Ruimte in beheer
Lees verder
++ Praktijk Wro: inpassingsplan ++ Beste locaties voor verstedelijking ++ Effectiviteit van m.e.r.
7/8 juli/augustus 2009   www.romagazine.nl
d w u e ! i a n r m e V am r g o pr
terd s i u l n ge en! e b b he ens j w i W uw naar
5E ROM JAARCONGRES
Reserveer in uw agenda!
Slim ontwikkelen
regelgeving, innovatie, leren
7 oktober 2009 | Rotterdam
Een gratis abonnement op ROmagazine‌‌ iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen of organisaties op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009 gratis ontvangen.
Stuur het formulier naar: Reed Business bv
Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen
t.a.v. Marketing Overheid Antwoordnummer 11725
in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en
1000 RA Amsterdam
biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling.
(Postzegel niet nodig)
# Naam Voorletters
q M qV Tussenvoegsel
Functie Bedrijf Adres Postcode
Nr Plaats
Telefoonnummer E-mail Relatienummer* Datum *
Handtekening
Heeft u al een betaald abonnement, vul uw relatienummer in, dan wordt uw abonnement automatisch omgezet.
www.romagazine.nl
Redactioneel
Inhoud
Verknopen Utrecht is een interessante testcase aan het worden waar het gaat om het verknopen van RO en verkeersbeleid. De ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM, provincie, gemeenten en tal van maatschappelijke organisaties betrekken de stellingen rond het thema van de bereikbaarheid en de doorstroming op de snelwegen. Zowel bij het verkeersknooppunt Hoevelaken als rond de stad Utrecht loopt het verkeer dagelijks vast. Terwijl de beleidsmakers op het ene ministerie de mond vol hebben over ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, gebiedsontwikkeling en integraal denken, gaan ze op het andere vrolijk verder op de beproefde weg: verkeersknelpunten los je op met aanpassingen in het wegennet. In de praktijk staat dat voor: meer asfalt, meer auto’s, desnoods dwars door waardevol landschap en bosrijke gebieden . De eerste ruwe schetsen voor nieuwe wegen rond de grote Utrechtse steden hebben vooral het effect gehad dat de tegenstanders van meer asfalt op alle fronten de gelederen hebben gesloten. Niet zo slim dus van Eurlings en zijn Rijkswaterstaat. De Tweede Kamer dwong de verkeersminister begin juli om het alternatief van onder meer de Utrechtse natuur- en milieufederatie mee te nemen in de Milieueffectrapportage (MER) Ring Utrecht. Dat alternatief ‘Kracht van Utrecht’ beschrijft hoe het autoverkeer is terug te dringen met een samenhangend beleid voor de verbetering van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Extra asfalt is niet nodig als 1 op de 7 automobilisten in de regio niet meer in de spits gaat rijden. In dit nummer een bijdrage van de VROM-raad over het advies om de beleidsterreinen RO en verkeer veel beter aan te laten sluiten. Vooral in de regio Utrecht zijn in dat opzicht grote kansen gemist. Door de netwerken beter te verknopen is de verkeersdruk sterk te verminderen, hoeven er geen nieuwe wegen bij te komen en neemt de leefbaarheid toe. Een uitdagend perspectief. ÏÏMarcel Bayer, hoofdredacteur
4
10 Water stuurt RO De financiering van maatregelen uit het Nationaal Waterplan hapert nog
12 Wro in de praktijk ‘Je werkt met inpassingsplan vanzelf veel oplossingsgerichter’
15 Interview: Marcel Houtzager & Jan van Groenendael
18 Hoe de zeekraal komt naar Holwerd
Een drukbezochte brainstormsessie als v liegende start van de aanloop naar het Nationale Actieplan Bevolkingsdaling
22 Publieke Ruimte: beheer en belang dichter bij elkaar
32 Opnieuw leren knopen Beter bereikbare ontwikkellocaties voor wonen en werken
35 Effectiviteit m.e.r. bij ruimtelijke plannen verder ondermijnd
De m.e.r. procedures worden vereenvoudigd, maar schieten ernstig tekort bij de toepassing in ruimtelijke plannen.
38 Spiegeldag Habiforum Reeks artikelen in het kader van de afsluiting van kenniscentrum Habiforum (4)
40 Dossier verstedelijking Zoeken naar nieuwe woon- en werklocaties
46
juli/augustus 2009 2
RO M² - AMvB Ruimte: planologisch korset - Smallingerland krijgt eerste wiki-wijk - IJzeren Rijn, voorlopig niet - ‘Laat RO bij provincies’ - Archeologie als ontwikkelkracht - Column: De Verwondering
RO-snippers Agenda, recensies
pag.
22
Trend
pag.
15
Interview
pag.
40
Praktijk
Publieke Ruimte: beheer en belang dichter bij elkaar
Natuurdatabank verhoogt kwaliteit en versnelt ruimtelijke plannen
Zoeken naar nieuwe woonen werklocaties
In een onlangs gepresenteerd advies vraagt de VROM-raad aandacht voor de kwaliteit van de publieke ruimte. Om deze kwaliteit op peil te houden moeten Rijk, gemeenten, corporaties en private partijen een actieve strategie voeren voor de publieke ruimte. Voor veel Nederlanders is de verschraling van de publieke ruimte een reden tot zorg. De VROM-raad deelt deze zorg en wil met een advies aandacht vragen voor de kwaliteit van de publieke ruimte. Het belang van een goede publieke ruimte is groot: het draagt bij aan de leefbaarheid en de kwaliteit van steden en landschappen. Andersom geldt dat er een risico bestaat van een negatieve spiraal als de publieke ruimte níet ‘schoon, heel en veilig’ is. Juist in een tijd waarin sprake is van een teruglopende waarde van het vastgoed, levert investeren in de publieke ruimte een bijdrage aan de instandhouding van de kwaliteit van steden en landschap.
De negen gemeenten van de regio Haaglanden hebben als eerste een abonnement op de Nationale Databank Flora en Fauna. Daar zitten nu al 4 miljoen gegevens in; van waarnemingen van natuurverenigingen tot uitgebreide inventarisaties van overheden en natuurbeheerders. ‘Voorheen lagen veel daarvan in de la, nu zijn ze op een gemakkelijke wijze raadpleegbaar. Al die gegevens bij elkaar geven een goed beeld van waar de dieren en planten zitten.’ Regiobestuurder Marcel Houtzager ziet het als voorwaarde en kans om de ruimtelijke ambities in Haaglanden te realiseren.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in beeld gebracht waar het Rijksbeleid ruimte biedt voor nieuwe woon- en werklocaties. De Randstad blijkt nog maar weinig gebieden te hebben zonder beleids categorieën die randvoorwaarden stellen aan verstedelijking. Alleen de Bollenstreek en Almere bieden nog flink de ruimte. Elders in het land zijn meer bouwmoge lijkheden buiten de stad. Het toenmalige Milieu- en Natuurplan bureau – dat in mei 2008 met het Ruimtelijk Planbureau is samengevoegd tot het Planbureau voor de Leefomgeving – heeft in 2007 het rapport ‘Nederland Later’ uitgebracht. Dit verkent ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland voor de langere termijn (2040). Tijdens presentaties bleek bij beleidsmakers behoefte aan meer inzicht in de mate waarin beleidscategorieën randvoorwaarden stellen aan verstedelijking. Dit artikel laat, gegeven het Rijksbeleid, zien waar zoekruimte is voor nieuwe uitleglocaties voor wonen en werken.
juli/augustus 2009 3
RO
Reverse archeology ziet archeologie als product. Niks geen nutteloos onderzoek meer achteraf, maar vooraf bepalen hoe je het bijzondere erfgoed kunt gebruiken om plekken interessanter en waardevoller te maken. Madurodam was de locatie voor een druk bezocht congres en een levendige discussie over de waarde van archeologie.
In veel gevallen is archeologisch onderzoek bij bouwprojecten een verplicht nummer, dat de werkzaamheden vertraagt, kostbaar is en een dik onderzoeksrapport oplevert, dat slechts voor een handvol academici interessant is. Waarom doen we het dan? Omdat het moet volgens de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg. ‘Op zich is er met die wet niets mis’, maakt Boudewijn
B ron: T he M i ssi ng L i nk
Archeologie als ontwikkelkracht
T i jdens he t con g re s wa s e r e e n fe e s te l i j ke ‘ont h u l l i n g ’ va n e e n m i n i at u u r ve rs ie va n he t R ome i n s e s ch i p d at e en pa ar j a ar ge le de n i n L e id s che R i j n we rd o p ge g rave n .
Burgers helpen bij ontwerp nieuwe wijk Iedereen mag op www.wijbouweneenwijk.nl meedenken over de inrichting van een nieuwe wijk in de gemeente Smallingerland. De gemeente wil op deze manier het proces omkeren: niet meer een bestemmingsplan presenteren en dan pas horen wat belanghebbenden daarvan vinden, maar eerst ideëen inventariseren en daarmee het plan maken. Op de website, die 2 oktober vorig jaar van start ging, dachten mensen mee over het ontwerp van de nieuwe wijk. Men kon er discussiëren en in een wiki meeschrijven aan de plannen. Dat was zo succesvol, dat de gemeente deze fase pas eind maart afsloot in plaats van in januari, zoals gepland. Paul Lansen, hoofd communicatie van de gemeente Smallingerland, zegt dat er veel is geopperd ‘waarmee we iets kunnen’. Dat varieert van een paar concepten die na wat schaven een volwaardig stedenbouwkundig plan kunnen worden, tot aanbevelingen: ‘Zo
juli/augustus 2009 4
wees iemand ons erop dat er door dat gebied ooit een wandelpad heeft gelopen. Het zou mooi zijn als we dat in het nieuwe ontwerp kunnen opnemen.’ Deze fase is inmiddels afgesloten, de gemeente heeft nu een bureau geselecteerd dat het bestemmingsplan gaat maken en de site wordt aangepast voor de volgende fase. Lansen: ‘We willen dat dit plan stapsgewijs tot stand komt, waarbij in elke fase de tekeningen op de site worden gepubliceerd en mensen daarop kunnen reageren.’ Want het was niet alleen de bedoeling om goede ideeën te horen, maar ook om de ‘black box’ van beleidsvorming open te breken, zegt hij. Meer over de voortgang van dit bijzondere RO-proces in ROm nr. 10. ÏÏMarieke Vos
RO
Goudswaard, directeur van archeologisch adviesbureau The Missing Link uit Woerden, meteen duidelijk. ‘Gemeenten worden verplicht gesteld om in ieder geval aandacht te geven aan het historische bodemarchief en een archeologiebeleid te formuleren.’ Het laten opstellen van een archeologische waarden- en verwachtingenkaart voor het gemeentelijke grondgebied is het begin daarvan. Wat een gemeente zich daarna zou moeten afvragen, en ook zou moeten vastleggen, is op welke wijze ze dat archeo logische potentieel wil gebruiken, stelt Goudswaard. ‘Dat gebeurt bijna nergens. Zodat je bij bouwprojecten steeds weer dezelfde exercitie ziet: archeologisch onderzoek laten doen, rapportje laten maken, met in de meeste gevallen als resultaat dat er wat zaken worden opgegraven en in het gunstigste geval in het plaatselijke museum terecht komen.’ Volgens Goudswaard ‘niet alleen een gemiste kans; het leidt bovendien tot veel vertraging en wat veel vervelender is: archeologie wordt beschouwd als de zoveelste hindermacht bij gebiedsontwikkeling.’
Met het concept reverse archeology wil The Missing Link de waarde van archeologie voor locatie- en gebiedsontwikkeling centraal stellen. Eerst keuzes maken over wat je interessant vindt om eventueel verder te onderzoeken, te behouden en vooral: wat je met eventuele vondsten zou willen doen. Het zou ertoe kunnen leiden dat bepaalde vindlocaties gewoon worden omgeploegd, omdat ze niet interessant genoeg zijn. ‘En als er vanuit academisch oogpunt toch voor wordt gekozen om veel breder te onderzoeken, dan moeten zij ook de kosten maar betalen’, aldus Goudswaard. Ontwikkelaars zal het als muziek in de oren klinken. Zij draaien nu immers op voor de kosten volgens het principe ‘de verstoorder betaalt’. Voor gemeenten klinkt het ook aantrekkelijk, maar het is wel even wennen. Academische archeologen gruwen ervan. Ze verwijten Goudswaard ‘ordinair marktdenken’ en het te grabbel gooien van de wetenschappelijke principes. ÏÏMarcel Bayer
AMvB Ruimte: planologisch korset De ontwerp-AMvB Ruimte pakt zoals gevreesd uit als een planologisch korset. Gemeenten luiden de noodklok. ‘Voor ons is het nu vooral ‘Decentraal wat overblijft’, als Rijk en provincies hun beleid over ons hebben uitgestort.’ Op het eerste oog is de ontwerp-AMvB Ruimte een bundeling van bestaand beleid. Het begin juni verschenen deel 1 is namelijk de optelsom van verschillende PKB’s en de juli vorig jaar vastgestelde Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. Al zijn er critici die zich afvragen af of de PKB’s goed geborgd zijn. De ‘beleidsneutrale’ AMvB is tegelijkertijd een ‘krachtig instrument’, aldus minister Cramer in een begeleidend schrijven. De minister zet duidelijk de provincies als zetbaas in om de rijksbelangen, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de rijksbufferzones (die de groene ruimte moeten vrijwaren van elke bouwdrift), veilig te stellen door gemeenten in verordeningen
bij de les te houden. Zo is de verplichte SER-ladder nu een feit, dus mag een gemeente geen grond voor nieuwe bedrijvigheid meer uitgeven zolang oude locaties niet worden benut. En moet iedereen schrap staan voor het behoud van de negen snelwegpanorama’s. Ook de provincies, al zit Cramer over dit onderwerp nog met koepelorganisatie IPO om de tafel. Wethouder Simon Binnendijk van Alkmaar signaleert een verdere beperking van het gemeentelijke beleid. ‘Het eigen locatiebeleid voor bijvoorbeeld kantoren zal in het gedrang komen. En dit is de eerste tranche nog maar, er komt nog meer. Natuurlijk moet een en ander nog nader worden ingevuld, maar uitvoerings-
regels worden er nooit soepeler op.’ Uit de rijks-AMvB blijkt volgens Roelof Bleker, voorzitter van de commissie Ruimte en Wonen van de VNG en wethouder in Enschede, overduidelijk dat de ruimtelijke ordening in ons land niet langer met convenanten maar met het juridisch instrumentarium wordt gestuurd. ‘Dat betreuren wij ten zeerste. De AMvB is niet in lijn met het gedachtegoed van ‘Decentraal wat kan, centraal wat moet’. Voor ons is het nu vooral ‘Decentraal wat overblijft’, als Rijk en provincies hun beleid over ons hebben uitgestort.’ Ook Ger Driessen kan er niet over uit: ‘Hoe bedenken ze het. Het Rijk wil maar niet inzien dat het anders kan, en wel ruimtelijk beleid voeren in samenspraak met gemeenten, dus met convenanten en niet met een hele lading rompslomp en bureaucratie’, klaagt de Limburgse gedeputeerde die een ‘grote juridische toren’ opgetuigd ziet worden voor marginale situaties. ÏÏPieter van den Brand
juli/augustus 2009 5
RO
Advies: ‘Voorlopig geen IJzeren Rijn’ De goederenspoorlijn IJzeren Rijn moet voorlopig niet opnieuw in gebruik worden genomen. De kosten (536 miljoen) van de heropening van het tracé, dat deels door Noord-Limburg loopt, wegen namelijk niet op tegen de opbrengsten. Dat staat in een in mei uitgelekt advies van een commissie van onafhankelijke deskundigen. In opdracht van de Nederlandse en Belgische ministeries van Verkeer werd onderzoek gedaan naar vervoersprognoses, investeringen en opbrengsten van de spoorlijn, die Antwerpse haven met het Duitse Roergebied verbindt. De commissie wijst op de beperkte vervoerswaarde van de IJzeren Rijn
Foto: Josephine Dewaide
I n We er t ga at de s p o orli jn do or delen van de st ad.
juli/augustus 2009 6
– na aanpassing 72 goederentreinen per dag – terwijl ook de Montzenlijn beschikbaar is. Die verbinding loopt via Luik en de Voerstreek, net onder Zuid-Limburg, naar Duitsland. De Montzenlijn biedt ook op langere termijn voldoende capaciteit, aldus de commissie. Nadeel van de IJzeren Rijn is bovendien dat er alleen voor het milieu vervuilende diesellocs kunnen rijden. Elektrificatie kan, maar kost veel geld. Dat geldt ook voor de ondertunneling van het natuurgebied De Meinweg, bij Vlodrop. De verwachte overlast van de spoorlijn zowel voor de natuur als de bewoners in woonwijken van Weert hebben in Limburg tot veel protesten geleid. Al met al, vindt de commissie, is het verstandiger de beslissing over heropening
ten minste vijf jaar uit te stellen, ook al om te zien hoe het goederentransport vanuit Antwerpen zich ontwikkelt. Dat heeft het afgelopen jaar, mede onder invloed van de kredietcrisis, zware klappen gekregen, De Provincie Limburg reageert verheugd op het advies voor het uitstel. ‘De heringebruikneming is wat ons betreft niet nodig. De Belgen hebben dat afgedwongen.’ Ook in Weert is de reactie positief. Daar liggen stadsontwikkelingsplannen al tijden stil vanwege onduidelijkheid over de oude spoorlijn, die delen van de stad doorsnijdt. ÏÏLoek Kusiak
RO
‘Laat RO bij provincies’
Foto: Roel Dijkstra
Het rapport-Nijpels maakt geen eind aan de ongewisse status van de stadsregio’s. De discussie over hun bevoegdheden houdt aan. De stadsregio’s zijn een succes, stelt een door de VNG ingestelde onderzoekscommissie onder leiding van Ed Nijpels. Ze werken efficiënt en bewijzen hun meerwaarde vooral bij specifiek regionale uitdagingen, zoals innovatie in Twente, economisch beleid in Eindhoven of sociaal beleid in Parkstad Limburg. Het is een warm pleidooi voor het aanblijven van de acht Wgr-plus gebieden. Volgend jaar, vier jaar na hun instelling, beslist de Tweede Kamer of en hoe ze mogen doorgaan. De vraag is of de stadsregio’s over ruimtelijke ordening moeten gaan. Nijpels vindt van wel. Het schrappen van de wettelijke bevoegdheden van de stadsregio’s in de nieuwe Wro was ‘onvoldoende doordacht en daarmee onverstandig,’ aldus de oud-minister bij de presentatie tijdens het jaarcongres van de VNG. Het beeld dat de stadsregio’s bevoegdheden zijn kwijtgeraakt, klopt niet helemaal. Er was sprake van dat in de nieuwe Wro de samenwerking tussen gemeenten wettelijk verankerd zou worden, waarmee de stadsregio’s doorzettingsmacht zouden krijgen tegenover de aangesloten gemeenten. Op het laatste moment werd dat onderdeel geschrapt door de Tweede Kamer. Daardoor blijft het wringen in het middenbestuur. Na de mislukte poging om stadspro-
vincies te creëren en het afbrokkelen van het draagvlak voor gemeentelijke herindeling, is ‘maatwerk’ het devies geworden; iedereen doet waar hij goed in is, touwtrekkerij om bevoegdheden moet worden vermeden. De praktijk bewijst echter dat de competentiestrijd zeker niet voorbij is. ‘Doorzettingsmacht voor regionale belangen hoort thuis bij de provincies,’ zegt directeur Jan Ploeger van het IPO (Interprovinciaal Overleg). ‘Op dat punt verschil ik van mening met Nijpels. Als een gemeente weigert mee te werken aan ruimtelijke afspraken in stadsregionaal verband, dan zijn daar zwaarwegende redenen voor en zal de provincie de knoop moeten doorhakken.’ De vrees bij de provincies is dat er ‘provincievrije’ gebieden ontstaan als de stadsregio’s hun macht uitbreiden. Als voorbeeld noemt Ploeger het terugfluiten door Zuid-Holland van de gemeente Leiden toen die zich verzette tegen het tracé van de Rijn-Gouwelijn: ‘In een stadsregio Leiden was dat niet gebeurd en had het provinciaal belang het onderspit gedolven.’ De commissie-Nijpels noemt de Wgr-plus de enige geschikte vorm voor samenwerking in stadsregionaal verband. Daarmee is Ploeger het oneens: ‘De regio Groningen-Assen laat zien dat je heel goed samenwerking in
regionaal verband kunt organiseren zonder extra wettelijke bevoegdheden. Ook de Metropoolregio Amsterdam is een samenwerkingsverband aangegaan op een andere, grotere schaal dan de stadsregio. Die ‘plus’ is vooral aantrekkelijk omdat er rechtstreeks financiële middelen aan verbonden zijn. Maar op het gebied van openbaar vervoer zijn er in sommige regio’s nu al te veel aanbestedende overheden. Je moet oppassen voor een versnippering van structuren. Overal waar je nieuwe grenzen trekt, ontstaat een strijd om middelen en competenties.’ Wat Ploeger betreft worden volgend jaar niet alleen de bevoegdheden maar ook de grenzen van de stadsregio’s tegen het licht gehouden: ‘Oorspronkelijk waren de stadsregio’s bedoeld voor opgaven in grootstedelijke gebieden. Ik heb nooit begrepen waarom bijvoorbeeld half Over ijssel, met zijn vele landelijke gemeenten, daar onder moet vallen.’ ÏÏMartin de Jong
juli/augustus 2009 7
Nieuws uit Brussel
Onderzoek naar impact recessie op steden Het effect van de economische recessie op de grote Europese steden verschilt sterk van stad tot stad. Projecten op het gebied van stedelijke ontwikkeling zijn het hardst getroffen. In veel steden zijn lopende of geplande projecten gestopt of gewijzigd vanwege de crisis. Er zijn echter ook echter ook steden die als reactie op de crisis juist nieuwe projecten zijn opgestart. Dat blijkt uit de eerste resultaten van een onderzoek dat in het eerste kwartaal van 2009 is uitgevoerd door Eurocities.
