ROm 5 2009

Page 1

Digitaal traag

Lees verder

++ Klimaat op de kaart ++ Zellingwijk schudt gifverleden af ++ Krimp in Parkstad

5 mei 2009   www.romagazine.nl


In een oogopslag inzicht in grondposities

Met één druk op de knop inzicht in grondposities, bebouwingscontouren en het vigerende bestemmingsplan? Dat kan, met de LocatiePlanner van Stratoplan. De LocatiePlanner is een unieke en gebruiksvriendelijke internetapplicatie waarmee u in één oogopslag inzicht hebt in grondposities en kadastrale gegevens. U bent niet langer afhankelijk van verschillende instanties om strategisch grond te verwerven. Stratoplan vergaart de door u gewenste gegevens en verwerkt deze in de LocatiePlanner. Alle relevante informatie is direct beschikbaar en altijd actueel. Vele ontwikkelaars, woningcorporaties en projectmanagementbureaus in Nederland gingen u voor en maken inmiddels gebruik van de tijd én kosten besparende applicatie.

Kijk voor meer informatie en een demoversie op www.stratoplan.nl


Een gratis abonnement op ROmagazine‌‌ iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen of organisaties op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009 gratis ontvangen.

Stuur het formulier naar: Reed Business bv

Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen

t.a.v. Marketing Overheid Antwoordnummer 11725

in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en

1000 RA Amsterdam

biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling.

(Postzegel niet nodig)

# Naam Voorletters

q M qV Tussenvoegsel

Functie Bedrijf Adres Postcode

Nr Plaats

Telefoonnummer E-mail Relatienummer* Datum *

Handtekening

Heeft u al een betaald abonnement, vul uw relatienummer in, dan wordt uw abonnement automatisch omgezet.

www.romagazine.nl


Redactioneel

Inhoud

Worstelen met de digitalisering Overal in het land worstelen gemeenten met de verplichte digitalisering van de ruimtelijke plannen. Software die rammelde en niet op tijd klaar was, gemeenten die veel te laat zijn begonnen, een ministerie dat de voortgang veel te optimistisch inschatte. Voor de zoveelste keer heeft de overheid de datum moeten opschuiven dat de digitale verplichtingen van de Wro in werking zouden treden. In plaats van 1 juli dit jaar wordt het 1 januari 2010. Het ministerie van VROM, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Interprovinciaal Overleg (IPO) vinden de risico’s te groot dat er grotere of kleinere fouten in de digitale processen optreden. Gelukkig klinken digitale ruimtelijke plannen niet zo sexy, anders hadden we ongetwijfeld een zoveelste parlementair onderzoek aan onze broek gekregen. Met vereende krachten gaan het ministerie en de twee overheidskoepels de komende maanden alles op alles zetten om de nieuwe datum wel te halen. RO-Online, helpdesk Wro, kennisplein Wro, VROM-experts ten behoeve van gemeenten, publicaties en handreikingen; je moet als ro-ambtenaar ziende blind en Oost-Indisch doof zijn wil je de noodsignalen nu nog niet oppakken. In een eerdere editie dit jaar signaleerde ROmagazine de afwachtende houding die veel gemeenten nog aannemen ten aanzien van de digitalisering. Uit de meest recente voortgangsmonitor blijkt dat 60 procent van de gemeenten rond 1 juli verwacht voldoende voorbereid te zijn. Dat betekent nog altijd 40 procent niet! Verontrustender is de constatering dat een flink aantal gemeenten net begonnen is met de digitalisering. Ze hebben of te lang gewacht op de juiste software, vertrouwden te veel op de ictmedewerkers of hebben eenvoudigweg de zaak niet voldoende serieus genomen.

4

9 COLUMN: Nieuw motto 10 Vernatten Groene Hart ­remedie tegen bodemdaling en verrommeling Vrijwilige grondverwerving moet dure onteigening voorkomen

12 Groei is geen optie,

krimp is de toekomst Bevolkingsdaling Parkstad Limburg peperdure operatie

15 Interview: Roel in ’t Veld 18 Raad van State zet milieu­ organisaties buitenspel

Doorzettingsmacht en de kwetsbaarheid van de natuur

22 Aangepaste ro-standaarden ­vertragen digitalisering ICT-sores

32 Klimaat op de kaart Hoe bepaal je de klimaatbestendigheid van een gebied?

34 Met flexibel peil vaste grond onder de voeten

Klimaatbestendige ruimtelijke ontwikkelingen in het Groene Hart

38 Spiegeldag Habiforum Reeks artikelen in het kader van de afsluiting van kenniscentrum Habiforum (3)

40 Experiment met ‘actieve

­grond­politiek’ in Zellingwijk

Digitaliseren betekent zowel integraler als interactiever werken, zo bevestigen in dit nummer de gemeenten die hun zaakjes wel op orde hebben. Jammer, dat die kans niet overal is gepakt. ÏÏMarcel Bayer, hoofdredacteur

mei 2009 2

ROm² - Nieuws uit Brussel - Rommers reageren - Welstand gaat rap digitaal

‘Schoner, Mooier en Hollandscher’ door integrale aanpak

46

RO-snippers


pag.

22

Trend

pag.

15

Interview

pag.

40

Praktijk

Aangepaste ro-stan- ‘Overheid moet beter ‘Schoner, Mooier en daarden vertragen leren omgaan met de Hollandscher’ door digitalisering kennisdemocratie’ integrale aanpak De Wro-digitalisering dreigt uit te l­ open op een fiasco. Er doen zich opnieuw ICT-problemen voor waardoor niet iedere gemeente tijdig over software kan beschikken. Zelfs de koplopers hebben het moeilijk en gemeenten die nog moeten beginnen, staan helemaal voor een onmogelijke opgave. Ruimtelijke plannen die vanaf 1 juli 2009 in procedure gaan, moeten digitaal, uitwisselbaar, onderling vergelijkbaar en voor iedereen op een webadres interactief raadpleegbaar zijn. Een papieren bestemmingsplan tot pdf scannen is er dan niet meer bij. Maar terwijl de deadline snel nadert, staan er nog maar weinig bestemmingsplannen op RO-Online. Ook is gebleken dat de helft van de gemeenten nog geen enkel plan digitaal heeft. De gemeenten die bestemmingsplannen wél op hun website tonen, zijn op één hand te tellen. Het gevolg? Uitstel, nu tot 2010.

De kennisdemocratie vraagt om een herdefinitie van de rol van de overheid, stelt professor Roel in ’t Veld. Bij de rijksoverheid bestaat het voornemen om externe dragers van kennis en adviseurs af te stoten, vanuit de overtuiging dat men de nodige kennis zelf wel in huis heeft. Dat is een grote misvatting, vindt In ’t Veld.

De Zellingwijk in Gouderak, gelegen aan de Hollandse IJssel, is vanaf 1955 een van de meest vervuilde locaties van ons land. Midden jaren negentig van de vorige eeuw komt men tot het inzicht dat sanering en herinrichting van rivier en oevers dringend gewenst zijn. Beleidsmakers kiezen voor een integrale aanpak, een voor die tijd unieke gedachte. Eerst wordt bepaald wat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is voor het gebied en de deellocaties, vervolgens wordt gekeken welke saneringsmaatregelen bij de gewenste inrichting genomen moeten worden. In 1998 wordt de Zellingwijk geselecteerd voor een experiment met de zogenaamde ‘actieve grondpolitiek’: bodemsanering en projectontwikkeling worden geïntegreerd aanbesteed en uitgevoerd. Dit betekent dat één aannemer of aannemerscombinatie het totale project Zellingwijk gaat uitvoeren. Ook elders in en aan de Hollandsche IJssel wordt gesaneerd en herontwikkeld in het kader van het totaalplan van het Project Hollandsche IJssel. De Zellingwijk en andere (deel)projecten geven aan het motto ‘Schoner, Mooier en Hollandscher’, een stevige en steeds zichtbaarder wordende invulling.

mei 2009 3


RO

Welstand gaat rap digitaal De digitalisering van ruimtelijke plannen is al jarenlang een lijdensweg. Het kan anders. In een proef met het digitaliseren van gemeentelijke welstandsnota’s werd in korte tijd succes geboekt. Stadskanaal beet het spits af. De reden voor de digitalisering ligt besloten in de naam van het project: WelstandTransparant. Beschikbaarheid op internet zal ‘de inzichtelijkheid en dus de transparantie van het beleid bevorderen’, redeneert initiatiefnemer Federatie Welstand. Door in te zetten op het standaardiseren en digitaal beschikbaar stellen werken zowel burgers als professionals uiteindelijk een stuk beter met de welstandsnota, hoopt de koepel van welstandscommissies. In een proefproject met tien gemeenten ging het Groningse Stadskanaal eind maart als eerst live met haar digitale welstandsnota. De proefnemers krijgen elk een eigen viewer, die het mogelijk maakt digitale kaarten te bekijken. Burgers en bedrijven met bouwplannen hebben meerdere mogelijkheden: via de digitale kaart doorklikken naar de welstandseisen die op hun locatie van kracht zijn. Of een zoekopdracht intikken op adres of object (‘dakkapel’) waarop de geldende regelgeving op het beeldscherm verschijnt. De welstandsnota’s komen in een centrale voorziening terecht, waar ze via de gemeente­ -site zijn terug te vinden. De centrale server

mei 2009 4

wordt door Federatie Welstand beheerd. De welstandsnota’s worden met een eigen technische standaard gedigitaliseerd, het Informatie Model Welstand (IMWE). Deze eenduidige coderingsset is vergelijkbaar met de IMRO-standaard voor het digitaliseren van ruimtelijke plannen. Waar de Wro­digitalisering van uitstel naar uitstel

hobbelt (IMRO wordt regelmatig vernieuwd, waar­op overheden hun software weer moeten aanpassen) is de digitalisering van de welstandsnota’s in korte tijd succesvol. Martijn Snel (what’s in a name!), ICT-architect van het project, moet daar eerlijkheidshalve wel aan toevoegen dat er ook dankbaar gebruik is gemaakt van de leercurve van IMRO. ‘Gemeenten zijn door het werken met IMRO gewend geraakt aan het “digitaal denken” en hebben hun informatiehuishouding al veel vaker keurig op orde. Daar hebben wij voordeel aan. Plus het feit dat welstand voor een groot gedeelte organi­ satorisch sterk is opgezet, met regionale organisaties. Het mobiliseren van gemeenten bleek hierdoor betrekkelijk eenvoudig.’ Nog een voordeel dat aan de snelheid bijdroeg: in tegenstelling tot bestemmingsplannen bestaan welstandsnota’s uit één geheel document, met verschillende kaartjes. ‘Hierdoor digitaliseer je een gemeente vrij snel. Bestemmingsplannen zijn toch meer een verzameling losse kaarten en teksten die vaak al vele jaren oud zijn en zich dus lastiger laten digitaliseren.’ In een volgend experiment wil men de digitale welstandsnota als laag toevoegen aan de digitale ruimtelijke plannen van de gemeenten. ‘Daarmee combineer je alles tot één kaart, wat de kracht nog doet toenemen,’ glundert Snel. ÏÏPieter van den Brand

Meer informatie: www.welstand.info, www.fw.nl.


RO

Rommers reageren

Bureaucratie verlamt en beperkt ontwikkelkracht mainports De toekomstperspectieven van Schiphol en Rotterdam zijn allerminst geborgd. Er is niet alleen veel internationale concurrentie, maar er zijn ook andere bedreigingen zoals het tekort aan slagkracht bij de overheid. Kwalitatief onderzoek naar de rol en regionaal-economische potenties van de luchthaven Schiphol en de haven van Rotterdam leverde een genuanceerd beeld op, dat nogal afwijkt van de toonzetting uit de Structuurvisie Randstad 2040. Topbestuurders blijken weliswaar het essentiële economischstrategische belang van Schiphol (94%) en Rotterdam (84%) voor de nationale economie in te zien, maar net zo eenstemmig is het harde oordeel over de invloed van regels en bureaucratie op de groeimogelijkheden van de twee gateways to Europe: meer dan driekwart van de bestuurders (76%) ziet de groeimogelijkheden van Schiphol vrijwel tot stilstand komen. Ook blijkt dat de

Almere gaat voor kwaliteit Na decennia van bouwen, bouwen en nog eens bouwen, is het hoog tijd om van Almere ook echt een stad te maken. De Schaalsprong Almere is met name een kwalitatieve opgave, concluderen maatschappelijke partners en een grote groep inwoners, samen met het gemeentebestuur. Een IJmeerverbinding is essentieel, evenals het aantrekken van hoger onderwijs en het creëren van een sterke, eigen economische identiteit. De variant ‘Waterstad Plus’ spreekt partners en inwoners het meest aan, zo bleek uit een tweede ronde stadsgesprekken en dialogen medio april over de toekomst van de stad. ‘Waterstad Plus’ positioneert Almere in het krachtenveld Amsterdam-Almere-Utrecht. Het plan gaat uit van stedelijke ontwikkeling aan de westzijde met een sterke oriëntatie op Amsterdam en een landelijke ontwikkeling aan de oostzijde. Een belangrijke kanttekening die inwoners en organisaties maken, is

(door)ontwikkeling van satellieten voor Schiphol, zoals Eelde, Eindhoven, Lelystad, Maastricht of wellicht ook het nog te realiseren Noordzee-eiland, veel te traag gaat. Voor de Rotterdamse haven is 57% van mening dat de overheid er in meer of mindere mate voor zorgt dat groei van de Rotterdamse haven onmogelijk wordt gemaakt. De constateringen uit de gesprekken met meer dan honderd topbestuurders maakt weer eens duidelijk hoe ver de ambities en prognoses van ondernemingen en overheid uit elkaar liggen. Niet alleen de kritische opvattingen over het gebrek aan slagkracht en visie van de overheid speelt een rol. Ook de verwachtingen over allerlei autonome ontwikkelingen lijken de gewenste

dat investeringen in de infrastructurele verbinding met de regio Utrecht moeten worden vervroegd om zo de metropolitane economische en sociale netwerken verder te vervlechten. ‘Een IJmeerverbinding is inderdaad essentieel; de metropool kan niet optimaal functioneren zonder een snelle verbinding tussen Amsterdam en Almere’, aldus wethouder Adri Duivesteijn. ‘De IJmeerlijn is verder van belang voor de ontsluiting van een eventuele buitendijkse locatie, waar deze tweede Week van de Schaalsprong met veel enthousiasme over werd gesproken. Het water wordt – terecht! – beschouwd als een kernkwaliteit. Een combinatie van stedelijkheid en water kan een belangrijke bijdrage leveren aan de identiteit van de stad en de regio.’ De inwoners en organisaties onderschrijven het belang van de economische agenda. Sommigen menen dat de realisatie van 100.000 nieuwe arbeidsplaatsen wellicht belangrijker is dan de bouw van 60.000 nieuwe woningen. Daarbij zou Almere zich

Randstadontwikkeling te beperken. Zo verwacht een derde van bestuurders, CEO’s, leden van de Raad van Bestuur en (algemeen) directeuren of managers werkzaam in de top-1000 ondernemingen van ons land, dat de internationale groei van vervoersstromen zal verminderen. De trend van verplaatsing van productie naar goedkope landen heeft een top bereikt. Vracht- en persoon­ vervoersstromen zullen meer worden verlegd buiten Nederland, door de opkomst van andere hub’s die beter zijn gepositioneerd ten opzichte van de groeimarkten. Dit vormt een forse bedreiging voor de toekomstige positie van Schiphol en Rotterdam en daarmee voor de zo gewenste positionering van de Randstad als economische topregio. Ronald van Rijn en Gérard Brockhoff, beiden werkzaam bij JBR Organisatie­ adviseurs (zie: www.jbr.nl)

moeten profileren met een paar sterke clusters: ict en media, logistiek en commerce, duurzame gebiedsontwikkeling, de doorgroei van luchthaven Lelystad en de gezondheidszorg. Kwalitatief hoogstaand onderwijs krijgt een prominente plek in ‘Waterstad Plus’. Over de Almere Principles, zeven richtlijnen voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzaam Almere, is uitgebreid gesproken tijdens de tweede Week van de Schaalsprong. De Principles liggen ten grondslag aan álle aspecten van de Schaalsprong. De vraag is: brengen de Principles extra regelgeving met zich mee? Almere werkt dus zelfbewust aan een eigen gezicht, onderstreept wethouder Duivesteijn. ‘Het is een uitdaging om niet alleen met respect naar de geschiedenis te kijken, maar ook zelfbewust genoeg te zijn om vandaag kwaliteiten toe te voegen die in de toekomst de moeite van het beschermen waard zijn.’ ÏÏMarcel Bayer

mei 2009 5


RUIM T E V OO R D E VE C H T I NT ERA C T I E F P L A N P R O C E S

I N O PD RAC H T VA N : PROVINCIE OVERIJSSEL GEMEENTE ZWOLLE GEMEENTE DALFSEN GEMEENTE OMMEN GEMEENTE HARDENBERG WATERSCHAP REGGE EN DINKEL WATERSCHAP GROOT SALLAND WATERSCHAP VELT EN VECHT OVERIJSSELS PARTICULIER GRONDBEZIT REGIONAAL BUREAU VOOR TOERISME STAATSBOSBEHEER

O K RA L AND S C H A PS A RC H IT EC T E N BV OU D EG RACHT 23 | 3511 A B UT RECHT T. +31 ( 0 ) 3 0 273 4 2 49 | F. +31 (0 )30 273 51 28 MA I L @ OK RA .N L | W W W.O K RA .NL


Nieuws uit Brussel

Christian de Portzamparc tekent voor herinrichting Europese wijk in Brussel Een internationale groep rond de Franse architect en planoloog Christian de Portzamparc heeft de wedstrijd gewonnen voor de herinrichting van de kern van de Europese wijk in Brussel. De groep heeft nu tot september de tijd om de plannen verder uit te werken. Die plannen worden vervolgens omgezet in een stedenbouwkundig plan voor de wijk dat als basis dient voor specifieke architectuurwedstrijden voor onderdelen van het plan. In 2012 moeten de eerste bouwwerkzaamheden beginnen. De Europese Commissie, het Brussels Hoofdstedelijk gewest en de stad Brussel schreven de wedstrijd uit omdat ze willen dat de door grijze kantoren gedomineerde buurt rond de Wetstraat aantrekkelijker wordt en meer uitstraling krijgt. Zo moet er ruimte komen voor appartementen en winkels. Verder is het de bedoeling dat openbaar vervoer, fietsers en voetgangers prioriteit krijgen.

Goed grondbeheer helpt klimaatverandering te beperken De Europese bodem is een enorm CO2-reservoir met een inhoud van ongeveer 75 miljard ton. Een slecht beheer van dit reservoir kan vergaande gevolgen hebben. Indien we er bijvoorbeeld niet in slagen de veengronden in Europa te beschermen, komt er net zoveel CO2 vrij als wanneer er 40 miljoen auto’s bijkomen in Europa. Dat staat in een door de Europese Commissie gepubliceerd rapport waarin de cruciale rol die grond kan spelen bij het beperken van

In het winnende plan van De Portzamparc, die onder meer samenwerkte met de Belgische landschapsarchitect Jacques Wirtz, wordt de Wetstraat – nu een zeer drukke verkeersader die naar het centrum van Brussel leidt – getransformeerd tot een open straat met tweerichtingsverkeer en een trambedding in de middenberm. Ministerpresident Charles Picqué van het Brussels Hoofdstedelijk gewest noemde dit overigens het zwakke punt van het ontwerp. ‘Er moet zeker rekening mee gehouden worden dat de straat nog gebruikt zal worden voor autoverkeer,’ aldus Picqué. In het voorlopige plan zijn drie wolkenkrabbers ingepland en enkele futuristisch ogende kantoorgebouwen. Ook komen er open ruimtes, iets waar het nu nog aan ontbreekt in de Wetstraat. Verder is het de bedoeling dat de begane grond van gebouwen toegankelijk wordt voor iedereen. De huidige 490.000 m2 vloeroppervlakte kantoorruimte wordt opgetrokken tot 710.000 m2. Op deze manier wil men de verspreiding van de Europese diensten in de wijk tegengaan. Daarnaast is 110.000 m2 gepland voor woningen, waar die nu nog geheel ontbreken. Voor handel en buurtvoorzieningen als crèches en scholen is 60.000 m2 ingeruimd (nu slechts 40.000 m2). Het project wordt in fasen uitgevoerd verspreid over ongeveer vijftien jaar.

de klimaatverandering wordt belicht. ‘Goed beheerde gronden kunnen enorme hoeveelheden CO2-gassen uit de atmosfeer opnemen, wat ons waardevolle tijd geeft om te komen tot een vermindering van de CO2-uitstoot en tot meer duurzaamheid. De Europese gronden verdienen met spoed een betere bescherming’, aldus Europees Commissaris Stavros Dimas (Milieu) bij de presentatie van het rapport. De meest effectieve manier om CO2-uitstoot via de grond te voorkomen is het tegengaan van het gebruik van gronden voor landbouw.

