ROm 1/2 2009

Page 1

Gebieds­ ontwikkeling op scherp

Lees verder

+ Het spook Auroux + ‘RO is invuloefening geworden’ + De Mars: een metamorfose

1/2

januari/februari 2009   www.romagazine.nl


w

nieu

Bent u klaar voor de nieuwe Wro? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Hebt u alle kennis paraat? Nee? Dan loont het de moeite om een abonnement op de kennisbank Ruimtelijke Ordening te nemen. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.


Een gratis abonnement op ROmagazine‌‌

iets voor u? Bent u werkzaam bij de overheid, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009 gratis ontvangen. Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases Helaas iemand heeft de bon al gebruikt. Aanmelden kan ook via www.romagazine.nl

in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Het tijdschrift ROmagazine is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten.

ROmagazine vakblad voor de RO professional

U kunt zich aanmelden middels de antwoordkaart


Redactioneel

Inhoud

Badkuip Diepste polder Europa ‘klimaatproof’, zo kopte een euforisch nieuwsbericht van het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard een paar weken terug. Het is mogelijk en verantwoord om de Zuidplaspolder tussen Rotterdam, Zoetermeer en Gouda duurzaam in te richten, blijkt uit onderzoek. Vanwege het Nationaal onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte hadden betrokken overheden een second opinion gevraagd over de klimaatbestendigheid van de plannen om tussen 2010 en 2020 ongeveer 7.000 nieuwe woningen, honderden hectare bedrijfsterreinen en kassen neer te zetten. Vanaf het prille begin dat de plannen werden uitgedacht, kwam er een stortvloed van kritiek over de initiatiefnemers heen. Bouwen op het diepste punt van Nederland is vragen om moeilijkheden. Als ooit de dijken doorbreken, loopt de polder vol, zeggen de tegenstanders. Nu blijkt dat het wel kan en ook interessant is om te doen. De kans op overstromingen neemt door de klimaatveranderingen niet toe, luidt de conclusie. De stormvloedkering bij Krimpen aan den IJssel en de Maeslantkering bieden voldoende veiligheid. In de planontwikkeling is bovendien rekening gehouden met overstromingsrisico’s. Op de meest kwetsbare gebieden, in het veenachtige en lager gelegen zuiden, is natuurontwikkeling gepland en geen woningbouw. Mocht de Hollandse IJsseldijk onverhoopt doorbreken zal een deel van het veenweidegebied in het midden van de polder maximaal 1,5 meter stijgen, becijferen de onderzoekers. Ontwerpers hebben hun kennis, kunde en vooral fantasie de vrije loop gelaten en diverse mogelijkheden geschetst om de polder verantwoord te ontwikkelen. Woningen tegen de kreekruggen, op kolommen met verhoogd peil en tuinen drijvend op het veen. Statige landgoederen op de zandige bodem. De Zuidplaspolder als proeftuin dus, in het licht van de klimaatverandering en de toenemende ruimtelijke druk in de Randstad. Het klinkt erg aantrekkelijk, zeker in deze tijden van economische recessie. Toekomstgericht denken en werken, stereotyperingen durven doorbreken, innovatie stimuleren, kansen benutten. Peptalk van de bovenste plank. Wie durft?

4

10 De nieuwe wegen van Eurlings Veel asfalt, weinig ruimte

12 Het spook Auroux Europees arrest gijzelt overheid en markt

15 Wro-gevoel nog ver weg Slechts een handvol ruimtelijke plannen ­gedigitaliseerd.

16 Ruimtelijke ordening: een ­invuloefening

Te veel doorgeschoten in de regelgeving.

20 Agenda Landschap agendeert, maar pakt niet door

Geen concreet zicht op extra bescherming en aanvullende financiering

22 Gebiedsontwikkeling op scherp gezet Crisis loutert!

29 Cove Island Industrieterrein wordt recreatiegebied

30 De lessen van Linderveld Milieumaatregelen in bestemmingsplannen

32 Betere inzet geo-ICT in ruimtelijk planproces

Hoe kunnen vernieuwingen in het ene ­vakgebied bijdragen aan ontwikkelingen in het andere vakgebied.

36 Metamorfose van een

­bedrijven­terrein: De Mars Wonen, werken en recreëren aan de IJssel bij Zutphen

ÏÏMarcel Bayer, hoofdredacteur

42

januari/februari 2009 2

ROm2 - Toch tweede leven voor dood spoor - Industrieel erfgoed verweven met tuinstad - Kleine Brabantse gemeenten willen veiliger spoor - Vertrouwen krijgen in naoorlogse stad - Extra steun voor steden en regionaal ­economisch beleid

RO-snippers

Recensies, Rommers


pag.

22

pag.

16

pag.

36

Trend

Interview

Praktijk

Gebiedsontwikkeling ‘Ruimtelijke op scherp gezet ­ordening is ­verworden tot een invuloefening’

Wonen, werken en recreëren aan de IJssel bij Zutphen

De kredietcrisis houdt de bouw gegijzeld. Banken verstrekken geen onderlinge ­leningen en evenmin krediet aan ontwikkelaars of huizenkopers. De precieze redenen zijn onduidelijk. Zijn banken hun buffers aan het herstellen, na mislukte beleggingen in Amerika? Kijken ze de kat uit de boom, of gebruiken ze de crisis om machtsposities te versterken? Feit is dat een shake-out dreigt onder ontwikkelaars en bouwbedrijven. Bouwpartijen zoeken op de tast hun weg in het schimmenspel tussen regeringen en het bankwezen. De reflex is: om Rijkshulp vragen.

Aldus gedeputeerde Co Verdaas, die bewust koos voor de provincie want ‘als gedeputeerde ben je bij uitstek bezig om dingen voor elkaar te boxen. Je zit veel meer aan de knoppen’. Volgens de gedeputeerde kun je betekenisvoller zijn dan als Kamerlid, waarbij je ‘veel harder moet trekken en sleuren om op agenda’s in te breken’. Verdaas was in de Kamer nauw betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe Wro. ‘Als Kamerlid kun je scoren met een idee, maar anderen moeten er werk van maken. Nu kan ik sterk mijn eigen stempel drukken bijvoorbeeld op de structuurvisie bedrijventerreinen.’

Sinds 1999 werkt de gemeente Zutphen samen met de provincie Gelderland en het ministerie van Economische Zaken aan herontwikkeling van het verouderde be­drijventerrein De Mars. Het doel van de h ­ erontwikkeling is om De Mars duurzaam en tijdsbestendig te ontwikkelen tot een gebied van de stad met ruimte voor wonen, werken en recreëren waar de unieke kwaliteit van de IJssel, de binnenstad en de ondernemerszin volledig tot hun recht kunnen komen. Transformatie en herstructurering van binnenstedelijk gebied is een uitermate kostbare zaak voor een kleine gemeente als Zutphen en is alleen mogelijk als er effectief wordt samengewerkt tussen publieke partijen onderling en samen met private investeerders.

januari/februari 2009 3


RO

Toch tweede leven voor dood spoor Nederland, België en Duitsland steggelen over de IJzeren Rijn en Limburg zit met de kater. Het vervallen tracé rondom Roermond is opeens kandidaat voor reanimatie. ‘Hier is geen enkele financiële onderbouwing voor.’ Wie gelooft dat het historische tracé van de IJzeren Rijn een bezienswaardigheid blijft, komt bedrogen uit. De antieke goederenlijn vormt nu nog het decor van toeristische wandelroutes en liefhebbers van Märklintreinen. In de nabije toekomst denderen de diesellocs weer over het enkelvoudige spoorlijntje, door minister Eurlings onlangs het ‘kippenlijntje’ gedoopt. Het was de bewindsman zelf die er niet in slaagde de Belgen en Duitsers op één lijn te krijgen. De gretigheid waarmee België de IJzeren Rijn weer in gebruik wil nemen, heeft ertoe geleid dat het land het volledige oorspronkelijke tracé claimt. Eurlings, gesteund door de Kamer, pleitte voor een alternatief tracé dat van Roermond rechtstreeks naar Duitsland voert langs de autowegen N280 en N52. Volgens een analyse lopen de financiële risico’s bij deze route aan de Duitse kant echter op tot meer dan 400 miljoen euro (bovenop de geraamde 480 miljoen). Toen daar geen uitweg voor werd gevonden, ondanks de extra 100

miljoen euro die minister Eurlings in zijn achterzak had, haakte de Duitse delegatie af. Het historische tracé uit 1879 buigt ten oosten van Roermond af richting Duitse grens. In 1991 is er voor het laatst op gereden en toen was een passerende trein al een curiositeit. De goederenlijn gaat dwars door een woonwijk en vervolgens door natuurgebied De Meinweg. De natuur wordt ondertunneld, maar de overlast voor de huizen zal fors zijn. De eerste reactie van wethouder Gerard IJff van Roermond was dan ook die van verbijstering. Om de Belgen tot inkeer te brengen, voegt hij daar als voorzitter van het gemeentelijk samenwerkingsverband IJzeren Rijn Midden-Limburg aan toe: ‘Hier is geen enkele financiële onderbouwing voor. Een spoorlijn waar dagelijks maar zeventig treinen over kunnen rijden, is een verliesgevende aangelegenheid.’ De kosten voor het herstel van de oorspronkelijke verbinding bedragen 570 miljoen euro.

He t pro te s t b ord o p de pa r ke e r pl a at s bi j Ho te l S a n k t L ud w i g te R o e rd a le n .

De IJz eren R i j n word t o ok i n Ne der l a nd do or de n atuur nie t ongemo e id gel aten. L a at de IJ z e re n R i jn de n atuur wel ongemo e id ?

De IJz e re n R i jn bi j ­V lo d ro p S t at ion ; ­p racht i ge ve r gez ichte n to t ve r i n D u i t sl a nd ( Da l he i me r B u s ch ) .

januari/februari 2009 4

Foto’s: M.Ogrinc

De g rens tu ss en D ui t sl a nd en Ne der l a nd i s h ie r d u ide l i j k te zien: i n Ne der l a nd i s he t s p o or re de l i jk onde rho uden, ter w i j l i n D ui t sl a nd de ra i l s zi j n ove r wo e ke rd .


RO

Industrieel erfgoed verweven met tuinstad Op het voormalige Enkaterrein verrijzen de komende jaren circa 1400 woningen. Ook komen er scholen, een congrescentrum en andere voorzieningen. De samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling van het Enkaterrein is ondertekend door de gemeente Ede en de Grondbank Bennekomseweg C.V. De Grondbank Bennekomseweg C.V. – waarin AM Vastgoedontwikkeling en Fortis Vastgoed Ontwikkeling samenwerken – ontwikkelt het gehele gebied. De gemeente Ede stelt daarbij de randvoorwaarden. Na afloop draagt de Grondbank de openbare ruimte over aan de gemeente. De eerste bouwwerkzaamheden op het Enkaterrein gaan eind 2009 van start.

België haalt zijn recht om de spoorlijn te gebruiken uit een recht van overpad uit 1839. In 2005 oordeelde het Europese Hof van Arbitrage dat Nederland moet bijdragen aan reactivering van de goederenspoorlijn. België

Legenda

0

Ede-Oost Het Enkaterrein maakt deel uit van het grotere project Ede-Oost/Spoorzone. Naast het Enkaterrein omvat dit de kazerneterreinen aan de noordzijde van het spoor, de Spoorzone en de Stationsomgeving. Voor dit gehele gebied heeft de gemeente Ede in 2005 een masterplan opgesteld. Dit plan schetst de kaders voor de verdere ontwikkeling van Ede-Oost. De Grondbank heeft, met als uitgangspunt het Masterplan en in overleg met de gemeente Ede, een stedenbouwkundig plan voor het Enkaterrein opgesteld.

Industrieel erfgoed én tuinstad De acht monumenten van de Enkafabriek zijn straks het actieve hart van de nieuwe wijk en leveren inspiratie voor de nieuwe structuur en architectuur van het daaromheen liggende woongebied. Waar vroeger

zit dringend verlegen om een vervoersalternatief vanwege de expansie van de Antwerpse haven. Volgens IJff is de urgentie er echter af nu de Belgen de Montzenlijn, de bestaande spoorverbinding van Antwerpen naar Aken

5

de fabriek in vol bedrijf was komen straks verschillende nieuwe functies tot leven. De Enkawijk wordt industrieel erfgoed en tuinstad tegelijk. Er is ruimte voor 1425 woningen, waaronder appartementen en eengezinswoningen, zowel koop als huur. 30% zal in de goedkope sector worden gerealiseerd. In de Westhal van de Enkafabriek komt congrescentrum De Reehorst. De gastvrijheidopleiding van het ROC A12 krijgt ook een plek op Enka. Het Enkaterrein is straks nog beter bereikbaar met een nieuwe aansluiting op de A12 en een nieuw NS-station. Het gehele stationsgebied en de spoorzone worden vernieuwd met subsidies van Verkeer en Waterstaat, de provincie Gelderland en de gemeente Ede.

die ten zuiden van Limburg loopt, flink hebben opgeknapt. De Tweede Kamer spreekt zich medio februari over het onderwerp uit. ÏÏPieter van den Brand

He t l a at s te s t u k j e I J z e re n R i jn v l a k vo or he t b e g i n va n he t n at u u rgebie d De Me i nwe g.

10 km

Bestaand spoor Uit te werken tracé structurele oplossing door Railinfrabeheer

januari/februari 2009 5


RO

Vertrouwen krijgen in de naoorlogse stad ‘Ruimtelijke plannen zouden veel meer gebaseerd moeten zijn op de geleefde stad en we hebben kaarten nodig om die geleefde stad in beeld te brengen.’ Architect Wouter Veldhuis houdt tijdens de studiedag De naoorlogse stad, gepland en geleefd een vurig pleidooi om te kijken naar hoe bewoners en ­bezoekers de de stad nu gebruiken.

De f y sie ke en s o c i ale vernie uw in g van de Westeli jke Tuinste den is in volle gang

januari/februari 2009 6

de integratie van oude en nieuwe bewoners in de wijk. De Amsterdamse hoogleraar: ‘Hechting van bewoners aan hun buurt en wijk heeft alles te maken met vertrouwdheid met de woonomgeving. Op het moment dat er te veel vertrouwds aan het veranderen is en zelfs wegvalt, voelen bewoners zich niet meer prettig in hun buurt. Daar is inmiddels genoeg onderzoek naar gedaan. Maar wat we onvoldoende in beeld hebben, is wat dan bij bewoners vertrouwen wekt of wat juist afbreuk daaraan doet. Daarom is onderzoek naar het gebruik van allerlei soorten voorzieningen, de openbare ruimte, de looproutes van groot belang. Verdiep je in de leefwereld van de verschillende groepen bewoners, observeer, luister naar de verhalen, en breng de analyse in kaart.’ Max Rozenboom

Zeker nu de transformatie en verdichting van buurten en wijken de voornaamste opgaven zijn, wordt het van groot belang om inzicht te krijgen in het ruimtegebruik van mensen. Daarom maakte Veldhuis, samen met sociaal geografisch onderzoeker Ivan Nio en professor Arnold Reijndorp, de Atlas Westelijke Tuinsteden Amsterdam. De geplande en de geleefde stad. De studiedag in Garage Notweg, temidden van de verbouwde en nog te verbouwen delen van Osdorp, probeert de Atlas verder op de kaart te zetten. De fysieke en sociale vernieuwing van de Westelijke Tuinsteden is in volle gang. Sloop en nieuwbouw, verandering van eenzijdige woningvoorraad en bevolkingssamenstelling zijn daarbij maatgevend. Toch weten we vrijwel niets over de betekenis van de woonomgeving, de openbare ruimte, de voorzieningen voor de bewoners en bezoekers van dit gebied, signaleert Arnold Reijndorp. Terwijl dat essentieel is om te snappen wat er goed en niet goed gaat bij


RO

Dat is gebeurd in de Atlas, met eigen observaties, analyses van allerlei evenementen en activiteiten, met tellingen van de mate van drukte en menging op bepaalde routes

‘Op het moment dat er te veel vertrouwds aan het veranderen is, voelen bewoners zich niet meer prettig in hun buurt’ en ­bepaalde plekken, met groepsgesprekken. Op basis daarvan zijn diverse kaarten gemaakt; waar de diverse bewonersgroepen hun boodschappen doen, waar de scholen

staan, de horeca zit, veel bezochte sportfaciliteiten zijn, maar ook de plekken van rituelen en festiviteiten. ‘Die plekken, waar bijvoorbeeld de intocht van Sinterklaas of de vrijmarkt op Koninginnedag plaatsvindt, worden bij de herstructurering meestal vergeten’, merkt Ivan Nio op. ‘En juist dat zijn enorm kansrijke plekken voor de integratie van culturen, omdat daar leefwerelden samenkomen en de grenzen van uiteenlopende parochiale verbanden poreus zijn.’ Het zoeken naar de plekken waar leefwerelden overlappen, is de uitdaging, meent Wouter Veldhuis. ‘Winkeltjes van allochtone ondernemers, waar ook de oudere bewoners en de nieuwe stedelingen komen. Stimuleer dergelijke voorzieningen langs de belangrijkste looproutes. Terrassen, je vindt ze bijna niet in Amsterdam. Het enige terras aan de mooie Sloterplas is dicht op zondag, juist

de dag dat iedereen er wandelt. We zouden veel meer oog moeten hebben voor de rol die bepaalde plekken kunnen spelen bij de hechting van mensen aan hun wijk.’ Atlas Westelijke Tuinsteden. De geplande en geleefde stad, Ivan Nio/Arnold Reijndorp/ Wouter Verldhuis, is een uitgave van Trancity in samenwerking met de EFL Stichting en te verkrijgen vija www.trancity.nl/bestelformulier ÏÏMarcel Bayer

Kleine Brabantse gemeenten willen veiliger spoor 27 kleine Brabantse gemeenten gaan samenwerken om de talrijke knelpunten aan het Brabantse spoor op te lossen. Het is zelfs onduidelijk welke stoffen er over het spoor gaan. Wethouder Wim Starreveld van de gemeente Gilze en Rijen heeft geen idee welke stoffen er momenteel over de spoorlijn door zijn gemeente worden vervoerd. ‘Nee, wie weet dat wel? Bij ProRail wordt wel gemeld wat eroverheen gaat, maar dat is niet openbaar. Dus wij weten niet wat eroverheen komt. Dat is wel handig om te weten als je een inschatting wilt maken van de risico’s die je loopt.’ ‘Bij ons is het grootste knelpunt de spoorwegovergang Vijfeikenweg’, vertelt wethouder Starreveld. ‘Dat is een provinciale weg, waarbij het verkeer heel veel hinder ondervindt, omdat de spoorbomen zo lang dicht zijn. De overgang ligt precies op de grens van de kern. Als daar iets gebeurt en de trein schuift bij een ongeluk door, dan ligt die midden in Rijen. Dat is een groot knelpunt voor externe veiligheid en mobiliteit.’ Starreveld schat dat de 27 kleine gemeenten veertig tot vijftig knelpunten tellen.

