THEMA: Erfgoed als kapitaal bij ontwikkeling
7/8
+ Cultuurhistorisch erfgoed en privaat ondernemerschap + Grandeur van weleer + Erfgoed en identiteit + Erfgoedtoerisme
juli/augustus 2010
ROM_07-08_2010.indd OMI
Lees verder
www.romagazine.nl
7/26/2010 1:08:03 PM
Op een sterke basis Wonen in een monumentaal pand. Voor velen de ultieme woonwens die ù als professional mede mogelijk maakt. En ook u wilt kunnen bouwen op een solide partner met verstand van zaken. Zo komen realistische verwachtingen en financiële zekerheid tot stand. Nationaal Restauratiefonds kent de monumentenwereld als geen ander en is hierin werkzaam als financier en adviseur. Het Restauratiefonds is daarmee niet alleen de belangrijkste kennisbron voor consumenten met monumentale woonambities, maar tevens voor u de juiste gesprekspartner. Onafhankelijk en zonder winstoogmerk. Meer weten? Kijk dan op www.restauratiefonds.nl/zekerheid
www.restauratiefonds.nl/zekerheid
ROM_07-08_2010.indd OMII
7/26/2010 1:08:21 PM
Een gratis abonnement op ROmagazine……
iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kúnt u niet zonder een abonnement op het vakblad ROmagazine. Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Het vakblad ROmagazine is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. ROmagazine vakblad voor de RO professional
Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan ROM_07-08_2010.indd 1
7/26/2010 1:08:22 PM
Redactioneel
Het vooroordeel voorbij Oude gebouwen zijn vaak een sta-in-de-weg voor nieuwe ontwikkelingen. Onhandige ouderwetse verkavelingen, te smalle straatjes en wegen kunnen een efficiënte ontsluiting tegenhouden. Projectontwikkelaars hebben er last van. Ongeduld en overdreven daadkracht ondermijnen elk gevoel voor de intrinsieke waarde van een monument, of voor de betekenis van een gedateerd maar charmant fabrieksgebouw voor de lokale bevolking. Omwille van de centen gooien we het liefst de hele zaak plat voor moderne kantoren en saaie appartementen. Dertien in een dozijn. Enig gevoel voor de historie van de plek is de ontwikkelaar vreemd. Zo gaat het land naar de verdommenis. Cultuurhistorici en allerhande beschermers leven in een droomwereld. Ze vinden het behoud van een markant pakhuis met een ‘aparte’ indeling belangrijker dan een comfortabele woonomgeving voor de hardwerkende Nederlander. Ze bagatelliseren het fileprobleem en blokkeren de aanleg van een fatsoenlijke infrastructuur. Alles doen ze eraan om gezonde, verfrissende projecten te vertragen en te saboteren. Eindeloze procedures. Zo blijven we hangen in de jaren zestig, of in de schijnwereld van Ot en Sien en raken we achterop bij bloeiende regio’s elders in Europa en de wereld.
Inhoud 4
ROm2 - Windpark NOP: goed plan, verkeerde plek - Vergunningvrij bouwen: nieuwe onduidelijkheid - Rommers reageren
6 Nieuws uit Brussel 7 Column Het Hiernogmaals Voorbij 8 Erfgoedontwikkeling als ruimtelijke opgave
11 Cultuurhistorisch erfgoed en privaat ondernemerschap
14 Genieten van de grandeur van weleer
16 Eerste Hulp bij Herbestemmen 18 Visie: Erfgoed en identiteit 20 En het woord werd steen... 21 ‘De Beerze op waterbasis’
Stereotypen natuurlijk, maar de boodschap is duidelijk: ondernemers en ontwikkelaars willen vaak iets anders dan historici en cultuurbeschermers. Geldelijk gewin tegenover historisch besef. Maar wie goed kijkt, ziet dat het ook anders kan. Dat er mooie dingen tot stand komen als ondernemerschap en cultureel besef elkaar ontmoeten, soms verenigd in één persoon. Juist omdat mensen gevoel hebben bij een gebouw met een verleden en een plek met identiteit, valt daar in beginsel aan te verdienen. Is het te overwegen om erin te investeren. Want ‘waarde’ in het economisch verkeer is uiteindelijk een menselijk ingevuld, subjectief begrip. Ook dat is de filosofie achter de Belvedere-gedachte die zo veel heeft losgemaakt in het achterliggende decennium. Behoud door ontwikkeling.
24 ‘Reverse Archaeology’
In dit themanummer gaan wij op zoek naar de samenhang tussen monumentale waarde en marktwaarde in de ruimtelijke inrichting. Welke mechanismen bepalen dit intrigerende speelveld, en hoe kun je daar als samenleving en overheid op inspelen? Praktijkvoorbeelden, visies en handreikingen treft u in dit nummer aan. Hopelijk brengt dat u op goede ideeën. Het vooroordeel voorbij, en een inspiratiebron voor erfgoed als kapitaal!
40 Openluchtmusea ‘Vogelaar’
28 Het verleden herbestemd: Budel-Noord
30 Floriade Venlo: cadeau uit het verleden
32 Erfgoedtoerisme 36 Fort Altena en de Noord-Hollandse waterlinie
43
ROm Snippers
Agenda, recensies
é Marcel Bayer en Roelof Balk, hoofdredacteur en
gastredacteur van dit themanummer
juli/augustus 2010 2
ROM_07-08_2010.indd 2
7/26/2010 1:08:23 PM
pag.
8
pag.
14
pag.
21
Thema
De smaakmakers
Praktijk
Erfgoed als kapitaal bij ontwikkeling
Camille Oostwegel: Genieten van de grandeur van weleer
‘De Beerze op waterbasis’
Karaktervolle industriële gebouwen, bijzondere archeologische vindplaatsen, interessante locaties vanuit stedenbouwkundig oogpunt krijgen een nieuwe bestemming, die past bij de nieuwe sfeer en uitstraling van het gebied. Ook private ontwikkelaars willen wel investeren in deze risicodragende projectontwikkeling, mits de kosten opwegen tegen de baten. Cultuurhistorie is niet anders dan andere componenten van een ruimtelijk plan. De sleutel tot succes ligt in de mate waarin de (private) initiatiefnemer bereid en in staat is de erfgoedwaarde uit het verleden te vertalen naar functionele, financiële waarde voor de toekomst.
Historische gebouwen waar niemand meer naar omkijkt, restaureert hij tot vijfsterrenhotel en oord voor welness. Camille Oostwegel, hotelier in Zuid-Limburg, opereert op het snijvlak van horecamanagement, gastronomie en cultuurgeschiedenis.
Cultuurhistorie als ‘kunstje’. Een prijswinnend ontwerp voor de reconstructie van het beekdal de Kleine Beerze, waarbij cultuurhistorische elementen een essentiële basis vormen. Bij nader onderzoek blijkt een grondige cultuurhistorische inventarisatie en analyse te ontbreken. Gevolg: onjuiste aannames en uitgangspunten. Bovendien is keihard gejokt over ‘enthousiaste en actieve’ participatie van betrokken burgers en tuinders. Uiteindelijk heeft het ‘mooie’ plan de eindstreep niet gehaald. Het draagvlak ontbrak. De les: gebruik deskundige en verifieerbare bronnen. Cultuurhistorie is geen kunstje om een plan extra kwaliteit te geven.
juli/augustus 2010 3
ROM_07-08_2010.indd 3
7/26/2010 1:08:26 PM
RO
‘Goed plan, verkeerde plek’ Wie de landelijke media volgt krijgt al snel de indruk dat alleen de bewoners en het gemeentebestuur van Urk een probleem hebben met de plannen voor een windpark in de Noordoostpolder. Of beter gezegd in het IJsselmeer, want daar komt ruim de helft van de tweehonderd meter hoge turbines. Maar ook milieuorganisaties worstelen met het plan. Het IJsselmeer is als een van de laatste open gebieden in Nederland aangewezen als Natura and 2000-gebied, wat betekent dat behoud van natuurwaarden leidend is in de ruimtelijke ontwikkeling. ‘Dit is moeilijk uit te leggen’, zegt Robert Atkins van Natuur en Milieu Flevoland. ‘Windenergie op land is noodzakelijk om de ambities voor duurzame energie waar te maken. Maar tegelijk denken we dat het mogelijk moet zijn om windparken aan te leggen op locaties waar ze niet in botsing komen met natuurwaarden. Duitsland heeft alle Natura 2000-gebieden gevrijwaard van windturbi-
W indpark No ordo ost polde r
nes en is desondanks koploper op het gebied van windenergie.’ Vorig jaar kwamen de Stichting Natuur en Milieu en de provinciale milieufederaties met een gezamenlijke visie op windenergiewinning op land. In plaats van een versnippering zou er een bundeling moeten komen in ‘windlandschappen’. Buiten deze aangewezen gebieden verdwijnen de oudere turbines en worden geen nieuwe geplaatst. Zo ontstaat er meer duidelijkheid en kan het draagvlak voor windenergie groeien. Dat laatste is volgens Atkins belangrijk. Hij verwacht niet dat grootschalige windparken op het vasteland overal op even veel protest stuiten als nu in Urk: ‘In Flevoland wordt de helft van de elektriciteit gewonnen uit windenergie. Iedereen in de provincie is zich ervan bewust dat windmolens er gewoon bij horen. Voor een gebied als de Veenkoloniën kan windenergie een impuls betekenen voor de regionale economie.’
Het plan dat Urk presenteerde voor een windpark met veel kleinere windmolens, aangevuld met andere duurzame energiebronnen, is geen echt alternatief, denkt Atkins: ‘Zonnecollectoren zijn prima op woningniveau, maar wind is op dit moment verreweg de beste bron van duurzame energie. Het dilemma is dat een turbine van tweehonderd meter direct een veelvoud oplevert van één van honderd meter. Daar staat dan weer tegenover dat grote turbines kalmer ogen als ze draaien dan kleinere.’ In het najaar nemen de betrokken overheden een definitief besluit over het windpark. Omdat het windpark buiten de gemeentegrenzen van Urk is gepland, lijkt een gang naar de Raad van State de laatste mogelijkheid. é Martin de Jong
Rommers reageren
Bestuurlijk vermogen De politieke discussie over het belang en de positie van waterschappen was in de aanloop van de Tweede Kamerverkiezingen actueel. Eigenlijk alle politieke partijen – met uitzondering van het CDA – hebben deze optie in het kader van de bespiegelingen over de aanstaande heroverwegingsrondes maar vooral in hun verkiezingsprogramma’s naar voren geschoven. Maar of het opheffen van zo’n eeuwenoude, betrouwbare en professionele bestuurslaag echt zoden aan de dijk (!) zet, valt te betwijfelen. Sterker nog, winst zou wel eens behaald kunnen worden door waterschappen een geprononceerde rol te geven bij gebiedsontwikkeling in relatie tot water. Water governance is het tot stand brengen van waterprojecten door middel van min of
juli/augustus 2010 4
ROM_07-08_2010.indd 4
7/26/2010 1:08:31 PM
RO
Park ’44, (on)welkom volksinitiatief Het interim-groen is weg uit het Nijmeegse stadshart. Zes jaar lang verfraaide een grasmat het Plein 1944, berucht als ‘lelijkste plein van Nederland’. Nu zijn graafmachines de baas... Plein ’44 en de omliggende Wederopbouwstijl-gebouwen zijn Nijmeegs erfgoed, aangelegd ter nagedachtenis aan het bombardement in 1944, dat het stadscentrum wegvaagde. Maar het plein raakte verslonsd en diverse herinrichtingsplannen strandden in volksverzet. Waarom geen tijdelijke groenvoorziening als tussenoplossing, opperde stadskunstenaar Jac. Splinter in 2002. Tof burgerinitiatief? Helaas, de gemeente had net een pretentieuze prijsvraag voor totale herstructurering verzonnen en ging in de contramine. Na een juryronde en een ‘stadspeiling’ werd een consortium rond ING Vastgoed tot winnaar uitgeroepen. Jac. Splinter, ondertussen, werd getrakteerd op een Kafkaeske dwaaltocht door ambtelijk/politieke labyrinten (www.park44.nl).
Toch verscheen zijn grasmat, onder linksgroene druk in de gemeenteraad. Zes zomers lang lag ‘Park ’44’ vol ijsjes etende Nijmegenaren. De gemeente stak er alsnog circa (de mistige financiering is door de eigen Rekenkamer afgekraakt) drie ton in. Maar Splinters stichting moest via uitgifte van ‘park-aandelen’ meefinancieren en werd voor zo’n 80.000 euro aangeslagen. Zonder contracten. ‘Na 56.000 euro zijn we gestopt met betalen. Onze kas was leeg en ik kreeg nergens inzage in. Persoonlijk ben ik 30.000 euro lichter geworden.’ Wat ging er mis? Splinter moet gissen: ‘De gemeente was bang dat de mensen onze goedkope oplossing voldoende zouden vinden! Er lagen blijkbaar ambtelijke toezeggingen aan ING. Dan kunnen wethouders niet meer terug.’
Par k 4 4 , Ni jm e ge n .
é Michel Robles
bij gebiedsontwikkeling rondom water moeizaam meer gelijkwaardige interacties tussen nationale, regionale en lokale bestuurslagen, maatschappelijke actoren en de private sector. Dat samenspel van actoren geeft vorm aan het waterbeleid en dus ook aan gebiedsontwikkeling. Dat de wisselwerking in dat geheel vaak moeizaam verloopt, is deels te wijten aan een zekere bestuurlijke onwennigheid. Niettemin neemt het bestuurlijk vermogen toe, maar dat geldt ook voor de complexiteit van de vraagstukken waar het gaat om gebiedsontwikkeling in relatie tot waterprojecten. Daardoor blijft het voorbereidingsproces dat moet leiden tot integratie en synchronisatie van de opvattingen van de verschillende belangen nog steeds lastig. Er blijkt echter toenemende erkenning te zijn dat water een belangrijke meesturend onderdeel is bij ruimtelijke ontwikkeling.
Maar echt soepel gaat dat (nog) niet. Er is immers sprake van een voortdurende stapeling van maatschappelijke en bestuurlijke processen, waardoor de totstandkoming van gebiedsontwikkeling nodeloos wordt bemoeilijkt en vertraagd. ‘Stagnatie treedt vaak toch nog op doordat oplossingen niet aangenaam zijn, en kennelijk ook niet aantrekkelijk te maken zijn voor een belangrijk deel van de bewoners. Ook komt het voor dat de bestuurders geen vertrouwen hebben in de maatschappelijke acceptatie van de gegenereerde oplossingen’, aldus een advies over water governance van de onlangs opgeheven Raad voor Ruimtelijk, Natuur- en Milieuonderzoek, RMNO. De complexiteit van de ruimtelijke problematiek in samenhang met water leidt weliswaar tot creatieve zoekproces-
sen, maar de gevonden oplossingen leiden ook tot legitieme bezwaren. Gebiedsontwikkeling rondom water is in veel (landelijke) gebieden nog te veel een vooral ambtelijk en politiek zoekproces, in plaats van een maatschappelijk georiënteerde oriëntatie. In situaties waar wel besluitvorming over definitieve oplossingen plaatsvindt, zijn de oplossingen vooral in de communicatieve sfeer gevonden. Volgens de RMNO zijn dan ook communicatie en interactie tussen het nationaal waterbeleid en het ruimtelijke, regionaal beleid juist in de voorbereidingsfase van groot belang. é Drs. Robbert Coops, sociaal-geograaf
en strategisch adviseur bij Schuttelaar & Partners (rcoops@schuttelaar.nl)
juli/augustus 2010 5
ROM_07-08_2010.indd 5
7/26/2010 1:08:35 PM
Nieuws uit Brussel
Vergunningvrij bouwen: nieuwe onduidelijkheid De kersverse regelgeving onder de Wabo inzake ‘vergunningvrij bouwen’ op achteren zij-erven leidt niet tot de beoogde deregulering. Bouwrechtdeskundigen verwachten juist nieuwe juridisering. Dat bleek onder meer tijdens een expert meeting van de Federatie Welstand, jongstleden mei. Vanaf 1 oktober valt vergunningvrij bouwen niet langer onder de Woningwet, maar onder de nieuwe Wabo. Preciezer: onder de AMvB Besluit Omgevingsrecht, die aan de Wabo gekoppeld is. Doel van die verandering was deregulering. VROM wi meentelijke veiligheids- en welstandsregels ‘achter de voorgevel’ verruilen voor eenduidige wetgeving. Tegelijkertijd werd een versoepeling doorgevoerd. De oude lijst van (omgevings)vergunningvrije bouwwerken is uitgebreid. En blijven vergunningvrije bouwwerken, net als onder de Woningwet, automatisch gevrijwaard van toetsing aan het bestemmingsplan. Vooral dat laatste stuitte op verzet, aangevoerd door de Federatie Welstand. Uit vrees voor oncontroleerbare verrommeling op plattelandserven en in stadstuinen aanvaardde de Tweede Kamer een amendement van PvdA en ChristenUnie op de AMvB. Via de bijlage (art. 3) is een (grote) categorie bouwinitiatieven afgebakend, waarbij weliswaar de bouwactiviteit vergunningvrij is, maar waar toch een omgevingsvergunning nodig is voor het bouwsel zelf, indien het uiterlijk strijdig is met het bestemmingsplan. Federatie Welstand blij. Maar volgens bestuursrechter en hoogleraar omgevingsrecht Tonny Nijmeijer aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, is een bedenkelijke, ‘compleet nieuwe tak van sport’ ontstaan. ‘Voorheen waren bouwvergunningverlening (de Woningwet) en ruimtelijke overwegingen (de nWro) helder gescheiden dingen. Voor het eerst kunnen gemeenten nu op “welstand” sturen via hun planologische regime. Maar dat legt wel nóg meer druk op bestemmingsplannen, en de juridische implicaties zijn ongewis.’ é Michel Robles
Europa 2020-strategie moet banen en groei opleveren De 27 Europese regeringsleiders zijn het op17 juni in Brussel eens geworden over de Europa 2020-strategie. In deze strategie staat een aantal kerndoelen die tegen 2020 bereikt moeten zijn. Het gaat daarbij over armoedebestrijding, innovatie, opleidingen, duurzame economische groei en banen. Hervormingen gericht op de middellange en lange termijn moeten ervoor zorgen dat de EU uit de crisis raakt en dat duurzame economische groei en werkgelegenheid worden bevorderd. Hoe de gestelde doelen moeten worden gehaald, is nog niet vastgesteld. Een van de doelen in de nieuwe strategie is het bereiken van een arbeidsparticipatiegraad van 75 procent voor mannen en vrouwen in de leeftijd van twintig tot en met 64 jaar oud. Daartoe moeten meer jongeren, ouderen en laagopgeleiden aan werk worden geholpen en moet er worden gestreefd naar een betere integratie van immigranten. Een ander doel is het klimaat voor onderzoek en ontwikkeling te verbeteren door een combinatie van publiek-private investeringen. Het streven blijft verder om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met minimaal twintig procent te hebben verminderd ten opzichte van 1990, met de mogelijkheid om dit te verhogen tot dertig procent indien andere ontwikkelde landen dat ook doen. Belangrijke doelen zijn ook het bestrijden van armoede en uitsluiting en het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters.
eigen nationale doelen vastleggen. Om te voorkomen dat de doelen niet gehaald worden, komt er een monitoring van de nationale plannen met regelmatige evaluaties van de gemaakte vorderingen. De Europa 2020-strategie is de opvolger van de Lissabon-strategie die ervoor moest zorgen dat Europa tegen 2010 de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld zou zijn. Een recent rapport van het directoraat-generaal Regionaal Beleid over de vorderingen die de verschillende regio's hebben gemaakt bij het verwezenlijken van de doelen uit de Lissabon-strategie toont nog eens duidelijk aan dat dit niet gelukt is. Dit rapport is te downloaden op de webpagina: http://ec.europa.eu/regional_policy/ sources/docgener/studies/study_en.htm.
