Lees verder
Wonen na de dip
+ Megawinkels en malls + Passen en meten in bloemkoolwijk + Sleutelprojecten
9 september 2009
22842-7_ROM_0909.indd 1
www.romagazine.nl
9/4/2009 5:29:36 PM
Ondernemend
22842-7_ROM_0909.indd 2
Gebiedsontwikkeling begint niet altijd met een opdracht. Het begint soms met simpelweg kansen zien en initiatief nemen.
ge誰ntegreerde aanpak van projecten en realiseert betrokkenheid en draagvlak. Een ondernemende aanpak die ons niet
Zoals 0nze oprichter Jacob Wiersema in 1946 al deed. Hierdoor gedreven brengt Bouwfonds Ontwikkeling steeds vaker
vreemd is. In de loop der jaren stonden we immers aan de voet van vele nieuwe ontwikkelingen. En dat zullen we blijven
in een vroeg stadium diverse partijen bij elkaar. Die gebundelde kennis, kunde en ervaring zorgt voor een betere,
doen. Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep
9/4/2009 5:29:55 PM
GEBIEDSONTWIKKELING VOLGENS DE PLANECONOOM VAN EIFFEL. Een planeconoom van Eiffel heeft een duidelijke missie: geld verdienen voor de opdrachtgever. Met zijn specifieke kennis van grondexploitatie weet hij projectleiders geldbesparende varianten voor te leggen. Want niets werkt tenslotte overtuigender dan een hoger rendement. Meer weten over Eiffel of wilt u aan de slag als planeconoom? www.eiffel.nl
22842-7_ROM_0909.indd 3
9/4/2009 5:29:55 PM
Redactioneel
Grotestedenbeleid De zomer voorbij, terug naar de orde van de dag. Even los van de op en neer golvende tijdingen over de economie, sprong de afgelopen twee maanden het pleidooi van Dominique Schrijer in het oog. De Rotterdamse wethouder van grotestedenbeleid vindt dat de investeringen in leefbaarheidsproblemen over te veel stadswijken wordt uitgesmeerd. Naast de veertig Vogelaarwijken kregen 15 andere wijken in mei van minister Van der Laan 15 miljoen euro om de leefbaarheidsproblemen aan te pakken. Bovendien trekken gemeenten met woonerfwijken uit de jaren zeventig en tachtig aan de bel omdat de problemen zich steeds nadrukkelijker aandienen. En dan moet nog eens de krimp worden aangepakt. Te veel van het goede, meent Schrijer. Zo slagen we er niet in om de hardnekkige, complexe problemen in de slechtste wijken structureel het hoofd te bieden. Hij pleit ervoor om het aantal Vogelaarwijken na 2010 te halveren. Een golf van verontwaardigde reacties was zijn deel. Weinig betrokkenen, directeuren van woningcorporaties, collegabestuurders, voelen ervoor. Ik heb me gecommitteerd aan die wijken, zegt de een, laten we nou eens consistent zijn met ons beleid, zegt de ander. Allemaal waarschuwen ze voor weer een lange periode van discussiëren, terwijl doortastend aanpakken meer dan ooit nodig is. Zowel het idee van de Rotterdamse wethouder als de reacties daarop zijn begrijpelijk. De resultaten van de Vogelaaraanpak in Rotterdam vallen tegen. Maar liefst acht van de twintig slechtste postcodegebieden bevinden zich in de Maasstad. Andere wijken daar dreigen verder af te glijden. Tegelijkertijd worden er bemoedigende resultaten gemeld in andere steden met probleemwijken. En we kunnen natuurlijk onze ogen niet sluiten voor wat er buiten de als Vogelaarwijken gekwalificeerde stadsdelen aan de hand is. In dit ROmagazine uitgebreid aandacht bijvoorbeeld voor de ‘bloemkoolwijken’. Wellicht is het een optie om Rotterdam als geheel een aparte status te geven in het grotestedenbeleid.
Inhoud 4
ROm2 - Westland gaat waterberging met drijvende woningen combineren - Scheveningen moet weer gaan swingen - Fietsvriendelijke wijken - Rommers reageren - Nieuws uit Brussel - Column: De Verwondering
10 Nog meer Wabo-leed VROM stelt ICT-ambities flink naar beneden bij
13 Sleutelprojecten als constante in het ruimtelijk beleid Lessen voor de volgende ronde
16 Interview: Arno Boon, directeur van BOEi
19 Opmars van de megawinkels en malls Tijd voor strakke ruimtelijke randvoorwaarden
22 Wonen na de dip 28 Wonen Urgent: voor wie niet wachten kan
30 Gebiedsconcessies in de praktijk Ervaringen van publieke en private partijen
34 Vechten vóór windmolens Overheid kan zorgen voor meer baten en minder overlast voor burgers
36 De volgende uitdaging voor de verstedelijking Passen en meten in de bloemkoolwijk
43
RO-snippers
Agenda
é Marcel Bayer, hoofdredacteur
september 2009 2
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:2
9/4/2009 5:29:56 PM
pag.
22
pag.
16
pag.
36
Trend
Interview
Praktijk
Wonen na de dip
De kunst om in anDe volgende dermans schepping uitdaging voor de iets nieuws te maken verstedelijking
Zware tijden op de woningmarkt. De toch al niet soepel draaiende verhuiscarrousel is krakend tot stilstand gekomen. Van een wooncarrière is voor velen voorlopig even geen sprake meer. De crisis betekent een tijdelijke terugslag, een veel langduriger fenomeen is de krimp. Intussen woedt er een hevige discussie over de ambities van het kabinet om op grote schaal te verdichten. Tijd voor herbezinning op de vraag: ‘Wat gaan we bouwen en voor wie?’ Het blijkt dat veel gemeenten de toekomstige krimp negeren en aan overplanning doen, waarbij ze te snel kiezen voor relatief kleine en goedkope starterswoningen. Geen goede ontwikkeling met het oog op de toekomst, vindt Michiel Pellenbarg, onderzoeker van advies- en ingenieursbureau DHV: ‘Er heerst eenzelfde soort prisoner’s dilemma als eerder bij de planning van bedrijfslocaties. Veel gemeenten voeren een strijd om starters en jongeren, maar dat zijn krimpende groepen. Voor de doorstroming zou het verstandiger zijn om te bouwen voor de middengroepen, en om meer rekening te houden met de woonwensen van senioren. De provincies zouden hun rol als regisseur op de woningmarkt wat dat betreft beter kunnen oppakken.’
BOEi, de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, geeft nieuwe betekenis aan plekken met een verhaal. Steeds vaker zijn gerestaureerde en herbestemde fabrieksgebouwen een vliegwiel voor verdere ontwikkeling. ‘We willen uitstralen dat het gaat lukken als wij er mee aan de slag gaan.’ Vooral het momentum om in de oude, vervallen gebouwen nieuwe gebruiksmogelijkheden te zien, blijft directeur Arno Boon boeien. ‘Het zijn plekken die veel sfeer en een verhaal hebben. Vele generaties zijn er doorheen gesloft, hebben er gewerkt, zijn er gelegerd geweest. Die tand des tijds, dat verleden, vormt een voelbaar decor dat iets extra’s geeft aan de nieuwe functies die er in komen.’ Persoonlijk vindt Boon het meest uitdagende moment om door het achterstallige onderhoud en het verval heen te kijken en de mogelijkheden voor herontwikkeling te zien.
Na de Vogelaarwijken is er aandacht nodig voor de woonerfwijken, waar maar liefst een kwart van de Nederlandse woningvoorraad staat. Deze woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijken genoemd, waarbij de naam refereert aan de ruimtelijke structuur van kleinschalige woonbuurten bestaande uit kronkelige woonstraten en woonerven. Ze zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en zijn hard toe aan een opknapbeurt. Door preventief in te grijpen is te voorkomen dat ook deze afglijden naar de categorie probleemwijken. De bijzondere ruimtelijke structuur vraagt hierbij om speciaal gereedschap. Ervaringen van zo’n tien jaar geleden in onder andere Den Helder, Lelystad, en Groningen laten zien dat in een zich ontspannende woningmarkt niet alleen de traditionele vroeg-naoorlogse woonwijken onder druk komen te staan, maar ook deze laagbouwwijken. Bij niets doen boeten deze bloemkoolwijken sterk in aan concurrentiekracht en populariteit. Toch zijn het nog steeds de wijken waar de (lagere) middeninkomens een kwalitatief goede eengezinswoning kunnen kopen, waardoor de wijken een belangrijke rol op de woningmarkt zullen blijven spelen.
september 2009 3
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:3
9/4/2009 5:29:57 PM
RO
Westland gaat waterberging met drijvende woningen combineren
Bron: Waterstudio.nl
Over acht jaar moeten er bij ’s-Gravenzande 1200 woningen, waarvan 600 drijvende villa’s, rijtjeswoningen appartementen en app parte tementen liggen. lliiggen. Ontwikkelingsmaatschappij Onttwikk ikkeli lingsmaattsch happij ij het hett Nieuwe N Niieuwe Westland West We stla land nd ontpoldert oont ntpo pold lder ertt daarvoor daar da arvo voor or 67 67 hectare hect he ctar aree laaggelegen grond zone. laag la agge gele lege gen n gr gron ond d en rea rrealiseert eali lise seer ertt op die die manier m man aniier ier 75.000 75.000 000 0 extra ext x ra kuub kuu uubb waterberging waate terb rber rb ergi er g ingg en ging en een eeen ecologische ecol ec olog ol ogg is isch chee zo zone ne.. De gemeenteraad bestemmingsplan geme ge meen enttera teraad d van van Westland Wes estl tland tl d heeft heefft iinmiddels nmidd iddels l ee eeen n be best stem emmi minggsp spla lan op hoofdlijnen h hoofd fdli lijn jnen en aangenomen. aan aange geno nome men n. Begin Beg Begin in volgend vvol olge gend nd jjaar ja aarr is is ook oook de de uitwerking uit itwe werk rkin ingg ervan erva er van n gereed. gere ge reed ed.
Scheveningen moet weer gaan swingen De Pier van Scheveningen heeft een centrale rol in het concept-masterplan Scheveningen-kust dat het college van B en W vlak voor de zomer heeft vastgesteld. Voor de Pier moet er een nieuw plein ontstaan met attracties die zorgen voor levendigheid in het gebied. Het college zet in op een verlengde Pier met familieen avonturenattracties en bijvoorbeeld een zeezwembad. Rondom het huidige Circustheater past een Broadway-achtige sfeer waar het met de komst van nieuwe theaters het summum is voor liefhebbers van musicals en stand-upcomedians. In de Palacepromenade en op het Palaceplein vestigen zich winkels
die zijn aangepast aan de eisen van de toekomst en passen bij de gewenste uitstraling van het gebied. Alles bij elkaar verbeeldt dit de ambitie van het college voor het nieuwe Scheveningen: de badplaats van Noordwest-Europa, het hele jaar door. Wethouder Marnix Norder van Bouwen en Wonen; ‘Ik ben ervan overtuigd dat we met dit masterplan die ambitie waar kunnen maken. Dat er iets moet gebeuren is duidelijk, dat bleek ook tijdens de samenspraak en uit de stedenbouwkundige visie
september 2009 4
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:4
9/4/2009 5:30:00 PM
RO
In Nederland bestaan meer dan vijftig plannen voor de aanleg van waterwoonwijken. Toch komt er in de praktijk maar een handvol projecten van de grond. Verwarring over de juridische status van drijvende woningen (roerend of onroerend goed) en huiver bij ontwikkelaars én gemeenten zorgen keer op keer voor uitof afstel van initiatieven. In het Westland lijkt het nu toch te gaan lukken. ‘Ruim zes jaar geleden zijn we begonnen met het verwerven van alle grond. Inmiddels hebben we 90 procent van het plangebied in handen en kunnen we met de herontwikkeling van het kassengebied beginnen’, aldus projectleider Marleen van Giesen van Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuw Westland. In deze organisatie werken de gemeente Westland, provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap Delfland en het OPP, het ontwikkelbedrijf van de Bank Nederlandse Gemeenten nauw met elkaar samen. Volgens Van Giesen is dat ook één van de succesfactoren van het project. Van de kredietcrisis heeft het project volgens haar weinig last. ‘De fasering duurt wel twee jaar langer, maar dat risico hadden we van
tevoren ingecalculeerd. We werken ook met één overkoepelende grondexploitatie. Daardoor kunnen we eventuele afzetproblemen in het ene deelgebied compenseren met goedlopende projecten op een andere plek.’
van het Bewoners Ondernemers en Bezoekers platform op Scheveningen Bad. De samenspraak – begin dit jaar – heeft mij overtuigd dat Bad een impuls kan krijgen door voort te borduren op de kwaliteiten die er al zijn en dat de nadruk bij de aanpak op het zeefront moet liggen. Dit masterplan
beschouw ik als de start van een transformatieproces voor Scheveningen’.
Moeizaam verloop van andere projecten De voortvarendheid in het Westland staat in scherp contrast met de ontwikkelingen op andere locaties. In Rheden zou oorspronkelijk afgelopen voorjaar de eerste spade de grond ingaan van een wijkje met 200 terp- en waterwoningen in de bedding van de IJssel. Maar de komst van een nieuw bestuurscollege en ongerustheid bij de provincie over mogelijke aantasting van natuurwaarden hebben het project ernstig vertraagd. Eerst was er nog sprake van een kleiner aantal toegelaten woningen, maar volgens ingewijden is het nu zelfs onzeker geworden of er überhaupt op deze locatie mag worden gebouwd. De pilot van onder meer Dura Vermeer met een klein aantal oever- en paalwoningen in de Haarlemmermeer als voorloper van een veel
Als het aan het college ligt ondergaat Scheveningen Bad een metamorfose door aan de zeezijde de Boulevard te vernieuwen. De gebouwen aan de zeezijde van de Boulevard moeten een meer open karakter krijgen en zo uitnodigen tot een bezoek. Hiervoor worden de gesloten voorgevels van bijvoorbeeld het Kurhaus, het Palace Complex en Sealife toegankelijker gemaakt. Vanaf het achterland moet de zee weer zichtbaar zijn door brede
grootschaliger waterwoonproject is inmiddels ook afgelast.
VROM: geen nieuwe regels nodig Het ministerie van VROM heeft inmiddels wel een handreiking gepubliceerd, die het gemeenten gemakkelijker moet maken om drijvende of half-drijvende woningen aan het Bouwbesluit te toetsen. Ook gaat na de zomer een website online, waar betrokkenen via email vragen kunnen stellen over de onduidelijke regels rond waterwonen. Het departement ziet geen heil in nieuwe wetgeving om een einde te maken aan de verwarring over de status van drijvende woningen. Een juristenwerkgroep binnen VROM concludeerde onlangs, dat gemeenten prima met de bestaande wetgeving uit de voeten kunnen als ze waterwoningen in een bestemmingsplan als een onroerend goed willen beschouwen. ‘Deze niche in de woningmarkt is ook nog volop in ontwikkeling. Dat moet je niet verstoren met nieuwe regelgeving’, aldus een woordvoerder van het departement. é Jaco Boer
aantrekkelijke doorgangen. De woningen voor het Kurhausplein krijgen andere gevels zodat ze meer in harmonie zijn met de architectuur van het Kurhaus. Aan het eind van de promenade bij het Carlton Beach Hotel wil het college een nieuwe attractie voor de dagrecreatie, zodat de promenade over de volle lengte wordt benut. ‘Het masterplan biedt interessante aanknopingspunten voor de discussie met andere overheden over het verleggen van de zeewering, met huidige en nieuwe ondernemers in Scheveningen over toekomstige economische ontwikkelingen en met bewoners over het woon- en leefklimaat, de verkeersafwikkeling en over hun betrokkenheid in de toekomst. De komende jaren moeten we intensief met elkaar optrekken, want de gemeente kan het niet alleen’, aldus Norder.
september 2009 5
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:5
9/4/2009 5:30:04 PM
RO
Ruim baan voor fietsvriendelijke wijken Veel stadswijken kunnen zonder grote inspanning vriendelijker voor fietsers en voetgangers worden. Maar veel planologen en stedenbouwkundigen hebben een blinde vlek voor het grote belang van het langzaam verkeer. Dat zei de Fietsersbond bij de bekendmaking van de winnaars van een prijsvraag die de fiets meer op de kaart moet zetten in de vernieuwing van de zogenaamde ‘krachtwijken’.
Een samenhangend netwerk van smalle en bredere fietspaden in het groen gecombineerd met buurtstallingen waar je ook een pakje sigaretten of een paar komkommers kunt kopen. Met dat idee voor de Rotterdamse wijk Pendrecht wisten de ontwerpers van Posad half juni de jury onder leiding van Bouwend
Nederland-voorzitter Elco Brinkman te overtuigen. Er waren meer deelnemers die met multifunctionele fietsenstallingen meer economische activiteiten en levendigheid in de vaak monotone achterstandswijken willen brengen. Maar niemand had volgens de jury dit concept zo goed en mooi uitgewerkt als het bureau uit Den Haag. De juryleden waren ook erg onder de indruk van het plan van enkele Arnhemse bouwkundestudenten om met oranje geverfde fietsbanden bestaande fietsroutes in de wijk in kaart
Rommers reageren
Betonkernactivering Er kan door vindingrijke oplossingen nog veel winst worden geboekt in het energiegebruik in gebouwen. Dat geldt zeker voor installaties. Door duurzaamheid te koppelen aan innovatieve oplossingen kan de installatiesector zich als deskundige en maatschappelijke bouwpartner bewijzen. Een bewezen mogelijkheid is het systeem van betonkernactivering. Het kenmerk van betonkernactivering is dat de leidingen in de kern van de vloer dan wel het plafond zijn aangebracht en niet in de dekvloer. Betonkernactivering komt in feite neer op het beïnvloeden van de bouwmassa met als
doel een aangenaam en weldadig binnenklimaat te creëren. Het principe is gebaseerd op accumulatie van warmte en koude in de bouwconstructie. Door de over het algemeen uitstekende isolatie van moderne gebouwen is slechts een beperkte capaciteit nodig voor verwarmen of koelen. Daardoor zal het noodzakelijke temperatuurverschil tussen de lucht in de ruimte en het oppervlak van de vloer en het plafond klein zijn om aan de warmte- of koudebehoefte te voldoen. Door het kleine temperatuurverschil treedt in sterke mate een zelfregelend effect op. Met andere woorden, door een slimme toepassing van betonkernactivering vindt zowel een (geringe) besparing plaats op de investe-
ringskosten van de installaties als een aanzienlijke reductie van de exploitatiekosten voor verwarming en koeling. De voordelen van betonkernactivering zijn evident. Er ontstaat een bewijsbaar, lager energieverbruik en er is sprake van een groot zelfregelend vermogen. Over het algemeen zijn er geen zichtbare verwarmingselementen en ontstaat een comfortabel en gezond binnenklimaat. Niettemin kleven er ook nog nadelen aan dit systeem. Het blijkt vaak lastig te zijn om het zo in te richten dat ook individuen zelf de temperatuur kunnen instellen en bepalen. Ook reageert het systeem nog te traag op wisselende belasting en blijkt het lastig te zijn het systeem te
september 2009 6
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:6
9/4/2009 5:30:06 PM
RO
te brengen en daarmee ontbrekende schakels en knelpunten zichtbaar te maken. Ze wonnen de eerste prijs in de categorie ‘studenten’. De Fietsersbond is blij met de creatieve ideeën om de positie van de fiets te verbeteren. ‘Kinderen hebben er op dit moment veel te weinig ruimte om zich te bewegen. Bovendien is er vaak geen veilige plek waar ze spelenderwijs fietsen kunnen leren. Daarmee perk je hun zelfstandigheid enorm in’, aldus projectleider Henk Hendriks. Er zijn volgens hem ook andere redenen om woonwijken fietsvriendelijker te maken. Minder autoverkeer betekent een veiliger wijk en minder overlast. ‘Winkeliers in fietsvriendelijke buurten kunnen zelfs op meer omzet rekenen’, aldus Hendriks. ‘Uit onderzoek is gebleken dat fietsers vaker naar de supermarkt rijden en er gemiddeld meer uitgeven dan een automobilist.’
