteit
planologie’ waardoor autonome ontwikkelingen
verplaatsingslandschappen en recreatieland
van het oppervlak
Waterbestendig Amsterdam
tewater laat sterk te wensen over, net zoals
Rommers Kuks: bijzonder hoogleraar Universiteit Twente Dr. Stefan Kuks is benoemd tot bijzonder hoogleraar Innovatie en implementatie van waterbeleid aan de faculteit Management en Bestuur van de Universiteit Twente. Deze betrekking combineert Kuks met zijn functie als watergraaf van het waterschap Regge en Dinkel in Twente. De Stich ting Universiteitsfonds Twente heeft dr. Stefan Kuks (1961) benoemd tot bijzonder hoogleraar Innovatie en implementatie van waterbeleid aan de faculteit Management en Bestuur. Hij zal zich gaan bezighouden met (bestuurskundige) vernieuwing op het gebied van water beleid. Kuks is sinds 1999 werkzaam bij het waterschap Regge en Dinkel in Twente; tot 2007 als dage lijks bestuurder en sinds die tijd als watergraaf.
de stedenbouwkundige en ruimtelijke inpassing van de waterinfrastruc tuur. De inspanningen op het gebied van regen-
Vismans: Directeur Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden Paul Vismans is per 16 februari de nieuwe directeur van de Regionale Ontwikkelings maatschappij Drechtsteden, ROM-D. Hij volgt daarmee de huidige directeur Hans van Gangelen op, die het – in het perspec tief van de vernieuwing van de ROM-D - een goed moment vindt om de leiding van het bedrijf over te dragen. In december vo rig jaar werd naar een nieuwe opzet voor de ROM-D een richtinggevend besluit geno men door de Drechtraad. De Drechtsteden overwegen tal van omvangrijke regionale projecten in uitvoering te brengen, zoals het Maasterras, de Langeweg Zuidwende, Kijfhoek en Dordtse Kil IV. Deze projec ten maken dan ook onderdeel uit van de gesprekken om tot een nieuwe ROM-D te komen.
en grondwater en het zorgen voor drink- en afvalwater zullen alleen maar toenemen. Het samenhangende geheel van watersysteem en waterketen staat mede door de klimaatsver andering en de toenemende verstedelijking, verstening en verdichting op de tocht. Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vechtstreek en de gemeente Amsterdam hebben afspraken gemaakt om zich in te spannen om het verband tussen ruimtelijke ontwikkelingen duurzaam te koppelen aan die van het waterbe heer. Dat is ook nodig vanuit beheersmatig en budgettair perspectief. De inzet is het realiseren van een waterbestendig Amsterdam. De stedelijke ontwikkeling – zoals in Zuidas, Zuidoost en Teleport met complexe bouwop gaven – vraagt om ‘integrale oplossingen voor waterbeheer in de bebouwing en openbare ruimte’. Dat is geen geringe opgave, zo blijkt uit de afwegingen en voorbeelden, zoals Paulien Hartog en Eric van der Kooij die hebben beschre ven in ‘Amsterdam waterbestendig’. Paulien H artog en E ric van der Kooij ( 2 0 0 8 ) : A msterdam waterbestendig , Plan A msterdam nr . 2 , G emeente A msterdam/ DRO, 2 8 blz . , A msterdam
maart 2009 47
In april! Trend
Werken met de Wro De belangenstrijd in de ruimte, in hoeverre gebruiken Rijk en provincies hun doorzettingsmacht. Met andere woorden: hoe gaan Rijk (Realisatie paragraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid uit juni dit jaar, AmvB Ruimte, concept verwacht in 2009) en provincies (provin ciale verordeningen) met hun belangen om? De eerste ervaringen lopen sterk uiteen.
Forum/Etalage
Bufferzones rond luchthaven, een gemiste kans
Schiphol is een typisch voorbeeld van een luchthaven die de kansen met betrekking tot bufferzones onvolledig benut. De vele honderden hectares rond luchthavens bezitten ongekende mogelijkheden waar tot nog toe weinig gebruik van wordt gemaakt. Voor alle partijen valt er wat te winnen, niet alleen op het financiële en economische vlak, maar ook op het maatschappelijke en ecologische vlak.
Praktijkcase
Vliegveld Valkenburg Marine Vliegkamp Valkenburg is geschiedenis. In de oorlog was het vliegveld achter de duinen bij Katwijk in gebruik door de Duitsers. Na de oorlog gebruikte de Nederlandse marine het voor de opsporing van Russische onderzeeërs. Inmiddels is het vliegveld overgedragen aan de Dienst Domeinen van het ministerie van Financiën en wordt het klaargestoomd voor de bouw van een nieuwe woonwijk. Locatie Valkenburg moet woningen opleveren voor de regio en een fraai zakcentje voor de schatkist van Wouter Bos. Maar er is één probleem.
Colofon Jaargang 27 nr. 3 maart 2009 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Sanne van der Most, Michel Robles Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Olivier Lingbeek, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen
ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in april. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot:
Uitgever Ruben Wedekind
Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem
Vormgeving VerheulCommunicatie.com Alphen aan den Rijn
ISSN 1571-0122
Website www.romagazine.nl
maart 2009 48
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
Vormgeven aan vooruitgang Sinds jaar en dag is Bouwfonds Ontwikkeling nauw betrokken bij het vormgeven aan een veranderende wereld. Een wereld die steeds nieuwe eisen stelt op het gebied van wonen, gebruik en leefbaarheid. We zijn een betrokken partner voor overheden als ontwikkelaar van duurzame woongebieden en kleinschalige multifunctionele projecten. Als onderneming van Rabobank staan we dichtbij de samenleving. We brengen alle betrokken partijen bij elkaar. En bieden hen kennis, daadkracht en oplossingen die veranderingen ombuigen tot vooruitgang. Vooruitgang die tot uitdrukking komt in wooncomfort, beleving en toekomstwaarde. Vanuit deze
visie werkt Bouwfonds Ontwikkeling al meer dan zestig jaar. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen. De vooruitgang staat nooit stil, ook niet voor onszelf. Vooruitgang hebben we daarom vertaald naar een ander gezicht. Want voortaan herkent u ons aan een nieuw logo. De kleuren zijn gebleven, maar zijn in een nieuwe vorm verpakt. Een vorm waaraan u Bouwfonds Ontwikkeling direct kunt herkennen. Een vorm die hoort bij de naam waar u ook de komende jaren als altijd op vertrouwen kunt. Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep
Gebiedsontwikkeling hoeft geen mijnenveld te zijn. Vind de
Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de
x kan vinden op eiffel.nl/gebiedsontwikkeling
x.