Virtual reality in het planproces
+ Doorbreek het asfaltdenken! + Omgevingsvisie Overijssel + De Digitale Kijkdoos
4
+ Procesversnellers in gebiedsontwikkeling
april 2010
ROM_0410.indd OMI
Lees verder
www.romagazine.nl
3/25/2010 7:54:12 PM
structuurvisies RBOI Rotterdam Buro Vijn RBOI Middelburg
RBOI Groep adviseurs ruimtelijke ordening
Anneke van der Meer, projectleider structuurvisies en afdelingshoofd ruimtelijk advies bij Buro Vijn, vergelijkt de structuurvisie met een ondernemingsplan. Een inspirerend en helder plan stimuleert ook andere partijen om gezamenlijk de gewenste ontwikkelingen in gang te zetten en daadwerkelijk tot uitvoering te brengen. “Dit vereist een plan�, aldus Kristel Hoogenboezem, projectleider structuurvisies bij RBOI.
Sinds januari 2008 zijn de krachten van 3 partijen gebundeld in de RBOI-Groep: RBOI-Rotterdam, Buro Vijn ĂŠn RBOI-Middelburg. Geza
over een brede expertise, kennis en ervaring om zowel kleinschalige trajecten te kunnen begeleiden als ook innovatieve en omvangrijke ruimtelijke ordeningsprojecten. Voor meer informatie: www.rboi.nl of www.burovijn.nl
ROM_0410.indd OMII
3/25/2010 7:54:25 PM
Structuurvisie is ondernemingsplan Wat is de identiteit van een dorp, stad, gemeente of regio? Wat is de toekomstvisie voor dit gebied? Hoe en waar wordt dit gerealiseerd en met welke partijen? Dit zijn de basisvragen die in een structuurvisie centraal staan. Een structuurvisie is hĂŠt ruimtelijk instrument om de juiste strategische en ruimtelijke keuzes voor de toekomst te kunnen maken. Structuurvisies van de RBOI-Groep zijn onderscheidend op vier hoofdpijlers:
ROM_0410.indd 1
Elke visie vraagt om maatwerk
Beeldend en digitaal
“Wij vinden het belangrijk al in een vroegtijdig stadium samen met de opdrachtgever een helder beeld te vormen van de rol die de structuurvisie uiteindelijk moet gaan vervullenâ€?, aldus Van der Meer. En die rol varieert nogal: van visionair tot uitvoeringsgericht en van integraal tot sectoraal. Onze ervaring is dan ook dat er uiteenlopende structuurvisies worden gemaakt. De karakteristiek en omvang van het ! ! maatschappelijke ontwikkelingen spelen daarbij een rol. Maar ook de politieke en bestuurlijke gevoeligheden en de sociaal-culturele aspecten zijn van invloed op het doel, de vorm en het detailniveau van de structuurvisie. Wat we ook zien is dat de opdrachtgever in een snelle slag tot een structuurvisie wil komen. Dan ligt er al veel beleid dat in ĂŠĂŠn visie samengevoegd moet worden. Ook hier heeft de RBOI-Groep ervaring mee. “Met een compact proces kan in een korte tijd een structuurvisie opgesteld worden die voldoet aan alle eisen van de Wroâ€?, aldus Hoogenboezem.
“De vormgeving en inhoud van de visie is uitnodigend en ‘to the point’. De gebruiker moet in ĂŠĂŠn oogopslag kunnen zien wat en waar iets staat te gebeurenâ€?, zegt Hoogenboezem. De structuurvisies van de RBOI-Groep kennen een aansprekend en inspirerend kaartbeeld en zijn digitaal (objectgericht) raadpleegbaar. Een voorbeeld is de objectgerichte structuurvisie van de Gemeente Brielle. Door de kaart via www.brielle.nl te openen kan de bezoeker op een deel van het plangebied klikken en vervolgens zien welke uitgangspunten of ontwikkelingen hier gelden. “Onze missie is om objectgerichte, digitale structuurvisies te ontwikkelen, op een zodanige wijze dat daarbij de ontwerpersvrijheid, de " # $ % optimaal blijvenâ€?, zegt Van der Meer. Voor deze taak heeft de RBOI-Groep een eigen ontwerpatelier en expertise op het gebied van digitalisering in huis.
Proces net zo belangrijk als product
Haalbaar en realistisch
“Wij zetten in op een stevige procesrol en benutten onze expertise op het gebied van communicatie en procesmanagement. Daarmee houden we grip op het procesâ€?, aldus Hoogenboezem. De RBOI-Groep ziet het als een uitdaging om binnen de dynamiek rondom het opstellen van structuurvisies samen met onze opdrachtgever de inhoudelijke en bestuurlijke communicatieprocessen transparant te maken. Een tijdige communicatie met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties is van groot belang om een groot draagvlak voor het product te creĂŤren: “In dergelijke trajecten moeten de deelnemers het gevoel hebben te worden gehoord. Mensen moeten zien wat er achteraf met hun inbreng is gedaan. En als er niets mee is gedaan: waarom niet,â€? vindt Van der Meer. Daarnaast is communicatie ook van strategisch belang volgens Hoogenboezem: “Door het beleid met alle betrokkenen te bespreken en goed vast te leggen in de visie, worden toekomstige discussies bij het maken van bestemmingsplannen voorkomen.â€?
“Wij maken visies waar overheden, bewoners, ondernemers en maatschappelijke instanties iets aan hebben: realistisch en uitvoerbaarâ€?, aldus Hoogenboezem. In een structuurvisie dient aangegeven te worden hoe de visie uitgevoerd gaat worden. Een structuurvisie is hĂŠt middel om de kosten van projecten te verevenen. De RBOI-Groep heeft veel ervaring met het opstellen van uitvoeringsparagrafen en beschikt over een gespecialiseerde afdeling % van een structuurvisie in beeld te brengen. Een uitvoeringsparagraaf omvat meer dan alleen de
& ' worden hoe uitvoering gegeven wordt aan de visie: hoe wordt dit georganiseerd, worden er nadere onderzoeken gedaan, wordt het beleid verder uitgewerkt en hoe wordt het projectenoverzicht actueel gehouden.
3/25/2010 7:54:27 PM
Redactioneel
Exit ‘mega’ Er vindt een stille revolutie plaats in het economisch en ruimtelijk denken. Wat vijf jaar geleden nog onmogelijk bleek, breekt langzaam door in het beleid; het besef dat groei in kwantiteit niet alleen zaligmakend is. Groei in kwaliteit wel! Het besluit van de Brabantse Provinciale Staten om de intensieve veehouderij aan banden te leggen, is zonder meer historisch te noemen. Dat juist in Nederlandse belangrijkste veeteeltprovincie het roer om gaat is opmerkelijk. Altijd is werkgelegenheid het argument voor schaalvergroting en concentratie in de bio-industrie geweest. Alleen al in Brabant zijn er 33.000 fulltime banen mee gemoeid. Maar na de Q-koorts en al die andere overdraagbare veeziekten, is het inzicht doorgebroken dat volksgezondheid en kwaliteit van het leven toch wel iets belangrijker zijn. Er staat nu een maat op de omvang van de bedrijven. Het aantal speciale landbouwontwikkelingsgebieden staat ter discussie en misschien is de volgende stap wel, dat de intensieve veehouderij moet verhuizen naar industriële locaties of zelfs helemaal uit dit land verdwijnt. In Brabant is de trend gezet.
Inhoud 4
ROm2 - Energy Valley - Structuurvisie Metropoolregio Amsterdam 2040 - Randstad: openluchtmuseum - Almere krijgt duingebied - Leids stationgebied aangepakt - Rommers reageren - Nieuws uit Brussel - Column: Het Hiernogmaals
10 Grounds for Change, de ondergrond in structuurvisie Drenthe 10-11
12 Hoge landbouwgrondprijs als indicator voor functieverandering
15 Milieu en duurzaamheid in ruimtelijke planvorming nieuwe stijl
18 De Smaakmakers: Jeanne van Heeswijk
21 100% inspiratie! Tot nu toe zijn bedrijfseconomische motieven en het daaruit voortvloeiende werkgelegenheidsargument doorslaggevend geweest in de discussie. Bij veel gemeentebesturen en in sectoren als de woningbouw, het vastgoed en de wegenbouw is groei nog steeds de allesbepalende factor. Dat wil zeggen: groei in kwantitatieve zin. Toch gaan in de samenleving steeds meer stemmen op om juist meer nadruk op kwaliteit te leggen. Stedelijke verdichting heeft de toekomst vanuit het oogpunt van duurzaamheid en ruimtebeslag. Fijnmazig verweven van functies is de uitdaging, in plaats van het steeds weer uitrollen van monofunctionele woonen werkgebieden. Vastgoedondernemers verenigd in de club Laten We Nederland Mooier Maken timmeren aan de weg met een andere visie op groei, één die uitgaat van kwaliteit. Zou het toch nog goed komen met dit land?
22 Meerdimensionale modellen bij ro-plannen
30 De Digitale Kijkdoos 32 Procesversnellers in gebiedsontwikkeling
34 Doorbreek het vastgeroeste asfaltdenken
36 Vallen en opstaan met de digitalisering van ruimtelijke plannen
é Marcel Bayer, hoofdredacteur
38 Omgevingsvisie Overijssel 45
RO-snippers
april 2010 2
ROM_0410.indd 2
3/25/2010 7:54:29 PM
pag.
22
pag.
18
pag.
38
Trend
De Smaakmakers
Praktijk
Meerdimensionale modellen bij ro-plannen
Jeanne van Heeswijk
Omgevingsvisie Overijssel
Vaak werken planologen en ontwerpers in het platte vlak, zoals kaarten, om hun plannen aan het publiek of hun opdrachtgevers over te brengen. Deze tweedimensionale aanpak is niet voor iedereen te lezen en te begrijpen. Zeker relatieve buitenstaanders, zoals burgers, maar soms ook opdrachtgevers, kunnen zich de visuele consequenties van een ruimtelijk plan moeilijk voorstellen. De angst voor verlies van gebiedskwaliteiten, zoals openheid, en verlies van belevingswaarden, zoals rust en ruimte, neemt dan alleen maar toe, en daarmee ook de weerstand tegen projecten. Maar door te werken met driedimensionale visualisaties, vanuit ooghoogte positie, kan veel weerstand en misverstanden nog in het stadium van planvorming worden weggenomen en wordt ruimte gemaakt om heldere discussies te voeren, op basis van (ruimtelijke) argumenten, die voor iedereen te zien en te begrijpen zijn. Dit is zeker van belang in gebiedsprocessen waarin de overheid een belangrijke rol toekent aan maatschappelijke organisaties en belangengroepen.
Gemeenschapskunstenaar Jeanne van Heeswijk’ s methode valt op door de ingenieuze en creatieve middelen die worden gebruikt. Zo werden bij het ontwerp van een buurtpark middelbare scholieren op pad gestuurd met een digitale camera. De resultaten van hun onderzoek werden vervolgens in een mobiele designstudio in een computerprogramma geladen, die de beelden in een virtuele wereld met elkaar verbindt tot een beeldplan. Op bewonersavonden waar over de verschillende wensen en ideeën wordt gediscussieerd, wordt bovendien een sneltekenaar ingezet om de onderdelen waarover overeenstemming wordt bereik, in een aantal snelle schetsen direct weer te geven. Dat blijkt voor bewoners erg motiverend en leidt tot nog betere omschrijvingen van hun wensen. Het buurtontwerp voor het nieuwe park wordt dit jaar gerealiseerd.
Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie vastgesteld en nog meer dan dat. Op 1 juli hebben PS namelijk tegelijkertijd de regelgeving (1 verordening) en 1 uitvoerings-/investeringsprogramma van 2 mljard euro vastgesteld. De vernieuwing zit niet alleen is het integraal vormgeven van het beleid, regelgeving en uitvoeringsprogramma, maar ook in de vernieuwende invulling die gegeven wordt aan de sturingsfilosofie. Al met al een in overheidsland bijzondere situatie.
april 2010 3
ROM_0410.indd 3
3/25/2010 7:54:32 PM
RO
Noord-Nederland maakt zich sterk voor groen gas Noord-Nederland heeft plannen voor vijf Groen Gas Hubs, dat zijn locaties waar biogas wordt opgewerkt tot aardgaskwaliteit en geïnjecteerd in het aardgasnet. Een van die hubs zal het eindpunt zijn van de biogasleiding Noordoost-Friesland. Dankzij deze leiding kunnen boeren een bijdrage leveren aan de productie van groen gas. In 2012 moet de schep de grond in voor een speciale biogasleiding in de berm van de provinciale weg van Holwerd naar Leeuwarden. Voor dit 15 miljoen kostende project werd begin februari een intentieverklaring getekend door energieleveranciers, netwerkbedrijven, overheden en vertegenwoordigers van twaalf boeren en ondernemers in de regio. Boeren met een mestvergister kunnen straks via de leiding biogas leveren dat op een centraal punt, vlak bij Leeuwarden, zal worden opgewaardeerd tot aardgaskwaliteit. De leiding krijgt een capaciteit van 40 miljoen kuub gas, dat is ongeveer het jaarverbruik van 25.000 huishoudens. Het project in Noordoost-Friesland is een van de vijf plannen voor Groen Gas Hubs in Noord-Nederland, vertelt Ruud Paap van Energy Valley, een samenwerkingsverband van overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven op het gebied van energie. De stichting is ervan overtuigd dat de productie van groen gas in het noorden in 2020 kan uitgroeien tot 500 miljoen kubieke meter (goed voor 300.000 huishoudens), nu is dat voor heel Nederland minder dan 16 miljoen. De vier andere plannen zijn allemaal gesitueerd rond een grotere producent, vaak een afvalverwerker, zoals Attera in Wijster en Groningen of Omrin in Oudehaske. Diverse van deze partijen produceren nu al biogas. Zo heeft Omrin in Oudehaske drie biomassavergisters om de organische resten te verwerken uit het grijze afval. In de toekomst wil Omrin dat gas direct in het transportgasnet van de Gasunie kunnen injecteren. Daarvoor is een opwerkinginstal-
latie nodig. Het plan is om de installatie op een aantal onderdelen meteen zo groot te maken dat er ook biogas van omliggende boeren kan worden verwerkt. Ook de plannen voor andere hubs zijn erop gericht kleinere partijen, als boeren of andere ondernemers, mee te laten liften. Zelf hebben deze partijen te kleine hoeveelheden biogas om het opwerken tot aardgaskwaliteit rendabel te maken, maar door de hoeveelheden te bundelen, kan dat wel.
Biogas wordt binnenkort op één punt opgewaardeerd tot aardgaskwaliteit
Om deze en andere plannen voor groengasproductie te versnellen, werd onlangs de Taskforce Groengas opgericht. Voorzitter is de Drentse gedeputeerde Tanja Klip-Martin. Een van de eerste activiteiten van de taskforce was, met succes, lobbyen voor een aanpassing in de regelingen voor de subsidie duurzame energie (SDE), zodat ook voor de Groen Gas Hubs een beroep kan worden gedaan op die regeling. Voor de exploitatie van de biogasleiding in Noordoost-Friesland ligt de eerste aanvraag nu klaar. é Karin Broer
‘Randstad dreigt een openluchtmuseum te worden’ De Randstad kan internationaal alleen meetellen als de arbeidsen woningmarkt worden hervormd. Bovendien moet de interne bereikbaarheid drastisch verbeteren. Of bestuurders daarin slagen, hangt af van hun vermogen om het grote publiek te overtuigen van de urgentie van deze maatregelen. Veel sprekers op het onlangs gehouden VROMcongres over de vastgestelde structuurvisie Randstad 2040 hadden daar weinig hoop op.
Voor het zelfvertrouwen van Nederlandse bestuurders was het maar goed dat er relatief weinig van hen naar Amsterdam waren afgereisd om mee te discussiëren over de toekomst van de Randstad. In het ochtendprogramma kregen de adviseurs en ambtenaren van VROM die wél waren gekomen, te horen dat we zo niet langer door kunnen blijven modderen. De Rotter-
damse reclameman Leendert Bikker trok de vergelijking met Vancouver, waar het dankzij succesvolle PPS-coalities is gelukt om gezinnen terug naar de stad te lokken. ‘Dat zie ik in Nederland nog niet zo snel gebeuren, zolang we ons bestuurlijk systeem niet fundamenteel veranderen.’ De Nederlandse overheid is volgens hem te weinig consistent en betrouwbaar om de globale wedstrijd te
april 2010 4
ROM_0410.indd 4
3/25/2010 7:54:36 PM
RO
kunnen winnen. ‘In deze eeuw bepaalt niet langer Duitsland, maar een land als China of India hoe welvarend we blijven. Als we niet snel gaan inspelen op de behoeften van anderhalf miljard islamieten in de wereld, is de Randstad over dertig jaar een openluchtmuseum.’
Woning- en arbeidsmarkt hervormen Plaatsvervangend directeur van de OESO, Aart Jan de Geus, noemde in zijn lezing een aantal concrete kwesties die snel moeten worden opgelost om de concurrentiepositie van de Randstad te verbeteren. Zo moeten de woning- en de arbeidsmarkt worden bevrijd van knellende regels om de doorstroming te verbeteren en nieuwkomers een kans te bieden. Ook moet er meer geld worden uitgetrokken voor scholing en onderzoek. Met een kilometerheffing en beter openbaar vervoer kan ook de interne bereikbaarheid in de regio verbeteren. ‘In 1950 werd nog de helft van alle verplaatsingen met het openbaar vervoer afgelegd. Dat is nu nog maar tien procent, terwijl de wegen dichtslibben.’
Geld is op Het werd’s middags tijdens de workshops echter duidelijk dat de rijksoverheid de komende jaren geen geld zal hebben om deze ambities te realiseren. Ook voor het binnenstedelijk bouwen zullen ontwikkelaars en woningcorporaties niet op Den Haag hoeven te rekenen. ‘De BLS-pot is leeg en het beetje stimuleringsgeld dat er nog is, zal binnenkort ook op zijn’, liet Hans ten Velde van het ministerie van VROM weten. Bestuurders kunnen wel sneller en beter besluiten nemen. Met het programma
Rommers reageren
Verstedelijking en infrastructuur In ROmagazine van december 2009 las ik het interessante artikel van Jaco Boer over verstedelijking en infrastructuur. In het artikel wordt ingegaan op Stedenbaan, en wordt een aantal belemmeringen voor de uitvoering genoemd. Om misverstanden te voorkomen een nadere toelichting bij deze punten. Allereerst de samenwerking met NS. U geeft aan dat de wens van NS harde garanties te hebben over aantallen in- en uitstappers de gebiedsontwikkeling frustreert. Op het eerste gezicht lijkt dit logisch, de werkelijkheid is echter ingewikkelder. NS is vanuit het rijkskader een marktpartij die de eigen broek moet ophouden en een fors rendement moet realiseren voor de aandeelhouder (het Rijk). Het is niet meer dan logisch dat dit ervoor zorgt dat NS niet genegen is om de vervoersrisico’s van te trage gebiedsontwikkeling voor haar rekening te nemen. Structureel verliesgevende stations zijn niet in het belang van NS. In Stedenbaan lossen we dit op door samen met NS – met een goede monitoring van de ontwikkeling van vastgoedprogramma’s en in- en uitstappers – stap voor stap toe te werken naar een frequentieverhoging van de Sprinter of opening van nieuwe stations. Kan dit beter? Zeker: door het kader waarbinnen NS haar werk doet beter te organiseren. Concreet aanknopingspunt hierbij is de nieuwe vervoerconcessie die VenW in voorbereiding heeft voor de periode na 2015. Door deze concessie meer ‘MIRT-proof’ te maken, bijvoorbeeld door de businesscase van de Sprinter en nieuwe stations voor NS
Randstad Urgent is daar ook vooruitgang mee geboekt, bleek op een van de sessies. Strakke deadlines en bestuurlijke duo’s die verantwoordelijk zijn voor bepaalde opgaven blijken in de praktijk goed te werken. Toch moeten we ons volgens een van de workshopleiders geen illusies maken. ‘Veel
bedrijfseconomisch te verbeteren, kan de samenwerking in de regio sneller resultaat opleveren. Ten tweede de ontwikkeling van de Stedenbaanlocaties. U geeft aan dat normen voor geluid en lucht de ontwikkeling frustreren. Hier kan ik de normen voor externe veiligheid nog aan toevoegen. Twee opmerkingen hierbij. Ten eerste is het de vraag of de normen of de hinder het probleem zijn. Naar mijn mening moet de eerste prioriteit zijn dat de beheerder van de rijksinfrastructuur door bronbeleid zorgt dat er minder hinder en onveiligheid zíjn. Vervolgens kan met een slimme gebiedsontwikkeling en toepassing van Stad en Milieu de ontwikkeling worden ingevuld. Ten tweede: hierin wijken de Stedenbaanlocaties niet af van andere complexe binnenstedelijke locaties. Naast milieufactoren spelen bij alle binnenstedelijke locaties vele andere factoren die de ontwikkeling complex en duur maken. Een stevige inzet van het Rijk op dit gebied is noodzakelijk om de komende jaren uitvoering te kunnen geven aan de doelen van de Structuurvisie Randstad 2040. Ook in deze moeilijke periode is het hierbij naar mijn mening onontkoombaar dat het Rijk financieel bijdraagt aan de binnenstedelijke ontwikkelingen. Wat mij betreft met een stevige prioriteit voor de locaties die goed bereikbaar zijn met hoogwaardig openbaar vervoer. é Lodewijk Lacroix,
Programmadirecteur Stedenbaan
bestuurders beseffen nog onvoldoende dat het Europees Hof ook uitspraken doet over klachten van individuele burgers. Die instantie kan uitgroeien tot een stoorzender van formaat.’ é Jaco Boer
april 2010 5
ROM_0410.indd 5
3/25/2010 7:54:37 PM
Bron: gemeente Almere
RO
Kustzone Poort: Almere krijgt duingebied Overal in Nederland worden grote gebiedsontwikkelingen uitgesteld, afgelast of maar op kleinere schaal uitgevoerd. Niet in Almere. In het nieuwe stadsdeel Almere Poort wordt een duinlandschap van formaat gecreëerd. Met de ontwikkeling van de Kustzone krijgt Almere er een echte badplaats bij. Drie grote, nieuw aan te leggen zandduinen – bergen tot wel tien meter hoog – zijn karakteristiek voor het plan. Deze duinen zorgen niet alleen voor een strandgevoel; de aanleg van duinen leidt ook tot hoogteverschillen, waardoor veel van de woningen uitkijken over het water. De drie duinen die haaks op de dijk liggen, verbinden het lange strand met het achterliggende gebied. De duinen voegen zich tussen de oudste bosgebieden van Almere, die omgevormd worden tot een waardevol bos- en krekenlandschap. Het zoetwatermilieu maakt plantengroei mogelijk die normaal niet in de duinen voorkomt, zoals de magnolia. De IJmeerdijk, omgevormd tot een brede promenade, geeft ruimte voor ongeveer 2.600 woningen,
85.000 m² aan kantoorruime en 10.000 m² aan horeca en detailhandel.