Opvallend is dat veel steden die serieus te lijden hebben onder de financiële crisis, aangeven niet van plan zijn om gebruik te maken van beschikbare financiële herstelmiddelen van de EU. Dat heeft twee oorzaken. De eerste is het trage besluitvormingsproces, dat veel steden er toe heeft gedwongen elders op zoek te gaan naar directe en effectieve steun. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat veel steden niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden voor steun van de EU.
Daarbij gaat het onder meer om contante voorschotten in het kader van het Europese regionale ontwikkelingsfonds ERDF, ERDF-subsidies voor energiegerelateerde projecten, ruimere toepassing van staatssteun en een ruimer gebruik van Europese Structuurfonds. Op basis van de onderzoeksuitkomsten en reacties stelt Eurocities een actieplan op voor de aanpak van de noden van steden in verband met de financiële crisis. www.eurocities.eu
Steden werken samen aan beter beleid clustervorming
standaard deel uit maken van plannen voor stedelijke ontwikkeling. Op lokaal niveau is er behoefte aan geïntegreerde lange termijndoelstellingen en solide ruimtelijke ordening, waarin alle beleidsterreinen nauw samenwerken. Overleg en samenwerken op alle bestuursniveaus leidt tot betere, op maat gemaakte oplossingen. Tot die conclusie kwamen de meer dan honderd deelnemers aan het eind mei door het Comité van de Regio’s en het gemeentebestuur van het Roemeense Baia Mare georganiseerde seminar Milieu- en duurzaamheidstrategieën voor stedelijke heropleving. De deelnemers roepen de EU-lidstaten op om op nationaal niveau meer te doen voor de implementatie van het Leipzig Charter, waarin gepleit wordt voor een geïntegreerde aanpak om tot duurzame steden te komen. Daarbij moeten de lidstaten, aldus de deelnemers aan de studiebijeenkomst, in het bijzonder werken aan het ontwikkelen van praktische methoden en indicatoren waarmee de resultaten van die implementatie kunnen worden gemeten. Op de bijeenkomst in Roemenië werd verder de potentie van stedelijke vernieuwing bij de aanpak van uitdagingen zoals de klimaatverandering en een afnemende of vergrijzende bevolking benadrukt. Bij zowel publieke- als private investeringen zou gefocust moeten worden op duurzame, weinig CO2-uitstotende lokale gemeenschappen die gebaseerd zijn
op duurzame groei. Een groei die gebaseerd is op moderne, efficiënt met grondstoffen omgaande, ontwerpen en infrastructuur en duurzame mobiliteit. Een groei ook die ruimte geeft aan ecologische innovatie, een schoon milieu en de daarbij passende bedrijven. Tot slot zou er meer moeite gedaan moeten worden om de jonge generatie te betrekken bij het het ontwerp en plannen van steden.
Eindhoven is een van de partners in het nieuwe ‘Clusnet’-project dat ten doel heeft de effectiviteit van beleid dat clustervorming in de grotere stedenregio’s ondersteunt, te verbeteren. Naast Eindhoven dat actief is met Brainport Eindhoven als kern van de toptechnologieregio Zuidoost-Nederland, participeren ook Lyon, Barcelona, München, Dortmund, Leipzig, Manchester, Helsinki, Boedapest, Göthenburg , Eurocities en de Stockholm School of Economics. Het project is in april gestart en wordt gefinancierd met een Europese Interreg subsidie. De resultaten van clustervormingsbeleid verschillen sterk in verschillende steden en regio’s in Europa. In het project wordt gezocht naar de juiste combinatie van instrumenten om clustervorming te bevorderen. Zo is er onder meer een symposium en een uitwisselingsprogramma voor clusterdeskundigen gepland en wordt er een rapport opgesteld met 50 voorbeelden van geslaagde clustering. Het project wordt in 2011 afgesloten met een internationale conferentie.
Milieubeleid en stadsplanning nauw met elkaar verbonden Stadsplanning en milieubeleid zijn nauw met elkaar verbonden. De Europese Unie en nationale overheden moeten daarom meer actie ondernemen om ervoor te zorgen dat een milieubeleid en een milieustrategie
juli/augustus 2009 8
Tijdelijke opschorting co-financieringsregeling Het Comité van de Regio’s heeft verheugd gereageerd op het voorstel van de Europese Commissie om de co-financieringsregel voor het Europese Sociale fonds te versoepelen. Dit in verband met de aanpak van de economische en financiële crisis. De Commissie wil voor nieuwe projecten in het kader van het Sociaal Fonds de gebruikelijke regel dat nationale, regionale of lokale overheden tot 50 procent van de kosten zelf moeten financieren, tijdelijk schorsen tot 2011. Voorzitter Luc Van den Brandde van het Comité van de Regio’s pleit ervoor deze regeling uit te breiden naar structuurfondsen. ‘Uitbreiding van dit voorstel naar alle structuurfondsen zal leiden tot meer banen en projecten op andere belangrijke terreinen, zoals transport en milieuinfrastructuur’, aldus Van den Brande. De voorzitter ziet de maatregel als een
De verwondering
Het einde van agrarisch natuurbeheer concreet voorbeeld van de toegevoegde waarde van de EU in tijden van crisis: ‘De Europese regio’s en steden nemen stevige maatregelen om de crisis te bestrijden, bijvoorbeeld door de investeringen in infrastructuur, onderzoek en milieuvriendelijke technieken op te voeren, maar ze kunnen de financiële last die de aanpak van de crisis met zich meebrengt niet alleen dragen.’
Pleidooi voor stilleggen bouw windmolenparken in EU Naast veel voorstanders van windenergie zijn er ook duidelijke tegenstanders. Het Europese Platform Tegen Windmolenparken (EPAW) wil dat de Europese Commissie en het Europese Parlement de bouw van windmolenparken in Europa stopt. Grote windturbines en windmolen parken betekenen een ernstige aantasting van het landschap, zo vindt het EPAW. Het EPAW, waarbij 341 organisaties in achttien Europese landen zijn aangesloten, waaronder ook het Nederlands Nationaal Kritisch Platform Windenergie (NPKW), maakte dit bekend op een persconferentie in Brussel. Het EPAW zegt naar schatting zo’n 500.000 mensen te vertegenwoordigen. Voorzitter Fred Jansen van het NPKW, dat ruim honderd Nederlandse organisaties bundelt, noemt investeren in windenergie weggegooid geld. ‘Wind op land vormt een verwaarloosbare bron van energie en dit zal in de toekomst niet veranderen’, zo zei hij in Brussel. De EU kan moet zich volgens Jansen daarom richten op vormen van energie die meer perspectief bieden, zoals de verdere ontwikkeling van kolencentrales, zonne–energie, kernenergie en ook energiebesparende maatregelen. Volgens Jansen zijn er ook gezondheidsrisico’s: ‘Wanneer je die serieus neemt kun je nergens in Nederland windmolens neerzetten.’ www.epaw.org ÏÏBoris Peters
Onlangs hield Cees Veerman de jaarlijkse Westhoff-lezing. Charmant als altijd verwees hij naar zachte waarden en weemoed, maar zijn boodschap was een glashelder pleidooi voor het scheiden van landbouw en natuur: intensieve teelten op agroproductie parken, de natuur in de Ecologisch Hoofdstructuur en landschap in de nationale landschappen. Ik ben het van harte eens met zijn analyse dat de landbouw weinig meer te bieden heeft voor het landschap en niets voor de natuur. Wij maken het einde van de agrarische geschiedenis mee: boeren in traditionele zin bestaan niet meer, landbouw produceert op industriële wijze voedsel voor de wereldmarkt. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar die bewegen zich in de marge. Wat natuur betreft hebben de afgelopen decennia bewezen dat de miljoenen die in agrarisch natuurbeheer zijn gestopt weggegooid geld waren. Alle natuur die ooit op percelen was te vinden is verdwenen en waar nog sprake is van enig succes zijn de soorten gedecimeerd (weidevogels of flora van bloemrijke weiden). Stoppen dus met deze verkapte inkomenssteun. Het landschap van de niet-grondgebonden landbouw (glastuinbouw, bio-industrie) heeft een industriële uitstraling. De grondgebonden landbouw lijkt de aarde slechts als grondstof in te zetten en slaat zijn materialen en levende have op in bouwsels die zijn opgetrokken uit damwanden. Op de percelen groeit alleen wat er uit economisch opzicht moet groeien. Geen bloem of vogel, slechts marktbare producten. Wat nu met de drie thema’s van Veerman? Wat betreft het landschap vind ik niet dat Nederland er alleen in Nationale Landschappen goed uit moet zien. We zijn zuinig geweest op de open ruimte, hebben burgers in steden opgesloten, allemaal goed en wel, maar daar moet een aantrekkelijk landschap voor die burger tegenover staan. Buiten de Nationale Landschappen kan de grondgebonden landbouw best fors
opschalen mits dat samengaat met ontwikkeling van een landschappelijk casco. Dat is niet moeilijk en ook niet kostbaar, maar kan niet van de landbouw worden verwacht. Laten we de subsidies die naar de boeren gaan voortaan besteden aan de ontwikkeling van een landschappelijk groen-blauw netwerk met verbindingen tot aan de stadsranden. Wat betreft de agroproductieparken: zoals we industriële activiteiten alleen op bedrijventerreinen toestaan, moet ook de industriële productie van varkens en kippen daar plaatsvinden. Vormen van voedselproductie die niets met de grond te maken hebben moeten gewoon op bedrijventerrein en niet in het landelijk gebied. Dat burgers niet mogen bouwen in het buitengebied om het landschap te sparen is immers alleen acceptabel als we dat buitengebied niet tegelijk vol te laten lopen met industriële landbouw. Consequentie is ook dat we moeten stoppen bio-industrie te verplaatsen naar zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) want in de praktijk staat LOG voor Laatste Open Gebieden. De aansluiting op logistieke verbindingen moet het criterium zijn, niet beschikbaarheid van goedkope grond of open ruimte. En dan de natuur. In de ecologische hoofdstructuur wordt nog veel getuinierd om voormalige landbouw-systemen in stand te houden. Landbouw is een zijspoor, een doodlopend spoor in het natuurbeheer gebleken. Laten we de natuur bevrijden en ruimte scheppen voor robuuste systemen waar de mens ook de ruimte in kan krijgen. We zijn weer toe aan wildernis waar al die soorten die we willen behouden ooit ontstonden. ÏÏ Bram van de Klundert
bramvandeklundert@mac.com
juli/augustus 2009 9
Ruimtelijk bekeken
Financiering maatregelen uit Nationaal Waterplan hapert nog
Water stuurt ro De klimaatverandering noopt tot waterveiligheid. Dus moet het watersysteem voortaan sturend zijn voor infrastructuur en verstedelijking. Aldus de hoofdgedachte van het ontwerp-Nationaal Waterplan. De benodigde ‘Delta-miljarden’ zijn nog niet geregeld, maar haast heeft het kabinet niet.
H
lijking. De ruimtelijke impact van water mag er wezen. Het waterplan is structuurvisie voor de Wro. Ook heeft water een eigen hoofdstuk gekregen in de eind mei verschenen Ontwerp-AMvB Ruimte (1e tranche).
Kritiek De compilatie van ‘oud’ beleid maakt de kritiek voorspelbaar. ‘De dilemma’s en uitvoeringsopgaven voor het realiseren van de integrale wateropgave op de korte en lange termijn zijn onvoldoende in beeld gebracht’, schrijft het Planbureau voor Foto: WFA
et ontwerp-Nationaal Waterplan leest als een potpourri van modern waterbeleid. Alle ingrediënten zijn aanwezig: een steviger kustbescherming (extra zand vanwege de stijging van de zeespiegel); opkrikken van de waterkwaliteit (de loden last van de EU-kaderrichtlijn Water, doelen voor schoon water zijn nog ver uit zicht); ruimte voor de rivieren (projecten uit de gelijknamige PKB snel realiseren) en een hoger peil voor zoetwaterbel het IJsselmeer (mogelijk 1,5 meter). Elke zes jaar moet de overheid een waterbeleidsnota opstellen. Deze 264 pagina’s tellende editie, opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998, leek eenvoudig te maken: de twaalf adviezen van de Deltacommissie onder leiding van oud-LNV-minister Cees Veerman staan er integraal in, de vijf speerpunten uit de in 2007 verschenen Watervisie van staatssecretaris Tineke Huizinga zijn – geactualiseerd – toegevoegd en de vorig jaar ontwikkelde watercanon ‘Zoden aan de dijk’ is volledig geïncorporeerd.
In het nieuwe waterbeleid houdt integraliteit heel iets anders in dan tien jaar geleden Weinig nieuws, is dan ook de eerste impressie. Toch voert een relatieve nieuwkomer, de klimaatverandering, de boventoon. Werd er in de Vierde Nota Waterhuishouding tien jaar geleden over integraliteit gesproken, dan bedoelde men waterkwaliteit- en kwantiteit. In het nieuwe waterbeleid houdt integraliteit heel iets anders in: niet alleen dat water schoon is en dat de hoeveelheid klopt maar dat het in de ruimtelijke ontwikkeling is ingebed. In het licht van de klimaatdreiging propageert het Waterplan, moet het watersysteem sturend zijn voor infrastructuur en verstede-
juli/augustus 2009 10
Pe i l ve r ho g i n g va n z o e t wate r b e l I J ss e l me e r i s he e t h a n g i j z e r va n wate rb e le id
de Leefomgeving in een review ter ondersteuning van de publieke inspraak. Ook zijn onvoldoende financiële middelen geborgd, vindt het PBL. Jaarlijks geeft ons land vijf miljard euro uit aan het waterbeheer (rioolwaterzuivering incluis). Om alles wat de Deltacommissie van Veerman adviseert uit te kunnen voeren (extra inspanningen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening) is jaarlijks twee miljard euro extra nodig. Voorbarige kritiek, vindt Annemieke Nijhof, directeur-generaal Water op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. ‘De opgave uit het Nationaal Waterplan moet nog concreet worden uitgewerkt. Ook de regelgeving zal daar nog op afgestemd moeten worden.’ Nijhof prijst staatssecretaris Huizinga die heeft bedongen dat er vanaf 2020 jaarlijks één miljard euro is gereserveerd voor het Deltaplan. ‘Het kabinet zal zijn verantwoordelijkheid nemen en het geld ter voeding van het Deltafonds zoeken.’ Een positieve ontwikkeling, vindt voorzitter Sybe Schaap van de Unie van Waterschappen, maar het gat tot 2020 is daarmee nog niet gedicht. ‘De financiering zal uit de reguliere begroting moeten komen.’ In dat verband liggen er vele kapers op de kust. Schaap noemt de kustversterking, de toetsing primaire waterkeringen en de renovatie van de Afsluitdijk. Exercities die eveneens per stuk een miljard euro vergen. ‘Er komen tal van kostenposten op ons af. Er is geen
reden tot paniek maar daar moet wel iets op bedacht worden, anders is er een financieel tekort voor de waterveiligheid.’
IJsselmeer De peilverhoging van het IJsselmeer om de zoetwaterfunctie veilig te stellen, is zonder twijfel hèt hete hangijzer van het nieuwe waterbeleid. Bewoners verkeren immers opeens in onzekerheid. Vanuit de milieuhoek is er kritiek (‘onwenselijk voor de ecologie’). Ook de Tweede Kamer heeft twijfels (‘Voldoende onderbouwing ontbreekt. Bouw flexibiliteit in, want de waterstijging kan ook meevallen’). DG Water Nijhoff stelt dat de door omwonenden gevraagde helderheid op dit moment moeilijk te geven is. ‘Natuurlijk hebben we het, wat het IJsselmeer betreft, niet over kleine dingen, maar om veranderingen die diep ingrijpen in de achtertuinen van mensen. Daarom hebben we de tijd nodig om te onderzoeken en te verkennen om hier in 2015 een verantwoord besluit over te kunnen nemen. Het kabinet gaat nog heel concreet kijken naar de doelen die men rond het IJsselmeer willen realiseren.’
‘Laten we eerst eens uitzoeken wat we nodig hebben aan zoetwater’ Waterschappenvoorman Schaap vindt een kosten-batenanalyse op zijn plaats. ‘Laten we eerst eens uitzoeken wat we nodig hebben aan zoetwater en of een hoger peil van het IJsselmeer daar een betaalbare oplossing voor is.’ Schaap benadrukt dat er rond het IJsselmeer een berg aan gemalen staan die het binnenwater weg moeten malen, ‘en die moeten allemaal in capaciteit omhoog.’ Wat gruwelijk veel geld gaat kosten. ‘Dat zijn verrekte dure meters.’ Een betere oplossing, meent Schaap, is een extra spuisluis in de Afsluitdijk. Zelf heeft het waterschap Groot-Salland, waar hij dijkgraaf is, naar de impact op het kwelwater gekeken. ‘Dat zal over grote oppervlakken drie tot vijf keer toenemen. Zoiets is niet op te vangen’, zegt hij met zijn pet van dijkgraaf op. Als het water op het IJsselmeer anderhalve meter stijgt, voorziet Schaap, zal het water van de Vecht tot Ommen en dat van de IJssel tot Deventer eveneens stijgen, wat hogere dijken en wederom extra bemaling impliceert (met bijgaande kosten). Schaap wil de stijging desgevraagd niet in exacte centimeters uitdrukken. ‘Dat hangt af van de situatie.’ Wat de AMvB Ruimte betreft komen de ruimtelijke aanspraken op het IJsselmeergebied op zijn vroegst in de tweede tranche van de AMvB aan bod. De nieuwe beleidsvoorstellen gaan volgens planning pas volgend jaar naar de Kamer. ÏÏPieter van den Brand
juli/augustus 2009 11
Ruimtelijk bekeken
Wro in de praktijk
‘Je werkt met
veel oplossingsgerichter’
inpassingsplan vanzelf
Windmolens, natuurgebieden, rondwegen. Alles wat van provinciaal belang is, mag de provincie sinds 1 juli 2008 in haar eigen bestemmingsplan (het inpassingsplan) regelen. Hoe gaat dat de provincie af? In een serie over de doorwerking van de nieuwe Wro in de praktijk, ging ROM op bezoek bij de provincie Gelderland.
