Sturen op schaarste
Lees verder
+ NIEUW: Traditie en tijdgeest + Wabo: Omgevingsloket Online + Monumentenzorg als goudmijn + Provincie: tandeloze tijger of krachtige regisseur?
1/2 januari /februari 2011
ROM_11_01_02.indd OMI
www.romagazine.nl
2/1/2011 9:59:53 PM
Probeer
Belasting Magazine
20% korting
voor een halfjaar met
Het belangrijkste ďŹ scale nieuws Bruikbare artikelen over de effecten van ďŹ scale wetgeving Handige tips Haagse actualiteiten en internationaal nieuws Pensioenpraktijk Estate - en Financial planning BTW actualiteiten DGA Journaal BM Column.
Bij bestelling ontvangt u ook gratis de digitale nieuwsbrief van ElsevierFiscaal.nl Meer informatie en direct bestellen gaat u naar:
www.elsevierfiscaal.nl/winkel ROM_11_01_02.indd OMII
2/1/2011 10:00:09 PM
Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.
ROM_11_01_02.indd 1
2/1/2011 10:00:10 PM
Redactioneel
Bijzaak Ruimtelijke ordening als bijzaak; langzamerhand dringt het besef door dat het niet anders zal zijn de komende jaren, althans op het niveau van de rijksoverheid. Daar ligt geen doorwrochte analyse
Inhoud 4
10
ROm2 - Almere Oosterwold: duurzame gebiedsontwikkeling - Haal welstand uit het verdomhoekje - Our Common Future 2.0 - Businesspark Airport Garden City - Gebiedsontwikkeling Tiel - Nieuws uit Brussel Column: Het Hiernogmaals Ruimtelijke bekeken
WaboWijs: het Omgevingsloket Online van het ruimtelijk beleid de afgelopen decennia aan ten grondslag of een heldere visie op een nieuwe manier van ruimtelijk ordenen. Zoveel is nu wel duidelijk. Veeleer gaat het om het verzakelijken van het beleid; slagvaardiger, gerichter en met minder stroperige regelgeving, aldus directeur Ruimte Chris Kuijpers in ROmagazine van december afgelopen jaar. Misschien hebben partijpolitieke overwegingen een rol gespeeld tijdens de kabinetsformatie bij het besluit om VROM en VenW in elkaar te schuiven, en daarmee het ‘meest linkse’ departement te elimineren. Een ding is zeker: minister Melanie Schultz van Haegen heeft tot op het laatste moment de mogelijkheid gehad om te kiezen voor een nieuw ministerie van Ruimte, Infrastructuur en Milieu. Het is haar persoonlijke keuze geweest om ‘Ruimte’ er af te halen. Dat doe ik er wel bij, zou ze volgens ingewijden hebben gezegd.
De overgang van 25 toestemmingsstelsels naar 1 vergunning- en toezichttraject is voor velen een verademing. Als het werkt...
12 PS: Tandeloze tijger of krachtige regisseur?
16 Traditie en tijdgeest in de RO 20
Trend
Sturen op schaarste
26 Sturen en afrekenen 29
RO-beroepsgroepen
VVM Uit de eerste publieke optredens en interviews komt een minister naar voren die vooral de nadruk legt op bereikbaarheid. En ze wil investeren waar het economisch effect het grootst is (de Volkskrant, 22 januari 2011). Samen met haar collega Maxime Verhagen op het versterkte departement voor Economie Zaken, Landbouw en Innovatie, gaat ze daarmee ongetwijfeld een stevige economische basis leggen onder het ruimtelijke beleid. Daarmee ondergaat de ruimtelijke ordening een ingrijpende koerswijziging, na een lange periode waarin de ruimtelijke discussie was gekaapt door stedenbouwers en ontwerpers. Tegen deze achtergrond voert ROm dit jaar een discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening, over de uitdagingen en over consequenties van het huidige kabinetsbeleid voor de inrichting van het Nederland van de toekomst. In dit nummer de eerste bijdrage met een pleidooi voor een rijksbeleid met minder bemoeizucht, maar wel met visie. Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid: alleen dan kunnen bedrijven voortvarend investeren en plannen.
30
‘Bezuinigen op monumentenzorg is kip met gouden eieren slachten
32 Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland
34
Etalage
Compensatie van weidevogels: een nieuwe aanpak in Zwolle
37
Praktijk
Duurzame herstructurering in Dieze Oost
43 RO-beroepsgroepen 45
é Marcel Bayer
Forum
ROm Snippers
Agenda, recensies
hoofdredacteur
januari/februari 2011 2
ROM_11_01_02.indd 2
2/1/2011 10:00:11 PM
pag.
20
pag.
16
pag.
37
Trend
Nieuw!
Praktijk
Sturen op schaarste
Traditie en tijdgeest in de RO
Duurzame herstructurering in Dieze Oost
De nieuwe politieke en economische werkelijkheid vraagt om het blijvend handhaven van schaarste. Dat is de enige mogelijkheid om de deflatie van bestaand vastgoed en de terugval in oude stadswijken, inclusief toenemende segregatie, te voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen buiten de stad en vooral meer variatie van woon- en werkmilieus in de stad. Het vraagt een helder en strak ruimtelijk kader van de overheid (m.n. provincie en gemeente) en vereende krachten van alle stakeholders (ontwikkelaars, corporaties, financiers, consumenten, maatschappelijke organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling betaalbaar te maken en te houden. Het vraag ook een andere kijk op beheer, zoals het verleggen van de horizon, blijvende betrokkenheid van ontwikkelaars en investeerders.
In hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke ordeningstraditie. Geen Nationaal Historisch Museum, geen grootse en meeslepende visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen toeval zijn. In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit debat voorleggen aan een panel van prominente bestuurders in stad en land.
Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt aan de noordkant van Zwolle, zal over een paar jaar hét paradepaardje van duurzame stedelijke herstructurering zijn. De jaren vijftig en zestig portiekflats ondergaan een grondige modernisering, het winkelgebied krijgt een facelift en er wordt fors geïnvesteerd in de openbare ruimte; en dat allemaal op een duurzame wijze. Meest verregaand zal de gebiedseigen energievoorziening zijn, op basis van ondergrondse warmte- en koudeopslag. Om daar het optimale rendement uit te halen, is de oprichting van een duurzaam dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad is ambitieus, de corporaties willen graag meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of de business case haalbaar is.
januari/februari 2011 3
ROM_11_01_02.indd 3
2/1/2011 10:00:12 PM
RO
Almere Oosterwold moet toonbeeld duurzame gebiedsontwikkeling worden Almere Oosterwold geeft ruimte aan individuele woon- en werkidealen en organische groei. Het gebied moet het toonbeeld van duurzame gebiedsontwikkeling worden. De plannen werden gepresenteerd tijdens het Voorbeeldencongres Duurzame Stedenbouw.
ontwikkeld. Het ommeland biedt per bouweenheid ruimte voor een groenstructuur in combinatie met stadslandbouw, ruimte voor zichtlijnen, duurzame energieopwekking, waterzuivering en benodigde infrastructuur.
Bestaande stad is goed
Dit congres vond eind vorig jaar plaats in Almere en was een initiatief van BNSP| NVTL Werkgroep Duurzame Stedelijke Ontwikkeling. Oosterwold vormt het oostelijk deel van de Schaalsprong. Het is opgebouwd uit de kernen van Almere Hout Noord en Midden en het nieuwe Almere Eemvallei. Frans van Deursen is directeur van de werkmaatschappij Oosterwold. Hij lichtte toe: ‘Oosterwold wordt een nieuw stadsdeel waar ruimte is voor landelijk woon- en werkmilieus in lage dichtheden. Dat willen we niet vooraf planmatig vastleggen, maar realiseren via organische groei.’ Daarmee is Oosterwold een tegenhanger van de meer geplande hoogstedelijke westelijke ontwikkeling. Het is een voortzetting van de woonmilieus in de Gooi- en Vechtstreek. Gefaseerd over vijftig jaar zal een gevarieerd gebied ontstaan met vrije kavels in buurtschappen of kernen met veel vrijheid van vorm en grootte. Slechts een beperkt aantal kaders voor de infrastructuur en centrale groenstructuur wordt vastgelegd.
Duurzaamheid Oosterwold moet ruimte bieden aan 15.000 tot 18.000 woningen. Hierbinnen is ruimte
gereserveerd voor het A6-park. Dit is een gemengd bedrijvenpark met grootschalige detailhandel. Ook wordt ruimte vrijgemaakt voor enkele reservelocaties voor toekomstige grootschalige regionale concepten, zoals de Floriade. Per ontwikkelingseenheid zullen stad en ommeland in gezamenlijkheid worden
De Almeerse wethouder Adri Duivesteijn vertelde tijdens het Voorbeeldencongres dat integrale duurzame gebiedsontwikkeling de toekomst heeft. ‘Eendimensionale projecten, zoals de aanleg van de hsl-lijn, zijn niet meer van deze tijd.’ Voordeel voor Almere is volgens Duivesteijn dat de gemeente zelf de meeste gronden in eigendom heeft, en ze dus haar eigen partners uit kan kiezen om mee samen te werken. In grote commerciële projectontwikkelaars heeft hij maar weinig vertrouwen. ‘Dat zijn geen echte stakeholders maar moneymakers. Na oplevering zijn ze meestal snel verdwenen.’ De wethouder staat voor de rijkstaakstelling om 60.000 woningen te bouwen. Maar als die er door de crisis (voorlopig) niet komen, is er volgens hem geen man overboord. ‘De bestaande stad is al van goede kwaliteit. De huidige bewoners zijn tevreden.’ é Karl Bijsterveld
Haal welstand uit het verdomhoekje Welstand is, met name in West-Nederland, terug te voeren tot beeldkwaliteitsaspecten en in de media verschraald tot dakkapellendiscussies. Dat constateerden de deelnemers aan een rondetafelgesprek in de Amsterdamse IJkantine over de toekomst van de welstand afgelopen december 2010. In het gesprek kwam duidelijk naar voren dat een verbreding van welstand nodig is om zowel de welstand toekomstbestendig te maken als om kansen voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering te benutten. De contouren van verbreding zijn reeds zichtbaar in de beroepspraktijk. Reden voor stedenbouwkundigen Ewout Brouwer en Wim Snelders om een rondetafelgesprek over de veranderingen in welstand te organiseren.
Aanleiding voor de bijeenkomst vormde de discussie rondom het imago en daarmee het bestaansrecht van de welstand die loodrecht lijkt te staan op de beroepspraktijk van de organisatoren waarbij juist nadrukkelijk de inhoudelijke discussie rond ruimtelijke kwaliteit in een aantal projecten wordt gevoerd. Aan het gesprek namen welstandsorganisaties, de Adviesraad Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie NoordHolland, de Provincie Utrecht, het ministerie van Binnenlandse Zaken, landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen en architecten deel. Zij concluderen dat met een verbreding van het instrumentarium recht wordt gedaan aan het begrip ruimtelijke kwaliteit dat naast
januari/februari 2011 4
ROM_11_01_02.indd 4
2/1/2011 10:00:18 PM
RO
Our Common Future 2.0 Het Brundtland-rapport Our Common Future zette in 1987 de toon voor de discussie over duurzaamheid. Volgend jaar is het rapport 25 jaar oud en dus is het tijd voor nieuwe stippen aan de horizon, aldus Our Common Future 2.0.
D i t b e e l d z o u v e r l e d e n t i j d m o e te n z i j n i n 2 0 3 5 .
Foto: ANP
Ruim driehonderd vrijwilligers doen mee met OCF 2.0. Vanaf september hebben ze in negentien themagroepen gewerkt aan evenzoveel themarapporten. Daaronder wonen, water, duurzaamheid, bestuur en natuur. ‘De essentie is: kunnen wij met elkaar nadenken over een duurzame toekomst?’ aldus initiatiefnemer Jan Jonker, universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit. Het Brundtland-rapport vindt hij, ‘voortreffelijk, maar 25 jaar oud. Hoe gaat het nu verder? Wat zijn de stippen aan de horizon? Er wordt van alles ontwikkeld, maar ik mis de verbinding.’
Op 17 december kwam een deel van de vrijwilligers bij elkaar om te kijken hoe ver het staat met verbindingen leggen. Daarbij richt OCF 2.0 de blik op 2035. ‘Het leven geeft je terug wat je erin stopt. Het is een spiegel van je handelen’, hield Gerard Berendsen, lector duurzaamheid aan de Hogeschool Arnhem/Nijmegen, de vrijwilligers voor. ‘De moraal van het verhaal: wil je een duurzame toekomst, werk dan aan een duurzame toekomst.’ Maar dat wisten de vrijwilligers, die ieder twee weken van hun tijd doneerden aan het initiatief, al.
belevingswaarde, het sturen op schoonheid, ook aandacht geeft aan gebruiks- en toekomstwaarde. Hiermee kunnen de verschillende belangen en schaalniveaus met elkaar in verband worden gebracht. Welstand kan op deze manier op een andere, bredere leest worden geschoeid, hetgeen ook resulteert in een andere inhoud en praktijk.
het westen van het land is een doorgeslagen aandacht voor het stedelijk gebied terwijl bijvoorbeeld in Gelderland veel aandacht is voor landschap en een integrale benadering. Nieuwe wetgeving (Wro en Wabo) is meer gericht op ontwikkeling en biedt kansen om nu het ruimtelijk kwaliteitsbeleid te vernieuwen en beter te organiseren.
In het rondetafelgesprek kwam naar voren dat te veel nadruk wordt gelegd op toetsing en te weinig op cocreatie. Op met name hogere schaalniveaus is wel degelijk aandacht voor ruimtelijke kwaliteit in brede zin en wordt ook veel vaker stimulerend en adviserend gewerkt in plaats van toetsend. Wel stellen de deelnemers dat de afstemming nog weleens te wensen overlaat. Bovendien zijn er regionale verschillen. In
In een vervolg willen de organisatoren verder verkennen hoe ruimtelijk kwaliteitsbeleid vanuit een breder perspectief het best kan worden georganiseerd en wat daarin de rollen zijn van de betrokken partijen. Bijvoorbeeld door een koppeling van stimulerend rijksbeleid, uitgewerkt door de provincie (regionaal, streekeigen, landschappelijk) en lokaal vastgelegd in kernkwaliteiten (structuurvisie) en het ruimtelijk kwaliteits-
Het thema ruimte ontbreekt in het lijstje. Meer toeval dan een bewuste keuze, volgens Jonker. Er valt best iets te zeggen over duurzaam ruimtegebruik in ons land. ‘Ik ben geen planoloog, maar ik zie dat bepaalde gebieden leeglopen. Wijken worden afgebroken. Wij moeten opnieuw nadenken over de inrichting van de maatschappij.’ En op kleinere schaal: ‘Het is absurd dat we nog huizen bouwen waar energie in moet. Laten we over vijftien jaar energieneutraal bouwen.’ Jon Mes heeft meegewerkt in de themagroep wonen. ‘Het pendelen in trein en file is voorbij, denken wij’, zo blikt hij naar 2035. ‘Woningen worden flexibeler: we werken thuis en omdat we meer tijd thuis besteden, vinden we de buurt belangrijker.’ Volgens Mes zullen bewoners mede-eigenaar worden van de openbare ruimte. ‘Dan zijn ze veel directer betrokken en kijken ze: wat is voor de lange termijn van belang?’ Voorlopig doel van OCF 2.0 is de slotconferentie op 13 mei, met een presentatie van een boek dat de conclusies van de deelrapporten samenbalt. Jonker: ‘Wij hopen het boek aan te bieden aan de premier. Het zou de eerste keer zijn dat Mark Rutte een groen boek in zijn handen krijgt.’ é Harry Perrée
E co d u s w i j k , D e l f t . We l s t a n d i s i n We s t- Ne d e r l a n d ter u g te vo e re n to t b e e l d k w a l i te i t s a s p e c te n .
Foto: MR
kader (bestemmingsplan/stedenbouwkundig, welstand/ architectonisch). Welstand wordt op deze wijze een logisch onderdeel van het totale ruimtelijk kwaliteitsbeleid. é Wim Snelders en Ewout Brouwer
januari/februari 2011 5
ROM_11_01_02.indd 5
2/1/2011 10:00:18 PM
RO
Eerst klanten, dan ontwikkelen Het bedrijventerrein als ‘kavelfabriek’ dient zo snel mogelijk verleden tijd te zijn, stelde vorig jaar een commissie van de VNG en het IPO samen met de ministeries van EZ en het inmiddels jammerlijk gesneuvelde VROM. Bedrijfslocaties zouden, zoals in andere landen al langer gebruikelijk is, veel vaker als een business case moeten worden ontwikkeld, waarbij marktpartijen meedenken en meefinancieren en de waardecreatie op langere termijn voorrang krijgt boven de grondopbrengsten op korte termijn. Verstandige teksten, maar nu de praktijk nog. Het Businesspark Airport Garden City bij
Lelystad wil uitgroeien tot een aansprekend voorbeeld van zo’n bedrijventerrein nieuwe stijl. Het gebied tussen het vliegveld en de A6 wordt niet in één keer ingericht, maar stapsgewijs. Eerst de klanten, dan pas ontwikkelen, is het motto. ‘We zitten hier op de beste landbouwgrond van het land, dat dwingt tot bescheidenheid,’ zegt Eric Rijnders, directeur van ontwikkelingsbedrijf OMALA. ‘Ik ben niet van plan om de agrariërs het gebied uit te duwen. Integendeel, ze zijn mijn eerste klanten; agribussiness is een van de kansrijke clusters in het gebied. Je moet dit meer zien als een
vorm van gebiedsontwikkeling dan als de oprichting van een gewoon bedrijventerrein. We zoeken naar een ontwikkeling die wordt gestuurd door de vraag en die tegelijkertijd flexibel en duurzaam is. Op dat gebied is technisch steeds meer mogelijk, bijvoorbeeld dankzij afbreekbare gebouwen of wegen van verplaatsbare composietplaten.’ OMALA is een samenwerkingsverband van Lelystad, Almere en de provincie Flevoland. In totaal is dertig miljoen euro gereserveerd voor Airport Garden City, maar het is niet vastgelegd wanneer en of dit bedrag wordt uitgegeven. Voor de grondaankopen worden beleggers met ‘lang geld’ aangezocht die de grond tegen landbouwprijzen kunnen verwerven. Zo kan OMALA de focus op de ontwikkeling houden, anders dan een klassiek ontwikkelingsbedrijf dat de inkomsten uit de gronduitgiften moet halen. Hoewel zelfs in de forensenprovincie Flevoland wordt gesproken over een overmaat aan bedrijventerreinen, denkt Rijnders dat juist Airport Garden City de economische kansen van de provincie kan benutten: ‘Onze boodschap aan potentiële klanten is dat hier meer kan dan elders in het land, op een verbindingsas tussen de Randstad en Noord-Nederland die steeds sterker wordt. Denk aan de toekomstige Hanzelijn.’ De keuze voor een stapsgewijze invulling van het gebied heeft nog een reden: het is nog niet duidelijk hoe het vliegveld Lelystad zich zal ontwikkelen. Dit jaar wordt een besluit verwacht over een baanverlenging naar 2100 meter. Maar ook bij een positief besluit zal het vele jaren duren voor het vliegveld een netwerk van Europese verbindingen met middelgrote toestellen kan bedienen. Bovendien beslist Schiphol over de gewenste strategie voor dochterbedrijf Lelystad Airport. OMALA-directeur Rijnders benadrukt dat de groei van het vliegveld slechts een van de factoren is bij de ontwikkeling van het businesspark.