Europees Commissaris Regionaal Beleid over rol steden bij Europa 2020 Europees Commissaris Johannes Hahn voor Regionaal Beleid vindt dat steden een unieke mogelijkheid bieden voor duurzame, inclusieve groei waarbij niemand wordt buitengesloten. Dat is volgens hem gewoon een kwestie van schaalgrootte. De impact van maatregelen genomen in een enkele metropolis zoals Londen is bijvoorbeeld zeer groot, zo betoogde hij in een toespraak eind mei in het Franse Duinkerken. Hij zei daar ook dat als eerste contactpunt tussen burgers en de overheid, activiteiten op het niveau van een stad veel effectiever en
Om ervoor te zorgen dat minder mensen sociaal worden uitgesloten wil de EU vooral de armoede bestrijden. Zeventien procent van de Europese bevolking leeft in armoede. De EU wil er tegen 2020 voor hebben gezorgd dat 20 miljoen EU-burgers die nu arm zijn – of de kans lopen in armoede te vervallen – uit de gevarenzone zijn. Het aantal voortijdige schoolverlaters in de EU moet tegen 2020 zijn teruggebracht tot tien procent, nu gaat het nog om vijftien procent. Nederland en de andere lidstaten moeten in overleg met de Europese Commissie hun
Ha h n: d uur z a me i ncl us i ev e g ro e i .
juli/augustus 2010 6
ROM_07-08_2010.indd 6
7/26/2010 1:08:38 PM
Het Hiernogmaals Voorbij
zichtbaarder zijn voor inwoners dan initiatieven die op een hoger niveau, zoals een regio of land, worden genomen. ‘Ik geloof dat netwerken van steden een cruciale rol kunnen spelen in het verspreiden van beleid gericht op duurzame inclusieve groei’, aldus Hahn. Nadat de EU-leiders het eens waren geworden over de EU 2020-strategie herhaalde Hahn zijn visie op het belang van steden bij het behalen van de doelen nog eens in een ontmoeting met vertegenwoordigers van Eurocities, een netwerk van belangrijke Europese steden. Tijdens die ontmoeting zei hij dat het voor hem vaststaat dat Europese steden een belangrijke rol moeten spelen bij de uitvoering van Europese beleidsprioriteiten van de EU 2020-strategie. Secretaris-generaal Paul Bevan van Eurocities merkte op dat volgens hem EU 2020 niet ver genoeg gaat in het erkennen van de rol van de lokale en regionale autoriteiten bij het halen van de doelen uit de nieuwe strategie. Het directoraat-generaal Regionaal Beleid (DG Regio) zal naar verwachting later dit jaar een analyse annex strategie uitbrengen onder de titel Cities 2020.
Samenwerking Benelux op het gebied van stedelijk beleid Nederland, België en Luxemburg versterken hun samenwerking op het gebied van stedelijk beleid. Half mei werd hiervoor bij de Benelux in Brussel het startschot gegeven met een gemeenschappelijk verklaring. Het project is nog maar net gestart. In de eerste fase van het project wordt er een aantal workshops georganiseerd met als doel de prioriteiten te bepalen waarop men zich gezamenlijk zal richten. Als voorbeeld van uitdagingen waarvoor een gezamenlijke aanpak wenselijk is, noemen de drie landen onder meer de leefbaarheid van steden, met aandacht voor onder meer fijn stof en veiligheid. Een ander thema is het verbeteren van de bereikbaarheid tussen steden en het bestrijden van sociale migratie als gevolg van hoge vastgoedprijzen. Die leiden er soms toe dat mensen uitwijken naar andere steden. é Boris Peters
Pannenkoek God schiep de wereld en Nederlanders maakten hun eigen land. Vrijwel iedere vierkante meter is al tig keer op de schop gegaan. Turfstekers hebben hoogvenen omgetoverd in plassen, die later zijn drooggelegd en die op termijn mogelijk weer moeten worden teruggegeven aan het water. Geen Europese lidstaat die in het kader van Natura 2000 zo veel losse gebiedjes heeft aangewezen als Nederland. Hier moeras en daar heide. De wil alles naar onze hand te blijven zetten tekent de Nederlander. Wij kennen geen bergen of diepe meren waar we omheen moeten. Neen, op onze pannenkoek past het ene moment stroop en op het andere moment spek. We zijn daarin uiterst pragmatisch en denken utilitair. Het moet vooral nuttig zijn voor het moment waarop we leven. Architectuur is leuk, maar een extra kamertje heeft onze voorkeur. Kunst is aardig, vooral als decoratie van de wand boven het bankstel. Bij voorkeur komt de kleur van het bankstel terug in het schilderij of de poster. Ik ben geboren en tot mijn studie getogen in Tilburg. In die tijd zag ik hoe het gros van de binnenstad is gesloopt. De huizen uit het begin van de 20ste eeuw waren te klein, fabrieken sloten hun deuren, kerken liepen leeg en kleine winkeliers legden het loodje. Alles ging plat om er vervolgens productiewoningen en winkelcentra op te bouwen. Gemiddeld fiets ik nog eenmaal per jaar door datzelfde gebied. Ondanks forse investeringen is het nog steeds niet gelukt een echt nieuw hart aan het kloppen te krijgen. Het is een soort Lelystad, maar erger. Daar is het evident dat het verleden op de bodem van de Zuiderzee ligt. In Tilburg heeft een oorlog tegen het verleden gewoed en die oorlog wordt ook nog eens ontkend. Alsof de wereld begon bij de uitvinding van internet. De gebouwen die het toen hebben overleefd, zijn nu trekpleisters voor recreërende stedelingen. Leven en beleven reiken inderdaad verder dan het utilitair handelen van de homo economicus in ons. De kracht van Tilburg is dat we er op de schaal van Nederland veel
van kunnen leren. We hunkeren naar identiteit in de globale samenleving en de op die schaal uitermate volatiele tijd. Tegelijkertijd is ons land bezaaid met oude gebouwen die de komende decennia vrijkomen. Karakteristieke postkantoren, gemeentehuizen, schoolgebouwen, fabrieken, kerken en kloosters. Alleen al in Amsterdam biedt vrijkomend cultureel erfgoed ruimte aan 40.000 nieuwe woningen. Het zou toch compleet dwaas zijn om uit economische motieven zo’n kans te laten liggen en wel te kiezen voor 60.000 uitlegwoningen in Almere. Het is per saldo wellicht iets kostbaarder, maar ontwikkeling door behoud van waardevolle elementen uit ons verleden genereert een geluk dat dieper ligt dan de platheid van een volle portemonnee. Het is het geluk dat ons verbindt met voorgaande generaties en dat we verrijken voor toekomstige generaties. Zelfs in een tijd van ultiem individualisme is deze wijsheid volledig houdbaar. Om de potenties van wat al is gebouwd ook tijdens een financieel-economische crisis ten volle te benutten, is wellicht een krachtig rijksprincipe nodig. Een nee-tenzij voor nieuwe uitleg van woningen, kantoren en bedrijven. Niet uitleggen als de vraag ook met bestaande gebouwen en infrastructuur te beantwoorden is. Niet een toets maar een principe als beschavingsoffensief. Een krachtig verhaal door gezagdragers uit politiek en wetenschap kan zoveel respect afdwingen dat geen gemeente of ontwikkelaar het nog in zijn hoofd haalt onnodig de aanval in te zetten op fris groen. Niet alleen vanwege dat groen maar ook vanwege ons erfgoed, waar menig wereldburger en Tilburger op termijn zijn vingers bij aflikt. é Peter van Rooy
petervanrooy@accanto.nl
juli/augustus 2010 7
ROM_07-08_2010.indd 7
7/26/2010 1:08:39 PM
Achtergrond
Met de star t van de restauratie van de T immer fabr iek in fe b r u a r i d i t j a a r, h o o p t d e G emeen te V lissingen de gebiedsontwikkeling a a n te j a g e n .
Erfgoedontwikkeling als ruimtelijke opgave
Foto: BOEi
Monumentaal erfgoed is niet alleen om naar te kijken. Karaktervolle industriële gebouwen, bijzondere archeologische vindplaatsen, interessante locaties vanuit stedenbouwkundig oogpunt kunnen een anker vormen bij gebiedsontwikkeling. De kunst is om ze tot leven te wekken door ze een nieuwe bestemming te geven, die past bij de nieuwe sfeer en uitstraling van het gebied. Omgekeerd kan het erfgoed de identiteit van de plek versterken en meerwaarde genereren.
D
e Timmerfabriek op de oude Scheldewerf in Vlissingen is een markant gebouw, dat refereert aan de tijden dat op deze plek bouwkranen draaiden en lassers werkten aan schepen in het dok. Die scheepsbouwindustrie is nagenoeg verdwenen, de meeste werkgebouwen afgebroken. De Timmerfabriek is tot rijksmonument verklaard, nadat het gebouw decennia lang was ‘mishandeld‘ als werkgebouw en opslagplaats. Samen met een handvol andere historische gebouwen op het voormalige haventerrein van de Koninklijke Schelde Groep (KSG) moet de Timmerfabriek een belangrijke schakel gaan vormen bij de herontwikkeling van het gebied. Sterker, met de start van de restauratie in februari dit jaar, gegund aan BOEi (Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel
Erfgoed), hoopt de Gemeente Vlissingen de gebiedsontwikkeling aan te jagen. Als straks Omroep Zeeland het gerestaureerde en aangepaste monument heeft betrokken, moet de Timmerfabriek een van de parels zijn in het Scheldekwartier, een woon- en werkgebied met onder meer 1900 woningen. In Ulft, een kleine gemeenschap aan de Oude IJssel in de Achterhoek, zijn ze al een stuk verder. Daar is afgelopen jaar de Dru-fabriek opengegaan. Op de plek waar ooit de eerste ijzer- en staalindustrie verrees is een multifunctioneel cultuurcentrum verrezen met een theater, een poppodium, een muziekschool en een bibliotheek, dat Ulft in één klap op de culturele kaart zet. Een verrijking voor het kunst- en cultuuraanbod in Oost-Nederland en een
juli/augustus 2010 8
ROM_07-08_2010.indd 8
7/26/2010 1:08:41 PM
vliegwiel voor de gebiedsontwikkeling van het voormalige industrieterrein in Ulft zelf.
voor kunst en cultuur. De historie versterkt en verrijkt de stad. Dat betaalt zich inmiddels in klinkende munt uit.
Erfgoedkaart
Kennis en ondersteuning
De Timmerfabriek in Vlissingen en het Dru-complex in Ulft hebben geluk gehad. Uit een inventarisatie van de voormalige rijksadviseur voor cultureel erfgoed Fons Asselbergs in 2008 bleken er in heel Nederland zo’n negenhonderd monumentale gebouwen leeg te staan en door verval te worden bedreigd. Waarschijnlijk is dit getal nog maar een deel van het werkelijke aantal panden dat dringend op een nieuwe bestemming zit te wachten. Geen enkele organisatie of overheid heeft namelijk een compleet overzicht van de leegstand van waardevolle gebouwen. Terwijl onbenutte panden het landschap verrommelen en er kansen worden gemist voor een nuttig economisch gebruik.
Met archeologisch erfgoed ligt het soms iets moeilijker. Restanten van grafheuvels, sporen van Romeinse nederzettingen en fundamenten van middeleeuwse gebouwen zijn nu eenmaal moeilijker een nieuwe functie te geven. Toch zijn er wel degelijk kansen om archeologie te gebruiken als kapitaal bij (her)ontwikkeling. Zo zijn in de Utrechtse nieuwbouwwijk Leidsche Rijn de Romeinse wegenstructuur en middeleeuwse verkaveling op meerdere plekken als onderleggers gebruikt voor het stedenbouwkundige plan.
Tijdens de presentatie van zijn inventarisatie in de vorm van de digitale Oude Kaart van Nederland pleitte Asselbergs ervoor dat gemeenten beter op dreigende leegstand moesten anticiperen door regelmatig de sociaal-economische en ruimtelijke ontwikkelingen in kaart te brengen. Ook zouden vastgelopen herontwikkelingsprojecten vlot getrokken kunnen worden door als overheid onafhankelijke haalbaarheidsstudies te betalen. Sowieso moest het thema naar zijn idee hoger op de politieke agenda komen.
Progressief monumentenbeleid Dat laatste is gelukt. De inmiddels afgetreden minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen kondigde vorig jaar de modernisering van het monumentenbeleid aan (beleidsbrief MOMO). Waardevolle gebouwen moeten niet langer een hindernis, maar een stimulans vormen om gebieden te ontwikkelen en te verfraaien. De monumentenzorg moet daarom gebieds- en ontwikkelingsgerichter worden. Sectorale regels worden afgeschaft en de zorg voor het behoud van erfgoed wordt ondergebracht bij het gemeentelijk ruimtelijke-ordeningsbeleid. In de toekomst zal proactief in bestemmingsplannen worden geregeld wat er met bepaalde gebouwen en terreinen wel en niet meer mag. Deze nieuwe, op herontwikkeling gerichte kijk op monumenten is onder meer gebaseerd op de goede ervaringen die het projectbureau Belvedere in de afgelopen jaren heeft opgedaan met het herbestemmen van monumenten. Cultuurhistorie bleek aan ruimtelijke ontwikkelingen extra betekenis en kwaliteit te kunnen geven. Een van de mooiste voorbeelden is Versterkt Den Bosch, dat in 1998 begon als een restauratieplan en is uitgegroeid tot een groots en samenhangend stadsontwikkelingsproject. Restauratie van de vestingwerken bracht op tal van plekken in het historische centrum ontwikkelingen op gang. Herstel van de waterverbindingen, de aanleg van een avontuurlijke wandelroute, aantrekkelijke woonprojecten, voorzieningen
Voor het benutten van de waarde van cultuurhistorie in ruimtelijke opgaven betekent de meer op ontwikkeling gerichte omgang met monumenten een enorme kans. Niet alleen op lokaal niveau worden betere, integrale plannen gemaakt. Ook de rijksoverheid ondersteunt op allerlei manieren initiatiefnemers om herbestemming tot een succes te maken. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) – voorheen de RACM – speelt een belangrijke rol in die ambitie. Waar de organisatie vooral bekend stond om het toetsen van monumentenregels en het afgeven van vergunningen, zal zij in de komende jaren uitgroeien tot een kenniscentrum voor herbestemming. Succesvolle
De monumentenzorg wordt gebieds- en ontwikkelingsgerichter projecten dienen als voorbeeld, en er komen concrete handreikingen voor het hergebruik van lastige monumenten zoals kerken, boerderijen, kasteelruïnes of watertorens.
Burgers en instellingen De RCE wil ook in concrete projecten als intermediair optreden en vroegtijdig verschillende partijen aan tafel krijgen om te herontwikkelen. Een extra hulpmiddel daarbij worden de subsidies, die zij vanaf 2011 mag verstrekken aan gemeenten en ontwikkelaars voor het maken van haalbaarheidsonderzoeken en het water- en winddicht maken van gebouwen om verder verval te voorkomen. Op dit moment zet ze de spelregels hiervoor op papier. Arno Boon, secretaris van de Federatie Het Behouden Huis waarin de restaurerende instellingen met elkaar samenwerken en directeur van non-profit ontwikkelaar BOEi, is erg blij met de financiële impulsen. ‘Veel herbestemmingsprojecten komen niet van de grond, omdat partijen te weinig vertrouwen hebben in een goede financiële afloop. Met een haalbaarheidsonderzoek kun je daar snel duidelijkheid over èè
juli/augustus 2010 9
ROM_07-08_2010.indd 9
7/26/2010 1:08:52 PM
Achtergrond
geven. De subsidies om erfgoed water- en winddicht te maken voorkomen bovendien dat de gebouwen die je wilt herbestemmen, tijdens het plannen maken verder vervallen.’ Dat de RCE zich nadrukkelijk als kenniscentrum voor herontwikkeling gaat profileren, vindt Boon ook prima. ‘Zolang ze zich maar niet als het middelpunt van het heelal
Cultuurhistorie kan extra betekenis en kwaliteit geven gaan beschouwen. Laat ze vooral gebruikmaken van de deskundigheid die burgers en particuliere instellingen in de afgelopen jaren over herbestemming hebben opgebouwd. Dat geldt overigens ook voor de gemeenten die proactief moeten gaan nadenken over de rol van monumenten in hun ruimtelijk beleid.’
Overheid als aanjager
Op de plek waar ooit de e e r s te i j z er- e n s t a a l i n d u s t r i e v e r re e s , is een multifunctioneel c u l t u u rcen t r u m ver rez en.
Foto: BOEi
De veranderingen in het overheidsbeleid komen wel op een moment, dat veel gebiedsontwikkelingen stil zijn komen te liggen als gevolg van de economische crisis. Woningen en kantoren worden bijna niet meer afgezet, waardoor projectontwikkelaars zich uit herbestemmingsprojecten moeten terugtrekken. Van banken krijgen ze ook amper nog leningen voor nieuwe initiatieven. ‘Je kunt wel willen herbestemmen, maar voor een sluitende exploitatie van het monument heb je wel gebruikers nodig. Omdat gemeenten de komende jaren ook fors zullen moeten bezuinigen,
verwacht ik weinig alternatieven uit die hoek’, aldus Boon. Gelukkig zijn er volgens Arno Boon de laatste tijd vanuit de provincies en het crisispotje van de rijksoverheid wel subsidies losgekomen om gestrande projecten vlot te trekken. Ook kunnen casco’s van vervallen gebouwen worden opgeknapt in afwachting van een definitieve huurder. Boon verwacht vooral veel van het laatste. ‘Als een monument er beter bij staat, kun je veel sneller inspringen op kansen die langskomen. Ik ben als geheel dan ook niet pessimistisch over de mogelijkheden van herbestemming op dit moment.’ Voorzitter Marleen Slooff van de Federatie van Grote Monumentensteden (FGM) hoopt eveneens dat de subsidies en het nieuwe monumentenbeleid de herontwikkeling van waardevol erfgoed een forse impuls gaat geven. Ze is – net als de Tweede Kamer – nog wel bezorgd over het vermogen van kleine gemeenten om de monumentenzorg op een goede manier in hun ruimtelijke-ordeningsbeleid te verankeren. Daarom is het maar goed dat het Rijk in een bindende structuurvisie richtlijnen opstelt voor de omgang met een aantal waardevolle gebieden en elementen, zoals verdedigingslinies en karakteristieke wederopbouwwijken, vindt Slooff. En: ‘Gelukkig blijven tijdens de vernieuwing van het rijksbeleid bestaande instrumenten zoals het aanwijzen van rijksmonumenten en beschermde dorpsen stadsgezichten, nog bestaan.’ é Marcel Bayer, Jaco Boer
juli/augustus 2010 10
ROM_07-08_2010.indd 10
7/26/2010 1:08:53 PM
Achtergrond
Maatschappelijke waarden verzilveren in een dynamische markt
Cultuurhistorisch erfgoed en privaat ondernemerschap Een samenleving die cultuurhistorische waarden wil borgen in de ruimtelijke planning heeft twee aanknopingspunten. Private initiatiefnemers en ontwikkelaars moeten de winstgevendheid van erfgoedwaarden leren waarderen en meewegen. De uitdaging is om oog te krijgen voor de marktpotenties van cultureel erfgoed. Tegelijkertijd moet de overheid randvoorwaarden stellen, zodat andere, mogelijk nog winstgevender, ruimtelijke projecten die afbreuk doen aan erfgoedwaarden geen alternatief kunnen zijn. In dat privaatpublieke samenspel tussen overheden, cultuurhistorici en projectontwikkelaars in de marktgedreven praktijk van de ruimtelijke ordening, is het ontwikkelen van nieuwe attitudes, kennis en competenties van grote betekenis.
P
rivate partijen spelen bij de inrichting van Nederland een steeds prominentere rol. De tijd waarin overheden het land van achter de tekentafel trachtten in te richten, is voorbij. Via nieuwe vormen van aanbesteding betrekt de overheid private partijen niet alleen in de uitvoering van vastgestelde plannen, maar ook in de ontwerpfase. Het uitschrijven van allerlei prijsvragen illustreert dat. Maar welke factoren bepalen of cultuurhistorie nu echt een plaats krijgt in de praktijk van publiekprivate planvorming en ruimtelijke ontwikkeling? Wat inspireert private ontwikkelaars om cultuurhistorie op te nemen in risicodragende projectontwikkeling? Antwoord: de afweging van kosten en baten. Private partijen wegen kosten en baten van cultuurhistorisch erfgoed af tegen de alternatieven. Cultuurhistorie is in dit opzicht geen uitzondering op andere componenten van een ruimtelijk plan. De sleutel tot succes ligt in de mate
waarin de (private) initiatiefnemer bereid en in staat is de erfgoedwaarde uit het verleden te vertalen naar functionele, financiële waarde voor de toekomst. Een kwestie van economie en markt. Dat is meer dan een mathematische rekensom. Doorslaggevend is het Fingerspitzengefühl, het gevoel voor de markt, gebaseerd op attitude, kennis en competenties. Deze aspecten zijn beïnvloedbaar en vormen daarmee een aangrijpingspunt voor overheidsbeleid.