D
e N348 gaat nu nog dwars door de Zutphense woonwijken Polbeek en Voorsterallee. En dan naar het noorden, waar de weg het Lochemse kerkdorp Eefde in tweeën splijt. Daar staat het verkeer nogal eens voor gesloten spoorbomen te wachten en veroorzaakt veel overlast. Tegelijkertijd is het nabije Zutphense bedrijventerrein De Mars slecht bereikbaar. Henk Kimmels van de provincie Gelderland wijst alle plekken op een uitgeklapt kaartje aan. Ze vormen voor de provincie de aanleiding om een nieuwe rondweg aan te
juli/augustus 2009 12
leggen. En dus is Kimmels bezig met de voorbereidingen voor een inpassingsplan, de nieuwe provinciale pendant van het gemeentelijke bestemmingsplan. Dit najaar is het ontwerp-inpassingsplan klaar voor inspraak, zo is gepland.
Nieuwe taak Kimmels overlegt regelmatig met de projectleider van de provincie, de gemeente Lochem, Haskoning (voor het milieu-effectrapport) en het stedenbouwkundig bureau dat
het inpassingsplan schrijft. ‘Vanochtend vergaderen wij over de tracékeuzenotitie: met welk tracé gaan Gedeputeerde Staten de inspraak in?’ Kimmels’ bezigheden spruiten voort uit de Wro. Sinds 1 juli 2008 heeft de provincie een nieuwe taak op haar bordje. Eerder kon ze de planologische neerslag van haar voornemens beperken tot een streep op de streekplankaart. De uitvoering lag bij gemeenten. De provincie toetste de bestemmingsplannen slechts. Nu kan ze zelf plannen maken die tot op de vierkante meter aangeven waar een weg loopt, een natuurgebied komt of waar windmolens zullen verrijzen. Om maar eens wat te noemen. In het geval van de N348 moet ze zelf precies de maten aangeven van de rondweg, waar de berm begint en hoe hoog de brug over het Twentekanaal wordt. Kimmels: ‘Ik zeg het zo: wij hebben jarenlang de APK gedaan, nu moeten wij zelf een auto maken.’ Dat valt nog niet mee. ‘Het vestigen van een voorkeursrecht bijvoorbeeld is nieuw voor ons’, vertelt Kimmels, ‘net als de mogelijkheid om te onteigenen. Daarvoor zijn wij op cursus gestuurd.’ Ook het uitzetten van onderzoek is nieuw. ‘Wij hebben de laatste tijd heel wat onderzoek laten doen: natuuronderzoek, geluidshinderonderzoek, archeologisch onderzoek, onderzoek naar luchtkwaliteit, bodemverontreiniging en landschappelijke inpassing.’ Om die nieuwe taken projectmatig uit te voeren, zijn alle vijf de ambtenaren van het bureau inpassingsplannen op cursus gestuurd, legt coördinator inpassingsplannen Sonja Sprokkereef uit. ‘Hoe zet je een plan uit? Wie moet wat doen? Wat kost het? Dat is een heel andere manier van werken dan voorheen.’ Maar vooral de andere verantwoordelijkheid heeft, volgens haar, voor een omslag gezorgd. ‘Als een inpassingsplan op je bordje ligt, ga je vanzelf veel oplossingsgerichter werken.’
het, denk ik, niet uit wie het plan maakt. Het gaat er dan om wat het handigste is. Als je het niet eens bent over de doelen, moet je eerst daarover in discussie.’ De nadruk ligt in Gelderland op samenwerken. ‘Ik had laatst overleg met Overijssel. Die wil het vooralsnog alleen gebruiken als de gemeente niet wil. Dan krijgt het inpassingsplan een negatieve bijklank. En het past niet in de filosofie van de nieuwe Wro: wat je verzint, moet je ook zelf uitvoeren.’
Specialisten Daarbij is het de vraag of het de provincie lukt plannen te maken die houdbaar zijn tot aan de Raad van State. Sprokkereef twijfelt niet. ‘De medewerkers hier hebben jarenlang bestemmingsplannen getoetst. Zij weten wat de voorschriften zijn. Natuurlijk, je moet goed nadenken over de onderzoeken die je uitzet, maar daarvoor hebben wij specialisten in huis.’ Ook boze burgers die zich tegen de inpassingsplan-
‘Het is óns plan, en als je het er niet mee eens bent, moet je ook bij ons zijn’ nen keren, vormen geen probleem. ‘Wij hebben jarenlang ervaring met het verwerken van bedenkingen. Elk bestemmingsplan moest goedgekeurd worden door Gedeputeerde Staten. Nu krijgen wij zienswijzen, die komen bij Provinciale Staten. Dat is niet erg, laat die publieke tribune maar eens vol zitten. Het is óns plan, en als je het er niet mee eens bent, moet je ook bij ons zijn.’ Nou ja, ‘bij ons’, relativeert ze snel, de provincie zal vooral naar de burger toe gaan.
Criteria Momenteel bereidt Gelderland zes inpassingsplannen voor, nog eens vier staan op de rol. ‘Ik denk dat wij er in de toekomst drie tot vijf per jaar maken’, zegt Sprokkereef. Wil de provincie een inpassingsplan maken, dan moet er sprake zijn van (1) een ‘provinciaal belang’. De Gelderse Wro-agenda noemt verder als criteria: (2) de provincie kan het sneller en efficiënter dan gemeenten en (3) er is weinig ruimte voor lokale afweging. Sprokkereef geeft toe dat deze criteria geen haarscherpe en onbetwistbare tweedeling aangeven.
Zoals bijvoorbeeld in een zaaltje in de Keet van Heerde. Daar presenteerde de provincie op 2 april voor het eerst een ontwerp-inpassingsplan. In dit geval voor het OV-Transferi-
Maar dat is volgens haar geen probleem. ‘Je gaat in gesprek met besturen. Bij Waalweelde bijvoorbeeld – de naam voor alle dertig ruimte-voor-de-rivierprojecten in Gelderland – ga je per project bekijken wat er precies ruimtelijk moet gebeuren. Als er heel veel lokale afwegingen in zitten, kan de gemeente het beter doen.’ Ruzies ziet Sprokkereef er niet door ontstaan. ‘Het gaat niet om het instrument, het gaat om het resultaat. Als je het eens bent over de doelen, maakt
juli/augustus 2009 13
Ruimtelijk bekeken
um Heerde, waar reizigers kunnen overstappen tussen auto, bus en fiets. ‘Wij hebben toen een inloopavond gehad en het inpassingsplan en de schetsen gepresenteerd’, vertelt Henriëtte Fris, die de tekst van het inpassingsplan heeft geschreven. ‘Wij waren met een man of acht van de provincie en konden de mensen in persoonlijke gesprekken informeren.’ Een vuurproef was het niet direct. ‘Nee, geen zaal van boze burgers, de reacties waren vooral positief.’ Ook de gemeente Heerde vindt het prima dat de provincie het plan maakt. Fris: ‘Wij nemen ze werk uit handen en voor ons is het een leerproces.’ De plankaart heeft de provincie door een stedenbouwkundig bureau laten maken, de tekst van het inpassingsplan heeft Fris zelf gemaakt. ‘Wij hebben al vaker projecten gehad waarbij wij de regie voeren, een bureau het bestemmingsplan maakt en de gemeente het vastlegt. Dan ben je toch nog druk bezig met becommenta riëren. Daarom maken wij het nu zelf.’
Problemen Dat het een redelijk eenvoudig en onomstreden plan betreft, komt mooi uit. ‘Er wordt wel eens gezegd: is het boekje al klaar?’, zegt Fris en ze tilt het blauwgekafte ontwerp-inpas-
OV- t rans fe r i um He e rde
juli/augustus 2009 14
Boze burgers die zich tegen de inpassingsplannen keren, vormen geen probleem singsplan op. ‘Maar dit boekje is maar een klein deel van de tijd. Het meeste werk zit in het intern voor elkaar krijgen. Het is een nieuw instrument en iedereen in huis moet daaraan wennen.’ Coördinator Sprokkereef: ‘Het is fijn om met een klein plan te beginnen, want er moet organisatorisch al zoveel geregeld worden: onderzoek, aanbestedingen, de contacten met projectleiders zijn heel intensief: je moet het inpassingsplan inpluggen in het project, dat natuurlijk veel meer behelst dan alleen het plan.’ Onneembare drempels ziet zij daarbij niet. Haar enige kanttekening is dat het inpassingsplan van rechtswege deel uitmaakt van het bestemmingsplan. ‘Ik voorzie problemen. Wat als wij een inpassingsplan maken voor een bestemmingsplan van negen jaar oud? De gemeente moet om de tien jaar een nieuw bestemmingsplan maken. Dan zou je voor een heel korte tijd een inpassingsplan maken.’ ÏÏHarry Perrée
Interview
Natuurdatabank
verhoogt kwaliteit en versnelt ruimtelijke plannen Marcel Houtzager en Jan van Groenendael Marce l Ho u t z a ge r.
De negen gemeenten van de regio Haaglanden hebben als eerste een abonnement op de Nationale Databank Flora en Fauna. Daar zitten nu al 4 miljoen gegevens in; van waarnemingen van natuurverenigingen tot uitgebreide inventarisaties van overheden en natuurbeheerders. ‘Voorheen lagen veel daarvan in de la, nu zijn ze op een gemakkelijke wijze raadpleegbaar. Al die gegevens b ij elkaar geven een goed beeld van waar de dieren en planten zitten.’ Regiobestuurder Marcel Houtzager ziet het als voorwaarde en kans om de ruimtelijke ambities in Haaglanden te realiseren. Samen met prof. dr. Jan van Groenendael van de Gegevensautoriteit Natuur legt hij uit waarom.
M
arcel Houtzager, wethouder van LeidschendamVoorburg en portefeuillehouder Groen van Stadsgewest Haaglanden, zag meteen kansen voor zijn regio. ‘We onderzochten al een paar jaar geleden de mogelijkheden van een "Natuurdatabank Haaglanden". Toen we hoorden van het initiatief op het ministerie van LNV om een Gegevens autoriteit Natuur op te richten met een landelijke databank,
hebben we meteen gekeken of we ons daarbij konden aansluiten. In vergelijking met de regionale databank worden nu data van verschillende partijen bijeen gebracht. Hierdoor krijgen de gemeenten op elk gewenst moment inzicht in de staat van de geïnventariseerde flora en fauna.’ Van Groenendael: ‘Als Gegevensautoriteit Natuur opereer ik onafhankelijk en neutraal. Er is destijds door LNV 20
juli/augustus 2009 15
Interview
kaartbeeld op te roepen met de gevraagde informatie. Via een applicatie is die vervolgens in te voeren in de GIS-bestanden van de ruimtelijke planners.’ ‘Je kunt veel gerichter beleid voeren als bekend is waar welke dier- en plantensoorten voorkomen’, stelt regiobestuurder Houtzager. ‘Dit kan onder andere helpen bij het versterken van het regionale groene netwerk. Zo kun je bijvoorbeeld nieuwe verbindingen maken tussen kleine populaties van beschermde soorten.’ Bij collega-bestuurders was er aanvankelijk de nodige terughoudendheid, memoreert Houtzager. ‘Ik weet nog wel dat een collega gedeputeerde tegen me zei. “Een natuurdatabank, wat heb ik daar nou aan?” “Je kunt er beter voor zorgen dat de procedures voor bouwplannen sneller gaan.” Het idee was dat we onze eigen weerstand aan het organiseren waren.’
Ambities
Integraal denken moet nog op alle niveau’s bij de RO-ers in de nieren terecht komen Jan van Gro enend ael: ‘ We zi jn als overhe idpar tners ge worde n , in pl a at s van d at we te genover de b ur gers en b el ange nor ga n i s at ie s st a an . Dat ge ld t vo ora l bi j de r uimte li jke orde ning.’
miljoen gereserveerd om ondermeer de NDFF te realiseren. Het is één van de instrumenten om de spanning tussen economie en ecologie te verminderen.’
Licentie De eerste release van de databank is gedaan op basis van de pilots, zoals in Haaglanden en Flevoland, legt Jan van Groenendael uit. ‘Als de gemeente een licentie heeft, kan ze gebruikmaken van een invoer- en een uitvoerportaal. Die portalen kunnen aangepast worden aan de wensen van de gebruiker. We hebben een bulkloader, waar we data die er al zijn bijvoorbeeld bij Staatsbosbeheer kunnen invoeren volgens het standaardformat van de databank. Maar veel regiospecifieke gegevens komen ook van de gemeenten en van aangesloten natuurverenigingen. Via de keuze van het gewenste gebied en bepaalde flora- of faunagroepen is een
juli/augustus 2009 16
Juist in dat ruimtelijk planproces zit de grootste winst van de natuurdatabank, vindt Houtzager. ‘Op basis van de aanwezige natuurwaarden kun je vrij gemakkelijk besluiten om op de ene locatie wel en op de andere locatie niet of aangepast te ontwikkelen.’ Natuur is geen belemmering, maar zou je moeten omarmen om het leefmilieu sterker te maken, meent de regiobestuurder. Dat sluit nauw aan bij de ambities van de regio, zegt hij. ‘We willen met Haaglanden internationaal concurrerend zijn met bijvoorbeeld met Genève. Dan moet je zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De kwaliteit van de woonomgeving hoort daar absoluut bij, en dus ook de natuur.’ Houtzager noemt de twee grote landschapsparken in de regio; Midden-Delfland aan de zuidkant en Duin, Horst & Weide. Dit laatste is een bijzonder gebied waarin drie karakteristieke landschapstypologieën – de duinen, de horsten en het veengebied – met elkaar zijn verbonden. ‘We komen binnenkort met een investeringsprogramma om de groene schil rond de stad daadwerkelijk een impuls te geven. Samen met de Provincie Zuid-Holland richten we daarvoor een Groenfonds op, waarin zij ILG-geld stoppen.’ De regiobestuurder vertelt enthousiast over het plan om de natuur rond de stad veel beter te ontsluiten. ‘Zo komt er een duinenpad van Zoetermeer naar Kijkduin, dwars door de waardevolle gebieden, om de mensen de mogelijkheid te geven ervan te genieten. Een beetje zoals de public footpaths in Engeland. Dan is het belangrijk dat je precies weet waar bepaalde bijzonder flora en fauna zit.’ Maar ook vanwege de forse bouwopgave binnenstedelijk is het van belang precies te weten waar je rekening mee moet houden bij de planontwikkeling. Is er bijvoorbeeld een bijzondere populatie amfibieën in een gebied waar je wilt bouwen, zorg er dan voor dat hier op ingespeeld wordt door natuurvriendelijke oevers en amfibieënpoelen aan te leggen.’ Kortom, door gebruik te maken van de gegevens uit de natuurdatabank is de snelheid in het planproces aanzienlijk
te verhogen. ‘En het levert kostenbesparing op omdat je niet allerlei dure bureaus onderzoek hoeft te laten doen. Je gebruikt de data die in de databank staan.’
Kwaliteitscheck Dankzij de pilots, die de Gegevensautoriteit met verschillende gemeenten heeft opgezet, is er nu meer systematiek en een uniforme methodiek voor het inwinnen en opslaan van gegevens. Jan van Groenendael: ‘Flora- en faunagegevens worden op veel verschillende manieren verzameld en opgeslagen. We maken gebruik van waarnemingen door honderden verenigingen en clubs van natuurliefhebbers. Het is soms moeilijk te bepalen of sprake is van een volwaardige waarneming, omdat bijvoorbeeld niet duidelijk is wanneer de waarneming is gedaan of dat het nu een echte waarneming was of een verwachting.’ Daarom komen die gegevens niet rechtstreeks in de databank, legt hij uit. ‘Dat zou risico betekenen voor de kwaliteit. We moeten per slot van rekening discussies over de aanwezigheid van bepaalde soorten voorkomen.’ Een validatieservice tussen het invoer- en uitvoerportaal moet de betrouwbaarheid van de informatie waarborgen. En voorkomen dat er conflicten ontstaan over de aanwezigheid van bepaalde soorten! In drie stappen vindt de check van de gegevens plaats. De eerste is de technische controle waarin onwaarschijnlijke waarnemingen meteen worden gescheiden van de rest. De tweede is de controle via kennis- en gedragsregels. Van Groenendael: ‘Experts bepalen dat soorten op bepaalde periodes in het jaar daar niet kunnen zitten. Blijft er twijfel bestaan over de juistheid van bepaalde gegevens dan buigt een panel van experts zich erover. Die waarnemingen worden als het ware "met de hand" gecontroleerd.’ ‘We kunnen dus geen volledigheid garanderen’, concludeert Van Groenendael. ‘We kunnen wel laten zien of een gebied goed of slecht is onderzocht. In het laatste geval zal er dus aanvullend onderzoek nodig zijn, wanneer iemand van plan is om daar te ontwikkelen.’
Samenwerking Inmiddels hebben tientallen gemeenten zich aangemeld om mee te doen. Ook lopen er pilots met provincies en grote terreinbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, vertelt Van Groenendael: ‘Zo proberen we diverse klantengroepen te betrekken en te leren wat de meest effectieve manier is om de gegevens aan te reiken.’ Regiobestuurders Marcel Houtzager over de inzet van de negen gemeenten tijdens de pilotfase: ‘Ze hebben een behoorlijke inspanning geleverd om waarnemingen die in rapporten stonden, te digitaliseren. Hierdoor werd de databank gevuld met enkele duizenden waarnemingen. Aangevuld met de schat aan gegevens die bij de gegevensverzamelende organisaties zoals de RAVON, EIS en de Vlinderstichting aanwezig zijn, zorgen ze ervoor dat er snel een
beeld ontstaat welke natuur in de regio aanwezig is. Ook de provincie heeft enorme databestanden die momenteel worden ingelezen.’ In de pilotfase is de band tussen de Haaglandengemeenten, waterschappen, provincie en duinwaterbedrijf op natuurgebied versterkt, meent Marcel Houtzager. ‘Natuur houdt zich niet aan grenzen, dus is het goed dat er nu ook een doorwerking is in een versterkte regionale samenwerking.’ En die samenwerking blijft bestaan – ook na de pilotfase – en wordt zelfs uitgebreid door op meerdere natuurgerelateerde projecten samen op te trekken.’
Draagvlak Alle organisaties die gegevens hebben aangeleverd deden dit eigenlijk zonder weerstand. ‘Iedereen ziet het belang van het delen van gegevens in’, signaleert regiobestuurder Houtzager. ‘Wat nog wel wat weerstand opleverde, was het aanleveren van waarnemingen van zeldzame of zwaar beschermde planten of dieren. De angst bestond dat iedereen deze waarnemingen dan ook kon inzien. Dit kan vervelend uitpakken als bijvoorbeeld bekend is waar een zeldzame orchidee groeit. Het is al vaker gebeurd dat zeldzame planten hierdoor uitgestoken zijn. Om dit te voorkomen kan er voor gekozen worden om deze waarnemingen met minder detail in de uitleverdatabank te tonen, waardoor de exacte locatie niet zichtbaar is.’
Natuur is geen belemmering, maar zou je moeten omarmen om het leefmilieu sterker te maken De manier van samenwerken bij de natuurdatabank illustreert de omslag in het maatschappelijke debat, vindt hij. ‘We zijn als overheidpartners geworden, in plaats van dat we tegenover de burgers en belangenorganisaties staan. Dat geldt vooral bij de ruimtelijke ordening. Per definitie vraagt dat om integraal te denken en te werken. Alle bestuurders in onze regio hebben zich daaraan gecommiteerd. De schotten tussen verkeer en vervoer, woningbouw, water, natuur en groen verdwijnen langzaam.’ Houtzagers’ gedroomde eindbeeld is dat er bij bestemmingsplannen een natuurwaardenkaart zit, waar duidelijk op te zien is waar plekken met hoge en met lage waarden zitten. Via de natuurdatabank is er dan specifieke informatie te krijgen. ‘Dat integrale denken moet nog op alle niveau’s bij de RO-ers in de nieren terecht komen. Daarom presenteren we de natuurdatabank ook vooral aan hen. Je kunt plannen niet meer top-down presenteren. Interactief en in samenspraak met de omgeving; dat is de toekomst. De totstandkoming van de natuurdatabank een prima voorbeeld hoe dat kan.’ ÏÏMarcel Bayer
juli/augustus 2009 17
Ruimtelijk bekeken
zeekraal komt naar
Holwerd De aanloop naar het Nationale Actieplan Bevolkingsdaling kreeg jongstleden juni een vliegende start met een drukbezochte brainstormconferentie van bestuurders met kabinetsleden.