He t is no g niet duideli jk hoe het vlie g veld L elystad zich z al ontwik kelen.
Foto: ANP Photo – Lex van Lieshout
é Martin de Jong
januari/februari 2011 6
ROM_11_01_02.indd 6
2/1/2011 10:00:23 PM
RO
Gebiedsontwikkeling Tiel mikt op woningbouw en terugdringing wateroverlast De gemeente Tiel wil de eigen ligging ten opzichte van de rivier de Waal versterken. Het Masterplan Waalfront vormt de basis voor de gewenste, nieuwe oriëntatie die voor Tiel ook andere voordelen kan opleveren. De plannen geven namelijk niet alleen een impuls aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit, maar versterken ook de positie van de binnenstad.
Stedelijk gebied Sinds 2002 zijn door de gemeente Tiel en het advies- en ingenieursbureau MWH plannen opgesteld voor het Vijverterrein. Het gebied, waarin een voormalige stortplaats en het voormalige Daalderop bedrijventerrein zijn gelegen, zal worden ontwikkeld tot een stedelijk gebied waar ruimte is voor woningen, kantoren en sportfaciliteiten. Het Vijverterrein vormt sinds 2006 een onderdeel van het Masterplan Waalfront. Daar is ook de aanleg van een park gepland. De gemeente Tiel heeft zich inmiddels positief uitgesproken over deze ideeën. Binnen Tiel-Oost is het omgaan met kwelwater ook een belangrijk aandachtspunt. Samen met het Waterschap Rivierenland is een integraal voorkeursscenario opgesteld om de kwelwateroverlast op te lossen. Hiervoor wordt gedacht aan een nieuw waterkerend landschap. Het realiseren van de doel-
stellingen woningbouw, reduceren kwelwateroverlast en een goede ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd in een gebiedsontwikkeling haven-kanaalzone. Diverse publieke partijen – waaronder Rijkswaterstaat, VROM, het Waterschap Rivierenland en de provincie Gelderland – zijn hierover nog in overleg.
Bodemsanering Op de voormalige vuilstortlocatie – naast de voormalige Betuwe-fabriek, bekend van Flipje – gelegen aan de Waal en ten oosten begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal is inmiddels een start gemaakt met de verplichte bodemsanering. De saneringswerkzaamheden, die ruim een jaar zullen duren, worden begeleid door het advies- en ingenieursbureau MWH, dat in een eerdere fase voorbereidend onderzoek heeft gepleegd naar de milieurisico’s bij het afgraven van het terrein. Onderzoek geeft aan dat er met betrekking tot verspreiding via het grondwater nauwelijks risico’s zijn. De humane en ecologische risico’s worden door middel van de huidige sanering weggenomen. De werkzaamheden zullen dan vermoedelijk beperkt kunnen blijven tot het gedeeltelijk afgraven van de afvalberg en het aanbrengen van schone grond. Die activiteiten zijn in ieder geval ook nodig om mogelijke woningbouw op termijn mogelijk te maken.
dige kwelwater en de financiële en technische haalbaarheid van een waterkerend landschap – verder gekeken worden naar de ontwikkeling van het Vijverterrein. Dat lijkt misschien een traag traject, maar die denk- en discussiepauze zijn nu eenmaal nodig om serieuze afwegingen te maken. Tiel staat immers voor een forse en ambitieuze verstedelijkingsopgave die veel verder gaat dan het opvullen van een locatie. Die periode kan en moet nuttig gebruikt worden om maatschappelijk draagvlak te vinden voor deze vorm van gebiedsontwikkeling. Ook zullen publieke en private partners hun (financiële) mogelijkheden om in dit project te participeren, kunnen bepalen. é Robbert Coops é Jan Strijker, afdeling Stadsont-
wikkeling van de gemeente Tiel en Gerrit Kersten, adviseur advies- en ingenieursbureau MWH
Functies combineren Gedurende het komende jaar zal – mede op basis van het onderzoek naar het overvloe-
januari/februari 2011 7
ROM_11_01_02.indd 7
2/1/2011 10:00:29 PM
Nieuws uit Brussel
Bevolkingsdichtheid legt grote druk op Nederlands milieu De kwaliteit van het Nederlandse milieu is slechter dan het Europese gemiddelde. Dit ondanks het feit dat Nederland gemiddeld meer milieumaatregelen neemt dan andere landen. Dat blijkt uit de vergelijking van de milieuprestaties van verschillende Europese landen door het Europees Milieuagentschap (EEA). Uit de vergelijking in het vijfjaarlijkse ‘State of the Environment Report’ (SOER-2010) blijkt dat het verlies aan biodiversiteit in Nederland groter is dan elders in Europa. Van de oorspronkelijke inheemse plantenen diersoorten is nog slechts 15 procent over. Voor heel Europa ligt dit percentage op ongeveer 50. In 2010 bestond er voor 70 procent van de Nederlandse natuur kans op verzuring, dat percentage ligt ver boven het EU-gemiddelde van 11. Als een van de dichtstbevolkte Europese landen met de grootste veestapel per vierkante kilometer en meer auto’s en industrie per vierkante kilometer dan elders, is de milieudruk in Nederland groot. Wanneer echter wordt gekeken naar de belasting op het milieu per inwoner, doet ons land het wat betreft verzuring beter dan het Europese gemiddelde. De uitstoot van broeikasgassen per hoofd van de bevolking ligt daarentegen net boven het gemiddelde. Landbouw-, energie- en transportsector plus de industrie zijn verantwoordelijk voor het merendeel van verzuring en de uitstoot van schadelijke broeikasgassen. Vanwege de grote milieudruk neemt Nederland relatief veel milieumaatregelen. Daarbij gaat het onder meer om geavanceerde waterzuivering en reiniging van industriele uitlaatgassen. Desondanks is de luchtkwaliteit in de steden slechter dan in veel Europese steden en blijft de luchtkwaliteit voor het hele land ook achter bij de gemiddelde Europese luchtkwaliteit. Wat betreft het gebruik van energie valt op dat de hoeveelheid gebruikte hernieuwbare energie als percentage van het totale energieverbruik in Nederland ver onder het Europese gemiddelde ligt. Nederland is in de laatste jaren ook zijn voorsprong in CO2-efficiency kwijtgeraakt, zo blijkt uit het SOER-rapport. Het percentage hernieuwbare energie in Nederland was in 2007 slechts 2 tegenover een Europees gemiddelde van 10.
Positief is dat Nederland voorop loopt bij het hergebruiken van afval. Slechts 2 procent van het afval wordt uiteindelijk gestort. Dit terwijl het gemiddelde in de 27 EU-landen 40 procent bedraagt. Tot slot wordt geconstateerd dat alle Natura 2000-gebieden in Nederland aan elkaar zijn gekoppeld. De huidige Nederlandse regering heeft echter aangeven dat ze niet wil doorgaan met de zogenaamde robuuste verbindingen in de EHS (Ecologische Hoofdstructuur). Hierdoor scoort Nederland op dit gebied minder goed dan voorheen.
Wereldwijd blijft de vraag naar natuurlijke hulpbronnen voor voedsel, kleding, huisvesting en vervoer stijgen, zo blijkt uit de evaluatie van het Europees Milieu Agentschap. Dit zorgt voor een toenemende druk op de ecosystemen, de economie en de sociale samenhang in Europa en daarbuiten. Het agentschap stelt echter ook dat een goed opgezet milieubeleid leidt tot een verbetering van het Europese milieu, zonder af te doen aan het vermogen van Europa tot groei. Zie ook www.eea.europa.eu.
Meer auto ’s per vierk ante k i lome ter d an elders in Europa
Foto: ANP
januari/februari 2011 8
ROM_11_01_02.indd 8
2/1/2011 10:00:32 PM
Het Hiernogmaals Voorbij
Energieprioriteiten Europese Unie De Europese Commissie heeft eind vorig jaar de vijf prioriteiten vastgesteld voor haar energiebeleid voor de komende tien jaar. De commissie streeft naar een Europees energiebeleid dat bijdraagt aan een efficiënte, concurrerende en koolstofarme economie. Een van de prioriteiten is energiebesparing. De commissie wil de inspanningen vooral richten op vervoer en gebouwen, omdat daar het meest valt te besparen. Ze wil tegen het midden van dit jaar (2011) met voorstellen komen om huiseigenaren en lokale instanties te helpen renovaties en energiebesparende maatregelen te financieren. Nederland vindt het niet nodig dat de EU bindende energiebesparingsdoelstellingen vastlegt, zo zei minister Maxime Verhagen van Economische Zaken en Innovatie begin december in Brussel. Hij wees er op dat er al Europese afspraken bestaan over het terugdringen van koolstofdioxide. Volgens hem is het ‘niet effectief’, om doelstellingen op elkaar te stapelen. Een tweede prioriteit is het steven naar een geïntegreerde pan-Europese energiemarkt met de infrastructuur die daarbij hoort. Daarvoor zijn in de komende tien jaar investeringen in de EU-energie-infrastructuur ter waarde van zo’n 1 biljoen euro nodig, waarvan ongeveer 60 miljard euro door de EU zou moeten worden opgebracht. De Nederlandse regering vindt dat de investeringen vooral van het bedrijfsleven moeten komen. Een derde prioriteit is het streven van de commissie ervoor te zorgen dat de EU op het gebied van energie met een stem spreekt bij overleg, onderhandelingen en samenwerking met derde landen. De vierde prioriteit betreft het nastreven van een toonaangevende rol voor Europa op het gebied van energietechnologie en -innovatie. Vier grote projecten zullen worden opgestart om dit te bevorderen. Tot slot wil de Europese Commissie consumenten een veilige, gegarandeerde energietoelevering bieden waarbij ze zelf een actieve rol krijgen. De commissie ontwikkelt daartoe voorstellen om prijsvergelijking en het veranderen van energieleverancier te vereenvoudigen. é Boris Peters
Infratuin De schaarste aan publieke middelen wordt in 2011 en 2012 pas echt manifest. Het Rijk, waaraan we 96 procent van onze belastinggelden betalen, is arm. Op nummer één met stip staat vermindering van de staatsschuld. Provincies zijn uiterst pluriform wat betreft hun vermogenspositie. Gelderland en Brabant zijn relatief rijk, Flevoland en Zuid-Holland zijn straatarm. Overijssel valt op door forse investeringen in regio’s die het nodig hebben. Gemeenten zien hun jarenlange melkkoe uitgemergeld in een sterfhoekje liggen. Winsten uit grondexploitaties zijn verleden tijd. Grondbezit kost geld. Het zal me niet verwonderen als er de komende jaren tientallen gemeenten de artikel 12-status noodgedwongen moeten aanvragen. Ze raken failliet. Waterschappen krijgen extra taken uit de kokers van Rijkswaterstaat en staan tevens voor een besparing van minimaal honderd miljoen. Ook van de woningcorporaties valt weinig te verwachten. Een fors aantal likt zijn wonden na misstappen in projectontwikkeling. Van het kapitaal voor volkshuisvesting is een half miljard door het putje gegaan. Grootheidswaanavonturen door semipublieke bestuurders, die volledig veilig en vrijblijvend konden ‘ondernemen’. En de projectontwikkelaars? Ook zij staan voor een historische afwaarderingsoperatie. Voor grondposities is miljarden te veel betaald, nieuwbouwwoningen verkopen pas onder de kostprijs en leegstand van commercieel vastgoed is structureel. Schreeuwende banieren met daarop vierkante meters te huur en loze verkoopkreten kunnen dat niet verhelpen. Dus andere bestemmingen of slopen van de turnkey-panden, waarin soms niet één euro is verdiend. Wie zal hier uiteindelijk voor opdraaien? De contramal is een particulier bezit van ruim 2500 miljard. En een snoeiharde mondiale concurrentie. Kapitaal, kwaliteit en kennis trekken steeds intensiever met elkaar op. In 2010 zijn uit Ierland een kleine 100.000 ambitieuze mensen vertrokken naar economisch betere oorden. In de Europese Unie wordt jaarlijks een gebied ter grootte van Nederland verlaten.
Nederland is nog schatrijk, dus qua kapitaal zit het nog goed. Maar op de internationale kennisladder klauteren we omlaag. En met een beetje domheid gaat het door de crisis ook met onze kwaliteit bergafwaarts. Dan trekken kenniswerkers met hun kapitaal genadeloos weg, zoals nu ook het tot voor kort magische Finse Nokiaconglomeraat in de steek wordt gelaten omdat het iets te laat in de smartphone-hype is gestapt. Voor onze ruimtelijke kwaliteit mogen we niet laten gebeuren dat onze steden, op eilandjes na, verpauperen. En dat we van het landelijk gebied één grote infratuin maken, met overal geasfalteerde doorsnijdingen naar nieuwe gehuchten. Splinters in het groene hart of het groene woud. En nergens meer op grotere schaal een kwaliteit om trots op te zijn en om gemotiveerd in het centrum tussen Londen, Berlijn en Parijs te blijven wonen. De toekomstige vitaliteit van ons land heeft juist in tijden van crises ruimtelijke schaarste nodig. Het is de enige manier om deflatie van bestaand vastgoed en de terugval in stadswijken te voorkomen. Als Rijk en provincies iets moeten doen, is het welhaast grondwettelijk omgrenzen van nationale landschappen, robuuste open agrarische en natuurgebieden en waterlichamen. Juist deze duidelijkheid en schaarste generen rechtszekerheid én creativiteit. De nieuwe nationale opgave is te financieren door enerzijds te bouwen waar echte vraag naar is en anderzijds de ruimtelijke wereld niet langer te percipiëren vanuit beton en bakstenen. Nieuwe verdienmogelijkheden liggen juist op raakvlakken tussen bouw, zorg, water, infrastructuur, mobiliteit, (stads)landbouw, energieproductie et cetera. Juist in de verkokering van sectoren laten we nog tientallen miljarden onbenut. é Peter van Rooy, februari 2011
petervanrooy@accanto.nl
januari/februari 2011 9
ROM_11_01_02.indd 9
2/1/2011 10:00:36 PM
Ruimtelijk bekeken
ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In dit nummer een aflevering over het Omgevingsloket Online. Het werkt, zo wijst de praktijk uit, maar het loket is nog niet uitontwikkeld. Verbetering en uitbreiding zijn gewenst, onder meer voor het ondersteunen van de beoordeling melding Gebruiksbesluit. Ook blijkt het OLO milieuaanvragen in een slecht passend keurslijf te dwingen.
WaboWijs: het Omgevingsloket Online
Een digitale brievenbus Met het van kracht worden van de Wabo op 1 oktober 2010 kwam ook het Omgevingsloket Online (OLO) in gebruik. De papieren aanvragenstroom bestaat nog, maar neemt snel af: de helft van alle aanvragen wordt al digitaal, via het OLO ingediend. Helemaal vlekkeloos werkt dat echter nog niet.
Vo or zuivel- en papier fabr ieken is he t ene for mulier d at elke a a nv ra g e r vo o r m i l i e u a a nv ra g e n i n h e t OL O m o e t d o o r l o p e n , een keursli j f. O p de fo to een zuivelfabriek waar b u f fe l m oz z a re l l a w o rd t gemaakt.
Foto: ANP
‘I
s het OLO gebruiksvriendelijk? Het is soms wat kunst- en vliegwerk, maar het loopt’, zegt Evert Geerlofs, projectleider Wabo en beleidsmedewerker Vergunningen, Toezicht en Handhaving bij de gemeente Almere. ‘Het werkt redelijk volgens de specificaties. We hebben nu een eerste versie, er valt nog veel te verbeteren’, zegt Herman van de Velden, projectleider Wabo en milieu-inspecteur bij de gemeente Hilversum. Gemeenten en vergunningaanvragers zijn vanaf 1 oktober het digitale loket veel gaan gebruiken. De verhouding tussen digitale en papieren aanvragen verschilt per gemeente. In Almere kwam in november 90 procent van alle aanvragen digitaal binnen (in totaal 200 aanvragen vanaf 1 oktober). In Hilversum (256 aanvragen) ligt de verhouding anders: daar komt sinds 1 oktober een derde van de aanvragen digitaal binnen.
Drie veranderingen in één De overgang naar de Wabo verliep in Almere goed, zegt Geerlofs: ‘Zeker gezien het feit dat het om drie veranderingen ging: een nieuwe wet, een nieuw digitaal loket en een eigen, nieuw IT-systeem voor alle vergunningverlening.’ Intern had Almere al orde op zaken gesteld, door in 2006 één afdeling te formeren voor vergunningverlening, handhaving en toezicht. Almere gebruikt het OLO als een digitale brievenbus: aanvragen worden doorgesluisd naar het eigen IT-systeem. ‘We gebruiken de ftp-server van het ministerie om de aanvragen te downloaden en koppelen die aan ons eigen systeem.’ De documenten worden voor de behandeling wel geprint, ‘we hebben net een pilot digitaal werken afgerond, we gaan straks waarschijnlijk de kleinere formaten
januari/februari 2011 10
ROM_11_01_02.indd 10
2/1/2011 10:00:37 PM
aanvragen kunnen omzetten naar digitaal, kunnen we volledig digitaal gaan werken. Dat levert straks ook voordelen op voor bijvoorbeeld controle en handhaving. Je kunt straks buiten zien wat er is vergund’, zegt Van de Velden.