In de afgelopen jaren was de Fietsersbond in vijf achterstands- en nieuwbouwwijken betrokken bij het verbeteren van de positie van de fiets. Zo mocht Hendriks in Zeist zelfs van begin af aan meepraten over de nieuwe opzet van de infrastructuur. Uiteindelijk leidde dat tot een keuze voor de meest fietsvriendelijke inrichtingsvariant, waarin het doorgaand autoverkeer naar de rand van de buurt werd verbannen. Dat fietsbeleid in achterstandswijken niet zou helpen omdat allochtonen vanwege de lage status ervan toch niet willen fietsen, noemt Hendriks achterhaald. ‘Als ik in Utrecht op het Kanaleneiland ben, zie ik genoeg jongeren van Marokkaanse afkomst op de fiets.’ é Jaco Boer
integreren bij renovatieprojecten. Het is de uitdaging aan de installatieadviesbranche, maar ook aan alle andere partijen uit de bouwkolom, om die problemen definitief te tackelen. é Niels Bogman en Rico Logman,
beiden werkzaam bij raadgevend ingenieursbureau Valstar Simonis (zie: www.valstar-simonis.nl)
september 2009 7
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:7
9/4/2009 5:30:21 PM
Nieuws uit Brussel
Europees geld voor tunnel A2 onder Maastricht De Europese Commissie heeft Nederland 15 miljoen euro toegewezen voor een tunnel met twee keer twee tunnelbuizen boven elkaar in de A2 bij Maastricht. Daarnaast draagt Brussel ook 7,9 miljoen euro bij aan een spoorproject in de Amsterdamse haven. Het geld komt uit het begin dit jaar door de commissie gepresenteerde
economische herstelplan. ‘Europa laat hiermee zien dat duurzame mobiliteit over de landsgrenzen heen van groot belang is’, zo zei minister Eurlings van Verkeer in een reactie. De Europese Commissie wil met het economisch herstelplan investeringen in de infrastructuur versnellen en zo de economie een impuls geven. In totaal is er 500 miljoen euro beschikbaar voor dit plan. Dankzij de nieuwe tunnel rijdt het verkeer op de A2/E25 vanaf 2016 onder Maastricht door, in plaats van door de stad heen. De keuze voor een gestapelde tunnel, waarbij lokaal verkeer wordt gescheiden van doorgaand verkeer op de route naar België en Duitsland, is een Europese primeur. Boven de tunnel komt een zogenoemde ‘groene loper’ met lindebomen eromheen. In het plan met een budget van in totaal 683
miljoen euro is verder de bouw van 1043 nieuwe woningen voorzien. Eind dit jaar begint het consortium Avenue2, met onder meer Ballast Nedam en Strukton, met de voorbereidende werkzaamheden voor het project. De 7,9 miljoen euro voor het Amsterdamse havengebied wordt gebruikt voor de aanleg van een nieuw goederenemplacement dat verbonden wordt met het bestaande spoor buiten de haven. De bijdrage uit Brussel wordt gebruikt voor de aanleg van een elektrische energievoorziening. Hierdoor kunnen de treinen niet alleen op diesel, maar ook op elektriciteit rijden. Het Amsterdamse havengebied krijgt dankzij deze investering een betere aansluiting met het Europese achterland. Zie ook www.a2maastricht.nl en www.avenue2.nl.
Cultuur en creativiteit kunnen steden vooruit helpen
professionals om nieuwe manieren van denken te ontwikkelen. Ook worden, via onder meer zogenoemde ‘Urban Ideas Bakkery’s’ methoden aangereikt voor samenwerking bij het bedenken en uitwerken van oplossingen voor stedelijke ontwikkelingen. Steden kunnen door deelname aan het project creatief talent aantrekken dat bij kan dragen aan economische groei. Steden en andere deelnemers uit het Verenigd Koninkrijk, Polen, Tsjechië, Hongarije, Slowakije, Slovenië, Oekraïne, Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, Estland, Letland, Litouwen en Rusland doen mee aan het project dat loopt tot eind 2011. Het nu gepubliceerde rapport beoogt nieuwe ideeën en inspiratie te verschaffen aan iedereen die zich bezighoudt met stedelijk beleid. Zie ook: http://creativecities.britishcouncil.org.
vorige zittingsperiode van het parlement vervulde Van Nistelrooij deze functie ook al. Voor de periode 2007 tot 2013 is er een budget van 340 miljard euro voor regionaal beleid. De EVP-fractie is de grootste fractie in het Europese parlement.
De British Council heeft onder de naam Breakthrough Cities een rapport gepubliceerd over de vraag hoe steden cultuur en creativiteit zinvol kunnen gebruiken. Volgens de schrijvers van het rapport spelen cultuur en creativiteit een essentiële rol bij het verbeteren van de levenskwaliteit van stedelijke gemeenschappen in Europa. Ze wijzen er daarbij op dat meer dan 70 procent van de Europese bevolking in stedelijke gebieden woont. Een nieuwe generatie professionals met verschillende achtergronden is volgens de schrijvers van het rapport al doordrongen van het belang van cultuur en creativiteit. Probleem is dat zij nog te weinig worden gehoord en veelal niet betrokken zijn bij het opstellen van de officiële plan- en besluitvorming. Door middel van onder meer netwerken, discussies en kennisuitwisseling wordt getracht om deze groep meer invloed te geven op zaken als kunst en sociale activiteiten, creatieve industrieën en stadsontwikkeling. Dit gebeurt via het project Creatieve Steden dat handvatten aanbiedt aan jonge
CDA’er Van Nistelrooij opnieuw woordvoerder regionale ontwikkeling De Christen-Democratische EVP-fractie in het Europese Parlement heeft de CDA’er Lambert van Nistelrooij verkozen tot woordvoerder voor regionale ontwikkeling. In de
Nieuwe website voor uitwisselingen ervaringen Vanaf 1 september is de nieuwe website The Cities Exchange voor iedereen toegankelijk. De site is een initiatief van Urbanicity’s, een organisatie die nieuws en informatie over stedelijke ontwikkelingen levert. Via de website kunnen steden en dorpen kennis en ervaringen uitwisselen over het managen en ontwikkelen van stedelijke gebieden. In het concept kunnen steden, stedelijke gebieden, maar ook dorpen publiceren over hun beleid en de maatregelen die zij in hun gebied hebben genomen en de resultaten daarvan. Daarbij kan het gaan om kleinschalige plannen voor een dorp, maar ook om bijvoorbeeld een alomvattend plan voor het duurzaamheidsbeleid van een grote stad. ‘Ons doel is om tegen het eind van het jaar 10.000 studierapporten online te hebben’,
september 2009 8
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:8
9/4/2009 5:30:34 PM
De verwondering
aldus Jeremy Flay van Urbanicity die verantwoordelijk is voor de nieuwe website. www.citiesexchange.org/thecitiesexchange/
Milieubeleid tussen versoepelen en verbeteren
Europese architecten voelen de gevolgen van de crisis Uit de resultaten van een in juli gepubliceerd onderzoek van de Raad van Europese Architecten (ACE) naar de gevolgen van de economische crisis voor hun kantoren en werkvoorraad blijkt dat de impact van de crisis toeneemt. Via de organisaties die lid zijn van de ACE werd tussen 15 en 29 juni in veertien Europese talen een onderzoek gedaan onder architecten. Het blijkt dat de architecten opvallend pessimistischer zijn dan in de voorafgaande drie maanden. Van diegenen die in juni de enquête invulden beoordeelde 62 procent de situatie als slecht of zeer slecht, in april was dit nog slechts 46 procent. De ACE stelt verder vast dat bijna een op de drie Europese architectenbureaus sinds de start van de economische crisis in september 2008 het personeelsbestand heeft zien afnemen. Van diegenen die de enquête in juni invulden geeft 23 procent aan te verwachten dat het aantal personeelsleden in de volgende drie maanden zal afnemen. Daar staat tegenover dat 7 procent van de architectenbureaus meer personeel heeft aangenomen sinds september 2008. De ACE, die architecten op Europees niveau vertegenwoordigt en de aangesloten organisaties denken dat meer overheidsinvesteringen in duurzame bouw, en in het bijzonder investeringen in het verbeteren van de energie-efficiency van bestaande gebouwen, een goed begin zou zijn om het slechte tij te keren. Voor de resultaten van de enquête: www.ace-cae.org/MemberN/Content/EN/ documents/sdoc/structure.asp?id=aceinfo_ overview.
Een crisis kan een mooie aanleiding zijn om het milieubeleid ter discussie te stellen. Volgens De Zeeuw vraagt de lokale praktijk van ruimtelijke ontwikkeling om versoepeling van milieunormen en vereenvoudiging van procedures. Daar zit iets in. Maar het is te gemakkelijk als hij zijn tegenstanders aanduidt als ‘juridische taliban’ en tranen plengt voor ontwikkelaars die ‘de productie van dertig jaar draaiende wetgevingsmachines moeten overwinnen’. Zijn de wetgevende macht en de Raad van State dan slechts snurkende dwarsliggers voor ondernemers? Ik zou milieunormen liever fundamenteler ter discussie stellen: waarop zijn milieunormen eigenlijk gefundeerd, sturen ze op effectieve besteding van milieueuro’s, welke milieueuro’s leveren de meeste levensjaren op, is er een redelijke verhouding tussen milieu-investeringen en risicovermindering, zijn ze rechtvaardig en transparant enzovoort? Overigens komt achter een discussie over normen al snel een fundamenteler debat over opgaven en doelen tevoorschijn. Een paar voorbeelden. Hoe maken we de overgang van een milieubeleid van de twintigste eeuw dat gaat over lokale hinder of vergiftiging, naar een milieubeleid van de eenentwintigste eeuw dat gaat over het beheer van de planeet en het gebruik van voorraden? Hoe krijgen we de onmiskenbaar morele opgaven aan de orde? Het kwaad in de wereld, om met Hannah Arendt te spreken, is meestal banaal: ‘Ik weet wel dat vlees eten slecht is voor het milieu en leed veroorzaakt, maar ach’. In dit perspectief is het verbijsterend dat de EU ons elke dag laat bestoken met reclame om stukjes mishandelde kip en kalf te eten. Het kabinet spreekt wel over normen en waarden, maar hier moet de haan blijkbaar meer dan drie keer kraaien.
Hoe ver mogen we gaan met een beroep op gedragsverandering? Carpoolen verplicht stellen helpt enorm, maar dat vinden we ongewenst. Dat het in sommige steden in Indonesië en in de VS wel werkt, vinden we niet relevant. Mogen we ingrijpende eisen stellen aan producten? De energielabels van auto’s worden nu per gewichtsklasse toegekend waardoor de allerzwaarste BMW toch een groen label kan krijgen. Eisen dat nieuwe auto’s op termijn meer dan één op twintig rijden zou ook kunnen. Blijkbaar zijn we nog niet toe aan fundamentele reflectie. Terug dan naar de lokale praktijk. Versoepelen van normen gaat ons niet redden, al is het maar omdat de meeste normen uit Brussel komen. Als we procedures kunnen versnellen, moeten we dat doen maar dan graag in het perspectief van een effectiever en efficiënter milieubeleid. Dat kan worden bereikt door het milieubeleid te optimaliseren en te dynamiseren, door het doelmatiger en transparanter te maken zoals de VROM-raad onlangs aangaf in het advies over dynamiek in het milieubeleid. Ook dat advies is praktisch en niet fundamenteel, maar brengt beweging in de goede richting op gang. De raad adviseert bijvoorbeeld om vergunningen met een beperkte looptijd uit te geven; emissierechten verhandelbaar te maken zodat de beschikbare milieuruimte efficiënt wordt benut; anticipatie op toekomstige ontwikkelingen mogelijk te maken en de relatie met overige ruimtelijk ontwikkeling te benutten. Ook vergroting van de ruimte voor bestuurlijke afweging is goed mogelijk mits die verbonden is aan een ‘oplevertoets’. Kortom, laten we de crisis gebruiken om het milieubeleid te verbeteren, niet om het af te breken. é Bram van de Klundert
bramvandeklundert@mac.com
september 2009 9
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:9
9/4/2009 5:30:36 PM
Ruimtelijk bekeken
Nog meer Wabo-leed
VROM stelt ict-ambities flink naar beneden bij Net als de nWro ontpopt de Wabo zich steeds meer als een onderschat organisatietraject. Vooral kleinere gemeenten hollen achter de feiten aan. ICT-tegenslag maakt werken met de verkorte Wabo-termijnen nog onmogelijk. VROM houdt echter vol: aan de deadline wordt niet getornd en met een eenvoudige mailbox lukt het ook. ‘Voor e-mail hebben we het Rijk niet nodig.’
H
ans van Gurchom en zijn collega’s van adviesbureau Senze draaien overuren. ‘We zijn hier heel erg druk mee’, klinkt het hectisch. ‘Hier’ slaat op de snel naderende deadline van 1 januari 2010 als de Wabo, kort voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een feit is. ‘Vooral de kleinere gemeenten realiseren zich nu pas: oeps, we hebben nog maar een halfjaar.’ Ondanks zijn drukke agenda kan de Senze-directeur tijd vinden voor een interview in het strak
‘De Wabo slaagt alleen als er één cultuur wordt gesmeed’
Bron: Waterschap Aa en Maas
ingerichte gloednieuw ogende kantoor op de zevende verdieping van het Rotterdamse Groothandelsgebouw. Met vijf vaste krachten en zes zzp’ers lopen zo’n twintig projecten bij gemeenten. Het adviesbureau doet de projectleiding – werkprocessen, ICT en opleiding – of is actief op een van deze deelgebieden van de Wabo-implementatie. Van
Gurchom constateert dat veel gemeenteambtenaren nog niet gewend zijn om met de verkorte behandeltermijnen van de omgevingsvergunning te gaan werken. Regelmatig komt een gemeente in het Wabo-implementatieproces met een nieuwe dienstverleningsvisie op de proppen in de geest van ‘de burger moet snel bediend worden’. Wat het er niet eenvoudiger op maakt. Van Gurchom: ‘Je hebt te maken met vakspecialisten die een goed product willen leveren, niet een product dat op tijd klaar moet zijn. De Wabo slaagt alleen als er één cultuur wordt gesmeed. Maar we moeten ook weer niet te dramatisch gaan doen’, stelt hij. ‘Er gebeuren geen ongelukken. Kleinere gemeenten maken jaarlijks maar vijf tot tien moeilijke aanvragen mee.’
Kogel Bij de komst van regionale omgevingsdiensten kunnen kleinere gemeenten garen spinnen, verwacht Van Gurchom. In juni ging de kogel door de kerk en legden Rijk, provincies en gemeenten hun geschil bij. Gemeenten worden het bevoegd gezag voor de Wabo, de complexe aanvragen (IPPC, Brzo) blijven bij de provincie. Gemeenten die niet aan nog op te stellen kwaliteitseisen voor de vergunningverlening voldoen, worden door de provincie verplicht om deel uit te gaan maken van een regionale uitvoeringsorganisatie. Wat sowieso handig is voor die gemeenten, stelt Van Gurchom, ‘die onvoldoende kritische massa en kennis hebben voor de moeilijkere vergunningen.’ Dat gemeenten eenduidig het eerste overheidsloket worden, maakt het er niet voor elke overheidslaag gemakkelijker op. ‘In de frontoffice wordt het eenvoudiger. Wij zullen veel meer werk moeten verzetten aan de achterkant’, zegt Ton Boer, afdelingshoofd Planadvies en Vergunningen bij Waterschap Aa en Maas. De waterschappen zijn niet meer het bevoegd gezag voor de lozingen van bedrijven op het riool. Die bevoegdheid zijn ze kwijtgeraakt aan de gemeenten tijdens de gang naar de Wabo, naar verluidt in een onbewaakt
september 2009 10
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:10
9/4/2009 5:30:38 PM
moment weggegeven door staatssecretaris Huizinga. Voor de Brabantse waterschappen vormde dat toch al geen goede start van de Wabo. De rioolwaterzuiveringen in Brabant zijn voor de helft ingericht op grote industriële lozers, waaronder veel voedings- en zuivelproducenten in het gebied. ‘Wij hebben de kennis in huis van deze complexe aanvragen en overleggen intensief met deze bedrijven.’ Begrijpelijk dus dat Boer het betreurt dat het waterschap niet langer rechtstreeks met de industrie om de tafel zit, maar dat het contact via het gemeenteloket loopt. ‘Al zal er hooguit een casemanager of zo tussen zitten, het is toch een extra schakel.’
OLO Het grootste risico, roept zowel adviseur Van Gurchom als waterschapper Boer, blijft de ICT. Niet alleen het landelijke Omgevingsloket Online (OLO), maar ook de applicaties in de backoffice van de overheidsorganisaties zelf moeten op orde zijn. ‘Het OLO is nog lang niet perfect, terwijl ook VROM een jaar extra heeft gehad’, zegt Van Gurchom. Intussen roffelt het ministerie flink op de trom met het vermeende succes in Leidschendam-Voorburg. Maar daar betreft het de zogeheten BRIKS-processen (bouw-, reclame-, in- en uitrit-, kap zijn. p en sloopvergunningen) p g g ) die ggedigitaliseerd g j Nogg een doorn door do orn n in het het oog oog van van Boer. B Boe oerr. ‘Daar ‘Da Daar ar hebben h heb ebbe ben n we met met de de waterwate wa terrschappen niet zoveel aan. Wij zijn nauwelijks betrokken bij
het OLO, terwijl we een belangrijke rol spelen bij de complexe vergunningen. Er is niets geregeld, en dat gaat het komende halfjaar ook niet gebeuren. Het instrumentarium is er niet, maar ik word er volgend jaar wel op afgerekend als we de verkorte termijnen niet halen.’
‘Kwaliteit van Landelijk Omgevingsloket Online is onder de maat’ Samen met de gemeenten Breda, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Helmond en Tilburg, de provincie Noord-Brabant en het buurwaterschap De Dommel heeft Aa en Maas onlangs de noodklok geluid. De strekking van hun kritiek: de kwaliteit van het OLO is onder de maat. Ook ontbreken de koppelingen tussen de verschillende overheidslagen, externe adviseurs en milieudiensten. Systemen zullen per 1 januari onvoldoende gereed zijn. Gemeenten verwachten hogere kosten en grotere risico’s. Er heerst ernstige twijfel of de verkorte Wabo-termijnen gehaald zullen worden.