V
ier aangenaam verraste bewindslieden, ijverig ‘sparrend’ met 200 vertegenwoordigers uit alle bestuur slagen en het maatschappelijk middenveld. Het was een zeldzame gewaarwording bij de ‘krimptop’ van Minister Eberhard van der Laan (WWI) en staatssecretaris Ank Bijleveld (BZK) in Rotterdam. ‘Zakelijk, niet formeel en veel meer deelnemers dan verwacht. Zoiets is heerlijk, hoor, voor bestuurders’, aldus beide kabinetsleden achteraf. Van der Laan: ‘In zo’n zaal vol wethouders hou ik bij wijze van spreken altijd de hand op mijn achterzak. Maar vandaag zat niemand hier alleen voor zijn eigen winkeltje. Dat bestuurlijke verhoudingen zó vloeibaar worden, zie je niet vaak.’ Nu nog de andere departementen aan boord halen – zoals Onderwijs en Sociale Zaken – en het bedrijfsleven, concluderen Bijleveld en Van der Laan. De conferentie ‘Krimp als kans’ was bedoeld als interbestuurlijke ‘bonding’, ter voorbereiding van het Nationaal Actieplan Bevolkingsdaling, dat dit najaar verschijnt. Toepasselijke werklocatie: de verlaten en heringerichte Van Nellefabriek.
Knelpunten In vijf thematische workshops werden ervaringen uitgewisseld en ‘bouwstenen’ verzameld voor het Actieplan. Ook de ministers Cramer (VROM) en Verburg (LNV) discussieerden mee, evenals oud-minister Hans Dijkstal, die samen met ex-burgemeester Jan Mans van Enschede in opdracht van krimpregio Parkstad Limburg de krimpproblematiek had onderzocht.
juli/augustus 2009 18
Procentuele bevolkingsgroei per gemeente tussen 2007 en 2025; prognose
Alles bijeen verwachten Mans en Dijkstal dat 61 procent van de gemeenten de komende 15 jaar met krimp te maken krijgt. Momenteel worstelen met name Noord-Oost Groningen, Noord Friesland, Zeeland en Zuid-Limburg ermee. De oorzaken lopen uiteen van internationale marktontwikkelingen (bedrijfsvestiging) en landelijk beleid (de Nota Ruimte die het groeiaccent in de Randstad legt), tot regionale demografische trends (geboortetekort, vergrijzing), die deels weer met (inter)nationale factoren (migratie) samenhangen. Acute knelpunten ontstaan rond wonen, onderwijs en werkgelegenheid, nog versterkt door de economische crisis en de eenzijdig groeigerichte regelgeving en bestuursmentaliteit. Het spookbeeld is bekend: een negatieve spiraal van werkeloosheid, leegloop, leegstand en verpaupering. Gemeentebestuurders zien zorg- en sloopuitgaven oplopen, terwijl hun grondexploitatie in het rood belandt en inkomsten uit het Gemeentefonds slinken. Knellende bouwregels verhinderen experimentele woonvormen in krimpgebied, onderwijswetgeving belemmert broodnodige fusies tussen leeglopende scholen. Alle regelgeving moet ‘krimpproof’ worden. Staatssecretaris Bijleveld zegde toe om de blokkades nader te inventariseren. Minister Cramer gaf aan experimenten te willen overwegen onder soepeler woningbouwregels in krimpregio’s.
Bron: PBL, CBS, regionale prognose
Hoe de
Legenda
Bron: PBL, CBS, regionale prognose
Minder dan -5
Procentuele toename van het aantal huishoudens per gemeente tussen 2007 en 2025; prognose
Gebiedsagenda’s Tegelijkertijd ontstaan nieuwe perspectieven voor waardetoevoeging, zowel economisch gezien als voor de natuur en de leefbaarheid. De financiering wordt een gemeenschappelijke zaak. Vereveningsconstructies zullen een belangrijke rol vervullen. Dijkstal en Mans bepleiten een herstructureringsfonds voor sloop- en herinrichting in krimpgebieden. De ministers onderschrijven dat krimp vraagt om nationale solidariteit. Van der Laan: ‘In de jaren zeventig en tachtig is iedereen de grote steden te hulp gesneld toen die instortten, de komende twintig jaar wordt het pay back time, nu elders het water overloopt.’ De workshops waren goocheldozen vol voorbeelden en suggesties. Omliggende steden ondersteunen gemeente Midden-Delfland om groen te blijven. Het Friese Holwerd studeert op een toekomst als kindervakantiedorp met zoutwaterlandbouw. Zeekraal achter de dijk. Maatwerk is noodzakelijk. Maar met ad hoc inrichtings plannetjes schiet je niet op, waarschuwt Jacqueline Cramer. Regionale gebiedsagenda’s zijn het antwoord, oppert zij. Cramer ziet niets in generiek opzij schuiven van het bouwprogramma voor de Randstad en de basisregels voor ruimtelijke kwaliteit uit de Nota Ruimte: ‘Als het aantoonbaar nodig is binnen de gebiedsagenda, akkoord. Maar bouwen buiten aangewezen stedelijk gebied weer zomaar
-5 tot 0 0 tot 5 5 tot 10 10 of meer
vrij laten, is een verkeerde Pavlov-reflex. We wilden geen witte schimmels meer. Ook de principes uit de nieuwe WRo moeten we overeind houden.’ Meetbaar ijkpunt in de Zeeuwse krimpstrategie wordt bestendiging van de vastgoedwaarde, vertelt gedeputeerde Harry van Waveren. Bij de kwalitatieve herontwikkeling is uitvergroten van plaatselijke ‘identiteit’ de sleutel. Niet de landschappelijke of cultuurhistorische idealen van bestuurders, maar de identiteitsbeleving van bewoners. Zij zijn de gebiedseigenaren. Hun zelfvoorziening en initiatieven zijn onmisbaar: de overheid kan slechts basiskwaliteit van voorzieningen bieden.
Zelfreflectie Minister Gerda Verburg ziet met de krimpbewustwording eindelijk haar streven naar een groen ‘vitaal platteland’ stevig geagendeerd, naast sterke steden. 'We zouden weer wat rood aan groen kunnen teruggeven. Aan natuurgebieden, en ook aan landbouwgroen op plaatsen met kansrijke agrarische bedrijven. ‘Nog een win-winmogelijkheid kan zijn om stukjes van onze Natura 2000 opgave binnenstedelijk te realiseren, op plekken waar gesloopt moet worden. En als nieuw groen kan bijdragen aan waterretentie, graag, al wil ik krimp nooit bepalend laten zijn bij onze waterbergingstaak. Misschien kun je waterberging combineren met nieuwe landbouwvormen, zoals zilte teelt. De Wageningen Universiteit doet daarnaar onderzoek.’ Hans Dijkstal heeft wel vertrouwen in de vereiste bestuurlijke ommezwaai, ook in de zelfreflectie van regio’s over hun werkelijke potenties. ‘Sommige gebieden hebben extra steun nodig, dat staat vast. Het is alleen oppassen dat niet allerlei anderen op de kar worden toegelaten, zoals bij het grotestedenbeleid, dat eigenlijk bedoeld was voor de grote vier.’ ÏÏMichel Robles
juli/augustus 2009 19
Trend
Publieke Ruimte: beheer en belang dichter bij elkaar
In een onlangs gepresenteerd advies vraagt de VROM-raad aandacht voor de kwaliteit van de publieke ruimte. Om deze kwaliteit op peil te houden moeten Rijk, gemeenten, corporaties en private partijen een actieve strategie voeren voor de publieke ruimte. Belangrijk onderdeel daarvan is dat beheer en belang waar mogelijk dichter bij elkaar worden gelegd. In de praktijk ontstaan hier echter knelpunten, zoals bij beheer door Âbewoners en ondernemers. Het Rijk moet deze knelpunten wegnemen.
juli/augustus 2009 20
Foto’s: Lianne van Duinen.
V
oor veel Nederlanders is de verschraling van de publieke ruimte een reden tot zorg. In het door de Volkskrant georganiseerde maatschappelijk debat over de ruimtelijke agenda in 2007 kwam de kwaliteit van de publieke ruimte als agendapunt nummer één uit de bus. De VROM-raad deelt deze zorg en wil met een advies aandacht vragen voor de kwaliteit van de publieke ruimte (zie kader 1). Het belang van een goede publieke ruimte is groot: het draagt bij aan de leefbaarheid en de kwaliteit van steden en landschappen. Andersom geldt dat er een risico bestaat van een negatieve spiraal als de publieke ruimte níet ‘schoon, heel en veilig’ is. Juist in een tijd waarin sprake is van een teruglopende waarde van het vastgoed, levert investeren in de publieke ruimte een bijdrage aan de instandhouding van de kwaliteit van steden en landschap.
men ontstaan, met ondernemers die wel van gezamenlijke maatregelen profiteren (bijvoorbeeld van de ondernemersvereniging), maar daar niet aan willen bijdragen. Ook als de eigenaar van een commercieel pand (belegger) niet de gebruiker is (winkelier, uitbater) is het lastig. De eigenaren kennen dan nauwelijks lokale bindingen. Deze situatie doet zich vaak voor in binnensteden. Om dit probleem te kunnen verhelpen, introduceert het kabinet in navolging van het buitenland het instrument van Business Improvement Districts in Nederland, onder de naam Experimentenwet Bedrijveninvesteringszones (BIZ). Een BIZ is een constructie waarbij ondernemers aan de gemeente vragen hen een extra collectieve heffing op te leggen, waarbij de inkomsten uit die heffing rechtstreeks ten goede komen aan het betreffende gebied. De ondernemers bepalen met elkaar waar de extra middelen aan besteed worden: de ondernemer betaalt én bepaalt.
Beheer en belang Een belangrijke bevinding van het advies is dat de kwaliteit van de publieke ruimte gedijt bij een sterke betrokkenheid van gebruikers en eigenaren bij de publieke ruimte. Betrokkenheid is de sleutel tot kwaliteitsverbetering. Hoe kleiner de betrokkenheid bij de publieke ruimte, hoe meer beheerkosten en hoe meer verlies van kwaliteit. Dat is niet alleen kostbaar, maar vooral ook niet duurzaam. Door belanghebbenden zoals eigenaren en gebruikers nadrukkelijker de verantwoordelijkheid te geven voor het onderhoud en de ontwikkeling van die ruimte, kan dit doorbroken worden: beheer en belang worden dichter bij elkaar gelegd.1 Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Een bekend voorbeeld is het collectief beheer door bewoners. Een andere manier is beheer door ondernemers. In de praktijk komen deze vormen echter niet altijd van de grond of houden niet structureel stand. In het onderstaande worden de belangrijkste belemmeringen en lessen op een rij gezet.
Omdat de Wet BIZ beheer en belang dichter bij elkaar legt, is het in potentie een krachtig instrument. Wel zijn er enkele kanttekeningen te maken. Zo is uit ervaringen met BID’s in Groot-Brittannië, Canada en Amerika gebleken dat veel initiatieven voor een BIZ al in de beginfase mislukken. Het opstarten van een BIZ vraagt een flinke investering van de initiatiefnemende ondernemers. Zo is al heel vroeg in het traject een projectorganisatie nodig (een stichting of vereniging), moet er een plan gemaakt worden en moeten er aanvangsinvesteringen gedaan worden.
Hoe kleiner de betrokkenheid bij de publieke ruimte, hoe meer beheerkosten en hoe meer verlies van kwaliteit
Ondernemers Gemeenten en bedrijven hebben een gedeeld belang bij een aantrekkelijk gebied voor bezoeker en consument. Om de kwaliteit van de publieke ruimte te verbeteren en te beheren, is er daarbij in de afgelopen decennia een steeds intensievere samenwerking tot stand gekomen tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en gemeenten, bijvoorbeeld via centrummanagement in binnensteden of parkmanagement op bedrijventerreinen. Dit neemt niet weg dat het soms lastig is om ondernemers bij het beheer en onderhoud van hun bedrijfsomgeving te betrekken. Dat is met name het geval als er sprake is van een sterk versnipperde eigendomssituatie, met veel verschillende eigenaren en grote verschillen in wensen en belangen. Er kunnen ‘free-riders’-proble-
Ondernemers moeten hiervoor al investeringen doen voordat duidelijk is of er voldoende draagvlak is om door te gaan. Om deze belemmering te verkleinen en om de slagingskans van de wet te vergroten adviseert de VROMraad het kabinet om een stimuleringsregeling op te zetten om pilots te ondersteunen. Daarbij is het belangrijk dat het beheer niet weggezet wordt bij een private organisatie. Dit kan leiden tot afnemende betrokkenheid van ondernemers.
Juridisch gat Op veel plekken in Nederland zijn er initiatieven op het gebied van bewonerbeheer – ook wel collectief beheer genoemd. In de praktijk is bewonerbeheer echter niet altijd
juli/augustus 2009 21
Trend
even succesvol. Een belangrijke voorwaarde is het draagvlak onder bewoners om mee te werken. Daarnaast blijkt uit studies dat een zekere homogeniteit onder bewoners (niet zozeer financieel, maar in leefstijl en levensfase) een rol speelt. Bij verdergaande vormen van bewonerbeheer waarbij het beheer en/of eigendom van de publieke ruimte door de gemeente aan bewoners wordt overgedragen, is het belangrijk dat het goed juridisch geregeld wordt. Voor het succes en continuïteit van het bewonerbeheer op de lange termijn blijkt dit van essentieel belang. In de praktijk ligt hier echter een knelpunt. Bij hofjes en binnenterreinen wordt er in de praktijk vaak voor gekozen om de gedeelde publieke ruimte gemeenschappelijk te maken, bijvoorbeeld via mandelig eigendom. De constructies om dit juridisch ook op lange termijn vast te leggen, zijn echter zwak. Dit komt omdat buiten het appartementsrecht eigenaren niet gedwongen kunnen worden om lid te blijven van de beheervereniging of – coöperatie. Het is weliswaar mogelijk om een koper lid te laten worden van een beheervereniging of – coöperatie, maar door het in het
Burgerlijk Wetboek verankerde recht op vrije uittreding is zo’n lidmaatschap geen blijvende zaak. Ook verkoop kan gevaar opleveren, in die zin dat een opvolgende koper geen lid hoeft te worden. Eventuele kettingbedingen die tot de oplegging van zo’n lidmaatschap noodzaken kunnen in zo’n geval worden doorbroken, hetgeen in het bijzonder bij verkoop door een faillissementscurator of een executerende bank het geval kan zijn. Alleen onder het appartementsrecht kan een koper het verplichte lidmaatschap van een VvE (de beheerorganisatie) niet tussentijds opzeggen. Dit wordt kwalitatief lidmaatschap genoemd. Op die manier blijft het beheer in handen van de eigenaren. Bij andere rechtsvormen is dat niet zo. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat collectief beheer in grote mate afhankelijk blijft van de goede wil van bewoners en dat de instandhouding op langere termijn kwetsbaar is. Dit ‘juridisch gat’ kan uitsluitend door ingrijpen van de wetgever worden opgelost. De jurist Aart van Velten (2006) bepleit in dit verband een verandering van de privaatrechte¬lijke wetgeving (burgerlijk wetboek). Een kwalitatief lidmaatschap van een beheervereniging of coöperatie moet ook gekoppeld kunnen worden aan het eigendom van een woonhuis of het gemeenschappelijk eigendom van de woonomgeving. Ingrijpen van de wetgever is hiervoor noodzakelijk. In het advies roept de VROM-raad het kabinet op om dit juridisch gat via een aanpassing van de privaatrechtelijke wetgeving te dichten. ÏÏLianne van Duinen, Secretariaat VROM-raad Noot 1
In dit artikel wordt beheer als koepelbegrip gehanteerd voor beheer en/ of de daaraan gekoppelde onderhoudsactiviteiten.
Kader 1. Advies VROM-raad ‘Publieke Ruimte: naar een nieuwe balans tussen beeld, belang en beheer’ De kwaliteit van de publieke ruimte staat onder druk: steeds meer binnensteden vercommercialiseren, veel naoorlogse wijken voldoen niet meer aan de diversiteit aan gebruikerswensen, in stadsrandzones leidt de komst van nieuwe publieksfuncties tot onduidelijkheid over de identiteit van het gebied en in het landelijk gebied botsen belangen van grootschalige agrarische industrie met wensen van recreanten. Om de kwaliteit van de publieke ruimte op peil te houden moeten Rijk, gemeenten, corporaties en private partijen een actieve strategie voeren. Juist in een tijd waarin sprake is van een teruglopende waarde van het vastgoed, levert investeren in de publieke ruimte een bijdrage aan de instandhouding van de kwaliteit van steden en landschap. Dit is de boodschap van het
juli/augustus 2009 22
VROM-raadadvies Publieke ruimte: naar een nieuwe balans tussen beeld, belang en beheer dat op 5 juni 2009 aan de ministers Cramer en Van der Laan is aangeboden. De aanpak van de fricties in de publieke ruimte vraagt om een stimulerend klimaat voor vernieuwende ideeën en best practices, betrokkenheid van bewoners, corporaties en private partners bij de publieke ruimte, een integrale visie op de publieke ruimte en een adequaat instrumentarium. In het advies presenteert de raad aanbevelingen om aan die vraag tegemoet te komen. Het complete advies is te bestellen of te downloaden via www.vromraad.nl
Liever , dan niks Structurele financiering bottleneck collectief beheer bedrijvenpark Veel ondernemers willen beslist samenwerken om hun bedrijventerrein aantrekkelijker en vooral veiliger te maken. Toch komt het gezamenlijk beheer maar moeizaam van de grond. Structurele financiering ontbreekt. Het vergaren van voldoende draagvlak is tijdrovend, de irritatie over freeriders groot. Het nieuwe instrument BIZ kan niet iedereen bekoren.
L
osjes stuurt Wim Snijder zijn auto over de brede straten van industrieterrein Vossenberg, Tilburgs grootste bedrijventerrein, dat circa 400 hectare en zo’n 200 bedrijven telt. Na de reeks vestigingen van bekende doe-het-zelfketens doemen links en rechts de enorme onderkomens op van logistieke grootmachten en multinationale bedrijven als Fuji Film, Sony, Samsung, Raab Kärcher, DHL. Ook kleinere ondernemingen zijn er gevestigd. Groot en klein blijken elkaar te hebben gevonden. Zo is de beveiliging van het uitgestrekte terrein collectief geregeld. De uitvoering van het parkmanagement is ondergebracht in een stichting die het heeft uitbesteed. Zo’n honderd bedrijven doen mee aan het raamcontract voor de afvalinzameling, ‘Dat is veel’, weet Snijder die geldt als een specialist op het gebied van bedrijventerreinen. In Tilburg is hij ingehuurd als secretaris van de werkgroep Duurzame Energie. De gezamenlijke aspiraties gaan namelijk verder.
Energieneutraal ‘Binnenkort gaan we de eerste windmolens plaatsen’, zegt Snijder. ‘Gefaseerd, dat wel.’ Op de immense locatie van Fuji komen de eerste vijf windturbines (in totaal goed voor 10 Megawatt). Op het terrein van het Japanse concern bleek de haalbaarheid ruimtelijk-juridisch het grootst. Snijder: ‘De terugverdientijd is erg interessant.’ Ook andere locaties zijn in kaart gebracht en staan te boek voor een zelfde aantal windmolens. ‘We zetten in op de grootschalige aanpak. Dat is de wens van de provincie.’ Noord-Brabant legt de lat, in
gezelschap van gemeente en ondernemers, binnenkort nog hoger. Vossenberg krijgt er ruim tachtig hectare bij. De nieuwe lap bedrijvigheid moet ‘s lands eerste energieneutrale bedrijventerrein worden. Met onder meer wind- en zonneenergie, biogas, slim gebruik van restwarmte en energiezuinige gebouwen hoopt men driekwart van het energieverbruik terug te dringen. Al kent Tilburg in Snijders woorden het ‘moeizame proces van vallen en opstaan’, landelijk gezien scoort een relatief groot bedrijventerrein als Vossenberg niet slecht. In andere delen van het land komt het gezamenlijk beheer minder makkelijk van de grond. Reden voor staatssecretaris Frank Heemskerk van Economische Zaken om in mei de Experimentenwet Bedrijven Investerings Zones, kortweg BIZ, te lanceren. Het nieuwe instrument in een notendop: ondernemers die een BIZ oprichten, krijgen inkomsten aangereikt via een gemeentelijke heffing. Bij voldoende animo betalen alle ondernemers, ook de freeriders, aan de heffing mee. Daarmee is er voldoende budget om de kosten voor het gezamenlijk beheer en allerlei projecten, zoals de beveiliging, op te brengen.
