Grondbeleid: haalbaarheid en kwaliteit
Lees verder
+ We verzuipen in het normstelsel + Partijdige Raad van State? + Jane Jacobs en de actualiteit
11 november 2009
22842-8_ROM_1109.indd OMI
www.romagazine.nl
11/9/2009 8:50:03 PM
Ons hart zit nog steeds op dezelfde plek Sinds 2008 heten we MWH en zijn we onderdeel van een internationale groep van specialisten op het gebied van water, milieu, ruimte, afval en energie. We leveren oplossingen waar overheden, havens en industrie daadwerkelijk behoefte aan hebben. Maar wat er ook veranderde, onze principes en idealen zitten nog steeds dicht bij ons hart. Duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord zijn voor ons geen hype-begrippen maar staan voorop in onze visie en aanpak van projecten. Deze zetten we graag in voor onze opdrachtgevers waarmee we vaak al jaren samenwerken. Onze lokale kracht, gefundeerd op de historie van Syncera en De Straat, is versterkt met de kennis van het wereldwijde netwerk van MWH. Daarmee betreden we nieuwe werkterreinen maar zonder de bestaande te verlaten. Want onze roots verloochenen we niet. Ben jij specialist op een van onze terreinen en zit je hart op de goede plek? Kijk op onze website voor informatie over MWH en actuele vacatures. MWHglobal.nl WerkenbijMWH.nl
22842-8_ROM_1109.indd OMII
11/9/2009 8:50:13 PM
&)>3)/ 7%& 34 ,)8 ) 631 .%%6'32+6)7
Kennisbank Inkoop en Aanbesteden Alle informatie overzichtelijk op ĂŠĂŠn plek Hebt u alle kennis paraat op het gebied van inkoop en aanbesteden paraat? Nee? Dan loont het de moeite om een abonnement op de Kennisbank Inkoop en Aanbesteden te nemen. Een gerenommeerde redactie van vakspecialisten uit de praktijk zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere beschrijvingen van aanbestedingsprocedures en praktische stappenplannen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u overtuigen, ga naar www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl en vraag een productdemonstratie aan.
www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl
22842-8_ROM_1109.indd 1
11/9/2009 8:50:14 PM
Redactioneel
Doordouwen! Gestimuleerd door de kansen, die de Crisis- en herstelwet biedt, ziet bouwend Nederland de kans schoon om ‘lastige’ burgers en milieuclubs bij beroepsprocedures de mond te snoeren. Voormannen van het bedrijfsleven Bernard Wientjes en Loek Hermans stellen in een bijdrage aan de opinierubriek Forum in De Volkskrant van 22 oktober dat natuur- en milieuorganisaties een bedenkelijke rol spelen bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen. Zij zouden hun plaats moeten weten nadat de politieke besluitvorming is afgerond. Daar moet immers in onze democratie de afweging van maatschappelijke belangen plaatsvinden. In een scherpe reactie hekelt Pieter Winsemius een week later in dezelfde krant de ‘regenteske’ opstelling van Wientjes en Hermans. Denken de werkgevers nou echt dat je met het buitenspel zetten van milieuen natuurclubs de planprocedures kunt versnellen? Stel dat ze hun kennis en ervaring vervolgens beschikbaar stellen aan belanghebbende burgers. Zou er dan nog steeds sprake zijn van versnelling? Winsemius vraagt het zich terecht af. En met hem mogen we ons allemaal afvragen vanuit welk perspectief deze ondernemers en hun bouwende achterban naar de wereld kijken. Keer op keer hebben zij de mond vol van maatschappelijke betrokkenheid. Als het puntje bij paaltje komt, blijkt het toch allemaal om het bedrijfsresultaat te draaien. Ronduit stuitend wordt het als ondernemers juist het ‘maatschappelijk belang’ gebruiken om hun bouwportefeuilles te vullen.
Inhoud 4
ROm2 - Morgen Tomorrow! - VROM stelt Wabo uit - AMvB Ruimte verdeelt Kamer - Krimp in Groningen - Nieuws uit Brussel - Column: De Verwondering
10 Wordt de Raad van State partijdig? Valt een belangrijke laatste strohalm weg voor de burger die bescherming zoekt tegen nietgewenste ruimtelijke plannen?
13 Krimp en groei Forse ruimtelijke investeringen in zowel de kern als aan de rand van het land zijn noodzakelijk.
14 Krimplessen van het Oost-Duitse Schwedt Wat kunnen Nederlandse bestuurders leren van hun oosterburen?
16 De actuele betekenis van Jane Jacobs The Death and Life of Great American Cities is een klassiek boek, geschreven door de kleurrijke Canadese stadssociologe Jane Jacobs. Het boek is nu weer erg actueel.
19 Interview: Onno Hoes, gedeputeerde Provincie Noord-Brabant
22 Grondexploitatie, kwaliteit en haalbaarheid
Natuurlijk duren beroepsprocedures in dit land soms veel te lang en zijn ontwikkelingsprojecten op een paar plaatsen vastgezogen in het zompige gepolder. De vraag is of dat te wijten is aan maatschappelijke organisaties en lastige burgers, of aan bestuurlijk onvermogen en ondeugdelijke inhoudelijke voorbereiding van procedures. Misbruik maken van de economische recessie om ruimtelijke plannen er door te drukken, getuigt van weinig inzicht in hoe planvormingsprocessen verlopen. Het miskent vooral de waardevolle bijdrage die maatschappelijke organisaties en burgers sinds jaar en dag leveren bij het bewaken van de kwaliteit van onze leefomgeving. Beter ware het als ondernemers – en gelukkig doen heel veel dat – investeren in het samenwerken met die maatschappelijke organisaties en betrokken burgers.
é Marcel Bayer
32 Groene en sociale steden 34 Help, we verzuipen in het normstelsel! Laat de directe koppeling tussen milieu en ruimtelijke ordening los.
36 Ontwerpwet buisleidingen Voorlopig nog geen eind aan de overgangssituatie naar de nieuwe wetgeving.
38 Moerdijk MeerMogelijk Negen plannen voor de economie én de leefomgeving.
45
RO-snippers
Agenda, recensies november 2009 2
22842-8_ROM_1109.indd 2
11/9/2009 8:50:14 PM
pag.
22
pag.
19
pag.
38
Trend
Interview
Praktijk
Grondexploitatie, kwaliteit en haalbaarheid
‘Het kabinet frustreert besluitvorming’
Moerdijk MeerMogelijk
Met de GREX-wet heeft de gemeente een instrument in handen om de broodnodige kwaliteit bij ruimtelijke projecten beter te garanderen. Daarmee lijkt het niet meer zo noodzakelijk om een actief grondbeleid te voeren; de risico’s zijn immers voor de ontwikkelaars, terwijl de gewenste hogere kwaliteit geborgd is in het exploitatieplan. Met een dergelijke opstelling maakt de gemeente zich wel heel erg afhankelijk van de markt, terwijl juist deze economische recessie vraagt om strakkere regie en doortastend optreden. Juist een actiever grondbeleid ligt dus voor de hand, nu ontwikkelaars van hun risicovolle grondposities en contracten af willen. Er liggen kansen om de woningbouwproductie nieuwe impulsen te geven en tegelijkertijd de verdichting en verduurzaming van de bebouwde omgeving een flinke slinger te geven. Gemeenten zullen wel meer financiële risico’s moeten nemen en bijvoorbeeld de grondprijzen moeten verlagen om marktpartijen over de streep te trekken. Dat vraagt wel om kwaliteit in de ambtelijke organisatie.
In de luwte van grotere en spraakmakende projecten, zijn in Noord-Brabant zonder veel tamtam drie ruimtelijke trajecten voor betere verkeersdoorstroming, natuurontwikkeling en hoogwaterbescherming verbonden in één gebiedsontwikkeling. Gedeputeerde Onno Hoes ziet het al helemaal voor zich: de A59 tussen Waalwijk en ’s-Hertogenbosch gedeeltelijk op palen langs de kernen van Drunen, Heusden, Nieuwkuijk en Vlijmen. Daaronder krijgt de natuur vrij spel in de ‘groene rivier’, die in geval van hoog water rond ’s-Hertogenbosch het overtollige water wegvoert naar de Maas. ‘De gebiedsontwikkeling is niet al te complex en er is weinig onenigheid. Dat maakt het een mooi integraal project waar iedereen achter kan staan. Er hangt een feel good sfeer omheen’, aldus Hoes.
Moerdijk MeerMogelijk bestaat uit een unieke combinatie van negen plannen die samen kansen bieden voor de economie én de leefomgeving. De opbrengst van de bedrijvigheid wordt deels aangewend voor leefbaarheid. Denk daarbij aan veiligheid, recreatie, natuur en woningbouw. Met de aanleg van een Logistiek Park van 150 hectare tussen de A16 en de A17 én een betere benutting van het huidige industrieterrein wordt een stevige groei van het aantal arbeidsplaatsen verwacht, naar schatting rond de 6000 fte. Daarnaast komt er door het verplaatsen van bedrijven die dicht tegen de woonkernen staan, meer ruimte voor woningen en natuur. De Noordrand van Zevenbergen wordt opnieuw ingericht, onderdeel daarvan is de nieuwe rondweg die de kern Zevenbergen veiliger en leefbaarder zal maken. Het bedrijf Caldic Chemie Produktie uit Zevenbergen zal uiterlijk 2016 verplaatst zijn.
november 2009 3
22842-8_ROM_1109.indd 3
11/9/2009 8:50:15 PM
RO
Stad is oorzaak én oplossing voor klimaatprobleem Steden moeten het voortouw nemen in het bestrijden van de klimaat- en voedselcrisis. Dat vraagt bevlogen bestuurders en burgers die het geloof in de maakbaarheid van hun omgeving nog niet hebben verloren. Op het internationale stedenbouwcongres Tomorrow, dat begin oktober in Amsterdam werd gehouden, kwamen zij uitgebreid aan het woord. Er worden in Nederland maar weinig congressen georganiseerd die zo ambitieus zijn als het internationale stedenbouwcongres Tomorrow. Begin oktober bogen enkele honderden bestuurders, planologen en betrokken burgers zich op het Amsterdamse Westergasfabrieksterrein twee dagen lang over de vraag hoe de wereld van een dreigende ondergang kan worden gered. Door de klimaatcrisis dreigt de temperatuur op aarde binnen enkele decennia met vier graden Celsius te stijgen. Grote delen van de wereld zullen onleefbaar worden.
Stad is aan zet Steden hebben een bijzondere verantwoordelijkheid in het afwenden van deze catastrofe, meenden veel sprekers onder wie oud-burgemeester van Londen Ken Livingstone. ‘De stad heeft de klimaatcrisis met zijn enorme uitstoot aan broeikasgassen
veroorzaakt, maar zij vormt dankzij haar enorme bevolkingsconcentratie ook de oplossing. Met een kleinschaliger en duurzamer opwekking van energie kan de Britse hoofdstad binnen twintig jaar al 30 procent van haar CO2-uitstoot vermijden. Nog eens 30 procent reductie wordt behaald met een verandering van levensstijl.’ Ook Tim Lang, hoogleraar voedselbeleid aan Londen’s City University, ziet een belangrijke rol weggelegd voor stadsbestuurders. Om de schadelijke gevolgen van onze voedselconsumptie en -productie in te dammen, zouden zij hypermarkten moeten weren en meer distributiemogelijkheden creëren voor regionale en duurzaam producerende landbouwers. ‘Bijna een derde van de wereldwijde uitstoot aan broeikasgassen wordt veroorzaakt door ons voedselsysteem. Bovendien vraagt de productie van
vlees en melk buitensporig veel water en grond.’
Nieuwe stadsplanner gezocht De grote vraag is natuurlijk hoe bestuurders en beleidsmakers de handen op elkaar krijgen voor zulke forse ingrepen. Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, schetste de dominante invloed van de media en het lage vertrouwen dat burgers nog in hun overheid hebben. ‘We moeten met zijn allen op zoek naar een nieuw soort stadsplanning’, wierp hij zijn publiek voor. ‘Er zijn moedige mensen nodig die in begrijpelijke taal burgers kunnen overtuigen van de richting die we uit moeten gaan.’ Zef Hemel, adjunct-directeur van de Amsterdamse dienst Ruimtelijke Ordening
Krimp in Groningen Minister Van der Laan van WWI heeft bevolkingskrimp aangemerkt als nationaal probleem. Het is de vraag of dat zo verstandig is, want krimp biedt ook een kans voor nieuwe ontwikkelingen in regio’s in Zeeland, Limburg of Groningen. Commissaris van de Koningin, Max van den Berg, en gedeputeerde Pim de Bruijne waren op 30 september speciaal uit Groningen naar Den Haag gekomen om te discussiëren over de bevolkingskrimp in de regio’s Oost-Groningen en Eemsdelta. Dat gebeurde tijdens Reuring!Café waar gastheer Mark Frequin trachtte erachter te komen op welke wijze
november 2009 4
22842-8_ROM_1109.indd 4
11/9/2009 8:50:18 PM
RO
La-Donna R. Redmond uit Chicago zich bijvoorbeeld in de schadelijke stoffen in ons voedsel. Ze zette vervolgens een productieen distributiesysteem op voor lokale organische landbouw. Ook probeert ze jongeren via de hiphopcultuur te doordringen van het belang van een gezonde levensstijl. ‘Ingewikkelde verhalen moet je op een intelligente manier vertalen naar de gemeenschap.’ Ook architect P.K. Das uit Mumbai probeert juist van onderop de slechte levensomstandigheden van burgers te veranderen. Hij ziet ruimtelijke ingrepen als een belangrijk instrument om nieuwe sociale bewegingen op te bouwen en de welvaart eerlijker te verdelen. ‘Zeventig procent van de inwoners van Mumbai woont in een sloppenwijk.’
Tirana had aanvankelijk geen stuiver in zijn portemonnee om de erbarmelijke toestand van zijn stad aan te pakken. Met een beetje geld van de EU begon hij panden op te verven. Bewoners voelden zich veiliger en winkeliers gingen ineens weer belasting betalen. Dankzij het herwonnen vertrouwen lukte het hem vervolgens ook om de vele illegale bouwsels in de parken af te breken en deze voor de stadsbewoners opnieuw in te richten. Ondanks hun verschillen bleken alle buitenlandse verhalen één ding gemeen te hebben. De veranderingen werden ingezet door gedreven personen met doorzettingsvermogen die geloven in de mogelijkheid om hun leefomgeving te veranderen. Bij Nederlandse bestuurders en planologen ontbreekt het daar nog wel eens aan. é Jaco Boer
In het buitenland lijken ze minder last te hebben van die twijfels. Op de conferentie vertelden bevlogen burgers over hun strijd voor betere levensomstandigheden in hun steden. Gedreven door de voedselallergie van haar zoontje verdiepte buurtactiviste
Een beleidsmedewerker uit de Columbiaanse stad Medellín liet zien dat veranderingen ook van bovenaf kunnen komen. Zo heeft de sociaal bewogen burgemeester van de stad in vier jaar tijd in de armste wijken een netwerk van onderling verbonden parken, scholen en culturele centra opgezet. Alle voorzieningen werden betaald met publiek geld. De burgemeester van de Albanese hoofdstad
het provinciale bestuur nu daadwerkelijk een rol speelt in het voorkomen van de negatieve gevolgen van bevolkingskrimp. Het gaat dan om verpaupering, leegstand, onverkoopbare woningen en voorzieningen die langzamerhand wegtrekken. ‘We zien dat de gevolgen van krimp ingrijpend zijn voor de bevolking. De meest kwetsbare inwoners zijn hiervan het meest de dupe. Daarom is er een gezamenlijke visie en aanpak nodig om deze gebieden leefbaar te houden. Gemeenten, provincie, corporaties en maatschappelijke organisaties moeten hier samen mee aan de slag. En omdat de financiële opgave van krimp de regionale mogelijkheden overtreft
is het belangrijk dat het rijk hier ook aan bijdraagt’, aldus De Bruijne. Investeren in de openbare ruimte, transformatie van de woningvoorraad en voorzieningen en een nieuwe manier van planning en financiering zijn geboden om op korte termijn een integrale, gebiedsgerichte aanpak te realiseren als onderdeel van de vernieuwingsoperatie van de fysieke woon- en leefomgeving. De kosten daarvoor zijn geschat op 863 miljoen euro. Dat is voor Groningen een te fors bedrag. ‘We willen niet altijd van Den Haag afhankelijk zijn, maar nu wel. We vragen niet alleen om een financiële ondersteuning, maar ook om
nieuwe, deels andere instrumenten die het vernieuwingsproces ondersteunen in plaats van frustreren’, aldus Van den Berg.
én grote inspirator van het congres, sloot zich van harte bij de oproep van Hajer aan. In zijn ogen moet de moderne planoloog zich vooral richten op de dialoog met geïnteresseerde burgers. ‘Planning is 80 procent communicatie en 20 procent inspiratie.’ Om het gesprek met hen goed te laten verlopen, had hij alvast een lijstje met aanbevelingen gemaakt: de ‘Amsterdam Principles’. Begin klein, sluit niemand buiten, vermijd cynisme of agressie en ga op zoek naaar gezamenlijke verhalen, zijn een paar van zijn tips voor succesvolle stadsplanning. ‘Ergens in de afgelopen decennia zijn we de weg kwijtgeraakt en hebben het geloof in de maakbaarheid van onze omgeving verloren. Maar we moeten ons niet laten frusteren door geldgebrek of de wirwar aan regels. Dat leidt alleen maar af van de vraag waarvoor we het allemaal doen.’
Buitenlandse bevlogenheid
é Robbert Coops
Krimp in Groningen, consequenties van bevolkingsdaling voor de overheid; het andere gezicht van de ruimtelijke ontwikkeling, Provincie Groningen, Groningen, 2009.
november 2009 5
22842-8_ROM_1109.indd 5
11/9/2009 8:50:21 PM
RO
AMvB Ruimte verdeelt Kamer De Tweede Kamer heeft veel kritiek op de regelzucht van het Rijk. Toch loodste minister Cramer, ondanks haar zwakke optreden, haar ontwerp-AMvB Ruimte vrijwel ongeschonden door het parlement. Het Kamertreffen over de AMvB Ruimte eind september was een rommelige vertoning. Minister Cramer van VROM zat niet fijn in het debat. Ze was net terug van de vijfdaagse VN-klimaatconferentie in New York, rechtstreeks vanuit Schiphol. Dan is verbaal gestoethaspel als ‘Decentraal wat moet’ onvermijdelijk. Een spreekwoordelijke verspreking, blikt VVD-Kamerlid Helma Neppérus terug. ‘De minister wil juist alles centraal regelen. Daar zit haar hele worsteling.’ Een machtsstrijd, constateert Neppérus, die wél ‘pakken papier’ oplevert. ‘De regeldrift van het Rijk is niet te stoppen. Ik heb het geheel teruggestuurd naar de repro met het verzoek de stapel dubbelzijdig te kopiëren.’ Kort vóór het debat had de VNG haar lobbyboodschap afgegeven. Voor gemeenten is het nu ‘Decentraal wat overblijft’, als Rijk
en provincie hun regelzucht hebben opgelegd. ‘De verordeningen van Noord-Holland en Groningen zijn zo uitgebreid. Dat is gewoon extra regelgeving. Dan maak je elkaar het werk erg moeilijk’, aldus de VNG. ‘NoordBrabant heeft er ook een handje van, en de verordening van Zuid-Holland gaat eveneens die kant op’, noemt Neppérus nog twee provincies. Ze prijst de goede voorbeelden Limburg en ook Flevoland, die met convenanten te werk gaan, ‘maar dat mag dan weer niet. Ik begrijp het niet.’ Volgens Ruud van Heugten (CDA) heeft minister Cramer het allemaal aan zichzelf te danken. ‘Ze heeft vorig jaar de verkeerde toon gezet bij het vaststellen van de Wro-invoeringswet door te stellen dat provincies zonder juridische kaders straks geen poot hebben om op te staan. Vandaar die dikke verordeningen.’ De strakke invoering van de SER-ladder, die inhoudt dat gemeenten geen grond voor nieuwe bedrijvigheid mogen uitgeven zolang oude locaties niet zijn benut, zadelt
VROM stelt Wabo uit De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt opnieuw uitgesteld. Invoering per 1 januari 2010 is niet haalbaar omdat de behandeling in het parlement niet op tijd is afgerond en omdat de ict-voorziening niet tijdig klaar is voor een ‘zorgvuldige invoering’. Dat maakte minister Jacqueline Cramer (VROM) onlangs bekend. De wet lijkt nu op zijn vroegst lente 2010 in werking te treden. De minister schrijft in haar brief aan de Tweede Kamer dat ‘pas als de wetgeving definitief vaststaat en het ict-instrument is gerealiseerd, implementatie van het nieuwe stelsel kan worden afgerond’. VROM stelt dat de landelijke voorziening (OLO) nog steeds volgens planning klaar is (december 2009), maar de minister wil overheden meer tijd geven om het systeem en de nieuwe werkwijze te implementeren. Ze rept in haar brief onder meer over ‘interne opleidingen, procedures en verordeningen’. Er wordt nog volop aan de voorziening gewerkt: het elektronische aanvraagformu-
22842-8_ROM_1109.indd 6
é Pieter van den Brand
na publicatie in het Staatsblad’ is. Elders in de brief staat dat de parlementaire behandeling van het ontwerp-Bor (besluit omgevingsrecht) tot na 1 januari 2010 kan doorlopen, wat betekent dat de Wabo, Bor en Mor (ministeriële regeling omgevingsrecht) op zijn vroegst volgend jaar lente in werking zullen treden. De VNG laat in een reactie weten blij te zijn met het uitstel. Eerder pleitte de vereniging al voor uitstel, omdat de ict niet op tijd klaar zou zijn. ‘Gemeenten zijn goed op weg met de voorbereidingen van de Wabo, maar kunnen deze pas afronden als de wet- en regelgeving vaststaat. Door het uitstel van de Wabo hebben gemeenten meer tijd om de laatste praktische aanpassingen te doen en personeel op te leiden’, zo stelt de VNG in een reactie.
lier is ontwikkeld en door provincies in de eerste week van september getest, gemeenten testen het de eerste week van oktober. ‘Met de resultaten van deze testen wordt het formulier afgerond in november. Het deel dat overheden gebruiken tijdens de behandeling wordt nog dit jaar afgerond. Begin oktober testen ook het IPO en de VNG deze functionaliteiten. Mogelijke noodzakelijke eisen hieruit kunnen zo mogelijk nog dit jaar verwerkt worden’, laat VROM-woordvoerder Jan-Jaap Eikelboom weten. Ook na januari zal er overigens verder gewerkt worden aan het loket. Zo moet er nog worden aangesloten op bouwstenen van de e-overheid, zodat bijvoorbeeld voorinvulling vanuit basisregistraties en automatische uitwisseling van é Pieter van den Brand gegevens kan plaatsvinden. Dat is nu nog niet het geval. Ic t- vo o r z i e n i n g n i e t t i j d i g k l a a r vo o r e e n ‘ z o r g v u l d i g e i nvo e r i n g. Onduidelijk is wanneer VROM nu streeft naar invoering van de Wabo. In haar brief schrijft de minister dat dit ‘drie maanden
Foto: Roel Dijkstra
november 2009 6
gemeenten met extra administratieve lasten op, voorziet Van Heugten. ‘Ze zullen al hun bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied door moeten ploegen.’ Neppérus wil de SER-ladder als richtlijn zien, ‘maar schrijf hem niet voor. Er kunnen genoeg redenen zijn om van de SER-ladder af te wijken. Dit moet uit de AMvB.’ Minister Cramer peinst er niet over. Neppérus en Van Heugten zeggen zich ‘met hand en tand’ te zullen verzetten tegen de vergaande juridisering van de ruimtelijke ordening. Voor de twee parlementariërs zal het lastig zijn daadwerkelijk een vuist te maken. Partijen als de PvdA, SP en GroenLinks belijden met de mond wel dat er decentraal veel kan, maar zijn eigenlijk op de centralistische hand van minister Cramer. ‘Er is geen meerderheid om eens flink te gaan schrappen in deze AMvB’, weet Van Heugten. Volgens hem bewijst Cramers magere optreden in de Kamer dat ze geen praktische voeling met de ruimtelijke ordening in ons land heeft.
