Lees verder
Slimme mainports
+ Tijdelijke ordening + Rol provincie bij stationslocaties + Stedelijke kwaliteit: advocatuur in Amsterdam
10
+ Binnenhavens: gebiedsontwikkeling scoort oktober 2010
ROM_10_2010.indd OMI
www.romagazine.nl
9/30/2010 6:47:03 PM
5e ROM-jaarcongres
Stedelijke Gebiedsontwikkeling Slim en duurzaam financieren 23 november 2010 | Aluminium in Houten
Financieel gezond doorontwikkelen in turbulente tijden? 5e ROM-jaarcongres laat u zien hoe. Cases als Rijnenburg bij Utrecht, Lanxmeer in Culemborg, Brainport Avenue Landelijk Strijp bij Eindhoven en andere inspirerende voorbeelden van slim & duurzaam ontwikkelen en financieren. Deskundige sprekers als Henk Ovink van Ministerie van VROM, Peter van Rooij en Marleen Kapteijn. Leren van collega’s in de good practices hoek. Orienteer u op de toekomst van stedelijke gebiedsontwikkeling. Wees verzekerd van een plek en meld u nu aan via onze website: www.reedbusinessevents.nl/gebiedsontwikkeling.
Wij zien u graag op 23 november a.s. in ‘duurzaam’ Aluminium in Houten.
www.reedbusinessevents.nl/gebiedsontwikkeling Initiatief van:
ROM_10_2010.indd OMII
9/30/2010 6:47:24 PM
Een gratis abonnement op ROmagazine……
iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kúnt u niet zonder een abonnement op het vakblad ROmagazine. Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Het vakblad ROmagazine is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. ROmagazine vakblad voor de RO professional
Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan ROM_10_2010.indd 1
9/30/2010 6:47:24 PM
Redactioneel
Verleiden en flirten Het aardige aan de functie van hoofdredacteur van een vakblad als ROmagazine is dat je nog wel eens het land in mag. Om een studiedag, een workshop of een expertmeeting bij te wonen, of om een mooie reportage te maken en mensen te interviewen over de praktijk van de ruimtelijke ordening. Zelfs na acht jaar levert dat nog regelmatig verrassende ervaringen op. Altijd is het boeiend om te zien hoe professionals met hart en ziel aan hun projecten werken en dat ook willen uitdragen.
Inhoud 4
11 Minstens zo verrassend is het om telkens weer te signaleren dat ingeslepen werkprocessen heel moeilijk zijn te veranderen. De problemen en vertragingen waar goedwillende planologen, juristen, economen, milieukundigen – en al die anderen die bezig zijn met de kwaliteit van onze ruimte –in de dagelijkse praktijk mee worstelen, zijn al decennia hetzelfde. Te veel verschillende regels, sectoraal denken en vooral het onvermogen om te verbinden. Ondanks het aanstekelijke enthousiasme van de mensen die het moeten doen, komen die euvels bij vrijwel elk project terug. Zo kwam ik ze weer tegen in het mooie Brabantse land waar vakbroeders en –zusters van de provincie en het waterschap aan de gang waren gegaan met de verbreding en landschappelijke verfraaiing van een oeroude waterloop. De wateropgave en natuurlijke ontwikkeling werden als vanzelfsprekend met elkaar verbonden. Onderweg stuitten ze op veel weerstand van de agrariërs, die net zo natuurlijk opkwamen voor de belangen van hun goed renderende bedrijven. Nu de bodem van de geldpot in zicht is, komen pas andere opties in beeld: recreatie, stedenbouw. Maar nog altijd wordt het meest essentiële vergeten: uitleggen wat de boeren ermee opschieten. Aan het einde van de leerzame studiedag zei één van de moderators, dat we meer zouden moeten verleiden en flirten in de ro. Als dat werkelijk de uitdaging is voor de komende tijd, is dat pas een wenkend perspectief.
ROm2 - Buitenring Parkstad schaadt landschap - Kwetsbaar buitendijks gebied - Rapport PBL - Een ministerie voor Ruimte - Nationaal Steden Akkoord voor leefbaarheid in grote steden - Nieuws uit Brussel - Column: Het Hiernogmaals Ruimtelijke bekeken
Binnenhavens: nieuw voer voor gebiedsontwikkelaars
14 Tijdelijke ordening Door toenemende dynamiek in de stad en de opkomst van de creatieve ‘industrie’ worden gebouwen tijdelijk omgetoverd tot hotel, tentoonstellingsruimte, kantoor, werkplaats, nachtclub, congrescentrum, etc.
17
De Smaakmakers Marleen Kaptein is de founding mother achter het concept EVA Lanxmeer.
20
Hoor & Wederhoor
Herstructurering leidt tot gevarieerde bevolking
22
Trend
Slimme mainports
30
Forum
Sneller en Beter; werkt het écht? Het Actieplan Sneller en Beter geeft nuttige aanbevelingen voor lopende infrastructuurprojecten.
32 Provincies moeten kar trekken bij stationslocaties
35 é Marcel Bayer
Praktijk
Florerende advocatenkantoren in Amsterdam
hoofdredacteur
41
RO-beroepsgroepen
VVM-actualiteiten
42
ROm Snippers
Agenda, recensies
oktober 2010 2
ROM_10_2010.indd 2
9/30/2010 6:47:25 PM
pag.
22
pag.
17
pag.
35
Trend
De smaakmakers
Praktijk
Mainports op een kruispunt
Marleen Kapteijn: Waardevolle lessen EVA Lanxmeer nauwelijks opgepakt
Sturen op stedelijke kwaliteiten: internationale advocatuur in Amsterdam
In de mainports wordt steeds minder toegevoegde waarde en werk gecreëerd met de kernactiviteiten logistiek en transfer van goederen en passagiers. De mainportstrategie is op landelijk niveau nooit officiëel afgeschaft, maar er zijn geruisloos nieuwe concepten als Brainport Eindhoven en Greenport Venlo naast gezet die per saldo zorgen voor meer en hoogwaardiger economische groei. Ook de mainports zelf zeggen dat het anders moet. Schiphol wil niet langer de grootste maar de ‘most preferred airport’ zijn voor overstappassagiers en vervoerders. De Rotterdamse haven wil een ‘kennishaven’ zijn en de stad zelf een ‘World Port City’. Voor beide mainports betekent dit dat de verbondenheid met de stad versterkt moet worden, ruimtelijk en institutioneel. De ideale, ‘slimme’ mainport is niet langer een complex naast de stad waar geld wordt verdiend met transport en distributie en waar (milieu-)regels andere activiteiten uitsluiten, maar een volwaardig onderdeel van het stedelijk weefsel waarin bedrijven zijn gevestigd die een relatie hebben met de stad.
EVA Lanxmeer in Culemborg is de eerste volledig duurzaam ontwikkelde wijk in Nederland. Marleen Kapteijn is de founding mother achter het concept en heeft 15 jaar lang geduwd en getrokken om de wijk van de grond te krijgen. Nu lopen binnen- en buitenlandse delegaties de deur plat. Over visie, vasthoudendheid, integraal denken en werken, betrokkenheid en communicatie. ‘Waarom is het zo ingewikkeld om omgevingskwaliteit in economische termen te vatten?’
Voor stadsbestuurders en stedenbouwkundigen in de gemeente Amsterdam is een grondige analyse van een beroepssector zoals de internationaal georiënteerde advocatuur een machtige en actuele bron van informatie. Het is van belang voor gemeentebeleid om hieruit kennis te putten ten gunste van de stedelijke ontwikkeling op een prominente plek zoals de Zuidas. In de studie van 2008 komt naar voren dat deze dynamische beroepsgroep de grote lijnen uitstekend zelf uitzet in haar stad, maar dat publiek stedelijke kwaliteiten hier wél het verschil kunnen maken voor de stad zelf, maar ook vanuit internationaal perspectief. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het faciliteren van beleid dat is gericht op de kwaliteit van de openbare- en de publieke ruimte zeker kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van sterke werkmilieus.
oktober 2010 3
ROM_10_2010.indd 3
9/30/2010 6:47:28 PM
RO
VROM-Inspectie:
Buitenring Parkstad schaadt landschap
van een weg toegestaan, als de ‘kernkwaliteit’ van het landschap behouden blijft. Dit laatste is niet het geval, signaleert de VROMInspectie. De regio, voorheen bekend als de Oostelijke mijnstreek waar de herstructurering nooit goed is gelukt, zou door een betere bereikbaarheid een interessant vestigingsgebied voor bedrijven kunnen worden. De werkloosheid in de regio is groot. Maar de opvatting van de provincie als zou de weg nieuwe bedrijven en banen kunnen opleveren is niet onomstreden. Tegenstanders van de weg zijn zowel inwoners, verenigd in het actiecomité ‘Geen Buitenring’, als lokale bestuurders en Statenleden van diverse partijen. Zij wijzen op de effecten
Buitendijks gebied
N i e u w b o u w a a n s t a d s ra n d e n k a n e f fe c t van herstr ucturer ing weer teniet doen.
Foto: Bert Janssen
De geplande Buitenring in Parkstad ZuidLimburg stuit op kritiek van de ministeries van VROM en LNV. De weg schaadt ‘nationale belangen’ op het gebied van natuur en landschap. In strijd met natuur- en landschapsbelangen, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte en het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur en de Natura 2000-gebieden, zoals de Flora- en faunawet. Dat is de conclusie van de VROM-Inspectie, neergelegd in een zienswijze die is ingediend bij Gedeputeerde Staten van Limburg, over het ontwerptracé van de Buitenring Parkstad. De VROMInspectie vraagt Provinciale Staten om op 8 oktober het bestaande ontwerpplan van GS voor de Buitenring niet vast te stellen. De 26 kilometer lange vierbaans ringweg, waarvan het eerste plan dateert uit 2002,
moet volgens de provincie zorgen voor een betere bereikbaarheid van gemeenten als Brunssum, Nuth, Heerlen en Kerkrade. Zij werken samenwerken in de bestuursregio Parkstad Limburg. In het het gebied liggen beschermde natuurgebieden als de Brunssummerheide en de aansluitende Duitse Tevernheide. Deze gebieden, onderdeel van de EHS, zullen volgens de VROM-Inspectie door het ruimtebeslag en emissies van autoverkeer op het geplande tracé aangetast worden. Het plan van de provincie voorziet ook onvoldoende in compenserende maatregelen voor natuur en het opheffen van barrières voor dieren. Bovendien loopt de weg deels door het nationale landschap Heuvelland. Volgens het rijksbeleid zijn hierin alleen ruimtelijke ontwikkelingen als de aanleg
Woon- en werkgebieden buiten de dijk kunnen veiliger zijn dan binnendijkse gebieden bij extreme hoogwateromstandigheden. Dit is een belangrijke conclusie van onderzoek naar de kwetsbaarheid van buitendijkse gebieden voor overstromingen in de RijnmondDrechtsteden. Zeker, in het licht van klimaatverandering, voor de lange termijn. Rotterdam en het onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat hebben onderzoek gedaan naar de kwetsbaarheid van buitendijks gelegen gebieden als gevolg van klimaatverandering. In het kader van het onderzoek is onder meer een Flood Map Atlas met kaarten van overstromingsdieptes ontwikkeld. Hieruit blijkt dat overstroomde oppervlaktes toenemen door de klimaatverandering.
Veilig In de buitendijkse gebieden van de Rijnmond-Drechtsteden wonen ruim 65.000 mensen. Ook het Rotterdamse
oktober 2010 4
ROM_10_2010.indd 4
9/30/2010 6:47:33 PM
RO
van de bevolkingsdaling. In een krimpregio als Parkstad met een dalende mobiliteitsbehoefte voldoet het bestaande wegennet om bedrijvigheid aan te trekken en verkeer af te wikkelen. Ook de stelling van de provincie dat de Buitenring een positief effect heeft op de economische samenwerking met de grensregio Aken, en daarmee gunstig is voor de regionale werkgelegenheid, is volgens de inspectie niet onderbouwd. In die zin past de weg dan ook niet in het rijksbeleid voor stedelijke netwerken. ĂŠ Loek Kusiak Te genstanders van de we g geven uiting aan hun gevoelens.
Foto: Bert Janssen
kwetsbaarder door klimaatverandering Havengebied ligt buitendijks. Nu zijn deze buitendijkse gebieden relatief veilig vanwege de hoge ligging. Bij een veranderend klimaat zal in extreme omstandigheden, bijvoorbeeld door hogere waterstanden, de kwetsbaarheid van het buitendijkse gebied toenemen. In de haven blijkt de kwetsbaarheid vooral te liggen in de vitale infrastructuur voor elektriciteit, ICT en hoofdtransportroutes. Mochten zich extreme omstandigheden voordoen, dan is de stremming van goederen voelbaar tot ver buiten de regio. In het stedelijk gebied neemt de optredende schade significant toe wanneer klimaatverandering fors doorzet. Deze schades ontstaan opmerkelijk genoeg vooral aan inboedel en bijna niet aan de gebouwen, omdat het instortingsgevaar beperkt is en het fundament blijft staan.
No o rd e re i l a n d , R o t te rd a m .
Foto: Hannah Anthonysz
Verwoestende kracht De bevindingen in het onderzoek leiden tot de conclusie dat door de relatief hoge ligging buitendijkse gebieden weleens veel veiliger zouden kunnen zijn dan de poldergebieden achter de dijken. Overstroming van binnendijkse gebieden na een dijkdoorbraak gaat vaak gepaard met een grote verwoestende kracht. Dat is bij een buitendijks gebied niet
aan de orde. De stroomsnelheden van het water in de overstroomde gebieden blijken namelijk relatief laag te zijn.
Waterveiligheidsstrategie De onderzoeksresultaten bieden perspectief voor zowel de ontwikkeling van lokale als van regionale adaptatiestrategieĂŤn. Omdat
overstromingen vrijwel onvermijdelijk zijn, pleiten de onderzoekers voor een waterveiligheidsstrategie die zich niet alleen richt op het voorkomen van, maar ook rekening houdt met gecontroleerd toelaten van overstromingen. Bron: www.klimaatonderzoeknederland.nl.
oktober 2010 5
ROM_10_2010.indd 5
9/30/2010 6:47:41 PM
RO
Kwaliteit leefomgeving is verbeterd Twintig jaar beleid op het gebied van ruimte, natuur en milieu heeft succes gehad, zo concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving. Zo zijn steden weer aantrekkelijk geworden en door bundeling van functies als wonen en werken en werd het verlies van open ruimte in het landelijk gebied beperkt. Niet alle beleidsdoelen zijn echter gehaald, zo concludeert het planbureau in het rapport Balans van de Leefomgeving. Dit rapport werd 14 september in Den Haag gepresenteerd. De leefomgeving is sinds 1990 weliswaar verbeterd, maar grote problemen als de aantasting van de biodiversiteit, de (on)bereikbaarheid van de Randstad en de aanpak van het klimaatprobleem vragen
volgens het planbureau om slim beleid. Ook de samenhang in het beleid kan beter. Als voorbeeld noemen de onderzoekers de herstructurering van bedrijventerreinen binnen bebouwd gebied, die de doelstelling kunnen dwarsbomen om minimaal 40 procent van de groei van de woningvoorraad binnen bestaande steden te realiseren.
Stad Steden zijn sterker geworden door de bundeling van functies, door verdichting en vernieuwing. Daardoor is de leegloop van steden geremd en is het aandeel hoge en middeninkomens in de stad toegenomen. Hoe succesvol dat is, verschilt per stad (Amsterdam doet het bijvoorbeeld beter dan Rotterdam). Ook relatief nieuwe steden als Zoetermeer en
( O n ) b e re i k b a a r h e i d v a n d e R a n d s t a d i s n o g s te e d s e e n g ro o t p ro b l e e m
Foto: Roel Dijkstra
oktober 2010 6
ROM_10_2010.indd 6
9/30/2010 6:47:49 PM
RO
kleinere plaatsen als Culemborg kampen nog steeds met leefbaarheidsproblemen. De economische recessie vormt voor alle steden een probleem, want er wordt er minder geïnvesteerd in stedelijke vernieuwing. Er zijn nieuwe verdienmodellen nodig, stelde directeur van het planbureau Maarten Hajer tijdens de presentatie. ‘Het programmatisch bouwen, waarbij de overheid grote voorinvesteringen deed, werkt niet meer. Voor binnenstedelijk bouwen zal de overheid op zoek moeten naar nieuwe samenwerkingen met woningcorporaties en projectontwikkelaars, om de stad met kleinere projecten in te vullen.’
Landschap In het landelijk gebied signaleert het bureau andere uitdagingen. Zo worden de doelstellingen van bijvoorbeeld de EHS niet gehaald,
ook al is er tussen 1990 en 2009 80.500 ha aan beschermd natuurgebied bijgekomen. Het planbureau adviseert om het RO-instrumentarium beter in te zetten en daarmee vroegtijdig grond voor nieuwe natuur te reserveren. Ook pleit het voor het integraal afwegen van ruimtelijke belangen van rijk, provincie en gemeenten, die nu door de verschillende plannen te versnipperd is. De instrumenten uit nWRO en MIRT kunnen hier meer en beter worden ingezet, zo concludeert het planbureau. De tweejaarlijkse Balans voor de Leefomgeving komt in de plaats van de Nota Ruimte, Milieubalans en Natuurbalans. Het rapport is, met alle achterliggende onderzoeken, te raadplegen op www.pbl.nl/balansvandeleefomgeving. é Marieke Vos
Een ministerie voor Ruimte Welke opgaven staan het nieuwe kabinet te wachten als het gaat om ruimtelijk beleid? Die vraag stond centraal tijdens een debat over de ‘Toekomst Agenda Ruimte’, georganiseerd door het Nirov op 26 augustus in Nieuwspoort in Den Haag.
Drie oud-VROM-ministers, Sybilla Dekker, Ed Nijpels en Elco Brinkman, en Co Verdaas, gedeputeerde in Gelderland, gaven hierover hun visie. Allen zijn warm voorstander van integratie van VROM en VenW tot één ministerie van Ruimte. Dekker: ‘Ruimtelijke opgaven zijn complex geworden. Ze dwingen tot een integrale benadering. Je kunt bijvoorbeeld niet meer een gebied ontwikkelen zonder in een vroeg stadium de infra daarin mee te nemen. Eén ministerie maakt die integrale benadering beter mogelijk.’ Het kabinet moet ook kritisch kijken welke gebiedsontwikkelingen nog haalbaar zijn in deze economische crisis. ‘Prioritering is een vereiste’, zei Brinkman. Maar volgens hem kunnen we niet zomaar stoppen met de ontwikkeling van belangrijke uitleglocaties als Rijnenburg en de Zuidplaspolder. ‘We moeten de lange termijn voor ogen houden. Het stapsgewijs invullen van deze locaties is nu de aangewezen weg.’ Verdaas ziet binnenstedelijke verdichting als primaire opgave, ‘tenzij het niet anders kan en bouwen op uitleglocaties nodig is’. Dekker: ‘Ik denk aan 20 procent binnenstedelijk bouwen en 80 procent daarbuiten.’ Nijpels vond het gevaarlijk om percentages vast te leggen. Chris Kuijpers, dg Ruimte bij VROM, nam de adviezen ter harte. Ook zijn voorkeur gaat uit naar één ministerie voor Ruimte. Hij pleitte ook voor een nieuw ruimtelijk kader. ‘De economische crisis, de bevolkingskrimp en het toenemende belang van duurzaamheid maken dat noodzakelijk.’ é Karl Bijsterveld
oktober 2010 7
ROM_10_2010.indd 7
9/30/2010 6:48:03 PM
RO
A r n h e m s e s t a t i o n s o m g e v i n g : h e t o n t w i k k e l e n v a n h o o g w a a rd i g e w o o n - e n w e r k m i l i e u s .
Foto: Hans Huurdeman
Nationaal Steden Akkoord moet leefbaarheid grote steden zeker stellen De G32 hebben tijdens het traditionele Binnenhofontbijt gepleit voor een Nationaal Steden Akkoord. Een dergelijke overeenkomst tussen Rijk, grote steden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven moet de economische toekomst en de leefbaarheid van Nederland zeker stellen. Pak de maatschappelijke, economische en sociale problemen waar Nederland mee kampt, vanuit drie invalshoeken aan, stellen de G32: - Ruimte voor talent: structureel investeren in kennis en onderwijs en in het ontwikkelen van hoogwaardige woon- en werkmilieus. Steden moeten als toplocaties concurrerend zijn maar nog belangrijker is dat Nederland als geheel internationaal blijft meetellen. - Iedereen doet mee: sociale vangnetten blijven in stand ondanks voorgenomen bezuinigingen. Dit is mogelijk als de steden via decentralisatie de ruimte krijgen om hun verantwoordelijkheid op gebieden als zorg, werk en inkomen waar te maken. - Veilige en leefbare buurten: stel de verworvenheden van het grotestedenbe-
leid en de wijkaanpak zeker via nieuwe, meerjarige afspraken. Grootschalige stadsvernieuwing is niet meer aan de orde, wel lokaal maatwerk en het koppelen van fysieke maatregelen aan sociale actie. De vastgelopen woningmarkt moet in elk geval worden vlotgetrokken. Verder kunnen mensen prima zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap krijgen in hun eigen wijk of buurt. Veiligheid en leefbaarheid blijven daarbij uiteraard speerpunten van de overheid. ‘Juist in deze tijd moeten we zorgen dat we sterker uit de crisis komen,’ stelt voorzitter drs. H.M.F. Bruls. ‘En dat kan alleen door te investeren in de steden. Daar wordt het geld van Nederland verdiend, daar wonen de meeste mensen en liggen ook de grootste
uitdagingen. Deze materie overstijgt de thematiek van de kabinetsformatie en daarom stellen we hem nu ook aan de orde.’ Bron: www.G32.nl.