Vijfsluizen Heemskerk koos het Schiedamse bedrijventerrein Vijfsluizen uit voor de kick-off van zijn BIZ-wet. ‘Een dergelijke eer duidt er toch op dat je tot de terreinen behoort die het verst gevorderd zijn’, zegt voorzitter Thom van der Boon van de ondernemersvereniging. Als de directeur van de gelijknamige groothandel in zeil- en kampeerartikelen het stappenplan van
Foto: Roel Dijkstra.
juli/augustus 2009 23
Trend
Foto: PMGP.
B e d r i j ve nter re in Z o e te r wo ude.
Heemskerk erbij pakt, concludeert hij dat Vijfsluizen de vijfde stap (van in totaal negen) naar de BIZ zojuist heeft gezet. Het initiatief is genomen, de te ondernemen activiteiten zijn vastgesteld (op Vijfsluizen zijn dat collectieve beveiliging en mobiliteitsmanagement), er is afgestemd met de gemeente, de begroting is opgesteld (inclusief de heffing die iedere ondernemer moet betalen) en aan het draagvlak onder bedrijven wordt gewerkt. De BIZ-lat is op dat vlak onverbiddelijk. ‘Van de honderd bedrijven hier is bijna de helft lid. We vertegenwoordigen 95 procent van de werkgelegenheid. Maar dat is juist niet van belang. Alleen de helft plus één telt’, legt hij uit. ‘Tweederde van de bedrijven moet bovendien vóór de BIZ stemmen, ook moeten we de helft van de WOZ-waarde hebben.’ Haken en ogen kleven er volgens Van der Boon ook aan de laatste twee stappen. Onder de ondernemers wordt door de gemeente een draagvlakmeting verricht. ‘Bedrijven kunnen ons vrolijk vertellen dat ze meedoen, terwijl ze achter onze rug roepen dat ze tegen zijn.’ Ook de eis van het treffen van voorzieningen, baart hem zorgen. ‘Als een vijfde van de deelnemers de BIZ niet meer ziet zitten, kunnen ze een herstemming aanvragen. Als de BIZ al na een paar jaar ophoudt te bestaan, zie dan maar eens aan je financiële verplichtingen te voldoen. De beveiligingscamera’s moeten wel worden afgeschreven.’
Kosten Is de BIZ een fikse kostenpost (Van der Boon schat de kosten voor het oprichten van een BIZ op veertigduizend euro), lobbyen voor draagvlak is het duurste aspect. ‘Daar gaat de meeste tijd in zitten. Wij hebben hier een professioneel secretariaat voor in moeten huren.’ Op Vijfsluizen slaat bovendien de economische crisis toe. ‘Een groot aantal bedrijven hier zit in stevig zwaar weer. Die letten scherp op de kosten.’ Kortom, een BIZ oprichten is geen sinecure. Toch nuanceert Van den Boon: ‘Ik zit wel negatief te doen, maar eigenlijk ben ik blij dat er in elk geval een instrument is om achteraf collectief beheer op te tuigen. Ook al is het een lapmiddel. Beter zou het zijn dat gemeenten aan elk bedrijf verplicht parkmanagement gaan opleggen, zodat iedereen
juli/augustus 2009 24
meebetaalt. Dan ben je automatisch van het gezeur af.’ Op bedrijventerrein Grote Polder in Zoeterwoude hebben bedrijven en gemeente iets dergelijks op een heel praktische manier bereikt. Vijftig van de rond de 140 ondernemers op dit gemengde bedrijventerrein tussen de wegen A4 en N11 zijn lid van het samenwerkingsverband Park Management Grote Polder (PMGP), waaronder de acht grootste bedrijven (meer dan vijftig werknemers). Lokkertje hiervoor was de in het vooruitzicht gestelde koop van ‘multi-purpose stroken’, die eigenaren mochten ontwikkelen als parkeer- en groenstrook. Om het aantrekkelijk te maken telt de gemeente de extra vierkante meters op bij de maximale bebouwingsgraad. Bedrijven krijgen op het oorspronkelijke terrein dus extra bouwmogelijkheden. ‘Zo hebben we een vaste basis gecreëerd voor het parkmanagement’, vertelt PMGP-voorzitter Koos Lansink. Samen met de subsidie van de gemeente hoopt Lansink de periode tot 2011 financieel te overbruggen wanneer de Grote Polder-BIZ operationeel moet zijn (tevens de deadline voor alle BIZ-initiatieven in het land). Van dit geld heeft men ook een start gemaakt met de collectieve aanleg van glasvezel en een gezamenlijke aanpak van de beveiliging. ‘We lopen vast in structurele financiering. De BIZ zal uitkomst bieden’, aldus Lansink.
Draagvlak Volgens Lansink is er voldoende draagvlak om aan de wettelijke voorwaarden te voldoen. ‘Al weet je dat inderdaad pas zeker als de gemeentelijke draagvlakmeting is verricht’, geeft hij Van der Boon gelijk. De financiële verplichtingen op Grote Polder zijn echter gedekt. De vijftig PMGP-leden hebben vooraf een bedrag gefourneerd voor de beveiliging. Lansink: ‘Bij een opzegging is er geen deficit. De camera’s zijn betaald.’ Hij hoopt evenwel ondernemers binnenboord te houden, doordat de beveiligingsinspanningen lagere tarieven bij verzekeraars en beveiligingsfirma’s met zich meebrengen. In Tilburg is Snijder geen voorstander van verplicht meebetalen. ‘Dat geeft alleen maar ruzie. Bedrijven met de meeste grond moeten dan de pot vullen. Dat wordt steevast als onrechtvaardig gevoeld.’ Snijder vindt dat initiatiefnemers meer tijd moeten steken in het kweken van draagvlak. ‘Laat het collectief aantonen dat het nuttig is voor bedrijven om deel te nemen. Zet ondernemers die dat niet willen, niet meteen weg als freerider. Een forse bijdrage voor collectieve beveiliging is niet zinvol voor een bedrijf met een lage beveiligingsgraad.’ Volgens Snijder kan het beheer in een eenvoudige stichting onderdak krijgen, waarin alle partijen – gemeente incluis – zitting in hebben. ‘Bij voorkeur op bestuurlijk niveau. Hierin kunnen alle activiteiten worden gecoördineerd en afgestemd, van cameratoezicht tot aan de bewegwijzering. Zo blijven partijen zich verantwoordelijk voelen. Dat geeft een enorme kwaliteitsimpuls.’ ÏÏPieter van den Brand
E n s che de , ‘ S coren in de w i jk ’.
Wedden op de wijkaanpak Ruimtelijk beheer in achterstandswijken is meer dan fysieke plannen maken en onderhoud plegen. Sociaal-economische beheersactiviteiten lijken er onlosmakelijk mee verbonden. Iedereen moet meedoen. Of dat werkt? De komende jaren zullen het leren.
S
chrik in de subsidiewereld rond de veertig Kracht- oftewel Vogelaarwijken. Begint nèt de ‘brede wijkaanpak’ aan te slaan, verschijnt ineens het rapport ‘De baat op straat’ van de onderzoeksbureaus SEO en Atlas voor de gemeenten, vol ergerlijk doortimmerde vraagtekens bij honderden miljoenen aan sociale investeringen in wijkverbetering. De wijkaanpak, dat is: integrale samenwerking voor achterstandswijken, sociaal, fysiek en qua persoonlijke kansen. Fysieke beheersmaatregelen en sociale of werkgelegenheidsprikkels bleken afzonderlijk weinig uit te halen. Mensen wonen zelden uit vrije keuze in probleemwijken. Woonomgeving, ach… Opknapbeurten voor steen en groen zijn uiteindelijk gedoemd, zolang sociaal-economische marginalisering en rancune voortduren. Ruimtelijk en maatschappelijk beheer lijken tot elkaar veroordeeld in Krachtwijken.
Steeds meer taken verschuiven daarbij richting particuliere partijen: naar woningcorporaties, ondernemers, bewoners of zelfs naar sportverenigingen. Maar wat werkt echt? Voor een eerste kwantitatief inzicht analyseerden de onderzoeksbureaus Atlas voor gemeenten en SEO Economisch Onderzoek de investeringen van de woningcorporaties in 2005 en 2006 in ‘leefbaarheidmaatregelen’. Verbeteringen werden uitgedrukt in termen van overlast, onveiligheid en verloedering.
Klap Terwijl de onderzoekers wel positieve effecten aantroffen van fysieke ingrepen zoals onderhoud en gerichte aan- en verkoop van vastgoed, was dat niet zo bij de ‘zachtere’ sociale investeringen. Conclusie van de rapporteurs: corporaties kunnen zich vooralsnog beter concentreren op investeringen in vastgoedbeheer, waarvan de effectiviteit aantoonbaar is.
juli/augustus 2009 25
Trend
Vertrouwen in de winkelstraat Ondernemers kunnen een gangmakersrol vervullen bij wijkbeheer, als sponsor van evenementen of voorzieningen, als ‘ogen en oren’ of met suggesties voor ruimtelijke verbeteringen. Immers, een aantrekkelijke winkelomgeving betekent brood voor winkeliers. Ondernemers in achterstandswijken vergen een bijzondere aanpak, weet Murat Ersoy, die als winkelstratenmanager lauweren oogstte in de multiculturele Haagse Paul Krugerlaan en tegenwoordig in Dordrecht (Oud Krispijn). ‘Meestal gaat het om initiatiefrijke personen, die snel enthousiast zijn wanneer je ze de voordelen van gezamenlijk beheer kunt uitleggen. Geloofwaardig overheidsoptreden is heel belangrijk. Vertrouwen is bij deze mensen doorslaggevend. Geschonden vertrouwen ben je voor heel lang kwijt. ‘Daarbij komt: het zijn vaak nieuwkomers in ons land. Ze zitten dag-in-dag-uit in hun pappa-mammawinkeltjes, maar hebben weinig professionele ondernemersvaardigheden of tijd.’ Het Keurmerk Veilig Ondernemen is een gebruikelijk aanknopingspunt om deze groep te organiseren rond straatbeheer. Uitvoerend beheerswerk wordt collectief uitbesteed. Nieuwe mogelijkheden biedt daarnaast de Experimentenwet BIZ. Alleen frustrerend dat de verhuurders daarin geen verplichtingen zijn opgelegd, vinden winkelstraatmanagers.
S cho on , he e l e n ve ili g , R o tte rd a m .
Foto: Roel Dijkstra.
juli/augustus 2009 26
Media sloegen de nuances over. ‘Miljoenen voor wijken nutteloos’, kopte NRC/Handelsblad en treiter-nieuwssite GeenStijl.nl: ‘Vogelaar faalt ook na aftreden’. Subiet schoof het Krachtwijkencircuit het onderzoek als bureaustoelwijsheid van tafel, minister Van der Laan voorop Desondanks dreunt de klap na. Want de gemeten verschillen zijn te groot om te negeren. De wijkaanpak als zodanig staat in het onderzoek niet ter discussie, benadrukt SEO-onderzoeker Joost Poort: ‘Over andersoortige doel-middelrelaties, zoals schuldensanering, laten we ons niet. Wel lijkt een heroriëntatie nodig over de precieze doelstellingen van specifieke investeringen. De volgende stap is gedetailleerder en langetermijnonderzoek inzake afzonderlijke investeringstypen.’ Daaraan word gewerkt, onder meer binnen het Rotterdamse Pact op Zuid.
Smederijen In de tussentijd moeten beheerders het doen met ‘Fingerspitzengefühl’ en ervaringskennis, opgedaan in decennialang beheerswerk in sociale huurwijken, waarvan er inmiddels overigens tientallen van de achterstandslijst zijn afgevoerd. Eén ding is zeker: bewoners en kleine ondernemers medeverantwoordelijk maken is hier extra ingewikkeld. Ook al omdat de meesten als huurders niet binnen een Vereniging van Eigenaren juridisch te organiseren zijn. De professionele regierol en de structurele uitvoeringstaken vallen zodoende ‘logisch’ toe aan de (deel)gemeente of aan corporaties. Voor de wijk zelf resteren vier opties: meebeslissen, meebetalen, evenementen organiseren en aanvullend onderhoud. Nergens gebeurt dat succesvoller dan in Hoogeveen,
geplaagd door maatschappelijke achterstanden, maar met grote sociale binding en een gemeente die (ook financieel) gáát voor talentontwikkeling, samendoen en zelfwerkzaamheid. Al vijftien jaar participeren burgers in buurtbeheer, en sinds 2007 is die inbreng op hun verzoek uitgebreid tot de gemeentebrede ‘werkwijze’ De Smederijen van Hoogeveen (www.desmederijenvanhoogeveen.nl).
Seniorenrestaurant De gemeente is onderverdeeld in 35 ‘smederijen’, gebieden waarbinnen de burgers zelf ‘aan het aambeeld’ staan van plannen en uitvoering, vertelt projectleidster Gea Lunsing. Middels periodieke interne verkiezingen kan iedere smederij binnen afgebakende, maar gegarandeerde en aanzienlijke budgetten kleinere plannen selecteren en mee-uitvoeren, waar nodig samen met formele instantie, als de gemeente en woningcorporaties. Op de verkiezingsavonden ziet het zwart van mensen. Ook bij grote plannen discussiëren burgers volwaardig mee. Speeltuintjes, sportaccomodaties, straatverlichting, seniorenrestaurant: voor miljoenen euro’s zijn reeds ideeën uitgevoerd. Soms mede gesponsord door ondernemers, soms alsnog met bewonersmiddelen. Gebiedsregisseurs organiseren het onderhoudswerk, waarin ook burgers een hoofdrol spelen. Hoogeveen laat zien wat een gemeente vermag die werkelijk vertrouwt op zijn inwoners, vindt de Stichting Experimenten Volkshuisvesting SEV. Vooral de eigen budgetten motiveren, ziet ook Gea Lunsing, evenals Manninne Geurts van corporatie Woonconcept.
Uitje En de Vogelaarwijken? Naziha Dinsi zetelt in de kop van de Peperklip, roemrucht semi-besloten wooncomplex nabij NS-station Rotterdam-Zuid. In 1982 opgeleverd als paradepaardje van architect Carel Weber, verviel de Peperklip gaandeweg tot ‘een drama, waar bewoners zich
Burgermeetnet luchtkwaliteit Waar overheden aarzelen, nemen geïrriteerde burgers soms initiatieven tot wijkbeheer. Een voorbeeld is de fijnstofproblematiek. Hoe ernstig die luchtverontreiniging op locatie is, weet meestal niemand. Cijfers zijn grotendeels gebaseerd op omstreden rekenmodellen, hetgeen de overheid speelruimte voor getreuzel verschaft. Vereniging Milieudefensie heeft een landelijk meetnet opgezet van burgergroepen, die vorige maand met zogeheten Palmes-buisjes metingen hebben uitgevoerd op 700 risicolocaties in 90 wijken. De buisjes zijn geanalyseerd door een onafhankelijk laboratorium, onder toezicht van de GGD Amsterdam.
Cruyff Courts en trapkooien: waar blijven de voetbalclubs? Pubers hebben een uitlaatklep nodig, een plek om te bewegen. In achterstandswijken zijn, deels op initiatief van oud-topsporters, de afgelopen jaren 150 wijksportveldjes aangelegd. Maar de Krajicek-playgrounds en Cruyff Courts ontberen toezicht, bij gebrek aan sluitende beheersafspraken. Verloedering slaat toe, oudere jongens heersen en de beoogde leefbaarheidsvoorzieningen ontaarden in hang- en dealerscorners. In steden als Nijmegen, Zwolle, Assen en Capelle a/d IJssel worden door omwonenden Cruyff Courts tegengehouden. De KNVB gaat daarom de lokale voetbalclubs reactiveren, die destijds hadden toegezegd om dergelijke trapveldjes te beheren. Ook sportief gezien wordt dat tijd, constateert het VerweyJonker onderzoeksinstituut recentelijk: op veel veldjes loopt verborgen voetbaltalent.
voor schaamden’, vertelt floormanager Dinsi van woningcorporatie Vestia. ‘Opknapbeurten hielpen niks. In 1994 ging het roer om. Overlasthuishoudens en met de problemen verweven personeelsleden zijn verwijderd, we zijn aspirantbewoners gaan selecteren en hebben qua leefstijl passende mensen zoveel mogelijk bijeen gehuisvest in dezelfde opgangen. Een grondige renovatie volgde en Vestia stimuleert tegenwoordig bewonersinzet bij de inrichting en het dagelijkse ‘schoon, heel en veilig’ op het complexterrein. Zo maken de huurders van de zestig studentenwoningen een eigen jaarplan, met daarin ook fysieke beheermaatregelen, zoals het plaatsen van fietsenrekken. ‘Het moet mensen wel iets extra’s opleveren’, waarschuwen Dinsi en huismeester Raymond Drenthe: ‘méér dan wanneer ze het aan ons overlaten’. Een groepje bewonerskinderen helpt wekelijks het binnenterrein schoonhouden. Regelmatig staat daar een spannend uitje tegenover. Dinsi: ‘Deze kinderen spreken weer hun oudere broertjes aan. Zo controleren ze elkaar.’ Elders ‘op Zuid’ ondersteunt Vestia het El Moustakbeh (de Toekomst) buurtouder-initiatief van Marokkaanse wijkbewoners. Maar integraal beheerswerk blijft jongleren met stokken en wortels. Ook lik-op-stuk hoort bij consequent, betrouwbaar gebiedsbeheer. We wandelen over het binnenterrein, waar een middentuin wordt aangelegd naar bewonersontwerp. In een speeltuintje ligt rotzooi – ‘moet de kinderopvang voor zorgen’, beslist Raymond Drenthe. In de trappenhuizen bleken leefstijl-matching en camera’s ontoereikend. ‘We hebben nu iedereen ingelicht: als we een portaal moeten opruimen, krijgen alle betreffende voordeuren een boete.’ ÏÏMichel Robles
juli/augustus 2009 27
Trend
Baas in eigen buurt Zelfbeheer in nieuwe wijken
De overheid die alles regelt is op zijn retour. Ontwikkelaars en enthousiaste bewoners experimenteren met zelfbeheer. De woonomgeving wordt er beter van, maar het is nog zoeken naar de juiste vorm.
H
et is bijna oogsttijd in De Kersentuin. Sommige vruchten zijn nog oranje, andere beginnen er al eetbaar uit te zien. Wie trek heeft mag komen plukken, want de fruitbomen zijn geplant op publiek terrein. De deelwijk van Leidsche Rijn is een succesvol voorbeeld van zelfbeheer in een wijk die door Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) tot stand is gekomen. De bewoners van de 94 woningen, opgetrokken in gele baksteen en andere milieuvriendelijke materialen, beheren een eigen parkeergarage, een buurthuis, een klein amfitheater en een eigen glasvezelnet. Het meest in het oog springend is het openbaar groen tussen de woningen, dat ook door de bewonersvereniging wordt beheerd. Waar in de rest van Leidsche Rijn het typische Vinex-groen domineert – kortgemaaide grasvlaktes
juli/augustus 2009 28
De K e rs e nt uin, L e id s che R i j n .
met eentonige beplanting, afgewisseld door slecht onderhouden restgroen – lijkt De Kersentuin meer op een botanische tuin met woningen eromheen. Op een klein gebied is een rijke variatie aan bloemen, fruitbomen en kruidenplanten te vinden. Door de hoogteverschillen lijkt het allemaal groter dan het is. Her en der hangen affiches voor cursussen en straattheater. Het moet een plezier zijn om hier op te groeien.