Dubbel werk Het is de bedoeling dat het loket door het ministerie van I&M verder wordt ontwikkeld. Zowel Van de Velden als Geerlofs heeft de nodige verbeterpunten voor het OLO. Van de Velden noemt het schrappen van overbodige vragen en handelingen, nu moet men bijvoorbeeld de compleetheid en de inhoudelijkheid van een aanvraag apart beoordelen. ‘Dat kan vaak in één handeling.’ Verder zou hij graag zien dat de beoordeling melding Gebruiksbesluit in het OLO wordt ondersteund. ‘Deze melding komt binnen in het OLO, maar omdat er geen juridische procedure aan vastzit, ondersteunt het OLO deze beoordeling niet. Wij moeten in zo’n geval advies vragen aan de veiligheidsregio. Nu printen we deze melding en sturen we hem op naar de veiligheidsregio. Juridisch klopt het, maar administratief is het lastig.’ Geerlofs is oprichter van TopKring, een groep gemeenten die vooropliep met de invoering van de Wabo. Deze gemeenten hebben onlangs een lijstje met ‘heel praktische aanpassingen’ van het OLO bij de VNG en het ministerie van I&M ingeleverd.
Keurslijf voor milieuaanvragen
digitaal beschikbaar maken en blijven documenten op A0-en A1-formaat printen.’ Hilversum heeft nu twee stromen naast elkaar: voor de digitale aanvragen wordt in het OLO een dossier bijgehouden, de papieren aanvragen worden in het eigen systeem verwerkt en gaan de traditionele ronde door de gemeente. ‘Pas als we daar extern advies voor nodig hebben, bijvoorbeeld van de provincie, zullen we het in het OLO onderbrengen. Maar dat heeft zich tot nu toe niet voorgedaan.’ Deze werkwijze betekent voor de gemeente extra werk. ‘Maar na verloop van tijd moet het werk efficiënter worden. Als de webservices in het OLO gaan werken, bijvoorbeeld het automatisch berichtenverkeer, dan kunnen wij onze midoffice erop aansluiten. Wanneer we dan de papieren
Voor bouwaanvragen lijkt het OLO dus redelijk te werken. Dat is anders voor milieu. Het ene formulier dat elke aanvrager in het OLO moet doorlopen, is een keurslijf voor milieuaanvragen, zeggen ze bij adviesbureau KWA. Zij verzorgen de aanvragen voor bedrijven, onder meer zuivel- en papierfabrieken. ‘De komst van de Wabo lijkt op een terugkeer naar de Hinderwet’, stelt René Braaksma, senioradviseur bij KWA. ‘De standaardvragen zijn te gedetailleerd, inflexibel, soms overbodig en deels ook verkeerd.’ Zo wordt er gevraagd naar de hoeveelheid liters geloosd water, terwijl het bij bedrijven van deze omvang om kubieke meters gaat. En illustratief is het voorbeeld van het ziekenhuis dat zijn productie in kilo’s moest aangeven. ‘Bedrijven die voldoen aan de IPCC-richtlijnen worden nu gedwongen om tot in detail informatie te leveren, terwijl dit toch met de IPCC-toets is gecontroleerd. Hetzelfde geldt voor ISO 14001-bedrijven’, zegt Braaksma. ‘Voor de aannemer die steeds dezelfde dakkapel plaatst, zijn het OLO en de omgevingsvergunning waarschijnlijk heel handig. Maar onze klanten zijn er niet mee geholpen, zij zien hun administratieve lasten niet verminderen’, zegt hij. ‘Het zou al heel veel schelen als het vaste format van de vragen wordt vervangen door een keuzeveld met logische opties. In veel gevallen geeft dit bedrijven weer een deel van de gewenste flexibiliteit terug.’ é Marieke Vos
januari/februari 2011 11
ROM_11_01_02.indd 11
2/1/2011 10:00:41 PM
Ruimtelijk bekeken
Provinciale Staten
Tandeloze tijger of krachtige regisseur? In maart kiezen we de nieuwe leden van Provinciale Staten. Zij hebben een belangrijke rol in het regisseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Met de nieuwe Wro heeft deze bestuurslaag er sturingsinstrumenten bij gekregen. En met de voorgenomen afschaffing van de Wgr+-regeling groeit het aantal taken en bevoegdheden. Maken de provincies hun rol als ruimtelijk regisseur waar? Of blijven het ‘tandeloze tijgers‘ die te weinig nee durven te zeggen tegen bestuurders op lager niveau?
Nieuwe aansluiting E k kersr i jt bi j A50 E indhoven
Foto: Rijkswaterstaat
‘O
m de een of andere reden aarzelen provincies om de rol van ruimtelijke regisseurs waar te maken. Ze durven te weinig knopen door te hakken of gemeenten tot de orde te roepen.’ (SER-voorzitter Rinnooy Kan) ‘Provincies moeten leren nee te zeggen. Ze zijn altijd geneigd om mee te praten en dan toch maar weer
ontwikkelingen toe te laten. En als er dan een gedeputeerde is die voet bij stuk houdt en een eenzame strijd voert tegen een plukje woningen of een bedrijfsterreintje, dan wordt die wel teruggefloten door PS.’ (oud-politicus en voormalig Commissaris van de Koningin in Friesland Ed Nijpels).
januari/februari 2011 12
ROM_11_01_02.indd 12
2/1/2011 10:00:43 PM
Het waren niet de minsten die een klein jaar geleden in het boek van Noud Köper over de Nederlandse ruimtelijke ordening forse kritiek uitten op de provincie als ruimtelijk regisseur. Ook in politiek Den Haag klinkt regelmatig gemor over gemeenten die almaar nieuwe wijken en bedrijventerreinen plannen en niet worden teruggefloten door het provinciaal bestuur. Vooral in de Randstad zouden gedeputeerden te weinig doorpakken. De grote steden zetten er, als het hen beter uitkomt, zonder problemen de provincies buitenspel.
Nieuwe Wro Ro-gedeputeerde van Overijssel Theo Rietkerk kent de kritiek. Toen hij nog Kamerlid was, werd er al geklaagd over de slappe houding van provincies. Toch vindt hij het niet terecht dat deze bestuurslaag zo hard wordt aangevallen. ‘We hebben in de afgelopen jaren met 25 gemeenten harde prestatieafspraken gemaakt over de bouw van nieuwe woningen en bedrijventerreinen. In de IJsseldelta laten we met de ontwikkeling van 350 ha nieuwe natuur, 1300 woningen, een bypass voor de rivier en nieuwe infrastructuur ook zien, dat we als provincie prima een ingewikkeld gebiedsontwikkelingsproject kunnen trekken. Je moet ook niet vergeten dat we tot 2009 niet de middelen hadden om als sterke gebiedsautoriteit op te kunnen treden. Door de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is dat veranderd. We kunnen met onze provinciale verordening ruimtelijke ontwikkelingen nu veel beter sturen. Bij de reconstructie van de N340 hebben we in goed overleg met de betrokken gemeenten ook voor het eerst een inpassingsplan gemaakt. Tegen critici zou ik dan ook willen zeggen: kom over een paar jaar maar eens terug. Dan hebben we voldoende ervaring met de nieuwe instrumenten opgebouwd.’
Randstad versus de rest Rietkerk ziet wel grote verschillen tussen de provincies als het gaat om ruimtelijke regie. In Noord-Brabant en Gelderland weten ze volgens hem van doorpakken. Zuid-Holland heeft vooral last van de macht van Rotterdam en Den Haag. Strategisch Ro-adviseur Joks Janssen van de provincie Noord-Brabant herkent zich wel in dat beeld. ‘In de Randstad is veel bestuurlijke spaghetti. Bij ons zijn de verhoudingen veel duidelijker. De Brabantse steden zijn ook veel kleiner en hebben elkaar meer nodig. Bovendien hebben we als provincie veel ervaring opgebouwd met de reconstructie van het platteland. Integrale gebiedsontwikkeling is hier onder ex-gedeputeerde Van Geel zo’n beetje uitgevonden.’ In de perifere regio’s ligt de situatie volgens hem weer anders. ‘Daar hoeft de provincie niet zo krachtig op te treden. De ruimtelijke druk is er niet zo groot.’ Noord-Brabant richt zijn aandacht op dit moment op een aantal grote projecten, zoals de ontwikkeling van een ‘agro
food cluster’ in Dinteloord en de realisatie van een grotere ‘verkeersruit’ rond Eindhoven. Om de samenvoeging van de tuinbouwbedrijven en het Suikerunie-terrein in Dinteloord goed te laten verlopen, heeft de provincie voor het eerst een inpassingsplan gemaakt. Hoewel Joks vooral ingaat op de inhoudelijke voordelen van die stap − een betere inpassing van de kassen in het landschap − erkent hij dat het nieuwe Wro-instrument ook is gebruikt om impasses te doorbreken. ‘Niet iedereen was blij met deze ontwikkeling.’ Toch probeert Noord-Brabant als het even kan dit soort ontwikkelingen niet door te drukken. ‘We hebben hier toch meer een traditie om er samen uit te komen.’
Toegevoegde waarde De aanleg van een ‘grotere ruit’ rond Eindhoven is een MIRTproject waarin de provincie de regie voert. Ze werkt daarbij wel nauw samen met het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), het regionaal bestuur dat is ingesteld via de Wgr+-regeling. ‘Zij zijn de grote gangmakers achter de
‘Ze (provincies) zijn altijd geneigd om mee te praten en dan toch maar weer ontwikkelingen toe te laten’ aanleg van een nieuw bedrijventerrein langs de A2. Wij zorgen voor de extra infrastructuur aan de oostkant. Dat hebben we zo met elkaar afgesproken.’ Die taakverdeling past ook goed bij de herbezinning op haar rol die Provinciale Staten onlangs hebben ondernomen. ‘De provincie wil alleen nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke toegevoegde waarde hebben. We kruipen niet meer bij iedereen aan tafel om gezellig een kop koffie te drinken.’ Toch ziet Joks nog wel een paar opgaven waar de provincie naar zijn idee scherper aan de wind moet zeilen vanwege veranderde demografische en economische omstandigheden. Het strakker regisseren van de regionale woningbouwopgave is er een van. ‘We hebben daarin wel stappen gezet, maar er moeten op dat gebied nog wel concrete afspraken worden gemaakt.’
Te veel op details Als er iemand niet zit te springen op provinciale bemoeienis bij zijn nieuwbouwplannen, is het Ro-wethouder Marnix Norder van de gemeente Den Haag. ‘GS van Zuid-Holland houden zich te veel bezig met de gedetailleerde invulling van woon- en bedrijfslocaties. Ze zou zich beter kunnen richten op complementaire zaken, zoals de aanleg van een robuuste groen- en wegenstructuur.’ In de tijd dat Norder zelf nog Ro-gedeputeerde van dezelfde provincie was, heeft hij zich naar eigen zeggen ook vooral bemoeid met bovenlokale projecten, zoals de RijnGouwelijn. ‘Daar probeerde ik stevig regie over te voeren. Ik merkte toen wel dat dit niet zo èè
januari/februari 2011 13
ROM_11_01_02.indd 13
2/1/2011 10:00:44 PM
Ruimtelijk bekeken
Wij van Wgr-plus adviseren Wgr-plus ‘Het kabinet komt met voorstellen tot afschaffing van de WGR+’, zo staat op pagina 5 van het regeerakkoord. Is er nog regionale afstemming van ruimtelijk beleid als de stadsregio’s worden opgedoekt? Gaan gemeenten een eigen koers varen? Neemt de provincie de teugels in handen?
V
A g ro fo o d c l u s te r i n D i n te l o o rd
olgens Theo Schouten heeft het elimineren van de Wgr-plusregio’s geen gevolgen voor de regionale afstemming van ruimtelijk beleid. Schouten is wethouder van de gemeente Almelo en lid van het dagelijks bestuur van de stadsregio Twente. Daar heeft hij verkeer en vervoer in zijn portefeuille en volgens de site van de stadsregio ook ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Dat laatste is een foutje, legt Schouten uit. De stadsregio doet namelijk niks meer aan ruimte en wonen. ‘Er is jarenlang onenigheid geweest over de vraag of de regio die taak wel moest uitvoeren. De vijf stedelijke gemeenten vonden van wel, de
negen landelijke gemeenten wilden dat niet.’ Met de komst van de nieuwe Wro (1 juli 2008) trok de regio zich terug. De ruimtelijke taak ging, aldus de bestuurder, naar de provincie. Die voorkwam vervolgens met een omgevingsvisie dat het ruimtelijk beleid uiteenviel in gemeentelijke snippers.
Afstemmen Dat wil niet zeggen dat regionale ruimtelijke samenwerking helemaal is verdampt. ‘Binnen de stedelijke gemeenten bestaat de wens om af te stemmen’, zegt Schouten. En dus vormen Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne netwerkstad Twente. Zo willen deze gemeenten onder andere één woningmarkt vormen. ‘Dat is echter een informele samenwerking, die haar ambtelijke ondersteuning vooral van de gemeenten zelf krijgt’, aldus de wethouder. ‘Dat is een misverstand’, zo beoordeelt Jaap Modder de Twentse opvatting dat de nieuwe Wro ruimtelijke taken heeft weggehaald bij de Wgr-plusregio’s. Modder is voorzitter van het college van bestuur van de stadsregio ArnhemNijmegen. ‘De Wro regelt niks op dit punt, maar de Wgr-plus stelt zelf dat ruimtelijk beleid tot de taken van de regio hoort. Daar heb ik de Wro helemaal niet voor nodig.’
gebruikelijk was. De doorzettingsmacht van de provincie was vrij laag.’ De nieuwe Wro heeft volgens Norder daarin weinig veranderd. ‘Door het afschaffen van de provinciale goedkeuring
‘De provincie wil alleen nog aan projecten meedoen als ze daarin een duidelijke toegevoegde waarde heeft’ van lokale bestemmingsplannen hebben gemeenten juist meer autonomie gekregen. Ik zie het er ook niet zo snel van
komen, dat de provincie voor een stad als Den Haag zelf bestemmingsplannen gaat maken.’ Norder beschouwt de bestuurslaag daarom nog steeds als een ‘tandeloze tijger’ die veel mogelijkheden heeft om te sturen maar dit in de praktijk weinig doet.
Afschaffen Wgr+? Toch kunnen de provincies in de toekomst waarschijnlijk rekenen op extra taken en bevoegdheden. Met de voorgenomen afschaffing van de Wgr+-regeling verhuist de verantwoordelijkheid voor het regionale mobiliteits- en ro-beleid terug naar de provincie. Zij mag ook het openbaar vervoer weer aanbesteden. Voor de Randstad denkt het kabinet zelfs aan een aparte infrastructuurautoriteit. Norder ziet weinig heil in de plannen. ‘Volgens de Commissie-Nijpels functioneren de Wgr+-regio’s best goed. Ik ben
januari/februari 2011 14
ROM_11_01_02.indd 14
2/1/2011 10:00:44 PM
Modder pakt prompt uit met de wapenfeiten van de afgelopen jaren om de noodzaak van regionale ruimtelijke afstemming te onderbouwen. ‘Tussen 2005 en 2010 hadden we een contract met het ministerie van VROM om 25.000 woningen te bouwen. Toen we begonnen zaten we op 2000 woningen per jaar; dat moesten we boosten naar 5000. Wij hebben dat gedaan door slim te opereren. Vooral door gemeenten veel vrijheid te geven om net zoveel te bouwen binnen de contouren als ze zelf wilden. Daarbij was vijftig procent ook nog eens betaalbare woningen.’
Toch meent Piet de Bruijn, wethouder in Wijchen en portefeuillehouder ruimte in de stadsregio Arnhem-Nijmegen, dat het niet per se dramatisch is als er een streep gaat door Wgr-plus. ‘Je kunt wel nog als gewone Wgr-regio bestaan.’ Maar is het ook reëel door te gaan met minder geld en zonder de huidige wettelijke status? ‘Dat weet ik niet, maar als ik het rapport Plussen en Minnen (evaluatie van Wgrplusregio’s door het ministerie van Binnenlandse Zaken, h.p.) lees, daar kwam de stadsregio goed uit. Die is weliswaar niet democratisch gekozen, maar wel heel functioneel en effectief.’
‘Nu is de opgave totaal anders. De markt laat het afweten. We moeten een ommezwaai maken. Er is een overmaat aan planvorming. De Vinex-opgave dreigt lastig te worden, omdat overal gebouwd kan worden. Nu is de opgave: remmen en prioriteiten stellen.’ Daarbij moeten de Vinexgebieden voorrang krijgen. ‘Daar is het Rijk in de jaren negentig mee begonnen. Het zou raar zijn als je nu zegt: “Stop er maar mee en laat het weglekken naar andere plekken”. Wij zijn erop gebrand daarover afspraken te maken met de twintig gemeenten.’
Maar de wethouder belooft niet op voorhand dat Wijchen meedoet met een gewone Wgr-regio. ‘Dat hangt er vanaf: welke taken zijn er en wat kost ons dat? Als we goed kunnen samenwerken en als de prijs redelijk is, dan denk ik niet dat Wijchen tegen is.’ Daarbij blijft het probleem dat bij opheffing van de Wgr-plus de wettelijke taak van ruimtelijke afstemming naar de provincie verdwijnt. ‘Dan heb je als gemeente of regio niks meer te eisen’, vreest De Bruijn.
Regio En ja, daarvoor is een regio nodig, stelt Modder. Die heeft al laten zien dat ze iets kan presteren. ‘Nee, de provincie kan dat niet. Stadsregionaal samenwerken... dat doe je zelf. Het is onze eigen opgave en als we daar samen uitkomen, wordt die deal ook gemakkelijker geïmplementeerd. Veel gemakkelijk dan wanneer een club van boven zegt: “Wij hebben dit even voor jullie bedacht.’’’
ook bang dat we er met die infrastructuurautoriteit een extra bestuurslaag bij krijgen. Het kabinet kan zich beter aansluiten bij de steeds inniger samenwerking tussen Rotterdam en Den Haag. Daar zou je op termijn zelfs één Wgr+-regio van kunnen maken.’