Kaders stellen en prikkelen A a n s p re k e n d vo o r b e e l d De overheid kan doorslaggevende invloed uitoefenen op het v an e e n c u l t u u r h i s to r i s c h afwegingsproces door de initiatiefnemer te prikkelen of te o b j e c t : d e We s te r g a s f a sturen en door in te spelen op het streven naar winstmaxima- b r i e k i n A m s te rd a m . lisatie. Dat kan door cultuurhistorische componenten voor te Foto: Jacky de Goederen schrijven als onderdeel van een plan, of door benchmarking en door zelf het goede voorbeeld te geven door te ‘sturen van èè
jju juli/augustus uli li//aaug ugustu ussttu u u uss 2010 2010 20 10 11 11
ROM_07-08_2010.indd 11
7/26/2010 1:09:06 PM
Achtergrond
K r u i s h e re n h o te l , M a a s t r i c h t e x ter ie u r.
Foto: Bert Janssen
De gashouder van de We s te r g a s f a b r i e k .
Foto: Jacky de Goederen
opzij’. Professor Geert de Snoo introduceerde dit begrip in 2006 als alternatief naast top-down en bottom-up. De verplichtstelling van een cultuurhistorische variant in milieueffectrapportages (MER) is een voorbeeld. Dit maakt de gevolgen van een ontwerp voor de cultuurhistorische waarden in de omgeving inzichtelijk. Afremmen van initiatieven die afbreuk doen aan cultuurhistorische waarden is een ander belangrijk sturingsprincipe voor de overheid. Initiatiefnemers wegen niet alleen kosten en baten van een project zelf af voor ze het ten uitvoer brengen, maar zoeken altijd naar alternatieven met nog grotere winstkansen. De overheid dient zorg te dragen voor een level playing field, zodat de private ontwikkelaar die bereid is de cultuurhistorische component zwaar te laten wegen, niet gestraft wordt met een hogere kostprijs dan die van de concurrent. Overheden kunnen ingrijpen met regelgeving en een institutioneel kader dat de cultuurhistorische waarden borgt. Het stimuleren van afwegingsmechanismen pro-erfgoed en inperken van alternatieven contra-erfgoed gaan hand in hand. Een op het marktmechanisme gerichte erfgoedbenadering biedt veel perspectief. Lastig wordt het wanneer het erfgoed de samenleving confronteert met zaken waar we liever niet aan herinnerd worden. In Duitsland vormen de concentratiekampen gevoelige voorbeelden van dergelijk erfgoed. Nederland kent zijn Muur van Mussert.1 De markt kan hier niet uit de voeten met de door specialisten vastgestelde historische erfgoedwaarde. Zonder marktperspectief is het risico groot dat dergelijke objecten verdwijnen. Hier ligt een additionele taak voor de overheid, die tot bescherming kan overgaan om deze collectieve herinnering te bewaren.
Stedelijke omgeving Financiële baten van cultuurhistorisch erfgoed zijn afhankelijk van vraag en aanbod, van schaarste en nut. Marktpartijen wegen dat af, binnen de door de overheid gestelde kaders. In de praktijk van projectontwikkeling zal de erfgoedwaarde eerder een plek krijgen op locaties waar deze op zichzelf al een functionele economische waarde heeft, of waar die waarden ontwikkelperspectief hebben. Dit zijn locaties waar cultuurhistorische kenmerken als karakter en identiteit een duidelijke, te vermarkten functie hebben, waar er vraag is die private partijen kunnen verzilveren. Vooral op locaties waar het gaat om wonen en leisure heeft cultuurhistorisch erfgoed verdiencapaciteit. Gevoel van identiteit, de beleving van een locatie en het emotionele aspect zijn juist voor wonen en leisure van grote betekenis, hoewel ook andere functies kunnen profiteren van de eigenheid die cultuurhistorisch waardevolle objecten hebben. De opbrengstpotentie van een locatie is groter naarmate de publieksdichtheid hoger is. Goede kansen voor rendabel cultureel erfgoed liggen eerder in een stedelijke omgeving dan in het landelijk gebied. Cultuurhistorische gebouwen zijn meer renderend als het toeristische trekpleisters betreft in een gewilde woonomgeving met veel voorzieningen. In een stedelijke omgeving zijn ook meer mogelijkheden voor herbestemming van cultuurhistorische objecten. Aansprekende voorbeelden zijn de Westergasfabriek in Amsterdam die een culturele centrumrol speelt, en het Kruisherencomplex in Maastricht, waar de historische waarden zijn geaccentueerd en gecombineerd met modern design voor een kwaliteitshotel in een stedelijke omgeving. Beide profiteren van een goede aanloop van toeristen en andere stadsbezoekers. Economische waarden en erfgoedwaarden vallen in stedelijke kernen met grote monumentale waarden vaker samen. De overheid kan hier dikwijls volstaan met het beperken van alternatieve, beter (financieel) renderende projecten,
jju juli/augustus uli li//aaaug uggu u usst stu tus 20 2 2010 010 10 12 12
ROM_07-08_2010.indd 12
7/26/2010 1:09:14 PM
bijvoorbeeld door een sloopverbod of een verbod op hoogbouw in een monumentaal stedelijk centrum.
Landelijk gebied In het landelijk gebied ligt dat anders. Het beheer van het waardevolle cultuurhistorische landschap maakte vroeger deel uit van de agrarische productie en was voor de boeren in feite een economische handeling, onderdeel van de agrarische bedrijfshuishouding waarbij de baten de lasten overtroffen. De modernisering van agrarische productietechnieken met een spectaculaire schaalvergroting en productiviteitsverhoging, heeft het nut van het beheer van karakteristieke landschappelijke elementen doen afnemen. De aandacht en tijd daarvoor verdwenen naar de achtergrond. Het platteland werd steeds strakker, vaak monofunctioneel ingericht, de overheid moedigde dat aan en nam daarin belangrijke initiatieven. De kosten van het arbeidsintensieve beheer van ouderwetse landschapselementen namen dubbel toe, omdat zowel het arbeidsloon (de directe kosten) als de opbrengstpotentie per hectare landbouwgrond (de gederfde inkomsten) fors zijn gestegen. Voor de overheid is het te kostbaar om de zorg voor de agrarische historische omgeving in zijn geheel over te nemen. Ook hier kan de overheid invloed oefenen door randvoorwaarden te stellen en gewenste ontwikkelingen of gedrag te stimuleren. Nu in het landelijk gebied de gewenste woon- en leisurefunctie toeneemt en de productiefunctie relatief vermindert, ontstaat ook daar een steeds sterkere potentie voor samenvallende cultuurhistorische erfgoedwaarden en functionele economische waarden. Niet-agrarische bewoners en recreanten vormen een nieuwe markt, die eisen stelt aan de agrarische omgeving. Vaak zijn deze nieuwkomers bereid te investeren in de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit van het gebied. Het is de kunst om dit proces te versnellen en daar op in te spelen. De overheid kan het lokale, particuliere initiatief voor het behoud en onderhoud van het landschap financieel ondersteunen en daarmee de kosten-batenafweging
van boeren-ondernemers beïnvloeden. Een gebiedsfonds biedt hier uitkomst. Zo’n gebiedsfonds bundelt publieke en private middelen voor een vergoeding aan grondeigenaren (veelal boeren) voor het in stand houden van landschap en landschapselementen. Deze fondsconstructie stelt een langjarige financiering van het onderhoud veilig. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen is een andere manier om cultuurhistorie te koppelen aan ruimtelijke kwaliteit in het landelijk gebied, op grond van een sterke kapitaalkrachtige vraag op langere termijn. Vooral de kleinschalige landschappen in de Achterhoek en Twente bieden nog kansen voor nieuwe landgoederen met een landschapsbeheer dat gedragen wordt door de particuliere grondeigenaar.
It takes two to tango Een goede samenwerking tussen cultuurhistorici en projectontwikkelaars is onmisbaar voor een succesvolle invulling van behoud door ontwikkeling in de marktgedreven praktijk van de ruimtelijke ordening. Hoe partijen samenwerken, wordt in belangrijke mate bepaald door de attitude, kennis en competenties. Nieuwe wetgeving zoals de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet op de Grondexploitatie schept nieuwe kaders voor deze samenwerking. Cultuurhistorici kunnen een brede inhoudelijke inbreng leveren. Dit krijgt bijvoorbeeld gestalte in ontwerpateliers waar telkens weer andere kennis en vaardigheden voor nodig zijn. Soms is er vooral vraag naar feitelijke cultuurhistorische kennis over de locatie en functioneert de cultuurhistoricus als leverancier van informatie. In andere gevallen wordt verwacht dat de cultuurhistoricus inspireert met verbindende en enthousiasmerende verhalen. Ook bij private partijen is een wijziging in attitude, kennis en competenties actueel. De meeste Nederlandse ruimtelijke opgaven zijn complexe transformatieopgaven, die een goed gevoel voor cultuurhistorie vereisen. Stedelijke vernieuwing en verdichting komen in de plaats voor projectontwikkeling buiten de bebouwde kom zoals de forse Vinex-operatie in het verleden. De consequentie daarvan is dat private partijen over een lange adem moeten kunnen beschikken en meer complexe afwegingen moeten aankunnen. Dat betekent naast inzicht in de marktperspectieven en financiële resultaten op korte termijn, ook de bereidheid om te investeren in kennis en inzicht in profijt en maatschappelijk rendement op langere termijn. é Roelof Balk,
Simon van den Bergh en Frank Strolenberg Noot: 1. De Muur van Mussert, gelegen op het tegenwoordige recreatieterrein De Goudsberg in Lunteren, herinnert aan bijeenkomsten van de NSB. Erfgoedzorgers pleitten voor behoud via de monumentenstatus ‘opdat wij nooit zullen vergeten’. ‘Een monument voor landverraders!’ kopten enkele kranten.
K r u i s h e re n h o te l , i nter i eur : h i sto r i sch e w a a rd e n g e co m b i n e e rd m e t modern design.
Foto: Bert Janssen
ROM_07-08_2010.indd 13
juli/augustus 2010 13
7/26/2010 1:09:49 PM
De Smaakmakers
Hotelier Oostwegel laat vervallen erfgoed opbloeien
Genieten van de grandeur van weleer Historische gebouwen waar niemand meer naar omkijkt, restaureert hij tot vijfsterrenhotel en oord voor welness. Camille Oostwegel, hotelier in Zuid-Limburg, opereert op het snijvlak van horecamanagement, gastronomie en cultuurgeschiedenis.
K
asteel Erenstein, Château St. Gerlach, Château Neercanne, Hotel Winselerhof, Kruisherenhotel in Maastricht. Namen van illustere horecagelegenheden, in het meest zuidelijke deel van ons land. Ooit stonden ze in stille afzondering te verpieteren als beschimmelde kerk, afgedankt klooster, of als haveloos kasteel waar de wind doorheen giert. Nu zijn ze, soms voorzien met een architectonische knipoog naar de moderne tijd, onderdeel van ‘Châteauhotels’, het horeca-imperium van fondateur Camille Oostwegel, dat werk biedt aan vierhonderd mensen. ‘Genieten volgens de menselijke maat. Je thuisvoelen, met de nadruk op “thuis” en de charme van het monumentale. Geen protserigheid,’ omschrijft Oostwegel zijn formule, die hij ook ondersteunt met een eigen tijdschrift. Geboren en getogen in Houthem (gemeente Valkenburg), op een boogscheut van Château St. Gerlach, het landgoed waar hij nog als kind speelde en dat zijn meest prestigieuze restauratie zou worden, blijft Oostwegel geïnspireerd door zijn liefde voor Zuid-Limburg, de gemoedelijke manier van leven en het monumentale erfgoed dat tussen de heuvels en in beekdalen verborgen ligt. De belangstelling voor cultuurgeschiedenis, landschap en monumenten draagt hij vanaf zijn jeugd en zijn studietijd aan de Hogere Hotelschool in Maastricht mee. ‘Grootvaders in de familie hadden ook al wat met restaureren, bouwen,
timmeren.’ In een gerestaureerde vleugel van zijn ‘ouderlijk huis’ houdt hij nu kantoor. Op de gang hangen de foto’s met beroemdheden als Mitterrand en Bush met wie Oostwegel exposeert voor zijn ‘huizen’, zoals hij zijn hotels noemt.
Innovatie ‘Ik kan inderdaad ontroerd raken van een ruïne’, zegt hij. ‘Dan denk ik: de geschiedenis die in deze muren zit, zit ook in de genen van ons bestaan. Dat verleden moet je koesteren, ook al ben ik zelf maar een klein schakeltje in de levensloop van zo’n monument.’ Er zijn Oostwegel door de jaren heen al veel gebouwen ter restauratie aangeboden. ‘Maar of ik er ook op in ga, bepaalt de passie die ik voor een monument en zijn omgeving voel. Ik wil ook alles over de historie van een gebouw weten: wie er gewoond heeft, bijzondere gebeurtenissen, welke bezoekers er ooit zijn geweest. Die informatie is weer interessant voor de bezoekers van mijn huizen.’ Camille Oostwegel was de eerste hotelier in de Benelux die dertig jaar geleden uit een bouwval een kasteelhotel ontwikkelde. ‘Of ik van erfgoed een rendabel bedrijf kan maken en iets toevoeg aan de markt is een kwestie van Fingerspitzengefühl. Aanvoelen dus of de combinatie van functioneel restaureren, stedelijke omgeving of landschap en marktinnovatie op zijn plek valt.’
juli/augustus 2010 14
ROM_07-08_2010.indd 14
7/26/2010 1:09:55 PM
Oude gravures Hij begon in 1980, ‘met 10.000 gulden eigen geld en een hoop geleend geld’ aan de restauratie van Kasteel Erenstein in Kerkrade. Medio 1983, inmiddels was er 6,5 miljoen gulden geïnvesteerd, stond er een hotel met 45 kamers. Het terrassenkasteel Château Neercanne, enig in zijn soort in de Benelux en in staat van verloedering toen Oostwegel het had aankocht, was een andere uitdaging. Wel moest hij aanvankelijk weerstand overwinnen van landschaps- en natuurbeschermers, die ‘de zakenman’ Oostwegel ervan verdachten uit te zijn op een pretpark. ‘Onzin natuurlijk. Ik had oude gravures van de tuinen en de vijver. Op basis daarvan heb ik bodemwetenschappers van de TU Delft gevraagd om een en ander na te speuren. Zij waren echt verbaasd toen er precies op de plek die de oude tekening aangaf ook een vijver gevonden werd. Ook het historische padenpatroon in de tuinen was binnen twee weken blootgelegd.’ In die tijd was de belangstelling voor de reconstructie van oude tuinen, zoals bij het Kasteel Het Loo gebeurd was, booming. De baroktuinen van Neercanne werden bestempeld tot UNESCO-project. De mergelgrotten bij het kasteel doen nu dienst als wijnkelder en feestruimte. Tijdens de restauratie van Château St. Gerlach, in het natuurgebied het Geuldal, moest Oostwegel een tien jaren durend juridisch gevecht leveren met een projectontwikkelaar, die eveneens claims had op het oude kasteel. De strijd werd ten slotte door Oostwegel op alle punten gewonnen. ‘Ik had bij die restauratie wel de meevaller dat de provincie en het Rijk grote delen van het landgoed wilde toevoegen aan de Ecologische Hoofdstructuur. Wilde runderen en paarden werden ingezet als grazers. Symbolisch voor één gulden werd die grond overgedaan aan beheerder Limburgs Landschap. Zelf hield ik tien hectare in eigen beheer. Hierdoor is een mooie overgang ontstaan van cultuurlandschap naar de EHS-natuur. Daarbij had Château St. Gerlach in de Benelux ook de primeur van een Kneipp spa- en wellness.’
Attractiewaarde Tussen Oostwegel en Henk Vos, de architect uit Groningen, ontstond ‘meteen een klik’ in het contact over de inrichting van het Kruisherenhotel (zestig kamers) in Maastricht. Oostwegel kocht de leegstaande kerk met klooster, daterend uit 1520, in 2000 voor een half miljoen euro van de gemeente. De stad kwam tot teleurstelling van de hotelier niet met subsidie voor de restauratie over de brug, terwijl de stad wel zou profiteren van de attractiewaarde van dit unieke hotel. Subsidie verstrekten wel de provincie (282.000 euro) en het Rijk (1,8 miljoen). ‘Ik wilde een hotel met kosmopolitische uitstraling, met niet al te opvallende accenten van modern design. In elk geval zo mooi dat het niet genegeerd kon worden door vakbladen op het gebied van architectuur, erfgoed en gastronomie. Dat is gelukt, mede dankzij Ingo Maurer, internationaal erkend als lichtdesigner. Hij werd ingeschakeld op voorstel van Vos. Die
vond zijn eigen lichtontwerp bij nader inzien niet goed genoeg, terwijl ik er juist tevreden over was. Van dit soort chemie moet je het bij dit type restauraties wel hebben.’
C am i l l e Oo s t we ge l : m e t e r f g o e d v e r b e te r j e d e o m g e v i n g s k w a l i te i t .
Foto’s: Bert Janssen
Stroperig Camille Oostwegel noemt ook doorzettingsvermogen en onverzettelijkheid als voorwaarden in contacten met overheden annex subsidieverstrekkers. ‘Nederland heeft een goede monumentenzorg, maar om de vijf of tien jaar verandert de organisatie en de controle. Vooral bij kleine gemeenten ontbreekt vaak voldoende deskundigheid. De afwikkeling van subsidies verloopt nog steeds erg stroperig. De hoeveelheid administratie en controle rond een aanvraag kost een ondernemer gauw 10.000 euro. Cultuurhistorische planning zou via één loket, in een betere afstemming tussen overheden, moeten gebeuren. Potentiële investeerders moet je niet afschrikken. Elk dubbeltje dat als subsidie naar een monument gaat, zo heeft studie uitgewezen, levert een euro inkomsten op. Met erfgoed verbeter je de omgevingskwaliteit, faciliteer je huisvesting voor invloedrijke mensen en trek je toeristen aan.’ www.chateauhotels.nl é Loek Kusiak
juli/augustus 2010 15
ROM_07-08_2010.indd 15
7/26/2010 1:09:56 PM
Praktijk
BOEi presenteert do’s and don’ts van herontwikkeling erfgoed
Eerste Hulp bij Herbestemmen Herontwikkeling van erfgoed staat hoog op de politieke agenda. Toch blijft het lastig om voor monumentale gebouwen een nieuwe rendabele functie te vinden. BOEi zette na uitgebreid onderzoek de tien geboden voor een succesvolle herbestemming op een rij.
E
xtra banen creëren, nieuwe stadswijken een identiteit meegeven of de historie van een plek behouden. Gemeenten en marktpartijen hebben allerlei redenen om waardevolle gebouwen uit het verleden een nieuwe functie te geven. Fabriekshallen, stationsgebouwen en kazernes blijken aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor creatieve bedrijven en culturele voorzieningen. Toch is het herbestemmen van dit soort gebouwen niet gemakkelijk. Geldgebrek, belangentegenstellingen en een starre handhaving van regels maken het tot een ingewikkelde klus.
‘Niet het wiel opnieuw uitvinden’ In de afgelopen jaren zijn er veel koffietafelboeken verschenen over geslaagde projecten als de Rotterdamse
‘Niets is zo frustrerend als verborgen agenda’s en te laat gesignaleerde breekpunten’ Van Nelle fabriek en de Amsterdamse Westergasfabriek. Maar een uitgave over de valkuilen van herontwikkeling bestond nog niet. BOEi heeft dit gat onlangs gevuld met een onderzoek naar de do’s and don’ts van herbestemming. ‘We willen voorkomen dat bij elk project opnieuw het wiel wordt uitgevonden’, aldus ontwikkelingsmanager Sylvia Pijnenborg van de specialist in herbestemming van industrieel erfgoed. De organisatie bestudeerde de dossiers van twintig Belvedere-projecten en sprak met veel voormalige projectleiders en deskundigen. Hoewel elk project uniek is, bleek er onder alle betrokkenen veel overeenstemming over de succesfactoren van herbestemming te bestaan. Zo moeten volgens de geïnterviewden projecten een zekere urgentie hebben om partijen aan het werk te krijgen. Ook moeten de financiële randvoorwaarden al in een vroeg stadium duidelijk zijn om teleurstellingen op een later moment te
voorkomen. Bovendien hamerden alle betrokkenen op het grote belang van een onafhankelijke projecttrekker, die vooraf veel tijd zou moeten investeren in het achterhalen van wensen én onmogelijkheden bij alle partijen. ‘Niets is zo frustrerend als verborgen agenda’s en te laat gesignaleerde breekpunten’, aldus Pijnenborg.