Betrokken ‘Eigenlijk hou ik niet zo van nieuwbouwwijken,’ zegt een bewoonster in de speeltuin, een baby in de draagzak om haar hals. ‘We hebben hier een tijdje op proef gewoond om te kijken of het wat voor ons is. Het is geen wijk voor types die achter hun GAMMA-schutting blijven zitten, het trekt toch mensen aan die betrokken zijn bij hun omgeving. Sommigen zijn actiever dan anderen, en dat is ook goed. Je kunt niet met honderd man vergaderen over elke beslissing.’ De Kersentuin is ontwikkeld door de bewoners zelf en door woningcorporatie Portaal op grond van de gemeente Utrecht, waardoor veel ambities konden worden losgelaten op het project. Hoewel sommige daarvan niet zijn gerealiseerd, zoals een eigen watervoorziening, kan worden
geconcludeerd dat de wijk in een behoefte voorziet. Jeroen Hollander, voorzitter van de bewonersvereniging, schat dat in de afgelopen vijf jaar nog geen tien woningen van bewoner zijn gewisseld: ‘De belangstelling is groter dan het aanbod. We hebben een wachtlijst van aspirant-kopers en -huurders. Het is ook altijd de bedoeling geweest dat het een wijk voor alle generaties zou worden waarin je lang kunt blijven wonen.’
Bewonersparticipatie is een instrument geworden om de kwaliteit van een gebied te vergroten Ontwikkelen met zeggenschap van bewoners lijkt vooral een kwestie van durven. ‘Stimuleren van zelfbeheer is de kunst van het loslaten,’ zegt Hans Vos van de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) die een workshop in De Kersentuin organiseerde waarbij ervaringen werden uitgewisseld over zelfbeheer in nieuwe wijken. ‘We zijn in Nederland zo gewend aan een overheid die alles regelt, dat
juli/augustus 2009 29
Trend
de cultuur om je eigen woonomgeving vorm te geven wat is achtergebleven. Maar daar komt verandering in. Er is een nieuwe hang naar gemeenschapszin en dankzij internet is het eenvoudiger geworden om bewoners te organiseren en te informeren.’
Organisatie De succesvoorbeelden van zelfbeheer in nieuwe wijken blijven tot nu toe beperkt tot ‘eilandjes’ van CPO-projecten met een idealistische, meestal ecologisch getinte inslag, zoals EVA Lanxmeer in Culemborg, Oikos in Enschede en de Bongerd en de Meanderhof in Zwolle. Hans Vos: ‘Zelfbeheer hoeft een gemeente niet meer te kosten aan onderhoud. Integendeel, ze krijgen voor hetzelfde geld een betere openbare ruimte, en de betrokkenheid van de bewoners werkt preventief tegen sociale en fysieke verloedering. Het moeilijkste aspect is de organisatie in de wijk zelf. In de beginperiode zijn de ambities groot en is iedereen enthousiast. Die spanningsboog kun je zo’n twee tot drie jaar volhouden. Dan komt er een omslagpunt waarbij het pioniersgevoel afneemt en je moet oppassen dat er geen kleine groep overblijft die alles regelt. Het is nog zoeken naar de juiste balans tussen sociale cohesie en ‘vrijheid blijheid’.’ Naast voorlopers als De Kersentuin is er een toename te zien van lichtere vormen van zelfbeheer. Een paar kilometer Vonde l Parc , U tre cht .
juli/augustus 2009 30
verderop, in het centrum van Utrecht, ligt Vondel Parc, een kloek complex van ruim 200 koopwoningen in een semipublieke omgeving. Het onderhoud van de wandelpaden en het groen wordt betaald en uitbesteed door de bewoners. Alleen de opvallende houten vlonders in het midden van het gebied, waarop de eengezinswoningen staan, zijn privé-terrein. Net als in De Kersentuin zijn de auto’s onzichtbaar weggewerkt in een parkeergarage, waarvoor de autobezitters in de wijk een vaste contributie betalen. Ontwikkelaar Proper Stok heeft bij de opzet van de wijk een structuur bedacht waarbij voor elk gebouw een aparte VvE (Vereniging van Eigenaars) werd opgericht met daarbovenop een stichting die naar rato contributie heft. Zo weten ook nieuwe bewoners precies waar ze aan toe zijn. Bewoner Harald Mijnders heeft niet het gevoel dat hij in een bijzonder project woont: ‘We zijn hier komen wonen omdat het een autovrije buurt is midden in de stad, dat is ideaal en daar wil ik ook extra voor betalen. Maar ik kan niet echt zeggen dat er een enorm groepsgevoel leeft. Iedereen gaat zijn eigen gang. We houden wel buurtbarbecues.’
Geborgenheid Hoewel Vondel Parc geen gated community is, geeft het wel een gevoel van beslotenheid en geborgenheid; bij de ingang van het terrein hangen bordjes met spelregels. Zo is
gemotoriseerd verkeer alleen toegestaan in spoedgevallen, niet voor verhuizen of afleveringen. Het is niet voor het eerst dat Proper Stok de VvE gebruikt als middel om zelfbeheer te stimuleren. Ook in het Chassé Park in Breda zijn de bewoners mede-eigenaar van de openbare ruimte en dragen ze een klein bedrag af, zo’n tien euro per maand, waaruit het onderhoud wordt gefinancierd. Bewonersparticipatie is daarmee een instrument geworden om de kwaliteit van een gebied te vergroten. Een praktijk die in de Verenigde Staten al langer gangbaar is. Onder de noemer community development worden daar wijken ontwikkeld waarin nieuwe bewoners contractueel bijdragen aan zwembaden, sportparken, straatverlichting, beveiliging of zelfs eigen vuilnisophaaldiensten. In Nederland nog toekomstmuziek, maar er is duidelijk een trend in die richting. Zo heeft het consortium dat bezig is met plannen voor de Zuidplaspolder tussen Gouda en Rotterdam de ambitie om meer te bouwen dan een zee van nieuwe woningen, zoals er al vele zijn in de Zuidvleugel. ‘Een compleet nieuwe wijk biedt een unieke kans om te ontwerpen met beheer in het achterhoofd,’ zegt bestuursvoorzitter Martien Kromwijk van Woonbron, één van de ontwikkelaars in de Zuidplas. ‘Met creatief nadenken kun je de behoefte aan een civil society faciliteren. We kijken bijvoorbeeld naar de manier waarop nieuwe gemeenschappen in de Verenigde Staten functioneren, zoals King’s Farm bij Washington.’
Cultuur In projecten als Vondel Parc en De Kersentuin worden nieuwe kopers en huurders automatisch lid van de bewonersvereniging. In de praktijk leidt dit niet problemen, mede omdat het om relatief kleine bedragen gaat en de bewoners bewust kiezen voor een wijk met zelfbeheer. Deelname aan een bewonersvereniging is in Nederland echter niet wettelijk afdwingbaar, in tegenstelling tot deelname aan een VvE, die het beheer van het appartement regelt. Nieuwe bewoners zouden er dus onderuit kunnen; er is sprake van een juridisch gat.
Ho e wel Vondel Pa rc ge en g a te d commun i t y i s , ge e f t he t we l e e n ge vo e l va n b eslo tenhe id en geb or genhe id .
Toch denkt Kromwijk dat de totstandkoming van zelfbeheer in Nederland eerder een kwestie van cultuur is dan van regelgeving of het wegnemen van juridische obstakels: ‘Je moet een aantal zaken vooraf goed regelen met gemeenten, zodat je voorkomt dat bewoners dubbel betalen voor voorzieningen. Ook de aansprakelijkheid moet goed zijn vastgelegd: wat te doen als iemand struikelt over een losliggende tegel op een pad in zelfbeheer? Maar de grootste uitdaging ligt in de organisatie; hoe ga je de sociale interactie tussen bewoners duurzaam vormgeven? Het risico bij zelfbeheer is dat er na een aantal jaren ‘buurtburgemeesters’ ontstaan, een kleine voorhoede die door de overige bewoners als een soort overheid wordt beschouwd. Het is de opgave om dat te voorkomen.’ ÏÏMartin de Jong Vonde l Pa rc : Ne t a l s i n De K e rs e nt u i n z i j n de au to ’s on z icht b a a r we g ge we r k t i n e e n pa r ke e r ga ra ge , wa a r vo or de au to b ez i t te rs i n de w i j k e e n va s te contr i b ut ie b e ta len.
juli/augustus 2009 31
Forum
Beter bereikbare ontwikkellocaties voor wonen en werken
Opnieuw leren knopen Over een betere verknoping van de beleidsvelden ruimtelijke ordening en verkeer wordt al decennia gesproken. Dat heeft niet overal geleid tot een optimale synergie tussen de stedelijke hoofdstructuur en de hoofdstructuur voor verkeer en vervoer in haar verschillende modaliteiten. In mei heeft de VROM-raad over dit onderwerp een advies uitgebracht, waarbij opnieuw de noodzaak van een betere verknoping van de beleidsvelden wordt benadrukt. Het advies gaat specifiek in op de relatie tussen verstedelijking en de hoofdnetten van de infrastructuur; de autosnelwegen en spoorlijnen.
N
Foto: Marcel Bayer
ieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten veel slimmer afgestemd worden op de beschikbare capaciteit van deze netwerken, vindt de raad. Aan de andere kant kunnen de vorm en capaciteit van netwerken veel beter worden afgestemd op bestaande ruimtelijke functies en worden gebruikt bij het bepalen van mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat daarbij nadrukkelijk om zowel het autonetwerk als het treinnetwerk. Multimodale knooppunten, stations die ook met de auto goed bereikbaar zijn, vervullen een sleutelrol als we meer keuzemogelijkheden willen bieden in de bereikbaarheid.
juli/augustus 2009 32
Draaischijf Dit abstracte verhaal kan worden ge誰llustreerd aan de hand van de huidige situatie in Utrecht. Utrecht heeft zowel in het snelwegennet als in het spoornet een bijzondere positie. De stad wordt wel als draaischijf aangeduid, omdat het voor Nederland in beide netwerken een cruciale rol vervult. Zowel veel van de lange oost-west- als noord-zuidverbindingen passeren de stad. Deze netwerken zijn echter volledig van elkaar gescheiden. Snelweg en spoor kruisen elkaar op een aantal punten, maar op die punten bevinden zich geen stations of afritten.
Daarmee zijn locaties in de stad Utrecht eigenlijk zonder uitzondering òf met de trein, òf met de auto bereikbaar. Het biedt de reiziger naar Utrecht dan ook nauwelijks keuze; de bestemming bepaalt veelal het geschikte vervoermiddel. Zo is het nieuwe bedrijventerrein Papendorp bij uitstek een autolocatie; met het openbaar vervoer is de bereikbaarheid ondermaats. De VROM-raad pleit ervoor om de verknoping tussen de beide netwerken stelselmatig te verbeteren. Bovendien is de raad van mening dat juist multimodale knooppunten bij uitstek geschikte locaties zijn voor het toevoegen van nieuwe functies die goed bereikbaar moeten zijn.
Geen discussiepunt Vreemd genoeg is de geringe verknoping van de netwerken geen discussiepunt in de huidige studies naar het verbeteren van het wegennet rondom Utrecht. Zowel de relatie tussen infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen als de relatie tussen spoor en weg blijven hierin onderbelicht. In de startnotitie die Rijkswaterstaat in 2008 heeft opgesteld, staat een aantal verschillende basisvarianten. Drie van de vier hoofdalternatieven bestaan uit verschillende inrichtingsvarianten van het snelwegnetwerk. In één van de vier varianten krijgen alternatieve vervoerwijzen en ruimtelijke ordening een belangrijke rol toebedeeld. Deze optie is op dit moment alleen nog globaal uitgewerkt, maar
Advies ‘De Randstad altijd bereikbaar’ Tegelijkertijd met het advies van de VROM-raad heeft ook de Raad voor Verkeer en Waterstaat (RVW) een advies uitgebracht waarin het functioneren van netwerken centraal staat. De RVW pleit voor robuustere netwerken, waarbij al in het ontwerp van het netwerk rekening gehouden wordt met calamiteiten. Welke alternatieve routes zijn dan mogelijk? Een bijzondere vorm van robuustheid is het verknopen van trein en auto, om op die manier een betere uitwisseling tussen de systemen te creëren. Dit advies is te downloaden van: www.raadvenw.nl
duidelijk is wel dat de inzet hierop zeer beperkt is. Ruimtelijke ordeningsopties zijn nog niet goed uitgewerkt. Voor openbaar vervoer geldt dat de aandacht hoofdzakelijk uitgaat naar verbetering van de regionale OV-structuur en niet naar verbeteringen in de hoofdspoorwegen. De OV-oplossingen zijn daarmee vergelijkbaar met oplossingen in het onderliggend wegennet, en niet in het hoofdwegennet.
Verknopen In de denklijn van het advies van de VROM-raad is het allereerst de vraag hoe de twee hoofdnetwerken met elkaar kunnen worden verknoopt. Daarvoor bestaat een aantal mogelijkheden, waarvan één ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt. Het nieuwe station LeidscheRijn komt op de kruising van de A2 en de spoorlijn Utrecht-Den Haag te liggen, en is
Nieuwe voorstadstations in Utrecht kunnen de economische structuur van de stad versterken straks met allerhande vervoerwijzen bereikbaar. Soortgelijke mogelijkheden zijn er in principe ook bij Utrecht Lunetten (als bij het station Lunetten de snelweg A27 een afslag zou kunnen krijgen) en bij de kruising van de A27 en de spoorlijn naar Amersfoort (Blauwkapel). Op die manier zijn zonder grote tracé-aanpassingen een aantal locaties te creëren, die met beide modaliteiten bereikbaar zijn. Dat verbetert in zichzelf ook de bereikbaarheid van andere locaties, omdat bijvoorbeeld autoreizigers uit Zuid- of Oost-Nederland op He t nie uwe b e dr i j venter re in Pa p endor p i s bi j ui t ste k e en autolo c at ie; me t he t op enba ar ver vo er is de b ere ik ba arhe id onder m a at s
juli/augustus 2009 33
Forum
weg naar Den Haag, hun auto in het vervolg ook in LeidscheRijn kunnen parkeren en het laatste deel van de reis met de trein af kunnen leggen. Een dergelijke aanpak kan in Utrecht leiden tot een herschikking van vervoersintensieve functies naar met auto èn trein goed bereikbare locaties. De economische kracht van Utrecht is groot genoeg om de creatie van een aantal nieuwe stedelijke centra aan te kunnen. Sterker nog, nieuwe voorstadstations met een concentratie van stedelijke functies in de nabijheid kunnen bijdragen aan de netwerkfunctie van de stad Utrecht en op die manier ook de
De VROM-raad pleit voor een sterkere beleidsafstemming tussen VROM en V&W economische structuur van de stad versterken. De VROMraad is er dan ook van overtuigd dat een dergelijke kijk op de combinatie van mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsvraagstukken een grote toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de huidige, meer sectorale aanpak.
Afstemming
Foto: Marcel Bayer
Een groot deel van de strekking van het VROM-raadadvies is geen nieuw verhaal. Een betere afstemming tussen de beleidsvelden is al jaren een belangrijk streven. Waarom lukt het dan in Utrecht niet om het vraagstuk in volledig perspectief van mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling te definiëren? Dat is niet alleen een kenniskwestie, maar voornamelijk een afstemmingskwestie tussen veel betrokken partijen, die ieder slechts een deel van de totale belangen behartigen. Rijkswaterstaat, een belangrijke partij in het formuleren van oplossingen, zoekt de oplossingen logischer-
juli/augustus 2009 34
wijs op het eigen terrein; het hoofdwegennet. Voor oplossingen in de spoorinfrastructuur is ProRail de aangewezen partij. De ruimtelijke belangen zijn weer elders belegd. Overheden zijn in dergelijke situaties vaak met deelaspecten van het vraagstuk bezig. Zowel op rijks, provinciaal als gemeentelijk niveau zijn er afdelingen die zich ofwel met ruimtelijke ordening, ofwel met verkeersvraagstukken bezighouden. De VROM-raad pleit dan ook – in het verlengde van de eerste stappen die met het MIRT worden gezet – voor een sterkere beleidsafstemming tussen de departementen van VROM en V&W. Politiek leiderschap kan daarbij een belangrijke rol spelen. Het mobiliteitsvraagstuk rondom de stad Utrecht is van zo’n groot belang voor het functioneren van het Nederlandse netwerk, dat het volgens de VROMraad om een rijksverwantwoordelijkheid gaat. Daarmee is een trekkende rol voor het Rijk een logische zet, zowel voor wat betreft de netwerken, als voor wat betreft de afstemming met de ruimtelijke ontwikkelingen. Wanneer de bewindspersoon partijen om de tafel vraagt, problemen agendeert en bestaande taakverdelingen ter discussie stelt, kunnen bestaande patronen doorbroken worden. Daarvoor zijn politieke durf en politieke verantwoordelijkheid essentieel. Op zo’n manier kunnen bestaande impasses en taakverdelingen opnieuw ter discussie gesteld worden en kan met een frisse blik naar bestaande problemen gekeken worden. ÏÏ Pieter Tordoir, Ruimtelijk-Economisch
atelier Tordoir en lid VROM-raad ÏÏMirjan Bouwman, VROM-raad
Acupunctuur in de hoofdstructuur, VROM-raad, 2009 te downloaden van: www.vromraad.nl
Effectiviteit m.e.r. bij ruimtelijke plannen
verder ondermijnd De Tweede Kamer heeft op 2 juni het wetsvoorstel Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage (TK 31755) behandeld. De modernisering richt zich vooral op vereenvoudiging van procedures, maar gaat geheel voorbij aan de vraag of het instrument wel nuttig wordt ingezet. Dat terwijl de effectiviteit van de m.e.r. ernstig tekortschiet bij de toepassing in ruimtelijke plannen.
H
et wetsvoorstel voor de modernisering van de milieueffectrapportage (m.e.r.) beoogt om ‘met behoud van de milieudoelstelling te komen tot minder en eenvoudiger regels en meer samenhang in het systeem van milieubeoordelingen voor plannen en projecten’. De milieudoelstelling is om milieu, natuur en cultuurhistorisch erfgoed een volwaardige plaats in de bestuurlijke besluitvorming te geven. Er wordt stevig geschrapt: de startnotitie verdwijnt, geen zienswijzen en geen advies van de Commissie m.e.r. over de richtlijnen meer. Daarvoor in de plaats komt de project-melding. De Nederlandse m.e.r.-lat wordt grotendeels teruggelegd op Europees niveau. De regering verwacht dat een m.e.r. meer sturend kan zijn voor plannen en projecten, door meer accent te leggen op de plan-m.e.r. en de m.e.r.-procedure meer aan te laten sluiten bij de hoofdprocedure. Zij baseert dit allereerst op de constatering dat er met het plan-m.e.r. duidelijk een versterking is van de aandacht voor milieu bij de planontwikkeling. Daarnaast zijn de overheden vertrouwd met de m.e.r. en bestaat er een brede behoefte aan vernieuwing, volgens een m.e.r.-evaluatie in 2003 (NovioConsult). Diezelfde evaluatie dringt er wel op aan de waarde van de m.e.r. te blijven zien in de specifieke Nederlandse context, waarin de besluitvorming altijd betrekking heeft op activiteiten met een hoge economische, ruimte- en milieudruk. Zorgt het wetsvoorstel ervoor dat het milieubelang in de ruimtelijke besluitvorming niet ondersneeuwt ten opzichte van economische en andere belangen? Het wetsvoorstel versterkt de keuzevrijheid van het bevoegd gezag. Het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) verdwijnt, er dient sprake te zijn van redelijke alternatieven die voldoende onderscheidend zijn. Welke dat zijn is aan de
partijen om te beoordelen. De nieuwe participatieregeling introduceert voor het bevoegd gezag een plicht tot verantwoording achteraf over de wijze waarop partijen bij de voorbereiding zijn betrokken. Een toets (marginaal) kan alleen achteraf plaatsvinden bij een beroepsprocedure tegen het betreffende ruimtelijke besluit. Er wordt al met al een groter beroep gedaan op de deskundigheid en de wil bij het bevoegd gezag om de m.e.r. aan te sturen.
De m.e.r. in de planpraktijk Bestuurders en ontwikkelende partijen zien de m.e.r. nog te vaak als een noodzakelijk kwaad dat men bij voorkeur ontwijkt. Men mist kort gezegd toegevoegde waarde voor het ruimtelijke plan en ervaart wel extra ballast voor het planproces. Gevolg hiervan is dat het opstellen van een milieueffectrapport (MER) vooral wordt gezien als een verplichte invuloefening. Het wetsvoorstel gaat geheel voorbij aan de inhoudelijke en procesmatige oorzaken.