Erratum In het themanummer van ROmagazine over Erfgoed (ROM 7-8, 2010) staat bij de tekeningen op pag. 28 (artikel over Budel-Noord II: Het verleden herbestemd) geen bronvermelding. Dit moet zijn: Bron: Wouter Vos, Mikko Kriek en Hazenberg Archeologie.
oktober 2010 8
ROM_10_2010.indd 8
9/30/2010 6:48:11 PM
Nieuws uit Brussel
Resultaten Europese projecten duurzame stedelijke ontwikkeling URBACT, een Europees kennisuitwisselingsprogramma gericht op duurzame stedelijke ontwikkeling, heeft de resultaten van zes projecten op haar website gepubliceerd. Het gaat om projecten die erop gericht waren oplossingen te vinden voor de belangrijkste uitdagingen voor stedelijke gebieden, waaronder grensoverschrijdende samenwerking tussen steden, het managen van landgebruik en de ontwikkeling van huisvesting. Een van die projecten was Hopus. In dit project waaraan zes partners – waaronder de Technische Universiteit Delft – deelnamen, werd getracht een antwoord te vinden op de vraag of het mogelijk is bouw- en ontwerpprincipes te ontwikkelen waarmee een minimumstandaard gecreëerd kan worden voor een menselijke, samenhangende en duurzame openbare ruimte. Volgens de deelnemers aan Hopus kan het gebruik van ontwerpcodes het gat tussen stedelijke visie
De Britse stad Swindon waar het Ho p u s - p r i n c i p e i s to e ge p a s t
en het ontwerp van gebouwen overbruggen. Dit principe is bijvoorbeeld toegepast in de Britse stad Swindon. In overleg met de gemeenteraad maakte een projectontwikkelaar samen met een codeontwerpconsultant ontwerpcodes die vervolgens voor het hele masterplan – voor een project met 4500 woningen – werden gebruikt. Een ander afgerond project is Joining Forces, waarin Eindhoven een van de acht Europese partners was. In dit project werd nagegaan hoe het opstellen van strategieën en een goed overheidsbeleid op het niveau van stedelijke regio’s kunnen helpen om de belangrijkste uitdagingen voor stedelijke gebieden in Europa aan te pakken. Daarbij gaat het om de concurrentiepositie, cohesie en duurzaamheid. In de conclusies valt te lezen dat de nationale regering eerst een juridisch en/of politiek kader moeten creëren om succesvolle samenwerking binnen Europa op het gebied van stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken. Op alle niveaus, inclusief het Europese, moet
bovendien gewerkt worden aan een betere kennis en erkenning van de rol van de bredere stedelijke samenwerkingsverbanden als antwoord op wereldwijde uitdagingen. Van elk van de zes afgeronde URBACTprojecten zijn op de website van URBACT een feitenoverzicht, conclusies en aanbevelingen te vinden. Daarnaast worden er ook een aantal concrete oplossingen gepresenteerd die de deelnemende partijen tijdens de tweejarige projecten hebben gevonden. http://urbact.eu/en/header-main/news-andevents/view-one/urbact-news/?entryId=4954.
Steun uit Europese Milieufonds voor zes Nederlandse projecten Zes Nederlandse projecten krijgen geld uit het Europese Milieufonds Life+. Dat heeft de Europese Commissie bekendgemaakt. In totaal gaat het om een bedrag van 37,2 miljoen euro, waarvan de EU ongeveer de helft voor haar rekening neemt. Naast de zes Nederlandse projecten heeft de commissie nog 204 nieuwe projecten in andere EU-landen goedgekeurd. Met de 210 projecten is een totale investering van 515 miljoen euro gemoeid, waarvan de EU 249,8 miljoen voor haar rekening neemt. De andere helft moeten de initiatiefnemers zelf financieren. ‘Deze nieuwe projecten zullen niet alleen een aanzienlijke bijdrage leveren aan natuurbehoud en de verbetering van het milieu, zij zullen ook over heel Europa helpen bij de bewustwording van de belangrijke uitdagingen die ons op milieugebied te wachten staan, met name wat betreft biodiversiteit, waterschaarste en klimaatverandering’, aldus EU-commissaris Janez Potocnik (Milieu). Van de in totaal 37,2 miljoen euro voor Nederlandse projecten is 29 miljoen bestemd voor vier projecten op het gebied van milieubeleid en bestuur. De Nederlandse
oktober 2010 9
ROM_10_2010.indd 9
9/30/2010 6:48:19 PM
RO
Het Hiernogmaals Voorbij
Jongensdroom Onze tijd wordt getekend door de trits bezit-belang-behoud. Met elkaar hebben Nederlanders 300 miljard aan spaartegoeden uitstaan. Media doen melding van oprukkende mondiale concurrentie en politici staan in de rij om ons te vertellen hoezeer het nodig is om fors te bezuinigen. Ook Henk en Ingrid ontkomen niet langer aan het gevoel dat we ons bewegen op de top van onze welvaart. Beter dan dit krijgen we het nooit meer, althans in materiële zin. Een welhaast nationale reflex zegeviert boven ons verstand. We zitten boven op onze bezittingen, verdedigen onze belangen bij de Raad van State en sluiten verzekeringen af en risico’s uit. Op ruimtelijk vlak is de verhouding tussen ontwerpen en beoordelen inmiddels 1:17 wat betreft energie die we erin steken. Fatale beslissingen zijn daarin nagenoeg uitgesloten, maar vruchtbare daden ook. We beseffen maar al te goed dat de opperste vorm van reflectie, de overweging die elke overweging in heroverweging neemt tot in de n-de macht en bovendien nog eens gespiegeld, tot volstrekte stilstand leidt. Zonder ellende maar ook zonder genot. We bejubelen de schoonheid van Toscane en Thailand en weten dat die voor een deel voortkomt uit handelen in opdracht van de ziel van eerdere generaties. Zie met welk een schoonheid bouwsels in relatie tot elkaar zijn ontworpen, zonder voorafgaande toetsen en vastgestelde detailbestemmingsplannen. Hoofd, hart en handen trokken met elkaar op en gingen met elkaar het avontuur aan. Soms was het de kiem van een later monument, andere keren was het een fundament om later op door te gaan.
Wij hebben ruimte en tijd uit elkaar gerukt. Overheden stellen vast in de veronderstelling daarmee de voorliggende tijd te kunnen inpolderen. Wettelijk kan maar tien jaar worden dichtgetimmerd. Als ik terugkijk op de afgelopen tien jaar, kortom het eerste decennium van deze eeuw, zie ik een bliksemflits voor me. Een enorme turbulentie en voorbij voor je het weet. Het dringt nog amper tot me door dat we al 10% van de 21ste eeuw achter de rug hebben. Want wat hebben we bereikt ten opzichte van de 20ste eeuw, waarin de 21ste eeuw als volstrekt vernieuwende belofte gold? Hoog tijd eindelijk eens echt aan deze eeuw te beginnen. De huidige crisis is hiervoor een goed moment. Er staan bijna 200.000 woningen te koop, dus megalomane plannen voor uitleg kunnen in de kast. Leegstand van kantoren loopt op tot 20% en 3,5 miljoen banen zijn al plaatsen tijdongebonden en kunnen van huis uit worden beoefend. Middelen zijn plotseling mogelijk structureel schaars, waardoor grondprijzen dalen en grondwaarden massaal worden afgeschreven om de balans van ontwikkelaars en corporaties te ontlasten. De crisis is een buitenkans voor het opnieuw mogelijk maken van jongensdromen. Door tijdelijk, zeg tot maximaal twintig jaar, ruim te bestemmen, kunnen we ons gevoel weer meer laten prevaleren. Kleed bouwbesluiten voor tijdelijk bouwen drastisch uit tot een absoluut minimum en leg de verantwoordelijkheden en risico’s volledig neer bij de particulier. Doe hetzelfde voor tijdelijke natuur, cultuur, recreatie en verbindingen. Geef mensen weer de hoop op handelen en perspectief op een eigen toekomst. Het maakt energie los en is mogelijk zelfs een oplossing voor te veel persoonlijke energie die nu een uitweg vindt in evenementen en overlast. Bovendien kan het rentelasten op grond en vastgoed compenseren. Voor de acceptatie van tijdelijk bestemmen helpt het te weten dat van alle gebouwen slechts één procent de honderd jaar haalt. Tijdelijk bestemmen is dus niets anders dan vooraf accepteren dat alles tijdelijk is. Het is ruimtelijk omgaan met tijd.
é Peter van Rooy, oktober 2010
Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) krijgt geld voor een demonstratieproject rond een nieuwe methode om het verkeerslawaai in steden te beoordelen. Bij dit zogenaamde QSIDE-project wordt stedelijk verkeerslawaai gedetailleerd in kaart gebracht met een nieuwe methode. De gemeente Arnhem ontvangst financiële steun voor SEWEEX. Dat is een demonstratieproject van een nieuw energie-uitwisselingssysteem waarbij warmte van de riolering wordt overgebracht naar stedelijke gebouwen. De verwachting is dat de emissies van CO2, fijn stof en stikstofdioxide zo 78 procent lager komen te liggen dan wanneer gebruik zou worden gemaakt van fossiele brandstoffen. Verder gaat er geld naar een project van de Twee R Recyclinggroep dat moet aantonen dat er een ecologisch en economisch interessanter alternatief bestaat voor het verbranden of storten van asbest. Die methode bestaat uit het denatureren (onschadelijk maken door de eigenschappen te veranderen) van asbest. Tot slot is er het BLEUTEC-project van Bluewater Energy Services, dat de technische haalbaarheid en kosteneffectiviteit van een op bedrijfsschaal functionerende 1MWgetijdencentrale moet aantonen. Op het gebied van natuurbehoud draagt de EU bij aan twee nieuwe projecten waarmee in totaal 8,2 miljoen euro is gemoeid. Het eerste project is een project voor het herstel van de Noordduinen van de Stichting Landschap Noord-Holland. Bij dit project in het Natura 2000-gebied Duinen Den Helder-Callantsoog wordt geprobeerd dit deel van de Noordduinen nieuw leven in te blazen. Dat gebeurt door het afbreken van door het leger achtergelaten terreinverhardingen en gebouwen met als doel de natuurlijke habitat van deze vastgelegde kustduinen te doen herleven. Het tweede project is een project van de Vereniging Natuurmonumenten voor herstel van Nederlandse duinen. Daarbij gaat het om herstellen en uitbreiden van grijze duinen, witte duinen en vochtige duinvalleien in Voornes Duin, de grijze en witte duinen in het duingebied Goeree en Kwade Hoek en de grijze duinen, witte duinen, duinbossen en duindoornstruwelen en vochtige duinvalleien in Kennemerland-Zuid.
petervanrooy@accanto.nl é Boris Peters
oktober 2010 10
ROM_10_2010.indd 10
9/30/2010 6:48:26 PM
Ruimtelijk bekeken
Binnenhavens: nieuw voer voor gebiedsontwikkelaars
Let’s have(n) fun! Gebiedsontwikkeling met waterzicht: het is de natte ontwikkelaarsdroom. Voormalige stadshavens veranderen in woon-werkgebied met winkels en terrasjes. Maar eertijds bruisende havenbekkens mogen slechts slaperig verder als ‘staarwater’ of jachthaven. Echt Hollands havengedruis: kan dat het woongenot niet juist versterken?
‘V
ijfentwintig geweldige initiatieven, zomaar uit de markt. Wie had dat durven voorspellen?’ Enthousiast verhaalt gemeentelijk projectleider Dennis Laing van de ‘Vlaamse’ benadering die Hanzestad Deventer hanteert bij het Ontwikkelplan Havenkwartier en van de plannenstroom die daardoor loskomt bij gebruikers. Het Havenkwartier bevat spannend industrieel erfgoed, maar is verslonsd. Veel staat leeg. Multifunctioneel moet het worden, met, wonen, horeca, meer openbare ruimte en ‘herontdekking van de haven’. Maar hoe bereik je dat? Nadat in 2006 een top-down ‘Masterplan’ sneuvelde, gooide Deventer het roer om. Niet meer alles stedenbouwkundig ‘uitontwerpen’ en pats-boem realiseren,
maar terughoudend opereren: randvoorwaarden stellen voor een ‘organische’ stapsgewijze herstructurering, faciliteren van spontane deelinitiatieven, en… er zit geen deadline op! Recente beleidsnota’s ogen bijkans Amsterdams, met termen als ‘zelf- en samenbouw’, ‘stoer wonen’(in een silo) en ‘vrijplaats voor ideeën’. Laing: ‘Die aanpak prikkelt, is flexibeler en financieel minder riskant voor ons als grondeigenaar en doet meer recht aan de traditie en huidige dynamiek van het havengebied.’ Wa alhaeve, Ni jme gen
Genegeerd Nederland waterland, met 389 beroepsbinnenhavens en nog meer jachthavens. Maar in stedelijke ontwikkelings-
Foto: Michel Robles
èè
oktober 2010 11
ROM_10_2010.indd 11
9/30/2010 6:48:27 PM
Ruimtelijk bekeken
plannen speelden binnenhavens meestal geen rol. Plannenmakers zijn landrotten. Herstructurering gaat over bouwopgaven, groen en architectuur. Havengebied, dat stond voor: industrielawaai en andere milieucomplicaties. Onverenigbaar, kortom, met woon-werkachtige gentrification-projecten. Neem het Nijmeegse hoogbouwcomplex Waalhaeve uit 2005. Veel pr over ‘uitzicht op de rivier’, maar met het kleurrijke Waalhaventje had de locatiekeuze niets te maken: toevallig lag daar grond, met perspectief op vervolgontwikkeling. Behoudens de naam, is de ruimtelijke burenrelatie feitelijk genegeerd. Sterker: tussen woontorens en kade komt als extra barrière straks een verkeersweg.
Plannenmakers zijn landrotten Beroepsvaart en stadsbewoner: scheiden of vervlechten? Ook de Drechtsteden worstelen ermee binnen hun ‘Shipping Valley’-plan. Gewoonlijk wordt het scheiden. Geen woonfuncties tussen vrachtwagens en fabriekskabaal! Dus zijn de Dordtse Stadswerven geen vrachtkades meer…
Terrasjes Vreemd, eigenlijk. Van rijkswege zijn, na een ijverige binnenvaartlobby, miljoenen vrijgespeeld als impuls voor versjofelde, maar kansrijke ‘natte’ bedrijventerreinen en havenbekkens. Want na de crisisdip wordt groei van de binnenvaart verwacht. Maar zelfs de Nederlandse Vereniging Binnenhavens heeft havens nimmer aangeprezen als stedelijke parels, erkent NVB-secretaris Ton Roos. ‘U brengt mij wel op een idee. In stadswater is sowieso meer mogelijk rond distributie’. Roos wijst op de Utrechtse grachtenterrasjes, waar tapas etende dagjesmensen beurtelings gondels, de vuilnispraam en bierboten zien passeren. ‘En in Rotterdam zijn alle bouwmaterialen voor het nieuwe ‘groene’ Feyenoordstadion over water aangevoerd.’
Uitgesmeerd Het herinrichtingsontwerp voor het Maasbrachter Havenfront voorziet in woninghoogbouw, aantrekkelijker horeca en nieuwe wandelpaden langs de Maaskade, terwijl de beroepsvaart extra aanlegplaatsen krijgt. Vlakbij bouwt ook Rijkswaterstaat een ‘landmark’: een ultramoderne regiocentrale. ‘Havengericht wonen en recreëren, dat wordt de sfeer’, zegt projectmanager Roger Huntjens van gemeente Maasgouw. Grootscheepser wordt de herstructurering van het overvolle - dolfinarium, parkeerzee - Waterfront in Harderwijk. De stad wil de relatie tussen binnenstad, haven en water herstellen. Het Waterfrontplan omvat onder meer 1600 waterwoningen, een vernieuwde boulevard-metbinnenhaven en 3800 parkeerplaatsen. En iets verderop 22 hectare ‘nat’ bedrijventerrein, een extra jachthaven en nieuwe natuur. Maar het blijft oppassen, zeker in crisistijd. Niet alle hooggespannen verwachtingen komen uit. De Bredase statistieken vertonen weliswaar een stijging van het aantal toeristen sinds de stadswateren zijn ontdempt, maar de bezoekersbestedingen zijn juist 11 procent gedaald. Bergen op Zoom is met zijn onverkoopbare woonwijk-cumjachthaven Bergse Haven voor 50 miljoen het schip in gegaan. Arnhem heeft zijn ‘Rijnhaven’ visioenen laten varen. En Havenfront Maasbracht is, zegt Roger Huntjens, wijselijk opgeknipt, uitgesmeerd en net als in Deventer van dwingende deadlines ontdaan.
Charmes En kan meer. Mét de gelijktijdige vraag naar waterwonen, woon-werklandschappen en ‘echt stedelijke’ verdichtingslocaties, zijn de charmes van havenreuring herontdekt. Dagdroomwater is niet de enige optie, zo blijkt. Allerwegen worden historische havengebieden opgepoetst, recreatiehavens uitgebreid en commercieel kansarme binnenvaarthavens tot jachthaven omgebouwd. Steden als Breda en Leiden graven gedempte stadshavens en grachten weer uit en richten naar Utrechts voorbeeld horecakades in. Deventer gaat verder, evenals bijvoorbeeld Rotterdam (‘Stadshavens’), Vlaardingen en Maasbracht. Omvangrijke binnenhavengebieden veranderen door nieuwbouw en restauratie in multifunctionele stadszones met een expliciet ‘havengerichte’ vormgeving, gericht op recreatie en vernieuwende woon-werkgelegenheid.
oktober 2010 12
ROM_10_2010.indd 12
9/30/2010 6:48:43 PM
Stad & Milieu Sommige gemeenten, zoals Zeewolde, zoeken het in rood-voor-blauwe financiering. Maar in Zeewolde gaat het om de bestaande jachthaven Eemhof. Bij functieverbreding van voormalige natte bedrijventerreinen knellen vooral de milieuregels. ‘Vrachtverkeer is de kritische factor’, aldus binnenvaartvoorman Roos. Grote bedrijven staan eveneens in de weg. Zoals die betoncentrale in Goes. De gemeente wil het plaatselijke haventerrein omvormen tot ‘havengebied met gemengde functies’, inclusief 1800 woningen. Maar de betonfabriek vertrekt pas later… Toch loopt het ‘Goese Schans’ project voorspoedig: onder de interimwet Stad en Milieu. Van VROM kreeg Goes zelfs een Crisis- en Herstelwet stimuleringsbijdrage. Biedt de CHW misschien nog verdere mogelijkheden? ‘Voorlopig onnodig’, meent projectdirecteur Hans Veerman: ‘We zijn niet overtuigd dat het versnelling zou geven.’
Deventer heeft bij plan Havenkwartier helemaal afgezien van milieuregels omzeilen. Dennis Laing: ‘Alles past netjes
Geen woonfuncties tussen vrachtwagens en fabriekskabaal! bij de wettelijke cirkels. Wel mikken we op een niet-alledaagse creatieve, gebruikers-bewonersgroep, die de bedrijvigheid juist inspirerend vindt.’ é Michel Robles
S tadshaven en K a ai v a n h e t Z e e u w s e Ve e re , w a a r to e r i s m e , h o re c a , histor ie, j achthaven en parkeren dicht bi jeen zi jn gestopt
Foto: Michel Robles
oktober 2010 13
ROM_10_2010.indd 13
9/30/2010 6:48:45 PM
Ruimtelijk bekeken
Experimenteren in de ‘Tussentijd’ Steden zijn continu in ontwikkeling en dan zijn er onvermijdelijk plekken die niet worden gebruikt. Tijdelijke bestemmingen kunnen deze braakliggende ruimte omvormen tot levendige plaatsen waar mensen graag komen. Ze kunnen zelfs leiden tot een meer organische vorm van stadsplanning, waarin wordt geëxperimenteerd met functies om te ontdekken waaraan in een wijk behoefte is.