De komende jaren zal het alleen maar erger worden, voorspelt hij. ‘Bij ons rijden ongeveer tweehonderd goederentreinen per etmaal door het dorp en de verwachting is dat dat gaat groeien tot driehonderd of misschien wel vierhonderd per etmaal. Dan komen we aan zo’n zeshonderd treinbewegingen: er rijden ook nog passagierstreinen over het spoor.’ Op initiatief van Gilze en Rijen bespraken de kleine Brabantse gemeenten in november het groeiende treinverkeer. ‘Wij hebben als kleinere gemeenten niet het gevoel dat de provincie en het Rijk voldoende aandacht hebben voor onze problemen. Voor grotere gemeenten als Breda is wel geld om knelpunten op te lossen.’ Starreveld heeft zijn collega-bestuurders een petitie gestuurd. Die wil hij straks naar de provincie doorsturen om af te dwingen dat kleine gemeenten een eigen afvaardiging krijgen in het overleg van Rijk, provincie en de B5 over de Brabantrou-

te. ‘De grote gemeenten zouden ook voor ons moeten spreken in dat overleg, maar dat blijkt in de praktijk niet te werken.’ Op de eerste plaats willen de kleine gemeenten een lijstje met alle knelpunten aan de Brabantroute, op volgorde van omvang van het probleem (externe veiligheid, milieu en mobiliteit) en met oplossingen. Die zullen bestaan uit raildempers en geluidsschermen, maar vooral uit ongelijkvloerse kruisingen. ‘Er zullen misschien best gelijkvloerse kruisingen blijven, maar dan is aan te geven dat dat alleen voor landbouwverkeer is of dat dat op een plek is waar geen gevaar is voor externe veiligheid.’ Alleen al het oplossen van de knelpunten in Gilze en Rijen vereist zestig miljoen euro. ProRail laat weten dat er in geval van calamiteit informatie over de lading beschikbaar is. ‘Van volledige openheid is (…) geen sprake en dat heeft onder meer te maken met de concurrentiepositie van goederenvervoerders en -verladers’, aldus de woordvoerster per e-mail. ÏÏHarry Perrée

januari/februari 2009 7


Nieuws uit Brussel

Europese fondsen en geldgaranties kunnen juist een meerwaarde betekenen voor lokale en regionale projecten.’ Hij roept bedrijven en lokale overheden op actief achter de fondsen aan te gaan. http://ec.europa.eu/regional_policy/ funds/2007/jjj/jessica_en.htm

Akkoord over Europees klimaatpakket

Van N i s te l ro oi j : Ne derl and m a a k t no g te we ini g gebr uik va n le ninge n i n he t k ader van he t JE S SIC A -pro g ra mm a

Extra steun voor steden en regionaal economisch beleid Het wordt eenvoudiger voor gemeenten, provincies en bedrijven om Europees geld te krijgen voor regionaal economische beleid. Als onderdeel van het Europese economische herstelplan worden E ­ uropese betalingen in het kader van de structuurfondsprogramma’s versneld en wordt de toegang tot de structuurfondsen eenvoudiger gemaakt. Voor 2009 zijn er extra voorschotten beschikbaar uit het het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). Het totale budget voor deze fondsen voor de periode 2007-2013 is 347 miljard euro. Dat budget wordt niet verhoogd, er wordt alleen budget naar voren geschoven. Voor Nederland is er in 2009 zo’n 13,57 miljoen euro extra beschikbaar via het EFRO en het ESF, zo heeft Europarlementariër

januari/februari 2009 8

Lambert van Nistelrooij (CDA), woordvoerder regionaal beleid, berekend. De Nederlandse overheid moet hier de helft aan bijdragen. Veel belangrijker is volgens Van Nistelrooij de twee keer 15 miljard euro extra die de Europese Investeringsbank (EIB) in 2009 en 2010 krijgt om garant te staan voor leningen voor stedelijke projecten in het kader van het JESSICA-programma (Joint European Support for Sustainable Investment in City Area’s). Het gaat hierbij bij om duurzame investeringen in bijvoorbeeld ernergie en milieu. Volgens Van Nistelrooij maakt Nederland nog veel te weinig gebruik van deze mogelijkheid omdat het nog te veel als geld voor projecten in achterstandswijken wordt gezien. ‘Dat beeld is verouderd.

De regeringsleiders van de Europese Unie en het Europese Parlement hebben in december een akkoord bereikt over het Europese klimaatplan. Tegen 2020 moeten de EU-landen minimaal 20 procent minder CO2-uitstoten ten opzichte van 1990, 20 procent minder energie gebruiken en 20 procent van de gebruikte energie moet uit hernieuwbare bronnen komen. Doel van het klimaatplan is de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius. Een historisch akkoord, zo vinden premier Jan-Peter Balkenende en de – inmiddels voormalige – Franse EU-voorzitter Nicolas Sarkozy. Het WNF, Milieudefensie, Oxfam en Greenpeace spreken in een gezamenlijk reactie van een zwarte dag voor het klimaat. Een belangrijk onderdeel van het akkoord zijn de afspraken over emissierechten voor CO2. Elektriciteitsbedrijven moeten vanaf 2013 betalen voor al hun emissierechten. Nu krijgen zij deze rechten nog gratis. Elektriciteit wordt hierdoor duurder. Voor Polen, Bulgarije en nog enkele landen met veel kolencentrales wordt een uitzondering gemaakt om al te forse prijsstijgingen te voorkomen. Zij moeten pas in 2020 al hun emissierechten op een veiling kopen. Het bedrijfsleven krijgt een deel van de emissierechten gratis en moet de rest kopen. Bedrijven die te veel CO2-uitstoten worden beboet. ‘Het emissiehandelssys­ teem was bedoeld om duurzame innovatie te bevorderen door bedrijven verplicht te laten betalen voor vervuiling. Maar onder druk van een zware lobby van bedrijven kunnen bedrijven de helft van hun verplichtingen afkopen met projecten buiten Europa en hoeft de meeste gewone industrie niet te gaan betalen voor de CO2-uitstoot’, aldus Dorette Corbey (PvdA), die namens het Europese parlement bij de onderhande-


De verwondering

lingen over het akkoord betrokken was. Voor de sectoren die niet onder het ­systeem van de emissiehandel vallen, ­zoals het transport, de landbouw, gebouwen en afvalverwerking zijn per land doelstellingen vastgelegd om de CO2-uitstoot te verminderen. Nederland moet tegen 2020 16 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990.

Duurzame energie De twintig procent duurzame energie ­doelstelling is vertaald naar nationale doelstellingen, waarbij rekening is ge­houden met het huidige aandeel duurzame energie. In Nederland moet tegen 2020 14 procent van de gebruikte energie afkomstig zijn van duurzame bronnen. Nu is dat slechts 2,5 procent. Europarlementariër Corby ziet onder meer mogelijkheden voor meer windmolens op zee en grootschalig gebruik van zonnepanelen. Van alle transportbrandstoffen moet minimaal 10 procent van duurzame energie zijn in 2020. Dit kan worden gehaald door elektrische auto’s en biobrandstoffen. Ten slotte wordt er tot 2015 zo’n 6 miljard euro uitgetrokken voor proefprojecten voor de opvang en ondergrondse opslag van CO2. Nederland heeft twee projecten die hieronder vallen: een in de Eemshaven en een in Barendrecht.

Strengere milieunormen voor auto’s vanaf 2015 Als onderdeel van het klimaatplan komen er ook strengere milieunormen voor auto’s. In 2015 mogen auto’s nog maar 130 gram CO2 per kilometer uitstoten. Momenteel ligt de gemiddelde uitstoot nog op 158 gram. De reductie moet bereikt worden door het gebruik van schonere motoren. Een verdere reductie van de uitstoot met 10 gram tot 120 gram per kilometer moet bereikt worden door gebruik van een ander soort banden en het gebruik van biobrandstoffen. De EU streeft ernaar de uitstoot tegen 2020 teruggebracht te hebben tot 95 gram per kilometer. Auto’s zijn momenteel verantwoordelijk voor zo’n 12 procent van de CO2-uitstoot in de EU. ÏÏBoris Peeters

Investeren ten tijde van crisis Stel dat de crisis nog even aanhoudt: banken lenen weinig kapitaal uit, bedrijven investeren minder en consumenten stellen grote uitgaven uit. Vervelend, maar ook een kans om ons te bezinnen op onze excessieve consumptie en ons af te vragen of de snelweg waarover we naar de toekomst scheurden, niet op een blinde muur zou eindigen. Na een moment van bezinning komt desalniettemin de vraag op wat de overheid zou moeten doen om de economie te stimuleren, waarin te investeren. Ik zie drie strategieën. De eerste is gericht op het op gang helpen van de consumptie en investeringen at random, de tweede op versneld inzetten van investeringen die we al bedacht hadden en de derde is gericht op voorsorteren op de toekomst. De eerste strategie, botweg aanjagen van de consumptie door verlaging van rente en belasting, is uitbundig beoefend in de VS. De huidige crisis is er mede door veroorzaakt. Zij werkt op den duur contraproductief en eindigt met discutabele investeringen, onvoldoende innovatie, betalingsbalanstekorten en snelgroeiende private en publieke schulden. Voor Nederland zouden de voordelen van deze strategie bovendien weglekken naar het buitenland. De tweede strategie, versneld investeren in bestaande plannen, is ook riskant. Als die plannen goed of rendabel zouden zijn, waren ze dan al niet uitgevoerd? Botweg investeren in infrastructuur, zo leert Japan ons, is ineffectief en legt een hypotheek op toekomstige generaties. Japan heeft een staatsschuld waar geen ander rijk land maar bij in de buurt komt: 170% van het BNP. Natuurlijk moeten we in Nederland investeren in zaken als mobiliteit en klimaatadaptatie maar dat vraagt om visie en samenhang en niet om lukraak inzetten van oude oplossingsstrategieën. In combinatie met te grote invloed van goed georganiseerde lobby's, die de kans schoon zien om plannen die al op de plank lagen door te drukken, ontstaat bovendien het risico van goldplating (te luxe, te duur).

De derde strategie grijpt de huidige ontwikkelingen aan voor herbezinning; de investeringscontext is immers rigoureus veranderd. Dat brengt onzekerheid met zich mee maar brengt ook investeringsmogelijkheden in beeld die regret-proof zijn. Laat ik één voorbeeld noemen. Ik ga ervan uit dat we blijven wonen en dat de tijd van goedkope fossiele energie voorbij is. Dat betekent dat de gebouwde omgeving als een van de grootste energieverbruikers een interessant terrein vormt. Investeren in duurzame energiebronnen is ook gewenst maar dat is met meer onzekerheden omgeven dan gewoon besparen op gebruik van fossiele energie. Klimaatneutrale woningen (beter: energieleverend) zijn dan wel economisch en ecologisch no-regret, maar in het huidige tempo duurt het nog 300 jaar voordat we de bestaande voorraad woningen hebben vernieuwd. Hier ligt dus een mooie opgave, temeer omdat investeren in de bouw een stevige multiplier oplevert. Gecombineerd met de sowieso noodzakelijke herstructurering van de woningmarkt: aan de slag! Zoals in de VS mensen slachtoffer werden van hypotheken die aanvankelijk goedkoop leken, maar later onbetaalbaar bleken, zo is het ook met huizen. Goedkope huizen die fossiele energie verspillen, zijn een financiële tijdbom, een hypotheek op de toekomst. ÏÏ Bram van de Klundert

bramvandeklundert@mac.com

januari/februari 2009 9


Ruimtelijk bekeken

Veel asfalt, weinig ruimte

De nieuwe wegen van Eurlings Komen ruimte en infra ooit bij elkaar? Is het mogelijk dat de ministeries van V ­ erkeer en ­Waterstaat en VROM daadwerkelijk samen gaan voor een gebiedsgericht ontwikkeling? De manier waarop de Planstudie Ring Utrecht in de samenleving is gedropt, voorspelt weinig goeds. Het veelbesproken Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) is vooralsnog een mooie belofte.

E

en merkwaardige samenloop van beleidsaankondigingen; vrijwel tegelijkertijd verschenen in december van het afgelopen jaar het MIRT Spelregelkader en de Planstudie Ring Utrecht. In de eerste kondigen de ministers Eurlings (Verkeer en Waterstaat) en Cramer (Ruimte en Milieu) samen aan investeringen in wegen, openbaar vervoer, woningbouw en natuur voortaan beter op elkaar af te stemmen. Hierdoor ontstaat er meer samenhang in het ruimtelijk beleid van de rijksoverheid en verbetert de balans tussen wonen, werken, bereikbaarheid, water en natuur, schrijven ze in hun brief aan de Tweede Kamer. In de Planstudie Ring Utrecht staat dat de leefbaarheid, in het bijzonder de geluidsoverlast en luchtkwaliteit, een belangrijk motief is om de rijkswegen rond de de Domstad grondig op de schop te nemen.Wie de studie grondig leest, kan echter niet anders dan tot de conclusie komen dat het vooral gaat over het bevorderen van de doorstroming.

Tijdwinst Het spelregelkader maakt duidelijk hoe projecten in het ruimtelijke domein in aanmerking komen voor een bijdrage van het Rijk. In eerste instantie gaat het om de gezamenlijke

beoordeling van ‘ruimtelijke’ projecten van VenW en VROM. Er komt een brede verkenningfase van de mogelijkheden van nieuwe projecten, waarin de beleidsdomeinen van LNV en EZ worden meegenomen. Een belangrijke aanpassing is dat deze fase maximaal twee jaar duurt en wordt afgesloten met een voorkeursbeslissing. Hierdoor is in de tweede fase, de planuitwerking, aanzienlijke tijdswinst te boeken, verwachten beide ministers. De procedures worden stabieler, en de betrokkenheid van regio's en marktpartijen bij projecten verzwaard. Het MIRT-spelregelkader is daarmee in lijn met adviezen van de commissies-Elverding en -Ruding. In de toekomst zal het MIRT-spelregelkader verfijning krijgen op basis van uitwerkingen van de adviezen van deze commissies en een evaluatie. Deze werkwijze betekent niet het ineenschuiven van budgetten van de verschillende departementen, maar een integrale benadering van de diverse beleidsprogramma's. Als de Kamer akkoord gaat, zijn de nieuwe MIRT-spelregels vanaf 2009 van toepassing op nieuwe MIRT projecten en programma's van het hoofdwegennet, (hoofd)vaarwegennet, landelijke spoorwegennet en andere grote decentrale verkeersprojecten.

Onwaarschijnlijk P ro test te ge n de a a nle g va n de A 27 bi j A me lis we e rd, Ne der l a nd 29 ok tob er 1986. Fo to: Vanmor gen is de R i jk s we g A 2 7 o f f ic ie e l ge o p e nd , a k t ie vo erde rs hinge n b ove n de nie uwe we g do or he t b o s s pa ndo e ken me t de te k st :" N ie uwe We ge n Z ure R e ge n" .

januari/februari 2009 10

De Startnotitie Ring Utrecht is onderdeel van het samenwerkingsprogramma VERDER, Mobiliteit in Midden-Nederland, dat de mogelijkheden onderzoekt om de hele regio Midden-Nederland goed bereikbaar te houden. Behalve de Ring Utrecht (A2, A12, A27 en N230) wordt gekeken naar de driehoek Utrecht – Hilversum – Amersfoort. En het gaat behalve over verbeteringsmaatregelen voor het wegennet over de mogelijkheden voor fietsers en het openbaar vervoer, althans dat staat in de verantwoording. Alle relevante regionale partijen zijn bij VERDER betrokken: provincie Utrecht, Rijkswaterstaat Utrecht, bestuur regio Utrecht, gewest


Eemland, gewest Gooi- en Vechtstreek, regio Utrecht West, regio Utrecht Zuidoost, gemeente Amersfoort, gemeente Hilversum en gemeente Utrecht. In de startnotitie staan vier varianten, waarvan de meest ingrijpende voorstellen – nieuwe wegen dwars door Leidsche Rijn, door Nieuwegein en het Rhijnauwen – voor veel commotie zorgen onder de plaatselijke bevolking. De Utrechtse Natuur en Milieufederatie heeft meteen acties georganiseerd en duizenden handtekeningen verzameld. Mocht de overheid uiteindelijk voor de aanleg van deze nieuwe wegen kiezen, dan dreigen opnieuw acties zoals in het verleden tegen het kappen van de bomen in Amelisweerd voor de aanleg van de A27. Maar dat is onwaarschijnlijk, verwacht vrijwel iedereen, die betrokken is bij de plannen. Het zal uiteindelijk een combinatie worden van hier en daar bestaande wegen verbreden en werken met parallelbanen voor het regionale verkeer. Waarom komt het ministerie van Verkeer en Waterstaat dan met dergelijke draconische voorstellen, die zoveel onrust veroorzaken? Om alle opties, tot de meest extreme, mee te kunnen nemen in de afweging, luidt het antwoord van de verantwoordelijke plannenmakers bij Rijkswaterstaat. Maar waar is dan de ruimtelijke invalshoek? Slechts bij een

van de varianten – een mogelijke nieuwe weg ten zuiden van de A12 over het grondgebied van Nieuwegein – is spraken van inpassing in nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dat is de Kamerleden Roos Vermeij en Lia Roefs ook opgevallen. Ze zijn verbaasd over de manier en het tijdstip waarop VenW dit plan presenteert, schrijven ze in een brief aan beide ministers. ‘Zijn de ambtenaren op Verkeer en Waterstaat los gegaan, omdat er een verlenging van het MIRT gaat spelen? Waar is trouwens het openbaar vervoer in deze startnotitie? Waar is überhaupt het ministerie van Vrom? Als het een gezamelijke notitie is, waarom ligt er dan al een zienswijze van de gemeente Utrecht, medeopsteller?’ De Kamerleden geven aan dat ze deze aanpak niet kunnen rijmen met de vrijwel gelijktijdig toegestuurde kabinetsreactie op het eindrapport 'Passende publieksparticipatie leidt tot betere besluitvorming' en de gebiedsgerichte aanpak, die breed voorgestaan wordt. ‘Waarom kiest de minister ervoor de bewoners in Leidsche Rijn en in de omgeving van Amelisweerd in onzekerheid te brengen met alternatieven, waarvoor, ook bij onze fractie, geen draagvlak bestaat?’ Wat Vermeij en Roefs betreft kan de startnotitie meteen de prullenbak in. ÏÏMarcel Bayer

januari/februari 2009 11


Ruimtelijk bekeken

Het spook Auroux

Europees arrest gijzelt overheid en markt

Vergeleken met de huidige crisis in de huizenbouw is het maar een splinter. Toch waart het Auroux-arrest als een spook door de publiek-private gebiedsontwikkeling. Niemand weet waar hij aan toe is. Experts vliegen elkaar in de haren. De gevolgen kunnen vergaand zijn. ‘We doen onszelf en de burger tekort als er straks niks meer mag.’

R

ouanne werd dit jaar vooral bekend als vertrekpunt in een Tour-etappe. Verder geniet het Loire-stadje nabij St. Étienne culinaire roem vanwege zijn gevierde sterrenrestaurants. Meer omstreden is de faam die de Franse gemeente bezit als mogelijke gesel van de publiek-private gebiedsontwikkeling. In 2002 ging het stadsbestuur in zee met een plaatselijk ontwikkelingsbedrijf. Doel van de samenwerking: aanleg van een recreatiepark met commerciële voorzieningen, waaronder een bioscoop, bedrijfsruimten en een hotel. Een minderheid in de gemeenteraad onder leiding van voormalig burgemeester Jean Auroux verzette zich tegen de plannen en stapte naar de Franse rechter, die vervolgens een beroep deed op het Hof van Justitie in Luxemburg. Het Europese rechtscollege oordeelde begin 2007 dat de gemeente de deels eigen ontwikkelaar niet zomaar als partner had mogen kiezen en daarmee had verzuimd het parkproject openbaar aan te besteden. Over het Auroux-arrest verschijnen taaie juridische artikelen en rapporten van een hoog abstractieniveau. De meningen van de deskundigen lopen flink uiteen. Grote vraag is

Ruud van Drunen, Noordwijk

‘Door alles dicht te timmeren in ­ contracten wordt alle ­ flexibiliteit w ­ eggenomen’

of er een openbare aanbestedingsplicht gaat gelden voor ontwikkelingsprojecten waarbij de overheid op de een of andere manier betrokken is. In ons land werken overheid en marktpartijen samen in een grondexploitatiemaatschappij, waar partijen hun grond inbrengen. Gemeenten doen het liefst zaken met ontwikkelaars waar ze goede ervaringen mee hebben. Deze vertrouwensband, die nog sterker speelt in kleine gemeenten, geeft geen aanleiding een project aan te besteden. Vaak is er vanwege de grondposities van ontwikkelaars geen keuzevrijheid.

