ROM 06 2010

Page 1

Stad van de Toekomst: multifunctionele werklocaties

+ Crisis- en herstelwet voor twijfel en verwarring + Olympische dromen + Gemeentelijke regierol bij ontwikkelproces

6 juni 2010

ROM_0610.indd OMI

Lees verder

www.romagazine.nl

6/22/2010 4:50:36 PM


DI ST RIPORT MASTE RP LAN, BEELDKWALITEITS PLAN & INR ICHTINGS PLAN

IN OPDRACHT VAN

DI STRI P ORT NOORD- HOLLAND B.V.

O K R A L A N D S C H A P S A RC H I T EC T E N BV OUDEGRACHT 23 | 351 1 AB UTRECHT T. +31 ( 0) 30 273 4 2 49 | F. +31 ( 0) 30 273 51 28 MAIL@OKRA.NL | W W W.OKRA.NL

ROM_0610.indd OMII

6/22/2010 4:50:52 PM


Dezta DURP-coördinator cursus

Bent u klaar voor deze volgende fase? Al een aantal jaren verzorgd Dezta de inmiddels bekende cursus DURP-coördinator. De cursus heeft betrekking op diverse facetten van DURP en is zeer praktisch ingestoken. In tegenstelling tot de eerdere edities van de cursus DURPcoördinator ligt de nadruk nu meer op de beheerfase in plaats van de implementatiefase. De implementatiefase is immers voorbij en de beheerfase is begonnen.

Heeft u voldoende zicht op de omvang van de beheeropgave? Beheren is vooruitzien en vooruitkijken doen we met u tijdens deze cursus DURP-coördinator. De cursus wordt gegeven op drie locaties, namelijk in Zwolle, Eindhoven en Rotterdam. Kijk voor meer informatie op onze website www.dezta.nl/opleidingen of neem contact met ons op. Een inschrijfformulier vindt u ook op de website.

Dezta Advies Opleidingen en Software Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem

telefoon 026 - 35 23 122 e-mail info@dezta.nl internet www.dezta.nl

Kennisbank Inkoop en Aanbesteden Alle informatie overzichtelijk op één plek Hebt u alle kennis paraat op het gebied van inkoop en aanbesteden paraat? Nee? Dan loont het de moeite om een abonnement op de Kennisbank Inkoop en Aanbesteden te nemen. Een gerenommeerde redactie van vakspecialisten uit de praktijk zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere beschrijvingen van aanbestedingsprocedures en praktische stappenplannen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u overtuigen, ga naar www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl en vraag een productdemonstratie aan.

www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl

ROM_0610.indd 1

6/22/2010 4:51:06 PM


Redactioneel

Crisis als kans De tering naar de nering zetten, dat wordt het devies voor gemeenten de komende vier jaar. In de nieuwe collegeakkoorden ligt de nadruk op bezuinigen, en niet met de kaasschaaf, maar structureel. Die urgentie wordt breed gevoeld, signaleert het Nicis in een analyse van de akkoorden in 36 gemeenten, waaronder alle grote steden. Maar de colleges beperken zich niet alleen tot harde bezuinigingen. Een drietal thema’s voert de boventoon in het beleid: versterking van de economie door het stimuleren van ondernemerschap en scheppen van werkgelegenheid, steviger inzetten op duurzaamheid en sociale cohesie.

Inhoud 4

ROm2 - Duurzame verstedelijking als inspirerend perspectief - Expeditie Mooi - Oude bedrijventerreinen uit het verdomhoekje - Rommers reageren - Juist niet bezuinigen op natuur - Archeologie en m.e.r.

8 Nieuws uit Brussel 9 Column Het Hiernogmaals voorbij 10 Wijkherstel met een gestapelde tunnel

Lokale economische onderwerpen krijgen de meeste aandacht. Logisch, de investeringen moeten omhoog om de werkgelegenheid op peil te houden en de run op sociale voorzieningen af te remmen. Toch zou het een gemiste kans zijn als gemeenten met oogkleppen op puur voor eigen succes zouden gaan. Uit cijfers die de VNG onlangs bekendmaakte, blijkt dat van de tegenvallende gemeentelijke inkomsten die over 2009 en 2010 worden becijferd (1,36 miljard euro in 2009!) bijna 90 procent het gevolg is van vastlopende grondexploitaties. Te ruim begroot, te optimistisch gedacht, te veel voor eigen gewin gegaan!

13 Olympische dromen vanaf het balkon

16 Crisis- en herstelwet zaait twijfel en verwarring

19 Zoeken naar de juiste mix 22 (Net)werken in het stadskantoor 32 Gemeenten met een sterke regierol hebben toekomstperspectief

De crisis biedt mooie kansen om meerdere klappen in één keer te maken, vooral op het gebied van duurzame verstedelijking. In dat opzicht lopen we hier namelijk nogal achter bij andere landen wereldwijd. Duurzame projecten zijn bij ons meestal ingestoken vanuit puur ecologische motieven (klimaatverandering, energiebesparing, milieueisen). En ze beperken zich doorgaans tot het gebouw- of wijkniveau. De aanpak op regionaal niveau ontbreekt. Zo lezen we ook in het recente advies ‘Duurzame verstedelijking’ van de VROM-raad. Juist in een verbreding van de aanpak op regionale schaal ligt een enorme uitdaging: slimme koppeling van mobiliteit en bereikbaarheid, tussen wonen, werken en recreëren, van leefmilieus en vervoersstromen, van een duurzame verbinding tussen voedselproductie, consumptie, landschap en economie. Welke gemeente is bereid over de eigen schaduw heen te kijken?

34 Digitale structuurvisies lastig in beeld te krijgen (5)

36 Duurzame zoutwinning in Twente: nieuwe kansen

39 Stimuleren en faciliteren van mixed-use

45

RO-snippers

Agenda, recensies

é Marcel Bayer, hoofdredacteur

juni 2010 2

ROM_0610.indd 2

6/22/2010 4:51:16 PM


pag.

22

pag.

19

pag.

39

Trend

De smaakmakers

Praktijk

De Stad van de Toekomst, deel 4 Slimme en multifunctionele werklocaties

Zoeken naar de juiste mix

Functiemenging binnenstedelijk werkt!

Vooral kennisintensieve en creatieve ondernemingen voelen zich aangetrokken tot de stedelijke dynamiek en goede mogelijkheden voor netwerkvorming. Steden moeten daarom niet langer hun energie richten op het ontwikkelen van monofunctionele snelweglocaties die in de afgelopen jaren alleen maar slechter bereikbaar zijn geworden. Onderzoeken tonen aan dat juist compacte, gemengde werkmilieus een lager autobezit en -gebruik opleveren en daarmee de bereikbaarheid en leefbaarheid van steden verbeteren. Uiteindelijk groeit dankzij de opmars van mobiel internet zelfs de hele stad - van park tot café - uit tot een potentiële werkplek.

Op het Oosterdokseiland te Amsterdam, ODE voor de kenners, is gezocht naar een relatie tussen de nieuwbouw en de bestaande stad. De kavels zijn zo verdeeld dat ze een voortzetting vormen van de radialen van de binnenstad. Cees van Boven, directeur van MAB Development: ‘Een project moet verbonden zijn met de stad, het mag niet op zichzelf staan.’

Bezuinigingen nopen extra tot een kritische blik en noodzaak om efficiënt om te gaan met de beschikbare middelen. Het combineren van functies, zowel in tijd als in ruimte, lijkt daarom een goede oplossing om deze en andere hedendaagse problemen het hoofd te bieden. Functiemenging heeft immers tal van voordelen, zoals verbetering van attractiviteit en levendigheid en vermindering van mobiliteit. In Rotterdam is verkend wat de mogelijkheden zijn voor ‘mixed-use’ binnen de stadsregio. Hiervoor zijn succesvolle voorbeelden geanalyseerd en proceskrachten geïnventariseerd. Aan de hand van enkele van deze cases toont dit artikel waar de succes- en faalfactoren van functiemenging liggen. Functiemenging mag op papier dan wel een wenselijk streven zijn, maar het scala aan succesvoorbeelden is niet zo breed als gedacht. Welke aspecten dragen bij aan het succes?

juni 2010 3

ROM_0610.indd 3

6/22/2010 4:51:19 PM


RO

Duurzame verstedelijking als inspirerend perspectief Nederland laat kansen liggen als het gaat om duurzame verstedelijking. Dit stelt de VROM-raad in een recent advies over dit onderwerp. De VROM-raad pleit voor een duurzame verstedelijking die uitstijgt boven gebouw- of wijkniveau en die breder dan alleen ecologisch wordt ingevuld. Pas dan zal de verstedelijking in Nederland voorbereid zijn op een duurzame toekomst. Over de hele wereld is duurzame ontwikkeling uitgegroeid tot een leidend thema in de ruimtelijke planning van stedelijke regio’s. Achtergrond is het groeiende besef dat duurzame ontwikkeling geen keuze is, maar pure noodzaak, juist bij verstedelijkingsopgaven. Ook in Nederlandse stedelijke regio’s ziet de VROM-raad duidelijk animo voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling: het inzetten op duurzaam bouwen, een CO2-neutrale wijk of ‘de duurzame stad’ zijn inmiddels bekende ambities voor veel stadsbesturen. Anderzijds is er echter ook sprake van een zoektocht naar de juiste aanpak.

Weerbarstig In de praktijk blijkt de vraag hoe de ruimtelijke planning in Nederland duurzamer kan, weerbarstig. Twee zaken vallen daarbij op. Op de eerste plaats wordt er bij de ontwikkeling van duurzame projecten vooral ingestoken vanuit de ecologische kant, uitgewerkt in klimaatdoelen, energiedoelstellingen, duurzaam bouwen en milieueisen. Hierdoor blijven kansen liggen. Juist een brede benadering van duurzame verstedelijking met aandacht voor niet alleen ecologische, maar ook economische en sociaal-culturele belangen leidt tot een effectieve aanpak van de verstedelijkingsopgave. Op de tweede plaats beperkt de aanpak van duurzame verstedelijking zich nog te zeer tot het gebouw- of wijkniveau: een aanpak op regionaal niveau ontbreekt. Juist op dit schaalniveau gaat het om de planning van regionale vormen van mobiliteit en bereikbaarheid; slimmere koppelingen tussen wonen, werken en recreëren; de schakeling tussen stad en land; een duurzame verbinding van ecologische structuren, leefmilieus en vervoersstromen; de relatie tussen voedselproductie, consumptie,

landschap en economie. Dit vraagt om een schaalsprong.

Duurzame verstedelijking Duurzame verstedelijking is erop gericht de verstedelijking in Nederland zo vorm te geven dat er sprake is van een meer duurzaam evenwicht tussen economische, ecologische en sociaal-culturele waarden, zonder dat de negatieve gevolgen van die verstedelijking worden afgewenteld op toekomstige generaties of op ontwikkelingsmogelijkheden elders. De verbreding van de aanpak kan in de praktijk leiden tot forse kwaliteitsverbetering bij ruimtelijke projecten. Als de economie, de ecologie en het sociaal-culturele op regionale schaal met elkaar in verband worden gebracht, ontstaat de mogelijkheid om door sectoren heen te denken. Bredere groepen stakeholders kunnen bij de plannen betrokken worden. Dat komt de kwaliteit van de stedelijke regio’s zeker ten goede. Als overheid alléén lukt dat niet meer, ook andere partijen zijn nodig. Omdat duurzame ontwikkeling uitnodigt tot samenwerking op economisch, sociaal en ecologisch vlak, is er winst te behalen. Dit kan bijvoorbeeld door een slimmere koppeling van collectieve vervoersstromen aan geïntegreerde woon-werk-leefmilieus of door verbinding van doelstellingen op het vlak van de biodiversiteit aan het streven naar een verbetering van de leefbaarheid van woonwijken of de herstructurering van bedrijventerreinen.

Aanbevelingen Via een achttal aanbevelingen schetst de VROM-raad een route naar een betere aanpak. Zo adviseert de VROM-raad landelijke, regionale en lokale overheden om duurzame ontwikkeling als uitgangspunt te

hanteren bij het ontwikkelen en implementeren van ruimtelijke plannen. De invoering van een duurzaamheidsparagraaf bij ruimtelijke plannen kan dit stimuleren: niet als technische toets achteraf, maar als waarborg aan de voorkant van het proces om de creativiteit bij betrokken partijen te versterken en het thema nadrukkelijk op de politiek-bestuurlijke agenda te plaatsen. Op nationaal niveau adviseert de raad tot het formuleren van een duidelijke visie waarbij het Rijk op ten minste drie onderwerpen een keuze zal moeten maken: energie, duurzame mobiliteit en bovenregionale kwaliteit. Als er landelijk geen duidelijkheid hierover is, ontstaat er in de regio immers ook aarzeling. Op regionaal niveau adviseert de raad

Expeditie Mooi Beeldkwaliteitsplannen, gebiedskenmerken, verordeningen. Gereedschap waarmee provincies grip krijgen op ruimtelijke kwaliteit. Tijdens deel twee van Expeditie Mooi onderzoeken zij hoe dit gereedschap in te zetten. Selectief, zo leert de startbijeenkomst. Verrommeling van het landschap staat hoog op de politieke agenda. Ruimtelijke kwaliteit is het tegenovergestelde van verrommeling en daarmee zeer actueel. Provincies, tegenwoordig in hun voortbestaan bedreigd, kunnen zich profileren door het voortouw te nemen bij het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit. Het IPO organiseert in het kader van expertisebevordering een tweejarig programma: Expeditie Mooi, een verkenningstocht naar ruimtelijke kwaliteit.

juni 2010 4

ROM_0610.indd 4

6/22/2010 4:51:22 PM


RO D u u r z a m e v e r s te d e l i j k i n g g a a t o m a a n t re k ke l i j k e l e e f m i l i e u s .

Foto: Lianne van Duinen

é Hans Mommaas (lid VROM-raad)

duurzame verstedelijking te vertalen in een aantal regiospecifieke, strategische thema’s. Deze kunnen zo worden geformuleerd dat ze betrekking hebben op meerdere pijlers tegelijkertijd, bijvoorbeeld wanneer met CO2-reductiemaatregelen óók werk wordt gegenereerd en de sociale structuur wordt verbeterd. De gebiedsagenda’s die worden

opgesteld in het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) bieden aanknopingspunten om de verbindingen tussen relatief gescheiden beleidsvelden vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling vorm te geven. In de regio’s worden daarmee momenteel goede ervaringen opgedaan.

Het advies ‘Duurzame Verstedelijking’ van de VROM-raad is te vinden op www.vromraad.nl

In het eerste jaar zochten de deelnemers naar de betekenis van ruimtelijke kwaliteit. Het tweede jaar moet duidelijk maken hoe die te borgen in instrumenten, rollen, en uitvoering in regionale projecten.

Met de verschillende instrumenten, zoals die uit de Wet ruimtelijke ordening, hebben de provincies tot nu toe wisselende ervaringen, zo bleek tijdens de discussie. Voor beeldkwaliteitsplannen, provinciale verordeningen en bijvoorbeeld het opstellen van gebiedskenmerken geldt dat ze beperkt en vooral inspirerend gebruikt moeten worden richting gemeenten. Ruimtelijke kwaliteit is niet gecentraliseerd af te dwingen.

andere een definitie en twaalf principes. De definitie komt van de Romeinse bouwkundige Vitruvius; ruimtelijke kwaliteit is de balans tussen gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. De principes gaan over de kern van kwaliteit (onder andere gebiedskenmerken, identiteit) en de rollen en instrumenten. De bedoeling is dat ze ambtenaren handvatten geven om professioneel met ruimtelijke kwaliteit aan de slag te gaan.

In het eerste jaar van Expeditie Mooi ging een dertigtal provincie professionals op gebied van bijvoorbeeld planologie, landschap en cultuur op zoek naar de betekenis van ruimtelijke kwaliteit. Excursies naar geslaagde projecten op regionale schaal leverde een boekje op met daarin onder

Expeditie Mooi, een verkenningstocht naar ruimtelijke kwaliteit van provincies is een uitgave van Interprovinciaal Overleg (IPO), ISBN 978 90 786 5508 4 www.ipo.nl.

Tijdens de bestuurlijke bijeenkomst in april, die het tweede jaar van de Expeditie inluidde, namen de bestuurders en deskundigen vast een voorschot. Friso de Zeeuw, hoogleraar gebiedsontwikkeling, meende dat provincies ‘zuinig moeten zijn met provinciaal beleid’. Ruimtelijke kwaliteit moet worden vastgelegd in de structuurvisie en gehanteerd in die projecten waarbij de provincies zelf een rol spelen. Voor bemoeienis met andere projecten missen de provincies middelen, mensen en expertise.

é Lianne van Duinen en Dominique

Blom (Secretariaat Raden voor de Leefomgeving en infrastructuur)

é Peter Lievense

juni 2010 5

ROM_0610.indd 5

6/22/2010 4:51:22 PM


RO

Oude bedrijventerreinen uit het verdomhoekje Tijdig ingrijpen bij oude bedrijventerreinen levert veel geld op: met een goede timing kan tot 50% van de kosten bespaard worden Aan de Kennistafels deden gemeenten, ontwikkelaars en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven mee. Veel verouderde bedrijventerreinen – van Drachten tot Bodegraven en van Almere tot Dordrecht – werden doorgelicht.

Nederland heeft circa 1500 verouderde bedrijventerreinen. Het Rijk, de provincies en gemeenten hebben in het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 afgesproken in 2013 6500 hectare aan herstructurering van verouderde bedrijventerreinen in uitvoering te hebben. Nu staan gemeenten en andere stakeholders voor de uitdaging om de uitvoering op gang te brengen. ARCADIS en adviesbureau Stec Groep organiseerden drie Kennistafels in Amsterdam, Groningen en Rotterdam. Doel van de Kennistafels was om concrete en inspirerende handreikingen te vinden voor die uitvoering.

Hoewel subsidies belangrijk zijn bij herstructurering van oude bedrijventerreinen, zijn er ook andere instrumenten. Op tijd beginnen met investeren is slim. De kosten waarmee een verdere teruggang van het terrein wordt tegengegaan zijn in de beginfase van de levenscyclus van een bedrijventerrein namelijk relatief gering. Maar men kan ook lang wachten met ingrijpen. In de eindfase van de levenscyclus vertegenwoordigen de opstallen op een locatie immers een veel lagere economische waarde, ze zijn in veel gevallen (economisch) afgeschreven. Daarnaast kunnen, door veel meer tijd en energie te stoppen in oude

terreinen en in gesprek te gaan met de ondernemers, ‘quickwins’ gerealiseerd worden. Ook door verruiming van het bestemmingsplan en het hanteren van hogere grondprijzen voor nog uitgeefbare grond krijgt de uitvoering een impuls en gaat de waarde van het vastgoed omhoog. Tijdens de Kennistafels zijn eveneens regionale oplossingen aangedragen. Naast het komen tot een regionaal grondprijsbeleid werd gesuggereerd om financiële koppelingen te leggen tussen oude en nieuwe terreinen. Opbrengsten uit de aanleg van nieuwe terreinen kunnen ingezet worden om de kwaliteit van oude terreinen te vergroten. Een andere mogelijkheid is het opzetten van een regionale herstructureringsmaatschappij. Ook zijn veel meer bedrijventerreinen dan tot nu toe het geval was geschikt voor investeringen door ontwikkelaars en beleggers. De overheid moet hier de juiste randvoorwaarden voor scheppen, zo bleek uit de Kennistafels. Kortom, door creatief na te denken over oude bedrijventerreinen ontstaan goede, haalbare ideeën voor hoofdpijnlocaties, aldus de deelnemers, en komen oude bedrijventerreinen uit het verdomhoekje.

Rommers reageren

Nieuwbouw duurzame kantoren stimuleren De door minister Huizinga (VROM) aangekondigde maatregelen om de leegstand van kantoren te beperken, kunnen een onbedoeld negatief effect hebben op de bouwsector. Juist nu zou fors geïnvesteerd moeten worden in nieuwbouw en innovaties, zowel op het terrein van kantorenbouw als op het gebied van woningbouw. Beleidsmaatregelen en eventuele financiële en fiscale stimuli zouden zich daarop moeten richten. Niemand is blij wanneer kantoren leeg staan en niet (meer) worden gebruikt. Ook de BFBN is uiteraard geen voorstander van structurele en grootschalige leegstand en veroudering van kantoorpanden. Het is immers een onge-

wenste vorm van kapitaalvernietiging die ook de publieke ruimte treft. Het door de minister aangekondigde onderzoek naar het functioneren van de kantorenmarkt is in dat opzicht nuttig, maar de maatregelen die zij voor ogen heeft, zijn dat niet. De BFBN is van mening dat de maatregelen een verlammende werking zullen uitoefenen op bestaande nieuwbouwplannen, ook al omdat er nu weer een nieuw afwegingsmechanisme dreigt te ontstaan, gebaseerd op de SER-ladder. Door vanuit het ministerie een nieuw toetsingscriterium te introduceren brengt dat niet alleen meer bureaucratie met zich mee – terwijl de kabinetsinzet toch was het

terugdringen van de administratieve lastendruk – maar ook een mogelijk nieuw en complex afwegingsmechanisme dat bij voorbaat tot interpretatieverschillen en juridische procedures zal leiden. Ernstiger is dat daardoor de investeringsbereidheid van ondernemers om nieuwbouw te plegen wordt ontmoedigd, waardoor niet alleen de werkgelegenheid in de bouw in het geding is, maar waardoor ook de kwaliteit van het (internationale) vestigingsklimaat wordt bedreigd. é Ir. Ton Pielkenrood, directeur van de

Bond van Fabrikanten van Betonproducten (BFBN), www.bfbn.nl.

juni 2010 6

ROM_0610.indd 6

6/22/2010 4:51:30 PM


RO

Juist niet bezuinigen op natuur In een charmeoffensief roepen vijf natuuren landschapsorganisaties – waaronder Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer – de overheid op niet te bezuinigen op de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Als bewijs presenteerden zij op 12 mei in een chique zaal van een Haagse sociëteit een boek over behaalde successen. ‘Het boek’, sprak Natuurmonumenten-directeur Jan Jaap de Graeff, ‘toont de grote bijdrage die EHS-gebieden leveren aan de kwaliteit van natuur en recreatie.’ Aansluitend was een debat met Kamerleden, onder leiding van Jort Kelder. Zoals in alle discussies over ecologie en milieu, gaf elke politieke partij aan natuur belangrijk te vinden. Wat varieerde, waren de concessies die nodig zijn om de EHS af te maken – 130 duizend hectare is nog nodig.