Voor Modder is het slechts een denkbeeldig probleem. ‘Die stadsregio wordt helemaal niet opgedoekt’, verzekert hij, ‘dat is onzin! Tien jaar geleden was er ook al een staatssecretaris die dat zei: Van de Vondervoort (kabinet-Kok I, h.p.). Die kent niemand meer. En kun jij je nog iets herinneren van het vorige regeerakkoord? Ik ook niet. Frankrijk, Duitsland, Spanje... overal zie je bij grote steden een regionaal bestuur dat redelijk ontwikkeld is. Waarom zou Nederland daarop een uitzondering zijn?’ é Harry Perrée
wij veel effectiever besturen. Begrijp mij goed. Ik ben als gedeputeerde niet uit op meer macht. We willen vooral vaart maken en concrete resultaten boeken. Dat zijn we de burger verplicht.’ é Jaco Boer
Theo Rietkerk kijkt heel anders tegen de kabinetsplannen aan. ‘Als college zijn wij blij dat de Wgr+-regeling verdwijnt. In de Randstad is rond de grote steden toch een soort leemlaag ontstaan die te veel naar zich heeft toegetrokken. Als bestuurder kun je daardoor geen tempo maken. In onze eigen provincie hebben we ook geprobeerd met de Regio Twente tot een vergelijk te komen over nieuwbouwplannen. Dat is niet gelukt waardoor we zelf maar allerlei bilaterale afspraken met gemeenten hebben gemaakt. Als de Brede Doel Uitkeringen dadelijk ook onze kant uit komen, kunnen
januari/februari 2011 15
ROM_11_01_02.indd 15
2/1/2011 10:00:44 PM
Traditie en tijdgeest in de RO
Ruimtelijke
M a i n p o r t R o t te rd am
Foto: ANP
januari/februari 2011 16
ROM_11_01_02.indd 16
2/1/2011 10:00:44 PM
ordening op zolder ‘Nederland is klein, denk groot’. Menig ambtenaar van het voormalige ministerie van VROM zal de laatste tijd weleens hebben gedacht aan deze slogan. Toen werd er noest gewerkt aan een mooier en duurzamer Nederland. Dat vindt men in Den Haag nog steeds een belangrijke zaak, maar steeds minder een rijkstaak. Ruimtelijke ordening op nationaal niveau is verdampt bij de kabinetsformatie en het meest opvallende is dat dit bijna ongemerkt is gebeurd, constateren Oedzge Atzema, Hans Gortworst, Robbert Coops en Harry de Loor. Zij trappen af in de serie Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleid. Ze houden geen pleidooi voor de terugkeer naar het ‘grootse denken’, maar voor werken op details met de grote lijnen in het vizier.
R
uimtelijk beleid heeft – eufemistisch gesteld – een weinig dominante plaats in het regeerakkoord. De provincies krijgen het merendeel van de ruimtelijke erfenis, eerder een schuld dan een vermogen, in de schoot geworpen. De financiering blijft in elk geval flink achter bij de nieuwe taken. Het zal de provincies niet weerhouden om er flink
Traditie en tijdgeest in de ruimtelijke ordening In hetzelfde jaar dat de Canon van de ruimtelijke ordening tot stand komt, zet het kabinet-Rutte de bijl in de ruimtelijke-ordeningstraditie. Geen Nationaal Historisch Museum, geen grootse en meeslepende visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen toeval zijn. In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord en lijkt er een eind te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing? Klemmende vragen die we in dit debat voorleggen aan een panel van prominente bestuurders in stad en land. ROm start een discours over de traditie en de tijdgeest, over de consequenties voor het Nederland van de toekomst.
werk van te maken. Twintig jaar geleden dreigden de provincies nog het kind van de rekening te worden van de herstructurering van het binnenlands bestuur; maar nu mag men de ruimte in de eigen regio opknappen. Ondertussen huizen de rijksambtenaren die over ruimte gaan op de zolder in het nieuwe ministerie van Infrastructuur en Milieu en zij die over wonen en de wijken gaan in de kelder van het uitgebreide ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Natuurlijk is het onverstandig de nationale ruimtelijke ordening zo weg te stoppen. Want daarmee verspeel je ook de regie om in Nederland een internationaal wervend en tevens duurzaam milieu te scheppen en te
Ruimtelijke ordening werd te veel een hindermacht onderhouden. Maar de blik in politiek Den Haag is blijkbaar ook op dit punt naar binnen gekeerd. En bovendien is ruimtelijke ordening, samen met cultuur en natuur, beland in het rijtje ‘linkse hobby’s’. Toch is nationale ruimtelijke ordening eerder iets wat in het rechtse dan in het linkse rijtje thuishoort. Met nationale ruimtelijke ordening kan men scoren en kan men op z’n minst Europa in. En dat is nodig, juist nu.
Eerst een stuwende rol Hoewel veel van wat het huidige kabinet van plan is, doet denken aan de naoorlogse periode van de wederopbouw, geldt dat niet voor de ruimtelijke ordening. Juist bij de wederopbouw heeft de ruimtelijke ordening een stuwende rol gespeeld bij de inrichting van ons land. Woningbouw, infrastructuur en bedrijvigheid waren daarbij de belangrijkste opgaven. Later, toen de welvaart in het verschiet lag, werd het begrip ‘gebundelde deconcentratie’ leidend. De grootste zorg was dat Nederland te vol zou raken. Er werd in de jaren zestig gerekend met twintig miljoen inwoners in het jaar 2000. Het zijn er inmiddels, ondanks ‘de tsunami èè
januari/februari 2011 17
ROM_11_01_02.indd 17
2/1/2011 10:00:48 PM
Traditie en tijdgeest in de RO
Mainpor t S chiphol
Foto: ANP
ruimtelijk beleid; zo hebben we de mainports en de achterlandverbindingen te danken aan de recessie in de jaren tachtig. In de jaren negentig floreerden de creatieve en de beleveniseconomie, die gemakkelijker met ruimtelijke kwaliteitsimpulsen zijn te verenigen, maar vooral een verzorgend karakter hebben.
opkomst van inspraak en van het maken van bezwaar waren daar gevolg en oorzaak van. Er kwamen wetten die burgers en belangenorganisaties in een sterkere positie plaatsten. Daar werd terecht in toenemende mate van gebruikgemaakt. Anders dan in de periode van de wederopbouw bleken plannen niet onaantastbaar of vanzelfsprekend. De geest was uit de fles: burger en bestuur stonden op gelijke voet. Die maatschappelijke winst had echter ook een schaduwkant: beroepsprocedures en alle andere procedurele eisen op ruimtelijk en milieugebied maakten het in toenemende mate moeilijk om projecten te realiseren. Steeds vaker werd geklaagd over stroperigheid. Er is veel gedaan om aan deze klachten tegemoet te komen. Er kwamen nieuwe regels om sneller en flexibeler te kunnen handelen, om ruimtelijk en milieubeleid beter te koppelen, om één loket te maken waar de burger een vergunning kan aanvragen en om experimenten mogelijk te maken. Al die wetten bij elkaar vormen niettemin een juridische jungle, waarbij ook de opkomende macht van Europese regels en richtlijnen nog een rol speelt. Weinig mensen zijn nog in staat het geheel van regelingen te doorzien, ondanks, of misschien wel dankzij, de herziening van de Wet op de ruimtelijke ordening.
Daarna vooral remmend en beperkend
Niet bij regels alleen
Voor bestuurders en managers uit het bedrijfsleven is de ruimtelijke ordening steeds meer een maatschappelijk beperkende factor geworden. Dit is versterkt door het bureaucratische en procedurele karakter van het beleid. De
Ruimtelijke ordening (vaak in één adem genoemd met milieubeleid) kreeg mede daardoor een negatief imago. Niet altijd terecht: bestuurders konden zo, wijzend naar de stroperige procedures en de oneindige beroepszaken,
van buitenlanders’, ruim 16 miljoen geworden. Ondertussen werd ons land in de jaren zeventig steeds welvarender. Ook door de individualisering en de groei van de mobiliteit nam de ruimtebehoefte sterk toe. Bedrijven en burgers stelden steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de omgeving. De toenemende verstedelijkingsdruk en het groeiende kwaliteitsbesef zetten natuur en milieu op de beleidskaart. Geleidelijk identificeerde het ruimtelijk beleid zich vooral met die groene belangen, terwijl economische belangen ondergewaardeerd werden. Alleen in tijden van crisis klonk de internationale economie door in het
De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid
januari/februari 2011 18
ROM_11_01_02.indd 18
2/1/2011 10:00:51 PM
gemakkelijk hun eigen onvermogen maskeren. Maar het slechte beeld was er en ging niet meer weg. De verschuiving van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie kon het tij niet meer keren. Ruimtelijke ordening was een hindermacht geworden, en had daarmee op rijksniveau zijn eigen graf gegraven. Het antwoord op de vraag hoe het land ingericht moet worden is de kernopgave van ruimtelijke ordening op nationaal niveau. Er zijn daarover in de loop der jaren vijf nationale nota’s verschenen. Elke nota geeft antwoorden op de problemen van die tijd. Bij de laatste nota volgde na de ‘stoeptegel’ van minister Pronk (PvdA) een korte en bondige Nota Ruimte van minister Dekker (VVD). De geschiedenis van de Vierde nota die een decennium eerder verscheen, herhaalde zich in omgekeerde richting. Toen werd de nota van minister Nijpels (VVD) herschreven door minister Alders (PvdA). Deze gang van zaken illustreert de cyclus die het nationale ruimtelijk-ordeningsbeleid de laatste twintig jaar heeft doorgemaakt. We zijn op een punt beland waar de markt blijkbaar beter weet waar de inrichting van het land behoefte aan heeft en waar de al dan niet procedurele macht van ambtenaren beter gebroken kan worden. Onder het mom van waardepluralisme worden kortetermijnbelangen naar voren geschoven en andere belangen op de lange baan geschoven. En dit alles is gebaseerd op een cruciale misvatting over de markteconomie.
Investeren in kansen Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid: alleen dan kunnen bedrijven voortvarend investeren en plannen. De marktmeester is de belangrijkste persoon op de markt. Dat zou ook moeten gelden voor de ruimtelijke ordening door de rijksoverheid. Wat, waar en in welke mate dingen kunnen gebeuren, biedt marktpartijen veel zekerheid, maar lokt ook strategische gedrag uit. Daarom moet een rijksoverheid van wanten weten, niet alleen van regels. De rijksoverheid is niet gebaat met kortetermijnbeleid. Langetermijnbeeld over de inpassing van overheidsinvesteringen (infrastructuur, water, energie) is bijzonder effectief. Dat levert de beste kansen voor de ontwikkeling van de samenleving. Het antwoord op de centrale vraag voor de ruimtelijke ordening moet in eerste instantie worden gezocht bij de manier hoe we in Nederland in de toekomst ons geld gaan verdienen. Wat het antwoord op die vraag ook is, één ding is zeker: de economische en sociaal-culturele groei vindt vooral plaats in de uitgebreide Randstad (inclusief Noord-Brabant). De driehoek van de mainports Schiphol en de Rotterdamse haven en de brainport Brabant vormt het basisnetwerk voor het bouwwerk van ruimtelijk Nederland. De rijksoverheid doet er goed aan zich in eerste instantie te richten op deze
bovenprovinciale taak. Het gaat om een goed investeringsklimaat opdat Nederland kan anticiperen.
Brainpark E i ndhoven
Foto: MR
Faciliteren en stimuleren Buiten de Randstad spelen intussen heel andere problemen: de bevolkingsgroei zakt daar naar nul en in sommige gebieden is er al sprake van krimp. Hoe daar het best op kan worden gereageerd, is vooral een zaak van lokaal en
Juist de markt heeft behoefte aan duidelijkheid en zekerheid provinciaal bestuur. De rijksoverheid kan daarbij slechts faciliteren. Het is terecht dat in die gebieden de provincies een grotere rol gaan spelen. Wel moet de rijksoverheid ervoor waken dat er geen onrechtmatige tweedeling ontstaat in Nederland. In plaats van een hernieuwd spreidingsbeleid opteren we in dit opzicht voor maximale ‘connectiviteit’ en bereikbaarheid. Wij zijn van mening dat Nederland juist nu een efficiënte en effectieve ruimtelijke ordening op nationaal niveau nodig heeft. Een ruimtelijke ordening met internationale visie en met natuurlijk gezag.
é Oedzge Atzema, hoogleraar ruimtelijke economie aan de Universiteit van Utrecht, Hans Gortworst, ex-directeur Geoplan, Robbert Coops, sociaal geograaf en senior strateeg bij Schuttelaar & Partners en Harry de Loor, ex-inspecteur ruimtelijke ordening in Oost-Nederland
januari/februari 2011 19
ROM_11_01_02.indd 19
2/1/2011 10:01:00 PM
Trend
Wie temt de honger naar huizen?
Sturen op schaarste De nieuwe politieke en economische werkelijkheid vraagt om het blijvend handhaven van schaarste. Dat is de enige mogelijkheid om de deflatie van bestaand vastgoed en de terugval in oude stadswijken, inclusief toenemende segregatie, te voorkomen. Kleinschalige uitbreidingen buiten de stad en vooral meer variatie van woon- en werkmilieus in de stad. Het vraagt een helder en strak ruimtelijk kader van de overheid en vereende krachten van alle stakeholders (ontwikkelaars, corporaties, financiers, consumenten, maatschappelijke organisaties) om ruimtelijke ontwikkeling betaalbaar te maken en te houden. Het vraag ook een andere kijk op beheer, zoals het verleggen van de horizon, en blijvende betrokkenheid van ontwikkelaars en investeerders.
T
Lansingerland, artist impression Wilderszijde
wee voorbeelden uit het land: Bergen op Zoom vraagt aan de omliggende kernen in West-Brabant om onderling strenger afspraken te maken over woningbouw. De stad heeft de eigen plannen afgeslankt bij de ontwikkeling van de Bergse Haven, en vreest nu dat de buurgemeenten er met de resterende vraag ‘vandoor’ gaan. Een reële vrees, want de Rekenkamer West-Brabant becijferde dat in de regio zeker 160 procent méér huizen worden gebouwd dan voor de eigen bevolking nodig is. Voor wie nu onmiddellijk roept dat strenger ruimtelijk beleid de oplossing biedt, is het tweede voorbeeld misschien
interessant. In dezelfde regio deed Geertruidenberg mee aan een pilot van de provincie. Nieuwe woningen mochten alleen worden gebouwd binnen strakke contouren. Daar hield de gemeente zich netjes aan, met als resultaat dat er inmiddels ruim 1400 woningen zijn gerealiseerd of nog in de planning staan, terwijl Geertruidenberg volgens de provinciale prognoses er maar 600 nodig heeft tot 2020.
Woonmilieus Toevallig gaat het in beide voorbeelden over West-Brabant, maar ze hadden uit vrijwel het hele land kunnen komen. In
januari/februari 2011 20
ROM_11_01_02.indd 20
2/1/2011 10:01:04 PM
de meeste regio’s is niet krimp het grootste vraagstuk, maar overplanning en ongezonde concurrentie op de woningmarkt. Het vraagt om nieuwe vormen van regionale samenwerking. De regio Rotterdam is een van de regio’s die daarmee vooroploopt. Op papier althans, want de aanpak moet zich nog bewijzen in de praktijk. In een aantal gespreksrondes, waarbij ook de woningcorporaties en marktpartijen (Neprom) aanschoven, hebben de vijftien gemeenten in de regio afspraken gemaakt over de richting waarin de woningbouw zich de komende decennia zal ontwikkelen. Het doel is vooral kwalitatief: daar waar het kan, moet de regio genoeg aantrekkelijke woonmilieus bieden voor de middenklasse, de sociale stijgers die anders de regio dreigen te verruilen (voor West-Brabant, onder meer). Opvallend genoeg waren het juist de woningcorporaties, van oudsher gewend om te worden afgerekend op aantallen, die pleitten voor de focus op kwaliteit. ‘De bonus-malusregelingen voor de bouwprestaties werden als oneerlijk ervaren,’ zegt directeur Leo Bartelse van Maaskoepel, de gezamenlijke woningcorporaties. ‘Als de afgesproken aantallen niet werden gehaald, had dat niet met onwil te maken maar lag het aan de regelgeving of aan tegenvallers in het bouwproces. Daar waar ze wel werden gehaald, merkten we vaak dat de woningen niet duurzaam bijdroegen aan een gezonde woningmarkt in de regio. Het vroeg om een ander soort sturing, meer gericht op de vraag wat elke gemeente kan bijdragen aan de regionale woningmarkt. Voor Rotterdam betekent dit dat we goed moeten opletten waar we de
woonmilieus bouwen die nog te weinig in de regio te vinden zijn, zoals ontspannen suburbane milieus en exclusief wonen.’
De Elbe - onderdeel van Het Balkon van Maassluis
Weeffout Feit is wel dat deze woonmilieus de meeste druk op de ruimte leggen, waardoor de doelstelling van de regio om tachtig procent van alle nieuwe woningen binnen de bebouwde kom te realiseren, onder druk komt te staan. En dat in de toch al dichtbebouwde Zuidvleugel van de Randstad. Volgens sommige critici – architect Adriaan Geuze is waarschijnlijk de bekendste – is het juist dit ‘volbouwen’ dat de aantrekke-
Overplanning en ongezonde concurrentie op de woningmarkt lijkheid van de regio vermindert. Bartelse nuanceert die zorgen: ‘Die norm van tachtig procent binnenstedelijk is duidelijk van voor de crisis, toen we nog niet echt begrepen wat er precies op de woningmarkt aan de hand is. Er zijn te veel verkeerde woningen op de verkeerde plek waardoor huizenkopers afhaken. Er zit een weeffout in ons grondbeleid die ertoe leidt dat er in te hoge dichtheden wordt gebouwd op plaatsen waar daar eigenlijk geen vraag naar is. Neem Lansingerland, de gemeente rond Berkel en Rodenrijs. Daar is met actief grondbeleid dure tuindersgrond opgekocht. De kosten van allerlei voorzieningen zijn al toebere- èè
januari/februari 2011 21
ROM_11_01_02.indd 21
2/1/2011 10:01:09 PM
Trend
kend vanuit de grondexploitatie. Die krijg je vervolgens alleen nog rond met appartementen of met laagbouw in te hoge dichtheden. Aan de andere kant van de Rotte is de Zuidplaspolder in de planning, die op dezelfde bewoners mikt, maar dan in landelijk gebied. Hier zou een keuze moeten worden gemaakt, maar aan die regie ontbreekt het vooralsnog.’