Wig In dit samenspel drijft het Auroux-arrest een wig. Het Europese Hof ziet een pps als één overheidsopdracht die in zijn geheel (private werken incluis) moet worden aanbesteed. Gemeenten brengen grond in en krijgen daar wat voor terug. Die contraprestatie (‘bezwarende titel’ in juristentaal) is reden voor een aanbestedingsplicht. Volgens de uitspraak van het hof mag de overheid geen eisen stellen die verder gaan dan de gangbare publiekrechtelijke bevoegdheden, bijvoorbeeld door voor te schrijven welke verschillende woningcategorieën de ontwikkelaar moet opleveren tegen welke verkoopprijzen. ‘De opgave voor de komende tijd blijft het voorkomen en misschien ook wel saneren van projectspecifieke eisen in contracten die verder gaan dan met het bestemmingsplan en in beleidsregels mogelijk is’, stelt

E e rs te Ne de r l a nd s e c a s u s i n he t k ader va n Au ro u x- ar re s t : he t R e der i j ke rs ple i n i n No ord w i jk

januari/februari 2009 12


adviseur Arjan Bregman van het Instituut voor Bouwrecht. Maar niemand kan precies zeggen waar de grens ligt. Dat gemeenten hun eisen flink terug moeten schroeven, is ook de boodschap van het kabinet. Jawel, zelfs de ministerraad boog zich in oktober over het onderwerp en zond het advies van de Interdepartementale Commissie Europees Recht (ICER) naar provincies en gemeenten.

Schandalig Als we directeur Nieuwe Markten Friso de Zeeuw van Bouwfonds spreken, komt er bijna stoom uit zijn oren. Zijn oordeel over de ICER-studie: ‘Schandalig dat je een dergelijk advies aan je mede-overheden stuurt. Met deze uitleg stuur je mensen het bos in. Gemeenten denken nu: laat ik maar op safe spelen en Europees gaan aanbesteden.’ De praktijkhoogleraar gebiedsontwikkeling ziet dat zijn stokpaardje in gevaar is. ‘Gebiedsontwikkeling is een dynamisch proces zonder vooraf gestelde eindtermen van wat er precies gebouwd gaat worden. Dat moet met zo min mogelijk ballast gepaard gaan.’ Selecteren van marktpartijen is prima maar Europees aanbesteden, meent De Zeeuw, is de dood in de pot. ‘Terwijl Europees aanbesteden niet nodig is voor niet-openbare werken. Tenzij je als overheid overmatig veel voorschrijft.’ De Zeeuw erkent dat ook hij niet kan zeggen waar exact de grens ligt. De Zeeuw vindt wethouder Maarten van Poelgeest van Amsterdam aan zijn zijde. ‘Het is niet in het belang van een project om zaken tot in het kleinste detail te regelen.’ Gebiedsontwikkeling duurt lang en is vaak complex. ‘Door alles dicht te timmeren in contracten wordt alle flexibiliteit weggenomen en is het veel moeilijker om onderhandelingen open te breken. Het is een gegeven dat plannen tijdens de rit aangepast moeten worden.’

Voorzichtig Of gemeenten zich op het veilige pad van aanbesteden gaan begeven, kan directieadviseur Ernst van Gelder van Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam niet bevestigen, ‘maar gemeenten zijn wel voorzichtig geworden. Het vervelende is dat alle stukken die hierover tot nu toe zijn verschenen, geen van alle aangeven hoe de situatie werkelijk is. De experts zijn het niet eens. Niemand weet waar hij aan toe is’. Terwijl de Nederlandse situatie compleet anders is. ‘In de meeste gevallen, zeker bij vastgoedontwikkeling, zijn het bij ons de marktpartijen die risico lopen. Niet de overheid, zoals in Rouanne.’ In lijn met het ICER-rapport raadt Van Gelder gemeenten aan terughoudend te zijn met participeren in de opstalexploitatie. ‘Als gemeenten vergaande eisen stellen aan het bouwen van woningen of anderszins, begeven ze zich op een hellend vlak.’ Jurisprudentie zal moeten uitwijzen wat de impact van Auroux is. De eerste casus dient zich aan in Noordwijk op de locatie Rederijkersplein. Bij de bouw van een zorgcentrum

met een veertigtal woningen wil de gemeente de teugels strak in handen houden. Met woningbouwvereniging NWS is contractueel vastgelegd dat de gemeente haar goedkeuring moet verlenen aan het bouwplan. De ontwikkelcompetitie werd gewonnen door het bedrijf Timpaan. Ontwikkelaar De Raad Bouw werd buitengesloten van deze opdracht. Het bedrijf vocht dat met succes aan bij de rechter, die oordeelde dat het project alsnog openbaar moet worden aanbesteed. Volgens de rechter is hier sprake van een aanbestedingsplicht, omdat er een schriftelijke overeenkomst ligt waarin duidelijk sprake is van een bezwarende titel. Noordwijk vindt de kwaliteit van het bouwplan belangrijker dan de opbrengst en is bereid met een lagere grondopbrengst genoegen te nemen. De winst komt dan ten goede aan NWS. De Haagse rechtbank stelt expliciet dat deze uitspraak volledig in lijn is met het Auroux-arrest. De gemeente Noordwijk is pro forma in hoger beroep gegaan, aldus woordvoerder Martin Ruis, maar studeert nog op daadwerkelijke vervolgstappen. ‘Er zitten zoveel juridische haken en ogen aan.’ De gemeente is er verbaasd over en ‘teleurgesteld’, in de woorden van Ruis, dat ze al in het ontwikkelstadium moet aanbesteden. Een bouwopdracht is immers nog niet in zicht.

‘Als gemeenten vergaande eisen stellen aan het bouwen van woningen begeven ze zich op een hellend vlak’ Van Gelder vindt de uitspraak vergaand, maar wijst erop dat het hier om een voorzieningenrechter gaat. ‘Interessanter is een uitspraak van een hogere rechter te horen.’ Eerdere jurisprudentie van een hoger rechtsorgaan, overigens zonder verwijzing naar Auroux, wijst uit dat aanbesteden in normale gevallen niet nodig is. ‘In Noordwijk gaat het juist niet om een normale grondtransactie. De gemeente draagt impliciet aan de ontwikkeling bij.’ Amsterdam is op haar hoede. ‘De uitspraak zou ertoe kunnen leiden dat wij als gemeente minder eisen mogen stellen. Het is echter wel een voorlopige uitspraak, dus we houden de zaak in de gaten’, zegt Van Poelgeest. ‘Wij gaan ervan uit dat er bij elk project een openbare en transparante selectie plaatsvindt. Dit hoeft niet altijd een Europese aanbesteding te zijn. Een veiling, die leidt tot een marktconforme uitgifte is voldoende zolang er maar geen verplichtingen worden opgelegd die de publieke taak te boven gaan.’ De Zeeuw ziet het project in Noordwijk als ‘een dichtgetimmerd plannetje’. ‘Logisch dat hier een aanbestedingsplicht uitrolt. Laten we ons niet van de wijs brengen. Zoiets is eerder uitzondering dan regel.’ ÏÏPieter van den Brand

januari/februari 2009 13


7IE ZIJN WIJ !RCHEO,OGIC IS ONDERDEEL VAN 4HE -ISSING ,INK (OLDING 4-, "6 EEN TOONAANGEVEND EN GROEIEND ADVIESBUREAU IN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VOOR ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE (ET BEDRIJF IS OPGERICHT IN EN HEEFT INMIDDELS CA MEDEWERKERS EN IS GEVESTIGD IN 7OERDEN /NDER DE (OLDING 4-, ZIJN DRIE BEDRIJVEN ACTIEF „ 0AST 0RESENT ONTWIKKELT EN IMPLEMENTEERT BELEID VOOR DE PUBLIEKE SECTOR „ 4HE 2E#OLLECTIVE MAAKT ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE BELEEFBAAR IN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING „ !RCHEO,OGIC IS GESPECIALISEERD IN ONTWERP PROJECTMANAGEMENT EN ADVISERING IN COMPLEXE BESLUITVORMINGSPROCESSEN

/M VERDER TE KUNNEN GROEIEN ZIJN WIJ VOOR !RCHEOLOGIC OP ZOEK NAAR EEN

$IRECTEUR /NDERNEMER 3ENIOR ADVISEUR M V !RCHEO,OGIC WIL DE VERBINDENDE SCHAKEL ZIJN TUSSEN HET RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGSPROCES VAN ONZE KLANTEN EN DE AR CHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE ALS OMGEVINGSFACTOR DAARBINNEN 7IJ VERVULLEN IN DAT PROCES DE ROL VAN ³MISSING LINK´ TUSSEN ARCHEOLOGEN SEMI OVERHEDEN PROJECTONTWIKKELAARS UITVOERDERS EN PUBLIEK $AT DOEN WIJ EFFECTIEF EN EF½CIpNT IN DE ROL VAN INTERMEDIAIR MANAGER INHOUDELIJK SPECIALIST EN SOMS ±ADVOCAAT² 7IJ BRENGEN DE CONSEQUENTIES VAN DE ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE IN KAART VOOR HET PLAN EN BOUWPROCES VAN ONZE KLANTEN $OEL IS ONTZORGEN EN HET DIRECTE NUT VAN DE ARCHEOLOGIE IN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING AANTOONBAAR TE MAKEN 7IJ KUNNEN IN ONS VAKGEBIED ONAFHANKELIJK ADVISEREN OMDAT WIJ GEEN VELDWERK UITVOEREN .AAST VELE KLEINE BEHOREN VRIJWEL ALLE GROTE PRIVATE EN PUBLIEKE ONTWIKKELAARS IN .EDERLAND TOT ONZE KLANTENKRING 7IE ZOEKEN WIJ *E BENT EEN ENTHOUSIASTE DIRECTEUR ONDERNEMER SENIOR ADVISEUR DIE EINDVERANTWOORDELIJK IS VOOR DE BEDRIJFSRESULTATEN EN BEDRIJFSVOERING VAN !RCHEOLOGIC *E BENT STERK MENSGERICHT EN WEET JE DOELEN TE REALISEREN MET EEN ENTHOUSIAST TEAM VAN CA &4% *E BENT VERANTWOORDELIJK VOOR DE VERDERE ONTWIKKELING EN POSITIONERING OP DE MARKT VAN !RCHEOLO GIC MET DE AMBITIE OM TOT TE GROEIEN NAAR &4% !LS LID VAN HET MANAGEMENTTEAM VAN 4HE -ISSING ,INK VER WACHTEN WE EEN INSPIRERENDE VISIE EN EEN RESULTAATGERICHTE BIJDRAGE MET OOG VOOR KWALITEITSVERBETERING *E HEBT EEN ACADEMISCH OF ("/ WERK EN DENKNIVEAU *E BENT EEN STEVIGE PERSOONLIJKHEID DIE GOED EN GELOOFWAARDIG KAN PRESEN TEREN *E BENT COMMERCIEEL INGESTELD

7AT VRAGEN WIJ AANTOONBARE KENNIS EN LEIDINGGEVENDE ERVARING OM EEN BEDRIJF BIJ VOORKEUR EEN ADVIESBUREAU TE KUNNEN COACHEN LEIDEN EN TE LATEN GROEIEN VAKSPECIALISTISCHE INHOUDELIJKE KENNIS OP GEBIED VAN DE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING OF ARCHEOLOGIE CULTUURHISTORIE FYSISCHE GEOGRA½E BEDRIJFSKUNDE IN STAAT TOT PERSOONLIJK BINDEN VAN MENSEN EN VOLDOENDE PERSOONLIJKE ONTWIKKELINGSVERMOGEN KENNIS VAN PROJECT MANAGEMENT EN EEN STERK BEDRIJFSMATIG INZICHT ANALYTISCH EN PROBLEEMOPLOSSEND VERMOGEN EN EEN UITSTEKENDE MONDELINGE EN SCHRIFTELIJKE UITDRUKKINGSVAARDIGHEID VERANTWOORDELIJK VOOR WINSTGEVENDHEID RELATIEBEHEER OMZETGROEI ONTWIKKELING MEDEWERKERS EN PRODUCTEN EEN PROFESSIONELE BIJDRAGE AAN HET MANAGEMENTTEAM VAN 4HE -ISSING ,INK

7AT BIEDEN WIJ $E COMBINATIE VAN DIRECTEUR ONDERNEMER EN SENIOR ADVISEUR BETREFT EEN UITDAGENDE EN VEELZIJDIGE FUNCTIE MET VEEL EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID (ET BEDRIJF IS RELATIEF KLEIN EN HEEFT KORTE BESLUITVORMINGSLIJNEN MAAR EEN GROTE GROEI AMBITIE 7IJ BIEDEN EEN GOED MARKTCONFORM SALARIS 4-, BIEDT EEN PLEZIERIGE COLLEGIALE EN INFORMELE WERKSFEER $E ORGANISATIE EN DE MENSEN ZIJN OPEN EN AANSPREEKBAAR %EN AANTREKKELIJKE WINSTDELINGSREGELING EN EEN GROTE MATE VAN PARTICIPATIE BEHOORT TOT DE MOGELIJKHEDEN 7E HANTEREN ¾EXIBELE ARBEIDSTIJDEN WIJ BIEDEN RUIME INTERNE EN EXTERNE OPLEIDINGSMOGELIJKHEDEN EEN LEASE AUTO OF EEN TEGEMOETKOMING IN DE KOSTEN WOON WERKVERKEER -EER INFORMATIE 7IL JE MEER WETEN OVER DEZE UITDAGENDE FUNCTIE EN DE ORGANISATIE KIJK DAN OP ONZE WEBSITE WWW ARCHEOLOGIC NL :IE OOK DE WEBSITES VAN DE OVERIGE BEDRIJVEN BINNEN 4-, (OLDING WWW 0AST 0RESENT NL WWW 4HE2ECOLLECTIVE NL 7IL JE MEER INFORMATIE OVER DE FUNCTIE NEEM DAN CONTACT OP MET "OUDEWIJN 'OUDSWAARD !LGEMEEN DIRECTEUR 4-, TEL 3OLLICITEREN 3TUUR DAN UITERLIJK VOOR FEBRUARI EEN GEMOTIVEERDE BRIEF MET #6 TER ATTENTIE VAN "OUDEWIJN 'OUDSWAARD BIJ VOORKEUR PER EMAIL B GOUDSWAARD ARCHEOLOGIC NL ONDER VERMELDING VAN ±VACATURE $IRECTEUR 3ENIOR ADVISEUR² 0ER POST KAN OOK !RCHEO,OGIC T A V "OUDEWIJN 'OUDSWAARD 0ELMOLENLAAN '7 7OERDEN


Wro-gevoel nog ver weg Gemeenten worstelen met de invoering van de Wro. Het opstellen van bestemmingsplannen is grotendeels buiten de deur gezet. Slechts een handvol ruimtelijke plannen is gedigitaliseerd.

V

het geval is als in juli dit jaar de verplichte digitalisering gaat gelden. Het ministerie blijft optimistisch dat het gemeenten gaat lukken de deadline van 1 juli te halen. Meer informatie: een samenvatting van het rapport is terug te vinden op www.oranjewoud.nl; het onderzoek is mede uitgevoerd voor het in november gehouden congres RO 2050 van ROmagazine (in april verschijnt een thema-uitgave over de Wro). ÏÏPieter van den Brand

Roel Dijkstra

oor stedenbouwkundig adviseurs en detacheerders is de Wro een goudmijn. Negentig procent van de gemeenten maakt zelf geen bestemmingsplannen meer, zo blijkt uit een onderzoek van adviesbureau Oranjewoud onder honderd gemeenten. Dus bestaat het risico dat gemeenten straks niet meer in staat zijn te beoordelen of de kwaliteit van een bestemmingsplan voldoet, stelt Rob van Dongen van Oranjewoud. De businessmanager Ruimtelijke Ontwikkeling en Economie kan het weten. Op zijn eigen afdeling zijn dertig medewerkers dagelijks bezig met het opstellen en begeleiden van bestemmingsplannen. Het onderzoek bevestigt het beeld dat gemeenten nog lang niet klaar zijn voor de verplichte digitalisering. Driekwart van de bestemmingsplannen is nog niet gedigitaliseerd. ‘Soft- en hardware kosten veel geld. Een enorme organisatieslag is nodig.’ Meer dan de helft van de gemeenten is nog niet gestart met planprocedures conform de Wro. ‘Ze kijken de kat nog uit de boom. Grote vraag is hoelang ze dat nog kunnen’, zegt Van Dongen. De ondervraagde beleidsambtenaren zijn nauwelijks overtuigd van het nieuwe Wro-instrumentarium. Er hangen nog te veel vraagtekens bij de vorm en reikwijdte en de rechtszekerheid van de beheersverordening. Hierdoor zijn gemeenten terughoudend. Slechts een kwart zegt het projectbesluit toe te gaan passen. ‘De procedurele tijdwinst is niet groot. Bovendien moet het projectbesluit in principe binnen één jaar in het bestemmingsplan verankerd zijn, wat gemeenten op kosten jaagt. Het projectbesluit wordt niet de beoogde opvolger van de artikel 19-procedure. Zo zien gemeenten het in elk geval niet.’ In een reactie erkent het ministerie van VROM dat de deskundigheid bij gemeenten onder druk staat. Het instellen van een RO-netwerk onder gemeenten, samen met de VNG, moet hier weerstand aan bieden. VROM blijft geloven in het nieuwe Wro-instrumentarium. De VNG-modelverordening, verwacht men, zal het gebruik van de beheersverordening doen toenemen. Met het projectbesluit zijn bovenplanse initiatieven snel te realiseren. Al voorziet het ministerie dat bij ‘kleinere ontwikkelingen’ het inderdaad eenvoudiger is om direct het bestemmingsplan aan te passen. Wat zeker

januari/februari 2009 15


Interview

‘Ruimtelijke

ordening is verworden tot een invuloefening’ Om de kwetsbare belangen te beschermen, zijn we te veel doorgeschoten in de regelgeving. Ruimtelijke ordening is bijna verworden tot een juridische invuloefening, vindt Co Verdaas. Hij is als gedeputeerde nu veel meer bezig met beleidsuitvoering en dat bevalt hem. ‘Het ontwerp moet terug op de agenda. Als politiek moeten we daar het initiatief in nemen, de bal aan de voet nemen.’

januari/februari 2009 16


A

ls specialist en woordvoerder van de PvdA in de Tweede Kamer op het gebied van het ruimtelijke beleid was Co Verdaas nauw betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe Wro. Na de moeizame bevalling van deze wetgeving, het instrumentarium voor de aanpak van de ruimtelijke ordening volgens de Nota Ruimte, koos hij uiteindelijk voor de provinciale politiek in Gelderland. In voorjaar 2007 maakte planoloog en beleidswetenschapper Verdaas de overstap, een logische volgens zijn collega’s in de Haagse politiek. ‘Ik ben uiteindelijk toch meer bestuurder dan volksvertegenwoordiger, kreeg ik in de Kamer vaak te horen. Jij stelt je zo bestuurlijk op, denkt altijd mee, vanuit de grotere context en de complexiteit, “wat kan wel” in plaats van alleen maar standpunten innemen.’ Dus het werk als provinciaal bestuur moet je goed bevallen? ‘Absoluut. Als gedeputeerde ben je bij uitstek bezig om dingen voor elkaar te boksen. Je zit veel meer aan de knoppen, je kunt betekenisvoller bezig zijn. Dat ligt me gewoon goed. Als Kamerlid moet je veel harder trekken en sleuren om op agenda’s in te breken. Nu zit je direct met de ministers en staatssecretarissen aan tafel om over uitvoering te praten. Als Kamerlid kun je scoren met een idee, maar anderen moeten er werk van maken. Nu kan ik dat zelf doen. Ik kan bijvoorbeeld heel erg mijn eigen stempel drukken op de structuurvisie bedrijventerreinen die ik nu aan het maken ben.’