Partijen als GroenLinks en Partij voor de Dieren kiezen ondubbelzinnig voor investeringen in natuur. De crisis toont volgens hen dat economische belangen een pas op de plaats moeten maken. ‘De tijd is rijp voor een duurzame en groene economische ontwikkeling’, waren Liesbeth van Tongeren (GL) en Esther Ouwehand (PvdD) het eens. Uit de betogen van de CDA – de aloude behartiger van boerenbelangen – en de VVD schemert een voorliefde voor de economie. Janneke Snijder hield dapper vol dat haar VVD de EHS in 2018 gereed wil hebben, maar haar pleidooi om grondaankopen te stoppen en in te zetten op particulier natuurbeheer, doen anders vermoeden. Een te grote inzet van particulieren doet het basisidee van de EHS – een groot aaneengesloten natuurnetwerk – geen goed. Dan valt

deze uiteen in natuursnippers wier eigenaren het maar moeilijk eens worden. Debatleider Jort Kelder vroeg Boris van der Ham de uiteenlopende meningen te verbinden. De D66’er stelde voor provincies en gemeenten meer ruimte te geven in de aanleg van de EHS, want zij zijn in staat economie en natuur te verbinden. Dat is nog maar de vraag. Wat de EHS eerst nodig heeft, is een rijksoverheid die desnoods met wetgeving de komst van EHS veiligstelt. SP’er Hugo Polderman stelde terecht: ‘De Betuwelijn, waar zoveel boeren voor moesten wijken, kon alleen werkelijkheid worden door een streng optredende overheid, die onteigening niet schuwde. Misschien moeten we in een rijksbestemmingsplan maar eens aangeven waar we welke gronden nodig hebben.’ é Mark Hendriks

Het effect van het verleden

Archeologie en m.e.r. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland wordt rekening gehouden met de in het plangebied aanwezige archeologische waarden en verwachtingen. Archeologie is als milieuaspect ook onderdeel van de milieueffectrapportage (m.e.r.). In het milieueffectrapport (MER) worden de effecten van de ontwikkeling op archeologische resten beschreven. Hierbij rijst vaak de vraag hoeveel informatie nodig is om een goede effectbeschrijving en alternatievenvergelijking mogelijk te maken. Geven bekende verwachtingen en waarden voldoende onderbouwing voor een alternatievenvergelijking of moet door veldonderzoek geverifieerd worden welke archeologische waarden nog meer aanwezig zijn? Volstaat een bureauonderzoek voor de MER en is veldonderzoek pas noodzakelijk in een latere fase van het planproces? De vraag hoeveel informatie dan wel genoeg is, bleef ook tijdens het seminar ‘Archeologie en m.e.r. – het effect van het verleden’ als hoofdvraag terugkeren. Als algemene conclusie werd

gesteld dat het belangrijk is dat de benodigde informatie op het juiste niveau beschikbaar is en dat er rekening gehouden wordt met het detailniveau van de besluitvorming. Concreet betekent dit dat voor een m.e.r. die veelal gericht is op een locatiekeuze en het schaalniveau van diverse gemeenten overstijgt, een bureauonderzoek op basis van de bestaande informatie veelal volstaat. Een m.e.r. voor de ontwikkeling van één enkele woningbouwlocatie vraagt om gedetailleerdere informatie, wat zonodig verzameld dient te worden door archeologisch veldonderzoek te laten uitvoeren. Een ander hoofdpunt in de discussie betrof het beleidsuitgangspunt in de archeologie van behoud in situ (het behoud van archeologische resten door deze in de bodem te laten zitten, vanuit een duurzaamheidsgedachte) en het principe alleen veldonderzoek te doen waar de bodem werkelijk wordt verstoord. Bij dit punt werd het spanningsveld duidelijk zichtbaar tussen archeologie in

de bodem laten zitten tegenover de behoefte vanuit een m.e.r. om ook alternatieven die nooit gerealiseerd gaan worden aan veldonderzoek te onderwerpen. Hieruit kwam geen eenduidige conclusie naar voren. Dit toont aan dat de discussie over de plek van archeologie in de m.e.r. nog verder gevoerd moet worden! Op 15 april 2010 vond het seminar ‘Archeologie en m.e.r. – het effect van het verleden’ plaats in kasteel Woerden. Dit seminar, georganiseerd door The Missing Link in samenwerking met de Commissie voor de milieueffectrapportage, had tot doel een discussie te voeren over de plek van archeologie als milieuthema binnen de m.e.r. Hierbij waren deelnemers aanwezig van adviesbureaus die MER’s opstellen, overheden die MER’s toetsen en archeologische bedrijven die onderzoek uitvoeren en advies leveren ten behoeve van het milieuthema archeologie. é Joost de Jong

juni 2010 7

ROM_0610.indd 7

6/22/2010 4:51:33 PM


Nieuws uit Brussel

Professor van RUG speciale adviseur Europees Commissaris

FLOOD-WISE-project officieel van start Eind april heeft bij de Benelux in Brussel de startconferentie van het FLOOD-WISE-project plaatsgevonden. Binnen dit project, dat gestuurd wordt door de Euroregio Maas-Rijn onder voorzitterschap van de Limburgse gouverneur Leon Frissen werken vijftien organisaties uit tien EU-lidstaten en drie niet-EU-landen samen aan het ontwikkelen van een gezamenlijke strategie voor het invoeren van de Europese Hoogwaterrichtlijn. Die richtlijnen verplicht ze voor eind 2015 overstromingsbeheersplannen vast te stellen. In de periode tot ongeveer oktober brengen de deelnemers aan FLOOD-WISE volgens projectmanager Annelieke Laninga voor hun stroomgebied in kaart wat er al beschikbaar is aan data en methodieken op het gebied van het voorspellen van overstromingsrisico’s. Tijdens de volgende algemene bijeenkomst in oktober zullen de partners rond de zes stroomgebieden binnen het project een inventarisatie van hun bevindingen presenteren. Hierbij gaat het vooral om goede voorbeelden en de barrières die de een gezamenlijke grensoverschrijdende aanpak nog in de weg staan. Tussen oktober van dit jaar en maart 2011 wisselen de projectpartners informatie uit en bezoeken ze elkaar om van elkaar te leren. Daarnaast zullen er pilotprojecten zijn rond de stroomgebieden van de Bug, de Elbe, Sava en Rur waarbij in de praktijk geprobeerd wordt om een grensoverschrijdende risicoanalyse te maken. In een tweede en derde fase van het project is het de bedoeling dat er risicokaarten

Foto: Paul O’Driscoll

Professor Philip McCann, professor aan de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen is benoemd tot speciaal adviseur van Johannes Hahn, Europees Commissaris voor Regionaal Beleid. Samen met een tweede speciale adviseur, de Italiaan Fabrizio Barca, zal McCann Hahn adviseren over de hervorming en de toekomstige ontwikkeling van het Europese cohesiebeleid. Philip McCann wil voorlopig publiekelijk nog niets zeggen over zijn nieuwe taak en de inhoud van zijn adviezen aan de EU-commissaris. Convenant van de B urgemeesters.

worden gemaakt en vervolgens ook plannen voor overstromingsrisico’s. Bron: www.floodwise.eu.

Meer EU-geld voor energieefficiency Voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie en Europees Commissaris Günther Oettinger willen dat ongebruikt geld uit het EU-herstelfonds wordt gebruikt om steden en regio’s te helpen om meer energie-efficiënt te worden. Ze zeiden dat in mei in Brussel op de jaarlijkse EU-bijeenkomst in het kader van het Convenant van de Burgemeesters. ‘Het beschikbare bedrag is nog niet bekend maar er is minimaal 115 miljoen euro beschikbaar’, zei commissaris Oettinger. Volgens hem kan de EU-bijdrage de aanzet geven voor meer bijdragen van de Europese investeringsbank, de Europese Bank voor Opbouw en Ontwikkeling (EBRD) en andere. Op die manier zou er uiteindelijk zelfs een bedrag van 2,5 tot 8 miljard euro ter beschikking kunnen komen voor investeringen. Op de bijeenkomst ondertekenden 500 burgemeesters, onder wie de burgemeester van Heerhugowaard, het Convenant van de Burgemeesters. Daarmee beloven ze de CO2-uitstoot van hun steden met meer dan 20 procent te verminderen tegen 2020. Hiervoor zullen ze streven naar energiebesparingen en wordt het gebruik van hernieuwbare energie bevorderd. Inmiddels hebben meer dan 1600 burgemeesters,

afkomstig uit 36 landen het convenant ondertekend. Die steden zijn samen goed voor meer dan 120 miljoen inwoners. Bron: www.eumayors.eu.

Verzet woningbouwcorporaties tegen ingrijpen Europese Commissie In totaal hebben 133 Nederlandse woningcorporaties een bezwaar ingediend tegen een beschikking van de Europese Commissie. In die beschikking staat dat woningcorporaties hun sociale woningen niet langer mogen toewijzen aan huishoudens met een jaarinkomen hoger dan 33.000 euro. Brancheorganisatie Aedes en de Woonbond ondersteunen het bezwaar. De maatregel treft volgens de corporaties vooral tweeverdieners omdat straks alleen nog alleenverdieners met een brutojaarinkomen lager dan 33.000 euro, senioren met een klein pensioen en mensen met een uitkering in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. ‘Brussel heeft zich bemoeid met zaken, waarover ze niet gaat’, aldus Ria Koppen, directeur bedrijfsvoering van woningcorporatie Haag Wonen. Toewijzing op grond van inkomen leidt volgens haar tot inkomenswijken en dus tot segregatie. Ook het Europees Parlement is het niet eens met het besluit van de Europese Commissie. CDA-Europarlementariër Lambert van Nistelrooij (Regionaal Beleid) vindt dat woningbouwbeleid een taak is voor lokale en regionale overheden. Hij heeft samen met een aantal parlementariërs uit andere

juni 2010 8

ROM_0610.indd 8

6/22/2010 4:51:33 PM


RO

landen vragen gesteld aan de Europese Commissie. De Europarlementariërs willen van de Europese Commissie weten op welke grond de Commissie ingrijpt in de sociale woningbouw, waarom gekozen is voor een inkomenslimiet van 33.000 euro en of de commissie dergelijke inkomensgrenzen ook voor de andere lidstaten zal vaststellen. ‘Nederland heeft een bijzondere positie op de woningmarkt omdat 77 procent van de totale huurmarkt bestaat uit sociale woningen. De woningmarkt is afhankelijk van regionale omstandigheden en daarom is een maatregel zoals die nu door de Europese Commissie wordt voorgesteld voor alle sociale huurwoningen onwenselijk. Daarnaast is woningbouwbeleid een zaak van de lidstaten en van lokale en regionale besturen. De EU heeft zich daar mee niet te bemoeien’, aldus Van Nistelrooij. Woningbouwcorporaties bouwen een groot deel van de woningen in Nederland. De beschikking kan daarom leiden tot stagnering in de bouw. é Boris Peters

Het Hiernogmaals Voorbij

Kiespijn De verkiezingen van het nieuwe parlement gingen vooral over de verdeling van de pijn van de financieel-economische crisis. Betaalt de huizenbezitter, de ondernemer, de zorggebruiker of de toneelspeler bovengemiddeld? Verdeling van pijn is verdeling van bestaande welvaart. Ik heb bijzonder weinig vernomen over ons verdienmodel van de toekomst. Waarmee gaan we ons inkomen genereren, in een wereld die steeds competitiever wordt. Allemaal met kennis en creativiteit? Met welke kennis? In Rotterdam komt van de jongeren nu al meer dan de helft van school zonder enig diploma. Van de minderheid met zicht op een diploma meent een aanzienlijk deel chillend en twitterend kennis op te doen. Achteruit gezakt op moderne bankstellen, met een laptop op hun schoot, worden van internet geplukte alinea’s aan elkaar geplakt. Een absolute minderheid is in staat en bereid zich met toewijding zodanig te verdiepen in hun vak dat zij mee kunnen spelen op het wereldtoneel. En dat is voor kenniswerkers een voorwaarde willen ze er enigszins toe doen. De beoogde kenniswerkers zijn professionele sporters die voor hun denksport dingen doen en laten. Zij komen verder en schragen onze economie van de toekomst. Het is evident dat in onze cultuur van deeltijd en vakanties minder kanjers opstaan dan in Azië, waar mensen het als een groot voorrecht zien in de voetsporen van Confucius te mogen investeren in hun kennis en persoonlijke ontwikkeling. Wellicht is onze cultuur van deeltijd en vakanties voor onze toekomst minder ernstig dan onze cultuur van verdelende rechtvaardigheid. Al polderend stellen overheden uiteindelijk iedereen een beetje tevreden. Willen we onze jongeren weer perspectief bieden en van het bankstel krijgen, zullen we als Nederland moeten kiezen voor enkele werkterreinen waarop we kunnen en willen excelleren. Gezien onze rijke traditie liggen waterbouw, landbouw, logistiek, technologie, architectuur en design voor de hand. Voor onze ruimtelijke inrichting betekent het dat we unaniem kiezen voor de

regio Eindhoven als onze nationale trots voor technologische innovaties. Dus daar door alle overheden meewerken aan een leefklimaat dat voldoende aantrekkelijk is voor kenniswerkers die welbewust voor deze regio kiezen. Voor de regio Wageningen geldt hetzelfde maar dan voor agro-innovaties. Met de daar gebundelde kennis kunnen we de wereldbevolking van voedsel voorzien. Voor de regio Delft is watermanagement de grote uitdaging. In de rest van het land tonen we toepassingen van innovaties, opdat we onze gasten kunnen laten zien wat kan. Want zeggen hoe het moet werkt niet meer. Nederland heeft het in zich een wereldlaboratorium te worden met aanpalend tal van winkels. Vooral van het Rijk vereist dit de durf om te kiezen. Beter even kiespijn dan een mond vol slechte tanden als onze internationale positie blijkt weg te zakken. Wat te doen met de jongeren die niet rechtstreeks aan de kenniseconomie kunnen deelnemen? Terug op de akkers of in fabrieken is geen optie. Rehabilitatie van ambachtelijk vakmanschap kan dat wel zijn. In Londen is een hele straat ingericht voor alle soorten en maten fietsenmakers. Het is een eer om in die straat te mogen werken. Daar gebeurt het op fietsengebied. Analoog zouden we regionale meubelmakerij en autogaragestraten kunnen creëren. Ruimtelijk vereist het mondiaal en regionaal denken, bestuurders die elkaar iets gunnen en het besef dat we allen beter worden van kiezen. Laat de generieke grauwsluier van onze planologie plaatsmaken voor duurzaam ruimtelijk ondernemerschap, inspelend op kleurrijke kansen van regio’s en perspectieven voor mensen. é Peter van Rooy

petervanrooy@accanto.nl

juni 2010 9

ROM_0610.indd Sec3:9

6/22/2010 4:51:33 PM


Ruimtelijk bekeken

A2-traverse Maastricht in 2011 op de schop

Wijkherstel met een gestapelde tunnel De enig autoweg in Nederland die je met een kinderwagen kunt oversteken. Maar niet lang meer. De ondertunneling van de A2 door Maastricht is nabij. Het winnende ontwerp De Groene Loper biedt een totaaloplossing voor een betere bereikbaarheid, meer groen en nieuwe verbindingen tussen wijken. Dit jaar loopt de tracé/MER- en bestemmingsplanprocedure, volgend jaar gaat de schop de grond in. Van verkeersinfarct en vieze lucht naar integrale gebiedsontwikkeling.

W

Fietsbrug tussen l a nd go e d e re n z o ne en De Geusselt

elke automobilist kent ze niet: de beruchte verkeerslichten bij De Geusselt in Maastricht. Hier loopt de drukste autoweg van Nederland, de A2, dwars door de bebouwde kom die met betonnen wanden is afgeschermd. Vanaf hier ook gaat de A2 over in de Autoroute du Soleil, de highway naar vakantie- en vrachtbestemmingen in de Ardennen en Zuid-Europa. Op de A2-traverse zijn, bizar maar waar, zebrapaden voor voetgangers, overstekende fietsers, kinderwagens, aangelijnde honden. Dit stukje autoweg door woonwijken vormt al tientallen jaren een aanslag op de gezondheid en het welzijn van de enkele duizenden Maastrichtenaren en honderden schoolgaande kinderen. Van een ernstig fileprobleem vergeleken met de Randstad is overigens geen sprake. Maar de leefbaarheid ter plekke wordt er wel bezoedeld door niet-aflatend verkeerslawaai, onveiligheid, stank en een met fijnstof en stikstofdi-

oxide vervuilde lucht die de Europese normen geregeld overschrijdt. Daarbij vormt de traverse een harde barrière tussen wijken in het noordoosten van de stad. Een infrastructurele grenslijn die volgens de gemeente de sociale waterscheiding versterkt tussen probleemwijken (‘krachtwijken’) aan de ene kant van de weg en de nette buurten aan de andere zijde.

Metamorfose De meeste van de bijna 400 woningen achter de betonnen wanden zijn inmiddels aangekocht om te worden gesloopt, onderdeel van de metamorfose die de A2-zone tot 2016 zal ondergaan. Het hart van De Groene Loper, het uitverkoren ontwerp van het consortium Avenue2, een bundeling van de bouwers Strukton en Ballast Nedam, bestaat uit een gegraven, gestapelde tunnel van 2,3 kilometer. Met

jjuni ju u uni nii 2 n 2010 010 01 10 10

ROM_0610.indd Sec3:10

6/22/2010 4:51:34 PM


tweemaal twee buizen boven elkaar is de tunnel een bijzonderheid. Alleen Madrid en Düsseldorf hebben soortgelijke tunnels. Doorgaand en lokaal verkeer verdwijnen in gescheiden systemen onder de grond. Op het maaiveld ontstaat daardoor ruimte voor het concept ‘De Groene Loper’, een parkachtige laan, omzoomd door tweeduizend lindebomen. Dit slingerend lint voor voetgangers en fietsers loopt vanaf het Ceramiqueterrein tot voorbij het Geusseltpark. Op het ‘dak’ van de tunnel komen 1100 nieuwe woningen, 30.000 vierkante meter kantoren, horeca en dwarsstraten die de geïsoleerde wijken weer aaneenrijgen. In het plan worden ook nieuwe verbindingen gelegd met een zone van monumentale landgoederen ten noordoosten van de stad. Verder wordt de A2 ter hoogte van Meerssen verknoopt met de iets verder weg gelegen A79, de autoweg naar Heerlen en komt er, buiten de woonomgeving, een nieuwe ontsluitingsweg naar het industrieterrein Beatrixhaven aan de rand van Maastricht. Voor het plan is, inclusief EU-subsidie, circa 700 miljoen euro uitgetrokken. ‘Het is veruit het beste plan voor stad en snelweg,’ zegt Louis Prompers, directeur van het Projectbureau A2 Maastricht, over het integraal ontwerp van Avenue2, dat het won van consortium ‘Unie van Maastricht’ (Heijmans, VolkerWessels en DHV). ‘De integraliteit in de aanpak van een bereikbaarheidsprobleem met stedelijke herstructurering is voor Nederland uniek,’ stelt Prompers.

veel aan gelegen te bewijzen dat publieke partijen met marktpartijen in een complex project konden samenwerken. ‘Het projectbureau moest met één mond praten. We wilden een pps-constructie voor duurzame oplossingen, geen vechtscenario waarbij partijen in een continue discussie zitten over welk plan of welke oplossingen nu precies bedoeld worden. Het zorgt ook voor een hoop politieke ellende als je daar met elkaar niet financieel winstgevend uitkomt en de planvorming stagneert.’

I n te g ra a l p l a n Ave n u e 2

Bij Rijkswaterstaat denken civiele ingenieurs toch vooral in meters maken

‘Geen vechtscenario’ Het besluit om de A2 ter plekke in een tunnel te leggen, dateert van medio 2006. Daarvoor was er jaren gediscussieerd over een rondweg, die uiteindelijk vanwege de hoge landschappelijke waarde van de omgeving niet te verkopen viel. Dat het nu dan een gestapelde tunnel is geworden, niet breder dan de huidige A2 maar wel een die veel meer verkeer aankan, zorgt voor extra ruimtewinst voor stedelijke vernieuwing. Zwakke wijken als Wijckerpoort, Wittevrouwenveld, Limmel en Nazareth die door de A2 geïsoleerd zijn geraakt, staan al jaren hoog op de agenda van het grotestedenbeleid en wijkontwikkelingsplannen van woningcorporaties. ‘Die aanpak stokte echter’, legt Prompers uit, ‘terwijl de problematiek meervoudiger werd. Met de keuze voor ondertunneling van de A2 en het geld dat daarmee vrijkwam van Rijk en gemeente, lag het voor de hand van meet af aan in te zetten op integrale gebiedsontwikkeling. Het gaat er óók om de probleemwijken weer levensvatbaar krijgen. Dus niet: éérst een tunnel bouwen en daarna wel zien hoe je de openbare ruimte inricht, maar en-en. De integrale opgave werd het leidend principe in een nieuwe manier van aanbesteding.’ Voor Rijkswaterstaat, de gemeenten Maastricht en Meerssen en de provincie Limburg was er volgens Prompers

Nu werden marktpartijen uitgedaagd een breder ontwerp te presenteren. En binnen ‘harde’ financiële kaders: voor dit budget moet het en geen cent meer. ‘En werden er’, voegt Prompers toe, ‘principiële eisen gesteld aan de logistiek en de omgeving. Het winnende plan is honderd procent van de markt. Het plan Avenue2 is geen zoektocht naar een pimp

èè

juni 2010 11

ROM_0610.indd Sec3:11

6/22/2010 4:51:45 PM


Ruimtelijk bekeken

Gestapelde tunnel: creatieve oplossing vo or he t verkeersprobleem

my city, maar propageert herstel van verbindingen. Een vlotte verkeersdoorstroming gekoppeld aan vernieuwde sociale cohesie tussen de wijken.’