Regionaal gat Er is een ‘regionaal gat’ waar het de regie over de woningbouw betreft, constateerde het Planbureau voor de Leefomgeving vorig jaar al in een studie naar het begeleiden van de krimp. Het ontbreekt aan financieel en juridisch instrumentarium om gemeenten aan gemaakte afspraken te houden. Dit geldt ook voor de wgr+-regio’s, die het kabinet van plan is af te schaffen. De provincies moeten nog wennen aan hun
‘Er zijn te veel verkeerde woningen op de verkeerde plek, waardoor huizenkopers afhaken’
Zuidplaspolder
Foto: ANP
verstevigde rol als regisseur, en hinken nog vaak op twee gedachten: faciliteren van groei aan de ene kant en begeleiden van schaarste aan de andere kant. Ook de stadsregio Rotterdam heeft geen ‘stok’ om mee te slaan, alleen een relatief bescheiden investeringssubsidie voor gemeenten die zich aan de gemaakte afspraken houden. Het roept de vraag op hoeveel die afspraken waard zijn. ‘Er is een spanningsveld tussen de autonomie van een gemeente en de wensen van de regio,’ zegt Arnold Keijzer, wethouder Wonen in Maassluis. ‘Concurrentie Concurrentie tussen gemeenten zal
nooit helemaal verdwijnen door overleg. Toch is het nuttig om met elkaar rond de tafel te zitten en de markt te verkennen. De vanzelfsprekendheid dat je elke woning kunt afzetten, is voorbij. Dat vraagt om meer inzicht in de regionale woningmarkt en meer onderlinge afstemming.’ Maassluis heeft een forse opgave binnen de regio. Niet alleen wordt binnenstedelijk de Burgemeesterswijk, een typische jaren zestig flatwijk, getransformeerd tot een laagbouwmilieu, er staan ook twee forse uitbreidingen gepland. Aan de Nieuwe Waterweg komt het ‘Balkon van Maassluis’, met zowel laagbouw als woontorens. Langs de A20 staat de Dijkpolder gepland, de grootste uitbreidingswijk van de regio. Al met al gaat het om ruim drieduizend woningen tot 2020. Keijzer denkt het eerder de markt zal zijn die bepaalt of dat aantal daadwerkelijk zal worden gehaald dan de afspraken in stadsregionaal verband. Hij verwacht niet dat het ‘Balkon’ de ambities van Rotterdam, dat zich met de binnenstedelijke verdichting op dezelfde woonmilieus richt, in de weg zal zitten: ‘We hebben juist in regionaal verband afgesproken om locaties langs de Nieuwe Waterweg te ontwikkelen. De Dijkpolder is een ander verhaal. Uit onderzoek kwam duidelijk naar voren dat die locatie geschikt is voor een suburbaan milieu dat huizenzoekers aan de regio kan binden. Dat betekent vrijstaande woningen en twee-onder-éénkappers in lage dichtheden, op dit moment de woningtypen die moeilijk in de markt liggen. Juist in zo’n geval is die regionale regie belangrijk. Zonder regionale afspraken zou je daar als gemeente toch eerder kiezen voor kortetermijnbeleid. Dat kan niemand zich nu nog permitteren.’ é Martin de Jong
januari/februari jja an nu uari/ ari/ ar i/feeb brrua uarrii 2 2011 011 01 22 22
ROM_11_01_02.indd 22
2/1/2011 10:01:13 PM
‘Geen tandje minder, er zullen wat tandjes van het tandwiel afgaan’ De nieuwbouwplannen op de as Groningen-Assen, groeiregio tussen de krimpgebieden, zullen naar beneden worden bijgesteld. De twaalf gemeenten en twee provincies die samenwerken in de regio GroningenAssen verwachten half maart een fors aangepaste regionale woonvisie. Een groei van 43.000 nieuwbouwwoningen tot 2020 stond er oorspronkelijk op het programma in de regiovisie Groningen-Assen uit 2004. In de huidige markt een wel heel grote ambitie. De afgelopen maanden kwamen dan ook berichten binnen over bijstellingen. Zo werd voor Meerstad de jaarlijkse opgave van 600 woningen verlaagd naar 450. Ook andere projecten werden getemporiseerd. Maar er is meer nodig.
bieden. Als de crisis straks over is, staat die vraag er nog. We zien sowieso, ondanks de crisis dat er in Groningen nog veel vraag is. De gemiddelde verkooptijden van bestaande woningen worden landelijk gezien alleen overtroffen door Amsterdam en Utrecht.’
Woonvisie
Binnenstedelijk
Jaap Haks, hoofd Wonen van de gemeente Groningen, vertelt dat er nu wordt onderhandeld over een fors bijgestelde regionale woonvisie. ‘Veel plannen in de uitleg lijken op elkaar en kunnen met elkaar concurreren. Per plan wordt nu gekeken hoe ze zowel in de aantallen, planning als segmentering aangepast kunnen worden om regionale overlap tegen te gaan. In het uiterste geval wordt gekeken naar mogelijkheden tot regionale verevening.’ Dat laatste redmiddel, waarbij gemeenten eventueel financieel gecompenseerd krijgen voor het intrekken van een plan, ligt op tafel. Haks: ‘Je kunt je voorstellen dat je bij wijze van spreken alle grond in een pot stopt, en dat je dan gaat kijken welke plannen het meest levensvatbaar zijn. Een gemeente kan zeggen: oké we beperken ons plan, maar dan hebben wij wel een nadeel waarvoor we gecompenseerd willen worden.’ Naar verwachting zal ook het grote nieuwbouwplan voor Leek-Roden (5800 woningen) op de schop gaan. Rob van der Werff, projectleider bij de gemeente Noordenveld: ‘Formeel zijn er nog geen delen geschrapt, maar mijn gevoel is wel dat we die keuze gaan maken. Ik verwacht dat het geen tandje minder wordt, maar dat er wel wat tandjes van het tandwiel af zullen gaan.’
Maar Groningen blijft ook gericht op binnenstedelijk bouwen, zegt Haks: ‘Door de start van Meerstad zal het percentage bouwen in de bestaande stad, afnemen van bijna 100 vorig jaar tot 60 vanaf 2016. Naast Meerstad is er nog steeds een flinke binnenstedelijke opgave. Groningen heeft nog een fors aantal locaties waar we verouderde bedrijventerreinen zullen transformeren naar wonen, werken en leisure. Daar blijven we op inzetten. Vooralsnog gaan we, jongerenhuisvesting meegeteld, tot 2025 nog 10.000 woningen in de bestaande stad bouwen.’
Weiland Voorlopig gaat Meerstad, aan de oostkant van de stad Groningen door, al is het in een lager tempo. Waarom nog bouwen in een weiland? Haks: ‘We hebben heel lang niks in de uitleg gebouwd, alles in de bestaande stad. Wie een eengezinswoning in een weiland wilde, hadden we niks te
Meerstad (totale plangebied) en Meeroevers I (eerste woongebied d at momenteel word t g e re a l i s e e rd )
Illustratie: Meerstad
Krimp Het opmerkelijke van de Groningse situatie is dat de stad Groningen de komende decennia flink blijft groeien, terwijl met name Noord- en Oost-Groningen nu al zwaar in de krimp zitten. Volgens gedeputeerde Pim de Bruijne leidt Meerstad niet tot extra leegloop in de krimpgebieden: ‘Er is geen een-op-eenrelatie. Het is niet zo dat zonder Meerstad mensen in Delfzijl gaan wonen. De werkgele genheid concentreert zich op de as Groningen-Assen, dat is de economische trekker en daar zul je voldoende woningen moeten aanbieden.’ Toch is er bij Provinciale Staten wel enige twijfel over die redenering. De wijzigingen in de plannen in Meerstad leidde in november tot een motie die opriep de effecten van wijzigingen in de regionale woningbouwplannen beter in kaart te brengen met betrekking tot de krimpgebieden. Het onlangs opgerichte Kennisnetwerk Krimp Noord-Nederland gaat de vraag onderzoeken. é Karin Broer
januari/februari 2011 23
ROM_11_01_02.indd 23
2/1/2011 10:01:19 PM
Trend
Regionale sturing voor woningkrimp in Zuid-Limburg ‘In Zuid-Limburg regeren de bekrompenheid en de angst voor schaalvergroting. Weten de bestuurders nog wel wat er leeft onder de burgers? Voor de mensen bestaan gemeentegrenzen niet meer als het gaat om wonen en werken.’ Pittige conclusies van strategisch beleidsadviseur Paul Baeten van de Provincie Limburg, waarmee hij gemeentebestuurders van Zuid-Limburg een spiegel voorhoudt. Dat deed hij onder meer op een conferentie eind novem-
Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het land
O ude mi jnwerkersbuur t S a n d e r b o u t , S i t t a rd
Foto: Jerome paumen
ber 2010 in Valkenburg, waar bestuurlijk Zuid-Limburg het smeden van gezamenlijke plannen op het terrein van woningbouw, zorg en onderwijs op de agenda had gezet. Dit voorjaar zullen verschillende stuurgroepen van bestuurders, woningcorporaties en andere ontwikkelaars hun plannen presenteren. Baeten is benieuwd, want de bestuurders in het bronsgroen eikenhout hebben al veel te lang ‘rond de eigen kerktoren gedraaid’. Terwijl Zuid-Limburg – na een sombere periode van mijnsluitingen, nu gevolgd door een tijdperk van vergrijzing en bevolkingskrimp – juist behoefte heeft aan wat Baeten
omschrijft als een ‘wenkend perspectief en weids beeld vanuit de vuurtoren’. Aan woonruimte geen gebrek in het zuiden van het land. De bevolking zal er de komende dertig jaar met 26 procent krimpen. Alleen al in Parkstad, de agglomeratie Heerlen/Kerkrade, gaat het om een afname met 40.000 inwoners. De bestuurlijke uitdaging is veeleer voorkomen dat het overschot aan woningen, met vaak leegstand tot gevolg, omslaat in verpaupering van wijken en vertrek van de oorspronkelijke inwoners. Jonge gezinnen prefereren veelal de nieuwbouw in Vinex-stijl met ruime tuinen aan de randen van steden en dorpen. Aan die wens willen krimpgemeenten graag gevolg geven. Zo blijven het inwonertal en het voorzieningenniveau nog enigszins op peil, nog los van de financiële meevallers die krimp óók oplevert. Zoals de 44 miljoen die Parkstad van het Rijk ontvangt om de krimp tegen te gaan.
Regionale sturing ‘Het is worstelen tussen lokale binding en regionale sturing,’ zegt Paul Baeten. ‘Voor gerichte sloop en woningvernieuwing is het verstandig dat gemeentegrenzen niet langer maatgevend zijn en dat je je gelden van woningcorporaties bundelt. Misschien kan de buurgemeente, of buur-buurgemeente wel een aanlokkelijker woonperspectief bieden, en ook als werkomgeving aantrekkelijker zijn, dan de gemeente waar je wortels
januari/februari 2011 24
ROM_11_01_02.indd 24
2/1/2011 10:01:27 PM
liggen. Als je met z’n allen numeriek kleiner wordt maar wel je kleinschalige karakter behouden wil, moet je denken in grootschaliger oplossingen. En niet blijven doorgaan met vissen in dorpsvijvertjes.’ Dus niet elke stad zijn eigen brainport of campus met bedrijven. ‘Je kunt samenwerken door opbrengsten uit economische activiteiten, zoals een ijzersterk bedrijventerrein als DSM-Chemelot, gezamenlijk aan te wenden voor kwalitatief sterke woonmilieus, die ook nieuwkomers van buiten de regio aantrekken. Forse bezuinigingen van dit kabinet maken sowieso urgent dat gemeenten op het gebied van woningbouw hun eilanddenken loslaten.’ Voor krimp wordt sloop als oplossing aangedragen. ‘Maar tegelijk moet je wel nieuwe verdienmodellen voor woningbouw bedenken. Daar heb je dan die view vanaf de vuurtoren voor nodig. Anders creëer je met sloop alleen waardeverlies.’
Lagere klassen Met sloop moet je kieskeurig zijn, want anders breng je de Limburgse identiteit, namelijk die van de mijnwerkersbuurten om zeep, stelt architect Jerome Paumen van bureau HVN in Hoensbroek. ‘We zijn op zoek naar identiteit, hoor je vaak in Zuid-Limburg. Die identiteit is er genoeg. Je moet hem wél uitfilteren. De neiging is om de krimp eenzijdig af te wentelen op de lagere sociale klassen. Dat gebeurt met kaalslag in de sociale huursector, met mijnwerkerswoningen. Veel van deze buurten zijn sinds 1920 uitgegroeid tot stadsdelen. Door deze huizen van binnenuit de wijk weg te vagen, ontstaat een gatenkaas. De restruimtes worden ingezaaid met gras en het gebied raakt versnipperd.’ In Kerkrade-West ziet Paumen het nu al gebeuren. ‘In de historisch gegroeide lintbebouwing worden gaten geslagen om ruimte te maken voor een nieuw stadshart. Er verrijzen enorme bouwblokken van zes lagen met koopappartementen, 5000 vierkante meter aan koopgoot en supermarkten die met kiloknallers adverteren. Lokale winkeliers verdwijnen ten gunste van landelijke ketens, met nog meer leegstand in aangrenzende winkelstraten als gevolg. Metropolitische weefsels in een krimpregio veroorzaken desolate plekken en segregatie.’
Renovatieplan Paumen maakte op persoonlijke titel een renovatieschets voor de Sittardse mijnwerkersbuurt Sanderbout. Paumens plan zou een alternatief kunnen zijn voor het besluit van de woningcorporatie om de wijk te slopen en er nieuwe woningen neer te zetten, die meer inkomsten opleveren. Het wijkplatform, dat zelf onder architecten een prijsvraag uitschreef, verkoos Paumens plan tot het beste. In het kort: maak van drie of vier woningen er twee-onder-één-kap zodat deze ook aantrekkelijk worden voor starters op de woningmarkt, verbouw voormalige mijnwerkershuisjes tot senio-
renwoningen met badkamer en slaapkamer op de begane grond, cluster tuintjes tot groene binnenplaatsen en leg een nieuw plein aan met feestzaal en winkels dat als dorpskern fungeert. Paumen: ‘De systematiek is: refereren aan het verleden. Wat je door renovatie kunt behouden, is ook het meest duurzame. Daarmee kun je krimpproblematiek heel organisch oplossen, kun je nieuwbouw aan de rand van of buiten de stad zo veel mogelijk vermijden en blijft de sociale cohesie in de wijk in stand.’ In Treebeek-Hoensbroek zijn tijdelijke houten mijnwerkerswoningen, vertelt Paumen, uitgegroeid tot ‘parels van de mijnwerkerskolonie’, bewoond door jongere generaties. Aan de overzijde van deze woningen ligt op het voormalige
Gevel K o eltoren ‘Gen Coel’- complex , He erlen
Foto: LK
Gemeentegrens moet niet langer maatgevend zijn bij gerichte sloop en woningvernieuwing terrein van de staatsmijn Emma een tochtige, monotone Vinex-wijk zonder winkels. ‘Je kunt je afvragen,’ aldus Paumen,’welke wijk de langste houdbaarheidsdatum heeft, bij welke wijk we op den duur moeten ingrijpen om krimp te lijf te gaan.’ Kan de provincie voldoende druk organiseren om gemeentelijke samenwerking op woninggebied af te dwingen? Beleidsadviseur Paul Baeten: ‘De provincie mag meer zijn tanden laten zien, maar moet niet terugvallen in de oude rol van toewijzer van woningcontingenten. Door een paar regels in het ruimtelijk beleid te combineren met woningbouw en economisch ontwikkelingsbeleid kun je redelijk sturend optreden. Het liefst zie ik dit voorjaar een plan voor de Limburgse woningmarkt waarin de groene en de rode vlekken zijn ingetekend. Over gemeentegrenzen heen en met de financieringsconstructies erbij.’ é Loek Kusiak
januari/februari 2011 25
ROM_11_01_02.indd 25
2/1/2011 10:01:29 PM
Trend
Mogelijkheden ruimtelijke regie en kostenverhaal nauwelijks benut
Sturen en afrekenen In de praktijk maken overheden veel te weinig gebruik van de Wro om de kans te vergroten op succesvolle gebiedsontwikkeling. Professionals en bestuurders laten te veel kansen liggen, zoals het gebruik van een exploitatieplan als ‘stok achter de deur’, de coördinatieregeling, de verruimde mogelijkheden tot kostenverhaal en stroomlijning van procedures op grond van de Crisis- en herstelwet. Dat constateert Harry Gerritsen, senior business consultant Gebiedsontwikkeling bij Eiffel. Hij toetste de praktijk aan de eerste ‘Ex-durante evaluatie Wro’ en stuitte op koudwatervrees en het herschikken van prioriteiten, juist door alle wetswijzigingen én als gevolg van de crisis.
D
e ‘Ex-durante evaluatie Wro’ van het Planbureau voor de Leefomgeving bevestigt onze praktijkervaring met het onvoldoende gebruik van de uitgebreide Wro. De exacte cijfers staan in het kader bij dit artikel. Dat tegenvallende gebruik valt voor een deel te verklaren door de prioriteiten die gemeenten zichzelf in gebiedsontwikkeling stellen. De nadruk ligt tot en met 2013 op de verplichte actualisering van de geldende bestemmingsplannen. Ook bevestigt de ‘Ex-durante evaluatie Wro’ dat het bestemmingsplan nog te weinig als sturingsinstrument wordt gebruikt. Door genoemde prioritering zijn de bestemmingsplanwerkzaamheden op dit moment in hoofdzaak gericht op een concrete (project)ontwikkeling en op de eerdergenoemde actualisering. De keuzes die gemeenten en provincies maken, worden sterk bepaald door noodzakelijke bezuinigingsoperaties als gevolg van de huidige crisis. Meer werk met minder mensen is het devies voor de komende tijd. Lokale overheden worstelen daarnaast met de invoering van drie grote wetswijzigingen op het gebied van de ruimtelijke ordening binnen een tijdsbestek van twee jaar, namelijk de Wro (1 juli 2008), de Crisis- en herstelwet (31 maart 2010) en de Wabo (1 oktober 2010). Die wetswijzigingen brachten ook een heroriëntatie op de interne samenwerking met zich mee. Korte termijnen, vaak gesanctioneerd door vergunningverlening van rechtswege, het verlies aan een invorderingsmogelijkheid van leges of een dwangsom wegens niet-tijdig besluiten, dwingen overheden tot meer efficiency binnen hun organisatie. En tot een betere samenwerking.