Dat botst echter met de toenemende wereldwijde behoefte aan voedsel. In het rapport wordt ingegaan op de manier waarop het verlies van CO2 zo veel mogelijk kan worden beperkt. Daarbij gaat het onder meer om het beschermen van de grond tegen water door te zorgen dat de grond continu begroeid is, door minder intensieve ploegtechnieken en minder gebruik van machines. Zie ook http://ec.europa.eu/environment/soil/ publications_en.htm en http://ec.europa.eu/ environment/soil/index_en.htm.

EU investeert vijf miljard euro extra in energie- en milieuprojecten Op de voorjaarstop, eind maart in Brussel, hebben de Europese regeringsleiders besloten vijf miljard euro extra te investeren in energie-, milieu- en internetprojecten die de economie moeten stimuleren. Dit bedrag komt boven op de al eerder vastgestelde nationale herstelplannen ter waarde van 400 miljoen euro. De vijf miljard moet voor eind 2010 zijn besteed. Voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie wilde de vijf miljard euro halen uit niet-uitgegeven geld bestemd voor Europese subsidies. Dat voorstel haalde het echter niet. Afgesproken is nu dat het geld van de Europese landbouwbegroting moet komen. Nederland krijgt een bedrag van 180 miljoen euro voor een project rond de opvang en 

mei 2009 7


een wereld van geo-informatie

Schakel tussen beleidsproces en kennis Geodan Next werkt samen met u aan oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken Onze vakgebieden zijn ruimtelijke ordening, natuur,

Geodan Next: > begeleidt ruimtelijke planvormingsprocessen vanuit inhoudelijke expertise

landschap, mobiliteit en klimaat. We onderscheiden

> voert beleidsevaluaties zoals MER-studies uit

ons door het combineren van ervaring met beleids-

> verricht onderzoek voor gebiedsprocessen o.a.

processen, kennis van beleidsdossiers en de best beschikbare kennis van kwantitatief ruimtelijk onderzoek. Vanuit onze expertise en een uitgebreid kennisnetwerk bieden we bouwstenen aan organisaties die betrokken zijn bij de ruimtelijke inrichting

met behulp van GIS > begeleidt digitalisering in de ruimtelijke planvorming bijvoorbeeld voor DURP > adviseert over en implementeert de kennisinfrastructuur nodig voor ruimtelijke planvorming

van Nederland. Geodan Next denkt actief mee over de rol van geo-informatie in het ontwikkelen van

Hoe werkt Geodan?

ruimtelijk beleid.

Samen weet je meer. Geodan Next is onderdeel van de Geodan-groep. Met meer dan 100 medewerkers vormt Geodan een organisatie die voor elk type geo-informatievraagstuk een oplossing heeft. Meer weten? Geodan Next informeert en adviseert u graag.

www.geodan.nl/next


Nieuws uit Brussel

ondergrondse opslag van CO2. Nederland is daarnaast een van de acht landen die betrokken zijn bij het plan voor een netwerk voor windenergie langs de Europese kust (North Sea Grid). Hiervoor wordt 165 miljoen euro uitgetrokken. ‘Ik zie het als een goede eerste stap op weg naar de realisatie van grootschalige CCSprojecten (projecten voor de opvang en opslag van CO2) in ons land en naar een EU-breed netwerk voor windenergie. Beide zijn van groot belang voor het behalen van onze klimaatdoelstellingen,’ aldus minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken.

Bijna een derde budget voor regionaal beleid voor ‘groene economie’ In het kader van het cohesiebeleid van de EU wordt er in de periode 2007-2013 een bedrag van 105 miljard euro in ‘groene economie’ geïnvesteerd. Dat is meer dan dertig procent van het hele budget voor regionaal beleid. ‘De steun voor de groene economie en het milieu past goed bij de doelstelling van het cohesiebeleid om bij te dragen aan duurzame groei, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen. In een moeilijk financieel klimaat is deze investering van groot belang voor het scheppen van werkgelegenheid voor de lange termijn en het herstellen van de plaatselijke economie, terwijl de EU tegelijkertijd haar inzet voor de strijd tegen klimaatverandering vergroot,’ aldus eurocommissaris Danuta Hübner (Regionaal Beleid). Nederland investeert voor de periode 2007-2013 bijna 300 miljoen euro in milieuprojecten in het kader van het cohesiebeleid. Daarvan gaat onder meer 17,5 miljoen euro naar eco-innovatie voor kleine en middelgrote bedrijven en 21,2 miljoen naar projecten rond hernieuwbare energie. Voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en energiemanagement is 28,2 miljoen euro uitgetrokken. Voor het schoon en weer bewoonbaar maken van voormalige industriële bedrijfsterreinen en verontreinigde gronden is 31,3 miljoen euro beschikbaar en voor de promotie van schoon stedelijke vervoer 16,4 miljoen euro. Voor meer informatie: http://ec.europa.eu/ regional_policy/projects/stories/index_en.cfm en http://ec.europa.eu/sustainable/.

De verwondering

Grond en ruimte Het geweldsmonopolie hebben we bij de overheid gelegd; een vergaand maar wijs en noodzakelijk besluit. Het grondmonopolie hebben we ook bij de overheid gelegd: die gaat over de bestemmingen. Dat is vergaand en noodzakelijk, maar is de overheid altijd verstandig in de uitvoering? Wijzigingen in bestemming gaan samen met grote verandering in waarde en leiden (dus) tot vreemde praktijken. Is het op de keper beschouwd niet absurd dat we de overheid wel aansprakelijk stellen voor waardevermindering maar geen heldere filosofie hebben over de vraag wie de winst van een wijziging mag incasseren? Een ander voorbeeld van een praktijk met absurdistische trekken zien we bij het ‘ruimte-voor-ruimtebeleid’ en allerlei ‘rood-voor-groensituaties’. Iets wat eerst niet mocht, mag wel als daarmee een ander probleem van de overheid kan worden opgelost. Vreemd dat de gemeentelijke overheid een villaatje laat bouwen waar dat eerst niet kon en met het geld dat de bestemmingswijziging opbrengt de provincie boeren betaalt om stallen te slopen. Vreemd dat je tegen de burger zegt: u mag niet bouwen in het buitengebied tenzij ik daar financieel voordeel van heb. Twee grote maatschappelijke problemen die op ons afkomen, illustreren de noodzaak van een herbezinning. Op wat langere termijn zijn gemeenten, als enige overheid, te veel afhankelijk van winst uit grondbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling. Het Rijk draait op belastingen, de provincie op heffingen en de gemeente op grondbeleid. Dat gaat mis: of de woningbouw in greenfields nu een beetje of een beetje meer groeit, de verhouding vernieuwbouw-nieuwbouw zal alsmaar meer worden gedomineerd door vernieuwing/herstructurering. Niet alleen verdwijnen winstgevende greenfields,

de herstructurering wordt alsmaar duurder. De residuele waarde verdampt of wordt negatief. In het huidige tempo duurt het nog driehonderd jaar eer we de bestaande voorraad hebben vernieuwd. Dat kan dus niet. Kortom, gemeenten zullen een groot deel van hun inkomsten uit uitleglocaties verliezen en met stijgende kosten voor herstructurering te maken krijgen. Dat is niet ad hoc op te lossen, dat is een structureel probleem, zeker in gebieden waar geen groei meer is. Op korte termijn hebben we een ander probleem. De meeste grote ontwikkelaars hebben te maken met een fors liquiditeitsprobleem en een ingezakte vraag. Ze zitten met veel te veel grond in hun maag die niet meer in waarde stijgt maar daalt. Om de bouwstroom weer op gang te brengen, zijn er verschillende mogelijkheden. Subsidies op koopwoningen, afnamegaranties, verkoop­ garanties. Allemaal ad hoc, ingewikkeld en op de keper beschouwd waarschijnlijk niet alleen onrechtvaardig maar ook weinig efficiënt. Een oplossing die twee vliegen in een klap slaat, is dat overheden de grond van ontwikkelaars overnemen tegen marktwaarde. Over eventuele winsten in de toekomst kunnen afspraken worden gemaakt. Op deze manier krijgen ontwikkelaars niet alleen meer liquiditeit en verminderen de risico’s; de overheid kan concurrentie bevorderen. Eigenlijk zou de partij die gaat over bestemmingen echter niet zelf ook partij op de grondmarkt moeten zijn. Kortom: de overheid heeft nog een lange weg te gaan voor die weer een zuivere rol op de grondmarkt heeft en adequaat richting kan geven aan ruimtelijke ontwikkeling. ÏÏ Bram van de Klundert

bramvandeklundert@mac.com

mei 2009 9


Ruimtelijk bekeken

Vrijwilige grondverwerving moet dure onteigening voorkomen

Vernatten Groene Hart remedie verrommeling De Voorloper Groene Hart loopt vooruit op een nieuwe aanpak. Een grotere bestuurlijke slagkracht moet het gebied redden van bodemdaling en verrommeling. De grote vraag is of de machtige landbouwsector wil meewerken aan de plannen en of dure onteigening is te voorkomen. Bovendien: koeien in de wei horen erbij.

‘De mensen willen koeien in de wei zien’

mei 2009 10

nodig, om bodemdaling tegen te gaan, hogere waterstanden in de toekomst op te vangen, maar ook om de verwachte langdurige periodes van droogte beter op te kunnen vangen, waarmee verbrokkeling van oude veendijken, zoals bij Wilnis, wordt voorkomen.

Vernatten ‘Het is tijd om te handelen, dat besef is nu overal aanwezig, ook in veenweidegemeenten en bij landbouworganisaties,’ zegt Alterra-onderzoeker Cees Kwakernaak. ‘De cyclus van “bodemdaling, water wegpompen, nog meer bodemdaling”

Foto: Roel Dijkstra.

E

ind vorig jaar presenteerden Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Holland de Voorloper Groene Hart, waarin de beleidsplannen tot 2020 worden aangekondigd, met een doorkijk naar 2040. Het is voor het eerst dat de drie provincies gezamenlijk een visie opstelden voor het gebied. De opgaven zijn duidelijk. De melkveehouderij moet de ruimte krijgen om overeind te blijven als economische drager. Daarnaast is er over de hele linie een vernatting


tegen bodemdaling en moet worden doorbroken. Gemeenten beginnen de economische gevolgen van bodemdaling te ondervinden, bijvoorbeeld door verzakking van woningen en veendijken.’ Kwakernaak is projectleider van ‘Waarheen met het veen’, een project met een eigen proefboerderij bij Zegveld waar naar oplossingen wordt gezocht voor vernatting van landbouwpercelen en nieuwe combinaties van landbouw en natuur. ‘De oxidatie van veen is een natuurlijk proces dat niet valt tegen te houden. Maar je kunt de bodemdaling met de helft reduceren door hogere waterstanden toe te laten, op zo’n manier dat er toch nog geboerd kan worden.’

Draagvlak Alterra is ook betrokken bij het plan om de Nieuwkoopse Plassen uit te breiden, waarin koeien plaatsmaken voor rietmoeras. De omzetting van weiland in natuurgebied is terug te vinden in de Voorloper Groene Hart als de ‘Groene Ruggengraat’. Een dikke streep over de kaart: van de Loosdrechtse naar de Nieuwkoopse en Reeuwijkse plassen en dwars door de Krimpenerwaard en Alblasserwaard (zie ook pagina 35; verwijzing naar kaartje bij stuk Fiselier). Tot nu toe blijkt dat omzetting van landbouwgebied in natte natuur moeizaam verloopt en op veel bezwaren kan rekenen, niet alleen van boeren maar ook van bewoners. ‘De Groene Ruggengraat is eigenlijk hetzelfde als wat voorheen de Natte As heette,’ zegt Klaas Barendregt, bestuurder van LTO-Noord en oud-burgemeester van Groene-Hartgemeente Liemeer. ‘Die eerste naam klonk te veel naar moerasvorming, daarom is hij veranderd. Maar het komt op hetzelfde neer. Het op grote schaal plaatsmaken van melkveehouderij voor natuur is volgens mij gebaseerd op een verouderde visie, die nog stamt uit de tijd van de voedseloverschotten. De inzichten zijn inmiddels veranderd. Het zou jammer zijn als gewaardeerde landschappen als de Meijelanden bij Nieuwkoop moeten verdwijnen. Dat is niet alleen maar een lobbyverhaal, je merkt dat burgers er ook niet op zitten te wachten. De mensen willen koeien in de wei zien. In plaats van grootschalige natuurontwikkeling zouden we moeten experimenteren met vormen van extensieve landbouw,’ vindt Barendregt. ‘Versnipper de grond niet, maar creëer grote bedrijven die de kans krijgen om landbouw, natuur en recreatie te combineren.’

Vrijwillig? In de Voorloper Groene Hart is sprake van vrijwillige grondverwerving en volledige schadeloosstelling van agrarische ondernemers. Onteigening is een uiterste middel. In de praktijk blijkt dat vrijwilligheid echter vaak moeilijk is te realiseren, ook als het vooraf op papier is geregeld. In het Groene Hart loopt de Krimpenerwaard voorop bij de herinrichting dankzij het veenweidepact, waarin afspraken zijn gemaakt over verhoging van het waterpeil, grotere peilvakken en natuurontwikkeling. Het poldermodel in optima forma, zou je zeggen, maar Barendregt ziet het steeds vaker eindigen in een juridisch steekspel.

Beweging Ondanks alle obstakels zit er beweging in de aanpak van het Groene Hart. De gezamenlijke visie van de drie provincies is een primeur, en ook op andere fronten is er een bestuurlijke stroomlijning; de 59 Groene Hartgemeenten hebben zich verenigd in het Woerdens Beraad, de vijf waterschappen voeren overleg via één Groene-Hartvertegenwoordiger. Het zou allemaal kunnen leiden tot een grotere slagkracht. In een reactie op de Voorloper Groene Hart toonde de Randstedelijke Rekenkamer zich daarover eind maart nogal bezorgd.

‘Het is tijd om te handelen’ Zo is het de bedoeling dat een kwaliteitsatlas met kern­ kwaliteiten een belangrijk instrument wordt bij de toe­ komstige inrichting. Het adviesorgaan wijst erop dat ‘kernkwaliteiten’ vooralsnog een te zacht criterium is en betwijfelt of de provincies genoeg juridische instrumenten hebben om ze te verwezenlijken. Ook is het de vraag of de provincies bereid zijn om alle beschikbare instrumenten in te zetten tegenover gemeenten die weigeren mee te werken. De Voorloper moet zijn beslag krijgen in de provinciale structuurvisies. Noord-Holland en Zuid-Holland zijn daar op dit moment mee bezig, Utrecht gaat dat doen in de volgende collegeperiode. ÏÏMartin de Jong

mei 2009 11


Ruimtelijk bekeken

Bevolkingsdaling Parkstad Limburg peperdure operatie

Groei is geen optie, krimp is de toekomst W

oningbouwcorporatie Weller ‘onthuurt’ sinds enkele jaren de Govert Flinckstraat in Heerlen. Komt er een woning vrij, dan wordt die niet opnieuw verhuurd, maar dichtgespijkerd. Ondanks het uitzicht over velden en heuvels zijn de 140 flats niet in trek bij de vergrijzende bevolking. Er zit geen lift in. Voor de flats moeten veertig twee-ondereen-kapwoningen komen. Herstructurering van de overtollige woningvoorraad, ofwel ‘slimme sloop’ en matiging van nieuwbouw zijn het antwoord van Parkstad Limburg op de bevolkingsdaling. In Parkstad, een samenwerkingsverband van zeven gemeenten in de voormalige Oostelijke Mijnstreek, zal het inwonertal volgens de prognoses tussen nu en 2025 dalen van 238.000 naar 210.000 en naar 190.000 in 2040. Een op de twintig woningen in Parkstad staat momenteel leeg, in totaal bijna vierduizend woningen. Nietsdoen zou een zware wissel op de streek trekken met groeiende leegstand en verpaupering tot gevolg. ‘De problematiek van de stadsvernieuwing uit de jaren zeventig en tachtig in het westen van het land is hier in sommige wijken dichtbij. Alleen is het hier nog ingewikkelder, ook al omdat je te maken hebt met een van de grootste stedelijke agglomeraties van Nederland. Simpel gezegd: twee woningen slopen waarvoor je er maar één kunt terugbouwen, schept een enorm financieringsprobleem,’ zegt Peter Bertholet, planoloog en directeur van Parkstad Limburg. Krimp is volgens hem ‘nooit een prettige boodschap’, omdat het algauw met ‘falend beleid en een verliezende regio wordt geassocieerd’.

Demografische voorsprong Krimp raakt Parkstad ook op andere gebieden, zoals het zwakke economisch potentieel en toenemende werkloosheid (nu al tien procent), toenemende behoefte aan zorg voor ouderen en een dalend aantal leerlingen op scholen: min dertig procent in 2025. ‘Bij ons is tien jaar geleden,’ aldus Bertholet, ‘het besef ontstaan om krimp als een maatschappelijk verschijnsel

mei 2009 12

Foto’s: Bert Janssen, Maastricht.

Bevolkingskrimp ontkennen is zinloos, nietsdoen rampzalig. Dus kiest Parkstad Limburg voor slim slopen, terughoudendheid met nieuwbouw en meer groen en ruimtelijke kwaliteit. Maar krimp kost ook kapitalen.

te accepteren en niet bij de pakken te blijven neerzitten. Sindsdien denken we in termen als krimp als kans en demografische voorsprong.’ Een geluid dat ook doorklinkt bij de Heerlense PvdA-wethouder Lex Smeets (ruimtelijk beleid, stedelijke vernieuwing): ‘Gaat het over groei, of gaat het over investeren? Wat mij betreft over investeren. Niet in kwantiteit, maar in het veranderen van de stedelijke en woonkwaliteit. Daarmee kun je maatschappelijke voorzieningen, maar ook jongeren vasthouden en middengroepen aantrekken.’ Over dit laatste heeft Smeets reden tot optimisme, vindt hij, als hij enthousiast verhaalt over de ‘urban culture’ van Heerlen. ‘Op cultureel gebied, met onze schouwburg, het Glaspaleis en een evenement als Cultura Nova zijn we bezig Maastricht voorbij te streven.’ En over de ruimtelijke en landschapsontwikkeling van Parkstad is de wethouder al even opgetogen: ‘Het rood, dat nu nog versnipperd over Parkstad ligt, gaan we concentreren en versterken. De vele groengebieden als beekdalen, Brunssummerheide en Tevenerheide vlak over de Duitse grens, worden via ecologische zones met elkaar verbonden.’

Woningbouw bijgesteld Parkstad Limburg is door ‘Den Haag’ aangemerkt als nationale proeftuin voor krimpbeleid en heeft sinds 2006 de status van WGR-plusregio. Die moet de gemeenten in staat stellen afstemmingsproblemen op het ruimtelijke vlak efficiënter op te pakken. De regio heeft zijn ‘tranformatieopgave’ deels neergelegd in een strategische agenda 2007-2011.


Berekend is dat voor deze opgave 1,3 miljard euro moet worden toegelegd. Neem alleen al de visie op stedelijke herstructurering en wonen, die de gemeenten met woningcorporaties en marktpartijen hebben opgesteld. Uitvloeisel daarvan is dat de bouwplannen voor alle 58 wijken in Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Brunssum zijn bijgesteld van 12.000 woningen in vier jaar naar 2400. Daarnaast moeten er de komende twintig jaar zo’n 16.000 woningen worden gesloopt. Eén woning slopen kost 45.000 euro. Daarmee komt meteen het financieringsprobleem, ofwel het gebrek aan ‘terugverdiencapaciteit’, om de hoek kijken waar Bertholet op doelt. ‘Over minder huizen bouwen,’ legt hij uit, ‘kun je met de corporaties nog wel snel afspraken maken, maar veel minder makkelijk met projectontwikkelaars. Zij verwijzen naar de woonfunctie die onder bestemmingsplannen ligt. Zolang je de bestemmingsplannen niet aanpast, is er kans dat die woonprojecten onder dreiging van schadeclaims uitgevoerd worden. Dat moet je dus als regio afkopen, wat juridisch complex is. Voor twee locaties in Landgraaf waar enkele tientallen woningen gepland waren, is dat al wel gelukt. Dat kost je een lieve duit. Zo’n twintigduizend euro per woning, waar je niks voor terugkrijgt. Ontwikkelaars die al geïnvesteerd hebben, wachten af in de hoop dat het tij wel zal keren, of dat ze in een andere vorm kunnen bouwen. We bekijken of we niet een proefproces moeten beginnen om te zien of de rechter zal zeggen: “Op dit project zit niemand te wachten. Uw bouwvergunning is zes maanden geldig geweest en uw recht vervalt.”’

Verlies corporaties Een ander voorbeeld waar herstructureringsbeleid kan conflicteren met grondbelangen van projectontwikkelaars is de Heerlense probleem(= ‘Vogelaar’)wijk Meezenbroek/ Schandelen/Palemig (MSP). Woningcorporaties zijn daar fasegewijs begonnen met sloop om ruimte te maken voor de herstructurering. Tegelijkertijd bezitten ontwikkelaars aan de randen van MSP grondposities. Bertholet: ‘Dan kun je de situatie krijgen dat ontwikkelaars aan de slag te gaan om winst te pakken, terwijl even verderop in de wijk de corporaties hun verlies hebben genomen. Dat is dodelijk voor het hele proces. Een corporatie wil ook uitzicht hebben op de mogelijkheid om vastgoed aan het eigen bezit toe te voegen. Voor sloop krijg je ruimte en groen terug, dat klopt. De leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de omgeving gaan er op vooruit. Maar als een corporatie dat twee keer gedaan heeft, is het mooi geweest.’