Eendimensionale blik ‘Een breuk met de werkwijze uit het verleden’, aldus Jeroen Maas, manager planologie bij het A2-projectbureau Maastricht en verantwoordelijk voor natuur, geluid, lucht en verkeer. ‘In het klassieke model kijkt Rijkswaterstaat met een ééndimensionale blik naar de oplossing van een verkeersprobleem. De overheid maakt een plan, schrijft een bestek uit en aannemers moeten een bieding doen. Die insteek hebben we in dit project volledig losgelaten. Hij zou ook niet gewerkt hebben. Het ging hier om invulling geven aan gebiedsgerichte benadering vanwege aspecten als lucht, leefbaarheid en, natuur. Dat creatieve idee van die gestapelde tunnel, met daarbovenop een parklaan en de verbindingen naar landgoederenzones ten noorden van de stad, had Rijkswaterstaat nooit kunnen bedenken. Daar denken civiele ingenieurs toch vooral in meters maken.’ ‘Klopt,’ beaamt Louis Prompers, ‘in de standaardaanpak is er alleen discussie over de interpretatie van bestekken en de vraag aan de aannemer om er snel een prijs bij te leggen.’ De uitwisseling van informatie die de deelnemende consortia in staat moest stellen hun ontwerp te maken, startte in juni 2006 en duurde anderhalf jaar. Voor de consortia was er voor elk drie miljoen euro als ontwerpvergoeding. ‘Een wedstrijd als dit,’ zegt Prompers, ‘begint met het bewustzijn dat je als overheid en marktpartijen een weg

De tunnel voor de A2 bij Maastricht wordt gegraven met een logistieke ‘tunneltrein’, een bouwmachine die als een rups onder de wijken door trekt en zestien meter per week aankan. Met beperkte overlast van trillingen en geluid voor de omgeving. De tunnel is in 2016 klaar. Tien jaar later moeten ook woningen en kantoren boven de tunnel klaar zijn.

zoekt naar hoe het efficiënter kan, hoe je met minder geld en menskracht een winnend plan kunt contracteren. Daar moet je vertrouwen voor winnen. Reden waarom wij van meet af aan met de consortia redelijk gedetailleerd in dialoog zijn gegaan over het budget, over hun vragen, ons programma van eisen voor de integrale, de risico’s ook. Dat is niet eerder vertoond bij een infraproject. Een regio moet dat wel aankunnen. Daarom was het ook zo belangrijk dat geen informatie uit de dialoog met de potentiële bouwers voortijdig naar de buitenwereld mocht.’ Prompers zag het ‘enthousiasme bij marktpartijen groeien’. Hij zegt: ‘Het ging al gauw niet meer alléén om die tunnel, maar om de kwaliteit van het gebied eromheen. Een spannende zoektocht, maar ook een innovatief leerproces. De transparantie in informatie die je drie concurrerende partijen biedt, moest ervoor zorgen dat de tunnel wordt gebouwd voor de prijs die is afgesproken. Geen onaangename verrassingen en kostenoverschijdingen, zoals in Amsterdam is gebeurd rond de Noord-Zuidlijn.’

Bezwaarschriften Drie plannen werden halverwege de aanbestedingsprocedure bekendgemaakt aan de bevolking. In een schoolgebouw pal langs de A2 waren de maquettes te bezichtigen. ‘Dat is als zeer positief ervaren,’ zegt Jeroen Maas. ‘De expositie met de maquettes van de consortia heeft honderden reacties opgeleverd. Met daarbij interessante voorstellen voor verbeteringen voor veiligheid, fiets en wandelpaden. Dat heeft het uiteindelijke plan verscherpt en verrijkt. Door bewoners vroegtijdig te consulteren, bereik je eerder een breed draagvlak. Dat kan een lawine aan bezwaarschriften schelen.’ Wel is begin dit jaar een krachtige lobby onder burgers ontstaan met als doel het fijnstof dat uit de tunnelmonden opwaait, te filteren. Het burgerinitiatief ‘Filter de Tunnel’ beveelt de gemeente splinternieuwe technologie aan, ontworpen door het bedrijf US Technologies. Dat beweert 98 procent van het fijnstof uit de tunnel te kunnen filteren. De technologie, die nog nergens is toegepast, kost wel 40 miljoen euro. Het burgerinitiatief heeft de gemeenteraad van Maastricht gevraagd er een hoorzitting aan te wijden. Maar bij het A2- Projectbureau Maastricht wordt het toepassen van deze technologie niet als noodzakelijk gezien. Jeroen Maas: ‘De uitgangen van de tunnel liggen op voldoende afstand van woonwijken, zodanig dat omwonenden er zelfs een betere luchtkwaliteit voor terugkrijgen. De uitstoot van fijnstof blijft binnen de wettelijke norm van 40 microgram per kuub. Als deze filtertechniek echt zo ver doorontwikkeld was, dan hadden de aannemers dat wel in hun plannen gemeld.’ é Loek Kusiak

juni 2010 12

ROM_0610.indd Sec3:12

6/22/2010 4:51:51 PM


Ruimtelijk bekeken

Olympisch dromen vanaf het balkon

Laan van Spartaan, A m s te rd am

Of ze er beter van gaan voetballen moet nog blijken, maar de amateurs van VVA/Spartaan krijgen er straks veel nieuwe toeschouwers bij. Aan de lange kant van hun twee kunstgrasvelden verschijnen appartementen, aan de kop nadert een complex met studenten- en zorgwoningen zijn voltooiing. De eretribune wordt al de geelgekleurde wand genoemd. Daar komen nog een roc Zorg en Welzijn, een klimhal, een dovenschool en een voor top badminton geschikte sporthal bij. En dat alles midden in Bos en Lommer, even buiten de ringweg.

D

e Laan van Spartaan is de voorloper van een snel opkomende trend: sportvoorzieningen als spil van stedelijke gebiedsontwikkeling. Alkmaar wil de rommelige westrand vormgeven door er een sportboulevard van te maken, Sittard-Geleen heeft onlangs een plan aangenomen om van het middengebied tussen de twee kernen een sportzone te maken, Dordrecht krijgt een sportboulevard tegenover het gezondheidspark en in Rotterdam wordt het gebied rond het Feyenoord-stadion herontwikkeld met een nieuw stadion als middelpunt. En dat is nog maar een greep uit de vele voorbeelden. Nog even en elke Nederlandse stad afficheert zichzelf als sportstad.

Sportstad Een jaar of tien geleden klonk nog bezorgdheid omdat steeds meer sportvelden aan de randen van de stad plaats moesten maken voor woningen en kantoren. Maar sport zit niet

‘Iedereen is weer bezig om sport een plaats te geven’ langer in de verdrukking, bevestigt Rick Verelzen, adjunctdirecteur van de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), de koepel waarin gemeenten kennis uitwisselen

èè

juni 2010 13

ROM_0610.indd Sec3:13

6/22/2010 4:51:52 PM


Ruimtelijk bekeken

over het sportbeleid: ‘Iedereen is weer bezig om sport een plaats te geven. Daar zijn twee hoofdredenen voor. De ene is dat gemeenten zichzelf graag op de kaart willen zetten als sportstad en topsport evenementen proberen binnen te halen. De andere is dat sportvoorzieningen worden gebruikt als initiator voor sociale versterking, waarbij een koppeling van sport met onderwijs, zorg en jeugdbeleid wordt gezocht. De traditionele verenigingsstructuur, met de gemeente als aanbieder en de sportclubs als afnemers, is aan het veranderen. Dat heeft te maken met de veranderende behoeften in de samenleving, maar ook met krappere gemeentebudgetten voor sport. Daardoor wordt het aantrekkelijker om sportvoorzieningen samen met marktpartijen te ontwikkelen.’ I n Den Ha a g , t ussen d e L o o s d u i n s e we g e n de Ne w tonstraat lig t s p o r t- e n re c re a t i e p a r k De Verademing. He t park ligt op het ter re i n w a a r v ro e g e r de vuilverbra nding la g. He t i s i n o k tob e r 2 0 0 4 g e o p e n d . He t i s misschien wel de g ro o t s te ( ge d e e l te l i j k ) o p e n b a re s p e e l vo o r zi e ning in Den Ha a g. ( i n z e t ) S p o r t b o u l e v a rd Enschede

Foto: MR

Voorloper De Laan van Spartaan, die wordt ontwikkeld in een vennootschap van Bouwfonds en corporatie Ymere, is een voorloper. De bedoeling is dat de toekomstige gebruikers van de wijk straks volop profiteren van elkaars aanwezigheid; studenten in de klimhal, roc-leerlingen in de sporthal, jongerenwerk op de voetbalvelden. Nu al vergadert het stadsdeel regelmatig in het fraaie clubgebouw. Er gaat veel tijd zitten in overleg met de toekomstige gebruikers van het gebied. Het stadsdeel heeft speciaal voor dat doel een communicatiebureau in de arm genomen. ‘Het is erg belangrijk om alle partijen in een vroeg stadium bij de

plannen te betrekken,’ zegt Manon Paulissen, projectleider bij het stadsdeel Bos en Lommer. ‘Alleen zo krijgen ze het gevoel dat het ook hun gebied wordt en kan worden gewerkt aan een goede verstandhouding tussen alle toekomstige gebruikers. Al zullen we ongetwijfeld nog tegen onverwachte zaken aanlopen.’ Het terrein rond de velden is semi-openbaar en zal worden doorsneden door een doorgaande loop- en fietsroute. Tussen het sportpark en de omliggende bebouwing komt geen hek maar een ‘zachte’ rand van speeltoestellen en een trimbaan. Het is wennen voor de voetbalclub, de oorspronkelijke gebruiker van de locatie, om de ruimte te delen, merkt Paulissen: ‘Er wordt nogal wat gevraagd van zo’n vereniging. Ze kregen te maken met een plan waar ze aanvankelijk niet om hadden gevraagd. Als in 2014 alles klaar is, hebben ze zeven jaar in een bouwput gezeten.’

Druk op de ruimte Ook in Leiden zitten over enkele jaren veel bewoners op de eerste rij bij sportwedstrijden. Hier waren het de clubs zelf die het initiatief namen. Leiden heeft nauwelijks een groene rand en kent een grote druk op de ruimte. Toen enkele clubbestuurders op het verouderde sportpark De Hoge Mors zich zorgen begonnen te maken over hun toekomst, benaderden ze zelf ontwikkelaars met het plan om het sportpark te herontwikkelen, waarbij de sportvoor-

juni jju uni ni 2 2010 010 010 01 14 14

ROM_0610.indd Sec3:14

6/22/2010 4:51:59 PM


zieningen worden betaald uit de opbrengsten van de bouw van woningen, kantoren en andere commerciële functies. Marc Witteman, in de afgelopen collegeperiode PvdA-wethouder van Economie en Sport, had aanvankelijk zijn bedenkingen over de financiële haalbaarheid van het plan. Hij werd over de streep getrokken toen hij merkte hoe groot het enthousiasme bij de marktpartijen was: ‘Het is belangrijk om te beseffen dat dit plan niet op het gemeentehuis is bedacht, maar door verenigingen die samen zo’n vierduizend leden vertegenwoordigen. Het is voor Leiden een kans om met beperkte financiële risico’s een aantal gewenste nieuwe sportvoorzieningen te krijgen, zoals een topsporthal, een atletiekbaan en een overdekte ijsbaan.’ De aanbesteding voor het Rembrandt Sport Center – de vraag is nog of alleen het sportgedeelte die naam krijgt of het hele project – gebeurt op een opmerkelijke manier. Ontwikkelaars krijgen de gelegenheid om een plan te bedenken waarin de sportfaciliteiten worden gefinancierd uit de opbrengst van andere functies. Ook worden ze voor 25 jaar exploitant van het gebied, zodat ontwikkeling en beheer in één hand komen. Op die manier hoopt Leiden marktpartijen te prikkelen om met innovatieve ideeën te komen, bijvoorbeeld om de restwarmte van de ijsbaan te gebruiken voor verwarming van de woningen. In ruil daarvoor krijgen de ontwikkelaars veel vrijheid: het aantal woningen ligt niet vast, hoogbouweisen worden losgelaten

en het bestemmingsplan zal pas na het masterplan worden vastgesteld. De bouw van een middelbare school in het plan is geen vereiste maar wel een ‘plus’. Leiden heeft de reputatie van een veeleisende stad waarin bouwprojecten moeizaam verlopen. Misschien juist daarom stemde bijna de hele gemeenteraad deze keer in met een meer terughoudende rol voor de stad. ‘Het wordt spannend, vele ogen zullen op ons gericht zijn,’ verwacht Witteman.

Sport als spil van gebiedsontwikkeling lijkt ver af te staan van de Nederlandse verenigingscultuur Hij hoopt op een olympische status voor de locatie als Nederland een gooi doet naar de spelen van 2028. En dat is geen dagdromerij, zegt hij: ‘Amsterdam of Rotterdam kunnen onmogelijk zelf alle onderdelen organiseren. Dan is het belangrijk om bij de ontwikkeling van sportvoorzieningen in de nabijheid van die steden rekening te houden met de internationale eisen aan topsportlocaties.’

Doel Sport als spil van gebiedsontwikkeling lijkt nogal ver af te staan van de typisch Nederlandse, ‘gezellige’ verenigingscultuur met sfeervolle kantines en velden aan de rand van de stad. Maar het in stand houden van verenigingen mag geen doel op zichzelf zijn, zegt Rick Verelzen: ‘Het doel is om goede sportvoorzieningen te hebben die door zo veel mogelijk mensen worden gebruikt. Veel clubs willen daarin meegaan, maar als dat niet het geval is, kun je de vraag stellen hoeveel ondersteuning ze nog verdienen. In Spanje worden hypermoderne fitnessclubs door de overheid opgericht, omdat je op die manier een grote groep mensen aan het sporten krijgt.’ De verwachting dat sport een vruchtbare en langdurige samenwerking kan aangaan met functies als onderwijs, zorg en jongerenwerk moet zich grotendeels nog bewijzen in de praktijk, zegt Verelzen. ‘Daar is eigenlijk nog geen hard bewijs voor. Gemeenten zijn allemaal op zoek naar de beste oplossingen. Het antwoord is overal verschillend. Er zijn ook bloeiende clubs die zeggen: laat ons maar op onszelf blijven, hier hebben we parkeergelegenheid en krijgen we geen klachten over geluidsoverlast.’ Het is in elk geval te hopen dat een project als de Laan van Spartaan de ambities waarmaakt. Want toegegeven, het is wel even wennen, zo’n wand van hoge bebouwing met in het midden een voetbalclub. De toekomstige bewoners moeten wel van sport houden: twee voetbalvelden vormen het hart van hun buurt. Je kunt het een park noemen of een plein, maar uiteindelijk blijft het toch groen plastic. é Martin de Jong

juni 2010 15

ROM_0610.indd Sec3:15

6/22/2010 4:52:18 PM


Ruimtelijk bekeken

Crisis- en herstelwet zaait twijfels en verwarring Op 31 maart trad de veelbesproken Crisis- en herstelwet in werking. Deze zomer wordt de bijbehorende AMvB van kracht. Algemene Zaken, VROM en de VNG gingen op ‘tournee’ om de wet uit te leggen. Er waren regionale bijeenkomsten in Groningen, Den Bosch, Utrecht en Zwolle. Ze bleken in een grote behoefte te voorzien, want de wet zaait veel twijfels en verwarring. ROmagazine zat op de bühne en tekende de reacties op.

O

S tations gebied U t re cht .

Foto: Lennart de Ruig

p papier oogt de tekst van de Crisis- en herstelwet als een doorbraak: minder én snellere beroepsprocedures, geen overheden meer die op de valreep dwars kunnen liggen, en alleen direct belanghebbenden die bezwaar mogen maken (het bestuursrechtelijke relativiteitsbeginsel). Allemaal ‘quickwins’, stelde Carla Moonen, tijdens een regionale bijeenkomst voor zo’n honderd consultants en provincie- en gemeenteambtenaren in het provinciehuis van Groningen. Moonen is Balkenendes raadadviseur en schreef het concept van de wet.

Moonen benadrukte in Groningen de voordelen die zij voor gemeenten ziet, onder meer voor de zogeheten lokale en regionale projecten van nationale betekenis die versneld worden uitgevoerd. Het gaat vooralsnog om FlorijnAs in Assen, Rotterdam Central District en het Stationsgebied van Utrecht.

Minder m.e.r.-verplichtingen Verder zijn in de Crisis- en herstelwet m.e.r.-verplichtingen teruggebracht (‘de nationale kop op de EU-regelgeving hebben we eraf gehaald’) en worden enkele gebieden bij wijze van experiment aangewezen als ‘ontwikkelingsgebieden’.

jjuni ju uni ni 2 2010 01 0 10 10 16 16

ROM_0610.indd Sec3:16

6/22/2010 4:52:25 PM


Hier kan milieuregelgeving ‘tijdelijk’ worden opgerekt om op een bedrijventerrein bijvoorbeeld ook ruimte te bieden aan functies als wonen. Voorlopig gaat het alleen om Stadshavens Rotterdam en Zaanstad Midden. Met het Zaans Proeflokaal is in samenwerking met de ministeries van EZ en VROM een pilot gestart waarin de duurzame transformatie van bedrijventerreinen centraal staat. De pilot richt zich op ontwikkeling van nieuwe methodieken en arrangementen bij de combinatie wonen, werken, milieu en leefbaarheid. In de Crisis- en herstelwet komt ook meer ruimte voor duurzame innovatieve experimenten, waarbij knellende regelgeving terzijde wordt verschoven. Woningbouwprojecten van twaalf tot tweeduizend woningen kunnen eveneens onder de wet worden gebracht. Daarvoor volstaat één projectuitvoeringsbesluit.

Verwarring Mooie resultaten, zou je denken, maar tegelijkertijd zaait de Crisis- en herstelwet twijfels en verwarring tijdens de regionale bijeenkomsten. Moonen bezweert dat ‘de wet er niet is om projecten door te drukken. Zonder draagvlak gaat dat niet. Ja, samen met betrokkenen beslissen, dat kost extra tijd. Maar de winst komt daarná. In de vergunningsprocedure nadat de overeenkomst ondertekend is!’ Maar zet de wet onze wettelijk verankerde ruimtelijkeordeningsprocedures en milieunormen niet lichtvaardig buitenspel?

Stationsgebied Utrecht niet de gedroomde testcase De grootschalige herinrichting van stationsgebied Hoog Catharijne en omgeving is berucht vanwege de stroperige en complexe besluitvorming. Voor dit megaproject zijn zo’n 4200 uitvoeringsbesluiten nodig, die allemaal één voor één voor de rechter aanvechtbaar zijn. Het procedureleed is niet te overzien. Voor de tijdelijke fietsenstalling op het Vredenburg moest de gemeente anderhalf jaar lang procederen. Een aantal potentiële kopers van de appartementen naast het nieuwe muziekcentrum heeft nu al bezwaarschriften ingediend tegen de mogelijke geluidsoverlast. Jaarlijks lopen de proceskosten op tot zo’n zes miljoen euro, ‘en al die tijd gebeurt er niks’, vertelt een gefrustreerde directeur Albert Hutschemaekers van de projectorganisatie Herontwikkeling Jaarbeurskwartier Utrecht. Hutschemaekers betwijfelt of de CH-wet daar iets aan kan doen. ‘We worden gegijzeld door juristen. De jurisprudentie moet nog komen, de begrippen in de wet behoeven nadere uitleg. Dat lost niet de verwachting in dat de wet op korte termijn voor snelheid zal zorgen.’ Zakelijke partners als NS en eigenaar Corio van Hoog Catharijne eisen bovendien voortdurend nieuwe zekerheden. ‘Vaak wil men laat in de procedure, om ons onder druk te zetten, weer over contracten gaan onderhandelen.’ Pas als de CH-wet zich ontpopt als instrument om publiek-private processen te stroomlijnen, benadrukt Hutschemaekers, zal Utrecht hier echt baat bij hebben, ‘maar die link mis ik in de wet’. é Pieter van den Brand

Een gemeentelijk ambtenaar vraagt zich in Zwolle af hoe het zit met de ‘tijdelijke opgerekte milieuregelgeving’ voor de ontwikkelingsgebieden. Gaan we ons boekje niet te buiten? Arjan Nijenhuis, die zich bij VROM bezighoudt met vernieuwing van het instrumentarium voor gebiedsontwikkeling, ontkent dat laatste met klem. ‘Uiterlijk binnen tien jaar moet alsnog worden voldaan aan de “normale” milieukwaliteitsnormen. B&W moet aangeven hoe.’

Relativiteitsbeginsel Scepsis was er zelfs onder enkele gastsprekers. Eric Janse de Jonge, Eerste Kamerlid (CDA): ‘Ik verwacht wel effect van het relativiteitsbeginsel, maar betwijfel of beroepsprocedures door de wet substantieel sneller verlopen.’ Een gemeentelijk ambtenaar vroeg zich juist bij het relativiteitsbeginsel af wie het begrip ‘direct belanghebbende’ definieert. Arjan de Snoo, advocaat bij Houthoff Buruma, moest hem dat nageven. ‘Zeker bij natuuren milieuwetgeving is veel Europees geregeld. Het is maar de vraag hoe zich dat verhoudt tot het relativiteitsbeginsel.’ èè

juni 2010 17

ROM_0610.indd Sec3:17

6/22/2010 4:52:43 PM


Ruimtelijk bekeken

VROM snel om Wie had verwacht dat VROM zich fel zou verzetten tegen een wet die de ro buitenspel zet en de milieunormen tart, kwam bedrogen uit. Het ministerie staat ‘heel erg achter’ de Crisis- en herstelwet, laat projectleider implementatie Monique Arnolds weten. ‘We hebben er als VROM juist heel veel inzitten.’ Daar moesten overigens wel een aantal plooien voor glad worden gestreken. Het pijnpunt van de onteigening werd voor het ministerie door de Eerste Kamer opgelost. Ook kreeg VROM haar zin dat bij woningbouwprojecten de milieuregels niet los worden gelaten. Dat een project-m.e.r. niet meer nodig is, ziet Arnolds als klein bier. ‘Het gaat dan om alternatieven die je meestal in een plan-m.e.r. al wel hebt onderzocht.’ Kortom, stelt de projectleider, het ministerie is heel tevreden over de nieuwe wet. Maar of hij ook Europa-proof

Moeizame procedures

goed moment om echt tot doorbraken te komen’, bekende zij. Eerste Kamerlid Janse de Jonge was het daar toch wel mee eens: ‘In het bestuursrecht zijn we te veel doorgeslagen naar rechtsbescherming van de burger, waardoor de overheid het steeds moeilijker kreeg.’ Onthullend was de formulering van Neprom-directeur Jan Fokkema: ‘Gelukkig is een politiek doorwaadbare plaats gevonden om dingen geregeld te krijgen, die je later structureel kunt maken.’