Kans Provincies hebben met de Nota Ruimte en de nieuwe Wro een actievere rol bij het ruimtelijke beleid gekregen. Speelde dat mee om over te stappen? ‘Zonder meer. Ik had een lange vakantie kunnen nemen, dan was ik nu weer Kamerlid geweest. Toen dit op mijn pad kwam, dacht ik meteen: ik ben gemeenteambtenaar geweest, Kamerlid, ik wist wat de nieuwe rol van de provincie moest worden op het gebied van ro, als je dan de portefeuille ro in Gelderland kunt krijgen, hoef je niet lang na te denken.’ Wat zijn voor u de prioriteiten in het Gelderse ro-beleid? ‘Zonder het één belangrijker te maken dan het andere: het groen realiseren met bijvoorbeeld de bufferzone Park Lingezegen, zorgen dat de EHS er komt zoals we dat willen en dat de landschappelijke waarden van het rivierengebied stevig verankerd zijn in het ruimtelijke beleid; zorgen dat de structuurvisie bedrijventerreinen er snel komt en daarbij op regionaal niveau scherpe afspraken maken over verevening. Ik wil dat de provincie optreedt als regisseur van de eigen provinciale belangen. Je hebt de instrumenten, gebruik ze dan ook.’

Regie ‘Rijk en provincie kunnen in het ruimtelijke beleid heel moeilijk tot uitvoering brengen wat ze belangrijk vinden. Begrijp me goed, ik ben er heel erg voor om altijd eerst met de ande-

re bestuurlijke partners de gezamenlijke belangen in kaart te brengen en een gezamenlijk plan te bedenken. Maar als je op enig moment besluit dat je het echt belangrijk vindt dat iets moet gebeuren, dan moet je de regie kunnen pakken. Ik denk dat burgers dat van je te verwachten. Kijk naar de discussie over de verrommeling van het landschap. Die gaat veel meer over de vraag “wie gaat hier nou eigenlijk nog over?”, dan dat het echt een rommeltje in het landschap is.’

‘Park Lingezegen is zonder de provincie niet te realiseren.’ ‘Neem Park Lingezegen, eind vorig jaar aangewezen als nieuwe rijksbufferzone tussen Arnhem en Nijmegen. Lingezegen moet er komen, omdat het landschap en de natuur in die zone sterk onder druk komen te staan met de uitbreidingsplannen van Nijmegen naar het noorden en Arnhem naar het zuiden toe. De intentie om een groen uitloopgebied tussen de twee steden te realiseren, was er al lange tijd. Op een gegeven moment moet je als provincie het initiatief nemen, zeker als gemeenten er samen niet uitkomen om de begrenzing vast te stellen. Dan moet je je er als gedeputeerde persoonlijk mee verbinden, er voor durven gaan. Mijn eerste actie was om ervoor te zorgen dat de begrenzing tot op de meter nauwkeurig op de kaart kwam te staan. Uiteindelijk waren alle betrokken gemeenten het daar mee eens. Toen dat was gedaan, konden we onze gezamenlijke energie steken in het maken van het park, en niet meer in de discussie waar het park zou komen.’

Geest Is dit een voorbeeld van handelen in de geest van de nieuwe Wro of het werk van een daadkrachtige bestuurder? ‘Ik denk dat zoiets samen gaat. Dit besluit heb ik genomen voordat de nieuwe wet er was. Maar anderen moeten het je wel gunnen. Als gemeenten dat park niet écht hadden gewild, dan was ik vrij snel uitgepraat. Stel je voor dat ik meteen had gedreigd met een inpassingsplan, dan had ik heel veel weerstand gekregen. Je zult eerst samen met andere betrokkenen goed moeten definiëren wat je nou precies wilt en wat de beste opties zijn. Mijn eigen lijn van werken is om altijd aan gemeenten en regio’s de ruimte te laten om het zelf te doen. Of het nu gaat om de locatie van windmolens, de realisatie van de EHS of openbaar vervoer. Maar op het moment dat wij het belangrijk vinden en eraan meebetalen, dan moeten we het ook zelf willen en kunnen uitvoeren. Ik heb van begin af aan wel uitgestraald dat het park er hoe dan ook zou komen. En als de discussie zich blijft voortslepen, moet je als provinciaal bestuurder wel knopen durven doorhakken. Voor die verantwoordelijkheid loop ik niet weg. Er zijn nou eenmaal provinciale of rijksbelangen. Heb je die eenmaal goed gedefinieerd en is er brede politieke steun voor, dan moet het in het uiterste geval mogelijk zijn om 

januari/februari 2009 17


Interview

daar met inpassingsplannen gevolg aan te geven. Maar dat doe je nooit ten koste van alles. Iedereen die denkt dat je met een inpassingsplan dit soort zaken af kunt dwingen, heeft van de geest van de nieuwe Wro niets begrepen. ’

Cultuur ‘Ik denk dat de bestuurscultuur in dit land wat ontspannener moet worden. We moeten elkaar meer ruimte geven. Ik denk dat het goed is om veel meer met gebiedsagenda’s te gaan werken. Dat is niet van de ene op de andere dag mogelijk, zeker niet als je er geen duidelijke financiële afspraken bij maakt. Neem het MIRT. Altijd heeft de aanleg van infrastructuur vooropgestaan. Daar is veel geld voor. Nu komt de R erbij, zonder dat is aangegeven waar het extra geld daarvoor vandaan zou moeten komen. Logisch dat Rijkswaterstaat dat dan ziet alsof ze aan hun geld zitten.’

Inhoud U wilt de planning van de ruimte weer inhoudelijk maken, spreekt zelfs van een sociaaldemocratische ruimtelijke ordening. Hoe ziet zoiets eruit? ‘De sociaaldemocratische ruimtelijke ordening gaat terug naar de inhoud met een scherp oog voor de kwetsbare belangen. Daar gaat ruimtelijke ordening toch over, afwegen van belangen? Per definitie schuilt in elke ro’er dus een sociaaldemocraat. Maar aan dat afwegen komen we nauwelijks nog toe. Om zwakke belangen als natuur, luchtkwaliteit, te beschermen hebben we zoveel regels gemaakt, dat de samenhang volledig uit het oog is verloren. De afwegingsruimte voor beleid is minimaal, omdat op elke vierkante meter wel vier wettelijke vereisten en beleidsconcepten gelden. Ruimtelijke ordening is een invuloefening geworden, waarbij het alleen nog om getallen lijkt te gaan. Daardoor heeft de politiek zichzelf gaandeweg buitenspel gezet. De regels zijn absoluut gemaakt en we kunnen niet anders dan de rechter laten bepalen of iedereen zich daar wel aan houdt.’

‘Je moet je durven verantwoorden voor inhoudelijke keuzes’ ‘Neem de m.e.r. die we voor Lingezegen moeten maken. Dat kost je al gauw enige tonnen. Om een park aan te leggen! Wie maakt zich nog druk, voelt zich nog verantwoordelijk voor al die onderzoeks- en advieskosten? Heb je enig idee wat je ook nog had kunnen doen met dat geld om de gemeenschap te dienen? Stel je nou eens voor wat er zou gebeuren als we morgen alle milieunormen zouden afschaffen. Ik ben ervan overtuigd dat we dan helemaal niet zoveel rampspoed over

januari/februari 2009 18

‘ S tel j e no u e ens vo or wat er z o u geb e uren a l s we mor gen al le m i l ie u ­ nor men z o uden a fs ch a f fen. Z o uden er d a n e cht z ove el ra mp e n geb e u re n ?’

ons heen krijgen. We gaan dan heus niet ineens volop asfalt aanleggen of weer met vuile diesels rijden. Veel mensen vinden zoiets natuurlijk heel erg eng. Je stapt af van normen die we ooit samen hebben vastgesteld, maar je creëert meer vrijheid, meer ruimte om met uitgangspunten als kwaliteit en duurzaamheid tot goede oplossingen te komen.’ ‘Ik denk dat de tijd er rijp voor is. Ik merk zelfs in Brussel dat de ontvankelijkheid voor deze gedachte toeneemt, al kun je van de Europese commissaris voor milieu natuurlijk niet verwachten dat die als eerste komt met de uitspraak dat het wel een onsje minder kan met de sectorale richtlijnen. Je ziet wel dat er experimenten komen waarbij de politiek meer afwegingsruimte krijgt. Beargumenteerd afwijken van de absolute normen, op basis van een ontwerp. Natuurlijk wel verankerd in bestemmingsplannen, zodat het geen vrijbrief is om maar wat te doen. Als de burger dat niet bevalt, kunnen ze andere mensen kiezen.’ ÏÏMarcel Bayer


HRM

strategie

financiĂŤn

de site voor overheidsmanagers nieuws managementtools themadossiers

gratis e-nieuwsbrief handige agenda links

ga naar www.overheidsmanagement.nl


Ruimtelijk bekeken

Agenda Landschap ­agendeert, maar

pakt niet door

De Agenda Landschap is een handzaam overzicht van onderzoek en beleidsvoorbereiding van het Rijk op landschapsgebied, maar biedt geen concreet zicht op extra bescherming en aanvullende ­financiering. Met deze agenda biedt het kabinet dus geen plan van aanpak om het Deltaplan ­L andschap uit te voeren, zoals gevraagd door de Tweede Kamer.

H

et Nederlandse landschap is uniek in zijn diversiteit. Het mag zich bovendien verheugen in een grote maatschappelijke en politieke belangstelling. In 2005 bracht de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap het Deltaplan voor het Landschap uit. Dit bevat een pleidooi voor de aanleg van nieuwe landschapselementen. In reactie op de motie-Slob in de Tweede Kamer, waarin werd gevraagd om een plan van aanpak naar aanleiding van dit Deltaplan Landschap, heeft de minister van LNV een Agenda Landschap aangekondigd. Deze is einde 2008 gepubliceerd (LNV en VROM 2008). De agenda stelt de volgende drie opgaven centraal: • Zorgvuldig omgaan met de ruimte: hoe kan het ­landschap leidend zijn bij ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijk ontwerp? • Landschap van en voor iedereen: hoe kunnen meer ­mensen actief betrokken worden bij de ontwikkeling en het beheer van het landschap? • Landschap duurzaam financieren: hoe en door wie ­kunnen de kosten worden opgebracht om het landschap in de toekomst te ontwikkelen en beheren?

Ministerie LNV

R i v ie re n l and s ch a p

januari/februari 2009 20

De eerste en de derde beleidsopgave hebben een duidelijke relatie met de problemen die de Agenda Landschap signaleert. Bij de tweede opgave is het onduidelijk welk probleem deze opgave moet oplossen. Agenda Landschap bevat aangescherpte doelen, maar geen bijbehorende maatregelen. In de publicatie Landschap beschermen en ontwikkelen: evaluatie en beleidsopties heeft het Planbureau voor de Leefom­ geving (PBL 2008) geconcludeerd dat de beleidsdoelen van het Rijk ten aanzien van het landschap nauwelijks binnen bereik liggen. De Agenda Landschap stelt dat het Rijk kaders moet stellen, en dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid – ‘centraal wat moet’– beter zal moeten beschrijven. De agenda bevat enkele concrete aangescherpte doelen van rijksbeleid. Bijvoorbeeld dat de verhouding van woningbouw binnen en buiten bestaand stedelijk gebied gelijk moet blijven. Dit kan bijdragen aan het verlagen van de ruimtedruk. Het kabinet heeft echter relevante subsidies voor binnenstedelijke ontwikke-


ling verlaagd. Dit doel blijft daarom hoogstwaarschijnlijk buiten bereik. Een ander voorbeeld is het behoud van het areaal zeer open gebied (163.000 ha) vanaf 2006 tot aan 2020. Maar heldere afspraken tussen Rijk en provincies over wat precies de te beschermen kernkwaliteiten zijn van de Nationale Landschappen (wat ís ‘behoud zeer open gebied’?) ontbreken nog steeds. Sterker, de opdracht uit de Nota Ruimte aan de provincies om de kernkwaliteiten van alle Nationale Landschappen te concretiseren, brengt de Agenda Landschap terug tot een drietal ‘pilots’. Verdere besluitvorming is uitgesteld tot na de evaluatie van het beleid voor de Nationale Landschappen medio 2009. Aan de grote handhavingsproblemen gaat de agenda geheel voorbij. Ten slotte de financieringstekorten voor beheer en ontwikkeling van landschap. De agenda geeft aan dat er een diffuus beeld bestaat van de financieringsbehoeften voor het landschap, en vraagt de provincies deze behoeften in beeld te brengen. Mede doordat LNV geen concreet beeld kon schetsen, heeft de Taskforce Financiering Landschap (2008) geen toegespitst advies kunnen uitbrengen over financieringsconstructies. De agenda kondigt nu wederom aan nieuwe financieringsconstructies te gaan verkennen. Het PBL heeft de reguliere beheerskosten van de huidige opgaande beplantingen laten onderzoeken (De Jong et al., te verschijnen). Deze worden (met een grote bandbreedte) geraamd op 64 miljoen euro per jaar, waarvan 32 miljoen euro door niet-overheden. De aanleg van nieuwe landschapselementen volgens het Deltaplan Landschap in geheel Nederland zou 2 miljard euro kosten, en jaarlijkse beheerslasten van 175 miljoen euro met zich meebrengen. Als het Deltaplan alleen in de Nationale Landschappen zou worden uitgevoerd, zou dit 500 miljoen euro respectievelijk 43 miljoen euro kosten.

Tussenstap De Agenda Landschap is dus een tussenstap in de beleids­ vorming voor het landschap. Als het Rijk bescherming van waardevolle landschappen, zorgvuldige ontwikkeling van nieuwe landschappelijke kwaliteiten en een duurzame financiering van landschaps­ elementen daadwerkelijk van belang vindt, dan moet het Rijk duidelijk aangeven wat het zelf doet en wat het van derden verwacht. Zo moet er duidelijkheid komen over de te beschermen landschapswaarden, over de proceseisen voor zorgvuldig omgaan met ruimte, en over het bereiken van hoge kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen en de handhaving daarvan. En verder over manieren en financiële middelen om bestaande landschapselementen te beheren en nieuwe landschapselementen aan te leggen. Er zijn extra publieke middelen nodig om de landschapsdoelen te realiseren. Financiering uit de markt biedt onvoldoende soelaas en ook de vermaatschappelijking van landbouwsubsidies is op de kortere termijn nog geen optie. Het PBL-rapport Landschap beschermen en ontwikkelen: evaluatie en beleidsopties is te downloaden en bestellen op www.pbl.nl. ÏÏRienk Kuiper, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

Agenda Landschap bevat aangescherpte doelen, maar geen bijbehorende maatregelen

Ministerie LNV

D r u ne n s e du i ne n

januari/februari 2009 21


Trend

Crisis loutert!

Gebiedsontwikkeling

Architectenbureau PPKS (USA)

op scherp gezet

R o tterd a m Co ol si ngel toren.

januari/februari 2009 22


De kredietcrisis mag ernstige problemen opleveren, zij schept ook kansen. Marktpartijen zoeken nieuwe posities, onderhuidse trends in gebiedsontwikkeling komen bovendrijven. Trefwoorden zijn: transparantie, de klant helpen en verrassende allianties smeden. Doortastende lagere overheden kunnen de regie herpakken. Pps in een nieuwe (winter)jas.

E

erste stem (PvdA-wethouder Hamit Karakus van ruimte en wonen in Rotterdam): ‘Nu vakmanschap tonen, daar komt het op aan. Banken en het Rijk moeten in beweging komen. Maar gemeenten en provincies moeten ook niet gaan zitten afwachten. Je kunt zelf veel doen om de machine draaiende te houden. Moet je er wel dag en nacht bovenop zitten! Vooruitdenken en gezamenlijk oplossingen vinden. Voorfinanciering, afzetbevordering – per project zal dat anders zijn.’ Tweede stem (topman Peter van der Gugten van ProperStok): ‘Ontwikkelaars moeten echt innovatiever worden en gaan leveren wat mensen willen. Koopkracht is er nog steeds, en voor een goed ingedeeld appartement met 40 vierkante meter terras blijft belangstelling. Ontwikkelen wordt meer dan ooit: genuanceerd regisseren van investeringsstromen, zorgen dat toekomstige gebruikers, zoals onderwijsinstellingen en ondernemers ook echt komen. En mee-investeren. De ontwikkelaars die nu overleven, zijn de creatieve, standvastige, ondernemende en kennis-bedrijven. Wie is meegegaan in de alles-kan-sfeer en heeft ingezet op kortetermijnrendement, wordt achteruit gefietst.’ Derde stem (oprichter Rudy Stroink van TCN Property Projects): ‘Ouderwets je kaarten aan de borst te houden, sorry dat gaat niet meer. Partijen moeten leren om transparantie niet alleen met de mond te belijden, maar om werkelijk openhartig samen te werken. Elkaar iets gunnen. Anders krijg je het niet van de grond.

‘Wie heeft ingezet op kortetermijnrendement, wordt achteruit gefietst’ Vertrouwen en continuïteit zijn de sleutelwoorden. We moeten af van het naoorlogse gevoel dat Nederland moet worden opgebouwd. Als ontwikkelaars moet je je winstmoment naar achteren verplaatsen: naar het beheer op langere termijn. Zelf zorgen dat het licht op tijd uitgaat, dat de mobiliteit rond je project wordt georganiseerd.’ Tuinieren met je assets, ook onder beleggers wint dat idee terrein. Sommige, zoals Rodamco, hebben eigen beheerorganisaties opgezet. ‘Crisis loutert’, zegt Stroink, die bij TCN de komende tijd, deels noodgedwongen, het accent verlegt en 50 man ontslaat: ‘Je orderportefeuille wordt leger. Maar dat geeft

wel rust om bedrijfsmatige veranderingen door te voeren, die al lang nodig waren. Een voorbeeld: met z’n allen weten we zó slecht wat onze klanten willen! Deze crisis dwingt ons om die mensen te leren begrijpen, voordat we aan het ontwerpen slaan.’

Schimmenspel De kredietcrisis houdt de bouw gegijzeld. Banken zitten op hun handen. Onderling verstrekken ze amper leningen, aan ontwikkelaars of huizenkopers evenmin. De precieze redenen zijn onduidelijk. Zijn banken hun buffers aan het herstellen, na mislukte beleggingen in Amerika? Of gebruiken ze de crisissfeer om machtsposities te versterken? Feit is dat een shake-out dreigt onder ontwikkelaars en bouwbedrijven. Hetgeen voor de banken de toekomst overzichtelijker maakt. Het kabinet reageert zenuwachtig. Toen na de eerste kapitaalinjectie de kredietverlening door banken uitbleef, dreigde minister Van der Hoeven (Economische Zaken) met ingrijpen. Haar collega Bos (Financiën) daarentegen sluit een ‘tweede ronde’ niet uit. Bouwpartijen zoeken op de tast hun weg in het schimmenspel tussen ministers en het bankwezen. De reflex is: rijkshulp vragen. Van alle kanten is Bos bestookt met ‘brandbrieven’ – bedelbrieven, liever gezegd. De grote steden, de NEPROM (projectontwikkelaars), de NVB (ontwikkelaars en bouwers), Aedes (corporaties) en gemeenten, allemaal hebben ze zich zwartgallig gemeld: woningbouwdoelen worden straks helemáál onbereikbaar, heet het: werkloosheid dreigt! De verzoeken variëren van het optrekken van de Nationale Hypotheek Garantie tot versoepelingen rond de overdrachtsbelasting bij koop en verkoop-na-verhuur. Of verlaging (of opschorten) van de btw op nieuwbouwwoningen. Daarnaast zou dubbele hypotheekrenteaftrek bij verhuizing mogelijk moeten worden tot aan de feitelijke verkoop van de oude woning. Aedes bepleit dat corporaties voortaan mogen lenen op de internationale geldmarkt. De VNG wil dat het Rijk sneller zijn rekeningen betaalt, ook aan bouwbedrijven.