‘W
e openen de kunstspeelroute dit weekend. De gemeente wist in eerste instantie niet zo goed welk soort vergunning ze moest afgeven, want is het een kunstwerk of een speeltoestel?’ Claudia Schouten werkt als
We organiseren geen evenementen om een wijk tijdelijk op te leuken
B i j d e A fr ik a h av e n i s zelfs een tijdelijk natuurgebied aange wez en waarop p l a n te n - e n d i ersoor ten zich k u nnen ont wik kelen .
Foto: MR
cultuurscout bij het Kunstbedrijf Arnhem en is projectleider van ‘Tussenruimte, de kunst van het spelen’. In de Arnhemse wijk Presikhaaf zijn in vier maanden tijd op tien plekken tijdelijke kunstspeelplekken gecreërd. ‘Presikhaaf is een wijk uit de jaren vijftig, waar nu veel wordt gesloopt. Er zijn weinig speelplekken voor kinderen, terwijl er wel veel openbare ruimte is. Die ruimte gebruiken wij nu voor Tussenruimte.’
Kinderen uit de buurt gingen aan de slag met een kunstvakdocent om hun wensen vorm te geven, tien kunstenaars maakten daar vervolgens kunstspeelwerken van. Zo ontstond onder meer een boomhuis, een bamboebos en een ‘rolrups’: een gigantisch gevaarte dat kinderen kunnen rollen en waar ze zich in kunnen verstoppen. Die rolrups werd tijdens de opening door de buurt geduwd door een groep uitgelaten kinderen (zie het filmpje op www.tussenruimtepresikhaaf.nl).
Onderdoorgang wordt expositieruimte Claudia Schouten is niet de enige die zich in Arnhem bezighoudt met het tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen. Een halfjaar geleden richtte de directeur van het lokale architectuurcentrum CASA, Edwin Verdurmen, met architect Peter Groot het Departement Tijdelijke Ordening (DTO) op. ‘Een stad is altijd in transitie, er zijn plannen en procedures en voordat je het weet ben je tien jaar verder. In
oktober 2010 14
ROM_10_2010.indd 14
9/30/2010 6:48:47 PM
Regelgeving hindert tijdelijk gebruik Tijdelijke herbestemming van gebouwen kan een buurt een oppepper geven en nieuwe ideeën voor ontwikkeling opleveren. Maar de bestaande regel- en wetgeving maakt het opzetten van dit soort projecten niet gemakkelijk. Het kostte Sabrina Lindemann van Hotel Transvaal bijvoorbeeld meer dan een halfjaar om een tijdelijke vrijstelling van het bestemmingsplan te krijgen en de brandweer van haar plannen te overtuigen. Sommige kunstenaars vinden die rompslomp te groot en besluiten om hun projecten met guerrilla-achtige tactieken door te zetten. Voor Lindemann was dat geen alternatief. ‘Je gasten moeten veilig kunnen overnachten. Bovendien wilde ik langer op de lcoatie aanwezig zijn en een mentaliteitsverandering bij de gemeente realiseren. Daarvoor moet je met ze samenwerken.’ Ook bij DTO weten ze dat regelgeving tijdelijke bestemmingen danig in de weg kan zitten. ‘Voor een activiteit die een jaar duurt, kun je niet een halfjaar wachten op een wijziging van het bestemmingsplan’, aldus Verdurmen. Goede contacten met alle betrokkenen zijn daarom heel belangrijk. ‘Door ons vak en dankzij CASA hebben wij een breed netwerk, de gemeente denkt goed met ons mee.’ Een ander heikel punt bij tijdelijk hergebruik van ruimten is de angst van bestuurders en eigenaren dat de tijdelijke bestemming weleens blijvend kan worden. Ook hier is volgens Verdurmen vertrouwen en ‘elkaar kennen’ van groot belang.
Arnhem liggen sommige plekken al decennia braak. Daar wilden we wat mee doen’, legt Verdurmen uit. DTO organiseert zelf tijdelijke projecten in de stad en wil een platform zijn om kennis over tijdelijke bestemmingen te delen. Eerder vormde CASA, samen met het kunstenaarscollectief G.A.N.G. en Ontwerp Platform Arnhem, een verlaten onderdoorgang naar een parkeergarage om tot expositieruimte. ‘We hebben doorzichtige wanden gezet binnen de envelop van het gebouw, waardoor we geen bouwvergunning nodig hadden’, zegt Verdurmen. ‘Bovendien noemden we het een kunstproject. Dan is veel mogelijk, zelfs een tijdelijke horecafunctie’, vult architect Groot aan. DTO werkt nu onder meer aan een Transitiekaart: een kaart van Arnhem waar alle leegstand op is aangegeven, inclusief informatie over onder meer eigenaar en bestemmingsplan. Een eerste versie is bij de organisatie al op een groot touchscreen te bekijken. De informatie wordt gebruikt om partijen te koppelen aan een plek voor tijdelijk gebruik. ‘We doen dat
samen met de gemeente, met makelaars en projectontwikkelaars’, aldus Groot. Tijdelijke bestemmingen kunnen namelijk belangrijk zijn voor de inrichting van een stad. ‘Je kunt experimenteren en zien waar op een bepaalde plek behoefte aan is.’
Ho te l Tra n s v a a l , I n d i a s e k a m e r. Den Ha a g
De ‘tussentijd’ als proeftuin Een mooi voorbeeld van het laatste is het tijdelijk centrumplein dat DTO inrichtte in de Arnhemse Vinex-locatie
We moeten meer naar een flexibele en ‘open source’-vorm van stedenbouw toe Schuytgraaf. In deze wijk is een groot deel van de woningen gereed, maar in het centrum is nog niets. Verdurmen: ‘Wij hebben daar een plein neergelegd met portacabins voor kunstenaars. Nu blijkt echter dat die niet vanzelf komen, dus een deel van de mobiele ruimtes is inmiddels verhuurd aan initiatieven uit de wijk zelf. Zoals kinderopvang.’ Een volgende uitdaging voor DTO is het verbinden van het Arnhemse centrum met de rivier. Dit zogenoemde Rijnbooggebied wordt herontwikkeld. ‘Er is daar veel leegstand en weinig groen. Wij willen het plekje voor plekje aanpakken met tijdelijke bestemmingen, zodat mensen die route graag gaan nemen’, zegt Verdurmen. Groot: ‘Als je je bezighoudt met tijdelijke bestemmingen, dan zie je de stad als één groot experiment.’
Hotelkamers in slooppanden Ook Sabrine Lindemann van het projectbureau OpTrek en drijvende kracht achter het inmiddels gesloten Hotel
èè
oktober 2010 15
ROM_10_2010.indd 15
9/30/2010 6:49:02 PM
Ruimtelijk bekeken
Tijdelijke natuur Braakliggende terreinen kunnen ook worden ingericht als tijdelijke natuurgebieden. Maar veel gemeenten en projectontwikkelaars schoffelen de grond regelmatig om uit angst voor de komst van beschermde planten- en diersoorten. In het verleden is daardoor te vaak een streep door een bouwproject gezet. Op initiatief van enkele natuuradviesbureaus, het InnovatieNetwerk en het ministerie van LNV kan er sinds kort voor de inrichting van een tijdelijk natuurgebied vooraf ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Als de plek weer nodig is, kan deze daardoor zonder veel problemen worden bebouwd. Het eerste tijdelijke natuurgebied van acht hectare is afgelopen juni in het Amsterdamse havengebied geopend. De eerste (beschermde) rugstreeppadden en kleine plevieren zijn er al gesignaleerd. Andere gemeenten en ontwikkelaars hebben ook interesse getoond in de nieuwe regeling. Zo wordt binnenkort in Almelo een tijdelijk natuurgebied aangelegd op een toekomstig bedrijventerein.
Transvaal in Den Haag, ziet tijdelijk gebruik van lege plekken als een manier om te experimenteren met nieuwe functies en gebruikers. ‘We organiseren geen evenementen om een wijk tijdelijk op te leuken. We willen vooral mensen op een andere manier over de ontwikkeling van buurten laten nadenken. Bestuurders zijn gewend om met eindbeelden te werken die vertellen hoe een plek over vijftien jaar gebruikt wordt. Maar die manier van stadsplanning is volkomen achterhaald. We moeten meer naar een flexibele en ‘open source’-vorm van stedenbouw toe. In het Laboratorium voor de Tussentijd dat ik met architect Iris Schutten heb ontwikkeld, denken we daar ook over na.’
Den Ha a g , Tra n s v a a l
Van voorjaar 2007 tot najaar 2008 bouwde Lindemann in samenwerking met kunstenaars en ondernemers uit de Haagse achterstandswijk Transvaal een aantal sloopwoningen om tot bijzondere hotelkamers. De overnachtingsplekken lagen verspreid door de buurt. Bij bestaande cafés en restaurantjes kon worden ontbeten, geluncht of een pilsje worden gedronken. Bovendien werden lokale ondernemers ingeschakeld voor het inrichten van hotelkamers, het
klussen aan de huizen of het wassen van het wasgoed. Meer dan zeshonderd mensen sliepen uiteindelijk één of meer nachten in één van de bijzondere hotelkamers in Transvaal. Onder hen was ook een flink aantal stedenbouwers en lokale politici, die zich verwonderden over de creativiteit en overlevingskunst van bewoners in deze achterstandswijk.
Te veel focus op imagoverandering Lindemann had haar project graag tot 2015 willen voortzetten. Dan moet de herstructurering in Transvaal zijn afgerond. Het hotel had dan ook meer invloed gehad op de wijk en een bijdrage kunnen leveren aan de sociale samenhang in de buurt. Maar de gemeente wilde vooral geld stoppen in korte tijdelijke activiteiten met een grote nieuwswaarde. En door een wisseling in de directie bij woningcorporatie Staedion, die de sloopwoningen in bruikleen gaf, verdween ook daar veel enthousiasme voor het project. Lindemann besloot daarom na anderhalf jaar samen met de organisatie achter Hotel Transvaal de stekker uit het project te trekken. ‘Veel bestuurders waren vooral gefocust op imagoverandering. Ik had gehoopt dat ze ook op een andere manier naar de kansen van de wijk zouden kijken.’ Toch vindt ze haar project niet mislukt. ‘In Groningen is onlangs een soortgelijk initiatief opgezet en onder stedenbouwers is discussie ontstaan over alternatieve vormen van stadsontwikkeling. Bovendien wordt met de gemeente gepraat over een vervolgproject waarbij we twee jaar lang een leegstaand gebouw organisch willen laten transformeren. Door de crisis ligt de vernieuwing van de wijk namelijk stil.’
Dreiging van ‘gentrification’ De aanpak van Lindemann kan wel op kritiek van vooral linkse actievoerders rekenen. Zij verwijten kunstenaars als haar mee te werken aan de gentrification (‘veryupping’) van achterstandswijken. Lindemann begrijpt de stellingname wel, maar ziet de kwestie minder zwart-wit. ‘Een wijk als Transvaal heeft verandering nodig. Maar je moet natuurlijk vragen blijven stellen bij de wijze waarop dat gebeurt. Tegelijkertijd hoef je hier niet bang te zijn dat het een hippe plek wordt, zoals met sommige Amsterdamse wijken is gebeurd. Als bewoners er worden verdrongen, komt dat eerder door de huidige stedelijke vernieuwing dan door een kunstproject.’ é Jaco Boer en Marieke Vos
oktober 2010 16
ROM_10_2010.indd 16
9/30/2010 6:49:03 PM
De Smaakmakers
ROmagazine is in 2010 gestart met de rubriek De Smaakmakers; markante mensen uit de wereld van de ruimtelijke ordening die in een interview met ROmagazine hun visie voor het voetlicht brengen.
Marleen Kaptein
Waardevolle lessen EVA Lanxmeer nauwelijks opgepakt De Culemborgse wijk EVA Lanxmeer is een pareltje van ecologische stedenbouw. De wijk geldt als de meest duurzame van Nederland. Wekelijks komen delegaties uit binnen- en buitenland langs om inspiratie op te doen. Toch heeft dit voorbeeld weinig navolging. Initiatiefneemster en bewoonster Marleen Kaptein legt zich erbij neer. ‘Wat betekent duurzaamheid? Dat is niet alleen een “dubo” woning met goede isolatie en laag energieverbruik, maar in bredere zin gericht op welzijn. Door het mengen van meerdere functies, integreren van architectuur, landschappelijke en milieukwaliteiten in een stedenbouwkundig plan. Zoiets vergt integraal denken en werken bij planvorming en uitvoering.’
A
an de rand van het Gelderse Culemborg, rondom de watertoren en tegen de appelboomgaarden aan, ligt een opvallend aangename woonwijk. Parkeren doe je aan de rand, de wijk is autoluw. Scholen staan midden in de wijk, zodat spelende kinderen op het schoolplein voor de nodige levendigheid zorgen. De groene openbare ruimte loopt vrijwel onopvallend over in het privédomein van de bewoners. Meteen dringt het beeld zich op van een leefgebied, waar mensen met plezier wonen, werken en spelen. Marleen Kaptein bevestigt dat. ‘Het is hier goed toeven voor jong en oud. De inrichting van de wijk in hoven (clusters van zo’n dertig woningen) met naast privétuinen ook gezamenlijk beheerde binnentuinen draagt daar veel aan bij. Mensen blijven hier dan ook veel langer wonen dan gemiddeld.’
‘ He t z a l e e n h e l e op gave worden om organisaties die to t vo o r k o r t a l l e e n m a a r d achten in te r men van winstmaximalisatie om te laten denken in te r men v a n k w a l i te i t s m a x i malisatie.’
Kleinschalig Naast gemoedelijk en groen is EVA Lanxmeer een vrijwel compleet duurzame wijk, gelegen rondom het waterwingebied van Vitens. Ten noorden van de beschermingszone mocht niet geheid worden om de grondwaterstromen niet te verstoren. Daarom is hier is gekozen voor houtskeletbouw op een fundering van schuimbeton, legt Marleen Kaptein uit. Het hout is FSC-gecertificeerd, de isolatiematerialen zijn milieuvriendelijk, bergingen zijn voorzien van vegetatiedaken, de parkeerplaatsen en wandelpaden zijn belegd met lavasteen. Alle woningen zijn uitstekend geïsoleerd en voorzien van lage temperatuur wand- en vloerverwarming. Zonnecollectoren op de daken zorgen voor de warmwaterhuishouding, met gasboilers voor naverwarming. Een groot deel van de daken is belegd met fotovoltaïsche cellen voor èè
oktober 2010 17
ROM_10_2010.indd 17
9/30/2010 6:49:05 PM
De Smaakmakers
opwekking van elektriciteit. De waterhuishouding is vrijwel helemaal gesloten. Kaptein: ‘Door beperking van de verharding en toepassing van greppels kan veel regenwater infiltreren in de bodem. Regenwater afkomstig van daken wordt opgevangen in vijvers. Het grijze huishoudelijk afvalwater wordt lokaal gezuiverd in grote helofytenfilters en daarna weggeleid naar oppervlaktewater. Alleen toiletwater gaat nu nog naar het gemeenteriool.’
Er zijn legio voorbeelden in den lande van projecten waar de marktvraag verkeerd is ingeschat Basis van het succes van de ecologische wijk met rond de 250 woningen en ongeveer 800 bewoners is het geloof dat een kleinschalige aanpak en de betrokkenheid van de bewoners een belangrijke voorwaarde is om integraal en duurzaam te werken, stelt Marleen Kaptein. ‘Ik heb nooit geloofd in het idee dat je Vinex-wijken van 30.000 woningen op een duurzame manier kunt bouwen. Er was slechts een budget van 3.000 gulden extra per woning beschikbaar. Daar doe je niet zoveel mee. Bovendien is de maat veel te groot en je sluit totaal niet aan op de individuele woonwensen van de toekomstige bewoners.’
Doortastend Het idee voor een ecologische woonwijk als landelijk voorbeeld is in 1993 ontstaan na de bekendmaking van de plannen voor de Vinex-locaties. Om duurzaamheid breed op de kaart te zetten moesten 800.000 woningen worden gebouwd in twintig jaar. In de zelfde tijd verscheen het NMP2 waarin de overheid teleurgesteld concludeerde dat de consument en het mkb zo moeilijk bereikbaar waren om hun milieubeleid aan te verkopen. Marleen Kaptein was ervan overtuigd dat er daarvoor andere instrumenten nodig waren dan Postbus 51-spotjes met de boodschap ‘een beter milieu begint bij jezelf’. Eind jaren tachtig was ze verbonden aan de TU Delft bij een researchgroep voor ‘Open Bouwen’ waar ze zich specialiseerde in bewonersparticipatie bij het ontwerpen van plattegronden in de sociale woningbouw. Met een groep specialisten werkte ze aan plannen voor een voorbeeldproject, gericht op een breed publiek. Daar kwam een concept voor een ecologische woon- en werkwijk uit voort, met een kant-enklaar waterconcept en energieconcept erbij inbegrepen. ‘Er was zoveel animo, zoveel expertise voorhanden. We hadden al tachtig belangstellende bewoners nog voordat er een locatie bekend was. Achteraf gezien leek het echt alsof de tijd er rijp voor was. De toenmalige directeur Sector Ruimte van Culemborg, ir. Jan Goed, vond het een fantastisch idee en vroeg ons eens te komen praten. Hij geloofde oprecht in duurzame ontwikkeling. De gemeente voerde al een groen
beleid en het college was geïnteresseerd in participatie van de bevolking. De locatie die ervoor in aanmerking kwam, was uniek: rondom het waterwingebied van de stad en direct gelegen aan het NS-station.’ Basis van het succes was dat de gemeente het concept van de stichting toejuichte, heel doortastend de grond meteen kocht toen de gelegenheid zich voordeed en de opgerichte stichting als partner accepteerde. De Projectgroep EVA-Lanxmeer zorgde voor de gezamenlijke uitvoering van het EVA-concept, legt Marleen Kaptein uit. ‘Eind 1998 besloot de gemeente geen ontwikkelaar uit te nodigen, maar zelf opdrachtgever te zijn voor de eerste honderd woningen, tot aan het definitief ontwerp. Dit op voorwaarde dat zestig procent van de woningen op voorhand verkocht en verhuurd zou zijn. Daar voldeden we met gemak aan.’
Participatie Veel ontwikkelaars zullen gruwen van het idee dat ze met bewoners aan tafel plannen moeten bespreken. Het staat lijnrecht tegenover de jarenlang gevolgde traditie van ‘turn-key’ verkopen van woningen aan de consument. ‘Het is een kwestie van organiseren’, reageert Marleen Kaptein resoluut. ‘Mijn ervaring met het open bouwen bij de TU Delft was dat je de bewoners heel goed kunt laten meedenken over de plattegrond van hun woning, mits je de procedure strak leidt. In het EVA-concept hebben belangstellenden (“mogelijk toekomstige bewoners”) een eigen rol naast experts op het gebied van stedenbouw, landschap, architectuur, energie en water. Eerst hebben we een serie workshops georganiseerd om de mensen goed te informeren over het EVA-concept en hen in staat te stellen hun eigen ideeën en wensen te formuleren. De kwaliteit van “het bewonersboek”, dat daaruit voortkwam, maakte grote indruk op alle professionals. Verder hebben de belangstellenden nog enkele malen feedback kunnen geven tijdens de ontwerpfase van het stedenbouwkundig plan.’ De grote winst van bewonersparticipatie, behalve dat het veel meer woonplezier oplevert, is dat er voortdurend nieuwe ideeën en initiatieven ontstaan, aldus Kaptein. ‘Mensen die ergens met plezier wonen, eigenen zich die plek toe. Ze onderhouden hun huis beter, zorgen goed voor de omgeving.’ Ze wijst op de Gaudi-muur bij een van de scholen, geïnspireerd op de Catelaanse architect/kunstenaar. ‘Het idee daarvoor kwam van een van de bewoners tegenover de school. In plaats van de geplande beukenhaag om het schoolplein stelde ze voor om een afscheiding te maken in de vorm van een Gaudi-achtige drakenmuur. Gedurende drie jaar hebben leerlingen van groep acht, die afscheid van school namen, onder leiding van een metselaar een stuk van de muur gebouwd. De muur is versierd met mozaïeken waarin zelfgemaakte tegeltjes met hun namen zijn verwerkt. Een geweldig leuk en leerzaam idee!
oktober 2010 18
ROM_10_2010.indd 18
9/30/2010 6:49:09 PM
Zo zijn er talloze voorbeelden van bewonersinitiatief. De door bewoners opgerichte Stichting Terra Bella beheert een groot deel van het openbare groen. Sinds vorig jaar heeft Lanxmeer ook een eigen energiebedrijf Thermo Bello, die het beheer van de lokale stadsverwarming heeft overgenomen van waterbedrijf Vitens.