Heiligg De o offi fficiële ccië iële le reactie rrea eact ctie ie van van V VRO VROM ROM M wo word wordt rdtt ti tijd tijdens jden enss he hett Ka Kame Kamerdebat merd rdeb ebat at over de Invoeringswet van de Wabo eind juni al gegeven: ‘De èè
Water s c h a p A a e n M a a s b e t re u r t h e t n i e t l a n g e r m e t i n d u s t r i ë l e loz ers om de tafel te zitten
september 2009 11
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:11
9/4/2009 5:30:41 PM
Ruimtelijk bekeken
datum is heilig’, aldus minister Jacqueline Cramer die zegt alles uit de kast te willen halen om de planning te halen. In het najaar komt er een evaluatie van het OLO, zonodig krijgen gemeenten extra ondersteuning. Wel erkent Cramer, laat zij via haar woordvoerder Jan-Jaap Eikelboom weten, dat het geautomatiseerd uitwisselen van gegevens inderdaad een onhaalbare kaart is. ‘De ervaring van de eerste veertig gemeenten – toch koplopers – leert dat de ICT-ontwikkeling bij gemeenten over het algemeen genomen nog niet zo ver is. Hierin nu investeren zou bij 95 procent van de gemeenten de
Cramer: ‘Geautomatiseerd uitwisselen van gegevens is een onhaalbare kaart’ invoering van de Wabo per 1 januari niet realistisch maken. Naar dit scenario zullen gemeenten de komende jaren in hun eigen tempo toe moeten groeien.’ VROM zweert dan ook bij de ICT-voorziening volgens het ‘eenvoudig scenario’ (waar al honderd gemeenten gebruik van zouden maken). Hierin vindt de communicatie tussen aanvrager, bevoegd gezag en adviseurs plaats via e-mail (en niet geautomatiseerd via webservices). ‘Een mailbox is voldoende’, aldus Eikelboom. De reactie van VROM op de B5-actie is voorspelbaar, blijkt uit navraag bij Gabriel van Tiggelen, samensteller van het
rapport bij de gemeente Helmond. ‘VROM hamert erop dat de minimale variant van het systeem “goed zal werken”. Wij betwijfelen dat’, aldus Van Tiggelen die openhartig uit een gesprek met Wabo-projectleider Joke Vroon van het ministerie citeert. ‘De ICT-perikelen zijn volgens VROM een zaak voor het bevoegd gezag. De boodschap is dus met andere woorden: zoek het maar uit.’ Een optie is de Wabo per 1 januari wel in te voeren, maar niet vast te houden aan de verkorte behandeltermijnen. Daar heeft VROM evenwel geen boodschap aan. Boer van Waterschap Aa en Maas constateert dat VROM zijn ambities om de ICT-dienstverlening te verbeteren flink naar beneden heeft bijgesteld. ‘We moeten gewoon op papier of met e-mail werken. Het wordt alleen een mailbox, geen workflow. Het is maar de vraag of wij als lokale en regionale overheden in staat zijn met deze beperkte ICT-randvoorwaarden onze dienstverlening, denk aan kortere doorlooptijden, te verbeteren. Met e-mailverkeer werken we al langer. Daar hebben we geen rijksoverheid voor nodig.’ Boer hekelt het ongebreidelde optimisme van het ministerie. ‘Volledig misplaatst.’ Hij vindt zelfs de communicatie ‘misleidend’. ‘Over de pilots waar het niet goed gaat, vind je niets terug op de website van VROM. De mensen in het veld weten het: de praktijk laat zien dat de deadline van 1 januari absoluut irreëel is.’ é Pieter van den Brand
september 2009 12
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:12
9/4/2009 5:30:46 PM
Ruimtelijk bekeken
Sleutelprojecten als constante in het
ruimtelijke beleid Kort voor het zomerreces besloot het kabinet om een verkenning te starten naar toekomstige sleutelprojecten in het kader van de structuurvisie Randstad 2040. Als deze verkenning positief uitvalt, is dat het startsein voor een derde generatie sleutelprojecten. Deze zouden daarmee een opmerkelijk constante factor in het ruimtelijke beleid worden. Bureau Stedelijke Planning en het onderzoeksinstituut OTB-TU Delft zetten de ervaringen en lessen uit hun evaluatie op een rij.
D
e Kop van Zuid in Rotterdam, Maastricht Céramique, Centraal stadsgebied Amersfoort en de Amsterdamse Zuidas: aansprekende voorbeelden van sleutelprojecten die het aanzien van de Nederlandse steden hebben veranderd. Twintig jaar geleden waren ze pioniers van een ander beleid, dat van de stedelijke gebiedsontwikkeling. Inmiddels is de betrokkenheid van de rijksoverheid bij gebiedsontwikkeling in de ruimtelijke ordening gebruikelijker. Na de sleutelprojecten kwamen er BIRK-projecten, Nota Ruimte-projecten, projecten gebiedsontwikkeling in het MIRT en vele meer. De sleutelprojecten zijn te beschouwen als ontwikkelingsplanologie avant la lettre.
van deze projecten geselecteerd (zie tekstkader). Begin jaren negentig startte de uitvoering, de meeste van deze projecten zijn nu geheel of grotendeels afgerond. Eind jaren negentig besloot het kabinet tot de start van een tweede generatie sleutelprojecten: de zes HST-stations (zie tekstkader). Anders dan bij de eerste generatie sleutelprojecten werd door de betrokken ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat tevoren een budget gereserveerd, ruim 1,4 miljard euro (prijspeil 2005). Deze projecten zijn nu in uitvoering. De Amsterdamse Zuidas is verreweg het grootste en tevens het enige project waarvoor nog geen uitvoeringsovereenkomst is èè A m e r s fo o r t , C e n t ra a l S t a t i o n
Twee generaties De Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening uit 1988 markeerde een koerswijziging in het ruimtelijk beleid. De nationale ruimtelijke ordening richtte zich uitdrukkelijk op de stedelijke gebieden en de markt kreeg een prominente rol. Daarbij hoorden nieuwe instrumenten: het mainport-beleid, de stedelijke knooppunten en stedelijke herstructureringsprojecten, die later tot ‘sleutelprojecten’ werden gedoopt. Er zijn uiteindelijk acht
september sep se ptteem mber 2009 20 2 009 09 13 13
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:13
9/4/2009 5:30:52 PM
Ruimtelijk bekeken
getekend. Ook al worden er volop kantoren gebouwd, de financiering van het ambitieuze DOK-model voor de infrastructuur is nog niet rond. Bij deze sleutelprojecten zijn de bouwputten pas in het volgend decennium weg.
Meerwaarde Wat hebben de sleutelprojecten opgeleverd? Heeft de betrokkenheid van de rijksoverheid meerwaarde gehad, en zo ja, op welke punten? Dat waren de vragen die door onze evaluatie beantwoord moesten worden alvorens de zoektocht naar nieuwe sleutelprojecten in het licht van de structuurvisie Randstad 2040 kon beginnen. Om de effecten en meerwaarde van de sleutelprojecten goed te kunnen reconstrueren, hebben we ze vergeleken met referentieprojecten: andere grote stedelijke projecten (eerste generatie) en stationsprojecten (tweede generatie, zie tekstkader). Er is gekeken naar de economische en maatschappelijke effecten van de projecten, de bestuurlijke effecten en de financiële instrumenten. De vergelijking leidde tot een aantal opmerkelijke resultaten. De sleutelprojecten hadden aantoonbare meerwaarde tegenover de referentieprojecten bij de vastgoedwaarde van woningen (de transactieprijzen van woningen in de omge-
De Tramtunnel in Den Haag was niet aangelegd als dit gebied geen sleutelproject was geweest ving van de sleutelprojecten stegen meer), in de dichtheid van het bouwprogramma en in de ruimtelijke kwaliteit. De stijging van de prijzen van koopwoningen was bij een paar projecten behoorlijk groot, ook na correctie voor regionale verschillen: het Amsterdamse Oostelijk Havengebied,
Maastricht Céramique, Nieuw Centrum Den Haag en Rotterdam Centraal. Er was daarentegen geen meerwaarde bij de vastgoedwaarde van kantoren of de groei van de werkgelegenheid. Op deze punten scoorden de referentieprojecten gemiddeld even goed als de sleutelprojecten. Dat is opvallend gezien de sterk economische doelstelling van de sleutelprojecten. Natuurlijk kwamen er bij de sleutelprojecten veel banen bij, zoals bij de Rotterdamse Kop van Zuid, maar dat gebeurde ook bij de Amsterdamse IJ-oevers, die geen sleutelproject waren. Bij de kantorenmarkt was het beeld zeer wisselend en laten de prijzen van alle projecten veel schommelingen zien. De sleutelprojecten trokken tegen de verwachting in ook niet meer private investeerders aan dan de andere projecten, maar ze leidden wel tot extra publieke investeringen, en juist daarin ligt een belangrijke meerwaarde. De Tramtunnel in Den Haag was niet aangelegd als dit gebied geen sleutelproject was geweest, en dat geldt wellicht ook voor de Rotterdamse Erasmusbrug. Op het financiële vlak waren de effecten van het extra budget voor de tweede generatie sleutelprojecten tweeledig: enerzijds werd de ruimtelijke kwaliteit van masterplannen voor de HST-stations hoger, anderzijds leidde het beloofde budget tot torenhoge ambities van de gemeenten die niet altijd realiseerbaar bleken. Dat werd zichtbaar bij het uiteindelijk afgewezen masterplan voor het Rotterdamse CS van de Britse architect Alsop met de ‘champagneglazen’. Tot slot werden bij sommige sleutelprojecten de procedures gemakkelijker. Dat was met name het geval bij projecten met milieuproblemen, zoals Centraal stadsgebied Amersfoort en het Amsterdamse Oostelijk Havengebied. Bij de snelheid van besluitvorming waren echter geen verschillen te zien. Het beeld wisselt dus per onderwerp, maar op een aantal komen de sleutelprojecten duidelijk beter uit de vergelijking. Dat
Den B o sch, Pa leis Kwar tier
sseptember sept se ep pttem emb beer er 2009 20 2 00 09 9 14 14
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:14
9/4/2009 5:31:16 PM
Grote verschillen Er zijn grote verschillen tussen de sleutelprojecten. Alhoewel in de evaluatie niet is gekeken naar afzonderlijke projecten, is het niet moeilijk te zien welke projecten eruit springen. Maastricht Céramique is een voorbeeld van een relatief vlot verlopen project. Al in een vroeg stadium was er overeenstemming tussen de publieke en de private initiatiefnemer, de gemeente Maastricht en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Jo Coenen maakte als supervisor een alom geprezen masterplan. Er is een nieuw stedelijk gebied aan de rand van het centrum ontstaan met vooral een woonfunctie, maar ook met kantoren en publieke voorzieningen als de Openbare Bibliotheek en het Bonnefantenmuseum. De oplevering van de loopbrug over de Maas tussen Céramique en het oude centrum in 2003 rondde het project af. Rond het Centraal Station van Utrecht ging het veel minder snel. Dit gebied was al in vroeg stadium kandidaat voor de eerste generatie sleutelprojecten. In 1993 trok het ABP zich terug en bleek dat de NS eveneens grote aarzelingen had. Het project stagneerde en werd naar de tweede generatie doorgeschoven. In 2000 viel het volgend consortium uiteen. Na vele planwijzigingen, politieke wisselingen en een referendum is in 2004 een uitvoeringsovereenkomst getekend. Het project laat zien hoezeer zowel interne als externe politieke factoren de voortgang kunnen beïnvloeden, ondanks consensus over het belang van het stationsgebied voor het herstel van de Utrechtse binnenstad.
Foto’s : Bureau Stedelijke Planning
was voldoende om positief te adviseren over het starten van een verkenning naar nieuwe sleutelprojecten.
A m s te rd a m , Z u i d a s
elk geval te willen kijken naar de ambities voor de Olympische Spelen in 2028. Daarnaast wordt gedacht aan grote stedelijke en/of groen-blauwe projecten in de Randstad. Vanuit de evaluatie zijn aanbevelingen geformuleerd over de voorwaarden waaraan nieuwe sleutelprojecten zouden moeten voldoen. Een heel belangrijke is: wees zeer selectief en kies projecten waar de rijksoverheid een duidelijke meerwaarde heeft. Stedelijke gebiedsontwikkeling is in Nederland in principe het domein van gemeenten en private partijen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld dat de Amsterdamse zuidelijke IJ-oevers, destijds afgewezen als sleutelproject, door de gemeente zelf succesvol zijn ontwikkeld. Hieruit blijkt dat de rijksoverheid lang niet altijd meerwaarde heeft. Beter een concentratie op enkele projecten dan een eindeloze spreiding van het beleid. é Ries van der Wouden, Gijs Foeken,
Koen Hollander – Bureau Stedelijke Planning
Naar de toekomst De verkenning naar mogelijke nieuwe sleutelprojecten is onlangs van start gegaan. Het kabinet heeft aangegeven in
Rapport en bijlagen zijn te downloaden via www.vrom.nl/Randstad2040 en www.stedplan.nl.
Overzicht sleutelprojecten en referentieprojecten Eerste generatie sleutelprojecten: 1. Brabantse Poort (Nijmegen) 2. Centraal Stadsgebied Amersfoort 3. Céramique (Maastricht) 4. Corridor Eindhoven-Veldhoven-Welschap 5. Kop van Zuid (Rotterdam)
Referentieprojecten voor de evaluatie: 1. Kanaaloevers (Apeldoorn) 2. Laakhavens (Den Haag) 3. Paleiskwartier (Den Bosch) 4. IJ-oevers (Amsterdam)
6. Nieuw Centrum Den Haag 7. Oostelijk Havengebied (Amsterdam) 8. Stationsgebied Noordwest (Groningen) Tweede generatie sleutelprojecten / Nieuwe sleutelprojecten: 1. Arnhem Centraal 2. Den Haag Nieuw Centraal 3. Rotterdam Centraal 4. Breda Stationskwartier 5. Utrecht Centraal 6. Amsterdam Zuidas
Referentieprojecten voor de evaluatie: 1. ArenAPoort (Amsterdam) 2. Leiden Centraal 3. Spoorzone Tilburg
september 2009 15
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:15
9/4/2009 5:31:20 PM
Interview
De kunst om in
andermans schepping iets nieuws te
maken Arno Boon Fo to: Vincent van den Hoven
BOEi, de Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed, geeft nieuwe betekenis aan plekken met een verhaal. En met succes. Steeds vaker zijn gerestaureerde en herbestemde fabrieksgebouwen een vliegviel voor verdere ontwikkeling. ‘We willen uitstralen dat het gaat lukken als wij er mee aan de slag gaan.’ Met name het momentum om in de oude, vervallen gebouwen nieuwe gebruiksmogelijkheden te zien, blijft directeur Arno Boon boeien.
W
e zijn in Ulft, de Achterhoek, op het immense terrein van de vermaarde IJzergieterij DRU, waar het merendeel van de gebouwen er leeg en verwaarloosd bij staat. Aan de toren met daarop het jaartal 1754 lezen we af
‘Onze kennis zit ’m in de kennis over hoe je gebouwen restaureert’ dat we te maken hebben met een bijzondere plek. Hier is geschiedenis geschreven, industriële geschiedenis.
Dankzij de ijzeroer in de grond langs de Oude IJssel was dit samen met de Zaanstreek een van de eerste industriegebieden, memoreert Arno Boon. ‘Het begon met de graaf van Berg en de vervaardiging van kanonskogels. Later groeide het uit tot wat ze in deze streek noemen “Iron Valley”. Ja, je moet een beetje fantasie hebben’. Er liggen hier belangrijke roots van de vaderlandse ijzer- en staalindustrie. Er werden badkuipen, braadpannen... gemaakt. Tot eind vorige eeuw was er productie, weliswaar op kleine schaal van de meer hightech niches, roestvrij stalen tanks voor de melkindustrie. Daarna volgde het verval.
september 2009 16
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:16
9/4/2009 5:31:22 PM
In 1999 kreeg BOEi het verzoek om eens te komen kijken. Het regionaal georiënteerde Klaassen Vastgoedontwikkeling en Bouwfonds hadden hun oog laten vallen op het fraaie gebied langs de Oude IJssel. Maar wat te doen met die oude meuk?
‘Het is toch vooral de kunst om in andermans schepping iets nieuws te maken. En natuurlijk om op een gegeven moment de gebruikers te vinden, die hier in willen stappen.’ Het nadenken over de invulling en in het bijzonder welke partijen geschikt zijn, wordt steeds belangrijker, constateert
Herontwikkeling Trekkers egaliseren de grond voor de nieuwe ingang van het Portierscomplex, dat zijn oude glorie heeft teruggekregen, maar nu gaat dienen als multifunctionele cultuurfabriek. Binnen zijn werklui bezig met de afwerking van het interieur. Wandelend van de monumentale ruimte voor het grand café, langs de bibliotheek, door de theaterzaal, naar het poppodium valt de bezoeker van de ene verbazing in de andere. Als dit complex in het najaar open gaat, zal het veel meer dan een lokale functie hebben. Dit wordt een cultuuricoon in Oost-Nederland. Arno Boon probeert in woorden te vatten wat de kracht van dit soort gebouwen is. ‘Het zijn plekken die veel sfeer en een verhaal hebben. Vele generaties zijn er doorheen gesloft, hebben er gewerkt, zijn er gelegerd geweest. Die tand des tijds, dat verleden, vormt een voelbaar decor dat iets extra’s geeft aan de nieuwe functies die er in komen.’ BOEi is negen jaar geleden opgericht op initiatief van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten om industrieel erfgoed te behouden door herontwikkeling. Het is een vennootschap met meerdere aandeelhouders, waaronder grote ontwikkelaars als AM, Rabo Bouwfonds, NS Poort, en de Bank Nederlandse Gemeenten. De financiering van de restauratie en het herbestemmen gebeurt met subsidies, leningen tegen een lage rente, eenmalige bijdragen en uit gestort aandelenkapitaal van de aandeelhouders. BOEi hoeft geen winst te maken, maar denkt uitdrukkelijk wel commercieel. Boon: ‘We zijn een ontwikkelende belegger. We zitten ook wel eens in een adviserende rol, maar meestal kopen we het complex. We investeren echt en kiezen nadrukkelijk een plek tussen de markt en de overheid. De aandeelhouders zijn allang blij als onze projecten zichzelf kunnen bedruipen. Bij positief resultaat vloeit dit terug voor de financiering van volgende projecten.’
Kennis en ervaring Langzamerhand heeft BOEi een unieke expertise opgebouwd om snel een inschatting te kunnen maken of een oud industrieel complex levensvatbaar is, zowel bouwtechnisch als commercieel. ‘Vaak denken mensen dat de zaak op instorten staat. Dat valt dan bij nader inzien best mee’, legt Boon uit. ‘Wij hebben mensen in huis en om ons heen die veel ervaring hebben met de restauratie van dit soort gebouwen. Ze zien meteen wat er mogelijk is en wat dat kost. Die expertise is dun gezaaid.’ Persoonlijk vindt Arno Boon het meest uitdagende moment om door het achterstallige onderhoud en het verval heen te kijken en de mogelijkheden voor herontwikkeling te zien.
‘Je moet successen boeken, anders droog je op’ hij. ‘Je moet met alles tegelijk rekening houden: de locatie, de markt, de regels van de monumentenzorg, de visies van deze en gene. Ook die expertise is heel bijzonder; die hebben we over de jaren opgebouwd en opgeslagen, zodat we snel kunnen schakelen. Hoe richten we het gebouw in en maken we de bedrijfsvoering zodanig, dat het gaat werken. De partijen die meedoen, moeten het kunnen trekken. We hebben er niets aan als de huurder na twee jaar omvalt.’