Boter bij de vis Ingrijpender is de roep van de grote steden (G4) en de NEPROM om actieve risicodragende Rijksparticipatie bij ­binnenstedelijke ‘sleutelprojecten’, zoals de Zuidas, Katendrecht in Rotterdam en Meerstad in Groningen. rijksdeel-



januari/februari 2009 23


Trend

Tevergeefs lonken naar Den Haag De kredietcrisis leidt tot een shake-out van zowel marktpartijen als plannen. Helaas zijn het niet alleen de ‘slechte’ projecten die in zwaar weer komen. De roep van zowel gemeenten als marktpartijen om hulp van rijkswege lijkt tevergeefs. Publieke partijen als de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf van het Rijk (GOB) zullen niet optreden als redder in nood.

O

ndertunneling van snelwegen die steden doorsnijden, woningbouw in verloederde industriegebieden midden in de stad, kansen pakken om nieuwe natuur en recreatie te combineren. Wie is er niet voor? Maar ook: wie gaat het betalen? Gemeenten hebben zelf de middelen niet en marktpartijen zijn als gevolg van de kredietcrisis terughoudender geworden. De roep om een grotere rol van het Rijk bij gebiedsontwikkeling klinkt al enige tijd. Eind 2007 vroeg een coalitie van marktpartijen, grote steden en woningcorporaties onder leiding van de NEPROM, de brancheorganisatie van projectontwikkelaars om meer geld voor gebiedsontwikkeling. Om de ambities voor verdichting, herstructurering en nieuwe natuur waar te maken zou jaarlijks 1,5 tot 2,5 miljard euro extra nodig zijn. Door de kredietcrisis is nu ook de vraag naar risicodragende financiering door (semi) publieke instellingen toegenomen. De NEPROM heeft het

kabinet verzocht om te onderzoeken of niet alleen gemeenten maar ook marktpartijen die deelnemen aan publiekprivate samenwerking krediet kunnen aanvragen van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) of de Waterschapsbank. Gemeenten die hun plannen in gevaar zien komen, zoals Amsterdam met de Zuidas en de Noordelijke IJ-oevers, lonken nadrukkelijk naar het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) van het Rijk. ‘Ik zie geen rechtstreekse link tussen de kredietcrisis en het GOB,’ zegt directeur Edo Arnoldussen. ‘Risico nemen met publieke middelen is alleen verantwoord als daardoor rijksdoelen beter kunnen worden gecombineerd. Als het er alleen om gaat projecten overeind te houden, noem het dan subsidie en geen participatie.’ De roep om een grotere rol van het Rijk komt op een interessant moment, want onlangs is besloten om de taken

B lo e me n­d ale r p olde r

name moet voorkomen dat onmisbare herontwikkelingen omvallen. Dat gevaar bestaat wanneer lucratieve maar kapitaalintensieve delen sneuvelen bij gebrek aan krediet. Over de rest ontstaat dan een onoverbrugbare onrendabele top. Goed voor de werkgelegenheid is volgens NEPROM-voorzitter Peter Noordanus vooral stimulering van private investeringen in de woningnieuwbouw. Tevens oppert Noordanus ruimere financieringsbevoegdheden van de Bank Nederlandse Gemeenten: niet meer alleen voor kleinere overheidsprojecten, maar voor alle geaccordeerde publiek-private gebiedsontwikkelingen. Zelfs de Stichting Natuur en Milieu en de Vereniging Milieudefensie stuurden een boos epistel naar de Kamer. Uit de Rijksstructuurvisie Randstad 2040 hadden zij geconcludeerd

januari/februari 2009 24

dat het kabinet weinig budget uittrekt voor de binnenstedelijke bouwopgave van 80 à 90.000 woningen. ‘Boter bij de vis’, eisen de milieuclubs. Immers: binnenstedelijke verdichting is ‘goed voor milieu, mobiliteitsbeperking en landschapsbehoud’.

Overspannen Bos geeft geen krimp. Zijn coalitiepartner CDA houdt streng vast aan de Europese 3-procentnorm voor het begrotingstekort en ook het Rijk heeft klappen gekregen door misbeleggingen (Bernard Madoff). Voor Sinterklaas spelen kan Bos niet. Daarbij komt dat het kabinet niet overtuigd is van alle vermeende noden. Partijen proberen nogal eens om het


is deels een kwestie van strategie. Er moeten projecten op de plank liggen voor als de markt weer aantrekt of als er plotseling geld beschikbaar komt. Zo is er bijvoorbeeld een overschot aan kantoren op dit moment waardoor de kantorenmarkt terugloopt. Maar daaruit mag je niet concluderen dat projecten met een groot aandeel kantooroppervlak moeten worden herzien, want tegelijkertijd zal er in de komende tien jaar een grote behoefte bij bedrijven zijn aan nieuwe huisvesting. Je kunt nu al voorspellen dat verouderde kantoorgebieden een nieuwe herstructureringsopgave worden.’ Ook de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), tot voor kort een relatief onbekende in de bouwsector, kan rekenen op een groeiende vraag naar krediet. ‘Overheden wisten ons altijd al te vinden. De laatste maanden is er wel merkbaar meer belangstelling van marktpartijen,’ zegt Thimmo van Garderen, specialist gebiedsontwikkeling bij de BNG. De in 1914 opgerichte bank levert financiële diensten aan overheden en instellingen voor het maatschappelijk belang. De aandelen zijn geheel in handen van de overheid: vijftig procent is van het Rijk, vijftig procent van gemeenten, provincies en een waterschap. Via haar dochterbedrijf OPP (Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke sector) participeert de bank ook in publiek-private projecten. De kredietcrisis is geen aanleiding voor de BNG om de criteria voor kredietverstrekking aan te passen. De bank hanteert bij gebiedsontwikkelingsprojecten het criterium dat 

V l ie g ve ld Valken b ur g

crisisgevoel als breekijzer te gebruiken. Diverse verlanglijstjes dateren eigenlijk al van voor de recessie. Dat het wringt in Nederland-bouwland, is eveneens bekend. Bouwschandalen, leegstand en verrommeling liggen al jaren onder vuur. Op enkele uitzonderingen na (de Coolsingeltoren in Rotterdam, een woontoren in Emmen), is bovendien onduidelijk welke projecten echt onderuitgaan door geldgebrek. Vaak gaat het bij nader inzien slechts om uitstel, of stonden projecten (zoals de Blauwe Stad in Oost-Groningen) sowieso op de tocht. Volgens ontwikkelaars als Rudy Stroink en Van der Gugten, die goeddeels inzetten op maatschappelijke bouwprojecten, gaan nu vooral de overspannen, aanbodgestuurde plannen onderuit, die ver af staan van de echte vraag. Stroink,

opgewekt: ‘Mooi, dat geeft meer duidelijkheid en minder competitie. En vanuit overheidsperspectief is het een selectie op kwaliteit.’

Herpositionering Dat Bos niet-thuis geeft, heeft nog andere redenen: hij ligt nog in de clinch met de bankiers en uiteindelijk wacht iedereen op de daden van de nieuwe Amerikaanse president Obama. Vooralsnog zijn bouwpartijen daarom lokaal op elkaar aangewezen. Dat heeft verschillende gevolgen. Ten eerste is in de markt een versnelde strategische herpositionering op gang gekomen. Mooi meegenomen is daarbij volgens Van der Gugten dat de bouwkosten dalen en dat het punt nadert dat leegstaande kantoorpanden eindelijk worden afgeschreven

januari/februari 2009 25



Tineke Dijkstra

van het in 2006 opgerichte GOB verder uit te breiden. De organisatie had tot nu toe vooral een coördinerende taak: het stroomlijnen van alle departementale doelstellingen en subsidiegelden – verkeer, woningbouw, milieu – bij grote gebiedsontwikkelingsprojecten. Op dit moment zijn dat er acht, waaronder de Bloemendalerpolder bij Weesp en de herontwikkeling van de vliegvelden Valkenburg en Twente. In de nieuwe rol krijgt het GOB de middelen om zelf een actief grondbeleid te voeren, waardoor het daadwerkelijk tot een publiek ontwikkelingsbedrijf kan uitgroeien. Arnoldussen: ‘Eerder waren we afhankelijk van wat de departementen aandroegen, nu kan het GOB zelfstandig deals maken namens het Rijk. Dat is een vooruitgang, maar we blijven een kleine organisatie. Het aantal projecten zal niet spectaculair toenemen. Dat heeft ook te maken met een grote terughoudendheid bij het ministerie van Financiën om uitgebreid te participeren in gebiedsontwikkeling. Wil het daarvan komen, dan zal de Tweede Kamer het moeten afdwingen, bijvoorbeeld in het kader van de Vogelaarwijken.’ De kredietcrisis zal leiden tot een shake-out van zowel plannen als marktpartijen, denkt Arnoldussen. Maar het zijn niet per definitie de ‘slechtste’ projecten die in zwaar weer terechtkomen: ‘Juist maatschappelijk georiënteerde projecten waarbij de winstgevende delen de verliesgevende delen financieren, krijgen het moeilijk. Het wordt spannend. Toch begrijp ik dat gemeenten vasthouden aan hun plannen. Dat


Trend

gemeenten of andere overheidsinstellingen zelf de helft van het eigen vermogen leveren. Maar ook kredietverlening aan 100 procent marktpartijen is in enkele gevallen mogelijk, zolang buiten kijf staat dat het project binnen de maatschappelijke doelstellingen van de bank valt. Voorbeelden hiervan zijn concessiecontracten voor de aanleg van snelwegen en pps-gebiedsontwikkelingsprojecten. De kredietcrisis betekent een serieuze bedreiging voor de bouwsector en integrale gebiedsontwikkeling, dus ook voor publiek-private projecten. Banken zijn minder bereid om langjarige leningen te verstrekken – zelfs als het gaat om kansrijke projecten met een stabiele kasstroom – en wanneer ze dat toch doen, is het tegen hogere rentes. Dat financiers zich terugtrekken uit de publieke sector is te merken aan de stijgende kredietvraag bij de BNG vanuit de bouwsector. ‘De BNG ziet de financiering van gebiedsontwikkeling als deel van haar corebusiness. Daarom blijven we in deze moeilijke tijden projecten op dit gebied financieren, ook wanneer er vertraging optreedt door planologische procedures,’ stelt Van Garderen. Het kabinet heeft aangekondigd grote gebiedsontwikkelingsprojecten juist in deze moeilijke tijden te willen voortzetten

en zelfs stimuleren. Van Garderen kan die trend bevestigen: ‘Gemeenten pakken hun regisserende rol verder op bij grote pps-projecten. Het is van belang dat overheden doorgaan met belangrijke gebiedsontwikkelingsprojecten, ook nu private partijen zich meer terugtrekken, zodat deze niet opnieuw opgebouwd hoeven te worden als de economie weer aantrekt.’ De pps-constructie vraagt met het afnemen van private financiering om een andere aanpak. Leningen voor ppsprojecten hebben doorgaans een langere looptijd dan het maximum van drie jaar die de garantieregeling van minister Bos aanhoudt. Dit probleem kan worden opgevangen door de financiering van het project op te delen in fases met kortere contracten en vervolgens te herfinancieren, aldus Van Garderen. ‘De grootste risico’s zitten meestal vooraan in het project, bij de grondverwerving en planologische procedures. Via de herfinanciering kunnen nieuwe partijen, zoals institutionele beleggers, op een later moment tot een project toetreden, wanneer de risico’s beter beheersbaar zijn. Door projecten op die manier flexibeler te financieren, blijft pps toekomstbestendig.’ ÏÏMartin de Jong

B lo e me n­d ale r p olde r

en vrijkomen voor herontwikkeling. Minstens even interessant is wat er gebeurt inzake de grondexploitatie. Ontwikkelaars zuchten onder oplopende rentelasten over hun, destijds felbegeerde, grondposities. Die moeten daarom vlug van de balans.

Vooral de overspannen, aanbodgestuurde plannen gaan onderuit Naar gemeenten toe proberen zij daaruit toch nog profijt te trekken door het bouwclaimmodel aan te grijpen: terugverkopen aan de gemeente, maar wel in ruil voor een bouwclaim erop. ‘Om je positie te behouden. Of te verbeteren, wanneer dat even kan’, erkent een woordvoerder van een grote projectontwikkelaar. Echter, ook onderling trachten ontwikkelaars onwelgevallige grond te slijten. Dat gebeurt in

januari/februari 2009 26

alle stilte, maar het spookbeeld van een dreigende shake-out waart duidelijk rond.

Schuiven Tegelijkertijd ontstaat er een fris elan, met name aan de instrumentenkant. Rob van Kalmthout is directeur Concept & Creatie bij Proper-Stok. ‘Zaak is’, zegt hij: ‘hoe hou je de vaart erin? Herstel van sociaal-economische structuren in een stad mag niet stagneren. Stel: je hebt net een stuk Vogelaarwijk gesloopt, komen die winkels of dat medisch centrum er ineens toch niet. Funest voor het vertrouwen in zo’n stadsdeel en voor het politieke klimaat! Gelukkig zitten wij veel in langjarige gecombineerde herontwikkelingsprogramma’s met commerciële én maatschappelijke onderdelen. Daarin kun je schuiven. De risicovolle deelprojecten naar achteren, de huurwoningen voor corporaties en starterswoningen eerst. En dat wijkwinkelcentrumpje, want eten en drinken moet iedereen. Corporaties kunnen gemakkelijker aan geld komen, vanwege het Waarborgfonds


Sociale Woningbouw WSW. Voor andere onderdelen kun je zoeken naar beleggers die niet te zeer tegen de banken aanleunen: kaliber Amvest, Vesteda enzovoort.’

Service Steeds scherper komen daarnaast ‘vergeten’ investeerdersgroepen in beeld, zoals kapitaalkrachtige onderwijsinstellingen, maar ook ondernemers, die straks dat pand kunnen huren. Hun inbreng ‘regisseren’ vergt inventief maatwerk, hetgeen niet altijd vertaalbaar is in een zak met geld. Van Kalmthout vertelt over de klimhal-ondernemer die zich zou vestigen in het nieuwe Da Vinci College in Dordrecht, maar opzag tegen de aanloopkosten. ‘Wij hebben toen gezorgd dat de gemeente en naburige scholen zijn hal zouden gebruiken bij sportactiviteiten.’ Van Kalmthout ziet dat partijen elkaar gaan opzoeken, oude posities verlaten, om dit soort extra’s te realiseren, aan woning(ver)kopers en -huurders. Het fenomeen koopgarant-woning is aan een opmars bezig. Andere servicevormen zijn gecombineerde hypotheken over het te verkopen en het te kopen huis, of overname van één van beide hypotheken, zodat de (ver)koper maar één keer rente betaalt.

Duidelijker keuzes Ook gemeenten kunnen van de recessie profiteren. Probleem is: de meerderheid ziet het vooral somber in. De VNG en gemeentebestuurders vrezen toenemend geldgebrek: minder grondverkopen, minder bouwleges en wellicht minder geld uit het Gemeentefonds. De ruimtelijke regie herpakken en doortastend sterkere grondposities verwerven, nu ontwikkelaars er blijkbaar vanaf moeten? Zo ver lijken gemeenten niet te zijn. Integendeel, ze wenden zich juist steeds meer af van de risico’s van actief grondbeleid. Toch kan proactief zijn wel degelijk lonen. Noodsituaties vragen om duidelijker keuzes: wat willen we echt bereiken, en welke ontwikkelingsplannen beantwoorden daaraan het best? Die helderheid is

winst. Groningen drukt de energiekosten bij nieuwbouw (en daarmee de beleggersrisico’s) door ‘duurzaamheidsmaatregelen’. In Rotterdam nam wethouder Hamit Karakus het heft in handen en riep met succes een sectorbreed ‘noodoverleg’ bijeen.

Ontwikkelplicht ‘Als gemeente moet je er bij herstructureringsprojecten altijd al voortdurend bovenop zitten’, zegt Karakus. ‘Ook al zijn alle papieren getekend, de bouw begint vaak te laat. Er zijn altijd excuses. In 2008 waren er eerst de hoge bouwkosten. Maar in september, voelde ik: het gaat echt verkeerd. Ik heb toen à la minute een team samengesteld. Naar het Rijk toe hebben we een brief geschreven. Zelf heb ik alle partijen drie dagen lang letterlijk opgesloten – zo’n 45 stuks: corporaties, makelaars, beleggers, ontwikkelaars, de Rabobank: wat gaan we doen? Daaruit is een reeks afspraken gekomen. Eind januari worden die concreter ingevuld. Corporaties en beleggers zorgen voor achtervang, onder meer door tijdelijk verhuren van koopwoningen. De afzet, dat doen de ontwikkelaars. Banken moeten iets doen voor het consumentenvertrouwen. Als gemeente stellen wij ruimere startersleningen beschikbaar. Grond wordt van ontwikkelaars teruggekocht. Niet in ruil voor een bouwclaim, maar voor ontwikkelplicht. In een situatie als deze gaat het om vertrouwen herstellen. Iedereen moet een beetje naar elkaar toe schuiven. Lokale partijen, maar ook banken en het Rijk. Als kleinere gemeenten hierover meer willen weten: ze mogen stage komen lopen.’ ÏÏ Michel Robles

Wo ontoren W i l l i nk ple i n E mmen.

Maak<architectuur

januari/februari 2009 27


Trend

Belvédère Een mooi voorbeeld van een kredietcrisis-proof project is Belvédère in Maastricht. Het glooiende gebied ten noordwesten van de stad, door de aanwezigheid van verlaten fabrieksgebouwen en ongebruikte spoorlijnen weleens omschreven als de ‘rommelige achtertuin’ van Maastricht, wordt in de komende twintig jaar omgevormd tot een bruisende stadswijk met cultuur en leisure als leidende begrippen. Het recept van Belvédère (niet te verwarren met het gelijknamig landelijk programma voor cultureel erfgoed): een flexibele planning en betrokken marktpartijen die bereid zijn om te investeren in waardecreatie op lange termijn. Dankzij de gekozen financieringsvorm heeft het het project weinig last van de kredietcrisis. De gemeente Maastricht zit samen met ING Vastgoed en BPF Bouwinvest in een wijkontwikkelingsmaatschappij (WOM) die meer dan 50% eigen vermogen in het project inbrengt, een uitzonderlijk hoog aandeel. Daarnaast is het Masterplan opgedeeld in twintig verschillende deelplannen, wat het mogelijk maakt om met onderdelen te ‘schuiven’. De volumes liggen vast – 4000 woningen, 50.000 m2 kantoren, 30.000 m2 retail en 15.000 m2 cultuur – maar de verdeling van bijvoorbeeld koop/huur of hoog/laag kan worden aangepast. Het bijzondere aan het project is dat de gemeente met de marktpartijen is overeengekomen om het cultuur- en leisure-gedeelte vooruitlopend op de oplevering van de woningen te realiseren, zodat vanaf het begin duidelijk is dat Belvédère geen slaapwijk wordt maar een echt stedelijk centrum. ‘Het is een enorme opgave, een voortdurende puzzel,’ zegt projectleider Guid Bartholomée. ‘Net als overal loopt de afzet momenteel terug, wat betekent dat je moet bekijken welke kosten naar achteren kunnen worden geschoven.

januari/februari 2009 28

Maar het is geen reden tot bezorgdheid. De hele organisatie en financiering zijn erop afgestemd om één of twee schokken te kunnen opvangen.’ De keuze voor publiek-private samenwerking heeft ook een keerzijde: gedurende de looptijd krijgt het project te maken met een gemeenteraad die een paar keer van kleur verschiet. ‘Je moet oppassen dat er niet voortdurend nieuwe wensen op het project worden afgevuurd. Gebiedsontwikkeling is een proces van lange adem en onderling vertrouwen.’ Bartholomée zou het Rijk graag verwelkomen als partner van Belvédère: ‘Ik zou graag zien dat het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf een zetel krijgt in Maastricht. We steken hier behoorlijk onze nek uit. Eerst met Ceramique, nu met Belvédère en met de ondertunneling van de A2. Er komen zoveel maatschappelijke doelen bij elkaar in dergelijke projecten dat deelname van het Rijk niet zou misstaan. Noem het een vliegwieleffect. Door onrendabele toppen weg te nemen, kun je op andere terreinen veel winst boeken. Zo krijgt de rijksoverheid tegelijk meer feeling voor gebiedsontwikkeling.’ ÏÏMartin de Jong


100% inspiratie

In 100% inspiratie doen lezers in woord en beeld verslag van plekken, gebieden, ontwikkelingen die hen inspireren bij hun werk op het gebied van de ro.