Geen woning dichtspijkeren omdat er geen koper of erfgenaam is Wethouder Lex Smeets vindt het dan ook ‘van de gekke’ dat de gelden van de woningcorporaties via de regeling van Vogelaar worden afgeroomd voor de financiering van de probleemwijken in de Randstad. ‘De Randstad is een groeiagenda, maar hier geldt: less is more. Ik wens dan ook

G l a s pa le i s , He erlen.

mei 2009 13




Ruimtelijk bekeken

dat de corporaties het geld dat ze nu in Den Haag afdragen in Limburg investeren. Onze opgave is groter en ingewikkelder dan die van een herstructureringswijk in Utrecht of Rotterdam.’ De hoop is gevestigd op de daadkracht van Vogelaars opvolger Eberhard van der Laan. Hij omschreef in februari op een conferentie in Kerkrade de bevolkingskrimp in de regio’s als een ‘nationaal probleem dat tussen de Haagse oren’ moet. De regio’s kunnen het volgens de minister niet in hun eentje oplossen. De gezonde, vitale steden moeten bijspringen. Hij tekende aan zich sterk te zullen maken voor een andere verdeling van de ISV-gelden voor stedelijke vernieuwing. De hoogte van deze subsidies is immers eenzijdig afgeleid van groeiscenario’s, terwijl ook krimp juist grote kosten met zich meebrengt.

Andere regelgeving Van der Laan beloofde alvast boter bij de vis als een ‘nationaal topteam’, bestaande uit oud-VVD-fractieleider Dijkstal en oud-burgmeester Mans van Enschede, dit najaar het actieplan ‘Bevolkingsdaling’ presenteert. ‘We hebben natuurlijk veel gelobbyd bij Vogelaar en Van ­ der Laan,’ zegt Smeets. ‘Het topteam speurt naar belemmeringen in regelgeving voor krimpregio’s en bekijkt wat ministeries kunnen doen om andere dan louter regels voor groei en locatiegebonden subsidies te bedenken. Ik pleit voor onderscheid tussen drie typen regio’s: stabilisatieregio’s, zoals Rotterdam dat niet groeit maar ook niet krimpt, regio’s waar wel nog groei is en regio’s met een bevolkingsdaling.’ Het zogeheten waardecreatiemodel is een ander instrument dat Parkstad voor de financiering van de transformatieopgave laat bestuderen. De kern van dit model: waar gesloopt wordt en door bevolkingsdaling de vraag naar huizen daalt, B u sst at ion, He e rle n.

mei 2009 14

dreigt ook waardevermindering van andere woningen. Door het heffen van leegstandsbelasting kan die waardedaling, of beter gezegd: minder waardevermeerdering, mogelijk beperkt blijven. Lex Smeets: ‘Negatieve waardeontwikkeling van bestaande particuliere woningen is een reëel probleem. We moeten voorkomen dat woningen dichtgespijkerd worden omdat er geen erfgenaam of een koper voor is. En dat we een relatief goede corporatiewoning slopen, terwijl een slecht particulier huis blijft staan.’ ÏÏLoek Kusiak

Behalve op stedelijke herstructurering steunt de strategische agenda van Parkstad op nog andere pijlers. Zo moet het grensoverschrijdend bedrijven­ terrein Avantis (Heerlen/Aken) het centrum worden van de productie van een nieuwe generatie zonnecellen. Over Avantis loopt straks ook de euregionale lightrailverbinding tussen Heerlen en Aken. Met de stadsregio Aken en de daar gevestigde Technische Hogeschool wordt een alliantie aangeknoopt op het gebied van arbeidsmarkt- en innovatievraagstukken. Zorgvallei Parkstad is een samenwerking tussen onderwijsinstellingen als de Hogeschool Zuyd en zorginstellingen voor nieuwe zorgconcepten. De aanleg van de Buitenring Parkstad, een vier­ baansweg, moet de bereikbaarheid van de regio per auto verbeteren.


Interview

‘Overheid moet

leren omgaan

beter

met de k ­ ennis­democratie’ Roel in ‘t Veld

De kennisdemocratie vraagt om een herdefinitie van de rol van de overheid, stelt professor Roel in ‘t Veld. Hij vertrekt na de zomer als voorzitter van de Raad voor Ruimtelijk-, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO). Maar niet voordat (of: maar pas nadat) er een groot internationaal congres over de kennisdemocratie is georganiseerd. ‘De kennis bij zowel de wetenschap, de marktpartijen als de burger is sterk toegenomen. Toch maakt de publieke sector er heel selectief gebruik van. De eigen visie, de eigen wil blijft leidend in doen en laten van de overheid. Sterker, bij de rijksoverheid bestaat het voornemen om externe dragers van kennis en adviseurs af te stoten, vanuit de overtuiging dat men de nodige kennis zelf wel in huis heeft. Dat is dus een grote misvatting.’

I

n tal van onderzoeken die de RMNO de afgelopen jaren heeft gedaan, komt de relatie tussen wetenschap, overheid, media en samenleving aan de orde. Een relatie die aan alle kanten wringt, omdat betrokken partijen moeten wennen aan hun nieuwe rol in een samenleving, waarin kennis en onderzoek steeds meer de drijvende krachten zijn.

Waarin de burger al mondiger was maar nu ook zelf over meer kennis beschikt. Roel in ‘t Veld noemt het de werelden van het weten en van het willen. ‘Wetenschappelijk onderzoek wordt aangedreven door de vraag naar kennis. Toch zie je tegelijkertijd dat de aanbieders van onderzoek er een groot belang bij hebben dat hun ‘waar’

mei 2009 15




Interview

voor het voetlicht komt. De wereld van het weten is veel complexer geworden, en er zijn grote economische belangen mee gemoeid. Ze zijn erg geneigd om zich te etaleren en hun bestaande aanbod blijven aanprijzen, want daarmee kunnen ze een deel van de oplossing bieden voor allerlei problemen.’ Tegelijkertijd constateert professor In ‘t Veld dat de wereld van de politieke wil zich lang niet altijd laat beïnvloeden door de wereld van het weten. Het is zelfs de vraag of de politiek nou echt meedoet aan de kennissamenleving. ‘De wereld van de wil is zo geschapen dat de voornaamste actoren er van alles bijhalen om maar tot het door hen al eerder gewenste besluit te komen’, aldus In ‘t Veld. ‘In Nederland hebben we de kwestie gehad van het functioneren van het RIVM, die in de ogen van sommige parlementariërs niet de juiste statistieken produceerde. Dat zie je heel regelmatig in de relatie tussen wetenschap, overheid en samenleving:

Na a st ex p e r t-k n owled g e is e r c i t i z e n-k n owled g e ge komen.

mensen die niet gediend zijn van bepaalde wetenschappelijke inzichten gaan de methodiek van het verkrijgen van die inzichten ter discussie stellen. In plaats van te kijken naar het probleem betwisten ze de legitimiteit van de kennisbron van de ander. Je krijgt dan een spel op twee niveaus, wat vaak tot een langdurige vertrouwensbreuk leidt. Veel erger nog is dat burgers er steeds minder van snappen en er op een bepaald moment helemaal geen boodschap meer aan hebben.’

Modellen en beleving Een kwestie die al decennia lang de agenda’s bepaalt, is het geluid bij Schiphol, geeft Roel in ‘t Veld als voorbeeld. ‘Burgers hebben kennis, gaan uit van de observaties die ze doen, maar dat wordt niet erkend door de technici. Die redeneren namelijk vooral vanuit modellen. Neem de Leidse burgers die een toename van het vliegverkeer boven hun stad signaleren, en de deskundigen die dat gewoon wegwuiven met de mededeling dat het ‘onmogelijk’ is. “Het kan niet, u kunt geen last hebben van Schiphol.” En waarom? Omdat in de modellen het geluid boven een bepaalde hoogte niet meer wordt gemeten. Zo’n conflict ligt op de loer als je niet van elkaar erkent dat je anders tegen het probleem aankijkt: de ene baseert z’n mening op wat hij ervaart, de ander op hoe hij de zaken inschat.’ Burgers hebben dus kennis die anders is gedefinieerd. Politici kunnen zich daar niet meer van afmaken door te blijven verwijzen naar de modellen en door te zeggen dat de perceptie van de burger niet juist is, meent In ‘t Veld. Naast expert-knowledge is er citizen-knowledge gekomen, die beide toegang hebben tot de media. En ook de media zijn een eigen wereld geworden. ‘De media functioneren allang niet meer puur als Hermes, de boodschapper. Ze herformuleren, manipuleren, laten zich leiden door sensatiezucht en hebben een eigen economische positie. Aan de ene kant is er een structurele afhankelijkheid tussen de werelden van de media en de politiek. Aan de andere kant schuurt het op veel plekken en zijn er al dan niet open conflicten.’

Nieuwe verhoudingen Begrijpen al die werelden elkaar wel? Professor In ‘t Veld vraagt het zich in alle redelijkheid af. En als ze elkaar beter begrijpen, is er dan een manier om fatsoenlijk met elkaar om te gaan? Het zijn deze kwesties die aan de orde komen tijdens het internationale congres Towards Knowledge Democracy, dat de RMNO eind augustus samen met veel externe partners organiseert. ‘Het is inderdaad belangrijk hoe je die nieuwe verhoudingen vorm geeft in allerlei processen, ook op ruimtelijk gebied natuurlijk. Je kunt het vraagstuk van het functioneren van de democratie niet los zien van de nieuwe verhoudingen met media en wetenschap. De vragen, die voor ons liggen, zijn dus veel fundamenteler dan de vraag of het parlement nog wel functioneert. Vragen

mei 2009 16


van de laatste soort leiden namelijk steeds tot dezelfde hopeloze conclusie dat we nu eenmaal niet anders kunnen. Ik heb de indruk dat als je heel goed naar de veranderde relaties tussen de drie werelden kijkt, je misschien tot hele nieuwe, interactieve vormen van werken komt; en er dus veel sneller consensus kan ontstaan.’ ‘We zeggen niet hoe het zou moeten, maar we zeggen wel regelmatig iets over de organisatie van de kennis in beleidscentra. Onze bestaansbasis als RMNO is immers dat de taal van de wetenschappers niet automatisch goed te begrijpen is door de politici en andersom. We zijn een soort tolk, boundary-worker, tussen die werelden.

Over de overheid: De pretentie dat men het zelf kan neemt toe, tegelijkertijd verdunt men de eigen expertise Bijvoorbeeld door uit beleidsvragen kennisvragen af te leiden, of kennis te vertalen naar beleidsaanbevelingen.’ Roel in ‘t Veld maakt zich zorgen over de tendens bij de overheid om alles op eigen houtje te gaan doen. vanuit de gedachte dat de eigen competentie volstaat. ‘De pretentie dat men het zelf kan, neemt toe, tegelijkertijd verdunt men de eigen expertise. Het aantal mensen op de departementen dat inhoudelijk in staat is om wetenschappelijke inzichten te beoordelen en te vertalen naar beleid is de afgelopen decennia sterk afgenomen.’

Andere inzichten Bij gebrek aan kennis bestaat het grote risico dat de beleidsmakers en politici zich eerder laten leiden door wat wenselijk is en past in het denkkader, dan door fundamenteel andere inzichten. ‘Je ziet dat er aan de voorkant van de innovatie veel elan, ambitie en vreugde is. “We gaan een nieuwe lijn aanleggen, we gaan iets nieuws beginnen.” Dat maakt veel positieve energie los, dan heb je geen behoefte aan zeurkousen, die wijzen op de risico’s en andere belangen. In die vreugdevolle initiatieffase is het heel moeilijk om tot een evenwichtige risicoafweging te komen. Als de hoge heren dan met elkaar overeenkomen hoe ze het gaan doen, krijg je bij de overheid allerlei moeilijke afwegingen: de maatvoering, moet ik 100, 200 of 500 miljoen vrij maken. Daar zie je beleidsmakers dan mee worstelen. Er ontstaat een veelheid aan potjes en programma’s, kortom een enorme complexiteit waarin het overzicht compleet ontbreekt.’ Daarin schuilt volgens Roel in ‘t Veld de hoofdoorzaak van veel kostenoverschrijdingen bij grote projecten, zoals de Noord-Zuidlijn in

Amsterdam. ‘Is het nou zo moeilijk om al in die blije initiatieffase te komen tot gedegen en evenwichtige besluitvorming? Die vraag is voor ons als wetenschappers relevant. Overheden zouden moeten durven er vanaf het begin andere belangen erbij halen, zoals burgers en ondernemers, en die toch een serieuzere plek geven.’ Natura 2000 is een mooi voorbeeld, zegt In ‘t Veld. ‘Daarvan hebben wetenschappers al een hele tijd geleden de vraag gesteld, is het verstandig om een beleidssysteem te maken waarin onveranderlijkheid de hoofdtoon is, terwijl er niets zo dynamisch is als de natuur. Zeker in een tijdperk dat de macrodynamiek, de klimaatsverandering, als van nature leidt tot verschuiving van evenwicht. Dat resulteert in een enorme kramp in het beleid, de wens tot stolling van zo’n beleidsconcept. Men luistert niet meer naar wetenschappers die daar andere inzichten tegenover stellen.’

Crisismanagement Hoe krijg je mensen los uit die verstolling en loopgraven? ‘Vaak door crisisbewustzijn’, stelt Roel in ‘t veld. ‘Soms is een ramp nodig of liever natuurlijk een bijna-ramp. Denk maar aan het hoogwater van 1993 en 1995, wat dat op gang heeft gebracht. De economische recessie waarin we nu zitten, kan ook zo’n effect hebben “Vrienden, als we zo doorgaan, kunnen we binnenkort gedag zeggen tegen de positie als distributieknooppunt.” Crisisbewustzijn is een machtige en nuttige motor voor het opnemen van het gesprek van noodzakelijke veranderingen. Vervolgens is het de vraag of je de gesprekken zo kunt arrangeren dat er ook iets uitkomt.’ In ‘t Veld wenst geen algemene uitspraken over hoe dat dan moet, over wie bijvoorbeeld de ideale procesarchitect is. ‘Ik ben geneigd te zeggen dat de sterkste actor niet de meest geschikt procesarchitect is. De machtigste wordt altijd gewantrouwd, vanwege het recht van de sterkste. Procesarchitectuur moet daar in zekere zin tegenwicht tegen bieden en zorgen voor voldoende evenwichtigheid, zodat de argumenten tellen en niet de machtsposities.’ Zie ook: www.knowledgedemocracy.nl ÏÏMarcel Bayer

mei 2009 17


Ruimtelijk bekeken

Raad van State zet

milieuorganisaties

Nog niet zo lang geleden golden milieuorganisaties als burgerorganisaties die toezagen op de rechtmatigheid van de verlening van milieu- en natuurvergunningen door lagere overheden. De laatste jaren klinkt het geluid dat veel beroepen een ongewenste rem op ruimtelijke ontwikkelingen vormen. De Raad van State lijkt de boodschap op te pikken.

buitenspel Ha nd h av i ng va n he t omge v i ng sb ele id do or geme enten l a at i n he t a l geme en s ter k te wens en over.

I

n de praktijk spelen natuur- en milieuorganisaties een grote rol in de handhaving van het omgevingsbeleid. In het rapport ‘Landschap beschermen en ontwikkelen’ signaleerde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de Raad van State onlangs enkele uitspraken heeft gedaan waarbij beroep door bepaalde milieuorganisaties niet-ontvankelijk werd verklaard. Deze ontwikkeling lijkt tot gevolg te hebben dat Rijk en provincies zich veel actiever moeten gaan opstellen als ze hun belangen echt gehandhaafd willen zien1.

Nederland heeft in het omgevingsrecht altijd vertrouwd op een piepsysteem van oplettende burgers of groepen van burgers. Milieuorganisaties vervullen daarmee een rol als kennisinbrengers in besluitvormingsprocessen (‘knowledge democracy)2. Ook wordt hen in de rechtsliteratuur doorgaans een nuttige functie toegeschreven in verband met de controle op de rechtmatigheid van vergunningverlening. Uit de rechtsliteratuur blijkt dat de kwaliteit van processueel optreden door hen zeer hoog is3. Organisaties die zich toeleggen op het aanspannen van juridische procedures hebben daarbij een belangrijke rol gespeeld, aldus onder meer de Groningse hoogleraar Leo Damen4.

Kwaliteit Milieuorganisaties hebben altijd bijgedragen aan de ontwikkeling van het milieurecht. Daarnaast hebben zij ook een rol gespeeld bij de kwaliteit van de uitvoering ervan. In het Nederlands Juristenblad schreef onlangs hoogleraar en RvS-lid Willem Konijnenbelt5: ‘Zonder het optreden van milieuorganisaties zouden de meeste overheden een kleiner aantal en lager geschoolde milieuambtenaren in dienst hebben gehad, zou het handhavingsbeleid veel slapper zijn geweest en zou met name in provincies en gemeenten waar de landbouw of het bedrijfsleven vanouds een invloedrijke positie hebben, van een behoorlijk milieubeleid misschien nog amper sprake zijn.’ Overigens concludeerde de Commissie-Mans vorig jaar dat de

mei 2009 18

Foto: Roel Dijksta.

Rechtmatigheid

handhaving van het omgevingsbeleid door gemeenten in het algemeen sterk te wensen overlaat. Vooral bij kleine gemeenten bleek de handhaving tekort te schieten, door onvoldoende prioriteit, capaciteit en kennis6.

Contraproductief Verschuuren en Van Wijmen vinden het afschaffen van de ruime toegankelijkheid van milieugroepen ter bestrijding van juridisering niet zinvol en zelfs contraproductief: het leidt volgens hen eerder tot meer rechtszaken en dus ver­ dergaande juridisering. Zij vinden dat de procesgang ook ‘onvrede kanaliserend’ werkt en van misbruik van procesgang is volgens hen niets gebleken. Overigens gaat het in een rechts­zaak niet alleen om geschillenbeslechting, maar ook om waarheidsvinding. Het zou daarbij in principe niet uit hoeven te maken wie of welke organisatie de bezwaren inbrengt.


Strijdig

Effectiviteit

Rest de vraag of de Raad van State de wetgever niet passeert nu hetzelfde artikel uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat altijd zo’n ruimhartige toegang tot de rechter bood, nu ineens anders wordt uitgelegd. Gaat het hier om een nieuwe koers zonder uitdrukkelijk mandaat van de wetgever?7 In de vakliteratuur wordt gesignaleerd dat in Europees verband juist een vergroting van de toegang in rechte van milieuorganisaties wordt nagestreefd. De uitspraken van de Raad van State zouden daarmee strijdig kunnen zijn.8

Overigens is namens milieugroepen al aangegeven dat ontvankelijkheid kan worden georkestreerd door middel van statutaire wijziging en/of door het organiseren van feitelijke werkzaamheden (‘een dagje wilgen knotten’ of ‘papiertjes van de straat oprapen’). Ook kunnen milieuorganisaties zich laten machtigen door een belanghebbende die als individu woonachtig is in het desbetreffende gebied en dus een direct belang heeft. Wat dat betreft is het dan ook de vraag of deze ontwikkeling in jurisprudentie uiteindelijk wel tot minder beroepen zal gaan leiden. ÏÏ Fred Kistenkas, Universitair hoofddocent omgevings-

recht Wageningen Universiteit ÏÏ Rienk Kuiper, Programmaleider Ruimte bij het

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) Noten: 1. Planbureau voor de Leefomgeving, Landschap beschermen en ontwikkelen, Evaluatie en beleidsopties, PBL-publicatienummer 500156001, Bilthoven 2008. 2. Zie onder andere http://www.rmno.nl/templates/mercury.asp? page_id=1662. 3. J.M. Verschuuren enP.C.E. van Wijmen, Juridisering van besluit­vorming over natuur en landschap als gevolg van EG­richtlijnen, Wageningen 2002. 4. L.J.A. Damen, ‘Beroepsklagers’ verjaagd uit de heilige tempel van het bestuursrecht aan het Lange Voorhout, Ars Aequi 2009, p. 51-59. 5. W. Konijnenbelt, Gemangelde milieuorganisaties?, Nederlands Juristenblad 2009, p. 495/6. 6. Commissie Herziening Handhavingsstelsel VROM-regelgeving (Commissie-Mans), De tijd is rijp, Den Haag, 2008. 7. K. de Graaf, J. Jans en H. Tolsma, Milieuorganisaties door de mangel. De wetgever gepasseerd?, Nederlands Juristenblad 2009, p. 80-87. 8. Ibidem.