Lessen Gegeven het succes en de grote belangstelling voor de ecologische wijk rijst de vraag waarom de gemeente Culemborg niet meer pronkt met dit succes en het verder toepast. Een vraag, die ook wordt opgeworpen in het boekje van het Nirov ‘Gezond, leefbaar en veilig’. De wijk Parijsch, de laatste grote uitbreiding aan de noordkant van de gemeente, is toch weer op de klassieke manier door ontwikkelaars neergezet. Kaptein: ‘Toekomstige kopers en huurders een paar vragen stellen en een rijtje huizen van verschillende gevels voorzien is margewerk, als je het vergelijkt met de integrale manier en de volledige betrokkenheid van de bewoners in het geval van Lanxmeer. Er is gebrek aan vertrouwen in participatie omdat het vooral als ballast wordt gezien in plaats van als bron van kracht en expertise. Het is ook een complex proces.’ Echte duurzame ontwikkeling komt zo moeilijk van de grond omdat het een integrale aanpak vereist. Dat is volgens Marleen Kaptein de tweede belangrijke reden waarom Lanxmeer zo weinig navolging krijgt. ‘Een van onze doelstellingen was om de kennis en ervaringen die we hier met Lanxmeer hebben opgedaan over te dragen aan andere gemeenten. Sinds de oplevering van de eerste woningen in 2000 hebben wij honderden groepen uit binnen- en buitenland ontvangen en aan talloze interviews en onderzoeken meegewerkt. Veel medewerkers van gemeenten gaven tijdens excursies aan behoefte te hebben aan verdieping en bijscholing over duurzaamheid. Bij de start van het project meenden wij een brug te kunnen slaan tussen het beleid van de overheid en mensen in de samenleving. De verwachting was – en dat was kennelijk naïef – dat “de overheid” je dan ook als bondgenoot zal beschouwen en die kennisoverdracht mede zal faciliteren. Integendeel. Wij worden nog steeds regelmatig geacht gratis mee te werken aan alle brochures, rapporten, video’s en websites waarin over Lanxmeer is gepubliceerd… maar daar zijn kennelijk geen budgetten voor.’
Kwaliteit Het begrip duurzaamheid wordt nog altijd veel te beperkt ingevuld en meestal geassocieerd met ‘minder’. Minder water, minder energie. Onzin en onterecht, zegt Marleen Kaptein stellig. ‘Luister maar naar mensen als Wubbo Ockels. Er is energie zat. Waar het om gaat is dat je het anders aanpakt en duurzaam gaat benutten. Waarom is dat zo moeilijk? Jacqueline Cramer, best een goede en zeker deskundige
milieuminister, kreeg het ook niet voor elkaar. Uiteindelijk bepaalt de minister van Economische Zaken in dit land hoe we onze energie opwekken. En dus komen er weer kolencentrales. De positie van EZ zit echte doorbraken in de weg.’ Ze heeft weinig hoop voor de komende tijd. ‘De reorganisatie van het overheidsapparaat staat hoog op de lijst van politieke prioriteiten, wat betekent dat je niet bezig bent met de toekomstige energievoorziening. Wat zijn onze nieuwe verdienmodellen voor de toekomst? Nog steeds is het voor
Het is een misverstand dat je de bewoners niet kunt laten meedenken traditioneel denkende ontwikkelaars en gemeentebestuurders moeilijk om aan andere doelgrepen dan gezinnen te denken. Dezelfde mensen die twintig jaar geleden riepen “Laat ons die Vinex maar voor onze rekening nemen. Wij weten wat de mensen willen”, hoor je nu zeggen dat een project van zeventig woningen toch wel heel aantrekkelijk is. Nu zie je in alle vakbladen en publicaties steeds meer aandacht voor de economische waardering van welvaartseffecten en overheidsinvesteringen. Waarom is het zo ingewikkeld om omgevingskwaliteit in economische termen te vatten? Als je met oogkleppen blijft kijken, zie je dat inderdaad niet. De kans bestaat dat ze gedwongen door de crisis nu wel moeten, maar in wezen is het bespottelijk. Het is de decadentie ten top dat je juist in goede tijden, zoals in de jaren negentig, alleen maar oog hebt voor meer-meer-meer.’ é Marcel Bayer
oktober 2010 19
ROM_10_2010.indd 19
9/30/2010 6:49:09 PM
Hoor & Wederhoor
Nieuwbouw aan stadsranden leidt vaak tot eenzijdige wijkbevolking
Gevarieerdere wijk na herstructurering H
erstructurering van bestaande woonwijken, waarbij verouderde, sociale huurwoningen worden gesloopt en vervangen door nieuwe koopwoningen, leidt tot een meer gemengde wijkbevolking, gelet op inkomens, huishoudtypen en etniciteit. Door de nieuwe woningen trekken bewoners met een midden- en hoger inkomen niet weg uit de wijk en kiezen huishoudens van buiten de wijk met midden- en hoge inkomens (zowel autochtonen als allochtonen) vaker voor deze wijken. Dit effect wordt voor een deel teniet gedaan door nieuwbouwwijken aan de stadsranden, zoals Vinex-wijken. Gezinnen met hogere inkomens trekken vanuit de stadswijken naar deze nieuwe wijken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) pleit daarom voor een betere afstemming van de woningbouw- en herstructureringsprogramma’s op regionaal niveau.
In Den Ha a g is re latie f veel nieuwbouw gepleegd aan de randen van de stad.
Foto: MR
Het Planbureau voor de Leefomgeving onderzocht, in samenwerking met de Universiteit Utrecht en het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI), de verhuisstromen die in de periode 1999-2005 zijn teweeggebracht door nieuwbouw in de stadsgewesten Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg, Groningen en Arnhem. De resultaten
zijn vandaag gepubliceerd in het rapport ‘Nieuwbouw, verhuizingen en segregatie’. Dit onderzoek brengt voor het eerst in beeld wat de effecten zijn van nieuwbouw en herstructurering op de bevolkingssamenstelling van bestaande stadswijken.
Meeste segregatie naar inkomen en huishoudtype In Den Haag en Utrecht is relatief veel nieuwbouw gepleegd aan de randen van de stad. In deze nieuwe wijken wonen vooral gezinnen met midden- en hogere inkomens, die voorheen woonden in andere, vaak aangrenzende woonwijken in de stad. In deze bestaande wijken blijven vooral lagere inkomensgroepen en alleenstaanden achter. De segregatie naar inkomen en huishoudens is in Den Haag en Utrecht dan ook het sterkst. De segregatie van niet-westerse allochtonen is in deze steden nauwelijks toegenomen. Weliswaar zijn allochtonen (met name Turken en Marokkanen) ondervertegenwoordigd in de nieuwbouwwijken, maar hun aandeel stijgt. In Rotterdam, Groningen en Arnhem, waar relatief veel nieuwe woningen zijn gebouwd in bestaande (aandachts)wijken, is de segregatie van lage inkomensgroepen en niet-westerse
oktober 2010 20
ROM_10_2010.indd 20
9/30/2010 6:49:10 PM
Kwaliteiten in gebied als uitgangspunt Binnenstedelijke ontwikkeling is veelal zo complex dat het resulteert in onnodig langdurige planvormingsprocessen. Door te werken vanuit de doelgroep en de kwaliteiten van de specifieke locatie zullen projecten succesvoller zijn. Wat moet er anders? Doordat het gaat om een bestaande situatie zijn omwonenden in binnenstedelijke ontwikkelingsprojecten zeer belangrijk. Juist deze groep mensen weet als geen ander wat er op die plek gebouwd moet worden. Nu worden zij vaak laat in het proces betrokken, terwijl het zich zeker terugbetaalt om hen direct vanaf het begin te betrekken. Zo ontstaat er meer betrokkenheid en draagvlak. Met als gevolg dat het proces sneller wordt doorlopen. Een ander verbeterpunt in binnenstedelijke projecten is een herinrichting van het beleidsproces. Nu ontstaat er vaak beleidsfragmentatie: vanuit verschillende hoeken wordt er aan de locatie getrokken (sociale veiligheid, duurzaamheid, bereikbaarheid, menging van functies, etc.). Ambities en doelstellingen worden geprojecteerd op een gebied. Een vervuild bedrijventerrein moet bijvoorbeeld het meest duurzame en groenste stukje van de stad worden. We moeten dit omdraaien door te beginnen bij de kwaliteit van de locatie: wat heeft het te bieden om aantrekkelijk te zijn en wie zou er willen wonen? Daar moet het plan uit ontstaan. Tot slot moet er een partij zijn die duidelijk de lijn vasthoudt, ook over verschillende bestuurlijke periodes heen. Afhankelijk van het project kan dit een gemeente zijn of een regionale overheid. Belangrijker is het uitgangspunt van deze regisseur ten alle tijden moeten zijn: hoe maken we het realiseerbaar. In plaats van wat het nu vaak is: hoe halen we het maximale uit de sectorale ambities?. é Diana de Jong is directeur Gebiedsontwikkeling bij Bouwfonds Ontwikkeling
allochtonen afgenomen. Van alle onderzochte steden is in Tilburg de segregatie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders het meest toegenomen. In deze stad is weinig geherstructureerd. Vele autochtonen zijn uit de armere stadswijken getrokken naar nieuwbouwwijken. Allochtonen (vooral Turkse en Marokkaanse Nederlanders) bleven achter in de bestaande wijken. Het proces dat ook allochtonen naar de nieuwbouwwijken trekken is hier dus in de onderzochte periode nog niet op gang gekomen.
Midden- en hogere inkomensgroepen Het gemiddelde inkomen van huishoudens die naar aandachtswijken verhuizen is lager dan van huishoudens die deze wijken verlaten. Aandachtswijken functioneren als opstap voor vooral startende huishoudens. Zij vestigen zich in de wijk, maken carrière en verlaten de wijk weer. Vooral autochtonen en gezinnen verhuizen vanuit aandachtswijken; alleenstaanden en 65-plussers blijven achter. Allochtonen verhuizen vaak binnen de aandachtswijken. Door verouderde huurwoningen in aandachtswijken te vervangen door nieuwe koopwoningen, blijven de ‘sociale stijgers’ vaker in de wijk wonen en vestigen zich hier ook huishoudens met hogere inkomens. Dit zijn zowel autochtonen als allochtonen. Door de komst van de autochtonen neemt het aandeel allochtonen in deze wijken af. De wijk krijgt zo een meer gevarieerde bevolkingssamenstelling.
Aandachtswijkenbeleid In de periode 2010 - 2020 moeten in Nederland nog zo’n 800.000 woningen worden gebouwd. Enerzijds om het groeiende aantal huishoudens te kunnen huisvesten, anderzijds om verouderde woningen te vervangen. Deze nieuwbouw leidt tot verhuisstromen en die leiden weer tot verandering van de bevolkingssamenstelling van wijken. Het huidige aandachtswijkenbeleid van het Rijk is er onder meer op gericht om segregatie tegen te gaan. Ook gemeenten beogen met herstructurering, naast andere doelstellingen, een te hoge concentratie lage inkomensgroepen tegen te gaan. Nieuwbouw aan stadsranden kan dit effect echter weer teniet doen, omdat de gezinnen met hogere inkomens de stadswijken verlaten en naar de nieuwe woonwijken trekken. Het planbureau pleit er daarom voor om de huidige verstedelijkingsafspraken tussen Rijk en provincies te verbinden met het aandachtswijkenbeleid. Vooral ten aanzien van stadsuitbreidingslocaties zullen stedelijke gemeenten en stadsregio’s goed moeten nadenken over welk type woningen waar wordt gebouwd. Al te eenzijdige toevoegingen aan de woningvoorraad leiden tot selectieve verhuisstromen vanuit de bestaande en meestal aangrenzende woonwijken en tot een weinig gemengde wijkbevolking in de nieuwbouwwijken.
oktober 2010 21
ROM_10_2010.indd 21
9/30/2010 6:49:20 PM
Trend
Mainports op een kruispunt De havens van Rotterdam en Amsterdam en de luchthaven Schiphol staan voor nieuwe uitdagingen. Hun ruimte om te groeien wordt steeds schaarser en hun imago van ‘motor van de economie’ dreigt achterop te raken. Tijd voor een ander groeimodel, met minder focus op tonnen vracht en miljoenen passagiers en meer aandacht voor duurzaamheid en slimme combinaties.
I
n de ro-wereld praat iedereen over de noodzaak van verdichting en slimmer omgaan met de ruimte. De vraag is of dat ook geldt voor onze lucht- en zeehavens. Niet echt, op het eerste gezicht. Schiphol behoort tot de meest ruimte-extensieve internationale luchthavens ter wereld. In de havens van Rotterdam en Amsterdam liggen ruimbemeten kavels, naast grote stukken grond die wachten op nieuwe klanten. Je kunt tegenwoordig een aangename, goed gemarkeerde fietstocht door de Amsterdamse haven maken en daarbij meer konijntjes dan vrachtwagens tegenkomen. Bij de Afrikahaven is zelfs een tijdelijk natuurgebied aangewezen waarop planten- en diersoorten zich kunnen ontwikkelen, een planologische primeur.
Kentering
Haven Amsterd am
Foto: Martin de Jong
De aanleg van de tweede Maasvlakte, de toezegging voor een nieuwe zeesluis bij IJmuiden en de reserveringen voor uitbreiding van Schiphol en het Westelijk Havengebied bewijzen dat de ruimtevraag van de mainports nog niet is
gestild. Maar er is een kentering zichtbaar. Ook de mainports ontkomen niet aan een verantwoorder ruimtegebruik. Ze zoeken een intensivering van hun grondgebied en een sterkere band met de omliggende steden. De mainport van de toekomst zal een ‘normaler’ deel van de stad uitmaken, een locatie waarop wordt geïnvesteerd in nieuwe kennis en technologie. ‘Duurzaam ruimtegebruik is geen franje, maar noodzaak. We kunnen het ons niet veroorloven om sloppy met de ruimte om te gaan,’ zegt Marleen van de Kerkhof, hoofd Strategie en Onderzoek bij de Haven Amsterdam. Afgelopen jaar liet het havenbedrijf onderzoeken hoe het grondgebied slimmer kan worden benut. Er kwamen zestig maatregelen naar boven, de meeste in de categorie ‘maatwerk’: zo kunnen met de aanleg van steigers en buizen meer ligplaatsen worden gecreëerd zodat meer overslag mogelijk is. De bouw van keermuren is een eenvoudige manier om de opslagcapaciteit op kolenterminals te vergroten. Bij de uitgifte van nieuwe terreinen treedt het havenbedrijf op als gebiedsregisseur, die strenger dan voorheen onderscheid maakt tussen bedrijven die aan het water, op de ‘tweede rij’ of op het droge thuis horen.
oktober 2010 22
ROM_10_2010.indd 22
9/30/2010 6:49:20 PM
‘Onze voorkeur gaat uit naar samenwerking,’ zegt Van de Kerkhof. ‘We kunnen een bedrijf niet dwingen om te verhuizen naar een andere plek in de haven, maar we kunnen wel alternatieven bieden. Als een bedrijf behoefte heeft aan uitbreiding, kunnen we laten zien of en hoe dit op bestaand terrein kan. Dat is ook financieel aantrekkelijk voor bedrijven, omdat ze meer activiteiten kunnen uitvoeren zonder meer erfpacht te betalen. Het doel is om de groei van de overslag tot 2020 helemaal op bestaand terrein te laten plaatsvinden. De ambitie is een verdubbeling naar 125 miljoen ton per jaar, dus dan mag je echt van intensivering spreken.’
op innovatie en minder moeten vechten om dezelfde goederenstroom. Zo trekt de hypermoderne containerterminal in Amsterdam geen zeecontainerschepen meer sinds in januari de laatste lijndienst werd opgeheven. De meest opmerkelijke suggestie was dat de door Amsterdam felbegeerde nieuwe zeesluis bij IJmuiden – waarvoor het vorige kabinet na een decennialange lobby een toezegging deed – wellicht overbodig is. ‘Een beetje een eenzijdig verhaal,’ zegt Marleen van de Kerkhof, die benadrukt dat de gewenste zeesluis niet alleen nodig is voor containerschepen maar ook voor de verwachte toename van cruise- en bulkschepen: ‘Hij is na ruim tachtig
S A D Cb e d r i j ve n te r re i n e n
Amsterdam Amsterdam heeft goed gekeken naar de ervaringen in Rotterdam. Daar heeft het sinds 2004 verzelfstandigde Havenbedrijf een stimulerende rol op zich genomen op duurzaamheidsgebied. Zo is het aangiftebeleid aangescherpt. Bij de inschrijfprocedures voor de tweede Maasvlakte zijn eisen opgenomen over doorvoer, duurzaamheid en bereikbaarheid. Met twee bedrijven, RWG en APTM, zijn contracten getekend waarin is vastgelegd dat in 2033 maximaal 35% van de goederen via de weg wordt doorgevoerd, inclusief tussentijdse doelen. Als ze deze afspraak schenden, volgt er een boete. Op A-locaties mag je A-eisen stellen, is het devies. Het zou mooi zijn als Rotterdam en Amsterdam, de eerste en de vierde haven van Europa, elkaar minder vliegen afvangen en hun activiteiten op elkaar afstemmen, concludeerde de Raad voor Verkeer en Waterstaat dit jaar in een advies aan het kabinet. De havens zouden zich meer moeten toeleggen
‘De mainports hebben nieuwe verdienmodellen nodig’ jaar gewoon aan vervanging toe. Bovendien is de Amsterdamse haven met slechts één grote sluis kwetsbaar voor storingen.’
Schiphol De stelling dat de pure logistieke functie steeds minder de kurk is waarop de havens drijven, geldt nog sterker voor die andere mainport in de Amsterdamse regio, de luchthaven Schiphol. Ondanks tegenslagen als de IJslandse aswolk en de wereldwijde economische teruggang boekte de luchthaven in het afgelopen jaar een mooie winststijging. Die is dan ook geheel te danken aan non-aviation activitities: vastgoed en retail. Het Airport City-concept is in commercieel opzicht een èè
oktober 2010 23
ROM_10_2010.indd 23
9/30/2010 6:49:25 PM
Trend
daverend succes. Samen met de gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer en de Provincie Noord-Holland participeert de Schiphol Group sinds 1987 in de SADC (Schiphol Area Development Company), elk met een aandeel van 25%. SADC strekt zijn invloed uit langs de gehele westflank van Amsterdam, tot aan het Westelijk Havengebied. Het roept de vraag op waar de luchthaven eindigt en waar de stad begint. ‘Het begrip luchthavengebonden is eigenlijk verouderd,’ zegt SADC-directeur Ruud Bergh. We hanteren het nog wel, en er
‘In de havens is er een oprechte wens kennis en innovatie te stimuleren’
We s t h ave n A m s te rd am
Foto: Martin de Jong
is ook een formele toetsing, maar we gebruiken het vooral in onze gesprekken met bedrijven bij het zoeken naar de optimale locatie. Het prijsmechanisme en de kleuring van de locaties zijn de belangrijkste ruimtelijke uitsorteerders.’ Dankzij de publieke inbedding is de SADC stevig verbonden met de economische strategie in de Metropoolregio Amsterdam. Ruud Bergh: ‘We zijn niet alleen concepten aan het bedenken, maar gaan ook proactief de markt op. Het is bijvoorbeeld de kunst om in het juiste stadium te weten dat een bedrijfstak bezig is te consolideren van vijf Europese vestigingen naar drie. Daar kun je dan op handelen om te zorgen dat de Amsterdamse regio blijft meespelen. Ik zeg met nadruk “regio”, want de regionale schaal is in de afgelopen jaren veel sterker bij iedereen tussen de oren gekomen. Ik zie dat er tegenwoordig meer energie aan de buitenwereld wordt besteed dan aan elkaar.’ Er zijn dertien verschillende kantoor- en bedrijfslocaties in ontwikkeling waarop de SADC participeert. Maar ook Bergh voelt de pijn van de overmaat aan bedrijfslocaties in de regio en de noodzaak van het rigoureus schrappen in plannen. Zo is het plan voor de ontwikkeling van de locatie Oude Haagseweg, een springplank waarmee een Airport Corridor van de luchthaven naar de Zuidas zou kunnen ontstaan, voorlopig in de ijskast gestopt. De gezamenlijke ontwikkeling met Haven Amsterdam van een logistiek bedrijvenpark
in het Westelijk Havengebied is een aanzet tot een verknoping van de luchthaven en de zeehaven. Deze Seaport Corridor, in beeld dankzij de toekomstige Westrandweg, noemt Bergh een belangrijke ontwikkelingsas. De SADC en Schiphol hebben de focus nu vooral gezet op de ontwikkeling van Amsterdam Connecting Trade (ACT) in het zuidelijk deel van de luchthaven, aan weerszijden van de snelweg A4. ACT moet uitgroeien tot het meest innovatieve en duurzame logistieke knooppunt van Europa; geen standaard bedrijventerrein maar een verblijfsgebied dat meer biedt dan alleen traditionele logistiek, met duurzaamheid als unique selling point. De ambitie is om het gebied in 2040 geheel energie-zelfvoorzienend en afvalneutraal te laten zijn. Het plan wordt gedragen door de aanleg van een kostbare vrije logistieke verbinding door het gebied, waarvoor de financiën nog niet rond zijn. De oorspronkelijke benaming van ACT was ‘Werkstad A4’, wat meer klinkt naar smeerolie en pallets dan naar duurzaamheid. Bergh slaakt een zucht: ‘Dat was de werktitel, maar op de één of andere manier blijft hij rondzweven. De tijd van het “dozen schuiven” is echt voorbij. Je ziet dat het zwaartepunt voor de pure logistieke functies naar ZuidNederland is verschoven. De prijzen zijn hier dusdanig dat logistieke bedrijven alleen hun activiteiten hier vestigen wanneer ze het mainport-gedeelte nodig hebben. Die logistiek moeten we niet kwijtraken aan Frankfurt of Parijs, ze zijn de bodem van de taart. Daar bovenop zie je clusters van bedrijven ontstaan. Dat weet je niet van tevoren als je zo’n gebied ontwikkelt. Maar met onze clusterstrategie spelen we wel in op de wensen van kansrijke sectoren.’ Eén van die clusters is de concentratie van mode- en fashionbedrijven op Business Park Lijnden, waar ongeveer één op de vijf bedrijven iets met textiel te maken heeft. Maar van echte clustervorming lijkt nog geen sprake, noch van een sterke binding met Schiphol. ‘De Schipholtoets is voor onze bedrijfstak een formaliteit; de meeste kleding en kledingsamples komen uit het buitenland, ‘ zegt Bob Bulder van het Nederlandse jeans- en modemerk Just Brands. ‘We zijn hier naartoe gegaan omdat dit het mooiste en beste bedrijventer-
oktober 2010 24
ROM_10_2010.indd 24
9/30/2010 6:49:25 PM
rein in de omgeving was. Dat andere fashionbedrijven dezelfde keuze hebben gemaakt, is min of meer toeval.’