11/9/2009 8:50:21 PM
Nieuws uit Brussel
Transparant, open treinstation Calatrava biedt toegangspoort tot Luik Opgetrokken uit wit beton met veel glas en staal in een enorme overkapping en Belgische blauwsteen of arduin op de vloeren straalt het nieuwe station Luik-Guillemins een moderne grootsheid uit, die je eerder in Parijs of Londen zou verwachten dan in Luik. Met de keuze van de Spaanse toparchitect Santiago Calatrava trok Luik een architect aan die niet alleen bekendheid verwierf met zijn opvallende stationsgebouwen en bruggen maar ook vanwege het veelal hoge prijskaartje van zijn ontwerpen. Het nieuwe station is een belangrijke schakel in het hogesnelheidsvervoer per trein tussen Aken, Frankfurt, Keulen, Brussel, Parijs en Londen maar het station moet ook de toegangspoort zijn tot Luik. ‘Een deur naar de stad en een deur om de stad te verlaten’, aldus Calatrava. Het moet bovendien een open verbinding bieden tussen de wijken aan weerszijden van het station en helpen de verpauperde wijk voor het station nieuw leven in te blazen.
Foto: NMBS
In Luik is na elf jaar bouwen het nieuwe station van de Spaanse toparchitect Santiago Calatrava geopend. Met een budget van 445 miljoen euro, waarvan 312 voor het eigenlijke stationsgebouw, is een hypermodern, prestigieus station neergezet dat veel meer is dan alleen een treinstation.
Nieuw station Luik bi j d a g en bi j nacht .
Opvallend is het ontbreken van gevels aan de zijkant. Het draagt bij aan de transparantie van het station. Net als het glazen dak met
een oppervlakte van maar liefst 33.000 m2, dat als een glazen golf over de perrons hangt. Aan de achterkant is er een parkeergarage met plaats voor 800 auto’s in de rotsen van de heuvel van Cointe ingebouwd. Op de heuvel bevindt zich een residentiële wijk. Een nieuwe brug, die ook van de hand van Calatrava is, biedt een directe toegang tot de snelweg. Een paar honderd meter voor het station worden momenteel enkele grauwe overheidsgebouwen gesloopt omdat ze asbest bevatten. Daardoor komt er straks een vrij uitzicht op de Maas. Santiago Calatrava ‘hoopt vurig’, dat er een Avenue de la Liberté (Toegangsstraat van de Vrijheid) van het stationsplein tot aan de Maas ontstaat, die vervolgens de Maas een eind volgt richting centrum.
november 2009 7
22842-8_ROM_1109.indd 7
11/9/2009 8:50:24 PM
Nieuws uit Brussel
Nederlandse steun woningbouwcorporaties mag van eurocommissaris Neelie Kroes De Nederlandse staatssteun aan woningbouwcorporaties blijft toegestaan. Dat heeft Europees Commissaris Neelie Kroes (concurrentie)minister Eberhard van der Laan van Wonen, Wijken en Integratie mondeling toegezegd, zo heeft de laatste op 8 oktober aan de Tweede Kamer laten weten. Na jarenlange onzekerheid is er nu een akkoord met Brussel. Woningbouwcorporaties zullen dus, onder bepaalde voorwaarden, ook in de toekomst gebruik kunnen blijven maken van garanties van de staat zodat ze gunstig leningen kunnen krijgen. Nederland heeft procentueel gezien het grootst aantal sociale huurwoningen als percentage van de hele woningvoorraad. Bijna een op de drie woningen is een woning in de sociale woningsector in het bezit van een woningbouwcorporaties. Probleem is dat woningbouwcorporaties niet alleen aan de laagste inkomens verhuren maar ook aan middeninkomens, wat gezien kan worden als oneerlijke concurrentie. Volgens het akkoord met Kroes mag dit zolang maar 90 procent van de woningen naar mensen met een inkomen van maximaal de huurtoeslaggrens (28.475 euro) gaat en de overige tien procent niet aan huishoudens met een inkomen boven de 33.000 euro wordt toegewezen. Volgens Van der Laan kan ook de 75 miljoen euro die nog in het Centraal Fonds Huisvesting zit voor de aanpak van de veertig Vogelaarwijken, nu snel gebruikt worden. Het geld is afkomstig van een heffing betaald door de woningbouwcorporaties voor de aanpak van deze aandachtswijken. Het geld dat in 2008 werd geïnd werd tot nu toe vastgehouden omdat nog niet duidelijk was of Kroes deze regeling wel zou toestaan. De toestemming van Brussel is overigens pas rechtsgeldig als ze ook schriftelijk is gegeven.
EU vraagt Nederland contract voor Eindhovens bouwproject te herzien De Europese Commissie heeft Nederland begin oktober gevraagd een contract voor openbare werken betreffende de bouw van het gemeenschapscentrum ‘Doornakkers Centrum’ in Eindhoven te herzien. Volgens
K ro e s: w o n i n g b o u w co r p o ra t i e s g e s te u n d .
de commissie heeft er geen openbare aanbestedingsprocedure plaatsgevonden terwijl de regels van de Europese Unie voor overheidsopdrachten dit wel voorschrijven. Als de commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord krijgt, kan ze de zaak aanhangig maken bij het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Het contract gaat niet alleen over de verkoop van grond maar de gemeente heeft ook voorwaarden gesteld. De overeenkomst verplicht de projectontwikkelaar ertoe een bepaald aantal gebouwen van een bepaalde omvang en een aantal parkeerplaatsen te realiseren. Hoewel de projectontwikkelaar voor eigen rekening en risico werkt en geen overheidsgeld ontvangt, valt het project volgens de Europese Commissie toch onder de Europese regels die het uitschrijven van een tender voorschrijven. Zie ook: http://ec.europa.eu/internal_market/ publicprocurement/index_en.htm.
Referendum Antwerpen over Lange Wapper In Antwerpen is op 18 oktober een referendum gehouden over de Oosterweelverbinding. Dit project van de Vlaamse overheid
moet er voor zorgen dat Antwerpen en de haven goed bereikbaar blijven over de weg. Daartoe wordt de tot nu toe onvolledige Ring van Antwerpen voltooid met een toltunnel onder Schelde en, verderop in het traject, een viaduct met 18 rijstroken verdeeld over twee lagen over de Schelde: de Lange Wapper. Dit grootste infrastructuurproject ooit uitgevoerd in België is ongeveer tien kilometer lang en zal de linkeroever verbinden met de rechteroever. Op de rechteroever van de Schelde komt er dan een knooppunt voor de aansluiting met de haven. In het referendum kon de Antwerpenaar zich uitspreken voor of tegen de Lange Wapper. Over de bouwplannen onder leiding van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) is voorafgaand aan het referendum zeer veel discussie geweest. Voorstanders wezen vooral op de voordelen van een betere verkeersdoorstroming en minder verkeersproblemen. Tegenstanders voerden milieuhinder, het aanzien van de brug en geluidshinder aan. Een mogelijk alternatief voor de Lange Wapper is een tunnel onder de haven. De organisatie van het referendum – waarvan vooraf nog niet zeker was of er ook daadwerkelijk geluisterd zou worden naar de uitkomsten ervan – bedroeg 800.000 euro. De aanleg van het Oosterweeltraject werd in juni 2008 op 2,5 miljard euro geraamd.
Verenigde Arabische Emiraten bouwen voorbeeldstad Op een conferentie over regionaal beleid in Brussel begin oktober maakten lokale politici uit heel Europa kennis met Masdar. Deze nog in aanbouw zijnde stad in de Verenigde Arabische Emiraten zal al haar energie uit hernieuwbare bronnen halen, geheel CO2-neutraal zijn en geen afval produceren. De stad is daarmee een voorbeeld voor Europese steden, al kunnen natuurlijk niet alle in Masdar – wat bron betekent – gebruikte technieken meteen en zonder grote investeringen in bestaande steden worden toegepast. In de nieuwe stad, gelegen in het emiraat Abu Dhabi, moeten ongeveer 1500 technologische bedrijven komen die zich vooral bezighouden met hernieuwbare energie. De stad krijgt 40.000 inwoners. Daarnaast zullen er nog eens
november 2009 8
22842-8_ROM_1109.indd 8
11/9/2009 8:50:26 PM
De verwondering
50.000 mensen werken die elders wonen. Ook het hoofdkantoor van het internationale hernieuwbare energieagentschap IRENA komt in Masdar. http://www.masdarcity.ae/en/index.aspx.
Uitdieping Schelde weer een stapje dichterbij De uitdieping van de Westerschelde is weer een stap dichter bij nu het Nederlands kabinet heeft besloten dat de Hedwigepolder toch onder water wordt gezet. Het onder water zetten van de polder dient als compensatie voor de milieuschade die het uitdiepen van de Schelde veroorzaakt. In augustus had Maxime Verhagen van Buitenlandse Zaken al aan zijn Belgische collega Yves Leterme in Den Haag laten weten dat Nederland het in 2005 gesloten verdrag over de verdieping van de Schelde zou nakomen. Het onder water zetten van de polder is onderdeel van dat verdrag. Vlaams minister-president Kris Peeters noemt het besluit om de Hedwigepolder onder water te zetten een goed besluit maar voegde eraan toe pas gerust te zullen zijn als daadwerkelijk met de baggerwerkzaamheden begonnen wordt. Wanneer dat zal zijn is nog onduidelijk. De Raad van State moet zich eerst nog uitspreken over de bezwaren die milieugroeperingen hebben ingediend tegen de uitbaggering. Daarnaast is er veel verzet van Zeeuwen tegen het teruggeven van land aan de zee en heeft de eigenaar van de Hedwigepolder, de Belgische industrieel Gery de Cloedt aangekondigd ontpoldering juridisch aan te zullen vechten. De Cloedt heeft een buitenverblijf in de polder en verpacht land aan boeren. De uitdieping is van levensbelang voor de Antwerpse haven, die daardoor bereikbaar wordt voor grote schepen. é Boris Peters
Bezuinigen op baten?
Of de gehanteerde percentages kloppen betwijfel ik, maar bezuinigen zullen we. Het spelletje roulette van de markt moet worden betaald. De bezuinigingen zullen pijn gaan doen en leiden tot dramatische verhalen. Daar kunnen politici slecht tegen en dus zal er gezocht worden naar bezuinigingen die minder drama opleveren, zoals bezuinigingen op investeringen in de fysieke leefomgeving. In de ruimtelijke ordening zelf is op het eerste gezicht weinig te verdienen. Ruimtelijke ordening heeft immers nauwelijks eigen budget. Maar een stap terug doen bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit, lichtere procedures, minder kwaliteitseisen, minder streven naar compacte steden, zou wel wat kunnen opleveren. Nu kent iedereen het gezegde ‘goedkoop is duurkoop’, vergelijk jarendertigwijken maar met jarenvijftigwijken, maar we leven er niet naar. Dat heeft te maken met het feit dat bouwers en ontwikkelaars een markt hebben geschapen waar aanbod domineert en zij tegelijk alleen verantwoordelijk zijn voor de realisatiefase. Omdat ze niet betrokken zijn bij de gebruiksfase hanteren ze een korte termijn: de baten voor de bouwer moeten in één keer bij de oplevering worden binnengehaald. Dus moeten de kosten voor voorbereiding en realisatie laag blijven. Uit een Engelse publicatie blijkt echter dat de kosten voor voorbereiding, realisatie en ‘maintenance’ zich verhouden als 1:5:200. De echte kosten zitten dus in de gebruiksfase. Als de bouwer of ontwikkelaar na de realisatie afscheid neemt, heeft hij alleen belang bij zo laag mogelijke aanvankelijke kosten en niet bij duurzaamheid en kostenbesparing op termijn terwijl daar de meeste winst te behalen is. Als je meer zou investeren in de eerste twee stapjes, zou dat de kosten
in de gebruiksfase ongetwijfeld meer dan evenredig verlagen en dat is maatschappelijk heel effectief. In de gebruiksfase wordt de bulk van de kosten gemaakt. Een sterke aanwijzing om in de realisatiefase de kosten voor de baat uit te laten gaan. Nog sterker wordt het pleidooi om aan de voorkant te investeren, in duurzaamheid in brede zin, als je de opbrengsten over de hele cyclus meeneemt. In de hele cyclus verhouden de kosten zich tot de opbrengsten als 251 tot ergens tussen 250 en 2500. Het is evident dat bulk van de winstkansen moet worden gezocht in de gebruiksfase. Ook voor de ontwikkelaars dus een goede reden om te investeren in een langetermijnperspectief. We moeten daarom naar een planningsmodel dat eeuwenlang normaal was: het concessiemodel waarbij de ontwikkelaar de hele levenscyclus verantwoordelijk blijft en niet alleen bij de oplevering winst kan maken. Dit model wordt nu om redenen van zowel financiering als duurzaamheid uiterst perspectiefvol. Het levert nog een extra voordeel op: overheden kunnen opdrachtgever worden en hoeven zich niet als halve ontwikkelaars bezig te houden met technische en financiële planning. Ze geven opdracht aan het begin en controleren aan het eind. De rest is de zorg van de toekomstige beheerder en die zal het niet afwentelen op de toekomst want hij blijft verantwoordelijk. De overheid kan als toezichthouder optreden voor een samenleving die meer zelfsturend wordt en meer eigen belang heeft bij duurzaamheid. é Bram van de Klundert
bramvandeklundert@mac.com
november 2009 9
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:9
11/9/2009 8:50:27 PM
Ruimtelijk bekeken
Raad van State onder vuur lijkt bestuurlijk geklungel beu
Beweging aan de Kneuterdijk De economische en bestuurlijke crisis heeft de bestuursrechtspraak bereikt. De Raad van State kiest opnieuw positie tussen gefrustreerde burger-appellanten en geïrriteerde bestuurders. Iedereen krijgt huiswerk mee, bijvoorbeeld bij de Crisis- en herstelwet die in de Kamer ligt.
‘K
en je de filosoof Herbert Marcuse? Die noemt dit repressieve tolerantie.’ Kees van Oosten: ‘Utrechtse ambtenaren wordt het rood voor ogen wanneer die naam valt.’ Mr. Van Oosten is een luis in de pels: gevaarlijk – toonbeeld van hetgeen onder politici modern ‘de burger als hindermacht’ heet. Van Oosten treedt op als juridisch adviseur voor burgeractiegroepen die worstelen in de bestuurlijke participatiefuik. Opgeklopte bouwprojecten en gesjoemel met cijfers: in de rechtszaal fileert hij alles minutieus. Maar Kees van Oosten twijfelt: ‘Dit is zó uitzichtloos! Ik denk dat ik stop. Gewoon de straat op: als procederen niet meer helpt, moeten we weer actie voeren.’
Foto’s: MR
B o u w p u t Ho o g Cathar i jne, U tre cht .
Ressentiment ‘Ambtenaren en bestuurders zitten op schoot bij de bouw- en vastgoedjongens. Gemeente en vastgoedbelegger Corio die gezamenlijk Hoog Catharijne verdubbelen tot 6.400 m2 extra winkeloppervlak. Nóg meer overschrijding van luchtkwaliteitsnormen, nóg meer overbewinkeling. Binnenstadswinkeliers voerden aan dat de toename van het winkeloppervlak in de regio in totaal 86 procent bedraagt, terwijl de bevolking maar 7 procent groeit. Oud-Staatsraad slid Van Ettekoven bij de rechtbank veegde het van tafel: ‘U heeft geen deskundige contra-expertise overgelegd, waaruit overbewinkeling blijkt. Om alles als democratisch te verkopen wordt een participatietraject opgestart, maar burgers worden gewoon geacht voldongen feiten te fiatteren. Wie dwars ligt, wordt afgeserveerd. Voortdurend worden daartoe regels aangepast.’ En dan komt het. De rechter kijkt de andere kant op of speelt mee, stelt Van Oosten. Ook de Raad van State. ‘Evidente rekenblunders en tegenstrijdigheden worden doorgelaten. Maar burgers worden weggestuurd als ze geen “deskundige contra-expertise” overleggen! Van de ooit als laagdrempelig bedoelde bestuursrechtspraak is niets over. Ergens is een knop omgegaan: er moet gebouwd worden. Participatie en bestuursrechtspraak zijn een fopspeen geworden. Vroeg of laat komt zo’n rijstrook of fly-over er tóch. Misleiding is het, bedrog.’
Serieus Ook volgens staatsrechtkundigen is er met ons bestuursrecht écht iets aan de hand. Het
november 2009 10
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:10
11/9/2009 8:50:27 PM
peloton geleerde critici zwelt aan. Onafhankelijkheid, democratische legitimiteit, toegankelijkheid en openbaarheid – op al die punten gaat het mis, zeggen zij. Het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg heeft het Nederlandse bestuursrecht verschillende keren fundamenteel bekritiseerd. De kritiek spitst zich toe op de samenstelling en het benoemingenbeleid van de Raad van State, maar ook op de toepassing van wetten, politieke beïnvloeding en zwakke onderbouwing van uitspraken. Onderzoek heeft met name controverses onthuld binnen het vreemdelingenrecht. In milieu- en ro-beroepszaken valt het best mee. ‘Over het algemeen word je serieus gehoord’, verzekeren milieufederaties en betrokken advocaten. ‘De Afdeling doet zijn werk goed’, benadrukt milieurechtspecialist Frank Scheffer van Bolwerk Advocaten in Zutphen. Oké, overbelaste Staatsraden snijden wel eens een bochtje af. ‘In zogenoemde “bagatelzaken” worden overheidsvormfoutjes soms door de vingers gezien, wanneer het uiteindelijk niets zou uitmaken. Dan wordt een procedureel onzorgvuldig besluit vernietigd, maar worden de rechtsgevolgen in stand gelaten. Zo wordt zinloze rechtsgang voorkomen.’ Anderzijds krijgen appellanten meer speelruimte om gaandeweg nieuwe stukken in te brengen, zolang het maar over eerder aangevoerde bezwaren gaat. Ook jarenlange smeekbeden om uitvoeriger toelichtingen bij Afdelingsuitspraken zijn verhoord. Dat is beter voor het probleemoplossende leereffect van uitspraken en voor de geloofwaardigheid, heeft de Raad ingezien. Het Jaarverslag 2008 hamert op deugdelijke motiveringen. Op de website van de Raad worden motiveringen voortaan samengevat.
Bestuurdersstoel Voorzichtige beweging zit eveneens in de zogenoemde marginale toetsing, de voornaamste oorzaak dat Afdelingsuitspraken zelden omstreden bouwplannen tegenhouden. De bestuursrechter kijkt daarbij niet naar het plan zelf, maar alleen of de besluitprocedure correct is verlopen.
De terughoudendheid is mede ingegeven door de spierballenbestuursgeneratie Kok-Melkert-Peper-Van Kemenade, die zich ergerde aan eerdere, wel inhoudelijke, bemoeienissen van bestuursrechters. De niet-gekozen rechter moet niet op de bestuurdersstoel gaan zitten, was in 1997 de boodschap van het geruchtmakende rapport ‘Bestuur in Geding’. Na die oorvijg toetste ‘de Afdeling’ lange tijd strikt procedureel, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar de teugels worden ietsje gevierd. Lastig, maar ook leerzaam, voor de minder doorgewinterde lokale bestuurders die steeds zwaardere taken krijgen toebedeeld.
Indringend ‘Zeker bij grotere zaken worden beleid en inhoud wel degelijk meegenomen’, constateren juristen bij milieugroeperingen, zoals Marga Robesin (Stichting Natuur en Milieu) en Hetty Gerringa (Brabantse Milieufederatie). ‘Verschillende ontwikkelingen hebben we ook daadwerkelijk tegengehouden. Zwart-wit ligt het dus niet.’ In milieuzaken móéten Staatsraden relatief ‘indringend’ toetsen, vanwege dwingende Europese natuur- en milieuwetgeving. Recent zijn milieuvergunningen vernietigd van onder meer Dow Chemicals in Terneuzen, Corus en Shell Moerdijk. Ruimtelijke regelgeving, daarentegen, is een goeddeels nationale aangelegenheid. ‘En de Nederlandse wetgeving is systematisch versoepeld’, aldus Hetty Gerringa. Dat bemoeilijkt een inhoudelijke toets.