Wonen De Kustzone richt zich met de woningen op een brede doelgroep, in zowel de huur- als koopsector. Het plan bevat appartementen en eengezinswoningen in de duinen, villa’s in de bossen, woningen in woontorens en strandwoningen met een tuin die aan direct het zand grenst. Daarnaast is ruimte voor horeca en werkgelegenheid, en ontstaat een levendige en sfeervolle boulevard.
Principles In april 2008 daagde de gemeente Almere drie beleggers uit om – binnen de kaders van het in juni 2007 vastgestelde Masterplan – een visie op de ontwikkeling van de Kustzone
te op te stellen. De keuze voor beleggers komt voort uit de Almere Principles, zeven richtlijnen voor een duurzame toekomst van Almere. Beleggers zijn stakeholders die de Kustzone niet alleen ontwikkelen, maar zich ook verantwoordelijk voelen voor het beheer op de lange termijn; zij committeren zich nadrukkelijk en langdurig aan de stad. Recent stemde de gemeenteraad in met het voorstel van het College om samen te werken met Amvest voor de integrale ontwikkeling van de woon- en werkwijk aan het IJmeer. Dit betekent dat kan worden gestart met de ontwikkeling van een bijzondere locatie; een gebied waar stad en water nadrukkelijk worden gecombineerd.
april 2010 6
ROM_0410.indd 6
3/25/2010 7:54:38 PM
RO
Stationsgebied Leiden aangepakt Begin februari stelde het Leids college de stedenbouwkundige visie voor het Stationsgebied Leiden Centraal vast. Het stationsgebied moet een aantrekkelijk gebied worden waar wonen en werken samenkomen en waar ruimte is voor winkelen, vrijetijdsbesteding, horeca, parkeren en fietsparkeren. Wethouder Pieter van Woensel verwacht dat de omgeving van het Station Leiden Centraal straks uitgroeit tot een levendige stationsbuurt die goed aansluit bij de historische binnenstad. ‘Het stationsgebied schreeuwt om een rigoureuze aanpak.’ De visie is opgesteld door stedenbouwkundig ontwerper Rients Dijkstra en zijn bureau Maxwan architects+urbanists uit Rotterdam. Veel onderdelen uit de visie worden
nog nader onderzocht en verder uitgewerkt. Belangrijk uitgangspunt is een goede inpassing van en aansluiting op alle vervoersstromen in en om het stationsgebied, zoals de RijnGouwelijn, de bussen, treinen en langzaam verkeer. Daarbij worden het stationsplein aan de stadzijde en het busplein aangepakt en is er aandacht voor parkeren, fietsparkeren en bebouwing in het stationsgebied.
herontwikkeling van het stationsgebied. Deze nota van uitgangspunten bestaat uit een stedenbouwkundig plan, een beeldkwaliteitsplan en een intentieovereenkomst met drie marktpartijen (BNG gebiedsontwikkeling, NS Poort en Ymere). Er wordt nog een vierde projectontwikkelaar gezocht voor de retailfunctie in het gebied.
De gemeente Leiden gaat nu een nota van uitgangspunten voorbereiden voor de
Het stationsgebied is een van de ontwikkellocaties uit het Programma Binnenstad.
ar tist impression S tation L e iden. M a x w a n a rc h i te c t s + u r b a n i s t s , R o t te rd a m .
april 2010 7
ROM_0410.indd 7
3/25/2010 7:54:40 PM
Nieuws uit Brussel
Probleemwijk in Kortrijk moet beste wijk van de stad worden In het Vlaamse Kortrijk wil Sociale Huisvestingsmaatschappij Goedkope Woning een volkswijk met verouderde, veelal slecht geïsoleerde sociale, woningen ombouwen tot een CO2-neutrale wijk. Het project verwierf hiervoor een Europese Concerto-subsidie van drie miljoen euro, bedoeld om energiezuinig en toekomstgericht bouwen te stimuleren. Het Kortrijkse project diende de subsdieaanvraag niet alleen in. Ze deed dat samen met een Deens project in Høje Taastrup en een project in het Litouwse Birstonas onder de naam ECO-Life. De samenwerking met andere partners maakte het volgens directeur Ilse Piers van Goedkope Woning mogelijk om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren. ‘De Deense partner heeft bijvoorbeeld al erg veel ervaring met energiezuinig bouwen maar nog niet met sociale woningen’, aldus Piers. Goedkope Woning beheert in Kortrijk 1436 huurwoningen waarvan de gemiddelde huur volgens Piers nog geen 250 euro per maand bedraagt. Een groot deel van deze woningen is verouderd. Dat geldt zeker voor het woningbestand in de wijk Venning, een tuinwijk uit de jaren zestig die is vervallen tot een probleemwijk. Goedkope Woning wil van deze wijk door renovatie ‘de beste wijk van Kortijk’ maken
en gebruikt het project als pilotproject voor latere renovaties in andere wijken. Daarnaast is er ook een nieuw te bouwen appartementenblok in de binnenstad aan het Concerto-project toegevoegd: de Pottenbakkershoek. Het Eco-Life project, waaronder dus ook het project in Kortrijk, streeft naar een ‘doorgedreven nul-energie-optie’ voor de nieuwbouw en een ‘laag-energie-optie’ voor de renovatie. Goedkope Woning wil met dit project in de sociale huursector helpen het idee te ontkrachten dat duurzaam en ecologisch alleen is weggelegd voor hogere inkomens. De bedoeling is dat de huren niet omhoog gaan en de huidige bewoners krijgen de garantie dat ze terug mogen keren in de wijk. Rekening houdend met het gegeven dat koelkasten, wasmachines en andere apparaten van sociale huurders meestal niet
de zuinigste zijn – energiezuinige apparaten zijn nu eenmaal vaak duurder in aanschaf –, zullen er ook sociale acties in gang worden gezet om duurzaam energieverbruik te promoten. Daarbij gaat het om het bespreekbaar maken van alternatieven en het gezamenlijk bedenken van oplossingen voor zuiniger energiegebruik. Een belangrijke partner in het project is de stad Kortrijk, die onder meer het rioleringsnet moet aanpassen voor gescheiden afvoer, de verkeersdruk moet beperken en de woonomgeving moet herinrichten. Ook de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) zal het project ondersteunen. De looptijd van het project is exact zes jaar, waarbij het eerste jaar besteed wordt aan de voorbereiding. In het laatste jaar wordt nagegaan in hoeverre de doelen zijn gehaald. Het totale budget voor de renovatie van 163 woningen en de nieuwbouw van 25 appartementen is ongeveer 30 miljoen euro. Na de renovatie zullen er overigens iets meer woningen gecreëerd worden dan de huidige 163. Het bouwproject wordt volledig gebouwd binnen de financiële randvoorwaarden van de VMSW. Dat wil zeggen dat er gebruikgemaakt kan worden van renteloze leningen van de overheid met het gebruikelijke plafond per soort woning. Het extra geld van Europa wordt gebruikt voor de financiering van extra voorzieningen die moet leiden tot een laag energieverbruik.
A ll e te s t re s u l t a te n : w w w. e u ro te s t m o b i l i t y. co m .
Dit lopende jaar is bestemd voor de voorbereiding, de planning, het wijkconcept, de bouw- en uitvoeringsplannen. Volgens Ilse Piers is het project uniek in België omdat het de eerste keer is dat deze
april 2010 8
ROM_0410.indd 8
3/25/2010 7:54:43 PM
RO
Europese subsidies er binnengehaald worden en dit nota bene voor een CO2-neutrale sociale woonwijk. Momenteel wordt er keihard gewerkt om binnen de tijdsplanning te blijven en zo de broodnodige EU-subsidie te behouden.
Nieuwe voorzitter voor Comité van de Regio’s De vijfenzestigjarige Mercedes Bresso uit Italië is sinds februari de nieuwe voorzitter van het Comité van de Regio’s (CvdR). Ze is de eerste vrouw in deze functie. Bresso, die in het verleden onder meer lid is geweest van het Europees Parlement, was sinds 2006 voorzitster van de socialistische PSE-fractie van het CvdR. Ze volgt de Belg Luc Van den Brande op.
B re s s o : Verd ra g v a n L i s s a b o n i n p ra k t i j k b re n g e n .
In een speech direct na haar verkiezing benadrukte Bresso dat het CvdR zich in de eerste plaats moet opwerpen als vertegenwoordiger van het gemeenschappelijke belang van alle decentrale overheden in Europa. Bresso: ‘Het institutionele debat is afgerond en de tijd is gekomen om het Verdrag van Lissabon in praktijk te brengen. We hoeven niet langer te vragen om een rol voor de lokale en regionale overheden. We zijn niet zomaar jaknikkers. We zullen een eigen, substantiële bijdrage leveren aan het politieke debat en de politieke controverse wanneer nodig niet schuwen’. Het CvdR is de spreekbuis voor lokale en regionale overheden binnen de Europese Unie.
Het Hiernogmaals Voorbij
Digibeet Parallel aan de enorme trek naar de steden, aan het einde van de negentiende eeuw, nam de roep om een krachtige overheid allengs toe. Heel verklaarbaar, denkend aan kinderarbeid en grote gezinnen in eenkamerwoningen met per mens minder woonoppervlak dan een varken nu. Met wetgeving zijn vooral industriëlen tot de orde geroepen. Marktpartijen hebben dat kennelijk van tijd tot tijd nodig. Na een voor huidige begrippen uiterst liberale negentiende eeuw met een minieme overheidsbemoeienis, trok de overheid in de twintigste eeuw steeds meer taken naar zich toe. Na woningbouw en ruimtelijke ordening werden ook oudedagsvoorziening, kinderopvang en welzijnswerk overheidstaken. Onze premier doet het pas echt goed als hij iedereen gelukkig maakt, elke dag weer. In dezelfde twintigste eeuw maakte die ene overheid plaats voor onderling concurrerende overheden, zelfstandige bestuursorganen, semipublieke lichamen en participaties in publiekprivate samenwerkingsverbanden. Met de toenemende complexiteit en de afnemende risicobereidheid nam het aantal wetten en regels exponentieel toe. Het zijn er inmiddels zoveel dat de ene handhavingsambtenaar een slager beboet voor gladde vloertegels (veiligheid) en de andere voor juist geribbelde tegels (hygiëne). Een recreatieondernemer heeft voor transformatie van zijn eigen terrein gemiddeld tien vergunningen nodig. Soms is de eerste al verlopen voordat de laatste is verleend. Niet zo vreemd dat in ons land zo weinig echte ondernemers opstaan. Maar er is hoop. Meer dan dat zelfs. Digitale mogelijkheden versnellen het toch al onafwendbare machtsherstel ten gunste van particulieren en ondernemers. Op Europees niveau is de nieuwe
Dienstenrichtlijn per 1 januari 2010 van kracht. Niet langer hoeven burgers en ondernemers van het kastje naar de muur en vice versa te lopen. Zij kloppen aan bij één overheid, die het vervolgens achter de schermen regelt. Lukt dat niet binnen een wettelijke termijn dan wordt een vergunning automatisch verleend. In de backoffice zal menig ambtenaar, bestuurder of politicus over kastjes struikelen of zich uit schaamte in een kastje opsluiten. Schaamte voor de jarenlange frustratie van ondernemerschap in mensen. Onbedoeld, als deel van een zichzelf vastdraaiend systeem. Ook op andere terreinen hebben we digibeet. Binnen enkele jaren kunnen alle hoogst actuele bestemmingsplannen in de huiskamer worden ontsloten. Wat al vijf jaar met Google Earth kan, moet ook planologisch kunnen. Voor gebiedsontwikkeling kunnen via crowd-sourcing verschillende oplossingsstrategieën worden ontwikkeld. In plaats van adviesbureaus met hun dikke rapporten kunnen inventieve individuen of groepen spontaan opstaan met de beste ideeën. En daar ook voor worden betaald, zodat het loont te investeren in de toekomst van onze samenleving. Op kleinere schaal kunnen ontwerpers in dialoog met toekomstige gebruikers digitaal hun leefomgeving, werkplek of woning verkennen. Diepe wensen komen zo bovendrijven als vragen. Daarop meebewegen is nog eens vraaggestuurde architectuur. Het zal mensen raken in hun ziel en energie vrijmaken voor doorontwikkeling. Eigenlijk kan alleen dan sprake zijn van duurzame gebiedsontwikkeling, die nooit ophoudt. é Peter van Rooy
petervanrooy@accanto.nl
é Boris Peters
april 2010 9
ROM_0410.indd Sec3:9
3/25/2010 7:54:45 PM
Ruimtelijk bekeken
Structuurvisie ondergrond
Drenthe maakt plannen voor strategische gasopslag en geothermie Lege gasvelden, zoutcavernes en hoge klimaatambities zijn voor de provincie Drenthe aanleiding geweest om een structuurvisie ondergrond te maken.
E
r valt veel winst te behalen door de planning voor de bovengrond en die voor de ondergrond op elkaar af te stemmen. Een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk: een ontwikkelaar treft voorbereidingen voor de bouw van een woonwijk, tot aan het grondverzet toe. Op een gegeven moment krijgt hij te maken met de energieprestatie-eisen voor de woningen. Inzet van warmte-/koudeopslag (energie uit grondwater tot honderd meter diep) is het meest efficiënt, maar dat is nu te laat voor de ontwikkelaar; hij is al in de bouwfase beland en moet naar andere energiebronnen grijpen. De bodemenergie blijft onbenut. Om dit soort situaties te vermijden, komt Drenthe deze maand met een structuurvisie ondergrond. De provincie ziet zichzelf als koploper en heeft grootse plannen met de ondergrond.
Kansrijk ‘Op sommige plekken in Drenthe zit kokend grondwater,’ licht gedeputeerde Tanja Klip de potentie van de Drentse ondergrond toe. Beleidsmedewerker bodem Alex Scheper slaat de Atlas van de ondergrond open bij een kaart met bodemtemperaturen van heel Nederland. Maar die wijst juist buiten Drenthe gebieden aan met warm grondwater. Onterecht, stelt Scheper. Recent onderzoek in opdracht van de provincie toont aan dat het kaartje van Drenthe op verschillende plaatsen rood kleurt van de warmte in de diepe ondergrond. Geothermie, inzet van warmtebronnen op twee tot drie kilometer diepte, gooit daarom hoge ogen, volgens Klip. ‘De tuinders kijken daar reikhalzend naar uit.’
Scheper: ‘Die doelen zijn niet te halen zonder gebruik te maken van de ondergrond.’ Daarnaast zijn de (bijna) lege aardgasvelden diep onder de Drentse grond bruikbaar. Je kunt die namelijk prima volpompen met uit Rusland geïmporteerd gas, bij wijze van strategische reserve. Of je kunt er groen gas opslaan, dat vrijkomt bij biovergisting. En dan is er de mogelijkheid om lege gasvelden te gebruiken voor CO2-opslag. De structuurvisie zal een aantal velden aanwijzen die daarvoor geschikt zijn. Klip: ‘Als wij in Drenthe zeggen: wij willen geen CO2-opslag, dan moeten wij alles volzetten met windmolens.’ De CO2reductie moet linksom of rechtsom binnengehaald worden.
Bevoegd Naast geothermische bronnen en lege aardgasvelden bevinden zich in de diepe Drentse ondergrond zoutcavernes. In het verleden zijn deze als opslaglocatie voor kernafval naar voren geschoven, maar die mogelijkheid hadden de provinciale staten
De ondiepe ondergrond die via warmte-/koudeopslag warmte kan leveren, maar vooral de diepe ondergrond (minstens twee kilometer onder het maaiveld) heeft de warme belangstelling van de Drentse gedeputeerde. Op de eerste plaats omdat die een grote bijdrage kan leveren aan het behalen van de provinciale klimaatdoelen: dertig procent CO2-reductie in 2020 en twintig procent duurzame energie. Geothermie-boring in Duitsland.
Foto: Hans Dekker
april 2010 10
ROM_0410.indd Sec3:10
3/25/2010 7:54:49 PM
al weggestreept. ‘Dat is met de instabiele bodem van Drenthe niet aan de orde,’ aldus Klip. Wel kunnen de cavernes in de toekomst dienen om overtollige energie op te slaan. Bijvoorbeeld elektriciteit die windmolens ’s nachts produceren, in perioden waarin er weinig vraag naar stroom is. Met de stroom is perslucht te maken, die in de zoutcavernes wordt opgeslagen. Op het moment dat er weer stroomvraag is, kan de perslucht via een turbine weer omgezet worden in elektriciteit.
Grounds for change Wat is de route naar een duurzaam ingericht energielandschap? Die vraag staat centraal tijdens de conferentie Grounds for Change, van 20 tot en met 23 april. Kijk voor meer informatie op www.drenthe.nl/groudsforchange.
Overigens heeft de provincie niet het laatste woord over de diepe ondergrond; formeel heeft ze er zelfs niets over te vertellen. Beneden vijfhonderd meter onder het maaiveld is het ministerie van Economische Zaken (EZ) namelijk het bevoegd gezag. En sinds de nieuwe Wabo verleent EZ niet alleen de milieuvergunning, maar is het ook bevoegd gezag voor het bovengrondse deel van die activiteiten die een gevolg zijn van de ondergrondse activiteiten. ‘Je kunt zeggen: wij gaan er niet over,’ aldus Klip, ‘maar wij vinden dat wij daar een visie op moeten hebben, om onze adviezen aan het Rijk goed te kunnen onderbouwen.’
ook op een industrieterrein kunnen leggen. Dat beekdal heb je nodig voor je klimaatbeleid.’ Met een beleid dat vastligt in een structuurvisie is de provincie straks beter bewapend tegen ongewenste ontwikkelingen. ‘Wij willen de juiste functie op de juiste plek. Dat gebeurt nu nog niet,’ vat Scheper samen. ‘Nu worden bijvoorbeeld woonwijken uitgelegd op basis van stedenbouwkundige plannen. Dat kun je ook doen op basis van het warmteaanbod. Het gaat erom: welke functionaliteiten kun je het best combineren met de ondergrond?’ Klip: ‘De kassenconcentratie in Zuidoost-Drenthe zit toevallig boven een warmwaterbel. Dat is mooi, maar dat is toeval.’