Visie en overtuiging Er is niet een vaste manier van aanpakken. De omstandigheden zijn steeds weer anders, ook de partijen die erbij betrokken zijn en die wat willen, legt de BOEi-directeur uit. ‘De ene keer zit de drijvende kracht bij een projectleider, een hoofd van dienst bij de gemeente, zoals bij de verplaatsing van het stationnetje in Houten. De andere keer is het een externe partij, een particulier, die zich druk maakt over de teloorgang van een bijzonder gebouw. Zoals bij de Zeepfabriek Rohm & Haas in Amersfoort. Het is aan Joke Sickman te danken dat die gebouwen er nog staan. Ze is oprichtster van de stichting Siësta, Stichting Industrieel Erfgoed, en kwam bij mij met de vraag wat te doen om in Amersfoort het industrieel erfgoed op de kaart te krijgen. “Blijven doen, wat je al doet”, zei ik tegen haar. Onvermoeibaar een pleidooi houden voor behoud van het waardevolle en nadenken over een nieuwe bestemming. Soms zet de rijksdienst ons op het spoor. Een andere keer zien we zelf een gebouw dat grote kansen geeft.’ Heel veel projecten kennen we uit de verte. Dat was ook het geval bij de ijzerfabriek in Ulft,vertelt Boon. ‘Ulft is een gemeente met zo’n 40.000 inwoners, verdeeld over zeven kernen, die graag haar jonge bevolking vast wil houden om de krimp tegen te gaan. Dat betekent dat je een aantrekkelijke woonomgeving en een interessant cultuuraanbod moet bieden. Er zit hier een wethouder met een duidelijke visie over hoe de gemeenschap vitaal te houden, die zich met hart en ziel aan dit project heeft verbonden. Elke zaterdag leidt hij drie groepen geïnteresseerden rond over het terrein. Zo iemand heb je echt nodig om zo’n enorm complex project als dit te realiseren.’
Vliegwiel Het dak van de Portiersloge biedt een fraai uitzicht over het enorme complex, langs de slingerende rivier en de weilanden. èè
september 2009 17
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:17
9/4/2009 5:31:44 PM
Interview
De Z e epfabr i ek Ro h m & Ha as i n Amersfoor t . He t is aan Joke Sic kman, opr ic htster van de stic hting S i ë s t a , S t i c h t i n g I n d u s t r i e e l E r f g o e d , te d a n k e n d at d i e g e b o u w e n e r n o g s t a a n .
‘Vergeet niet dat de DRU net zo groot is als het terrein van de Westergasfabriek in Amsterdam’, merkt de BOEi-directeur terloops op. ‘De opgave is net zo groot, de omstandigheden zijn een tikje moeilijker. Dit is het oosten van het land met een totaal andere markt.’ Hij wijst op de Badkuipenfabriek, waar de restauratie inmiddels eveneens in volle gang is, en waar lofts in komen. ‘Heel gedurfd in deze streek, maar het
Cultuurcluster is binnen de termijn en het budget opgeleverd beste voor het gebouw. Je hebt wel de tijd nodig om mensen te vinden, die daarin met je willen meegaan.’ Staand op het dak van het gebouw dat bijna klaar is, denkt Arno Boon terug aan de eerste keer dat hij met dertien culturele instellingen in de koude, kale hal om de tafel zat. Brainstormen met dikke jassen aan. ‘Je kunt dit soort processen niet benaderen vanachter een tekentafel. Het is net een Echternach-processie: een stapje achteruit, twee vooruit. Samen zoeken en proberen.’ In de meeste gevallen neemt BOEi het initiatief en proberen ze de kar te trekken. Niet te hard, niet te veel voor de troepen uit. Gevoel krijgen voor wat kan en wanneer het kan. Toch telt het resultaat, aldus een stellige Boon. ‘De tijd die je nodig hebt om echt iets van de grond te krijgen, moet niet te lang duren. We willen uitstralen dat het gaat lukken als wij er mee aan de slag gaan.’ Daarom is vrijwel de gehele restauratiesubsidie, die
beschikbaar kwam voor de zeven monumenten op het fabrieksterrein, gestopt in het Portierscomplex. Boon vol vertrouwen: ‘Dit wordt zo’n enorm vliegwiel dat we er van overtuigd zijn, dat als dit draait, er weer genoeg belangstelling van andere partijen komt om ook de rest aan te pakken. Bovendien is dit een mooi wapenfeit waarmee we volgend jaar ons tienjarig bestaan kunnen vieren.’
Inspiratie en draagvlak Eind juni hoorde BOEi dat er extra stimuleringsgeld komt voor een aantal projecten. Minister Ronald Plasterk gebruikt Artis en DRU als vooorbeeld van zijn nieuwe visie op het omgaan met erfgoed: behoud door ontwikkeling. Boon, trots: ‘Die man snapt het gewoon. Juist nu zien veel partijen onze projecten als een manier om de economie door haar dieptepunt heen te helpen. De plannen moeten wel gedragen worden. Daarom maken we reuring en halen we tal van activiteiten hier naartoe; van een eendagsfestival voor scholieren en theatervoorstellingen, tot televisieuitzendingen. De finale van het programma ‘Restauratie’, gesponsord door de BankGiroLoterij hebben we hier op een groot scherm bekeken met 250 mensen, inclusief de burgemeester. Binnen regende het net zo hard als buiten. We hadden een geweldige avond. Wat mij bij elk project weer een grote kick geeft, is dat we er steeds weer in slagen om mensen bij elkaar te brengen, die zo’n project verder kunnen brengen en loyaal zijn aan wat we doen.’ é Marcel Bayer
september 2009 18
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:18
9/4/2009 5:31:49 PM
Ruimtelijk bekeken
Tijd voor strakke ruimtelijke randvoorwaarden
Opmars van de megawinkels en malls Helemall wel, Helemall niet. De verhitte gemoederen bij het referendum over de megamall bij Tilburg illustreren ragfijn de controversiĂŤle positie van grootschalige formules voor winkels en vrije tijd. Op veel plaatsen zijn de afgelopen jaren palen geslagen of linten doorgeknipt voor nieuwe megasupermarkten, retailparken en factory outlet centers. Er zijn slechte voorbeelden, maar het blijkt ook mogelijk om de dynamiek in de markt te benutten voor de ontwikkeling van duurzame knooppunten aan de rand van de stad. De positie van de traditionele binnensteden verandert onvermijdelijk. Overheden hoeven niet bang te zijn voor grootschalige ontwikkelingen, maar een beleid met visie en strakke randvoorwaarden is vereist.
Z
even jaar geleden waren ze nog een onbekend verschijnsel in Nederland; op dit moment zijn er al ruim 50 megasupermarkten (vanaf 3000 m2) geopend, waarvan bijna de helft buiten de bestaande winkelcentra. Nederland telt drie Factory Outlet Centers en de plannen voor een megamall bij Tilburg zorgden voor grote maatschappelijke en bestuurlijke commotie. Door de economische recessie mogen de plannen dan in de ijskast staan, de ontwikkeling van megawinkels en -malls zal doorgaan. Grootschalige centra en grootschalige winkels sluiten aan bij een marktbehoefte, zowel vanuit de consument als vanuit bedrijfsmatige overwegingen. Afstand is minder belangrijk, autobereikbaarheid en goedkoop parkeren des te meer. Consumenten willen bekende merken zien en veel keuze hebben. Nederlanders vormen daarbij geen uitzondering en
praten verlekkerd over de Carrefour die zij in Frankrijk op vakantie bezochten met zijn honderden soorten wijnen en kazen en andere verse producten. Ook de aanbieders hebben behoefte aan steeds grotere winkels en het liefst tegen lage vierkante meterprijzen. Grotere winkels zijn rendabeler en trekken meer publiek. Het einde van de schaalvergroting is nog niet in zicht. In The Wall, aan de A2 bij
Sturen op branches en vierkante meters is niet voldoende Utrecht, opent Toys XL haar grootste winkel tot nu toe (2500 m2) Top Shelf opende er een sportwinkel met een vloeroppervlak van maar liefst 8500 vierkante meter.
èè
september 2009 19
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:19
9/4/2009 5:31:53 PM
Ruimtelijk bekeken
Effecten Gemeentebesturen gaan verschillend om met grootschalige winkelvoorzieningen. Sommige gemeenten willen zich onderscheiden en een regionale positie verwerven met grootschalige leisure en retail. Andere zijn op zoek naar financiële dekking in de exploitatie van een grote voorziening zoals een nieuw stadion. Er zijn ook gemeenten die juist een heel terughoudend beleid voeren, al dan niet ingegeven vanuit angst voor de ontwrichting van hun bestaande winkelstructuur. Overal wordt het beleid net weer anders gevoerd en zijn de toegestane branches verschillend. Zo kun je in de ene Gamma wel een lcd- televisie krijgen en in de andere, even verderop, niet. De discussies rond het al dan niet toestaan van nieuwe grootschalige centra lopen soms hoog op. Niet alleen tussen naburige gemeenten, maar ook binnen een gemeente. Zittende ondernemers vechten voor hun bestaande omzetten, politieke partijen komen op voor de binnensteden en kleinschalige centra in de wijken. Slecht geplande grootschalige centra kunnen een desastreus effect hebben op de ontwikkeling van steden, op de mobiliteit, op het milieu en op de leefbaarheid, zo leren ons diverse voorbeelden uit het buitenland zoals CentrO, Merry Hill en Waasland Shopping Centre. Toch is een defensieve strategie, die grootschaligheid zo veel mogelijk wil indammen in Nederland, op lokaal of regionaal niveau niet meer effectief. Er is altijd wel een naburige gemeente of provincie die gebruikmaakt van de mogelijkheden en de marktruimte. Een strategie met strikte randvoorwaarden die ruimte biedt aan vernieuwing en schaalvergroting, is wel op zijn plaats. Er zijn vier belangrijke randvoorwaarden bij het voeren van een dergelijk derg gelijjk beleid.
S c h e t s vo o r m e g a - m a l l i n T i l b u r g
Onderscheiden In de eerste plaats gaat het om onderscheidend vermogen van de nieuwe ontwikkeling. Dit onderscheid kan liggen in de branchering/het thema, maar misschien ook in de formule die bijvoorbeeld sterk gericht is op doelgericht aankopen. En vervolgens is het de kunst ook vast te houden aan de formule en het thema dat gekozen is. Bij het plan van de mall ‘Aventura’ in Tilburg had de ontwikkelaar gekozen voor een concept dat een nieuwe vorm van winkelen zou moeten toevoegen aan de bestaande winkelgebieden in de binnensteden, met winkels in het hoogwaardige segment. Aventura zou als totaalconcept voor een nieuw element in de Tilburgse, regionale en zelfs nationale winkelstructuur zorgen. Het is voor overheden de kunst om, naarmate de plannen vermogen serieuzer worden,, dat onderscheidend onders rsch chei eidend vermoge g n dan ook echt
K rak au, Polen
september 2009 20
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:20
9/4/2009 5:32:13 PM
vast te houden en geen water bij de wijn te doen. Gemeentes moeten op dat gebied harde garanties eisen door in overeenkomsten goede afspraken te maken die gelden voor projectontwikkelaar (thema), eigenaar (branche) en retailer (assortiment) en die vast te leggen in beleid. Niet alleen direct na de opening, maar ook nog na jaren als er winkels verdwijnen.
Kwaliteit In de tweede plaats is het vanuit het oogpunt van duurzaamheid gewenst regie te voeren op de ruimtelijke kwaliteit van de locatie en de gebouwen. Consumenten stellen steeds hogere eisen aan die ruimtelijke kwaliteit en de uitstraling van de winkels die zij bezoeken. Het tegengaan van verrommeling staat bovendien hoog op de ruimtelijke agenda. Een grootschalige winkel in een oude bedrijfshal is aantrekkelijk vanuit het oogpunt van de vierkantemeterprijzen en exploitatie, maar op den duur zullen consumenten toch kiezen voor zorgvuldig vormgegeven centra met sfeer en uitstraling. De nieuwe Factory Outlet Centers zijn hier een voorbeeld van. In Roosendaal is bijvoorbeeld gekozen voor een romantische oud-Hollandse uitstraling. Het mag dan misschien niet ieders smaak zijn, maar het heeft een duidelijke uitstraling, de omgeving is verzorgd en van een zekere kwaliteit.
Herpositionering In de derde plaats is het van belang te erkennen dat er wel degelijk sprake is van een verandering in de verzorgingsstructuur van een stad of regio en hierop in te spelen. Veel kleine buurtwinkelcentra staan onder druk. Ook in binnensteden vallen bij ongewijzigd beleid gaten. Een samenhangende visie op de toekomst van de verschillende winkelgebieden is gewenst. Binnensteden zullen zich aan moeten passen om een sterke positie te behouden. Winkelen is en blijft de belangrijkste economische pijler van de Nederlandse binnenstad, maar andere vormen van gebruik zullen relatief belangrijker worden: horeca, evenementen, cultuur en educatie. Retailers spelen ook in op veranderingen in binnensteden en komen steeds vaker met flagshipstores en look-en-feel concepten. Beleving staat centraal, met een combinatie van leisure, ontdekken en kopen.
Impuls In de vierde, maar zeker niet de laatste plaats: voer regie op de locatie. Kies voor één of twee locaties per stad die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer én de auto. Gebruik de grootschalige ontwikkelingen om de locatie als geheel een impuls in de goede richting te geven. Een goed voorbeeld in dat perspectief is Alexandrium in Rotterdam: niet alleen een sterke profilering met een landelijke uitstraling, maar ook een herkenbaar en goed bereikbaar centrum voor Alexander en Capelle. Ook aan de
S c h e t s e n vo o r ' Av e n t u ra ' m e g a - m a l l i n T i l b u r g
Woonboulevard Utrecht ontstaat langzaam maar zeker een multifunctioneel knooppunt aan de A12 met kantoren, winkels en een transferium met betekenis voor stad en regio. In het buitenland zijn goede voorbeelden zoals in Krakau, waar de nieuwste shopping mall een impuls is voor locatieontwikkeling. De ‘Galeria Krakowska’ (270 winkels en 22 horecazaken) creëert een nieuwe verbinding tussen de oude binnenstad en het station. Het stationsplein is opnieuw ingericht en een groot parkeerdek boven de sporen maakt zowel station, binnenstad als shopping mall bereikbaar. Uitgaande van deze vier randvoorwaarden is er in Nederland nog flink wat werk aan de winkel. Perifere locaties die aan alle vier de hiervoorbeschreven randvoorwaarden voldoen zijn in Nederland nog schaars. Maar er is geen weg terug. Laten we er vooral iets moois en goeds van maken. é Jan Oosterman, Jan.Oosterman@DHV.com é Met dank aan Caroline Rindertsma en Tessa Bruigom
september 2009 21
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:21
9/4/2009 5:32:40 PM
Trend
Wonen na Zware tijden op de woningmarkt. De toch al niet soepel draaiende verhuiscarrousel is krakend tot stilstand gekomen. Van een wooncarrière is voor velen voorlopig even geen sprake meer. De crisis betekent een tijdelijke terugslag, een veel langduriger fenomeen is de krimp. Intussen woedt er een hevige discussie over de ambities van het kabinet om op grote schaal te verdichten. Tijd voor herbezinning op de vraag: ‘Wat gaan we bouwen en voor wie?’
A rc h i te c t R u d y U y te n h a a k : ‘ E c h te k w a l i te i t k u n j e n i e t i n re g e l s v a n g e n , d i e z i t i n h e t p l a n .’
september 2009 22
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:22
9/4/2009 5:32:48 PM
A r t i s t s i m p re s s i o n Solid, IJburg
D
at de vanzelfsprekendheid van groei voorbij is, houdt zowel een kans als een bedreiging in. De woningmarkt gaat meer de kant uit van een vraagmarkt en de wensen van verschillende groepen consumenten staan weer meer centraal (kans). De bedreiging is dat er als gevolg van risicomijdend gedrag en kortetermijndenken toch weer te veel ‘bulk’ wordt neergezet die later moeilijk verkoopbaar zal blijken. In een recent onderzoek naar de bouwprogramma’s van gemeenten komt vooral dat laatste sterk naar voren. Het blijkt dat veel gemeenten de toekomstige krimp negeren en aan overplanning doen, waarbij ze te snel kiezen voor relatief kleine en goedkope starterswoningen. Die zijn eenvoudiger afzetbaar en ze kunnen jongeren aan de gemeente binden. Geen goede ontwikkeling met het oog op de toekomst, vindt Michiel Pellenbarg, onderzoeker van advies- en ingenieursbureau DHV: ‘Er heerst eenzelfde soort prisoner’s dilemma als eerder bij de planning van bedrijfslocaties. Veel gemeenten voeren een strijd om starters en jongeren, maar dat zijn krimpende groepen. Voor de doorstroming zou het verstandiger zijn om te bouwen voor de middengroepen, en om meer rekening te houden met de woonwensen van senioren. De provincies zouden hun rol als regisseur op de woningmarkt wat dat betreft beter kunnen oppakken.’
Genuanceerd Iedereen kent de rijtjes inmiddels uit het hoofd: perifere regio’s als Oost-Groningen, Zuid-Limburg en delen van Zeeland krimpen, terwijl de Randstad, vooral in de Noordvleugel, en ook bijvoorbeeld de regio Arnhem-Nijmegen nog een forse bouwopgave te wachten staat. Maar het beeld ligt genuanceerder, zegt Pellenbarg: ‘De situatie is overal anders. Er is “ontjonging” in regio’s als het Gooi, die onbetaalbaar voor starters zijn geworden. Er zijn krimpende gemeenten in gebieden die als geheel nog wel groeien. In heel Nederland stijgt het aantal huishoudens met tien procent tot 2025, terwijl de beroepsbevolking afneemt. Dat betekent een ander soort groei dan we gewend zijn. Het vraagt om meer maatwerk dan voorheen.’ Maatwerk, dat lijkt het nieuwe toverwoord in de woningbouw. De grote en ‘gemakkelijke’ woningbouwlocaties raken op. Om projecten te realiseren zoeken ontwikkelaars steeds vaker toenadering tot partijen die niet tot de traditionele bouwkolom behoren, zoals zorg- en onderwijsinstellingen. Deze diversificatie wordt versterkt door de sociaal-culturele ontwikkelingen. De VROM-raad onderscheidt in het onlangs verschenen advies Wonen in Ruimte en Tijd drie maatschappelijke trends die de woningbouw beïnvloeden. Er is een
Foto: Stadgenoot
naa de dip
toenemende behoefte om te wonen met gelijkgestemden, al dan niet in privaat beheerde woondomeinen. Tijdelijk wonen en verschillende vormen van meerhuizigheid nemen toe. En er is een steeds grotere vraag naar comfort en gemak, waarbij wonen samenvalt met zorg- en dienstverlening.