Toegangsregels Wat moeilijk blijft uit te leggen aan cliënten, zijn de steeds strengere toegangsregels bij bezwaar en beroep, verzucht Anna Jonkhoff van advocatenkantoor Spuistraat 10 in Amsterdam, dat honderden burger- en milieugroepen ondersteunt. ‘Maar daar is vooral de wetgever (overheid) debet aan’. Milieuorganisaties lepelen een lijst op van stapsgewijs ingevoerde beperkingen, die de èè
novveem no november mb ber er 2 2009 00 0 09 11 1 1
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:11
11/9/2009 8:50:35 PM
Ruimtelijk bekeken
Politieke kleur Partijdigheid. Burger- of strafrechter doet alles om zelfs die schijn maar te vermijden. Maar uitgerekend bij de Raad van State is onafhankelijkheid een achilleshiel. Staatsraden zijn enerzijds regeringsadviseur over wetten, anderzijds passen zij die wetten toe als hoogste beroepscollege. Zulke dubbelepettenconstructies, dat wringt, besliste het EHRM in 1995: het tast de rechterlijke onafhankelijkheid aan. Nederland heeft vervolgens een aparte afdeling Bestuursrechtspraak opgericht, maar het gaat nog steeds om één groep ‘dubbelbenoemde’ Staatsraden. Een verdergaande
splitsing is in de Kamer uitgekleed onder druk van het CDA en op advies van… de Raad van State. Staatsraadbenoemingen gebeuren bij coöptatie door de Staatsraden zelf, mede op basis van partijpolitieke kleur. De Raad wil politiek breed zijn samengesteld. ‘Flauwekul’, smalen critici: nog geen twee procent van alle Nederlanders is lid van een politieke partij. Bovendien zijn alleen de gevestigde regeerpartijen CDA, PvdA, VVD en D66 vertegenwoordigd. Volgens de Raad is het echter niet ondenkbaar dat een stabiele stroming als de SP op termijn iemand naar voren schuift.
rechtspositie van burgers de afgelopen jaren hebben ondergraven. Hetty Gerringa van BMF: ‘Voortdurend hogere griffiegelden. De bureaus voor milieurechtshulp afgeschaft en vervangen door ad hoc toewijzing – per procesfase, waarvoor telkens opnieuw moet worden betaald. Afschaffing van de subsidie voor milieurechtsbijstand. En provinciale ngo-subsidies die tegenwoordig gekoppeld worden aan de eis dat met dat geld niet wordt geprocedeerd.’ Overheden kunnen zich wel dure advocaten veroorloven. Jonkhoff: ‘Soms krijgen die – werkelijk waar – opdracht om te onderzoeken hoe deskundig de getroffen groep burgers is. Hoe minder deskundig, des te groter de inbreuk op natuur of milieu mag worden. Schandalig, echt!’
onderbouwing worden terzijde gelegd. Dus moeten burgergroepen dure onderzoekers inhuren. Advocate Jonkhoff: ‘Het is, vermoed ik, het civielrechtelijke principe “wie stelt, moet bewijzen”, maar in bestuursrechtzaken, tussen twee zo ongelijke partijen, hoort dat niet thuis.’
Actio popularis
D e b o u w p u t ron d h e t U t re c h t s C e n t ra a l S tation is vo orlopig n iet d icht .
Wat eveneens hard aankomt, is dat steeds minder bezwarenmakers worden toegelaten. Ooit kon ‘eenieder’ succesvol bezwaar aantekenen, maar in 2005 is die ‘actio popularis’ afgeschaft. Politici, maar ook de werkgevers (VNO/NCW) en boeren (LTO), ergerden zich dood aan (regelmatig succesvolle) ‘beroepsprocedeerders’. Het kabinet wilde daarnaast ook overwerkte rechters ontlasten. De Afdeling zelf heeft vervolgens prompt de toelatingscriteria voor ‘belanghebbenden’ systematisch verscherpt. Actiegroepen die zich statutair beperken tot juridische actie, worden geweerd. Burgers moeten aantonen dat ze direct schade ondervinden van het aangevochten bestuursbesluit. Eenmalig opkomen voor een algemeen belang – zeg: ‘ons stadspark’ – is er niet meer bij. Bezwaren zonder deskundige
Bestuurlijk onvermogen De hindermacht kortwieken: ook in de rechtszaal is die mantra doorgedrongen. Maar hoe lang nog? De Raad van State is niet doof, benadrukken insiders als Toon de Gier, hoofddocent staats- en bestuursrecht in Utrecht en rechterplaatsvervanger in Arnhem: Staatsraden zijn alert op veranderend rechtsgevoel, en onderzoeken wijzen uit dat niet zozeer vermeende burger-querulanten allerlei ruimtelijke plannen smoren, maar juist (inter)bestuurlijk geharrewar. Procesmanager Peter van Rooy zag het allemaal langskomen tijdens zijn project NederLandBovenWater over gebiedsontwikkeling: ‘Politieke angst (zeker sinds het dualisme!), onderling wantrouwen en bestuurlijk onvermogen. In plaats van burgers de schuld te geven, moeten we toe naar een helderder, hoogwaardiger bestuur.’ Kort na elkaar heeft de Raad van State de Miljoenennota en het alternatieve eigen kabinetsplan Westerschelde gekraakt. De Raad maakt korte metten met papieren die botsten met rechtsbeginselen, vaststaand beleid of Europese wetgeving. ‘De Raad is nu de gebeten hond’, zegt Toon de Gier, ‘maar de overheid is zelf schuldig. Helemaal erg is de Crisis- en herstelwet van het kabinet. Niet doeltreffend, rommelig en waar oudere spoedwetgeving, zoals de Tracéwet, aan het ruimtelijkeordeningsrecht knáágde, wordt het nu echt aangevreten!’ Ook over de Crisis- en herstelwet heeft de Raad (net als overigens Stichting Natuur en Milieu) ‘moordend’ geoordeeld. De Gier: ‘Het kabinet wil zelfs dat rechters bepaalde schending van milieunormen doorlaten. Bij grote bouwprojecten wordt de rechtbank overgeslagen. Algemene Zaken heeft deze kar getrokken, maar het is duidelijk geschreven voor de bouwwereld. De Raad ziet dit echt met lede ogen aan.’ é Michel Robles
november 2009 12
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:12
11/9/2009 8:50:44 PM
Ruimtelijk bekeken
Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:
Krimp en groei! De komende dertig jaar treedt in delen van Nederland, vooral in de periferie, een omv omvangrijke bevolkingskrimp op. In ruim een kwart van de Nederlandse gemeenten daalt het aantal bewoners tot 2040 met meer dan 2,5 procent; in totaal een kwart miljoen inwoners. Daarentegen groeit het aantal bewoners in de meer centrale delen van Nederland, vooral in de Randstad, met ruim 1,25 miljoen. De nieuwe Regionale bevolkingsprognose 2009-2040 van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) benadrukken de noodzaak van forse ruimtelijke investeringen in zowel de kern als aan de rand van het land.
B
evolkingskrimp treedt volgens de prognose vooral op in de randen van Nederland. Parkstad Limburg telt in 2025 naar verwachting ruim 15 duizend minder inwoners dan nu en tussen 2025 en 2040 daalt het inwonertal met nog eens 40 duizend. In de hele periode tot 2040 krimpt de bevolking in deze regio hierdoor met ruim 15%. Vooral in Heerlen en Kerkrade is dit het geval. Noordoost-Groningen telt volgens de prognose in 2025 12 duizend inwoners minder dan nu. Vooral Delfzijl is hier een voorloper in de krimp. Tot 2040 daalt het aantal bewoners in NoordoostGroningen verder. Het inwonertal in deze regio zal hierdoor tot 2040 met bijna 15% afnemen. Naar verwachting ziet Zeeuws-Vlaanderen het inwonertal tussen nu en 2040 met ruim 10 duizend teruglopen; een krimp van ruim 10%. En in Gelderland krijgt de Achterhoek te maken met een bevolkingsafname van ruim 20 duizend in de komende drie decennia, ofwel een krimp van 5%.
Grijs en groen De totale bevolking van Nederland blijft doorgroeien: in 2040 telt ons land 17,5 miljoen inwoners, ongeveer ĂŠĂŠn miljoen meer dan nu. Deze forse groei doet zich vooral voor in de Randstad en Midden-Nederland. In de komende drie decennia zal de bevolking hier met ruim 1,25 miljoen toenemen. Tussen nu en 2025 zal Amsterdam naar verwachting met 90 duizend mensen groeien, tegen 80 duizend voor Utrecht. Voor Almere wordt een toename met 60 duizend verwacht. De twee andere grote gemeenten, Rotterdam en Den Haag, groeien naar verwachting met rond 40 duizend bewoners. Ook buiten de Randstad zijn er gemeenten die waarschijnlijk de komende vijftien jaar stevig zullen groeien. Het gaat hier om universiteitssteden of steden die een sterke economische structuur kennen. In Groningen, Nijmegen, Amersfoort, Tilburg en Zwolle zal het inwonertal volgens de prognose toenemen met 20 tot 30 duizend. Daarnaast groeit ook de bevolking in diverse randgemeenten van de grote steden.
De bevolkingsgroei in de grote steden komt door de buitenlandse migratie en door natuurlijke aanwas (er zijn meer geboortes dan sterftegevallen). Nederland kent volgens de prognoses van het CBS de komende decennia een beduidend vestigingsoverschot. De immigranten hebben een duidelijke voorkeur voor de Randstad omdat zij hier meer mogelijkheden hebben voor werk en omdat veel landgenoten er al wonen. Daarnaast trekken jongeren vanuit de periferie veelal naar de grote stad voor studie en een eerste baan. Grote steden hebben een relatief jonge bevolking waardoor er verhoudingsgewijs veel kinderen worden geboren en weinig ouderen overlijden. De randgemeenten van de grote steden groeien vaak doordat jonge stellen vanuit de grote stad naar nieuwbouwlocaties verhuizen, met veel eengezinswoningen en meer ruimte voor kinderen. ĂŠ Marcel Bayer
De regionale bevolkings- en huishoudingsprognose 2009-2040 is te vinden op www.pbl.nl, www.cbs.nl en op www.regionalebevolkingsprognose.nl.
november 2009 13
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:13
11/9/2009 8:50:45 PM
Ruimtelijk bekeken
De krimplessen van het
Oost-Duitse Schwedt In de afgelopen twintig jaar verloor de Oost-Duitse stad Schwedt een kwart van zijn bevolking. Met een ingrijpende sloop- en vernieuwingsoperatie werd de verloedering gestopt én een dreigend faillissement van gemeente en woningcorporaties voorkomen. Wat kunnen Nederlandse bestuurders leren van hun oosterburen?
‘K
ijk, daar heb ik gewoond.’ Brigitte Berndt, planologe bij het Amt für Stadtentwicklung van de Oost-Duitse stad Schwedt, wijst op een rommelig lapje grond. Een straatnaambord geeft aan dat we in de Goethering staan. Maar van de grauwe hoogblokflats die hier enkele jaren geleden stonden, is ieder spoor uitgewist. Ze hebben plaats gemaakt voor jonge boompjes die over enige tijd een nieuw
Foto: Bram Vermeer
Sinds de val van de Muur verloor de stad een kwart van haar oorspronkelijke bevolking bos zullen vormen. Ook op andere plekken in deze buitenwijk zijn veel ‘Platten’ gesloopt. Op hun plek verschenen nieuwe parkjes, sportvelden en een skate-/crossfietsbaan voor de tweeënhalfduizend mensen die in de wijk konden blijven. Hún flats werden niet afgebroken, maar ‘afgetopt’ tot vier of vijf etages en voorzien van isolatie, liften, balkons en een fris kleurtje. Enkele gebouwen zijn zelfs opgeknipt in afzonderlijke blokken met luxe ‘urban villa’s’. Ze worden voor zes euro per vierkante meter – anderhalf keer zoveel als elders – probleemloos verhuurd. Frau Berndt is trots op de metamorfose. ‘Als we hier niet zo fors hadden ingegrepen, was de wijk een getto geworden. In 2003 stond hier de helft van de woningen leeg. Dat is gezakt tot maar 3%.’
Twintigduizend mensen minder De sloop en vernieuwing van de Schwedter buitenwijk ‘Am Waldrand’ vormt de kern van een ingrijpend ‘Stadtumbauplan’ dat de leegloop van de voormalige industriestad in goede banen moet leiden. Sinds de val van de Berlijnse muur verloor de stad in twintig jaar namelijk meer dan 20.000 inwoners. Dat is een kwart van haar oorspronkelijke bevolking. Ieder jaar vertrekken er nog altijd 600 tot 750 meest jonge en goed opgeleide mensen naar de omringende dorpen en West-Duitse metropolen op zoek naar een betere baan en woning. De ouderen en kansarme bewoners blijven achter. In totaal werden er sinds 1999 bijna 5500 woningen gesloopt en 11.000 appartementen opgeknapt. Ook liet de gemeente de helft van haar twaalf scholen en kinderopvangcentra afbreken en de overgebleven gebouwen grondig renoveren. Nutteloze water- en rioleringsleidingen werden opgeruimd en voor de achterblijvers kwamen er nieuwe straten, plantsoenen en sportvoorzieningen. De nadruk bij de sloop lag op de jongste buurten in de stadsrand, terwijl woningen dichter bij het centrum werden gerenoveerd. Schwedt had besloten om ook in geografisch opzicht te krimpen tot een kleinere gemeente. De
november no ovveemb emb mbeerr 2 200 2009 00 09 4 14
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:14
11/9/2009 8:50:46 PM
t
Ro-wethouder Smeets: ‘Ik herken wel een aantal zaken’ R voorzieningen in zorg en onderwijs combineren en concentreren. Omdat er binnen Parkstad Limburg nog verschillende sociale statuten gelden, heeft het herhuisvesten van bewoners wel wat meer voeten in de aarde dan in Schwedt. Dat onderschrijft meteen de noodzaak van innige regionale samenwerking. Met de provincie en het Rijk stemmen we onze plannen ook voortdurend af. Al heb ik het gevoel dat in Den Haag alleen de minister van WWI het krimpprobleem volledig onderkent. In de huidige crisis is alles gericht op een snel herstel van de groei. Bij krimp moet je juist streven naar een nieuw gezond evenwicht op langere termijn.’
renovatie van de woningen moesten de corporaties gedeeltelijk zelf betalen. Maar de rest van de operatie werd volledig gefinancierd door de Bondsregering en de deelstaat Brandenburg. Zij waren alleen aan de sloop van de huizen en voorzieningen en de aanleg van nieuwe straten en parken al een bedrag van 25 miljoen euro kwijt.
voldoende opgeleid personeel te komen. Aan het oplossen van de sociaaleconomische problemen heeft het stadsbestuur de komende jaren dan ook zijn handen nog vol. é Jaco Boer
Snel perspectief bieden
Foto: Bram Vermeer
H Limburgse Heerlen zal in de komende tien jaar volgens Het re recente voorspellingen met ruim 1200 huishoudens krimpen. De stad heeft na de sluiting van de mijnen wel een kr aantal rijksdiensten gekregen. Maar net als in Schwedt aa verlaten veel goed opgeleide jongeren en gezinnen de streek ve om elders een baan en een mooie woning te vinden. Ziet wethouder Volkshuisvesting Lex Smeets aanknopingspunten w in de aanpak van zijn oosterburen? ‘In Duitsland waren de ontwikkelingen natuurlijk erg plotseling en heftig. Maar ik on herken wel een aantal zaken die wij ook doen, zoals het verdunnen en vergroenen van wijken. Ook willen we de
Fr is geschilderde huiz en v e r b e te re n d e l e e f b a a r h e i d .
Hoewel de omstandigheden in Oost-Duitsland anders zijn dan in Nederland, zitten er voor Limburgse en Groningse bestuurders interessante kanten aan de krimpaanpak van hun buren. In Schwedt bereikten het stadsbestuur en de twee woningcorporaties bijvoorbeeld al snel overeenstemming over een gezamenlijke toekomstvisie en bijbehorend sloopprogramma voor de buitenwijken. In de loop van de jaren werd strak aan deze plannen vastgehouden. Bewoners hadden weinig in te brengen, maar kregen zo wel snel zekerheid over het lot van hun woning. In veel gevallen verhuisden ze zelf al ruim voor de sloopdatum naar een ander huis dat vaak wel beter maar nauwelijks duurder was. De corporaties hoefden daardoor weinig in actie te komen. Wel regelden en betaalden ze de verhuizing. Inbouwkasten en -keukens werden kosteloos overgezet en huurders kregen voor het inrichten van hun nieuwe woning nog een premie van enkele honderden euro’s. Op die manier kon de stad al binnen twee jaar met de sloop van de eerste hoogbouwflats beginnen en zagen de achterblijvers hun wijk snel verbeteren. Uit een apart leefbaarheidsfonds zijn tijdens de vernieuwing ten slotte nog allerlei buurtactiviteiten opgezet. Bewoners konden meebeslissen over de verdeling van dit geld.
Economische achterstand blijft groot Schwedt mag de woningleegstand voortvarend hebben aangepakt. Maar de werkloosheid onder de achtergebleven bewoners is met 20% nog veel te hoog. In de afgelopen jaren heeft de stad wel de Bundesstraße en de regionale spoorlijn naar de stad vernieuwd, evenals de binnenhaven aan de Oder. Maar daar is maar een handvol nieuwe bedrijven op af gekomen. Zolang er jonge mensen uit de stad blijven wegtrekken, is het voor ondernemingen ook moeilijk om aan
no n nov november ove vemb berr 2 200 2009 009 00 15 1 5
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:15
11/9/2009 8:50:57 PM
Ruimtelijk bekeken
Terug naar Jane Jacobs en de levendige stad Kort na zijn verkiezing tot president kreeg Obama vorig jaar in Toledo een cadeau aangeboden. Het zou hem wel eens heel goed van pas zou kunnen komen bij de vernieuwing van de grote steden, zo werd erbij gezegd. Het cadeau was een boek. ‘Is het Jane Jacobs?’ vroeg Obama enthousiast. En inderdaad, het bleek te gaan om Jane Jacobs The Death and Life of Great American Cities.
B
arack Obama begon daarop spontaan een uiteenzetting over de revitalisering van de binnensteden, waarbij hij ruim citeerde uit Jacobs. De ideeën van de markante Canadese stadssociologe Jane Jacobs (1906-2006) staan weer volop in de belangstelling, ook in Nederland waar het ‘post-Vinex-tijdperk’ is aangebroken en de blik zich weer heeft gericht op de bestaande steden en wijken. In Amerika is ze, terecht of ten onrechte, de geestelijke moeder van het New Urbanism geworden, en in ons land spreken haar denkbeelden over verdichting aan.
Gezond verstand
Foto: MR
Het voorval met Obama is te vinden op YouTube; vijftig jaar na het verschijnen van Dood en leven..., zoals het boek
gemakshalve is gaan heten in vakkringen, is het bij sociaal georiënteerde stadsontwikkelaars nog steeds zeer populair. Maar ook buiten de kringen van specialisten heeft het boek steeds weer nieuwe lezers gevonden. Het wordt beschouwd als cultureel hoogtepunt in de debatten die er de vorige eeuw zijn gevoerd over de open en creatieve samenleving. Bovendien schrijft Jacobs heel aanstekelijk, recht-voor-zijn raap en schuwt niet hier en daar de autoriteiten en stadsplanners van toen flink de oren te wassen. Wie haar leest wordt ook telkens verrast door een hoge dosis gezond verstand in combinatie met een levendige belangstelling voor details; beide eigenschappen stonden indertijd haaks op de theoretische houding van de moderne tekentafelplanologen.
november n no ovveem mb ber er 2 2009 00 0 09 16 16
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:16
Een dynamisc he stad ber ust volgens Jacobs op levendige b u u r te n , w a a r e co n o m i s c h e b e d r i j v i g h e i d , w o n e n e n re c re ë re n z i c h m e n g e n . ( D e P i j p , A m s te rd a m )
11/9/2009 8:51:08 PM
Foto: MR
Onverdraagzaamheid Dood en leven... verscheen in 1961. Jane Jacobs (1916-2006) was toen 45 jaar oud, getrouwd met een architect en moeder van drie kinderen. Ze kwam van het platteland, en was in de jaren dertig naar New York City getrokken, waar ze in Greenwich Village ging wonen. Na de oorlog was ze gaan ze studeren zonder in een bepaalde richting een graad te behalen. Ze studeerde economie, zoölogie, geologie en politieke wetenschappen aan de Columbia Universiteit, waar de jonge Hannah Arendt in die tijd lessen gaf. Mogelijk hebben de twee geestverwanten elkaar ontmoet. Het was in elk geval een momentum in de intellectuele geschiedenis van de VS. Arendt verdedigde de publieke sfeer van de open, stedelijke samenleving, terwijl onder leiding van senator McCarthy de communistenvervolging een sfeer van onverdraagzaamheid had geschapen en in de grote steden bulldozers in oude wijken ruim baan maakten voor de aanleg van brede uitvalswegen. De middenklasse verliet de steden en trok massaal naar de suburbs, terwijl de armere stadsbevolking achterbleef in wijken waar de leefbaarheid snel terugliep.
stadsplanners als Robert Moses, maar het boek is veel meer dan een historisch fenomeen. Het legt de geheime receptuur van het stadsleven onder de loep, het leven zoals Jacobs dat graag zag: veel afwisseling, maar ook basale vertrouwdheid en veiligheid. Haar analyses gingen tot op stoepniveau. Straten zonder trottoir en trottoirs waar geen ramen op uitkijken, zijn ondingen, vond ze. Lange huizenblokken kweken lege straten, waar niemand zomaar toevallig komt. En lege straten betekent weinig klandizie voor winkeltjes en horeca. Veel dwarsverbindingen tussen straten zijn daarom nodig. Afsterving en verpaupering van straten treden ook daar op waar spoorlijnen en autowegen of zelfs parkjes de wijken doorsnijden en de sociale doorbloeding afklemmen. Jacobs betoogt hoe je dat kunt voorkomen door zomen aan te leggen, in plaats van de wijken eenvoudig dood te laten lopen. Beroemd is ook haar visie op het groen, dat in haar analyses soms meer ellende dan vreugde brengt omdat de parkjes op zulke achterafplekken liggen dat het ‘enge plekken’ worden, uitermate geschikt voor verkrachting, beroving en drugshandel.
O ude gebouwen worden hergebruikt in een andere functie. He t vo or malig zwembad De R e g e n te s i s n u e e n t h e ater. ( We i m a r s t ra at , Den Ha a g ).
Dynamisch Protest Jacobs Dood en leven… is vaak gezien als een vitaal en origineel protest tegen de sloopwoede van machtige
Jacobs kwam steeds weer tot de conclusie dat een dynamische stad berust op levendige buurten, waar economische bedrijvigheid, wonen en recreëren zich mengen, waar een
èè
november 2009 17
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:17
11/9/2009 8:51:27 PM
Ruimtelijk bekeken
Actueel
heel eigen systeem van sociale controle heerst (niet de dorpse variant ervan maar de steedse: ‘ogen in de straat’) en waar vooral ook veel mensen, in grote verscheidenheid naar inkomensklasse, opleiding en leeftijd, wonen. Lang voordat het mode werd pleitte ze voor verdichting en concentratie, waarschuwde tegen ‘gentrification’ hoewel dat woord nog niet bestond; signaleerde, dertig jaar eerder dan Richard Florida, het belang van oude gebouwen waar kunstenaars en beginnende bedrijfjes zich goedkoop konden vestigen. Ze geloofde ook sterk in het zelfreinigend vermogen van steden, in de revitalisering van achterstandswijken van binnenuit. Ze vormde kortom een krachtig tegengeluid tegen de modernisten die onder aanvoering van Le Corbusier met hun functionele scheiding van wonen, werken en vertier en hun eenvormige nieuwbouwprojecten behalve het verschaffen van schone en frisse woongebieden ook veel kwaad hadden aangericht.