Cove Island: industrieterrein wordt recreatiegebied T

en noorden van New York ligt Cove Island. Een prachtig gebied, dat helemaal is ontwikkeld voor (regionale) recreatie. De gemeenten Stamford en Darian hebben na lang aarzelen en onderhandelen een verwaarloosd industrieterrein langs de kust ontwikkeld tot een gebied waar watersport (haven), publieke tennisbanen, wandel- en fietspaden, picknickplaatsen, overdekte ijsbaan, natuurhistorisch museum en groene educatie op een organische wijze met elkaar gecombineerd zijn. En – opvallend – de commercie in welke vorm dan ook is hier niet aanwezig. Vandaar ook het succes en de maatschappelijke betekenis van dit gebied, dat aan de monding van de Noroton River ligt. Cove Island is gedurende lange tijd een industrieel complex geweest. De daar gevestigde verfindustrie (inclusief een toevoerhaven) was in economisch opzicht erg belangrijk voor de regio, maar een verwoestende brand, gevolgd door de Eerste Wereldoorlog en de financiële crisis in de jaren dertig bleken fataal. Het bedrijf ging failliet en het gebied bleef verpauperd achter. Gelukkig dat niet alle gebouwen uit die tijd zijn verdwenen. Het Historic Neigborhood Preservation Program, een particulier initiatief, heeft tijdig enkele panden weten te restaureren.

rijke tuinen, brede wegen en parkeervoorzieningen. En natuurlijk – ook dat is kenmerkend – grote elektriciteitskabels die boven de weg en de huizen hangen. Het is opvallend dat de huizencrisis de regio schijnbaar niet heeft geraakt. De hoeveelheid bordjes ‘For Sale’ blijft beperkt. Toch is ook hier de verkoop in de eerste negen maanden van 2008 met een derde verminderd als gevolg van een gebrek aan vertrouwen in de economische ontwikkeling. De gemiddelde verkoopprijs van een huis ging ten opzichte van 2007 met ruim 5,5% naar beneden ($ 804.000), hetgeen in vergelijking met staten als Florida, Nevada en Arizona, overigens gering is. Volgens de lokale krant ‘The Advocate’ (van 14 november 2008) is het dieptepunt na de verkiezingszege van Obama nu wel zo’n beetje voorbij. ‘There was a certain amount of lethargy among buyers, wanting tot wait until the election was over, who had a feeling of life being unsettled’. ÏÏRobbert Coops (robbert.coops@hvrgroup.nl)

Jeanne Majdalany (1979): The History of the Cove in Stamford, Connecticut, Stamford.

Stamford – niet te verwarren met Stanford, beroemd door zijn universiteit – ligt in Connecticut en is gesticht in 1641. Het ligt aan de kust – Long Island Sound – en vormt samen met plaatsen als Darian en New Haven een serie op New York georiënteerde forenzensteden. Stamford is redelijk welvarend, christelijk en telt ruim 110.000 inwoners, veelal van Europese afkomst (Italië en Polen). Het licht heuvelachtige gebied is bosrijk. Om het stedelijk centrum – waar hoogbouw vooral voor de sociale sector, malls en kantoren domineert – zijn royaal opgezette woonwijken gesitueerd. Vaak daterend uit (het begin van) de vorige eeuw of zelfs eerder. De houten woningen kennen maximaal twee verdiepingen en zijn omgeven door boom-

januari/februari 2009 29


Forum

Milieumaatregelen in bestemmingsplannen:

de lessen van Linderveld De ‘Linderveld’-uitspraak is baanbrekend voor de doorwerking van de milieueffectrapportage in het bestemmingsplan. In mei dit jaar is deze lijn expliciet voortgezet in de ‘Bangert en Oosterpolder’-uitspraak. Kern is dat verzekerd moet worden dat de in het MER beschreven noodzakelijke mitigerende en compenserende maatregelen getroffen worden. Hoe neem je dergelijke maatregelen op in een bestemmingsplan? Dit artikel gaat in op een casus uit de gemeente Nederweert waar deze vragen voor het eerst in Nederland in een milieueffectrapportage (m.e.r.) voor een plan (plan-m.e.r.) aan bod kwamen.

D

ANP beeldbank

e gemeente Nederweert liet begin dit jaar een planm.e.r. maken voor de herziening van het bestemmingsplan buitengebied. In het onverplichte advies over de notitie reikwijdte en detailniveau van het MER wees de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie) de gemeente erop dat zij na de uitkomsten van de passende beoordeling die op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) moest worden gemaakt, zou kunnen overwegen extra milieumaatregelen in het bestemmingsplan op te nemen, waarbij zij verwees naar de Linderveld-uitspraak. Bij de toetsing van het plan-m.e.r. door de Commissie ging de meeste aandacht uit naar de overschrijding van de ammoniaknormen. Deze overschrijding was reeds aanwezig vóór herziening van het bestemmingsplan in verband met het groot aantal veehouderijen in en rondom de gemeente. Het toekomstige bestem-

A m mon i a k ui t sto o t k an sterk ne gat ie ve ge volge n hebb e n vo or Natura 200 0- gebie den.

januari/februari 2009 30

mingsplan kon niet garanderen dat de normen wél gehaald zouden worden. De Commissie voorzag daarom juridische risico’s op grond van de Nb-wet, omdat de ammoniakuitstoot significante negatieve gevolgen kan hebben voor Natura 2000-gebieden (beschermde natuurgebieden), wat zonder dat voldaan wordt aan de criteria uit de Nb-wet in principe niet is toegestaan. De Commissie adviseerde de gemeente Nederweert dan ook om zo veel mogelijk concrete maatregelen uit te werken om de overbelasting door met name ammoniak terug te dringen. Op verschillende plekken in Nederland is de ammoniakuitstoot in de nabijheid van Natura 2000-gebieden zo hoog, dat nieuwvestiging of uitbreiding van veehouderijen op die plekken erg moeilijk, zo niet onmogelijk, is. Het is een provinciaal en landelijk probleem hoe omgegaan moet worden met ammoniakuitstoot in relatie tot Natura 2000-gebieden, waarvoor nog geen oplossing is gevonden. Het was in het geval van de gemeente Nederweert dan ook lastig om goede maatregelen te formuleren. Noodzakelijk? In de Linderveld-uitspraak van 22 maart 2006 stelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat noodzakelijke mitigerende of compenserende maatregelen uit het MER als verplicht te realiseren moeten worden opgenomen in het m.e.r.-plichtige besluit of in een daarmee samenhangend besluit. Dit is een vergaande uitspraak. Het zou namelijk kunnen betekenen dat wanneer de gemeenteraad van Nederweert (verdere) maatregelen ter reductie van ammoniak noodzakelijk acht, deze maatregelen opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan of in een daarmee samenhangend besluit. Ware het niet dat in de Linderveld-uitspraak een besluit-m.e.r. centraal stond, terwijl dit bij de gemeente Nederweert een plan-m.e.r. was. Geldt in beide gevallen nu hetzelfde? Wettelijk gezien niet. De wetsartikelen waarnaar wordt verwezen in de Linderveld-uitspraak gaan alleen over projecten/besluiten. Soortgelijke wetsartikelen zijn niet te vinden voor (besluiten over) plannen. Maar is het niet beter voor het milieu en zou het ook niet de bedoeling moeten zijn van het m.e.r.-instrument als ook de noodzakelijke mitigerende en compenserende maatregelen uit een plan-m.e.r. doorwerken in concrete m.e.r.-plichtige bestemmingsplannen, mits de maatregelen concreet genoeg zijn? Wat bedoelt de bestuursrechter met noodzakelijke maatregelen? Het bevoegd gezag heeft de nodige vrijheid om te


beoordelen wat hij wel of niet noodzakelijk acht. De term noodzakelijk is niet alleen verbonden aan de wettelijke milieunormen. Ook wanneer al wordt voldaan aan de wettelijke milieunormen kan het bevoegd gezag van mening zijn dat een maatregel noodzakelijk is ter beperking of compensatie van de nadelige milieugevolgen. Doorwerking Een cruciale vraag is natuurlijk of de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het wel toestaat om noodzakelijk geachte mitigerende en compenserende milieumaatregelen in een bestemmingsplan op te nemen. Is het doel goede ruimtelijke ordening zo breed te interpreteren dat ook milieumaatregelen hieronder vallen? De Afdeling stelde in de Linderveld-uitspraak dat dit bij m.e.r. voor projecten/besluiten het geval is. Milieumaatregelen kunnen als voorwaardelijke verplichting opgenomen worden in een bestemmingsplan. Zo kan bijvoorbeeld worden opgenomen dat bepaalde (milieu)maatregelen getroffen moeten worden vóórdat een bouwvergunning kan worden verleend. Een andere mogelijkheid is om de bevoegdheid tot uitwerking van het bestemmingsplan te koppelen aan een vooraf te nemen maatregel. Mochten er toch twijfels bestaan of een specifieke milieumaatregel geschikt is voor een bestemmingsplan, dan biedt de verruimde beslissingsbevoegdheid uit art. 7.35 lid 3 Wm uitkomst. Deze bevoegdheid houdt in dat wanneer de wet op grond waarvan het m.e.r.-plichtige besluit wordt genomen (in dit geval de Wro) geen mogelijkheid biedt om de nodige mitigerende en compenserende maatregelen uit het MER op te nemen, dit op grond van art. 7.35 Wm kan. Echter, art. 7.35 geldt alleen voor de doorwerking van besluit-m.e.r.’en en niet van plan-m.e.r.’en. Duidelijkheid In de Linderveld-uitspraak stelde de Afdeling dat de verplichting tot het treffen van de noodzakelijke maatregelen opgenomen moest worden in het m.e.r.-plichtige besluit of in een daarmee samenhangend besluit. De ammoniakproblematiek in relatie tot Natura 2000-gebieden speelt voornamelijk in het kader van de Nb-wet. Is het voldoende om erop te vertrouwen dat de vergunningen op grond van de Nb-wet er voor zorgen dat de noodzakelijke maatregelen ter reductie van de ammoniakuitstoot worden getroffen? In de Lindervelduitspraak maakte de Afdeling niet duidelijk wat ze bedoelde met ‘een daarmee samenhangend besluit’. Dit heeft zij in mei dit jaar wel gedaan in de uitspraak over het bestemmingsplan Bangert en Oosterpolder. De Afdeling maakte in deze uitspraak duidelijk dat wanneer op andere wijze is verzekerd dat de noodzakelijke maatregelen worden getroffen, deze niet opgenomen hoeven te worden in het m.e.r.-plichtige besluit (zoals het bestemmingsplan). Een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet werd als voorbeeld gegeven. Dit werd dus bedoeld met ‘een daarmee samenhangend besluit’.

Praktische tips Uit de behandelde uitspraken volgt dat voor het vraagstuk over doorwerking van het besluit(!)-m.e.r. in bestemmingsplannen de volgende stappen door­ lopen moeten worden. Ook voor doorwerking van plan-m.e.r.’en in concrete bestemmingsplannen raden we aan deze te doorlopen. Beoordeel als bevoegd gezag of de maatregelen die in het MER genoemd worden noodzakelijk zijn ter beperking of compensatie van de nadelige milieu­ gevolgen door de voorgenomen activiteit. Wellicht kan de opsteller van het MER reeds in het MER een aanzet geven of de in het MER beschreven ­maatregelen volgens hem noodzakelijk zijn. Onderzoek of reeds is verzekerd dat deze maatregelen worden getroffen. Dit kan bijvoorbeeld verzekerd zijn op grond van bestaande wet- en regelgeving. Beoordeel voor de noodzakelijke maatregelen waarvan nog niet verzekerd is dat deze getroffen worden of zij nodig zijn ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening (zijn de maatregelen ruimtelijk relevant?), zodat zij gemakkelijk opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan. Mocht dit niet het geval zijn, maak dan gebruik van de verruimde beslissingsbevoegdheid uit art. 7.35, derde lid aanhef en onder a Wm, zodat je alsnog niet-ruimtelijk relevante milieuvoorschriften op kunt nemen in het bestemmingsplan.

Waarschijnlijk zal de bestuursrechter hieronder alle besluiten op grond van het publiekrecht verstaan. Op basis van genoemde overwegingen heeft de gemeente Nederweert gekozen voor het opnemen van een voorwaardelijke verplichting over milieuhygiënische uitvoerbaarheid in de vorm van een voorschrift in het voorontwerp bestemmingsplan. Dit luidt als volgt: ‘(In het landbouwontwikkelingsgebied) nieuwvestiging van en omschakeling naar een intensief veehouderijbedrijf toestaan tot een maximum van 4 ha, indien tegelijkertijd sprake is van verplaatsing van een volwaardig agrarisch bedrijf elders binnen het plangebied, dat vanwege zijn ligging als knelpunt wordt beschouwd (knelsituatie), onder de voorwaarden dat: (…) - een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet verkregen wordt.’ ÏÏ Marjan Poortinga en Frans Dotinga. Poortinga was

ten tijde van dit artikel in dienst van ARCADIS en is momenteel jurist/werkgroepsecretaris voor de ­Commissie voor de m.e.r. Dotinga is m.e.r.-specialist bij ARCADIS.

januari/februari 2009 31


Forum

Betere inzet van geo-ICT in het ruimtelijke planproces mogelijk Geo-ICT en ruimtelijke planning zijn altijd al met elkaar verbonden geweest. Vooral voor gebiedsanalyses en het visualiseren van inrichtingsplannen zijn geo-ICT-toepassingen handig. Maar de ontwikkelingen hebben in beide vakgebieden niet stilgestaan.

Ron Janssen/IVM

januari/februari 2009 32


V

erschillende artikelen in eerdere uitgaven van ROmagazine (nr. 1/2, 3 en 6; 2008) beschrijven het digitaliseren van het bestemmingsplan als een moeizaam proces dat uiteindelijk een meerwaarde heeft. Naast deze digitale kennisontsluiting zijn er echter nog meer geo-ICT-toepassingen ontwikkeld voor het ruimtelijke planproces. Maar geoICT’ers en ruimtelijke planners hebben verschillende opvattingen over hoe ruimtelijke planprocessen werken en weten niet genoeg van elkaars vakgebied. Hierdoor worden kansen voor het gebruik van geo-ICT in het ruimtelijke planproces niet voldoende benut. In het RGI-project Planning Futures (www.rgi.nl) is deze relatie tussen geo-ICT en het ruimtelijke planproces verder onderzocht. In het project is geanalyseerd hoe men in innovatieprojecten van 4 BSIK-programma’s (Ruimte voor Geo-Informatie, Leven met Water, Klimaat voor Ruimte en Habiforum) omgaat met nieuwe planningsbenaderingen en met geo-ICT- toepassingen voor de ondersteuning hiervan. Ook is onderzocht hoe vernieuwingen in het ene vakgebied beter kunnen bijdragen aan de ontwikkelingen in het andere vakgebied. Projectleiders van 15 innovatieprojecten uit de verschillende programma’s zijn hiervoor geïnterviewd. De projectleiders vertelden dat ze veel aandacht besteden aan een beter gebruik van geo-ICT in de verschillende fasen van het ruimtelijke planproces. Onderling overleg en inzicht in elkaars vakgebied zijn daarbij van belang. De volgende projecten illustreren dit.

Verkeersmodellen voor ruimtelijke planning ‘Designing sustainable accessibility’ is één van de onderzochte projecten en richt zich op de samenwerking tussen ruimtelijke planners en vervoersplanologen door middel van verkeersmodellen en geo-ICT. In de praktijk blijkt dat ruimtelijke planners en vervoersplanologen moeilijk samen tot een planuitwerking kunnen komen. Dit komt vooral doordat het twee verschillende werelden zijn, met elk hun eigen opvattingen. Ruimtelijke planners praten over ‘plekken en functies’ en onderlinge samenhang en betekenis, terwijl vervoersplanologen het hebben over ‘verkeersnetwerken en verplaatsingen’. Door beter overleg zullen incidenten zoals het ontwerpen van een Vinex-locatie zonder het inplannen van een busverbinding niet meer voorkomen. Daarnaast zijn er de modelleurs die verkeersmodellen ontwikkelen. De modelleurs spreken vaak niet dezelfde taal als de planners. De huidige verkeersmodellen geven aan waar de knelpunten liggen, terwijl planners juist de plaatsen met kansen willen zien. De verkeersmodellen geven aan waar er netwerkbelastingen zijn en waar dit capaciteitsproblemen oplevert. Maar ruimtelijke planners willen bijvoorbeeld

weten hoe goed bereikbaar sommige locaties zijn, omdat dit iets zegt over wat voor type bedrijven daar zijn of mogelijk kunnen komen. In het project ‘Designing sustainable accessibility’ probeert men een brug te slaan tussen de modelleurs en de planners door een passend model te ontwikkelen dat beide vakgebieden bij elkaar brengt. Het model moet voor een gezamenlijke taal van de ruimtelijke planners en de vervoersplanologen zorgen. Hiervoor maakt de projectleiding samen met de planners en de modelleurs een stappenplan waarin ze kijken naar de context van het planningsvraagstuk en dan bepalen welke toepassing precies nodig is. Het ontwikkelen van modellen gebeurt meestal op afstand van de gebruikers en sluit dan niet aan bij de wensen van die gebruikers. Vooral in de strategische planningsfase is de informatievraag onzeker en dynamisch. Veel mensen met verschillende achtergronden en belangen moeten samenwerken en juist voor deze fase in het planproces kunnen verkeersmodellen en geo-ICT-toepassingen ondersteuning bieden. Door de ontwikkeling van een passend verkeersmodel onderdeel te maken van het planproces maken planners en modelleurs een gezamenlijk leerproces door. Ze leren elkaars wensen en de mogelijkheden van elkaars vakgebied beter kennen en kunnen daardoor meer voor elkaar betekenen. Tijdens het project ‘Designing sustainable accessibility’ is ook gebleken dat planners moeten leren omgaan met de modellen. Zo geeft een verkeersmodel geen voorspelling voor de verkeerssituatie in 2020. Het model dient als leermiddel en geeft een mogelijke ontwikkelingsrichting aan. Je moet ook met de (technische) onzekerheden in modellen om kunnen gaan, in plaats van je te verschuilen achter de uitkomsten van het model. Een geo-ICT-specialist moet daarom vanaf het begin van het planproces mee aan tafel om de planners te begeleiden bij het gebruik van de modellen en de geo-ICTtoepassingen.

Touchtable voor ruimtelijke keuzes Het project ‘Hulpmiddelen voor het maken van ruimtelijke keuzes voor de toekomst van de veenweidegebieden’ gaat over de besluitvorming bij veranderingen in de inrichting en het beheer van het veenweidegebied. Men gebruikt de touchtable om informatie over klimaat-, waterbeheer- en landgebruikscenario’s te combineren. De touchtable is een instrument dat ruimtelijke informatie opslaat en weergeeft. Het is een handig communicatiemiddel waarbij deelnemers interactief samenwerken aan gebiedsinrichting. Men kan kaarten over elkaar heen projecteren en er vervolgens op tekenen. De touchtable heeft een aantal voordelen boven het werken met gewone kaarten. Zo kun je rechtstreeks digitaal op de achtergrondkaart tekenen en inzoomen op specifieke gebieden. Je kunt informatie combine-

januari/februari 2009 33




Forum

Ron Janssen/IVM

In een aantal andere onderzochte projecten zag men nog meer voordelen in het gebruik van de touchtable. De goede kennisontsluiting is een pluspunt: het kunnen combineren en opvragen van kennis van verschillende disciplines via één apparaat. Maar ook het kunnen tonen van verschillende scenario’s is handig. In het project ‘Waarheen met het Veen’ liet men de provincie met de touchtable zien wat de consequenties zijn van verschillende keuzes in waterpeilbeheer. De gevolgen voor vernatting en bodemdaling werden meteen gevisualiseerd. De projectleiders ervoeren wel een moeizame start, maar na een aantal sessies hadden ze er meer ervaring mee. Het is belangrijk om de deelnemers eerst met het instrument te laten oefeningen alvorens het echt te gebruiken.