Raad van State: milieugroep niet-ontvankelijk In de uitspraak van de Raad van State van 1 oktober 2008 (200801150/1; Stichting Openbare Ruimte versus GS Gelderland) wordt de Stichting Openbare Ruimte gevestigd te Amsterdam in een natuurbeschermingsrechtelijke zaak op de Veluwe niet als belanghebbende aangemerkt. Het statutaire doel (‘kwalitatief duurzame leefomgeving voor alle levende wezens’) was ‘zo veelomvattend dat het onvoldoende onderscheidend’ is om de stichting rechtstreeks betrokken te kunnen oordelen, aldus de Raad van State. Een tweede reden van de Raad van State om de zaak, aangespannen door de Stichting Openbare Ruimte, niet te behandelen betroffen de

feitelijke werkzaamheden van de stichting, die bestaan uit ‘het louter in rechte opkomen tegen besluiten’. Daarmee oordeelt de Raad van State dat het vanuit Amsterdam alleen maar procederen tegen veehouderijen in geheel Nederland geen beroepsrecht geeft. Ook in een latere uitspraak van 22 oktober 2008 (200706663/1; Stichting VMDLT versus GS ­Noord-Brabant) wordt om dezelfde twee redenen (veelom­vattende statutaire doelstelling en feitelijke werkzaamheden in hoofdzaak juridische procedures) ontvankelijkheid aan een milieugroep ontzegd.

mei 2009 19


Advertorial


‘Ruimtelijke inrichting is een multidisciplinair proces’ De afgelopen tien jaar is er veel veranderd op het gebied van de ruimtelijke ordening. Qua dynamiek én in de wijze waarop betrokken partijen vandaag de dag met de materie omgaan. Iedereen is zich bewust van de schaarste van ruimte, de continue stroom van nieuwe en strengere regels, de noodzaak van verdere ontplooiing zonder dat landschap en natuur tekort mag worden gedaan. Die toenemende bewustwording is goed en zal zich in de toekomst alleen nog maar meer gaan vertalen in een integrale aanpak van ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Althans in de ogen van Jos van Wijk, algemeen directeur van de RBOI-groep en Dick Takkebos, directeur van Buro Vijn die hun bureaus al langere tijd met succes vanuit deze visie aansturen en organiseren.

Integrale aanpak van projecten

Overtuigd van nut en noodzaak van een integrale aanpak heeft de RBOI-groep haar aanpak en organisatie ingericht op vier samenhangende projectonderdelen. Deze zijn op elkaar van invloed en kunnen alleen samen leiden tot een kwalitatief goed, eenduidig en helder beleid. Het gaat om: 1 Visievorming vertaald in beeldende structuurvisies. 2 Onderzoek naar omgevingsfactoren zoals bijv. op het gebied van lucht, water, milieu, archeologie en ecologie. 3 Ontwerpen van plannen die (en dat klinkt wellicht overbodig) ook praktisch uitvoerbaar en realiseerbaar zijn, variërend van verkavelingsopzetten voor dorpse of stedelijke uitleg tot herinrichtings- of revitaliseringsplannen voor bestaand gebied en van ruimtelijke kwaliteitsplannen (zoals landschaps- of beeldkwaliteitsplannen) tot inpassingsvoorstellen voor een concreet particulier initiatief. 4 Borging van het project binnen de wettelijke en juridische kaders via met name inpassings- en bestemmingsplannen en projectbesluiten met bijbehorende exploitatieplannen.

De algemeen directeur van de RBOI-groep Jos van Wijk en de vestigingsdirecteur van Buro Vijn Dick Takkebos in het park van hun kantoor te Oentsjerk.

Bovendien wordt de procesregie rondom projecten steeds belangrijker. “Opdrachtgevers zien ons niet alleen meer als inhoudelijk adviseurs maar verwachten steeds vaker een coördinerende rol. Bijvoorbeeld om de belangen en argumenten van alle betrokken partijen, variërend van burgers tot natuurverenigingen, van verkeerskundigen tot ondernemers te wegen en te komen tot een optimale oplossing”, aldus Jos van Wijk.

Uitgebreide kennis en ervaring met digitalisering

De verplichte digitalisering, die in ogen van de RBOI-groep ook een belangrijke rol speelt in de integrale aanpak en communicatie, wordt op 1 januari 2010 ingevoerd. De RBOI groep heeft dan al ruim tien jaar ervaring en kennis rondom digitalisering opgebouwd. De groep maakt al jaren digitale bestemmingsplannen, heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de ro-standaarden en heeft in dat kader onlangs in opdracht van Geonovum, de beheersinstantie van de ro-standaarden, digitale voorbeelden opgesteld van alle ruimtelijke instrumenten onder de Wro. Daarmee hebben ze een belangrijke input verzorgd voor de ontwikkeling van de software. Hun ervaring beperkt zich overigens niet tot de digitalisering zelf, maar strekt zich ook uit naar bijvoorbeeld de inrichting van de noodzakelijke werk- en beheersprocessen bij hun opdrachtgevers. Dick Takkebos: “Gemeenten hebben een geheel verschillend digitaal ambitieniveau, van de minimale verplichting plannen online beschikbaar te stellen tot toetsing van plannen, inspraakmogelijkheden, interne afstemming en analyse, uiteraard allemaal vanuit een digitale omgeving. We faciliteren en adviseren gemeenten hierin afhankelijk van hun digitale ambitie en wensen.”

Sinds januari 2008 zijn de krachten van 3 partijen gebundeld in de RBOI-groep; RBOI-Rotterdam, RBOI-Middelburg én Buro Vijn. Gezamenlijk beschikken ze met zo’n 180 hooggekwalificeerde adviseurs over een brede expertise, kennis en ervaring om zowel kleinschalige trajecten te kunnen begeleiden als ook innovatieve en uitdagende, omvangrijke ruimtelijke ordeningsprojecten. 25 jaar Voorordening meer informatie: www.rboi.nl of www.burovijn.nl. adviseurs ruimtelijke

Stania State, Oenkerk T 058 - 256 25 25

info@burovijn.nl www.burovijn.nl

een goed plan maak je samen


Trend

ICT-sores

Aangepaste ro-standaarden vertragen digitalisering De Wro-digitalisering dreigt uit te lopen op een fiasco. Opnieuw doen zich ICT-problemen voor. Niet elke gemeente zal tijdig over software kunnen beschikken. Zelfs de koplopers hebben het moeilijk. Gemeenten die nog moeten beginnen, staan helemaal voor een onmogelijke opgave. Het gevolg: wederom uitstel, nu tot 2010.

A

lbert Barelds is zo trots als een aap. Woerden is de eerste gemeente met een digitaal bestemmingsplan dat aan alle Wro-eisen voldoet. Glunderend wijst de ro-beleidsmedewerker op zijn beeldscherm naar het groene hangslotje dat bij het plan is geplaatst op de landelijke website RO-Online (te vinden op – VROM houdt het logisch – www.ruimtelijkeplannen.nl). Het gesloten sluitwerk houdt in dat het bestemmingsplan voor de wijk Schilderskwartier is gewaarmerkt. Wat wil zeggen dat de gemeente aan kan tonen dat het plan eenduidig en uniek van haar afkomstig is en dus ongewijzigd bij de ontvanger is aangekomen. Het Woerdense bestemmingsplan voldoet aan IMRO-2008, een technische coderingsset voor de onderdelen op de plankaart. Onderdeel van IMRO is de SVBP (standaard vergelijkbare bestemmingsplannen) om digitale plannen te visualiseren. ‘Ook daar voldoet ons plan aan, anders was het nu niet op RO-Online te zien geweest,’ zegt Barelds. De overige acht plannen die

mei 2009 22

eind maart op RO-Online staan, zijn van een verouderde IMRO-versie (2006). Het enige andere 2008-bestemmingsplan, bedrijventerrein Greenport in Venlo, heeft een rood hangslotje, dus nog geen veiligheidscertificaat. Het gering aantal bestemmingsplannen op RO-Online geeft te denken over de voortgang van de Wro-digitalisering. Terwijl de deadline van 1 juli 2009 – van uitstel is op dat moment nog geen sprake – snel nadert. Ruimtelijke plannen die vanaf die datum in procedure gaan, moeten dan digitaal, uitwisselbaar, onderling vergelijkbaar en voor iedereen op een webadres interactief raadpleegbaar zijn. Een papieren bestemmingsplan tot pdf scannen is er dan niet meer bij, wat nu nog wel toegestaan is sinds de digitaliseringsplicht in 2008 met een jaar is uitgesteld. Volgens de tweede monitor van VROM – het ministerie houdt viermaal de vinger aan de pols tot de deadline – zijn gemeenten intensiever bezig met de Wro-digitalisering sinds de eerste monitor (gehouden in september). December vorig jaar verklaart zestig procent van de gemeenten dat ‘er meer zicht is op wat de digitale verplichtingen nu precies inhouden’. Maar plannen digitaal waarmerken en op de juiste wijze beschikbaar stellen blijkt nog relatief onbekend bij gemeenten, aldus monitor-2. Eerder onderzoek van adviesbureau Oranjewoud wijst uit dat de helft van de gemeenten nog geen enkel bestemmingsplan digitaal heeft. Gemeenten die hun plannen op hun website tonen, zijn helemaal op één hand te tellen. Toch klinkt het optimistisch in de VROM-monitor dat gemeenten ‘overwegend in staat zijn’


Vermijd de cultuurstrijd! De digitaliseringsoperatie is niet alleen een ICT-feestje, maar vergt meer nog een organisatorische kanteling. Implementatie van de Wro-digitalisering is ‘twintig procent techniek en tachtig procent organisatie’, zegt Roes van de gemeente Bronckhorst. ‘Als een afdeling ICT- of geo-informatie er alleen voor staat, komt het goed met de techniek maar mis je de organisatorische aspecten. Als de ro-afdeling er alleen voor staat, is het organisatorisch tot op zekere hoogte geregeld, maar mis je de organisatorische afstemming met de techniek. Toch moet ergens het primaat liggen. De meest logische keuze is de ro-afdeling, die vloeit tenslotte voort uit de Wro.’ De succesformule, aldus Roes, is dat alle relevante actoren (afdelingen, personen) betrokken worden en blijven (draagvlak). ‘Alleen samen kunnen we deze klus klaren. Wij mogen ons in Bronckhorst gelukkig prijzen dat we geen energie hoeven te steken in trekken aan een dood paard. De neuzen staan dezelfde kant op. Het komt goed, maar niet vanzelf. Wees reëel in je ambitie. Je hebt je handen al vol aan het voldoen aan de wettelijke verplichting.’ Arnhem bracht al in 2001 alle expertise (juristen, stedenbouwers en geo-informatici) in één afdeling onder en dat bleek een

aan de digitale eisen te voldoen. Circa twee derde van de gemeenten verwacht per 1 juli klaar te zijn.

Fouten Te vroeg gejuicht, want in diezelfde decembermaand komt vlak voor de kerst een nieuwe versie (1.1) uit van IMRO2008. Deze vervangt de in april vorig jaar uitgebrachte nulversie die slordigheden en fouten bevatte. In de loop van het nieuwe jaar komen de gevolgen hiervan in volle ernst naar buiten. Leveranciers moeten vol aan de bak om hun software van deze update te voorzien. ‘En daar is weinig tijd voor,’ zegt Gijs Koedam van de gemeente Arnhem, ‘want vervolgens is dan weer een nieuwe ronde nodig voor het implementeren en testen van de software.’

Het gering aantal bestemmingsplannen op RO-Online geeft te denken over de voortgang van de Wro-digitalisering Arnhem hoopt dat haar software op tijd is aangepast. ‘In elk geval kan ik niet garanderen dat we de deadline gaan halen. Ik merk aan onze eigen softwarebouwer dat deze meer tijd nodig heeft. Er is veel vertraging en zo glijdt er weer een week

prima recept om de stammenstrijd te sussen. Koedam is GIS-specialist en binnen de ro-afdeling verantwoordelijk voor de digitale aspecten. ‘Ik overzie het proces en kan de verschillende bloedgroepen op elkaar aansluiten. Bij ons hebben de bestemmingsplannen altijd meegelift op het gemeentebrede GIS waar we in 2001 mee begonnen zijn. Dan lukt het sneller om ze met behulp van internettechnologie te publiceren.’ In Zoetermeer ging het via een omweg. De gemeente huurde een expert in om de brug tussen de twee totaal verschillende bloedgroepen – ro en geo-informatie te slaan. ‘We hadden iemand nodig om de vertaalslag van de inhoud naar de techniek te maken. Dat konden we zelf niet.’ De ingehuurde deskundige had zowel verstand van ICT als kennis van bestemmingsplannen en IMRO. ‘De communicatie is niet problematisch meer. We weten dat we het samen moeten doen. Terwijl we nog niets kunnen laten zien. Dat komt nog. Onze infrastructuur is voor negentig procent klaar.’ In Woerden viel de cultuurstrijd erg mee. ‘Bij ons zijn de lijnen kort,’ vertelt Barelds. ‘De ICT-afdeling moest vooral de locatie op onze website regelen waar de plannen voor iedereen beschikbaar zijn. Zelf heb ik affiniteit met ICT. Voor een ro’er gaat mijn computerkennis redelijk ver. Dat scheelt een boel.’

voorbij.’ Gemeenten die nog moeten beginnen, voorziet Koedam, wacht helemaal een onmogelijke klus. ‘Een hele categorie gemeenten zit nog in de startfase of is bezig met het organisatorische proces. Vervolgens lopen ze ook tegen de techniek aan. De softwarepakketten zijn straks gloednieuw. Daar zitten altijd bugs in. Bovendien zijn alle leveranciers hartstikke druk. Nieuwe klanten zijn pas na juli aan de beurt. En dan moet je je medewerkers nog vertrouwd maken met de software, dus op cursus sturen, en daarna nog lang oefenen.’

Uitbesteed Ook de primeur van Woerden is op de 1.0-leest geschoeid. Barelds maakt zich minder zorgen. Het bureau waaraan de gemeente de plannenmakerij heeft uitbesteed, heeft zijn software al aan kunnen laten passen. Het validatieprogramma van VROM op RO-Online, waarmee gemeenten kunnen checken of hun plannen IMRO-proof zijn, gaf volgens Barelds slechts één foutmelding. ‘Onze problemen zijn dus redelijk overzichtelijk. Maar ja, bij een volgende keer loop je weer tegen iets nieuws aan. Op ons bestemmingsplan voor de binnenstad kwamen onverwachts veel foutmeldingen.’ Nog onderzocht wordt hoe dat kan. Het externe bureau kan fouten hebben gemaakt of de validatiesoftware deugt niet. Barelds vermoedt het laatste. ‘We denken dat de validator van VROM te streng is.’ Zoetermeer, dat tien digitale bestemmingsplannen volgens IMRO-2008 heeft gecodeerd, verwacht de deadline eveneens 

mei 2009 23


Advertorial

De Gebiedsontwikkelaar: uw hele bouwproject in beeld Complexe bouwprojecten visualiseren en doorrekenen op ieder denkbaar terrein. Dat doet de Gebiedsontwikkelaar van StrateGis. Met dit teken- en rekenprogramma krijgt u alle mogelijke varianten op uw plannen helder in beeld. De Gebiedsontwikkelaar visualiseert stedenbouwkundige programma’s en conceptontwerpen en rekent ze door op bijvoorbeeld kosten en baten, grondexploitatie, vastgoedexploitatie, parkeeroplossingen en ruimtelijke analyses. De consequenties van uw ingrepen worden direct gevisualiseerd, inclusief financiĂŤle analyse. Zo worden de (on)mogelijkheden binnen een project snel duidelijk. Daarnaast biedt de Gebiedsontwikkelaar een informatieplatform voor communicatie tussen project partners en een (financieel) geheugen voor het project. De Gebiedsontwikkelaar is een interactief 3D-model, dat uit kaarten, software, rekenmodellen en databases bestaat. Het programma kan door u zelf gebruikt worden. Strategis verzorgt de opleiding van uw medewerkers, begeleidt indien nodig het project en regelt softwareondersteuning en -updates. De zeven voordelen van de Gebiedsontwikkelaar: 1. Sneller plannen en varianten maken Met de Gebiedsontwikkelaar kunt u in korte tijd diverse planvarianten doorrekenenen. Vroegtijdig kunnen kansloze voorstellen worden gescheiden van kansrijke. Ook krijgen plannen die in een eerder stadium niet haalbaar leken een nieuwe kans. 2. Snellere realisatie van de plannen Door het naar voren halen van informatie wordt voorkomen dat u later in het proces tegen barrières oploopt die uw plan kunnen stilleggen - denk hierbij bijvoorbeeld aan milieueisen. 3. Kostenbesparing De kosten van planontwikkeling bedragen soms wel 30% van de totale projectkosten. Het is duidelijk dat op dit punt veel voordeel te behalen is. Minder overleggen en vergaderingen, sneller beslissingen nemen en betere onderbouwingen zorgen voor een aanzienlijke besparing op mensuren. Snellere planvorming betekent ook lagere rentelasten en het naar voren halen van opbrengsten. Pure winst! 4. Vergroting van het draagvlak Door gezamenlijk aan plannen te werken vergroot u het interne en externe draagvlak. Alle voorstellen van de verschillende partijen komen serieus aan de orde. En de effecten van ieder voorstel zijn snel te doorzien. 5. Verbetering van de kwaliteit De kennis en ervaring die in de software verwerkt is, zorgt ervoor dat uw plannen stedenbouwkundig verantwoord zijn. U kunt snel de ruimtelijke consequenties van uw plannen bepalen. Optimalisering op bijvoorbeeld parkeren en bebouwingsdichtheden is eenvoudig. 6. Inzicht in wederzijds belang Doordat u in een gezamenlijk ontwerp- en planproces inzicht krijgt in elkaars belangen, bereikt u eerder de acceptatie van uw plannen, ook als ze strijdig zijn met bepaalde deelbelangen. Dit blijkt uit meerdere projecten die inmiddels zijn afgerond. 7. Discussie op hoofdlijnen De Gebiedsontwikkelaar zorgt ervoor dat u op hoofdlijnen met elkaar in gesprek gaat. Het gesprek gaat niet langer over een vierkante meter groen meer of minder, maar over fasering, infrastructuur, vrij op naam prijzen, woningdichtheden, aantallen winkels of kantoren en parkeeroplossingen. Over StrateGis StrateGis is een innovatief bedrijf in Voorburg, dat zich richt op het versnellen en verduurzamen van gebieds- en vastgoedontwikkeling. StrateGis heeft een aantal onderscheidende diensten en softwareproducten ontwikkeld, met als rode draad integraal en interactief tekenen en rekenen. Contact StrateGis | Groep Herenstraat 122 2271 CL Voorburg 070-3874460 info@strategis.nl


Trend

te gaan halen. ‘We zijn bijna zo ver dat RO-Online onze plannen uit de webdirectory kan ophalen. De volledige structuur is er. Alleen de firewall van onze leverancier gooit nog roet in het eten, maar dat is tijdelijk. De tekensoftware draait vlekkeloos,’ zegt Christine Baukema bij de gemeente belast met de juridische-bestuurlijke aspecten van de digitalisering. Maar, geeft ze toe, ook de leverancier van Zoetermeer moet zijn software op tijd van de 1.1-update hebben voorzien. Zekerheid heeft ze niet, ‘maar dat is in deze wereld al jaren zo.’ Toch verwacht Baukema geen onoverkomelijke problemen. ‘VROM zegt dat het aantal wijzigingen beperkt is. Al moeten we dat nog zien.’ Bronckhorst in de Gelderse Achterhoek gaat begin juni

‘Wij zien geen onoverkomelijke vertraging ontstaan ‘ontstaan’’ proefdraaien. ‘Dan zal blijken of wij erin geslaagd zijn het proces met succes te implementeren,’ zegt Patric Roes van de gemeente. Het omzetten naar versie 1.1 brengt tijd, geld en frustratie met zich mee, erkent hij. ‘Als een plan in opdracht van een initiatiefnemer is opgesteld – bijvoorbeeld een bedrijf dat wil bouwen – die zelf ook de kosten draagt, is het moeilijk te verkopen dat hij moet betalen voor het omzetten omdat de overheid – RO-Online dus – de “oude” versie ineens niet meer accepteert. We zijn continu aan het bijstellen. De verschillen zijn weliswaar klein, maar als je plan niet goed is, word je wel van RO-Online gegooid.’

Interactie Er zijn nog meer problemen. Voor overheden geldt een visualiseringsplicht. Als bronhouder moeten ze hun plannen ‘verbeelden’ op een voor de burger toegankelijke website. Daarvoor is een webviewer nodig die een koppeling kan leggen met de onderliggende voorschriften (‘regels’ in nWro-jargon). ‘Het merendeel van gemeenten beschikt daar niet over,’ weet Koedam van Arnhem. ‘Wel heeft een aantal gemeenten een kaartviewer, sommige zelfs een die interactie mogelijk maakt, maar die komen niet door de keuring.’ Arnhem heeft zelfs al sinds 2001 interactieve plankaarten op de website staan, maar die voldoen eveneens niet aan de eisen. Gemeenten kunnen het visualiseren aan RO-Online overlaten, maar ook hier geldt weer dat hun plannen dan IMRO 1.1-proof moeten zijn. Gemeenten willen echter niet uitsluitend via RO-Online werken, omdat de landelijke viewer geen digitale inspraak mogelijk maakt. Zelf een webviewer bouwen is geen optie meer, aldus Koedam. ‘Die is nooit op tijd af.’ Zoetermeer laat haar softwareleverancier echter een GIS-viewer bouwen. ‘Onze kaartviewers zijn al meer dan vijf jaar oud, in ICT-termen is dat antiek,’ zegt Baukema, ‘we hebben er gewoon een nodig.’ Of het software-instrument op tijd klaar is, merkt ze op, is minder belangrijk. ‘We kunnen immers via RO-Online publiceren.’ Ook digitale ‘waarmerking’ levert problemen op, signaleert Koedam. ‘Er is nog maar heel weinig ervaring mee opgedaan.’ Barelds in Woerden wijst met name op het tijdrovende karakter. ‘Je bent zo weken verder. Eerst moet je zelf naar 

Foto: Roel Dijkstra.