Solids Een goed voorbeeld van ‘woningbouw nieuwe stijl’ zijn solids: gebouwen met ruimtes waarin zowel mag worden gewoond als gewerkt (kantoren, winkels én horeca) en die een grote vrijheid van indeling bieden aan de huurders of kopers. Inmiddels is de eerste solid in aanbouw in de Amsterdamse wijk IJburg (oplevering najaar 2010) en staat een tweede gepland in Oud-West. Bestemmingsvrij bouwen; het lijkt bijna on-Nederlands. ‘Het heeft veel overleg en denkkracht gekost om de plannen erdoor te krijgen,’ aldus Viviane Regout, hoofd conceptontwikkeling van Kristal, dat in opdracht van corporatie Stadgenoot de solid in IJburg ontwikkelde. ‘Er moesten nogal wat juridische en planologische hobbels worden genomen, zowel in het bestemmingsplan als in het bouwbesluit. Je zit met medewerkers van het stadsdeel rond de tafel die regels willen handhaven. Maar wat als er geen regels zijn? Uiteindelijk is er een nieuwe bestemming bedacht: “stedelijke voorziening”. Dat houdt in dat alles mag, behalve zware bedrijfsactiviteiten.’ Geestelijk vader van de solids is directeur Frank Bijdendijk van Stadgenoot. Al in de jaren tachtig liet hij zich inspireren door de multifunctionaliteit van kraakpanden waarin woon-werkgemeenschappen waren ontstaan. Zo kwam hij op het idee om ‘stadspaleizen’ te creëren waarin de gebruikers kunnen doen wat ze willen zolang ze anderen niet hinderen. Doordat het pand voor meerdere doelen bruikbaar is, ligt het verhuurrisico lager en kan de hogere aanvangsinvestering worden gecompenseerd. Volgend jaar begint de veiling op internet voor de IJburgse solid. Regout noemt het ‘spannend’ wat er gaat gebeuren: ‘Er is geen sturing, behalve dat dertig procent van de ruimtes wordt vrijgehouden voor mensen met bescheiden inkomens. De verwachting is dat er eerst vooral zal worden gewoond en het daarna steeds meer een werkplek wordt. Net als de wijk zelf. Zo kan de solid meegroeien met de omgeving.’ èè
september 2009 23
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:23
9/4/2009 5:33:19 PM
Trend
Het Solids-project bewijst dat er verschillende antwoorden mogelijk zijn op de vraag wat nu precies ‘consumentgericht bouwen’ is. Enkele jaren geleden gingen corporaties en andere ontwikkelaars aan de slag met leefstijl-concepten om zo hun doelgroepen in kaart te brengen en ze beter te kunnen bedienen. Een project als de solids doet precies het tegenovergestelde: bouwen voor een nog onbekende markt. Zet iets neer wat kwaliteit heeft, in een aantrekkelijke omgeving, en laat de gebruikers zelf bepalen wat ze ermee doen.
Binnenstedelijke verdichting Wat wil de woningzoeker? De meest fundamentele discussie over die vraag wordt op dit moment gevoerd omtrent binnenstedelijke verdichting. Als het aan het kabinet en de bestuurders van de grote steden ligt (Randstadvisie 2020-2040) komt minstens 40% van de half miljoen nieuwe woningen in de Randstad binnen bestaande bebouwingsgrenzen. Een ambitieuze doelstelling, want het aandeel is nu met moeite 25%. Publieksonvriendelijke luchtfietserij, zegt het grootste deel van de bouwwereld in koor; de meerderheid van de burgers zoekt een huis met een tuin. Wie gelijk heeft, valt moeilijk te zeggen. Welbegrepen eigenbelang is de marktpartijen niet vreemd; grote projectontwikkelaars hebben grondposities buiten het stedelijk gebied en zouden graag zien dat deze worden ontwikkeld. Anderzijds geeft de kazerneachtige aanblik van sommige verdichtingsprojecten inderdaad het gevoel dat burgers worden ‘opgehokt’. ‘Binnenstedelijke verdichting hoeft niet gelijk te staan aan hoogbouw, niet aan krapte,’ zegt architect Rudy Uytenhaak, schrijver van het boek Steden vol Ruimte. ‘Het is lastig om dat verhaal goed over te brengen. Er wordt al snel een beeld geschetst van een soort Dubai met groen ertussen: een makkelijke karikatuur om je tegen af te zetten.’ Uytenhaak weerspreekt dat de behoefte aan stedelijk wonen wordt overschat door beleidsmakers: ‘Is er wel een echte keuze, als je alleen kunt kiezen tussen een krap stadsappartement en een rijtjeshuis met een tuin? Er is juist een hele categorie die nu niet aan bod komt. Noem ze maar de bakfiets- en greenwheels-mensen die zich bewust zijn van hun ecologische footprint en die dicht bij winkels en theaters wil wonen. Het is geen ideologisch gedram om die groep te willen bedienen met aantrekkelijke woonmilieus.’ Binnen VROM wordt er op dit moment gekeken naar mogelijkheden om binnenstedelijk bouwen aantrekkelijker te maken. Eerder werd in het bouwbesluit een buitenruimte (balkon of dakterras) voor nieuwe appartementen afgeschaft, nu
Engelse drop De specialiteit van Rudy Uytenhaak, in 2008 uitgeroepen tot architect van het jaar, is om de woningdichtheid in een gebied op te voeren zonder dat er een gevoel van benauwdheid ontstaat. In Tuinstad De Bongerd in Amsterdam-Noord staan 1600 woningen in een dichtheid van 70 woningen per hectare, twee keer die van een gemiddelde Vinex-wijk. De Bongerd is een hedendaagse versie van het groene en kindvriendelijke tuindorp, typerend voor Amsterdam-Noord. Zeven verschillende soorten ‘villa’s’ zijn als Engelse drop uitgestrooid. In elk ervan zijn twee tot acht woningen opgenomen met elk individueel een tuin en tuinkamer. Om een zo groot mogelijke tuin te realiseren zijn de woon- en de privékamers op de verdieping geplaatst. Ondergronds parkeren voor de hele wijk bleek niet haalbaar. In plaats daarvan zijn auto’s en bomen gecombineerd in een palet van groene parkeeroplossingen.
wil men het weer verplicht stellen. ‘Van regelgeving moet je ook weer niet te veel verwachten verwachten,’ waarschuwt Uytenhaak. ‘Het gevaar is dat iedereen elkaar netjes op de regels wijst en niemand nog over het eindresultaat gaat. Echte kwaliteit kun je niet in regels vangen, die zit in het plan.’ Het produceren van ‘weldadige woonmilieus’ is ons ontglipt, zegt de architect: ‘Het buitenland loopt op ons voor. Kopenhagen, Bilbao, Besançon, Gent; zelfs in de Verenigde Staten doen ze het beter. Wij hebben nog steeds de American Dream van een huis met tuin in het groen, maar daar is de pendel alweer de andere kant opgeslagen. Terwijl de suburbs staan te verpauperen door de huizencrisis, bloeien de binnensteden op. Een stad als Houston is bezig voetgangersdomeinen te creëren met trams erdoorheen.’
Voorzieningen De gedachte bij verdichting is dat hoogstedelijke milieus, met winkels en uitgaansgelegenheden binnen handbereik, worden gewaardeerd. Maar dan moeten die milieus er natuurlijk wel zijn. ‘Zonder de bijbehorende voorzieningen is verdichting onverstandig,’ zegt Edward Zevenbergen van Bouwfonds Ontwikkeling. ‘Toen ik een tijdje geleden langs de appartementen wandelde in de Kanaalzone in Apeldoorn, een project van ons, kreeg ik even het gevoel: ‘waar zijn de mensen gebleven? Is dit niet een te grote schaal voor zo’n gebied?’ Ook Viviane Regout van Kristal, toch een ontwikkelaar die het moet hebben van binnenstedelijke projecten, is kritisch: ‘In Amsterdam-Noord wordt fors gebouwd rond het toekomstige station van de Noord/Zuidlijn. Ik vraag me af wat voor soort woonmilieu je daar krijgt, of het niet te grootschalig wordt voor die plek.’
september 2009 24
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:24
9/4/2009 5:33:22 PM
Het Oostelijk Havengebied in Amsterdam wordt vaak genoemd als hét voorbeeld van geslaagde verdichting. Edward Zevenbergen, oud-bewoner van de wijk, nuanceert het succes. ‘Je kunt er fijn wonen, maar de eerste grote verhuisronde is al geweest. Negentig vierkante meter zonder tuin wordt door velen toch als krap ervaren, zeker na gezinsuitbreiding. Wie iets groters zoekt en ook nog betaalbaar, moet de stad uit. Dan gaat het dus echt om vierkante meters, zowel binnen als buiten de woning.’ Om de verdichtingsambities te realiseren, moet de financiering anders worden geregeld, vindt zowel Zevenbergen als Uytenhaak. ‘Utrecht is bezig met plannen voor woningbouw langs het Merwedekanaal. Alleen al het uitkopen van de bedrijven kost daar tussen de 1 en 1,3 miljard. Wie dat gaat opbrengen, is nog onduidelijk,’ aldus Zevenbergen. ‘We hebben de middelen zo verkokerd dat bouwen buiten de stad wordt bevoordeeld boven verdichting,’ zegt Uytenhaak. ‘In eerste instantie lijken uitbreidingslocaties goedkoper maar na oplevering kan de overheid flink betalen voor de infrastructuur en andere voorzieningen. De maatschappelijke baten en de verborgen kostenbesparingen van verdichting moeten beter worden verdisconteerd.’
Diversiteit Eén ding staat vast; het tijdperk van het ‘grote gebaar’ in de woningbouw is ten einde. De toekomst is aan bouwpartijen die inspelen op de diversiteit aan woonwensen van verschillende groepen burgers. Vorig jaar berichtte ROmagazine al over de plannen voor een ‘paardendorp’. Bouwfonds heeft het project inmiddels onder zijn hoede genomen en is samen met de initiatiefnemers in overleg met Dronten en Harderwijk. Het ‘seniorendorp’ waar sprake van was, is voorlopig op de lange baan geschoven. Maar op ouderen aangepaste woningen is onbetwist een groeimarkt, ook voor grote marktpartijen, denkt Edward Zevenbergen, die de mogelijkheden onderzoekt van herhuisvesting op korte afstand: ‘Veel ouderen willen anders wonen, maar zijn sterk gehecht aan hun omgeving. Dat vraagt om een vorm van kleinschalige herstructurering binnen de wijk. Zo kun je een deel van de rijtjeshuizen slopen en vervangen door seniorencomplexen. De kunst is natuurlijk om er ook nog aan te verdienen.’ é Martin de Jong
Woonerven vernieuwen het platteland Kapitaalkrachtige Randstedelingen hengelen naar ‘creatieve’ woon(werk)vormen op het platteland. Toch lopen dorpen leeg en vergrijzen, vooral in delen van Noord-, Oost- en Zuid-Nederland . De oorzaak: gebrek aan voorzieningen, vertier, werkgelegenheid én aan betaalbare starterswoningen. Nieuwe woonvormen kunnen het tij helpen keren, als tegelijkertijd de sociaal-economische leefomgeving kan worden gerevitaliseerd.
H
et onlangs deels gelegaliseerde permanent wonen in vakantiehuisjes. Woonateliers en ict in een oude papier-, steen of suikerfabriek. Kinder- of dagopvang in ‘zorgboerderijen’ (inmiddels zo’n duizend stuks in Nederland). Of - nu ruim tachtig gevallen - de oude boerderij helemaal ombouwen voor gemeenschapswonen of een andere zorgwoonvorm. Plattelandsgemeenten, boeren en andere partijen speuren driftig naar nieuwe woonconfiguraties die passen bij de alsmaar veelkleuriger wordende leefstijlen en bij de grillige economie, die de woonvraag nog onvoorspelbaarder maakt.
Op initiatief van een plaatselijke aannemer is daar een boerenperceel van anderhalve hectare ‘cultuur- en landschapshistorisch toepasselijk’ herversneden tot een woonerf met dertien huizen in uiteenlopende prijsklassen. Zelfs een ronde silo-villa met golfplaat-uitstraling ontbreekt niet.
Zowel binnen de dorpsgrenzen als in het buitengebied liggen kansen, zolang het resultaat een aantrekkelijke multifunctionele mix is van rust en reuring, avontuur en geborgenheid. ‘Nieuwe landgoederen’ verrijzen op vrijgevallen landbouwgrond. Verlaten kerken, stationnetjes en fabrieken worden met erfgoedsubsidie omgebouwd, boerenerven heringericht met behulp van de ruimte-voor-ruimteregeling. Soms blijft het bij meergeneratiewonen naast de boerderij, voor mantelzorgers. Verder gaan projecten als Het Nieuwe Erf, middenin het Drentse Koekange, gemeente De Wolden.
De belangstelling is boven verwachting, vertelt RO-wethouder Ank van der Ziel. ‘De gedaanteverwisseling op het platteland is veel ingrijpender dan politici beseffen. Als gemeente willen wij ontwikkelen vanuit onze eigen bevolking en historie. We hebben daarvoor landschapsbureau LA4Sale in de arm genomen. Koekange en een tweede project in Ansen fungeren als pilots. Pakt het goed uit, dan kijken we verder. Stap voor stap, op z’n Drents.’
‘De gedaanteverwisseling op het platteland is veel ingrijpender dan politici beseffen’
é Michel Robles
september 2009 25
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:25
9/4/2009 5:33:27 PM
Trend
CPO neemt een vlucht
Zelfdoeners met spierballen Collectief particulier opdrachtgeverschap kan huizenkopers 25 tot 40 procent kostenbesparing opleveren. En veel vrijheid. Ook gemeenten ontdekken de voordelen, juist in krimp- en crisistijden.
N
oem het een olievlek, of beter nog: kristalvorming. Vanuit telkens nieuwe punten breidt collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) zich uit over het land. De afgelopen twee jaar is de grens van honderd lopende projecten gepasseerd. Dit wordt meer dan een nichegebeuren, concluderen consultants, woningcorporaties en gemeenten.
‘CPO wordt meer dan een nichegebeuren’ De opmars heeft allerlei oorzaken. Plattelandsgemeenten en impopulaire stadsdelen die alles proberen om de leegloop te keren. Brede irritatie over de eenzijdige en verstopte woningmarkt, waar projectontwikkelaars jarenlang regeerden. De ontwikkelaars zelf die zitten vastgeroest in grootschaligheidsdenken en zodoende het antwoord schuldig blijven op de kredietcrisis met zijn opgedroogde klanten- en kredietenstromen. Volgens de Vereniging Eigen Huis wordt momenteel ‘geen project meer gestart’. Grondbezit wordt een last en gaat in de uitverkoop. Gemeenten en woningcorporaties van hun kant ruiken kansen. CPO – gezamenlijke zelfbouw door burgers – betekent dat weer betaalbaar en gevarieerd kan worden gebouwd, bijvoorbeeld voor starters en ouderen. Manna uit de hemel voor menig gemeentebestuur.
Koopgarant Een groot deel van de huidige plannengolf komt van gemeenten, zegt Marcel van Lent van adviesbureau De Regie in Amsterdam, dat zich toelegt op CPO-begeleiding. Eerst kwam Brabant. Dorpen als Bladel gaven goedkoop grond uit aan groepen jonge starters. Woningcorporaties fungeren als zakelijke achtervang. Via een koopgarantregeling doen de
kopers hun CPO-woning bij verhuizen over aan de corporatie. Zo’n achtervangpartij kan gedane investeringen terugverdienen, door het huis op de vrije markt te zetten. Van Lent: ‘Succesvolle voorbeelden hebben regionaal een olievlekwerking.’ Na Brabant kwam Gelderland. Nu is Utrecht ‘hot’. Almere heeft van CPO een beleidsspeerpunt gemaakt. Het Rijk heeft via de provincies 8 miljoen euro aan (co)subsidie beschikbaar gesteld. Steeds nieuwe woningtypen verrijzen middels CPO. Seniorenhofjes, maar ook rijtjeshuizen, appartementencomplexen, waterwoningen en verbouwingen (klushuizen). Zelfs de eerste wijk-energiemaatschappijen met eigen installaties zijn opgestaan.
Prijsvorming Burgers doen het om de keuzevrijheid en de kostenbesparing: ‘Er is geen ontwikkelaar die winst moet maken, dus ook geen gedoe over ondoorzichtige prijsvorming. Je bouwt tegen kostprijs’, aldus Marcel van Lent, ‘en voor een collectief kunnen aannemers goedkoper werken.’ Gemeenten en woningcorporaties worden eveneens minder afhankelijk van ontwikkelaars, terwijl het financiële risico beperkt blijft. Daarbij komt dat CPO de betrokkenheid van burgers prikkelt bij hun wooncomplex of stad of dorp. De rol van projectontwikkelaar wordt bescheidener en anders. Bij complexe gebiedsontwikkelingen blijven ze onmisbaar. Wie alsnog echt vraaggestuurd leert werken,
Grondbezit wordt een last en gaat in de uitverkoop kan bovendien bij CPO nog meedelen in de winst, als grondinbrenger of als achtervang. Maar de voornaamste gesprekspartners voor zelfontwikkelaarscollectieven worden
september 2009 26
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:26
9/4/2009 5:33:28 PM
D e z e i n d e l i n g i s g e b a s e e rd o p b e vo l k i n g s o n t w i k k e l i n g e n to t 2 0 2 5 gecomb ineerd met eco no mi sch e i ndi cato ren al s de wo ni ng waarde en de werkgele genheidsfunctie.
– Groeiregio’s (groen): demografische ontwikkelingen bieden voldoende kansen voor het uitbreiden van de vastgoedvoorraad. – Dure woonregio’s (geel): doordat de woningmarkt al jaren op slot zit komen jongeren hier niet binnen. Door een relatief hoge woningwaarde in combinatie met beperkte ruimtelijke mogelijkheden gaat de bevolking krimpen. – Beperkte krimpregio’s (oranje): krimp doet zich voor, maar niet in de volle breedte. Door ontwikkelingen in regionaal verband goed op elkaar af te stemmen worden kansen die er nog liggen optimaal benut. – Ontvolkingsregio’s (rood): krimp van de bevolking manifesteert zich in deze regio’s het sterkst. Slopen van vastgoed komt onmiskenbaar aan de orde.
Verrassing
het CPO-succes: ‘Vermoedelijk kunnen we hierdoor toch nog de rijksambitie halen om 33 procent van het bouwvolume te realiseren via vormen particulier opdrachtgeverschap. Landelijk is de totale particuliere bouwstroom namelijk dalende, van 14 naar 10 procent.’ De groeiende groep vitale, welgestelde 55-plussers met vrije tijd is een zegen voor CPO. Marcel van Lent van De Regie is bijzonder gehecht aan het seniorencomplex Het Kwarteel (2004) in Culemborg: ‘Helemaal duurzaam opgetrokken, met appartementen in houtskeletbouw. Geweldig dat een oudere vriendengroep zo’n hoog ambitieniveau overeind heeft gehouden en gemeenschappelijke ruimten zelf beheert.’ Zelfstandig wonen, maar wel betrokken bij elkaar en je woonomgeving, dat is wat zulke ouderen zoeken, meent Peter Verleg van SIR-55. ‘Dat ze daarin ook willen investeren, had niemand verwacht.’ Dezelfde categorie woonconsumenten had nog een tweede gênante verrassing in petto voor de bouwwereld, die kennelijk nooit goed had opgelet. Verleg: ‘Ouderen kiezen helemaal niet per definitie voor “kleiner” en “appartementen”! Ze willen juist grondgebonden woningen. Met patio-tuin.’
Ook voorzitter Peter Verleg van Stichting Initiatieven Realisatie 55+ Woningbouw SIR-55 in Eindhoven verwelkomt
é Michel Robles
de aannemer en de corporaties. Laatstgenoemden bewaken samen met de overheid de toekomstige verkoopbaarheid. Onvermijdelijk wint daardoor levensloopbestendig flexibel plotseling terrein.