Verguld

é Karl Bijsterveld en Michel Robles

De Crisis- en herstelwet was hooguit zijdelings bedoeld voor crisisbestrijding

Foto: Roel Dijkstra

é Pieter van den Brand

dures gaan onder de crisisruimte ook een stuk sneller, beweert gastspreker Arjan Bregman van het Instituut voor Bouwrecht. ‘Je kunt daarvoor direct naar de Raad van State. Bij een bezwaar tegen een omgevingsvergunning moet je eerst naar een “gewone rechtbank”.’ Ambtenaren – toch al vol kopzorgen door alle perikelen rond de nieuwe Wro en Wabo – lijken de Crisis- en herstelwet vaak te beschouwen als de zoveelste ad hoc ‘bypass’ in het oerwoud van bouwregelgeving. Niettemin worden her en der toch ook degelijk kansen verkend op lokaal of provinciaal niveau. Leeuwarden richt zich op meer ruimte voor duurzame innovatieve experimenten, en ontwikkelt zelfvoorzienende eco-iglowoningen. De gemeente Zuidhorn denkt aan de wegomlegging van de N335 rond de nieuwbouwwijk Oostergast (1200 woningen), vertelt gemeentelijk beleidsmedewerker Roland Bleijenberg. ‘Nuttig worden, denk ik, vooral de figuur van het projectuitvoeringsbesluit, de verkorte procedures en het relativiteitsbeginsel. Maar de flexibiliteit en de goedkope eenvoud van artikel 19 heb je er niet mee terug. En de timing van al die parallel lopende procedureonderdelen wordt een klus.’

Opvallend is dat bij alles nauwelijks gesproken wordt over crisisbestrijding. Is werkgelegenheid in werkelijkheid een bijzaak? Waar zijn de cijfers, de prognoses? Moonen vertelde dat de Crisis- en herstelwet hooguit zijdelings bedoeld was voor crisisbestrijding. Zij legde haarfijn uit hoe premier Balkenende persoonlijk de crisis ‘uitnutte’ als kans om de ‘moeizame procedures aan te pakken’, die veel bestuurders frustreren: ‘Crisis is vaak een

S ta d s h ave n s R o t te rd a m .

is? De grens van tweeduizend woningen (het Europese m.e.r.-niveau) die de Crisis- en herstelwet hanteert, blijkt reeds aan slijtage onderhevig. De Europese Commissie floot het ministerie terug met de boodschap dat ook kleinere woningbouwprojecten impact op de leefomgeving kunnen hebben en dus nader onderzoek behoeven. Per saldo is het voornaamste doel van de nieuwe wet om partijen middels convenanten sneller in beweging te krijgen. In een nieuw samenspel tussen overheden ligt de meeste tijdwinst in het verschiet. Arnolds windt er geen doekjes om dat de Crisis- en herstelwet niet alleen bedoeld is om bouwprojecten een slinger te geven, maar de opmaat naar een fundamentele herziening van het omgevingsrecht vormt.

Bestuurders en ontwikkelaars mogen verguld zijn met de veroverde speelruimte en doorzettingsmacht. Bezwaarproce-

juni jju un nii 2 2010 010 01 18 18

ROM_0610.indd Sec3:18

6/22/2010 4:52:49 PM


De Smaakmakers ROmagazine is in 2010 gestart met de rubriek De Smaakmakers; markante mensen uit de wereld van de ruimtelijke ordening die in een interview met ROmagazine hun visie voor het voetlicht brengen.

Zoeken naar de juiste mix Op het Oosterdokseiland te Amsterdam, ODE voor de kenners, is gezocht naar een relatie tussen de nieuwbouw en de bestaande stad. De kavels zijn zo verdeeld dat ze een voortzetting vormen van de radialen van de binnenstad. Cees van Boven, directeur van MAB Development: ‘Een project moet verbonden zijn met de stad, het mag niet op zichzelf staan.’

V

an Boven heeft recht van spreken, want als ontwikkelaar is MAB gespecialiseerd in de grootschalige revitalisering van verouderde, binnenstedelijke gebieden; de Rijnboog in Arnhem, de Westergasfabriek en het Oosterdokseiland in Amsterdam en het Raaks-gebied in Haarlem. Plaatsen met een geschiedenis en een verhaal. ‘De betekenis van een plek laten

‘In het algemeen zie j e d at e r v r i j w e i n i g begrip is in de politiek omtre nt de rol van de o n t w i k ke l a a r.’

Foto: Roel Dijkstra

we altijd meewegen bij de beslissingen die we nemen. Dat betekent niet vanzelfsprekend dat elk gebouw met historische waarde kan blijven staan. Op het Oosterdokseiland hebben we het TPG-gebouw tijdelijk herontwikkeld tot dependance van het Stedelijk Museum en culturele hotspot. Toch moesten we overgaan tot sloop. Toen het casco was gestript, bleken de èè

juni 2010 19

ROM_0610.indd Sec3:19

6/22/2010 4:52:58 PM


De Smaakmakers

juni 2010 20

ROM_0610.indd Sec3:20

6/22/2010 4:53:00 PM


maatvoering en de verhoudingen te ongunstig voor succesvol hergebruik.’

relatie tussen rendement en risico wordt niet altijd even helder gezien.’

Cultuurpark

Einddoel

Het onderbrengen van nieuwe functies in oude gebouwen is wel geslaagd in de Westergasfabriek, waar dertien rijksmonumenten op zwaar vervuild terrein werden herontwikkeld tot een veelzijdig en levendig cultuurpark. Voor het zover kwam, was de Westergasfabriek een echt ‘hoofdpijndossier’. MAB, destijds nog Bouwfonds MAB, zocht jarenlang tevergeefs naar een investeerder. De benodigde lening van 26,5 miljoen euro voor de restauratie liet lang op zich wachten. Ontwikkelaar, stadsdeel en betrokken buurtbewoners steggelden over de verdeling van de financiële risico’s en de programmatische invulling van het project. Het Nationaal Restauratiefonds bracht uitkomst met een financiering onder gemeentegarantie. Van Boven: ‘De les van de Westergasfabriek is dat investeringen in de culturele sector zich niet in normale financierings- en beleggingsmodellen laten vangen.’ Zonder de persoonlijke betrokkenheid van de eigenaar Maya Meijer-Bergmans was het volgens Van Boven geen succes geworden. ‘Investeren in cultureel erfgoed moet je alleen doen als je er iets mee hebt. Je moet het zien als een hobby, en hobby’s kosten geld,’ stelt Van Boven vast. ‘Het geld moet ernaast verdiend worden.’ Doordat er van woningbouw geen sprake kon zijn, het stadsdeel wilde het park groen houden, moesten de opbrengsten volledig komen uit de culturele activiteiten. ‘Dat vraagt om een goede mix, waarbij de meer commerciële evenementen de kleinschalige activiteiten ondersteunen.’

Het feit dat bestuurscoalities vaak meerdere keren wisselen tijdens een project, speelt ook een rol: ‘Je begint altijd met een vorm van co-makership, met een gezamenlijk doel om er wat van te maken. Dat draait voor een belangrijk deel om persoonlijke verhoudingen, om vertrouwen, iets wat niet in contracten of regels is te vangen. Wat je vervolgens ziet, is dat een nieuwe bestuurder het project erft, de eerste tegenvallers zich aandienen en de gemeenteraad steeds meer

In het algemeen zie je dat er vrij weinig begrip is in de politiek omtrent de rol van de ontwikkelaar De exploitatie van de Westergasfabriek ‘kruipt langzaam naar winstgevendheid’. Van Boven weet niet of het zonder de contractuele verplichtingen tussen de ontwikkelaar en het stadsdeel zo ver was gekomen: ‘Het vereist doorzettingsvermogen aan twee kanten om zo’n project vlot te trekken. In het algemeen zie je dat er vrij weinig begrip is in de politiek omtrent de rol van de ontwikkelaar. Ze willen winst maken, wordt al snel gezegd, maar bij herontwikkeling is er in de eerste plaats sprake van investeringen met grote risico’s. De

‘Een project moet verbonden zijn met de stad, het mag niet op zichzelf staan’ in een toetsende rol schiet. Dan dreigt uit het zicht te verdwijnen waar het nu eigenlijk om ging bij zo’n project.’ Als voorbeeld van co-makership noemt Van Boven de herontwikkeling van het Raaks-terrein in de binnenstad van Haarlem, waar MAB onder meer het monumentale HBSgebouw tot appartementencomplex liet ombouwen: ‘Het is geven en nemen, maar vooral ook met elkaar meedenken. Strikt genomen was de gemeente verantwoordelijk voor de aanleg van de riolering maar dat hebben wij erbij gedaan omdat dit efficiënter was. Wij wilden eerst een casino, maar toen dat niet lukte heeft de gemeente gezocht naar andere functies met als uitkomst een stadskantoor. Omdat het voor de stad van belang was, hebben we eind vorig jaar alvast 250 parkeerplaatsen vooruit opgeleverd. En midden in de vastgoedcrisis hebben we besloten om op eigen risico toch de eerste zestig huizen neer te zetten, uitsluitend om te voorkomen dat er een jarenlange bouwput zou liggen.’ Juist binnenstedelijke projecten zullen het niet gemakkelijk krijgen in de komende jaren, denkt Van Boven, en dat geldt voor de herontwikkeling van bestaand vastgoed nog sterker: ‘De opbrengstenkolom zakt met twintig procent terwijl de grondkosten gelijk blijven. De bouwkosten dalen misschien wel iets, maar relatief het minst in bestaand stedelijk gebied. Dat betekent dat partijen nog beter moeten samenwerken om een gezamenlijk einddoel te bereiken. Op dat terrein valt de meeste winst te behalen.’ é Martin de Jong

juni 2010 21

ROM_0610.indd Sec3:21

6/22/2010 4:53:02 PM


Trend

Stad van de Toekomst Op de drempel van een nieuw decennium denken bestuurders en beleidsmakers na over de toekomst van hun stad. Ze benoemen de ruimtelijke opgaven en bedenken strategische projecten. In een serie van vier verhalen kijkt ROmagazine

mee over de schouders van ro-professionals. Welke uitdagingen staan hen te wachten en hoe wordt daar in binnen- en buitenland al op ingespeeld? Deze aflevering: gaat over multi-functionele woon-werkgebieden.

(Net)werken in het stadskantoor D

e stad is weer terug als vestigingslocatie voor bedrijven. Oude havengebieden en spoorzones worden omgebouwd tot goed bereikbare wijken met woningen en kantoren. In de toekomst kunnen zelfs fabrieken naar hun oorspronkelijke plek terugkeren dankzij schonere en stillere productieprocessen. Maar voorlopig dwingen knellende milieunormen gemeenten tot bescheidenheid.

Den Ha a g , B e atr ixkwar t ier g ro e i d e u i t to t Central B u siness District

Foto: MR

De vioolspeler die zich op zijn lunchconcert voorbereidt, laat zich door de herrie buiten het conservatorium niet van de wijs brengen. Ook de bezoeker van de leeszaal in de openbare bibliotheek voelt zich er niet door gestoord. Toch werken op

nog geen vijftig meter afstand tientallen bouwlieden aan de nieuwe megastore van multimediaconcern Saturn, die hier volgend jaar zijn deuren opent. Van de nieuwe hotels, woningen en 70.000 vierkante meter aan nieuwe kantoorvloer die op het Amsterdamse Oosterdokseiland verrijzen, staan de eerste wanden ook al overeind. Voor het navigatiebedrijf TomTom was de mix aan toekomstige functies en gebruikers een belangrijke overweging om al in 2007 zijn nieuwe hoofdkantoor naar deze plek te verhuizen. Bovendien was de bereikbaarheid van het eiland door zijn ligging bij het centraal station en een belangrijke uitvalsweg

juni 2010 22

ROM_0610.indd Sec3:22

6/22/2010 4:53:02 PM


erg goed. Over een jaar krijgt het bedrijf gezelschap van Vodafone, die hier zijn tweede hoofdkantoor in Nederland vestigt. CEO Jens Schulte-Bockum verklaarde onlangs dat zijn onderneming was gevallen voor de bijzondere sfeer en perfecte ontsluiting van de locatie. ‘We kunnen hier volledig invulling geven aan onze filosofie van “mobiel werken”.’ Op het toch ook goed bereikbare Amsterdam-Sloterdijk waar het bedrijf tot 2011 is gevestigd, lukt dat blijkbaar minder goed.

ABC-beleid Amsterdam is niet de enige stad in Nederland waar grote bedrijven weer naar de binnenstad terugkeren. In Den Bosch groeide in de afgelopen jaren het Paleiskwartier uit tot de belangrijkste kantoorlocatie van de regio. Op hetzelfde moment groeide het Beatrixkwartier in Den Haag, tussen A12 en Centraal Station, met de oplevering van nieuwe kantoren, appartementen en Randstadrail uit tot een volwaardig Central Business District. Vooral de omgeving van intercitystations lijkt erg in trek bij bedrijven. Dat is niet altijd zo geweest. Eind jaren tachtig probeerde het ministerie van VROM met haar ABC-beleid al drukbezochte en arbeidsintensieve ondernemingen naar deze plek te dirigeren. Maar het merendeel van de ondernemers koos voor de goed bereikbare snelweglocaties zonder strenge parkeernormen. Ook boden verouderde bestemmingsplannen genoeg mogelijkheden om af te wijken van het nieuwe beleid.

ZZP’er houdt van de stad Een groep ondernemers die niet meer overtuigd hoeft te worden van de voordelen van het werken in de stad, zijn de zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Een groot deel van deze snelgroeiende bedrijven heeft zijn kantoor aan huis of werkt in een bedrijfsverzamelgebouw in de buurt. Stadswijken die op het eerste gezicht woonbuurten lijken, blijken in werkelijkheid dan ook veel gemengder. Enkele jaren geleden waren in het Oostelijk Havengebied in Amsterdam al 950 kleine bedrijven actief die werk boden aan 1600 mensen. Dat was tweemaal zoveel als de planologen bij het tekenen van deze Vinex-wijk hadden verwacht. ZZP’ers maken ook intensief gebruik van de stedelijke voorzieningen. Ze duiken met hun laptop het café in om via draadloos internet documenten binnen te halen en vergaderen er met klanten of collega’s. Sommige café-restaurants hebben al op deze trend ingehaakt en investeren in extra stopcontacten om deze laptopwerkers als klant te behouden. Dankzij de toegenomen capaciteit van accu’s is zelfs het stadspark als werkplek in opmars. In het Amsterdamse Groenonderzoek van twee jaar geleden gaf al 10 procent van de hoogopgeleide bezoekers van het Westerpark aan dat ze het park weleens gebruikten om er te werken. In het veel toeristischer Vondelpark gold dat nog altijd voor zo’n 6 procent.

Wie ’s ochtends op de radio de fileberichten hoort, zal het niet verbazen dat de voorhoede van het bedrijfsleven alsnog naar de binnensteden trekt. In hoog tempo verliest de snelweglocatie zijn belangrijkste ‘unique selling point’: een goede bereikbaarheid per auto. Steden zouden deze trend met beide handen beet moeten pakken en zich meer moeten richten op de ontwikkeling van compacte en goed per openbaar vervoer bereikbare woon-werkwijken, meent universitair hoofddocent Kees Maat van de TU Delft. Zijn promotie onderzoek laat zien dat werknemers op deze locaties hun auto – als ze die al hebben – veel minder vaak voor woon-werkverkeer gebruiken. ‘Het oude locatiebeleid was zo gek nog niet. Al kun je beter geen dwingende parkeernormen opleggen. Verleid mensen met goede alternatieven en accepteer dat een deel toch met de auto komt.’

Levendigheid Voor ondernemers is bereikbaarheid niet de enige factor in het kiezen van een vestigingslocatie. De stad blijkt ook de plek waar ze op het terras of in de schouwburg de laatste nieuwtjes oppikken of belangrijke personen tegen het lijf lopen. Het is de biotoop van veel creatieve toeleveranciers en hoogopgeleide werknemers, vult economisch geograaf Frank van Oort aan de Universiteit Utrecht aan. ‘Deze groep geniet volop van de stedelijke voorzieningen en is gevoelig voor het èè

juni 2010 23

ROM_0610.indd Sec3:23

6/22/2010 4:53:24 PM


Trend

Duurzame Stadshavens Na het succes van de Kop van Zuid en het Lloydkwartier zet Rotterdam de komende jaren alle kaarten op de herontwikkeling van oude havengebieden in de stad. Onder de naam Stadshavens zal tot 2040 een gebied van 1600 hectare ten noorden en zuiden van de Maas worden omgevormd tot een vestigingslocatie voor innovatieve bedrijven en kennisinstituten op het gebied van duurzame energie en klimaatadaptatie. Voor hoogopgeleide kenniswerkers bouwt men luxe appartementen aan het water. Avontuurlijke geesten moeten worden verleid met drijvende woonwijken in voormalige havenbekkens. Een

imago van een werkplek. Kennisintensieve bedrijven moeten daar rekening mee houden. Deze mensen vormen immers hun belangrijkste grondstof.’ Toch werken niet alleen hoogopgeleide werknemers graag op levendige plekken. Enkele jaren geleden ontdekte onderzoeksbureau SmartAgent dat bijna de helft van alle arbeidskrachten op de grote kantoorparken langs de snelweg er weg wilde. Directeur Gert-Jan Hagen van het onderzoeksbureau ziet ook dat jongeren andere eisen stellen aan hun werkomgeving dan ouderen. ‘Ze zien hun werk vaker als een onderdeel van hun sociale leven en gaan ’s avonds met collega’s nog even sporten of een borrel drinken. Daar hoort een woon- en werklocatie met veel verschillende voorzieningen bij.’

Autofabriek De VROM-raad deed vier jaar geleden onderzoek naar nieuwe gemengde werklocaties in en rond steden. Ze concludeerde dat al zeker 15 procent van het bedrijfsleven zich op dit soort plekken zou kunnen vestigen. Deze Auto fa br ie k Volk swa gen, D re s d e n

van de eerste gebieden die onder handen worden genomen, zijn de Merwe- en Vierhavens bij het Marconiplein. In de monumentale HAKA-silo komt een ‘living lab’, waar onderzoekers en ondernemers aan nieuwe duurzaamheidsideeën en -diensten werken (zie elders in dit nummer). Ook wordt een voormalig spooremplacement met loodsen tijdelijk omgebouwd tot culturele ‘freezone’ met kunstateliers, expositieruimten, werkplaatsen voor ambachtelijke bedrijven en horeca. Het gebied moet uiteindelijk uitgroeien tot Rotterdams eerste klimaatneutraal ontwikkelde wijk.

ondernemingen vormen de voorhoede van een veel grotere groep, die dankzij schonere en stillere productieprocessen op termijn naar de stad terug kan keren. Enkele jaren geleden bouwde Volkswagen in Dresden al een nieuwe autofabriek op loopafstand van de historische binnenstad. Voorbijgangers kunnen door de glazen gevel monteurs aan nieuwe auto’s zien sleutelen. Een verdieping hoger spuiten robots zonder morsen de wagens in de gewenste kleur. Steden hebben dus een gunstig toekomstperspectief. Maar voorlopig geven fabrieken en vervuilende bedrijven nog veel hinder bij het transformeren van binnenstedelijke ‘brownfields’. Alleen met de grootste moeite kunnen deze goed bereikbare plekken aan het water en het spoor worden omgebouwd tot aantrekkelijke gemengde stadswijken voor bewoners en bedrijven. Amsterdam probeert de milieuproblemen de baas te worden door de strategisch gelegen Noordelijke IJ-oever in een geleidelijk tempo om te vormen. Zo is voor de Buiksloterham onlangs een flexibel bestemmingsplan aangenomen, waarin gebieden na een bestuurlijke aanwijzing eenvoudig van functie kunnen veranderen. Daarmee wil de stad de bestaande trend versterken, waarbij milieuvervuilende bedrijven uit eigen beweging het gebied verlaten en worden opgevolgd door schonere, kantoorachtige ondernemingen. Ook in Hengelo proberen gemeente en marktpartijen bij de herontwikkeling van de spoorzone milieutechnische knelpunten stap voor stap te ‘tackelen’. Zo heeft Akzo zijn chloorproductie inmiddels verhuisd naar Delfzijl en bleek Siemens bereid enkele lawaaiige activiteiten binnen het bedrijf te verplaatsen om de komst van een roc-school mogelijk te maken. ‘Voor sommige problemen heb ik nog geen oplossing gevonden. Maar de veranderingen in de techniek gaan razendsnel. De werkelijkheid van nu is een andere dan die over vijf jaar’, aldus projectdirecteur Jan Nieuwenhuizen.