Ongewenst
Balans
Wat er gebeurt als de provincie zich niet voorbereidt op de toekomst en geen visie heeft, is te zien in het plaatsje Langelo. Daar is boven de grond een installatie verrezen voor ondergrondse strategische gasopslag. Het ministerie van EZ heeft daar destijds de vergunning voor verleend. ‘Toen dachten wij nog niet na over de ondergrond,’ blikt de gedeputeerde terug. ‘Die fabriek is daar midden in het beekdal gezet. Als je toen beter had nagedacht over de relatie tussen ondergrond en bovengrond, had je die opslag ergens anders kunnen leggen. Met schuin boren had je dat fabriekje
Van de uiteindelijke visie geven de gedeputeerde en haar beleidsmedewerker nog bijster weinig prijs. Zij inventariseren vooral de mogelijkheden. Welke voorrang krijgen in beleid, is nog onduidelijk. ‘Die visie is in de maak,’ verklaart Klip. ‘Wij spreken daarover met provinciale staten, met de gemeenten en met een klankbordgroep van burgers.’ Na de officiële inspraakronde zullen de provinciale staten in het najaar de structuurvisie vaststellen. Pas dan zal ook blijken hoe de provincie de botsing tussen verschillende ruimtelijke functies oplost. Wat als benutting van een leeg gasveld leidt tot aantasting van de natuur? Om in dat soort gevallen een knoop door te hakken, bevat de provinciale omgevingsvisie (nu nog in ontwerp) een kaartje dat alle provinciale belangen aangeeft. Als op een plek belangen zoals natuurontwikkeling en waterberging spelen, dan weegt energiewinning daar minder zwaar, legt Scheper uit. Keiharde criteria ontbreken echter. ‘Het is zaak een balans te vinden tussen beschermen en ontwikkelen. Wij zeggen niet “nee, tenzij”, maar “ja, mits”. Wij hébben provinciale belangen, maar daarmee zit niet alles op slot.’ Welke voorwaarden er achter dit ‘mits’ komen, gaat Drenthe vastleggen in beleidsregels. ‘Die mogen niet vaag zijn; dat is heel moeilijk.’ Wat er straks terechtkomt van het provinciale beleid, zal moeten blijken uit de plannen van de Drentse gemeenten. Scheper: ‘Met de structuurvisie gaan wij naar gemeenten en zeggen bijvoorbeeld: “Weten jullie dat hier geothermie mogelijk is? Als in de gemeente een grote energievraag is, dan kun je eraan denken daarvoor geothermie te gebruiken.” Wij vragen gemeenten mee te doen en een masterplan voor de ondergrond te maken.’ é Harry Perrée
april 2010 11
ROM_0410.indd Sec3:11
3/25/2010 7:54:50 PM
Ruimtelijk bekeken
Planologische duidelijkheid leidt tot matiging grondprijs
Dure grond als indicator voor functieverandering De agrarische grondprijs is – mits gebruikt samen met andere informatie – een bruikbare indicator voor toekomstige veranderingen in ruimtegebruik. Het blijkt dat de agrarische grondprijs in 1998 significant hoger was in gebieden die rond die periode een woonfunctie hebben gekregen. Langdurige planologische duidelijkheid heeft daarentegen een grondprijsmatigend effect.
D
it is met name zichtbaar in enkele rijksbufferzones. De Nationale Landschappen geven een diffuser beeld, hoewel ook hier meer prijsdalingen te zien zijn dan-stijgingen. Opvallend zijn de hoge grondprijzen in de Gelderse Vallei, op Goeree-Overflakkee en rond Alkmaar. Deze prijzen kunnen duiden op een toekomstige uitschuif van de Randstad naar buiten toe. Ook de verandering in grondeigendom kan in principe een goede indicator zijn voor een eventuele functieverandering. Deze gegevens zijn echter niet vrij beschikbaar.
Grondprijzen in heel Noord-Brabant en de Gelderse Vallei zijn relatief hoog Op basis van (grond)transactielocaties van agrarische gronden heeft het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een ruimtelijk dekkend beeld gecreëerd van de prijs van landbouwgrond (Kuhlman et al., in voorbereiding). Het gaat hier alleen om transacties tussen agrariërs onderling; transacties naar niet-agrariërs zijn hierin niet meegenomen! De kaart geeft slechts een globale indicatie van de landbouwgrondprijs. Basis van de kaart is het INFOGROMA-bestand van de Dienst Landelijk gebied (DLG). Dit bevat gegevens over de grondprijs van verhandelde percelen. Het LEI heeft dit bestand aangevuld met informatie over beroepsgroepen (LISA, CBS). De kaart geeft een goed beeld van de algemene ruimtelijke patronen van de grondprijs, maar geen betrouwbare indicatie van de te verwachten grondprijs op een specifieke locatie.
Prijsopdrijving In figuur 1 is het resultaat, de grondprijs van Nederland in het agrarische segment, afgebeeld voor het jaar 2008. Rond de grote steden zijn hoge grondprijzen te zien. Dit geldt
Planologische duidelijkheid matigt agrarische grondprijzen Een minder restrictief beleid leidt tot lagere woningbouwgrondprijzen en hogere landbouwgrondprijzen. Bervaes et al. (2001) schreven in een evaluatie van het rijksbufferzonebeleid: ‘Indien het restrictief karakter en de status van (rijks)bufferzone komt te vervallen zal planologische onduidelijkheid ontstaan. Daardoor zullen pogingen ondernomen worden door vooral gemeenten en projectontwikkelaars om grootschaliger inbreuken te plegen dan tot nu toe het geval is geweest. Dat proces is al schoorvoetend begonnen. Er worden hier en daar al gronden gekocht door beleggers of juist niet verkocht vanwege de verwachtingswaarde, omdat men verwacht dat stedelijke ontwikkelingen in deze gebieden op den duur zullen plaatsvinden.’ De casus Bloemdalerpolder (De Regt, 2004) illustreert dit. Eerdere berekeningen van het LEI lieten ook zien dat bij een minder restrictief beleid de agrarische grondprijs stijgt. Door spontane vestiging van niet-agrarische bestemmingen op het voormalige platteland, vindt elders hervestiging van boerenbedrijven plaats. Daardoor stijgt de agrarische grondprijs ook in de voor stedelijke functies onaantrekkelijke gebieden (Goetgeluk et al., 1999).
april 2010 12
ROM_0410.indd Sec3:12
3/25/2010 7:54:50 PM
voornamelijk voor de Randstad en de Brabantse steden. Eerder onderzoek liet al zien dat de invloed van verstedelijking op de markt van landbouwgrond overheerst. Verstedelijking bepaalt niet alleen de ‘rode’ grondprijs, maar ook de ‘groene’ agrarische grondprijs wordt nog het meest door verstedelijkingsinvloeden bepaald (Luijt et al., 2003). In later onderzoek is dit beeld iets genuanceerd. Voor landbouwgebieden rondom steden geldt hoe dichter bij het rode gebied en hoe groter het rode gebied, hoe hoger de agrarische grondprijs. In de meer landelijke gebieden spelen meerdere invloeden een rol. Zo hadden snelwegen, huizen en natte natuur een negatieve invloed op de grondprijs, en nabijgelegen recreatie en glastuinbouwgebieden een positieve (Cotteleer et al., 2007). De lagere prijzen rond de stad Utrecht duiden er wellicht op dat de belangrijkste grondaankopen voor grote woningbouwlocaties al eerder hebben plaatsgevonden. Ook dient men zich ervan bewust te zijn dat bij grondprijzen ook sprake kan zijn van de effecten van een grondprijscyclus, enigszins vergelijkbaar met de meer bekende varkenscyclus (Luijt, 2007). Na een periode van grondprijsstijgingen volgen dan weer prijsdalingen. Opvallend is dat in heel Noord-Brabant en de Gelderse Vallei de grondprijs relatief hoog is, dus niet, zoals elders in Nederland, alleen in de omgeving van de grotere steden.
Hoge grondprijzen worden ook aangetroffen in gebieden met veel glastuinbouw en bollenteelt: ten zuiden van Den Helder en tussen Haarlem en Leiden. In het gebied tussen Den Haag, Gouda, Rotterdam en Hoek van Holland wordt het effect van de stedelijke druk op de grondprijzen ook nog eens versterkt door
Foto’s: Rienk Kuiper
Opvallend zijn grondposities van vastgoedbeheerders in gebieden die nog geen nieuwe woonbestemming hebben gekregen de aanwezigheid van glastuinbouw. Ook de Bommelerwaard met zijn champignonteelt en glastuinbouw kent hoge grondprijzen. Daarnaast is de invloed van het aanwijzen van ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw in enkele gebieden duidelijk zichtbaar zoals bij Kampen, Venlo en in de Noordoostpolder. Opvallend ook is de grondprijsstijging in het noordelijke Deltagebied (Goeree-Overflakkee). Limburg, Oost-Gelderland en Overijssel nemen een tussenpositie in wat betreft de hoogte van de grondprijs. èè
april 2010 13
ROM_0410.indd Sec3:13
3/25/2010 7:54:52 PM
Ruimtelijk bekeken
Om na te gaan of grondprijzen een betrouwbare indicator zijn voor functieverandering is de landbouwgrondprijs voor 1998 vergeleken met functieverandering van landbouw naar wonen tussen 1996 en 2003. Het blijkt dat de agrarische grondprijs in 1998 significant hoger was in gebieden die in de periode 1996-2003 een woonfunctie hebben gekregen. F i g u u r 1 : A g rar i s c h e g ro ndpr i jz en i n 2008 op basis van inter polatie van fe iteli jke g rond trans ac t i e s .
Bron: Kuhlman et al., in voorbereiding
Maatstaf Lage landbouwgrondprijzen zijn te vinden in de drie noordelijke provincies, de Achterhoek, Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen. De planologische duidelijkheid die rijksbufferzones bieden, lijkt een grondprijsmatigend effect te hebben. In enkele bufferzones zoals Waterland ten noorden van Amsterdam en tussen Den Haag en Leiden uit zich dat in lage grondprijzen. Ook de Nationale Landschappen bieden – zij het in beperktere mate – planologische duidelijkheid. Het effect van het beleid voor de Nationale Landschappen is beperkt zichtbaar in de kaart en laat een wat gedifferentieerder beeld zien. De agrarische grondprijs was lager in het centrale deel van het Groene Hart, Arkemheen-Eemland, Zuidwest-Fryslân, Winterswijk en de Graafschap. In de Hoeksche Waard, IJsseldelta en Noordoost-Twente waren de prijzen hoger dan gemiddeld. Wellicht was het rijksbeleid voor Nationale Landschappen in 2008 nog te kort van kracht, of nog onvoldoende vastgelegd in provinciaal beleid.
Grondeigendom Niet alleen de grondprijs maar ook de verandering in grondeigendom kan een goede indicator zijn voor een eventuele functieverandering. Het is lastig om hiervan een landelijk beeld te krijgen, omdat Kadasterdata niet vrij beschikbaar zijn. Daarom heeft Alterra in opdracht van het PBL getracht secundaire data te combineren tot een zo goed mogelijk landsdekkend beeld (Schmidt et al., in voorbereiding). Helaas kan de kaart vanwege gebruiksbeperkingen niet worden weergegeven. Overigens is informatie over (vertrouwelijke) optiecontracten van projectontwikkelaars met agrariërs uit de aard van de zaak niet bij het Kadaster bekend. Enkele zaken vallen op, zoals de verkoop van Domeingronden. Tussen 2003 en 2007 heeft Domeinen erfpachters eenmalig in staat gesteld om niet-strategische gronden te kopen. Daarbij is het areaal domeingronden gehalveerd. Na 2007 is deze verkoop weer stopgezet om de Domeingronden zo nodig als ruilgrond te kunnen gebruiken. Grondruil om natuurdoelstellingen te halen is in de eigendomskaarten ook duidelijk zichtbaar, vooral in het noorden van het land. DLG koopt gronden op een strategisch moment aan, om die later te ruilen met agrariërs met gronden in bijvoorbeeld de Ecologische Hoofdstructuur. Met name in het westen van Nederland zijn deze ruilbewegingen minder zichtbaar. Wellicht ontbreken daar goede ruilgronden. Opvallend zijn ook enkele grondposities van vastgoedbeheerders in gebieden die nog geen nieuwe woonbestemming hebben gekregen. Voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld Schalkstad ten zuiden van Houten. Veel van dergelijke opvallende concentraties zijn overigens niet zichtbaar. In andere gevallen is duidelijk dat er toekomstige plannen zijn in een gebied bijvoorbeeld Rijnenburg ten zuidwesten van de stad Utrecht. Deze gronden zijn deels in bezit van vastgoedbeheerders. é Bas van Bemmel, Rienk Kuiper
Planbureau voor de Leefomgeving
april 2010 14
ROM_0410.indd Sec3:14
3/25/2010 7:55:01 PM
Hoor & Wederhoor
Projectbeoordeling nieuwe stijl
Duurzaamheid als kader voor weging alternatieven Voor het bepalen van een voorkeursalternatief bij gebiedsontwikkeling is een nieuwe aanpak nodig. Het begrip duurzaamheid kan het broodnodige kader bieden voor MER, MKBA en andere onderzoeken. Economen, milieudeskundigen, planologen en sociologen gaan een intensieve dialoog aan om tot gezamenlijke conclusies over alternatieven te komen. De stappen in het onderzoeksproces sluiten nauw aan bij fasen in het bestuurlijk onderhandelingsproces.
D
e traditionele aanpak kenmerkt zich door losstaande analyses en ongelukkige timing. Er worden veel studies gestart, allemaal met hun eigen vraagstelling, methodiek, deskundigen en timing. Milieudeskundigen ontwikkelen gedetailleerde milieu-effectrapportages (mer), een verplichting waarvan weinig bestuurders de meerwaarde zien. De Maatschappelijke Kosten Baten Analyse(MKBA) is het domein van het CPB of andere economen. Hun spelregels (de OEI leidraad) geven houvast, maar staan een creatieve discussie met andere onderzoekers of betrokkenen in de weg. Bij gebrek aan een overkoepelend kader voor alle studies is het vaak lastig om conclusies te trekken. En resultaten komen meestal pas op tafel als bestuurders allang afspraken met elkaar en andere ‘stakeholders’ hebben gemaakt over het voorkeursalternatief.
Verbinden Juist nu is een nieuwe aanpak nodig. Allereerst stamt de gebruikelijke onderzoeksaanpak uit de tijd van sectorale projecten, terwijl in het beleid de nadruk verschoven is naar integrale gebiedsontwikkeling. Vervolgens zorgt MKBA juist bij ruimtelijke projecten eerder voor verwarring dan voor helderheid onder bestuurders: hoe kan een project dat uitstekend bijdraagt aan beleidsdoelen toch negatief scoren in de MKBA? En de nieuwe plan-mer kan een waardevol instrument bij gebiedsontwikkeling worden, mits ze verbonden wordt met andere domeinen. Tot slot daagt de commissie-Elverding met de leus ‘sneller en beter’ bestuurders uit om in korte tijd, en met ‘zachte’ informatie, een voorkeursalternatief te bepalen. Duurzaamheid is de inhoudelijke kapstok voor projectbeoordeling ‘nieuwe stijl’. Bij gebiedsontwikkeling gaat het om processen op meerdere schaalniveaus en met een lange
tijdshorizon. Bestuurders hebben – soms conflicterende – doelen op economisch, maatschappelijk en ecologisch gebied. Juist dat zijn ingrediënten van het begrip duurzaamheid. Een toets op de bestuurlijke ambities voor duurzaamheid (‘people’, ‘planet’, ‘profit’) vormt één pijler van de projectbeoordeling. Voor een integraal beeld zijn verder toetsen nodig op haalbaarheid (maatschappelijk, financieel) en op harde milieu- en veiligheidseisen. De (plan-)mer is toegespitst op bestuurlijke vragen rond milieu en natuur én wettelijke eisen. De MKBA wordt uitgevoerd naast, niet in plaats van, de toets op de duurzaamheidsdoelen.
Teamwerk Projectbeoordeling nieuwe stijl lukt alleen bij een interactieve en cyclische werkwijze. De integrale toetsing vereist dat milieudeskundigen, economen en andere specialisten in één team samenwerken. Verschillen van inzicht worden transparant gemaakt. Ook ‘stakeholders’ kunnen bijdragen
Projectbeoordeling nieuwe stijl lukt alleen bij een interactieve en cyclische werkwijze aan de ontwikkeling van alternatieven en hun beoordeling. Onderzoekers leggen (tussen)resultaten voor aan bestuurders, die op basis daarvan nadere sturing geven aan het projectontwerp en verder onderzoek. Een voorbeeld uit de praktijk is de RAAM-brief (Randstadbesluiten Amsterdam-Almere-Markermeer). Daarin nam het kabinet eind 2009 besluiten over een reeks projecten in de noordelijke Randstad. Voor de ruimtelijke groei van Almere zijn drie alternatieven onderzocht, met een westelijke, een èè
april 2010 15
ROM_0410.indd Sec3:15
3/25/2010 7:55:02 PM
Hoor & Wederhoor
.
oostelijke en een centrale oriëntatie. Aan die ruimtelijke alternatieven werd allereerst infrastructuur gekoppeld, bijvoorbeeld een IJmeerverbinding aan het westelijke model. De alternatieven verschilden verder onder meer in de investeringen in de natuur van IJmeer en Markermeer. Op verzoek van het Rijk hebben onze bureaus twee nauw samenhangende analyses uitgevoerd. Allereerst een snelle milieu-beoordeling gericht op enkele hoofdpunten voor besluitvorming. Daarnaast een toets van de alternatieven op bestuurlijke doelen voor de noordelijke Randstad, alsmede op haalbaarheid. De twee onderzoeken zijn parallel uitgevoerd, via een reeks intensieve workshops met verschillende disciplines. ‘Harde’ data uit modellen waren welkom, maar de nadruk lag op ‘expert judgements’. Door deze flexibele, interactieve aanpak lagen de resultaten na drie maanden op tafel.
Onderbouwing De analyses leidden tot interessante inzichten. Uit de milieuanalyse bleek dat verstedelijking in het IJmeer mogelijk is nadat stevig is geïnvesteerd in de ecologische kwaliteit van dit Natura 2000-gebied. En dat die natuurontwikkeling ook buitendijks bouwen en recreatie elders in het gebied mogelijk maakt. Dilemma’s rond landschappelijke kwaliteit van het IJmeer werden uitgediept: vormt de IJmeerverbinding een verrijking of juist een verarming? Bij de toets op duurzaamheid kwamen maatschappelijke effecten, vaak verwaarloosd in ruimtelijke analyses, aan bod. Juist het westelijke model leidt tot een meer diverse bevolking in Almere, waardoor de kans op sociale problemen verkleint. Alles afwegende was de conclusie dat de oostelijke variant moest afvallen en dat de voorkeur uitgaat naar de westelijke variant, met de financiële haalbaarheid van de IJmeerverbinding als zorgpunt. De echte keuzen over het gebied staan op de agenda van de komende rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer. Die structuurvisie biedt een mooie kans om het potentieel van de nieuwe aanpak volledig te benutten.
Waren bij de RAAM-brief de MKBA en de milieu- en duurzaamheidsanalyse nog gescheiden sporen, bij de structuurvisie kunnen ze elkaar versterken. Een integrale benadering van milieu en duurzaamheid zal cruciaal zijn om keuzen te maken die het sterkst bijdragen aan de ecologische, economische en maatschappelijke kwaliteit van de noordelijke Randstad én financieel en maatschappelijk haalbaar zijn. é Pieter Janse (CE, Delft), www.ce.nl é Michiel van Pelt (Ruimtelijk Advies en
Management, Rotterdam), www.michielvanpelt.com
april 2010 16
ROM_0410.indd Sec3:16
3/25/2010 7:55:02 PM
Een gratis abonnement op ROmagazine……
iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kúnt u niet zonder een abonnement op het vakblad ROmagazine. Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Het vakblad ROmagazine is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. ROmagazine vakblad voor de RO professional
Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan ROM_0410.indd Sec3:17
3/25/2010 7:55:04 PM
De Smaakmakers
ROmagazine is in 2010 gestart met de rubriek Smaakmakers; markante mensen uit de wereld van de ruimtelijke ordening die in een interview met ROmagazine hun visie voor het voetlicht brengen.