C hr i s t i ne B aukem a (Z o e ter me er) :‘ De te ke ns o f t wa re dra a i t vle k ke lo o s ’.

mei 2009 25


Leven in de delta

Veiligheid is een belangrijk onderwerp in Nederland. We moeten het hoofd bieden aan de dreiging van overstromingen vanuit zee en vanuit de rivieren. Veiligheidsvraagstukken pakken we op een integrale manier aan. Een uitgekiende combinatie van maatregelen geeft duurzamer, leefbaarder en vaak voordeliger oplossingen.

Veilig

Deltares biedt innovatieve oplossingen voor water- en ondergrondvraagstukken. Innovaties die nodig zijn om deltagebieden leefbaar te houden.

Duurzaam

Kennisinstituut Deltares staat voor een goede balans tussen advies en onderzoek, nationaal en internationaal. Met ruim 900 medewerkers zijn we actief in die gebieden waar de economische en bevolkingsdruk groot is en waar behoefte bestaat om de boven- en ondergrondse ruimte en hulpbronnen multifunctioneel en intensief te benutten

Leefbaar

www.deltares.nl | info@deltares.nl | 015 2858585 RO Magazine 180x270 jan2009.indd 1

19-1-2009 14:56:57


Trend

de notaris. Vervolgens moet je via erkende bedrijven een PKI-certificaat binnenhalen. Technisch stelde het allemaal niet zoveel voor, maar het was lastig het juiste certificaat te verkrijgen. Hier hoort een hele set afspraken bij die volledig op een keten van vertrouwen is gebaseerd. Als je de aanvraag verkeerd invult, mag je het certificaat niet voor dit doel gebruiken. Maar er is geen enkele persoon die hier direct op toeziet of software die je hier voor waarschuwt. Dit was een proces van vallen en opstaan waar gelukkig al wat kennis over aanwezig was bij onze afdeling ICT. We wisten dat we in

de goede richting zaten, maar waren toch nog blij verrast toen eindelijk het slotje groen werd. Helemaal zeker dat we nu goed zitten, zijn we dus nog niet. Met elke wijziging in de landelijke eisen of de validator en met elk nieuw bestemmingsplan kunnen weer nieuwe problemen opduiken.’ De consequenties zijn glashelder: plannen die niet aan IMRO-2008 voldoen, mogen na 1 juli niet in procedure worden gebracht. ‘Juli is nog wel een periode van vakantie. Maar in september moet alles wel van start kunnen gaan. En in de zomermaanden zijn ook de ambtenaren met 

Provincies ondergaan stille revolutie In het Zuid-Hollandse provinciehuis kunnen de planadviseurs over zo’n vijftig dubbele beeldschermen beschikken. De monitoren (elk 22 inch) staan als Siamese tweelingen aan elkaar geklonken. Projectleider digitale verplichtingen nWro Stijn de Keijzer laveert behendig met zijn muis van het ene naar het andere beeldscherm, links het provinciale document-informatiesysteem, rechts de plankaarten van RO-Online. Zuid-Holland heeft al een liveverbinding met de landelijke ‘plannensite’. In de interne ‘raadpleegomgeving’ laat De Keijzer zien wat er allemaal kan. Nu gaat het nog om een droogrepetitie met een bestemmingsplan van het landelijk gebied van de gemeente Lisse, maar op termijn kunnen alle plannen van de 76 Zuid-Hollandse gemeenten langs de provinciale kaartlagen worden gelegd. Gemeenten kunnen hun kennisgevingen mailen. ‘Vervolgens tappen we hun plannen af van RO-Online,’ zegt De Keijzer, ‘en worden ze zichtbaar in de raadpleegomgeving.’ Voor de eigen plannen – waaronder de dit najaar te verschijnen structuurvisie en verordening – ontwikkelt de provincie een internetportaal. Teamleider Kennisteam Ruimte en Wonen Jeroen van Vught droomt intussen van extra toepassingen, zoals een digitale tekentafel waarop onder meer het groen-blauwe raamwerk, de cultuurhistorische structuren en hoogtekaarten over elkaar gelegd kunnen worden. ‘Deze digitale rekentafel kunnen we gebruiken om met gemeenten en andere partijen het gesprek aan te gaan over gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.’ Het digitaliseringstraject is in Zuid-Holland vooral nog een kwestie van samenwerken en afstemmen, licht Van Vught toe. ‘De digitale werkwijze voor het Wro-instrumentarium moeten we nog beter in de smiezen krijgen. Wie is waar verantwoordelijk voor? Hoe verloopt het organisatorisch proces?’ De aanpak is projectmatig: groepjes medewerkers gaan na of alle wensen in de ICT-toepassingen terugkomen. ‘We zijn onze ICT-omgeving nog aan het opbouwen. Het komt er nu op aan de projectmatige aanpak te laten landen in een structurele oplossing. Dat is een proces van de lange adem.’ Gelderland heeft haar Wro-instrumenten inmiddels in

werkstroomschema’s verpakt. Verder is de provincie het voorontwerp inpassingsplan voor een ov-transferium in Heerde, onderdeel van de Veluwelijn, aan het digitaliseren. Binnenkort volgt een test op RO-Online. Ook de verordening die voor het najaar op stapel staat, wordt digitaal gemaakt. ‘Sec voldoen aan de wettelijke verplichtingen van de Wro is niet genoeg. Er moeten nadere afspraken komen,’ vertelt Annemijn Kramer van de provincie. ‘In de wet staat bijvoorbeeld niets over hoe je een digitale kennisgeving moet ontvangen. Kunnen gemeenten die mailen?’ Op de Gelderse provinciesite kunnen gemeenten via een elektronisch formulier melding maken van de publicatie op hun website van een (voor)ontwerp- of vastgesteld bestemmingsplan. Tot 1 juli, licht Kramer toe, haalt de provinciale archiefafdeling deze nieuwe bestemmingsplannen op – soms nog gewoon via cd-rom – en zet ze in het eigen documentinformatiesysteem. ‘Nu zijn het voornamelijk nog pdf’s.’ Na die datum worden nieuwe bestemmingsplannen automatisch opgehaald van de gemeentelijke webservers. ‘Wij vissen dus uit dezelfde bakjes van de gemeenten waar RO-Online ook elke nacht uit vist.’ In een voortoetsing, net als Zuid-Holland in een GIS-raadpleegomgeving, worden de plannen vervolgens geconfronteerd met de provinciale kaartlagen, zoals de EHS. ‘We halen de plannen niet bij RO-Online op. Ons systeem is van eerdere datum. De voortoetsing kan niet plaatsvinden met de webservices die RO-Online levert, want je kunt maar een deel van een plan bekijken. Vergelijken met het provinciale beleid is dan niet mogelijk.’ Op het provinciehuis in Arnhem, waar even­ eens vijftig dubbele beeldschermen staan opgesteld, is de digitale ‘maptable’ al een feit. Om een groot scherm in de vorm van een tafel kunnen circa tien man heen staan om een digitale kaart te bekijken. Deelnemers kunnen er zelf weer een ‘kaartlaag’ met aantekeningen of iets dergelijks overheen leggen en deze weer opslaan. ‘Ideaal om te discussiëren over een plan.’

mei 2009 27


Bent u klaar voor het digitale planproces? Dezta Software

• PlanpROces pdigitale aspecten Wro + beheer • Plan Monitor pbeheersing van planprocedure • Dezta Plan popstellen en beheren van planteksten

Dezta Advies • • • • •

Implementatiebegeleiding Wro Projectleiding Handboeken en modellen Inrichting digitaal planbeheer Werkprocesbeschrijvingen Wro

Dezta BV Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG ARNHEM

Dezta Opleidingen • • • •

telefoon 026 – 35 23 122 e-mail info@dezta.nl internet www.dezta.nl

Introductiecursus digitale plannen Digitale plannen maken volgens SVBP Cursus DURP coördinatie Cursus uitbesteden en controleren van digitale plannen

De zekerh complete eid van een Wro oplos sing www.Plan pROces.RO


Trend

vakantie.’ Koedam speculeert over mogelijk vergaande gevolgen: ‘Ik stel me zo voor dat er afspraken met projectontwikkelaars zijn die dan met schadeclaims zullen komen.’ VROM laat in een reactie weten dat het ministerie nog geen signalen heeft teruggekregen uit het veld dat de nieuwe IMRO-standaarden niet goed zouden zijn te implementeren in software en werkprocessen. ‘Wij zien geen onoverkomelijke vertraging ontstaan,’ aldus een woordvoerder. Uitstel van de digitaliseringsplicht is in elk geval niet aan de orde. ‘Vooralsnog gaan we ervan uit dat het leeuwendeel van de gemeenten per 1 juli in staat is aan de wettelijke vereisten te voldoen.’ Drie weken later is alles anders. De derde monitor wijst uit dat hooguit zestig procent van de gemeenten ‘voldoende is voorbereid’. Samen met IPO en VNG besluit

het ministerie dan ook de inwerkingtreding van de digitale Wro-paragraaf met een half jaar uit te stellen tot januari 2010. De drie achten de risico’s te groot, ‘wanneer er grotere of kleinere fouten in de digitale processen zouden optreden’. Volgens Koedam blijft desondanks voor gemeenten de pragmatische weg geboden. Voor het opstellen van handboeken om de werkprocessen in te richten, is het voor veel gemeenten te laat. ‘Organiseer de software, stel een klein comité van specialisten samen, vga bestemmingsplannen maken en ga snel oefenen in het digitaal publiceren.’ ÏÏPieter van den Brand

LocatiePlanner biedt strategische informatie op kavelniveau

De digitalisering van de ruimtelijke plannen bij gemeenten mag dan niet overal even snel gaan, de informatie die inmiddels digitaal beschikbaar is ten behoeve van planprocessen breidt zich gestaag uit. Wat begon met een opdracht van de wooncorporatie Habeko Wonen in Rijnwoud, is inmiddels uitgegroeid tot serious business. Habeko wilde inzicht hebben in de grondposities op een aantal voor woningbouw interessante locaties in de Oude Rijnzone. Stratoplan vergaarde de nodige informatie bij onder meer het Kadaster, de gemeenten, de provincie en verwerkte deze in een software-applicatie. Daarmee was de Locatieplanner geboren.

‘We zijn uitgegaan van de noodzakelijke informatie waar je als acquisitiemanager of projectontwikkelaar over wilt beschikken om strategisch grond te verwerven’, legt directeur Ludo Goudkuil van Stratoplan uit. ‘Met onze applicatie is die direct en gemakkelijk opvraagbaar. Je hebt er geen specifieke kennis van geo-informatica voor nodig’. Verschillende ontwikkelaars, woningcorporaties en ook projectmanagementbureaus maken inmiddels gebruik van de LocatiePlanner. In samenspraak met de opdrachtgever zoekt Stratoplan de nodige informatie en houdt deze actueel. Ludo Goudkuil: ‘Maandelijks verwerken wij geautomatiseerd de kadastermutaties. Indien er nieuwe plannen voorhanden zijn, kunnen we deze toevoegen als kaartlaag.’ Hij laat weten dat de tweede versie van de applicatie momenteel in ontwikkeling is, op basis van input die de gebruikers aanleveren en met extra functionaliteiten. De lo c at ie P l a n ne r i s s p e c i f ie k ont w i k ke ld vo or pa r t i j e n d ie b e ho e f te hebb e n a an he t ve r k r i j ge n e n ho ude n va n s t rate g i s ch i n z icht i n g rond p o s i t ie s .

Foto: Coos Dam.

Simpeler kan het eigenlijk niet; met een druk op de knop via het beeldscherm inzicht krijgen in de grondposities, bebouwingscontouren, het vigerende bestemmingsplan. Dankzij de LocatiePlanner is de cruciale informatie, die nodig is voor locatie-men gebiedsontwikkeling, binnen handbereik.

mei 2009 29


Advertorial

Praktische ervaringen met de Wro

‘Gebundelde kennis, gemakkelijk ontsloten’

mei 2009 30


Doetinchem barst van de ambitie. Deze kerngemeente van de Gelderse Achterhoek profileert zich als vitale en groene leefstad, waar het aangenaam leven en uitgaan is. Op verschillende plaatsen bij het stadshart zijn bouwprojecten in ontwikkeling conform het Masterplan Schil. Meest in het oog springt de nieuwbouw van Schouwburg Amphion op het voormalige Connexxion-terrein. Dit prachtige, eigentijdse gebouw dat volgend jaar de deuren opent, is een parel in de herontwikkeling van de schil rond het centrumgebied. Verder maken daar onder meer de bouw van 200 woningen, een ruime parkeergarage en de uitgave van een veertigtal vrije kavels op het terrein van de voormalige veemarkt deel van uit. Aan de oostelijke rand van de binnenstad is gestart met het plan ‘Vijverberg-Zuid’.

O

nlosmakelijk verbonden met dergelijke ruimtelijke ontwikkelingen is de worsteling met een veelheid aan informatie, rijp en groen, over de toepassing van de nieuwe Wro. Met het abonnement op de kennisbank Ruimtelijke Ordening hebben de medewerkers ro, grondzaken en wonen en bedrijven alle nodige informatie bij de hand. ‘Heel praktisch’, noemt juridisch beleidsadviseur Edwin Ketels de kennisbank. ‘Je hebt alles bij elkaar op de plek waar je het verwacht.’ Veranderingen in de wetgeving, nieuwe instrumenten, een andere wijze van werken; behalve dat er kennis moest worden vergaard, was het belangrijk om de gemeentelijke organisatie

L o uk Derk s en en E dw i n K e tels op he t b o uw r i jp gem a a k te ter re in van de w i jk V i j verb er g-Zuid.

voor te bereiden, legt Louk Dercksen uit. Hij is senior jurist bij het team Grondzaken. ‘Met de regelgeving over de grondexploitatie komen de privaat- en publiekrechtelijke elementen bij ontwikkeling en beheer van projectlocaties integraal aan de orde. Dat vraagt om afstemming vanaf het begin.’ ‘Hetzelfde geldt voor vergunningen’, vult Edwin Ketels aan. Hij doelt op de coördinatieregeling Wro. ‘In een eerste pilot gaan we de procedures zó stroomlijnen dat het voor de burger veel duidelijker, maar ook voor ons zelf zuiverder en efficiënter werkt. Doel is dat er pas een kapvergunning wordt verleend als het honderd procent zeker is dat de bouwvergunning er komt.’ Veranderingen in de organisatie en de werkprocessen komen niet vanzelf. Ketels en Dercksen hebben begin 2008 intern enkele bijeenkomsten georganiseerd voor collega’s die te maken zouden krijgen met de Wro en de Grondexploitatiewet. Ook zijn er met de hulp van externe docenten cursus­ dagen geweest. ‘Het ging om veertig mensen, en ze kwamen allemaal. De honger naar informatie was erg groot’, weet Edwin Ketels te vertellen. De bestuurders werden bijgepraat over de gevolgen van de nieuwe wetgeving. Louk Dercksen: ‘Op het moment dat we aan het zoeken waren naar degelijke, actuele informatie over de wet en de toepassing ervan, hebben we ons gericht op de kennisbank.’ Hij noemt het een gebruiksvriendelijke manier om kennis en ervaringen binnen handbereik te hebben. ‘Vroeger had je daar de handboeken voor, nu deze digitale informatiebron.’ Bij ‘Wet- en regelgeving’ zit de mogelijkheid om notities toe te voegen. ‘Iedere andere collega kan dan zien wat je op gemeentelijk niveau hebt geregeld en wat belangrijke aandachtspunten zijn. Zo wordt de Kennisbank RO van Reed Business een soort gezamenlijk geheugen.’ ÏÏMarcel Bayer

mei 2009 31


Forum

Klimaat op de kaart Iedereen is het erover eens dat landgebruik duurzaam en klimaatbestendig moet zijn, maar hoe operationaliseer je dit in een ruimtelijk plan of een ruimtelijke visie? Deze vraag is vooral actueel voor provincies. Provincies spelen een hoofdrol in de strategische ruimtelijke planning en staan voor de lastige opgave in structuurvisies klimaateffecten nadrukkelijk mee te nemen. Het brede spectrum aan klimaateffecten laat zich niet zo eenvoudig op de kaart zetten. Toch is dit de inzet geweest bij de ontwikkeling van de klimaatscan voor Zuid-Holland: een nieuw instrument om de klimaatbestendigheid van een gebied in kaart te brengen.

I

n 2008 is op advies van de Deltacommissie de urgentie van klimaatadaptatie hoog op de ruimtelijke agenda gezet. Binnen de ruimtelijke ordening is klimaatadaptatie een relatief nieuw begrip. Vooral binnen deze beleidstak is het belangrijk de effecten van klimaatverandering hanteerbaar te maken om de schade te kunnen beperken en kansen te benutten. Provincies spelen, bijvoorbeeld bij het opstellen van structuurvisies, een sleutelrol in het ontwikkelen van adaptatiestrategieën.

Klimaatcocktail Door een stijgende zeespiegel en pieken in rivierwaterafvoer ontstaat er gevaar voor overstroming van primaire en regionale waterkeringen. Door een neerslagtekort in het voorjaar, ontwatering en verhoogde verdamping in combinatie met een opkomende zouttong, dreigt de beschikbaarheid van zoet water een probleem te worden. Ook neemt de kans op

mei 2009 32

wateroverlast door extreme buien toe. Deze klimaatcocktail speelt op veel plekken pas op de langere termijn en is om­ geven door onzekerheid. Daarnaast hangt de ernst van deze effecten sterk af van de locatie en het type grondgebruik. Geografische weergave is daarom een logische ingang om meer vat te krijgen op de klimaatopgave. Veel klimaatkennis is al in de vorm van kaartmateriaal aanwezig, maar deze is vaak sterk verspreid over wetenschappers, adviesbureaus en overheden. Het omzetten van de kennis van klimaatverandering in planvorming blijkt voor veel overheden een moeilijke taak. Er is behoefte aan instrumenten waarmee het containerbegrip ‘klimaat’ op een gestructureerde manier kan worden meegenomen in het planproces. Met behulp van verschillende kennisprogramma’s (Klimaat voor Ruimte, Kennis voor Klimaat) wordt momenteel een inhaalslag gemaakt om de vertaling van klimaatopgaven naar beleid


vorm te geven. Zo zijn klimaateffectschetsboeken gemaakt, worden Hotspot-studies uitgevoerd en zijn nieuwe instrumenten in ontwikkeling. Vanwege haar ligging krijgt Zuid-Holland als een van de eerste met de effecten van klimaatverandering te maken. Om inzicht te krijgen in de klimaatbestendigheid van het landgebruik in Zuid-Holland is, in opdracht van het Actieprogramma Klimaat en Ruimte, de ‘klimaatscan’ ontwikkeld.

Klimaatscan De klimaatscan kent twee doelen: ten eerste wordt gekeken naar de robuustheid van landgebruik voor klimaatverandering, daarnaast worden mogelijkheden verkend om de robuustheid te versterken door beleidsmaatregelen. Bij de klimaatscan staat de vraag centraal in hoeverre het bestaande of het toekomstige landgebruik goed kan blijven functioneren bij een veranderend klimaat. De scan confronteert de mate waarin het klimaateffect optreedt met de gevoeligheid van het type landgebruik voor dat effect. Om een inschatting te maken van de mate waarin een klimaateffect op kan treden, is telkens een extreem klimaatscenario als uitgangspunt gekozen. Per klimaateffect worden vervolgens de resultaten weergegeven in een provinciedekkende kaart met de robuustheid voor het landgebruik. Om de resultaten bruikbaar te maken als input voor de politieke discussie zijn de gedetailleerde resultaten van de analyse vertaald naar een iconenkaart. Hierdoor wordt in één oogopslag zichtbaar op welke locaties het landgebruik robuust of kwetsbaar is. Bij een kwetsbaar type landgebruik kan ingezet worden op innovatie of verandering van type landgebruik. Bij een robuust type landgebruik kan de strategie gericht zijn op het behoud of het benutten van kansen die klimaatverandering biedt, bijvoorbeeld door het toepassen van meervoudig landgebruik. Een handreiking hiervoor wordt geboden met de discussiekaart. De uiteindelijke keuze voor adaptatiemaatregelen hangt af van wenselijkheid en haalbaarheid vanuit maatschappelijk draagvlak en vanuit economisch en technisch opzicht. De hiervoor geschetste methodiek is onder andere uitgewerkt voor verzilting en watertekort (zie figuur 1). Op de kaarten komt duidelijk naar voren dat vooral veel agrarische en natuurfuncties het kwetsbaarst zijn voor verzilting en watertekort. In deze gebieden kan gedacht worden aan innovaties om bestaande functies te behouden. Hiervoor zijn gebiedsgerichte oplossingen noodzakelijk: op de Zuid-Hollandse eilanden zou men bijvoorbeeld over kunnen stappen op zoutbestendige landbouwvormen. De sterkte van de methodiek ligt in het integrale, transparante en flexibele karakter. Kaartinformatie die vaak al verspreid aanwezig is, wordt benut en geïntegreerd tot een betekenisvol beeld. Door de stapsgewijze opbouw van de scan is het eenvoudig te achterhalen waarom een type landgebruik kwetsbaar of robuust is.