Projectleider: wel of niet ervaren? Over sommige zaken werd door de geïnterviewden verschillend gedacht. Zo vond een aantal deskundigen dat ervaren projectleiders te vaak risicomijdend gedrag vertonen. Het zou beter zijn om een ‘trekker’ in te huren, die fris tegen zaken aan kon kijken. Anderen benadrukten juist dat door de wol geverfde regisseurs veel meer krediet krijgen bij alle betrokkenen, waardoor processen soepeler verlopen. Ook de vraag welke rol de gemeente in een herbestemmingsproject moet spelen, verdeelde de geesten. Sommigen gaven aan dat juist een enthousiaste wethouder in staat is om binnen het gemeentelijk apparaat alle neuzen één kant op te krijgen. Maar anderen wezen op de versnipperde kennis en ervaring binnen publieke organisaties en zijn ook bang dat gemeenten functies doordrukken die eigenlijk niet geschikt zijn voor een gebouw. Sylvia Pijnenborg van BOEi ziet ook liever dat haar eigen organisatie in herbestemmingstrajecten de regie houdt. ‘Maar natuurlijk moet je intensief samenwerken met een gemeente. Ze zijn niet alleen vaak de eigenaar van het erfgoed, maar kunnen via subsidies de herontwikkeling ook verder brengen. Je moet er samen voor gaan.’ Uiteindelijk werden alle deelnemers aan het onderzoek het eens over de tien geboden die iedere herbestemmer van erfgoed in zijn achterhoofd zou moeten houden om van een project een succes te maken. é Jaco Boer
juli/augustus 2010 16
ROM_07-08_2010.indd 16
7/26/2010 1:10:03 PM
De tien geboden voor herbestemming 1 Zet uw zinnen ook op de toekomst ‘Begin snel met de herontwikkeling, maar blijf focussen op het eindbeeld om te voorkomen dat kleine kwesties de discussies blijven beheersen. Maak ook een onderhouds- en exploitatieplan om doelen voor de langere termijn veilig te stellen.’
2 Gij zult functies niet forceren ‘Zoek een functie bij het gebouw en niet andersom. Anders bestem je een pand kapot. Ga nooit met een vooraf bedachte wensenlijst een herontwikkelproces in.’
3 Gij zult uw monument kennen in feiten en cijfers ‘Het gebeurt nog te vaak dat mensen het gebouw vooraf niet analyseren op zijn historie, technische toestand en toekomstkansen. Zoiets kost natuurlijk tijd, maar het voorkomt nutteloze ideeën. Zorg er ook voor dat het denken, rekenen en tekenen aan projecten gelijk opgaat.’
4 Zet uw zinnen op andermans successen ‘Ga kijken bij succesvolle projecten, zodat draagvlak voor de herbestemming ontstaat. Probeer ook te voorkomen dat mensen hun eigen belangen doordrukken en zich profileren ten koste van anderen.’
5 Gij zult reuring creëren ‘Geef een pand tijdelijk in gebruik aan creatievelingen, zodat mensen over mogelijke nieuwe functies gaan nadenken. Zorg ervoor dat het gebouw bij alle betrokkenen op het netvlies komt.’
6 Gij zult vertrouwen op expertise en ervaring ‘Ga niet in je eentje iets leuks bedenken, maar werk samen met andere partijen die al veel ervaring hebben opgedaan met herbestemmen.’
7 Gij zult faciliteren in plaats van controleren ‘Gemeenten willen nog te vaak de zaken regelen en controleren. Maar het herbestemmen van oude gebouwen vraagt om een andere omgang met regels en normen dan bij nieuwbouwprojecten.’
8 Ik ben de projecttrekker, uw kampioen, uw onvoorwaardelijke waterdrager ‘Gun als projectleider anderen hun successen. Bij herbestemming heb je een projectleider nodig die het onmogelijke mogelijk maakt.’
9 Gij zult projectpartners vinden en leren kennen ‘Leer je partners goed kennen. Probeer hun wensen en angsten te doorgronden en onderneem met z’n allen dingen om het gevoel te creëren dat het project haalbaar is en je het samen tot een goed einde kunt brengen.’
10 Gij zult een aansprekend plan creëren ‘Maak de kansen van een herbestemming zichtbaar met een realistisch en wervend plan. Vergeet daarin het financiële verhaal niet en vertaal de opbrengst naar concrete resultaten, zoals extra werkgelegenheid of een aantrekkelijke gebiedsontwikkeling.’
‘Zoek een functie bij het gebouw en niet andersom.’ Een van de pro j ecten van BOE i: vo o r h e e n l e e r l o o i e r i j D r i e s e n w e rd herontwik keld to t koopwoningen.
juli/augustus 2010 17
ROM_07-08_2010.indd 17
7/26/2010 1:10:04 PM
Visie Interview
Thomas von der Dunk
Erfgoed en identiteit De moderne zoektocht naar een Nederlandse identiteit is verwant aan de toegenomen waardering voor erfgoed, zegt Thomas von der Dunk. Hoe meer mensen zich vervreemd voelen van hun omgeving, hoe harder ze gaan zoeken naar houvast. Dat vinden ze in het verleden.
T
homas von der Dunk is een bekend politiek commentator. Hij publiceert daarnaast over uiteenlopende onderwerpen als de multiculturele samenleving en IsraĂŤl. Wellicht minder bekend is dat Von der Dunk ook cultuurhistoricus is. Zijn meest recente boek gaat over de overblijfselen van het IJzeren Gordijn in Duitsland. Von der Dunk weet vraagstukken als identiteit en pessimisme te koppelen aan de waardering voor erfgoed.
Oude fabrieken worden omgebouwd tot woningen, restanten van scheepswerven krijgen een prominente plek in een park. We slopen niet meer, maar koesteren ons erfgoed
en laten het tot zijn recht komen in nieuwe ruimtelijke plannen. Hoe verklaart u dat? ‘Bij het wegvallen van grenzen, zowel qua tijd als plaats, zoekt men naar het vertrouwde. En dat vindt men in het eigen verleden. Kijk naar de hele identiteitsdiscussie, de canons en inburgeringscursus, dat hangt ermee samen. Het heeft ook te maken met de snelheid van veranderingen. Als je ziet wat er in de laatste kwart eeuw is bijgebouwd, hoe het landschap in een onvoorstelbaar tempo op de schop is gegaan! In mijn jonge jaren begon Amsterdam bij het Amstel Station, nu voor je gevoel halverwege de weg naar Utrecht. Die sterke groei in combinatie met de opkomst van de multiculturele samenleving, de sterke
juli/augustus 2010 18
ROM_07-08_2010.indd 18
7/26/2010 1:10:07 PM
verandering van het straatbeeld, de Europese eenwording, de globalisering, dat alles roept de vraag op wat er nog Nederlands is. Die vraag zorgt ervoor dat erfgoed enorm “in” is.’
Toerisme en economie zijn toch ook belangrijke drijvende krachten achter de aandacht voor erfgoed? ‘Zeker. Toeristen willen naar de binnenstad van Amsterdam, ze gaan niet kijken in een nieuwbouwwijk in Purmerend. Grote monumenten zijn dan belangrijk, maar ook alle kleine pandjes die op zich niet zo bijzonder zijn, maar samen een stad intiem en gezellig maken. Het weer opengooien van de grachten hoort daar ook bij. Gedempte grachten zijn nooit mooi, het zijn dode plekken in de stad. Als ze geen belangrijke verkeersader zijn geworden, zoals de Coolsingel, dan kunnen het weer grachten worden. We beschouwen de stad inmiddels als één geheel en dat zie je ook terug in hoe we met historische plekken in de stad omgaan.’
Niet alleen is er waardering voor molens en stadspaleizen, ook sommige industriële gebouwen worden tot ons erfgoed gerekend. Terwijl ze nooit bedoeld zijn als mooi gebouw, worden ze nu wel zo gewaardeerd. ‘Dat heeft te maken met een zekere democratisering van onze geschiedenis. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw ging geschiedenis over grote mannen en grote gebouwen. Daarna kwam er belangstelling voor sociale geschiedenis, voor de verhalen van de kleine man. Waarom zou een fabriek minder waard zijn dan een paleis? Die vraag paste daarbij en dat is zo gebleven. Het heeft er ook mee te maken dat als iets op een gegeven moment oud genoeg is, het de moeite waard wordt om het te bewaren. Dingen die puur voor hun functie gebouwd zijn, gaan we dan ineens mooi vinden.’
Dus om iets als erfgoed te kunnen waarderen, is een zekere afstand nodig. Idealiseren we het verleden? ‘Bij het Colosseum vragen we ons ook niet meer af wat er is gebeurd, dat er bloed aan kleeft is niet meer relevant omdat het zo lang geleden is. Sommige monumentenzorgers zeggen dat Amsterdam rond 1800 op zijn mooist was. Maar dan realiseert men zich niet hoe het stonk, hoe slecht het onderhoud van de wegen was, hoe veel gebouwen vervallen waren. Varkens liepen door de stad, in Keulen werden tot in de negentiende eeuw koeien binnen de stadsmuren gehouden. Buiten de stadsmuren lagen krottenwijken, langs de uitvalswegen was een enorme brij van fabriekjes, herbergen, bordelen, volkstuintjes. Rommelbebouwing, bidonvilles zoals we uit de Derde Wereld kennen. Dat realiseren we ons niet, omdat dat soort dingen op schilderijen niet werd getoond.’
Wat zegt de waardering van erfgoed over de tijd waarin wij leven? ‘Er speelt ook een negatieve grondtoon. Uit onderzoeken van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat het grootste deel van de Nederlandse bevolking gelooft dat het het in de toekomst slechter krijgt dan nu. Als je negatief bent over de toekomst, dan grijp je eerder terug naar het verleden. Europa is wat dat betreft het continent van de angst, terwijl Azië geldt als het continent van de hoop. De Chinezen ruimen alle oude gebouwen op, want ze willen die rommel niet meer, het herinnert ze aan armoede en ellende. Over een aantal jaar hebben ze daar waarschijnlijk spijt van, als toeristen gaan vragen waar die karakteristieke oude wijkjes zijn gebleven. Kijk naar de Plaka in Athene, dat was een achterstandsbuurtje waar men nog niet aan toegekomen was om te slopen. Nu is dat een toeristentrekker, men vindt het er pittoresk. Maar wat wij pittoresk vinden, is vaak armoede. Daarom moet er voldoende afstand zijn om het te kunnen waarderen.’
T h o m a s von d e r D u n k : ‘ Wa a ro m z o u e e n fabr iek minder waard zijn dan een paleis?’
Foto’s: Geert van Tol
é Marieke Vos
juli/augustus 2010 19
ROM_07-08_2010.indd 19
7/26/2010 1:10:09 PM
Praktijk
Dromen, drammen en … daar komt de Valkhoftoren!
En het woord werd steen…. Wat is ruimtelijk erfgoed? Moeten de stenen of het monumentale groen er al staan, of kun je ze ook doelbewust (her)scheppen? En wat heeft voorrang: de bestaande of de grootse droom? Dat zijn al veertig jaar de hamvragen bij de Nijmeegse Valkhofruïnes en het omliggende park. De donjon wordt hoogstwaarschijnlijk herbouwd, per referendum. Een novi-monument als genoegdoening voor een verongelijkte stad.
O
oit gebouwd door Karel de Grote op de stuwwal boven de Waalkade, werd de Valkhofburcht in 1797 bijna volledig afgebroken. Gelre (lees: de provinciebestuurders in Arnhem, aartsrivaal van Nijmegen) had geld nodig, en ach, die ouwe kastelen… De stenen werden aan steden stroomafwaarts verkocht. Verontwaardigde Nijmegenaren wisten anderhalf kapelletje te redden. Daar omheen werd op hun initiatief in 1799 een park aangelegd, in Engelse stijl, doordrongen van vergankelijkheid.
De Donjon van Ni jme gen .
Foto: Jeroen de Groot
Het Valkhofpark is verslonsd. Op tientallen majestueuze bomen na is de oorspronkelijke schilderachtige structuur vervaagd. Opknappen? Te duur. En bovendien: wie komt daar nou helemaal? Nee, dan die verkwanselde burcht, dat bleef steken. Een clubje j modelbouw-hobbyisten modelbouw-hobbyyisten richtte in 1978 de
Valkhofvereniging op, met herbouw als doel. Diverse plannen sneuvelden, maar in 1996 komt een alliantie met bouwbedrijf Strukton en de lokale projectontwikkelaar ICE met een gelikte plantekening. Beursvloer, hotels, congreszalen, horeca en winkeltjes binnen nieuwe ‘kasteelmuren’. En daar bovenuit een moderne donjon, min of meer het Karolingische silhouet. Nieuwe trekpleister, pur sang, zo heette het. Tumult! Kloeke ‘Nimwegenaren’ en verlekkerde bouwbedrijven (‘Weg met dat lelijke gat op de heuvel!’) versus cultuurhistorici en intellectuelen (‘Nepkasteel! Penissymbool!’). ‘Nep’, daarin had Nijmegen al een reputatie opgebouwd. Bekende oudstedelijke ensembles, zoals de omgeving en toren van de centrale Sint Stevenskerk werden ooit fraai herbouwd, maar met historisch losse moraal. Nog zo’n project leek ineens een brug te ver. Toenmalig staatssecretaris Ad Nuis (Cultuur) verklaarde zich tegen. Medialuwte trad in, maar de veenbrand bleef smeulen. De doorbraak kwam in 2005. Vanwege het vermeende 2000-jarig bestaan van Nijmegen mocht de burchtlobby een tijdelijke, 33 meter hoge, donjon-replica van staal en doek oprichten in het park. Bingo! Tienduizenden toeristen genoten van het uitzicht vanaf de top. In 2006 stemde prompt 60 procent van de Nijmegenaren bij referendum vóór herbouw... van, jawel, de donjon. De bouw is gegund aan de Stichting Donjon van Royal Haskoning, NVOB Cultuurfonds en ICE. De Rijksdienst voor erfgoed en het gemeentebestuur hameren gelijktijdig op herstel van het bestaande monument: het park. Of dat ervan komt? De vergunningaanvragen worden dit voorjaar verwacht… é Michel Robles
juli/augustus 2010 20
ROM_07-08_2010.indd 20
7/26/2010 1:10:14 PM
Praktijk
‘De Beerze op waterbasis’
O ude tore n Oo s te l b e e r s te midden van ak kers , op achterg rond huidige kerk en ce ntr um.
Cultuurhistorie geen kunstje... Cultuurhistorie moet geen kunstje zijn om een plan extra kwaliteit te geven. Dat leert het voorbeeld van het beekdal de Kleine Beerze. Nota bene een prijswinnend ontwerp, waarbij cultuurhistorische elementen een essentiële basis vormden, maar wat wetenschappelijk slecht was onderbouwd. Een grondige cultuurhistorische inventarisatie en analyse ontbraken. Bovendien is keihard gejokt over ‘enthousiaste en actieve’ participatie van betrokken burgers en tuinders. Uiteindelijk heeft het ‘mooie’ plan de eindstreep niet gehaald. Het draagvlak ontbrak. De les: gebruik deskundige en verifieerbare bronnen.
D
e Beerze op waterbasis was een ontwerp van Grontmij voor het beekdal van de Kleine Beerze dat in mei 2007 de prestigieuze Eo Wijers-prijs won. De Reconstructiecommissie Beerze-Reusel had samen met de stichting de prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van een robuuste ecologische verbinding voor dit beekdal. De landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken van het gebied moesten leidend zijn in het ontwerp.
De ontwerpers kozen voor een robuuste ecologische verbindingszone met een robuust watersysteem. Elk deelgebied binnen het stroomgebied van de Beerze moest het neerslagoverschot laten infiltreren binnen de eigen grenzen. Afvoer van het overschot naar benedenstrooms gelegen deelgebieden is uit den boze. Het waterbeheer van de middeleeuwse boeren vormde de inspiratiebron voor de ontwerpers. Het water werd op een weldoordachte wijze èè
juli/augustus 2010 21
ROM_07-08_2010.indd 21
7/26/2010 1:10:16 PM
Praktijk
vastgehouden en geborgen, waarbij gebruik werd gemaakt van ingenieuze aan- en afvoerstelsels. Dit werd vormgegeven door middel van het bevloeien en bergen van water, van watermolens, aquaducten en van waterkerende en -geleidende landschapselementen. Voor genoemde inspiratiebron is gebruikgemaakt van historische kaarten, bronnen en verhalen van streekbewoners.
cultuurhistorische onderbouwing van gemaakte keuzes in het ontwerp mogelijk en het ontwerp krijgt zo ook een wezenlijke binding met de streek. Immers, cultuurhistorie kan bijdragen aan identiteitsvorming van een streek en aan gevoelens van continuïteit waardoor een gebied betekenis krijgt voor de streekbewoners.
Slechte onderbouwing Inventarisatie en analyse Echter, een grondige cultuurhistorische inventarisatie en analyse ontbreken. Zo dateert men de Oude Toren van Oostelbeers ten onrechte in de zeventiende eeuw. Voorts wordt geschreven over het Kasteel van Vessem terwijl het bedoeld gebouw op de kaart staat aangegeven als een
Een grondige cultuurhistorische inventarisatie en analyse ontbreken
K le i ne B e e r z e 1836-1843.
grote boerderij. Dit roept vragen op als: zijn historische bronnen geraadpleegd? Eenzelfde vraag is te stellen bij de ontstaanswijze en het functioneren van de waterlopen in het beekdal van de Kleine Beerze. De ontwerpers veronderstellen een antropogene oorsprong van de Beerze, terwijl een natuurlijke oorsprong vooralsnog eerder aannemelijk is. Om cultuurhistorie adequaat in een ontwerp te betrekken is het, allereerst, nodig dat een deskundig, op verifieerbare bronnen gebaseerde inventarisatie van de cultuurhistorie plaatsvindt, of dat van een reeds bestaande inventarisatie gebruik wordt gemaakt. Dit maakt vervolgens
Het ontwerp blijkt niet op hydrologische haalbaarheid te zijn doorgerekend, terwijl dit de beoordeling niet in de weg heeft gestaan. Alhoewel een kwalitatieve beschouwing op basis van kaarten is uitgevoerd (expert judgement), is dit als onvoldoende aan te merken. Immers, waterdoelen zijn te kwantificeren en als zodanig na te rekenen. Het ontwerp is hydrologisch onvoldoende onderbouwd. Het is op z’n minst merkwaardig te noemen dat dit niet vroegtijdig is gebeurd en wel temeer daar ‘water’ de fundamentele drager is van het ontwerp. Hier komt nog bij dat de hydrologische consequenties van dit ontwerp voor het bovenstroomse gedeelte van de Kleine Beerze niet in beschouwing zijn genomen. Als de Beerze niet meer als een ruimtelijk continue beek in het landschap aanwezig is, is het bovenstroomse gedeelte dan nog wel in staat het neerslagoverschot voldoende vast te houden? Zijn de vennen aldaar toereikend voor opvang van overtollig water? Antwoorden ontbreken. Het gebruik van het concept ‘vloeiweiden’ is zonder enige analyse of onderbouwing gebruikt waardoor dit niet verifieerbaar is. Methoden als historisch kaartonderzoek, toponiemen- en archievenonderzoek en archeologisch en cultuurhistorisch veldonderzoek om het bestaan van vloeiweiden in verleden tijden te kunnen verifiëren, ontbreken. De ontwerpers hebben niet aangetoond dat vloeiweiden hier ooit aanwezig zijn geweest. En als ze aanwezig zijn geweest, dan waren ze gebruikt om grasland te voorzien van slib en nutriënten (oorspronkelijke functie van vloeiweiden) en niet om water vast te houden. De enige vloeiweide lag veel verder stroomafwaarts: daar waar Kleine en Groote Beerze samenkomen. Om vloeiweiden als cultuurhistorisch object in dit stroomgebied te mogen terugbrengen, moet eerst zijn aangetoond dat ze in het verleden in dit gebied zijn geweest. Pas dan mag men zich baseren op vloeiweiden als cultuurhistorie van dit gebied.