‘De
Nederlandse planologie moet op de helling’ Jeanne van Heeswijk
Bestuurders kunnen van burgers niet verlangen dat ze zich betrokken voelen bij openbare ruimten waarover ze niets te zeggen hebben. Betrek mensen daarom intensief bij de inrichting van pleinen en buurten. ‘Ik mis in Nederland een cultuur van bevlogen en deskundige amateurs,’ stelt kunstenaar Jeanne van Heeswijk.
A
an de wand van de galerie hangt een grote foto van een plein in Shanghai, waar opvallend veel mensen in rode T-shirts rondlopen. Wie goed kijkt, ziet dat de shirts zijn bedrukt met tekeningen en Chinese karakters. Ze verbeelden de dromen en verlangens van migranten, die met hun informele bedrijfjes bijdragen aan de stormachtige
ontwikkeling van de miljoenenstad. Toch leiden veel van deze ondernemers een verborgen leven aan de rand van de maatschappij. Ze komen niet voor in de statistieken en worden al helemaal niet gevraagd naar hun mening over de plek waar ze wonen. Jeanne van Heeswijk zocht hen op in het kader van de Shanghai Biënnale en maakte met het
april 2010 18
ROM_0410.indd Sec3:18
3/25/2010 7:55:05 PM
uitdelen van 2000 van die T-shirts hun verhalen voor de buitenwereld zichtbaar. En nog wel op een belangrijke plek in de Chinese metropool: het People’s Square. ‘Dat gaf wel wat frictie met de Chinese organisatie. Die vat dit soort “publieke” activiteiten meteen op als een demonstratie. Maar dankzij de fijngevoeligheid van mijn vertaalster en de veertig vrijwilligers die hielpen met uitdelen, is alles toch gelukt.’
‘Emotioneel tissue’ ‘Shanghai Dreaming’ is een van de vier projecten van ‘gemeenschapskunstenaar’ Jeanne van Heeswijk, die onlangs te zien waren in een galerie in de binnenstad van haar woonplaats Rotterdam. Het is een goede illustratie van het werk dat ze in de afgelopen jaren over de hele wereld heeft gemaakt. Of het nu gaat om de inwoners van Skopje of de bewoners van te slopen sociale huurwoningen in RotterdamCrooswijk, Van Heeswijk wil hun verhalen vastleggen en voor de buitenwereld zichtbaar maken. ‘Steden zijn meer dan straten en woningen. Er is een soort onderlaag die ik wel de “emotionele tissue” noem. Die laag bepaalt hoe een plek werkelijk functioneert en door mensen wordt beleefd. Als je dat als bestuurder of planoloog negeert, realiseer je ruimten waar mensen zich niet betrokken bij voelen. Ze zullen er geen gebruik van maken, terwijl dat naar mijn idee wel de sleutel is tot actief burgerschap.’ Burgers moeten daarom meer invloed kunnen uitoefenen op de inrichting en het gebruik van het publiek domein. ‘Ik zie burgers het liefst coproducent worden van hun buurt,’ verklaart Van Heeswijk. Dat moeten we niet verwarren met inspraak. ‘Daar krijgen bewoners drie verschillende plannen voorgelegd en mogen er dan eentje uitkiezen. Vaak valt dan de keuze op de veiligste of bekendste optie. Met de diepere wensen en verlangens van mensen heeft dat niets van doen.’
Nieuwbouwwijken worden dichtgetimmerd Zo’n vernieuwende aanpak is in de hoofdstad nog niet vanzelfsprekend. Hoewel Zef Hemel als directeur van de Amsterdamse dienst Ruimtelijke Ordening in het vorige nummer van ROmagazine aangaf dat hij burgers een grotere rol in de stedenbouw wil geven. Van Heeswijk is blij met de visie van Hemel. ‘Het zet de Nederlandse planologie op de helling. En dat is hard nodig.’ In de afgelopen jaren heeft zij op het veelbejubelde IJburg juist ervaren hoe in Nederland nieuwbouwwijken planologisch tot op de laatste vierkante meter worden dichtgetimmerd. Elke ruimte om in te spelen op onverwachtse ontwikkelingen of bewonerswensen ontbreekt. Met een villa – Het Blauwe Huis – die ze vier jaar lang tegen kostprijs van een woningcorporatie kon huren, bood Van Heeswijk de IJburgers alsnog de broodnodige plek om te experimenteren en nieuwe initiatieven op te zetten. Kunstenaars, buurtbewoners en andere burgers organiseerden er uiteenlopende activiteiten om het stedelijk leven in de wijk op gang te brengen. Kinderen konden er boeken lenen,
De ‘emotionele tissue’ bepaalt hoe een plek werkelijk functioneert en door mensen wordt beleefd er was een collectieve moestuin en een gezamenlijke IJboot en op vrijdagavond werd een deel van de woning omgetoverd tot lokale radiostudio. Op de binnenplaats stond anderhalf jaar lang zelfs een bloemenstal die elders in de wijk geen vergunning kreeg, omdat het stadsdeel nog geen regels voor ambulante handel had opgesteld. Dat was in deze fase volgens hen nog niet nodig. Onder druk van het Blauwe Huis en de publiciteit die ontstond door het initiatief, gingen de bestuurders uiteindelijk toch overstag.
Digitale bewonerswensen Enkele jaren geleden kreeg Van Heeswijk samen met Dennis Kaspori in Amsterdam de ruimte om haar ideeën in praktijk te brengen. Leerlingen van een basisschool en twee vmbo-scholen in de achterstandswijk Slotervaart mochten met een digitale camera hun wensen in beeld brengen voor de herinrichting van een buurtpark. Het materiaal werd vervolgens in een speciaal computerprogramma – ‘Face your world’ – geladen en omgewerkt tot een concreet planontwerp. Om hun ideeën af te kunnen stemmen op die van anderen, moesten de jongeren ook met elkaar én andere buurtbewoners in discussie. Sneltekenaars visualiseerden de beelden waarover de gebruikers het eens werden. Uiteindelijk ontstond zo in korte tijd een breed gedragen plan, waarin elke groep wel iets van zijn gading kon vinden. Dit jaar wordt begonnen met de herinrichting van het park.
Kansen voor informele bedrijfjes In de Rotterdamse Afrikaanderwijk voeren Van Heeswijk en Kaspori in de organisatie Freehouse op dit moment eenzelfde strijd tegen ingesleten denkpatronen. Het merendeel van de bewoners in deze achterstandswijk heeft een niet-westerse achtergrond. Velen proberen met kleinschalige bedrijfjes of thuiswerk het hoofd boven water te houden. Freehouse probeert op allerlei manieren die informele bedrijvigheid een plek te geven op de grote dagmarkt in het hart van de buurt. ‘Het plein kan daardoor weer een echte ontmoetings- en handelsplek voor de bewoners worden. Nu is het meer een soort LIDL met allemaal dezelfde producten.’ Toen de organisatie er modeshows met zelfgemaakte kleding begon te organiseren en in een kledingkraam een naaimaèè
april 2010 19
ROM_0410.indd Sec3:19
3/25/2010 7:55:13 PM
De Smaakmakers
Foto’s: Nico Bogaards
chine opstelde waar je net gekochte broeken of jurken kon laten vermaken, werd ze echter zonder pardon gesommeerd om de markt te verlaten. Er was geen vergunning voor verleend. Hetzelfde overkwam de fruitboer die op het advies van Van Heeswijk naast de verkoop van fruit verse sapjes in zijn kraam ging persen om zich van andere handelaren te
Bestuurders en planologen missen vaak de creativiteit om zaken op een andere manier te bekijken onderscheiden. ‘In Nederland heb je voor het bewerken van groente en fruit een andere vergunning en inschrijving in het marktregister nodig dan voor het verkopen van die producten. Volgens de regels zijn het twee aparte branches, die je niet met elkaar mag vermengen. Dat vind ik raar.’ In totaal organiseerde Freehouse het afgelopen jaar 350 van dit soort prikacties om de absurditeit en inflexibiliteit van de regels zichtbaar te maken. Op een zomerse zaterdag in juni intervenieerde de organisatie zelfs in honderd kramen tegelijk
en liet de dag erna zien hoe een markt van bewoners er ook uit kan zien. De dag was een groot succes. Er kwamen meer dan vijftienduizend mensen op af. Lokale bestuurders willigden ook het verzoek in om bij wijze van experiment twee jaar lang aan de regels te mogen sleutelen om de markt te kunnen vernieuwen. Van Heeswijk kan daardoor haar ideeën over een grotere inbreng van bewoners verder uitwerken.
Gebrek aan creativiteit en lichtvoetigheid Van Heeswijk slaakt een diepe zucht. ‘Ik mis in Nederland een cultuur van bevlogen en deskundige amateurs. Bestuurders en planologen doen hun werk wel goed, maar ze hebben vaak niet de creativiteit en lichtvoetigheid om de zaken eens op een andere manier te bekijken. Misschien zijn het juist kunstenaars die dit wél kunnen toevoegen. We kunnen geen sociale problemen oplossen of de wereld binnen een dag veranderen. Maar we zijn wel in staat om pijnpunten in processen zichtbaar te maken en daarover discussie uit te lokken. Uiteindelijk moet er op veel meer plekken stedelijke dynamiek gaan ontstaan.’ é Jaco Boer
april 2010 20
ROM_0410.indd Sec3:20
3/25/2010 7:55:14 PM
100% inspiratie
In 100% inspiratie doen lezers in woord en beeld verslag van plekken, gebieden en ontwikkelingen die hen inspireren bij hun werk op het gebied van de ro.
Sausalito’s schilderachtige waterwoonwijken V
ierhonderd house boats, van eigenhandig omgebouwde sleepboten tot architectonisch fraaie watervilla’s met dakterras en sauna. De geschiedenis van de drijvende huizen van het stadje Sausalito in San Francisco Bay gaat terug tot rond 1800, toen berooide scheepsarbeiders goedkope optrekjes bouwden op drijvende pontons. De Marine scheepswerf die verrees tijdens de Tweede Wereldoorlog, bracht een tweede golf van woonarken. In San Francisco’s fameuze hippiejaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vormden de kleurige waterwijken een broedplaats van markante kunstenaars, bohemiens en filosofen. Bijna was het misgegaan. Projectontwikkelaars wilden de bootwoonwijken opdoeken voor jachthavens, appartementencomplexen enzovoort. Een hevige ‘House Boat War’ brak
uit – vergelijkbaar met onze kraakrellen. Resultaat: een aantal woonpieren bleef behouden, als historisch erfgoed. Wel zijn de floating homes sindsdien aan strenge regels onderworpen. Er zijn bouwregels, stabiliteits- en brandveiligheidsvoorschriften, en alle waterhuizen zijn aangesloten op water en elektriciteit. Veel booteigenaren betalen hoge ozb en ligkosten, deels aan de gemeente, deels aan de particuliere grondeigenaren van de havenbodem. Niet alle spontaniteit is teloorgegaan door het regelkeurslijf. Sterker nog: het zorgde voor fraaiere woningen én voor een slagvaardige vereniging van booteigenaren, die het toeristisch lucratieve erfgoedaspect bewaakt en exploiteert. é Michel Robles Foto: Michel Robles
april 2010 21
ROM_0410.indd Sec3:21
3/25/2010 7:55:31 PM
Trend
De artist’s impression voorbij
Virtual reality verovert plek in planproces Meerdimensionaal modelleren, 3D en zelfs 4D, krijgt vaste voet in de planvorming. 3D-maquettes ontpoppen zich als een geschikt, want integraal ontwerp- en communicatiemiddel. Ze helpen burgers beter begrijpen waar ruimtelijke plannen over gaan. De verschillende stakeholders in een gebied komen sneller tot elkaar.
B
L a a g Hol l a n d , een over zicht .
Ontwerp: ROM3D
omen zijn geen groene vlekken, een landschap moet je veel realistischer weergeven’, zegt Rik Olde Loohuis. De landschapsarchitecten van bureau ROM3D werken al jaren met 3D. Nieuw was het verzoek van het ministerie van VROM om in een proef af te tasten of 3D-visualisaties ook bruikbaar zijn voor de planvorming. De stadsrandzone van Rotterdam vormde het virtuele decor. Een actueel onderwerp: in het natuurlijke groeigebied van de stad ligt de grootste integrale ontwerpopgave. Wat vooral wil zeggen dat alle ruimtelijke claims er samenkomen, zoals wonen, recreatie, bedrijvigheid en natuur. Het eindresultaat van de proef, een film in 3D-beelden hielp volgens Olde Loohuis letterlijk het ruimtelijk spanningsveld in de stadsranden zichtbaar te maken. ‘Ook aspecten als sociale veiligheid kwamen helder naar voren. Zo was meteen duidelijk hoe de geplande fiets- en vaarroutes botsten met wegen en watergangen.’
‘3D-beelden,’ vervolgt Olde Loohuis, ‘zijn uitermate geschikt als inbreng in “interactieve schetssessies”, waarin verschillende stakeholders in een gebied de planvorming mee helpen vormgeven,’ Noord-Holland heeft dit beproefd bij de toekomstige ontwikkeling van Laag Holland; het cultuurhistorische landschap met zijn open aanzicht en karakteristieke, met sloten omlijnde kleine percelen boven Amsterdam.
Om het nog levendiger te maken, kan de factor tijd – ‘4D’ – worden ingevoerd De toekomst van de melkveehouderij moet hier hand in hand gaan met het kwetsbare landschap, een moeilijke opgave waarbij verschillende belangen een rol spelen. De stakeholders (vertegenwoordigers van landbouw-,
april 2010 22
ROM_0410.indd Sec3:22
3/25/2010 7:55:44 PM
landschaps- en natuurorganisaties) ontmoetten elkaar aan de virtuele tekentafel. Lilianne Laan, beleidsmedewerker van de sectie Economie, Landbouw en Toerisme van de provincie blikt terug: ‘De deelnemers maakten meteen duidelijk waar het volgens hen om draaide. Partijen zaten minder ver van elkaar af dan ze dachten.’ Laan: ‘Men was heel creatief met eigen ontwerpen. Andere locaties werden ontdekt, nieuwe staltypen kwamen in beeld.’ De gezamenlijk ontworpen toekomstbeelden kwamen in 3D in een brochure en film terecht. Het geheel werd in februari gepresenteerd aan bestuurders. ‘De 3D-beelden geven heel goed weer wat in het ontwerpproces is bedacht, beter dan wat je bijvoorbeeld aan foto’s zou kunnen zien. De bestuurders reageerden positief.’ Laan is ervan overtuigd dat de belangen in een gebied in een 3D-ontwerpproces beter tot uitdrukking komen, ‘vooral als het om een ontwikkeling gaat waarin beeldkwaliteit bepalend is’.
Meerwaarde Plannen in 3D kunnen op meer draagvlak rekenen, meent Olde Loohuis van ROM3D. Volgens hem krijgen burgers beslist niet het gevoel dat iemand ze met een duur filmpje wil overdonderen. ‘Bewoners worden juist meegenomen in het ontwerpproces en de besluitvorming gaat sneller. Tijdens zo’n ontwerpsessie komen pijnpunten sneller op tafel. Je kunt sneller focussen op de lokale problemen en belangen die spelen.’ Met alle aspecten eromheen die van belang zijn, wil Olde Loohuis maar zeggen. Alle maten en hoogten van landschap en bebouwing komen in 3D uiterst realistisch terug. ‘Ook gebiedsspecifieke kenmerken komen beter tot hun recht. Een landschap in Twente is heel wat anders dan een landschap in de Beemster.’ Om het nog levendiger te maken, is ‘4D’ mogelijk: ontwerpen waarin de factor tijd is verdisconteerd. Hoe ziet het zich meanderende beekje er over tien jaar uit? En hoe ontwikkelt zich de beplanting? ‘Er is voldoende kennis beschikbaar om 3D-modellen voor de toekomst te maken. We laten de factor tijd versnellen. We kunnen bijvoorbeeld de landschapsbeheerder laten zien wat wel of niet investeren in een gebied oplevert.’ ROM3D is nu bezig met windparken. In de provincie Drenthe worden zoekgebieden nader bekeken. De nationale kop van Jut die windenergie nou eenmaal is, leent zich prima voor de 3D-behandeling. ‘Met verschillende ontwerpstudies brengen we de mogelijke opstellingen van de windturbines in beeld om de meest logische oplossing in het landschap te vinden. Je kunt bijvoorbeeld het beplantingsplan kiezen, waarmee de windturbines straks zichtbaar dan wel onzichtbaar zijn. Omdat bewoners verschillende ontwerpen krijgen aangereikt, is er keuze. Dat is altijd beter. Bij één vast ontwerp gaan vaak meteen de hakken in het zand.’
Internet Nieuwe technologie maakt het mogelijk plannen in 3D laagdrempelig te ontsluiten via internet. Voor gemeenten
F i e t s e rs b r u g m a a k t re c re a t i e f g ro e n i n
biedt de virtuele wereld een uitgelezen mogelijkheid om in contact te komen met burgers en hen te laten participeren in ontwikkelingsprojecten. In Zwolle konden burgers hun voorkeur uitspreken over twee 3D-ontwerpen voor een nieuw zwembad. Wat adviseur geo-informatie Marcel Broekhaar van de gemeente tevredenstemt is dat zo’n 1500 surfende Zwollenaren (duizend unieke IP-adressen) de 3D-ontwerpen op de gemeentesite Virtueel Zwolle hebben bekeken. De deelnemers konden zich uitspreken over hun impressie van de virtuele stad. ‘Daar is men erg enthousiast over. Vooral, zo blijkt, omdat de ontwerpen van alle kanten te bezichtigen zijn. Ook hebben we de omgeving waarin het zwembad komt te staan in 3D gemodelleerd.’ De gemeente
o m g e v i n g R o t te rd am b e re i k b a a r.
Ontwerp: ROM3D
Plannen in 3D kunnen op meer draagvlak rekenen wil Virtueel Zwolle vaker gaan toepassen, onder meer bij de grote ontwikkelingsprojecten in het stadscentrum. Hoogleraar geovisualisatie Menno-Jan Kraak van de Universiteit Twente bevestigt het nut van 3D-presentaties in de planologie. ‘Dat heel klinische, bijna doodse karakter dat 3D-beelden vroeger hadden, is helemaal weg. Dankzij geavanceerde 3D-scanners zijn beelden veel realistischer. Foto’s van Google Street View worden op 3D-modellen geplakt. Gebruikers kunnen beelden vanuit alle hoeken en zelfs in vogelvlucht bekijken.’ Volgens Kraak neemt het voorstellingsvermogen met rasse schreden toe. ‘Als je op objecten klikt, krijg je direct relevante informatie. Dat is heel wat anders dan het bekijken van een grondvlak op een tekening, waarbij je maar moet fantaseren hoe dat gebouw er met een plat of schuin dak uitziet.’ Winstpunt volgens Kraak èè
april 2010 23
ROM_0410.indd Sec3:23
3/25/2010 7:55:54 PM
Trend
Mooie megastallen Megastallen voor de intensieve veehouderij in een oud cultuurlandschap; zelfs zo’n controversieel onderwerp is dankzij het gebruik van driedimensionale modellen bespreekbaar te maken. Het voorbeeld van de landbouwontwikkelingsgebieden Beemte-Vaassen en Elshof.