Crisis- en herstelwet Met de nieuwe Crisis- en herstelwet hebben Hengelo en Amsterdam extra mogelijkheden gekregen om hun

juni 2010 24

ROM_0610.indd Sec3:24

6/22/2010 4:53:33 PM


Spoorzone Tilburg op de schop

W

ie vanuit Den Bosch het station van Tilburg binnenrijdt, kan de Centrale Werkplaats van de NS niet missen. Over bijna een kilometer lengte ligt aan de noordkant van het spoor een reusachtige verzameling hallen en loodsen op nieuwe gebruikers te wachten. In de afgelopen 140 jaar hebben duizenden Tilburgers hier hun brood verdiend met het bouwen en repareren van treinen. In een deel van het complex wordt nog steeds aan locomotieven gesleuteld. Tot 2011. Dan verhuist ook dit laatste onderdeel naar een bedrijventerrein en moet de monumentale werkplaats een belangrijke aanjager worden voor de herontwikkeling van de spoorzone. Tilburg heeft namelijk grote ambities met het gebied aan weerszijden van het centraal station. In de komende jaren moet hier een nieuwe stadswijk ontstaan met 1500 woningen, 70.000 m2 bvo aan kantoren, 50.000 m2 bvo aan sociaal-culturele voorzieningen en 16.000 m2 bvo aan detailhandel en horeca. In maart werd voor dit megaproject al een samenwerkingsovereenkomst met ontwikkelaar Volker Wessels gesloten. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat hier in principe het nieuwe stadskantoor en de nieuwe hoofdvestiging van de bibliotheek worden neergezet.

binnenstedelijke transformaties sneller van de grond te krijgen. De grote herontwikkelingsprojecten van beide steden staan op de lijst van bijzondere gebieden, die kunnen profiteren van kortere planologische procedures en een beknopte MER. Frodo Bosman van het Amsterdams projectbureau Noordwaarts is blij met de nieuwe instrumenten. Hoewel de herontwikkeling van de Buiksloterham al enkele jaren geleden op gang is gekomen.

A te l i e r Van Lieshout op het Mer wehavente r rein i n R o t te rd a m

Bijna de helft van alle arbeidskrachten wil weg van de grote kantoorparken langs de snelweg ‘Op dit moment onderzoeken we hoe we de wet kunnen inzetten. Het saneren van de bodem wordt waarschijnlijk gemakkelijker, evenals het onteigenen. Tegen ons flexibele bestemmingsplan zijn op zich maar drie bezwaren binnengekomen. Maar het loont ook de moeite om te kijken of de indieners volgens de nieuwe regels nog wel belanghebbend zijn.’ é Jaco Boer

juni 2010 25

ROM_0610.indd Sec3:25

6/22/2010 4:53:33 PM


Trend

Ontwikkelingsstrategie voor creatieve bedrijvenclusters

Condities scheppen voor kruisbestuiving Creatieve ondernemers voelen zich thuis in oude fabrieken en loodsen. Toch is het ombouwen van industrieel erfgoed tot eigentijdse bedrijfslocaties een vak apart. Bij het Hengelose Hazemeyer-complex koos adviesbureau Walas met succes voor een geleidelijke herontwikkeling met flexibele huurcontracten en een uitgekiende gebruikersmix. In Rotterdam en Vlissingen werken ze volgens hetzelfde concept.

A

an de rand van de Hengelose binnenstad stond jarenlang een handvol oude fabriekshallen en loodsen te verpieteren. Ooit werden er onder leiding van de familie Hazemeyer transformatoren en elektrische schakelkasten in elkaar gezet. Maar na de verhuizing van de fabriek kwamen de panden leeg te staan. Dat was een bittere pil voor de duizenden Twentenaren die er hun brood hadden verdiend. Maar sinds enkele jaren beginnen de hallen weer tot leven te komen. Webdesigners en kunstenaars hebben de plek van de metaalarbeiders ingenomen en inspireren elkaar tot gezamenlijke opdrachten. In loodsen worden exposities en feesten georganiseerd en het ketelhuis is omgebouwd tot theater en café-restaurant met een eigen bierbrouwerij. Daarmee heeft de voormalige industriestad haar eerste stappen gezet naar een nieuwe, eigentijdse economie.

Ziel Ooit werden er

Gerben van Straaten is een van de drijvende krachten achter de gedaanteverwisseling van het Hazemeyer-com-

plex. De mede-oprichter van adviesbureau Walas Concepts bedacht niet alleen het concept achter de Creatieve Fabriek, maar voerde het als hoofd van de gezamenlijke exploitatiemaatschappij ook uit. Hij kon daarbij leunen op zijn uitgebreide ervaring met de herontwikkeling en programmering van industrieel erfgoed in Canada. Zo werkte Van Straaten in Toronto mee aan de transformatie van een oude distilleerderij tot een bruisend multifunctioneel complex. Ook in Vancouver was hij actief. Hij kwam er in contact met de ‘godmother’ van stedelijke diversiteit Jane Jacobs. Net als zij gelooft Van Straaten heilig in een bottom-up benadering en het mengen van allerlei functies en mensen om steden vitaal en duurzaam te houden. Van Jacobs is ook de uitspraak dat nieuwe functies oude gebouwen nodig hebben. Van Straaten kan zich daar wel iets bij voorstellen. ‘Creatieve ondernemers zijn vaak met robuuste dingen bezig en hebben een werkplek nodig waar niet wordt gezeurd over een verfspat meer of minder. Deze groep is ook gevoelig voor panden met een ziel en in

onder leiding van de familie Haz eme yer transfor m atoren en elektrische s c h a k e l k a s te n i n elkaar gezet.

juni 2010 26

ROM_0610.indd Sec3:26

6/22/2010 4:53:49 PM


het begin kan ze meestal niet veel huur betalen. Dan ligt werken in een oude fabriek of loods voor de hand.’

Kruisbestuiving De transformatie van oude gebouwen vraagt wel om een andere aanpak dan de standaardwijze waarop vastgoed wordt ontwikkeld. ‘Innovatieve bedrijven zijn niet te vangen in statistieken over gemiddelde opbrengsten en de verwachte waardeontwikkeling waarmee projecten doorgaans dicht worden gerekend. Dat betekent dat je zo’n complex stap voor stap moet herontwikkelen en er pas weer geld in stopt nadat je er iets mee hebt verdiend.’ Met de gebruikers sluit Van Straaten flexibele huurcontracten af. Bedrijven hoeven in het begin vaak niet veel te betalen, maar kunnen doorgroeien naar een grotere en duurdere plek in het complex als hun omzet stijgt. ‘Op iets langere termijn levert dat een veel hogere waardeontwikkeling op.’ De succesvolle ontwikkeling van een creatief cluster als het Hazemeyer-complex staat of valt met een goede selectie van gebruikers en activiteiten. Alleen met de juiste mix kan een locatie in allerlei opzichten gaan groeien. In Hengelo koppelde Van Straaten bijvoorbeeld bewust jonge kleine bedrijfjes aan iets grotere ondernemingen, zodat er kruisbestuiving tussen de individuele ondernemers ontstond.

Living Lab Zo’n multipliereffect probeert Van Straaten met zijn compagnon Ben ten Hove ook in het Rotterdamse HAKA-gebouw te realiseren. De voormalige opslagsilo – en hoofdkantoor – van de coöperatieve handelsvereniging van havenarbeiders in de Vierhavenstraat moet de komende jaren uitgroeien tot de Rotterdam Climate Campus: een ‘living lab’ waar onderzoekers en ondernemers in schone technologie met elkaar samenwerken en nieuwe producten en diensten bedenken. Een deel van de monumentale betonkolos wordt ingericht als kantoor, terwijl de grote donkere opslagruimten zich prima lenen voor de meer experimentele activiteiten. ‘Uiteindelijk moet het gebouw als katalysator uitgroeien voor de herontwikkeling van de omliggende haventerreinen tot een nieuw gemengd stuk stad’, legt Ten Hove uit.

Wegzetten Ondanks de geslaagde voorbeelden van herontwikkeling van ‘brownfields’ in Noord-Amerikaanse steden krijgen partijen als Walas in Nederland nog weinig ruimte om dit soort vernieuwende concepten uit te proberen. ‘De meeste gemeenten willen in de eerste plaats zekerheid over hun grondopbrengsten op korte termijn. Voor het laten ontstaan van nieuwe bedrijvigheid is vaak geen tijd’, aldus Van Straaten. Toch begint er de laatste tijd op beleidsni-

De functies van de gebouwen in het Ha z e me yer- complex .

veau wel iets te veranderen. Sommige ambtenaren zien in dat de stad het over een andere boeg moet gooien. ‘Maar als er dan weer een pot met geld uit een Crisis- en herstelwet langs komt, is alles toch weer gericht op het wegzetten van zo veel mogelijk vierkante meters. Daarmee frustreer je de organische ontwikkeling van een stad.’

Middelmaat Bestuurders in afgelegen regio’s willen vaak al helemaal niet geloven dat creatieve clusters ook buiten de Randstad ontwikkeld kunnen worden. ‘Ze schakelen in een veel te vroeg stadium grote projectontwikkelaars in, die alleen tegen lage grondprijzen bereid zijn om de hoge ontwikkelrisico’s te dragen. Ze mikken te veel op het binnenhalen van de middelmaat’, aldus Ten Hove.

Kortetermijndenken is vrijwel altijd keuze voor de middelmaat In Vlissingen, waar Walas een oude machinefabriek op de Scheldewerf tot creatieve biotoop wil omvormen, is de gemeente nog niet helemaal overtuigd van de voordelen van de alternatieve manier van ontwikkelen. Van Straaten: ‘Discussies gaan vaak over de vraag wanneer de tijdelijke functies al dan niet vertrekken, zodat de stad het Scheldekwartier tot woonwijk kan laten ombouwen en zijn grondeigendom kan verzilveren. Maar je krijgt die huizen alleen verkocht als het je lukt om je talentvolle bewoners vast te houden en sociaal-economische dynamiek weet te realiseren. De stad zou zich veel meer moeten richten op het creëren van nieuwe interessante activiteiten en banen. Dan komt de rest vanzelf.’ é Jaco Boer

juni 2010 27

ROM_0610.indd Sec3:27

6/22/2010 4:53:58 PM


Trend

Niet alle science parks maken ambities waar

Werken op Starbucks distance Science parks zijn aan een onstuitbare opmars bezig. Nederlandse steden doen hun best om kenniswerkers een volwaardige plek in de stad te geven. Maar het is niet vanzelfsprekend dat de grote ambities worden waargemaakt: ‘Als je niet oppast, wordt het meer park dan science.’ A d lershof in B erli jn, gate d community op vo or malige luchthaven.

J

e kunt moeilijk beweren dat de ‘slimme stad’ een nieuw concept is. Universiteiten als Cambridge, Oxford en Harvard hebben hun status vooral te danken aan de uitwisseling van kennis in een stedelijke omgeving. Er wordt gewerkt, geleefd en gewoond op campussen die in harmonie zijn met de omringende bebouwing. Het lijkt alsof Nederlandse steden dit principe aan het herontdekken zijn. Na het uitplaatsen van kennisinstellingen naar weilandlocaties aan de randen van de stad wordt nu gezocht naar een grotere verbondenheid tussen kennisinstellingen en hun stad. Een greep uit de voorbeelden: het terrein van de TU Eindhoven wordt een stadspark; Leiden heeft plannen voor meer dan duizend (studenten)woningen op het Bio Science Park en het Science Park Amsterdam heeft sinds kort een eigen NS-station.

door open innovatie te stimuleren bereik je meer dan wanneer je alles zelf doet. In de VS noemen ze het de Starbucks distance. Het ideaal is dat kenniswerkers van verschillende bedrijven of instellingen bij elkaar langs gaan voor overleg en onderweg koffie voor elkaar meebrengen uit het café.’ Buck Consultants International deed eerder dit jaar in opdracht van het ministerie van Economische Zaken een quickscan naar Nederlandse science parks en campussen. Buck waarschuwt voor het ontstaan van ‘papieren tijgers’: ‘Overal zie je bijvoorbeeld health campussen verschijnen rond ziekenhuizen. Maar je kunt pas spreken van een campus of science park als er een grote, manifeste kennisdrager aanwezig is én als er een organisatie is die structureel de uitwisseling van kennis bevordert. Zonder deze voorwaarden is er feitelijk sprake van een gewoon bedrijventerrein.’

Open innovatie ‘Er is een duidelijke tendens naar multifunctionaliteit,’ zegt innovatie-specialist René Buck. ‘De eerste golf van science parks en campussen werd nog vanuit de vastgoed gedachte ontwikkeld. Nu staat het belang van samenwerking voorop;

Van de 55 onderzochte science parks blijken er 31 niet aan de twee kerncriteria te voldoen, 41 bevinden zich nog in de idee- of opstartfase. Vier science parks mogen zich ‘topinstituut’ noemen omdat ze innovatieversnellers van

juni 2010 28

ROM_0610.indd Sec3:28

6/22/2010 4:53:59 PM


nationaal belang zijn: Kennispark Twente, Food Valley Wageningen, High Tech Campus Eindhoven en Bio Science Park Leiden. De Chemelot Campus rond DSM in SittardGeleen en Science Park Amsterdam hebben de potentie om zich bij dat viertal te voegen. René Buck: ‘Vijf à zes topinstituten is het aantal dat de landelijke overheid voor ogen heeft. Dat zijn de Hollandse Harvards. Wat mij betreft zouden het er meer mogen zijn, zolang er maar sprake is van daadwerkelijke specialisatie en clustering van toptalent. Een goed voorbeeld is de Wetsus-campus in Leeuwarden, waar in korte tijd veel specialisme op watergebied naar toe is getrokken.’

Juiste mix Science Park Amsterdam is dus ook zo’n topper in wording. In een vergeten hoek van de Watergraafsmeer, tussen de snelweg A10 en de spoorlijn, verrijst een kennisstad die als doel heeft dat je er ’s avonds géén kanon kunt afschieten. Bij de entree van het gebied staat een kasteelachtig appartementencomplex rond een slotgracht, daarnaast studentenflats zonder de traditionele kluwen fietsen bij de ingang; die mogen mee naar binnen. Alleen grote reliëfletters maken in verschillende talen duidelijk dat het hier om residencias de estudiantes gaat. Verderop staat het enorme faculteitsgebouw voor Natuurwetenschappen en Wiskunde van de UvA, die in dit gebied de bèta studies heeft geconcentreerd. Een bedrijvencentrum, een hotel, een sportcomplex en nog meer woningen zijn in aanbouw. Een oude boerderij midden in het gebied is in verbouwing tot grand café, zodat de Starbuckstheorie hier in de praktijk kan worden gebracht. ‘Het is een ander soort gebiedsontwikkeling dan normaal’, zegt Jacques Stoop, projectleider Science Park bij het Ontwikkelingsbedrijf van de gemeente (OGA). ‘Bij elke beslissing is er bestuurlijk overleg met B&W en opdrachtgeversoverleg met de universiteit. Soms is het een lastige afweging om de juiste mix van activiteiten te verkrijgen.’ Een deel van het terrein was al in handen van NWO, op het UvA-gedeelte verzorgt het ontwikkelingsbedrijf de acquisitie van bedrijven. Toetreders op het park moeten een aanvulling zijn op de bestaande sterkten ICT en life sciences. Om die reden kreeg opiniepeiler NIPO geen reactie. Ondanks de link met dataverwerking bleek het toch vooral om een call center te gaan. Maar Stoop sluit niet uit dat in de toekomst concessies worden gedaan aan de vestigingscriteria, afhankelijk van hoe het park zich ontwikkelt.

Verbondenheid Het sterkste argument bij het aantrekken van bedrijven, onderzoekers en studenten blijft de reputatie van Amsterdam, met de binnenstad en Schiphol op een kwartier reistijd. Toch is het interessant om te volgen in hoeverre het Science Park erin zal slagen om een relatie met de stad aan te gaan. Het is de grootste en de meest perifeer gelegen van de vier locaties waarop de UvA zich terugtrekt. Een klein deel van het gebied grenst aan de volkse Indische buurt, aan de

andere kant vormt een spoortunnel de enige verbinding met de Watergraafsmeer. Buitenlandse voorbeelden wijzen uit dat het brengen van meer stedelijkheid in een kennisomgeving niet vanzelfsprekend tot een grotere verbondenheid met de stad leidt. Het kan er ook voor zorgen dat er een soort wetenschappelijke gated community ontstaat. Een dergelijke situatie is er in Adlershof in Berlijn, waar op het terrein van een voormalige luchthaven een bloeiende science city is ontstaan. In China worden nieuwe science parks zelfs bewust gebouwd als zelfvoorzienende steden op afstand van de bestaande stad.

Ruim helft van onderzochte science parks blijkt gewone bedrijventerreinen In Amsterdam zijn de woningen en studentencomplexen aan de kop van het Science Park geplaatst, het deel dat aansluit op de bestaande stad. Maar de organisatie kan niet afdwingen dat de bewoners ervan een binding hebben met het Science Park, waardoor een band tussen ‘stad’ en ‘science’ niet bij voorbaat is verzekerd. Daar staat tegenover dat bij de inrichting wordt geprobeerd om er een aantrekkelijk verblijfsgebied van te maken, met een netwerk van meanderende fiets- en wandelpaden en daartussen pleintjes.

Aanjager Dezelfde park gedachte is te vinden in de plannen voor de herinrichting van het TU/e-gebied in Eindhoven. In de komende jaren trekt de instelling zich terug in een aantal gebouwen en worden de starters en bedrijven geconcentreerd. De auto’s gaan ondergronds. Zo ontstaat er ruimte om van het terrein een stadspark te maken, met langs de randen woningbouw, maar ook publieksvoorzieningen voor de ‘gewone’ Eindhovenaren. ‘De ligging is natuurlijk fantastisch,’ zegt Herman Rikhof, hoofd vastgoed van de TU/e. ‘Het is een groen gebied langs de Dommel, pal tegen het centrum aan. Zo’n aantrekkelijke omgeving is ook een belangrijk instrument om getalenteerde studenten en onderzoekers uit landen als India aan te trekken. Als die een paar maanden van huis zijn, willen ze werken in een aangename entourage.’ Het is duidelijk dat ‘zachte’ locatievoorwaarden steeds meer aandacht krijgen bij de ontwikkeling van science parks. Maar het belang daarvan moet niet worden overdreven, zegt René Buck: ‘Een prettige omgeving verhoogt de kans op succes, maar is geen garantie. Talentontwikkeling is niet zacht maar hard, het komt niet vanzelf. De hoeveelheid aan plannen is op dit moment zo groot dat het onvermijdelijk is dat een aantal de pretentie van innovatie aanjager niet zullen waarmaken. In die gevallen blijft het meer park dan science.’ é Martin de Jong

juni 2010 29

ROM_0610.indd Sec3:29

6/22/2010 4:54:23 PM


– Advertorial –

Distriport Noord-Holland,

een bedrijvenpark als energiebron en watermachine Niet alle bedrijventerreinen liggen in de Randstad, waar grondprijzen ondprijzen hoog genoeg zijn om verdichten aantrekkelijk te maken en met voldoende mensen om de geboden functies te gebruiken. Wat te doen met bedrijventerreinen die op afstand liggen van grote steden, den, langs de snelweg, waar veel vrachtwagens rijden, met hoge milieubelasting ubelasting of elfs gevaarlijk is als veiligheidsrisico’s, en waar het helemaal niet wenselijk of zelfs vreemden er komen, laat staan er gaan wonen? categorieën, bij de Distriport is zo’n terrein: 100 hectare logistiek, hoge milieucategorieën, kruising van A7 en Westfrisiaweg, op geruime afstand van Hoorn en in een gevoelig landschap: het geroemde Hollandse weidelandschap, dooraderd met langgerekte, rustieke lintdorpen. OKRA Landschapsarchitecten maakte een stedenbouwkundig concept, waarbij duurzaamheid uitgangspunt was. Landschappelijk kader De openbare ruimte binnen Distriport wordt geminimaliseerd. Het terrein is orthogonaal opgezet, zodat elke vierkante meter efficiënt wordt benut. Vrijwel al het water en groen worden naar buiten gebracht en benut voor de landschappelijke inpassing. Een fors kader rond het terrein maakt een zachte overgang naar het omringende landschap en het aangrenzende dorp. Onderdeel van dit kader zijn zes meter hoge grasdijken met flauwe taluds naar de omgeving. De dijken omsluiten heel Distriport. Ze houden het landschap vrij van de visuele drukte in de onderzone van Distriport, met zijn vrachtwagens, parkeren, opslag, hekken, reclame en loading docks. Alleen de bovenkanten van de bebouwing steken boven de dijken uit. Deze bebouwing mag uitsluitend in grijstinten plaatsvinden, zodat ze mooi passen bij de Hollandse luchten. Brede watergangen en rietkragen naar het open landschap, aangevuld met bomenrijen, eilandjes, speelweide en paardenveldjes bij het dorp, geven het landschappelijke kader een grote ecologische en recreatieve waarde. Hier mag iedereen uit de omgeving komen fietsen, wandelen, kanoën, voetballen, de hond uitlaten, paardrijden en vissen. Ruimtelijk concept in vier stappen: landschappelijk kader, omlijsting met dijken, rationele kernen duurzame bebouwing.

Binnenwerk Het gebied binnen de dijken is geheel voor de bedrijven, met één auto-entree, waar al het in- en uitgaande verkeer wordt geregistreerd.

Distriport omgeven door landschappelijke dijken.

ROM_Advert_06.indd 2 ROM_0610.indd Sec3:30

6/17/2010 6/22/2010 7:14:54 4:54:23 PM


Een robuust wegencarré zorgt voor een heldere ontsluiting en oriëntatie. oriëntatie Twee ‘pleinen’, ‘pleinen’ brede wegprofielen, bieden ruimte voor gezamenlijk gebruik. Het ‘zakenplein’ is een recreatieve ruimte voor de werkers van Distriport, het ‘distributieplein’ een collectieve bufferzone voor vrachtwagens. Bij de entree van Distriport, aan de kop van het distributieplein, voorziet het facility point in voorzieningen als een tankstation, wasstraat, bandenservice en eeten wasmogelijkheden voor onder anderen de vrachtwagenchauffeurs. Tot zo ver de waardevolle, maar niet uitzonderlijke functiemengingen. De meest bijzondere functiemenging in Distriport komt voort uit de duurzaamheidsambitie. Kenmerkend voor een logistiek bedrijventerrein is het grote oppervlak daken. Dit oppervlak wordt op traditionele bedrijventerreinen zelden benut. Watermachine en energiecentrale Distriport zet doelbewust in op dubbelgebruik van de daken, om hemelwater te bufferen en zonne-energie op te wekken. Juist de combinatie van deze twee is interessant. Op een traditioneel dak kunnen temperatuurschommelingen tot 80˚C optreden, waardoor zonnecellen veel minder efficiënt zijn. Groene daken temperen deze schommelingen enorm en dragen bovendien bij aan de isolatie van het gebouw en aan het zuiver houden en bufferen van het regenwater dat op de daken valt. Elk dak kan bijdragen aan een duurzame Distriport. Maar echt interessant wordt het pas als de daken onderling gekoppeld worden. Distriport als geheel wordt dan naast een bedrijventerrein een watermachine en duurzame energiecentrale. Het idee om daken van bedrijfshallen in te zetten voor groen en zonne-energie is niet nieuw. Maar nog geen enkel plan heeft dit idee structureel weten te verzilveren. Distriport hanteert een tweeledige strategie om de realisatie te verzekeren. Als eerste worden zo min mogelijk regels aan de bedrijfskavels opgelegd. Bedrijven kunnen hun kavel vrij indelen om een optimale bedrijfsefficiëntie te realiseren. Architectonische regels kunnen tot een minimum worden beperkt.