Doorbouwen Dat vraagt van iedereen wel een soepeler denktrant en dat hapert nog wel eens, constateert Marcel van Lent: ‘Wethouders en gemeenteraden willen best, maar ambtenaren houden het liever bij hun vertrouwde contacten en afspraken met ontwikkelaars. Ook ontwikkelaars, corporaties en bouwbedrijven moeten nog wennen.’ Toch is CPO op dit moment de enige bouwstroom die lekker doorloopt, mét steun van de banken. Reden temeer voor gemeenten als Amersfoort om CPO te stimuleren. ‘Projectontwikkelaars gaan pas bouwen als alle huizen zijn verkocht. Maar juist die verkoop stagneert’, zegt locoburgemeester Ruud Luchtenveld (VVD), tevens wethouder wonen en RO. ‘Via CPO met een achtervangregeling kun je blijven doorbouwen.’
september 2009 27
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:27
9/4/2009 5:33:28 PM
Trend
Wonen urgent: voor wie niet wachten kan Een hele aparte categorie op de woningmarkt vormen de ‘spoedzoekers’. Meestal gaat het om jonge, alleenstaande mensen die nog niet aan de beurt zijn voor een huurwoning en al helemaal geen koopwoning kunnen betalen. Studenten, Oost-Europese werknemers, pardonners, gescheiden stellen; onze volkshuisvesting kan deze plotselinge vraag van ‘spoedzoekers’ niet aan. Stichting Experimenten Volkshuisvesting (SEV) werkt met gemeenten en woningcorporaties aan een oplossing.
V
aak blijkt tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten niet rendabel te krijgen, zeker als het voor een korte tijd is. Het belangrijkste probleem is dat op de huidige markt zo’n lage prijs voor huisvesting per arbeidsmigrant wordt betaald dat vrijwel geen enkel concept haalbaar is. Hier speelt ook een rol dat als corporaties bouwen, zij een hogere minimumkwaliteit van huisvesting nastreven dan de werkgevers doen. Veel kosten kunnen niet aan de doelgroep worden doorberekend. De kans is aanwezig dat de kosten niet zijn terug te verdienen. Gemeenten zijn bij het tijdelijk toestaan van woonruimten bang voor precedentwerking. Ook angst voor overgangsrecht en planschadeclaims zijn veelgenoemde motieven om een braakliggend braa br aakl klig iggend terrein toch maar niet tijdelijk tijd ti jdel elij ijkk voor voor Wonen W Won onen en Urgent ttee be bestemmen. best s em emmen. Sommige gemeenten bedenken daar weer weer trucs tru ucss vvoor. Met Met hett ontwikkelen ontw on twikkelen van experimenten en rondom rron ondo dom m he hett thema th Wonen Urgent W nen Ur Wo Urge gent nt hoopt de SEV SEV defi definitief afscheid te kunnen kkun unne nen n
nemen van de erbarmelijke huisvesting in Nederland voor bepaalde doelgroepen. Met experimenten hoopt de SEV reële alternatieven te kunnen bieden. De SEV bereidt daartoe een advies Wonen Urgent voor. Dit zal ingaan op creatieve oplossingen en toepassingen omtrent ruimtelijke ordening en milieu en omtrent bouw en techniek. Enkele schoten voor de boeg.
Creatieve oplossingen Voor het snel huisvesten van spoedzoekers zijn verschillende oplossingen voorhanden: logeren, tijdelijk wonen, het paraplubestemmingsplan en aanpassingen in het woonruimteverdeelsysteem. Logeren Spoedzoekers zoeken vaak tijdelijke huisvesting. huisve v sting. De De categorie ‘logies’ biedt dan goede mogelijkheden. Logies houdt bewoner h oud udtt in dat dat d dee be bewo woner zijn hoofdwoonadres ergens anders heeft periode heef he eftt en voor een bepaalde perio iode de o op p het betreffende
september 2009 28
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:28
9/4/2009 5:33:29 PM
Wonen
Logeren
Tijdelijke bouw
Wooncontainers voor studenten of asielzoekers
Logies in verplaatsbare units (bv campings, schepen, caravans)
Permanente bouw
Gewone woningen of wooneenheden
Logies in permanente gebouwen (bv pensions, hotels)
woonadres verblijft. Logies is dus per definitie tijdelijk. Er zijn belangrijke verschillen in wet- en regelgeving tussen logies en wonen. Logies is sneller en op meer plaatsen te realiseren dan wonen. Voor logies geldt geen huurbescherming, maar wel contractrecht. Voor logies gelden sommige eisen van het Bouwbesluit wel, andere niet. Tijdelijke bouw Er is een diversiteit aan type huisvesting voor zowel woonals logiesgebouwen. Deze opstallen kunnen permanent of tijdelijk zijn. Voor tijdelijke bouw op een niet-wonen bestemming, zoals een agrarisch of bedrijventerrein, kan vrijstelling worden verleend. Tijdelijk wonen en tijdelijk logies kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan op grond van artikel 3.22 van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (voorheen art 17 WRO) op een locatie die een andere bestemming heeft. De VROM Inspectie ziet mogelijkheden om vooruitlopend op het tijdelijk wijzigen van een bestemming alvast een ‘gedoogbesluit’ te nemen voor de tijdelijke huisvesting. Tijdelijke bouw en logiesgebouwen hebben vaak een armoedige uitstraling, maar dat hoeft niet. Steeds meer ontwerpers en producenten storten zich op de opgave om flexibel en demontabel te bouwen die in niets doet denken aan de gebruikelijke werkketen of tijdelijke schoollokalen. Speciaal voor het buitengebied zijn vormen denkbaar die zich onopvallend voegen in het landschap. Hergebruik van leegstaande gebouwen voor tijdelijke of permanente logiesvoorzieningen kan ook een goede optie zijn. Zo heeft woningbouwcorporatie De Key een eigen fabriek waarin zij zeecontainers ombouwt tot woonunits. De Ursem bouwgroep heeft veel ervaring met allerlei vormen van tijdelijke bouw. Het probleem van hoge verplaatsingskosten in verband met nutsaansluitingen is te ondervangen door te werken met een verplaatsbare nutseenheid, die voorziet in (riool)waterzuivering en energieproductie per plekke. Producenten van tijdelijke bouw zien als belangrijk knelpunt dat hun product bij elke verplaatsing moet voldoen aan de nieuwste (strengere) EPC-norm, waardoor installaties telkens afgeschreven moeten worden. Zij vragen beoordeling
op basis van de integrale ‘ecologische voetafdruk’, waarbij ook de recyclingwaarde van duurzaam geproduceerde verplaatsbare units in de beschouwing wordt betrokken. Paraplubestemmingsplan Een innovatief beleidsinstrument kan het toepassen van een paraplu-bestemmingsplan zijn dat geldt voor hele grondgebied van een gemeente dan wel voor de bebouwde kom. In zo’n bestemmingsplan is een onderscheid te maken tussen wonen en logies, de mate waarin beide uitwisselbaar kunnen zijn en de procedure die daarbij geldt. Ongewenste logies in woningen is op die manier tegen te gaan, en gewenste vormen van logies kunnen worden gefaciliteerd. Aanpassingen in het woningverdeelsysteem Tijdelijke woningzoekenden met lagere kwaliteitseisen moeten achteraan in de rij sluiten bij woonruimteverdeling. Alleen in de krimpgebieden van ons land komen spoedzoekers snel aan huisvesting. In de VROM-brochure ‘Spoedzoekers’ vraagt VROM zich af of de lokale urgentieregeling naar behoren functioneert. Gemeenten en corporaties kunnen
Onze volkshuisvesting kan de plotselinge vraag van ‘spoedzoekers’ niet aan aanpassingen doen in het woonruimteverdeelsysteem. In de regio Haaglanden zijn er andere criterbv vvia voor de spoedzoeker. Met het project Direct zoeken in de regio Haaglanden is een contingent incourante woningen (kleine, minder populaire starterswoningen) aangewezen dat buiten de verdelingsregels om wordt toegewezen aan echte urgenten. De woning mag één keer zonder gevolgen worden geweigerd. Bij de tweede keer mag de spoedzoeker drie maanden niet meedoen met dit systeem. Ook in Maastricht wordt een variant hierop ‘Zelfurgent Maastricht’ toegepast. é Jeroen Singelenberg en Anne-Jo Visser, programmaregisseurs bij de SEV Voor meer informatie: www.sev.nl.
september 2009 29
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:29
9/4/2009 5:33:32 PM
Forum
Ervaringen van publieke en private partijen
Gebiedsconcessies in de praktijk Gebiedsconcessies zijn momenteel ‘hot’, ze staan sinds een jaar in ruime belangstelling van zowel professionals als wetenschappers. Het instrument zou in theorie (kunnen) leiden tot een effectievere, efficiëntere en kwalitatief hoogwaardige gebiedsontwikkeling, die ook nog eens beter past bij de Brusselse aanbestedingsregels. Maar hoe zit het eigenlijk met de ervaringen van publieke en private partijen in de praktijk?
S
inds 2008 is er in de literatuur, maar ook in praktijkdebatten, ruime aandacht voor het fenomeen gebiedsconcessies. Een jaar geleden verscheen in dit magazine het artikel ‘Gebiedsconcessies: een omstreden nieuwkomer’ van ons (ROmagazine, oktober 2008). Daarin zijn door Friso de Zeeuw een aantal voordelen genoemd van een gebiedsaan-
Praktijk heeft veel moeite met strikte scheiding tussen publieke en private domein pak gebaseerd op het concessiemodel. Er zou sprake zijn van een optimale taak- en risicoverdeling tussen markt en overheid, een goede prijs-kwaliteitverhouding, een effectief gebruik van grondposities van marktpartijen en een betere aansluiting op de Europese aanbestedingsregels. Er moet echter wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Veelvuldig genoemd worden de rolvastheid van partijen, heldere financiële en stedenbouwkundige afspraken vooraf, langetermijnbetrokkenheid van partijen, en overzichtelijke ruimtelijke opgaven. De crux voor deze vorm van samenwerking zit hem voornamelijk in een striktere scheiding van het publieke en private domein. Iets waar we in onze Hollandse praktijk maar al te veel moeite mee hebben, zo blijkt uit een reeks onderzochte cases door de TU Delft.
Definitie Gijzen (2009) heeft naar ons inzicht de meest adequate definitie gegeven van een gebiedsconcessie. ‘Een concessie bij gebiedsontwikkeling definiëren we als een contractvorm met heldere financiële afspraken vooraf tussen een publieke en private partij(en) waarbij sprake is van een bewuste keuze van de publieke partij tot een overdracht (transfer) naar de
private partij(en) van de risico’s, revenuen en verantwoordelijkheid van de planontwikkeling, voorbereiding, realisatie en eventueel beheer en exploitatie van het gehele plangebied, binnen door de publieke partij vooraf gestelde kaders, waarbij het doel is te komen tot een effectieve en efficiënte rol- en taakverdeling en een heldere scheiding tussen publieke en private verantwoordelijkheden. De sturing aan publieke zijde beperkt zich daarbij tot het periodiek toetsen van de geleverde diensten of prestatieafspraken.’ Op basis van deze definitie is er door de TU Delft een shortlist met 22 praktijkcases van gebiedsconcessies gemaakt. Op basis hiervan zijn enkele projecten geselecteerd als casestudy’s voor het promotieonderzoek van Erwin Heurkens naar veranderende publieke en private rollen in gebiedsontwikkeling. Dit is slechts een tussentijdse stand van zaken. Her en der duiken in de praktijk nieuwe voorbeelden van ‘concessieachtige’ gebiedsontwikkelingen op. Een ding is zeker: van een modeverschijnsel is geen sprake meer. De huidige economische crisis zou vanwege de risicomijdendheid van marktpartijen (toekomstig) roet in het eten kunnen gooien. Bodewes (in De Graaf, 2009) ziet voor concessies ‘een groeiende kans’ vanwege de zich op kernactiviteiten terugtrekkende overheid die de markt als partner voor de ontwikkeling van plannen hard nodig heeft. Dit proces is in gang gezet in de jaren tachtig van de vorige eeuw en is niet meer terug te draaien, overheidsfinanciën zijn niet onuitputtelijk, al doet de aanpak van de crisis soms anders vermoeden. Van de Klundert (in De Graaf, 2009) vat het kernachtig samen: ‘Inmiddels zijn we in een situatie gekomen dat de rollen veel strakker gescheiden moeten worden’. Maar is dat wel haalbaar in Nederland overlegland, een vraag die wij in ons casestudy-onderzoek ook hebben gesteld.
september 2009 30
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:30
9/4/2009 5:33:32 PM
D e e l p l a n 2 0 Y p e n b u r g D e n Ha a g , I m p re s s i e 1
Praktijkervaringen met concessies Ypenburg, deelplan 20, Den Haag Deelplan 20 in Den Haag Ypenburg is een ontwikkeling van een Vinex-gebied met circa 500 woningen vergeven aan ING Real Estate. In de uitgezette prijsvraag werd door de gemeente, naast een bouwenvelop met daarin stedenbouwkundige eisen, ook nadrukkelijk de doelstelling meegegeven het concessiemodel toe te passen. De gemeente Den Haag had als doel om dit overzichtelijke uitleggebied middels het concessiemodel te ontwikkelen, als instrument voor de versnelling van de woningbouwproductie. In de intentieovereenkomst (2006) heeft volgens Jan Bruil (projectmanager van ING Real Estate) vooral één afspraak gezorgd voor onnodige vertraging in het planvormingsproces: ‘Het staat de gemeente vrij om het door de Ontwikkelaar ingediende voorstel voor het Stedenbouwkundig Plan om haar moverende redenen af te keuren.’ Tot op heden is het project dan ook nog niet tot uitvoering gekomen. Bruil: ‘Partijen blijken elkaar altijd nodig te hebben, de wij-zijtegenstelling die ik ervaar bij deze concessie draagt in mijn ogen niet bij aan een mogelijke versnelling, ik ben veel meer voor de dialoog benadering van de joint venture’. De gemeente Den Haag bevestigt verder dat de beoogde versnelling niet heeft plaatsgevonden, effectief is deze samenwerking dus niet.
verklaard worden uit de in het verleden heersende tijdgeest. Wethouder Jan Hamming beargumenteert: ‘Mijn overtuiging is dat de rol van de gemeente bij joint ventures niet onze rol is, wij zijn juist sterk in het scheppen van de kaders en niet in het risicovol participeren tijdens de uitvoering, dat mag de markt verder invullen.’ Hamming is dan ook overwegend positief over de bereikte resultaten in de Tilburgse concessies. Paul Hoen (directeur Bouwfonds Ontwikkeling Zuid) is voorzichtiger en plaats kanttekeningen bij het type gebiedsontwikkeling dat geschikt is voor concessies: ‘Het blijkt keer op keer lastig om van tevoren heldere afspraken te maken, in de loop van het proces blijken die namelijk niet altijd even duidelijk te zijn. Als er meerdere functies met politieke dimensies aanwezig zijn, ontstaat er van binnen uit en van buitenaf bemoeienis met het project. De gemeenteraad kan zich dan niet veroorloven om niet in te grijpen. En dus verval je al snel weer in nieuwe onderhandelingen, terwijl we nu juist hadden afgesproken dat we dat niet zouden doen. Verder stappen burgers toch weer naar de gemeente die zij om verantwoording vragen. Ondanks dat in het contract staat dat de marktpartij verantwoordelijk is, is de werkelijkheid vaak heel anders.’ Phira Otten (directeur gebiedsontwikkeling Tilburg) verklaart de trage procesgang door een gebrek aan flexibiliteit in de contractafspraken: ‘Die staan haaks op de kerngedachte van gebiedsontwikkeling, waarin gewijzigde omstandigheden meestal leiden tot een aanpassing van de inhoud, in concessies is dat problematisch.’ Opvallend verder is dat er successen worden toegeschreven aan het gezamenlijk vaststellen van de stedenbouwkundige opzet, programmering en uitvoering van de plannen. In feite is dit dan ook geen zuivere ‘hardcore’ concessie. Andere cases bevestigen èè
Drie concessieprojecten in Tilburg Een tweede serie onderzochte projecten ligt in Tilburg, waar de gemeente en ontwikkelaar Bouwfonds elkaar gevonden hebben in drie in complexiteit toenemende gebiedsontwikkelingsprojecten, de uitleglocatie Koolhoven, de herstructureringslocatie Stappegoor en de binnenstedelijke herontwikkeling Wagnerplein. Het feit dat er binnen één gemeentegrens drie concessieprojecten te vinden zijn is hoogst opmerkelijk, en kan deels
K o o l h o v e n T i l b u r g , s te d e n b o u w k u n d i g p l a n 2
september 2009 31
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:31
9/4/2009 5:33:35 PM
Forum
De Wo erd U tre cht , Vo gelvlucht 3
dit beeld, van een heldere scheiding van taken in vooral de planvorming is geen sprake. Plannen worden wel vervaardigd in opdracht van de ontwikkelende partij, maar het blijft niet bij gemeentelijke goedkeuring alleen. Vaak vinden er intensieve overlegmomenten plaats over de invulling van het stedenbouwkundig plan. Gemeenten stellen dan wel eisen op hoofdlijnen maar schuiven veelvuldig aan bij de tekentafel met marktpartijen naarmate deze vertaald worden in concrete plannen.
Voorwaarden Op basis van de onderzochte cases kunnen we de voorlopige balans opmaken over praktijkervaringen met de gebiedsconcessie. Concessies kennen niet altijd een scheiding van taken tussen het publieke en private domein die bij het karakter van het model hoort. Vooral in de initiatieffase blijven partijen gezamenlijk plannen maken om tegengestelde doelen te verenigen. Toch zijn er ook voorbeelden waaruit blijkt dat partijen wel in staat zijn tot een werkbaar model: in het geval van De Woerd in Utrecht stuurde de gemeente op hoofdlijnen in het gehele proces, ontwikkelaar Bouwfonds kreeg zodoende de noodzakelijke ruimte om een strakke planvorming en uitvoering te realiseren.
overzichtelijke afgebakende opgaven, nieuwe realiteitszin over rollen van publieke en private partijen, het helder formuleren van procesafspraken voor de omgang met onvoorziene omstandigheden, transparantie en openheid in werkwijzen, creëren van samenwerking gebaseerd op gedeelde belangen in plaats van tegenstellingen, personele commitment en continuïteit, gezamenlijk werken aan stedenbouwkundige planvaststelling, en flexibiliteit in programmering en fasering. Om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen, zal er iets veranderd moet worden aan de rollen van publieke en private partijen. Waarschijnlijk kunnen we in Nederland leren van de ervaringen met privaatgestuurde ontwikkelingsprocessen in buitenlandse gebiedsontwikkelingen. é Erwin Heurkens, Fred Hobma en Friso de Zeeuw.
Allen verbonden aan de TU Delft, Faculteit Bouwkunde, Afdeling Real Estate & Housing. Friso de Zeeuw is bovendien verbonden aan Bouwfonds Ontwikkeling. Noten: 1. 2.
Presentatie Jan Bruil (ING Real Estate), 11 december 2008. Presentatie Jan Hamming (gemeente Tilburg) & Jan Bruil (Bouwfonds), 11 december 2008.
Om de toekomst van concessies wat rooskleuriger te maken, noemen de geïnterviewde projectverantwoordelijken een aantal voorwaarden: scheiding van politiek en project,
3.