Simon Franke en Gert-Jan Hospers (red.), De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs. ISBN: 978 90 8506 7856. Uitgeverij Sun. Prijs: 19,50 euro.
Hoe actueel is Jacobs voor Nederland anno 2009? Velen zijn het erover eens dat juist in deze tijd, waarin stedelijke vernieuwing en de sociale agenda weer voorrang hebben, het pleidooi van Jacobs voor diversiteit en levendigheid aanspreekt. Maar dat pleidooi kan niet één-één worden overgenomen, zo blijkt uit De levende stad. Over de hedendaagse betekenis van Jane Jacobs, een bundel die deze maand samen met de Nederlandse vertaling van Death and Life verschijnt. In het algemeen kun je zeggen dat de revitalisering van oude wijken als de Amsterdamse Pijp of het Haagse Regentessekwartier verschijnselen zijn die volgens het recept van Jacobs zijn verlopen. Ook elders in de oude binnensteden zie je dat in zwarte achterstandswijken de opkomst van de Turkse en Hindoestaanse middenstand veel gedaan heeft voor de leefbaarheid van de straat. Maar was Jacobs niet te optimistisch ten aanzien van sociaal-culturele verschillen? Die vraag lijkt wel gerechtvaardigd. Te gemakkelijk ging ze ervan uit dat de wereld leek op haar eigen buurt, het New Yorkse Greenwich Village, met zijn inspirerende mix van kunstenaars, kantoorpersoneel en middenstanders. Als dezelfde verdichtingsvoorwaarden elders zouden gelden, kwam alles wel goed. Dat is naïef gebleken. Gettovorming ontstaat ook doordat mensen de rest van de samenleving de rug toekeren. Ook David Hamers, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving en auteur van de studie Tijd voor Suburbia (2003), waarschuwt ervoor Jacobs uit haar context te lichten. ‘Net zoals Lewis Mumfords werk over de stad laat dat van Jacobs zich goed citeren: hun oprechte verontwaardiging levert heerlijke quotes op,’ zegt hij. ‘Maar het Downtown Amerika van de jaren zestig is niet de Nederlandse binnenstad van nu en Amerikaanse suburbs zijn geen Nederlandse buitenwijken.’ Jacobs’ recept van ‘drukte op straat’ kan heel goed werken, erkent hij. ‘Toch kent de stad ook minder levendige buurten. Dat is niet erg; sterker, daaraan bestaat behoefte. Niet overal is verdichting op zijn plaats; ook verdunning kan een bijdrage leveren aan een leefbare stad.’ Nu de eerste nieuwbouwglans van veel Vinex-wijken af is en sociale problemen zich daar aankondigen, klinkt vanuit de Jacobs-aanhang de roep om stedelijke verdichting. Maar ook anderen dan Hamers, zoals Arnold Reijndorp in de bundel De levende stad, wijzen erop dat er een probleem is: buitenwijkers willen rustig wonen, ze zijn stedelingen op afstand van de stad. Het is een paradox die Jacobs niet had voorzien. é Jan-Hendrik Bakker
Jane Jacobs, Dood en leven van grote Amerikaanse steden. Vertaling Maarten Polman. ISBN 978 90 8506 784 9. Uitgeverij Sun. Prijs: 24,50 euro.
november 2009 18
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:18
11/9/2009 8:51:29 PM
Interview
Polderen, maar wel met resultaat
Onno Hoes
Een gedeputeerde die wars is van machtsspelletjes, goed kan luisteren en probeert te verbinden. Dat is Onno Hoes, gedeputeerde van ecologie ten voeten uit. Het is mede aan hem te danken dat er in de Noord-Brabantse Oostelijke Langstraat iets moois staat te gebeuren. In de luwte van grotere en spraakmakende projecten, zonder veel tamtam zijn drie ruimtelijke trajecten voor betere verkeersdoorstroming, natuurontwikkeling en hoogwaterbescherming verbonden in één gebiedsontwikkeling.
‘V
an botsende naar verweven corridors’ heet het Startdocument Businesscase Gebiedsversterking Oostelijke Langestraat (GOL), waarvan de brochure op tafel ligt. Onno Hoes ziet het al helemaal voor zich: de A59 tussen Waalwijk en ’s-Hertogenbosch gedeeltelijk op palen langs de kernen van Drunen, Heusden, Nieuwkuijk en Vlijmen. Daaronder krijgt de natuur vrij spel in de
‘groene rivier’, die in geval van hoog water rond ’s-Hertogenbosch het overtollige water wegvoert naar de Maas. ‘Het ligt in feite zo voor de hand om op deze manier de kwaliteiten die het gebied heeft, optimaal te benutten’, beschouwt de Brabantse gedeputeerde. Maar het duurde even voordat de geesten rijp waren om de projecten aan elkaar te knopen. èè
november 2009 19
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:19
11/9/2009 8:51:31 PM
Interview
Hoes vertelt hoe eerst drie stuurgroepen afzonderlijk met de drie projecten bezig waren. ‘Met veelal dezelfde mensen. Op een gegeven moment kwamen we op het idee om de natuurontwikkeling en afwatering te koppelen met de verbetering van de verkeersafwikkeling op de provinciale weg. Als je toch bezig bent met het regelen van een betere waterafvoer rond het stedelijke gebied, pak dan meteen de infrastructuur mee. Uiteindelijk hebben we de drie projecten in elkaar geschoven tot één gebiedsopgave. De drie deelprojecten houden wel hun eigen aansturing en dynamiek, maar zijn onderdeel van één visie op het gebied. Even los van de tijdwinst levert dat vooral nieuwe ideeën en veel energie op.’
Ecologie
‘ D e a g rar i s c h e s e c to r i s e e n v a n d e d ra ge r s v a n d e e co n o m i s c h e i d e n t i te i t i n d i t g e b i e d . Dat w i l l e n w e z o h o u d e n .’
Energie De A59 is een cruciale oost-westverbinding met een redelijk goede doorstroming, maar met te veel afslagen. Om de doorstroming te verbeteren, hebben de gemeenten van Waalwijk tot ’s-Hertogenbosch, de provincie en Rijkswaterstaat alternatieven bekeken. Dat leidde tot de Corridorstudie A59. Tegelijkertijd waren de gemeenten, de provincie en het waterschap Aa en Maas bezig met de Groene Rivier, onderdeel
‘Ik neem geen onmogelijke projecten op mijn schouders’ van het hoogwaterbeschermingsproject ’s-Hertogenbosch. Weer op een andere plek werd nagedacht over de Groene Delta, erop gericht om een drietal robuuste noord-zuidverbindingen voor natuur, landschap en recreatie aan te brengen.
Vernieuwend is zeker het idee om de provinciale weg deels op palen te leggen. Het is zelfs een cruciaal onderdeel van het convenant dat onlangs is ondertekend door maar liefst zeventien partijen, waaronder de boeren en particuliere grondbezitters in het gebied. Hoes: ‘Anders moet het overtollige water met een buis onder de weg door. Afgezien van het feit dat je daarmee ingrijpt in de natuurlijke waterloop, is dat ook geen mooie oplossing. De verhoogde weg biedt veel meer perspectieven voor de hele zone langs de weg, zowel voor een betere ruimtelijke inrichting, de economische ontwikkeling als voor de natuur.’ Toch is hier duidelijk de invloed van een gedeputeerde voor ecologie zichtbaar. ‘Zeker, de oplossing waar we nu met z’n allen voor gaan, is ingegeven vanuit natuur- en waterontwikkeling. Ecologie is hier een belangrijk element. Dit gebied is een schoolvoorbeeld van het Brabantse mozaïek. Er is van alles wat: industrieterreinen, woongebieden, auto- en spoorwegen. Daartussen liggen de snippers groen. We proberen die snippers groter te maken en te verbinden, zodat elke Brabander de groene en blauwe kwaliteiten van deze provincie op fietsafstand kan ervaren.’ Ook qua werkverdeling paste het goed bij zijn pakket met de Overdiepse Polder en de Westelijke Langstraat; stuk voor stuk grote rivierverruimingsprojecten. Hoes wijst erop dat GOL wat betreft infrastructuur een minder complex project is. ‘De tracékeuze staat niet ter discussie. Alleen als het project te duur wordt, blijft de weg op maaiveldniveau liggen. Maar daar ga ik niet van uit.’
Kansen Onno Hoes benadrukt dat het op een gegeven moment niet meer belangrijk is wie de leiding heeft. ‘Iedereen ziet in dat wat hier gebeurt dusdanig grote ontwikkelingen zijn, die alle sectoren van de samenleving raken. Het is dus belangrijk dat iedereen van begin af aan meedoet. Dat heet “polderen”, maar wel met resultaat. Het project is daardoor van ons allemaal geworden. Zo kun je veel gemakkelijker boven je eigen belangen uitstijgen.’ Vooral de deelname van de boeren en particuliere grondbezitters is opvallend, omdat die aanvankelijk grote bezwaren
november 2009 20
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:20
11/9/2009 8:51:32 PM
hadden tegen de vernatting van delen van het gebied. ‘De boeren zagen het helemaal niet zitten’, weet Hoes. ‘Dat houdt een ander gebruik van de grond en het vastgoed in. Maar je proeft dat vooral veel verzet geworteld is in onvrede met een overheid die telkens weer met plannen komt. Ze hebben daar veel last van in de bedrijfsvoering.’ De provincie Noord-Brabant heeft, mede op verzoek van betrokken gemeenten en het waterschap, de coördinerende rol op zich genomen met als doel te zoeken naar een oplossing waar iedereen beter van kon worden. Samen met de wethouder van Heusden is Hoes het gebied in geweest om met de boeren te praten. ‘Dan kom je erachter wat voor wensen ze hebben; kassen opschuiven, glastuinbouw uitbouwen. Al pratende kun je dan laten zien dat er ook voor hun kansen liggen als ze aanhaken bij de vernatting van de natuur op sommige plaatsen. ‘Na een paar maanden konden we de sfeer zo omdraaien, dat ook de boeren en grondeigenaren meededen. Ze zien nu in dat we tegelijkertijd de agrarische structuur kunnen versterken. Zo kunnen ze winst halen door kavelruil. Natte percelen, die we nodig hebben voor de EHS en de afwatering, kunnen ze inruilen voor drogere percelen. We gaan proberen aaneengesloten kavels te maken. De agrarische sector is een van de dragers van de economische identiteit in dit gebied. Dat willen we zo houden.’
Begeestering Hoe kun je het project zo invullen, dat iedereen erin gelooft? Voor de Brabantse gedeputeerde Onno Hoes is die vraag de leidraad voor zijn aanpak. ‘Ik heb me natuurlijk wel verdiept in de kansen. Ik neem geen onmogelijke projecten op mijn schouders. Maar als ik er zelf in geloof, probeer ik bij alle betrokkenen begeestering te brengen en ze te laten zien dat dit een project is waar iedereen winst uit kan halen.’ Hoes noemt zichzelf een ondernemende bestuurder en politicus, en verwijst daarbij naar zijn achtergrond als ondernemer. Hij denkt dat het helpt. ‘Ik kan het bedrijfsleven laten zien dat de overheid geen boeman is. Aan andere partijen kan ik laten zien dat het bedrijfsleven wel degelijk bereid is om zijn rol mee te spelen bij maatschappelijke projecten. Ik ben natuurlijk ook wel een koopman in die zin dat ik een dergelijk project echt moet verkopen aan de deelnemende partijen. Door goed te luisteren, pik ik uit de verhalen van de mensen de elementen van het plan, die voor hen onduidelijk of bedreigend zijn. Daar moeten we dan in het overleg extra nadruk op leggen.’ Zo hebben we de boeren meegekregen, laat hij weten. ‘Nu complimenteer ik ze met hun bereidheid om hieraan mee te doen. Dat geeft hen een goed gevoel, zo van: onze mening doet er toe, er wordt naar ons geluisterd, sterker nog: we zijn een cruciale partij.’ Wat zich nu uitbetaalt, is dat we onze visie er niet doorheen willen drukken, stelt Hoes. ‘We hebben de boeren van begin af aan als gelijkwaardige partij meegenomen. Mochten ze
uiteindelijk geen zin hebben, dan drukken we de zaak niet door.’ Zoals de gedeputeerde dat doet op bestuurlijk vlak, doet zijn projectleider dat in het overleg met collega-beleidsmedewerkers. ‘Je kunt nog zo’n goede bestuurder zijn, als je intern de zaak niet op orde hebt, lukt het niet. Ik heb aan René Peusens een prima projectleider. Hij heeft de nodige ervaring met dit soort grootschalige gebiedsontwikkelingsprojecten. Hij zit door het hele huis heen, komt op alle afdelingen, laat
‘Wat zich nu uitbetaalt, is dat we onze visie niet willen doordrukken’ collega’s op de kaart zien wat er voor hen in zit. Hij ziet net als ik dat het nooit om één belang gaat.’
Paradepaardje GOL is zeker geen groot provinciaal project. Er is zelfs geen echte urgentie. ‘We hoeven niet meteen geld te hebben, maar in 2015 moet het waterschap een besluit nemen of er een buis onder de weg komt of niet. Dat is een cruciaal ijkmoment. En in 2006 staat groot onderhoud van de weg gepland. Dat geld kunnen we béter gebruiken’, legt Onno Hoes uit. De doorstroming op de A59 is in vergelijking met andere oost-westverbindingen in Noord-Brabant niet zo problematisch. Gegeven de recessie kan dat een bedreiging vormen. ‘We gaan de komende jaren inderdaad sterk bezuinigen, daar kun je op rekenen, maar de meerwaarde die de provincie hier meebrengt uit het verbinden, dienst verlenen en regisseren is cruciaal; op dat front hebben we ons wel bewezen. Het zou jammer zijn als we die rol niet meer zouden kunnen vervullen.’ De Brabantse gedeputeerde is zelfs heel optimistisch. ‘Voor de economie is het wel belangrijk dat de bereikbaarheid van de Langestraat goed blijft. Het is een van de oudere industriegebieden in Nederland en nog altijd met veel bedrijvigheid. Ook op het gebied van recreatie; neem De Efteling. Daarom hebben we de A59 Corridor op het MIRT-lijstje laten zetten. Het zou mij niets verbazen als dit project ineens voorrang zou krijgen als er ineens een ander project wegvalt. Het bedrag is te overzien, 300 miljoen euro. De gebiedsontwikkeling is niet al te complex en er is weinig onenigheid. Dat maakt het een mooi integraal project waar iedereen achter kan staan. Er hangt een feel good sfeer om heen.’ é Marcel Bayer
november 2009 21
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:21
11/9/2009 8:51:33 PM
Tren Tr Trend nd
Actief grondbeleid op non-actief?
N i e u w E if fe l - g e b o u w i n d e s te i g e r s .
Actief grondbeleid biedt nog steeds de meeste mogelijkheden om sneller en vollediger invulling te geven aan gemeentelijke ambities bij gebiedsontwikkeling. En waar de ‘grondexploitatiewet’ slechts kosten (deels) kan verhalen is het met actief grondbeleid (ook in de huidige marktomstandigheden) mogelijk geld te verdienen. De ‘grondexploitatiewet’ zal gemeenten niet aansporen tot een meer of minder actief grondbeleid. Het maakt het kostenverhaal eenvoudiger, maar de meer principiële beleidsafwegingen blijven hetzelfde. Het zijn vooral de specifieke marktomstandigheden die bepalen of het grondbeleid op actief dan wel non-actief moet staan.
D
e accenten van het grondbeleid kenden de afgelopen decennia verschillende vormen. Tot aan de jaren negentig hadden gemeenten een monopoliepositie op de grondmarkt en regie over gebiedsontwikkeling. Het was voor gemeenten eenvoudig om gronden in eigendom te verkrijgen: zij waren tenslotte vrijwel de enige ‘vragers’ naar grond. Sinds de jaren negentig hebben projectontwikkelaars zich actiever bewogen op deze grondmarkt om zodoende hun ontwikkelingsportefeuilles veilig te stellen en daarmee de regie over gebiedsontwikkeling en verdiencapaciteit naar zich toe te trekken. Gelet op de economische groei tot medio 2008 en de groeiende behoefte aan onder meer woningbouw, verkeerden ontwikkelaars in een luxepositie om deze grondposities in voorraad te houden en de oplopende rente op te vangen. De huidige marktomstandigheden hebben hierin verandering gebracht en bieden gemeenten kansen om grondposities van ontwikkelaars over te nemen tegen gunstige(re) voorwaarden.
Risico’s mijden Met de afdeling Grondexploitatie in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het voor gemeenten niet meer noodzakelijk om via actief grondbeleid regie over gebiedsontwikkeling te kunnen verkrijgen en kosten te kunnen
verhalen. Het exploitatieplan geeft immers mogelijkheden om locatie-eisen te stellen en via de bouwvergunning de gemeentelijke kosten voor gebiedsontwikkeling te verhalen. De ‘passieve’ instrumenten onder de ‘oude’ wet (exploitatieverordening/-overeenkomst & baatbelasting) boden in beginsel ook de mogelijkheid tot kostenverhaal alleen bleken zij arbeidsintensief en maar in beperkte mate in staat om kosten voldoende te verhalen. Met dit ‘nieuwe’ instrumentarium is het verleidelijk om een minder actief grondbeleid te voeren. Immers, volledig kostenverhaal is in beginsel mogelijk zonder dat exploitatierisico wordt gelopen door de gemeenten. De keuze voor een (meer) passief grondbeleid impliceert een keuze voor een zekere afhankelijkheid van de grondbezittende partijen. Onderhandelingsresultaat kan uitblijven waarmee de planning voor beoogde gebiedsontwikkeling onder druk wordt gezet. Verder lopen gemeenten bij het vaststellen van een exploitatieplan het risico dat de woningmarkt (zoals nu bijvoorbeeld) slecht is en ontwikkelaars op dat moment nog niet wensen te bouwen en de kosten aldus niet via de bouwvergunning verhaald kunnen worden. En dit terwijl de gemeenten dan wel reeds kosten hebben gemaakt.
november 2009 22
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:22
11/9/2009 8:51:33 PM
Verder is het de vraag of de kosten volledig kunnen worden verhaald. Eventuele verliezen op de grondexploitatie moet de gemeente namelijk zelf dragen (ex art. 6.16 Wro). En daarnaast maken gemeenten kosten voor ruimtelijke ontwikkelingen die veelal verder reiken dan een bepaald plangebied. Via het exploitatieplan kunnen gebiedsontwikkelingskosten slechts worden verhaald als zij staan vermeld op de kostensoortenlijst (in sommige gevallen zelfs tot een maximum begrensd) of hun grondslag vinden in de structuurvisie. Dit blijkt voor de nodige onzekerheid te zorgen met als gevolg veel minder exploitatieplannen dan op voorhand ingeschat door het Rijk.
ICER-rapport inzake het Auroux-arrest. De commissie verwijst daarbij tevens naar nationale rechtspraak zoals de Rechtbank Den Haag inzake de gemeente Noordwijk.
Kansen pakken Actief grondbeleid heeft nog steeds niet aan belang ingeboet. Gemeenten die volledig regie over gebiedsontwikkeling willen voeren, niet aan bepaalde partijen gebonden willen zijn (mede vanwege een eventuele aanbestedingsplicht) én een zeker financieel risico acceptabel achten, hebben door actief grondbeleid (lees: grondposities) meer mogelijkheden om de ruimtelijke ambities sneller en gedetailleerder te realiseren dan onder toepassing van de meer passieve ‘grondexploitatiewet’.
Aanbestedingsperikelen Met de (strategische) grondposities van ontwikkelaars is ook een praktijk van bouwclaim-overeenkomsten ontstaan. Ontwikkelaars verkopen grondposities aan gemeenten in ruil voor zekerheid van een evenredige bouwproductie in het plangebied. Als het ware dwingt de ontwikkelaar daarmee een preselectie af. Een dergelijke praktijk leverde tot voor kort geen bezwaar op. Gemeenten hadden hiermee immers een stuk verdiencapaciteit veiliggesteld en de zekerheid dat zij grotendeels regie over gebiedsontwikkeling konden voeren waarbij de realisatie risicodragend door een ontwikkelaar werd uitgevoerd. De praktijk van de preselectie staat door aanbestedingsrechtelijke jurisprudentie onder druk. Steeds sneller blijken bouwprojecten aanbestedingsplichtig te zijn waarmee gemeenten minder keuzevrijheid in partijen en bouwprogramma’s hebben. Verkoop van grond aan ontwikkelaars onder marktconforme voorwaarden waarbij ontwikkeling voor rekening en risico van de marktpartij geschiedt en de gemeente niet de beschikking over dit vastgoed krijgt, blijkt in beginsel niet aanbestedingsplichtig. Dit wordt anders wanneer bij de verkoop eisen gesteld worden die verder gaan dan de gebruikelijke publiekrechtelijke randvoorwaarden en bijvoorbeeld verlaagde prijsstelling vanwege specifieke eisen aan het bouwplan. Al snel wordt dan een ‘bezwarende titel’ aangenomen en neemt de overheid de rol van opdrachtgever aan.