ROM_Advert_06.indd 3 ROM_0610.indd Sec3:31

De inpassing in het landschap is al via het landschappelijke kader en de dijken geregeld. Al het beschikbare investeringsvermogen om een bedrijf op de locatie in te passen, kan zo worden ingezet voor het duurzame dak. Daarnaast wordt een parkmanagementorganisatie opgezet, als coördinator voor de duurzame daken. Zij onderhandelt met energiebedrijven, kan goedkoper inkopen, regelt subsidies, zorgt voor kennis. Als elk individueel bedrijf dit afzonderlijk moet regelen, wordt het duurzame dak onnodig duur, inefficiënt en een last. Parkmanagement neemt die zorgen uit handen en vergroot de productiviteit en realisatiekracht. Door scherp en creatief naar locatie en bedrijfsprofiel te kijken, is voor Distriport een toegespitste vorm van functiemenging gevonden. Geen gangbare stedelijke menging, maar juist een scheiding van bedrijven en buitenwereld, en een menging in productie. Distriport wordt naast bedrijventerrein een watermachine en energiecentrale, gevat binnen een ecologisch en recreatief landschappelijk kader. Hans Oerlemans Directeur OKRA Landschapsarchitecten hansoerlemans@okra.nl Zie ook: www.okra.nl.

Duurzaamheidsconcept

6/17/2010 6/22/2010 7:15:33 4:54:23 PM PM


Forum

4Motion in gesprek met Wageningen, Oud-Beijerland en Almere

Gemeenten met een sterke regierol hebben toekomstperspectief Gemeenten zouden in het ontwikkelproces de regierol meer moeten gaan opeisen als het gaat om het bepalen van doelgroepen, woningdifferentiatie en duurzaamheid, meent projectmanagementbureau 4Motion uit Ede. Het bureau stelt dat deze thema’s op de lange termijn bepalen of woongebieden klaar zijn voor de toekomst. Je kunt het immers maar één keer goed doen. Maar wat vinden gemeenten van deze opvatting? Kunnen zij zich daarin vinden of zijn er andere wegen die naar een generatiebestendige en duurzame stadsontwikkeling leiden?

D

O ud B e i j erlan d: de n i e u w e w i j k Po o r t w i j k .

e veranderende marktomstandigheden dwingen gemeenten om hun middelen efficiënter in te zetten. Daarbij moeten ze voortdurend hun eigen rol – en die van de marktpartijen – afwegen in het proces om op die manier expliciete maatschappelijke doelstellingen te realiseren op lange termijn. Een dilemma, want aan de ene kant willen gemeenten dat er wordt gebouwd om voortgang in de ontwikkeling van de stad te houden, terwijl er een risico is dat ‘snelle’ woningbouw op termijn wellicht niet duurzaam is. Bureau 4Motion toetste haar visie bij een drietal gemeentelijke managers op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling: Tonino Mariani (directeur Ruimte, gemeente Wageningen), Jaap Brouwer (gemeentesecretaris Oud-Beijerland) en Henk Mulder (directeur Dienst Stedelijke Ontwikkeling, gemeente Almere). Alle drie spraken zij op persoonlijke titel over het pakken van de regierol, maken van keuzes, het benutten van kansen en – vanzelfsprekend – over de toekomst.

Toekomstgericht De drie gemeenten willen de regie duidelijk in eigen handen houden. ‘Bij duurzame woningbouw kijk je naar mijn mening niet naar wijkniveau, maar naar de stad’, stelt Tonino Mariani. ‘Dan begin je met een politiek beeld: wie/wat wil Wageningen zijn, nu en vooral over twintig jaar. Wat zijn onze unique selling points? Mijn eigen beeld bij Wageningen is dat het een kennisstad is, met een spraakmakende universiteit en veel groen. Dit beeld moeten we vervolgens linken aan de wijken die we ontwikkelen. En ja, de regierol pakken is daarbij essentieel.’ Ook Jaap Brouwer vindt deze rol belangrijk: ‘Ik denk dat wanneer je de regie houdt, goed luistert naar de markt én kijkt naar de ontwikkelingen zoals milieu en demografie, je een wijk kunt bouwen met toekomst. Als gemeente bouw je immers voor minstens honderd jaar. Als je de initiatieffase niet goed aanpakt, zul je er tientallen jaren tegenaan moeten

jjuni ju un nii 2 2010 01 0 10 32 32

ROM_0610.indd Sec3:32

6/22/2010 4:54:29 PM


kijken en wellicht moeten herontwikkelen. Poortwijk in Oud-Beijerland is zo’n woongebied dat vanuit een integrale visie is aangepakt. Maatschappelijke partijen, geïnteresseerde bewoners, projectontwikkelaars en makelaars zijn bij de ontwikkeling betrokken.’ Een regierol is in Almere al jaren geen vreemd gegeven. Henk Mulder: ‘Ik ben het zeker eens met de stelling dat je het maar één keer goed kunt doen. In Almere vinden we daarom vooral de differentiatie heel belangrijk. In tijden van groei én in tijden van crisis. Maar waar ik zeker voor wil pleiten is het particulier opdrachtgeverschap (PO) dat in Almere op grote schaal plaatsvindt, binnen alle lagen van de bevolking. En die regie hebben we volledig in eigen handen, onder andere met een Kavelwinkel. PO zorgt per definitie voor een grote differentiatie en dynamiek. Voor meer hechting in de sociale context, een hogere kwaliteit en voor continuïteit in de bouwstroom.’

toekomst van Almere 2030, als belangrijkste visie op de stadsontwikkeling.’

No o rd e r pl a s s e n , A l me re.

Foto: Gemeente Almere

Wisselwerking

Demografie

De regierol vraagt ook om duidelijke sturing op marktpartijen. Hoe gaan de gemeenten daarmee om? Brouwer: ‘In Oud-Beijerland houden we de vinger aan de pols. Of je nu wel of geen eigenaar van de grond bent, je kunt als overheid heel duidelijk inbreng leveren bij wat je met de grond wilt. Het komt vervolgens vooral aan op de keuze van goede partijen, waar je een duurzame samenwerkingsrelatie mee aangaat. Hou de uitdrukking Take the money and run in het achterhoofd. Natuurlijk niet op elke marktpartij van toepassing, maar toch vind ik dat je daarvoor moet waken.’ ‘In Almere hebben we de grond veelal in eigen handen waardoor we veel regie kunnen voeren in stadsontwikkeling’, vult Henk Mulder daaraan toe. ‘Bovendien proberen we enkel samen te werken met marktpartijen die daadwerkelijk betrokken zijn bij dat wat ze ontwikkelen; een duurzame stakeholder. En hoewel in de beginjaren van de stad wel werd gekozen voor monotone woningbouw, kiezen we nu voor variatie om te voorkomen dat we deze wijken in de toekomst moeten herontwikkelen. Ook hier is betrokkenheid van alle partijen het sleutelbegrip. Plus blijven toetsen aan de vraag en dat wat je als stad wilt. In Almere gelden de Almere Principles, voor een ecologisch, sociaal en duurzame

De Wageningen UR is grootgrondeigenaar in de gemeente. Tonino Mariani: ‘We werken veel met hen samen en zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Natuurlijk heb je niet altijd dezelfde belangen. Met de Grondexploitatiewet in de hand kunnen we meer zeggen over de grond en de ontwikkeling daarvan. Dit helpt ons regie te voeren. De overige partijen waar we mee werken, benaderen we nu ook veel zakelijker dan voorheen. We leggen kaders vast die onszelf en de ontwikkelaar zekerheid bieden.’

Universite itster rein ( Wa geningen UR)

‘Als gemeente bouw je immers voor minstens honderd jaar’ Als gemeente moet je op dit moment de regie gaan voeren op het tempo van de ontwikkeling, meent Mariani. ‘Om te voorkomen dat alles in een keer op de markt komt en om te voorkomen dat het inderdaad de volgende herontwikkelingswijk wordt. Als je nu te veel op de kwaliteit gaat inboeten, dan zie je dat over twintig jaar onvermijdelijk terug. Kortom, als gemeente moet je sturen op je maatschappelijke opbrengst: op lange termijn een duurzame wijk realiseren.’ Tonino Mariani denkt dat de vergrijzing in Nederland er juist voor zal zorgen dat gemeenten die regierol niet meer kunnen negeren: ‘We moeten heel specifiek naar de demografie kijken als je kijkt naar de planning van je woningbouw. Bouwen we nu geen wijken die straks gesloopt kunnen worden vanwege de krimp?’ ‘Bezint eer u begint. Kwaliteit is belangrijk. Ga niet op de stoel van de ondernemers zitten en laat veel over aan particuliere initiatieven. Dan krijg je een inspirerende en mooie stad’, is de stellige overtuiging van Jaap Brouwer. é Mark Verbeet, 4Motion

juni 2010 33

ROM_0610.indd Sec3:33

6/22/2010 4:54:36 PM


ROdigitaal

Gebrek aan structuur in structuurvisies. Gemeenten kiezen voor sober model

Digitale structuurvisies lastig in beeld te krijgen V

an toetsing achteraf naar kenbaar maken op voorhand van de eigen beleidskaders. Dat is de wezenlijke verandering in de al niet meer zo heel nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Die omslag in denken en handelen kost tijd en tussentijds is nog geregeld sprake van een dubbele moraal. Structuurvisies spelen daarbij een centrale rol.

2. 3. 4. 5. 6.

Voor provincies en Rijk is de structuurvisie de opvolger van het streekplan en de Nota Ruimte, behoudens de concrete beleidsbeslissing. Gemeenten konden een structuurplan vaststellen, gevolgd door provinciale goedkeuring. Nu hebben gemeenten met de structuurvisie een volwaardig instrument om op het laagste niveau een integrale ruimtelijke visie op te stellen. Wanneer deze visie tevens is afgestemd op rijks- en provinciaal beleid, vindt op dit schaalniveau daadwerkelijk de uiteindelijke integrale ruimtelijke afweging plaats en zorgen gemeenten daarmee voor terugkeer van het primaat in de ruimtelijke ordening.

In veel gevallen zijn ook dat de zaken die bestuurlijk draagvlak vereisen en naar buiten toe helder moeten worden uitgedragen. Op basis daarvan is een goede inhoudsopgave te maken en tevens een hoofdordening van beleidsobjecten die deels naar gebieden op de kaart zullen verwijzen, en deels in een hiĂŤrarchie ten opzichte van elkaar worden geplaatst.

Denken vanuit de gebruiker geeft houvast bij opstellen Omdat structuurvisies vormvrij zijn, zijn er ook maar weinig spelregels voor de digitale versie. Er zal een discussie ontstaan of net als bij bestemmingsplannen meer regels nodig zijn om structuurvisies beter digitaal te kunnen verbeelden en onderling meer vergelijkbaar te laten zijn. In dit artikel nemen we een voorschot op die discussie en bezien we de mogelijke oplossingen. Een structuurvisie staat of valt met draagvlak en dus is een goede presentatie van het grootste belang. Een mooi kaartbeeld is essentieel, dat blijft op het netvlies en leidt tot fraaie krantenkoppen en een goede pr. Bij het opstellen van beleid wordt meestal niet gedacht vanuit de gebruiker. In digitale zin kunnen we niet goed uit de voeten met wollige beleidsteksten en evenmin met mooie sfeerbeelden in vogelvlucht of maquettes vol symboliek. Met de volgende zes vragen kom je tot een doelmatige opzet voor een digitale structuurvisie: 1. Wat zijn onze kernwaarden en kerndoelen waarop de ruimtelijke ordening zicht richt? Denk aan sociaal-maatschappelijke, economische en milieudoelstellingen. En kwantificeer deze.

Welke ontwikkelingen willen we kunnen realiseren? Wat willen we behouden? Wat kunnen we loslaten? Welke ontwikkelingen willen we kunnen weren? Welke beleidsagenda en uitvoeringsprogramma past hierbij?

Meerdere kaartbeelden nodig Bij het uitwerken van de digitale verbeelding moet vooral worden geredeneerd vanuit het gebruik. Je kijkt naar wat je allereerst wilt overbrengen en in welke volgorde je de veelheid en gelaagdheid aan informatie wilt aanbieden. Gebruikers doorzoeken een digitaal plan op drie manieren. Via de index en de inhoudsopgave, op vrije zoektermen en via de kaart. Vervolgens wordt het pad meer of minder systematisch vervolgd tot er een redelijk antwoord gevonden is. Pas wanneer de verschillende gebruikersgroepen op de voor hun doel gemakkelijkste en snelste manier aan de juiste informatie kunnen komen, biedt de digitale versie voordelen boven de papieren (en de pdf-versie). Een te verdedigen stelling is dat naast een goed vindbare geo-versie er altijd behoefte zal blijven bestaan aan een volledige pdf-versie van de visie of het plan. Het voordeel van de geo-versie is de extra mogelijkheid van ruimtelijke zoekvragen en de vindbaarheid van overige plannen die voor datzelfde gebied van toepassing zijn. Deze meerwaarde gaat op termijn van grote betekenis zijn, en kan betrekkelijk eenvoudig van aard zijn. Alleen de plangrenzen van alle ruimtelijke besluiten zijn voldoende, liefst op een gestandaardiseerde wijze voorzien van meta-informatie en een inhoudsopgave. Vanuit deze gedachte, dat het kunnen vinden van de juiste plannen voldoende is en dat het doorzoeken van plannen vaak op heel verschillende manieren gebeurt, is het idee om net als voor bestemmingsplannen een Standaard voor

juni 2010 34

ROM_0610.indd Sec3:34

6/22/2010 4:54:41 PM


Me t de k lok mee structuur visies in an al o ge e n d i g i t al e vor m van Oss , Te r neuz en, A m s te rd a m e n d e g e k le u rde k a a r t l a ge n i n R O - O n l i n e v an e e n s t re e k p l a n h e r z i e n i n g e n het wate r plan van de provincie U tre cht .

Vergelijkbaarheid van Structuur Visies te gaan opstellen een denkfout waarmee de vorm- en beleidsvrijheid en leesbaarheid niet zijn gediend. De structuurvisie en het bestemmingsplan zijn wezenlijk andere planfiguren. Alleen voor zover onderdelen een ruimtelijk toetsingskader vormen kan het een onderlegger zijn voor een bestemmingsplan, maar daarmee vervalt de structuurvisie weer in zijn oude rol.

Met drie klikken de hele visie of een zoekplaatje in twintig lagen? Inmiddels zijn er zo’n twintig gemeenten die in de eerste maanden van dit jaar op RO-Online een structuurvisie hebben gepubliceerd. Een verdubbeling van het aantal dat sinds 1 juli 2008 een digitale structuurvisie publiceerde. De meeste gemeenten kiezen er voor om alleen het plangebied aan te duiden en vervolgens ‘het boekje’ hieraan te koppelen. De visie-kaart is het onderschoven kind. Dat vormt een deel van het boekje of is soms ook rechtstreeks te vinden onder de rubriek ‘illustraties’. Net als bij bestemmingsplannen zal er verschil zijn tussen de analoge en digitale verbeelding van het plangebied. Immers, digitaal kan informatie klikbaar worden gemaakt en in zijschermen of mouse-overs terechtkomen. In de analoge versie moet alles ontsloten worden via de legenda en kan niet via de kaart gemakkelijk worden verwezen naar andere kaarten of tekstgedeelten. Een bijzonderheid van structuurvisies is dat doorgaans met vele kaarten op meerdere schaalniveaus wordt gewerkt,

waaronder thematische kaarten. Op hun beurt worden deze weer ‘samengevat’ in een hoofdkaart. Omdat de verbeelding zelf (kleuren, lijnstijlen, symbolen, figuren enzovoort) geen onderdeel vormt van de digitale dataset kan bij RO-Online niet automatisch een fraai gekleurd kaartbeeld worden gemaakt omdat de betekenis van de vlakken niet is gestandaardiseerd. Inmiddels is een next-best oplossing gevonden, die ook voor de langere termijn uiterst bruikbaar lijkt. Er is een summiere gereedschapskist gemaakt van vaak voorkomende kleuren, arceringen, lijnstijlen en figuren en deze zijn gecodeerd, zodat een verwijzing naar de betreffende stijl mogelijk is en tevens een gestandaardiseerde verbeelding bij RO-Online kan plaatsvinden. De kleuren hebben dan geen vaste betekenis, maar er kan wel vrij handmatig voor de tekenaar een kaartbeeld worden samengesteld. Deze toolkit is aan de kant van RO-Online redelijk goed geïmplementeerd, maar de maak-software is daar voorlopig nog niet op aangepast. Het lijkt een stap in de goede richting. Ook nu blijkt weer dat de ordening van de teksten zelf geen aandacht krijgt en er dus nog weinig zicht is op een gestructureerde inhoudelijke ontsluiting van de structuurvisie-beleidsteksten. Bij digitale structuurvisies komt het aan op een goede indeling van de tekst. De kaarten helpen daar bij, maar vormen niet het vertrekpunt. é Bram van Hoeve, adviseur digitale ruimtelijke ordening

b.vanhoeve@rogem.nl.

juni 2010 35

ROM_0610.indd Sec3:35

6/22/2010 4:54:41 PM


Etalage

Nieuwe kansen voor duurzame zoutwinning in Twente Zout kent vele toepassingsmogelijkheden. Door de zware sneeuwval afgelopen winter werd eens te meer duidelijk hoe belangrijk het is om over voldoende zout te beschikken. Daarom wordt er constant gezocht naar nieuwe plekken om zout uit de ondergrond te winnen. In een dichtbevolkt land als Nederland kan dat uitsluitend op een duurzame manier wanneer niet alleen gekeken wordt naar het vóórkomen van zout in de ondergrond, maar ook goed rekening wordt gehouden met bovengrondse ro.

I

n 1886 ontdekte Baron van Heeckeren van Wassenaar op landgoed Twickel te Delden zout water. Pas na de Eerste Wereldoorlog, toen de Duitse zoutimport stil kwam te liggen, werd de Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie (KNZ) opgericht die in 1918 startte met de winning van zout nabij Boekelo. Met het gereedkomen van het Twentekanaal in 1933 werd de zoutwinning verplaatst naar het gebied ten zuidoosten van Hengelo. AkzoNobel wint hier met oplossingsmijnbouw zogenaamd Röt-zout uit miljoenen jaren oude afzettingen op 400 meter diepte. Behalve als ‘keukenzout’ wordt het gebruikt in de landbouw en veeteelt, voor waterontharding, in de levensmiddelenindustrie en als strooizout.

porteerd. Daar wordt het gezuiverd, ingedampt en gecentrifugeerd zodat het zout achterblijft. Het water kan opnieuw worden gebruikt voor het ondergronds oplossen van zout. Op deze manier produceert AkzoNobel in het gebied tussen Hengelo en Enschede jaarlijks zo’n 2,5 miljoen ton zout. Omdat de hoeveelheid veilig winbaar zout in het huidige boorterrein afneemt, waardoor duurzame zoutwinning steeds moeilijker wordt, laat AkzoNobel sinds 2006 de mogelijkheden voor zoutwinning in het omringende gebied onderzoeken. Daarbij wordt zowel gekeken naar Röt-zoutafzettingen, als naar oudere, diepere Zechsteinzoutafzettingen.

Geologie… Bij oplossingsmijnbouw wordt zoet water via een buis de ondergrond ingepompt tot in de zoutlaag. Het zout lost op waarna het zoute water (‘pekel’) weer omhoog wordt gepompt en via een leiding naar de fabriek wordt getrans-

In de Twentse ondergrond komen op verschillende diepten zoutlagen voor. Het diepste Zechstein-zout is afgezet in het Late Perm, ongeveer 255 miljoen jaar geleden. NoordwestEuropa werd toen bedekt door een ondiepe zee en kende een

Figuur 1

juni 2010 36

ROM_0610.indd Sec3:36

6/22/2010 4:54:43 PM


Figuur 2

warm klimaat. Op verschillende plekken in deze zee kon zich zout op de bodem afzetten. Later werden deze zoutafzettingen bedekt door jongere afzettingen, zoals klei en kalksteen. Door tektonische bewegingen, bijvoorbeeld tijdens de vorming van de Alpen, vonden er compressie en extensie plaats. Omdat zout onder hoge druk (dus op grotere diepte in de ondergrond) plastisch wordt en lichter is dan het bovenliggende gesteente, konden lokaal dikke zoutkussens of zelfs zoutpilaren (diapieren) ontstaan, zoals in NoordNederland. Dit heeft geleid tot grote dikte- en diepteverschillen van het ondergrondse Zechstein-zout. Het ondieper in de ondergrond voorkomende Röt-zout werd ongeveer 240 miljoen jaar geleden gevormd. Ook dit zout werd afgezet op de bodem van de ondiepe zee, maar alleen in lokale baaien en in geringere diktes. Precies in Twente lag zo’n baai waar zout op de bodem kon worden afgezet. Dit zout komt nog altijd gelaagd en met een vrij constante dikte in de ondergrond voor.

selecteren. Drie daarvan bleken geologisch en economisch de beste mogelijkheden te bieden en het gebied nabij Haaksbergen bood de meeste kansen.

Nader onderzoek van het Haaksbergen zoutkussen Eind 2008 heeft MWH nader geologisch onderzoek uitgevoerd naar de zoutvoorkomens in Haaksbergen. Hier komt een Zechstein-zoutkussen voor met een maximale dikte van bijna 400 meter. De bovenkant ervan ligt met een diepte van ruim 500 meter relatief ondiep. Om een beter inzicht te krijgen in de vorm, diepte en dikte van het zoutkussen, heeft T&A Survey ruim 50 km aan seismiek zeer gedetailleerd geïnterpreteerd en een nieuw seismisch snelheidsmodel opgesteld. Dit is gebruikt om de seismische interpretaties om te zetten naar diepte-informatie voor de geologische modelleringen. MWH heeft vervolgens het zoutkussen in een 3D-GIS-model in detail gemodelleerd. Zo is een betrouwbaar beeld van de ondergrondse situatie ontstaan (zie figuur 2).