Bestuurders en ontwikkelende partijen zien de m.e.r. nog te vaak als een noodzakelijk kwaad Bij m.e.r.’s voor projecten zijn voor het milieu belangrijke keuzes, zoals de locatiekeuze of de verkeersstructuur, vaak al in een eerder planstadium gemaakt. De ruimtelijke impact van zo’n m.e.r. is dan beperkt. De plan-m.e.r. beoogt hieraan tegemoet te komen. In de kaderstellende planvorming is de speelruimte om milieuwinst te boeken vaak groot. De plan-m.e.r. kent minder
juli/augustus 2009 35
Foto: Roel Dijkstra
Forum
M.e.r.plicht ruimtelijke plannen De milieueffectrapportage (m.e.r. voor de procedure; MER voor het rapport) is al in 1987 wettelijk vastgelegd om milieu, natuur en cultuurhistorisch erfgoed een volwaardige plaats in de bestuurlijke besluitvorming te geven (tegenwoordig hfdst. 7 Wet milieubeheer). Het Besluit milieueffectrapportage 1994 geeft aan welke activiteiten m.e.r.plichtig (bijlage C) of m.e.r.beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn.
In het laatste geval wordt per situatie beoordeeld of een m.e.r. noodzakelijk is. De activiteiten worden gedefinieerd op basis van de verwachte milieu-impact, zoals het aantal woningen, het aantal hectare bedrijventerrein of het aantal potentiële bezoekers. De bijlagen vermelden welke wettelijke en bestuursrechtelijk verplichte plannen of besluiten m.e.r.plichtig kunnen zijn (kolom 3).
Huidige regelgeving M.e.r. voor plannen (plan-m.e.r.)
Voorgestelde nieuwe regelgeving M.e.r. voor projecten (besluitm.e.r.)
M.e.r. voor plannen en voor projecten zonder milieuvergunning
Startnotitie Openbare kennisgeving over inrichting besluitvormingsproces
– Openbaarmaking startnotitie
– R aadpleging betrokken bestuursorganen over reikwijdte en detailniveau
– Zienswijzen op de startnotitie
– Melding van het project – Openbare kennisgeving over inrichting besluitvormingsproces
– Raadpleging wettelijk adviseurs – Advies Commissie m.e.r. – Richtlijnen vaststellen
– R aadpleging betrokken bestuursorganen over reikwijdte en detailniveau – Advies reikwijdte en detailniveau indien niet zelf initiatiefnemer
Opstelling MER
Opstelling MER
Opstelling MER
Openbaarmaking MER
Openbaarmaking MER
Openbaarmaking MER
Zienswijzen
Zienswijzen
Zienswijzen
Advies Commissie m.e.r. bij «natuurplannen»
Advies Commissie m.e.r.
Advies Commissie m.e.r.
Motivering
Motivering
Motivering, Verantwoording over participatie
Evaluatie
Evaluatie
Evaluatie
Illustratie verschillen huidige en toekomstige m.e.r.-procedure.
juli/augustus 2009 36
Daarnaast zien wij een verbreding van de m.e.r.-focus met bijvoorbeeld sociale aspecten (integrale veiligheid) of programmatische aspecten. Als bij een initiatief voor een nieuwe woonwijk de ‘realisatie van de woonbehoefte voor huishoudens’ als effect wordt opgevoerd, dan is er sprake van een verwatering van de milieuwaardering. Dit lijkt vooral bedoeld om het initiatief op tafel te houden. Een bijzondere omstandigheid bij ruimtelijke plannen is, dat de initiatiefnemer en het bevoegd gezag – dat het initiatief moet beoordelen – onderdeel zijn van hetzelfde overheids orgaan. Deze verwevenheid is niet bevorderlijk voor een aansturing van milieuonderzoek dat zou kunnen leiden tot ingrijpende aanpassingen of zelfs afstel van een initiatief. Ondertussen zijn de m.e.r.-bureaus er ook niet bij gebaat om het overheden lastiger te maken dan nodig. De forse
Ruimtelijke plannen: initiatiefnemer en beoordelend bevoegd gezag zijn onderdeel van hetzelfde overheidsorgaan
A l s bi j e e n ini t i at ie f vo or e en nie uwe wo onw i jk de ‘ re a lis at ie va n de wo on b e ho e f te vo or huisho udens ’ als e f fe c t word t op ge vo erd, d an is e r s pra ke van e en ver water ing va n de m ilie uwa a rde r ing.
procedurele vereisten, zodat men flexibel kan inspelen op het strategische plankarakter. Toch blijken ook de eerste plan-MER’s vooral verantwoordings¬documenten van eerder gemaakte bestuurlijke keuzen te zijn. De komst van de plan-m.e.r. compliceert bovendien de planaftrap. Nu moet men eerst onderzoeken welke m.e.r.-procedure(s) van toepassing zijn. In de ruimtelijke praktijk komt geregeld de tweetrapsraket voor: eerst een plan-m.e.r. voor het kaderstellend besluit en vervolgens een besluitm.e.r. voor de concrete planuitwerking. Een herhaling van zetten zonder ruimtelijk relevante verdieping komt geregeld voor. Vaak is sprake van een parallel m.e.r.traject, op afstand van de ruimtelijke planvorming. Een integrale ruimtelijke besluitvorming verlangt een tijdige inbreng van de ruimtelijk relevante milieufactoren. Dan staan niet zozeer de afzonderlijke milieuaspecten centraal, als wel de onderscheidende ruimtelijke alternatieven. Juist op dit vlak schiet in de praktijk de creativiteit tekort.
m.e.r.-omzet is gegarandeerd door de wettelijke verplichting, een standaardaanpak is voldoende. Het – kostbare – milieuonderzoek draagt daardoor te weinig bij aan de inhoudelijke versterking of bijsturing van de ruimtelijke planvorming. Het MER verbleekt daarmee tot een ‘besluitonderschrijvend’ instrument. Het wetsvoorstel legt nog nadrukkelijker de opgave bij het bevoegd gezag inventief te zijn. De kennis daarvoor zou eerder opgezocht moeten worden buiten de eigen organisatie en de gebruikelijke m.e.r.aanbieders. Wellicht ligt hierin een nieuwe rol voor de Commissie m.e.r.
Conclusie De voorgestelde modernisering vergroot het risico op ‘besluitonderschrijvende’ m.e.r.’s. Het wetsvoorstel onderkent onvoldoende dat bij de ruimtelijke planvorming (in tegenstelling tot de vergunningverlening) bevoegd gezag en initiatiefnemer veelal hetzelfde overheidsorgaan betreffen. Aan de vraag op welke wijze de inhoudelijke betekenis van de m.e.r. versterkt kan worden, komt het wetsvoorstel niet eens toe. De effectiviteit is geen item voor de modernisering. Gelet op de ervaringen tot op heden verwachten wij dat het accent van de m.e.r. nog meer komt te liggen op een verantwoording achteraf.
ÏÏ Rob Rothengatter is directeur van RLoC, adviesbureau
voor milieu en ruimtelijke ordening te Amsterdam; Roeland van Kerkhoff is senior adviseur RO bij Rothuizen Van Doorn ‘t Hooft en adviseur in werkgroepen van de Commissie voor de m.e.r.
juli/augustus 2009 37
Uitgelicht Op de Spiegeldag 090909 wordt de state-of-the-art van gebiedsontwikkeling gepresenteerd. Vanuit verschillende invalshoeken (praktijk, wetenschap en beleid), met een brede insteek (publiek en privaat) en ‘voor elk wat wils’. Luisteren naar lezingen, kennis delen met koplopers, werken in werksessies, reflecteren met wetenschappers, ontdekken met onderwijs en beleven tijdens excursies.
Duurzaam De huidige crisis maakt het ingewikkeld om projecten te realiseren in verband met terughoudendheid van kopers en beleggers in commercieel vastgoed. Toch is het in de huidige markt ook mogelijk om verantwoord projecten en/of gebieden te ontwikkelen. Nog steeds is de vraag naar duurzame ontwikkelingen groot, zeker ook op de iets langere termijn. Nederland en vooral onze steden staan nog steeds vol met kwalitatief slechte woningen en kantoren. De vraag bepaalt nu nog sterker dan voor de crisis het te ontwikkelen product. Wellicht is de gedachte van particulier opdrachtgeverschap, maar wellicht iets anders vormgegeven, wel de oplossing. De afnemers van de producten moeten veel bepalender worden vanaf het begin van het proces. Dit geeft ook veel meer zekerheden voor marktpartijen. Een beproefd model op kleinere schaal, maar dit wordt toch de komende jaren het beeld van ontwikkelend Nederland. Samenwerkingsvormen met overheden, corporaties, instellingen, beleggers en individuele consumenten of georganiseerde consumenten zullen een andere vorm dienen te krijgen om ontwikkelend Nederland aan de gang te houden, waarbij ‘ouderwetse economie’gaat verdwijnen. Veel nieuwe arrangementen zijn hierbij denkbaar. De opgave van zowel maatschappelijk/cultureel en commercieel vastgoed is enorm, zowel voor bestaand als nieuw vastgoed. Nieuwe kansen voor verouderde complexen en weer nieuwe opgaven voor nieuw vastgoed. Duurzaamheid zal daarbij een serieuze aangelegenheid worden en biedt nieuwe perspectieven net zoals de wateropgave en CO2-beperkingen. ÏÏPeter van der Gugten Spiegeldag 090909, voor informatie en aanmelding: www.rostra.nl
juli/augustus 2009 38
Oliemolen de metamorfose tot broedplaats
Amersfoortse Oliemolenkwartier zich tot een plek boordevol creatieve energie. Althans dat is de bedoeling. Een groot deel van het gebied, net over het spoor op loopafstand van de historische binnenstad en de monumentale Koppelpoort, ligt nog braak en oude fabriekspanden staan er verlaten bij. Maar de opvallende moderne arcade met gedichten erop, waar het hoofdkwartier van Amersfoort 750 is gevestigd, en de nieuwbouw voor de Hogeschool Utrecht markeren een nieuw begin.
N
og maar een paar jaar geleden gaf niemand bij wijze van spreken een stuiver voor het afgeleefde gebied. De strakke nieuwbouw van het Eemkwartier en de fraai gerestaureerde panden waar ontwerpers, architecten en ook horeca al hun intrek hebben genomen, laten zien dat het zeker een stadsdeel met potentie is. In het gemeentelijke beleid is er in het Oliemolenkwartier, in ieder geval voor de komende 10-15 jaar, ruimte voor creatieve bedrijvigheid. Dat is een sector waar Amersfoort veel te weinig van in huis heeft. Jonge creatieve ondernemers en talentvolle kunstenaars trekken doorgaans noodgedwongen voor Amsterdam en Utrecht. Dat kan alleen worden voorkomen door ruimte te scheppen voor pioniers en innovatieve bedrijfjes in de creatieve hoek, en door te investeren in het culturele klimaat.
Creatief De inrichting van het gebied en de ontwikkeling van gebouwen gebeurt op creatieve wijze. Normaal worden bij de ontwikkeling van een gebied vaste stukken grond aangewezen waar gebouwd mag worden. In het Oliemolenkwartier liggen die gebieden nog niet vast. Dat maakt de invulling flexibel, waardoor de gemeente kan inspelen op wensen van initiatiefnemers. Creativiteit bloeit immers het beste door ruimte te scheppen. Bovendien kan het gebied zo stap voor stap groeien tot een buurt met (tijdelijke) gebouwen en straatjes en pleintjes waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Zo vonden op initiatief van twee bevlogen kunstenaars gesprekken aan ‘De Keukentafel’ plaats. Creatieve ondernemers uit Amersfoort kwamen daar met voorstellen voor de verdere invulling van het gebied. Eén van de vruchten van deze creatieve geesten is Discover!, dat zicht richt op het huisvesten van zoveel mogelijk verschillende creatieve ondernemers in het hart van de Amersfoortse creatieve industrie.
Expertmeetings De gemeente Amersfoort leerde nuttige lessen over de aanpak van het gebied in de expertmeetingen van de Proeftuin Creatieve Economie van Habiforum, waar ze zich bij heeft aangesloten. ‘De verleiding is groot om vanuit de politiek iets van de plannen van ontwikkelaars te vinden en daar actief op in te spelen. Terwijl het idee nu juist was dat er ruimte zou ontstaan voor bijzondere dingen.’
Foto: Marcel Bayer.
kwartier,
Kennis over gebiedsontwikkeling:
Yes we can!
Overheid en bedrijfsleven kampen met kwaadaardige (‘wicked’) strategische problemen. Dit type problemen kan niet worden opgelost, maar wel ‘getemd’ door betrokkenheid van de stakeholders, probleemdefinitie, een sterke identiteit/doelstelling en last but not least praktijkexperimenten, aldus Henk Ovink (DG Ruimte).
Z a nd fo or t a an de E em, stad strand wa ar k inderen s p elen in he t z and en h u n o ude rs l i g ge n te bade n in de war me me iz on
Aldus schrijft Corien Rodenburg, innovatiemanager Amersfoort Creatieve Stad in de publicatie Nieuwe ideeën voor oude gebouwen. De experts waren met name terughoudend over het tijdelijke karakter van de creatieve activiteiten. Op die manier is de waardestijging relatief, bestaat het gevaar dat al het tijdelijke na 15 jaar wordt weggeveegd, en zijn dus weinig ontwikkelaars bereid in het gebied te investeren. Het advies was om de tijdelijkheid te zien als transformatiemiddel, dat nieuwe mogelijkheden voor ontwikkeling verkent.
Erfgoed De lege fabrieksgebouwen van de voormalige zeep- en lijmfabriek Rohm & Haas zijn dit voorjaar aangekocht door BOEi, stichting voor restauratie en herbestemming van industrieel erfgoed. Ze gaan het complex ombouwen tot broedplaats voor creatieve ondernemers. ‘Wij werden gevraagd door een groep kunstenaars, die hun oog hadden laten vallen op de voormalige fabriekspanden, maar er met de gemeente niet uitkwamen’, vertelt Arno Boon, directeur van BOEi. De stichting faciliteert op verschillende plekken in Nederland creatief en cultureel ondernemerschap. ‘Het gebouw blijft tot in lengte van dagen ons eigendom. We waarborgen dat naar commerciële activiteiten ruimte blijft voor niet-commerciële creativiteit. Die mix is voor een broedplaats een voorwaarde.’ Zie voor meer informatie over het Oliemolenkwartier: www.discoveramersfoort.nl en over creatieve economie in Amersfoort: www.amersfoortcreatievestad.nl. ÏÏMarcel Bayer
Een uitgebreide beschrijving van de creatieve ontwikkeling staat in de publicatie: Nieuwe ideeën voor oude gebouwen. Creatieve economie en stedelijke herontwikkeling, Jeroen Saris e.a. 2008 NAi Uitgevers, Rotterdam.
Het kennisprogramma Habiforum heeft de afgelopen 10 jaar gewerkt aan kennisontwikkeling in het ruimtelijk domein. De wicked problems maken het complex: kantelend ruimtelijk rijksbeleid van meervoudig ruimtegebruik naar gebiedsontwikkeling; meer decentraal opdrachtgeversschap én meer rijksregie op nationaal niveau. Habiforum heeft tijdig de bakens verzet richting het einddoel: een state-of-the-art overzicht van methoden en technieken voor duurzame gebiedsontwikkeling. Cruciaal daarbij is het inzicht dat wetenschap en praktijk elkaar nodig hebben. Als wetenschappelijke kennis praktisch toepasbaar wordt, bepalen inhoud én proces samen het succes van het eindresultaat. De afgelopen tijd is van die kennis bij ruimtelijke opgaven en projecten al dankbaar gebruik gemaakt. Dat wil niet zeggen dat gebiedsontwikkeling voortaan gemakkelijk slaagt. Heldere keuzes zijn nodig voor gezamenlijke prioriteiten in beleid vanuit een langetermijnperspectief, gekoppeld aan concrete investeringsafspraken. Markt, overheid en burger moeten daar samen de schouders onder zetten. Dat kan mits belangen (h)erkend, bijdragen benoemd en risico’s verdeeld zijn. De evaringen opgedaan vanuit Communities of Practise zijn daarbij onontbeerlijk. Voor meer informatie: www.habiforum.nl
juli/augustus 2009 39
Praktijk
Zoeken naar nieuwe Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in beeld gebracht waar het Rijksbeleid ruimte biedt voor nieuwe woon- en werklocaties. De Randstad blijkt nog maar weinig gebieden te hebben zonder beleidscategorieën die randvoorwaarden stellen aan verstedelijking. Alleen de Bollenstreek en Almere bieden nog flink de ruimte. Elders in het land zijn meer bouwmogelijkheden buiten de stad.
Legenda Bundelingsgebieden Harde beleidscategorieën 65 dB(A) geluidscontour (weg, spoor, luchtvaart), 55 dB(A) geluidscontour ( industrie), NO2 40 µg contour, PM10 40 µg contour, 20 Ke contour, 10-6 externe veiligheidscontour, gasleidingen, hoogspanningsleidingen, windturbines Ruimte voor de rivier, kustfundament Gebieden met concentratie aan Europees beschermde soorten Natura 2000, EHS, natuurbeschermingwetgebieden, Rijksbufferzones, Groen om de stad (RODS) Minder harde beleidscategorieën Grondwaterbeschermingsgebieden, waterwingebieden Nationale Landschappen
Combinatiekaart; beleidsruimte voor wonen en werken binnen Rijksbeleid. juli/augustus 2009 40
woon- en werklocaties H
et toenmalige Milieu- en Natuurplanbureau – dat in mei 2008 met het Ruimtelijk Planbureau is samengevoegd tot het Planbureau voor de Leefomgeving – heeft in 2007 het rapport ‘Nederland Later’ uitgebracht. Dit verkent ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van Nederland voor de langere termijn (2040). Tijdens presentaties bleek bij beleidsmakers behoefte aan meer inzicht in de mate waarin beleidscategorieën randvoorwaarden stellen aan verstedelijking. Dit artikel laat zien waar zoekruimte is voor nieuwe uitleglocaties voor wonen en werken, gegeven het Rijksbeleid. De beleidskaarten die in deze analyse zijn gebruikt, waren een deel van de input voor Nederland Later. Maar dit zijn géén uitkomsten over verstedelijkingsmoge lijkheden die uit de scenario’s van Nederland Later afkomstig zijn. In die scenario’s zijn namelijk allerlei gewichten aan
beleidskaarten toegekend, en is ook gebruik gemaakt van kaartmateriaal zonder beleidsstatus. Het is ook geen analyse van nieuwbouwlocaties, omdat daarbij – naast deze beleidsruimte – nog heel veel andere factoren een rol spelen. Wat deze kaarten laten zien, is puur de ruimte die er vanuit het beleid bestaat, zonder eigen interpretatie.
Binnen de Randstad zijn nog maar weinig gebieden zonder randvoorwaarden Verdichtingsruimte binnen bestaand bebouwd gebied – die in het beleid ook een belangrijke rol speelt – is niet in beeld gebracht.
Tabel 1 – Overzicht randvoorwaarden vanuit Rijksbeleid aan verstedelijking Harde beleidscategorieën
Minder harde beleidscategorieën
-6 5 dB(A) geluidscontour (weg, spoor, luchtvaart)
Zachte beleidscategorieën - 50 dB(A) geluidscontour (weg, spoor, luchtvaart)
- 55 dB(A) geluidscontour industrie - NO2 40 μg contour Milieu
- 50 dB(A) geluidscontour industrie
- PM10 40 μg contour - 20 Ke contour - 10-6 externe veiligheidscontour - gasleidingen - hoogspanningsleidingen - windturbines
Water
- Ruimte voor de Rivier
- Grondwaterbeschermingsgebieden
- Diepe droogmakerijen
- Kustfundament
- Waterwinningsgebieden
- Diepe veengebieden
- Natura 2000
- Nationale Landschappen
- Ecologische Hoofdstructuur Natuur en landschap
- Natuurbeschermingswetgebieden -G ebieden met concentratie aan Europees beschermde soorten (kaart PBL) - Rijksbufferzones - Groen om de stad (RODS)
juli/augustus 2009 41
Praktijk
Legenda Bundelingsgebieden Ruimte voor de rivier, kustfundament Grondwaterbeschermingsgebied en,waterwingebieden
Bundelingsgebieden
Diepe droogmakerijen, diepe veengebieden
Beleidsruimte voor wonen en werken binnen Rijksbeleid op gebied van water past.