Cultuurhistorici De indruk bestaat dat de leemte aan cultuurhistorische kennis de ontwerpers parten heeft gespeeld. Dat is jammer, daar cultuurhistorie tot kern van het ontwerp is verheven. Zo wordt een ander gebruik aan objecten gegeven dan in het verleden is gedaan en daarmee is de cultuurhistorie misbruikt. Het gebruik van de boerderij te Vessem en vloeiweiden zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Het gebiedseigene wordt zo geweld aangedaan en bewoners zullen zich niet meer herkennen in het gebied.
juli/augustus 2010 22
ROM_07-08_2010.indd 22
7/26/2010 1:10:29 PM
Of men wekt de indruk de boerderij te Vessem als landgoed te bestempelen om daarmee landgoederen te kunnen introduceren in het gebied dat vanouds bekend staat als een open agrarisch en landelijk gebied. Cultuurhistorie aanwenden om andere doelen te realiseren is niet legitiem. Kansen om waardevolle objecten juist te gebruiken, zijn blijven liggen. Zo ontbreekt de cultuurhistorische ontsluiting van de toren van Oostelbeers waarbij informatie over deze betekenisvolle locatie kan worden gegeven: verplaatsing van middeleeuwse nederzettingen. Om dergelijke situaties te voorkomen is de inbreng van cultuurhistorici een vereiste. Niet alleen voor een cultuurhistorische inventarisatie en analyse (wat vakkennis vereist), maar ook voor het ontwerpproces zelf met de daarin gemaakte keuzes en hun oordeel daarover. Immers, zij kennen als geen ander de cultuurhistorie en weten of een ontwerp is geënt op de cultuurhistorie, dan wel dat het niet in strijd is met de identiteit van het object of de streek. Cultuurhistorici zijn bovendien van betekenis voor beoordeling van aangeleverde concepten en informatie.
Draagvlak Het ontwerp stelt dat de streek actief en enthousiast was betrokken bij het ontwerp. Al heeft men contacten gelegd met de betrokkenen, dit wil nog niet zeggen dat ze actief en enthousiast waren. Een regionaal dagblad meldde dat de belangenorganisaties ZLTO en Vrienden van de Landschotse Heide uit de klankbordgroep zijn gestapt omdat niet is geluisterd naar de agrarische ondernemers en dat er slecht is gecommuniceerd met de mensen uit het gebied. Dertig agrariërs, die zich zorgen maakten om de uitwerking van het beekherstel rond de Kleine Beerze, hebben een belangenvereniging opgericht. In een ingezonden stuk is er fundamentele kritiek op het ontwerpproces en het uiteindelijke ingezonden ontwerp: ‘De plannen worden van bovenaf gedropt in de streek en de cultuurhistorische onderbouwing van het plan ontbreekt.’ Uiteindelijk is het ontbreken van draagvlak de reden dat het winnende ontwerp van Grontmij niet tot uitvoering zal komen (en niet de slechte cultuurhistorische onderbouwing, A.B.), laat de projectleider van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) Kees Roelofsma weten. Hij noemt verder de onduidelijkheid rondom de procedurele aspecten van het ontwerp en gebrekkige communicatie richting de belanghebbenden wegens inhoudelijke onduidelijkheden in het ontwerp.
Deskundigheid Betrokken partijen hebben inmiddels afstand genomen van het winnende ontwerp van Grontmij. De uitgangspunten en ambities voor de reconstructie van het gebied De Beerze zijn opnieuw doorgesproken. Dat heeft geresulteerd in de Structuurvisie De Levende Beerze voor het hele
stroomgebied en het hierop gebaseerde Plan op Hoofdlijnen voor de Kleine Beerze. In dat laatste is het oorspronkelijke gedachtegoed van de Eo Wijers-stichting aanwezig gebleven om de ‘(...) continuïteit in het gebiedsproces’ vast te houden. Het Plan op Hoofdlijnen is in juni 2009 formeel bekrachtigd in een Samenwerkingsovereenkomst en getekend door zowel gemeenten, het waterschap en de provincie als door het Brabants Landschap en boerenorganisatie ZLTO. In de nazomer van 2009 is DLG gestart met het opstellen van een inrichtingsplan voor de Kleine Beerze, dat binnenkort gereed is. De bezinning op en aanpassing van het oorspronkelijke plan heeft ertoe geleid dat alsnog aan een professioneel bureau voor cultuurhistorie en archeologie opdracht is gegeven om een cultuurhistorische inventarisatie van de Kleine Beerze en directe omgeving te maken. ‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’, moet men hebben
Kansen om waardevolle objecten juist te gebruiken, zijn blijven liggen gedacht. Positief te waarderen is dat de betrokken partijen, DLG voorop, signalen op het gebied van de cultuurhistorie heeft opgepikt. Dat mag je ook verwachten van een organisatie die een convenant cultuurhistorie met de Rijksdienst Cultureel Erfgoed heeft ondertekend en samenwerkt met partijen die allen op hun eigen manier cultuurhistorie een plek in de planvorming willen bieden. Dit biedt hooggespannen verwachtingen voor het uiteindelijk herinrichtingsplan voor de Kleine Beerze en de plaats daarin van cultuurhistorie. é Arjan Breugem, onderzoeker bodem,
water, atmosfeer Wageningen UR Arjan.Breugem@wur.nl
juli/augustus 2010 23
ROM_07-08_2010.indd 23
7/26/2010 1:10:30 PM
Achtergrond
Kapitaliseren op het verleden met
‘Reverse Archaeology’ De nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) maakt archeologie tot een conditie in de ruimtelijke ordening. Maar de wet stelt geen normen en kaders over wat belangrijk erfgoed is. Dat maakt het lastig om archeologie als ruimtelijke conditie in te vullen. Hoe is te waarborgen dat de 120 miljoen euro, die publieke en private ontwikkelaars verplicht zijn in archeologisch onderzoek te steken, écht wat oplevert? Door het archeologisch proces om te keren en het perspectief te verbreden, meent adviesbureau The Missing Link.
S
inds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) is archeologie procesmatig steeds beter inpasbaar als conditie in de ruimtelijke ontwikkeling. Gemeenten kunnen archeologie opnemen in hun bestemmingsplannen en projectontwikkelaars houden rekening met mogelijke archeologische vindplaatsen. Bovendien ligt de besluitvorming niet meer alleen bij het Rijk, wetenschappelijk instituten of archeologische diensten. Gemeenten bepalen in principe zelf hun beleid en voorwaarden. Initiatiefnemers van bouw- of aanlegprojecten kunnen daaraan op hun eigen manier invulling geven. Over de aard van deze eisen en de invulling daarvan valt te discussiëren op basis van de gegeven beleidsruimte. In theorie, want deze discussie vindt nog voornamelijk plaats vanuit wetenschappelijk perspectief. Overheden schakelen meestal archeologen als adviseurs in, omdat die de meeste kennis in huis hebben. Andere partijen worden nauwelijks betrokken. Begrijpelijk, omdat het archeologisch bestel nog maar net is veranderd. Het gevolg is dat archeologie als conditie in de ruimtelijke ontwikkeling weinig waarde toevoegt.
Meedenken Op dit moment wordt ruimtelijk geld dat is gereserveerd voor archeologie voornamelijk ingezet om academische vragen te beantwoorden. Daar is de nieuwe wetgeving niet voor bedoeld! Evenmin als er wetten zijn voor de biologie als wetenschap – maar wel een ‘Natura 2000’ of een flora- en faunawetgeving – is de Wamz geen wet op de archeologie als wetenschap. Wetten zijn praktijkgericht: zoals het inrichtingselement ‘natuur’ waarde toevoegt aan een ontwikkeling, moet ook archeologie meerwaarde leveren aan een plan of een project. Probleem daarbij is dat archeologie – in tegenstelling tot andere ruimtelijke-ontwikkelingscondities – geen normen- en interventiewaarden heeft waarmee de waarde is vast te stellen. Toch moeten de spelers in de ruimtelijke ordening voor het eindproduct betalen. Wordt het dan niet
tijd om producten te maken die rendement opleveren en de bevolking aanspreken? Naar onze mening hebben ontwikkelaars (als betalende partij), gemeenten (als verantwoordelijke voor een gebied) en bewoners of bezoekers (als ‘consumenten’ van het ingerichte gebied) recht om mee te beslissen over het zichtbaar en beleefbaar maken van de geschiedenis. De sectorale afschermingspolitiek op grond van verboden en kosten moet dus plaatsmaken voor brede maatschappelijke aandacht. Dat is de randvoorwaarde voor Reverse Archaeology.
Structureel Op dit moment profiteert vrijwel alleen de wetenschappelijke wereld van archeologisch onderzoek. Ontwikkelaars
juli/augustus 2010 24
ROM_07-08_2010.indd 24
7/26/2010 1:10:33 PM
willen zo snel en goedkoop mogelijk voldoen aan hun archeologische verplichtingen. Ze weten vaak niet wat ze aan archeologie hebben en kunnen weinig met de onderzoeksrapporten. Natuurlijk wordt wel regelmatig publiciteit gegenereerd rond veldwerk en resulteert archeologisch onderzoek steeds vaker in tentoonstellingen of publieksboeken. Met soms verrassende invalshoeken en hoge bezoekersaantallen. Maar de meeste initiatieven zijn eenmalig. Een tentoonstelling wordt weer afgebroken, open dagen geven alleen een kijkje in het verleden tijdens het veldwerk, een publieksboek verdwijnt na het lezen in de kast. Wij zouden graag zien dat archeologie een structurele plek krijgt in de ruimtelijke ontwikkeling. Niet alleen als ‘te regelen conditie’ maar als inhoudelijke inspiratiebron voor het scheppen van een leefomgeving.
Proactief Normaal wordt pas tijdens, of aan het eind van het archeologisch onderzoek bepaald wat met de resultaten moet gebeuren. Dat lijkt logisch: pas als je een gebied hebt onderzocht, weet je of er vondsten of sporen uit het verleden zijn waarmee je iets kunt doen. Maar de archeologische ruimtelijke ambitie die je met een gebied hebt, kan al veel eerder bepaald worden. Bijvoorbeeld na het archeologisch bureauonderzoek of het verkennend booronderzoek. Op dat
moment is al in grote lijnen duidelijk welke potentie de geschiedenis van het gebied en het bodemarchief hebben. We kunnen dan al een hypothese opstellen van de bewoningsgeschiedenis van het gebied en de ambities vanuit alle
De archeologische waarde en ambitie zijn al aan het begin van het ruimtelijk ontwikkelingsproces bepaald domeinen verwerken en integreren. Die omkering van het archeologisch proces is de kerngedachte van Reverse Archaeology. Na afloop van de inventarisatie in het veld zijn de keuzes uiteraard bij te stellen en kunnen de doelen worden aangescherpt als basis voor eventuele maatregelen. Die aanpak leidt tot breed gedragen keuzes en houdt alle partijen gemotiveerd. De keuzes zijn op elk niveau en in alle archeologische en stedenbouwkundige documenten terug te vinden en ze bepalen zowel de omvang als intensiteit van het onderzoek.
Waardering Met de methode van Reverse Archaeology worden de archeologische waarde en ambitie al aan het begin van het èè
juli/augustus 2010 25
ROM_07-08_2010.indd 25
7/26/2010 1:10:33 PM
Achtergrond
Draagvlak
S p o re n u i t h e t verleden zi jn belangrijke i n fo r m at i e ve r s c h a f fe r s .
ruimtelijk ontwikkelingsproces bepaald. Wat maakt deze plek uniek? Welke gebeurtenissen hebben zich hier afgespeeld? De antwoorden worden gecombineerd met vragen over de toekomst: wat gaat hier gebouwd of aangelegd worden? Hoe is de identiteit van de nieuwe wijk door middel van het verleden vorm te geven? Wat is de relatie van de archeologie met de nieuwe ontwikkeling, structuurvisie of het beeldkwaliteitsplan? De antwoorden zijn van belang voor alle partijen: academici, overheden, ontwikkelaars, architecten, bouwers en consumenten. Kortom: het proces begint met nadenken over de maatschappelijke toepasbaarheid van archeologie in de ruimtelijke ontwikkeling. Ondergrondse sporen uit het verleden zijn belangrijke informatieverschaffers over het landschap en de directe omgeving waarin het leven zich in vroeger tijden afspeelde. Bij de keuzes moet ook meegenomen worden welke aspecten uit de veelzijdige geschiedeniscaleidoscoop tussen nu en 10.000 v.Chr bruikbaar zijn voor ontwerpers en vormgevers. Ergo: wanneer je het verleden wilt terugbrengen naar het heden, moet je dat weloverwogen doen.
Bestel het gratis boekje over Reverse Archaeology Dit artikel belicht de uitgangspunten van Reverse Archaeology en de rollen van de verschillende spelers. Voor een beschrijving van de praktische uitwerking van de methode is hier geen ruimte. The Missing Link heeft hierover een boekje uitgebracht dat kosteloos is te bestellen via info@the-missinglink.nl.
Met de invoering van de Wamz zijn verschillende belanghebbenden bij archeologie aan te wijzen. Bij het kapitaliseren op het verleden dient een doordachte keuze vaak de belangen van verschillende partijen. • Ruimtelijke ontwikkelaars merken dat het management van de archeologie in ruimtelijke projecten effectiever en efficiënter wordt. De belangen en doelen zijn immers vroegtijdig afgestemd. Verder leidt de integratie van de gebiedsgeschiedenis in het ontwerp tot beter verkoopbare projecten en duurzame bebouwing. • Adviseurs en ontwerpers kunnen eerder en gerichter bijdragen aan ruimtelijke ontwerpen, beeldkwaliteitsplannen en de architectuur. De ‘brug naar het verleden’ vormt een belangrijke bijdrage aan de identiteit en beleving in de wijk. • Gemeenten profiteren op economisch gebied in de vorm van toerisme en recreatieve waarde, citymarketing en citybranding. • De wetenschap krijgt nieuwe kansen. De middelen die betalende partijen in de ruimtelijke ontwikkeling nu beschikbaar stellen, zijn niet of nauwelijks toereikend zijn voor gedegen onderzoek. Door scherpere keuzes te maken zijn archeologische onderwerpen diepgaander te onderzoeken en is er meer draagvlak voor externe financiering. • Bewoners en bezoekers voelen zich meer verbonden met het gebied. Het ‘verborgen’ verleden’ komt aan het licht. Soms heel even, bij een opgraving. Soms permanent, door het ontwerp van de bebouwing of door inrichting van het landschap.
‘Planet’, ‘people’ en ‘profit’ De archeologische wereld richt zich op het vergroten van academische kennis over de ‘planet’. In de ruimtelijke ontwikkeling wordt gewerkt aan een Nederland dat mooi en leefbaar is voor ‘people’. En alle partijen hebben behoefte aan ‘profit’: de belastingbetaler, de bedrijven die moeten bijdragen aan archeologisch onderzoek en de universiteiten die meer fondsen voor onderzoek nodig hebben. Reverse Archaeology brengt planet, people en profit samen. Het is eigenlijk een logische vervolgstap op de Belvedere-aanpak. Bij Reverse Archaeology krijgt erfgoed alléén aandacht als het directe meerwaarde levert aan de ruimtelijke ontwikkeling en de beleving van de burger. Archeologie wordt een middel om een mooiere ruimtelijke omgeving te creëren. Welke producten daar precies bij horen moeten we in de komende jaren met veel creatieve geesten gaan uitzoeken. Dat is met elke nieuwe ontwikkeling, zoals de Spaanse auteur Louis Aragon heeft verwoord: ‘Ik heb het verleden opnieuw verzonnen om de schoonheid van de toekomst te maken.’ é Boudewijn Goudswaard, Sigrid van
Roode en Ariejan Goudswaard b.goudswaard@archeologic.nl
juli/augustus 2010 26
ROM_07-08_2010.indd 26
7/26/2010 1:10:34 PM
Kennisbank Inkoop en Aanbesteden Alle informatie overzichtelijk op ĂŠĂŠn plek
Hebt u alle kennis paraat op het gebied van inkoop en aanbesteden paraat?
Nee?
Dan loont het de moeite om een abonnement op de Kennisbank Inkoop en Aanbesteden te nemen. Een gerenommeerde redactie van vakspecialisten uit de praktijk zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere beschrijvingen van aanbestedingsprocedures en praktische stappenplannen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u overtuigen, ga naar www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl en vraag een productdemonstratie aan.
www.kennisbankinkoopenaanbesteden.nl
ROM_07-08_2010.indd 27
7/26/2010 1:10:36 PM
Praktijk
Budel-Noord II: partijen bespreken vooraf rol archeologie
Het verleden herbestemd De ontwikkeling van Budel-Noord II geldt als een van de eerste voorbeelden waarin de cultuurhistorie vooraf al een plek in de ruimtelijke ontwikkeling krijgt. Gemeente, bewoners, ontwikkelaars en wetenschappers proberen elkaar te vinden in de nog prille uitdaging hoe de archeologie in te passen in de nieuwe woonwijk.
S
tedenbouwkundigen laten zich graag inspireren door de geschiedenis van een plek. Een oud stratenpatroon of een karakteristieke watergang kan bezieling geven bij het maken van een ontwerp. De toekomstige uitbreidingswijk aan de noordzijde van het Brabantse Budel, die ruimte biedt voor zo’n 600 nieuwe woningen, biedt in dat opzicht weinig aanknopingspunten. Het 35 hectare tellende gebied bestaat grotendeels uit kaal akkerland. Vroegere waterlopen zijn gekanaliseerd. Raakvlakken met het verleden zijn er wel onder de grond. Tijdens archeologisch onderzoek werden sporen van een omvangrijke Romeinse nederzetting gevonden. Toeval of niet, het stratenpatroon van de uit het
dorpscentrum weglopende wegen strookt met het wegennet rond de boerderijen uit de Romeinse tijd die voor de bevoorrading van het leger moesten zorgen. Reden om de archeologie een plek te geven bij de planontwikkeling van Budel-Noord II. ‘Niet uit ideële motieven’, zegt Gerard Zeelen van ZECI Vastgoedontwikkeling, ‘maar omdat we elementen aan willen dragen op basis waarvan de stedenbouwkundige een plan kan realiseren.’
Draagvlak Gemeente en ontwikkelende partijen hechten zeer aan draagvlak bij de Budelse bevolking voor hun plannen.
juli/augustus 2010 28
ROM_07-08_2010.indd 28
7/26/2010 1:10:37 PM
O ud e R o m e i n s e we gen zi jn te r u g te vinden in het huidige stratenpatro on.
‘Ook al bouwen we die zeshonderd woningen niet in één keer, op zo’n klein dorp heeft dat aantal wel een enorme impact’, zegt Zeelen. Teruggrijpen op de historische elementen, vindt de ontwikkelaar, kan een gevoel van verbondenheid opleveren. ‘Mensen kopen heus geen huis omdat daar vroeger Romeinen hebben rondgelopen. Maar het geeft een speciaal gevoel, als je weet dat jouw huis op het fundament van een oude boerderij rust of op de plek van een plein staat waar ooit veel mensen waren. We willen een verantwoord ontwerp maken, dat past bij het dorpse karakter.’ Tot voorlopige tevredenheid van bewoner Martien van Dooren, lid van de in februari opgerichte Burgerwerkgroep Budel Noord namens een buurtorganisatie. ‘Ontwikkelaars zijn vaak geneigd om stadse bebouwing neer te zetten. Dat kan een dorp verminken. Het kenmerk van Budel is de lintbebouwing. Dat willen we zo houden.’