Imago Het imago als motor van de Nederlandse economie, dat de mainports in de jaren tachtig en negentig kregen aangemeten, is enigszins verbleekt. Ze moeten dat stempel bovendien delen met clusters als de Brainport rond Eindhoven. ‘De mainports hebben nieuwe verdienmodellen nodig,’ zegt Luuk Boelens, hoogleraar planologie aan de Universiteit Utrecht en met zijn bureau Urban Unlimited onderzoeker van de mainports. ‘In de havens is er een oprechte wens kennis en innovatie te stimuleren, en daar zijn zeker ook geslaagde voorbeelden van, zoals het Innovation Dock in de Stadshavens van Rotterdam. Maar de realiteit is dat de havenbedrijven hun inkomsten nog geheel uit havengelden, gronduitgifte en maritieme diensten halen. Het verdienmodel wordt gedreven door kwantiteit. Op Schiphol hebben ze met succes de slag van mainport naar gateway gemaakt; het is een bestemming geworden. Maar ook daar komen de inkomsten uit vastgoed en uit de ontwikkeling van bedrijfslocaties. Meer ruimtebeslag dus. Dat groeimodel stuit nu op zijn grenzen.De mainports moeten leren om op te houden met denken in meer ruimte en grotere goederenstromen.’ Wie het kaartje bekijkt met de locaties die onder de vlag van de luchthaven door SADC worden ontwikkeld, moet Boelens gelijk geven. De luchthaven is een octopus met armen die zich letterlijk tot in de stad uitstrekken. Zo ligt het Business Park Osdorp pal tegen de gelijknamige wijk aan. Op deze plek is door SADC samen met het stadsdeel Amsterdam Nieuw-West een vrij traditioneel en, zeker naar stedelijke maatstaven, ruim opgezet bedrijventerrein neergezet. De vraag lijkt gerechtvaardigd of de belangen van de luchthaven en die van de stad–Nieuw-West is een dichtbevolkte ‘Vogelaarwijk’ die dringend behoefte heeft aan kleinschalige, stedelijke activiteiten–hier nog parallel lopen. Het businesspark is nog in ontwikkeling, benadrukt Ruud Bergh: ‘We zouden hier eigenlijk moeten stoppen met
toetsen op Schipholbinding en meer aansluiting zoeken met het stedelijke gebied en de daarbij bijpassende functies. Helaas maken bestemmingsplannen dit nu nog vaak onmogelijk.’ Bergh kent de kritiek dat de luchthaven een ruimtelijke veelvraat is. Maar dat beeld wordt al snel vertekend, zegt hij: ‘Het gaat om locaties die gespreid in de tijd worden ontwikkeld, tot na 2040. Bovendien wordt onnodige concurrentie tussen gemeenten voorkomen, aangezien ze samen participeren in SADC, de opbrengsten delen en die vervolgens investeren in de herontwikkeling van bestaande locaties. Dat is verantwoord ruimtegebruik.’ In de mainport van de toekomst zou het minder om ruimte en meer om relaties moeten gaan, zegt Luuk Boelens: ‘Wat hebben bedrijven aan elkaars aanwezigheid? Hoe kun je slimme verbanden leggen tussen energie- en afvalstromen? Hoe creëer je een plek waar mensen willen komen? Schiphol zegt most preferred airport te willen worden, maar het is niet helder welke betekenis daaraan wordt gegeven. De praktijk in de mainports is dat ze alles tegelijk willen zijn, goedkope charterluchthaven én internationale hub, containerhaven én bulkhaven. Het succes wordt nog altijd meer in kwantiteit dan in kwalititeit gemeten.’ De vraag is dus hoe de mainports hun beloftes op het gebied van kennis en duurzaamheid kunnen waarmaken en er ook nog aan verdienen. Marleen van de Kerkhof van het Havenbedrijf Amsterdam ziet hierin de grootste uitdaging voor de haven: ‘Ik ben ervan overtuigd dat er nog veel winst te behalen valt. We werken aan veel mooie initiatieven, zoals het stimuleren van sluitende kringlopen van afval en energie, het opwekken van energie uit afval en het aantrekken van bedrijven die bio-energie produceren of opslaan. Onze rol is die van facilitator en van matchmaker. In sommige gevallen kunnen we bedrijven financieel een steun in de rug geven, dankzij ons duurzaamheids- en innovatiefonds. Maar uiteindelijk staat of valt het met de bereidheid van bedrijven om te investeren.’
S luiz en haven A m s te rd am
é Martin de Jong
oktober 2010 25
ROM_10_2010.indd 25
9/30/2010 6:49:32 PM
Trend
Rotterdam: profileren met kennis en duurzame energie Rotterdam wil zijn haven beter met de stad verbinden en innovatieve technologieën stimuleren. Duurzaamheid en een nauwere samenwerking met kennisinstellingen zijn daarin speerpunten. Vooral de aanlanding en productie van niet-fossiele energie lijkt een aantrekkelijke optie vanwege de al aanwezige energieproducenten in het gebied.
D
e zaken gaan weer goed in de Rotterdamse haven. Na de dip van 2009 als gevolg van de wereldwijde economische crisis werden er in de eerste helft van dit jaar 15% meer goederen overgeslagen dan in de eerste zes maanden van vorig jaar. Voor het stadsbestuur en het verzelfstandigde Havenbedrijf zou dat aanleiding kunnen zijn om door te gaan op de oude vertrouwde manier. Maar bij beide partijen is de laatste jaren het besef doorgedrongen dat er meer moet gebeuren dan het binnenhalen van zo veel mogelijk tonnage. De mainport moet zich vernieuwen en beter verankerd raken in de stad.
Focus op energie In de Economische Visie 2020 die het stadsbestuur enkele jaren geleden presenteerde, wordt aangegeven hoe die vernieuwing zou moeten plaatsvinden. In de eerste plaats zou er meer en beter moeten worden samengewerkt met regionale kennisinstellingen om innovatie van de grond te krijgen. Daarnaast zouden veelbelovende nieuwe industriële
Veelbelovende nieuwe industriële activiteiten moeten gerichter worden gestimuleerd activiteiten gerichter moeten worden gestimuleerd. De stad ziet daarbij vooral kansen in innovatieve energieproductie en -overslag met een accent op duurzaamheid. In de Rotterdamse haven gebeurt er op dat laatste gebied inmiddels het één en ander. Zo wordt er op de eerste Maasvlakte een LNG-terminal gebouwd waar vloeibaar aardgas wordt overgeslagen. Ook produceren enkele
bedrijven bio-ethanol en biodiesel uit palmolie en wordt er door windmolens ruim 151 megawatt aan stroom opgewekt. In de komende jaren zal het aantal biodieselproducenten verder groeien. Ook zijn er met alle betrokkenen afspraken gemaakt om de capaciteit aan windmolens binnen tien jaar te verdubbelen en ook molens op zee te bouwen. De Noordzee is ook in beeld als locatie om overtollig CO2 in op te slaan dat wordt uitgestoten door onder meer de nieuwe kolencentrales van EON en Electrabel op de Maasvlakte. Na afvang van het gas zou het kunnen worden opgeslagen in lege gasvelden die via bestaande pijpleidingen met de Rotterdamse haven worden verbonden. De EU heeft onlangs subsidie beschikbaar gesteld voor de bouw van een proefinstallatie waarin deze methode wordt uitgeprobeerd.
Slimme combinaties zoeken Dat Rotterdam zoveel prioriteit legt bij het stimuleren van innovatieve energieactiviteiten vindt director corporate strategy Henk de Bruijn van het Havenbedrijf logisch. ‘Er zit al een sterk energiecluster in de haven. Bovendien kunnen er bij ons slimme combinaties worden gemaakt, waarbij het afval van het ene bedrijf door de ander wordt gebruikt als grondstof. Zo gaat de LNG-terminal op de eerste Maasvlakte het warme koelwater van de EON-centrale gebruiken om zijn vloeibare aardgas op te warmen. En bij de productie van windenergie op zee kunnen we een link leggen met de offshore bedrijvigheid in Rotterdam.’ Bij het stimuleren van dit soort innovatieve activiteiten loopt de stad overigens wel risico’s. Zo bleek vorig jaar een initiatief waarin restwarmte van de EON-centrale werd gebruikt voor de kweek van garnalen, toch niet zo veelbelovend te zijn als iedereen had verwacht. Met het faillissement van de Happy Shrimp Farm ging het Havenbedrijf het schip
oktober 2010 26
ROM_10_2010.indd 26
9/30/2010 6:49:34 PM
in voor vele tonnen aan misgelopen huuropbrengsten. De gemeente die in totaal 800.000 euro in het bedrijf had gestoken, moest het grootste deel van zijn investering afboeken als verlies.
Plant One en RDM-campus De wens om meer samen te werken met regionale kennisinstellingen begint inmiddels ook vorm te krijgen. Zo is onlangs met steun van het ministerie van Economische Zaken, de gemeente Rotterdam en de provincie Zuid-Holland onder de naam Plant One een test- en demonstratiefaciliteit voor nieuwe duurzame technologieën opgericht. Bedrijven kunnen er snel en goedkoop in een veilige omgeving vondsten uitproberen voordat ze in de praktijk worden toegepast. TNO is nauw betrokken bij de realisering van dit initiatief. Met verschillende opleidingsinstituten en bedrijven in de stad worden daarnaast allerlei innovatieve scholingsprojecten ontwikkeld. Zo kunnen in de Oefenfabriek in Brielle mbo-leerlingen in negen minifabriekjes aan de slag met ‘state of the art’-technologie en alles over moderne industriële processen leren. Op de prestigieuze RDM-campus op het terrein van de voormalige Rotterdamse Droogdok Maatschappij staat het onderwijs in het teken van duurzaam bouwen, slimme mobiliteit en hernieuwbare energiebronnen. Met het aantrekken van bedrijven proberen het Havenbedrijf en twee opleidingsinstituten er een cluster te laten ontstaan van innovatieve maakindustrie waarin research, design en manufacturing op een slimme manier met elkaar verweven zijn.
Duurzame gronduitgifte Naast alle aandacht voor innovatie en samenwerking met kennis- en opleidingsinstellingen probeert Rotterdam ook zijn bestaande havenactiviteiten te vernieuwen. Zo is met
het oog op een betere bereikbaarheid en een vermindering van de milieuoverlast het gronduitgiftebeleid in de haven aangescherpt. Met bedrijven die op de Tweede Maasvlakte willen zitten, worden bijvorbeeld afspraken gemaakt over de doorvoer van hun goederen. Zo ondertekenden al twee grote bedrijven, RWG en HPTM, contracten, waarin is vastgelegd dat in 2035 maximaal 35% van hun overgeslagen producten via de weg wordt vervoerd. Als ze de afspraak schenden, volgt er een boete.
A r t i s t i m p re s s i o n L N G te r m i n a l R o t te rd am
Diezelfde Tweede Maasvlakte maakt het voor de stad ook mogelijk om oudere havengebieden dicht bij het stadscentrum te herontwikkelen tot gemengde woon-werkmilieus. Binnen dit ambitieuze Stadshavensproject zal onder meer in de Merwe-Vierhavens waar nu nog fruit wordt overgeslagen, in de komende twintig jaar een klimaatneutrale woonwijk verrijzen. In samenwerking met de TU Delft wordt op dit moment onderzocht op welke slimme manier daarbij zo veel mogelijk afval-, water- en energiestromen van omliggende bedrijven kunnen wordt hergebruikt.
Creatieve schaarste Het Havenbedrijf staat helemaal achter deze ontwikkeling, maar waakt er tegelijkertijd voor dat te veel haventerreinen hun functie verliezen en worden herontwikkeld. Voorlopig is tussen de partijen dan ook de afspraak gemaakt dat in de Waalhaven – ook onderdeel van het Stadshavensproject – de komende decennia havenbedrijven nog alle ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. ‘Wie te veel grond aanbiedt voor transformatie, kan zichzelf ook in de vingers snijden. Schaarste maakt nu eenmaal creatief’, aldus Henk de Bruijn van het Havenbedrijf. é Jaco Boer
oktober 2010 27
ROM_10_2010.indd 27
9/30/2010 6:49:34 PM
Trend
Brainport Eindhoven:
Het succes van een hybride regio Waar Schiphol en de Rotterdamse haven in hun ontwikkeling tot slimme mainport worstelen met governance-problemen, lijkt daar in Brainport Eindhoven geen sprake van. Lokale overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen werken hier nauw samen. Met één gezamenlijk doel: de regio te ontwikkelen tot een toptechnologische en daardoor economische regio van wereldformaat.
O
m de kiem van de hechte samenwerking te traceren, moeten we terug naar de jaren negentig van de vorige eeuw. Destijds raakte de industriële sector in de regio Eindhoven, met enkele grote dominerende werkgevers als Philips en DAF, door de economische crisis in zwaar weer. Met als gevolg een grote werkloosheid. De reactie in de regio was: ‘Dit nooit weer’. Lokale bestuurders namen het voortouw om de samenwerking tussen de overheid,
‘De samenwerking gaat over bestuurlijke, administratieve en geografische grenzen heen’
B e dr i j vencentr um B è ta o p d e H i g h Te c h C a m p u s in E i ndhoven
kennisinstituten en bedrijven te stimuleren en minder kwetsbaar te worden voor conjuncturele schommelingen. Deze triple helix is in 2005 geformaliseerd door de oprichting van de Stichting Brainport. Aanleiding voor oprichting van de stichting is de Brainport-status die het Rijk de regio toekende, als één van de pijlers van de Nederlandse economie naast de mainports Amsterdam en Rotterdam. Brainport moest een toptechnologische regio worden die zich kon meten met bijvoorbeeld Stockholm, Helsinki en Cambridge. Het kabinet gaf in 2009 Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven en voorzitter van de Stichting Brainport, de opdracht een visie en programma Brainport 2020 te ontwikkelen op een schaalniveau van Zuidoost-Nederland met relaties naar Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen.
Open innovatie Brainport Development is de ontwikkelingsmaatschappij binnen Brainport, met als aandeelhouders de Stichting Brainport en de lokale overheden. Directievoorzitter Elies Lemkes-Straver: ‘We hebben een concreet dienstenpakket en ondersteunen initiatieven uit de markt door de juiste partijen bij elkaar te brengen in projecten. Op deze manier realiseren we innovatieve groei.’ De projecten vallen binnen
vier speerpunten: High Tech Systems & Materials, Food, Automotive, Lifetec en Design. In Brainport heerst volgens Lemkes-Straver een klimaat van open innovatie. ‘Samenwerking is de sleutel tot succes. Bedrijven, kennis- en onderzoeksinstellingen en overheid zijn bereid samen de producten en technologieën van morgen te ontwikkelen. Allerlei partijen slaan de handen ineen om tot slimme uitvindingen te komen. Een groot bedrijf als Philips Healthcare werkt bijvoorbeeld samen met de Technische Universiteit Eindhoven, de ziekenhuizen en tientallen mkbbedrijven.’ Brainport is meer dan een gebied, zegt Lemkes-Straver. ‘De samenwerking gaat over bestuurlijke, administratieve en geografische grenzen heen. Het is een hybride regio met een netwerk van organisaties dat zich vanuit Zuidoost-Nederland, met als spil Eindhoven, uitstrekt richting Leuven en Aken.’ Stakeholders binnen het havengebied Rotterdam en Schiphol doen er volgens Lemkes-Straver goed aan de samenwerking op te zoeken in plaats van elkaar te beconcurreren. ‘Het gaat om gebieden van inter- en nationaal belang. Dan moet je elkaar op lokaal niveau niet in de weg zitten, maar de krachten bundelen.’
Woon- en leefklimaat Economische structuurversterking en de creatie van een hoogwaardige woon- en leefkwaliteit zijn belangrijke flankerende doelstellingen van Brainport. Ton Nelissen, voorzitter Kamer van Koophandel Brabant: ‘We proberen bedrijvigheid aan te trekken die zo veel mogelijk een relatie heeft met een van de speerpuntsectoren.’ Voor het vestigings-
oktober 2010 28
ROM_10_2010.indd 28
9/30/2010 6:49:39 PM
Brainport in cijfers Kernregio Eindhoven: - 750.000 inwoners. - 70.000 industriebanen. - 7.500 bètastudenten. - 14.000 researchers. - Goed voor 25 procent van de export van Nederland. - Meer dan 50 procent van de jaarlijkse patenten in Nederland komt uit Brainport. - Draagt 25 miljard euro bij aan de Nederlandse economie (in 2008).
beleid wordt aansluiting gezocht bij lopende ontwikkelingen. Nelissen: ‘In Helmond is er een High Tech Automotive Campus ontwikkeld bij de locatie waar TNO haar automotiveonderzoek naartoe wilde verhuizen. TNO werkt hier nu samen met automotive bedrijven als DAF Trucks, onderwijs en andere kennisinstellingen.’ Van vliegen afvangen is geen sprake, beweert Nelissen. De gemeente Eindhoven betaalde mee aan de campus in Helmond. De Kamer van Koophandel denkt binnen Brainport evengoed mee over een aantrekkelijk woon- en leefklimaat in de regio. Nelissen: ‘Om kenniswerkers aan te trekken en vast te houden moet je hun selectiecriteria en woonvoorkeuren kennen. Jonge kenniswerkers wonen graag binnenstedelijk, dicht bij voorzieningen als theaters en sportclubs. Kenniswerkers met een gezin en kinderen geven eerder de voorkeur aan groen en dorps wonen.’ In de binnenstad van Eindhoven worden met Strijp R en Strijp S specifieke woonmilieus voor kenniswerkers ontwikkeld. Een groen, dorps woningbouwproject is het Groene Woud in Son en Breugel.