Rijksbeleid De beleidscategorieën uit het rijksbeleid zijn weergegeven op drie deelkaarten (figuren 1, 2 en 3) en een combinatiekaart (figuur 4). De deelkaarten geven de harde en minder harde beleidscategorieën weer vanuit milieu, natuur & landschap en water (tabel 1 geeft een overzicht van de beleidscategorieën binnen deze drie thema’s). In de combi
juli/augustus 2009 42
natiekaart zijn deze over elkaar heen gelegd. De harde beleidscategorieën liggen ‘bovenop’, te beginnen met milieu, en vervolgens water en natuur & landschap. Binnen het ‘witte’ gebied dat overblijft, zijn vervolgens de gebieden met minder harde beleidscategorieën aangegeven. De kaarten geven rijksbeleid weer. Vanzelfsprekend bieden provincies en gemeenten ook de nodige kaders voor verstedelijking.
Legenda Bundelingsgebieden Gebieden met concentratie aan Europees beschermde soorten Natura 2000, EHS, natuurbeschermingwetgebieden, Rijksbufferzones, Groen om de stad (RODS) Nationale landschappen
Beleidsruimte voor wonen en werken binnen Rijksbeleid op gebied van natuur & landschap.
Randvoorwaarden De combinatiekaart (figuur 4) laat zien dat er binnen de Randstad nog maar weinig gebieden zonder randvoorwaarden zijn. De belangrijkste zijn de Bollenstreek en Almere, en voorts enkele kleinere gebieden (Schalkwijk bij Utrecht, tussengebied Rotterdam-Den Haag) en slechter bereikbare gebieden zoals Noord-Holland benoorden het Noordzeeka-
naal en Voorne-Putten. Dat betekent overigens niet dat elders geen mogelijkheden voor verstedelijking zijn. Gebieden met randvoorwaarden vanuit milieu liggen vaak in en rond de steden. Buiten de Randstad is het beeld diverser. Rond Eindhoven en Helmond stelt het Rijksbeleid ook veel randvoorwaarden; elders zijn meer ‘witte’ gebieden te zien.
juli/augustus 2009 43
Praktijk
Legenda Bundelingsgebieden 65 dB(A) geluidscontour (weg, spoor, luchtvaart), 55 dB(A) geluidscontour (industrie), NO2 40 µg c ontour, PM10 40 µg contour, 20 Ke contour, 10-6 externe veiligheidscontour, gasleidingen, hoogspanningsleidingen, windturbines 50dB(A) geluidscontour (weg, spoor, luchtvaart), 50 dB(A) geluidscontour (industrie)
Beleidsruimte voor wonen en werken binnen Rijksbeleid op milieugebied.
Met behulp van de Nieuwe Kaart van Nederland (versie mei 2009) is gekeken naar plannen die bestaan voor wonen, werken, verblijfsrecreatie, en verkeer. Het betreft hier alle plannen (beleidsmatig hard en zacht) waarvan een oppervlakte bekend is. Vervolgens is gekeken naar de overlap met beleidscategorieën die randvoorwaarden stellen aan verstedelijking. Van al deze plannen is (naar areaal) 22 procent gelegen in gebieden met harde beleidscategorieën voor milieu, water en/of natuur &
juli/augustus 2009 44
landschap. Hierbij gaat het bij 20 procent om natuur & landschap, 7 procent om water en 61 procent om milieu. De resterende 12 procent ligt in een gebied met een combinatie van deze beleidscategorieën. Ruim de helft van de plannen is gelegen in gebieden met minder harde randvoorwaarden. ÏÏ Arno Bouwman, Astrid Bräuer en Rienk Kuiper,
Planbureau voor de Leefomgeving
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Wetenschap, beleid en politiek Goede, consistente en verdedigbare beleidskeuzes vergen een gedegen voorbereiding en een solide wetenschappelijke basis. Maar wetenschappelijk inzicht schrijdt voort. Dat geldt zeker voor vakgebieden die sterk in ontwikkeling zijn, zoals de inwerking van stoffen op ecosystemen of klimaatwetenschappen. Goede wetenschap levert niet per definitie harde feiten. Twijfel is een belangrijke kracht bij de ontwikkeling van wetenschap. Er rest altijd ruimte voor twijfel. Maar op twijfel kan je geen beleid baseren. Om kiezers te overtuigen moet een politicus zeker zijn van zijn zaak. Wetenschapsresultaten met hun mitsen en maren, moeten concreet worden toegepast: beslissing X, doen we dat ja, of nee. En dan wordt de band wetenschap en beleid ongemakkelijk. Voorspellingen voor klimaatverandering zijn omgeven met forse onzekerheidsmarges. Dat geldt ook voor de gevolgen ervan, zoals zeespiegelstijging en veranderingen in neerslaghoeveelheden. Wetenschappers zullen lang over de theorieën en de getallen blijven discussiëren en twijfelen. Dat geeft aanleiding tot verwarrende beleidsdiscussies. De Deltacommissie Veerman baseert haar adviezen op een zeespiegelstijging van 130 cm tegen het eind van de eeuw. Die 130 cm is geen voorspelling, zegt ze er zelf uitdrukkelijk bij, maar een ‘plausibele’ bovengrens, gebaseerd op berekeningen met een grote onzekerheidsmarges. Toch is er kritiek. Het blijkt moeilijk om een onderscheid te maken tussen een voorspelling en een ‘plausibele’ bovengrens. Er is misschien wat anders aan de hand. De voorgestelde maatre-
gelen zijn ingrijpend. En de afkeer ervan vertaalt zich in kritiek op de cijfers, op de wetenschap, op de modellen. Maar die discussie zal nooit leiden tot zekerheid. Dat we voorkeur of afkeur van een maatregel vertalen in ‘de wetenschap zegt dit, of dat’, is niet onschuldig. Hierdoor dreigt een verpolitisering van de wetenschap. Wat te denken van de Noord-Ierse Minister Sammy Wilson die een TV-advertentie van de Engelse regering heeft tegengehouden omdat: the ad’s reference to man-made climate change was ‘insidious New Labour propaganda’. Op die manier wordt wetenschap politiek. Straks stemt de Tweede Kamer over de waarheid. De ruimte die wetenschappelijke onzekerheid altijd biedt aan twijfel over elk beleidsmatig of politiek standpunt wordt soms bewust misbruikt. Het, door de tabaksindustrie, doelbewust zaaien van twijfel aan het verband van roken en longkanker om het anti-rookbeleid op te houden, heeft gewerkt.
VVM Agenda Nationaal Energiedebat donderdag 17 september Antropia, Driebergen Biodiversiteit: uitleggen, versimpelen of meeliften? donderdag 1 oktober (13.30-17.00) Driebergen Bezoek voor meer informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1, Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch, Tel. 073-621 59 85, Fax 073-621 69 85, E-mail bureau@vvm.info, Website www.vvm.info
Verwachten we niet teveel van de wetenschap? Kunnen we bijvoorbeeld het. beleid wel goed onderbouwen met maatschappelijke kosten-batenanalyses?. Kunnen we alle baten kennen? Hoe objectief is de keuze van de discontovoet? En kunnen we de kosten uitrekenen als ze door decentrale marktpartijen zullen worden gemaakt? Wordt terechte twijfel hier niet vaak teveel verdoezeld? ÏÏDrs. J.H.M. Pieters, namens de
sectie wetenschap van de VVM
juli/augustus 2009 45
Agenda
RO snippers
Cursus/studiedag De toekomst van bedrijventerreinen Integrale aanpak van het beleid, samenhang met andere ruimte gebruikers en regionale verschillen. Datum: 10 september Plaats: Caballereo-fabriek, Den Haag Informatie: www.pbl.nl ‘Tegen de stroom in’: succesvolle bouwprojecten Communicatiefactoren voor succes in economisch sombere tijden. Datum: 10 september 2009 Tijd: 13.00 uur – 17.00 uur (met aansluitend netwerkborrel) Plaats: Utrecht Informatie: www.ciron.nl
Kunst aan de snelweg Schermzicht heet het project dat is uitgevoerd door Art-Lab Rotterdam en is bedacht door beeldend kunstenaar Claire Felicie. Langs de binnenring van de A10 West tussen de afslagen S105 en S106 zijn 44 levensgrote foto’s aangebracht op de geluidsschermen. De foto’s geven een doorkijkje op de buurt die achter de schermen ligt en die globaal de stadsdelen De Baarsjes, Slotervaart en Bos en Lommer beslaat.
Vandaar de naam Schermzicht; geluidsschermen als kunstdrager én als doorkijkje. Het project focust hiermee op het grote belang van groen en openbaar vervoer voor een leefbare stad. Bovendien verfraaien de foto’s de lelijke, met graffiti volgekladde geluidsschermen. De automobilisten en hun passagiers wordt met ‘Schermzicht’ een zonnig en optimistisch panorama aangeboden, dat hen het monotone asfalt even zal doen vergeten.
Gemeentelijk grondbeleid Verandering van rollen en verantwoordelijkheden Datum: 24 september Plaats: World Forum Convention Center, Den Haag Informatie: www.eurecom.nl Nationaal Vastgoed Debat Van oude bedrijventerreinen naar nieuwe werken Datum: 28 september Plaats: De Theaterfabriek, Amsterdam Informatie: www.nvm.nl Nationale Dubodag Bouwen met je hart Datum: 30 september Plaats: WTC Rotterdam Informatie: www.dubodag.nl
Aanbevolen lectuur Redactie: Robbert Coops (robbert.coops@hvrgroup.nl)
PPS en gebiedsconcessies
teleurstellend, aldus Bert Wolting in PPS en gebiedsontwikkeling. Vooral private belangen blijken bij het realiseren van groen, water en verkeer moeizaam
juli/augustus 2009 46
Sinds het uitkomen
geborgd te kunnen worden. Zeker wanneer het
van de Nota Ruimte is
kwalitatief hoogwaardige projecten betreft is een
de aandacht voor het
goede balans tussen bijvoorbeeld exploitatie en
containerbegrip gebieds-
duurzaamheid een kritische randvoorwaarde.
ontwikkeling niet meer
Maar tegelijkertijd ook een complicerende en een
weggeweest. Een nieuwe
vertragende, ondanks alle bezweringsformules.
mantra was geboren. Plak op elk project met
Enerzijds blijken vaak externe omstandigheden
enige ambitie het label gebiedsontwikkeling en
en partijen bijna letterlijk roet (fijnstofdiscussie)
de rest gaat vanzelf. Ontwikkelingsplanologie is
in het eten te gooien, anderzijds blijkt de toekom-
uit, gebiedsontwikkeling is in. Maar de praktijk
stige exploitatiegrondslag vaak belemmerend te
blijft weerbarstig. Iedere zichzelf respecterende
werken op de concrete realisatie van de gebieds-
partij, zowel van publiek als private kant, heeft
ontwikkeling.
zijn eigen opvattingen en dynamiek. Mede
Gezien de verwevenheid die er als regel is
daardoor zijn de tot nu toe behaalde resultaten
tussen de private belangen van eigenaren van
op het gebied van gebiedsontwikkeling ronduit
grond, vaak speculanten, en ontwikkelaars
RO snippers
Rommers Het project is in samenwerking met Rijkswaterstaat, en door middel van bijdragen van het Amsterdams Fonds voor de Kunst, het ANWB Fonds en de stadsdelen Slotervaart en Bos en Lommer tot stand gekomen.
en eindgebruikers is een cruciale rol voor de ontwikkelaars/realisatoren om dit proces in goede banen te leiden logisch. Zij zijn als regel de exclusieve opstalontwikkelaar van woningen en commerciële voorzieningen en zullen daar ook hogere uitgiftegrondprijs moeten opbrengen om verevening succesvol te doen zijn. Begeleidend publiekrechtelijk instrumentarium is in dat geheel onontbeerlijk vooral in de ontwikkelingsfase. Wolting pleit dan ook voor concessieachtige contracten tussen overheid en private partners die worden voorafgegaan door pps-achtige constructies als jointventures in de initiatief- en
Van den Berg, rijksvertegenwoordiger voor de Zuidas Het Rijk heeft de voorzitter van het college van Bestuur van de Technische Universiteit Delft, Dirk Jan van den Berg, aangewezen als de nieuwe Rijksvertegenwoordiger voor de Zuidas. Van den Berg, tevens oud-topambtenaar en oud-ambassadeur in China, gaat op verzoek van de ministers Cramer (VROM), Eurlings (V&W), Van der Hoeven (EZ) en Bos (Financiën) in kaart brengen welk ontwerp voor het ontwikkelingsproject Zuidas kans van slagen heeft. Bastmeijer: hoogleraar natuurbe schermings- en waterrecht De Universiteit van Tilburg heeft Kees Bastmeijer benoemd tot voltijds hoogleraar Natuurbeschermings- en waterrecht. Prof. dr. C.J. (Kees) Bastmeijer (1966, Zutphen) studeerde Nederlands Recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen (voorheen KUN) en promoveerde in 2002 aan de Universiteit van Tilburg op het proefschrift The Antarctic Environmental Protocol and its Domestic Legal Implementation. Bastmeijer doet onderzoek naar de rol van het recht bij natuurbescherming, onder meer tegen de achtergrond van een veranderend klimaat en toenemende economische activiteiten. De natuurbescherming in Noord-Brabant krijgt speciale aandacht in het onderzoek.
ontwikkelingsfase. Daardoor kan ook de geplande realisatie van gebiedsontwikkeling plaatsvinden. Drs . A . Wolting (2008) PP S en gebiedsont wikkeling; editie 2008, S du Uitgevers , I S B N 9 0 1 2115094, Den H aag , 230 blz .
Buunk: lector Area Development,Windesheim Per 1 juni heeft hogeschool Windesheim zijn aantal lectoren uitgebreid met de benoeming van dr. ir. Willem Buunk. Bin-
nen het lectoraat Area Development, zal hij zich bezighouden met onderzoek en met de opzet van nieuwe opleidingen Area Development voor bachelors en masters. Het lectoraat Area Development legt de nadruk op de besluitvorming en ontwikkeling van specifieke methoden en technieken binnen het vakgebied van de regionale planologie. Een voorbeeld hiervan is de IJssel-Vecht delta. Buunk combineert zijn aanstelling als lector met zijn werk als lid van de Utrechtse gemeenteraad. De Jong: directeur Innovatie bij Bouwfonds Met ingang van 1 juli is dr. Diana de Jong (1969) benoemd tot directeur Innovatie bij Bouwfonds Ontwikkeling. De Jong is op dit moment directeur gebiedsontwikkeling bij DHV Ruimte en Mobiliteit. De Jong studeerde Beleidswetenschappen/ Bestuurskunde aan de Universiteit Nijmegen. In 1998 ronde ze daar ook haar promotieonderzoek naar internationale besluitvorming in het ruimtelijke beleid af. De Jong gaat deel uitmaken van de afdeling Nieuwe Markten, waar Friso de Zeeuw de leiding heeft. Daarmee wordt tevens de relatie gelegd met marktonderzoek, duurzaamheid & energie en kennismanagement binnen Bouwfonds. Nieuwe directeur RO Gemeente Sittard-Geleen De heer G. van Goethem (57) is per 1 oktober benoemd tot concerndirecteur van de gemeente Sittard-Geleen. Gilbert van Goethem woont in Kerkrade en is sinds 2003 directeur bij deze gemeente. Van Goethem krijgt de verantwoordelijkheid voor de beleidsvelden Omgeving & Ruimte (de afdelingen Beheer Openbare Ruimte, Ruimtelijke Ontwikkeling en Vastgoed & Projecten).
juli/augustus 2009 47
In september!
Colofon
Trend
Wonen na de dip De crisis is een goed moment om eens kritisch te kijken naar de vraag: wat gaan we in de toekomst bouwen en voor wie? De borden in de bouwsector worden verhangen. Bouwen wordt minder aanbod- en meer vraaggestuurd. De nadruk verschuift van bulk en groei naar maatwerk en transformatie. Nieuwe en diversere partijen treden toe tot het bouwproces. Wat betekent het verschuiven van de machtsverhoudingen voor de woningbouw? Betekent de shake up van de bouwsector ook een aanzet tot meer (collectief) particulier opdracht geverschap.
Interview
Arno Boon, directeur Boei
BOEi koopt en participeert in hergebruik van bijzondere industriële Monumenten. Daarmee geven ze net even het duwtje dat vaak nodig is om projecten van de grond te krijgen. Stuk voor stuk zijn het pareltjes met een sterke uitstraling, die gebieden opnieuw op de kaart zetten. Het voorbeeld van de ijzergieterij in Ulft spreekt tot de verbeelding. Indu strieel erfgoed als anker voor gebieds ontwikkeling.
Ruimtelijk bekeken
Intergemeentelijke samenwerking in de RO, pure noodzaak Steeds meer gemeenten zoeken samen naar een oplossing voor het gebrek aan kennis, ervaring en voldoende menskracht om met de eisen van de nWro om te gaan. De voorbeelden van Baarn en Soes, Terneuzen en Reeuwijk. Kun je dit als provincie of grotere gemeente stimuleren?
Jaargang 27 nr. 7/8 juli/augustus 2009 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Ton van Rietbergen Uitgever Ruben Wedekind Vormgeving VerheulCommunicatie.com Alphen aan den Rijn Website www.romagazine.nl Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
juli/augustus 2009 48
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in september. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
In fc: blauw -> 95% C + 90% M Habiforum geel -> 20% M + 100% Y in samenwerking met partners NederLandBovenWater
EINDMANIFESTATIE Habiforum en NederLandBovenWater 10 jaar kennisontwikkeling op gebied van meervoudig en vernieuwend ruimtegebruik – doe er uw voordeel mee! Professionalisering van gebiedsontwikkeling is de actuele opgave.
Opbrengst = duurzame ruimtelijke kwaliteit!
ONTMOETINGEN van PRAKTIJK, BESTUUR en WETENSCHAP DEBATTEN, EXCURSIES, LEZINGEN, INTERVIEWS, WERKSESSIES. Felix Rottenberg, Jacqueline Cramer, Friso de Zeeuw, Riek Bakker, Dirk Sijmons, Sybilla Dekker, Geert Teisman en vele, vele anderen.
INFO, A PROGRAMM EN D L E M N A A n e l www.rostra.n .nl um www.habifor
hreven fessionals sc Ruim 300 pro jn er bij – u ook? zich al in. Zij zi – na de Schrijf NU in el! zomer is al sn
PRIMEUR PRAKTIJKBOEK Gebiedsontwikkeling NederLandBovenWater II Voor elke deelnemer een exemplaar – vers van de pers!
Sterke koffie, stevige lunch, sprankelende borrel.
Spiegeldag_leaflet_VNG_E2 1
16-06-2009 13:33:06
www.entsorga-enteco.com De internationale vakbeurs voor afvalmanagement en milieutechniek
Keulen, 27 t/m 30 oktober 2009 posan x e s a kl E e r s t e e ke r s ! zo en be
Think global
act local.
Het totaalprogramma voor afvalmanagement en milieutechniek
Koelnmesse BV Weena 246, 3012 NJ Rotterdam Nederland Tel.: +31 10 206 48 50 Fax: +31 10 201 95 55 tickets@koelnmesse.nl
ONDERZOEK EN ORGANISATIE
ARBEIDSVEILIGHEID EN GELUIDSBESCHERMING
LUCHTZUIVERING EN EMISSIEBESCHERMING
WATER EN AFVALWATER
TECHNIEK EN LOGISTIEK
VERBRANDING EN DUURZAME ENERGIEËN
GEMEENTELIJKEEN MILIEUDIENSTEN
AFVAL EN RECYCLING
De Entsorga-Enteco bereidt zich voor op de volgende ronde. Ook in 2009 in het aanbod: investeringsmogelijkheden, marktanalyses en matchmaking in Oost-Europa en Groot–Brittannië. Keulen maakt zich sterk voor het milieu. Bent u er klaar voor?
ten