De situatie ónder en bóven de grond Om te weten waar toekomstige zoutwinning mogelijk is, is goed inzicht in de ondergrond nodig. De aanwezigheid van zout in de ondergrond is een vereiste voor zoutwinning en de ondergrond is veel minder ‘maakbaar’ dan de bovengrond. In 2006 heeft AkzoNobel het Amerikaanse Respec een eerste verkenning laten uitvoeren op basis van literatuur en diepe boringen. Vervolgens heeft MWH in 2007 geologisch onderzoek uitgevoerd waarbij behalve boorgegevens ook seismische informatie is gebruikt voor de opstelling van een geologisch model. Dit model gaf een goed beeld van de zoutlagen in de Twentse ondergrond (zie figuur 1). In 2006 had AkzoNobel de bovengrondse situatie al laten inventariseren door Oranjewoud. Dit gaf inzicht in gebieden die, qua bovengrondse situatie, meer en minder geschikt waren voor zoutwinning. Bijvoorbeeld vanwege bebouwing, drinkwaterwinning, natuur of andere geplande ontwikkelingen. Door de boven- en ondergrond te combineren was het mogelijk om zes voor zoutwinning potentieel interessante gebieden te

Duurzame bovengrondse ontwikkeling MWH heeft ook de verschillende bovengrondse belemmeringen nader onderzocht, zoals bebouwing, natuur, waterwingebieden, uitbreiding van bedrijfs- en industriegebieden en toekomstige infrastructuur. Hoewel ondergrondse zoutwinning in Twente nauwelijks tot geen bovengrondse effecten heeft, is een gedetailleerd inzicht in de bovengrondse situatie toch gewenst, zodat hier zo goed mogelijk rekening mee kan worden gehouden, bijvoorbeeld bij de aanleg van pekeltransportleidingen en de planning van cavernes. Aansluiten bij andere ontwikkelingen, zoals de aanleg van wegen of een nieuw bedrijventerrein, biedt bovendien de mogelijkheid om de overlast voor omwonenden tot een minimum te beperken. Uit het onderzoek bleek dat het gebied ten noordwesten van Haaksbergen relatief weinig bovengrondse belemmeringen kent voor zoutwinning. Behalve bebouwing en enkele natuurgebieden zijn er nauwelijks zaken die zoutwinning onmogelijk maken. Met veel andere zaken kan goed rekening worden gehouden tijdens de planning en ontwikkeling.

juni 2010 37

ROM_0610.indd Sec3:37

6/22/2010 4:54:45 PM


Etalage

(Deel van)een boorkern waarin s te e n z o u t vo o r k o m t .

Zoutreserves Met het ondergrondmodel konden betrouwbare voorspellingen worden gedaan over de aanwezige zoutvoorraden. Gecombineerd met de bovengrondse ro en een zeer voorlopige lay-out van het boorterrein, ontstond een eerste, globaal inzicht in de winbare zoutreserves. Deze lijken voldoende voor tientallen jaren aan zoutproductie.

Vervolg… Om hier in de toekomst zout te kunnen winnen, zal AkzoNobel verder exploratieonderzoek moeten doen, zoals de plaatsing van een proefboring waarmee nog beter inzicht wordt verkregen in de diepte en dikte van het zoutkussen en in de kwaliteit van het zout. Behalve een proefboring is mogelijk aanvullend geofysisch onderzoek nodig om het zoutkussen in nog meer detail inzichtelijk te maken. De opsporingsvergunning, die hiervoor volgens de Mijnbouwwet nodig is, heeft AkzoNobel in het voorjaar van 2009 aangevraagd, ondersteund door een, door MWH opgestelde,

geologische rapportage. De verwachting is dat deze opsporingsvergunning in de eerste helft van 2010 definitief wordt verleend, waarna verder exploratieonderzoek naar omvang en kwaliteit van het zoutvoorkomen uitgevoerd kan worden. Op basis van de resultaten daarvan en de, in een vrijwillige MER-studie onderzochte, milieuaspecten kan vervolgens, in nauwe samenspraak met de gemeente Haaksbergen, een gefundeerde, duurzame afweging gemaakt worden voor de ruimtelijke inpassing van zoutwinning nabij Haaksbergen. MWH zal AkzoNobel daarbij de komende jaren blijven ondersteunen met haar ondergrondkennis en ervaring met het inzichtelijk maken daarvan. é Drs. T.P.F. Koopmans, MWH é Ir. M. Broos, MWH é Drs. M.C. Albers, AkzoNobel Industrial Chemicals

Contact: Tjeerd.Koopmans@mwhglobal.com.

juni 2010 38

ROM_0610.indd Sec3:38

6/22/2010 4:54:48 PM


Praktijk

Stimuleren en faciliteren van mixed-use

M a r k t h a l R o t te rd a m , i n te r ie u r ( a r t i s t impression)

Functiemenging is actueler dan ooit. Na een periode van scheiding tussen wonen, werken, winkelen en vrije tijd lijkt nu het combineren van functies de ideale oplossing voor tal van stedelijke problemen. Zo verbetert het de levendigheid, biedt het oplossingen voor het afremmen van de mobiliteit en kan het leiden tot een intensief gebruik van de ruimte. In opdracht van Stadsregio Rotterdam heeft Bureau Stedelijke Planning de mogelijkheden voor ‘mixed-use’ verkend binnen de stadsregio op basis van succesvolle voorbeelden van functiemenging. De voorwaarden, succes- en faalfactoren op een rij.

I

n beleidsnota’s en adviezen komt het thema functiemenging regelmatig terug, zoals in het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving uit augustus 2009. Niet verwonderlijk, want functiemenging biedt een oplossing voor tal van situaties waar de hedendaagse samenleving mee te kampen heeft: grotere woon-werkafstanden, files, de wens om taken te kunnen combineren, de vraag naar efficiënt ruimtegebruik, leegstaand verouderd onroerend goed, maatschappelijke weerstand tegen het verder uitbreiden van steden, toenemende aandacht voor duurzaamheid enzovoort. Deze en andere ontwikkelingen maken dat de behoefte om functies te combineren is toegenomen. Ondanks de gouden kansen lijkt functiemenging toch niet goed van de grond te komen. Het scheiden van functies blijft min of meer de gangbare praktijk. Zo worden er nog steeds op grote schaal bedrijventerreinen ontwikkeld, terwijl het informatietijdperk en de daarmee gepaard gaande veranderende aard van bedrijvigheid juist een minder sterke scheiding van wonen en werken mogelijk maken. Ook binnenstedelijke ontwikkeling is vaak monofunctioneel: bedrijven maken plaats voor woningen. Stringente regelgeving belemmert daarnaast een meer flexibele, multifunctionele, ruimtelijke inrichting.

Combinatie Toch is Nederland meer gemengd dan wordt aangenomen: bijna de helft van de bedrijven bevindt zich in een meer of minder gemengd milieu. Er zijn verschillende succesvolle locaties te noemen, bijvoorbeeld het Amsterdamse Oostelijk Havengebied, dat van voormalige havenlocatie transformeerde naar een woongebied met niet-havengebonden bedrijvigheid. Functiemenging is hier op verschillende schaalniveaus te vinden. Menging op laag niveau (werken aan huis) heeft voor een aanzienlijke toename van bedrijven en werkgelegenheid gezorgd, vooral in de zakelijke dienstverlening (ict, media, ontwerp).

Meer flexibiliteit toestaan in bestemmingsplannen Factoren die in het Oostelijk Havengebied mede verantwoordelijk waren voor de succesvolle toepassing van functiemenging waren naast de goede bereikbaarheid, de centrale ligging en de beschikbaarheid van passende werkruimte ook de (uiteindelijke) bereidheid om het bestemmingsplan een èè

juni 2010 39

ROM_0610.indd Sec3:39

6/22/2010 4:54:52 PM


Praktijk

Mariënburg Nijmegen

Risiconemende overheid sleutel M

ariënburg is een binnenstedelijke herontwikkeling die bestaat uit een combinatie van wonen, werken, winkelen en cultuur. Het multifunctionele project creëert een logische verbinding tussen de belangrijkste winkelstraten in het centrum van Nijmegen. In de Tweede Wereldoorlog werd de binnenstad van Nijmegen per ongeluk door de geallieerden verwoest. In het plangebied overleefden slechts twee gebouwen het bombardement: de kapel en het Arsenaal. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is de binnenstad weer opgebouwd, waarbij het middeleeuwse stratenpatroon is verlaten. Al na twintig jaar was het nieuwe stadshart van Nijmegen op zijn retour. Bezoekersaantallen namen af en de bereikbaarheid liet te wensen over. Mariënburg was niet meer dan een vervallen open ruimte met parkeerplaatsen tussen het politiebureau, de kapel en de Sociale Dienst.

Winkelcircuit De Nijmeegse gemeenteraad besloot in 1989 het stadshart te revitaliseren door middel van het plan Centrum 2000,

waarvan Mariënburg het grootste project is. Het bestaat uit een nieuwe winkelstraat (de Marikenstraat) op twee niveaus en een plein omringd met sociaal-culturele functies. De invulling bestaat uit winkels, horeca en dienstverlening (14.500 m2), kantoren (12.500 m2), culturele voorzieningen (12.500 m2) en 74 koopappartementen. Het project is niet alleen zelf succesvol, het geeft ook een impuls aan de gehele binnenstad. Zo is een winkelcircuit ontstaan waarmee de kwaliteit van het winkelgebied in de binnenstad sterk verbeterd is. Door de mix van winkels, kantoren, woningen en culturele functies is er na sluitingstijd minder sprake van sociale onveiligheid en vandalisme. Ook leveren bewoners een bijdrage aan het draagvlak voor stedelijke voorzieningen.

Vof Voor het project is een selectie gemaakt uit vijf projectontwikkelaars. De keuze viel op ING Vastgoed Ontwikkeling. Met deze partij is vervolgens een intentieovereenkomst gesloten. Architectenbureau Soeters en Van Eldonk is geselecteerd om voor het gebied een masterplan op te stellen. Vervolgens is

juni 2010 40

ROM_0610.indd Sec3:40

6/22/2010 4:54:55 PM


M a r ië n b u r g , N i j m e ge n .

tot publiek-privaat succes een publiek-privaat samenwerkingsverband (PPS) opgericht tussen de gemeente Nijmegen en ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. in de vorm van de Mariënburg VOF. Opvallend is dat de gemeente Nijmegen risicodragend aan de ontwikkeling heeft deelgenomen. Dit was nieuw in Nederland. Na oprichting van de Mariënburg VOF is een selectie gemaakt van architecten die onderdelen van het project hebben uitgewerkt. In 1998 vond de start van de bouw plaats. De voorzieningen zijn verkocht aan de gemeente, de woningen aan de toekomstige bewoners en het winkelgedeelte aan drie beleggers. Het project is in september 2000 geopend.

Betrokkenheid De gemeente Nijmegen koos voor een publiek-privaat samenwerkingsverband (PPS) omdat Mariënburg een complex project was met een groot publiek belang en een grote impact op de rest van de binnenstad. De gemeente is van mening dat via de klassieke publiekrechtelijke instrumenten van bestemmingsplan en bouwvergunning vaak onvoldoende grip bestaat op de kwaliteit van een project.

Door middel van een PPS had de gemeente deze invloed wel. Ook bevorderlijk voor de kwaliteit is dat de beleggers een beheerconstructie hebben opgezet voor het winkelgedeelte en een beheerconsulent hebben aangesteld. Voor ING Vastgoed Ontwikkeling was de PPS vooral van belang omdat deze constructie een duidelijk commitment van de gemeente betekende. Op het moment dat de PPS werd afgesloten bestond nog een voorcalculatorisch tekort. Dat de gemeente risico wilde dragen was voor ING Vastgoed van doorslaggevend belang om het project door te zetten. Voor de ontwikkelaar was de gekozen constructie tevens zinvol vanwege het gemeentelijke grondbezit, het noodzakelijke archeologische onderzoek en de kennis en communicatiekanalen van de gemeente. De risico’s van het project werden zo gereduceerd. Ook voor de continuïteit van het project was de PPS-constructie van belang. Zo waren er gedurende de looptijd van het project achtereenvolgens drie verschillende wethouders bestuurlijk verantwoordelijk. é Bron: Bureau Stedelijke Ontwikkeling

juni 2010 41

ROM_0610.indd Sec3:41

6/22/2010 4:55:40 PM


Praktijk

M a r k t h a l R o t te rd a m , ar tist's impression.

flexibeler invulling te geven. Daarnaast speelden subjectievere factoren zoals de aansprekende woonomgeving en de stedenbouwkundige opzet een rol. Uit dit voorbeeld blijkt dat als het plaatje als geheel klopt, functiemenging op autonome wijze kan ontstaan. Naast succes op wijkniveau zijn er ook op lager schaalniveau geslaagde voorbeelden te vinden van functiemenging, zoals Mariënburg in Nijmegen (zie kader). Sjoerd Soeters ontwierp dit woon- en winkelgebied in het centrum van Nijmegen, waarbij het natuurlijke hoogteverschil resulteerde in een ontwikkeling op twee niveaus. De combinatie van wonen, werken, winkels en culturele voorzieningen zorgt voor levendigheid en verkleint de kans op vandalisme en sociale onveiligheid. Naast de primaire aandacht voor versterking van

Slim inspelen op bestaande regelgeving de winkelfunctie had de gemeente hier tevens doelen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, toeristisch-recreatief potentieel en cultuur. De bereidheid van de gemeente om risicodragend deel te nemen aan het publiek-private samenwerkingsverband droeg hier in grote mate bij aan het succes. Voor ontwikkelaar ING Vastgoed was dit van doorslaggevend belang om, ondanks een voorcalculatorisch tekort, de ontwikkeling te starten. Het resultaat was meer dan succesvol: Mariënburg werd in 2001 uitgeroepen tot mooiste winkelstraat van Europa en de vastgoedwaarden in het gebied stegen flink.

Kruisbestuiving Een laatste voorbeeld van geslaagde functiemenging is Puntegale, het oude belastingkantoor in Rotterdam. Corporatie Stadswonen transformeerde dit voormalige kantoorgebouw naar appartementen en werk- en atelierruimte voor (in eerste instantie) starters en studenten in de creatieve sector. Door de voormalige kantoorfunctie was er sprake van een flexibele bouwstructuur, wat gunstig bleek voor de transformatie. Niet elke ruimte was echter om te zetten naar een woonfunctie, zodat een gemengde invulling ook het gevolg was van fysieke redenen. Ook hier was er oog voor de wensen van de toekomstige gebruikers. Mede hierdoor was er veel interesse: het aantal beschikbare woningen werd drie keer overtekend.

Uit de hiervoor genoemde voorbeelden wordt duidelijk dat bij functiemenging bepaalde aspecten van belang zijn. Oog voor de wensen van de gebruiker, een uitgebalanceerd product in termen van product, prijs en locatie. Maar ook de wil, het vertrouwen en de inzet van alle betrokken partijen zijn van groot belang. Ondanks deze algemene succesfactoren blijft elk project natuurlijk uniek en dient dit ook als dusdanig benaderd te worden. Een van de lessen is dat niet elke locatie geschikt is voor functiemenging. Immers, functiemenging is gebaat bij concentratie, zodat onderlinge kruisbestuiving ook daadwerkelijk plaats kan vinden. Aangewezen locaties voor functiemenging zijn: (wijk)centra, knopen van (openbaar) vervoer en (verkeers)assen. Deze locaties bieden de beste kansen voor succes. Buiten deze gebieden kunnen de rustiger buurten worden gerealiseerd, zodat eventuele overlast die tussen de verschillende functies op kan treden, wordt beperkt tot deze locaties. In de praktijk blijkt dat initiatieven vaak stranden omdat oplossingen niet gezien of herkend worden. Van zowel

Woningen en markt in De Markthal in Rotterdam is een ontwikkeling, waarbij functiemenging centraal staat. Via een prijsvraag vroeg de gemeente Rotterdam ontwikkelaars een concept voor te dragen voor een markthal gecombineerd met woningen. Provast won deze prijsvraag met een ontwerp van MVRDV, waarbij woningen en markthal in één gebouw zijn geïntegreerd. De Markthal zal bij oplevering in 2014 circa honderd versunits op de begane grond tellen, met winkels en horeca in de plinten. Daarboven zullen 228 woningen gerealiseerd worden, die door een ingenieuze constructie tevens dienen als dak voor de markthal. Ondergronds komen een parkeergarage en een supermarkt.

Fasering Provast is de ontwikkelende partij. Markthal Rotterdam BV exploiteert de marktkramen. Unibail-Rodamco is de koper van de horeca en winkels. Vesteda heeft als belegger een (niet onomstreden) contract met Provast om 102 woningen af te nemen voor de particuliere verhuur. De overige woningen, koopwoningen, worden in de particuliere verkoop aangeboden. De Gemeente Rotterdam wordt eigenaar van de parkeergarage. De gemeente Rotterdam behoudt voorlopig via een erfpachtconstructie de grond in handen. De reden dat hiervoor gekozen is heeft te maken met de economische crisis: verkoop van de grond zou te veel directe investeringen hebben geëist van Provast. Deze constructie heeft het mogelijk gemaakt dat de realisatie van het ondergrondse

juni 2010 42

ROM_0610.indd Sec3:42

6/22/2010 4:56:24 PM


marktpartijen als overheden wordt creativiteit gevraagd om schijnbaar onoverkomelijke bezwaren te overwinnen. Samenwerking tussen publieke en private partijen is een harde voorwaarde, evenals overtuigingskracht om voorziene problemen te overbruggen.

Overheidsrol Een andere kritieke factor is de rol van de overheid. Vooral gemeenten zijn van belang bij het stimuleren en vooral faciliteren van functiemenging. Dit kan onder andere door meer flexibiliteit toe te staan in bestemmingsplannen en slim in te spelen op bestaande regelgeving. Vaak wordt bedrijvigheid niet toegelaten in woongebieden, terwijl dit in veel gevallen helemaal niet tot daadwerkelijke overlast hoeft te leiden. Het toestaan van (bepaalde soorten) bedrijvigheid aan huis kan zelfs leiden tot toename van de arbeidsparticipatie, en daarom juist wenselijk zijn. Daarnaast is financiële ondersteuning van multifunctionele projecten veelal nodig, bijvoorbeeld door subsidies, of zelfs door risicodragend te participeren, zoals in het geval van

één gebouw deel (de parkeergarage) losgekoppeld kan worden van het bovengrondse deel van de Markthal. De gemeente heeft de werkzaamheden om de grond bouwrijp te maken uitgevoerd, zodat vervolgens bouwrijpe grond in erfpacht kon worden uitgegeven. Provast zal de grond in een later stadium alsnog kopen.

Flexibel Een belangrijk element dat functiemenging binnen de Markthal mogelijk maakt is het vigerende bestemmingsplan. In 2000 is het bestemmingsplan Laurenskwartier vastgesteld, waarin het gehele plangebied is uitgeroepen tot centrumgebied. Dit betekent dat er diverse functies mogelijk zijn, variërend van wonen, kantoren, winkels, horeca en overige voorzieningen. Licht milieubelastende bedrijven (categorie 1 en 2) zijn eveneens toegestaan. Projecten kunnen hierdoor dus zeer flexibel worden ingevuld. Bepaalde kavels zijn daarnaast bestempeld als ‘sterlocatie’: hier dient een spraakmakende, stedelijke ontwikkeling gerealiseerd te worden. De Markthal-locatie is zo’n sterlocatie. Omdat voor deze deellocatie nader uitgewerkt moest worden, is (onder de oude WRO) een artikel 19-procedure toegepast. Het openbaar gebied binnen het Laurenskwartier is bestempeld als ‘verblijfsgebied’, ofwel voetgangers- en fietsersdomein.

Mariënburg. Hierdoor kunnen private investeerders geïnteresseerd worden. Een langetermijnbenadering gericht op meerwaarde in plaats van op opbrengstmaximalisatie is hiervoor nodig. Zowel ontwikkelaars als bestuurders zijn echter gebaat bij direct resultaat, terwijl gemengde projecten soms pas op langere termijn rendabel zijn. Tenslotte kunnen multifunctionele ontwikkelingen positief worden ondersteund door middel van publiciteit of awards. De WoonAward Haaglanden, de NEPROM-prijs voor locatieontwikkeling en de FGH-Vastgoedprijs zijn hier voorbeelden van. Op basis van deze genoemde criteria lijkt de locatie van een toekomstige gemengde ontwikkeling, de Rotterdamse Markthal, in elk geval goed te zijn gekozen. Deze markthal naar ontwerp van architectenbureau MVRDV, waar naast versunits ook (foodgerelateerde) winkels, restaurants en appartementen komen, komt in het Laurenskwartier tegenover station Blaak.

Initiatieven stranden vaak omdat oplossingen niet worden gezien De bouw is op dit moment in volle gang, en naar verwachting wordt het complex in 2014 opgeleverd. De rol van de overheid lijkt hier inderdaad vooral faciliterend en stimulerend te zijn: de gemeente Rotterdam ziet de Markthal als onderdeel van de revitalisering van het gehele Laurenskwartier en participeert daarom als investeerder. Zij zorgt bijvoorbeeld voor het bouwrijp maken van de grond en koopt de parkeergarage die als bronpunt moet functioneren voor de binnenstad.

Out of the box-denken Er zijn dus diverse succesvolle projecten van functiemenging, die als voorbeeld kunnen dienen voor nieuwe ontwikkelingen. Uit de praktijk blijkt dat functiemenging niet vanzelfsprekend tot stand komt en bij voorkeur gestimuleerd dient te worden. Voor alle betrokken partijen geldt dat buiten de gebaande paden moet worden getreden. De overheid kan hierin een stimulerende en faciliterende rol vervullen. Succesfactoren zijn daarnaast: oog hebben voor de wensen van de gebruikers, creëren van een goed uitgebalanceerd product in termen van prijs, product en locatie, en de inzet en betrokkenheid van alle partijen. é Pieter van der Heijde,

Tineke Groenewegen en Ellen Jonkman Bronnen: - Hoppenbrouwer, E.C. & E. Louw (2004), Functiemenging in het Oostelijk Havengebied. In: Rooilijn, 12-01-2004. - http://www.100mode.nl/. - http://www.markthalrotterdam.nl/.