Kaartbeeld als hulpmiddel De klimaatscan is een startpunt voor onderzoek en discussie, geen eindproduct. De kaartbeelden zijn niet statisch: de weging en het landgebruik kunnen eenvoudig worden aangepast, bovendien kan men andere klimaatscenario’s invoeren en toetsen op klimaatrobuustheid. Dit biedt mogelijkheden voor een klimaatscan op het voorgenomen ruimtelijk beleid in de regionale planvorming. Minstens zo waardevol als het kaartresultaat zelf, is het proces om tot dit resultaat te komen. Het brengt experts en beleidsmedewerkers uit verschillende disciplines bij elkaar en laat ze nadenken en discussiëren over de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast brengt het proces de gegevensbehoefte aan het licht. Recent is de ontwikkelde systematiek opgepakt door Kennis voor Klimaat en het Interprovinciaal Overleg (IPO), wat heeft geleid tot klimaatscans voor Drenthe en Gelderland. De klimaatscan geeft inzicht in het ‘waar’ van de opgave: de belangrijkste vraag is nu het ‘hoe’ verder. Logische vervolgstappen zijn nu het ontwikkelen en verbeteren van de kennis over adaptatiestrategieën, het toepassen van de scan in actuele beleidsstudies en als laatste het beschikbaar maken van de scan in bijvoorbeeld DURP. Hierdoor kan de provincie ondersteund worden in de ontwikkeling van een klimaatbestendige structuurvisie. ÏÏ Arjen Koekoek en Willem Loonen werken

bij Geodan Next ÏÏ Roos Berendsen en Martijn Gerritsen werken

bij Xplorelab, Provincie Zuid-Holland

F i g uur 1 : Vo or he t comple te ra p p or t over de k l i m a at s c a n: zie w w w.x plorel a b.nl .

mei 2009 33


Forum

Klimaatbestendige ruimtelijke ontwikkelingen in het Groene Hart

Met flexibel

peil

vaste grond onder de voeten Het Groene Hart met een klimaat zoals dat nu in de Po-vlakte heerst: gemiddeld tot 5 graden warmer, veel drogere zomers en meer neerslag in de winter. Als dit zogenaamde W+-scenario werkelijkheid wordt, is er op termijn niet voldoende water beschikbaar voor het doorspoelen en voor het handhaven van vaste peilen op alle plaatsen. Aldus blijkt uit een quick scan die de provincie Zuid-Holland met medewerking van de provincie Utrecht heeft laten uitvoeren naar de klimaatbestendigheid van het Groene Hart voor de komende honderd jaar.

H

et KNMI heeft in 2006 vier nieuwe klimaatscenario’s opgesteld. Het droogste en warmste W+-scenario heeft de volgende effecten. Als gevolg van langdurig lage, zomerse afvoeren op de Rijn, dringt zout water uit de zee via de rivieren verder het land binnen. Al binnen dertig jaar komen er regelmatig drogere zomers voor waarin de inlaat van zoet water bij Gouda niet meer mogelijk zal zijn naar delen van het Groene Hart. De neerslag neemt af en de verdamping neemt sterk toe. Binnen dertig jaar is in een erg droge zomer al sprake van een verdubbeling van de inlaatbehoefte. In de quick scan is aan­ genomen dat er in de toekomst niet meer water voor het Groene Hart beschikbaar komt. Het watertekort heeft gevolgen voor besluitvorming over de nationale waterverdeling. De hogere temperaturen en grotere neerslagtekorten leiden bij het huidige peilbeheer tot een dubbel zo snelle bodem­ daling in de veenweidegebieden. Daardoor neemt ook de interne belasting van het oppervlaktewater met nutriënten sterk toe. Door de hogere temperaturen worden ondiep oppervlaktewater, veenplassen en ondiepe sloten kwetsbaarder voor eutrofiëring en zuurstofloosheid. In warme zomers komen zeer hoge temperaturen voor, vooral in stedelijke gebieden, die kunnen leiden tot hittestress.

Droog toekomstbeeld Bij de huidige ontwikkelingen wordt nog maar beperkt rekening gehouden met de mogelijkheid van hogere temperaturen en minder beschikbaar water. Zo wordt bij de inrichting van natuurgebieden en nieuwbouwwijken uitgegaan van vaste peilen en een blijvende mogelijkheid van waterinlaat. Een klimaatbestendig Groene Hart vraagt echter om het differentiëren op peilen en op chloride (zie figuur 1).

mei 2009 34

In hoofdlijnen zijn daarbij de volgende strategieën te onderscheiden.

Vaste peilen De boezem behoudt een vast peil, inclusief de aanliggende boezemlanden. De historische steden zijn vaak aan het boezemstelsel gekoppeld en behouden daarmee ook een vast peil. Een vast peil is hier voorwaarde voor het waarborgen van de integriteit van de vele (venige) boezemkaden en het tegengaan van het verzakken van gebouwen en infrastructuur. Ook de grotere Natura 2000-gebieden behouden een vast peil en een zoete waterinlaat.

Dynamisch peilbeheer In het Groene Hart is de Groene Ruggengraat aangewezen, die bestaat uit bestaande natuurgebieden en een aaneenschakeling van uiteenlopende nieuwe natuurgebieden. Voor een robuuste invulling van de Groene Ruggengraat wordt bij de nieuwe onderdelen zo veel mogelijk uitgegaan van natuurdoeltypen met een flexibel peil. De Krimpenerwaard en Alblasserwaard krijgen een flexibel peil dat gemiddeld iets hoger is gelegen dan het huidige peil, bedoeld om bodem­ daling tegen te gaan, en tegelijk ook om de waterinlaatbehoefte te beperken. Ook in het centrale veenweidegebied wordt uitgegaan van flexibele peilen, mogelijk met meer nadruk op hoge peilen in het voorjaar. De resulterende zonering in gebiedsvreemd water hangt lokaal vooral af van de voorgestelde oostelijke verplaatsing van de inlaatpunten voor dit deel van het Groene Hart. In het oostelijke veenweidegebied ligt de nadruk op moerasontwikkeling, die wat betreft peil zo veel mogelijk meebeweegt met het grondwatersysteem van de Utrechtse Heuvelrug.

Zoet en zout De (delen van de) diepe droogmakerijen met een hoge zoutbelasting worden geïsoleerd en afgekoppeld van de boezem. Het brakke water uit deze afgekoppelde gebieden wordt rechtstreeks naar buiten geleid of (vooral in de wintermaanden) op de boezem gezet, dus op een moment dat dit minder kwaad kan voor landbouw en natuur. Dit betekent dat in enkele delen het oppervlaktewater veel brakker wordt en dat de aanwezige functies daarop moeten anticiperen. In de overige (delen van de) droogmakerijen wordt uitgegaan van flexibele peilen en een beperkte inlaat van zoet water.


F i g u u r 1 To e komstb e eld Gro ene Har t in 2100 bi j he t W + - s ce n a r io vo or k lim a at verande r ing.

W+ 2100 strategiekaart Strategie: vasthouden aan vaste peilen boezemstelsel Natura 2000 gebied woonlint met vast peil bebouwing strategie: dynamiek in het peilbeheer dynamisch peil met accent op moeras groene ruggengraat, dynamisch waar mogelijk beperkt dynamisch veenweide beperkt dynamisch veenweide : “waarden” strategie: zoet en zout scheiden in droogmakerij scheiden, zoutvracht < 2500 kg/ha/j droogmakerij afkoppelen, zoutvracht > 2500 kg/ha/j strategie: innoveren innovatieopgave t.a.v. kwantiteit, verzilting en kwaliteit groene ruggengraat (tracé voorloper) plassen begrenzing groene hart provinciegrens

Op tijd beginnen en innoveren Het westelijk deel van het Groene Hart ligt verhoudingsgewijs ver benedenstrooms van de aanvoer van zoet water. Watertekorten doen zich daarom het eerst in dit gebied voelen. Voor dit gebied is een samenhangende ontwikkeling nodig waarbij innovaties worden gezocht in de omgang met weinig water en de combinatie seizoenberging en stedenbouw. Functies minder afhankelijk maken van de aanvoer van zoet water is daarbij van belang.

Geleidelijke beleidswijzigingen Voor het klimaatbestendig maken van het Groene Hart is het niet altijd nodig om al op korte termijn te kiezen voor ingrijpende koerswijzigingen of kostbare technische maatregelen. Klimaatverandering voltrekt zich geleidelijk waardoor veel functies kunnen meebewegen. Voor de landbouw moet natuurlijk duidelijk zijn waarmee men

rekening moet houden binnen de afschrijvingstermijn van bedrijfseconomische investeringen (termijnen van 15 tot 20 twintig jaar). Bij het zoneren en inrichten van natuurgebieden is het de vraag of de gevraagde abiotische condities op langere termijn gewaarborgd kunnen blijven. Rekening houden met mogelijk grotere peilschommelingen ligt voor de hand, terwijl dat voor de landbouw, buiten de veenweidegebieden, de komende jaren nog niet nodig is. Seizoenberging is op termijn bij W+ alleen effectief bij peilschommelingen van meer dan één meter. Ook bij de planning van nieuwe stedelijke gebieden is het verstandig te anticiperen op grotere peilschomme­ lingen. ÏÏ Jasper Fiselier (DHV), Remko Rosenboom (DHV)

Lodewijk van Nieuwenhuijzen (H+N+S), Hans Heupink (Provincie Zuid-Holland)

mei 2009 35


Vacaturepagina

bruggenbouwer

Solo naar de top of gezamenlijk een topprestatie leveren? Bij de gemeente Zwolle zoeken we mensen die in verbinding staan met zichzelf en zich willen verbinden met collega’s en iedereen in de stad. Openstaan voor ideeën, luisteren, overtuigd worden, bevlogen raken, hun nek durven uitsteken en inspireren door een aanstekelijk enthousiasme. Het thema ‘verbinden’ staat ook centraal in de ‘week van de verbinding’. Het college van B&W trekt, op uitnodiging van inwoners, een week lang de stad in om Zwolse initiatieven te zien en er meer over te horen. Wil je als bruggenbouwer samen met je collega’s de stad maken? Kijk dan op www.werkenbijzwolle.nl.

Kijk voor meer informatie op

www.werkenbijzwolle.nl 09040120ZWO_RO_180X270_v2.indd 1

Junior Stedenbouwkundig ontwerper 36 uur Die zelf de pen voert en de regie houdt

Als ontwerper bij het Atelier, het ontwerpbureau van de gemeente, ontwerp je nog zelf. Samen met je collega’s, inwoners en bedrijven bouw je aan ambitieuze projecten in onze stad. HBO werk- en denkniveau. Salaris minimaal € 2.079,- en maximaal € 3.418,- bruto per maand bij 36 uur per week. Bel voor meer informatie Jan Kees Wiemer, 038 498 25 39 of Henk Snel, 038 498 26 36. Solliciteer en stuur je brief en cv vóór 8 juni 2009 aan Sandra Lenderink, hoofd afdeling Personeelsbeheer en Advies, postbus 10007, 8000 GA Zwolle. E-mailen kan ook naar sollicitatie@zwolle.nl. Acquisitie wordt niet op prijs gesteld.

Zwolle heeft als enige gemeente in Nederland het certificaat Investor in People.

27-04-2009 10:31:19


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Milieueffectrapportage bij structuurvisies

‘Ontwerpers en milieukundigen verenigt u’ Sinds 1 juli 2008 verplicht de nieuwe Wet ruimtelijke ordening alle overheden (rijk, provincies, gemeenten) tot het opstellen van Structuurvisies voor hun grondgebied. Deze Structuurvisies moeten ‘de hoofdpunten bevatten voor het voorgenomen te voeren ruimtelijk beleid’. Dit kan door een allesomvattende structuurvisie vast te stellen maar ook door het vaststellen van meerdere aparte structuurvisies.

doortrekken van het huidige beleid. De provincie Overijssel heeft gekozen voor deze aanpak in het bijbehorende planMER. 3. Aangeven wat per deelgebied de grote opgaven zijn en de milieu­ gevolgen daarvan in beeld brengen. Dat is de hoofdlijn van het milieu­ effectrapport dat de provincie Groningen heeft opgesteld bij het nieuwe Omgevingsplan.

Wanneer overheden in hun Structuurvisie kaderstellende besluiten opnemen voor ontwikkelingen die in de toekomst m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn, dan moet er voor de Structuur­ visie een plan-m.e.r.-procedure (milieu­effectrapportage voor plannen) worden doorlopen. M.e.r. is het meest zinvol, wanneer deze goed is ingebed in het voorbereidingsproces van het plan. Het is daarom van groot belang vroegtijdig in het planproces een beeld te vormen van de plan-m.e.r.-plicht, het doel en de wijze waarop deze met meerwaarde aan het planproces kan worden gekoppeld.

Omdat Structuurvisies het beleid op hoofdlijnen aangeven, is de inhoud van het milieueffectrapport veelal ook op hoofdlijnen en meer kwalitatief van aard. De analyse en beoordeling van de alternatieven is vooral een gemotiveerd deskundigenoordeel op basis van goed kaartmateriaal, zonder uitgebreide berekeningen. Dat brengt de milieudeskundigen en ontwerpers meer dan in het verleden op één lijn.

Uit de praktijk Uit de nog jonge praktijkervaring met structuurvisies blijkt dat m.e.r. op verschillende manieren een toegevoegde waarde kan leveren. 1. Vergelijken en toetsen van één of meerdere visies op de toekomst van het gebied aan de hand van een beoordelingskader voor milieu of duurzaamheid. Dit is toegepast bij de Structuurvisie voor Randstad 2040. 2. Nagaan of het voorgenomen beleid, zoals dat in de Structuurvisie komt te staan, duurzamer is dan het

Wat kunt u nu met plan-m.e.r.? Bij de voorbereiding van de Struc­ tuurvisie moeten (milieu)onderzoek, ontwerp, inspraak en bestuurlijke processen op een intelligente en creatieve manier samenkomen. M.e.r. kan hierbij een katalyserende en structurerende rol krijgen. De sectie m.e.r. van de VVM organiseert dit jaar bijeenkomsten waarin o.a. aandacht wordt besteed aan de meerwaarde van m.e.r. in ruimtelijke processen en aan de komende modernisering van de m.e.r.-regelgeving. ÏÏVVM Sectie m.e.r. ÏÏcontactpersoon: Ruud Krijnen

VVM Agenda Rekenen en tekenen bij duurzame gebiedsontwikkeling donderdag 14 mei (13.30-17.30) Domstad, Utrecht Bodem in Beweging, Vorm in Verandering vrijdag 15 mei (13.00-17.30) SenterNovem, Utrecht Praktijkdiscussie over het sluiten van kringlopen in de automobielsector woensdag 10 juni (13.30-17.30) Nationale Milieudag 2009: "Makkelijk Milieu" vrijdag 12 juni (9.00-17.00) Provinciehuis Zuid-Holland, Den Haag Gezondheid, Milieu en Leef­ omgeving: Waar investeren we in? vrijdag 19 juni (13.00-17.00) Aristo, Utrecht Fifth International Symposium on Non-CO2 Greenhouse Gases (NCGG-5) Science, Reduction Policy and Implementation 30 juli t/m 3 juli Wageningen, Zie www.ncgg5.org Nationaal Energiedebat donderdag 17 september VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1, Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch, Tel. 073-621 59 85, Fax 073-621 69 85, E-mail bureau@vvm.info, Website www.vvm.info

mei 2009 37


Opgepikt en toegepast

Uitgelicht Op de Spiegeldag 090909 wordt de state-of-the-art van gebiedsontwikkeling gepres­enteerd. Vanuit verschillende invalshoeken (praktijk, wetenschap en beleid), met een brede insteek (publiek en privaat) en ‘voor elk wat wils’. Luisteren naar lezingen, kennis delen met koplopers, werken in werksessies, reflecteren met wetenschappers, ontdekken met onderwijs en beleven tijdens excursies.

Continuïteit

‘De grootste uitdaging de komende tijd is te voorkomen dat gebiedsontwikkelingen uiteen vallen in losse projecten en maar half afgemaakt worden’, meent Rein van Steeg (AM). Hij is een van de sprekers in het plenaire programma. Zorgen voor integraliteit en continuïteit dus. ‘Waar de oorsprong van de crisis een financiële achtergrond heeft, is de sleutel om deze uitdaging tegemoet te treden ook een financiële. Er zullen nieuwe financiële arrangementen bedacht moeten worden om gebiedsontwikkelingen verder te brengen.’ Daar bancaire financiering de komende tijd schaars en duur zal zijn, en projectontwikkelingsbedrijven een kortere polsstok hebben, zullen de PPS modellen die in de VINEX periode ontwikkeld zijn moeten worden aangepast. Van Steeg denkt aan het ontwikkelen van een bouwclaim (nieuwe stijl), ‘waarbij de overheid grondeigendom heeft of krijgt, maar de overige risico's op het terrein van grondexploitatie bij de markt legt. Ook is een joint venture denkbaar waarbij van overheidswege de financiering geleverd wordt en/of de grondeigendom ook aan die kant wordt gepositioneerd.’ De rijksoverheid doet zonder meer te weinig en investeert onvoldoende om de ambities om de Nota Ruimte waar te kunnen maken, stelt Rein van Steeg nadrukkelijk. ‘De extra ISV-middelen en het naar voren halen van BLS-gelden – beide in het kabinetspakket ter bestrijding van de crisis opgenomen – zijn een stap in de goede richting, maar onvoldoende. Opvallend is dat als het gaat om maatregelen om de huidige economische tegenwind te weerstaan, provincies en gemeenten veel meer initiatieven nemen. Denk aan de Rotterdamse erfpacht herintroductie of de fondsen die ontwikkeld worden in Brabant en Gelderland.’

mei 2009 38

WaalWeelde: van droom Een veilige en tegelijk mooie rivier met kansen voor de economie; dat is in de kern waar het project WaalWeelde voor staat. Betrokken overheden in het Gelderse werken aan een plan dat uitgaat vanuit de lokale en regionale visies voor het gebied. En daarbij kan en mag veel. Zo hebben een aantal Waalgemeenten van de minister toestemming om te experimenteren met buitendijks bouwen.

‘G

ebiedsontwikkeling pur sang’ noemt de Gelderse gedeputeerde Co Verdaas WaalWeelde. ‘De aanleiding was een sectorale opgave, namelijk een veilige rivier, maar door een gezamenlijke inzet van overheden, marktpartijen, bewoners en ondernemers krijgt het een andere, veel bredere, invulling. Het gaat nu om de vraag: hoe maken we van de Waal een mooie rivier, die natuurlijk ook veilig is. We combineren de maatregelen die nodig zijn tegen hoog water met het stimuleren van de ontwikkeling van natuur, economie en recreatie.’ Ontevredenheid met de manier waarop de uitvoering van Ruimte voor de Rivier bij de Waal gestalte dreigde te krijgen, ligt aan de basis van WaalWeelde. Met verlaging van de kribben en dijkterugleggingen moest de capaciteit van rivier omhoog naar de benodigde piekafvoer van 16.000 m3. Een gemiste kans als het daarbij zou blijven, dachten een aantal bevlogen projectleiders, bestuurders, ondernemers en burgers. Samen met provincie, Radboud Universiteit Nijmegen en met steun van de programma’s Leven Met Water en Habiforum werken ze hun wensen en dromen uit voor een kwaliteitsvol riviergebied. Ab van Luin (Habiforum) is er vanaf het begin bij betrokken: ‘Het bijzondere van WaalWeelde is dat het perspectief volledig is gekanteld. Niet een verzameling van maatregelen voor verhoging van de watercapaciteit, maar de inrichting van een duurzaam rivierenland dat ook hoge waterafvoeren kan accomoderen, is uitgangspunt geworden. Dat betekent dat je met je plannenmakerij rekening moet houden met je buurgemeenten, ook die aan de overkant van de rivier. En dat is niet vanzelfsprekend. Er wordt daarom gewerkt in zogenaamde projectenveloppen, een samenhangend pakket van maatregelen die waarde toevoegt aan het gebied’.