‘D
e tijd van het aanbrengen van schaamgroen is voorbij, de uitdaging bestaat uit het vormgeven van een totaal nieuw landschap’, zo is te lezen in het
‘Gebiedsontwikkeling is best lastig te begrijpen voor burgers en boeren’ eindrapport van het project KIJK. Het project werd uitgevoerd door de Stichting IJsselhoeven, een onderdeel ervan was het maken van ‘bouwstenen voor
beeldkwaliteit’ voor twee aangewezen landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s). Jan-Olaf Tjabringa van adviesbureau Cultuurland Advies was projectleider. De leden van de bestaande gebiedsgroep Beemte-Vaassen kwamen bij elkaar voor dit project, in Elshof werd een soortgelijke groep van bewoners en agrariërs gevormd. Beide werden ondersteund door een kunstenaar, een architect en een stallenbouwer. Het uitgangspunt was dat het LOG er hoe dan ook komt: een gebied voor intensieve veehouderijen van drie hectare per bedrijf, waarvan zestig procent bebouwd. De opdracht aan beide groepen was duidelijk, aldus Tjabringa: ‘Denk na
april 2010 24
ROM_0410.indd Sec3:24
3/25/2010 7:55:56 PM
over hoe deze bedrijven eruit komen te zien. Waar komen ze? Waar komt groen? Hoe worden de stallen geplaatst? Worden ze aangekleed met groen of worden de stallen zo mooi dat dat niet nodig is?’ Tijdens de bijeenkomst werden platte tekeningen gemaakt op een interactieve tekentafel. Het bedrijf ROM3D zette deze
‘Met driedimensionale beelden maak je het beter tastbaar en inzichtelijk’ tekeningen vervolgens om in driedimensionale beelden. Op deze manier ontwikkelden beide gebiedsgroepen ontwerpen voor nieuwe stallen en bijbehorende woonhuizen en werd er nagedacht over de plaatsing ervan in het landschap. De gemeenten Epe en Apeldoorn, waarin het gebied Beemte-Vaassen ligt, hebben enkele ontwerpen inmiddels opgenomen in hun beeldkwaliteitsplan, hun
visie op de inrichting van de LOG’s dat naast het bestemmingsplan is opgesteld. Henk Veldhuis van bureau BügelHajema maakte dit plan in opdracht van de gemeenten. Hij zegt dat de 3D-beelden hielpen in de discussie over het plan, met omwonenden en andere betrokkenen, omdat ze duidelijk maken waar het om gaat. ‘Voor mensen die niet in het vak zitten, spreken deze beelden meer.’ Ook bleek dat de visie van de bewoners over de inpassing van de stallen niet erg verschilde van die van de gemeenten. Zo willen beide de grote silo’s zo veel mogelijk inpandig. Tjabringa is te spreken over het gebruik van driedimensionale beelden: ‘Ze helpen om een goede afweging te maken, want ze geven een behoorlijk realistisch beeld van hoe het eruit komt te zien. Met name de gezichtspunten: je kunt in het landschap gaan staan en de nieuwe stallen zien. Dat is heel belangrijk, want het beantwoordt dé vraag van burgers die altijd speelt bij dit soort ontwikkelingen: wat zie ik straks vanuit mijn keukenraam?’ é Marieke Vos
april 2010 25
ROM_0410.indd Sec3:25
3/25/2010 7:55:57 PM
Trend
Virtueel sfeer proeven in Groeseind Op de website van Virtueel Groeseind schieten levensechte sluierwolken voorbij aan een felblauwe hemel. We kiezen een slim uitziend hondje als ‘karakter’. Als de huizenblokken, bomen, gras, straatstenen, auto’s en figuranten zijn ‘ingeladen’, kan de wandeling beginnen. Op ‘hondhoogte’ krijgen we een prima beeld van de architectuur en de inrichting in de toekomstige Tilburgse wijk. De ontwikkeling van de woonwijk aan de noordzijde van de Textielstad is in volle gang, maar wij kunnen al overal rondkijken. We wanen ons in Second Life. Al zo’n zestien gemeenten houden er een digitale replica van hun eigen stad op na. Deze 3D-stad (of VirtuoCity van technologieleverancier Cebra) is via internet te bekijken. Tilburg heeft de hele binnenstad virtueel in kaart gebracht, naast een aantal grote ontwikkelingslocaties in de gemeente. De internetexercitie is niet alleen bedoeld voor een virtuele wandeling maar ook, licht informatieadviseur Peter Keijzers toe, om bewoners bij de stadsontwikkeling te betrekken. Of het werkt? ‘Nou en of. Laatst hadden we een overleg met de klankbordgroep van bewoners, waarbij een aantal bezwaren tegen de inrichting op tafel kwam. Zo vonden bewoners de keuze voor een weg dwars door het park in de wijk gevaarlijk voor spelende kinderen. De bewoners wilden de weg liever om
het park heen hebben. In dat geval zouden twee belangrijke kastanjebomen sneuvelen, wat we met de 3D-presentatie helder in beeld konden brengen. Zo werd hun duidelijk dat het alternatief niets van het park heel zou laten, en dat wilde men ook weer niet.’ De 3D-omgeving, betoogt Keijzers, is een uitstekende plek om constructief met burgers over stedenbouwkundige ontwerpen te discussiëren. ‘Het verkleint de afstand tussen burger en gemeente en daarmee het wantrouwen. Tijdens een open dag in de wijk hebben we Virtueel Groeseind op een groot beeldscherm laten zien. Dat trok veel belangstelling, met name van de jeugd.’ Nog dit jaar wordt Virtueel Tilburg uitgebreid met een inspraakmodule, waarmee burgers eigen ontwerpen aan kunnen dragen en een discussie beginnen. ‘De ambtenaar, die meekijkt, zal zo’n project als burgerinitiatief oppakken.’ Daarnaast volgen de ambtenaren van de stedenbouwkundige afdeling cursussen om zelf 3D-objecten te tekenen en in de virtuele omgeving te plaatsen. Hiervoor zijn eenvoudige, laagdrempelige tekenpakketten beschikbaar, die gebruikers in één dag al op weg helpen. Meer informatie: www.virtueeltilburg.nl. é Pieter van den Brand
april 2010 26
ROM_0410.indd Sec3:26
3/25/2010 7:55:58 PM
ROM3D
is met name dat verschillende planscenario’s met een druk om de knop mogelijk zijn. ‘Plannenmakers kunnen zo snel de alternatieven schetsen, bijvoorbeeld van zeven naar vijf huizen gaan, en die vijf woningen ook anders positioneren.’ Kraak maakt nog wel een wetenschappelijke kanttekening. ‘Ontwikkelingsplannen gaan beter leven voor de stakeholders in een gebied. Dat lijkt allemaal inderdaad zo te werken, en vermoedelijk is dat ook zo. Maar je kunt er geen harde uitspraken over doen. Daarvoor moet je eerst een gebruikerstest doen.’
woning of kantoor namelijk niet helder voor het voetlicht te brengen. Dat betekent dat een ontwikkelaar met behulp van 3D-visualisaties toestemming kan krijgen om meer te bouwen, zodat hij meer rendement zal maken op de grond, wat ook voor de gemeente geldt.’
Foto-realistisch
Om woningen vervolgens aan de man te brengen, betoogt Scheffer, is 3D eveneens onmisbaar. Niet om gelikte verkoopfilmpjes te maken, corrigeert hij. ‘Slechts vijftien procent van de woningkeuze wordt bepaald door de woning zelf. Kopers kiezen voor een locatie, een omgeving. De beste keuze voor een locatie maken mensen op basis van beelden. Uit onafhankelijke en externe testpanels weten we dat 360-gradenfoto’s, die een compleet beeld geven van de omgeving, met daarin 3D-materiaal verwerkt, het best werken. Ontwerp en marketing gaan voortaan hand in hand.’
Volgens Dirk Scheffer van VIA Drupsteen – ‘Experts binnen ro-processen en innovatieve media’, staat er onder aan zijn e-mails – is meerdimensionaal modelleren niet meer weg te denken in de vastgoedontwikkeling. ‘De woningmarkt blijft slecht. De crisis heeft extra duidelijk gemaakt dat ontwikkelaars bij hun projecten kopers voorop moeten stellen. Bij marktonderzoek zijn 3D-ontwerpen essentieel om goede uitspraken te kunnen doen over de commerciële waarde’, durft Scheffer te stellen. ‘Alleen 3D-beelden laten ‘foto-realistisch’ de impact van een bouwplan zien. Ook als het om volume gaat. Op andere wijze valt het volume van een
Meerdimensionaal modelleren is niet meer weg te denken in de vastgoedontwikkeling
é Pieter van den Brand
april 2010 27
ROM_0410.indd Sec3:27
3/25/2010 7:55:59 PM
Trend
Snelle weg Zes jaar: zo veel tijd hebben de gemeente Harderwijk en de provincie Gelderland voor de reconstructie van de N302. Normaal duurt zo’n project algauw tien jaar. ‘We hebben er meteen snelheid in gebracht, door procedures zo veel mogelijk te vervlechten’, zegt Pieter-Jan van der Eijk, projectmanager N302 en werkzaam bij de provincie. Driedimensionale modellen hebben gedurende het hele project bijgedragen aan die snelheid.
D
e aanbesteding van de wegreconstructie vond plaats volgens het principe Design & Construct, omdat er weinig tijd was en vanwege de bouwcomplexiteit. Met 3D-films van de ‘tube’, de ruimtereservering voor de weg, werden omwonenden en weggebruikers direct bij het traject betrokken. De films lieten diverse keuzes zien. Bewoners konden aangeven wat ze het liefst wel en niet wilden. Zo bleef een parallelweg naar een wijk bestaan. Tijdens MER- en bestemmingsplanprocedure hielpen de driedimensionale modellen om verschillende varianten ‘zichtbaar’ te maken. Bepaalde keuzes tijdens het Design & Construct-proces werden door bureau 4Sight verwerkt in het 3D-model. ‘Na aanbesteding, toen het hele ontwerp gereed was, hebben we de 3D-film die daarvan was gemaakt in een grote bijeenkomst aan omwonenden en weggebruikers getoond’, vertelt Pieter-Jan van der Eijk. ‘Ter informa-
tie, maar ook om vragen voor te zijn’, zo voegt hij er aan toe. ‘Tijdens die sessie hebben we overlegd over bereikbaarheid en omleidingsroutes.’ Daarna is de film gebruikt om met de direct omwonenden, in groepjes per straat, te overleggen over de gevolgen van de weg. Het is
‘We hebben weinig weerstand ondervonden, ook geen bezwaar bij de Raad van State’ mogelijk om in het model ‘rond te lopen’, zodat bewoners echt vanuit hun achtertuin of de slaapkamer konden zien wat er van de weg zichtbaar zou zijn. Van der Eijk: ‘Zowel de gemeente als wij hadden nog wat geld achter de hand om kleine aanpassingen te doen op verzoek van de directe omwonenden. Zo is er een
3D als versneller Sommige projecten verlopen uiterst traag en de Rijnlandroute is daar één van. Daar kun je met driedimensionale beelden misschien versnelling in brengen, menen ze bij Bouwend Nederland.
D
e Rijnlandroute moet een verbindingsweg worden tussen de A44 en de A4, onder Leiden. Een belangrijke weg, onder meer voor de ontsluiting van de geplande woningbouw op het voormalig vliegterrein Valkenburg (6000 woningen). Daarbij komt dat er bij Katwijk en Leiden zo’n 33.000 woningen gebouwd gaan worden; om die bereikbaar te maken is het bestaande wegennet te krap. Echter, de Rijnlandroute komt te liggen in een dichtbevolkt gebied en dat maakt het tot een heet hangijzer. Bouwend Nederland zou graag wat versnelling brengen in de besluitvorming rond de Rijnlandroute.
Omdat het, zoals senior beleidsmedewerker Infrastructuur Richard Mulder het zegt, ‘in het belang van onze leden is dat de weg er komt’. Toen landschapsarchitect Henk Hartzema van studio Hartzema hen zijn visie over een ‘kustboulevard’ ontvouwde, waarin een weg samengaat met een mooi landschap, sprak dat Bouwend Nederland aan. Samen met VIA Drupsteen, deskundigen op het gebied van ro en innovatieve media, konden ze de betrokken bestuurders een beeld geven van hoe de Rijnlandroute eruit zou kunnen zien. Mulder: ‘Er spelen hier veel grote ruimtelijke kwesties. Het is vrij lastig om dat duidelijk uit te beelden. Met behulp van de 3D-beelden konden we ze
april 2010 28
ROM_0410.indd Sec3:28
3/25/2010 7:56:02 PM
B e wonerspar ticipatie
wandelpad langs de weg gekomen.’ Hij is bijzonder tevreden over de inzet van 3D in dit proces. ‘Het is een goed hulpmiddel om je communicatie consequent en op het juiste abstractieniveau te voeren. Dit soort modellen geeft de burger een heel herkenbaar beeld en we hebben gemerkt dat ook bestuurders een duidelijker beeld van de plannen kregen. Met deze modellen als hulpmiddel
duidelijk maken hoe de infrastructuur ingrijpt in de omgeving’. De bestuurders waren positief over het getoonde beeld, zegt Mulder. Al geeft hij toe dat de bijeenkomst, gehouden in maart 2009, wat aan de vroege kant was. De discussie rondom de Rijnlandroute loopt nog volop. Voor de MER-procedures zijn drie varianten gekozen voor verder onderzoek, waaronder de voorkeursvariant van het ministerie. Begin 2011 zou het definitieve tracébesluit genomen moeten worden, mits de financiering dan is geregeld (de voorkeursvariant, ‘Zoeken naar Balans’, kost 844 miljoen euro). Bouwend Nederland zal zelf niet vaak driedimensionale modellen toepassen, maar wil haar leden en partners wel laten zien dat de instrumenten er zijn en wat ze kunnen betekenen. Mulder: ‘Door geplande projecten eerst in 3D uit te werken, haal je fouten uit het ontwerp. Dat scheelt faalkosten in de uitvoering.’ De grote
hebben we een zeer intensieve inspraak kunnen organiseren, waardoor we ook goede ideeën van burgers konden meenemen.’ Door de structurele communicatie heeft het project weinig weerstand gekend en wordt het volgens plan juni 2010 opgeleverd, stelt Van der Eijk. é Marieke Vos
bouwbedrijven gebruiken deze toepassingen al, van 3D-foto’s tot volledig in virtual reality nagebouwde werelden. Ook om de vraag van de opdrachtgever helder te krijgen en om draagvlak te organiseren, zou het
‘Door geplande projecten eerst in 3D uit te werken, haal je fouten uit het ontwerp’ volgens Mulder goed toepasbaar zijn. ‘Bestuurders zullen er, ook door allerlei wettelijke procedures, niet sneller besluiten door nemen, maar ze hebben wel consistent hetzelfde beeld van het project. Er zal minder discussie zijn over de lijntjes op de kaart, en meer discussie over welke opties het best passen in het landschap.’ é Marieke Vos
april 2010 29
ROM_0410.indd Sec3:29
3/25/2010 7:56:02 PM
Trend
Digitale kijkdoos maakt Toekomstagenda Markermeer-IJmeer zichtbaar
Ik zie, ik zie, wat jij ook ziet Vrijuit praten over de toekomst van een waardevol en kwetsbaar gebied als het IJmeer en Markermeer, zonder dat belangengroepen zich ingraven; het was mogelijk dankzij de digitale kijkdoos. Visies en varianten werden nog tijdens het planproces gevisualiseerd.
I
n het Toekomstbeeld Markermeer-IJmeer (TMIJ) schetsen overheden en maatschappelijke organisaties in de provincies Flevoland en Noord-Holland hun gezamenlijke visie op de toekomst van dit grote watergebied midden in Nederland. Door in te zetten op ecologische systeemverbetering die verder gaat dan Natura 2000, ontstaan voor de steden die aan het water liggen meer mogelijkheden om in de toekomst voor hun (recreatieve) stadsuitbreidingen het water
De opdrachtnemer moet niet op de stoel van de ontwerper gaan zitten op te zoeken. Want rond het Markermeer/IJmeer is een grote vraag naar versterking van het recreatief aanbod, zoals de aanleg van jachthavens en strandjes. Daarnaast is er de wens om buitendijks te bouwen, zoals in Amsterdam, Hoorn, Almere en Lelystad. Het lijkt in eerste instantie strijdig: ‘bouwen’ van natuur, woningen en jachthavens in het Markermeer/IJmeer én het behoud van karakteristieken zoals openheid en donkerte. Belangrijke vraag binnen het project was dan ook: wat gebeurt er met deze (gedeelde) karakteristieke waarden, als er een groot oermoeras of vooroevers in het Markermeer/ IJmeer komen? Welke invloed hebben deze ingrepen voor de visuele belevingswaarde van dit gebied, en is het eigenlijk wel
erg? Kunnen deze ingrepen nog meer kwaliteiten toevoegen aan de huidige grote ‘bak met water’?
Visualisatiestudie Om deze vragen te kunnen beantwoorden is bureau Vista – Landscape and Urban Design gevraagd om een visualisatieinstrument te ontwikkelen. Daarbij stonden een pragmatische insteek, onderkenning van de subjectiviteit van ruimtelijke kwaliteit en de interactiviteit van het planproces voorop. Deze insteek heeft geresulteerd in de zogenaamde ‘digitale kijkdoos’, die is ingezet tijdens de regiosessies met de gebiedspartners, zoals gemeenten en belangenorganisaties. De kijkdoos is gebruikt om de effecten van ingrepen bespreekbaar te maken en te komen tot een groepsweging. Belangrijke vereisten waren dat de kijkdoos technisch en inhoudelijk goed moest functioneren en eenvoudig in het gebruik moest zijn. Maar: de te visualiseren maatregelen mogen in de kijkdoos niet te realistisch worden vormgegeven, om de schijn van vooringenomenheid én onnodige discussies over details te voorkomen. Tot slot moeten de modellen in de kijkdoos zodanig zijn opgezet, dat er, naast locatiespecifiek ook algemene uitspraken gedaan kunnen worden over het ruimtelijke effect van een ingreep op een landschapstype/ kustidentiteit.
april 2010 30
ROM_0410.indd Sec3:30
3/25/2010 7:56:06 PM
The making of Als input voor de kijkdoos zijn de mogelijke ecologische en recreatieve maatregelen binnen het Markermeer-IJmeergebied geïnventariseerd. Ook toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen die geografisch gezien binnen het onderzoeksgebied liggen, maar die niet binnen de scope van TMIJ liggen, hebben bijzondere aandacht gekregen. Goed voorbeeld daarvan is de buitendijkse verstedelijking van Almere. Dergelijke grootschalige ingrepen zijn in de visualisaties meegenomen, omdat die ingrepen als ‘decor’ zeer beeldbepalend zijn en daarmee voor de ruimtelijke discussie van groot belang zijn. Nadat de ruimtelijke verschijningsvormen van de projecten inzichtelijk waren gemaakt, kon een kaart worden opgesteld waarop de gewenste panorama’s zijn weergegeven, inclusief standpuntcoördinaten en zichthoeken. Uiteindelijk zijn vanuit dertien standpunten 180º-fotopanorama’s gemaakt als achtergrond voor de visualisaties. Voor elk van die dertien fotopanorama’s zijn drie tot vijf schetsmodellen van de verschillende ruimtelijke projecten gemaakt. Deze schetsmodellen zijn in een technisch en ruimtelijk tekenpakket vertaald naar schematische ruimtelijke modellen (drie dimensionaal) waarin de juiste positie, maat en hoogten zijn ingevoerd. Die modellen op hun beurt zijn in de gemaakte panorama’s ‘geplakt’. Door te werken met dezelfde lensinstellingen als waarmee de panorama foto’s zijn genomen, is een verschaalbaar beeld ontstaan. Alle inrichtingsmodellen zijn uitgevoerd als QuickTime-VR, een bestand waarin kan worden rondgekeken. Via een eenvoudige interface zijn de visualisaties toegankelijk gemaakt.
De digitale kijkdoos in actie De kijkdoos is primair ontwikkeld voor de discussies over ruimtelijke kwaliteit tijdens de drie TMIJ-regiosessies. Aan deze regiosessies namen zeer uiteenlopende organisaties deel, zoals overheden en belangengroeperingen. Via een beamer is de kijkdoos op een scherm geprojecteerd. De voor die regiosessie relevante panorama’s en de verschillende inrichtingsvarianten daarbinnen zijn gezamenlijk door de deelnemers bekeken en vergeleken. Doordat iedereen tegelijkertijd dezelfde beelden ziet, bestaat er een gemeenschappelijk vertrekpunt, waarna de deelnemers de effecten op de ruimtelijke kwaliteit en de beleving bespreken. Belangrijk tijdens die discussies is de faciliterende rol van de opdrachtnemer: het duiden van effecten van ruimtelijke ingrepen en daarbij de discussie toespitsen op de ruimtelijke kwaliteit in het algemeen en de beleving in het bijzonder. Het gebruik van de interactieve kijkdoos tijdens de regiosessies heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de discussies over de meest gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Mede op basis van deze discussies is het uiteindelijke ‘Toekomstbeeld’ voor het Markermeer en IJmeer opgesteld. De digitale
kijkdoos is ook benut voor de onderbouwing in woord en beeld bij de beoordeling van de effecten van het uiteindelijke ‘Toekomstbeeld Markermeer/IJmeer’.