Bouwfonds, www.nieuwbouw.bouwfonds.nl.
september 2009 32
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:32
9/4/2009 5:33:37 PM
é - Advertorial -
Slim ontwikkelen in Nederland Bohemen ontwikkelt integrale ruimtelijke oplossingen op basis van de waardeketen voor ontwikkelen. Deze waardeketen bestaat uit drie elementen: Scope - Concept - Ontwikkeling met als doel het creëren van RuimteResultaat®. De waardeketen is een hulpmiddel om per fase van een project de behoefte en positie van de eigenaar, gebruiker en de omgeving te koppelen aan de technische mogelijkheden en commerciële eisen vanuit de markt. Onze filosofie is dat ieder stadium of proces start met een gedegen analyse (scope-definitie) waarna op creatieve wijze een oplossing (concept) wordt bedacht die door een integrale ontwikkeling tot concreet RuimteResultaat® leidt. Pieter Vandeginste; Scopedefinitie Directeur Door de maatschappelijke complexiteit zijn de meeste ruimtelijke opgaven geen louter Ontwikkeling stedenbouwkundige opgaven (meer). De bestuurlijke, financiële, organisatorische bij Bohemen. elementen en de vele betrokken partijen vragen om een multidisciplinaire integrale aanpak. Om te bepalen welke onderdelen en aandachtsvelden bepalend zijn voor de haalbaarheid van een ontwikkeling, wordt door Bohemen een grondige analyse uitgevoerd, die tot een scopedefinitie leidt. Wanneer de betrokken partijen de scope herkennen en erkennen, is er een eenduidig startpunt voor de formulering van de oplossingsrichting: het concept.
Het concept Bij de integrale aanpak van Bohemen benoemt het concept de essentie van de oplossingsrichting binnen de kaders van de gedefinieerde scope met betrekking tot alle relevante onderwerpen. Deze werkwijze garandeert dat alle relevante onderwerpen worden benoemd en in de gekozen oplossingsrichting worden geadresseerd. Een goed concept is eenvoudig, spreekt tot de verbeelding en is inspirerend voor de bij het project betrokken personen. Hierdoor vormt het concept de leidraad bij het oplossen van de dilemma’s die besloten liggen in het ontwikkelingsproces. Heldere visualisatie van een concept helpt bij de communicatie van de ontwikkelingsdoelstellingen. Ontwikkeling ‘Voor goede producten zijn altijd klanten’. Op basis van het concept wordt uiteindelijk de ontwikkeling ter hand genomen en vindt de feitelijke planvorming plaats. Met een sterke focus op een sterke product-/marktcombinatie, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan het ontwikkelen van hoogwaardige producten die zich onderscheiden zowel in kwaliteit (materiaalgebruik en architectuur) als in kwantiteit (inhoud en afmetingen van de woningen, bruto-/ nettoverhouding bij commerciële ruimten etc.). RuimteResultaat® Door toepassing van de waardeketen zal het ontwikkelingsproces leiden tot het resultaat dat aansluit bij de verwachtingen van de eigenaar, gebruiker en omgeving. Bohemen streeft ernaar om daarbij te blijven zoeken naar de combinatie van belangen en oplossingen waardoor de som van het resultaat meer is dan dat van de afzonderlijke delen (belangen, disciplines etc.). Dit creëren van RuimteResultaat® is het specialisme van Bohemen. Voorbeelden van RuimteResultaat (R2) zijn te zien en te ervaren bij projecten als Sijtwende, W4 Leiderdorp, de omlegging van de A9 bij Badhoevedorp en het project &2=1 te Aalsmeer. W4 Leiderdorp De verbreding van de A4 is jarenlang als infrastructureel vraagstuk benaderd door de betrokken partijen. Bohemen heeft een integrale visie geformuleerd waarin de verbreding van de A4 niet als infrastructuur vraagstuk wordt gezien maar onderdeel wordt van een integrale gebieds-ontwikkeling. W4 integreert de vier in het plangebied aanwezige functies Wonen - Water - Wegen - Werken. RuimteResultaat® Eerste duurzame (A+) kantoor in de Leidse regio. Verdiepte en deels overdekte rijksweg A4. Alternatieve financieringsvorm infrastructuur. Geluid- en luchtwerende bebouwing. A4 etalage voor Hästens.
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:33
&2=1 Aalsmeer Van één van de drukste provinciale wegen (N201) in Nederland naar de Tuinen van Aalsmeer. Het huidige tracé en omgeving wordt herontwikkeld tot nieuwe woonmilieus, openbare ruimte en hoogwaardige openbaar vervoerverbinding (HOV). De omlegging van de N201 maakt het mogelijk om van het dorp Aalsmeer weer één geheel te maken. Dit doet Bohemen in nauwe samenwerking met de Gemeente Aalsmeer. RuimteResultaat® Herstel oorspronkelijke dorpsstructuur. Integrale oplossing HOV en omgeving. Private financiering infrastructuur.
9/4/2009 5:33:38 PM
Forum
Meer baten en minder overlast voor burgers
Illustratie: Petra Kwaadgras
Vechten v贸贸r windmolens!
september 2009 34
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:34
9/4/2009 5:33:39 PM
Tijdens het theaterspektakel ‘Don Quichot in Holland’ afgelopen zomer op de Maasvlakte stak milieuminister Cramer de windenergiesector een hart onder de riem. Haar boodschap was: zorg dat omwonenden van windparken meeprofiteren en kunnen participeren in het project. Dat is inderdaad nodig, want nu mislukken zes van de tien windprojecten op land, vooral vanwege de sterke lokale weerstand. De lusten en lasten van windenergie worden niet goed verdeeld.
N
ederland wil in 2050 een duurzame energievoorziening realiseren. Het huidige kabinetsdoel om in 2011 twee keer zoveel windmolenvermogen te realiseren als in 2007 dreigt echter te mislukken, net als het doel van 20% duurzame energie in 2020, dat volgens het ECN op 15-17% blijft steken.
Wat kunnen overheden doen? Overheden kunnen zorgen dat omwonenden, maar ook burgers in het algemeen, meer baten en minder overlast ondervinden van windprojecten. Ook kunnen specifieke belangen zoals landschap en natuur beter beschermd worden. Een paar voorbeelden: minister Cramer zou de Deense regeling over kunnen nemen die verplicht dat per gerealiseerde MW aan windmolens jaarlijks een bedrag van 12000 euro beschikbaar komt voor gemeenten. Dit groenfonds wordt gevoed door een verplichte afdracht van alle gebruikers van elektriciteit. Door dit groenfonds krijgen gemeenten inkomsten om lokaal draagvlak voor windenergie te vergroten, naar eigen inzicht. Nederland zou ook de uitstekende natuur- en landschapscompensatieregelingen voor plaatsing van windmolens kunnen overnemen, zoals die bestaan in Duitse deelstaten Nordrhein-Westfalen en Brandenburg. Zo kan ook beter worden omgegaan met het grootste kritiekpunt: landschaps-
De lusten en lasten van windenergie worden niet goed verdeeld aantasting. In Nederland ontbreekt zo’n compensatieregeling voor windenergie, zodat er sprake is van hardnekkige en vaak terechte weerstand. Natuur- en landschapsbeschermers – nu meestal tegen windmolens – zouden een compensatieregeling kunnen benutten als nieuwe inkomstenstroom voor hun projecten. De overheid zou particuliere investeringen in wind kunnen stimuleren en belonen. Zonne-energie op eigen dak is interessant voor burgers, omdat de geleverde energie direct aan de gebouweigenaar ten goede komt, zonder dat hij er energiebelasting of btw over hoeft te betalen. Hij spaart dure stroom van het energiebedrijf uit waarover hij die belastingen wel had moeten betalen. De overheid zou eenzelfde vorm van ‘zelf-levering’ van windstroom kunnen toestaan – dat zou het enthousiasme voor goedkope, eigen windstroom zeer ten goede komen.
Gemeenten en projectontwikkelaars die betrokken zijn bij windparken, zouden standaard burgers en omwonenden kunnen faciliteren om financieel te participeren en te delen in de – nu nog bescheiden - winst. Anders dan in Duitsland of Denemarken is dit in Nederland helaas nog de uitzondering op de regel. Een Fries windenergieproject stort bijvoorbeeld jaarlijks 8000 euro in een dorpsfonds. De vijf dorpsverenigingen zitten in de stichting van dit fonds en beslissen wat er met het geld gebeurt. Ook zijn er circa 15 windmolencoöperaties zoals Deltawind, Windvogel en Kennemerwind, waar burgers tussen de 20 en 2000 euro inleggen. De opbrengst is hoger dan de jaarlijkse rente die men bij de lokale bank kan krijgen.
Wat kunnen burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers doen? De tegenstanders zijn verenigd in het Nationaal Kritisch Platform Windenergie. Zouden voorstanders zich niet op een vergelijkbare wijze moeten en kunnen organiseren? Er zijn momenteel 200 locaties waar nieuwe windparken komen. Lokale groepen vóór windenergie zouden daar een verschil kunnen maken. Bijvoorbeeld door op te komen voor lokale inzet van de baten van windenergie. Milieuorganisaties, maar ook energieondernemers, zouden dergelijke groepen kunnen ondersteunen met handleidingen, websites en andere communicatiemiddelen. Waarom start Milieudefensie geen actie onder haar lokale groepen en leden om dit op te zetten, en voegen de vele prowindenergieleden van onder andere WNF, Greenpeace, GroenLinks en D66 zich niet hierbij? In Nederland bestaat er een overweldigend draagvlak voor méér windenergie. En toch dreigen de democratisch vastgestelde doelen voor windenergie niet gehaald te worden. Kan het tij nog gekeerd worden? Ja, ik denk van wel. De les van Don Quichot is dat je niet tegen windmolens moet vechten maar er voor. Met andere woorden: meer slimme stimulansen inbouwen, en meer positieve krachten mobiliseren. En kies voor oplossingen die de nadelen van wind voorkomen of compenseren en de voordelen terecht laten komen bij de directbetrokkenen. é Jeroom Remmers, senior adviseur klimaat en
beleid van adviesbureau BuildDesk. Hij adviseerde vorig jaar het ministerie van VROM over het betrekken van partijen bij windenergie op land en richtte 22 jaar terug een windmolencoöperatie op in Zoetermeer.
september 2009 35
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:35
9/4/2009 5:33:42 PM
Praktijk
De volgende uitdaging voor verstedelijking
Passen en meten in de bloemkoolwijk Na de Vogelaarwijken is er aandacht nodig voor de woonerfwijken, waar maar liefst een kwart van de Nederlandse woningvoorraad staat. Ze zijn gebouwd tussen 1970 en 1985 en zijn hard toe aan een opknapbeurt. Door preventief in te grijpen is te voorkomen dat ook deze afglijden naar de categorie probleemwijken. De bijzondere ruimtelijke structuur vraagt hierbij om speciaal gereedschap betogen Anne-Jo Visser en Martijn Ubink. Met voorbeelden uit Den Helder en Maarssenbroek laten ze zien hoe het kan.
E
ĂŠn op de zes Nederlanders woont in een woonerfwijk. Ze zijn gebouwd als tegenreactie op de anonieme en monotone hoogbouw uit de vroeg-naoorlogse woonmilieus. De nieuwe woonmilieus uit de jaren zeventig moesten kleinschaliger en herbergzamer worden. Men wilde aansluiten bij de menselijke maat die volgens velen uit het oog was verloren. Kernwoorden van de nieuwe woonmilieus waren: eengezinswoningen, verschillende plattegronden, woonerven, gezellige kleinschalige architectuur, (natuurlijk in) laagbouw met een tuin. Deze woonerfwijken worden ook wel bloemkoolwijken genoemd, waarbij de naam refereert aan de ruimtelijke structuur van kleinschalige woonbuurten bestaande uit kronkelige woonstraten en woonerven.
Ervaringen van zo’n tien jaar geleden in onder andere Den Helder, Lelystad en Groningen laten zien dat in een zich ontspannende woningmarkt niet alleen de traditionele vroeg-naoorlogse woonwijken onder druk komen te staan, maar ook deze laagbouwwijken. In deze gevallen laten woningzoekenden de woonerfwijken links liggen en kiezen voor een woning in de nieuwe Vinex-wijk of de opgeknapte vroeg-naoorlogse wijk. Bij niets doen boeten deze bloemkoolwijken sterk in aan concurrentiekracht en populariteit. Toch zijn het nog steeds de wijken waar de (lagere) middeninkomens een kwalitatief goede eengezinswoning kunnen kopen, waardoor de wijken en belangrijke rol op de woningmarkt zullen blijven spelen.
september 2009 36
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:36
9/4/2009 5:33:43 PM
structuur en de ligging van afzonderlijke woonbuurten vastlegde. De uitwerking van de verschillende delen van de hoofdstructuur (groen-verkeer-woonbuurten) werd echter gescheiden ter hand genomen, met als gevolg dat de onderdelen elkaar steeds op verschillende manieren en min of meer toevallig raken. De aansluiting van de woonbuurten met de groene of blauwe hoofdstructuur is bijvoorbeeld veelal een toevalligheid en wordt op verschillende plekken verschillend opgelost. Vanuit de hoofdstructuur ontstaat zodoende geen eenduidig beeld en op veel plekken scharnie-
De ruimtelijke opgave Al een paar jaar terug liet de SEV van een aantal verschillende soorten wijken kanskaarten maken, die de (on)-veiligheid en overlast op ‘zespositie postcodeniveau’ in kaart brachten. Verrassend genoeg zaten er naast een aantal Vogelaarwijken ook woonerfwijken tussen waar problemen ontstonden. Het toenemend individualisme bleek niet altijd samen te gaan met de collectief opgezette woonerven en hoven. De schutting kwam en de binnenterreinen werden afgesloten om overlast en verloedering tegen te gaan (SEV, De toekomst van de bloemkoolwijken, 2008). Een nadere ruimtelijke en stedenbouwkundige analyse door bureau Middelkoop in opdracht van de SEV in tien verschillende woonerfwijken maakt de ruimtelijke kwetsbaarheid zichtbaar.1 Globaal komen hier een aantal knelpunten naar voren die typerend zijn voor de woonerfwijken.
Ontbrekende afstemming tussen schaalniveaus Veel ruimtelijke knelpunten in woonerfwijken zijn terug te voeren op de procesgang destijds. In de jaren zeventig deed het globale bestemmingsplan haar intrede, wat alleen een grove hoofdopzet van de verkeersstructuur, hoofdgroen-
De openbare ruimte is in toenemende mate ‘van niemand’ in plaats van ‘van iedereen’ ren ruimtelijke kwaliteiten langs elkaar heen; woningen zijn bijvoorbeeld georiënteerd op het woonerf en keren zich af van de groene hoofdstructuur. De keuze van bewoners richt zich hierbij logischerwijs op de eigen privacy, waardoor de achtertuinen zijn afgeschermd. De relatie tussen woning en openbaar gebied is hierdoor verdwenen; de openbare ruimte is in toenemende mate ‘van niemand’ in plaats van ‘van iedereen’.
Privé-collectief-openbaar In de jaren zeventig en tachtig moest de straat weer zo veel mogelijk bij het woondomein worden betrokken. Deze ‘sociale’ of ‘collectieve’ ruimte moest bewoners weer in contact met elkaar brengen. De (in de jaren zeventig reeds ingezette) individualisering leidt echter tot een samenleving die uit steeds wisselende leefstijlen en levenslopen bestaat, en steeds moeilijker te vatten is in collectieve noties op het gebied van gemeenschappelijke normen en waarden. In de èè
september 2009 37
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:37
9/4/2009 5:33:56 PM
Praktijk j
onderzochte woonerfwijken ontstaat zodoende een spanning tussen het collectieve en het individuele belang. Het adagium van de jaren zeventig – maak van elke deur een groet en van elk raam een gelaat – maakt steeds vaker plaats voor de woning als ‘defensible object’. Dit uit zich onder andere in de veelvoorkomende besloten binnenterreinen, die in toenemende mate omgeven worden door schuttingen. Sprak in de jaren zeventig het natuurlijke tuinieren nog veel mensen aan en bestond de erfgrens uit bielzen of paaltjes waarlangs ijzerdraad was gespannen, tegenwoordig voorzien min of meer verharde tuinen afgezet met schuttingen in de behoefte aan buitenruimte met weinig onderhoud en privacy. Het plaatsen van schuttingen is een logische reactie om meer privacy te verkrijgen, maar doet ontegenzeggelijk iets af aan de kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte.
vormen en afmetingen aanneemt. De openbare ruimte heeft dan ook niet altijd een eenduidige betekenis. Door de verschillende voor- en achterkantsituaties is de openbare ruimte voor de ene bewoner de entree naar de woning, voor een ander de achterkant waar containers worden neergezet en voor een derde de plek waar de auto geparkeerd wordt. Deze verschillen in functie en interpretatie van dezelfde openbare ruimte kunnen zorgen voor onderlinge spanningen in gebruik. Het betreft in de onderzochte wijken veelal ruimtes die momenteel (nog) goed functioneren, maar qua ruimtelijke structuur zeer kwetsbaar zijn. De kwetsbaarheid van deze ruimtes wordt met name zichtbaar als de inrichting verslechtert, eenduidige erfafscheidingen worden vervangen door hoge schuttingen of de adoptie door omwonenden niet meer vanzelfsprekend is.
Plaatsing van de berging Ongedefinieerde ruimtes Het openbare gebied rondom de woning is veelal een afgeleide van de verkaveling, waardoor deze vaak toevallige
Naast de oriëntatie van de woningen speelt de plaatsing van bergingen een belangrijke rol in de beleving van de openbare ruimte. Veel bergingen zijn in de voortuin van de woning geplaatst, soms in combinatie met carports. De bergingen scheppen afstand tussen het private en openbare domein door de inkijk te beperken en door de positionering is vaak de voordeur aan het zicht van voorbijgangers onttrokken. De kwetsbaarheid zit in het feit dat terwijl deze bergingen aan de representatieve voorkant van de woning staan, ze met hun blinde gevels een achterkant suggereren (Lofvers e.a., 2009). Gevolg van deze keuze is dat zowel de relatie vanuit de woning met de voorzijde als de relatie met de achterzijde ontbreekt. Met name straten die gedomineerd worden door grote losstaande bergingen aan beide zijde van de straat krijgen hierdoor een anoniem karakter (gebrek aan sociale controle).
Staat van de openbare ruimte In veel van de woonerfwijken beïnvloedt de onderhoudstoestand van de openbare ruimte de uitstraling van de wijken in negatieve zin. Alhoewel de hoofdgroenstructuur vaak goed onderhouden wordt, is het onderhoud van de overige openbare ruimte (groen én grijs) matig. Met name de
september 2009 38
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:38
9/4/2009 5:34:11 PM
veelheid aan snippergroen en grijze binnenhoven, die soms dienstdoen als hondenuitlaatplaats, kijkgroen, speelveld voor kinderen of ongedefinieerde restruimte zijn lang niet altijd van hoge kwaliteit door gebrekkig beheer of verouderde inrichting. Veel materialen zoals meubilair, verlichting en bestrating zijn versleten en/of voldoen niet meer aan de huidige technische eisen of wensen van de bewoners, waardoor de verblijfskwaliteit van de openbare ruimte minimaal is. De grijze en niet altijd functionele inrichting zorgt er voor dat de openbare ruimte op zichzelf geen
onderscheidende kwaliteiten heeft, maar veelal als restruimte wordt ervaren.