Auroux voorbij Los van de regels bij Europese aanbesteding, zijn gemeenten als opdrachtgever gebonden aan hun eigen aanbestedingsbeleid en dienen zij daarbij (uit hoofde de fundamentele regels en algemene beginselen van het EG-Verdrag) in beginsel voldoende mate van openbaarheid en transparantie in acht te nemen. Ontwikkelaars blijken de laatste jaren eerder geneigd om gemeenten aan te spreken op het niet-conform naleven van de aanbestedingsregels en het aanbestedingsbeleid. De Europese Commissie heeft in het kader van de inbreukprocedure van het project Vathorst (gemeente Amersfoort) kenbaar gemaakt in zijn algemeenheid nauwlettend te zullen toezien op de naleving van het
Ontwikkelaars spreken gemeenten eerder aan op het niet-conform naleven van de aanbestedingsregels Het huidige economische klimaat gebiedt tot voorzichtigheid, maar biedt zeker ook kansen. De woningbehoefte blijft ondanks de economische crisis onverminderd groot en het is zaak om de woningvoorraad meer gedifferentieerd op peil te krijgen en te houden. Bijkomend aspect is dat stagnatie in de woningbouwproductie niet de stimulans aan de economie geeft die op dit moment zo gewenst is. Het is van groot belang om op korte termijn in te spelen op de kansen die nu op de markt geboden worden. Bij herhaling blijken aanbestedingen voor het bouw- en woonrijp maken gunstiger uit te vallen. Maar ook andere bouwkosten blijken gedaald te zijn. Vele marktpartijen willen aan het werk blijven en accepteren kleinere marges. Gemeenten doen er goed aan te bezien in hoeverre zij met een actief grondbeleid zowel ruimtelijke doelstellingen kunnen bereiken als – tegelijkertijd – de economie (werkgelegenheid) kunnen stimuleren. Een voorbeeld is de gemeente Rotterdam die 200 miljoen euro gereserveerd heeft voor (tijdelijke) grondaankopen bij cruciale projecten om daarmee de woningbouw te stimuleren. Investeren in de economie door grondaankopen en samenwerkingsverbanden aan te gaan met marktpartijen bij gebiedsontwikkeling is beter dan slechts tijdelijk geld in de economie te steken met subsidies. In de huidige marktomstandigheden waarin banken erg restrictief geld uitlenen, kunnen gemeenten doorgaans beter liquide middelen tegen gunstiger voorwaarden genereren. Ook aan dergelijke knoppen van financiering en verdeling van financiële risico’s zouden gemeenten bewuster en actiever kunnen draaien. é Arnoud van Bijlevelt, senior specialist Legal é Nils van Dijk, senior professional Legal
nvandijk@eiffel.nl
november 2009 23
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:23
11/9/2009 8:51:48 PM
Trend
Noordoostpolder: gewilde grond
H
et is niet verwonderlijk dat ontwikkelaars met mooie plannen al snel naar de Noordoostpolder kijken, de gemeente met het grootste grondgebied van Nederland. In Emmeloord hebben ze inmiddels al heel wat voorbij zien komen (en vaak ook weer zien gaan): paardendorpen, seniorendorpen, windmolenparken, kunstijsbanen. Het jongste plan, dat tot een concrete ruimtereservering heeft geleid, is een racecircuit. Al die belangstelling vraagt om slimme keuzes in het grondbeleid. Tot nu toe voerde de gemeente, waarin nog steeds veel gronden in eigendom van het Rijk zijn, een actief grondbeleid; zij verwierf zelf de gronden voor bouwplannen. De invoering van de Grexwet, maar ook een toename van het particulier grondbezit, maakte het nodig om nieuwe uitgangspunten te formuleren. ‘De vraag is hoe je het best je doelen kunt bereiken,’ zegt Norman van der Ende, beleidsadviseur grondzaken. ‘In drie van de tien kleine kernen blijven we zelf de grond verwerven voor projecten, omdat ze zijn aangewezen als zorgclusters. Voor de overige plannen bekijken we het per geval.’ De Grexwet is al behulpzaam geweest. Een speculant had grond gekocht anticiperend op de uitbreiding van Marknesse. Dankzij de kostensoortenlijst, waarin precies staat omschreven welke kosten mogen worden verhaald, kwam er meer snelheid en helderheid in het onderhandelingsproces tussen de gemeente en de grondeigenaar.
Toch blijft er volgens Van der Ende nog veel ruimte voor interpretatie: ‘Als je een brug aanlegt naar een nieuwe woonwijk wil de ontwikkelaar die niet voor 100% financieren als ook andere delen van het dorp ervan gebruikmaken. Wat in zo’n geval redelijk is, daarover is de wet niet duidelijk; daar zal nog jurisprudentie over moeten ontstaan. Toch is het goed dat er meer transparantie is ontstaan voor marktpartijen en dat
november 2009 24
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:24
11/9/2009 8:51:50 PM
grondbeleid en ruimtelijke ordening aan elkaar worden geklonken.’ Transparantie heeft ook zijn grenzen. Tot de strategie van de Noordoostpolder behoort dat niet alle kaarten op tafel worden gelegd. Zo is de Wob (Wet openbaarheid van
bestuur) niet van toepassing verklaard op de kosten die de gemeente inboekt op onderdelen, zoals voor het bouwrijp maken van de grond. Dit om te voorkomen dat de onderhandelingspositie tegenover marktpartijen wordt verzwakt.
Rotterdam: van een kikker kun je geen veren plukken
‘D
e Grexwet heeft ons geholpen om meer te sturen ‘aan de voorkant’,’ zegt Peter van Haasteren, senior-beleidsmedewerker bij het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR). ‘Rekenen en tekenen gebeurt eerder en gestructureerder waardoor je een betere koppeling krijgt tussen grondbeleid en ruimtelijke ordening.’ Rotterdam werkt met gebiedsmanagers die als eerste aanspreekpunt dienen voor investeerders met plannen. Het plan wordt ingebracht in een intergemeentelijk intaketeam waarvan het Ontwikkelingsbedrijf, planeconomen en milieuspecialisten deel uitmaken. Dat beslist in één bijeenkomst over de haalbaarheid van het plan, waarbij tegelijk de contractvorming ter sprake komt. Het projectbestemmingsplan gaat pas in procedure als het contract is getekend. Van
Haasteren: ‘Die aanpak schept duidelijkheid voor marktpartijen. Zo voorkom je dat projecten een halfjaar rondzwerven op een afdeling en dan alsnog worden afgeschoten.’ De mogelijkheden die de Grexwet biedt tot kostenverhaal, worden door Rotterdam bewust niet volledig uitgebuit. Van Haasteren: ‘Het verschilt per situatie, maar in de meeste gevallen houden we het simpel en berekenen we alleen de kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt, zoals voor riolering en bouwrijp maken van de grond. De berekeningen stellen we op in samenwerking met de investeerders.’ Waar de Grexwet de relaties tussen overheden en particuliere grondeigenaren regelt, en gemeenten dus in theorie in staat stelt om een minder actief grondbeleid te
november 2009 25
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:25
11/9/2009 8:51:51 PM
voeren, heeft de gemeente Rotterdam toch gekozen voor grondverwerving. Tweehonderd miljoen euro is gereserveerd om gronden aan te kopen die vervolgens in erfpacht worden uitgegeven. Zo krijgen ontwikkelaars weer wat lucht – ze hoeven minder vreemd vermogen aan te trekken voor grondverwerving – en kunnen bouwprojecten blijven doorgaan. Twee centrumprojecten, De Calypso en het Schiekadeblok zijn volgens de erfpachtmethode in ontwikkeling, nog zo’n tien andere komen in aanmerking. Peter van Haasteren: ‘De eerste hoopvolle signalen zijn er, maar het echte herstel in de bouwketen komt naar verwachting pas in 2011. In de tussentijd proberen we op allerlei manieren om de bouwproductie in stand te houden. Erfpachtuitgave is daar één van, een andere is om noodzakelijk onderhoud naar voren te schuiven.’ Van Haasteren verwacht niet dat de ruimere mogelijkheden voor kostenverhaal en bovenplanse verevening in de Grexwet van grote betekenis zijn voor de omvangrijke bouwopgave die Rotterdam nog wacht: ‘Kostenverhaal begint pas vanaf het moment dat er winst wordt gemaakt. Maar bij woningbouw in oude havengebieden
Foto: Roel Dijkstra/JP
Trend
R o t te rd a m , C a l y p s o
of bedrijventerreinen is van winst geen sprake. Daar moet gewoon geld bij. De realiteit is dat de subsidies voor herstructurering alleen maar minder worden. We zijn enorm aan het puzzelen waar we het laatste stukje ISV-subsidie voor bodemsanering kunnen inzetten. Het is een vergissing om te denken dat je dankzij de Grexwet de ambities voor binnenstedelijk bouwen kunt bereiken. Van een kikker kun je geen veren plukken.’
Barneveld: stok achter de deur
G
ebiedsontwikkeling is een zaak van lange adem, met als gevolg dat in sommige gemeenten nu een ‘pre-Grexwet’- en ‘post-Grexwet’-sitiuatie elkaar overlappen. De gemeente Barneveld is al jaren bezig met de ontwikkeling van Harselaar-Zuid, een bovenregionaal bedrijventerrein tussen de kern en de A1 dat vooral ruimte moet bieden aan grotere bedrijven in de food-sector. Een publiek-private exploitatiemaatschappij heeft inmiddels contracten voor 85% van de grond in het plangebied, waarvan ruim de helft met particuliere grondeigenaren. Voor de resterende gronden heeft de gemeente een exploitatieplan opgesteld. Een flinke inspanning, waarvan de bruikbaarheid nog moet worden bewezen. ‘Ons doel is om het exploitatieplan niet te gebruiken,’ zegt Ruud Schouwaert, directeur grondzaken van de gemeente Barneveld. We koersen op een actief grondbeleid met contracten “aan de voorkant”. De Grexwet is een stok achter de deur, een welkome aanvulling op de bestaande instrumenten.’ De wet heeft als doel om gemeenten meer instrumenten te geven om publieke doelen af te dwingen en om freeriders te laten meebetalen aan investeringen voor
bijvoorbeeld infrastructuur. Maar de werkelijkheid is weerbarstig, blijkt ruim een jaar na de invoering. In de Tweede Kamer is al geopperd om ‘aanjaagteams’ het land in te sturen. ‘Ik denk dat uitlegteams een beter idee zou zijn,’ zegt Schouwaert, die naast zijn normale werkzaamheden cursussen bij collega-gemeenten verzorgt. ‘Iedereen is nog aan het zoeken. De wet laat het aan gemeenten over om een invulling te geven aan begrippen proportionaliteit en toerekenbaarheid. Maar kostenverhaal blijft een subjectief begrip dat je nooit helemaal kunt dichttimmeren. Bovendien is er nog geen best practice. Er moet nog jurisprudentie ontstaan die houvast geeft.’ Schouwaert ziet nog een andere reden om terughoudend te zijn met het inzetten van een exploitatieplan: ‘Een envelop vooraf op de deurmat geeft een ander soort relatie dan wanneer je met een grondeigenaar rond de tafel gaat zitten om het gemeenschappelijk belang vast te stellen. Dat laatste heeft de voorkeur. Het blijft toch mensenwerk.’ é Martin de Jong
november 2009 26
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:26
11/9/2009 8:51:52 PM
Trend
De crisis dwingt tot ragfijn grondbeleid en samenspel
Bouwgrond: let’s tango De kredietcrisis en de recessie hebben de verkoop en bouw van woningen en commercieel vastgoed doen struikelen. Gemeenten hoeven niet te wanhopen. De boel is vlot te trekken: met visie en uitgekiend creatief grondbeleid. De Grondexploitatiewet mag zichzelf bewijzen als procesbewaker.
P
assief, actief, gedeeltelijk actief – is Maasdriel verdwaald in zijn grondbeleid? Integendeel. Alleen de omstandigheden wijzigen razendsnel. Bijsturen is dan het parool, ruimtelijk, financieel en dus beslist ook in het grondbeleid. ‘Tot en met 2007 was ons grondbeleid puur faciliterend’, vertelt Henk Hooijmans, beleidsmedewerker grondzaken. ‘Toen kwam er een nieuwe wethouder en die vroeg, kan dat niet actiever?’ Lachend: ‘We bedachten, als er dan toch winst aan de strijkstok blijft hangen, dan liever aan de onze in plaats van alleen bij projectontwikkelaars.’
Rekenwerk ‘Preventief hebben we eerst op dertien gebieden een Wvg-claim gelegd. Toen zijn we gaan rekenen, en waar grondbezit financieel niet lonend was, hebben we de claim weer opgeheven. Ondertussen kwamen de nieuwe Wro en de Grexwet, die veel meer ruggensteun bieden. De vraag was, is “actief” nog wel aan de orde? Want je haalt wel allerlei risico’s naar je toe. Bovendien moesten we er een eigen grondbedrijf voor oprichten. Al rekenend hebben we uiteindelijk besloten om alle gebieden af te voeren waar lastige zaken spelen zoals bedrijfsverplaatsing vanwege milieuhinder of die niet passen in onze nieuwe Gebiedsvisie 2020+, als concentratie- of vereveningsgebied. We hebben nu acht Wvg-gebieden over, waar actief grondbeleid wordt
gevoerd, onder meer in de uiterwaarden binnen ons plan “Ruimte voor MAASdriel”. Ook wij krijgen gronden aangeboden. Dat betekent telkens rekenwerk. Het gaat bijvoorbeeld niet goed met veel championtelers. Als zij stoppen kan dat mooie inbreidingslocaties opleveren. Toch hebben we gezegd: dat wordt een negatief saldo, laat marktpartijen het maar doen.’
Gunstig aanbesteden Maasdriel is niet de enige gemeente waar vrijwel gelijktijdig de Grexwet en de crisis zijn binnengevaren. De Grexwet maakt actief grondbeleid ogenschijnlijk minder relevant. Anderzijds is het inmiddels massale grondaanbod van projectontwikkelaars in liquiditeitsproblemen verleidelijk: op termijn kan het je onderhandelingspositie versterken. Strategische verwerving kan eveneens aantrekkelijk zijn. Grond aankopen is vaak nog best een prima keuze. De crisis drukt de prijzen, ook van aanbestedingen. Gunstig inkopen en aanbesteden kan voor de gemeente winstgevend zijn. Gemeenten reageren heel verschillend, vertelt beleidsmedeMaasdriel: een van de werker Rob de Boer van de Vereniging van Nederlandse acht Wvg-gebieden Gemeenten VNG: ‘Recent is onder alle gemeenten een waar actie f g rondbeleid word t gevoerd. enquête uitgevoerd door bureau Ecorys in Rotterdam. Daaruit komt geen eenduidig beeld naar voren, het gaat alle kanten op. Je ziet dat gemeenten het per locatie scherp èè
november 2009 27
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:27
11/9/2009 8:51:55 PM
Trend
beoordelen. Een stuk weiland is iets anders dan dat ene mooie hoekje op de Kop van Zuid.’
Leuke dingen De tijd dat gemeenten principieel voor een passief ‘marktmodel’ kozen – de nasleep van de jaren-tachtigcrisis, toen ettelijke gemeenten door hoge rentelasten in de Artikel 12- status belandden – is voorbij. Nu is het de afweging tussen kosten, baten en de rompslomp van organisatorische aanpassingen, die overheden doet aarzelen over actievere strategieën. Daarnaast spelen onzekerheden over de toekomst: welke grondprijzen gaan weer stijgen? Wordt het bij ons krimpen of groeien, welke marktpartijen staan straks nog betrouwbaar overeind? Voor provincies is grondbeleid volstrekt blanco terrein. Twee typen bouwproject lijken voorlopig nog kansrijk. Kleinschalige starterswoningprojecten – binnenstedelijk of goedkoop ‘in de wei’ – en stedelijke herstructureringsprojecten. De eerste categorie is populair bij ontwikkelaars, die het allerliefst zouden doorgaan met woonwijken uitrollen. ‘Er is vraag en starters kampen niet met de last van onverkochte huizen’, aldus Rob de Boer. Het tweede type is problematischer: de aloude blokkades van hoge grondprijzen en onderling gesteggel lijken door de crisis nog onneembaarder geworden, zoals trouwens voor alle vormen van complexe gebiedsontwikkeling. De kreet ‘gebiedsontwikkeling is failliet’ is ‘en vogue’: voor ‘leuke dingen’, gefinancierd uit koopwoningen en kantoren, zou geen ruimte meer zijn.
Impressies uit ‘Ruimte vo or M A A Sdr iel’.
Land voor land ‘Maar wie dat beweert, heeft het niet begrepen’, is de stellige overtuiging van Coen van Campen van ASR Vastgoedontwikkeling, voorheen eigendom van Fortis, tegenwoordig feitelijk staatsbedrijf. ‘Juist nu is gebiedsontwikkeling onvermijdelijk: de koper is koning, en consumenten laten lage kwaliteit links liggen. Wil je dus mensen interesseren, dan moet je iets bijzonders realiseren. De vraag is niet óf je integrale projecten overeind moet houden, maar hóé!’ Kapitaalkrachtige partijen zijn onontbeerlijk, benadrukt Van Campen. Maar nu de geldkraan hooguit druppelt, moet je daarbij op nieuwe, creatieve manieren samenwerken. ‘Je kunt projecten faseren: beginnen met onderdelen waarvoor nog wel financiering te vinden is. Iedereen moet het wantrouwen voorbij, zijn steentje bijdragen. Bijvoorbeeld: vraag als projectontwikkelaars niet direct voor het hele project een gemeentegarantie, maar slechts voor de helft. Of keer als gemeente de volgorde om tussen afrekenen bij de gronduitgifte en bij de start van de bouw. Dan hoeven ontwikkelaars niet direct zoveel liquide reserves aan te spreken.
november 2009 28
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:28
11/9/2009 8:51:58 PM
Daarnaast moeten we verder leren kijken dan de traditionele gebiedsontwikkeling met marktpartijen, gemeenten en provincie.’ Van Campen verwijst naar het land-voor-land initiatief van ASR en het ministerie van LNV (www. landvoorland.nl). Dat is een gebiedsoverschrijdende vorm van rood-voor-groen. ‘Bouwplannen in toch al relatief stedelijk gebied zullen elders in den lande gecompenseerd worden met de nieuwe natuuraanleg. Gezamenlijk proactief grondbeleid is dan heel onmisbaar, dat spreekt.’
Nieuwe generatie Passief, actief, proactief en precies weten voor welk stuk(je) grond je op welk moment welke keuze moet maken. Dat vergt nauwkeurige marktkennis, en dat is vreselijk wennen voor de bouwkolom en overheden. ‘Je moet veel specifieker dan vroeger feeling krijgen met de vraag’, zegt Arnoud van Bijlevelt. ‘Bouwen in het buitengebied moet je zeker niet klakkeloos doen. Het is zaak om plannen secuur te onderbouwen met marktonderzoek en prognoses.’ We moeten conceptmatig gaan denken, in termen van project ‘branding’, stelt Coen van Campen bij ASR. ‘Dat betekent nauwgezet vooronderzoek en daarbij niet zaken vergeten als plaatselijke sociale structuren en dergelijke. Gelukkig staan jonge mensen op met creatieve ideeën. De crisis luidt een nieuw tijdperk voor projectontwikkeling in.’
ming van onze nota Grondbeleid hebben we voor het eerst de Gemeenteraad als kaderstellend ingeschakeld, vertelt wethouder Marja Heerkens van Sociale zaken, Wmo en Grondbeleid. Door workshops en andere bijeenkomsten hebben we bereikt dat de raadsleden veel meer begrip hebben voor hoe het werkt. Voor transformatiegebieden werken we (pro)actief, bij herstructureringen actief of faciliterend en in consolidatiegebieden faciliterend. In het algemeen sluiten we als vanouds vooraf privaatrechtelijke overeenkomsten af met partijen. Intern stellen we als achtervang wel exploitatieplannen op in de zin van de Grexwet. Toen de kredietcrisis toesloeg, hebben we per grondexploitatie precies voor alle betreffende sectoren (woningbouw, detailhandel enzovoort) crisisvarianten doorgerekend. Een multidisciplinair “interventieteam stedelijke ontwikkeling” stuurt de strategische planning aan, ook voor na de crisisperiode. Dat voorkomt onder meer dat je missers maakt bij strategische grondaankopen.’
S lo o p v a n e n k e l e g ro te silo ’s van de CSM suiker fabr iek in de S p o o r z o n e i n B re d a .
Foto: Nine, Netherlands
é Michel Robles
Interventieteam Nieuwe wegen bewandelt ook Breda, inzake grondbeleid als onderdeel van strategische planvorming. ‘Bij de totstandko-
november 2009 29
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:29
11/9/2009 8:51:59 PM
Trend
Een stagnerende werking op korte termijn, tenzij zorgvuldig ingezet…
Hoe beïnvloedt de Wro de
woningbouwproductie? De woningmarkt is uit balans. Projecten zijn stilgevallen door een afgenomen vraag onder consumenten en een terughoudende opstelling van financiers. De geplande productie komt in de knel, zowel binnenstedelijk als in uitleggebieden. Iedereen is op zoek naar maatregelen die de productie weer op gang helpen. De meningen zijn verdeeld in hoeverre de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) hieraan kan bijdragen.
D
OUD
e Wro zal de woningbouwproductie niet op gang helpen. Het werkt op korte termijn eerder de stagnatie in de hand. Grondeigenaren kunnen immers als gevolg van de Wro geconfronteerd worden met extra kosten. Dit maakt in tijden van crisis het verschil tussen de historische aankoopprijs en de huidige waarde van de grond alleen maar groter. Grondeigenaren zullen dit ‘verlies’ willen beperken en anders zo lang mogelijk uitstellen. Hierdoor komen projecten niet of nauwelijks tot ontwikkeling.
bouwrijpe kavels en de ontwikkeling en verkoop van de woningen. Onderstaand het resultaat (bedragen zijn exclusief btw in miljoenen euro’s).
Het volgende voorbeeld illustreert de wijze waarop de Wro de woningbouwproductie kan beïnvloeden.
Beide partijen zijn tevreden met het resultaat. De verkoopwaarde van de 100 woningen is ingeschat op € 30,0 mln. De aan- en verkoopwaarde van de grond is berekend op € 8,5 mln. (verkoopwaarde minus kosten vastgoedexploitatie). De inbrengwaarde van de grond is berekend op € 6,5 mln. (verkoopwaarde minus kosten grond- en vastgoedexploitatie). De gemeente en ontwikkelaar hebben elk 50% van de grond in eigendom en zullen daarom de inbrengwaarde gelijk verdelen.