Identiteit Wethouder Frank Walkate van Cranendonck, waar Budel onder valt, wil de stedenbouwkundige visie in zijn woorden, ‘breed in het dorp uitzetten’ en niet alleen bespreken in de klankbordgroep. Niet dat Walkate verwacht dat de interesse in de Romeinse periode onder de Bulanders groot zal zijn, ‘maar een dergelijk gegeven kan wel een aanknopingspunt zijn voor de identiteit van de nieuwe woonwijk. Als burgers erover hebben kunnen nadenken, komen er vast ideeën.’ Gemeente, ontwikkelaars en de archeologen van stadsregioorgaan SRE, die de gemeente van advies dienen, stellen voor samen met de bewoners – in de geest van Reverse Archaeology, ontwikkeld door The Missing Link dat dit concept in Budel toepaste – vast te gaan stellen wat ze van de geschiedenis belangrijk vinden en wat ze daadwerkelijk met de cultuurhistorische elementen willen gaan doen. ‘Een democratisch proces is niet verkeerd’, zegt bewoner Van Dooren, ‘maar er moet nog verder onderzoek worden gedaan. Dan pas weten
we zeker wat we in het gebied kunnen verwachten. Hoe de cultuurhistorie en archeologie worden ingepast in het totale plan is aan de vakmensen en de architecten.’ Van Dooren vermoedt dat de enigszins historisch ingestelde dorpsgenoot gevoelig zal zijn voor de geschiedenis van Budel Noord, ‘waar een ander minder snel interesse zal tonen’.
Financieel Wethouder Walkate juicht de gekozen aanpak toe om vooraf met alle stakeholders afspraken te maken over hoe de archeologie vorm te geven bij de ontwikkeling van de nieuwe wijk. Ook uit financieel oogpunt. ‘Het is onverstandig een project nodeloos duur te maken. Je moet keuzes maken.’ Voor de opgravingen in het aangrenzende, eerder ontwikkelde gebied Budel-Noord I is 200 duizend euro uitgegeven. ‘Dat is aanzienlijk voor zo’n kleine locatie. We zijn daar heel ver gegaan.’ Wezenlijk, meent projectontwikkelaar Zeelen, is samen te bepalen of de archeologie iets voor de wijk gaat betekenen. ‘Het zijn toch de kopers die dat bedrag moeten betalen. Een cruciale vraag is dus hoeveel euro je per woning aan archeologie wilt uitgeven. Als je tienduizend scherven hebt opgegraven, weet je het wel. Het is niet nodig om nog meer scherven op te graven. Die zijn toch voor de vitrinekast. Van die eerste tienduizend zou je wel een kunstwerk voor in de wijk kunnen maken. Zo zijn er nog meer mogelijkheden. De vroegere wegenstructuur kun je oppakken bij de inrichting van de openbare ruimte. Of je zou een oude watergang terug kunnen brengen. Ik heb daar wel oren naar. Dat is veel beter dan de doorsnee waterpartij. Als je op vakantie gaat, bezoek je historische gebouwen die een verhaal vertellen, zoals een kathedraal of een kasteel. Je gaat niet automatisch naar een nieuwbouwwijk toe. Onze uitdaging is van deze nieuwe woonwijk iets interessants te maken. Daar zijn we naar op zoek.’ é Pieter van den Brand
juli/augustus 2010 29
ROM_07-08_2010.indd 29
7/26/2010 1:10:39 PM
Praktijk
Floriade Venlo: convenant regelt centrale plek erfgoed Te r p l a a t s e v a n a a n te le g gen paden is de boveng rond opzi j geschoven om archeolo g is c h e s p o re n te z o e k e n . E r z i jn paalresten v an b o e rd e r i j e n a a n g e t ro f fe n d i e zich t baar zi jn als donkere plek ken.
Foto: Tanja Bouman (ARCADIS)
Cadeau uit het verleden De ontwikkeling van de locatie in Venlo waar in 2012 de Floriade plaatsvindt, is in volle gang. Archeologie en cultuurhistorie krijgen nu al een prominente plek in het ontwikkelingsproces. De organisatie wil beide elementen creatief en innovatief inzetten als attractieve en speelse beleving voor de Floriadebezoeker.
H
et terrein van de Floriade is nu nog een woeste zandvlakte, onderbroken door stukken bos. Directeur Sven Stimac pikt de archeologie er moeiteloos uit. Een overwoekerde glooiing in het bos is een grafheuvel. Twee oude beuken markeren de grens van een middeleeuwse veekraal. Op het terrein ernaast zijn de resten van een boerderij teruggevonden. We moeten opzij voor een shovel die druk doende is de met kiezels verharde weg te egaliseren voor latere asfaltering. De aanleg van de infrastructuur is in volle gang. De kavels voor de paviljoenen van de wereldtuinbouwtentoonstelling zijn al uitgezet. ‘Toch hebben we ook al zo’n 1500 bomen geplant’, glundert Stimac en wijst naar de kring van 21 verschillende boomsoorten die de Keltische boomhoroscoop vormen. Een verwijzing naar de eveneens Keltische grafheuvels. Het kostte Stimac, die ook werkte bij de organisatie van de World Expo in Hannover, geen enkele moeite door het aanwezige erfgoed geïnspireerd te raken. Natuurlijk gelden er wettelijke verplichtingen om de relicten in het archeologisch waardevolle gebied te behouden. Stimac ervaart dat niet als
een last. ‘We draaien het juist om. Door dit onderwerp serieus op te pakken, verhogen we de waarde van ons evenement.’
Hergebruik De Floriade, die in 2012 opengaat, geniet alom bekendheid vanwege haar vergaande ambities op het vlak van Cradle-toCradle. Het wereldtuinbouwevenement maakt deel uit van de community of practice Oneindig Laagland. Hierin wordt samen met onder meer Almere, Haarlemmermeer en VROM kennis ontwikkeld over innovatieve ontwerpvraagstukken die C2C-ambities oproepen voor gebiedsontwikkeling. Het streven naar een zo hoogwaardig mogelijk hergebruik van materialen bij de inrichting van het Floriadepark sluit naadloos aan op het ‘hergebruik’ van de geschiedenis. ‘Een van onze slogans is “We are native to our place”. De geschiedenis heeft daar een duidelijke rol in. In feite maken we een traditie van vijfduizend jaar landbouw en landgebruik zichtbaar. We leggen een directe relatie tussen toekomst en geschiedenis. Ik vind dat een ijzersterk verhaal’, zegt Stimac. Wat ook voor het onbeduidende kapelletje verderop in het bos
juli/augustus 2010 30
ROM_07-08_2010.indd 30
7/26/2010 1:10:40 PM
geldt. Het piepkleine bouwsel, dat op de fundamenten van een volgens overlevering omvangrijker voorganger uit 1430 rust, is van grote betekenis voor de gelovigen in het gebied. De boerderij en schuur enkele honderden meters verderop willen Stimac en zijn team gaan inrichten als vertrekpunt voor de cultuurhistorische route. Ook de archeologische waarden die niet meer beleefbaar zijn, wil men gaan ‘communiceren’, zoals Stimac het uitdrukt. ‘Ik denk er bijvoorbeeld aan de opgegraven urnen op deze route onverwachts in een doorkijkje achter glas te presenteren aan het publiek. Je moet spelen met verrassingen. Ook bezoekers die in eerste instantie niet in de cultuurhistorie geïnteresseerd zijn, kun je zo toch prikkelen.’ Het concept dat Stimac voor ogen heeft, vergt de nodige investeringen, maar hij is positief over het binnenhalen van financiële middelen. ‘Ik verwacht dat we derden kunnen interesseren om mee te doen. Ik noem de Stichting Instandhouding Kleine landschapselementen in Limburg, die ook een bijdrage wil leveren.’
Convenant Samen met de gemeente werd het herbestemmen van de archeologie en cultuurhistorie beklonken in een convenant, ver voor de ontwikkeling van het terrein van start ging. De aanpak sluit aan bij het concept van Reverse Archaeology. Drijvende kracht achter het archeologische proces in Venlo is Archeologic, de ontwikkelaar van deze methode. Vertrekpunt is een plankaart met zoekgebieden, waaraan iedereen zich heeft gecommitteerd. De eerste ontwerpen zijn inmiddels verschenen. De convenanttekst beschrijft de aanwezigheid van de cultuurhistorische relicten als een ‘cadeau’ voor de ontwerpers. Dat is precies de ervaring van John Boon van ARCADIS dat als hoofdaannemer voor veertig miljoen euro risicodragend deelneemt aan de Floriade. ‘Er wordt een extra laag aan het landschap toegevoegd. Voor mij als landschapsarchitect is dat prachtig. De natuur die op deze plek voorkomt, is steevast bepaald door de mensen die er woonden en werkten. De grafheuvels hebben hun eigen biotoop. Het landbouwsysteem met S i n t Ja n s k a p e l , d i e j a a r l i j k s w o rd t b e z o c h t o p 2 4 j u n i S i n t Ja n ( l a a t s te d a g a s p e r g e o o g s t ) .
schapen heeft de heide doen ontstaan. Eind 1800 zijn er naaldbomen geplant om verstuiving te voorkomen. Het hout was voor de mijnbouw. Mijnwerkers stutten hun gangen met naaldhout, want dat kraakt voordat het breekt. Die verhalen willen we vertellen.’ Volgens de ‘Hoofdontwerper Floriade 2012’, zoals Boons officiële titel luidt, is deze grootschalige aanpak nog nieuw voor ons land. ‘Meestal ontbreken de mogelijkheden om cultuurhistorie intensief in een ontwerp in te brengen.’
Ruïne S t . Janshoeve.
Foto: Tanja Bouman (ARCADIS)
‘In feite maken we een traditie van vijfduizend jaar landbouw en landgebruik zichtbaar’ Ook Greenpark Venlo, de organisatie die op de plek van de Floriade een bedrijvenpark gaat ontwikkelen, is van de partij in het convenant. ‘Als ontwikkelende partij zijn wij verplicht iets met cultuurhistorie te doen. Maar dat is de formele uitleg’, licht projectleider Henk Luijten toe. ‘Het in stand houden van de cultuurhistorische route na de Floriade vergroot de aantrekkelijkheid van Greenpark. Ik zie dat als een bonus. Er komen ook wandel- en fietspaden. Zo voorkom je dat het een bedrijventerrein wordt als vele andere, waar in het weekend geen mens te zien is.’ é Pieter van den Brand
Wate r p ut nabi j de Ruïne S t . Janshoeve.
S fe e r fo to v a n w e g w i j z e r n a a r d e S t . Ja n s k a p e l .
Foto: Tanja Bouman (ARCADIS)
Foto: Tanja Bouman (ARCADIS)
Foto: Copijn Tuin- en landschapsarchitecten
juli/augustus 2010 31
ROM_07-08_2010.indd 31
7/26/2010 1:10:55 PM
Achtergrond
De waarde van de locatie en het verhaal erbij
Erfgoedtoerisme Vanuit de vrijetijdshoek wordt erfgoed als kapitaal herkend en erkend. Voor onderwijsinstituten zoals het internationaal hoger onderwijs voor vrije tijd en toerisme (NHTV) betekent dit bijvoorbeeld dat de relatie erfgoed en toerisme in verschillende opleidingen een plaats heeft gekregen. Ook al is de manier van optimaal gebruik van erfgoed in de meeste plannen nog niet volledig uitgekristalliseerd, toch is de noodzaak voor het gebruik van erfgoed binnen andere vakgebieden duidelijk geworden.
E
rfgoed krijgt een steeds nadrukkelijkere betekenis in onze samenleving, vanwege de bijdrage die het levert aan de (culturele) identiteit van gebruikers. Juist in een tijd waar cultuur steeds meer standaardiseert in zowel gemeenten, musea als openbare ruimten, neemt ook de drang toe zich als gebruiker of bezoeker binnen een bestemming te willen onderscheiden. De sterke tendens richting standaardisatie en conformiteit van bestemmingen kent ook een andere kant.
De ‘creating heritage’-trend is al langer zichtbaar in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw Naast een groeiende mondiale cultuur is er in toenemende mate belangstelling voor lokale en regionale cultuur. Deze paradox, die ook wel bekend staat als de ‘globallocal paradox’ of ‘glocalisation’,1 wijst erop dat globalisering het nodig en wenselijk maakt dat bijvoorbeeld steden zich duidelijker moeten onderscheiden van andere steden. Dat gebeurt onder meer door centrumstedelijke herprofilering en evenementen. Vaak gebruikmakend van hun specifieke kenmerken, trachten steden ‘a sense of place’ te creëren en te stimuleren. Die specifieke kenmerken kunnen zijn een historische gebeurtenis, (nationale) monumenten of waardevolle gebouwen, de geografische locatie, of een bijzonder landschap. De relatie met toerisme is dan gauw gelegd, en met succes. Het aantal bezoekers van historische plekken en plaatsen groeit enorm. Steden als Bath, Venetië, Carcassonne of Le Mont St. Michel worden overspoeld door bezoekers met bijbehorende effecten. Vanzelfsprekend heeft dit gezorgd voor allerlei paradoxen en conflicten in het management van dergelijke plekken en plaatsen. Naast bedreigingen voor conservering, levert het echter ook een enorm scala aan kansen op, voor zowel erfgoedspecialisten als voor (ruimtelijk) ontwikkelaars.
Historische gevoelswaarde Erfgoed trekt werkgelegenheid aan, zet steden op de kaart en zorgt bovendien voor een draagvlak om bescherming en behoud van het erfgoed te bekostigen. Wij onderscheiden bij het vaststellen van een verdienmodel voor gebiedsontwikkelingen drie aspecten, te weten publieksbeleving met erfgoed, erfgoedmarketing en ruimtelijk ontwerp geïnspireerd op erfgoed. Vastgoed dat vermarkt is met erfgoed sneller te verkopen. Bovendien levert het een waardestijging op en een grotere maatschappelijke betrokkenheid, economische impulsen en toeristische aantrekkingskracht door publieksbeleving. Binnen deze context is het niet zo verwonderlijk dat in het straatbeeld steeds vaker ‘historische’ gebouwen, landschappen, woonwijken, themaparken en evenementen verschijnen. Deze ‘creating heritage’-trend is al langer zichtbaar in de ruimtelijke ordening en de stedenbouw. Een nieuwe stad zoals Lelystad presenteert zich als Bataviastad, een stad met een rijk koloniaal verleden in de Gouden Eeuw. Maar ook nieuwe woningbouwprojecten krijgen in toenemende mate met de inrichting een historische ‘identiteit’
Delft : vastgoed is verkocht als hotel.
juli/augustus 2010 32
ROM_07-08_2010.indd 32
Foto: J.H. Doppert
7/26/2010 1:11:22 PM
D e ‘ n o s t a l g i s c h e ’ w o o nw i j k B ra n d e vo o r t i n h e t B ra b a n t s e He l m o n d .
Foto: J. Klomp
mee. Voorbeelden zijn de archeologische ‘stiltegebieden’ in de Vinex-locatie Leidsche Rijn, de kastelenbouw in de Vinex-locatie Haverleij in Den Bosch, de ‘nostalgische’ woonwijk Brandevoort in het Brabantse Helmond en recentelijk het Inntel Hotel in Zaanstad.
Verdienmodel Voor toeristische ontwikkelingen biedt het gericht gebruik van erfgoed mogelijkheden. Vaak is de wens het rendement
van een bepaald gebied in geld uit te drukken een belangrijk begin om investeerders en ontwikkelaars over de drempel te helpen.2 Zo heeft de NHTV de economische meerwaarde van de West-Brabantse verdedigingslinies onderzocht. Vastgesteld is dat de aanwezigheid van deze verdedigingslinies ook in economisch opzicht kansen biedt voor toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast zijn aanbevolen acties beschreven, ingedeeld volgens de drie pijlers van een ‘benuttingsanalyse’; erfgoed, doelgroepen en visie. De invulling van deze drie pijlers leidt tot de optimale benutting van het erfgoed. Ook elders in ons land zijn letterlijk grensoverschrijdende voorbeelden te vinden van projecten waarbij erfgoed, soms zelfs immaterieel erfgoed, wordt gebruikt als toeristische trekpleister. Het project Kunstwegen is daarvan een zeer aansprekend voorbeeld. Hierbij zijn cultuurhistorische fenomenen en andere vormen van erfgoed op kunstzinnige wijze verbeeld en met elkaar verbonden door een toeristische route in het Duits-Nederlandse Vechtdal.3 De laatste jaren wordt steeds nadrukkelijker nagedacht over het afstemmen van bezoekersprofielen met de wijze van presentatie van erfgoed. Zo is voor de Floriade in Venlo in 2012 met bezoekersprofielen in handen een integraal plan gemaakt voor de beleving van erfgoed. ‘5000 jaar land- en tuinbouw’ is daarbij het motto.
Maatschappelijk Indien erfgoed als boegbeeld wordt gebruikt voor toeristische ontwikkeling, is het maken van een duidelijke selectie ten aanzien van thematiek sterk aan te bevelen. Dit schept focus en maakt de vertaling naar gebruikers toe duidelijker. Een dergelijke aanpak levert uiteindelijk aanzienlijk meer rendement op dan de meer conventionele aanpak waarbij vaak een overkoepelende visie veelal ontbreekt of waar nauwelijks een keuze wordt gemaakt ten aanzien van het te presenteren erfgoed. Door erfgoed niet langer vanuit zijn eigen, beschermde vakdiscipline, te bezien, maar tot een meer maatschappelijk gewogen fenomeen te maken, is het toeristische rendement ook aanzienlijk te verbeteren. Deze meer integrale werkwijze is dan ook de toekomst voor het toerisme en erfgoed. Hierbij worden bezoekers aangesproken met voor hen relevante thematiek, op een belevingsprofiel geënte aanpak. é Jolanda Bos en Elke Ennen
Werkzaam bij The Missing Link en de NHTV, Breda Noten: 1. Zie bijvoorbeeld: Harvey, D. (1989), The condition of post modernity, Blackwell, Oxford. 2. Zie bijvoorbeeld: Burtenshaw (2008), Bade T. en Smit, G. (2005), Eigen haard is goud waard, Over de economische baten van cultuurhistorisch erfgoed. Kenniscentrum Triple E, Arnhem. 3. Kunstwegen, het reisboek (2005).
juli/augustus 2010 33
ROM_07-08_2010.indd 33
7/26/2010 1:13:50 PM
Ad A Advertorial dv veert rto orria ial
Investeren in cultuurhistorie loont
For t R h i j nauwen.
Investeren in monumenten en ander cultureel erfgoed is rendabel, ook in economisch opzicht, illustreert recent onderzoek. Bezuinigen op het behoud van cultuurhistorie is daarom onverstandig. Met zijn talrijke dijken, kanalen, forten en andere verdedigingswerken is de 85 kilometer lange Nieuwe Hollandse Waterlinie een cultuurhistorisch bouwwerk van formaat. Niet voor niets staat de in 1815 door koning Willem I
Voor de samenleving als geheel loont investeren in cultureel erfgoed geïnitieerde verdedigingslinie op de voorlopige Werelderfgoedlijst. Februari 2008 besloten de overheid, provincies, gemeenten en waterschappen de voormalige waterbarrière te renoveren. Zij hebben hiervoor een bedrag gereserveerd van 150 miljoen euro.
Dat is een lovenswaardig initiatief. De renovatie, gecombineerd met de aanleg van vele kilometers nieuwe fiets- en wandelroutes in drie van de zeven deelprojecten alleen al (Rijnauwen/Vechten, Linieland en Lingekwartier), leidt tot een welvaartsstijging van 50,3 miljoen euro. Dat maakt investeren in de linie ook vanuit economisch oogpunt gezien de moeite waard.
Kosten en baten Deze 50,3 miljoen euro is de uitkomst van een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), uitgevoerd door RIGO Research en Advies in opdracht van het ministerie van VROM. Sinds het midden van de jaren negentig hanteert de rijksoverheid als richtlijn dat alle grote infrastructurele projecten aan een MKBA moeten worden onderworpen. Daardoor is ook de interesse voor de economi-
juli/augustus 2010 34
ROM_07-08_2010.indd 34
7/26/2010 1:16:10 PM
sche en financiële baten van monumenten en andere cultuurhistorische waarden toegenomen. Maar binnen de sector cultuurhistorie is de houding ten opzichte van kosten-batenanalyses ambivalent. Kennis van het verleden en de zorg voor erfgoed is een kwestie van beschaving. Dat alleen al rechtvaardigt het behoud van cultureel erfgoed, is de heersende gedachte. Anderzijds neemt het besef toe dat MKBA’s een steeds belangrijker rol spelen bij beslissingen over de inrichting van de openbare ruimte. De vrees dat het belang van cultuurhistorie in een MKBA onderbelicht blijft, heeft de afgelopen jaren geleid tot verscheidene onderzoeken naar de economische baten van cultureel erfgoed. De uitkomsten van deze studies bewijzen dat investeren in het behoud van cultuurhistorie voor alle partijen zinvol is.