Ruimtelijke drager In het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), waarin 21 gemeenten zijn vertegenwoordigd, is gewerkt aan
een ruimtelijk perspectief voor Brainport. Fons Jacobs is portefeuillehouder Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening binnen het SRE, bestuurder van de Stichting Brainport en daarnaast burgemeester van Helmond. ‘Brainport’, zegt Jacobs’, ‘is een belangrijke ruimtelijke drager voor de regio Eindhoven, dat hebben we ook aangegeven in een nieuwe Structuurvisie. Zo is in de vorm van een vrije busbaan hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) gerealiseerd tussen station Eindhoven, Eindhoven Airport,
A SML in Ve ldhoven
Brainport is een belangrijke ruimtelijke drager Meerhoven en Veldhoven. Een tweede HOV-lijn is gepland tussen Eindhoven en Nuenen.’ Een twistpunt was de uitbreiding van de High Tech Campus Eindhoven in zuidelijke richting. ‘Dat dreigde ten koste te gaan van de groenstructuur in Waalre. Door natuurcompensatie elders in Waalre, hebben we daar een gezamenlijk gedragen oplossing voor gevonden.’ Is Brainport uitsluitend een succesverhaal? Nee, er is werk aan de winkel. Het culturele voorzieningenniveau is nog onder de maat. Jacobs: ‘Eindhoven beschikt over een redelijk cultureel aanbod, maar niet expliciet gericht op kenniswerkers. Het kan kosmopolitischer. Daarvoor zijn we ook afhankelijk van sponsoring door het bedrijfsleven. Helaas is in tijden van crisis juist cultuur het kind van de rekening.’ é Karl Bijsterveld
oktober 2010 29
ROM_10_2010.indd 29
9/30/2010 6:49:44 PM
Forum
Sneller en Beter:
Meer succes bij versnelling van infrastructuurprojecten De projectdirectie Sneller en Beter, ingesteld door de ministeries van V&W en VROM heeft in het najaar van 2008 het Actieplan Sneller en Beter gepubliceerd. Doel hiervan is het versnellen van het besluitvormingsproces van infrastructurele ontwikkelingen en daarmee het advies van de Commissie-Elverding een stap verder te brengen. In het actieplan zijn aanbevelingen voor lopende infrastructuurprojecten gepresenteerd. Dat zijn: het beperken van het aantal alternatieven in een vroeg stadium, het vroegtijdig richten op draagvlak en het parallel schakelen van besluitvorming over ruimtelijke ordening en financiën. Hoe kunnen we deze aanbevelingen succesvol toepassen in de praktijk? Van voorwaarden naar maatregelen Om deze aanbevelingen uit het actieplan te kunnen toepassen, wil de projectdirectie dat aan een drietal voorwaarden wordt voldaan: ruimte en commitment om daadwerkelijk anders te werken, voldoende capaciteit in de organisatie en de zekerstelling dat nieuwe werkwijzen niet leiden tot vertraging of afbreuk van de maatschappelijke consensus over nut en noodzaak. Deze voorwaarden zijn echter niet voor iedereen direct helder en toepasbaar. Ons pleidooi is om deze ‘voorwaarden zonder handvatten’ te vervangen door concrete maatregelen. Maatregelen die leiden tot de uitvoering van de aanbevelingen uit het actieplan en uiteindelijk tot versnelling in de besluitvorming. Wij zijn tot deze maatregelen gekomen op basis van ervaring die wij hebben opgedaan bij infrastructuurprojecten zoals A12 parallelstructuur, A4 corridor Schiphol Zuid, Noordelijke Ontsluiting Greenport Bollenstreek en diverse HOVprojecten in Amsterdam. We lichten in ons verhaal het project A12 parallelstructuur uit.
A12 ter hoogte van Zoetermeer.
www.BeeldbankVenW.nl, Rijkswaterstaat
Maatregel 1: Betrouwbare kostenramingen en aandacht voor juridische aspecten Versnelling van infrastructuurprojecten vraagt om vroege keuzes tussen verschillende alternatieven. Om keuzes en
gedegen afwegingen te kunnen maken, zijn kwalitatief goede ramingen onontbeerlijk. Maar dat zijn precies zaken – niet alleen financiële maar ook bijbehorende juridische kwesties – waar het in de praktijk spaak loopt. Kennelijk is het complex om in een vroeg stadium betrouwbare ramingen op tafel te krijgen. Mogelijk vanwege onvoldoende inzicht in risico’s en onzekerheden. Meestal is het geval dat hierdoor kosten en juridische complexiteit te zonnig worden voorgespiegeld, waardoor de realiteit achteraf erg tegenvalt en onvoorzien lijkt. Wij zijn daarom voorstander van strategisch financieeljuridische sturing in de vroegste stadia van een project. Hiervoor is helderheid en communicatie vanaf het eerste moment noodzakelijk: wat wil een overheidspartij en is zij eensluidend? Wat zijn de eisen, randvoorwaarden en doelen? En is de overheidspartij in staat deze goed over te brengen aan marktpartijen, vaak ingenieursbureaus? Vervolgens is het aan deze marktpartijen om flexibel en pragmatisch om te gaan met veranderde situaties. Hiermee introduceren wij een andere manier van werken; een kleine cultuuromslag: enerzijds tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en anderzijds binnen interne organisaties. Om goed te kunnen sturen is het daarnaast noodzakelijk, dat ook opdrachtgevers zelf tot op zekere hoogte financiële en juridische kennis in huis hebben en op peil houden.
oktober 2010 30
ROM_10_2010.indd 30
9/30/2010 6:49:52 PM
In het project parallelstructuur A12 is aandacht geschonken aan een hernieuwde omgang tussen partijen. Door middel van expertmeetings is in een vroeg stadium in het planproces met deskundigen van verschillend pluimage – interne mensen die betrokken zijn bij verschillende projectfases en belanghebbende marktpartijen – het gesprek aangegaan. Onderdeel van gesprek en discussie waren onder meer kenmerken en bijzonderheden van het project, omgevingsfactoren en de marktsituatie om vervolgens een goede basis te hebben voor de inschatting van kosten, risico’s en onzekerheden. In feite is hiermee een aanzet gedaan om de projectorganisatie meer risicosturend te maken en minder risicomijdend. Risicomijdend handelen is nog vaak het devies bij overheden: fouten worden immers afgestraft door de pers of door vertragingen in juridische procedures. Uiteraard geldt dat hoe vroeger in het proces hoe groter de onzekerheden, maar het levert ook allerlei voordelen op. Het biedt kostendeskundigen en juristen daadwerkelijk de mogelijkheid om mee te denken en vragen te stellen – een rol die vaak ten onrechte niet voor hen is weggelegd. Onze ervaring is dat het werken met expertmeetings direct leidt tot meer enthousiasme voor het project bij alle deelnemers; zowel binnen als buiten de organisatie. Bovendien is de kans op fouten en omissies in het vervolgtraject aanzienlijk verkleind; de uitgangspunten zijn tijdens de meeting immers uitgekristalliseerd. Een ander positief punt van deze werkwijze is dat het bijdraagt aan kennisuitwisseling en -ontwikkeling binnen de interne organisatie op het gebied van kostenramingen en risicomanagement. Projectleden uit de verkenning/planstudiefase leren bijvoorbeeld van werknemers die zich bezighouden met de realisatiefase. Aspecten die voor sommigen vanzelfsprekend zijn, bleken voor anderen een eyeopener. Het koppelen van mensen uit de verkennings- en de realisatiefase levert vrijwel altijd een toegevoegde waarde op. Daarnaast wordt in voorkomende gevallen – om meer zekerheid in te bouwen richting bestuurders – ramingen voorzien van ‘second opinions’. Zekerheden op financieel-juridisch vlak dragen absoluut bij aan een vroege keuze in alternatieven en daarmee versnelling van infrastructuurprojecten.
Maatregel 2: Neerzetten van selectief omgevingsmanagement De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat draagvlak een essentiële factor is bij het slagen van projecten. Het creëren van draagvlak vraagt geduld, tijd en aandacht. Maar een project kan ook lang blijven hangen in een zoektocht naar draagvlak. Het is daarom belangrijk voor ogen te houden dat niet alle partijen altijd tevreden kunnen worden gesteld. Streven daarnaar is ondoenlijk. Draagvlak vraagt ons inziens om strategie en gerichte sturing. Elke partij vraagt om een andere manier van benaderen en betrekken. De uitdaging is juist die partijen mee te krijgen die doorslaggevende invloed hebben op het maken van snelheid. We noemen deze wijze van draagvlak creëren selectief omgevingsmanagement. Als
Het korte schets van het project A12 Parallelstructuur Het samenkomen van de A12 en A20 in combinatie met het Gouwe Aquaduct zorgt voor een problematische verkeerssituatie. Er is sprake van overbelasting op de rijkswegen en verkeersonveiligheid. Ook is de doorstroming op het regionale wegennet rond het Gouwe Aquaduct niet optimaal. De verwachting is dat ontwikkelingen van woningbouw en bedrijvigheid in de Zuidplaspolder de bereikbaarheidsproblemen versterken. Onder aanvoerderschap van de provincie Zuid-Holland hebben het Rijk en het Regionaal Orgaan Zuidvleugel (ROZ) afgesproken om het onderliggende wegennet rondom de A12 door middel van een parallelstructuur op te waarderen. In mei 2008 is de MIRT-verkenning voor het project vastgesteld en in mei 2010 heeft de minister de MIRT-planstudie vastgesteld. De verwachting is dat in 2011 overgegaan wordt tot uitvoering van de Moordrechtboog, een onderdeel van de parallelstructuur.
wij nadrukkelijk aandacht besteden aan sleutelpartijen en hen meekrijgen gedurende het traject, geeft dat bestuurders vertrouwen om sneller besluiten te nemen. In het project parallelstructuur A12 is gericht omgevingsmanagement toegepast. Allereerst is aansluiting gezocht bij informatie- en afstemmingsbijeenkomsten die belegd zijn vanuit de projectorganisatie Zuidplaspolder. Ook werd een actorenanalyse opgesteld. Hiermee werden de partijen met macht en invloed in beeld gebracht. Om besluitvorming te organiseren is een stuurgroep geformeerd waarin de drie financiers zitting hebben: het Rijk, de provincie Zuid-Holland en het Regionaal Orgaan Zuidvleugel. Andere belangrijke actoren zijn de gemeenten rondom de A12. Met deze gemeenten en financiers hebben we in een breed bestuurlijk overleg gestuurd op afstemming en besluiten. We hebben ervaren dat deze strakke bestuurlijke overleggen, maar ook bilaterale contacten en interne afstemming essentieel zijn voor het doorhakken van de juiste knopen.
Tot slot: probeer onze maatregelen Ervaringen hebben ons overtuigd van de waarde en noodzaak van de gepresenteerde maatregelen. Toepassing ervan maakt ons inziens versnellingen haalbaar en versterkt de aanbevelingen uit het Actieplan Sneller en Beter. Graag dagen wij opdrachtgevende overheden, advies- en ingenieursbureaus en projectmanagers uit om beide maatregelen toe te passen. é Harold Lek en Christien Jordaan, ViNU consult
oktober 2010 31
ROM_10_2010.indd 31
9/30/2010 6:49:59 PM
Forum
Provinciale inzet bij gebiedsontwikkeling op stationslocaties De herontwikkeling van stationslocaties is traditioneel vooral afhankelijk van investeringen van gemeenten en de departementen V&W en VROM1. Naast de overheid investeren ook ‘semi-private’ partijen als NS Poort en private partijen in de commerciële delen van het gebied. De laatste jaren houden ook provincies zich in toenemende mate bezig met de ontwikkeling van stationsgebieden. Een bekend voorbeeld is het samenwerkingsverband Stedenbaan in Zuid-Holland. Buiten de Randstad heeft de provincie Overijssel het voortouw genomen om samen met een aantal gemeenten een programma Stationsomgevingen te ontwikkelen.
D
e provincie Overijssel steekt de komende jaren tientallen miljoenen in de ontwikkeling van acht stationsgebieden waaronder Zwolle en Hengelo. Met deze financiële bijdrage van de provincie is natuurlijk een provinciaal belang gediend. Stations hebben niet alleen een lokale functie, maar ook een regionale. De provincie is vanuit haar positie als middenbestuur en vervoersautoriteit bij uitstek geoutilleerd voor het verbinden van de verschillende schaalniveaus en actief sturen op het vergroten van de knoopwaarde.
betrokken publieke en private partijen bij elkaar te brengen en zo een integrale aanpak te ontwikkelen. De provincie kan zich door deze rol op een herkenbare manier positioneren. Het provinciale belang verschilt voor elk van de acht geselecteerde stationslocaties. Om tot een goede afweging tussen de gebieden en de projecten in de gebieden te komen heeft de provincie een afwegingssystematiek ingezet. De afweging leidde tot de conclusie dat het provinciaal belang niet alleen in de grote stationslocaties Hengelo en Zwolle zit, maar dat ook bij de kleinere stations er goede redenen zijn om te investeren.
Programma Stationsomgevingen Overijssel De investering in stationsgebieden is onderdeel van een totaal investeringspakket van de provincie Overijssel en is mogelijk gemaakt door de verkoop van de Essent-aandelen. De provincie wil met dit vrijkomende geld stevig investeren in de Overijsselse woon-, leef- en werkomgeving. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn daarbij kernwaarden. Met het investeringspakket levert de provincie tevens een bijdrage aan het bestrijden van de gevolgen van de economische crisis. Meer specifiek zijn de provinciale belangen bij de ontwikkeling van de stationsomgevingen vertaald in een verhoging van de (regionale) bereikbaarheid, het bundelen van (regionale) functies in de binnensteden/stationsomgeving, vergroting van de ruimtelijke kwaliteit en versterking van de regionale economie. De provincie ziet voor zichzelf vooral een rol weggelegd in het aanbrengen van regionale samenhang in lokaal beleid en lokale projecten met een bovenlokale uitstraling. Met name als de afstemming tussen lokale initiatieven onvoldoende is, kan de provincie flinke meerwaarde bieden door op regionaal niveau inhoudelijke verbanden aan te brengen. Bijvoorbeeld door regionale afspraken te maken over de kwaliteit en het aantal woningen en de ontwikkeling van het aantal hectares bedrijventerreinen. De provincie gebruikt haar rol als middenbestuur om de verschillende ‘fysieke’ beleidsterreinen en de daarbij
Uiteenlopende rollen Ook de rolinvulling van de provincie verschilt van gebied tot gebied en kan variëren van ondersteunend tot medeontwikkelend. De rol en de inzet van de provincie wordt vooral bepaald door de instrumenten die zij ter beschikking heeft. De provincie heeft een grote kennis van ruimtelijke processen, beschikt over een groot netwerk op Europees, nationaal en regionaal niveau, kan verbindingen leggen via omgevings-
gemeentelijke vraag
provinciaal belang
provinciaal instrumentarium
rol van de provincie B ro n : Ly s i a s C o n s u l t i n g G ro u p .
oktober 2010 32
ROM_10_2010.indd 32
9/30/2010 6:49:59 PM
visie, verordeningen inzetten en subsidies en investeringen bundelen. Financieel zet de provincie Overijssel forse bedragen in. Alleen al in Hart van Zuid in Hengelo wordt circa € 20 miljoen geïnvesteerd. Met deze investering is de provincie erin geslaagd ook het Rijk over de streep te trekken en heeft ook een groot bedrijf als Siemens besloten in het gebied te investeren. De investeringen zijn vooral gericht op het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en het versterken van de vervoerswaarde
De provinciale bijdrage in Zwolle richt zich op een kwaliteitsimpuls aan de noordzijde van de tunnel (tunnelmond, stationsplein), de verbetering van de bereikbaarheid van noord en zuid door het aanleggen van een passarel en de ruimtelijke ontwikkeling en het ontwikkelen van het nieuwe busstation aan de zuidzijde van het station. Met de komst van de Kamperlijn en Hanzelijn wordt station Zwolle een multimodaal overstappunt met landelijke en landsdelige betekenis. De verbinding tussen noord en zuid wordt aanzienlijk verbeterd. Met name aan de noordzijde neemt de ruimtelijke kwaliteit toe. De kwaliteit van verbindingen tussen noord en zuid is essentieel voor de ontwikkeling aan beide zijden van het station. Job Klaasen (gedeputeerde Mobiliteit, Financiën en Bestuur): ‘De gemeente Zwolle heeft samen met de provincie Overijssel uitvoerig studie verricht naar de plaats van het busstation in de spoorzone Zwolle. Wij vinden het belangrijk dat bij onze ondersteuning bij de ontwikkeling van het stationsgebied ook andere elementen zoals ruimtelijke kwaliteit, versterken van de vervoerswaarde en herstructurering aan bod komen. Met de gemeente Zwolle is een convenant afgesloten waarbij onze provinciale bijdrage gekoppeld is aan deze elementen’.
Ha r t van Zuid, Hengelo. (busstations, P&R-terrein, stationspleinen). Op zichzelf genomen zijn deze investeringen niet rendabel, maar stuk Foto: projectbureau Hart voor stuk hebben ze wel een belangrijke katalyserende functie van Zuid voor het aantrekken van andere (vaak private) investeringen. In het kader van regelgeving en juridische kaders past de provincie de omgevingsverordening toe en stelt zij de publieke belangen (zoals omgevingskwaliteit en veiligheid) zeker. Vaak worden convenanten toegepast om specifieke afspraken vast te leggen. De meerwaarde van een duidelijke (juridische) kaderstelling is dat alle partijen weten waar men aan toe is en de ontwikkelingsruimte wordt afgebakend. De provincie heeft ook een duidelijke rol als regionale vervoersautoriteit voor het openbaar vervoer. In regionale vervoersconcessies kan ze sturen op de kwaliteit van de verbindingen en op de overstap met andere openbaar vervoermodaliteiten (met name de trein). Het lastigst te benoemen, maar wellicht de meest effectieve inzet van de provincie is gelegen in het bundelen van de bestuurskracht. Fundamenteel voor meerjarige gebiedsontwikkelingen is bestuurlijk gezag in de regio. Daarmee kan zowel gebouwd worden aan draagvlak voor lokale gebiedsontwikkelingen die tevens een regionaal hebben als aan handhaving van afspraken over bijvoorbeeld segmentering van bedrijventerreinen, afstemming van kantoorontwikkelingen, woningbouw en andere functies. Voorbeelden daarvan zijn de afspraken die zijn gemaakt over wonen en bedrijventerreinen waarin afstemming en programmering met buurgemeenten als voorwaarde worden gesteld. In Hengelo is de afspraak dat er elders in de stad geen concurrentie mag worden aangegaan met de kantoorontwikkeling in Hart van Zuid. De provincie gebruikt haar bestuurskracht ook in de lobby en het overleg over de grenzen van regio’s en de provincie heen, met name richting andere provincies en het Rijk, bijvoorbeeld in het kader van de MIRT-verkenningen. Hart van Zuid heeft daardoor ook een nationale positie verworven. De meest intensieve vorm van betrokkenheid is het daadwerkelijk en toegespitst op de behoefte leveren van kennis, èè
oktober 2010 33
ROM_10_2010.indd 33
9/30/2010 6:49:59 PM
Forum
Spoorzone Zwolle.
menskracht en organisatie. De provincie doet dit op vele manieren, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van kennis op het gebied van milieu- en waterregels, ondersteuning bij de gebiedscommunicatie en de inzet van het atelier Ruimtelijke kwaliteit (‘Atelier Overijssel’). Ook overweegt de provincie het opzetten van gezamenlijke programmabureaus. De provincie ziet ten slotte ook een rol weggelegd in het uitwisselen van ervaringen en kennis. Stationslocaties zijn voor gemeenten per definitie unieke opgaven. De provincie kan vanuit een gebiedsoverstijgende rol een stimulerende rol vervullen in het overdragen van leerervaringen van andere gemeenten. Daardoor wordt er sneller en actief geleerd. De provincie is van plan om rond dit thema in 2011 een symposium te organiseren. De actieve ondersteuning van de provincie blijkt met name in de gemeenten Hengelo en Zwolle uit te groeien tot een actief partnership in gebiedsontwikkelingsprocessen. De ondersteuning zou een opstap kunnen zijn voor een intensieve betrokkenheid van de provincie. Uiteindelijk zou dit kunnen resulteren in een nader te bepalen vorm van publiek-private of publiek-publieke samenwerking. Daarmee komt een actievere, structurele en mogelijk ook risicodragende rol van de provincie in beeld. De mate waarin de provincie Overijssel zich wil en kan manifesteren is op dit moment onderwerp van gesprek tussen de betrokken gemeenten en provincie.