Op alle niveaus is WaalWeelde een integraal project. Zo zijn er wethoudersbijeenkomsten om de verantwoordelijke bestuurders initiatieven te laten delen en samen te laten werken om tot een gedragen besluit te komen. Per deelproject werken gemeenten, provincie, Rijkswaterstaat met sterke inbreng van bewoners en ondernemers en marktpartijen de plannen uit. Zo is er voor het buitendijkse Heuffterrein van de voormalige steenfabriek in Vuren, gemeente Lingewaal, een gebiedsverkenning gestart. ‘Dat gebied dat al jaren braak ligt, heeft veel potentie, maar de besluitvorming verkeerde al jaren in een impasse’, memoreert Ab van Luin. Hij heeft meegeholpen om de besluitvorming erover in de gemeenteraad op gang te brengen. Die heeft zich inmiddels uitgesproken voor een combinatie van waterberging, natuurontwikkeling, recreatie en wat woningbouw. ‘Een volledige herontwikkeling van het gebied dus.’ Omdat alle projecten met elkaar samenhangen en een ingreep in de ene uiterwaard effect heeft op het gebied stroomafwaarts kwam er vorig jaar de roep om ‘regie’. Gedeputeerde Co Verdaas heeft de handschoen met volle overtuiging opgenomen. ‘Als provincie brengen we de vijftien Waalgemeenten samen en stemmen we rivier- en natuur­ opgaven af met lokale knelpunten en wensen. Ik ben de

Foto: Edwin van Uum.

naar realiteit

ambassadeur, geef richting waar nodig en zet mijn netwerk in. Toch is het succes van WaalWeelde het succes van alle betrokkenen zelf. Iedereen die er kennis van neemt, tot de kroonprins en de heer Veerman aan toe, raakt enthousiast.’ Volgens Verdaas is het project crisisproof, juist omdat er hoe dan ook ‘Veerman-geld’ komt; 1 miljard per jaar vanaf 2020 ‘We kunnen met sommige projecten binnen WaalWeelde eerder aan de slag, maar tegen de tijd dat het geld er is, hebben wij ons huiswerk in ieder geval gedaan. Voor de ondernemers in het gebied kan op het oog ‘dood kapitaal’ door WaalWeelde mogelijk alsnog weer opbrengsten gaan genereren.’ Voor meer informatie: www.waalweelde.nl

Roel van Gerwen.

‘De besluitvorming verkeerde al jaren in een impasse’

mei 2009 39


Praktijk

Design & Construct zet opdrachtgever en –nemer continu op scherp

Zellingwijk,

giftig verleden afgeschud

De Zellingwijk in Gouderak, gelegen aan de Hollandsche IJssel, heeft een roerige geschiedenis. Vanaf 1955 een van de meest vervuilde locaties van Nederland. Van 1960 tot 1985 een mooie woonwijk, waar het echter steeds meer ging broeien. Vanaf de ontruiming in 1985 traumatisch voor de ex­bewoners en de lokale bevolking. Nu dan eindelijk schoon. En, als het aan het Project Hollandsche IJssel en de Stichting Herontwikkeling Zellingwijk ligt, straks een stuk mooier. Het Project Hollandsche IJssel en de Zellingwijk De Hollandsche IJssel is al tientallen jaren een van de meest vervuilde rivieren van Nederland als men midden jaren negentig van de vorige eeuw tot het inzicht komt dat sanering en herinrichting van rivier en oevers dringend gewenst zijn. Beleidsmakers kiezen voor een integrale aanpak, een voor die tijd unieke gedachte. Vooruitlopend op later vastgesteld landelijk beleid, wordt eerst bepaald wat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling is voor het gebied en de deellocaties, vervolgens wordt gekeken welke saneringsmaatregelen bij de gewenste inrichting genomen moeten worden. Eind jaren negentig is een en ander bestuurlijk en inhoudelijk uitgekristalliseerd. Het initiatief resulteert in

mei 2009 40

het Project Hollandsche IJssel, waarbinnenelf overheden samenwerken met bedrijven, bewoners en adviseurs. De Stuurgroep Hollandsche IJssel tekent in 1999 het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel 1999-2010. Het project bestrijkt dus ruim tien jaar, waarin 45 zellingen en vervuilde oevers langs de Hollandsche IJssel worden gesaneerd en heringericht. De waterbodem zal worden schoongemaakt en bronlocaties aangepakt. De Zellingwijk te Gouderak is een van de deelprojecten.

Een integrale aanpak via Design & Construct In 1998 selecteert de provincie Zuid-Holland de Zellingwijk voor een experiment met de zogenaamde ‘actieve grond­ politiek’: bodemsanering en projectontwikkeling worden geïntegreerd aanbesteed en uitgevoerd. Dit betekent dat één aannemer of aannemerscombinatie het totale project Zellingwijk gaat uitvoeren. In de periode 2000-2001 worden door het Project Hollandsche IJssel plannen ontwikkeld voor de sanering en herinrichting van de Zellingwijk, inclusief de inrichting van een (passanten)haven en een natuurgebied. Het woningbouwplan omvat 49 koop­ woningen en 23 huurappartementen. Gezien de omvang van het project, de opdrachtgeversrol bij aanbesteding en gunning, de complexe eigendomssituatie

Foto: Heijmans Vastgoed.


A ns icht k a a r t gestuurd do or de dor p sb e woners a a n mi ni ster W i ns emi u s va n M i l ie u ( 1 9 8 5 ) .

Foto: Beeldarchief SHZ

Historische achtergrond van de Zellingwijk, 1955 -1992 Midden jaren vijftig van de twintigste eeuw wordt besloten de zellingen, bij laagwater droogvallende buitendijkse delen van de rivierbodem, langs de Hollandsche IJssel op te hogen met bouw- en sloopafval uit de regio Rotterdam. Dit om de zellingen geschikt te maken voor de bouw van woningen en bedrijven. Voor het ophogen van de zelling in Gouderak, de latere Zellingwijk, wordt ook chemisch afval uit de Botlek gebruikt, vooral in de vorm van insecticiden en oliehoudend afval. Maar er worden ook restpartijen bananen gedumpt, tot plezier van de lokale bevolking. Vanaf het begin is er veel stankoverlast voor de inwoners van Gouderak. Bellen smurrie barsten geregeld open. Een verstikkende damp trekt dan door het dorp en er vallen gaten in het wasgoed. In de Hollandsche IJssel zelf is het ook goed mis. Het Hoogheemraadschap Rijnland meldt in het Jaarverslag 1959: ‘(…) de plaats van de besmetting [met insecticiden] moet worden gezocht langs de Hollandsche IJssel, met name de vuilstort bij Gouderak.’ De signalen dat er sprake is van een ernstige vervuiling van de – inmiddels met een kleilaag afgedekte – Gouderakse zelling, beletten niet dat in 1960 de eerste paal wordt geslagen voor een nieuwe woonwijk: de Zellingwijk, die 96 woningen en enkele bedrijven omvat. Men woont er met veel plezier en het ‘giftige verleden’ verdwijnt naar de achtergrond. Tot aan ‘Lekkerkerk’ (1979). De aldaar onder een woonwijk geconstateerde ernstige verontreiniging leidt tot landelijke aandacht voor het fenomeen bodemverontreiniging. Ook ‘op Gouderak’, zoals de lokale bevolking het noemt, gaan de alarmbellen rinkelen. Een oriënterend onderzoek van de provincie Zuid-Holland, aangevuld met nader onderzoek door de Grontmij, toont onder de Zellingwijk een ernstige verontreiniging met organische verbindingen en bestrijdingsmiddelen aan (1981/1982). Uit een door het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid (RIV) uitgevoerd onderzoek blijkt dat de lucht in de kruipruimten onder de woningen verontreinigd is met drins. De noodzaak voor bodemsanering wordt duidelijk, zeker wanneer blijkt dat de stort ook negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het grondwater en het water van de Hollandsche IJssel. Zo vindt men in het diepere grondwater onder meer fenolen, olie, benzeen, pesticiden, tolueen, xylenen en PAK. Saneringsvarianten worden uitgewerkt en afgewogen. Hierbij worden ook maatschappelijke aspecten (stank, hinder, overlast, gezondheidsrisico’s) betrokken.

Inmiddels hebben de bewoners van de Zellingwijk zich verenigd in de Bewonersbelangenvereniging Bodemverontreiniging Gouderak (BBG, 1982). De BBG fungeert binnen de opgerichte projectgroep als gesprekspartner voor de diverse overheidsorganen en de adviseurs die zich over de Zellingwijk buigen, en ontpopt zich als een luis in de pels van de – in de ogen van de bewoners talmende – bestuurders. In juni 1984 beginnen slopers met de afbraak van woningen op de Zellingwijk. De voormalige bewoners zijn dan opnieuw gehuisvest in Gouderak, of hebben gekozen voor een woning elders. Projectleider Bart Huiskes van de provincie ZuidHolland wordt geciteerd in de Goudsche Courant: ‘Schoonmaak gaat zeker anderhalf jaar duren.’ Dat blijkt al snel veel te optimistisch ingeschat. De Zellingwijk wordt meer en meer een speelbal van wensen (BBG), technische mogelijkheden (adviesbureaus) en politieke wil (overheden). In mei 1985 lijkt de zaak in een stroomversnelling te komen: koningin Beatrix brengt een bezoek aan de Zellingwijk. De Gouderakse bevolking is blij met alle aandacht, maar al na enkele dagen blijkt er van een ‘stroomversnelling’ geen sprake. Minister Winsemius weigert zich te committeren aan de ingediende plannen. De ansichtkaarten met de tekst ‘Wij worden steeds giftiger’, die Gouderakkers hem sturen, hebben daarop vooralsnog geen invloed. In juni 1985 gaat Winsemius echter wél akkoord met de tijdelijke maatregelen die door de projectgroep worden voorgesteld. Deze maatregelen worden de daaropvolgende jaren (1986-1992) gefaseerd uitgevoerd. De resterende bebouwing op de Zellingwijk wordt afgebroken. Een zone aan de rand van de locatie, langs de Achterweg, wordt afgegraven. In afwachting van een definitieve oplossing wordt de Zellingwijk geïsoleerd door het aanbrengen van een damwand langs de Achterweg, van een gesloten asfaltverharding op de locatie en van een asfalttalud langs de Hollandsche IJssel. De woningen aan de Dorpsstraat waarvan de tuinen grenzen aan de Achterweg, worden wegens onherstelbare schade aangekocht en gesloopt. Aansluitend worden in 1992 nieuwe woningen gebouwd aan de Dorpsstraat. Daarna is het wachten op de definitieve plannen.

mei 2009 41




Praktijk

Samenwerking bij

­ erontwikkeling van duur h stukje Nederland Elk de eigen rol spelen. Meedenken, niet voor een ander denken. En rekening houden met emoties. Dat zijn een aantal lessen die de partijen in Zellingwijk hebben geleerd. Bewoners, overheden en aannemers­combinatie werken er samen bij de ­herontwikkeling van de na Lekkerkerk beroemdste gifwijk van Nederland. e sanering en herontwikkeling van Zellingwijk kennen een lange geschiedenis, van samenwerking en tegenslag. Gert Bouter van Bewonersbelangenvereniging Bodemverontreiniging Gouderak (BBG), in 1982 door de bewoners opgericht, vertelt over de hoog oplaaiende emoties van toen: ‘Er was heel veel onrust toen duidelijk werd dat de wijk ontruimd moest worden. We wisten niet hoe lang het zou duren, er was onduidelijkheid over de vergoeding, mensen zaten met onverkoopbare huizen.’ Bovendien had het grote weerslag op de dorpsgemeenschap, zegt hij: ‘Het ging om honderd gezinnen, op een dorp van 2700 inwoners. De gemeente bouwde nieuwe huizen voor zestig gezinnen, veertig moesten dus elders gaan wonen. Dat betekende dat scholen in het dorp leraren moesten ontslaan, dat middenstanders failliet gingen.’ Bewoners kregen van het ministerie van VROM te horen dat ze terug konden komen, maar wanneer was onduidelijk. Het zou lang duren: de vervuilde

op de Zellingwijk én de emoties die de Zellingwijk nog steeds losmaakt in Gouderak, richten de Provincie Zuid-Holland en de gemeente Ouderkerk in 2002 de Stichting Herontwikkeling Zellingwijk (SHZ) op, als onderdeel van het Project Hollandsche IJssel. De SHZ houdt zich, als opdrachtgevende partij, exclusief bezig met de aanbesteding, sanering en herontwikkeling van de Zellingwijk, daarin bijgestaan door adviseurs van Royal Haskoning, de gecontracteerde ‘backoffice’. Eind 2004 is de aanbestedingsprocedure afgerond. De betrokken overheden nemen het gunningsadvies van de SHZ en de Stuurgroep Hollandsche IJssel over, en op 17 februari 2005 wordt de winnende aannemerscombinatie gepresenteerd: de Combinatie Boskalis Heijmans Herontwikkeling Zellingwijk (CBHHZ). De CBHHZ krijgt de ‘gunning’ omdat zij de economisch meest voordelige aanbieding heeft, een aftreksom van de

grond bleef 25 jaar afgedekt voordat met sanering werd gestart. En de emoties bleven, tot op de dag van vandaag. Want nu er wordt begonnen met de ontwikkeling van woningbouw is het onduidelijk of de voormalige bewoners wel terug kunnen keren. Ze hebben het eerste recht van koop, maar er is vooralsnog weinig animo voor de koopwoningen omdat men bang is het oude huis niet kwijt te raken. De BBG heeft daarom een brief geschreven aan de minister van VROM, met het verzoek om een garantiestelling of ander soort vergoeding voor deze mensen, naar verwachting 25 huishoudens. Bouter: ‘VROM beloofde ons in de jaren tachtig van de vorige eeuw dat we konden terugkeren naar de wijk. We willen de minister aan die belofte houden.’

Vertraging verklaard Raymond Mangé, projectleider Hollandsche IJssel, legt uit waarom er zo lang niets met Zellingwijk gebeurde: ‘Veel

Foto: Beeldarchief SHZ

D

K oni ng i n B e atr i x o p b ez o e k i n e en no g nie t a fgebroken de e l van de we e k ( 1 9 8 5 )

mei 2009 42


meer locaties langs de Hollandsche IJssel bleken ernstig vervuild. De provincie wilde de sanering van deze plekken in samenhang aanpakken.’ Voor de 45 vervuilde locaties langs de rivier werd begin jaren negentig het project Hollandsche IJssel opgericht, een samenwerkingsverband van betrokken overheden. ‘De gewenste ruimtelijke ordening werd bekeken, daarna gingen we pas beslissen,’ zegt Mangé. ‘En wij maar vechten voor snelle besluitvorming,’ reageert Bouter. Uiteindelijk werd het Uitvoeringscontract Hollandsche IJssel gesloten en werd de Stichting Herontwikkeling Zellingwijk (SHZ) opgericht. Dat het project in samenwerking uitgevoerd moest worden, was toen al duidelijk: ‘Alle partijen werden vanuit hun eigen autonomie betrokken. Daarbij bleek het heel belangrijk dat iedereen in zijn eigen rol bleef, maar ook samenwerkte. Niet denken voor de ander, maar wel meedenken. Dat is in dit project gaan werken, dat durf ik wel te stellen,’ zegt Mangé.

Moeizame start Integraliteit is het sleutelwoord voor Zellingwijk, stelt Robbert Brandt, directeur van SHZ. Sanering en herontwikkeling worden door één aannemerscombinatie uitgevoerd. Risico’s werden uitgebreid geïnventariseerd en verdeeld en zelfs met welke partijen de aannemer moest samenwerken werd omschreven. Dat was nieuw voor de aannemerscombinatie die de aanbesteding won, Boskalis Heijmans, zegt projectdirecteur Marc Daan. Zo’n dertig vergunningen waren nodig, waarvoor de aannemer overleg voerde met het bevoegd gezag, zoals provincie en Rijkswaterstaat. ‘Dat verliep eerst stroef, omdat het ongebruikelijk is dat de aannemer meedenkt en vraagt de vergunningverlening zo veel mogelijk integraal te doen,’ zegt Daan. Achteraf gezien had hij zo’n drie maanden in het planproces willen inruimen

aanneemsom en de bij de beoordeling verdiende (fictieve) bonus. Deze fictieve bonus komt tot stand door het waar­ deren van de plannen voor de sanering, de woningen en de openbare ruimte, de openbare veiligheid en het energieverbruik van de woningen, de door de aannemer gemaakte risicoanalyse en de beoordeling van de plannen door betrokken overheden en bewoners. Vooral de risicocomponent weegt zwaar mee omdat de beoogde Raamovereenkomst tussen de SHZ en de CBHHZ een zogeheten ‘Design & Construct’-contract zal zijn. Hierin zijn uitgangspunten, doelstellingen, randvoorwaarden, mijlpalen en verantwoordelijkheden uitvoerig en helder vastgelegd, zo veel mogelijk in toetsbare eisen. Uitvoering van het werk en (tussentijdse) resultaten worden continu getoetst aan deze eisen. De door de SHZ gehanteerde risicobenadering, begin 2006 vastgelegd in het SHZ-risicodossier, is dus een belangrijk onderdeel van de toetsing van het werk van de aannemer. De in het

voor deze fase van elkaar leren kennen. De moeizame start leverde het project in de uitvoeringsfase overigens wel winst op. ‘De integraliteit die we uiteindelijk bij de vergunningverlening bereikten, konden we vasthouden bij de handhaving,’ zegt Daan.

Structuur voor samenwerking Bouter is te spreken over de samenwerking binnen het project, dat na jaren vechten heeft geleid tot de herontwikkeling van Zellingwijk. Alleen de relatie met de gemeente bleef lang moeizaam, zegt hij: ‘De gemeente zag ons als actiegroep en niet als gesprekspartner.’ Zo’n twee jaar geleden veranderde dat, zegt zowel Bouter als wethouder Klaas Dogterom van de gemeente Ouderkerk. Dogterom: ‘Toen zijn we echt gaan investeren in de relatie met de BBG, door het gesprek met ze aan te gaan.’ De oprichting van de SHZ speelde enkele jaren eerder al een belangrijke rol, stelt hij, omdat er toen een structuur ontstond waarin samenwerking mogelijk was. ‘De gemeente zit samen met de provincie in het bestuur van deze stichting, die veel contact heeft met de BBG.’ Waarom was het niet mogelijk om zonder structuur goed contact met de bewoners te hebben? Dogterom: ‘We zijn een kleine gemeente en er waren grote knelpunten in dit proces.’ De problematiek van Zellingwijk was te groot voor een kleine gemeente? ‘Ja, daar kunnen we wel eerlijk over zijn.’ Dogterom stelt dat de belangen van de bewoners bovendien niet altijd overeenkomen met de belangen van de gemeente, maar dat het gezamenlijke doel wel duidelijk is: de herontwikkeling van Zellingwijk. Zoals Mangé het afsluitend verwoordt: ‘Het blijkt heel belangrijk om in een project als dit op zijn tijd terug te halen waar je het allemaal voor doet.’ ÏÏMarieke Vos

risicodossier geïnventariseerde risico’s worden tijdens de uitvoering periodiek opnieuw gewogen (risicoanalyse), zodat het projectmanagement indien nodig kan worden bijgestuurd.

Een haperende start Met het tekenen van de Raamovereenkomst kan het (voorbereidende) werk beginnen. Oorspronkelijk is de planning om medio 2006 te starten met de landbodemsanering: het afgraven (tot een maximale diepte van acht meter) en afvoeren van circa 200.000 m3 verontreinigd materiaal van een drie hectare grote locatie. Begin 2008 zou begonnen kunnen worden met de natuurontwikkeling en de woningbouw. Het loopt echter anders. Er worden procedures gestart bij de Raad van State. Onder meer door een belangengroepering uit Sliedrecht, die protesteert tegen het bergen van het stortmateriaal op de stortplaats ‘Derde Merwedehaven’ in 

mei 2009 43


Praktijk

Dordrecht. Deze kwestie loopt hoog op. Alhoewel de ‘Derde Merwedehaven’ volledig geaccrediteerd is, werkt de gemeente Dordrecht uiteindelijk niet mee aan het storten. De SHZ en de CBHHZ zien zich gedwongen nieuwe verwerkers te zoeken en vinden deze in Afvalzorg (‘Nauerna’) en de VBM. Twee andere vertragende factoren zijn het verwerven van de vereiste vergunningen – zo’n veertig in getal, met de Wet milieubeheervergunning als belangrijkste – en de rol van de diverse handhavende instanties. De reeds bereikte resultaten, product van de efficiënte samenwerking tussen het Project Hollandsche IJssel, de SHZ en de aannemer, dreigen te verzanden in procedures, loketten en hokjes. De problemen worden uiteindelijk opgelost door intensief, resultaatgericht overleg, geïnitieerd door de SHZ en de CBHHZ.