Meerwaarde Eigenaren profiteren door een hogere waarde van hun vastgoed. Een studie van Witteveen+Bos naar de economische waardering van cultuurhistorie in de Tieler- en Culemborgerwaard leert dat authenticiteit en de aanwezigheid van historische kenmerken een meerwaarde oplevert van 34.000 euro per woning. Eigenaren doen er dus verstandig aan hun monumentale panden goed te onderhouden. Omwonenden profiteren mee. Monumenten hebben een positieve uitstraling naar de directe omgeving. Zo hebben woningen in wijken met veel monumenten, gemiddeld een hogere vastgoedwaarde, blijkt uit de in 2007 door ABF Research uitgevoerde studie Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing 2008-2012. Deze conclusie wordt versterkt door het gegeven dat in de veertig achterstandwijken zeven keer minder monumenten staan dan in een gemiddelde woonwijk. Het is al langer bekend dat toerisme een bron van inkomsten is voor de lokale middenstand en toeleverende bedrijven. Maar de lokale economie profiteert ook op een andere, wellicht minder bekende manier: in de vorm van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Dit klimaat verbetert door de aantrekkingskracht die cultureel erfgoed in combinatie met andere vormen van kunst en cultuur heeft op hoog opgeleide, creatieve mensen. Dit positieve effect blijkt onder meer uit een in 2007 in opdracht van het ministerie van OCW uitgevoerde studie van SEO Economisch Onderzoek. Cultureel erfgoed is een publiek goed. Dat heeft als consequentie dat degenen die investeren dikwijls niet dezelfden zijn als degenen die ervan profiteren. Toch hoeft dat geen beletsel te zijn. Voor de samenleving als geheel loont investeren in cultureel erfgoed. Dit laatste kan misschien het beste worden geïllustreerd door te kijken naar de opbrengsten van investeringen in het behoud van cultuurhistorie met gemeenschapsgeld door gemeenten en de rijksoverheid. Gemeenten profiteren in de vorm van hogere inkomsten uit toeristenbelasting en (extra) onroerendezaakbelasting. Zo
levert het historische karakter van de binnenstad van Delft deze gemeente jaarlijks een kleine 400.000 euro extra op, blijkt uit onderzoek (Eigen haard is goud waard, in 2008 uitgevoerd door Triple E in opdracht van gemeenten en cultureelerfgoedorganisaties). Het Rijk genereert baten in de vorm van hogere vennootschaps-, dividend- en overdrachtsbelasting. Die revenuen kunnen flink oplopen. Een dit voorjaar door Berenschot in opdracht van Nationaal Restauratiefonds afgerond onderzoek naar de terugverdieneffecten van subsidies, hypotheken en fiscale maatregelen in de periode 1995-2009 laat zien dat het Rijk voor elke bestede euro 1,50 euro terugkreeg.
He t For t bi j Ve chten is onderdeel van de N i e u w e Hol l a n d s e Waterlinie.
Wanneer uit zo veel onderzoeken blijkt dat het voor alle partijen vanuit economisch opzicht rendabel is om te investeren in het behoud van cultureel erfgoed, lijkt één conclusie gerechtvaardigd: de overheid doet er onverstandig aan op het behoud van cultuurhistorische werken te bezuinigen. Zelfs nu het begrotingstekort en daarmee de staatsschuld de komende jaren oploopt, is blijven investeren een beter devies. Wellicht kan de verwachte welvaartsstijging door de renovatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie daarbij dienen als bron van inspiratie. é Jan Smit
Frank Vehof
juli/augustus 2010 35
ROM_07-08_2010.indd 35
7/26/2010 1:16:25 PM
Praktijk
Een eigen afslag en parkeerplaats voor Fort Altena Amusement en fe e s te l i j k h e d e n i n For t A l ten a .
Foto: Martin de Jong
‘Behoud door ontwikkeling’ is het ideaal voor cultureel erfgoed. Een mooie slogan. Maar in de praktijk betekent het hard werken, bewijst de renovatie van Fort Altena aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie. En vooral heel veel geduld. ‘Als alles goed gaat, gaan we binnenkort voor het eerst iets verdienen.’
T
oen de Nieuwe Hollandse Waterlinie werd aangelegd, tussen 1815 en 1940, was het zaak om de forten en andere verdedigingswerken zo veel mogelijk aan het vijandelijke oog te onttrekken. Tegenwoordig gebeurt het omgekeerde: de Waterlinie wordt weer zichtbaar gemaakt in
‘Er is een Waterlinie-gevoel’ het landschap. De tachtig kilometer lange strook tussen Muiden en de Biesbosch ontwikkelt zich steeds meer tot een leidend begrip in de ruimtelijke ordening, vergelijkbaar met het Groene Hart, maar dan mét een gezamenlijke geschiede-
nis, een verhaal dat de argumenten aandraagt waarom juist dit gebied bewaard moet blijven tegen de verrommeling.
Afslag De meeste automobilisten die bij Werkendam op de A27 Brabant binnenrijden of verlaten, zullen over het hoofd zien dat ze dwars door de bewalling van Fort Altena rijden. Binnenkort kan het ze niet meer ontgaan. Met steun van de provincie krijgt het fort een eigen afslag en een parkeerplaats met vijftig plaatsen, waardoor het als uitvalsbasis kan dienen voor een wandeling, fiets- of kanotocht door het Land van Altena. Het zal leiden tot een flinke toename van het aantal bezoekers. ‘Als alles klaar is, moeten we gesteld
juli/augustus 2010 36
ROM_07-08_2010.indd 36
7/26/2010 1:16:28 PM
staan’, zegt kwartiermeester Rina Nieuwenhuizen in onvervalst fortenlingo.
Opknappen Elf jaar geleden maakte Nieuwenhuizen, destijds werkzaam in de verpleging, een fietstocht met een vriendin toen ze kennismaakte met het fort, vervallen en opgesloten achter een drie meter hoog hekwerk. Ze wist onmiddellijk dat ze er ‘iets mee wilde’ en kreeg bij de toenmalige eigenaar Domeinen voor elkaar dat ze beheerder kon worden. In 2003 werd het fort aangekocht door Brabants Landschap, dat eerder met lede ogen had toegezien hoe het nabijgelegen Fort Steurgat door een projectontwikkelaar was herontwikkeld tot een appartementencomplex. Sindsdien is Nieuwenhuizen samen met mede-kwartiermeester Yvonne Pit bezig met het opknappen van het fort. Dat gebeurt met vallen en opstaan, vertelt ze in de grootste zaal, waar een knapperend haardvuur voor een behaaglijker temperatuur zorgt dan waarmee de gelegerde soldaten – de verweerde haken van hun kledingplanken zitten nog in de muren – vroeger te maken hadden. ‘Het schilderen van de muren moest drie keer over voor we de juiste verf te pakken hadden. Dat heeft bij elkaar tweeduizend euro gekost. Zelf betaald, want we ontvangen geen cent subsidie. Alle opbrengsten komen uit de verhuur. Als alles goed gaat, gaan we binnenkort voor het eerst iets verdienen.’ De publieksfunctie van Fort Altena is in de afgelopen jaren stapsgewijs uitgebreid. Er is kano- en fietsenverhuur, er zijn rondleidingen, er worden bedrijfstrainingen, bruiloften en andere feesten gehouden en er is een VVV-steunpunt. In de ruimtes rond de binnenplaats, met elkaar verbonden door lage ronde poortjes die eraan herinneren dat de Nederlander in twee eeuwen twee decimeter is gegroeid, is een vergaderhoekje met comfortabele banken ingericht. Het is weer eens wat anders dan Van der Valk. Een andere ruimte staat vol met flessen bronwater, van een watertje uit Fiji tot Blingwater met ingebrande briljantjes in de fles. Heel toepasselijk is op dezelfde plek te zien hoe voorheen het regenwater werd gefilterd in het fort. ‘We hebben in Gent een diploma watersommelier behaald, om iets extra’s te kunnen bieden aan de gasten’, zegt Nieuwenhuizen. Er is ook Waterliniewater, zoals er ook in elk publiek fort van de linie een rek staat met minigidsjes over de andere forten. Zo krijgen bezoekers het besef mee dat het fort deel uitmaakt van een groter geheel. De renovatie van Fort Altena is een goed voorbeeld van behoud door ontwikkeling, het doel dat wordt beoogd door het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie, en ook het leidende begrip in het vorige jaar beëindigde programma Belvedere. Maar Nieuwenhuizen merkt dat ze nogal wat hindernissen moet overwinnen om het ideaal waar te maken. Bureau Mededinging eiste een aantal dure aanpassingen om de horecafunctie, die noodzakelijk is voor de
exploitatie van het fort, te kunnen behouden. En na een drie uur durend overleg kwam de belastinginspecteur tot de conclusie dat het fort ‘meer cultuur dan horeca’ was. Dat scheelt bij de belastingaanslag. Zo wordt voor elk van de 48 forten langs de linie gezocht naar een eigen rol in het Waterlinie-landschap van open inundantieruimte met sluizen, dijken en kanalen. Dat kan de uitbouw van een bestaande functie zijn, maar in sommige gevallen zijn de veranderingen spectaculairder. Fort aan de Nieuwe Steeg in Herwijnen ontwikkelt zich tot een educatief themapark voor cartografie, navigatie en geosimulatie, dat
‘Themapark Fort Herwijnen mikt op vijftigduizend bezoekers’ mikt op vijftigduizend bezoekers per jaar. Fort Asperen wordt verder ontwikkeld als ‘kunstfort’ en Fort Vechten bij Utrecht zal tussen nu en 2013 uitgroeien tot een fortenmuseum en nationaal bezoekerscentrum voor de Waterlinie. ‘Het streven is dat elk fort zichzelf kan bedruipen’, zegt Arnold van Vuuren, projectdirecteur van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. ‘Er zit een spanning tussen de doelen die we ons hebben gesteld. Naast behoud en herstel van het linieprofiel willen we ook een grotere toegankelijkheid voor het publiek. De derde pijler is de economie als drager van de Waterlinie op lange termijn. De taak is om de bestaande kwaliteiten als rust en een zekere geheimzinnigheid te versterken en er tegelijk voor te zorgen dat er geld verdiend kan worden om de linie te onderhouden. Zo zijn er in drie deelgebieden ondernemersloges opgericht, die de Waterlinie als een soort keurmerk uitdragen en producten ontwikkelen.’ Het past in het monumentenbeleid zoals dat is ontstaan in de periode van Belvedere, waarin er meer aandacht is gekomen voor de omgeving van het monument en voor hergebruik. Voor de uitvoering van de Waterlinieprojecten staat nu 150 miljoen ter beschikking, waarvan de helft afkomstig is van het Rijk en de helft van de provincies, gemeenten en waterschappen. Vorig jaar is besloten de hele Waterlinie aan te wijzen als rijksmonument. Het is vooral behulpzaam om ook kwetsbaardere elementen als de tankgracht rond Utrecht te beschermen en zichtbaar te maken. Geijverd wordt nog voor een plaats op de werelderfgoedlijst van Unesco. Die kan ervoor zorgen dat de Waterlinie nog meer ‘tussen de oren’ van de burgers en de bestuurders in het gebied zou komen, hoopt Van Vuuren: ‘De Waterlinie staat nooit in de top drie van prioriteiten van besturen, maar wel bij iedereen in de top tien. Er is een Waterlinie-gevoel. Doordat we dat gevoel bij elkaar brengen, ontstaat de slagvaardigheid die zorgt dat de resultaten van onze aanpak nu zichtbaar worden.’ é Martin de Jong
juli/augustus 2010 37
ROM_07-08_2010.indd 37
7/26/2010 1:18:10 PM
Advertorial
Duurzaam beheer als uitdaging Fort Altena bewijst dat het mogelijk is om een fort nieuw leven in te blazen. Dankzij gedreven mensen met een lange adem wordt de Hollandse Waterlinie weer zichtbaar in het landschap. Nu is de opgave om te zorgen dat de linie zichtbaar blijft. Dat vraagt om een strategie voor duurzaam beheer. Wie aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie denkt, denkt meestal gelijk aan forten. De laatste jaren is een flink aantal forten opgeknapt en heeft een nieuwe functie gekregen, zoals Fort Altena, Fort Spion en Fort Aan de Klop. Veel van deze forten hebben ook een eigen beheerder. Met het beheer en de exploitatie van deze forten is de laatste jaren op deze manier aanzienlijke ervaring opgedaan. Maar de linie wordt niet alleen gevormd door de forten en groepsschuilplaatsen (de ‘punten’). Er zijn ook veel verbindende lijnelementen, zoals de hoofdverdedigingslijn, fiets- en wandelpaden en waterlopen (de ‘lijnen’). Bovendien zijn er grotere samenhangende gebieden, zoals inundatievelden (de ‘vlakken’) aan te wijzen. In ‘Panorama Krayenhoff; linieperspectief’ wordt het belang van de linie beschreven als ‘een van de weinige grote, landschappelijke vormen in ons land, die bovendien een sterke betekenis heeft. Ze is de meest uitgewerkte en daardoor de meest indrukwekkende van een stelsel van nationale verdedigingslinies. Over een lengte van 85 kilometer vormde ze één systeem, met één doel en één beheerder.’ B e paalde delen zi jn moeilijk herkenbaar als onderdeel van de linie.
Toen de noodzaak van de verdedigingslinie verdween, verbrokkelden ook het eigendom en het beheer van de
waterlinie. Watersystemen die waren afgestemd op een vlotte inundatie werden aangepast aan de eisen van de agrarische bedrijfsvoering. Ook trad door verwaarlozing groot verval op. Dit heeft ertoe geleid dat veel oorspronkelijk samenhangende complexen niet meer intact zijn en dat bepaalde delen moeilijk herkenbaar zijn als onderdeel van de linie. Eind jaren negentig kwam de Nieuwe Hollandse Waterlinie via het Belvedere-beleid weer in de belangstelling. Dit beleid is in eerste instantie gericht op herontwikkeling, het wegnemen van achterstallig onderhoud en het zorg dragen voor toevoeging van nieuwe functies. Uitgangspunt is dat de overheid eenmalig investeert in de onrendabele top en daarna exploitatie en beheer zo veel mogelijk in handen van ondernemers geeft. Partijen werken nauw samen om deze investering mogelijk te maken. In de praktijk blijkt dit voor delen van de linie goed mogelijk te zijn. Tegelijkertijd blijken diverse onderdelen nooit rendabel te kunnen worden. Voor de instandhouding van deze onderdelen is permanente overheidssteun nodig. Nu de investeringsfase volop is aangebroken, is er de wens om te komen tot een overkoepelende strategie voor beheer en exploitatie. In opdracht van het projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie ontwikkelt ingenieurs- en adviesbureau Tauw deze strategie. Uitgangspunt is de instandhouding van de linie. In die zin is het van belang om in te zetten op duurzaam gebruik. Duurzaam betekent in dit verband
juli/augustus 2010 38
ROM_07-08_2010.indd 38
7/26/2010 1:18:14 PM
maatschappelijk relevant en economisch rendabel. Dit is het beste te realiseren door in te zetten op zowel het fysieke, tastbare aspect van de linie als op de verhalen en de beleving. Het fysieke aspect van de linie wordt gevormd door de forten, forteilanden, sluizen, gemalen, dijken, kanalen en (inundatie)velden. Het is zaak om die fysieke kenmerken te beschermen zodat ze behouden blijven voor de toekomst. Daarnaast moet de aandacht zich richten op het vertellen van de verhalen over de Nieuwe Hollandse Waterlinie zodat de linie gaat leven in de hoofden en harten van bewoners, ondernemers, bezoekers, passanten, beleidsmakers en exploitanten. Bij Hadrian’s Wall, de muur die de Romeinse keizer Hadrianus als verdedigingslijn liet bouwen tussen Engeland en Schotland, is het verhaal bijvoorbeeld erg belangrijk omdat bijna al het ‘fysieke’ is verdwenen. Slechts negen procent van de oorspronkelijke muur is nog te bekijken. Om het verhaal in stand te houden, maakt men dus slechts beperkt gebruik van fysiek beheer en veel meer van virtuele middelen, zoals websites en games. Een goed beheer van de overgebleven fysieke kenmerken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie kan voorkomen dat de balans in de strategie zo ver als bij Hadrian’s Wall zal doorslaan richting de verhalen. Op dit moment is het gevaar dat door alle aandacht voor de punten, de lijnen en de vlakken worden vergeten. Vooral voor het behoud van die elementen is een beheersstrategie belangrijk. Dat dit goed kan, bewijst de Molenkade in Culemborg. Een gebied van 75 hectare, dat onderdeel vormt van een verbindingsroute voor planten en dieren tussen de rivier de Lek en de Biesbosch. De Molenkade is opnieuw ingericht waardoor de waterlinie weer aanschouwelijk is gemaakt. Bij de investering zijn verschillende doelen (natuur, waterbeheer, cultuurhistorie en recreatie) samengevoegd in een integraal plan. Door deze integrale aanpak konden ook investeringsbronnen worden samengevoegd. In de toekomst
wordt het beheer door zowel het Waterschap Rivierenland als Staatsbosbeheer gedragen. De samenhangende strategie die Tauw ontwikkelt, bestaat uit vier onderdelen. Om te beginnen is het belangrijk om de nulsituatie in beeld te krijgen. Voor welke onderdelen is het beheer al geregeld en daarmee gewaarborgd? Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat voor tachtig procent het beheer is geregeld, wordt de beheeropgave kleiner. Dan wordt ook duidelijke welke keuzes je moet maken. Daarnaast is de strategie gestoeld op de twee pijlers: fysiek en verhalen (zie eerder). Dit samenspel tussen fysiek en verhalen zal geregisseerd moeten worden. Deze regie vraagt per schaalniveau een andere aansturing en geeft per schaalniveau een andere verhouding tussen het fysieke en het verhaal. Om die reden richt de strategie zich op drie schaalniveaus in tijd en geografie. Dat betekent een aanpak die zowel recht doet aan top-down-(zoals bij de Molenkade) als aan bottom-up-(Fort Altena) initiatieven. Daarnaast kwam uit de inventarisatie en de interviews die Tauw heeft gedaan keer op keer naar voren dat een rol is weggelegd voor een koepelorganisatie. Beheer wordt het vraagstuk voor de komende jaren, niet alleen voor de Hollandse Waterlinie maar ook voor andere Nederlandse landschappen. Hier is een parallel met de Natura 2000-gebieden en het beheer daarvan. Voor deze gebieden moeten provincies na een aanwijzingsbesluit na drie jaar beheerplannen opstellen. De strategie die nu wordt ontwikkeld voor een overkoepelend beheer van de Nieuwe Waterlinie biedt daar in onze optiek goede aangrijpingspunten voor. é Maartje van Ravesteijn,
maartje.vanravesteijn@tauw.nl en é Bart Gerrits,
bart.gerrits@tauw.nl Tauw Ruimte
juli/augustus 2010 39
ROM_07-08_2010.indd 39
7/26/2010 1:18:20 PM
Praktijk
Erfgoedherontwikkeling als peppil voor de ‘aandachtswijken’
Openluchtmusea ‘Vogelaar’ Acht miljoen euro hebben de ministeries van OCW en VROM beschikbaar gesteld voor herbestemming en herontwikkeling van cultureel erfgoed in de voormalige Vogelaarwijken. Maar hoe laat je herontwikkeling werkelijk bijdragen aan het ‘van ons’-gevoel of aan de wijk als leefomgeving? Jonge woningbouw en groen worden als erfgoed vaak vergeten.
K
rokuspaars en merelzang: de lente neemt bezit van de hofjes tussen de ‘Piggelmeewoningen’ in het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer. Verlegen bejaardenhuisjes zijn het, weggedoken aan de voet van vierkante baksteenhoogbouw. Neergezet in de jaren vijftig van de vorige eeuw,
‘Erfgoed, deze flats? Ben je mal geworden?’
‘P ig gelmee woningen’ i n h e t A m s te rd a m s e stadsdeel Bos en L ommer.