Sturing De publiekrechtelijke weg voor het verhalen van kosten, namelijk via een exploitatieplan, wordt zelden gebruikt. Bij slechts vier procent van alle vastgestelde bestemmingsplannen of projectbesluiten met een bouwtitel is tegelijkertijd een exploitatieplan vastgesteld.
Overheden ervaren het opstellen van een exploitatieplan als een last. En dat is onterecht. Het exploitatieplan is behalve van belang voor het kostenverhaal namelijk ook een sturingsinstrument bij uitstek. In het verlengde van een bestemmings- of inpassingsplan kan het exploitatieplan worden gebruikt om ontwikkelingen te sturen op fasering, locatie-eisen en woningbouwcategorieën. Dit vereist wel integraal denken en samenwerking op alle niveaus binnen een overheidsorganisatie. In de praktijk komen we vaak voorbeelden tegen van (anterieure) exploitatieovereenkomsten waarbij de contracterende overheid zich heeft onderbedeeld. Overheden besteden te weinig tijd aan een integrale afweging van de te verwezenlijken beleidsdoelstellingen en de financiële aspecten van een ontwikkeling. Daar komt nog bij dat er een goede structuurvisie nodig is voor de meest maximale mogelijkheid tot verhaal van kosten. Zorg dus dat er een wensbeeld is voor planologische ontwikkelingen en dat dit wensbeeld op álle niveaus binnen een organisatie is besproken en gedeeld. Heeft een organisatie de kennis en samenwerking op orde, dan wordt het strategisch gebruik van een exploitatieplan een lust in plaats van een last in de handen van een overheid die daadwerkelijk de regie neemt.
Integraal Er zijn goede voorbeelden van integrale gebiedsontwikkelingen, gebaseerd op de samenwerking tussen diverse overheden en marktpartijen. Zoals bij de Zuidplaspolder, een samenwerking tussen onder meer de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Zuidplas, Waddinxveen, Gouda en Rotterdam. Een meer recent voorbeeld van een succesvolle samenwerking is het project Bloemendalerpolder, waarin het Rijk, de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht en de gemeente Weesp naast een aantal private partijen participeren. Diezelfde provincie
januari/februari 2011 26
ROM_11_01_02.indd 26
2/1/2011 10:01:32 PM
participeerde ook in het project Wieringerrandmeer, maar de resultaten van dat project stonden zo sterk onder druk dat het moest worden afgeblazen. Ook de provincie Gelderland participeert in diverse rollen binnen integrale gebiedsontwikkelingen. Hiervoor is het ‘Protocol Gelderse aanpak gebiedsontwikkeling’ opgesteld. Een mooi voorbeeld van een integrale samenwerking is de IJsselsprong bij Zutphen, waaraan de provincie, het waterschap, een aantal ministeries en drie gemeenten meewerken.
ding exploitatieplan sluit aan op de Handreiking Grondexploitatiewet uit 2008.
Als plannen al in een vroeg of later stadium sneuvelen, heeft dat meestal te maken met het niet rond krijgen van de financiën. Tegenwoordig spelen de veranderde marktomstandigheden een grote rol. Niet alleen in de initiatieffase van een gebiedsontwikkeling is het van belang dat alle participanten betrokken zijn bij het proces van ‘rekenen en tekenen’. De totstandkoming van een integrale samenwerking en een concreet programma is een iteratief proces, waarbij programma en de financiële uitkomst elkaar over en weer sterk beïnvloeden.
Aan de andere kant is het niet meer dan logisch dat overheden wel op voorhand een berekening maken van de minimaal via het exploitatieplan te verhalen kosten. Dat is namelijk de basis voor de onderhandelingen over een anterieure overeenkomst. En voor de onderhandelingen is het van belang dat een provincie of gemeente duidelijk het programma, wde fasering en de locatie-eisen voor ogen hebben. Hiermee zijn dan ook de grote lijnen van een eventueel exploitatieplan duidelijk. De stap naar een ontwerp-exploitatieplan is dan ook niet meer zo groot.
Handleiding
Dat het kostenverhaal mogelijkerwijs (nog) als te beperkt wordt ervaren, verklaart misschien dat het (voormalige) ministerie van VROM opdracht gaf voor een onderzoek naar de mogelijkheden van planbatenheffing en (afdwingbare bovenplanse) verevening.2 De vraag is of de Tweede Kamer brood ziet in de invoering hiervan en daarmee in een verruiming van het huidige kostenverhaal.
Het feit dat er zo weinig gebruik wordt gemaakt van het publiekrechtelijke spoor voor het kostenverhaal (via een exploitatieplan) is ongetwijfeld de reden waarom het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de VNG en de Vereniging van Grondbedrijven een handleiding maakten voor het opstellen van een exploitatieplan.1 Deze Handlei-
Bovenwijkse voorzieningen
Maar het exploitatieplan alleen is niet zaligmakend. Het is de basis voor de te verhalen kosten. Nakoming van een anterieure overeenkomst is juridisch beter afdwingbaar en kan veel meer waarborgen omvatten, ook voor onvoorziene omstandigheden. Zo’n overeenkomst heeft een praktische voorkeur boven toepassing van een exploitatieplan, waarvan het afdwingen van nakoming (uiteindelijk via onteigening) veel omslachtiger is.
Anterieure fase
Posterieure fase
Verhaalbaar
Verhaalbaar
Geen toetsingscriteria
Toetsingscriteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid
Geen structuurvisie noodzakelijk
Geen structuurvisie noodzakelijk; beleidsmatige onderbouwing in Nota bovenwijks
èè
Geen nacalculatie (tenzij in overeenkomst vastgelegd) Nacalculatie verplicht
Bovenplanse verevening
Fondsvorming gewenst
Fondsvorming gewenst
Verhaalbaar
Verhaalbaar
Geen toetsingscriteria
Toetsingscriteria profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid
Structuurvisie noodzakelijk
Structuurvisie noodzakelijk
Fondsvorming verplicht
Fondsvorming verplicht
Bijdrage ruimtelijke ontwikkeling Verhaalbaar
Niet verhaalbaar
Structuurvisie noodzakelijk
n.v.t.
Fondsvorming verplicht
n.v.t.
januari/februari 2011 27
ROM_11_01_02.indd 27
2/1/2011 10:01:32 PM
Trend
Getalsmatige onderbouwing van de praktijkobservaties Aantal projectbesluiten versus bestemmingsplannen 2008: 9 projectbesluiten en 101 bestemmingsplannen (1 staat tot 11) 2009: 397 projectbesluiten en 1648 bestemmingsplannen (1 staat tot 4) Aard van de vastgestelde bestemmingsplannen 53% gericht op concrete (project)ontwikkeling en 35% op actualisering. De overige 12% is gericht op reparatie (4%) of planmatig (sturend) (8%) van aard. Gebiedsontwikkeling i n d e Z u i d p l a s p o l d e r, g e b a s e e rd o p s a m e nw e rk ing overheden en m a r k t pa r t i j e n .
Foto: MR
Urgentie Rijk en provincies hebben in de Wro de mogelijkheid om meer te sturen als dat noodzakelijk is. Van de normstellende instrumenten wordt tot nu toe nog niet op elk niveau even gretig gebruikgemaakt. Op rijksniveau is de invoering van de eerste tranche van de AMvB Ruimte om diverse redenen ernstig vertraagd. Er zijn niettemin een aantal inpassingsplannen in procedure gebracht en zelfs al vastgesteld. Provincies zijn daarentegen wel redelijk breed gebruik gaan maken van het voor hen totaal nieuwe instrumentarium. Gemeenten maken van hun bevoegdheid om bestemmingsplannen vast te stellen veelvuldig gebruik, maar deze zijn over het algemeen niet sturend van aard. Een structuurvisie vaststellen met een sturend karakter en als basis voor het kostenverhaal komen we in de praktijk helaas nog maar zelden tegen. Gelet op de huidige marktomstandigheden en gegeven de bezuinigingen zullen overheden naar verwachting meer gebruik gaan maken van het totale pakket aan sturingsmiddelen. Ze hebben tegelijkertijd te maken met een (krediet)crisis, met (regionale) krimp van de bevolkingsomvang, een overschot aan pijplijnprojecten, terwijl de marktvraag is teruggevallen en – last but not least – minder geld. We mogen hopen dat er niet uitsluitend wordt gestuurd op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Een mooi voorbeeld hoe dat kan, is het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020. Hierin hebben Rijk, provincies en gemeenten afgesproken dat er niet meer ongebreideld bedrijventerreinen worden ontwikkeld als niet eerst alle mogelijkheden voor herstructurering zijn benut; de zogenaamde SER-ladder. Het gevolg hiervan zal zijn dat er minder sprake is van intergemeentelijke concurrentie en een onnodige overcapaciteit die ook tot een onnodige aantasting leidt van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap. Bestuurlijke afspraken en samenwerking op basis van een heldere visie, zoals op het gebied van bedrijventerreinen, zijn echter ook wenselijk met betrekking tot woningbouw, detailhandel en de ontwikkeling van kantoren.
Verhouding bestemmingsplannen met een bouwtitel tot exploitatieplannen 53% van de bestemmingsplannen/projectbesluiten (2154) omvat (een) bouwtitel(s). Daarvan wordt in 4% van alle gevallen een exploitatieplan (50) vastgesteld. Bron: Ex-durante evaluatie Wro – Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag/Bilthoven, 2010 (Onderzoeksperiode 1 juli 2008 tot en met 31 december 2009)
Op dit moment is de financiering van binnenstedelijke transformaties haast onmogelijk bij gebrek aan winstgevende uitleglocaties. De Stuurgroep onorthodoxe maatregelen meent dat gemeenten en Rijk moeten samenwerken aan een nieuw (financieel) perspectief3 en kennis moeten uitwisselen over de gebruiksmogelijkheden van de bestaande wet- en regelgeving. Sturing op kwantiteit en kwaliteit, waar overheden nu dus de middelen voor hebben, is dringend gewenst. Provincies zouden daarbij meer de regie naar zich toe moeten trekken. Ze hebben daar zelfs de (morele) verplichting toe omdat Gedeputeerde Staten toezicht uitoefenen op de begroting en jaarrekening van gemeenten. En sturen op bovengemeentelijke en regionale ontwikkelingen is natuurlijk altijd een taak van een provincie. Die daarnaast (nog) de mogelijkheid heeft om grootschalig te investeren gelet op de financiële reserves. é Harry Gerritsen
(Eiffel) hgerritsen@eiffel.nl Noten 1. Handleiding exploitatieplan, Den Haag, 2010. 2. Financieringsmiddelen uit gebiedsontwikkeling en bestemmingswijzigingen. Een verkenning van de publiekrechtelijke mogelijkheden van planbatenheffing, bovenplanse verevening en verruiming van het huidige kostenverhaal, Ecorys en VD2, Rotterdam, maart 2010. 3. Rapport van de Stuurgroep onorthodoxe maatregelen ‘De onorthodoxe benadering bij gebiedsontwikkeling’.
januari/februari 2011 28
ROM_11_01_02.indd 28
2/1/2011 10:01:32 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Thuiskantoor betaalt zich uit in klinkende munt De belangstelling voor een kantoorwerkplek dicht bij huis neemt hand over hand toe. Terecht. De trend is goed voor het milieu én goed voor de portemonnee. Alle reden dus om deze ontwikkeling via het ruimtelijk beleid te bevorderen.
zelfstandigen. Sommigen ontplooien zich zelfs tot de multinationaal opererende netwerken, de micromultinationals met vestigingen in meerdere landen. De netwerkeconomie is dus geen randverschijnsel meer.
R
In vergelijking met een centrale kantoorvestiging kan met gedistribueerde kantoor-werkplekken flink op kosten worden bespaard, waaronder die van een parkeerplaats bij het kantoor en ongeveer 400 uur per jaar tijdsverlies vanwege het grotendeels wegvallen van de reistijd. Ook wordt bespaard op enkele m2 kantooroppervlak per werkplek omdat bruto- en netto-oppervlak van een gedistribueerd kantoor dichter bij elkaar liggen. Daartegenover staan hogere kosten van moderne informatie- en communicatietechnologie en de kosten van deskundige arbeid om de technologie te onderhouden. Al met al nemen de gemiddelde ketenkosten per kantoor-werkplek af van ongeveer 22.000 euro tot circa 18.000 euro per jaar. Doorgerekend naar de potentiële mogelijkheden van deze nieuwe manier van werken betekent dat
uim een derde van alle werkenden in Nederland begint de werkdag met een rit naar kantoor in een andere gemeente om tegen de avond deze weg in omgekeerde richting weer af te leggen. Dit patroon eist grote maatschappelijke offers, zoals ongevallen en letsels en verbrokkelde steden en dorpen. Tel daarbij op het milieubederf door energie- en materiaalbeslag, vuile lucht en natuurverlies. Een alternatief is het realiseren van kantoorplekken in woonbuurten. Technologie hiervoor is in betere elektronicazaken verkrijgbaar en communicatiemiddelen gebruikt vrijwel iedereen. Bovendien voorziet een kantoorwerkplek in of dicht bij huis in een behoefte gezien het groeiend aantal zzp’ers en kleine
hiermee vele tientallen miljoenen euro’s te besparen zijn. Daarnaast zijn er hoge indirecte baten omdat de maatschappelijke en ecologische offers van het woon-werkverkeer worden beperkt. Ondanks alle voordelen komt de transitie van centrale naar gedistribueerde kantoren niet vanzelf op gang. Eerst moet het gedrag van zowel werknemers als organisaties veranderen. Ook moeten mensen leren om hun werk- en privérelaties anders in te richten. De transitie kan wellicht op gang komen in de organisaties die al in hoge mate op zelfstandigheid en flexibiliteit van het personeel drijven, zoals in het beleids-, onderzoeks- en opleidingsveld. Als hiermee circa 10% van het kantoorwerk wordt gedistribueerd, scheelt dat heel wat files. Het ruimtelijk beleid kan dit bevorderen door experimenten met de gedistribueerde kantoren te faciliteren en tegelijk het ruimteverbruik voor kantoren in te dammen. é Dr. Yoram Krozer,
Lid VVM-werkgroep Innovatie en werkzaam bij Universiteit Twente/ Sustainable Innovations Academy
VVM Agenda Vervolgcursus Meten van Emissies naar Lucht (drie dagen) Vrijdagen medio maart april 2011 Regardz Eenhoorn, Amersfoort Cursus Modellering van verspreiding van luchtverontreiniging Vrijdagen medio mei juni 2011 Wageningen en Utrecht Wereldmilieudag Zondag 5 juni
Nationale Milieudag Vrijdag 17 juni Provinciehuis Zuid-Holland Milieubeurs Dinsdag 4 t/m donderdag 6 oktober Brabanthallen, Den Bosch
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info
NCGG6 Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november Amsterdam
januari/februari 2011 29
ROM_11_01_02.indd 29
2/1/2011 10:01:32 PM
Forum
Monumentenzorg als goudmijn Monumentenzorg is een slimme investering. Het levert zowel landelijke als lokale overheden geld op. Elke uitgave verdient zich dubbel terug. Toch zet het kabinet het mes ook in de monumentenzorg. Volgens Pieter Baars valt te vrezen dat hierdoor ons cultuurhistorische erfgoed verschraalt terwijl de economie er nog onder lijdt ook.
W
at zou Nederland zijn zonder zijn unieke monumenten? Niet alleen zou de cultuurhistorische erfenis verkwanseld zijn, we zouden ook forse economische schade lijden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat investeren in monumenten zich ruimschoots terugbetaalt. Deze goudmijn voor de overheid wordt nu echter van twee kanten bedreigd: door de op stapel staande nationale en lokale bezuinigingen, en door de onvoorziene gevolgen van de op zich goedbedoelde aanpassing van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze aanpassingen behelzen dat meer werkzaamheden vergunningvrij worden en dat gemeenten vanaf medio 2011 meer verantwoordelijkheden krijgen voor de cultuurhistorie. De lokale overheden hebben echter onvoldoende capaciteiten om daar naar behoren op in te haken.
Toevalstreffers Te vrezen valt dat gemeenten hun nieuwe verantwoordelijkheid niet kunnen waarmaken als gevolg van de veranderende Bro en Bor. Degenen die er wel werken, ontberen veelal de noodzakelijke deskundigheid. In de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg van 2009 erkent het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) dat lang niet alle gemeenten voldoende kennis in huis hebben om hun rol in de erfgoedzorg goed te kunnen uitvoeren. Het onderzoek van bureau AEF in opdracht van OCW bevestigt dit beeld. Middelgrote gemeenten hebben zeker vijf jaar nodig om MoMo-proof te worden en kleinere gemeenten zeven jaar. Cultuurhistorie en archeologie zijn meestal slechts een klein onderdeel van het takenpakket van de gemeenteambtenaren. Ze doen het erbij. Uit onderzoek van adviesbureau Royal Haskoning voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed blijkt bovendien dat de bestuurlijke aandacht voor cultuurhistorie vooral wordt bepaald door de persoonlijke belangstelling van een wethouder. Het overgrote deel van ’s lands gemeenten dreigt te worden overvraagd en zal de beleidsdoelstelling van de modernisering van monumentenzorg voorlopig niet kunnen realiseren.