é Bron: Bureau Stedelijke Planning en Provast

- Pols, L., Van Amsterdam, H., Harbers, A., Kronberger, P. & E. Buitelaar (2009), Menging van wonen en werken. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

juni 2010 43

ROM_0610.indd Sec3:43

6/22/2010 4:56:25 PM


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Op weg naar Licht & Langzaam Vervoer Kennis bijeenbrengen over de meerwaarde van licht & langzaam reizen voor ruimte, mobiliteit en duurzaamheid. Met dat doel voor ogen is op initiatief van de VVM een webgesprek gestart. Doe mee! De fabriek werd decennia geleden al verbannen naar zijn eigen reservaat: het industrieterrein. Om milieuredenen. Varkens, kippen en koeien kregen hun stankcirkel. Auto’s overkwam iets dergelijks nog niet. Toch zou ook dát behoorlijk opluchten. En vooral plek vrijmaken voor zaken waar we dringend behoefte aan hebben. Autonome systeemontwikkeling zit bij auto’s als principe al ver over haar houdbaarheid, maar de uitslag van veldslagen om ruimte is nog niet voorspelbaar. We hebben de aanslag van auto’s op leefkwaliteit niet onder controle en worstelen nog steeds met de moderne fase van het systeem. En daarin loopt dit systeem achter bij andere.

Een vertrouwd niemandsland aan stukken. Net als toen de Delftse binnenstad autovrij werd. De Amersfoortse. De Bossche. Onlangs nog de Haagse. Breda. Gelukkig stuurt het Rotterdams college nog op een Coolsingel mét auto - die korte brede allee waar dagelijks het gevecht tussen modaliteiten woedt. Stad met de remmende voorsprong, de Lijnbaan.

vinden. We zijn juist uiterst nieuwsgierig wat er op dit moment te koop is. We willen daarbij graag samenwerken met anderen. Graag horen we meer van u. In een eerste stap verzamelen we kennis via een webgesprek, bij succes en meerwaarde ten opzichte van lopende projecten volgt een bijeenkomst tijdens de Nationale Milieubeurs op 12 oktober 2010.

Naast autovrij is er tenminste nog een tweede stroom: die van de afwijkende voertuigen en weg-concepten. Een subset daarvan stuurt op licht & langzaam. C.mm.n, D-insert, de Langzame Stad, het zijn alle interessante visies. Of denk aan Vauban en andere buitenlandse experimenten. De praktijk van alledag is dat de gemiddelde reissnelheid eerder af- dan toeneemt. Wat is er dan tegen lichte en langzame voertuigen?

Geïnteresseerden kunnen inhoudelijke en organisatorische suggesties kwijt op mailadres ‘zinge001@planet.nl’. Zij ontvangen een uitnodiging voor het webgesprek. Het mag over bestaande voertuigen gaan, maar ook wilde ideeën en tekentafelplannen zijn welkom. é Eric Zinger

Harry te Riele é Eric Zinger (zinge001@planet.nl)

is plannenmaker voor ruimte, milieu en duurzaamheid en procesmanager.

Soms vinden spanningen een uitweg. Bijna als regelmaat inmiddels. Wie een opgebroken Maliebaan in Utrecht beziet overkomt een gevoel van vervreemding.

Onder de paraplu van de Sectie Innovatie en maatschappelijke systemen (SIMS) van de VVM proberen we kennis bijeen te brengen rond licht en langzaam reizen en zijn betekenis voor ruimte, mobiliteit en duurzaamheid. Niet met de bedoeling het wiel opnieuw uit te

VVM Agenda

Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info.

Nationale Milieudag 2010 www.nationalemilieudag.nl Vrijdag 18 juni Provinciehuis Zuid-Holland, Den Haag De stroperigheid te lijf met de Wabo Verplaatst naar woensdag 22 september, Aristo, Utrecht Middag MER en publieksparticipatie Woensdag 30 juni Aristo, Utrecht

é Harry te Riele (hri@storrmcs.nl) is

voorzitter van de Sectie Innovatie & Maatschappelijke Systemen, VVM.

Geurcongres 2010 Donderdag 16 september Saxion Hogeschool, Deventer

Startbijeenkomst NME Donderdag 4 november Utrecht (locatie volgt)

Milieubeurs 2010 12, 13 & 14 oktober Brabanthallen, ’s-Hertogenbosch

VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-621 59 85 F 073-621 69 85 E bureau@vvm.info W www.vvm.info

Presentatie Special Woensdag 3 november Nieuwspoort, Den Haag

juni 2010 44

ROM_0610.indd Sec3:44

6/22/2010 4:56:25 PM


RO snippers

Pionieren in Poort met Happenings in Tijdelijk Museum Almere Op 30 mei 2010 is Pionieren in Poort gestart in Tijdelijk Museum Almere in het hart van het Homeruskwartier in Almere Poort. Concept en ontwerp van dit project zijn van Claudia Linders in opdracht van Museum De Paviljoens en woningcorporatie Ymere. Vanaf 30 juni 2010 is het geheel aan het publiek, de bewoners van Almere Poort, het museum zo te gebruiken als zij zelf willen. Het Tijdelijk Museum Almere bestaat uit een kunstgrasveld omkaderd door een wit houten frame in de contouren van de plattegrond van de Aue Paviljoens van de architecten Robbrecht en Daem (Kassel 1992, sinds 1994 de huisvesting van Museum De Paviljoens in Almere Stad). De programmering van het museum is gebaseerd op het begrip Happenings, geïnspireerd op het gedachtegoed uit de jaren zestig en zeventig, de tijd van het ontstaan van Almere, de start van ‘the Almere dream’. Aan de hand van de kernbegrippen Pionie-

ren, nieuwe collectiviteit, shared identity en gemeenschappelijke taal programmeert het Tijdelijk Museum Almere diverse Happenings in Almere Poort.

Interactieve tour visualiseert de waarde van een locatie

Info: www.claudialinders.nl en www.pioniereninpoort.nl.

Onlangs is in Almere een interactieve dienst geïntroduceerd die makelaars, projectontwikkelaars en andere vastgoedpartijen kunnen inzetten om potentiële kopers een nog te ontwikkelen project of gebied te laten ervaren. Met een mobiele telefoon kan een klant via een gps-verbinding in eigen tempo een route volgen, die is afgestemd op zijn specifieke interesses. Tijdens de tour krijgt men via videoclips, foto’s en audiofragmenten informatie over de plek waar men zich bevindt. Almere is de eerste stad die deze interactieve tour gaat aanbieden via de VVV en het Informatiecentrum Almere Poort.

juni 2010 45

ROM_0610.indd Sec1:45

6/22/2010 4:56:25 PM


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

Wil de echte Wibaut opstaan?

een armoedige opeenhoping van fastfoodketens

Utrechtse traditie is in deze studie gekozen

en souvenirshops. De oorspronkelijke histori-

voor een actor relationele benadering, die in

sche bebouwing en structuur zijn nauwelijks

Rotterdam goed toepasbaar lijkt vanwege de

nog herkenbaar. Ook de bestrating is versleten:

economische evolutie die de stad doormaakt. Het

de rijbaan van het Damrak, Rokin en Munt zal

draait om de vraag wat de ruimtelijke effecten

moeten worden vernieuwd. Kortom, Amsterdam zal aan de slag moeten. Dat gebeurt met een al eerder aangekondigde Amsterdamse herstructureringsproject onder de naam ‘De Rode Loper’. Het tracé bevindt zich pikant genoeg boven dat andere ambitieuze project, dat van de Noord/Zuidlijn. Er zijn drie doelstellingen: zoveel mogelijk ruimte reserveren voor voetgangers, ervoor zorgen dat de entree Begin oktober 2009 kwamen vele stadsbestuur-

van Amsterdam een passende uitstraling krijgt

ders, stedenbouwers, planners en experts naar

en de historische structuren meer herkenbaar

Amsterdam in verband met het internatio-

maken. Volgens stedenbouwkundige Maaike

zijn van processen zoals co-siting, co-spourcing

nale congres “MorgenTomorrow”. Volgens de

Maréchal speelt de Rode Loper in de nabije

en co-flowing (en opmerkelijk genoeg niet van

auteurs van ’Steden redden de wereld’ was het

toekomst ook een belangrijke rol in een context

co-productie) en in hoeverre netwerkvorming

een geïnspireerde bijeenkomst die nu eens niet

van de metropoolregio. In 2019 zullen ’we’ dat

de ontwikkeling van kennis en innovatie in de

doemscenario’s maar oplossingen biedt.

gaan ondervinden. (RC)

haveneconomie bevorderen.

Welke dat zijn wordt uit deze congresimpres-

De huidige ruimtelijk-economische dilemma’s

sie niet erg duidelijk; wel duidelijk is dat het

tussen staf en haven dateren al van enige tijd.

stedelijk leef- en consumptiepatroon deel

Toch is er veel veranderd. Klassieke oplossingen

uitmaakt van het mondiale klimaatprobleem

werken niet meer om die dilemma’s te beslech-

en de oplossing daarvan. Elke investering in

ten en de gemeente en het Havenbedrijf zijn

de stad zou dan ook moeten anticiperen op

niet langer de dominante factoren; ze blijven

toekomstige klimaatomstandigheden. Want

wel belangrijke toezichthouders en facilitators.

hoewel steden maar twee procent van het

Door de steeds grotere omvang en diepgang van

aardoppervlak beslaan, gebruiken ze 75 procent

zeeschepen en de toenemende mogelijkheid om

van alle hulpbronnen. Vreemd eigenlijk dat een

via logistieke technieken tijdwinst te behalen

dergelijke benadering niet expliciet in Kopenha-

verschuift het zwaartepunt zeewaarts (richting

gen aan de orde is geweest. En dat terwijl de

Maasvlakte). Dat biedt nieuwe economi-

transitie naar duurzame metropolen en dus

sche kansen (absorptiecapaciteit), maar ook

naar een duurzame wereldeconomie binnen

impulsen voor de realisatie van een duurzame

handbereik ligt. Maar dan wel oneer bezielende

havenstad, zoals indertijd ook in het kader van

leiding van bevlogen aanvoerders. ‘Op een vlak

M A A IK E M A R É C H A L (2 0 0 9 ): DE RODE L OPE R,

het ROM-Rijnmond project is bepaald. Om te

speelveld met duidelijke kaders, maar ook met

P L A NA MS T E R DA M , J R G . 1 5 , N R 5 , G E M E E N T E

kunnen anticiperen op nieuwe marktomstandig-

veel vrijheidsgraden en ruimte voor creativiteit.

A M S T E R DA M , DIE N S T RU I M T E L I J K E OR DE N I N G ,

heden en milieueisen zullen ruimtelijke uitbrei-

Wel gestructureerd, niet gepland.’ (RC)

A MS T E R DA M , 2 6 B L Z .

ding en transformaties onvoldoende soulaas bieden. Het vergt vooral nieuwe institutionele

(2009): S T E DE N R E DDE N DE W E R E LD, PL A NA M-

Herpositionering Rotterdamse haven

S T E R DA M , J R G . 1 5 , N R . 9 , G E M E E N T E A M S T E R DA M ,

De Havenstad Rotterdam is toe aan een grondige

O E D Z G E AT Z E M A , L U U K B O E L E N S E N B O U K E

DIE N S T RU I M T E L I J K E OR DE N I N G , 2 6 B L Z .

update, waarbij bestaande kwaliteiten worden

V E L D M A N ( 2 0 0 9 ) : VO OR B I J DE L O C K - I N ; E E N

vernieuwd en aangevuld. Dat constateren

E C ON O M I S C H I N S T I T U T IONE L E H E R PO S I T ION E -

Amsterdamse Rode Loper

onderzoekers van de Universiteit van Utrecht

R I N G VA N DE R O T T E R DA M S E H AV E N , U N I V E R S I T E I T

De argeloze toerist of voetganger – en dat zijn er

in het kader van een “brede verkenning maar

VA N U T R E C HT E N S T IC H T I NG C A L A MI T I J D,

dagelijks ruim honderdduizend - die vanuit het

mogelijke herstructurering van bedrijfsterrei-

I S BN 97 8 - 9 0 - 6 2 6 6 - 2 7 0 - 8 , 9 6 B L Z .

Amsterdamse Centraal Station naar het centrum

nenstrategie in het kader van de gewenste transi-

wil verdwaalt al ras tussen de verkeerschaos en

tie van het mainportconcept”. Vanuit de huidige

S A S K I A HO O G S T R AT E N E N S A N V E R S C H U U R E N

arrangementen. (RC)

juni 2010 46

ROM_0610.indd Sec1:46

6/22/2010 4:56:26 PM


RO snippers

Agenda

Cursus/studiedag Excusie/tentoonstelling

Rommers Deekens en Herrema: vestigingshoofden Witteveen+Bos In Ing. Ton Deekens b benoemd als vvestigingshoofd Den H Haag. Hij volgt daarmee M Matthew Marshall o op, die vanaf 2006 d deze functie vervulde. Matthew Marshall gaat zich als PMCleider volledig richten op de stedelijke ontwikkeling in Zuidwest-Nederland.

O Opvolger van Deekens in Heerenveen is ir Rinze Herrema van ir. d sector Stedelijke de o ontwikkeling en verkeer. R Rinze Herrema is vanaf 2 2002 werkzaam bij Witteveen+Bos. Naast zijn nieuwe functie als vestigingshoofd blijft hij betrokken bij complexe infrastructurele projecten in het noorden van ons land.

De ondergrond toegankelijk met één druk op de knop schikbare ruimtelijke gegevens visueel worden ontsloten. De bouw van de Spoortunnel in Delft heeft in de praktijk bewezen dat dit instrument een belangrijke bijdrage levert aan het inzicht in de ondergrond. “Als uitvoerder moeten we natuurlijk bij elke actie voldoen aan de eisen van onze opdrachtgever op het gebied van logistiek en procedures, maar ook aan de milieuvoorschriften. Het digitale ondergrondmodel van MWH bevat een registratiemodule, waarmee we de begeleiding en registraties ordelijk en overzichtelijk kunnen invoeren en bijhouden,” aldus Richard Donkervliet, procesmanager Combinatie CrommeLijn. E e n b e e l d d at z a l v e rdw i j n e n : h e t s p o o r i n D e l f t g a a t o n d e r g ron d s .

Bij het ruimtelijke ordeningsproces en bij grote infraprojecten speelt de kwaliteit en structuur van de ondergrond een grote rol. Enerzijds biedt die kansen, zoals voor ondergronds bouwen en energieopslag. Anderzijds kan de ondergrond belemmeringen opleveren, bijvoorbeeld bij bodem- en grondwaterverontreinigingen of bij verzakkingen en kwel. Helder inzicht daarin en in de relatie met de bovengrondse plannen is van groot belang. Dat biedt de mogelijkheid integraal om te gaan met boven- en ondergrond en ondersteunt het nemen van duurzame beslissingen. Daarvoor heeft MWH de geoViewer ontwikkeld. Het is een GIS-viewer die via internet geografische gegevens ontsluit. Daarmee kunnen alle be-

Visualiseren is van essentieel belang om de ondergrond duurzaam mee te nemen binnen ruimtelijke ontwikkelingen. Vooral minder tastbare onderwerpen, zoals grondwaterstromingen, bodemverontreinigingen, zettinggevoeligheid en archeologische aspecten, kunnen wanneer de informatie daarover inzichtelijk is een rol spelen bij de afwegingen binnen het planningsproces. De geoViewer gaat uit van de ondergrondse ruimte. Met behulp van een digitale kaart kan precies díe informatie worden geraadpleegd die nodig is. Voor elke willekeurige locatie kan nu de bodemopbouw worden opgevraagd. Ook allerlei andere informatie die een rol speelt bij de planvorming, het ontwerp, de voorbereiding of de uitvoering is beschikbaar.

Twello, Het effect verdichten van het verleden: in dorpen archeologie Excursie waarin en wordt m.e.r.ingegaan op hoe verArcheoLogic dichting in een organiseert dorp vorminkan samenwerking krijgen. Hoe met de Commissie realiseer je een stedelijke voor dewoonomgeving m.e.r. een seminar met behoud waarbij van het het dorpse doel is karakter. een constructieve discussie Datum: 9 september te voeren over de plek van archeologie Plaats: Twello in de m.e.r.-procedure. Het seminar is bedoeld Informatie: www.nirov.nl/prachtigcompact voor iedereen die beroepsmatig te maken krijgt met archeologie als ruimtelijke conditie Het landschap van Almere in de m.e.r. Tentoonstelling waarin het samenspel Datum:de15open mei ruimte van de polder en de tussen Plaats: verrijzende Grand Kasteel, daarin stadWoerden tot uitdrukking Informatie: www.archeologic.nl komt. Datum: 26 juni Grounds forCasla, Change conferentie Plaats: Casa Almere Ruimte en energie Informatie: www.casla.nl in het licht van het veranderende klimaat. Studiedag/conferentie Datum: 20 tot en met 23 mei 2010 Plaats: Hof van Saksen te Nooitgedacht. De stroperigheid te lijf met de Wabo Info: www.drenthe.nl/groundsforchange Vroege Vogel-bijeenkomst door VVM en maandblad ROM over gevolgen van de Kennisatelier groen en invoering van de Wabo. gebiedsontwikkeling Datum: 22 september In het kader van het grensregioproject Plaats: Aristozalen, Utrecht Toepassing Functioneel Groen wordt een Informatie: www.vvm.info kennisatelier gehouden over het versterken van de rol van groen binnen Deltas in times of climate change gebiedsontwikkelingsprocessen. Wetenschappers, bestuurders, beleidsmaDatum: 18 maart kers en bedrijfsleven uit de hele wereld Plaats: Molens van Orshoven, Leuven (B) delen kennis en ervaring zodat delta’s zich inclusief lunch en rondleiding door de beter kunnen voorbereiden op de klimaatVaartkom verandering. lnfo: www.functioneelgroen.nl Datum: 29 september – 1 oktober Plaats: Rotterdam Informatie: www.climatedeltaconference.org

De MWH-geoViewer blijkt geschikt voor de overheid, projectontwikkelaars en aannemers van grote werken. Op een eenvoudige en laagdrempelige manier kan de ondergrondinformatie up-to-date worden gehouden. Het gaat daarbij om gegevens over de bodemopbouw voor een specifieke locatie, maar ook thematische gegevens zoals bodemkwaliteitsgegevens, geotechnische gegevens of grondwatergegevens zijn opvraagbaar. Donkervliet laat zijn enthousiasme blijken: “Geen kasten vol papier meer waarin je niets meer kunt terugvinden. Alles is digitaal geregistreerd en overal online toegankelijk voor alle betrokken partijen. Volkomen transparant.”

juni 2010 47

ROM_0610.indd Sec1:47

6/22/2010 4:56:31 PM


In juli/augustus! Themanummer

Erfgoedontwikkeling als kapitaal Monumentaal erfgoed is niet alleen om naar te kijken. Karaktervolle industriële gebouwen, bijzondere archeologische vindplaatsen, interessante locaties vanuit stedenbouwkundig oogpunt; ze kunnen een anker vormen bij gebiedsontwikkeling. De kunst is om ze tot leven te wekken door ze een nieuwe bestemming te geven, die past bij de nieuwe sfeer en uitstraling van het gebied. Omgekeerd kan het erfgoed de identiteit van de plek versterken en meerwaarde genereren. In dit zomerse themanummer de nodige achtergrond, inspirerende visies en mooie voorbeelden van de kansen die bijzonder erfgoed biedt bij herontwikkeling.

Sleutel tot succes Behoud door ontwikkeling is sinds de Nota Belvedere (1999) het credo van het beleid voor cultuurhistorisch erfgoed. Maar wat bepaalt in de praktijk of cultuurhistorische waarden worden meegenomen in publiekprivate ruimtelijke planning? Een kwestie van economie en markt in een veranderende samenleving.

Omgedraaide archeologie Met het concept Reverse Archaeology draait Adviesbureau The Missing Link het archeologisch proces om. Archeologische waarden meenemen in de plannen, niet omdat het wettelijk moet, maar omdat ze leiden tot breed gedragen keuzes en een sluitende financiering.

Colofon Jaargang 28 nr. 6 juni 2010 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karl Bijsterveld, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover)

Erfgoed en identiteit De moderne zoektocht naar een Nederlandse identiteit is verwant aan de toegenomen waardering voor erfgoed, zegt Thomas von der Dunk. Hoe meer mensen zich vervreemd voelen van hun omgeving, hoe harder ze gaan zoeken naar houvast. Dat vinden ze in het verleden.

Uitgever Heleen Kooistra Website www.romagazine.nl

Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in juli. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122

Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl

juni 2010 48

ROM_0610.indd Sec1:48

6/22/2010 4:56:34 PM


Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.

ROM_0610.indd Sec2:III

6/22/2010 4:56:34 PM


Thuis in de stad Als ervaren gebiedsontwikkelaar weten we hoe mensen willen wonen en leven, ook in de stad. We realiseren daarom meer dan alleen goede woningen. Een prettige, veilige en vitale woonomgeving is voor stadsbewoners zeker zo belangrijk. Dus zorgen we voor aantrekkelijke woongebieden, met voorzieningen die wonen plezierig maken. Waarbij we aansluiten op de aanwezige cultuur en de identiteit van de locatie. Op tientallen plekken in Nederland zijn we hier mee bezig.

ROM_0610.indd Sec2:IV

Niet alleen denkend aan de klassieke binnenstadbewoner, maar ook aan stadsgezinnen die graag een huis met een tuintje hebben. Want we geloven in gemĂŞleerde steden. Vaak werken we nauw samen met woningcorporaties, die net als wij dat echte stadsgevoel hebben. Zo geven we al jaren de stad en haar bewoners een mooie toekomst.

Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep

6/22/2010 4:56:35 PM


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.