Perspectief Hoewel het definitieve resultaat van de provinciale inspanningen nog afgewacht moet worden – in de acht gemeenten wordt nu gebouwd of worden nu de plannen uitgewerkt – is wel al duidelijk dat de provincie in de stationsomgevingen een wezenlijke bijdrage levert en onmisbaar is voor de totstandkoming van vaak omvangrijke plannen. De ontwikkeling van stationsgebieden gaat gepaard met toevoegen of herontwikkelen van ruimtelijke functies, bijvoorbeeld woningen of kantoren. Daar waar er te veel concurrentie is binnen gemeenten of tussen gemeenten is de provincie in staat om te sturen door middel van afspraken over nieuwbouw en of (her)ontwikkeling van regionale woningbouwprojecten of bedrijventerreinen. Investeringen van provincies blijken als katalysator te fungeren voor andere investeringen van gemeenten,
De provinciale bijdrage in Hengelo richt zich op het creëren van faciliteiten om internationale en nationale bedrijven aan te trekken (zoals Siemens), de verplaatsing en herinrichting van het busstation (in samenhang met de aanpak van de stationshal en de onderdoorgang van het station door NS en ProRail) en de herinrichting van het stationsplein. Het station is een essentiële schakel in de verbinding noord-zuid en met deze projecten neemt de ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en kantooroppervlak van het stationsgebied toe. De aanpak van genoemde projecten is nodig om verdere investeringen in bereikbaarheid en kantoorlocaties te stimuleren. Theo Rietkerk (gedeputeerde Ruimte, Wonen en Milieu): ‘De opgaven voor het gebied Centraal Station Twente/Hart van Zuid zijn bijzonder groot. Er is een gigantische herstructureringsopgave en een grootschalige herinrichting van de stationsomgeving nodig. Dit programma kunnen de regionale partners niet alleen oppakken. Voor de provincie is het duidelijk dat hier ook provinciale belangen aan verbonden zijn en investeert daarom fors in het gebied. Na een intensief lobbytraject door provincie en gemeente heeft ook het Rijk ingezien dat deze opgave het regionale belang overstijgt en dat dit project een economische impuls geeft aan OostNederland. Inmiddels is het project geaccepteerd als belangrijke rijksopgave en gaat het Rijk samen met provincie en gemeente investeren in dit project.’
maatschappelijke instellingen als roc’s en een schouwburg, en bedrijven en ontwikkelaars. Dit is vooral van belang met het oog op de huidige marktsituatie. Met de bijdrage van de provincie wordt de publiek-publieke samenwerking versterkt en wordt zichtbaar gemaakt dat de provincie vertrouwen heeft in deze gebiedsontwikkelingsprocessen. Ook gaat er een belangrijk signaalfunctie uit richting het Rijk met het oog op mogelijke toekomstige Rijksinvesteringen in het kader van MIRT, Nota Ruimte-budget en het budget voor de herstructurering van de bedrijventerreinen. Een stimulerende rol van overheden heeft veel voordelen, mits de publieke partijen de balans tussen risico’s en maatschappelijk rendement niet uit het oog verliezen2. é Derck Buitendijk (Berenschot) é Quintus van Hal (provincie Overijssel) é Rolf Schooleman (Berenschot) é Hans van der Werf (provincie Overijssel) Noten: 1 Zie Peek, inleiding congres stationslocaties 27 mei. 2 Zie Van Hoof, inleiding congres stationslocaties 27 mei.
oktober 2010 34
ROM_10_2010.indd 34
9/30/2010 6:50:00 PM
Praktijk
Florerende advocatenkantoren in Amsterdam Recessie of geen recessie, Amsterdam blijft de favoriete vestigingslocatie voor internationaal georiënteerde advocatenkantoren. De afgelopen jaren groeide zelfs de concentratie van deze kantoren zowel in de binnenstad als aan de rand van de stad. Bereikbaarheid, parkeren, efficiency van het gebouw zijn bepalende factoren, maar ook de stedelijke omgeving en uitstraling van het gebouw spelen een rol bij de favoriete vestigingskeuze van advocaten. Het belang van de internationale concurrentiepositie is een drijvende kracht. Stadsbestuurders en stedenbouwkundigen in Amsterdam wordt aangeraden zich te blijven verdiepen in de dynamiek van deze toonaangevende beroepssector en de vestigingsmotieven. Met een vraaggerichte benadering vanuit het economische en ruimtelijke beleid kan de gemeente Amsterdam haar positie aanzienlijk duidelijker maken. Dat vraag om een omslag in het denken en werken.
B
elangrijke structurele veranderingen van de internationale economieën zijn in toenemende mate relevant voor de besluitvorming van de huidige (juridische) ondernemer en zo ook voor de keuze van zijn locatie. Voor advocaten geldt dat hun beroep geen direct tastbaar of zichtbaar product voortbrengt. Hun locatiekeuze en huisvesting zijn van groot belang om zich te onderscheiden. Nog niet zo lang geleden was de grachtengordel de ‘nette’ locatie voor de internationale Amsterdamse advocatenkantoren, maar in deze tijd is de juiste plek minder gemakkelijk aanwijsbaar. Advocaten zoeken een locatie die past bij de structuur, de aard, de omvang en het type kantoor. Welke motieven de doorslag geven, hangt nauw samen met de corporate identity van het kantoor.
Binnen de Nederlandse economie vormt de juridische dienstverlening een belangrijke beroepssector. Terwijl de economie in 2009 met 4,5 procent is gekrompen, groeide de Nederlandse advocatuur met 2,5 procent. Dit artikel richt zich op de motieven van internationaal opererende advocaten om zich te (her)vestigen op de specifieke plaatsen in Amsterdam. Het is gebaseerd op een exploratieve studie (De Graaf, 2008) waarin in totaal veertien interviews zijn gehouden met managing partners van geselecteerde internationaal opererende advocatenkantoren in Amsterdam, zowel aan de randzones, als in de binnenstad. Voor elk van deze locatietypen zijn zeven personen van verschillende vestigingen geïnterviewd.
Eén ding is zeker. Ondanks de ontwikkeling van de digitale technologie blijft de advocatuur people-business. Om de internationale trends te volgen, of zelfs vóór te zijn, en unieke producten voort te brengen, kiezen de zakelijke dienstverleners voor hoogwaardige stedelijke kennismilieus. Dit geldt zeker voor de Nederlandse en in het bijzonder voor de Amsterdamse internationaal georiënteerde advocatuur. Het Amsterdamse advocatenkantoor Stibbe bijvoorbeeld, richt zich op een niche in de markt door fiscale expertise in te zetten voor familiebedrijven in de Golflanden. Terwijl De Brauw, een van oorsprong zeer gevestigd Haags kantoor, een strategie volgt om veel werk voor Nederlandse cliënten in andere landen te krijgen om daarmee hun internationale expertise en toenemende specialisatie voor het voetlicht te brengen.
Clustering Amsterdam oefent als financieel centrum van Nederland vanouds een grote aantrekkingskracht uit op internationaal georiënteerde advocatenkantoren. De afgelopen jaren is sprake van sterkere clustering in de hoofdstad. ‘Anno 2010 zijn bijna alle topkantoren van de Nederlandse advocatuur gevestigd aan de Zuidas.’ (Schutten, 2010). Een belangrijke motor hierachter is de komst van Angelsaksische en Amerikaanse mergers & acquisitions en corporate finance advocatenkantoren. De Engelse en Amerikaanse advocatenkantoren vestigden zich vanuit internationaal perspectief als vanzelfsprekend in Amsterdam en hebben op Nederlandse advocaten een aanjagende functie gehad. Gevolg was een concentratieshift naar Amsterdam vanuit Rotterdam èè
oktober 2010 35
ROM_10_2010.indd 35
9/30/2010 6:50:02 PM
Praktijk
Harde en zachte factoren
K los Morel Vo s & S c h a a p : ‘ B e re i k b a a rheid is weleens een bron van erger nis , m a a r d at w e e g t n i e t o p te gen de vo ordelen van e e n p ra c h t i g v r i j s t a a n d p a n d m e t p a r k e e r p l a a tsen in de binnenstad.’
De basisvoorwaarden van de economie en de digitale ontsluiting vormen een ‘harde’ vestigingsplaatsfactor voor advocatenkantoren. In de interviews zijn nabijheid ten opzichte van snelwegen, invalswegen, openbaarvervoervoorzieningen én parkeren door alle respondenten genoemd als belangrijke factoren. Een geschikte vestiging in de binnenstad is voor de grote kantoren, op een uitzondering na, uitgesloten. Voor grote kantoren zijn factoren als bereikbaarheid, efficiency van het gebouw en parkeren doorslaggevend, maar daarmee is nog niets gezegd over hun locatiekeuze. Deze kantoren willen en zoeken een omgeving met een internationale uitstraling, een toplocatie. Voor de middelgrote en kleinere kantoren wegen de nadelen van een minder goede bereikbaarheid en weinig parkeergelegenheid minder zwaar. Het monumentale en dynamische hart van de stad blijft voor hen een enorme aantrekkingskracht houden. Maar probleemloos is deze keus zeker niet. Ook voor hen is de verkeerssituatie in de steeds voller wordende binnenstad lastig.
aanzuigende werking van de sterk gegroeide markt heeft ertoe geleid dat veel advocatenkantoren, die elders in Nederland gevestigd waren, in Amsterdam hun standplaats zochten. Amsterdam werd de place to be door de aantrekkingskracht van de financiële wereld en de concurrentie om talenten. De Brauw had verhoudingsgewijs in Amsterdam een klein kantoor, maar omdat steeds meer cliënten zich in en bij de hoofdstad vestigen in verband met de concurrentie om talenten en de efficiencyvoordelen, is ervoor gekozen om alle activiteiten hiernaartoe te verplaatsen (De Graaf, 2008). Onlangs heeft ook Mens en Wisselink, van oudsher een Utrechts Advocatenkantoor besloten de vestigingen in Utrecht en Rotterdam te sluiten om vanuit één kantoor in Amsterdam te werken. (Van Kleef, 2010). Deze trend bevestigt de stelling van Sassen (2001) dat multinationals de dragers zijn van nieuwe lokaliserende economieën. Amsterdam blijkt bovendien een gunstige vestigingsplaats omdat deze stad goed ligt bij jonge advocaten, vanwege de hoogkwalitatieve stedelijke voorzieningen en
Foto: MR
é Marcel Bayer
en in mindere mate Den Haag en Utrecht van advocatenkantoren met deze en gerelateerde rechtsgebieden zoals intellectueel-eigendomsrecht en hooggespecialiseerd octrooirecht. De
oktober 2010 36
ROM_10_2010.indd 36
9/30/2010 6:50:02 PM
veelzijdige cultuur. Bovendien laat het zien dat lokale sentimenten er steeds minder toe doen. Een goed voorbeeld is het Havenbedrijf Rotterdam dat er geen moeite mee heeft om zich bij te laten staan door het thans in Amsterdam gevestigde De Brauw. Zoiets was enkele jaren geleden ondenkbaar geweest.
Schaalvergroting Ên specialisatie Om hun belangrijkste klanten, de grote bedrijven, overall te kunnen bedienen, hebben de advocatenkantoren hun activiteiten steeds verder uitgebreid. Van oorsprong èè kleine eenheden
oktober 2010 37
ROM_10_2010.indd 37
9/30/2010 6:50:05 PM
Praktijk
‘Grootschalige ontwikkeling van grote kantoren is voorbij’ ‘Deze trends bij de advocatenkantoren passen in het algemene beeld van verbreding en verdieping in de kenniseconomie, zoals we die signaleren bij verschillende branches en niches in Amsterdam. Dat is ook de kracht van deze stad, die daarmee als trekker voor heel Nederland fungeert.’ Eric van der Kooij, planteamleider Metropool van de dienst Ruimtelijke Ordening (dRO), legt uit dat de ruimtelijke en economische diensten van de gemeente Amsterdam zich inzetten voor een goed vestigingsklimaat voor een breed scala aan sectoren ‘We zien een schaalverkleining van kantoren en de dienstverlenende sectoren als gevolg van meer flexwerken en detacheren. Vanuit de markt wordt er regelmatig gevraagd naar kantoren van zo’n 6000 à 7000 m2. Het gemiddelde ruimtegebruik per werknemer in de dienstverlenende sectoren is aan het dalen. Nu is dat gemiddeld 24 m2 per arbeidsplaats, maar in de toekomst verwacht ik dat dit gemiddelde daalt naar 18 m2. Er zijn nu al enkele kantoren met een ruimtegebruik van slechts 12 m2.
I n te r i e u r R E S OR op de Zuid as
Mijn inschatting is dat de tijd van grootschalige ontwikkeling van grote kantoren voorbij is. ‘Amsterdam heeft twee miljoen m2 nieuwe kantoorruimte in de plannen zitten. De gemeente heeft berekend dat we 1 miljoen m2 nodig hebben om tot 2040 voort te kunnen. Dat betekent dat we nu 1 miljoen m2 moeten schrappen in de nieuwbouwplannen ‘Zeker ook omdat we nog zoveel leegstand hebben. Dat vraagt om een heel zorgvuldige afweging wat we nog waar willen hebben. In de Kantorenstrategie, die dit najaar zal worden gepresenteerd, leggen we dat vast.’
Vooral voor de Zuidas hebben de ontwikkelingen in de markt ingrijpende gevolgen. ‘Daar is het kantorenaanbod hoofdzakelijk in handen van beleggers en ontwikkelaars. Ook die zullen hun strategie en aanbod moeten aanpassen.’ Bemoedigend noemt hij de koppeling die op Zuidas plaatvindt tussen een kennisinstituut en de markt. ‘De VU realiseert zich dat de positie op de Zuidas absoluut een kwaliteit is. Wij geloven in het samenvallen van een zakenas én een kennisas op die plek. We faciliteren dergelijke clusters waar mogelijk. Toch moeten initiatieven om de synergie te zoeken vooral uit de betreffende sectoren zelf komen.’ Eric van der Kooij bestrijdt het beeld dat bij hergebruik van monumentale gebouwen cultuur en horeca voorrang hebben. ‘We zien dat soms oud erfgoed moet wordt verkocht, bijvoorbeeld aan corporaties en aan ondernemingen, omdat de kosten door de overheid niet meer zijn te dragen. Welke functie er vervolgens in komt, wordt bepaald door het stadsdeel. Soms is dat een hotel of een theater, maar het kan ook bestemd worden voor broedplaatsen, creatieve industrie of studentenhuisvesting. We signaleren om die reden en door de moeilijke positie waarin de hele cultuursector zich momenteel bevindt, een grotere spreiding van culturele instellingen van het centrum richting Zuid en Noord.’ Voor de onderdelen van de advocatuur die echt in de binnenstad wil zitten, zijn er zat plekken die interessant zijn, meent Van der Kooij. Hij vertrouwt op de eigen dynamiek in de markt. Wat betreft de bereikbaarheid en met name het parkeren hoeven de advocatenkantoren niet te rekenen op een voorkeursbehandeling. ‘Amsterdam koerst in de richting van een autoluwe stad. Dat is ook een kwaliteit. Amsterdam kiest voor investeren in openbaar vervoer en parkeergarages, maar niet voor speciale parkeerplekken voor advocaten, maar wie weet gaan ze wel over op elektrisch rijden.’ é Marcel Bayer
oktober 2010 38
ROM_10_2010.indd 38
9/30/2010 6:50:06 PM
Allure en magie in de binnenstad De Amsterdamse binnenstad heeft sterke troeven als vestigingsplaats voor de gerenommeerde en gespecialiseerde internationale advocatuur. ‘Niemand gaat voor de lol naar de Zuidas. In de binnenstad is de bereikbaarheid weleens een bron van ergernis, net als geluidsoverlast en de alsmaar toenemende evenementen voor de deur, maar dat weegt niet op tegen de voordelen van een prachtig vrijstaand pand met parkeerplaatsen in de binnenstad’, meent Gregor Vos van Klos Morel Vos & Schaap. Marc Wallheimer van Hogan Lovells LLP noemt de grote waarde voor de binnenstad dat er óók kantoren zijn. ‘Dat trekt weer diverse bedrijvigheid aan. Vanuit het pand aan de Keizersgracht via de Gouden bocht met cliënten wandelen naar het Rijksmuseum en daarna lekker eten is voor buitenlanders een vorm van magie.’ Het vraagt op de sector gericht beleid van de gemeente Amsterdam. ‘We moeten af van het automatisme dat een volgend leegstaand pand in de binnenstad wordt omgetoverd in een hotel’, stelt Bart van den Broek, werkzaam bij
Howrey LLP. ‘Als de randvoorwaarden juist zijn, zou dat best een groot advocatenkantoor kunnen zijn. Zo houd je de binnenstad divers en leefbaar.’ Met de locatie van de Zuidas is niets mis. ‘Het grote belang van Nederland en in het bijzonder van Amsterdam/ Schiphol als aantrekkelijke vestigingsplaats van hoofdkantoren van multinationals kan niet genoeg benadrukt worden’, zegt Martijn Snoep van De Brauw. ‘Die aantrekkelijkheid is het allerbelangrijkst! Als dat wegvalt, kan de internationale advocatuur zijn boeltje wel pakken.’ De gemeente Amsterdam zou er goed aan doen een beleid te ontwikkelen waarbij de Zuidas meer en meer wordt getransformeerd tot een echt stedelijke omgeving, meent Jako van Hees, managing partner bij Resor. ‘Op dit moment is het nog een werkeiland. De Zuidas zou op een vergelijkbaar niveau kunnen worden gebracht met steden als Londen en New York, die door juridische (en andere zakelijke) dienstverleners nog steeds als maatstaf worden beschouwd.’
Ho gan L ovells L L P: ‘ Va n u i t h e t p a n d a a n de K e iz ers g racht vi a de Gouden bocht met cliënten wandelen naar het Rijksmuseum en d a a r n a l e k k e r e te n i s vo o r b u i te n l a n d e r s e e n vor m van ma g ie.’
Foto: MR
groeiden uit tot massale ‘full service’ kantoren, waardoor ze hun cliënten met complexe juridische zaken in Nederland én in het buitenland kunnen bedienen. De nabijheid van Schiphol is voor deze praktijk een groot voordeel. De schaalvergroting had wel tot gevolg dat in de steeds voller wordende binnenstad bereikbaarheids- en huisvestingsproblemen ontstonden. Voor de grote kantoren, die alle rechtsgebieden in huis hebben, waren geen beschikbare panden meer voorradig in de binnenstad. Dit leidde tot een deconcentratie vanuit de binnenstad naar de randzones. Inmiddels vindt er een nieuwe verschuiving plaats. In toenemende mate is er sprake van een nichemarkt met kleine hooggespecialiseerde kantoren. Voor sommige Amsterdamse advocatenkantoren hebben deze ontwikkelingen geleid tot
afsplitsing van de grote kantoren en tot uitwaaiering van kleine kantoren, die zich in de binnenstad, maar ook aan de randzones vestigen. De advocaten, veelal afkomstig van de grote kantoren, hebben zich gespecialiseerd in één rechtsgebied en zijn vrijwel crisisbestendig. De perspectieven voor de kleine specialistische kantoren zijn goed, omdat cliënten èè
oktober 2010 39
ROM_10_2010.indd 39
9/30/2010 6:50:13 PM
Praktijk
vaker geneigd zijn voor hun rechtsproblemen te shoppen bij de verschillende kantoren in plaats van alles bij één kantoor onder te brengen. Tegelijkertijd loopt de maatschappij over van de juridische regels. Het bedrijfsleven en de overheid hebben in toenemende mate juristen nodig om in deze complexer wordende maatschappij te opereren.
Profilering Hooggespecialiseerd, juridisch kenniswerk is allereerst mensenwerk en de behoefte aan getalenteerde advocaten neemt eerder toe dan af. Het wordt daarom voor advocatenpraktijken zaak zich nog sterker te profileren. De ‘identiteit van het kantoor’, zowel binnen de bedrijfscultuur als naar buiten toe, is door alle respondenten genoemd als belangrijk. Hun werk draait om kennisoverdracht en face-to-facecontacten horen daarbij. Om zich te onderscheiden en te presenteren, is het van groot belang door middel van locatiekeuze en/of het gebouw waarin zij zich hebben gevestigd, te laten zien wie ze zijn en waar ze voor staan. Opmerkelijk is het verschil in benadering door advocatenkantoren in de binnenstad en aan de rand van de stad. De uitstraling waarvoor de advocatenkantoren in de binnenstad kiezen is die van established, geworteld en authentiek. Kantoren in de stadsrandzone etaleren zich liever als internationaal, innovatief, hoogmodern, vooruitstrevend en efficiënt.
Ondanks de ontwikkeling van de digitale technologie blijft de advocatuur people-business Toch zit in deze ogenschijnlijke tegenstelling een opvallende overeenkomst: wat beide groepen gemeen hebben is een duidelijke voorkeur voor het uitgesproken benadrukken van hun keuze. Degenen die een moderne beeldvorming voorstaan, huren tegenwoordig een kantoor ontworpen door de crème de la crème van de hedendaagse architectuur. Kernprincipes daarbij zijn kwaliteit van het ontwerp en duurzaamheid. De binnenstedelijke kantoren accentueren juist de bijzondere historische kenmerken van hun keuze: in de oude traditionele panden wordt de sfeer verlevendigd door het behouden en zo nodig benadrukken van authentieke klassieke kenmerken. Binnen wordt alles wel van de modernste technieken voorzien en natuurlijk afgestemd op het imago dat het kantoor wil uitdragen.
uitzetten in haar stad, maar dat de kwaliteit van de publieke ruimte zeker kan bijdragen aan de versterking van dit werkmilieu. De gemeentelijke overheid zou vooral op dat laatste moeten inzetten. Neem het parkeerbeleid. De garagesystemen zijn willekeurig, soms ronduit onverzorgd en ‘s nachts met gevaarlijke tendensen. Op de Zuidas hebben advocatenkantoren nogal eens te maken met nodeloze bureaucratie en inefficiëntie bij het reserveren van parkeerplaatsen. Ook wat betreft bereikbaarheid is er veel te verbeteren. De groei van de advocatenkantoren en het feit dat veel medewerkers tegenwoordig buiten de stad wonen, maakt dat de sector hier heel anders over is gaan nadenken dan twintig jaar geleden. Sommigen verwachten dat alle advocatenkantoren vroeg of laat door slechte bereikbaarheid uit de stad worden verjaagd. Anderen relativeren dit, omdat ook geen enkel advocatenkantoor in Londen of Parijs, op vijf minuten afstand van Heathrow, of Charles de Gaulle zijn standplaats heeft. Waar het om gaat zijn de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de verbindingen. Publieke stedelijke kwaliteiten en voorzieningen in het kader van ‘Amsterdam culturele wereldstad’ kunnen zeker het verschil maken. Zo kan de vestiging van een internationale school in de binnenstad, net als een mooie en schone openbare ruimte bijdragen aan de aantrekkingskracht voor gespecialiseerde advocatuur. In dit opzicht zal de gemeente met een sterk aanbodgerichte organisatie een omslag kunnen maken. Omgekeerd kan van de florerende beroepsgroep als de advocatuur worden verwacht dat ook zij hun steentje bijdragen. De waarde van de stad en het verhogen van de concurrentiekracht zijn gemeenschappelijke delers. Het creëren van samenwerkingsvormen, gericht op specifiek stedelijke kwaliteiten van Amsterdam, zal de concurrentiepositie alleen maar kunnen versterken. é Annemarie de Graaf
sociaal geograaf en planoloog Annemarie_Graaf@hotmail.com Literatuur Graaf, A.M. de (2008) Beweegredenen. Studie naar het reallocatieproces van advocatenkantoren in Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. KSU (2010), De stand van de advocatuur, Uitgeverij KSU. Sassen, S. (2001) The Global City, Princeton University Press, Princeton, Oxford etc. Schutten, H. (2010) ‘Zuidas is advocatenoase’, Het Parool, 8 april
Stedelijke kwaliteiten
2010.