Leren van elkaars vakgebied

O nderh andelings work shop me t de ‘ To uchta ble ’ me t le de n va n de ­p ro j e c t g ro e p va n Wa a rhee n me t he t Vee n.

ren en die ook laten doorrekenen. Tijdens een workshop met landschapsarchitecten combineerden ze een gebiedsontwerp met de grondwaterstandskaart in de touchtable. Problemen met de grondwaterstand waren direct zichtbaar: sommige geplande natuurgebieden waren te droog, en andere weer te nat. Via de touchtable kun je dan meteen het ruimtegebruik veranderen en zien of dat wel goed past bij de grondwaterstand. Technisch gezien is er nog veel meer mogelijk met de touchtable, maar in de praktijk blijkt dat er vooral behoefte is aan eenvoudige functies. Bij het zoeken naar een casegebied merkte de projectleider dat beleidsmensen en andere directbetrokkenen wel huiverig zijn om mee te doen aan een touchtable-project. Ze zijn bang dat het veel tijd kost en dat ze de controle verliezen. Ook zijn ze bang dat het hun eigen werkproces verstoort. Tijdens de workshops vonden de deelnemers het erg leuk om met de touchtable te werken, er zit een spelelement in. De deelnemers staan eromheen waardoor het attentieniveau stijgt. Het mooie van de touchtable is dat mensen uit verschillende disciplines samen aan een plan gaan werken. Hierdoor komt er meer discussie. De workshops richten zich nu alleen op ontwerpen en analyseren. In de toekomst wil men ook onderhandelingsworkshops gaan houden.

januari/februari 2009 34

Uit vorenstaande projectvoorbeelden blijkt dat niet alleen de communicatie tussen verschillende disciplines, maar ook tussen geo-ICT-specialisten en ruimtelijke planners erg belangrijk is. Daarvoor is het belangrijk dat geo-ICT’ers worden uitgenodigd om vanaf het begin van het ruimtelijke planproces mee aan tafel te gaan, zodat ze samen met de planners hetzelfde leerproces doormaken. Geo-ICT’ers kunnen de planners begeleiding bieden bij het gebruik van de modellen en toepassingen, en planners kunnen er dan beter mee leren omgaan. De touchtable workshops zijn hier een goed voorbeeld van. Een meer kritische houding van planners ten opzichte van de functie en het gebruik van geo-ICT is daarbij wel noodzaak. Ook moeten ze leren omgaan met specifieke modelonzekerheden. Planners zouden zich meer moeten verdiepen in de mogelijkheden van vernieuwende geo-ICT-tools en deze leren toepassen. Meer aandacht voor geo-ICT in het planningsonderwijs kan hierbij ook helpen. Kortom, een nadere kennismaking tussen planners en geoICT’ers draagt al veel bij aan betere planprocessen en zorgt voor een gerichtere inzet van geo-ICT in het ruimtelijke planproces. ÏÏErika Romijn, Wim van der Knaap, Arjen de Wit ÏÏ Leerstoelgroep Landgebruiksplanning,

Wageningen Universiteit. Contact via e-mail: Wim.vanderKnaap@wur.nl


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Gezondheid, Milieu en Leefomgeving: hoe waarderen we dat? Een goede milieukwaliteit is belangrijk voor zowel een prettige als gezonde leefomgeving. Daarover organiseren de secties Leefomgevingskwaliteit en Gezondheid en Milieu van de VVM in 2009 een gezamenlijke bijeenkomst. Centraal staat de volgende vraag: hoe kunnen we de kosten en baten van investeringen in de leefomgeving afwegen? Leefbaarheid en leefkwaliteit zijn allemansvrienden: ieder verstaat er het zijne onder. En het moet al raar lopen, wil een maatregel niet op de een of andere manier bijdragen aan onze leefkwaliteit. Het verbeteren van de leefkwaliteit krijgt in beleid ook de nodige aandacht, denk maar aan bijvoorbeeld de ‘prachtwijken’. Maar wat is ‘leefkwaliteit’ eigenlijk en hoe kun je vaststellen of die verbetert? Als we ons beperken tot de fysieke leefomgeving ‘buiten de voordeur’, dan gaat het bijvoorbeeld om luchtkwaliteit, geluid, groen, zwerfvuil, veiligheid, hondenpoep en dergelijke. Maar ook om ruimte, voorzieningen en parkeergelegenheid. Al deze elementen van de leefomgeving worden verschillend gewaardeerd door verschillende mensen en groepen. Zijn er nu nieuwe hulpmiddelen te bedenken om de kosten en baten van investeringen in de stedelijke leefkwaliteit vast te stellen? Daarmee krijgen we immers meer grip op de afweging hoe en waar te investeren in verbetering van de leefkwaliteit. Wellicht kan het gedachtegoed van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) hierbij helpen. Uit diverse kosten-batenanalyses blijkt dat de financiële baten van bijvoorbeeld schonere lucht hoger zijn dan de kosten.

Dat biedt kansen om meer maar ook om beter afgewogen te investeren in onze leefomgeving. In de huidige MKBA’s spelen milieuaspecten echter vaak geen rol omdat de effecten van milieu-investeringen moeilijk zijn te meten. De milieueffecten van grote investeringen staan dan als ‘pro memorie’ opgevoerd. Dat moet anders kunnen.

tige leefomgeving op de waarde van huizen. In de regio Rotterdam werd recent ingeschat dat onroerend goed 1,5 miljard euro minder waard is vanwege geluid. Dat scheelt de gemeenten ook aardig in hun portemonnee omdat ze daardoor minder onroerendezaakbelasting ontvangen. Al met al voldoende voer voor discussie in 2009!

Waar het gaat om de verbetering van de fysieke leefomgeving valt het volgende op. De aanpak om de leefkwaliteit te verbeteren is voor een groot deel sectoraal en wordt gemotiveerd door de eisen die sectorale wetgeving en beleid stellen. Op die manier wordt bijvoorbeeld gewerkt aan vermindering van hinder door geluid, aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en aan het beperken van risico’s. De vraag is of op die manier tegemoet wordt gekomen aan de gewenste leefomgeving van de bewoners en aan een optimale bescherming van de volksgezondheid. En een andere belangrijke vraag is vervolgens, of de investeringen in de kwaliteit van de leefomgeving doelmatig zijn. Andere vragen die opdoemen zijn bijvoorbeeld: hoe definieer je kosten en baten precies? En hoe meet je ze en hoe weeg je ze tegen elkaar af? De ervaringen met maatschappelijke kosten-batenanalyses laten zien welke problemen daarbij optreden.

ÏÏ Bart van Geleuken, VVM-sectie

Leefomgevingskwaliteit

VVM Agenda Cursus Emissies in de Lucht In april 2009 organiseert de VVM een driedaagse cursus voor technologen, vergunningverleners en handhavers, over de meettechnieken, interpretaties en evaluaties ten aanzien van schoorsteenemissies naar de lucht. Kijk voor meer informatie op www.vvm.info. VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1, Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch, Tel. 073-621 59 85, Fax 073-621 69 85, E-mail bureau@vvm.info, Website www.vvm.info

Misschien zijn er wel heel andere mogelijkheden om meer verantwoord te investeren in onze leefkwaliteit. Bijvoorbeeld door een groter gewicht toe te kennen aan de wensen en verlangens van bewoners. Of door eens goed te bekijken wat de invloed is van een pret-

januari/februari 2009 35


Praktijk

Metamorfose van een bedrijventerein: De Mars

Wonen, werken en recreëren aan de IJssel bij Zutphen

Op de nu nog kale vlakte aan de noordkant van het Zutphense station verrijst binnenkort Noorderhaven, een aantrekkelijke woon- en werklocatie op loopafstand van het sfeervolle stadshart van de IJsselstad. Het is de eerste fase van een complete metamorfose, die het verouderde bedrijventerrein De Mars zal omvormen tot een integraal deel van de stad. Ondanks de recessie zijn de verwachtingen hooggespannen. ‘Doen wat we toch moeten doen… daar gaat het nu om.’

S

inds 1999 werkt de gemeente Zutphen samen met de provincie Gelderland en het ministerie van Economische Zaken aan herontwikkeling van het gebied. Het doel van de herontwikkeling is om De Mars duurzaam en tijdsbestendig te ontwikkelen tot een gebied van de stad met ruimte voor wonen, werken en recreëren waar de unieke kwaliteit van de IJssel, de binnenstad en de ondernemerszin volledig tot hun recht kunnen komen. Voor het zuiden van De Mars betekent dit transformatie naar een centrum stedelijk woon- en werkmilieu. Voor het noorden en midden van De Mars betekent het herstructurering van het bestaande bedrijventerrein.

januari/februari 2009 36

Om de ambities voor De Mars van beleid naar uitvoering te brengen, is in 2007 het Programmabureau De Mars opgericht. Het Programmabureau is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de ruimtelijke ontwikkeling, de aanbesteding, begeleiding en/of uitvoering van milieutechnische en infrastructurele projecten, het opzetten van parkamanagement, samenwerking met publieke en private partijen en draagvlak en communicatie. Het Programmabureau is een aparte sector rechtstreeks vallend onder de gemeentesecretaris. In 2007 is – in samenwerking met belanghebbenden – een gebiedsplan geformuleerd.


Hoofdlijnen van het gebiedsplan­ De aanpak van De Mars is in hoofdlijnen als volgt: • De bereikbaarheid verbeteren door nieuwe infra­ structuur: de komst van de N348 in het noorden en nieuwe tunnels voor auto’s en langzaam verkeer onder het spoor. • Het IJsselfront beter benutten, voor zowel natuur­ ontwikkeling en recreatie als het realiseren van woningbouw en hoogwaardige bedrijvigheid. • De openbare ruimte en infrastructuur in het gehele gebied verbeteren en vernieuwen. • Mars Noord bestemmen voor zware bedrijvigheid en het gebied intensiveren door herstructurering van de bedrijfskavels.

Het gebiedsplan De Mars bevat een strategisch ruimtelijke visie, een analyse van kosten en baten en een ontwikkelstrategie. De strategisch ruimtelijke visie biedt programmatisch en kwalitatief houvast voor publieke en private investeerders.

Financiële en milieutechnische knelpunten Transformatie en herstructurering van binnenstedelijk gebied zijn een uitermate kostbare zaak voor een kleine gemeente als Zutphen door de verwerving en verplaatsing van milieuhinderlijke bedrijvigheid en de kostbare ingrepen in infrastructuur en openbare ruimte die nodig zijn om private investeringen te realiseren. Daarnaast is de milieuproblematiek complex door de nabijheid van infrastructuur (spoor en wegen) en de toegestane milieuhindercategorie 5 op het terrein. Transformatie en herstructurering zijn alleen mogelijk als er effectief wordt samengewerkt tussen publieke partijen onderling en samen met private investeerders. De ontwikkelingsstrategie geeft voor De Mars voor de korte, middenlange en lange termijn aan welke onderdelen van het gehele programma kunnen worden gerealiseerd. Ook geeft de ontwikkelstrategie aan met welke partijen de gemeente samenwerkt (publiek en privaat) en hoe deze samenwerking tot stand kan komen. In het gebiedsplan zijn eveneens de kansen beschreven om tot een milieuzonering op het terrein te komen waarbij zware milieugerelateerde bedrijvigheid in het noorden, retail en leisure in het hart en woningbouw, recreatie en natuurontwikkeling in het zuiden een plek kunnen vinden.

ars Hart bestemmen voor leisure, retail, woonge­ M relateerde bedrijvigheid en kantoren door de openbare ruimte opnieuw vorm te geven en het gebied te intensiveren. Mars Zuid (Noorderhaven en Spoorzone) transfor­ meren in een centrumstedelijk gebied met een ­combinatie van wonen en werken. Parkmanagement introduceren bij de huidige be­ drijven om het terrein op korte termijn beter te ­beheren en te beveiligen en gezamenlijk diensten te kunnen inkopen. Milieuambities realiseren op het gebied van water en energie.

vingen van Eefde en Zutphen-Noord aangepakt. Het verleggen van de N348 slaat dan ook drie vliegen in één klap. De N348 levert twee nieuwe verbindingen op. Waar Zutphen eindigde bij het Twentekanaal op De Mars, komt de vervoerder of automobilist vanaf 2012 daar Zutphen binnen. Voor de noordelijke omgeving van het bedrijventerrein betekent dit een forse impuls en een sterke verbetering van de bereikbaarheid en economische ontwikkelmogelijkheden van het gebied. Ook bedrijven zien dit en zijn bezig nieuwbouwplannen voor te bereiden voor vestiging op de zichtlocaties.

Herstructurering van binnenstedelijk gebied is een uitermate kostbare zaak voor een kleine gemeente De gemeente Zutphen heeft net als veel andere gemeenten in het kader van het niet-doorgaan van de noordtak van de Betuwelijn geld ter beschikking gekregen om de situatie rond het spoor te verbeteren (de zogeheten NaNov-gelden). Dit geld wordt in overleg met ProRail en NS Poort ingezet om een nieuwe autotunnel onder het spoor te realiseren in plaats van de oude tunnel langs de IJssel die zes weken Lees verder op pagina 39



Versnellers in de aanpak De Mars is omrand door het spoor, de IJssel en het Twentekanaal. Het gebied kent momenteel drie autoverbindingen die onvoldoende capaciteit hebben om het vracht- en personenverkeer goed te kunnen laten doorstromen. Met het verleggen van het bestaande tracé van de provinciale weg N348 wordt de bereikbaarheid van De Mars sterk verbeterd en worden twee verkeersproblemen in de nabije woonomge-

januari/februari 2009 37


Praktijk

Partners in ontwikkeling:

‘Afspraak is afspraak’ V

oor Rik de Lange, projectwethouder en voorzitter van de stuurgroep is De Mars een van de speerpunten op zijn beleidsagenda. ‘Zowel qua werkgelegenheid als qua stedenbouw is dit een enorm belangrijk project voor Zutphen. De locatie biedt geweldige kansen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, fraai ingepast in een karakteristiek rivierlandschap en naast de historische stadskern. Ik maak me er sterk voor dat ze hier in de toekomst met bewondering kunnen terugkijken op wat hier aan het begin van de eenentwintigste eeuw voor elkaar is gekregen.’ De wethouder zag al vrij snel na zijn aantreden dat er een aparte programmaorganisatie nodig was om de zaak vlot te trekken. ‘Wat er op De Mars speelt, is te belangrijk voor de stad en te complex om in de lijnorganisatie te laten zitten. Ik wil dat het slaagt.’ Nu de voorbereidende werkzaamheden in volle gang zijn, is het De Langes taak om bestuurders en partners bij de les te houden. ‘Gelukkig ziet iedereen het belang van De Mars wel in, zeker nu de rijksoverheid het project als een pilot voor herstructurering en binnenstedelijk bouwen heeft benoemd.’ Ondanks de bescheiden grondpositie heeft de gemeente Zutphen voldoende waarborgen om te zorgen dat afspraken worden nagekomen, ook in deze tijd van recessie. ‘We hebben natuurlijk het juridische en bestuurlijke kader. Met de Wet op de grondexploitatie in de hand zorgen we ervoor dat de openbare ruimte, het water, het groen en de ontsluiting naar behoren worden meegenomen in de uitvoering.’ En hij maakt zich niet zoveel zorgen over de gevolgen van de recessie. ‘De woningbouw staat pas op de agenda vanaf 2011. Ik neem aan dat het tekort op de woningmarkt dan alleen maar is opgelopen. Er zal veel uitgestelde vraag zijn, waar we hier met Noorderhaven goed op kunnen inspelen.’

Flexibiliteit Ook Don van Holten, als gebiedsontwikkelaar bij NS Poort nauw betrokken bij de plannen voor de Spoorzone, verwacht weinig vertraging van de plannen. ‘We moeten nu toch eerst werken aan de infrastructuur. Tegen de tijd dat we met de woningbouw beginnen zijn we flexibel genoeg om te kunnen inspelen op de marktsituatie. Zonder dergelijke flexibiliteit in de plannen en de opstelling van de partners krijg je dit soort complexe projecten nooit van de grond.’ De herinrichting van het oude industriegebied past in de strategie van NS Poort om rond stations aantrekkelijke woon-werkgebieden te creëren. ‘Dat is niet alleen voor onze vastgoedpositie interessant. Als stations komen te liggen in het middelpunt van allerlei activiteiten op economisch en

cultureel gebied, brengt dat ons ook meer reizigers.’ Om woningen en voorzieningen dicht tegen het spoor aan te kunnen bouwen, moet het emplacement grondig worden aangepakt. Naar verwachting zal het treinverkeer op dit traject sterk toenemen; de inpassing van wonen en werken vraagt dus zorgvuldig passen en meten, legt Van Holten uit. ‘Met de verplaatsing van Strukton en rangeeractiviteiten naar het oostelijk deel van De Mars, waar we ook het onderhoud aan de treinen naartoe brengen, komt er milieuruimte vrij bij het station. Er gaan bovendien wissels weg, die ook een belangrijke bron van geluidsoverlast zijn.’

Betrokkenheid Max Schurink, accountmanager voor De Mars bij de provincie Gelderland, memoreert het bezoek van toenmalig commissaris van de Koningin Jan Kamminga. ‘Veiligheid was, niet lang na de vuurwerkramp in Enschede, een allesoverheersende kwestie en met het gevaarlijke bedrijf Primagas moest iets gebeuren. Bovendien stonden de gebouwen direct aan het station er beroerd bij. Kamminga is toen vierkant achter de idee gaan staan om er een gezamenlijk project van te maken.’ Daarmee kwam er politieke betrokkenheid. Vervolgens is de inrichting van een apart programmabureau, waar wij op aangedrongen hebben, een goede zet geweest. Met de Topper-subsidie van EZ konden we de eerste bedrijven verplaatsen en zo de ruimte vrij krijgen voor de sloop en ontwikkeling van Noorderhaven. Nu er wat gebeurt, zie je dat burgers en ondernemers erin gaan geloven.’

Duurzaam GMB Slibverwerking is een van de bedrijven in de zwaarste milieucategorie en krijgt de kans om uit te breiden en te moderniseren. Directeur Gerrit-Jan van de Pol: ‘We krijgen er nog eens 5,5 ha bij op het terrein van de voormalige vuilstort. Toen we onze plannen eind 2006 ontvouwden, bleek dat we op dezelfde lijn zaten als de gemeente. Zij hebben ambitieuze CO2-doelstellingen en willen herontwikkeling van De Mars. Wij willen meer ruimte voor duurzame activiteiten, zoals de winning van biogas uit het rioolslib dat we aanvoeren. Daarmee kunnen we warmte en elektriciteit leveren voor de woningen van De Mars-Zuid.’ De ondernemer, tevens voorzitter van de ondernemersvereniging VWKZ in Zutphen, is blij dat hij de ruimte krijgt om te innoveren: ‘Bedrijfslocaties voor de zwaarste milieucategorie liggen niet voor het oprapen. Wij vervullen een belangrijke rol voor Gelderland, Overijssel en Drenthe, en zitten hier heel centraal, zeker als straks de nieuwe N348 gereed is.’ ÏÏMarcel Bayer

januari/februari 2009 38


P l an s tud ie No orderh aven , pal b ove n stat ion Z ut phe n.