Winstgevend Daarnaast bezuinigen centrale en decentrale overheden ook nog eens op de monumentenzorg. Monumentenzorg leek onder het kabinet-Rutte buiten schot te blijven, maar is toch meegenomen in de generieke bezuinigingen op cultuur. In deze kabinetsperiode wordt structureel vijf procent op monumentenzorg bezuinigd. Lokale overheden laten zich ook niet onbetuigd en bezuinigen op personeel, expertise en subsidies. Dat is niet verstandig. Niet alleen omdat de voorraad te restaureren panden hierdoor stijgt, maar ook omdat een potentiële inkomstenbron hiermee opdroogt. Restauratiesubsidies hebben een gunstig effect op de Nederlandse economie. Elke miljoen euro aan investeringen leidt tot gemiddeld 5,1 manjaren extra werkgelegenheid. Bovendien verdient de overheid de investeringen in
Restauratiesubsidies hebben een gunstig effect op de Nederlandse economie monumenten terug dankzij verhoogde belastinginkomsten. En passant stellen we onze historische plicht om het cultureel erfgoed fatsoenlijk over te dragen ook nog eens veilig. Bureau Berenschot heeft in 2010 op verzoek van het Nationaal Restauratiefonds de economische effecten van investeringen onderzocht. Uit deze studie blijkt dat het Rijk van elke in monumentenzorg geïnvesteerde euro direct 0,97 euro terugverdient in de vorm van hogere belastinginkomsten. Het Centraal Planbureau heeft berekend dat macro-economisch uiteindelijk van elke euro 1,50 euro terugvloeit in de staatskas (zie ook het onderzoeksrapport ‘Investeren in Monumenten 2010’ van het Nationaal Restauratiefonds).
Waardestijging Niet alleen de rijksoverheid wordt beter van de monumentenzorg, ook gemeenten profiteren van investeringen in de
januari/februari 2011 30
ROM_11_01_02.indd 30
2/1/2011 10:01:32 PM
cultuurhistorie. Uit onderzoek van advies- en ingenieursbureau Witteveen+Bos blijkt dat authenticiteit en de aanwezigheid van historische kenmerken een meerwaarde opleveren van € 34.000 per woning. Buurten met veel monumenten hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde. De hogere vastgoedwaarde van historische gebouwen levert gemeenten hogere inkomsten op via de onroerendezaakbelasting. Ook
Buurten met veel monumenten hebben gemiddeld een hogere vastgoedwaarde de toeristenbelasting neemt voor gemeenten met veel cultureel erfgoed toe. Het historische karakter van de binnenstad van Delft levert de stad jaarlijks € 400.000 extra op. Een omgeving met cultureel erfgoed is ook een aantrekkelijke vestigingsplaats voor hoogopgeleide en creatieve mensen en bedrijven.
geschiedenis is kwetsbaar en als we niet oppassen, laten we het nageslacht een schraler aanzicht van onze dorpen, steden en landschap na. Gemeenten moeten blijven investeren in vakkundigheid en capaciteit. Beleidsmedewerkers ruimtelijke ordening moeten meer gevoel krijgen voor de cultuurhistorische waarden in de gemeente. Rijk, provincies en gemeenten doen er voorts verstandig aan om een plan van aanpak te ontwikkelen, waardoor alle gemeenten beter proactief kunnen inzetten op cultuurhistorie als inspiratiebron voor de inrichting van de ruimte. En laat het geld dan maar binnenstromen.
Leiden: industrieel erfgoed
Foto: MR
é Pieter Baars
hoofd communicatie en strategie Nationaal Restauratiefonds
Monumentenzorg levert de samenleving veel op: geld en een erfenis om trots op te zijn. Door louter naar de korte termijn te kijken, doen landelijke en lokale politici de schatkist en het landschap tekort. De inkomsten dalen, de economie lijdt en de gebouwen verloederen. Onze cultuurhistorische
januari/februari 2011 31
ROM_11_01_02.indd 31
2/1/2011 10:01:33 PM
Forum
Focus op eigen belang frustreert een mooier Nederland Natuurorganisaties, boeren en lokale overheden frustreren de natuurontwikkeling in Nederland. Zij stellen bij natuurontwikkelingsprojecten slechts hun eigen belangen centraal. Deze situatie levert alleen maar verliezers op, zowel op lokaal als op landelijk niveau. Er is een gebrek aan onderling vertrouwen en te weinig zicht op verandering. Projecten vertragen, frustraties lopen hoog op en veel middelen worden verspild. Philip Drontmann pleit voor begrip voor elkaars standpunten, en samen zoeken naar overeenkomstige belangen.
I
n Nederland zijn veel projecten bekend waar een afstandelijke relatie tussen natuurorganisaties en boeren is ontstaan als gevolg van complexe natuuropgaven. Voorbeelden hiervan zijn de plannen voor het Wieringermeer, Horstermeerpolder, Het Buijtenland van Rhoon en de Empese en Tondense heide. Ook de relatie tussen lokale overheden en de agrarische belangenvertegenwoordigers is
Natuurorganisaties , bedrijfsleven en overheden zi jn met e l k a a r i n g e s p re k o m te zoeken naar oplossingen vo o r d e t a a i e v ra a g s t u k k e n ron d d e Eemsdelta.
SOM
vaak bekoeld. Dit uit zich dan in juridisch getouwtrek en vervelende uitspraken in de media. Betrokken partijen bij natuurontwikkeling denken nog te veel in onmogelijkheden in plaats van mogelijkheden. Zij stemmen bij voorbaat tegen de plannen van de ‘tegenpartij’ en verdiepen zich niet in hun achtergrond en mogelijk
Intern
9. Evaluatie
Monitorend kwadrant
1. Doel stellen
8. Monitoring
7. Conflict resolution
w
3. Overdragen op anderen
1. Etaleren methode
en erk de
rt ijen pa
Uitvoerend
Samen
4. Verankeren en monitoren
Interne organisatie
2. Bewijsvoering verzamelen
Voorbereidend kwadrant
2. Inventariseren issues/ stakeholders/ mijlpalen
3. Identificeren/ analyseren standpunten en belangen
4. Strategie per stakeholder bepalen
6. Constuerend onderhandelen
Uitvoerend kwadrant 5. Effectief en resultaatgericht dialoog starten
Voorbereidend
Analytisch/controlerend kwadrant
Extern
januari/februari 2011 32
ROM_11_01_02.indd 32
2/1/2011 10:01:35 PM
gedeelde belangen. Partijen stellen zich daarbij onvoldoende kwetsbaar op uit angst zichzelf te veel bloot te geven en de controle te verliezen. Doordat zij niet hun eigen onzekerheden benoemen en de feiten boven water halen, slagen zij er niet in de verdiepingsslag te maken en tot resultaten te komen. In plaats daarvan denken zij vanuit een ivoren toren na over wat zij zelf willen bereiken. Dit zorgt ervoor dat er geen constructieve oplossingen voor natuuropgaven bedacht worden. Natuurontwikkeling in Nederland komt hierdoor niet tot bloei.
Interventiestrategie De oplossing voor deze dilemma’s en belangentegenstellingen ligt zo vaak dicht bij huis, dat de meeste belanghebbenden er onbewust overheen stappen. Eenvoudig gezegd geldt het adagium: zorg dat je met elkaar aan tafel komt en elkaar begrijpt. Dat gaat echter verder dan samen een kop koffie drinken, je hart luchten en aangeven dat je de situatie ook best ongemakkelijk vindt. Deze eenvoudige voorstelling van zaken levert te weinig structurele resultaten op. De omstandigheden zijn complexer en weerbarstiger en vragen een planmatige aanpak, een interventiestrategie, gebaseerd op oprechte interesse in de belangen van de stakeholders. Het is essentieel dat betrokken partijen elkaars belangen begrijpen. Pas daarna kunnen zij nadenken over de mogelijke oplossingsrichtingen. In de praktijk gaat dat als volgt. Eerst dienen alle partijen zich te verdiepen in de tegenpartij. Wat weet je van je gesprekspartners? Speel hierbij geen detective, maar verdiep je gedegen in de ander. In de dialoogfase moet er vooral worden geluisterd naar de tegenpartij. Vragen moeten worden gesteld en veronderstellingen moeten worden getoetst. Om te komen tot een constructieve dialoog loont het om langs de beelden te lopen die mensen van kinds af aan hebben meegekregen. Deze hebben grote invloed op hoe er gedacht wordt over natuurontwikkeling in relatie tot functies zoals landbouw en wonen. Stap over van uitwisseling van standpunten naar het willen begrijpen van elkaars belangen. Standpunten kunnen vrij gemakkelijk veranderen, belangen blijven constant. Voorbeelden van boerenbelangen zijn brood op de plank en continuïteit, terwijl voor natuurorganisaties geldt dat behoud van natuur en steun bij de achterban belangrijk zijn. Neem de tijd om elkaar te begrijpen, zowel op het emotionele als inhoudelijke vlak van de vraagstukken.
economische ontwikkeling van de havenregio’s rond Delfzijl en het waddengebied. Natuurorganisaties, bedrijfsleven en overheden met verschillende standpunten en belangen zijn hier met elkaar in gesprek gegaan om gezamenlijk te zoeken naar oplossingen voor de taaie vraagstukken rond de Eemsdelta. De aanpak in dit project is in vier verschillende kwadranten opgedeeld. In het voorbereidende kwadrant is door de provincie een issueanalyse en stakeholdersanalyse uitgevoerd om te inventariseren over welke onderwerpen partijen van mening verschillen (issues), wat hun belangen zijn en in welke mate elk issue ieders belangen raakt. Op basis daarvan zijn in het tweede kwadrant prioritaire issues bepaald. Met een van deze issues is men gestart. Voor dit prioritaire issue is een Issueteam gevormd met vertegenwoordiging uit de stakeholders. Stakeholders hebben in gezamenlijkheid gekeken wat de stand van zaken is, feiten
Betrokken partijen bij natuurontwikkeling stellen zich onvoldoende kwetsbaar op uit angst de controle te verliezen bijeengebracht en beelden indringend en open met elkaar gedeeld. Om met elkaar tot afspraken en maatregelen te komen, hebben de issueteamleden een gedeeld beeld van het probleem vastgesteld, een belangrijke stap in het bouwen van vertrouwen en om te komen tot duurzame oplossingen. Met dit gedeelde beeld als vertrekpunt worden in het derde kwadrant maatregelen geïnventariseerd, nieuwe oplossingen uitgedacht en gewogen. In het vierde kwadrant zullen de partijen tot afspraken komen over de maatregelen, implementatie en monitoring. Provincies en gemeenten moeten blijvend het initiatief nemen bij natuurontwikkeling. Laten zij in de planfase de betrokken partijen uitnodigen om alle belangen op tafel te brengen en vertrouwen te bouwen door een gezamenlijk proces te bewandelen. Niet de regie pakken, maar faciliteren en meedoen. Er ontstaat ruimte voor creativiteit en onorthodoxe oplossingsrichtingen. Gedeelde belangen geven energie en vaart. Een aanpak die zorgt voor gedragen oplossingen die daarom langer stand houden en frustraties omzet in plezier tot samenwerken. é Philip Drontmann
Issueteams Voor alle partijen die een sleutelrol spelen bij de versterking van onze natuur, levert de hiervoor beschreven aanpak profijt op. Exemplarisch hiervoor is de aanpak die de Provincie Groningen in 2010 heeft gekozen bij het Project Ecologie & Economie in Balans voor de Eemsdelta. Dit is een project dat als doel heeft balans te creëren tussen de
Adviseur Mutual Gains Twynstra Gudde
januari/februari 2011 33
ROM_11_01_02.indd 33
2/1/2011 10:01:35 PM
Etalage
Compensatie van weidevogels
De Zwolse aanpak In de polder Mastenbroek onder de rook van de stad Zwolle krijgt een unieke vorm van natuurcompensatie vorm. Een langjarige samenwerking tussen de gemeente en een agrariër, met structurele vergoedingen voor weidevogelbeheer boven op bestaande subsidies. De gemeente hoeft de grond niet aan te kopen, de boer heeft harde garanties voor zijn agrarisch natuurbeheer, de Zwollenaren hebben toegang tot een bijzonder natuurgebied.
B
ij de aanleg van de Vinex-wijk Stadshagen heeft de gemeenteraad van Zwolle besloten de verloren gegane weidevogelpopulatie op vrijwillige basis te compenseren. Toentertijd was nog geen sprake van verplichte compensatie. Het zou gaan om tweehonderd paren van met name kievit, grutto en tureluur, en in mindere mate scholekster, wulp, veldleeuwerik en gele kwikstaart. Veelal wordt bij natuurcompensatie grond aangekocht en overgedragen aan een natuurbeschermingsorganisatie. Hier gaat het echter om weidevogels, waarvan de aanwezigheid nauw samenhangt met agrarisch grondgebruik. Daarom is gezocht naar een manier van compensatie in samenwerking met agrariërs, zonder hiervoor zelf grond aan te hoeven kopen. Hierbij speelt tevens een rol dat Stadshagen grenst aan het Nationaal Landschap IJsseldelta, een gebied waar het agrarisch gebruik van de polder bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
Structureel De gemeente Zwolle wil een langjarige vorm van samenwerking. Ze ziet natuurherstel niet als iets tijdelijks, maar als een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden. Tegelijkertijd moet ook voor de betrokken agrariërs duidelijk zijn dat een langjarige samenwerking meerwaarde heeft boven de bestaande kortlopende weidevogelsubsidies. Daarnaast wil de gemeente Zwolle dat de agrariër op de een of andere wijze aandacht besteedt aan voorlichting van de Zwollenaren. Vervolgens heeft de Zwolse gemeenteraad aangegeven dat de compensatie dient plaats te vinden in het Nationaal Landschap IJsseldelta, en gemakkelijk bereikbaar moet zijn voor Zwollenaren. Opmerkelijk is dat het zich niet per se binnen de Zwolse gemeentegrenzen hoeft af te spelen. Na een bijeenkomst met het bestuur van de Agrarische Natuurvereniging Camperland kwam de gemeente Zwolle in
januari/februari 2011 34
ROM_11_01_02.indd 34
2/1/2011 10:01:35 PM
contact met de voortrekkers van het weidevogelbeheer. ‘Daar begon de zoektocht naar gemotiveerde agrariërs, waar we een langjarige samenwerking mee aan konden gaan’, vertelt projectleider Marjan Vervoort. Deze resulteerde in het voorjaar van 2010 in een samenwerkingscontract met de maatschap Pelleboer, een biologisch melkveebedrijf in de polder Mastenbroek op zo’n vier 4 km van Stadshagen.
Langjarig Op de vraag wat dit bedrijf zo geschikt maakt voor een duurzame compensatie van weidevogels, wijst stadsecoloog Lieuwe Dijkstra op de ruime ervaring met weidevogelbeheer bij deze agrariër. ‘Hij heeft regelmatig meegedraaid in provinciale subsidieprogramma’s op dit gebied. De melkveehouderij heeft een goede weidevogelstand, die echter nog ruimte biedt voor groei.’ Dijkstra wijst erop dat het niet de bedoeling is om alleen bestaande populaties te beheren. ‘Compensatie treedt pas op wanneer er op het bedrijf een groei van de populaties plaatsvindt.’ Het bedrijf heeft een duidelijke visie op de toekomst en dat is voor de gemeente een groot voordeel en een uitdrukkelijke voorwaarde, vult Marjan Vervoort aan. ‘Een langjarig contract heeft langdurig consequenties voor de bedrijfsvoering, ook voor de bedrijfsopvolger. Die moet er achter staan. De agrariër heeft er bovendien plezier in om met mensen om te gaan, wat goed aansluit bij de wens van de gemeente Zwolle om de weidevogelcompensatie door middel van het ontvangen van groepen en het organiseren
van excursies beter onder de aandacht van het publiek te brengen.’ Het feit dat het een biologisch melkveebedrijf betreft, betekent niet dat gangbare bedrijven geen geschikte kandidaat zouden kunnen zijn. ‘Maar het Zwolse beleid is gericht op stimulering van biologische landbouw’, laat Vervoort weten. ‘En er zijn bovendien sterke aanwijzingen dat het bodemleven op biologische bedrijven meer voedsel biedt voor opgroeiende weidevogels’, vult Dijkstra aan. Alterra heeft voortdurend de voorstellen die op tafel kwamen doorgerekend op succes. Ecoloog Lieuwe Dijkstra daarover: ‘Maatgevend is de gruttostand, een erg belangrijke en kritische weidevogelsoort. Het beheerplan is uiteindelijk
De gemeente ziet natuurherstel als een structurele compensatie van aangetaste natuurwaarden geoptimaliseerd op kosten en op de jaarlijkse productie van vliegensvlugge gruttojongen. De laatst gemeten gruttostand van het bedrijf van maatschap Pelleboer was vijftien paar (in 2009). De modellen van Alterra, voornamelijk gebaseerd op de beschikbaarheid van zogenaamd kuikenland in de periode dat de gruttojongen opgroeien, voorspellen uiteindelijk een toename van de gruttostand naar 43 paar.’ èè
januari/februari 2011 35
ROM_11_01_02.indd 35
2/1/2011 10:01:42 PM
Etalage
Beheermaatregelen Binnen de reguliere SNL krijgt de boer een aantal maatregelen vergoed. De vergoedingen zijn te onderscheiden in: 3 ha weidevogelgrasland met rustperiode van 1 april tot 1 juni
897 euro
3 ha kruidenrijk weidevogelgrasland
3381 euro
6 ha toeslag ruige mest
834 euro
0,5 ha plas dras van 15 februari tot 15 juni
1063 euro
Legselbeheervergoeding (vast deel)
1100 euro
4 ha keukenstrokenbeheer verdeeld over 40 ha,
1536 euro
Totaal
8811 euro
Verder kent SNL een variabele legselbeheervergoeding voor kritische soorten van 34,50 euro per nest. Binnen de Zwolse aanpak krijgt de boer jaarlijks een aantal aanvullende vergoedingen. Deze zijn te onderscheiden in: – – – –
jaarlijks vergoeding voor het maaitrappenbeheer op maximaal 40 ha; jaarlijkse vergoeding voor de meerprijs van biologisch voer op 46,5 ha (ha’s SNL plus maaitrappenbeheer); jaarlijkse (aanvulling op) vergoedingen voor legselbeheer op 55 ha; jaarlijkse vergoedingen voor excursies en voorlichting.