P ro v i n c i e F l e vo l a n d
De visualisatie–studie heeft duidelijk gemaakt dat door het vroegtijdig inzetten van visualisaties in gebiedsprocessen zinnige discussies over ruimtelijke kwaliteit kunnen worden gevoerd die tot procesmatige versnelling leiden. Het gegeven dat alle deelnemers tegelijkertijd dezelfde beelden zien, leidt ertoe dat de discussie zich in een vroeg stadium al toespitst op de gewenste én ongewenste ruimtelijke implicaties van de ontwerpvarianten. Op deze manier kan door alle deelnemers aan het gebiedsproces nog tijdens het proces invloed worden uitgeoefend op de te maken ruimtelijke keuzes. Met de digitale kijkdoos wordt het verbeelden dus niet ingezet om te komen tot mooie eindbeelden, maar ingezet als procesinstrument. De vele positieve reacties tijdens en na afloop van de werksessies en de vele aanvragen voor de kijkdoos nadien onderstrepen het succes van de digitale kijkdoos. é Drs. Vera Vreugdenhil, Afdeling Ruimte,
Wonen en Natuur, Provincie Flevoland
Van het kijkdoos-proces is een filmpje gemaakt, te vinden via: http://www.markermeerijmeer.nl/homedownloads/ 76202.aspx (‘video ruimtelijke kwaliteit’)
april 2010 31
ROM_0410.indd Sec3:31
3/25/2010 7:56:20 PM
Forum
Procesversnellers in gebiedsontwikkeling Gebiedsontwikkeling duurt lang. Er zijn veel partijen bij betrokken: gemeenten, provincies, ingenieurs, onderzoekers, bewoners en bedrijven. Dat maakt de besluitvorming ingewikkeld. Toch moet er juist bij gebiedsontwikkeling spijkers met koppen worden geslagen. Dit besef is bij partijen wel aanwezig, maar gaandeweg verzandt dit in een stroom van sessies, plannen en onderzoeken. Hiermee blijft de besluitvorming onnodig steken in de planfase.
G
ebiedsontwikkeling kan worden versneld door stakeholders in een vroeg stadium verantwoordelijk te maken en bestuurders terug te voeren naar hun basale taak: sturing geven aan het proces.
Bestuurders aan het stuur De complexiteit van gebiedprocessen leidt er vaak toe dat deskundigen (adviseurs, onderzoekers, ingenieurs) hun
E indhoven: een bi jeenk omst wa a r in bestuurders l e t te r l i j k ‘o p d e k a a r t w o rd e n g e z e t ’.
Bestuurders discussiëren over details, zonder tot de kern te komen stempel gaan drukken op het proces. Begrijpelijk, er moeten visies en scenario’s worden ontwikkeld en berekeningen
worden gemaakt. Voor bestuurders wordt het daarna weer lastig om aan het stuur te komen. Men blijft, vaak op advies van eigen deskundigen, eindeloos spitten in omvangrijke vergaderstukken. Bestuurders discussiëren over details, zonder tot de kern te komen. Bestuurders kunnen dit patroon doorbreken door zich voldoende tijd te gunnen om elkaar recht in de ogen te kijken, afspraken te maken over de gezamenlijke koers en te brainstormen over hoe meningsverschillen overbrugd worden. Dit kan bijvoorbeeld in een bijeenkomst waarin bestuurders letterlijk ‘op de kaart worden gezet’. Een dergelijke aanpak geeft gebiedsprocessen nieuw elan. In de regio Eindhoven heeft dit ervoor gezorgd dat bestuurders op een andere manier met elkaar communiceerden over de belangen voor het gebied. Ondanks een jarenlang debat
april 2010 32
ROM_0410.indd Sec3:32
3/25/2010 7:56:23 PM
over masterplannen en tracéverkenningen zijn bestuurders het met elkaar eens geworden over de aanpak van de bereikbaarheidsopgave. Door de erkenning van het gedeelde belang en door elkaar als bestuurder aan te spreken op de gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Scherpte op de inhoud Sturing geven aan gebiedsprocessen vraagt om scherpte op de inhoud. Twee vragen staan centraal: Wat is de opgave waar we in dit gebied voor staan? En welke maatschappelijke doelstellingen streven we met elkaar na? De antwoorden op deze vragen moet dusdanig scherp worden geformuleerd dat ze als leidraad dienen voor het hele proces. Dit dwingt deelnemers ertoe niet langer te acteren, omdat ‘er in het bestuursakkoord staat dat we een gebiedsproces moeten starten’. Maar meedoen, omdat ‘de vitaliteit van de wijk moet toenemen, ondermeer door het overlevingspercentage van startende ondernemers naar 70 procent te verhogen’. Deze concrete doelstellingen moeten de meetlat zijn waaraan alle inhoudelijke stappen en procesuitkomsten worden afgemeten. Voorop staat dat bestuurders deze kaders aangeven en bewaken. Een methode om deze kaders te toetsen, is het werken met burgerprofielen; archetypische schetsen van inwoners uit het gebied. Zij worden op verschillende momenten in het proces opgevoerd. Bijvoorbeeld: ‘Herman; een 41-jarige veeboer uit het gebied, die met zijn 150 koeien nu nog goed het hoofd boven water kan houden, maar die zich wel zorgen maakt over de toekomst. Wat gaat hij concreet van onze plannen merken?’ Scherp kijken naar de inhoud slaat vervolgens terug naar het proces en de samenwerking. Het biedt de mogelijkheid kritisch te kijken naar betrokken partijen en de noodzaak tot participatie.
Krachtige coalities Bij gebiedsontwikkeling gebeurt het nog te vaak dat de overheid een plan ontwikkelt, waarop partijen vervolgens ‘in kunnen tekenen’. Nadeel van deze aanpak is dat de potentie van partijen onvoldoende wordt benut en dat ze als onderhandelaars tegenover elkaar komen te staan. Partijen moeten van meet af aan betrokken zijn bij een gebiedsopgave en hiervoor verantwoordelijk worden gemaakt. Dit wordt wel ‘maatschappelijk aanbesteden’ genoemd. De voornaamste rol van de overheid is het stellen van de juiste vraag en het bepalen van de kaders en randvoorwaarden. Vervolgens is het aan partijen in het veld om hun kennis, creativiteit en instrumenten in te zetten, een coalitie te vormen en met een oplossing te komen.
Goede ervaring met deze aanpak is opgedaan binnen de gemeente Oss. In haar woonvisie wilde de gemeente de leefbaarheid in een aantal wijken en dorpen vergroten. De gemeente besloot voor een specifieke kern deze kar niet zelf te trekken, maar de verantwoordelijkheid over te dragen aan de – in deze kern opererende – wooncorporatie Mooiland Maasland. De corporatie kreeg hiervoor een helder geformu-
O verheid stelt kaders , partijen in het veld z e tten hun kennis , c re at i v i te i t e n instr umenten in, vor me n e e n co a l i t i e en komen met een oplossing.
Voornaamste rol van de overheid is het stellen van de juiste vraag en het bepalen van de kaders en randvoorwaarden leerde doelstelling van de gemeente. Mooiland Maasland heeft deze opdracht voortvarend aangepakt en binnen de gemeenschap een samenwerkingsverband opgericht, bestaande uit diverse betrokken partijen en organisaties. Dit heeft geleid tot een plan (een bod op de woonvisie) dat veel verder reikte dan woningbouwafspraken alleen. Maatschappelijk aanbesteden vraagt wel wat van partijen. Bedrijven, organisaties en bewoners moeten verantwoordelijkheid willen nemen. Men kan niet langer verwachten dat overheden vertellen wat ze moeten doen. Maar ook van de overheid vraagt het om loslaten. Dit betekent scherp formuleren wat er aan outcome wordt verwacht, maar ook terughoudend zijn in het op voorhand ontwikkelen van oplossingen. é Directeur Oscar Papa en adviseurs Honny de Gucht en
Natascha Walenberg van B&A Consulting zijn vaak betrokken bij (bestuurlijke) processen in gebiedsontwikkeling. www.bagroep.nl
april 2010 33
ROM_0410.indd Sec3:33
3/25/2010 7:56:24 PM
Forum
Doorbreek het
vastgeroeste asfaltdenken Bestuurders, politici en planologen zitten vastgeroest in hun denken over mobiliteit. Daardoor krijgt toekomstbestendige innovatie van ons vervoerssysteem geen kans, betogen Jaap Jelsma en Jan Korff de Gidts. Ze pleit voor een transitie in het denken.
I
ntensieve mobiliteit leidt in en rond grote steden tot toenemende overlast. Zo werd in 2006 langs bijna 2000 kilometer weg de grenswaarde voor fijnstof overschreden en zal dit in 2010 langs ruim 600 kilometer waarschijnlijk ook gebeuren voor NO2. En naar schatting hebben meer dan 2,5 miljoen van de bijna 7 miljoen woningen een geluidsbelasting boven de voorkeurswaarde, zo schreef de Algemene Rekenkamer in 2009. Maar volgens bestuurders moet hun stad of regio groeien en dus meer bedrijvigheid en meer bewoners aantrekken. Dit betekent meer automobiliteit. De remedies van meer asfalt en schonere auto’s worden dan ook
Vo orstel Eurlings
voortdurend ingehaald door groei. Files blijven en de milieuvervuiling groeit.
Schoner en slimmer Toekomstbestendig beleid moet zich niet vastklampen aan expansie binnen bestaande netwerken maar inzetten op een transitie. Dat betekent een ingrijpende omvorming van het vervoerssysteem zelf en van het gedrag dat daarbij hoort. In de eerste plaats in de Randstad, tussen en binnen de grote steden. Het vervuilende, lawaaiige, klimaatbelastende en ruimtevretende motorvervoer concurreert nu met eveneens vervuilend openbaar vervoer (ov) per bus. Maar ov kan worden uitgebouwd tot een spinnenweb van elektrisch en frequent rijdende trams en lightrail op vrije banen, dat werk- en woonzones van de stad met elkaar verbindt. Als ten gunste hiervan de auto wordt teruggedrongen, hoeft dit schone ov niet meer in peperdure tunnels onder de grond. Dan kunnen kinderen weer veilig per fiets naar de crèche en school. Verkeer van de ene naar de andere kant van de stad maakt dan minder gebruik van de ring om de stad. De verkeersintensiteit op de ringwegen kan verder worden teruggedrongen door slimme regionale spitsheffingen naast een landelijke basisheffing per kilometer.
Ecoduct als schaamlap Een interessante testcase in dit verband is de voorgenomen verbreding van de A27 aan de oostkant van Utrecht. Deze door Rijkswaterstaat ontworpen verbreding – van 8 naar maar liefst 14 rijstroken, kosten 1400 miljoen – is een voorbeeld van het meer-asfaltbeleid met een toefje ov (100 miljoen). De snelweg krijgt een breedte van bijna 100 meter, snijdt opnieuw een strook van het landgoed Amelisweerd af en vergroot de milieu- en lawaaiproblematiek in en om de stad. Om deze pil te vergulden is een ‘ecoduct’ toegezegd ‘dat Amelisweerd zal teruggeven aan de stad’. Er komt een extra ingang met parkeerterrein naar het land-
april 2010 34
ROM_0410.indd Sec3:34
3/25/2010 7:56:24 PM
goed, iets wat niemand wil. Het ‘ecoduct’ wordt slechts 250 meter lang, wat inhoudt dat we slechts zeven procent van deze superdure Noord-Zuidverbinding over de weg niet meer zien of horen. Het verbredingsplan, dat aan de files soelaas moet bieden, is op zijn vroegst in 2020 gerealiseerd en kan daarom niet als toekomstbestendig gelden. Te meer niet omdat steeds weer blijkt dat uitbreiding van wegen sowieso 10 tot 20 procent extra (‘latent’) verkeer oproept.
de auto, met schoon ov binnen een halfuur van de ene naar de andere kant van Utrecht reist? De milieuvoordelen van het alternatieve plan kunnen pas op tafel komen in de
Er ligt een alternatief van de Vrienden van Amelisweerd en Natuur en Milieufederatie Utrecht, dat wél een transitie beoogt. ‘De Kracht van Utrecht’ zet in op hoogwaardig ov bestaande uit een radiaal tramnet met ringlijn, dat van de woonwijken doorloopt tot in de economische zones van de stad Utrecht. Verder is een spitsheffing voor het autoverkeer rond Utrecht onderdeel van het plan. Hierdoor zal de automobiliteit in de stad en op de ringwegen afnemen en de belasting door fijnstof en geluid verminderen. Dit plan is doorgerekend door bureau Goudappel Coffeng. Belangrijkste uitkomst is het enorm verminderende effect van de spitsheffing op het forenzenverkeer ten opzichte van het plan van Rijkswaterstaat.
milieueffectrapportage (MER) in de tweede planfase. Die lijkt het transitieplan niet te gaan halen, nu het door de bestuurders in de eerste fase is afgeserveerd wegens zogenaamd geringer ‘oplossend vermogen’ waarbij de auto de norm stelt.
Belangenstrijd Zo’n plan met transitiepotentie zou ten minste een reële kans moeten krijgen zich te meten met het meer-asfaltplan. Maar nee. Bestuurders hebben in de eerste fase (2009) voor een asfaltplan gekozen omdat dat – volgens bestaande normen over rijtijdverlies – beter zou scoren, althans tot 2020. In dit gevecht is het ov in het nadeel, omdat zulke normen voor het ov helemaal niet bestaan. Maar waarom zou je niet evengoed kunnen eisen dat je, in plaats van met
Duurzame mobiliteit: breng milieueffecten in kaart en stel normen voor het ov
De casus A27 laat zien hoe bestuurlijke processen en normen, ontleend aan de bestaande situatie, kansen voor een transitie naar duurzame mobiliteit dreigen te blokkeren. De politiek dient hier, uit hoofde van transitiebeleid, corrigerend op te treden. Duurzame mobiliteit beoordeel je niet alleen op hoe snel je per auto rijdt, maar in de eerste plaats door milieueffecten in kaart te brengen en normen te stellen voor het ov. Dan zal blijken dat reistijd, frequentie en betrouwbaarheid van het ov flink omhoog kunnen naarmate de auto en de daarachter staande belangen een toontje lager zingen. é Jaap Jelsma is adviseur op het gebied van klimaat en
technologie. é Jan Korff de Gidts is voorzitter van de Vrienden van
Amelisweerd:jan@jkdg.nl
april 2010 35
ROM_0410.indd Sec3:35
3/25/2010 7:56:26 PM
ROdigitaal
Voortgang bij digitale beschikbaarheid Wro-plannen Twee maanden na het begin van het digitale Wro-tijdperk heeft driekwart van de gemeenten zich aangemeld bij de landelijke index en een of meer plannen zichtbaar gemaakt via RO-Online. De manifest-beheerders tonen daarmee aan dat het stelsel van RO Standaarden in de praktijk goed uitvoerbaar is gebleken. Wel gaat het vrijwel uitsluitend om bestemmingsplannen en is het lang zoeken naar een voorbereidingsbesluit of een projectbesluit. Ook die planvormen moeten wettelijk gezien in digitale vorm worden aangeboden.
‘W
ij hebben ons in de afgelopen periode goed voorbereid op het nieuwe werkproces, waarbij plannen niet meer op papier bij ons binnen komen, maar digitaal op het beeldscherm verschijnen. De uitdaging die ons nu rest, ligt in het afstemmen met onze ketenpartners om elkaar op de juiste manier, tijdig en goed te informeren. Er bestaan verschillende interpretaties van de wet- en regelgeving hiervoor en dat maakt het lastig’, aldus Stijn de
Keijzer, bij de provincie Zuid-Holland verantwoordelijk voor de implementatie van de digitale aspecten van de Wro, kortweg aangeduid als dWro.
Verrassingen De goedkeuring van bestemmingsplannen door GS is in de nieuwe Wro komen te vervallen. In plaats daarvan kan de provincie, wanneer de gemeente voorbij gaat aan
april 2010 36
ROM_0410.indd Sec3:36
3/25/2010 7:56:26 PM
een zienswijze van de provincie, een zogenaamde reactieve aanwijzing geven op een onderdeel van het plan. Het plan kan daardoor op dat onderdeel niet in werking treden. ‘We gaan ervan uit dat we dit instrument in de praktijk vrijwel niet zullen toepassen. Het is een stok achter de deur om verrassingen te voorkomen bij een gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan. Onze reactietermijn is zes weken en dat is erg krap om te beoordelen of een aanwijzing noodzakelijk is, deze vervolgens digitaal en objectgericht op te stellen en na besluitvorming bekend te maken bij de gemeente. We hebben inmiddels al een geval gehad waarbij een gemeente ons pas informeerde na vier weken en we per omgaande een reactieve aanwijzing moesten vast- en beschikbaar stellen.’
Voordelen Stijn de Keijzer is onder meer verantwoordelijk voor het inrichten van het interne digitale Wro-proces. Het team dat binnengekomen plannen beoordeelt, bestaat uit zo’n dertig planadviseurs die toetsen aan het streekplan en de nota planbeoordeling (vanaf deze zomer de (digitale) Structuurvisie en Verordening Ruimte) en daarnaast nog eens dertig medewerkers die de sectorale advisering uitvoeren. ‘Onze taak is om dit proces niet meer op papier maar via een beeldscherm te laten lopen. Op dit moment zitten we in een overgangssituatie waarbij zowel op de oude als op de nieuwe digitale manier gewerkt wordt. Net als overal ziet niet iedere medewerker onmiddellijk de voordelen van digitaal werken en is het in het begin vooral even wennen.’ Voor het ondersteunen van dit digitale werkproces heeft de provincie een speciale Raadpleegomgeving gemaakt. ‘Onze ambitie is om direct gebruik te maken van de webservices van RO-Online als landelijke voorziening. We tappen als het ware af van RO-Online en leggen de planlaag die we gaan beoordelen als een afzonderlijke kaartlaag in onze eigen Raadpleegomgeving. We zien dan onmiddellijk of de bestemmingen in het gemeentelijke plan in overeenstemming zijn met onze eigen provinciale belangen. Denk bijvoorbeeld aan de begrenzingen van de ecologische hoofdstructuur (EHS), de rode bebouwingscontouren, waterkaarten, archeologie en cultuurhistorie. Bijzonder aan
Reacties op en vragen over dit artikel zijn welkom. Ook worden vragen, ideeën en voorbeelden vanuit de praktijk gevraagd voor de digitale thema’s die de komende maanden zullen verschijnen: digitale dossiervorming, beroepsprocedures en herzieningen. Ook suggesties voor andere onderwerpen zijn welkom.
onze Raadpleegomgeving is bovendien dat deze gekoppeld is aan ons interne documentmanagementsysteem waarin al onze digitale dossiers staan.’
Manifest ‘Het voordeel van deze manier van werken is dat we direct gebruikmaken van het principe van data-bij-debron en zelf geen bewerkingen hoeven te doen waarbij ongemerkt informatie verloren kan gaan. Dat scheelt tijd. Toch is dat meteen ook een nadeel. Omdat er geen archieffunctie zit in RO-Online, is achteraf niet meer na
Elkaar tijdig en juist informeren is de basis van het stelsel te gaan op grond waarvan we het advies hebben uitgebracht. Het zou mooi zijn als er een praktijkregel ontstaat waarbij we met onze ketenpartners (gemeenten, Rijk) afspreken dat we tijdens het hele totstandkomingsproces van een plan, van voorontwerp tot aan het onherroepelijk worden van het vaststellingsbesluit, alle planversies via het manifest beschikbaar stelllen en houden. Ook voor de Raad van State zou dat meerwaarde moeten hebben. Op dit moment zijn we met z’n allen nog erg zoekende naar een goede digitale uitvoeringspraktijk. In interprovinciaal verband zijn we daarom bezig met het ontwikkelen van een provinciale visie op de digitale RO-keten. En in juni dit jaar organiseren we een werkplaats om de eerste ervaringen en “problemen” met elkaar (ketenpartners) te bespreken en te zoeken naar praktijkoplossingen.’