Vervolg van pagina 37 per jaar onderloopt met water bij hoge waterstanden. Na realisatie van de tunnel en de komst van de N348 kan de beweegbare overweg die twintig minuten per uur dicht is, gesloten worden. De nieuwe tunnel onder het spoor is mogelijk omdat NS Poort en ProRail gezamenlijk overwegen om de verouderde bedrijfsbebouwing met bijbehorend spoor te verplaatsen naar het terrein van NS Poort halverwege De Mars. Dit geeft voordelen voor alle partijen: een goede aansluiting van De Mars op de binnenstad, versmallen van het spoor en daarmee een korte, lichte en veilige tunnel, een groter ontwikkelgebied achter het spoor en het vrijspelen van het IJsselfront voor fietsers, voetgangers en recreanten. Het gebied rond de Industriehaven op De Mars heeft veel beschikbare ruimte op particuliere en gemeentelijke gronden. Met behulp van een Topper-subsidie van het ministerie van Economische Zaken kan een herverkaveling van dit industriële deel van De Mars in gang worden gezet. Met behulp van subsidie van EZ en gemeentelijke en provinciale bijdragen wordt de openbare ruimte aangepakt, wordt de haven uitge-

baggerd en worden de kades en oevers hersteld. Een aantal extensieve en zware bedrijven wordt verplaatst naar milieukundig en ruimtelijk betere plekken in het noordwesten van De Mars, waardoor ruimte ontstaat voor nieuwe bedrijvigheid op het gebied van arbeidsintensieve industrie, logistiek, distributie, milieutechnologie en grafische industrie. De bedrijven zelf investeren in vernieuwing van de bedrijfsruimte en in nieuwe milieuvriendelijke technologie. De gemeente heeft over de herstructurering van de Industriehaven met de betrokken bedrijven een intentieovereenkomst afgesloten waarin werkwijze en verdeling van financiën zijn vastgelegd. De ontwikkeling van het bedrijventerrein is vrij geleidelijk en pragmatisch ontstaan als uitloper van de stad, voorbij het spoor. In de loop van de tijd heeft dit een mix aan functies opgeleverd die bij elkaar conflicterende situaties oplevert, met name door de aanwezigheid van industriële en ­milieugerelateerde bedrijven door het hele gebied heen. De revitalisering en transformatie zijn mede gericht op het zoneren van het gebied. In het zuiden is ruimte voor woningbouw en kantoren. Daarboven is ruimte voor leisure, retail en voorzieningen. Deze zone fungeert als een soort buffer naar de bedrijven daarboven. Het bedrijventerrein zelf omvat momenteel een geïsoleerde woonwijk, het Marsweg

januari/februari 2009 39


Praktijk

De N348 geeft een forse ­impuls aan de bereikbaarheid en economische ontwikkel­­mogelijk­ heden van het gebied

kwartier, die op termijn weggaat. Ook het bedrijventerrein wordt gezoneerd in de zin dat lichte en zware bedrijven zijn gescheiden. De zware bedrijvigheid en extra ruimte daarvoor bevinden zich met name in het noorden. Bedrijven worden in hun benodigde milieuruimte – zo veel mogelijk – gefaciliteerd voor hun bedrijfsuitoefening. De gemeente is met

een vijftal bedrijven in overleg voor verplaatsing naar een passender plek in het gebied. Onlangs zijn – met subsidie van provincie, EZ en ‘Europa’ – allerlei wegwerkzaamheden afgerond. Verlichting en riolering zijn op veel wegen in het gebied sterk verbeterd. Enkele

Bedrijventerrein De Mars Het bedrijventerrein De Mars is ontstaan na de aanleg van de spoorverbinding Arnhem - Deventer in 1864. Deze spoorlijn gaf mogelijkheden voor rail- en watergerelateerde industrie. Zo is ook de eerste industrie gevestigd in het gebied Noorderhaven, direct ten noorden van het station. Het industriële gebied is in de loop der jaren steeds verder uitgebreid naar het noorden. In de jaren dertig van de vorige eeuw is met de aanleg van het Twentekanaal in feite de fysieke begrenzing van het terrein ontstaan. Het terrein is in de loop van de jaren tachtig volledig benut en heeft op dit moment een bruto-omvang van ruim 200 ha inclusief uiterwaarden, een woonwijk met 190 sociale woningen en een voormalige stortplaats van 20 hectare. Bedrijventerrein De Mars beslaat ongeveer een vierde van het stedelijk gebied van Zutphen. Op het terrein is een groot aantal regionale en nationaal werkende organisaties gevestigd. De op het terrein geves-

januari/februari 2009 40

tigde bedrijven bieden werk aan zo’n 6000 werknemers. Het terrein is daarmee van groot belang voor de stad en de omliggende regio. Op het bedrijventerrein De Mars vestigt zich vooral de zwaardere en milieugerelateerde bedrijvigheid zoals metaalverwerking, productie, recycling en logistiek. Daarnaast vestigen zich in het hart van De Mars steeds meer kantoren, publieksgerichte leisure en woongerelateerde bedrijvigheid. Het bedrijventerrein De Mars is in de loop der jaren verouderd en verloederd. De beschikbare ruimte wordt extensief gebruikt, het terrein is introvert en maakt geen gebruik van de prachtige ligging tussen de IJssel en het Twentekanaal en de nabijheid van de binnenstad. De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is slecht zowel in het noorden als naar de binnenstad en vice versa.


wegen zijn aangepast aan de toekomstige wegenstructuur. Vrije fietspaden zijn aangelegd. Een aantal havens is uitgediept en de kade van de Industriehaven is aangepakt. In de stationsomgeving is samen met NS Poort een tijdelijke P&R-voorziening gerealiseerd. Op termijn wordt deze voorziening inpandig meegenomen in de herontwikkeling. Samen met de bedrijven werkt de gemeente momenteel aan een beheerplan voor de openbare ruimte, een beveiligingsproject en parkmanagement. Met de bewoners van de stationsomgeving en het Marswegkwartier zijn afspraken vastgelegd over het op peil houden van beheer en onderhoud in de tijd van herontwikkeling. Bij gebiedsontwikkeling is het heel gebruikelijk gelijktijdig te tekenen, te rekenen en strategie te bepalen. Iets minder gebruikelijk is het om gelijktijdig met het ontwerpen ook alle milieuaspecten mee te laten wegen en het plan daarop af te stemmen. In het gebied Noorderhaven, direct achter het spoor, waar circa 1000 woningen worden gerealiseerd, worden vanaf het begin van het ontwerp de aspecten water, lucht, geluid, fijnstof en externe veiligheid meegenomen in de planontwikkeling. Omdat je op die manier vroeg in het stedenbouwkundig plan kunt inspelen op eisen zodat toetsing achteraf eenvoudig wordt. En omdat zo de verschillende betrokkenen en de verschillende procedures vroegtijdig met elkaar worden geconfronteerd en die zo veel mogelijk synchroon laat lopen. Op De Mars wordt nauw samengewerkt tussen de verschillende bestuurslagen: gemeente, regio, provincie, ministeries als EZ en Vrom maar ook met instanties als Rijkswaterstaat en het Waterschap. De hogere overheden hebben belang bij een duurzame herstructurering van De Mars maar vooral ook in samenhang met de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio. De gemeente Zutphen heeft zelf maar een bescheiden grondpositie in De Mars die vooral uit openbare ruimte en infrastructuur bestaat. In Noorderhaven heeft Proper Stok/Heijmans verouderde bedrijfsbebouwing gekocht. Door de ontwikkelingen rond het spoor ontstaat een groot ontwikkelgebied voor 900 woningen. Proper Stok/ Heijmans, NS Poort, woonbedrijf Ieder1, ProRail en de gemeente Zutphen werken aan een gezamenlijk plan om dit gebied tot ontwikkeling te brengen. Twee pakhuizen en een monumentaal koelhuis worden in dit gebied gehandhaafd en de oude Noorderhaven wordt in ere hersteld. Dit is alleen mogelijk door met alle investeerders samen te werken. ÏÏ Ir. Mirjam Huffstadt, directeur Programmabureau

De Mars. ÏÏDrs. Edwin Koning, projectleider Noorderhaven.

Congres over de aanpak van bedrijventerrein De Mars op 16 april 2009, zie www.mars-zutphen.nl.

januari/februari 2009 41


Agenda

RO snippers

Cursus/studiedag

Aanbevolen lectuur Redactie: Robbert Coops (robbert.coops@hvrgroup.nl)

NSG-Geluidshinderdag Datum 7 april Plaats: Jaarbeurs, Utrecht Info: 015 256 27 23, info@nsg.nl

Congres/conferentie Versnellen van besluitvorming ­infrastructuur Datum: 19 maart Plaats: Hotel Mercure, Amsterdam Info: 040 297 86 10, klant@bouw-instituut.nl Bereikbaarheid regio Utrecht Datum: 27 maart Plaats: Jaarbeurs, Utrecht Info: 040 297 49 80, www.sbo.nl 4e Nationale conferentie ­Gebiedsontwikkeling Datum: 2 april Plaats: Hilton, Rotterdam Info: 040 297 27 88, www.bouw-instituut.nl/gebieds­ ontwikkeling Herontwikkeling bedrijventerreinen Datum: 26 maart Plaats: WTC, Rotterdam Info: 040 297 27 88, klant@vastgoed-instituut.nl

Cultuurhistorisch erfgoed in beeld

Regionale beeldverhalen Een regionaal

In de nieuwe gemeente Leidschendam-Voorburg

beeldverhaal is een

bevinden zich 87 rijksmonumenten en een

inspirerend verhaal

archeologisch monument. Daarnaast is de

dat een middel vormt

gemeente ‘bekroond’ met drie rijksbeschermde

voor het creëren van

stadsgezichten – de historische dorpskern

ruimtelijke kwaliteit,

van Voorburg, de Duivenvoordecorridor en

een wenkend

het sluiscomplex in Leidschendam. En ook

perspectief voor

de gemeente zelf heeft een aanvullende lijst

regionale ontwikke-

opgesteld, omdat – zoals verantwoordelijk

lingen, als inspira-

wethouder Marcel Houtzager dat formuleert – ‘de

tie voor productontwikkeling in toerisme en

gemeente zelf ook een belangrijke rol speelt in de

recreatie. Althans dat is de omschrijving die de

bescherming van ons cultuurhistorisch erfgoed.

VROM-raad in het advies ‘Groeten uit Holland’

Het behoud en versterken van onze eigen

hanteert. In 2007 heeft het kabinet aangegeven

identiteit en de bescherming van die karakteris-

de regio’s te stimuleren en faciliteren om met

tieke waarden is een publieke taak, die een breed

het concept van regionale beeldverhalen aan de

maatschappelijk draagvlak moet hebben’.

slag te gaan. Staatssecretaris Frank Heemskerk

Juist daarom is het verschijnen van dit goed

(EZ) heeft vervolgens de Raad voor Milieu- en

gedocumenteerde, van een aparte monumen-

Natuuronderzoek (RMNO) verzocht de vragen

tenkaart voorziene en uiterst zorgvuldig

van provincies in kaart te brengen en suggesties

samengestelde ‘Parels van baksteen’ zo van

voor vervolgstappen te doen. Dat is nu gebeurd

belang. Het boek geeft inzicht in de historische

in een recent verschenen advies ‘Werk maken

maar vooral ook architectonische en steden-

van regionale beeldverhalen’, dat in de vorm

bouwkundige ontwikkelingen in dit gebied en

van een werkboek is verschenen. Provincies

besteedt aandacht – ook via vele foto’s en andere

maar ook investeerders en producenten kunnen

illustraties – aan de verschillende monumen-

er direct mee aan de slag. Althans, dat is de

ten die zich hier bevinden. Het gaat zeker niet

bedoeling.

alleen om oude panden van groot belang, zoals Hofwijck of het Huis De Werve maar ook om betrekkelijk eenvoudige boerderijen, woningen of winkels van meer recente datum. Maar het boek laat – naast al fraai gerestaureerde en bewaarde voorbeelden – ook zien hoe makkelijk monumenten worden verrommeld. Winkelpuien die door verbouwingen en opzichtige inrichting het aanzicht volkomen verruïneren laten zien dat het historisch besef nog niet overal even goed begrepen wordt. Roel van N orel en M arina L ameris ( 2 0 0 8 ) : Parels van baksteen; monumenten van L eidschendam - Voorburg , Tast. R ading , I SB N 978 90 8 06 9 42 5 5, 3 9 8 pag .

E en tui ns tad i n vera nder i ng , O s dor p j a nu ar i 2 0 0 9

januari/februari 2009 42


RO snippers

Rommers Uit de gevoerde gesprekken met de provincies blijkt dat beeldverhalen gaan over authenticiteit en identiteit. Die waarden moeten zijn verankerd, waardoor beeldverhalen altijd voor en door het gebied zijn. Het primaat ligt in de

Venderbosch: nieuwe directeur DIVV Ronald Venderbosch (1963) wordt per 1 januari 2009 directeur Dienst Infra­ structuur Verkeer en Vervoer (DIVV) en volgt hiermee Wim Vehmeyer op.

regio met de provincie als facilitator. Regionale beeldverhalen gaan over de ontwikkeling van een gebied en daar past geen verkokerde aanpak bij. Ook op het gebied van duurzaam toerisme ziet het werkboek concrete mogelijkheden. Door met duurzame product-marktcombinaties in te haken op de natuurlijke kracht van een regio ontstaan regionale beeldverhalen die toerisme en recreatie kunnen bevorderen. De aantrekkingskracht op

Na een loopbaan bij de rijksoverheid, onder andere bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat als thesaurier en projectleider bij de Betuweroute, is Ronald in 2003 bij de gemeente Amsterdam gestart. Bij deze gemeente werkte hij onder meer als programmamanager dienst Stadstoezicht en directeur dienst Onderzoek & Statistiek.

toeristen wordt groter en de inwoners zullen liever in de eigen regio willen recreëren. Deze aanpak biedt kansen voor economische, natuurlijke en ruimtelijke ontwikkeling. Voor provincies is dit een unieke mogelijkheid om duurzame ontwikkeling gestalte te geven. De RMNO waarschuwt ook voor de valkuil dat elke provincie een eigen beeldverhaal ontwikkelt.

Louter: projectdirecteur ­Windenergie Noordoostpolder De Stuurgroep Windenergie Noordoost­ polder heeft Dirk Louter als project­ directeur aangesteld om vaart te zetten achter de realisatie van het grootste ­windenergiepark van Nederland.

Het moet gaan om echt onderscheidende beelden die verbonden zijn met het specifieke gebied. Een pdf van dit boek is te downloaden via de site van de Raad voor ruimtelijk Milieu- en Natuuronderzoek: www.rmno.nl.

Dirk Louter heeft ruime ervaring met ­complexe processen op het niveau van lokale overheden en publiek-private ­samenwerkingsverbanden. Vanaf 1 januari 2009 zal Louter zich richten op het stroomlijnen en versnellen van het project. Het gaat om het grootste windenergiepark van Nederland dat wordt gerealiseerd langs de dijken van de Noordoostpolder en 480.000 huishoudens van duurzame energie zal voorzien. Van de Kamer: hoofdinspecteur ­Waterbeheer Sjors van de Kamer is per 1 januari 2009 de nieuwe hoofdinspecteur Water­ beheer bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat. In zijn huidige functie als unitmanager Toezichtontwikkeling bij

de inspectie is hij onder meer verantwoordelijk voor de vernieuwing van het toezicht. In eerdere functies bij zowel Rijkswaterstaat als de inspectie heeft hij ruime ervaring opgedaan in het waterbeheer. Hij volgt Jan Leenvaart op, die sinds 1 december vorm geeft aan de VN-organisatie voor ‘Water Capacity Development’ in Bonn. R.P.M. (Rob) Baijens: Financieel ­Directeur Hevo Per 1 oktober is Rob Baijens de nieuwe financieel directeur bij Hevo in ’s-Hertogenbosch. Hij neemt de plek over van Michiel van der Ven die eerder dit jaar afscheid nam. Baijens startte 11 jaar geleden zijn carrière bij Hevo, waar hij via een opleiding Management Accounting aan de VU en een intern opleidings- en coachingstraject doorgroeide. Leonard Pronk: senior adviseur assetmanagement Leonard Pronk is aangesteld als senior adviseur assetmanagement bij advies- en ingenieursbureau DHV. Hij geeft bedrijven strategisch advies op het gebied van vastgoed en organisatie en houdt zich bezig met het managen van vastgoedportefeuilles. Daarnaast is hij medeverantwoordelijk voor het positioneren en verder ontwikkelen van DHV’s dienstverlening op het gebied van assetmanagement. Pronk was hiervoor directeur van Van Hoogevest Beheer en assetmanager bij NS Vastgoed.

januari/februari 2009 43


In maart! Ruimtelijk bekeken

Collectief particulier ­opdrachtgeverschap

Met innovatieve manieren van particulier opdrachtgeverschap komt vaak een duurzamere wijk tot stand. Bovendien zijn de woningen voor meer mensen betaalbaar. De voorbeelden: Nieuw Leyden (Leiden) en Wallisblok (Rotterdam).

Trend

Landjepik voor Eco-energie

De lat voor duurzame energieproductie ligt hoog; de doelen voor 2020 liegen er niet om. Toch vinden we daarvoor weinig reserveringen in het ruimtelijk beleid. Duurzame energie behoort blijkbaar niet tot de nationale belangen op de ruimtelijke agenda.

Interview

De toekomst begint nu! Na de tijd van ‘decentraal wat kan’ wordt het nu vooral ‘centraal wat moet’ kondigt Chris Kuijpers aan. De directeurgeneraal Ruimte op het ministerie van VROM vindt dat het tijd is om een aantal strategische ruimtelijke keuzes te maken. Ze zullen worden verwoord in de AmvB Ruimte, die later dit voorjaar verschijnt.

Praktijk

Duurzame logistiek in Nijmegen-West Weurt

Met vereende krachten hebben gemeente, ondernemers en bewoners in de Nijmeegse wijk West Weurt de vervoersproblematiek aangepakt. Er is aanzienlijk bezuinigd op de transportkosten, terwijl de verkeershinder minder en de lucht schoner is geworden.

Colofon Jaargang 27 nr. 1/2 januari/februari 2009 ROmagazine is het maandelijkse vak­­­blad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Sanne van der Most, Michel Robles Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Olivier Lingbeek, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen Uitgever Ruben Wedekind

Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op ­hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in maart. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122

Vormgeving VerheulCommunicatie.com Alphen aan den Rijn Website www.romagazine.nl

januari/februari 2009 44

Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl


Vormgeven aan vooruitgang Sinds jaar en dag is Bouwfonds Ontwikkeling nauw betrokken bij het vormgeven aan een veranderende wereld. Een wereld die steeds nieuwe eisen stelt op het gebied van wonen, gebruik en leefbaarheid. We zijn een betrokken partner voor overheden als ontwikkelaar van duurzame woongebieden en kleinschalige multifunctionele projecten. Als onderneming van Rabobank staan we dichtbij de samenleving. We brengen alle betrokken partijen bij elkaar. En bieden hen kennis, daadkracht en oplossingen die veranderingen ombuigen tot vooruitgang. Vooruitgang die tot uitdrukking komt in wooncomfort, beleving en toekomstwaarde. Vanuit deze

visie werkt Bouwfonds Ontwikkeling al meer dan zestig jaar. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen. De vooruitgang staat nooit stil, ook niet voor onszelf. Vooruitgang hebben we daarom vertaald naar een ander gezicht. Want voortaan herkent u ons aan een nieuw logo. De kleuren zijn gebleven, maar zijn in een nieuwe vorm verpakt. Een vorm waaraan u Bouwfonds Ontwikkeling direct kunt herkennen. Een vorm die hoort bij de naam waar u ook de komende jaren als altijd op vertrouwen kunt. Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep


Gebiedsontwikkeling hoeft geen mijnenveld te zijn. Vind de

Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de

x kan vinden op eiffel.nl/gebiedsontwikkeling

x.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.