Architectuur en identiteit De analyse wijst op een tekort aan identiteit en zodoende aantrekkingskracht van laat-naoorlogse woonwijken. Er is veel gebouwd tussen 1970 en 1985 en als gevolg van de geldende subsidiesystematiek(en) niet altijd met evenveel onderscheid. Een gebrek aan identiteit staat echter haaks op hedendaagse tendensen binnen het wonen zoals èè
Julianadorp in Den Helder Zo’n vijftien jaar na de bouw ontstonden de eerste problemen in Julianadorp (17.000 inwoners). Eind jaren negentig was er sprake van dertig procent leegstand in het corporatiebezit. Den Helder had indertijd een ontspannen woningmarkt. Het imago van de wijk was slecht. Veel overlast en een gevoel van onveiligheid zorgden ervoor dat mensen er niet graag wilden wonen. De wijk was te jong voor groot onderhoud of stads- en stedelijke vernieuwing. Maar de problemen waren dusdanig groot dat het reguliere beheer (van zowel corporatie als gemeente) het niet aankon. Gemeente en corporatie gingen samen aan de slag. Woningstichting Den Helder pleegde investeringen (7500 euro per woning), waaronder per woning een luxekeuken en-badkamer, een dakkapel en een carport voor de eigen auto. Ook werden de bergingen verplaatst. Daarnaast werd ingegrepen in de buitenruimte: l woningen werden weggehaald in de buurten om ruimte te maken voor speelplekken; l daar waar het kon zijn bergingen verplaatst van voor naar achter om aan de voorkant méér ruimte te maken en aan de achterkant een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar aan te brengen; l eenduidige erfafscheidingen zijn aangebracht; l pergola’s zijn aangebracht en bewoners zijn bewust gemaakt van groene aankleding; l te veel snippergroen is weggehaald en verhard, bomen zijn gekozen als groenelement;
l l
samen met bewoners zijn speelplekken ingericht; de aanpak en verandering van de verhouding huur/koop bracht meer diversiteit in de buurten. De aanleg van meer speelplekken bleek te voorzien in de behoefte en met het neerzetten van schuttingen werd een helder en uniform beeld gecreëerd, een duidelijke scheiding tussen openbaar en privé.
Tegelijkertijd bleek het verkopen van huurwoningen niet het heilige middel. Bewoners hadden geen geld meer voor het plegen van onderhoud aan de woning of toonden geen interesse in het bijhouden van de tuinen. De professionals waren veel te veel uitgegaan van bewoners die een opgeknapte buurt goed zouden gaan beheren. Willem Stam van de gemeente Den Helder: ‘Met de verbeteractie zijn we opnieuw in de valkuil getrapt met het idee dat bewoners vervolgens zelf gaan zorg dragen voor het beheer en de leefbaarheid. Kennelijk blijven we volharden in het romantische beeld van saamhorigheid dat was ingebouwd in dit stedenbouwkundige concept. De nog steeds kale pergola’s zijn de pijnlijke illustratie van die illusie. Gemeenten en corporaties zullen zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen en houden, willen deze wijken kwalitatief op niveau blijven. En door de kwetsbaarheid moet dat ook een blijvende extra inspanning zijn. Bewoners kunnen en gaan pas participeren als ze hun eigen leven op orde hebben. Daar begint dan ook de strategie voor bewonersparticipatie.’
september 2009 39
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:39
9/4/2009 5:34:27 PM
Praktijk
onderscheidend vermogen, individualiteit, historiseren en thematiseren.
Parkeren Het parkeren vindt in veel buurten plaats op het eigen erf; de voortuinen fungeren hierbij als privéparkeerplaats waardoor de auto vanaf het erf een beeldbepalend element vormt. Bij de ontwikkeling van de onderzochte wijken is veelal gerekend met een parkeernorm van 1,20 a 1,25 parkeerplaats per woning. Inmiddels ligt het gemiddelde aanzienlijk boven deze norm, waardoor zich op plekken in de
wijk een kwantitatief parkeerprobleem voordoet. In andere delen is de problematiek voor een deel kwalitatief van aard, wat samenhangt met de situering van de parkeervakken langs of aan de uiteinden van de randen van de buurtontsluiting en erven op enige afstand van de woningen. Zolang bewoners zich daaraan houden is dat geen probleem. Het veldwerk maakt echter duidelijk dat veel bewoners de auto toch voor de deur zetten (prisoner’s dilemma), waardoor de directe woonomgeving extra rommelig oogt. Dit terwijl de parkeervakken aan de randen er soms verlaten bij liggen.
Antilopespoor in Maarssenbroek: kleinschalige ingrepen in een voormalige jongerenwijk Maarssenbroek (25.000 inwoners) bestaat uit veertien wijken. De wijk Antilopespoor ligt tegen het winkelcentrum Bisonspoor aan. Midden jaren zeventig was er een grote behoefte aan woningen voor jongeren en zo werd Antilopespoor gebouwd met veel jongerenhuisvesting. Al snel ontstonden er problemen in de wijk en begin jaren negentig werd in het Buurtbeheerplan Antilopespoor de noodklok geluid. De vele jonge en onervaren bewoners moesten nog leren hoe zij met buren, huisvuil en de leefomgeving moesten omgaan en ze hingen rond op straat. Drugs- en drankmisbruik zorgden voor een onveilig gevoel bij veel van de andere bewoners. Het verloop in de wijk was dan ook groot. Veel woningen waren relatief klein en hadden geen tuin. Men betaalde relatief veel huur door de hoge rentestand bij de bouw en de hoge bouwkosten. De druk om de woningmarkt in de regio Utrecht zorgde ervoor dat er geen leegstand optrad zoals dit bijvoorbeeld wel gebeurde in Den Helder. Bij de aanpak wordt ingezet op beïnvloeding van de demografische samenstelling, aanpassing van de woningvoorraad, afstemmen van het toewijzingsbeleid en verbetering van het sociale leefklimaat door middel van buurtbeheer en welzijnsbeleid. De wijk moest een meer open structuur krijgen met een nieuwe ontsluitingsweg. Twee woonblokken (26 woningen)
gingen tegen de vlakte. Ook werden 75 hateenheden verbouwd tot 33 driekamerappartementen, geschikt voor tweepersoonshuishoudens en kleine gezinnen. Op de koppen van de woonblokken verrijst hoogwaardige nieuwbouw met lift, toegankelijk voor ouderen. Het aantal jongerenwoningen in de wijk vermindert drastisch. Gezinnen met kinderen krijgen voorrang en nieuwe bewoners worden gescreend op eventueel afwijkend woongedrag. Donkere plekken en allerlei onoverzichtelijke hoekjes worden aangepakt, door onder andere het verplaatsen van schuurtjes. Dit alles om het gevoel van veiligheid van de bewoners te verhogen. Bloembakken en zandbakken verdwijnen, omdat die toch alleen maar als vuilnisbak dienen. Er komen meer containers en deze worden vaker geleegd. De integrale aanpak is een feit en lijkt te werken. Halverwege de jaren negentig stellen de corporaties, de gemeente en de politie vast dat het aantal problemen is afgenomen. Er zijn minder mutaties, minder overlastmeldingen, de omgeving is schoner en bewoners hebben weer geloof in een goede toekomst van de wijk. Mario van Dijk, wijkbeheerder van de gemeente Maarssen: ‘De fysieke structuur van de wijk, de specifieke bevolkingssamenstelling en de publieke opinie vragen echter om een blijvende inspanning. Verbetering van het imago van Antilopespoor is een proces van jaren.’
september 2009 40
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:40
9/4/2009 5:34:36 PM
Pas- en maatwerk noodzakelijk Wanneer er in de toekomst daadwerkelijk sprake is van een fysieke ingreep om afglijden te stoppen, dan zal er in de onderzochte wijken veelal geen grootschalige transformatie plaatsvinden. De meest kwetsbare plekken in de onderzochte wijken zijn veelal omgeven door koopwoningen of versnipperd bezit van corporaties en eigenaar-bewoners. Dit versnipperde bezit zal aanleiding geven voor pas- en maatwerk. Nieuwe strategieën zijn noodzakelijk waarbij eigenaar bewoners een belangrijke rol zullen spelen. De transformatie zal zich veelal focussen op de overgang tussen privaat en openbaar bezit, het vergroten van de differentiatie in de woningvoorraad en het herdefiniëren van grenzen en herinrichtingen van de openbare ruimte gecombineerd met nieuwe vormen van beheer. Kern van de opgave is dan ook de kleinschalige aanpak gericht op specifiek transformeren, toevoegen of juist weghalen, in tegenstelling tot de doorgaans grootschalige aanpak van vroeg-naoorlogse wijken. Een nieuwe en complexe opgave staat bouwend, ontwikkelend en beherend Nederland in het vooruitzicht. De overheid, en dan met name de gemeenten, kan hier een belangrijke trekkende of regisserende rol in vervullen. Veel van de knelpunten komen immers voort uit de inrichting en beheer van het openbaar gebied. Alhoewel de eerste vernieuwing (zie kader) heeft plaatsgevonden, zijn gerichte experimenten gericht op preventief ingrijpen noodzakelijk om toekomstig afglijden te stoppen.
De bloemkoolwijken kunnen met wat botox en liposuctie een goed aanbod zijn in het Nieuwe Wonen. De dominante bergingen bieden bijvoorbeeld ruimte voor kleinschalige voorzieningen en bedrijvigheid aan huis. Bestaande kwaliteiten dienen opgepoetst, gerepareerd of juist uitvergroot te worden. Ook de behoefte aan wonen met gelijkgestemden leent zich uitstekend binnen de beperkte
De bloemkoolwijken kunnen met wat botox en liposuctie een goed aanbod zijn in het Nieuwe Wonen aantallen woningen rondom collectieve erven. De diversiteit binnen de wijk kan zodoende door dergelijke collectieve transformaties of thematiseren vergroot worden: denk bijvoorbeeld aan een tuinhof, kluserf, bejaardenerf, kindererf of parkeerhof. é Anne-Jo Visser en Martijn Ubink Noot: 1.
De analyse is uitgevoerd in Lunetten (Utrecht), Batau Noord, Batau Zuid en Doorslag (Nieuwegein), Peelo (Assen), Trisken en Folgeren (Smallingerland), Stroinkslanden (Enschede), Matenveld en Matendonk (Apeldoorn).
september 2009 41
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:41
9/4/2009 5:34:39 PM
&)>3)/ 7%& 34 ,)8 ) 631 .%%6'32+6)7
strategie
HRM
financiĂŤn
de site voor overheidsmanagers nieuws managementtools themadossiers
gratis e-nieuwsbrief handige agenda links
ga naar www.overheidsmanagement.nl
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:42
9/4/2009 5:34:48 PM
RO snippers
Limburgse kennis en natuurdata helpen ontwikkeling nationale databank
Agenda
Congres/Forum dier of plant tot op de meter nauwkeurig worden vastgelegd. Hiermee wordt de actualiteit van de gegevens die nodig zijn voor de Gedragscodemonitor en de Signaalkaart sterk verhoogd.
Het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg,
Volgens prof. dr. Jan van Groenendael, de
de NatuurBank Limburg en de Gegevensautori-
Gegevensautoriteit Natuur, snijdt bij de
teit Natuur werken sinds anderhalf jaar samen
samenwerking het mes aan twee kanten. ‘Wij
bij de ontwikkeling van de Nationale Databank
leren bij de ontwikkeling van de NDFF van de
Flora en Fauna (NDFF). Uit de recent gepresen-
ervaring die men in Limburg heeft opgedaan bij
teerde resultaten blijkt dat de eďŹƒciency van de
het verzamelen en bundelen van natuurgege-
gegevensvoorziening is verbeterd en dat het
vens, aan de andere kant zorgt de samenwerking
aantal gebruiksmogelijkheden ink is toegeno-
tussen beide organisaties voor continuĂŻteit van de
men. De eerste resultaten zijn veelbelovend.
Limburgse equivalent van de nationale databank.’
Door de gezamenlijke ontwikkeling van een Gedragscodemonitor, een Life-Atlas en een Signaalkaart zal het aantal mogelijkheden om natuurgegevens te gebruiken bij bouwplannen
Dynamiek van en in stedelijke netwerken
en vergunningverlening toenemen. Zo’n twintig promovendi en postdoctoraal De Gedragscodemonitor vergemakkelijkt het
onderzoekers van de universiteiten van Amster-
onderhoud van gebieden door terreinbeheerders
dam, Utrecht, Wageningen en Delft hebben vijf
International Urban Planning De stad als machinekamer voor de toekomst Datum: 1 en 2 oktober Plaats: Westergasfabriek, Amsterdam Informatie: HYPERLINK “http://www.morgentomorrow.nl� www.morgentomorrow.nl Strategisch forum voor nieuw commercieel vastgoed Jaarlijkse netwerkbijeenkomst voor betrokkenen Datum: 9 oktober Plaats: Caballerofabriek, Den Haag Informatie: HYPERLINK “http://www.neprom.nl� www.neprom.nl De staat van de stedenbouw Datum: 22 oktober Plaats: Beurs van Berlage, Amsterdam Informatie: HYPERLINK “http://www.bnsp.nl/congres� www.bnsp.nl/congres
ja jaar onderzoek gedaan
en gemeenten. Als er gebruik wordt gemaakt van
n naar de transforma-
stijl van responsief beleid (sociaal, economisch,
ti tie van steden in ons
ruimtelijk en institutioneel) nodig is om aan de
la land. In ‘Synergie in
tegenwoordige stedelijke uitdagingen adequaat
ontwikkelde gedragscodemonitor kijkt op basis
st stedelijke netwerken’,
antwoord te kunnen bieden’. Dat beeld en dat
van de gegevens in de NDFF welke maatrege-
zi zijn de resultaten van dat
proces waren toch al lang bekend? Structurele
len een beheerder moet nemen om volgens de
o omvangrijke programma
vernieuwingen vinden niet meer op een traditio-
afspraken van de gedragscode te kunnen werken.
sa samengevat. De omslag-
nele manier plaats. Formele en informele beleids-
een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode vervalt in veel gevallen de verplichting om een vergunning aan te vragen. De
3YNERGIE IN STEDELIJKE NETWERKEN TUSSEN COMPETITIE EN COMPLEMENTARITEIT 7ILLEM 3ALET EN ,EONIE *ANSSEN *ANSEN RED
Het toepassen van de gedragscodemonitor levert
ap h ap belooft ons dat er hiermee concrete
processen en interacties wisselen elkaar namelijk
op deze manier een bijdrage aan de verlichting
handreikingen voor de praktijk worden geboden.
in verschillende combinaties af en vernieuwingen
van de administratieve lasten voor de beheerders.
Daarnaast biedt de uitgave meer zicht op wat er
worden bepaald door de aard en mate van de
daadwerkelijk verandert en aan het veranderen
organisatie van de interconnectiviteit. ‘Het gaat
is in stedelijke netwerken.
niet meer zozeer over de vraag of een bepaalde
Grote ruimtelijke ingrepen zijn onderworpen aan onder andere vergunningen in het kader van de
autoriteit meer of minder bevoegdheden nodig
Flora- en faunawet. Hetzelfde geldt voor kleine
Het boek bestaat uit vijf samenhangende onderde-
heeft om zijn territorium in te richten, maar om
ingrepen, zoals het bouwen van een huis. Om te
len. Het eerste deel gaat over eectieve governance
de vraag of het beleid via externe verbindingen
beoordelen of er een vergunning nodig is, moet
in de Randstad die er niet lijkt te zijn. In het
adequate capaciteit kan vinden als antwoord op
onderzocht worden of er beschermde soorten
tweede deel komen de feitelijke economische
de tegenwoordige problemen van de stad’. Dat is
aanwezig zijn. Hiervoor is de Signaalkaart
relaties in beeld. Deel drie gaat in op de mobiliteit
waar. En net zo waar is dat het level playing ďŹ eld
ontwikkeld. Deze geeft in een vroeg stadium van
in stedelijke netwerken en geeft methodieken aan
voor stedelijk beleid ‘een fascinerende plurale
de besluitvorming aan of er belemmeringen zijn
die kunnen helpen bij het opstellen van ruimtelijke
arena’ is geworden. Waar het nu op aankomt, is
voor het uit te voeren werk. Hiermee kunnen
en infrastructurele beleidsplannen. Het vierde deel
om met gebruikmaking van deze ervaringen en
onnodige vertragingen worden voorkomen.
geeft methoden voor regionale samenhang en deel
methodieken op alle fronten aan de slag te gaan.
vijf ten slotte licht de methodieken van framing en Om het verzamelen van gegevens voor de
besluitvorming door van stedelijke megaprojecten
WILLEM SALET EN LEONIE JANSSENJANSEN 2009:
waarnemer direct in het veld op de computer
zoals de Zuidas en HSL-Zuid.
SYNERGIE IN STEDELIJKE NETWERKEN; TUSSEN
vast te leggen is er een prototype van een
COMPETITIE EN COMPLEMENTARITEIT, SDU
Life-Atlas ontwikkeld. Dit is een softwarepro-
De slotconclusie lijkt nogal teleurstellend. ‘De
gramma waarin alle soorten van Nederland
sociale en economische transformatie van steden
opgenomen zijn. Met behulp van een gps kan op
leidt tot een zodanige reconstructie van ruimte-
de ingebouwde kaart een waarneming van een
lijke samenhangen dat een compleet nieuwe
UITGEVERS, DEN HAAG, ISBN 9789012130523, 174 BLZ.
ĂŠ Robbert Coops
(robbert.coops@hvrgroup.nl)
september 2009 43
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:43
9/4/2009 5:34:51 PM
In oktober!
Colofon
Trend
Jaargang 27 nr. 9 september 2009
RO, versie 2.0 ICT en ro leiden behalve tot digitalisering van ruimtelijke plannen en planprocessen ook tot andere manieren van kijken naar en werken met de ruimte om ons heen. Geogames kunnen het ro-proces ondersteunen. Virtuele gebiedsontwikkeling in spelvorm kan de dilemma’s, belangen, rollen en oplossingen heel goed zichtbaar maken. Kortom, ICT-technologie als nieuwe dimensie én als smeermiddel in de ro.
Interview
Annelies Luteijn Ze beheert het Westerschelde-dossier namens de Zeeuwse Milieufederatie. ‘Wij zijn geen voorstander van het verdiepen van de Westerschelde. Maar, nu het zo met België is afgesproken, dan wel zódanig dat de unieke natuur van dit estuarium wordt beschermd en hersteld. Afspraak is afspraak. Onverkorte uitvoering van alle elementen uit de Scheldeverdragen biedt voor alle belangen de beste én de snelste resultaten.
Ruimtelijk bekeken
Interbestuurlijke uitwisseling van plannen en besluiten volgens de nieuwe Wro… Door de nieuwe Wro verlopen overlegprocessen anders dan in het verleden. Hoe vindt bijvoorbeeld bestuurlijke afstemming plaats over ontwerpplannen voordat deze naar ‘buiten’ gaan? VROM heeft er een publicatie over gepresenteerd.
ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen Uitgever Onno Dekker
telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in oktober. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Website www.romagazine.nl Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
september 2009 44
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:44
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem
9/4/2009 5:34:54 PM
Heerenveen Assen Deventer Almere Capelle a/d IJssel Goes Oosterhout Geleen
www.oranjewoud.nl
Ruimte in Nederland is schaars, de ruimtelijke belangen zijn groot en de regelgeving is complex. Binnen deze context moeten ruimtelijke vraagstukken worden opgelost. Bij Oranjewoud zien we echter ook de kansen: werken aan de ruimtelijke kwaliteit van Nederland, gezamenlijk zoeken naar creatieve oplossingen en zorgdragen voor een gestroomlijnd proces en procedures. Onze professionals stellen niet alleen de ruimtelijke opgave centraal, maar hechten juist belang aan het proces om tot de gewenste ruimtelijke ontwikkeling te komen. Dat is onze toegevoegde waarde. Ons uitgangspunt?
Werken in een wereld vol mogelijkheden!
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:45
9/4/2009 5:34:55 PM
Een interim manager moet tijdelijk zijn. Z’n oplossing niet. Vind de
Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de
22842-7_ROM_0909.indd Sec1:46
x.
x kan vinden op eiffel.nl/interimmanagement
9/4/2009 5:34:56 PM