Foto: Michel Robles
vormden zij een subtiel slotakkoord op het Uitbreidingsplan Bosch en Lommer, het eerste grootschalige experiment in Nederland met het ‘Nieuwe Bouwen’ (licht, lucht en ruimte), dat in Europa avant-garde was. Toch gaat het merendeel van de subtiel afgewerkte ‘minimumwoningen’ in 2013 plat, voor stadsvernieuwing. Tot chagrijn van vele bewoners en tegen cultuurhistorische adviezen in. ‘Jammer’, vindt ook Sanne Mensinga, die samenwoont aan het Leeuwendalerspad: ‘De huisjes hebben charme tussen al die blokken.’ Alleen in de zogeheten Kolenkitbuurt hoopt het stadsdeel drie, ogenschijnlijk minder authentiek bewaard gebleven rijtjes te herbestemmen. Vorig jaar kreeg Bos en Lommer van OCW en VROM (WWI) 75.000 euro Vogelaargeld voor een haalbaarheidsonderzoek. Dat geld kwam uit de regeling Impuls Herbestemming en Herontwikkeling voor cultureel erfgoed in de veertig ‘aandachtswijken’ (© Eberhart van der Laan).
Acht miljoen De impulsregeling, zo vertelt projectsecretaris Anita Blom bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed RCE, is bedoeld om herontwikkeling mogelijk te maken voor markante, relatief recente gebouwen, groenstructuren en ensembles, die meestal geen rijksmonument zijn. Blom: ‘Vanwege de samenwerking met WWI wilden we tevens hun doelen dienen voor de aandachtswijken, zoals identiteitsversterking en economische verbetering. Het is een stimuleringsregeling, dus niet bedoeld voor uitvoeringswerkzaamheden, maar juist voor voorstudies naar innovatieve oplossingen.’ In de eerste tranche ging 3,6 miljoen euro naar 29 projecten. In de tweede ronde, gestart in februari, gaat het om 4,4 miljoen. Bos en Lommer zag in tranche 1 maar liefst vier aanvragen toegekend. Behalve de Piggelmeewoningen ook het voormalige GAK-gebouw (in Mokumjargon: het Aquarium), de volksuitgeverij Wereldbibliotheek en de St. Josephkerk uit 1952. ‘In het kader van het Gemeentelijk Monumenten Project is in 2006 bij ons begonnen met de aanwijzing van monumenten uit de periode vanaf 1850’, verduidelijkt voormalig projectleider Ries Breek van het stadsdeel. ‘Toen we van deze subsidie hoorden, hebben we snel gereageerd.’
Betekenis In het ‘Aquarium’ komen naast bedrijven ook studentenflats en een dakrestaurant. En, zo hoopt eigenaar AM Wonen, een hotelvakschool met horeca voor het winkelpubliek uit het tegenover gelegen Bos en Lommerplein. Voor de Wereldbibliotheek en de Josephkerk wordt nog naar wijkgerichte herbestemmingen gezocht. Buurtbewoners worden steeds nauw betrokken, verzekert Ries Breek: ‘Naast fysiek behoud speelt voortdurend de vraag naar betekenis van erfgoed voor de bevolking zelf, in overeenstemming met Plasterks nota Kunst van Leven uit 2007. De Josephkerk, bijvoorbeeld, is een bunkerachtig
juli/augustus 2010 40
ROM_07-08_2010.indd 40
7/26/2010 1:18:28 PM
betonnen “kloteding”, zeggen omwonenden. Maar “je moet er wel met je poten afblijven”. Het is toch een baken voor de wijk.’ Maar de omstreden sloop van die aanminnige Piggelmeehofjes, dan? De woonfunctie behouden was onhaalbaar binnen de vigerende bouwregelgeving, stelt Breek. ‘Voor de te restaureren exemplaren denken we aan herbestemming voor kunstenaars die projecten doen met de buurt.’
Boekwaarde De pijn rond de Piggelmeehuisjes illustreert een groeiend dilemma in het erfgoedbeleid. Spraakmakende gebouwen op monumentenlijsten krijgen is al een toer, aan rijtjeshuizen en park-ensembles wordt vaak niet eens gedácht. Zeker niet wanneer het ‘jonge’ (steden)bouw betreft. Stijlen en scholen wisselen elkaar tegenwoordig razendsnel af. Wie kan nu reeds het kaf van het cultuurhistorisch waardevolle koren scheiden? In de eerste tranche van de Impulsregeling zijn nauwelijks groen- en woningerfgoedprojecten ingediend, verzucht Anita Blom van RCE. ‘Woningcorporaties, ontwikkelaars en gemeenten denken in boekwaarde. Afgeschreven woningen worden te gemakkelijk gesloopt voor terug- of nieuwbouw. ‘Men zou meer naar andere waarden moeten kijken. Daar is de Impulsregeling ook voor bedoeld. Blijkbaar is dat nog niet gelukt. In de tweede tranche leggen we daarom extra nadruk op groen en woningen. Verder is de ondergrens verlaagd van 50.000 naar 20.000 euro, zodat ook kleinere projecten kunnen meedingen.’
Wederopbouwverhaal Negen flats, met binnenlangs zigzag schuin oplopende hellingen in plaats van een lift. Ook de naoorlogse ‘hellingbaanflats’ in de Leeuwardense wederopbouwwijk Schieringen-Zuid vormen een zeldzaam architectonisch experiment.
Maar nogal verwaarloosd, met als gevolg een relatief snelle doorstroming. Gesteund met Impulsgeld, laat Leeuwarden twee Rotterdamse architectenbureaus scenario’s onderzoeken voor aanpassing en samenvoeging van de flatwoningen, alsmede gedeeltelijke sloop/nieuwbouw. Zodoende kun je gevarieerder woningtypologieën creëren, wat voor de buurtbewoners de mogelijkheden vergroot voor een wooncarrière binnen de wijk. Blijven alle hellingbanen behouden? Dat wordt pas dit najaar duidelijk, laat programmamanager Jacqueline de Booij weten. Erfgoed-impulsgeld of niet, beperkt slopen kan een
Te r w i j l s o m m i g e P i g ge l m e e wo n i n ge n op de Erfgoedlijst te re chtkomen, worden d e m e e s te ( i n z e t j e s ) gesloopt , onder bitter p ro te s t .
Foto: Michel Robles
‘Afgeschreven woningen worden te gemakkelijk gesloopt voor terug- of nieuwbouw’ optie zijn. Hoe dan ook, de wijk wordt intensief geconsulteerd. De Booij lacht: ‘Toen we over erfgoed begonnen, keken ze eerst raar op. Erfgoed, deze flats? Ben je mal geworden? Maar als je ze meeneemt naar vergelijkbare projecten elders in het land, dan ontstaat toch het besef dat historisch respectvolle herontwikkeling veel kan betekenen.’ En dat geldt niet alleen voor oorspronkelijk Nederlandse bewoners, benadrukt De Booij. Schieringen telt 96 nationaliteiten ‘nieuwe Nederlanders’ (nogmaals: © Van der Laan). ‘Erfgoed als dit mag voor die mensen dan niet direct zoiets oproepen van “dit hoort bij ons”, maar vaak komen ze wel uit conflictgebieden. Ik merkte het tijdens onze excursie: het Nederlandse oorlog- en wederopbouwverhaal spreekt hen wel degelijk aan. Mits je het begrijpelijk communiceert.’ é Michel Robles
juli/augustus 2010 41
ROM_07-08_2010.indd 41
7/26/2010 1:18:39 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Geld verdienen met een schone leefomgeving Op een schone manier geld verdienen met milieu kán. Dit bleek zonneklaar op 18 juni tijdens de Nationale Milieudag van de VVM. Eén van de mogelijkheden om dit te doen is te investeren in een betere leefomgevingskwaliteit.
G
eld verdienen aan milieu, in de publieke ruimte van de stad, is kansrijk maar weinig ontgonnen. Vooral de instrumenten die je kunt inzetten zijn nog niet verkend. Dat hebben wij in het kader van de Nationale Milieudag wel gedaan. Wat zien we dan?
Gouden buurt Allereerst dat we de sociaal-economische kant serieuzer moeten nemen: milieu zonder die twee andere polen bestaat niet. Milieu kan slechts een plek krijgen in samenhang met socialiteit en economie. Evenwicht,
duurzaamheid, denken en doen. People, planet, profit samen. Economie doet mee omdat iedereen handelt en oordeelt via zijn of haar portemonnee. Socialiteit is van urgent belang omdat bijna alle mensen pas kunnen slapen als zij prettig en rustig wonen. Schone straten, veiligheid, groen in de wijk en parkeren onder je huis zijn daarvoor de basis. Zo krijg je een ‘gouden buurt’, waardoor huizen meer waard worden. Zo kunnen bewoners, gemeenten en corporaties geld verdienen aan de leefomgeving. Zie de Witte Vrouwenbuurt in Utrecht. Het sociale geeft hier de economie de hand.
Verleiden ‘Groen in de wijk’ is een schakel in het sociale en het milieuaspect in de wijk of stad. Zo komen we tot het milieudeel van geld verdienen. Dat lukt als we slimmere instrumenten gaan gebruiken. Allereerst en misschien onverwacht: meer regels, zoals eisen dat grasdaken moeten kunnen gedijen op
gebouwen. Natuurlijk ontstaat eerst oppositie, maar als we het doen, dan voegt zich toch echt de markt. Ander idee: een korting op de ozb of overdrachtsbelasting als mensen geld stoppen in investeringen die het milieu ten goede komen. Bijvoorbeeld groen in plaats van tegels in de tuin. Dat allemaal is geen sinecure. Mensen moeten ertoe worden verleid. Maar juist dat zit in de hiervoor genoemde sociaal-economische aspecten.
Invoegen Kortom, in de wijk kan geld worden verdient met milieu. Voorwaarde is dat we uitgaan van de sociaal-economische functionerende hersenen van de mens met bijbehorend menselijk gedrag. Milieu voegt dan gewoon in en wel in harde euro’s. é Wim Kooper,
KAM Milieuadvies b.v. en voorzitter van de VVM-sectie Leefomgeving
Een uitvoerige uitwerking van het onderdeel Leefomgevingskwaliteit van de Nationale Milieudag vindt u terug in het augustusnummer van Tijdschrift Milieu van de VVM.
VVM Agenda
Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info
De stroperigheid te lijf met de Wabo Verplaatst naar woensdag 22 september Aristo, Utrecht
Milieubeurs 2010 12, 13 & 14 oktober Brabanthallen, Den Bosch
Geurcongres 2010 Donderdag 16 september Saxion Hogeschool, Deventer
Presentatie Special Woensdag 3 november Nieuwspoort, Den Haag
Producentenverantwoordelijkheid voor recycling Donderdag 16 september Gouda (locatie volgt)
Startbijeenkomst NME Donderdag 4 november Utrecht (locatie volgt)
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info
juli/augustus 2010 42
ROM_07-08_2010.indd 42
7/26/2010 1:19:00 PM
RO snippers
Agenda
Aanbevolen lectuur Studiedag/conferentie
Onder redactie van Robbert Coops
Kwetsbare vitale infrastructuur
economische schade opleverden. Deels hadden
Eelco Dykstra, auteur van het in 2008 versche-
nele waterbeheerorganisaties actief zouden zijn
nen boek The Storm is hoogleraar aan de George
geweest en als er was geïnvesteerd in duurzame
Washington Universiteit en adviseur van MWH
en innovatieve oplossingen.
en het ministerie van Binnenlandse Zaken op
Ook in ons land is discussie over waterbeheer
het terrein van crisisbeheer. Uit zijn bijdra-
gaande, zeker na het verschijnen van het
gen en adviezen blijkt hoe kwetsbaar de vitale
advies van de commissie-Veerman, over veilig-
infrastructuur in ons land eigenlijk is en hoe
heid, over bezuinigingen in het kader van het
onvoorspelbaar (en onvoorstelbaar) natuurge-
nieuwe kabinetsakkoord en het opheffen van
weld is. Dat was in New Orleans en in Haïti zo.
waterschappen in het kader van deregulering
Steeds opnieuw blijken de voorzorgen – ook in
en bezuinigingen. Er is bij dat alles – zo blijkt
organisatorische zin – om wegen, drinkwater,
ook uit de gepresenteerde internationale cases
energie of communicatie te beschermen ernstig
– sprake van veel bestuurlijk opportunisme
tekort te schieten.
en minachting van wetenschappelijke kennis.
Dykstra beschrijft in een aansprekende ‘reality
Beide (Nederlandse) auteurs stellen vast dat
fiction’-stijl hoe ons land reageert op een orkaan
noodzakelijke transities slechts kunnen worden
die dwars door het Botlekgebied raast. De chaos
gerealiseerd door middel van pilotprojecten en
en onkunde zijn groot en de gevolgen zijn
experimenten waardoor de haalbaarheid van
catastrofaal. Dat had grotendeels voorkomen
alternatieven kan worden getest en strategische
kunnen worden door een betere planning en
steun bij (wisselende) coalities kan worden
bescherming van kwetsbare installaties. Betere
gevonden. Daardoor kan effectiever worden
beleidsmaatregelen en vooral brede en actieve
geanticipeerd, ook op (bijna-)rampen van
participatie vanuit de bevolking zijn daartoe
ernstige droogte of wateroverlast. (RC)
die voorkomen kunnen worden als er professio-
Congres Hoe krijgen we integraal werken van de grond? Datum: 6 oktober 2010 Plaats: Provinciehuis, Noord-Brabant Optimale kwaliteit belichten vanuit de gedachte van integraal werken. Info: http://www.sikb.nl Studiedag Maatschappelijk Vastgoed Synergie tussen gebied, gebouw en gebruikers Datum: 25 november 2010 Plaats: Het Sieraad, Amsterdam Info: dekker@nirov.nl Middagsymposium Bouwprognoses 2010 - 2015 Hoe zorgen lef, visie en daadkracht voor de transformatie naar vraaggericht bouwen én hoe wordt van hieruit de investeringsagenda voor de bouw gecreëerd? Datum: 9 december 2010, 13.30 - 17.00 uur Plaats: Kasteel De Vanenburg te Putten Info: www.bouwprognoses.nl.
achtduizend bezoekers vonden hun weg en
randvoorwaarden. (RC) DAV E HUI T E M A E N S A NDER MEIJER INK 2009:
experimenteerden met maquettes. Die belang-
E E L C O H . DYK S T R A 2 0 0 9 : K AT R INA ; OR K A A N
WAT E R POLIC Y E N T R E PR E NEUR S; A R E SE A RC H
stelling is bemoedigend omdat Amsterdam
I N N E DE R L A N D ? S T OR M O V E R E U ROPA ,
COMPA NION TO WAT E R T R A N SI T ION S A ROUND T HE
een forse transitie zal ondergaan. Begrip en
K LU W E R, A LP H E N A A N DE N R I J N , 6 4 B L Z . ,
GLOBE, EDWA R D ELG A R PUBL I SHING , C HELT E NHA M,
I S BN 978 90130 7201 3
I SBN 978 1 84844 331 0, 411 BLZ ., PR IJS: 150 EURO.
Waterbeheer in internationaal perspectief
Vrijstad?
Water Policy Entrepreneurs is een omvangrijk
Amsterdam heeft inwoners en bezoekers van
boek over de rol van leiderschap bij grootschalige
de stad uitgedaagd om hen op ‘onorthodoxe
De Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) van
manier te verleiden om mee te praten en mee te denken over de toekomst’. ‘Het democratische tekort van de laatste decennia, gevolg van een politieke behoefte om steeds meer aan de markt over te laten en onder andere tot uitdrukking komend in een krachtige juridisering, smeekt
draagvlak zijn daarvoor geboden. De vergro-
welhaast om nieuwe vormen van maatschap-
ting van het stadscentrum, dynamiek langs het
pelijk delibereren. (…) Inspraak en participatie
water aan de noordkant, ontwikkelingen langs
zijn praktijken die al weer veertig jaar geleden
de zuidkant en een intensiever gebruik van het
werden ontwikkeld en die zich aan het einde
metropolitane cultuurlandschap vormen belang-
van onze processen bevinden.’ Dat gebeurde in
rijke elementen. (RC)
het kader van een experiment met de Vrijstaat veranderingen in het internationale waterbe-
Amsterdam.
Z E F H E M E L 2 0 1 0 : V R I J S TA AT A M S T E R DA M ;
heer. Het verscheen in een periode dat zowel
Negen stedenbouwkundige bureaus toonden
O V E R DE T O E KO M S T VA N DE S TA D ,
Frankrijk als Engeland geteisterd werd door
gedurende enkele weken hun ideeën en
P L A N A M S T E R DA M , N R . 0 1 / 2 0 1 0 , G E M E E N T E
fikse overstromingen die veel commotie en
mogelijkheden voor metropolitane plekken;
A MS T E R DA M , 3 2 B L Z .
juli/augustus 2010 43
ROM_07-08_2010.indd Sec1:43
7/26/2010 1:19:01 PM
In september! Ruimtelijk bekeken
Communityplanning als smeerolie bij bouwplannen Steeds meer gemeenten, woningcorporaties en projectontwikkelaars beseffen dat het nuttig kan zijn om bewoners mee te laten denken over nieuwbouw- of vernieuwingsplannen in hun buurt. Met ‘communityplanning’, zoals beproefd in Wormer, kan in korte tijd met de buurt een plan kan worden gemaakt, dat breed wordt gedragen en past binnen de randvoorwaarden die de opdrachtgever van tevoren had gesteld.
Proeftuin Noord-Nederland De provincies vrezen de verwachte bestuurlijke herindeling door een nieuw kabinet. In verkiezingsprogramma’s en adviezen werd hun bestaansrecht in de huidige vorm betwijfeld. De provincies trekken het initiatief weer naar zich toe. Groningen, Friesland en Drenthe willen ruimtelijke taken bundelen met die van Rijk en Waterschappen.
Colofon Jaargang 28 nr. 7/8 juli/augustus 2010 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl
Trend
Tekenen en rekenen Het zijn nog steeds gescheiden werelden: economie en planologie. Toch komt er geen project van de grond als de financiële risico’s niet zijn afgedekt. Het echec met de Maastrichtse universiteitscampus is een afschrikwekkend voorbeeld van hoe het niet moet. Hoe zijn de schotten tussen de disciplines te slechten? Waar worden planeconomen opgeleid?
Praktijk
Bodem4gebieden, driedimensionaal denken in de ro In gebiedsontwikkelingsprojecten waar de ondergrond een rol speelt, moeten deze disciplines samen tot resultaat komen. In het project Bodem4gebieden van SKB duurzaam gebruik ondergrond is in twee pilots in Zeeland en Rotterdam nagegaan hoe vroegtijdige samenwerking gericht op een slimme benutting van de ondergrond leidt tot een haalbare hoge gebiedskwaliteit.
Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karl Bijsterveld, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover) Uitgever Heleen Kooistra Website www.romagazine.nl
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in september. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
juli/augustus 2010 44
ROM_07-08_2010.indd Sec1:44
7/26/2010 1:19:03 PM
Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.
ROM_07-08_2010.indd Sec2:III
7/26/2010 1:19:04 PM
Onze duurzame groei
MWH zet al meer dan 160 jaar haar voetstappen in de wereld van advies- en ingenieursdiensten; binnen dit mondiale netwerk koppelen we internationale kennis aan onze lokale kracht. Daarmee bieden we onze opdrachtgevers innovatieve oplossingen. Deze basis maakt het mogelijk om onze ambities te verwezenlijken binnen het kader van onze visie op duurzaamheid - Building a Better World. Onze focus ligt de komende jaren op groei. In de kwaliteit van onze dienstverlening maar ook in de verbreding van onze expertises, zoals: • adviseren van industrieën en havengebieden op het gebied van milieu, bodem en emissie; • (her)ontwikkelen van locaties in de stad en in het buitengebied; • realiseren van duurzaamheid in een tijd van bezuinigingen; • bereiken van klimaatdoelstellingen; • adviseren bij het leveren van schoon drinkwater, het zuiveren van vervuild water en ervoor te zorgen dat we in Nederland droge voeten houden.
We zoeken nieuwe specialisten die binnen MWH willen werken aan hun eigen duurzame groei. Ben jij een specialist op een van onze terreinen, volop in de groei of al flink uitgegroeid? Kijk op onze website voor informatie over MWH en actuele vacatures.
MWHglobal.nl WerkenbijMWH.nl
ROM_07-08_2010.indd Sec2:IV
7/26/2010 1:19:04 PM