Kennisgeving Het allerbelangrijkst is voor de provincie Zuid-Holland dat heel snel digitaal ingesleten raakt dat alle kennisgevingen op tijd binnenkomen op kennisgevingroplan@pzh.nl. Er is daarover uitgebreid gecommuniceerd. Toch blijkt dat nog steeds niet iedereen automatisch deze digitale weg weet te vinden. Het enige wat de gemeente hoeft te doen is zorgen dat het digitale plan echt te vinden is op RO-Online. Het beste is om dat al ruim van tevoren te doen, dus enkele dagen eerder dan de formele datum waarop het plan ter inzage komt te liggen. Er is dan voldoende tijd om eventuele onvolkomenheden bij het beschikbaar stellen nog recht te zetten. é Bram van Hoeve, adviseur digitale ruimtelijke
ordening:b.vanhoeve@rogem.nl
april 2010 37
ROM_0410.indd Sec3:37
3/25/2010 7:56:27 PM
Praktijk
Overijsselse Omgevingsvisie
Vernieuwende impuls voor het ruimtelijk beleid Met de nieuwe Omgevingsvisie loopt de provincie Overijssel vooruit op de veranderingen in de ruimtelijke ordening. Het is een integraal beleidsdocument, een uitvoeringsprogramma en investeringsagenda voor de gehele fysieke leefomgeving in één. Daarmee is de inzichtelijkheid van het provinciaal beleid sterk verbeterd en is er minder ambtelijke bureaucratie. Groot voordeel is bovendien dat de maatschappelijke partners en inwoners in één proces worden meegenomen en betrokken. De toegankelijkheid is vergroot door de digitale beschikbaarheid van alle informatie. De Omgevingsvisie is in belangrijke mate sturend geweest voor het langetermijninvesteringsprogramma van circa 2 miljard euro.
D
e eerste blik doet niet vermoeden met een buitengewoon beleidsdocument van doen te hebben. Ondanks de fraaie kaarten en tekeningen komt de Omgevingsvisie Overijssel over als een standaardboekwerk waarin de provincie in algemene bewoordingen haar ambities voor de fysieke leefomgeving uiteenzet. Overijssel gaat tot 2030 voor kwaliteit en duurzaamheid, met natuur als ruggengraat, een brede waaier aan woon- en werkmilieus, een beleefbaar en
Hoe wordt voorkomen dat het landschap van netwerkstad Twente dichtslibt? mooi landschap en het watersysteem als dragende structuur. Niets nieuws onder de zon, een rondje langs andere provincies levert vergelijkbare verlanglijstjes op. Toch is meer aan de hand. De Omgevingsvisie symboliseert de nieuwe wind die door ruimtelijkeordeningsland waait. Overijssel is niet langer de controleur die met de rode stift bestemmingsplannen toetst, maar ontplooit zich tot een meedenkende speler die partijen vroegtijdig gewag maakt van haar belangen en doelen. Deze koerswijziging komt niet geheel onverwacht. De nieuwe Wet ruimtelijke ordening schrijft immers voor dat provincies hun controlerende post verlaten en optreden als een visionaire overheid die staat
voor haar belangen en voornemens. Met de Omgevingsvisie loopt Overijssel hierin voorop.
Kaders ‘De Omgevingsvisie markeert een omslagpunt in het denken over ruimtelijke ordening’, vertelt Peter Bos, beleidsmedewerker bij de gemeente Kampen. ‘Waar voorheen vanuit de regelgeving werd geredeneerd, vanuit restricties, zegt de provincie nu: wij bemoeien ons niet met de grootte van bouwblokken, maar stellen wel eisen aan kwaliteit, aan duurzaamheid.’ Bos vervolgt: ‘Gemeenten krijgen de ruimte zelf initiatieven in te vullen, maar moeten dat wel doen binnen de kaders die in de Omgevingsvisie zijn vastgelegd.’ Wethouder Gerard Elferink van de gemeente Raalte sluit zich hierbij aan. ‘Als gelijkwaardige partners gaan we in gesprek over wat provinciaal belang is en wat lokaal. Je trekt samen op in het streven naar ruimtelijke kwaliteit.’ De directeur van welstandsorganisatie Het Oversticht Dirk Baalman noemt een tweede vernieuwing. ‘Doordat in de Omgevingsvisie meerdere plandocumenten zijn samengevoegd – structuurvisie, waterplan, verkeersplan, milieubeleidsplan en bodemvisie – worden ambtenaren op het provinciehuis en iedereen daarbuiten gedwongen het Overijsselse landschap als geheel te bekijken. Sectorale belangen op het gebied van natuur, water, wonen, verkeer, en ga zo maar door zijn tot een basis, tot een visie gesmeed.’
april 2010 38
ROM_0410.indd Sec3:38
3/25/2010 7:56:27 PM
Speerpunten De grote vraag is natuurlijk wat in de Omgevingsvisie tot belang is benoemd. Een eerste zoektocht in het relatief dunne rapport levert een aantal globale speerpunten op. Zo vindt de
B en te l o e r f e s l a a n t j e provincie het belangrijk dat vitale coalities tussen partijen Van Par idon & De Groot ontstaan, dat sociaaleconomische ontwikkelingen duurzaam l a n d s c h a p s a rc h i te c te n ‘gefaciliteerd’ worden en creatieve oplossingen gevonden. Maar er is meer, laat gedeputeerde Carry Abbenhues weten. èè
De onderdelen Van de nieuwe Omgevingsvisie maken deel uit: • Omgevingsvisie Overijssel met kaartbeelden • Algemene bijlagen Waterbijlage • Catalogus Gebiedskenmerken (een nieuw fenomeen!) • Plan-MER/Duurzaamheidsbeoordeling (een van de eerste succesvolle duurzaamheidsbeoordelingen!) • Visie op de Ondergrond
Catalogus gebiedskenmerken Al deze documenten hebben betekenis, maar bijzonder is toch wel de Catalogus gebiedskenmerken waar in vier lagen heel Overijssel vlakdekkend wordt beschreven als het gaat om gebiedskenmerken en in welke mate die leidend zijn voor ontwikkelingen. Een bijzonder naslagwerk en belangrijk element in het uitvoeringsmodel.
Plan-MER/duurzaamheidbeoordeling Dit document heeft een belangrijke rol gespeeld bij de beleidsvorming. Dit is bereikt door het opstellen van de Plan-MER parallel mee te laten lopen en dus niet achteraf op te stellen. Bovendien hebben Provinciale Staten ervoor gekozen om niet te volstaan met een Plan-Mer, maar dat uit te breiden tot een duurzaamheidsbeoordeling. Die is ingestoken vanuit de hoofdthema’s Welvaart, Welzijn en Natuurlijke hulpbronnen. We kunnen gerust stellen dat dit een van de eerste succesvolle duurzaamheidsbeoordelingen is, die interactief effectief heeft bijgedragen aan de beleidsvorming.
april 2010 39
ROM_0410.indd Sec3:39
3/25/2010 7:56:28 PM
Praktijk
‘Een doel is dat ondernemers kansen en ruimte krijgen, en dat in een prachtige groene omgeving.’ Op de constatering dat dit nog weinig concreet klinkt, reageert ze: ‘Het betekent dat de provincie van gemeenten verlangt dat zij eerst bestaande terreinen aanpakken, dat zij eerst in de bestaande stad ruimte
creëren, alvorens nieuwe bedrijventerreinen aan te leggen.’ Een ander voorbeeld wordt gegeven door Gerard van Weerd, provinciaal projectleider van de N340, de regionale weg die wordt opgewaardeerd tot een honderdkilometerweg. ‘Het project staat voor een belang uit de omgevingsvi-
april 2010 40
ROM_0410.indd Sec3:40
3/25/2010 7:56:32 PM
sie, namelijk dat steden en zogenoemde streekcentra goed met elkaar verbonden moeten zijn. Als stroomweg zorgt de N340 straks voor een prima verbinding tussen Zwolle en Hardenberg.’ Volgens Oversticht-directeur Baalman en zijn collega van Landschap Overijssel Henk Hengeveld zijn provinciale belangen vooral terug te vinden in de bijbehorende catalogus met gebiedskenmerken. Hengeveld: ‘De provincie is erin geslaagd om het containerbegrip ruimtelijke kwaliteit handen en voeten te geven. Per landschapstype is beschreven wat de kenmerken en doelstellingen zijn.’ Baalman: ‘De provincie volgt drie stappen: wat treffen we aan in bijvoorbeeld een essenlandschap, wat willen we daar dan mee en wat is nodig om dat te bereiken? Voor dit laatste worden of dwingende maatregelen – zoals een beschermde status – of ideeën ter inspiratie geopperd, afhankelijk van hoe belangrijk het landschapstype is.’ Hengeveld: ‘De kracht van de catalogus is dat iedereen leest hoe de provincie tegen landschapstypen aankijkt en welke houding ze dan ten aanzien van plannen en initiatieven zal aannemen.’
Instrumenten Ondanks dezegenoemde voorbeelden vindt de kritische lezer weinig terug over actuele en urgente vraagstukken. Wat mag nu wel en niet in een Nationaal Landschap? Hoe verklaart de provincie de bouw van een bedrijventerrein op de Usseler es bij Enschede? Hoe wordt voorkomen dat het landschap van netwerkstad Twente dichtslibt? En zijn megastallen nu wel of niet toegestaan? Over dat laatste wordt impliciet toch een uitspraak gedaan: in de landbouwontwikkelingsgebieden heeft de landbouw vrij spel. Om de provinciale belangen en doelen te borgen, stelt de Omgevingsvisie een aantal instrumenten voor. Allereerst zijn daar de visie en gebiedscatalogus zelf, waarmee de
provincie de boer op gaat om gemeenten en andere partijen te stimuleren en inspireren. Ten tweede is door Provinciale Staten een omgevingsverordening aangenomen zodat de provincie de beschikking heeft over juridische middelen – de aanwijzing, het inpassingsplan – om zaken af te dwingen. Ten derde zijn instrumenten bedacht om partijen in de
IJssel bi j Zwolle
Foto: Rob Elfring Fotografie
Voldoen bedrijventerreinen niet aan het van tevoren afgesproken profiel dan krijgen ze geen geld goede richting te sturen. Dit varieert van prestatieafspraken (voor de bouw van woningen en bedrijventerreinen), subsidieregelingen en fondsens (voor bijvoorbeeld het onderhoud van landschapselementen) tot speciale uitvoeringsprogramma’s (voor de Vechtzone waar meerdere ruimteclaims op elkaar afgestemd moeten worden).
èè N 3 4 0 , p ro j e c t i n stroomversnelling
Foto: Rob Elfring Fotografie
april 2010 41
ROM_0410.indd Sec3:41
3/25/2010 7:56:36 PM
Praktijk
Rode draden De Omgevingsvisie kent vier rode draden: • Vitale coalities (Ruimte voor partners en uitvoeringsgericht) • Duurzaam (Toekomstvast faciliteren van sociaaleconomische ontwikkeling) • Sturen op kwaliteit (Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit) • Creatieve oplossingen (Multifunctioneel, adequate/onorthodoxe arrangementen, dynamiek en kwaliteit)
Deze rode draden staan centraal in het vormgeven van het beleid en de uitvoering ervan. De focus is daarbij gericht op het provinciaal belang. Vanuit dat provinciaal belang wordt invulling gegeven aan de vier rode draden. Thema’s die niet van provinciaal belang zijn, worden dus ook niet aangesneden. Het zoeken naar vitale coalities maakt duidelijk dat vanuit de uitvoeringsgerichtheid de provincie zich voortdurend de vraag stelt wie of welke samenwerkingsvorm het meest effectief is. Vitale coalities betekent dus niet zo veel mogelijk partners aan boord, maar juist die partijen die op effectieve wijzen bijdragen aan de realisering van de ambities. Naast die vitale coalities is van evenzo grote betekenis dat steeds gezocht wordt naar creatieve oplossingen om vanuit de integraliteit zo veel mogelijk opgaven te verbinden. Dit is niet alleen van belang om financiële stromen bij elkaar te brengen, maar vooral ook vanuit het oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Dit uitgangspunt is overigens een van de leidende beginselen in de Omgevingsvisie en als zodanig in de verordening verankerd. Niet alleen voor het stedelijk gebied (SER-ladder) maar ook voor de Groene Omgeving. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn de inhoudelijke brillenglazen waardoor het beleid is beschouwd. Dat is niet gebleven bij mooie woorden maar in verschillende thema’s heel concreet ingevuld.
Gedeputeerde Carry Abbenhues over haar bedrijventerreinenbeleid: ‘Ik maak met gemeenten afspraken op basis van de SER-ladder en ik heb een herstructureringsfonds opgezet. Bovendien hebben we een waarderingssysteem voor bedrijventerreinen ontwikkeld. Hiermee kunnen we controleren of terreinen voldoen aan het van tevoren afgesproken profiel. Doen ze dat niet, dan krijgen ze geen geld.’
Daadkracht Gerard van Weerd ondervond aan den lijve hoe de Omgevingsvisie het N340-project in een stroomversnelling bracht. ‘De reden van deze ingreep is vastgelegd in de Omgevingsvisie. Waar we vroeger voor regionale wegen afhankelijk waren van de besluitvorming in de verschillende gemeenteraden, hebben we nu een legitieme basis zelf te besluiten deze weg op te waarderen. Wat niet wil zeggen dat we de gemeenten langs de weg negeren. We nemen ze zo veel mogelijk mee in het planproces.’
Het is als het aloude adagium ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. Als gelijkwaardige partners gaan gemeenten en provincie met elkaar in gesprek over de ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. Zij gaan gezamenlijk op zoek naar de balans tussen provinciaal belang en gemeentelijke verantwoordelijkheid. Peter Bos van de gemeente Kampen is positief maar meent dat een lange weg te gaan is. ‘Het vergt van gemeente en provincie een nieuwe werkhouding. In plaats van op basis van regeltjes plannen af te keuren, moet je met elkaar ambities tegen het licht houden. Ga samen naar de locatie, kijk goed, en vraag je dan af of die huizen op de juiste plek komen te staan.’ Anderen zijn bezorgd of de provincie in staat is de benoemde belangen te bewaken. Dirk Baalman en Henk Hengeveld, die staan voor de instandhouding van het Overijsselse landschap, hopen dat politici de ruggen recht houden. Baalman: ‘Het is natuurlijk mooi om in eerste instantie het gesprek aan te gaan en het zo eens te worden. De provincie moet
april 2010 42
ROM_0410.indd Sec3:42
3/25/2010 7:56:56 PM
Het proces De Omgevingsvisie Overijssel is tot stand gekomen door een interactief proces zowel intern als extern. Dit alles in een hoog tempo en een open planproces. Tal van bijeenkomsten zijn georganiseerd om de partners mee te nemen in de beleidsontwikkeling. Bewust is er voor gekozen geen kant-en-klare teksten voor te leggen, maar juist ruwe, niet in detail uitgeschreven teksten met daarin verschillende beleidsopties. Met de uitkomsten van dit brede debat zijn de plannen gefocust en gepolijst. De burgerenquête onder duizend inwoners van Overijssel gaf zicht op de vraag hoe inwoners van Overijssel in meer algemene zin hun leefomgeving ervaren en welke prioriteiten wat hen betreft gelegd zouden moeten worden. Dit open planproces heeft plaatsgevonden van februari 2008 (agendasetting) tot en met de vaststelling, 1 juli 2009. In die anderhalf jaar is met de grootst mogelijke voortvarendheid gewerkt aan het vormgeven van het integrale beleid. Ook binnen de provincie is daar eendrachtig aan gewerkt. Zeker bestuurlijk; zowel Gedeputeerde Staten als Provinciale Staten hebben actief geparticipeerd en hebben – ondanks het feit dat er zeker in het begin stadium nog de nodige onzekerheden waren – met veel vertrouwen en betrokkenheid gestuurd. De vernieuwende aanpak maakte dat men graag deelnam aan tal van sessies en op de koop toe nam dat het soms niet altijd via het geëigende protocol ging. Na het moment van vaststelling van het ontwerp is een karavaan opgezet, waarbij elf locaties in de provincie zijn bezocht met als doel dat burgers informatie konden inwinnen over de beleidsvoornemens, met het oog op mogelijke zienswijzen. Zij konden die zienswijzen vervolgens in verschillende sessies mondeling ten overstaan van leden van Provinciale Staten toelichten.
geen boeman zijn, maar een partner. Maar als blijkt dat gemeentelijke plannen lijnrecht tegenover provinciale belangen staan, moet je als provincie overgaan tot hardere maatregelen.’
Minder regels Gedeputeerde Rietkerk vindt de integrale verordening een belangrijke slag in het streven naar minder regels. De Ruimtelijke Verordening is nieuw, hiermee loopt Overijssel voorop, geeft hij aan. ‘Dit betekent ook dat we het wiel moesten uitvinden en in de praktijk tegen onbedoelde effecten oplopen. Die zullen we dan snel corrigeren.’ Een ding maakt hij wel duidelijk, ‘de regels die we stellen nemen we serieus’. Toevallig of niet, gedeputeerde Theo Rietkerk gaf onlangs een zogenoemde partiële aanwijzing aan de gemeente Haaksbergen. Die wil bij het buurtschap Buurse veertig woningen op een es bouwen. Volgens het generieke ruimtelijkeordeningsbeleid – lees: het bestemmingsplan – is dit mogelijk, maar volgens de omgevingsvisie moet aan de randen van de es gebouwd worden en niet erop. Met de aanwijzing maakt Rietkerk duidelijk de plannen van Haaksbergen af te keuren. De gemeenteraad ging in beroep, de zaak ligt nu bij de rechter. De Raaltese wethouder Gerard Elferink waarschuwt dat pogingen om samen tot besluiten te komen, nog te vaak zullen leiden tot dilemma’s. ‘Er zijn genoeg situaties denkbaar die op de grens van provinciaal belang en gemeentelijke verantwoordelijkheid liggen. Het kan zijn dat een gemeente een plan maakt waarin voldaan is aan natuurdoelstellingen, waarbij Atelier Overijssel is geraadpleegd, en dat de gedeputeerde het toch in strijd acht met de omgevingsvisie.’
De wethouder meent verder dat de provincie op sommige punten alsnog verzandt in regeldrift. Zo is in de verordening opgenomen dat iedere agrariër die zich nieuw wil vestigen uit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik als eerste moet bezien of het bestaande bouwperceel geen oplossing biedt, de salderingsregel. ‘Dat is te rigide, in de praktijk vrijwel onmogelijk en in strijd met de filosofie van visie en vrijheid,’ aldus Elferink. Ook uitspraken over woningaantallen gaan de Raaltese wethouder te ver. ‘De hoeveelheid te bouwen woningen is naar mijn
De provincie moet geen boeman zijn, maar een partner mening iets van de gemeente. Als voorgeschreven zou worden hoeveel in dorpen mag worden gebouwd, overschrijdt de provincie de grens tussen provinciaal en gemeentelijk belang.’ De neutrale beschouwer zal dit overigens als vernieuwend in de oren klinken, want waar in Nederland schrijft de provincie dorpen voor hoeveel ze mogen bouwen? Het lijkt alsof ze op het Zwolse provinciehuis beseffen dat enkel met harde getallen de ongebreidelde groei van ‘witte schimmel’ aan dorpsranden voorkomen kan worden. é Mark Hendriks é Hennie Schuman
Programmaleider Omgevingsvisie Overijssel
april 2010 43
ROM_0410.indd Sec3:43
3/25/2010 7:56:57 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Minder milieuschade door verkeer? Verkeer is een dominante, misschien wel de meest belangrijke, sector als het gaat om milieubelasting. Om ons verplaatsingsgedrag schoner te maken is niet alleen winst te boeken via voertuig- en en brandstofinnovaties, maar ook door beperking van het individueel autogebruik. De relatie met ruimtelijk beleid is evident. Sinds de Tweede Nota RO (1966) is het belang van ruimtelijk beleid voor het terugdringen van milieuschade door verkeer beleidsmatig onderkend. De afgelopen decennia zijn er in binnenen buitenland vele studies uitgevoerd naar de invloed van ruimtelijke ontwikkelingen op mobiliteit. Meestal richtten die studies zich op het belang van het bouwen in hogere dichtheden, het verkleinen van afstanden van bijvoorbeeld kantoren en woningen tot stations of snelwegen en het mengen van functies als woningen, winkels, scholen, voorzieningen.