Een gemeente en ontwikkelaar hebben twee jaar terug een grond- en vastgoedexploitatie opgesteld voor de ontwikkeling van 100 woningen op circa 30.000 m2 agrarische grond. De grondexploitatie omvat de kosten en opbrengsten voor de gemeente voor de inbreng en het bouw- en woonrijp maken van de grond en de verkoop van bouwrijpe kavels. De vastgoedexploitatie omvat de kosten en opbrengsten voor de ontwikkelaar voor de aankoop van
Als gevolg van de gewijzigde marktomstandigheden wil de ontwikkelaar twee jaar later de aankoopwaarde van de grond herzien. De verkoopwaarde van de woningen moet namelijk met -/- 10% worden bijgesteld, terwijl zijn kosten gelijk blijven. De gemeente betoogt dat dit dan ook gevolgen heeft voor de overeengekomen inbrengwaarde van de grond. Bovendien wil de gemeente op basis van de reeds ingevoerde Wro € 3,2 mln. aan
GRONDEXPLOITATIE inbreng grond BWRM plankosten voorzieningen TOT. KOST
6,5 verkoop grond 1,5 subsidies 0,5 8,5 TOT. OPBRENGST
8,5 -
8,5
VASTGOEDEXPLOITATIE aankoop grond 8,5 verkoop vastgoed bouwkosten 15,4 bijkomende kosten 4,6 winst en risico 1,5 TOT. KOST 30,0 TOT. OPBRENGST
30,0
30,0
november 2009 30
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:30
11/9/2009 8:52:06 PM
NIEUW
GRONDEXPLOITATIE inbreng grond BWRM plankosten voorzieningen TOT. KOST
0,3 verkoop grond 1,5 subsidies 0,5 3,2 5,5 TOT. OPBRENGST
kosten voor een viaduct verrekenen. Het viaduct verbetert de ontsluiting van het projectgebied. Hiervoor het bijgestelde resultaat. De inbrengwaarde van de grond daalt met € 6,2 mln. tot € 0,3 mln., maar liefst 95% ten opzichte van de situatie twee jaar geleden. Voor de gemeente is dit geen probleem. Het noodzakelijke viaduct zou immers eerst volledig betaald worden vanuit de algemene middelen. Doordat deze kosten nu worden verrekend, wordt het ‘verlies’ op de inbrengwaarde gecompenseerd. De gemeente gaat er per saldo zelfs met € 100K (€ 3,2 mln. -/- 50% van € 6,2 mln.) op vooruit! Voor de ontwikkelaar betekent de berekende inbrengwaarde echter een groot verlies, gelet op de historische aankoopprijs van de grond. Hij is dan ook niet akkoord met de toerekening van de kosten voor het viaduct en start op basis van het bijgestelde resultaat niet met ontwikkeling van het project…
5,5 -
5,5
VASTGOEDEXPLOITATIE aankoop grond 5,5 verkoop vastgoed bouwkosten 15,4 bijkomende kosten 4,6 winst en risico 1,5 TOT. KOST 27,0 TOT. OPBRENGST
27,0
Minimale inbrengwaarde… De gemeente kan op basis van de Wro de ‘gebruikswaarde’ of ‘complexwaarde’ aannemen als inbrengwaarde. De gebruikswaarde is de ingeschatte verkoopwaarde van de grond in een vrije markt bij huidige bestemming. De complexwaarde is de berekende grondwaarde bij toekomstige bestemming (vastgoedwaarde minus kosten grond- en vastgoedexploitatie). De gemeente behoort per grondeigenaar uit te gaan van de hoogste van deze twee waarden. Deze waarde staat dus los van de historische aankoopprijs. De gemeente kan vanuit dit kader dus vasthouden aan de inbrengwaarde van € 0,3 mln., aangenomen dat de € 3,2 mln. aan kosten voor het viaduct toerekenbaar zijn. € 0,3 mln. is immers gelijk aan een gebruikswaarde van circa € 10 per m2 (agrarische bestemming).
Of snel een gulden middenweg…
Het voorbeeld verduidelijkt hoe de toerekening van extra kosten op basis van de Wro in de huidige crisis een stagnerende werking kan hebben op de projectvoortgang. Het verlaagt de inbrengwaarde van de gronden substantieel. Gemeentes moeten omwille van de geplande productie zorgvuldig afwegen hoe zij hiermee omgaan richting grondeigenaren in vergelijkbare situaties. Het is in dezen goed te weten wat de Wro zegt over de toerekening van extra kosten en de aan te nemen inbrengwaarde.
De gemeente kan daarentegen de berekening op basis van de Wro ook inzetten als argument richting de ontwikkelaar om het project in tijden van crisis toch te starten. De gemeente zou hierbij kunnen denken aan een regeling, waarbij ze minder kosten toerekent voor het viaduct, waarmee een hogere inbrengwaarde resteert. Als tegenprestatie moet de ontwikkelaar zich dan conformeren met een versnelde start van de bouw en een lager resultaat. Uiteraard betreft dit een projectafhankelijke verkenning, maar het kan de productie stimuleren!
Maximaal kostenverhaal…
é Dit artikel is geschreven door Thomas van Leengoed,
De gemeente kan op basis van de Wro de kosten voor het viaduct (gedeeltelijk) toerekenen aan het project. Het is aan te merken als ‘bovenwijkse voorziening’; een voorziening binnen of buiten het projectgebied, waarvan onder andere het projectgebied aantoonbaar profijt heeft. Bovenwijkse voorzieningen zijn opgenomen in de ‘limitatieve kostensoortenlijst’ en zijn daarmee verrekenbaar, indien voldaan wordt aan de voorwaarden profijt, causaliteit en proportionaliteit. Profijt en causaliteit geven in kwalitatieve termen aan of een voorziening toerekenbaar is. Proportionaliteit bepaalt het aandeel van de toerekenbare kosten. In de praktijk blijkt vaak discussie over de berekeningsgrondslag en -uitgangspunten. Jurisprudentie moet hierover nog meer duidelijkheid geven.
27,0
Bouke Kapteijn en Alexander Schütte, adviseurs Gebiedsontwikkeling bij AT Osborne. AT Osborne is een multidisciplinair bureau met 150 specialisten voor al uw ruimtelijke vraagstukken. Bij vragen aangaande dit onderwerp kunt u contact opnemen met Thomas van Leengoed via tle@atosborne.nl of +31(0)6 214 398 24.
november 2009 31
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:31
11/9/2009 8:52:07 PM
Forum
‘Klimaat en economie noodzaken ons om juist nu in steden te investeren’ Arie Voorburg, senior consultant stedelijke vernieuwing bij het advies- en ingenieursbureau ARCADIS, wikt en weegt uiteenlopende toekomstscenario’s voor een gezonde stedelijke ontwikkeling. Hij pleit voor robuuste investeringsplannen die zowel bij hoog- als laagconjunctuur hun waarde houden. Steden moeten niet alles op één kaart willen zetten. ‘De kenniseconomie is beslist niet het enige antwoord voor grote steden zolang het gros van de jongeren daar geen adequate startkwalificatie heeft voor de arbeidsmarkt. Economische segregatie hoort tot de grootste bedreigingen in de steden. Ook klimaat is een onzekere factor. Als de klimaatverandering doorzet, kan verdere stadsverdichting verkeerd uitpakken. Want een bloedhete, overvolle stad zonder ruime parken en stromend water zal snel onleefbaar worden.’ Kortom, redenen genoeg om juist nu serieus in steden te gaan investeren.
S
uitgesloten: op de arbeidsmarkt en van de consumptiecultuur. Dat pleit voor ruimtelijke en maatschappelijke investeringsplannen die zowel bij hoog- als laagconjunctuur hun waarde houden. Onze kijk op de stad is doorgaans te simpel. De gebruikte modellen zijn vaak ongelooflijk naïef. Beleidmakers gaan te veel uit van het rechtlijnige perspectief van economische groei. We staan nu hier, dus over 25 jaar staan we daar, en dus moeten we nu zoveel miljoen investeren. Maar zo werkt het niet! Het biedt geen goede basis voor de ontwikkelingen in een stad. De toekomst is veranderlijk en deels onvoorspelbaar.’
Foto: MR
Gro e n e d a k b e d e k k i n g op parkeergara ge winkelcentr um In de B o o ga ard, R i j s w i jk .
teden zetten graag in op de kenniseconomie en op de creatieve industrie. Maar is dat wel realistisch, zo vraagt Voorburg zich af. ‘Zolang het gros van de jongeren in de grote steden geen adequate startkwalificatie heeft voor de arbeidsmarkt is de kenniseconomie beslist niet het enige antwoord. Er dreigt een tweedeling, een “nieuwe apartheid”, tussen de meer dynamische delen van de bevolking enerzijds en kwetsbare groepen anderszijds. De dynamische groepen gaan het “maken”: zij zijn dragers van de nieuwe kenniseconomie en consumenten van de stadscultuur. De kwetsbare groepen staan aan de kant. Ze worden twee keer
november no n ovveem mb beerr 2 200 2009 00 0 09 32 32
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:32
11/9/2009 8:52:07 PM
Dat de wereld steeds sneller verandert is het afgelopen jaar wel duidelijk geworden. De verbanden tussen de financiële ‘virtuele wereld’ van circulerend geld en de reële economie en de effecten op sociaal-maatschappelijke en fysieke werkelijkheden en het dagelijks leven zijn evident. ‘Onze maatschappij en economie worden steeds complexer. We zien in de steden een groeiende concentratie van mensen met een laag inkomen, een lage sociale status, onderwijsachterstand, kansarmoede in ruimtelijke en sociale zin. Erosie van tradities, ontworteling, het wegvallen van oude en structurerende, om niet te zeggen bevoogdende, sociale verbanden. Tegelijkertijd vernetwerkt de samenleving; ze wordt steeds mobieler, pluriformer en onvoorspelbaarder. Er ontstaat een onoverzichtelijke hoeveelheid indrukken, relaties, belangen. Voor de kwetsbare groepen is dat bedreigend. Je ziet het in hun reactie. Het leidt tot afstandelijkheid en onverschilligheid. Het raakt met name de mensen in kwetsbare posities, mensen met beperkte perspectieven op sociaaleconomische ontplooiing en maatschappelijke integratie. Dat vraagt om dynamische, actieve oplossingen en dan op een veel breder veld dan alleen ruimtelijke ordening. Het vraagt vooral om een maatschappelijk investeringsprogramma, gericht op sociaaleconomische stijging met meetbaar financieel rendement.’ Voorburg: ‘Ik ben actief betrokken bij de vernieuwing van een aantal oude stadswijken. Bij Oud Krispijn bijvoorbeeld, een dynamische stadswijk in Dordrecht. Bij de vernieuwing is het in de veelheid aan ambities en projecten de kunst om “die dingen te doen die er toe doen” om het meest optimale resultaat te bereiken. Dat maatschappelijk investeren meerwaarde heeft voelen we allemaal wel aan. Maar in welke mate, met welke effecten is niet eenvoudig te duiden. De resultaten van sociale investeringen zijn nu eenmaal pas op langere termijn zichtbaar en kennen een sterke – wederzijdse – beïnvloeding. Met het Rapid Assessment Program kunnen we onderbouwd aantonen dat investeren in de sociaal-maatschappelijke en economische positie van mensen werkt. Maatregelen op het gebied van repressie en het stimuleren van zelfredzaamheid, het verbinden van school en buurt, het inrichten van leer- en werkplekken blijken op basis van onderzoek erg effectief. Kortom, maatregelen op het gebied van rondkomen, vooruitkomen, perspectief bieden.’
Klimaatverandering vraag om nieuwe ontwerpprincipes Een andere onzekere factor is klimaatverandering. ‘Verdere stadsverdichting kan dan heel verkeerd uitpakken. Want door hittestress, water op verkeerde tijd en plaats en allerhande sociaal-maatschappelijke effecten van klimaatverandering zal een stad snel minder leefbaar worden. We zullen moeten “her-denken” en “door-denken”, nieuwe stappen maken naar een investering in de toekomst, verandering, vernieuwing, gedragen door een vooruitziende blik.’
Foto: MR
Investeren in mensen
Gezien de maatschappelijke, economische ‘onvoorspelbaarheid’ en de mogelijke effecten van klimaatverandering op het stedelijk functioneren en ontwerp, pleit Voorburg voor adaptief ontwerpen. ‘Een onderzoek voor het Milieucentrum Amsterdam biedt concrete aanknopingspunten. Het reikt een aantal nieuwe ontwerpprincipes aan, die uitstekend passen in het lokale klimaatbeleid. Ik noem een paar voorbeelden. Evident zijn Blauwgroene dooradering, het benutten van watersystemen als temperatuurstabiliserende en -regulerende elementen: meer groen en water dus in de openbare ruimte, dak- en gevelgroen, maar ook in binnenruimten. Het loont om ecologische bouwprincipes te
De vernetwerkte samenleving is bedreigend voor kwetsbare groepen stimuleren en natuurlijke, gezonde materialen te gebruiken: een impuls in een duurzame economie, maar ook een mogelijkheid om bijvoorbeeld de binnenluchtkwaliteit te verbeteren. Daarnaast spreekt het voor zich dat we duurzame energie moeten stimuleren, bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnecellen of -folies of kleine windturbines, door warmtewisselaars eenvoudiger en goedkoper te maken. Maar ook door het aanleggen van “slimme” netwerken te creëren en vernieuwende ontwerpprincipes. En denk ook aan nieuwe, meervoudig te gebruiken woonconcepten, zoals waterwonen. Onderzoek voor het ministerie van VROM toont aan dat vooralsnog de meeste “winst” te behalen is met focussen op reductie van de CO2-uitstoot. Die uitstoot kunnen overheden en corporaties beïnvloeden door duurzaam en energetisch te (ver)bouwen. En door maatregelen op het gebied van energiebesparing. Ook kansrijk is het geleidelijk omschakelen naar schone (lokale) energiebronnen. Het mes snijdt aan twee kanten. Niet alleen het stedelijk klimaat profiteert, maar ook de portemonnee van de bewoners. Al was het maar om het betaalbaar houden van de woonlasten.’ é Marion de Boo
november 2009 33
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:33
11/9/2009 8:52:18 PM
Foru Fo Forum r m
Foto: Roel Dijkstra
Help, we verzuipen in het normstelsel! De normgerichte benadering van het milieubeleid zet de gemeenten onnodig klem bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bovendien is het halen van milieunormen het doel geworden en niet het waarborgen van een gezond leefklimaat voor bewoners. Een kadergerichte aanpak stimuleert daarentegen het zoeken naar slimme oplossingen met winst voor de ruimtelijke kwaliteit én het leefklimaat.
I n s t ro o m z o n e s i s h e t m e e s te e f fe c t te scoren op he t gebied v a n m i l i e u k w a l i te i t s v e r b e te r i n g.
H
et milieubeleid is erg normatief ingesteld, elk ruimtelijk project moet aan de norm voldoen. Vooral daar waar het gaat om ontwikkelingen waar de gemeente niet of nauwelijks grip op heeft, lopen plannen vast. De meest effectieve maatregelen om een hogere milieukwaliteit te verkrijgen bevinden zich vooral bij stroomzones (schonere auto’s, veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen over transportassen) op een hoger bestuurlijk schaalniveau. Hier wringt het, ook al hebben gemeenten de laatste jaren door de decentralisatiepolitiek meer beleidsvrijheid, maar ook de daarbij horende verantwoordelijkheid gekregen voor de uitvoering van én het ruimtelijk én het milieubeleid. Gemeenten zijn, ondanks deze beleidsvrijheid, dus zeer afhankelijk van maatregelen die op hogere bestuurlijke schaalniveaus liggen. Daarom ons voorstel om de directe koppeling tussen milieu en ruimtelijke ordening los te laten en meer te focussen op gezamenlijke doelstellingen.
Daarnaast moeten we verantwoordelijkheden op het juiste bestuurlijke niveau leggen. Integraal denken en doen is hierbij het devies.
Integraliteit Neem het voorbeeld van het waterveiligheidsbeleid. Het programma Ruimte voor de Rivier heeft als doel om te waarborgen dat onze grote rivieren in de toekomst voldoende water kunnen blijven afvoeren. Hierbij is expliciet als eis gesteld om naast de veiligheid ook de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Dit wordt gedaan door vooraf per rivier of deel van de rivier een ruimtelijk kwaliteitskader op te stellen. De oplossing dient dan binnen de kaders voor veiligheid en ruimtelijke kwaliteit te worden uitgewerkt. Ook voor het programma Zwakke Schakels is een expliciete verbinding aangebracht tussen het verbeteren van de veiligheid van de kust en het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit.
november 2009 34
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:34
11/9/2009 8:52:21 PM
Een ander voorbeeld van een integrale aanpak: de natuurbescherming. De wetgeving schrijft voor dat voor de Natura 200-gebieden voor planten, diersoorten én voor habitattypen doelstellingen (behoud of bevordering) worden opgesteld. Deze doelstellingen moeten (op termijn) per regio in beheerplannen vast komen te liggen. Van elke ruimtelijke ingreep in een regio wordt getoetst of deze een significant negatief effect heeft op de Natura 2000-doelstelling. De wetgeving biedt de mogelijkheid om indien een ruimtelijke ingreep een significant negatief effect heeft maar ook een groot openbaar belang én er geen alternatieven mogelijk zijn, mitigatie- en/of compensatiemaatregelen te treffen waarbij de Natura 2000-doelstelling uiteraard overeind blijft. Beide beleidsterreinen bieden dus in de regelgeving expliciet de mogelijkheid om binnen de kaders te zoeken naar een optimale oplossing. Hierbij worden op rijks- en regionaal niveau de doelstellingen en kaders vastgesteld en worden op lokaal niveau de oplossingen binnen deze kaders uitgewerkt.
Kaders Zowel ruimtelijke ordening als leefkwaliteit heeft daarom baat bij een systeem waarbij ontwikkelingen niet meer op de norm, maar op het doel, een goede leefkwaliteit, worden beoordeeld. Het afwegingskader voor een gemeente wordt dus enerzijds gevormd door het principe dat milieubelasting op termijn, via landelijke en Europese, generieke maatregelen wordt verbeterd, en anderzijds door de eigen verantwoordelijkheid om een goede leefkwaliteit te garanderen. Zodoende hebben gemeenten niet meer de ‘uitvlucht’ van de norm om ontwikkelingen ‘goed te praten’, maar zullen ze daadwerkelijk een goede onderbouwing moeten leveren om hun activiteiten te verantwoorden. Op die onderbouwing kunnen ze ook worden afgerekend. Afspraken tussen gemeenten onderling, met provincies en het Rijk kunnen daarbij handen en voeten geven aan het optimaliseren van de milieukwaliteit. Afspraken over het gewenste kwaliteitniveau kunnen bijvoorbeeld in een convenant voor een bepaalde stroomzone (bijv. een snelweg) vastgelegd worden, waarbij elke partij de verantwoordelijkheid neemt die op dat niveau thuishoort (zie figuur).
Deze gedachtegang past tevens binnen de wijze waarop de Europese Commissie omgaat met milieuwetgeving. Waar vaak het argument wordt gegeven dat Europese richtlijnen een andere omgang met normen belemmeren, is het in onze ogen juist een ondersteuning van ons pleidooi. Europese richtlijnen zijn immers juist doelgericht; een nationale overheid dient aan een bepaalde norm te voldoen, maar de manier waarop zij dat doel bereikt staat haar vrij. Hierdoor kan een overheid de middelen benutten die passen bij het niveau waarop het vraagstuk wordt benaderd.
Directe koppeling tussen milieu en ruimtelijke ordening loslaten en meer focussen op gezamenlijke doelstellingen Overigens stellen wij nadrukkelijk dat wij géén pleidooi houden voor een systeem waarbij tijdelijk of onder voorwaarden wordt afgeweken van de normen, zoals onder andere de heer De Zeeuw stelt in zijn paper ‘Doorbreek de impasse’ (De Zeeuw, Puylaert en Werksma, 2009). Wij pleiten in dit artikel voor het scheppen van kaders voor de lokale ruimtelijke ordening, waarbij niet wordt verwacht dat aan scherpe, starre grenswaarden wordt voldaan, maar waarbij wel creatief en bewust wordt gestreefd naar de optimale leefkwaliteit. Het voldoen aan normen blijft een doel, maar dan voor het bestuurlijk niveau waar het bij past, namelijk provincies, Rijk en de Europese Unie. In andere beleidsterreinen heeft deze werkwijze zich reeds succesvol bewezen. é drs. T. Artz, ir. P-J. Bart, ing. R. Wolf
adviseurs op het gebied van Ruimte en Milieu bij Oranjewoud
november 2009 35
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:35
11/9/2009 8:52:29 PM
Forum
Risico’s voor gemeenten bij nieuw buisleidingenbesluit Het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen is deze zomer naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Daarmee kan het formele inspraaktraject starten voor een besluit dat op belangrijke onderdelen niet onomstreden is. Een definitief besluit wordt dit jaar zeker niet meer verwacht. Dat betekent dat er voorlopig nog geen einde komt aan de overgangssituatie en onveilige situaties met name langs aardgasleidingen. De A MvB buisleiding e n b e t re f t n i e t a l l e e n a a rd g a s t ra n s p o r t l e i dingen, maar ook andere buisleidingen vo or gevaarli jke s to f fe n .
I
n 2004 is de basis gelegd voor de nieuwe externe-veiligheidswetgeving, waarbij ook voor buisleidingen normen voor groepsrisico gaan gelden. De AMvB buisleidingen betreft niet alleen aardgastransportleidingen, maar ook andere buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. Aardgastransportleidingen, maken met hun 12.000 km wel veruit het grootste deel uit van de beschouwde leidingen. Ook voor buisleidingen zal een {verduidelijken} 10-6 contour berekend
moeten worden waarbinnen geen kwetsbare bestemmingen aanwezig mogen zijn noch gebouwd mogen worden. Bovendien moeten, en dat is lastig, gemeenten rekening houden met het groepsrisico. In februari 2007 zijn de uitgangspunten voor het nieuwe beleid vastgelegd in een brief aan de Tweede Kamer. Vervolgens is er gewerkt aan een ontwerp-AMvB buisleidingen en zijn de consequenties onderzocht. Daarnaast heeft VROM met de Gasunie
november 2009 36
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:36
11/9/2009 8:52:32 PM
gesproken over de consequenties. Helaas zijn fundamentele meningsverschillen blijven bestaan. Meningsverschillen die VROM, ook na intensief overleg met de Gasunie en bemiddeling door Hans Alders, niet heeft kunnen neutraliseren. De vraag is of deze bezwaren opnieuw zullen leiden tot vertraging. Gelukkig lijkt er wel enige overeenstemming te bestaan over de financiering van de saneringssituaties.
Onzekerheden De consequenties van het nieuwe beleid zijn nog niet volledig in kaart gebracht. Wel is duidelijk dat er verschillende saneringen zullen moeten plaatsvinden. De Gasunie heeft aangegeven in principe bereid te zijn om de kosten van de sanering van bestaande situaties ten gevolge van een overschrijding van de norm voor het plaatsgebonden risico op zich te willen nemen. Dit met een maximum van 10 miljoen euro. Geschat is dat dit de werkelijke kosten zou moeten dekken. Over mogelijk planschadekosten vanwege saneringssituaties met geprojecteerde bestemmingen is men het niet eens. Het meest ingewikkeld is, zoals wel vaker bij externe veiligheid, de situatie voor het groepsrisico. Om te beginnen zijn de groepsrisicoknelpunten nog maar globaal in beeld. Het zou gaan om circa 55 kilometer leiding waar de oriënterende waarde wordt overschreden. De VNG en de Gasunie zouden van mening zijn dat bestaande situaties geen aandacht behoeven. Ook als daarbij een overschrijding van de oriënterende waarde wordt geconstateerd. Een overschrijding is immers geoorloofd, mits verantwoord. Dit druist echter in tegen het huidige groepsrisicobeleid waarbij ook conserverende bestemmingsplannen moeten worden verantwoord. Bij veel gemeenten geldt bovendien een overschrijding van de oriënterende waarde als een situatie waarbij ten minste risicoreducerende maatregelen moeten worden genomen. Daarnaast zijn er nog concrete plannen van gemeenten die groepsrisicoproblemen veroorzaken. Daarvan is een zeer globale inventarisatie gemaakt met informatie uit de Nieuwe Kaart van Nederland. Die is zeker niet volledig. Dan hebben we het verder nog niet eens over de geprojecteerde bestemmingen die niet zijn opgenomen in concrete plannen. Al met al zijn de (financiële) consequenties van het nieuwe beleid nog verre van duidelijk. VROM heeft toegezegd hier zo’n 25 tot 30 miljoen euro in te willen steken, maar slechts een derde van de kosten te willen betalen. De overige kosten zouden door exploitant, provincie en gemeenten moeten worden opgebracht.