Voor stadsbestuurders en stedenbouwkundigen in de gemeente Amsterdam is een grondige analyse van een beroepssector als de internationaal georiënteerde advocatuur essentiële input bij het vormgeven van het ruimtelijke en economische beleid. In de praktijk blijkt dat deze dynamische beroepsgroep de grote lijnen uitstekend zelf kan
Wijnen, J.F. van (2010) ‘Na eerste schrik floreren advocaten aan de Zuidas ook tijdens recessie’ Het Financieele Dagblad, 18 februari 2010.
oktober 2010 40
ROM_10_2010.indd 40
9/30/2010 6:50:16 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al bijna 25 jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Stank stoorzender leefomgevingskwaliteit Tussen de 25 en 30% van de Nederlanders heeft de afgelopen jaren last gehad van stank. Voor velen is de overlast zo hinderlijk dat zij de stap nemen een klacht in te dienen. Ieder jaar weer zijn er tienduizenden meldingen. Blijft stank een storende factor voor onze leefomgevingskwaliteit of schijnt er licht aan de geurhorizon?
G
eur afkomstig van fabrieken, veehouderijen, open haarden en horecagelegenheden veroorzaakt overal in ons land regelmatig lokaal overlast. Stankklachten vormen daarvan steeds het meest duidelijke signaal. Maar ook hinderpercentages, bijvoorbeeld verzameld door het CBS, laten jaarlijks zien dat stankoverlast in Nederland een relevant aspect is van onze leefomgevingskwaliteit. De aard van de geurhinderproblematiek in Nederland vormde het onderwerp van een symposium dat de VVM op 16 september heeft gehouden. Centraal stond het beleid, met in het verlengde daarvan de uitvoeringspraktijk, om paal en perk te stellen aan deze vorm van aantasting van ons woon- en
leefklimaat. Duidelijk werd dat de ruimtelijke ordening een machtig instrument is om, meer dan tot nu toe, in te zetten ter bestrijding van de geurhinder. Een van de centrale doelen van het geurbeleid is immers het voorkomen van nieuwe hinder, terwijl tijdens het symposium bleek dat we nog steeds regelmatig te maken hebben met nieuwe situaties van stankoverlast. Bovendien weten we, zie bijvoorbeeld de Milieubalans 2009 van het PBL, dat de absoluut ongewenste situaties met ernstige geurhinder nog altijd blijken te bestaan. Ook om die hinder te verminderen biedt de ro-regelgeving houvast. Met het uitoefenen van een goede ruimtelijke ordening moet de afwezigheid van geurhinder, als aspect van het gewenste woon-, werk- en leefklimaat, realiteit kunnen worden. Het pleidooi is daarom in het kader van duurzame gebiedsontwikkeling voldoende aandacht te besteden aan de uitvoering van het geurbeleid. Dat vraagt om keuzes over het na te streven lokaal acceptabele hinderni-
veau. Plus duidelijkheid over de nu en in de toekomst voor de geurbronnen in het gebied aan te houden gebruiksruimte. Keuzes die, zo luidt het bekende ro-adagium, juist in het stadium van planvorming het best gemaakt kunnen worden. Aan dit pleidooi hangen uiteraard uitdagingen vast, onderwerpen voor op de agenda van de komende jaren. Neem het omgaan met een landelijke doelstelling qua gehinderden. Hoeveel meer of anders mag het bijvoorbeeld in de IJmond ruiken dan rond de stad Utrecht? En welke relatie bestaat er eigenlijk tussen het te kiezen acceptabel hinderniveau en de indicatieve afstanden uit de richtlijn ‘Bedrijven en Milieuzonering’? De uitdagingen overziend, is één ding zeker: geuroverlast is voorlopig de wereld niet uit. Van alle betrokkenen – veroorzakers, beleidsmakers en handhavers – is veel inzet nodig om de jaarlijkse klachtenstroom substantieel te doen verminderen. é Hugo van Belois,
VVM-sectie Lucht & Klimaat
In het oktobernummer van Tijdschrift Milieu verschijnt een uitvoeriger terugblik op het Geursymposium.
VVM Agenda Milieubeurs 2010 Inclusief diverse VVM workshops en bijeenkomsten 12, 13 & 14 oktober Brabanthallen, ’s-Hertogenbosch Seminar ‘Leren om te compenseren’ Vrijdag 29 oktober Antropia, Driebergen Smart Grids Dinsdag 2 november Stedin, Utrecht
Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info. Presentatie Special Milieu Woensdag 3 november Nieuwspoort, Den Haag Startbijeenkomst sectie Natuur en Milieu Educatie Donderdag 4 november Utrecht (locatie volgt)
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-621 59 85 F 073-621 69 85 E bureau@vvm.info W www.vvm.info
Basiscursus Meten van Emissies naar Lucht (3 dagen) Vrijdag 12, 26 november, 3 december Regardz Eenhoorn, Amersfoort
oktober 2010 41
ROM_10_2010.indd 41
9/30/2010 6:50:16 PM
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Correctie In het vorige nummer van ROmagazine stond een bespreking van de Polderatlas. Hierbij werd een prijs van € 29,95 genoemd. Dit is niet correct; de Polderatlas kost € 99,95.
Boven water
lastig is het nog steeds om de verschillende
Veertig praktijkvoorbeelden van gebiedsont-
randvoorwaarden binnen het proces van
wikkeling, twaalf thematische patronen, 45
gebiedsontwikkeling logisch te combineren en
methodieken, handreikingen in de vorm van
te organiseren. Zo staan mobiliteit, bereikbaar-
aanraders en afraders en ten slotte dertig actuele
heid, bedrijfsterreinen of nieuwbouw nogal eens
opgaven. Dat is het resultaat van het Habiforum-
tegenover de bestaande en toekomstige leefbaar-
programma ‘Nederland boven water’ dat als
heid en ruimtelijke kwaliteit van een gebied.
afronding in september werd gepresenteerd aan
Een van de projecten om de ruimtelijke
minister Cramer van VROM. Het boek – dat
beeldkwaliteit van de hoofdverbindingsassen
is geschreven en samengesteld door Peter van
te borgen is Routeontwerp. Voor de Federatie
Rooy - is het resultaat van een coproductie met
Welstand betekent het in elk geval een nieuwe
24 partners en professionals. Duidelijk wordt
manier van denken en werken en biedt het een
dat gebiedsontwikkeling de hypefase weliswaar
kans om op een andere schaal en op een eerder
handleiding opgesteld over gebiedsontwikke-
allang gepasseerd is, maar dat er nog weinig
moment in het proces dan bij de traditionele
ling. Dat was hard nodig omdat uitspraken van
doortastend en professioneel wordt doorgepakt.
toets van de bouwaanvraag te kunnen adviseren.
het Europese Hof (o.a. de Auroux/Roanne-case)
Het ontbreekt – zo blijkt overduidelijk uit de
Toch valt er nog veel te winnen, want – volgens
tot discussies over de juridische interpretaties
vele voorbeelden – nog te veel aan een actieve en
Flip ten Cate – keren gemeenten zich met de
leidden. Nieuwe spelregels en uitleg daarvan zijn
verantwoordelijke wijze van planning, afweging
rug naar de weg of verstoppen ze zich achter
daarom nodig om gebiedsontwikkeling ook in
en organisatie. Doorgaan op de ‘klassieke, hiërar-
geluidschermen, ‘behalve waar de commercie
juridische zin adequaat te managen.
chische, monodisciplinaire en op bestuurlijke
haar slag kan slaan. Daar liggen de zichtlocaties,
Maar dat niet alleen. In de Nederlandse praktijk
grenzen geënte benadering’ blijkt niet meer
de schreeuwerige bedrijventerreinen die zelden
blijkt nog steeds dat vooral gemeenten in prakti-
te voldoen. In plaats daarvan zal een meer
een verantwoord cultureel en maatschappelijk
sche zin moeite te hebben met een selectie- of
dynamische en op gebieden geënte, slimmere
beeld van de gemeente tonen’. (RC)
aanbestedingsprocedure. Zo zijn een te lage
werkwijze tot betere en meer duurzame resulta-
grondprijs en participatie door de gemeente in
ten leiden. ‘Het vereist een bovenpolitieke
de vastgoedexploitatie op grond van de actuele
opdracht om mechanismen achter de huidige
jurisprudentie niet toegestaan.
verlammende complexiteit bloot te leggen’, aldus
Gemeenten kennen een breed scala aan instru-
Van Rooy die zich realiseert dat zo’n omslag
menten waarmee zij via publiekrecht gebieds-
nog veel tijd, energie en overtuigingskracht zal
ontwikkeling juridisch kunnen waarborgen. De
kosten. ‘Nederland boven water II’ biedt in dat
gemeente bepaalt de randvoorwaarden maar
opzicht niet alleen perspectief, maar vooral ook
er is geen sprake van een opdrachtgeverrol. De gemeente reguleert ‘slechts’ publiekechtelijk de
bruikbare concepten en afwegingskaders. (RC) H U G O PR I E M U S , F R I S O DE Z E E U W, H E N K L IC HT E R ,
ruimte die private en publieke opdrachtgevers
PE T E R VA N RO OY (2009): N E DE R L A N D B O V E N
J E R O E N DE N U Y L , F L I P T E N C AT E , JA N WAB E K E E N
hebben om vastgoed te realiseren. Daarnaast
WAT E R ; PR AK T IJK BOE K II, I SB N 978 908 06 6479 1,
DAV I D VA N Z E L M VA N E L DI K ( 2 0 0 9 ) : G E B I E D S K WA -
heeft een gemeente ook de rol van samenwer-
2 2 0 B L Z . H A B I F ORU M / N I R OV, G O U DA / DE N H A AG ,
L I T E I T RON D I N F R A S T R U C T U U R; E S S AYS , F E DE R AT IE
kingspartner, als publieke regisseur. Dat alles
55 EURO
W E L S TA N D, A M S T E R DA M , I S B N 9 7 8 9 0 8 1 3 6 5 3 3 8 ,
klinkt logisch, maar in de praktijk blijken de
56 BL Z .
verantwoordelijkheden en rollen in dit verband weleens door elkaar te lopen. (RC)
Geen gezichtslocaties infrastructuur wordt steeds meer gezien als
Leidraad gebiedsontwikkeling nieuwe stijl
een economische motor voor gebiedsontwikke-
Samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO),
E E N PR A K T I S C H E RO U T E B E S C H R I J V I N G VO OR
ling. Voorbeelden als de A-12-zone, de Zuidas,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
M A R K T PA RT I J E N E N O V E R H E DE N, M I N I S T E R I E VA N
de A2-tunnel bij Maastricht en de Zuidelijke
(VNG) en de NEPROM hebben de ministe-
VOL K S H U I S V E S T I N G , RU I M T E L I J K E OR DE N I N G E N
Ringweg rond Groningen bewijzen dat. Maar
ries van Financiën en VROM een vernieuwde
M I L I E U B E H E E R , 1 1 2 B L Z . DE N H A AG ( VR O M 9 2 2 4 )
De reconstructie of nieuwe aanleg van
A K R O C ON S U LT E N I N S T I T U U T VO OR B O U W R E C H T (20 0 9 ): R E I SWIJZE R G E BIE DS ON T WIKK E L ING 2009;
oktober 2010 42
ROM_10_2010.indd 42
9/30/2010 6:50:16 PM
RO snippers
Agenda
Cursus/studiedag
Rommers Bekker: directeur Commercieel Vastgoed bij Troostwijk Veilingen Troostwijk Veilingen heeft per 1 september Jaap Bekker (35) benoemd als Directeur Commercieel Vastgoed. Jaap Bekker is afkomstig van Fortis Vastgoed Lease (BNP Paribas Lease Group) waar hij senior accountmanager was en acht jaar heeft gewerkt. In zijn nieuwe functie wordt hij verantwoordelijk voor vastgoedveilingen, -taxaties en -advies in Nederland. Te Grotenhuis: docent RO Hogeschool Rotterdam Met ingang van 1 september stapt Rob te Grotenhuis volledig over van het Nirov naar de Hogeschool Rotterdam. Vanaf 1 september is Te Grotenhuis hogeschooldocent ruimtelijke ordening en watermanagement. Onder meer zal hij zich bezighouden met het opzetten en coÜrdineren van een nieuwe afstudeerrichting gebiedsontwikkeling. Siemons: managing partner Buck Consultants International Jan Siemons (47) gaat per 1 september a.s. aan de slag bij Buck Consultants International als managing partner. Bij Buck Consultants International gaat hij zorgen voor uitbreiding van de advisering aan bedrijven met (internationale) bedrijfshuisvestingsvraagstukken en de strategische ondersteuning van steden en regio’s in binnen- en buitenland met betrekking hun vestigingsklimaat en promotiestrategie. Jan Siemons werkte de afgelopen zestien jaar bij Ernst & Young als partner, waar hij verantwoordelijk was voor vastgoedvraagstukken, met de nadruk op locatiekeuzeadvisering.
Van Driessche: directeur AM Zeeland Gino van Driessche (35) is met ingang van 1 januari 2011 benoemd tot directeur van AM Zeeland. Hij volgt Jan Sips op, die ad interim leiding-geeft aan dit regiokantoor van AM in Terneuzen. Van Driessche is sinds 2008 werkzaam bij AM Zeeland, laatstelijk in de functie van ontwikkelingsmanager. De overdracht van activiteiten van Jan Sips aan Gino van Driessche zal de komende maanden plaatsvinden. AM Zeeland ontwikkelt op diverse locaties in de provincie vastgoedprojecten, zoals de uitbreidingsgebieden Othene in Terneuzen en Noorderpolder in Zierikzee, de gebiedsontwikkeling Perkpolder in Hulst en het Scheldekwartier in Vlissingen, een nieuw deel van de binnenstad op het terrein van de voormalige scheepswerf De Schelde.
Waterbouwdag 2010 Leren voor de toekomst Datum: 9 november Plaats: Theater De Flint, Amersfoort Info: roegzana.hoesenie@curnet.nl Cursus Plattelandsontwikkeling 3.0 Werken in een plattelandsweb Datum: 23 en 24 november Plaats: Wageningen UR Info: www.wbs.wur.nl
Congres/conferentie De CO2-neutrale stad Van papier naar praktijk Datum: 10 november Plaats: 1931 Congrescentrum Brabanthallen, Den Bosch Info: www.co2neutralestad.nl
Pasveer: hoofd Stedenbouw Stedenbouwkundige Erik Pasveer gaat per 1 oktober a.s. leidinggeven aan afdeling Stedenbouw van de gemeente Den Haag. Pasveer staat bekend als een gerenommeerd stedenbouwkundige en heeft veel ervaring in het maken van stedenbouwkundig beleid. Daarnaast beschikt Pasveer over de nodige bureauervaring. Pasveer werkte eerder als hoofd vakteam Ruimtelijke ordening bij de gemeente Delft. Daarnaast heeft hij als stedenbouwkundige onder meer gewerkt bij BVR (bureau van Riek Bakker), DRO Amsterdam, Gemeente Rotterdam, de TU Delft en de Academie van Bouwkunst in Rotterdam en Amsterdam.
oktober 2010 43
ROM_10_2010.indd Sec1:43
9/30/2010 6:50:18 PM
In november! Trend
De EHS in/uit de sloot Zowel rond de aankoop van gronden als rond de locatiekeuze en inrichting van de EHS ontstaat steeds meer discussie. De totstandkoming van een robuust en klimaatbestendig netwerk van geschikte natuurlijke leefgebieden in ons land loopt daardoor gevaar, dus ook beoogde doelen voor biodiversiteit. Hoe komen we uit de impasse?
Ruimtelijk bekeken
Spierballen in de provincie De nieuwe doorzettingsmacht in ZuidHolland. De Westlandse Zoom, een woningbouwproject in de gemeente Westland, dreigt in de problemen te komen omdat de provincie een deel van het bestemmingsplan niet wil goedkeuren. Het is niet de enige plek waar de provincie dreigt in te grijpen, want ook de gemeente Leiden maakt zich op voor een confrontatie. Daar gaat het conflict over de RijnGouwelijn.
Gevraagd: gedragen beleid openbare ruimte Het is slecht gesteld met de inrichting van de openbare ruimte in Nederland. Het verdienmodel van gemeenten, waarbij eigen investeringen snel moeten worden terugverdiend, is hier debet aan. Dit brengt de veiligheid en groenvoorziening in het nauw. De mindset van veel gemeenten moet veranderen en hun verdienmodel moet op de schop.
Interview
Colofon Jaargang 28 nr. 10 oktober 2010 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karl Bijsterveld, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover)
René Boomkens Dankzij de modernistische planologie hebben stadswijken veel van hun stedelijkheid en levendigheid verloren. In Boomkens’ visie zal de ruimtelijke ordening in de toekomst meer worden gedicteerd door individuele verhalen en wensen van kleine groepen die met concrete projecten de ruimte naar hun hand proberen te zetten. Tijdelijkheid en pluriformiteit spelen daarin een grote rol.
Uitgever Heleen Kooistra Website www.romagazine.nl
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in november. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
oktober 2010 44
ROM_10_2010.indd Sec1:44
9/30/2010 6:50:25 PM
Kent u de vernieuwde kennisbank Schuldhulpverlening al? www.kennisbankschuldhulpverlening.nl Met de vernieuwde kennisbank Schuldhulpverlening kunt u aan de hand van een stappenplan het gehele minnelijke traject schuldhulpverlening doorlopen gebaseerd op de NEN-norm. Van aanmelding en intake tot de schuldregeling en de nazorg. Tevens vindt u er alle relevante informatie over de herzieningen binnen de Wsnp. Ter verdieping is er allerlei achtergrondinformatie zoals parlementaire ontwikkelingen, onderzoeken en praktijkvoorbeelden. Neem snel een kijkje op www.kennisbankschuldhulpverlening.nl en vraag een vrijblijvende productdemonstratie aan.
ROM_10_2010.indd Sec2:III
9/30/2010 6:50:27 PM
Onze duurzame groei
MWH zet al meer dan 160 jaar haar voetstappen in de wereld van advies- en ingenieursdiensten; binnen dit mondiale netwerk koppelen we internationale kennis aan onze lokale kracht. Daarmee bieden we onze opdrachtgevers innovatieve oplossingen. Deze basis maakt het mogelijk om onze ambities te verwezenlijken binnen het kader van onze visie op duurzaamheid - Building a Better World. Onze focus ligt de komende jaren op groei. In de kwaliteit van onze dienstverlening maar ook in de verbreding van onze expertises, zoals: • adviseren van industrieën en havengebieden op het gebied van milieu, bodem en emissie; • (her)ontwikkelen van locaties in de stad en in het buitengebied; • realiseren van duurzaamheid in een tijd van bezuinigingen; • bereiken van klimaatdoelstellingen; • adviseren bij het leveren van schoon drinkwater, het zuiveren van vervuild water en ervoor te zorgen dat we in Nederland droge voeten houden.
We zoeken nieuwe specialisten die binnen MWH willen werken aan hun eigen duurzame groei. Ben jij een specialist op een van onze terreinen, volop in de groei of al flink uitgegroeid? Kijk op onze website voor informatie over MWH en actuele vacatures.
MWHglobal.nl WerkenbijMWH.nl
ROM_10_2010.indd Sec2:IV
9/30/2010 6:50:30 PM