In het laatste geval concludeerden onderzoekers vaak dat het voeren van ruimtelijk beleid gericht op het verminderen van het autogebruik geen aanbeveling verdient. Maar is dat juist? Naar mijn mening niet: zelfs al zou er geen significante invloed zijn op autogebruik of mobiliteit in het algemeen, dan zijn er welhaast per definitie belangrijke bereikbaarheidsbaten. Voor economisch onderlegden is dit niets nieuws, maar voor anderen vaak wel.
‘gegeneraliseerde transportkosten’) die ze hadden kunnen incasseren door maar de helft van het aantal kilometers te gaan reizen. Anders gingen ze immers wel minder reizen. Dat lijkt me een goede reden voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar de baten zijn dan vooral bereikbaarheidsbaten, geen milieubaten. Er is dus sprake van ‘communicerende vaten’: naarmate er in de praktijk minder wordt gerealiseerd van de potentiële vermindering van de gegeneraliseerde transportkosten (en daardoor ook vermindering van de milieubelasting), moeten er meer bereikbaarheidsbaten zijn. De discussie over ruimtelijke inrichting en mobiliteit zou zich naar mijn mening dan ook veel meer dan tot nu toe moeten richten op zowel baten voor het milieu, als baten voor de reiziger, inclusief bereikbaarheidsvoordelen van ‘gunstige’ ruimtelijke concepten.
Sommige onderzoekers troffen significante effecten aan, andere niet.
Ter toelichting een eenvoudig voorbeeld: bouwen in hogere dichtheden. Stel dat we een theoretische stad zouden kunnen krimpen met een factor vier, waardoor mensen precies dezelfde activiteiten zouden kunnen uitvoeren met de helft van hun verplaatsingskilometers. En stel dat ze dat gemiddeld toch niet doen, bijvoorbeeld omdat verder weg gelegen bestemmingen beter bereikbaar zijn geworden. Dan moeten ze daar bereikbaarheidsvoordelen aan toekennen die minimaal even groot zijn als de besparing in transportkosten (geld, tijd, moeite; vaak aangeduid als
VVM Agenda
Bezoek voor actuele informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info
The -Omics Promise: Opportunities for environmental objectives Donderdag 15 april (overdag) RIVM, Bilthoven
Vrijdagen 23 april, 7, 21 en 28 mei (overdag) Universiteit Wageningen, Wageningen en TNO, Utrecht
Nieuwste GCN: Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2010 Donderdag 22 april (middag) GGD, Amsterdam
Nationale Milieudag 2010 Vrijdag 18 juni Provinciehuis Zuid-Holland, Den Haag
Cursus Modellering en verspreiding van luchtverontreiniging
Geurcongres 2010 Donderdag 16 september Saxion Hogeschool, Deventer
é Bert van Wee is lid van de
VVM-sectie Verkeer & Vervoer en hoogleraar aan de TU Delft.
Milieubeurs 2010 12, 13 & 14 oktober Brabanthallen, ‘s-Hertogenbosch VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info
april 2010 44
ROM_0410.indd Sec3:44
3/25/2010 7:56:57 PM
RO snippers
‘Stad van de Zon’ is Nederlandse inzending EURPA 2010 Als Nederlandse inzending voor de EURPA 2010 koos de Nederlandse jury uit vier inzenders voor ‘Stad van de Zon’ (SunCity) van KuiperCompagnons en de gemeente Heerhugowaard.
De European Urban and Regional Planning Awards (EURPA) wordt om de twee jaar georganiseerd door de European Council of Spatial Planners (ECTP). Met deze prijs wil de ECTP aandacht vragen voor ruimtelijke strategieën of ontwikkelingsprojecten die een bijzondere toegevoegde waarde geven aan de kwaliteit van leven in steden en plattelandsgebieden in Europa. De BNSP organiseert de Nederlandse voorselectie. De Nederlandse jury
hanteerde naast de criteria die de ECTP tijdens de jurering dit voorjaar op alle Europese inzendingen zal toepassen ook een niet-Olympisch criterium: welke inzending heeft de grootste kans om zich, te midden van inzendingen uit alle andere landen, door de combinatie van inhoud en presentatie te onderscheiden voor de eindoverwinning? Op criteria zoals duurzaamheid, originaliteit, professionaliteit en de rol van (jonge) stedenbouwkundig ontwerpers en planners kan Nederland
met Stad van de Zon goed voor de dag komen. De ECTP, opgericht in 1985, verenigt 26 professionele planologische en stedenbouwkundige verenigingen en instituten uit 24 Europese landen. Zij mogen tweejaarlijks hun nominaties voor de Awards indienen. Meer informatie: www.bnsp.nl.
S tad van de Z on
Illustratie: BNSP
april 2010 45
ROM_0410.indd Sec1:45
3/25/2010 7:56:57 PM
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Ode aan hout
tekeningen moet ongetwijfeld een monniken-
Tot voor kort beperkte het idioom van de
werk zijn geweest. Zeventien representatieve
Kansrijk plan voor de Beerze
moderne architectuur zich vooral tot moderne
polders, zoals de Rondehoep (10e eeuw) bij
Het juryrapport van de Stichting Eo Wijers voor het Brabantse beekdal van de Beerze is lovend over de door de reconstructiecommissie Beerze Reusel bedachte experimentele formule voor ‘de totstandkoming van een robuust beekdallandschap’. Inmiddels hebben ook de provincie Noord-Brabant, het waterschap De Dommel en de gemeenten Eerssel en Oirschot aangegeven dat zij op basis van het winnende ontwerp – van Grontmij – gezamenlijk aan de lat staan voor de realisatie. Met dit voorbeeldproject wil de provincie ‘zich profileren als een slagvaardige en professionele opdrachtgever’, aldus gedeputeerde Paul Rupp. ‘Beekontwik-
materialen zoals glas, staal, aluminium en beton.
Ouderkerk aan de Amstel en de Tzummerpolder
keling is hier met succes naar gebiedsontwik-
Maar baksteen en vooral hout kennen sinds een
(ook 10e eeuw bij Westergo) worden nog eens
keling’.
jaar of twintig een opmerkelijke opmars. Vooral
afzonderlijk behandeld. Polders zijn in die tijd
De Beerze staat al prominent op de bestuursa-
hout – dat toch vooral werd toegepast voor
eerder de resultante van bestuurlijke, sociale
genda al was het alleen maar omdat het een
kozijnen, deuren en bij ‘informele en agrari-
en economische processen dan van een bewust
van de twaalf ecologische verbindingen van
sche gebouwen’ – wordt meer en meer gezien
ontwerpconcept.
de Ecologische Hoofdstructuur uit de Nota
als (milieu)vriendelijk, aanraakbaar materiaal,
De droogmakerij van de Haarlemmermeer
Ruimte is. Het winnende uitwerkingsplan
dat bijvoorbeeld als gevelmateriaal kan worden
markeerde in dat opzicht een ommekeer. In
laat zien dat hier een integrale gebieds-
toegepast.
plaats van louter waterstaatstechnische of
ontwikkeling kansrijk is. Het zou wel eens
Wood Works Onix verscheen ter gelegenheid
agrarische overwegingen blijken de ontwer-
een kwaliteitsimpuls kunnen zijn, mits de
van het vijftienjarig bestaan van het gelijkna-
pende en zorgrol van de overheid eigenlijk
financiering van de reconstructie publiek-
mige architectenbureau en werd mede mogelijk
voor het eerst van betekenis. Het polderland-
privaat rond komt. Opvallend is dat in het
gemaakt door het Centrum Hout. Onix, een
schap wordt vanaf die tijd beschouwd als
juryrapport nogal ophef wordt gemaakt van de
eigenzinnige bureau, beschouwt hun gebouwen
een planologische, stedenbouwkundige en
betrokkenheid van burgers en ondernemers en
nooit als ‘eindconclusies maar fasen in hun
landschapsarchitectonische opgave, aldus de
hun organisaties uit de streek. Kennelijk wordt
onderzoekingstocht naar zinvolle architectuur’.
auteurs, die daarmee verwijzen naar de IJssel-
het nog steeds als iets bijzonders ervaren
Hout is voor Onix het favoriete beeldbepalend
meerpolders.
wanneer niet-professionals participeren ion
bouw- en ontwerpmateriaal. De voorbeelden en
Nu vormen weidse polderlandschappen het
een ontwerpproces.
foto’s in dit boek getuigen daarvan.
antwoord op de verrommeling en verstedelijking. Alleen al daarom verdienen ze aandacht
M A A RT E N E T T E M A ( 2 0 0 7 ) : B E E R Z E R EU S S E L I N
H I L DE DE H A A N ( 2 0 0 9 ) : WO O D WOR K S ONI X ;
en bescherming. Want een polder is de kostbare
S T R O O M V E R S N E L L I N G ! , J U RY R A PP ORT VA N DE
A RC HI T E C T U U R I N HOU T / A R C H I T E C T U R E I N WO O D,
palimpset waarin het oorspronkelijke natuur-
T W E E DE FA S E VA N DE Z E V E NDE PR I J S V R A AG VA N
ISBN 978 90 5662 679 2, 322 BLZ., NAI UITGEVERS,
landschap van de Nederlandse delta leesbaar is,
DE E O W I J E R S S T IC H T I N G , PROV I N C I E N O OR D -
R O T T E R DA M ( T W E E TA L IG E U I T G AV E )
samen met de cultuur die zich in dat landschap
B R A B A N T / E O W I J E R S S T IC H T I N G , DE N B O S C H,
met een duidelijk en helder handschrift heeft
72 BLZ .
é Robbert Coops
geschreven, aldus Erik de Jong in zijn woord vooraf.
é Robbert Coops
De Polderatlas is een atlas van formaat. Maar
C L E ME N S S T E E N B E R G E N , WOU T E R R E H , S T E F F E N
Puccini op straat
daarmee zeker niet een boek voor op of onder de
N I J H U I S E N M IC H I E L P O U DE R O I J E N ( 2 0 0 9 ) : DE
Op 11 mei 2009 tekenden Amsterdamse
salontafel. Daarvoor zijn het overvloedige (oude
P OL DE R ATL A S VA N N E DE R L A N D ; PA N T H E ON DE R
bestuurders van de stadsdelen en de centrale
en nieuwe) kaartmateriaal en foto’s functioneel
L AG E L A N DE N , U I T G E V E R I J T HO T H , B U S S U M , I S B N
stad een convenant (!) over de Puccinimethode.
en weinig spectaculair. De speciaal vervaardigde
978 90 6868 509 1, 640 BLZ ., 29,25 EURO
Het zou een mijlpaal moeten zijn omdat nu
Polder
eindelijk concrete afspraken over de inrichting
polderkaart laat alle (9.000!) polders van ons (laag)land zien. Het maken van die digitale
é Robbert Coops
van de openbare ruimte op papier staan. De
april 2010 46
ROM_0410.indd Sec1:46
3/25/2010 7:56:58 PM
RO snippers
Agenda
Cursus/studiedag methode wil ‘een gezamenlijke, vanzelfsprekende
en logisch straatbeeld, in een hoge kwaliteit
Amsterdamse traditie én cultuur ontwikkelen
uitgevoerd’. Dat klinkt goed. De methode is dan ook na het nodige overleg en intervisie ontstaan op basis van zes inhoudelijke ‘overtuigingen’, zoals goede detaillering, ambachtelijkheid en eenvoud. Het enthousiasme – ook bij de bevolking – lijkt voor deze aanpak redelijk groot. Ontwerper Edwin van Dijk vindt ‘het vastleggen van een goede structuur belangrijk, maar het gaat uiteindelijk om de samenwerking tussen mensen. Meerdere disciplines moeten elkaar weten te
Het effect van het verleden: archeologie en m.e.r. ArcheoLogic organiseert in samenwerking met de Commissie voor de m.e.r. een seminar waarbij het doel is een constructieve discussie te voeren over de plek van archeologie in de m.e.r.-procedure. Het seminar is bedoeld voor iedereen die beroepsmatig te maken krijgt met archeologie als ruimtelijke conditie in de m.e.r. Datum: 15 april Plaats: Grand Kasteel, Woerden Informatie: www.archeologic.nl
vinden (….) Niet alleen de specialisten, maar ook bewoners en bezoekers moeten de stad kunnen lezen, dat is de uitdaging’. H E I KO M I S KO T T E , R O DI N E OLDEWA R R I S E N G E E RT T I M M E R M A N S ( 2 0 0 9 ) : DE P U C C I N I M E T HO DE ;
Grounds for Change conferentie Ruimte en energie in het licht van het veranderende klimaat. Datum: 20 tot en met 23 april 2010 Plaats: Hof van Saksen te Nooitgedacht. Info: www.drenthe.nl/groundsforchange
E E N N I E U W E T R A DI T I E VO OR A MS T E R DA M S S T R A AT W E R K , P L A NA MS T E R DA M , J R G . 1 5 , N R 4 , G E M E E N T E A MS T E R DA M , DIE N S T RU I M T E L I J K E OR DE N I N G , A MS T E R DA M , 2 6 B L Z .
waarin wordt uitgegaan van best practices, samenhang, duurzaamheid, een herkenbaar
é Robbert Coops
Rommers W Witloks: rruimte-ontwikkelaar bij Bohemen b JJob Witloks (1974) zal zi zich primair gaan richten o op de ontwikkeling van w woningen, onder meer het project &2=1 in Aalsmeer. Na zijn studie bouwmanagement en vastgoedbeheer aan de Technische Universiteit Delft heeft Job Witloks onder andere gewerkt als vastgoedontwikkelaar bij HBG Vastgoed, later BAM Vastgoed. Aansluitend heeft hij gewerkt als projectmanager bij Hopman Interheem Groep B.V. en laatstelijk als projectmanager bij Kristal Projectontwikkeling. Hinsenveld: directeur COB Per 15 februari is dr. ir. Merten Hinsenveld (51) benoemd als nieuwe directeur van het
Kennisatelier groen en gebiedsontwikkeling In het kader van het grensregioproject Toepassing Functioneel Groen wordt een kennisatelier gehouden over het versterken van de rol van groen binnen gebiedsontwikkelingsprocessen. Datum: 18 18maart maart Plaats: Molens van Orshoven, Leuven (B) inclusief lunch en rondleiding door de Vaartkom lnfo: www.functioneelgroen.nl
Nederlands kenniscentrum voor ondergronds bouwen en ondergronds ruimtegebruik (COB. Hij volgt ir. Jack Amesz op die zich volledig gaat richten op zijn huidige functie als directeur van het Ingenieursbureau Den Haag. V Veerman: commissaris b DHV bij P Prof. dr. C.P. Veerman is b benoemd tot lid van de R Raad van Commissarisse van de DHV Groep, sen w wereldwijd leverancier van advies- en ingenieursdiensten. Momenteel is de heer Veerman (61) hoogleraar duurzame plattelandsontwikkeling vanuit Europees perspectief aan de Universiteit van Tilburg en de Wageningen Universiteit en CEO van investeringsmaatschappij Bracamonte.
april 2010 47
ROM_0410.indd Sec1:47
3/25/2010 7:57:00 PM
In mei! Ruimtelijk bekeken
Meer ruimte voor beleid met Crisis- en herstelwet De Crisis- en herstelwet beoogt uitvoering van ruimtelijke projecten te versnellen en biedt tal van kansen voor duurzaamheid, innovatie, bouwprojecten en gebiedsontwikkeling. De komende jaren vormen tevens een proeftuin voor de bezinning op het omgevingsrecht.
Trend
Eindelijk de Wabo Wat moeten gemeenten doen om Waboproof te worden? Welke kansen geeft de Wabo om samen te werken, om milieu en RO integraal op te pakken? Welke aanpassingen in de organisatie/ processen/cultuur/ICT zijn hiervoor nodig? Wat zijn de valkuilen? En komen de Omgevingsdiensten er nu wel of niet? En wat gebeurt er in de tussentijd, in het land?
Colofon Jaargang 28 nr. 4 april 2010 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl
Praktijk
‘WONEN URGENT’ expansievat voor nieuwe huisvestingsvragen Nederland heeft een geweldige traditie in volkshuisvesting, maar is niet in staat om flexibel te reageren op nieuwe kortdurende huisvestingsvragen. Arbeidsmigranten overspoelen de steden en de tuinbouwgebieden en zoeken sobere huisvesting voor een aantal maanden. Mensen die plotseling op straat staan wegens illegale onderhuur, huurschuld of echtscheiding kunnen niet op korte termijn terecht in onze bescheiden particuliere huursector... Nederland heeft behoefte aan een flexibel expansievat voor de woningmarkt. Woonruimte met als primaire kenmerk: direct beschikbaar.
Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover) Uitgever Frank Bakker Website www.romagazine.nl
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in mei. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
april 2010 48
ROM_0410.indd Sec1:48
3/25/2010 7:57:01 PM
RoTotaal RoCreëer
RoTotaal is een integrale oplossing die het totale ruimtelijke ordening proces stuurt en ondersteunt.
RoCreëer Een krachtige ontwikkeltool voor digitale ruimtelijke plannen die bestaat uit de applicaties RoPlan en RoTekst. Alle ruimtelijke plannen kunnen hiermee worden vervaardigd, gewijzigd en afgerond conform de verplichte RoBeheer
landelijke standaarden.
RoBeheer De webgebaseerde oplossing voor het digitaal beheer van de ruimtelijke plannen en bijbehorende processen. RoBeheer ondersteunt de gemeente bij alle digitale verplichtingen: valideren, waarmerken en beschikbaarSpatial WMS-module
RoPubliceer
Crotec bv Parallelweg 21 5223 AL ‘s Hertogenbosch Schrevenweg 3-18 8024 HB Zwolle Postbus 2447 5202 CK ‘s Hertogenbosch t 073 523 3950 f 073 523 3998 www.crotec.nl info@crotec.nl
stelling aan RO-Online. Aanvullende functionaliteit is overzicht op de gehele planvoorraad en de mogelijkheid de procedures te monitoren en sturen. Spatial-WMS module Additionele module bij RoBeheer op basis van Open GIS standaarden. Verbetert de presentatie in RoBeheer. Tevens kaartverbeelding via WMS (Web Map Service), voor een bestaand in- of extern publicatiesysteem.
RoPubliceer Directe controle over publicatie van ruimtelijke plannen, inclusief inspraak en/of zienswijzen. RoPubliceer werkt, op basis van Open GIS standaarden, direct samen met RoBeheer en de Spatial-WMS module. Publicatie van ruimtelijke plannen zonder conversie of afhankelijkheid van derden. Unieke vormgeving naar eigen wens. Het RoTotaal concept is een samenwerking tussen Bentley Systems en Crotec. RoPlan en RoBeheer zijn officieel door Geonovum gecertificeerde applicaties.
crotec.nl
Kennisbank Inkoop en Aanbesteden Alle informatie overzichtelijk op één plek Hebt u alle kennis paraat op het gebied van inkoop en aanbesteden paraat? Nee? Dan loont het de moeite om een abonnement op de Kennisbank Inkoop en Aanbesteden te nemen. Een gerenommeerde redactie van vakspecialisten uit de praktijk zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere beschrijvingen van aanbestedingsprocedures en praktische stappenplannen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u overtuigen, ga naar www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl en vraag een productdemonstratie aan.
www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl
ROM_0410.indd Sec2:III
3/25/2010 7:57:02 PM
Thuis in de stad Als ervaren gebiedsontwikkelaar weten we hoe mensen willen wonen en leven, ook in de stad. We realiseren daarom meer dan alleen goede woningen. Een prettige, veilige en vitale woonomgeving is voor stadsbewoners zeker zo belangrijk. Dus zorgen we voor aantrekkelijke woongebieden, met voorzieningen die wonen plezierig maken. Waarbij we aansluiten op de aanwezige cultuur en de identiteit van de locatie. Op tientallen plekken in Nederland zijn we hier mee bezig.
ROM_0410.indd Sec2:IV
Niet alleen denkend aan de klassieke binnenstadbewoner, maar ook aan stadsgezinnen die graag een huis met een tuintje hebben. Want we geloven in gemĂŞleerde steden. Vaak werken we nauw samen met woningcorporaties, die net als wij dat echte stadsgevoel hebben. Zo geven we al jaren de stad en haar bewoners een mooie toekomst.
Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep
3/25/2010 7:57:03 PM