Conflicten Gedurende de overgangssituatie naar nieuwe regelgeving adviseert het ministerie van VROM al sinds begin 2007 om bij het vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen rekening te houden met de aankomende nieuwe regelgeving. Dat betekent onder meer dat er een risicoanalyse moet worden uitgevoerd. Invloedsgebieden en risicocontouren zullen op termijn in bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Daarbij
heeft de Gasunie een dubieuze rol gekregen. Zij kan namelijk vooralsnog als enige de risicoberekeningen voor buisleidingen uitvoeren. Daarnaast is zij belanghebbende partij bij een eventueel geschil over veiligheid in relatie tot de buisleidingen. De Gasunie voert de berekeningen overigens uit op verzoek van VROM en op basis van goodwill (met andere woorden er zijn in principe geen kosten aan verbonden voor een gemeente). Bij twijfel over de juistheid van een berekening kan contact op worden genomen met het RIVM. Verder wordt betrokkenen al enige tijd een rekenpakket in het vooruitzicht gesteld, genaamd Carola, waarmee ook andere deskundigen risicoberekeningen voor buisleidingen uit kunnen voeren. Het ligt dus in de bedoeling de monopoliepositie van de Gasunie op dit punt op enig moment te beëindigen. Ondanks deze verzachtende omstandigheden kan het in de praktijk raar lopen. Zoals bij de gemeente Nieuwegein. Deze gemeente kreeg na aanvankelijke goede samenwerking met de Gasunie, op basis van de eerste QRA’s, te horen dat de Gasunie zich niet verplicht voelt om medewerking te verlenen aan risicoreducerende maatregelen in relatie tot het groepsrisico. Het groepsrisicoprobleem moest maar worden
De Gasunie heeft een dubieuze rol gekregen opgelost met een goede verantwoording en bij voorkeur maatregelen in de proactieve en preventieve sfeer (vluchtroutes, aanvalsplannen, extra oefeningen en dergelijke). Aan de door Nieuwegein gewenste maatregel, vervanging van de leiding, wil de Gasunie in principe niet zomaar meewerken. Dit ondanks het feit dat de hoofdtransportleiding uit 1964 aangelegd in landelijk gebied inmiddels dwars door stedelijk Nieuwegein loopt. De tijd heeft hier namelijk niet stilgestaan en de omgeving heeft zich ontwikkeld zoals op veel meer plekken in Nederland. Mogelijk heeft deze opstelling van de Gasunie te maken met het feit dat zij niet alleen gebaat is bij hoge veiligheid van haar leidingen, maar ook bij leveringszekerheid. Zij staan duidelijk niet te springen om een hogedruk-transportleiding tijdelijk buiten gebruik te stellen bijvoorbeeld voor een vervanging of omlegging. Nieuwegein wil de mogelijkheid openhouden deze leiding te vervangen. Gelukkig is met de Gasunie nog steeds goed te praten, maar de discussie over verlegging is voorlopig nog niet beslecht. In veel gevallen zijn alternatieven voor handen in de vorm van betaalbare risicoreducerende maatregelen. Nieuwegein is daar echter onvoldoende mee geholpen. Duidelijkheid over wetgeving en haar consequenties zou een oplossing voor deze situatie zeker versnellen. é Jolt Oostra (ARCADIS)
november 2009 37
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:37
11/9/2009 8:52:43 PM
Praktijkdossier
‘Blijven geloven in wat je wilt’
het verknopen van kansen
Moerdijk MeerMogelijk;
Vijftien jaar plannenmakerij en verhitte discussies over uitbreiding van bedrijventerrein Moerdijk gingen vooraf aan het plan Moerdijk MeerMogelijk, dat begin van de zomer is ondertekend door twee ministers, bestuurders van de provincie Noord-Brabant en de gemeente. Gebiedsontwikkeling uit het boekje, bestaande uit negen plannen, die zowel de economie als de leefomgeving verbeteren. ‘Moerdijk heeft het heel slim gespeeld’, zeggen betrokkenen. Provincie en Rijk financieren een deel van de door de gemeenteraad gewenste verbeteringen in de leefbaarheid.
D
e gemeente Moerdijk is altijd tegen grootschalige uitbreiding van de industriële en logistieke werkgelegenheid bij de haven geweest. Aanvankelijk dus ook voor de nieuwe variant van een logistiek park in de oksel van de A16 en A17. Totdat het besef kwam dat er kansen lagen in het koppelen van belangen. Dus kwam de gemeente zelf met een alternatief plan en aanvullende eisen. In oktober 2007 ondertekenden gemeente, provincie en Rijk een intentieovereenkomst waarin alle afspraken werden vastgelegd. Twee jaar later, met haalbaarheidsstudies voor de negen gekoppelde projecten op tafel, ging de kogel door de kerk.
Van rommelzone tot waterfront
Aansluiting A16 met A17.
De noordrand van Zevenbergen, de hoofdkern in de gemeente Moerdijk, is verworden tot een rommelzone. Een drukke provinciale weg scheidt de levendige dorpskern van een verouderde bedrijvenzone langs de Roode Vaart. Een plukje woningen, een benzinestation, een leegstaand maar
monumentaal bedrijfsgebouw en dan verderop aan de insteekhaven langs het water het chemische complex Caldic. ‘Een planologische misser van de eerste orde; zo’n bedrijf tegen de dorpskern aan. We gaan dat nu rechtzetten,’ stelt Edwin Alderliesten. Hij is de voormalige projectleider Moerdijk MeerMogelijk en nu teamhoofd ruimtelijke & maatschappelijke ontwikkeling bij de gemeente Zevenbergen. Samen met projectleider Robert Stoop bezoeken we de plekken waar de kernprojecten van Moerdijk MeerMogelijk hun beslag gaan krijgen. De sluiting van Caldic uiterlijk in 2016, mogelijk gemaakt door een bijdrage van 51 miljoen euro door de provincie en de rijksoverheid, maakt de herontwikkeling van de noordrand mogelijk. ‘Daarmee zijn we af van de zware milieucontouren die over het gebied liggen’, legt Alderliesten uit. Kern van de plannen is het verleggen van de provinciale weg, waar de gemeente en provincie in november 2008 al een intentie-
november 2009 38
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:38
11/9/2009 8:52:44 PM
verklaring voor hebben getekend, en het opwaarderen van het waterfront. ‘De Roode Vaart krijgt straks meer de functie van recreatiewater met op de wal woonbebouwing en bijpassende bedrijvigheid. Daarmee krijgt het centrum een noordwaartse uitbreiding. Een duidelijke versterking dus.’
Herontwikkeling De oude weg naar de kern Moerdijk slingert door het open Brabantse boerenland. Volgens het oorspronkelijke plan van Moerdijkse Hoek had dit landschap plaats moeten maken voor 600 hectare nieuw bedrijventerrein. Projectleider Robert Stoop: ‘Doodzonde, en gelukkig is de gemeente daar voor gaan liggen. De karakteristieke landschappelijke kwaliteiten zijn een belangrijke troef in de plannen voor de noordrand. We gaan de Roode Vaart iets verleggen, zodat deze direct aansluit op het haventje van Moerdijk.’ De bedoeling daarvan wordt snel duidelijk als we het dorp Moerdijk binnenrijden. Uitgestorven straten, een desolate sfeer. Het haventje, door de zeedijk afgesneden van de oude kern, heeft zijn beste tijd gehad. Een enkele vissersboot ligt voor de kade om te worden leeggehaald. Op een protestbord klagen de palingvissers over het Europese vangverbod. Verder domineren een houtopslag en een scheepswerf het beeld aan de kade. Met slechts 1100 inwoners stond Moerdijk op de nominatie om te worden weggevaagd door de grootse ontwikkeling van Moerdijkse Hoek. Nu is er weer toekomst. De kade zal een metamorfose ondergaan als jachthaven met horeca. De insteekhavens krijgen een industrieel gebruik en horen bij het Havenschap Moerdijk als aantrekkelijke waterwoonlocatie. ‘We verwachten dat het weer net zo levendig zal zijn als vroeger’, zegt Edwin Alderliesten, ‘vanwege de ligging aan het Hollands Diep en naast het natuurgebied De Appelzak.’
het financieel gezien de basis vormt voor de gebiedsontwikkeling rond Moerdijk. Alderliesten wijst de geografische begrenzing van het bedrijvenpark aan, die voor een deel samenvalt met de loop van de oude dijken. ‘Het voordeel van dit gebied is dat je direct kunt aansluiten op beide snelwegen en er al belangrijke voorzieningen zijn. Zoals De Gouden Leeuw, een grootschalige horecavoorziening voor truckers.’ ‘Hier geen bedrijventerrein!’, een bord langs de dijk geeft aan dat nog niet iedereen het met de plannen eens is. Robert Stoop: ‘Er staan nog 26 boerderijen en woningen. Voor mensen die er altijd hebben gewoond, is het natuurlijk niet leuk dat ze weg moeten. We zijn met ze in gesprek en proberen zo veel mogelijk een gepast alternatief te bieden.’ Als je net even wat verder gaat dan strikt noodzakelijk en met de mensen meedenkt over een eventuele oplossing elders, krijg je ze mee, vult Edwin Alderliesten aan. ‘Je moet ze perspectief bieden.’
Speler Aan de andere kant van de A16, tussen de snelweg en het tracé van de HSL én naast treinstation Lage Zwaluwe, ligt nog eens 25 hectare te ontwikkelen gebied. Het is nu grotendeels een P+R-terrein. Hier is een bedrijvenpark met ‘hoogwaardige bedrijfsmatige invulling’ voorzien, dat een relatie zal krijgen met het logistiek park enerzijds en met het NS-station anderzijds. Op deze plek, waar de aanleg van de HSL een hele reeks van ruimtelijke aanpassingen en verbeteringen in de infrastructuur mogelijk maakte, heeft Edwin Alderliesten het kunstje van integrale gebiedsontwikkeling geleerd, zo zegt hij zelf.
‘Er zijn heel wat ministers in de loop der jaren langs geweest’
Knooppunt In de oksel van de A16 en A17 is het Logistiek Park Moerdijk (LPM) geprojecteerd, 150 ha netto bedrijventerrein, specifiek voor zogenaamde ‘value added’ logistieke bedrijven. Een toplocatie, gezien de optimale ontsluiting door rijkswegen, spoor en water. Nog maar slechts een vierde van wat het plan voor Moerdijkse Hoek voorzag, maar toch zo aantrekkelijk dat
‘Denken vanuit de kansen, die zo’n mega-ingreep biedt, in plaats van je verzetten. Zodat je niet aan de zijlijn blijft staan, maar speler wordt in het proces. We hebben een aantal knelpunten kunnen aanpakken met de verplaatsing van bedrijven en zo een voorschot kunnen nemen op toekomstige ontwikkelingen.’
èè
november 2009 39
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:39
11/9/2009 8:52:57 PM
Praktijkdossier
Voorgeschiedenis Al in 1992 heeft de provincie Noord-Brabant plannen om een grootschalig bovenregionaal bedrijventerrein in Moerdijk te realiseren. De eerste achtergrondstudies starten. Met de vierde zeehaven van Nederland, het aan het Hollands Diep gelegen industrie- en zeehaventerrein Moerdijk, is de potentie voor een zeer grootschalig bedrijventerrein op deze plek aanwezig. Maar dat die beoogde aanleg niet zonder slag of stoot gaat en dat de daadwerkelijke ‘go’ van een andersoortige ontwikkeling nog zeventien jaar op zich laat wachten, kan in 1992 niemand bevroeden. Pas in 2001 worden de in de jaren ’negentig geventileerde provinciale plannen concreet door een duurzaam
bedrijventerrein van 600 hectare bruto in het streekplan op te nemen. De destijds op de streekplankaart aangebrachte ster als symbool voor de grootschalige ontwikkeling in de zogenoemde ‘Moerdijkse Hoek’ bedreigt het voortbestaan van het dorp Moerdijk. Bijna 1100 inwoners reageren met een sterk verweer richting de politiek. Maar het dorp Moerdijk verdwijnt niet. De gemeente luistert goed naar haar inwoners en komt samen met het havenschap Moerdijk met een alternatief plan: Port of Brabant. Dit plan gaat uit van het beter benutten van bestaande ruimte op het huidige industrieterrein Moerdijk, het creëren van nieuwe ruimte voor bedrijvigheid én aandacht voor investeringen in de leefbaarheid. De
I n d u s t r i e te r re i n M o e rd i j k : Ne derl ands vi erde h aven i s h i er g e s i t u e e rd .
november 2009 40
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:40
11/9/2009 8:53:10 PM
provincie verklaart zich vervolgens bereid samen met de gemeente de haalbaarheid van dit alternatieve plan, als volwaardig alternatief voor het streekplanproject Moerdijkse Hoek. De reden dat Port of Brabant sneuvelt, ligt voornamelijk in de veranderende behoefte aan bedrijvigheid en industrie. Uit CBS-ramingen blijkt dat zware industrie (categorie 3 en 4) in een dergelijk grote omvang niet reĂŤel is. In plaats daarvan leent het gebied zich wel voor de toenemende vraag naar logistieke bedrijvigheid.
beantwoordt aan de actuele behoefte. De Nota Ruimte gaat in 2007 nog steeds uit van de beschreven ontwikkeling, maar onder druk van provincie en gemeente wordt steeds duidelijker dat de oksel tussen de A16 en A17 nabij Moerdijk een andere bestemming zal krijgen. In juni 2006 blijkt dat er veel meer behoefte is aan een Logistiek Park van 150 hectare groot voor de zogenoemde value added logistics. Dit houdt in dat ruimte nodig is voor grootschalige havengebonden logistieke bedrijven die zich bezighouden met assemblage, ompakken, monteren, repareren en bedrukken van producten zoals kleding voordat ze naar de klant worden vervoerd.
Ook in Den Haag ziet men in dat het bedachte bovenregionale bedrijventerrein van 600 hectare groot niet meer
november 2009 41
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:41
11/9/2009 8:53:26 PM
Praktijkdossier
3 5 6
1
2
4 8 7
De plannen van Moerdijk MeerMogelijk: 1. Ontwikkeling Logistiek Park tussen A16 en A17 2. Intensievere benutting industrieterrein Moerdijk 3. Inrichting Waterfront Moerdijk 4. Nieuwe bestemming Campinaterrein Zevenbergschen Hoek 5. Inrichting stationsgebied Lage Zwaluwe 6. Herinrichting bedrijventerrein Klundert 7. Nieuwe bestemming terrein Huizersdijk-Zuid Zevenbergen 8. Ontwikkeling Noordrand Zevenbergen 9. 825 extra woningen (diverse locaties)
Het besef dat je uiteindelijk aan het kortste eind trekt als je de plannen uitsluitend als een bedreiging blijft zien, is volgens de Moerdijkse wethouder economische zaken Ada Grootenboer cruciaal geweest voor de doorbraak. ‘We willen
Schoolvoorbeeld van publiek-publieke samenwerking Een interessante vraag is welk succes er schuilt aan deze gebiedsontwikkeling. Was het alleen een kwestie van lange adem? Of is er meer aan de hand? Wat buiten kijf staat is de unieke positie die tijdens het onderhandelingstraject tussen gemeente, Rijk en provincie is ontstaan. De gemeenteraad heeft het gevaar in de vorm van een grootschalig bedrijventerrein van 600 hectare en het verdwijnen van een compleet dorp weerstaan en omgebogen in grote kansen voor economie en leefomgeving. Door de komst van een logistiek park waarbij de provincie de sturende partij is en een door het Rijk gestimuleerde intensivering en betere benutting van onbebouwde bedrijfskavels op het terrein van het havenschap Moerdijk krijgt de gemeente als tegenprestatie veel speelruimte toebedeeld. Einddoelen van de gemeentelijke plannen: een levendig stationsgebied, verplaatsing van een zwaar chemisch bedrijf, een recreatieve opwaardering van een verpauperd haventje en daarnaast een aantal verplaatsingen van transportbedrijven uit dorpskernen
meewerken, zien hoe belangrijk het logistiek park is voor het Rijk en de provincie, maar wel tegen een aantal voorwaarden.’ Haar collega van ruimtelijke ordening Louis Koevoets en zij hebben hard onderhandeld met zowel het provinciebestuur als het kabinet. ‘Er zijn heel wat ministers in de loop der jaren langs geweest. Best een bijzondere ervaring als bestuurder van een kleine gemeente’, memoreert Koevoets. ‘Je moet weten waar je mee bezig bent en blijven geloven in wat je wilt. Zevenbergen wordt een mooie stad. Het totaalakkoord spreekt tot de verbeelding; een gemeente waar het straks goed wonen is met bloeiende economische sectoren naast de deur. Je haalt hinderlijke bedrijven weg uit kernen waardoor de leefbaarheid sterk verbetert. Je hebt ruimte om nieuwe locaties te ontwikkelen.’ Beide bestuurders noemen de korte lijnen tussen de projectleiding en de bestuurders als succesfactor. ‘Om de twee weken hadden we vast overleg, waarin we elkaar bijpraatten en vooral steunden. Samen hebben we er keihard aan getrokken in het college en de gemeenteraad, zodat iedereen in het bestuur en de politiek in ging zien dat we hier met een project bezig waren dat zoveel gaat betekenen.’
Schuifruimte Trucks met containers rijden af en aan op het haven- en industrieterrein Moerdijk. Sinds begin jaren negentig is het
en het buitengebied naar het industrieterrein. Een resultaat wat uiteindelijk is bereikt door een grote dosis strategisch inzicht, bestuurlijke daadkracht en geloof in eigen kracht. In het voortraject hebben Rijk, provincie en gemeente eendrachtig gewerkt aan het haalbaarheidsonderzoek. Met het havenschap Moerdijk als belangrijke entiteit en waarschijnlijke regisseur van het te realiseren Logistiek Park is er slechts sprake van publieke actoren. Dat private partijen nu staan te trappelen om hun deel van deze gebiedsopgave in te vullen, is logisch. Maar het unieke onderhandelingsresultaat uit de lange voorfase bewijst wel degelijk de kracht van publiek-publieke samenwerking.
Gebiedsopgaven Een van de cruciale voorwaarden in het pakket van gebiedsopgaven is de verplaatsing van Caldic. Dit chemiebedrijf, gevestigd in Zevenbergen op een zes hectare groot terrein nabij woonbebouwing en het centrum, maakt onder andere een product met de naam formaldehyde, een chemische stof bedoeld als bouwstof voor spaanplaten en textiel. In het gebied van het te verplaatsen chemiebedrijf heeft de
november 2009 42
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:42
11/9/2009 8:53:42 PM
hier booming business. Nederlands vierde haven heeft een strategische ligging aan diep water, in het hart van de Rijn-Scheldedelta en is goed ontsloten. Moerdijk MeerMogelijk leunt naast de ontwikkeling van het nieuwe logistiek park aan de A16 en A17 voor een groot deel op het verdichten van het haventerrein. Daarmee werd tegemoetgekomen aan de kritiek die er was op het eerdere plan voor Moerdijkse Hoek. Eerst verdichten, dan eventueel pas uitbreiden. De verdichtingsopgave bedraagt 250 ha netto. Daarvoor is eerder dit jaar de aangehouden reserve van Shell Moerdijk teruggekocht door het havenschap. Toch is Udo Uiterwijk, directeur van het Havenschap Moerdijk, beducht voor oneigenlijk gebruik van de ‘schuifruimte’ die het haventerrein biedt. ‘We hebben hier een unieke plek met ruimte voor bedrijvigheid die maar op een paar plekken in het land terechtkan en ook niet overal wil zitten.’ Hij voorziet dat beide mainports Rotterdam en Antwerpen Moerdijk als ‘extended gate’ gaan gebruiken. Het steekt Uiterwijk dat de haven van Moerdijk in de aanloop naar het bestuursakkoord ‘geen adequate rol’ heeft mogen spelen. ‘Ontwikkelen van haven- en industriegebied is onze corebusiness. Voor ons is LPM niets anders dan een uitbreiding van onze winkel. We hebben al een Trade Park West; dit wordt Trade Park Oost. We dulden geen andere partijen, die naast ons bedrijventerrein gaan ontwikkelen’, stelt de directeur van het havenschap, waarin de gemeente Moerdijk en de provincie Noord-Brabant allebei voor vijftig procent participeren. Die
kans is er omdat de provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk niet tijdig voorkeursrecht op de gronden voor het logistiek park hebben gevestigd. Zo’n negentig ha is in handen van het Rijks Vastgoed- en OntwikkelingsBedrijf (RVOB). Een deel is verworven door ontwikkelaars in de tijd dat de plannen voor Moerdijkse Hoek speelden. De provincie kon toen niet de Wvg toepassen, de gemeente deed dat wel, maar trok dat later in toen ze onvoorwaardelijk tegen was. Udo Uiterwijk twijfelt aan de financiële onderbouwing neergelegd in de businesscase LPM. ‘Exploitatieresultaten uit het LPM zijn eigenlijk op voorhand nodig om andere projecten haalbaar te maken. De ontwikkeling van dit park, sowieso geen sinecure, wordt daarmee extra belast met een forse hypotheek.’ Daar stapt volgens Uiterwijk ook geen marktpartij bij het volle verstand in. Wethouder Ada Grootenboer heeft er juist het volste vertrouwen in. ‘We zullen een stuk moeten voorfinancieren. Dat zal niet gemakkelijk zijn in deze tijd. Een gelukkige bijkomstigheid is wel weer wel dat negentig ha in handen is van Domeinen, die de gronden tegen agrarische waarde heeft verworven. Die brengen we in als industriegrond. De meerwaarde is al een behoorlijke som geld, waarmee we aan de gang kunnen.’ é Marcel Bayer
gemeente een plan voor ogen met als doel een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te realiseren.
ontwikkelen met grote potentie gelet op de strategische ligging aan de A16 op de as tussen Rotterdam en Antwerpen.
Naast het Logistiek Park en de Noordrand is het Waterfront Moerdijk een ander hoofdproject in de plannen voor Moerdijk MeerMogelijk. Dit in het verleden bedreigde dorp kan een leefbaarheidsimpuls goed gebruiken. Het haventje is verloederd en wordt gekenmerkt door bedrijven met een beperkte aantrekkingskracht. Door het verplaatsen van deze bedrijven en het realiseren van woningbouw en recreatieve watergebonden voorzieningen moet het Waterfront een levendig gebied worden met veel uitstraling.