Dan toch op stoom De grondsanering van de Zellingwijk start op 6 februari 2008, volgens plan af te ronden in de zomer van 2009. De sanering verloopt voorspoedig. Aanvankelijk is het plan te

nat stortmateriaal in de ontgravingsput bij te mengen met een toeslagstof, zodat er een stabiel ontgraaftalud ontstaat, maar dat plan kan in de kast. Het stortmateriaal is compacter van consistentie dan gedacht. Er wordt continu gemeten

De reeds bereikte resultaten ­dreigen te verzanden in procedures, loketten en hokjes op en rondom de locatie, mede gebaseerd op adviezen van de GGD Hollands Midden, zoals vastgelegd in een Omgevingsplan. De uitslagen van de metingen, die elke dag worden gepubliceerd op de website van de SHZ, laten zien dat wordt voldaan aan de normen van de maximaal toegestane emissies. De afvoer van het stortmateriaal gebeurt uitsluitend per schip omdat afvoer over de smalle dijk die Gouderak verbindt met de buitenwereld als té belastend voor de woonomgeving wordt beoordeeld. Overlast voor

Meer over aanbesteding en Design & Construct op de Zellingwijk De aanbestedingsprocedure voor de Zellingwijk was niet openbaar. Uit de acht aannemers(combinaties) die zich eind 2002 hadden aangemeld, werden er in juni 2003 vijf ge­ selecteerd om een aanbieding te mogen doen. Tijdens deze aanbestedingsprocedure was er voortdurend intensief bilateraal overleg tussen de SHZ en aanbieders. Een dergelijke ‘competitive dialogue’ was toentertijd nog zeer ongebruikelijk. Op basis van de gesprekken presenteerden de aanbieders een plan van aanpak, waarvoor een vergoeding werd betaald. Het streven van de SHZ was om aldus op een zo transparant mogelijke wijze een zo goed mogelijk ontwerp en prijs-kwaliteitverhouding te krijgen. De nadruk lag op de mogelijke risico’s en op de verdeling daarvan tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De aannemers werd gevraagd aan te bieden op basis van ‘Design & Construct’, waarbij duidelijk gemaakt moest worden hoe zij het totale project dachten uit te voeren: landbodem- en waterbodemsanering, infrastructuur en woningbouw, en natuurontwikkeling. ‘Design & Construct’ wil zeggen: de opdrachtnemer is verantwoordelijk voor zowel het ontwerp als de realisatie van het werk. Via externe kwaliteitsborging controleert de opdrachtgever of de vereiste prestaties worden geleverd. Afwijkingen moeten worden verantwoord en worden desgewenst gecorrigeerd. Aldus staan zowel opdrachtgever en opdrachtnemer continu op scherp. In de ogen van de SHZ is dit de meest efficiënte manier om met dergelijke grote ro-projecten om te gaan. In dit verband pleitte Hennes de

mei 2009 44

Ridder, hoogleraar methodisch en integraal ontwerpen aan de TU Delft, onlangs – in een interview in de Volkskrant van 28-2-2009 – nog maar eens voor een ‘integrale aanbieding’ van grote projecten. Dit naar aanleiding van de uit de hand lopende kosten van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Hij zei onder meer: ‘Laat de aannemers het maar verzinnen, want zij moeten het ook bouwen. (…) De verplichtingen en aansprakelijkheden zijn dan veel duidelijker.’ Een uitgangspunt dat inmiddels door steeds meer partijen wordt omarmd, waaronder Rijkswaterstaat. Terug naar de Zellingwijk. In het vierde kwartaal 2004 werden de vijf aanbiedingen beoordeeld in twee opeenvolgende, strikt gescheiden sessies: technisch-inhoudelijk en financieel. De technisch-inhoudelijke beoordeling hield ook in de beoordeling van de gedetailleerde risicoanalyse die de aannemer had moeten inleveren. Aan elk onderdeel van de aanbieding hing een waardering in punten, uiteindelijk vertaald in een ‘bonus’ in de vorm van een fictief geldbedrag. Na opening van de financiële stukken, die tot dan toe verzegeld in de kluis van een notaris hadden gelegen, werd deze bonus per aanbieding afgetrokken van de aanneemsom. Hieruit resulteerde de ‘economisch meest voordelige aanbieding’. Deze was van de Combinatie Boskalis Heijmans Herontwikkeling Zellingwijk (CBHHZ) en was twee keer zo laag als de ‘economisch minst voordelige aanbieding’. Op 17 februari 2005 werd de Raamovereenkomst tussen de SHZ en de CBHHZ ondertekend.


de omwonenden is er bij vlagen, vooral wat betreft lawaai en geur, maar dat leidt zelden tot ernstige klachten. Een halfjaar eerder dan gedacht, in februari 2009, wordt de grondsanering afgerond.

En nu… Eind april 2009 is de verkoop van de woningen gestart. Er komen veertig koopwoningen in twee U-blokken en negen luxe dijkwoningen. Daarnaast wordt een woontoren met 23 levensloopbestendige huurappartementen gebouwd. Ex-hoofdbewoners van de Zellingwijk hebben voorrang bij koop en huur, zoals ooit toegezegd door het ministerie van VROM. De verhuur van de appartementen, die vooralsnog eigendom blijven van de SHZ, zal gezien de reeds getoonde belangstelling geen enkel probleem opleveren, maar de verkoop van de 49 koopwoningen zal waarschijnlijk hinder ondervinden van de economische crisis. Zo hebben geïnteresseerde ex-hoofdbewoners al aangegeven bang te zijn hun huidige woning niet te kunnen verkopen. De Hollandsche IJssel is een ook door de pleziervaart drukbevaren rivier, onderdeel van de ‘staande mast-route’ tussen Zeeland en het noorden, en daarom is er voorzien in een passantenhaven. Rijkswaterstaat heeft echter een stokje gestoken voor de oorspronkelijke plannen omdat die de veiligheid van de scheepvaart in gevaar zouden brengen. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpener-

waard acht de dijk ter plekke niet stabiel genoeg. Even leek de passantenhaven van de baan, maar uiteindelijk is een nieuw ontwerp van de SHZ overgenomen door alle betrokken partijen. Een extra strook land van dertig bij zes meter zal de dijk ter plekke versterken. Er komt dan meer ruimte beschikbaar voor infrastructurele voorzieningen, en mogelijk kan een (kleiner dan geplande) passantenhaven parallel aan de rivier worden aangelegd.

Rijkswaterstaat heeft een stokje gestoken voor de oorspronkelijke plannen... Ook elders in en aan de Hollandsche IJssel wordt gesaneerd en herontwikkeld. Dit in het kader van het totaalplan van het Project Hollandsche IJssel. De Zellingwijk en andere (deel)projecten geven aan het motto van het Project Hollandsche IJssel, ‘Schoner, Mooier en Hollandscher’, een stevige en steeds zichtbaarder wordende invulling. ÏÏ Frans Dingemans, projectmedewerker Stichting

Herontwikkeling Zellingwijk Voor meer informatie over het Project Hollandsche IJssel en de Zellingwijk, zie www.schonermooier.nl en www.zellingwijk.nl.

De m aque tte van de nie uwe Z e l l i n g w i j k , a ange pa st i n m a a r t 2 0 0 9 . Je z ie t , va n vo or n a a r ac hte r, t u ss e n he t dor p G o ude ra k e n de Hol l and s c he IJ ss e l , de nie uwe w i j k i n d r ie de le n :

Maquette: Heijmans Vastgoed.

Twe e U -blok ke n me t e l k 2 0 ko o p won i n ge n , e e n tore n ( ‘ De Pa re l ’ ) me t 2 3 le ve n slo o pb e s te nd i ge h u u ra p pa r te me nte n e n ne ge n l u x ue u z e d i j k won i n ge n ( 4 x 2 + 1 ) . He t g ro e ne v l a k is n ie uwe n at u u ront w ik ke l ing. Tu ss e n wo ontore n e n g ro e n komt e e n pa ss a nte n have n vo or de re c re at ie va a r t .

mei 2009 45


Agenda

RO snippers

Cursus/studiedag

Aanbevolen lectuur Redactie: Robbert Coops (robbert.coops@hvrgroup.nl)

Nicis Stedendag Nicis Institute organiseert in samen­ werking met de gemeente Den Haag de jaarlijkse Nicis Stedendag met onder andere minimasterclasses onder leiding van vooraanstaande wetenschappers zoals Marco Zannoni over integraal veiligheidsbeleid of David Laws over effectief onderhandelen. Datum: 28 mei Plaats: Den Haag Informatie: De Nicis stedendag is bedoeld voor stedelijke bestuurders en professionals. Aanmelden is alleen mogelijk op persoonlijke uitnodiging. Valse start? Naar effectieve planvorming bij gebieds­ ontwikkeling Datum: 10 juni 2009 Plaats: Zonnestraal, Hilversum Informatie: Rostra, tel. 070 364 87 03, www.rostra.nl Masterclass ‘Een slimme stad is een lerende stad’ Waarom mislukt beleid zo vaak? De kennis om gedegen beleid te maken is beschikbaar maar wordt slecht benut. Op welke wijze kan binnen de gemeente succesvol kennismanagement worden georganiseerd? Datum: Datum: 11 en 25 juni Plaats: Den Haag Informatie: www.nicis.nl Actualiteiten woningmarkt Van crisis naar kansen! Congres met alle dilemma's én de ­oplossingsrichtingen. Datum: 24 juni Plaats: Hilton Royal Parc Soestduinen Informatie: www.vastgoed-instituut.nl/ woningmarkt Exploring Urban Futures 4th International Architecture Biennale Rotterdam. Onderzoek naar de stad van morgen Datum: 24 september 2009 tot 10 januari 2010 Plaats: Rotterdam Informatie: www.iabr.nl, tel 010 2060033

mei 2009 46

Inspiratie voor Cradle to Cradle Cradle to Cradle is een breed begrip, sommigen

Is dat gelukt? Het boekje begint met een voorwoord van Michael Braungart, een van de grondleggers van Cradle to Cradle, en omschrijft

noemen het

daarna heel beknopt wat het begrip inhoudt. Voor

zelfs een

wie verder wil staat achterin een overzicht van

hype. Wat

adviesbureau’s en andere organisaties die zich in

het precies

Nederland met Cradle to Cradle bezighouden. De

betekent

vijftien voorbeelden, in de vorm van interviews

is vaak

met mensen uit de betreffende organisaties, zijn

onduidelijk.

een mooie mix van branches en producten. Zo

Marieke van

vertellen afvalverwerker Van Gansewinkel, Ro &

der Werf,

Ad Architecten en chemieconcern DSM hoe zij

auteur van

Cradle to Cradle (gaan) toepassen. Inspirerend

Cradle to

zijn de korte hoofdstukjes zeker. Erg diep op de

Cradle in

inhoud gaan ze niet, maar dat kan ook niet bij

bedrijf, heeft

een boekje van deze omvang. Jammer is wel dat

vijftien

er geen index is, zodat niet op organisatie gezocht

voorbeelden van de toepassing van Cradle to

kan worden. Er moet gebladerd worden, maar dat

Cradle in Nederland vastgelegd in een handzaam

is in dit mooi vormgegeven boekje geen straf.

boekje. Volgens Van der Werf, manager van het landelijk programma natuur- en milieueducatie,

M arieke van der W erf: Cradle to C radle in

dienen de voorbeelden ter inspiratie. Ook wil ze

bedrijf , 18 0 blz ., uitgeverij S criptum .

hiermee praktische informatie geven.

MV

Rommers Vriesman, partner BMC Met ingang van 1 maart 2009 vervult ir. C.J. (Kees) Vriesman de functie van partner bij BMC Advies en ­Management. Bij BMC zal de heer Vriesman zich gaan richten op de verdere ontwikkeling van de dienstverlening op het gebied van gebiedsontwikkeling en vastgoed in de publieke sector. Ir. Vriesman was tot voor kort voorzitter van de commissie Ruimtelijke Ontwikkeling Luchthavens en directeur van het Programma ‘Stad-Land in de Randstad’/ G4P3. Daarvoor was hij algemeen directeur Staatsbosbeheer en directeur-generaal Ruimtelijke Ordening bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Jaap de Koning: nieuw hoofd Witteveen+BosPer 1 april 2009 is drs. ing. J. (Jaap) de Koning benoemd tot hoofd van de Witteveen+Bosvestiging in Almere. Hij volgt daarmee ing. G. (Gerrit) Kregting op, die zich volledig gaat richten op het vakgebied Stedelijke ontwikkeling. Jaap de Koning is ruim 12 jaar werkzaam bij Witteveen+Bos. Hij heeft een ruime ervaring op het gebied van projectmanagement en advisering over aanbesteden en contractvormen, zowel in de utiliteits­ bouw als de Grond- Weg en Waterbouw. Naast zijn rol als vestigingshoofd blijft hij leidinggeven aan de groep Contracteren en aanbesteden.


RO snippers

Gebiedsmarketing als professie Den Haag heeft

‘Vergeet de VvE’s niet’

in de persoon van wethouder Frits Huffnagel een citymarketeer in dienst. Maar ook Katwijk heeft onlangs iemand aangetrokken die het profiel van de gemeente moet versterken. Of het vormen van windowdressing zijn, of dat het een echt instrument is dat de kwaliteit van een locatie, wijk of stad blijvend kan versterken, is eigenlijk nooit duidelijk geworden. Niettemin zijn professionele verbeterslagen aanwijsbaar maar of ‘het afstemmen van gebieden en hun (toekomstige) programma op de wensen van de klant en het verankeren van de belangrijkste voordelen van een gebied en de mate waarin het zich onderscheidt van andere gebieden in het bewustzijn van de klant’ – deze lange definitie is afkomstig van de auteur van dit boek – nu echt op niveau is, valt te betwijfelen. Nog steeds zie je immers onthutsende staaltjes van marketing, communicatie of branding. In zijn boek geeft Buhrs tal van voorbeelden waaruit blijkt dat het wel degelijk mogelijk is een onderscheidende identiteit te ontwikkelen. Hij heeft daarvoor de BrandMobile-methodiek bedacht. Een ogenschijnlijk eenvoudige methode die bestaat uit zeven basisstappen. Er wordt daarbij een verschil gemaakt in doelstelling, want het maakt nogal wat uit of het gaat om het bevorderen van trots op je buurt of het aantrekken van investeerders. Doelgroepen, maar ook instrumenten zijn – weliswaar vanuit dezelfde grondgedachte – van een geheel andere orde. Onderscheid moet er immers zijn! M ichiel Buhrs (2008): G ebiedsmarketing; kiezen voor een s uccesvolle toekomst voor locatie , wijk en stad, I SBN 97855945887,

Het kabinet dreigt bij de New Green Deal een belangrijke groep te vergeten: eigenaars van appartementen. Met trots werd in het crisispakket de 320 miljoen aan fiscale maatregelen aangekondigd voor het energiezuiniger maken van bestaande woningen. Na bekendmaking schoof minister Eberhard van der Laan met de koepel van de woningcorporaties Aedes rond de tafel om te onderhandelen over de uitwerking van het plan. Begrijpelijk, want met de corporaties kan een grote ‘klapper’ worden gemaakt en bovendien had de sector nog iets tegoed na de door Van der Laans voorganger Vogelaar moeizaam afgedwongen bijdrage aan het prachtwijkenbeleid. Maar niet elke verouderde flatwoning die in aanmerking komt voor energiebesparing is een corporatiewoning. De grote groep appartementen in particulier eigendom, meer dan een half miljoen woningen waarvan ruim driekwart in de vier grote steden, dreigt te worden vergeten bij de verduurzaming, zegt adviseur Eric Verweij van Finatrium, gespecialiseerd in de financiering van energiebesparing. De reden: door marktpartijen wordt de samenwerking met VvE’s (Verenigingen van Eigenaars) als te lastig en te weinig rendabel beschouwd. Het gaat immers om relatief kleine aantallen woningen, met bewoners zonder professionele kennis, die het over elke ingreep ook nog unaniem eens moeten worden. ‘Ik ken voorbeelden van VvE’s die meerdere aanschrijvingen hebben gedaan aan installatiebe-

drijven voor HR-ketels. Ze kregen niet eens een offerte.’ Verweij is mede-oprichter van SEGON, een platform van bedrijven dat VvE’s begeleidt bij het doorvoeren van energiebesparende maatregelen. Het doel is om de bewoners over de drempel te krijgen door de voordelen van energiebesparing inzichtelijk te maken en de kosten van het voortraject, waarin het nog niet zeker is of er wordt geïnvesteerd, te drukken. Er zit een weeffout in het huidige subsidiestelsel, vindt Verweij: ‘Het pakket van prikkels is voor VvE’s onvoldoende. Subsidies zijn nu gekoppeld aan het energie-resultaat. Maar bewoners hebben vaak geen idee welke ingrepen haalbaar zijn en hoeveel ze kunnen besparen. Dit vereist intensieve begeleiding en daarin zou een subsi­dieregeling voor VvE’s moeten voorzien.’ Succes is de beste remedie. Door resultaat te boeken, hoopt Verweij op meer steun vanuit het Rijk. Hij bespeurt een groeiend enthousiasme bij provincies en gemeenten. Tot nu toe zijn er afspraken gemaakt met Amsterdam, Utrecht en Heerlen. ‘Het streven is om binnen twee jaar vijfduizend woningen te hebben aangepakt. Peanuts op het totaal natuurlijk, maar je moet ergens beginnen.’ Welk project precies als eerste van start gaat, wordt in de komende maanden duidelijk. ‘Er moet nog over worden gestemd in de ledenvergaderingen van de verschillende VvE’s. Zoals het hoort.’ ÏÏMartin de Jong

1 8 4 blz . , S criptum P ublishers , S chiedam , 2 2 . 5 0 euro

mei 2009 47


In juni! Ruimtelijk bekeken

Doodstrijd stadsregio’s Knel tussen de gemeente en provincie, met hun (nieuwe) machtspositie en instrumenten zoals inpassingsplannen, verordeningen. Volgens de Wro hebben regionale besturen geen enkel juridisch instrument voor ruimtelijk beleid

Trend

Water en groen in de Stad van de Toekomst

In Nederland is openbaar groen en blauw vaak het stiefkindje van de ruimtelijke ordening. Alle grond die niet voor het wonen, werken en verplaatsen wordt bestemd, krijgt het stempel ‘park’ of ‘plantsoen’. Water is doorgaans puur functioneel, en begint nu in beeld te komen vanwege de kwaliteiten, die het met zich meebrengt. Bewoners en bezoekers zullen in de toekomst hogere eisen stellen aan hun woon- en recreatieomgeving.

Praktijkcase

Bergwijkpark Noord multifunctioneel ­kantorenpark

In Diemen kampt het monofunctionele kantorenpark Bergwijkpark Noord met structurele leegstand. Het gebied dreigt in een negatieve spiraal te belanden. Voor de gemeente Diemen was dit aanleiding om onderzoek te laten doen naar de ontwikkelingsrichtingen. Op basis hiervan heeft de gemeenteraad besloten om Bergwijkpark Noord te transformeren in een multifunctionele wijk.

Colofon Jaargang 27 nr. 5 mei 2009 ROmagazine is het maandelijkse vak­­­blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Olivier Lingbeek, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen

ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op ­hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in juni. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot:

Uitgever Ruben Wedekind

Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem

Vormgeving VerheulCommunicatie.com Alphen aan den Rijn

ISSN 1571-0122

Website www.romagazine.nl

mei 2009 48

Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl

Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl


De beste bestemming voor stedenbouw Nederland is ambitieus gestart om bestemmingsplannen, structuurvisies en rijksplannen op het terrein van de ruimtelijke ordening straks voor burgers, bedrijven en overheden digitaal beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk te krijgen. Met NedPlan biedt NedGraphics voor stedenbouwkundige bureaus en gemeenten een applicatie om de bestemmingsplankaarten te vervaardigen, beheren, controleren en muteren. Een veelzijdige oplossing geschikt voor de meest gebruikte CAD applicaties; AutoCAD MAP, Microstation, NedView Pro en IGOS.

NedGraphics is niet alleen ‘leverancier’ maar levert een compleet (modulair) pakket met een uitgebreide support, individuele service en eigen scholing. Daarbij zorgt de inbreng van de gebruikerscommunity ervoor dat de kwaliteit en het niveau van de software gewaarborgd blijft. NedGraphics heeft vele jaren ervaring met de ontwikkeling en levering van organisatiebrede CAD en GIS oplossingen voor gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat en ingenieursbureaus. De oplossingen die door NedGraphics worden geboden zijn onder andere gebaseerd op de systemen IGOS, AutoCAD, NedView, MicroStation en Oracle.

NedGraphics B.V. Nederland Ir. D.S. Tuijnmanweg 10 4131 PN VIANEN T: + 31 (0) 347 329600 F: + 31 (0) 347 329666 E: CADGIS.info@nedgraphics.nl www.nedgraphics.nl

Van opbouw tot uitlevering, met NedPlan is de veelzijdigheid van uw plan gegarandeerd!

NedGraphics. Voor complete en modulaire CAD/GIS systemen. GEOCAD, IGOS, NedBrowser, NedGeomagazijn, NedInwinning, NedPlan, NGdW, NedView, TopoCAD, NedInfra, NedGeoservices

België Luikersteenweg 167 Bus2 3500 HASSELT T: + 32 (0) 11300 911 F: + 32 (0) 11300 910 E: CADGIS.info@nedgraphics.be www.nedgraphics.be


Een interim manager moet tijdelijk zijn. Z’n oplossing niet. Vind de

Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de

x kan vinden op eiffel.nl/interimmanagement

x.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.