Winst
Naast deze drie financieel gekoppelde hoofdprojecten heeft de gemeente nog zes projecten die financieel uitvoerbaar blijken te zijn en alle deel uitmaken van Moerdijk MeerMogelijk. De businesscase uit het haalbaarheidsonderzoek blijkt in juli 2009 sluitend. Een van die zes projecten is de herontwikkeling van het stationsgebied Lage Zwaluwe. Nu ligt het station nabij de Moerdijkbrug er kaal en winderig bij. De omgeving krijgt een nieuwe bedrijfsmatige bestemming. Bijna 24 hectare is er aan ruimte beschikbaar om een businesspark te
In totaal zal een gebied van meer dan 250 hectare in de gemeente Moerdijk een andere bestemming krijgen in een periode van bijna twintig jaar. Een mega-uitdaging. Uiteraard zal de toekomst leren wat er van de gebiedsontwikkeling uiteindelijk terechtkomt. Pas in 2025 zal op z’n vroegst een antwoord op deze vraag aanwezig zijn. Duidelijk is dat de economische positie en het vestigingsklimaat voor (havengebonden) bedrijven verbeteren. Daarnaast kunnen recreatie, woningbouw en aanvullende voorzieningen een plek krijgen op verloederde plekken. Tastbare winst voor alle inwoners van de gemeente. Al met al een project wat prominent in de etalage is gezet en door velen met buitengewone interesse gevolgd zal worden. Michel Simons is projectleider gebiedsontwikkeling bij Eiffel en werkte ruim een jaar mee als projectleider van een aantal deelprojecten aan het haalbaarheidsonderzoek Moerdijk MeerMogelijk.
november 2009 43
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:43
11/9/2009 8:53:43 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Klimaatverandering en Luchtkwaliteit: Megacity’s in 2050 Het klimaat verandert en de oorzaak daarvan is steeds minder een punt van discussie. In de – nabije – toekomst zullen we rekening moeten houden met een verdere stijging van de temperatuur, met meer hittegolven, drogere zomers en nattere winters, het vaker optreden van extreme weersituaties. Wisselende meteorologische omstandigheden beïnvloeden de concentraties van luchtverontreiniging, zoals fijn stof, NO2 en troposferisch ozon. Stabiel weer met geringe windsnelheden, in met name de winter, leidt tot hoge fijnstofconcentraties: wintersmog. Hoge temperaturen, weinig bewolking, en in Nederland en omgeving oostelijke wind, leiden tot verhoogde ozonconcentraties: zomersmog. De Europese normen voor fijnstof en ozon worden in grote delen van Europa en ook in Nederland overschreden. Het beleid doet er veel aan om deze overschrijdingen in de toekomst te verminderen door het terugdringen van de emissies. Echter, zoals gezegd, de meteorologische situatie heeft een
VVM Agenda Hoger op de agenda, Deel 1: De biodiversiteit draait door donderdag 5 november (14.00-16.30) Kraaybeekerhof, Driebergen Vervolgcursus emissies naar lucht vrijdag 13 november (9.00-16.30) Amersfoort en IJmuiden
grote invloed op de luchtkwaliteit. Bij verschillende Europese instituten wordt dan ook onderzoek verricht om klimaatmodellen die toekomstig klimaat berekenen te koppelen met luchtkwaliteitsmodellen. In Nederland is het regionale klimaat model RACMO van het KNMI recent gekoppeld met het luchtkwaliteitsmodel LOTOS-EUROS van TNO/RIVM. Berekeningen voor het klimaat in 2040-2050 laten, uitgaande van de huidige emissies, een duidelijke toename zien in de concentraties van fijnstof, circa twintig procent, en van ozon van circa vijftien procent. Deze – voorlopige – resultaten zijn van belang voor de ruimtelijke inrichting van bv de Randstad in de toekomst. Er is alle reden om in de scenario’s voor adaptatie van de Randstad, onze Nederlands Megacity, aan de toekomstige klimaatsituatie, met betrekking tot water, hitte (het hitte-eilandeffect), ook luchtkwaliteit te betrekken. In het EU-project Megapoli wordt de invloed van Megacity’s in Europa, maar
ook daarbuiten, onderzocht ten aanzien van hun effect op klimaatverandering, en op luchtkwaliteit. In Berlijn loopt een groot onderzoeksprogramma ‘Milieu-Centre for Urban Earth System Studies’. Zo wordt op diverse plekken gewerkt aan onderzoek naar stedelijke ontwikkelingen waarbij klimaatverandering en milieu-aspecten, waaronder luchtkwaliteit, op een geïntegreerde manier worden meegenomen. Recente klimaatberekeningen bij Caltech en JRC-Ispra laten zien dat de reductie van fijnstofconcentraties ten gevolge van luchtkwaliteitsbeleid zal leiden tot een extra stijging van de temperatuur; fijnstof koelt namelijk de atmosfeer. Opnieuw een voorbeeld van de sterke wisselwerking tussen klimaatverandering en luchtkwaliteit. é Peter Builtjes
(peter.builtjes@tno.nl), Joop van Ham, Sander Teeuwisse, Sectie Luchtkwaliteit en Klimaatverandering
Bezoek voor meer informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info
Consequenties van de ‘Modernisering m.e.r.’ voor de praktijk woensdag 18 november (13.00-18.00) Regardz, Eenhoorn, Amersfoort Exchange Klimaatverandering en klimaatbeleid vrijdag 20 november Educatorium Utrecht
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch Tel. 073-621 59 85 Fax 073-621 69 85 E-mail bureau@vvm.info Website www.vvm.info
november 2009 44
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:44
11/9/2009 8:53:43 PM
Agenda
Congressen 5e ROM Jaarcongres: Slim ontwikkelen ’s Ochtends een vaartocht langs diverse interessante ruimtelijke ontwikkelingsprojecten in Rotterdam en omgeving en ’s middags een keuze uit kennis- en verdiepingssessies. Datum: 17 november Plaats: Delta Hotel, Vlaardingen Informatie: www.elseviercongressen.nl/rom Internationaal Gebiedsontwikkeling Congres Datum: 1 december Plaats: Hembrugterrein, Zaanstad Informatie: www.internationaalgebiedsontwikkelingcongres.nl
Cursus/studiedag Ruimtelijk bestuursrecht Voor ro-juristen en advocaten Datum: 10 en 11 november, 1 en 2 december Plaats: Meeting Plaza, Utrecht Informatie: www.sbo.nl/ro Dag van de ruimtelijke kwaliteit Datum: 12 november Plaats: Theater Odeon, Zwolle Informatie: www.atelieroverijssel.nl Noordanus 2.0: innovaties Inspiratie voor uw bedrijventerreinen Datum: 26 november Plaats: Caballero Fabriek, Den Haag Informatie: www.stec.nl
RO snippers
Gemeenten onbekend met duurzaamheidslening De meeste Nederlandse gemeenten kennen de duurzaamheidsleningen niet. Terwijl deze juist de mogelijkheid bieden om de duurzaamheidsdoelstellingen van 2020 te behalen.
S
timuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) biedt Nederlandse gemeenten en provincies duurzaamheidsleningen aan. Huiseigenaren maken, door middel van deze leningen tegen een lage rente, duurzame, vaak energiebesparende aanpassingen in en aan hun woning. Volgens Richard Luigjes, hoofd verkoop en communicatie van SVn, kunnen gemeenten op een goede manier profiteren van de duurzaamheidslening. ‘De particuliere woningvoorraad is verantwoordelijk voor 35% van alle CO2-uitstoot in Nederland. Het Meer Met Minder-convenant, opgesteld door het Rijk, stelt dat tot en met 2011 minimaal een half miljoen huizen ten minste 30% energiezuiniger moet worden’.
Snel terugverdiend Groot voordeel voor gemeenten is dat de risico’s voor de lening nihil zijn omdat de rente steeds terugvloeit in het fonds dat hierdoor continu financieel wordt aangevuld. De duurzaamheidslening is hiermee een actief instrument dat gemeenten kunnen blijven inzetten om een twee procent energiebesparing jaarlijks te realiseren.
De duurzaamheidslening biedt woningeigenaren twee belangrijke voordelen. De rente is lager dan de marktrente en de energierekening valt lager uit.
Werkwijze Gemeenten die de duurzaamheidslening willen aanbieden, openen bij SVn een zogenaamd Duurzaamheidsfonds. Uit dit fonds verstrekt SVn namens gemeenten de duurzaamheidsleningen. Het fonds bij SVn is en blijft eigendom van de gemeente. De gemeente bepaalt de doelgroep(en) van de regeling en aan welke eisen zij en/of hun woningen moeten voldoen. Daarnaast selecteert de gemeente zelf de maatregelen die de woningeigenaar met de duurzaamheidslening kan financieren.
no n nove november ovveemb mber er 2 2009 00 0 09 09 45 4 5
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:45
11/9/2009 8:53:43 PM
RO snippers
Rommers Tijl: nieuwe directeur Dienst Ruimtelijke Ordening, Amsterdam Hans Tijl begint op 1 H n november als directeur v de Dienst Ruimtevan li Ordening (DRO) lijke v de gemeente van A Amsterdam. Hij volgt d daarmee Klaas de Boer op. Tijl (Nieuwe Tonge, 1961) is sinds 2003 adjunct-directeur van het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam. Daar is hij de afgelopen jaren verantwoordelijk geweest voor onder andere Projecten, Bedrijfsvoering en Financiën. Hij is sinds april 2007 ook
voorzitter van het International Network of E-Communities (INEC). Tijl studeerde politicologie en bestuurskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Piek en Van der Sanden: nieuwe divisiedirecteuren Royal s Haskoning H Ir. Ir Auke Piek (1972) en ir. Anton van der Sanden A (1967) worden benoemd (1 tot to respectievelijk Divisie Directeur Industrial Industria Concepts en Divisie Directeur Process Industry & Energy per 1 november 2009. Met deze benoeming treden beiden toe tot de Management Council van Royal Haskoning.
Piek kwam in 2006 in dienst bij Royal Haskoning als adviesgroephoofd Industriële Installaties. Begin 2009 werd hij benoemd tot businessgroep manager Industriële Installaties, Engineering & Consultancy. Van V der Sanden kwam in 1994 in dienst bij Royal Haskoning als R agrarisch econoom. Hij a was w onder andere Adviesgroephoofd A ‘Materials handling & ‘M Processing Technology’ (2002) en Industriële Installaties (2004) en in 2006 werd hij benoemd als businessgroep manager ‘Dordtse Engineering’.
Succesvolle start HSL-Zuid Madurodam Bleiswijk, de kruising A4 bij Hoogmade, een open tunnelbak en de ingang naar de boortunnel Groene Hart.
Foto: DHV/Erik van der Horst
Voorafgaand aan de feestelijke start organiseerden de initiatiefnemers van de mini-HSL (DHV en Movares) op Madurodam het symposium ‘Groot denken in een kleine wereld’. Johan van den Elzen, directievoorzitter Movares, opende het symposium: ‘We kunnen trots zijn op wat we gepresteerd hebben. Grote projecten blijven ook in de toekomst belangrijk voor Nederland en daarbuiten want het zijn aanjagers voor kennisontwikkeling en innovatie.’
Fe esteli jke star t van de mini-HSL op Madurod am door Jeltje van Nieuwenhoven en Pe ter Verd a a s d o n k ( d i re c te u r M a d u ro d a m ) .
Op 8 oktober lanceerde Jeltje van Nieuwenhoven onder grote belangstelling de mini-HSL-Zuid op Madurodam. Het
minitracé heeft een lengte van 150 meter en bevat markante elementen als de brug over het Hollandsch Diep, het spoorviaduct bij
Het symposium werd afgesloten door Piet Besselink, vicevoorzitter Raad van Bestuur DHV: ‘Onze opgave voor de komende jaren wordt een effectiever planproces te bedenken. Waarbij de overheid niet meer als monopolist acteert maar meer als partner in samenwerkende coalities. En waarbij de ontwerpende en uitvoerende partijen de gebiedsgerichte opgave integraal waarmaken.’
november 2009 46
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:46
11/9/2009 8:53:46 PM
RO snippers
Aanbevolen lectuur Redactie: Robbert Coops (RCoops@schuttelaar.nl)
Rijkshuisvesting in stedelijk gebied
bestaande samenwerkingsvormen drastisch
naar de handelingslogica van publieke managers
vernieuwd moeten worden. Daar is transitiema-
die wars zijn van heersende modes. Zij blijken
Fred van der Veen, oud-directeur generaal van
nagement (met
de Rijksgebouwendienst, overleed eind 2005. De
kernbegrippen als
te passen. Dat
tijd werd hem niet gegund zijn proefschrift af te
co-creatie, ontwik-
gebeurt in ieder
ronden en te verdedigen. Het wetenschappelijk
keling en zelfor-
geval in het
materiaal dat hij daarvoor verzamelde werd door
ganisatie) voor
milieubeleid.
Wim Bremer, Luit Tabak, Yap Hong Seng en Jorn
nodig. Hardnek-
Zowel in ons land
van der Veen bewerkt en alsnog uitgegeven.
kige vraagstukken
als in omringende
‘Steden in verandering’ gaat uit van de rol van de
kenmerken zich
landen blijkt
Rgd bij gebiedsontwikkeling.
immers door
dat succesvolle
Geconstateerd wordt dat die rol tot nu toe verschil-
afwezigheid van
ambtenaren
lend is ingevuld (regelgever, regisseur, financier,
consensus over
en bestuurders
investeerder in vastgoed), maar ook dat de uitkom-
de aard en de
verschillende
oplossing van het
bestuursstijlen
sten van de interventies of participaties van deze
op maat gesneden governance-combinaties toe
rijksdienst onderling verschillen. Dat komt omdat
probleem, terwijl de samenleving echt dringend
er sprake is van een complexe ‘belangenconstel-
behoefte heeft aan structurele, lange termijn
latie’. Het belang van de klant/gebruiker, van een
oplossingen op terreinen als energie, milieu of
blijken bewust of onbewust aan ‘metagover-
overheidsinstelling die niet teveel wil betalen en
ruimte.
nance’ te doen, hetgeen een helicopterview
van de rijksoverheid die via rijkshuisvesting een
Zo zouden ruimtelijke plannen veel sterker dan
veronderstelt. Zij kennen de relevante omgeving
impuls wil geven aan stedelijke ontwikkeling.
tot nu toe moeten uitgaan van kwaliteit boven
en passen specifieke strategieën toe; ze kennen
‘De Rgd moet deze soms tegenstrijdige belangen
geldelijk gewin (op korte termijn). ‘Indien het
hun beperkingen, maar zijn bereid de grenzen
afwegen ten overstaan van de vaak gecompliceerde
besef doordringt dat het bij dit soort processen
van hun beslissingsruimte op te zoeken.
arena waarin gebiedsontwikkeling zich afspeelt’.
draait om waarde. Bedenk dat bij een gemiddeld
Meuleman, directeur van de Raad voor Ruimte-
De beschreven cases – Het Paleiskwartier in Den
project 70 procent van de levensduurkosten
lijk, Milieu- en Natuuronderzoek, bepleit in zijn
Bosch waar een nieuwe rechtbank kwam, de Kop
bestaat uit onderhoud en beheer. Het richten
proefschrift deze aanpak selectief toe te passen
van Zuid in Rotterdam, waar een douanekantoor
van alle aandacht op de aanlegfase is uit het
bij beleidsprocessen, organisatieveranderingen
en een rechtbank verschenen en de Utrechtse
oogpunt van waardebehoud en waardecreatie
en onderzoek.
Catharijnesingel waar een gerechtsgebouw
een verkeerde focus. Platweg gezegd: we pakken
De hiërarchische aanpak die oorspronkelijk
werd gebouwd – bevestigen dat de toegevoegde
de projecten verkeerd aan omdat onze tijdshori-
door de overheid werd ingezet lijkt nu weliswaar
waarde van de Rgd in ieder geval heeft geleid tot
zon te kort is’.
minder populair, maar levert in sommige resulta-
een lagere huisvestingsprijs. Maar daar is niet
Willem Verbaan, vroeger als econoom werkzaam
ten wel degelijk de beste resultaten. Door wetten
mee gezegd, dat de stedelijke ontwikkeling in
bij het Ministerie van VROM en sociologe
op te stellen, te communiceren en te handhaven
kwalitatieve zin positief kon worden beïnvloed.
Getrud Blauwhof beschrijven in hun boek niet
kan immers veel bereikt worden. De wat meer
Eigenlijk blijkt in dat opzicht alleen de Kop van
alleen overtuigend hoe de milieu- en financiële
populaire netwerk- en de marktwerkingaanpak
Zuid, een sleutelproject! – geslaagd te zijn. Het
crises ontstaan en onderling verweven zijn,
gaan uit van consensusvorming en coproduc-
Paleiskwartier en de Catharijnesingel zijn nu dure
maar geven ook aan hoe juist nu de kans bestaat
tie respectievelijk zelfregulering, maar bij het
kantoorwijken geworden zonder veel dynamiek
een economie te stichten die gebaseerd is op
ontbreken van wettelijke normen dreigen die
en zonder de (culturele) voorzieningen die zorgen
duurzaamheid en gemeenschapszin.
bestuursstijlen vaak te stagneren. Het oeverloze
voor levendigheid en sociale veiligheid.
slim weten te combineren. Zij
gepolder, zoals over de open ruimte, levert bij G E T RU D B L AU W HOF E N W I L L E M V E R B A A N ( 2 0 0 9 ) :
gebrek aan harde randvoorwaarden vooraf,
F R E D VA N DE R V E E N ( 2 0 0 8 ) : S T E DE N I N V E R A N DE -
WOLK777: OV E R CR I S I S , K R IMP E N DUUR ZA A MHE ID ,
weinig resultaat op.
R ING; DE ROL VA N HE T R IJK S VA S TGOEDBEDR IJF
U I T G E V E R I J B L AU W DRUK , WAG E N I N G E N , I S B N
B I J B I N N E N S T E DE L I J K E G E B I E D S ON T W I K K E L I N G ,
978-90-75271-28-7, 180 BLZ .
L O U I S M E U L E M A N ( 2 0 0 8 ) : P U B L IC M A N AG E M E N T A N D T H E M E TAG OV E R N A N C E OF H I E R A R C H I E S ,
R I J K S G E B O U W E N DI E N S T, DE N H A AG , 1 7 3 B L Z .
NE T WOR K S A ND M A R K E T S; T HE F E A SIBIL I T Y OF
Money makes the world go round
Eigen stijl
DE SIGNING A ND M A NAGING GOV E RNA NC E S T YL E
Bestaat er zoiets als de ideale managementstijl?
C O M B I N AT ION S , P H Y S IC A - V E R L AG , H E I DE L B E R G ,
En als die al bestaat gaat die ook op voor publieke
I SBN 978-307908-2053-9, 400 BLZ .
Om innovaties met het oog op een duurzame
organisaties? Wat zijn de ervaringen, condities,
toekomst te kunnen realiseren zullen ook de
voor- of nadelen? Louis Meuleman ging op zoek
é Robbert Coops
november 2009 47
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:47
11/9/2009 8:53:52 PM
In december
Colofon
Ruimtelijk bekeken
Jaargang 27 nr. 11 november 2009
Terug naar de groentetuin van de stad In de omgeving van de grote steden staat de voedselproductie voor de stadsbevolking ineens weer op de agenda. In het kader van de duurzaamheid en betaalbaarheid. In oktober vond de eerste European Sustainable Food Planning Conference plaats: een bijeenkomst van/ voor onderzoekers, beleidsmakers en stedelijke planners om informatie uit te wisselen over de rol van voedsel in stedelijke/regionale planning en om te werken aan een ‘food planning agenda’.
ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.
Trend
De Stad van de Toekomst Bereikbaarheid Hoe kun je steden in de toekomst bereikbaar en (economisch) gezond houden? Die vraag staat centraal in het hoofdverhaal over de rol van stedelijke mobiliteit in de Stad van de Toekomst. Op dit moment zorgt de onophoudelijke groei van het autoverkeer voor het dichtslibben van de ruimte en groeiende klachten over geluidsoverlast en luchtvervuiling. Vaak zit de capaciteit van het openbaar vervoer ook aan zijn tax. Er zijn slimme oplossingen nodig om beide vervoerssystemen beter te laten functioneren.
Praktijkdossier
Stadsverwerven, Dordrecht DHV heeft samen met Enno Zuidema Stedebouw de EO Wijersprijsvraag gewonnen met een visie op de Deltapoort: de Drechtsteden en omgeving, zeg maar. Water speelt daar een belangrijke rol in, maar het gaat ook om herstructurering van Dordtse wijken, infrastructuur, bestuurlijke samenwerking. Ondertussen presenteert Dordrecht het ambitieuze project Stadswerven.
Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen Uitgever Onno Dekker Website www.romagazine.nl
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in december. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
november 2009 48
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:48
11/9/2009 8:53:54 PM
JUNI
+WART
DSONTW LE GEBIE INTEGRA NE OVER ZI A G A AALM
G IKKELIN
Kust e n kade
4HEMA G N I V BELE
RA (ET EXT R A A N /P ZOEK INEN GEBAAR E DE 2OM
leven in ar hele een ont al ha stad er (58 ) wo eft haar Ingeb org kort he ht op de d. Sinds s uit zic Helmon Ingeb org Zie . is bij beleven a. gin achterpa
Beste Business-to-Business magazine 2009 NAW is door de vakjury van Best of Customer Media gekozen als beste bedrijfsmagazine van Nederland. Nog geen abonnement op dit bekroonde blad over gebiedsontwikkeling? Ga naar www.naw.nl en abonneer je nu gratis!
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:49
11/9/2009 8:53:54 PM
Leven in de delta
Veiligheid is een belangrijk onderwerp in Nederland. We moeten het hoofd bieden aan de dreiging van overstromingen vanuit zee en vanuit de rivieren. Veiligheidsvraagstukken pakken we op een integrale manier aan. Een uitgekiende combinatie van maatregelen geeft duurzamer, leefbaarder en vaak voordeliger oplossingen. Deltares biedt innovatieve oplossingen voor water- en ondergrondvraagstukken. Innovaties die nodig zijn om deltagebieden leefbaar te houden.
Kennisinstituut Deltares staat voor een goede balans tussen advies en onderzoek, nationaal en internationaal. Met ruim 900 medewerkers zijn we actief in die gebieden waar de economische en bevolkingsdruk groot is en waar behoefte bestaat om de boven- en ondergrondse ruimte en hulpbronnen multifunctioneel en intensief te benutten
www.deltares.nl | info@deltares.nl | 015 2858585
22842-8_ROM_1109.indd Sec3:50
11/9/2009 8:53:54 PM