Samenwerkingscontract Het agrarisch bedrijf van de maatschap Pelleboer beslaat 55 ha. Voor 6,5 ha was al een zogenaamd SNL-pakket afgesloten, in het kader van het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer zoals dat met ingang van 1 januari 2010 in Nederland is ingegaan. Deze contracten lopen over een periode van zes jaar. ‘Langjarige investeringen zijn dan moeilijk voor agrariërs omdat er geen garantie is wat er na die zes jaar gebeurt en ‘omdat investeringen niet vergoed worden. De visie van de boer reikt in dit geval verder,’ weet Marjan Vervoort te vertellen. ‘En daarom biedt dit samenwerkingscontract met de gemeente Zwolle meer perspectief.’ (Zie kader.) Hierdoor kan bijvoorbeeld de meerprijs van biologisch voer worden vergoed. Bovendien stimuleert de premie bij succes de boer om ervoor te zorgen dat zijn weidevogelpopulatie groeit. Vervoort: ‘Er is een eerste looptijd afgesproken van twintig jaar, met een mogelijkheid tot verlenging. De beoogde bedrijfsopvolger heeft het contract meeondertekend.’ Verder reserveert de gemeente budget om te zorgen dat de subsidies ook doorlopen indien de bestaande SNL-regeling verdwijnt. Indien de SNL-subsidie ruimer wordt, wordt deze in mindering gebracht op de gemeentelijke reservering.
Publieksfuncties Komend voorjaar kunnen Zwollenaren het bijzondere agrarische weidevogelgebied bezoeken. Gedurende het
broedseizoen worden weidevogelexcursies gehouden. Hiervoor is budget beschikbaar dat bijdraagt aan de inrichting van een ontvangstruimte, een personenbusje voor de excursies, kijkers en bebording. Plaats en tijd van de excursies worden bekendgemaakt via VVV en huis-aan-huisbladen. De agrarische natuurvereniging Camperland voert tellingen uit van het aantal broedende vogels. Dit is bepalend voor de hoogte van de legselbeheervergoeding. Tevens worden bij deze tellingen de nesten gelokaliseerd, waarna de volgorden van maaien van de diverse percelen (maaitrappenbeheer) wordt bepaald. Lieuwe Dijkstra ten slotte: ‘We hebben alles in contracten met de boer vastgelegd. Dat moet, als je voor twintig jaar een verplichting met elkaar aangaat. Maar het belangrijkst is, dat er wederzijds vertrouwen is. Dat heeft geleid tot een goede verstandhouding, waarbij er oog is voor elkaars belangen. Weidevogels hebben veel belang bij continuïteit, net als een agrarische ondernemer.’ é Met medewerking van:
Marjan Vervoort, projectleider Noordelijke Stadsrand Zwolle/Nationaal Landschap IJsseldelta Lieuwe Dijkstra, gemeente Zwolle, ecoloog Voor meer informatie: m.vervoort@zwolle.nl
januari/februari 2011 36
ROM_11_01_02.indd 36
2/1/2011 10:01:51 PM
Praktijkdossier
Zwolse volkswijk krijgt mogelijk eigen duurzame dienstenbedrijf
Samenwerking sleutel voor duurzame herstructurering in Dieze-Oost Dieze-Oost, de karakteristieke woonbuurt aan de noordkant van Zwolle, zal over een aantal jaren hét paradepaardje van duurzame stedelijke herstructurering zijn. De jaren vijftig en zestig portiekflats ondergaan een grondige modernisering, het winkelgebied krijgt een facelift en er wordt fors geïnvesteerd in de openbare ruimte; en dat allemaal met duurzaamheid als leidend principe. Meest verregaand zal de gebiedseigen energievoorziening zijn, op basis van ondergrondse warmte- en koudeopslag. Om daar het optimale rendement uit te halen, is de oprichting van een duurzame-dienstenbedrijf noodzakelijk. De stad is ambitieus, de corporaties willen graag meedoen. Dit jaar moet duidelijk worden of de businesscase haalbaar is.
D
uurzaamheid is een vitale pijler onder het collegeprogramma van het Zwolse stadsbestuur. In juli 2009 is door de gemeente Zwolle en de Zwolse woningbouwcorporaties het convenant ‘Samen voor een duurzame voorraad’
getekend (zie het tweede kader). Het convenant bevat prestatieafspraken over duurzaamheid die gelden voor de gehele Zwolse huurwoningvoorraad. Dieze-Oost is de eerste woonbuurt die wordt aangepakt. èè
januari/februari 2011 37
ROM_11_01_02.indd 37
2/1/2011 10:01:51 PM
Concept
Scenari
Profit
Planet
People
Samenwerking
Samenvatting Dieze Oost.indd 1
Praktijkdossier
1/31/2011 12:39:26 PM
Duurzaamheidsvisie De duurzaamheidsvisie Dieze-Oost is opgebouwd rond vijf scenario’s en een vertrekpunt die staan weergegeven in het figuur. De bovenste horizontale balk visualiseert het vertrekpunt en de scenario’s aan de hand van icoontjes. Van links naar rechts zijn de scenario’s in oplopend ambitieniveau van samenwerking weergegeven. Deze samenwerking is gevisualiseerd in de tweede balk. Hiervoor zijn in Dieze-Oost vijf belangrijke actoren benoemd: gemeente Zwolle, beide woningbouwcorporaties, energiebedrijf en de particuliere woningbezitters. Bij het vertrekpunt zweven de partijen los van elkaar en vindt samenwerking slechts incidenteel plaats. Vanaf het eerste scenario wordt de samenwerking intensiever en structureel van aard. Drie horizontale balken daaronder geven per scenario weer in welke mate duurzame ambities op het gebied van People, Planet en Profit worden gerealiseerd. Voor elke P zijn daartoe deelaspecten benoemd, bijvoorbeeld CO2- uitstoot en woonlasten. Hoe verder de balk gevuld is, hoe groter de behaalde voordelen ten opzichte van het vertrekpunt. Gezamenlijk geven de drie P’s per scenario de duurzaamheidsbalans weer. Door scenario’s naast elkaar te presenteren kunnen scenario’s eenvoudig onderling worden vergeleken. Bij het vertrekpunt zijn geen van de duurzame ambities gerealiseerd en bij het vijfde scenario zijn de duurzame ambities maximaal gerealiseerd. Duurzaamheid vormt daarmee binnen de duurzaamheidsvisie geen doel op zich maar een toetsingsinstrument waarmee het effect van keuzes inzichtelijk kan worden gemaakt.
Achtergrond Met de duurzame herstructurering hebben de gemeente Zwolle en de woningbouwcorporaties zich een ambitieus doel gesteld. Aan TTE en Aramis is de opdracht gegeven om met een duurzaamheidsvisie verder invulling aan de benodigde
januari/februari 2011 38
ROM_11_01_02.indd 38
2/1/2011 10:02:03 PM
io
fysieke ingrepen te geven. Technische concepten vormen hiervoor de basis. Welke energieconcepten zijn toepasbaar? De duurzaamheidsbalans laat zien dat vanuit de techniek gemaakte keuzes van invloed zijn op andere thema’s. De aanleg van bijvoorbeeld een collectieve energievoorziening op wijkniveau biedt kansen om gelijktijdig de openbare ruimte aan te pakken en zelf de exploitatie ter hand te nemen waarmee kansen ontstaan om de woonlasten in toom te houden. Technisch blijkt alles mogelijk te zijn maar de mate van samenwerking bepaalt uiteindelijk de duurzaamheid van de herstructurering. Dat is de basisgedachte van de duurzaamheidsvisie. Deze stelling is onderbouwd door op businesscaseniveau de scenario’s voor een periode van 25 jaar door te rekenen.
Waardevrij De scenario’s zijn geen waardeoordeel en ook niet tot in detail uitgewerkt. De scenario’s schetsen de opgave waar gemeente en woningbouwcorporaties voor staan. Ze laten de inspanning zien die geleverd moet worden om ambities op papier om te zetten naar resultaten in de praktijk. Duidelijk is dat een hoge duurzaamheid verdergaande eisen aan de samenwerking stelt dan gebruikelijk. Partijen moeten dit kunnen en willen. Zwolle en de woningbouwcorporaties hebben elkaar hierin gevonden en streven alle ambitieniveau 3 na. De duurzaamheidsvisie en het samenvattende figuur blijken hierin een belangrijk bindmiddel te zijn. Ze maken dat helder en eenvoudig gecommuniceerd kan worden waarom samenwerking zo belangrijk is. Hiermee ligt een stevige basis om in 2011 ambities daadwerkelijk waar te maken. é Siebe Vrieswijk
èè
januari/februari 2011 39
ROM_11_01_02.indd 39
2/1/2011 10:02:04 PM
Praktijkdossier
De buurt maakt deel uit van Diezerpoort, een échte volkswijk, die loopt van de monumentale vestingmuur tot aan de A28. De oudste straten dateren uit de zestiende eeuw en waren de uitvalswegen naar Meppel en Ommen.
Mate van samenwerking bepaalt duurzaamheidsniveau
G e e r t G ro o testraat , Diez e-Oost
In de negentiende en vroege twintigste eeuw zijn er groepjes arbeiderswoningen neergezet en kregen een paar typische tuindorpen vorm: de Indische buurt, de Schildersbuurt en Bollebieste. Na de oorlog vond de grootste uitbreiding plaats: Dieze-Oost. Het merendeel bestaat uit sobere, maar degelijke portiekflats, strak in het gelid geplaatst. Typische Hollandse wederop-
bouwarchitectuur volgens de principes van het Nieuwe Bouwen. ‘Een prachtige buurt met haar authentieke uitstraling, de jaren vijftig stedenbouw en architectuur en de gelaagdheid in de bebouwing’, vindt Erwin Stuiver van DeltaWonen. ‘En ook nog eens dicht bij het centrum.’
Energieverlies Een volkswijk is Diezerpoort altijd gebleven. Vooral de tuindorpen zijn populaire woonbuurten. Dieze-Oost is vanwege het aanbod van veel, relatief kleine huurflats meer een wijk voor starters en voor lage inkomensgroepen. Dat leidt tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling. ‘Dieze-Oost is geen probleembuurt’, is een bezwering die je op het Zwolse gemeentehuis meteen te horen krijgt, meestal gevolgd door: ‘En om dat zo te houden, is het nodig dat we de buurt grondig aanpakken.’ Nu de woningen en de omgeving aan een opknapbeurt toe zijn, biedt dat tegelijk de mogelijkheid om het woningaanbod gevarieerder te maken, zodat ook gezinnen er kunnen blijven wonen. ‘We willen dat de wijk zijn waarde houdt voor de stad. Dat vergt investeringen in woningen en in de openbare
januari/februari 2011 40
ROM_11_01_02.indd 40
2/1/2011 10:02:05 PM
ruimte. We streven naar een integrale kwaliteitsverbetering’, legt Christian Voortman uit. Hij is beleidsadviseur Milieu van de Gemeente Zwolle. Verduurzaming van de energievoorziening heeft de allerhoogste prioriteit. De naoorlogse woningen zijn slecht geïsoleerd en hebben meestal gaskachels als verwarming. Giska Eisma van woningcorporatie SWZ: ‘Iedereen kan zijn geld maar één keer uitgeven. Dus als je fors moet investeren kun je dat maar beter goed en weloverwogen doen. Het is duidelijk dat woonlasten in de toekomst zwaarder gaan wegen dan de huur. Bovendien vinden we dat we als maatschappelijke organisatie het goede voorbeeld moeten geven. Hiermee
Profiel Dieze-Oost Dieze-Oost is een wederopbouwwijk die in de jaren vijftig gebouwd is. Dieze-Oost biedt met ruim 1900 woningen onderdak aan circa 3500 bewoners. De Zwolse woningbouwcorporaties SWZ en DeltaWonen hebben respectievelijk 770 en 670 van de woningen in beheer. Hiermee bestaat de wijk grotendeels uit huurwoningen. In het Zwolse woningaanbod neemt Dieze-Oost qua bevolkingssamenstelling een bijzondere positie in. De relatief kleine en vaak verouderde woningen vormen met hun lage huren een ideaal onderkomen voor starters en mensen met lage inkomens. Dit weerspiegelt zich in de bewoners: bijna 60 procent is alleenstaand, de leeftijdsgroep 18-39 is sterker vertegenwoordigd dan elders in Zwolle, en 40 procent van de bewoners valt in een lage inkomenscategorie. Door het beperkt aantal eengezinswoningen is het percentage gezinnen met kinderen slechts 10. Tot slot is met 27 procent het aantal bewoners dat aangeeft te willen verhuizen, zodra de kans zich voordoet, driemaal hoger dan in de rest van Zwolle.
kunnen we laten zien dat ook in de sociale huur duurzaam wonen realiseerbaar is.’ Duurzaamheid is voor DeltaWonen een leidend thema in alle projecten. Stuiver: ‘Dit betekent voor Dieze-Oost dat
‘Duurzaamheid is een leidend thema in al onze projecten’ we op een duurzame manier met onze woningen, de omgeving en de bewoners willen omgaan. Zo maken we bijvoorbeeld bij het complex Simon van Slingelandtplein en omstreken de keuze om de woningen niet te slopen, maar te moderniseren.’
Ontwikkelingskader De afgelopen twee jaar heeft de gemeente samen met de twee woningcorporaties SWZ en DeltaWonen gewerkt aan een visie voor de ruimtelijke vernieuwing van de hele Diezerpoort. Daar zijn ook maatschappelijke organisaties, winkeliers, ondernemers en bewoners bij betrokken. ‘Natuurlijke wijkvernieuwing’ heet dat, waarbij de eigen kracht en dynamiek van de wijk centraal uitgangspunt is. Eind 2010 heeft dat intensieve en interactieve proces van
èè
januari/februari 2011 41
ROM_11_01_02.indd 41
2/1/2011 10:02:23 PM
Praktijkdossier
denken, praten en tekenen een fraai boekwerk opgeleverd ‘Gedroomd Diezerpoort’. Dit dient als ontwikkelingskader voor de hele wijk gedurende de komende tien jaar.
Stooklasten in veel gevallen met bijna vijftig procent gereduceerd Er zullen weinig woningen worden gesloopt. Wel gaan er in de portiekflats samenvoegingen plaatsvinden, krijgen de
toegangen een eigentijdser uitstraling, en worden garageboxen in de plinten omgebouwd tot betaalbare woningen met tuin. De variatie aan woonmilieus en leefstijlen zal toenemen, zodat de hele wijk levensfase-proof is en aantrekkelijk blijft voor starters. Parallel aan het opstellen van het ontwikkelingskader voor Diezerpoort als geheel is er gewerkt aan een duurzaamheidsvisie voor Dieze-Oost. Christian Voortman: ‘Met 1350 woningen, die worden aangepakt, ligt daar de grootste fysieke opgave en de hoogste prioriteit. En de kans om in één keer de buurt te verduurzamen.’ Om de opties helder in beeld te krijgen, is aan adviesbureau TTE gevraagd een aantal scenario’s uit te werken met een oplopende graad van duurzaamheid. In het najaar van 2009 is de Duurzaamheidsvisie Dieze-Oost gepresenteerd. ‘De scenario’s maken het begrip duurzaamheid concreet en meetbaar, en laten heel mooi zien welke keuzes je kunt maken. Ze zijn waardevrij’, aldus Voortman. ‘De scenario’s schetsen een horizon, een eindbeeld over 25 jaar. We zijn met de scenario’s aan de slag gegaan om te kijken welk niveau we graag zouden willen bereiken en welk niveau we het meest realistisch vonden. Daarvoor hebben we zogenaamde “beren en geweren”sessies gehouden, waarin de
januari/februari 2011 42
ROM_11_01_02.indd 42
2/1/2011 10:02:31 PM
scenario’s uitvoerig zijn doorgesproken op hun betekenis, de gevolgen, de knelpunten en de oplossingen daarvoor. Er is kennis vergaard over duurzaamheid, integraal werken en samenwerking.’
Duurzame-dienstenbedrijf Het scenariodenken is goed gevallen bij de gemeente Zwolle. De belangrijkste constatering is volgens Christian Voortman dat ‘de mate van duurzaamheid die je kunt bereiken, niet wordt belemmerd door techniek, maar dat dit vooral afhankelijk is van de mate van samenwerking, zowel organisatorisch als financieel.’ Een belangrijke constatering was ook dat bij alle vijf scenario’s het aanbrengen van LTV (Lage Temperatuur Verwarming) loont. Een woning die is voorzien van LTV kan aangesloten worden op elk willekeurig energieconcept. De corporaties nemen door de informatie uit de workshops nu al het initiatief om LTV als optie te overwegen in de woningen die binnenkort aan de beurt zijn voor herstructurering, ook al omdat de meerkosten ten opzichte van het traditionele HTV gering zijn. SWZ start in maart met de èè I s a ac va n Ho o r n b e e k s t ra at , D i e z e - Oo s t
èè
januari/februari 2011 43
ROM_11_01_02.indd 43
2/1/2011 10:02:50 PM
Praktijkdossier
‘Samen naar een duurzame voorraad’
warmte-isolatie en geluidsisolatie gaan de woningen er sterk op vooruit, vertelt Erwin Stuiver. ‘De stooklasten worden in veel gevallen (bij een gemiddeld verbruik) met bijna vijftig procent gereduceerd.’
Het convenant benoemt als vertrekpunt dat: 1. Alle partijen het belang zien van energiebesparing, vanwege het klimaat, de eindigheid van fossiele brandstoffen en de stijging van de energieprijzen in relatie tot de woonlastenontwikkeling. 2. Naast energiebesparing het belang wordt gezien van een duurzame voorraad, waarbij het gaat om de aspecten milieu (o.a. water- en materiaalgebruik), gezondheid, gebruikskwaliteit (o.a. toegankelijkheid en veiligheid) en toekomstwaarde (o.a. aanpasbaarheid en toekomstgerichte voorzieningen). 3. Alle partijen hun verantwoordelijkheid willen nemen in het bijdragen aan de realisatie van doelstellingen die op nationaal niveau zijn vastgesteld. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als voor de bestaande voorraad. 4. Om de opgave succesvol aan te pakken samenwerking tussen de partijen voorwaarde is.
Al vrij snel werd duidelijk dat de fundamentele keuze, die voorligt, is of de partijen willen samenwerken in een duurzame-dienstenbedrijf. Zowel de corporaties als de gemeente willen minimaal met scenario ‘Energiek’ aan de slag (zie uitleg in kaderartikel, MB). Voortman vat de keuze als volgt samen: ‘Gaan wij op basis van de keuze voor “Energiek” zoeken naar een exploitant die het voor ons gaat doen, met als waarschijnlijk resultaat dat de energie niet veel scherper aangeboden zal worden dan het “Niet Meer Dan Anders”-principe en het grootste deel van de revenuen naar de exploitant en dus het gebied uitgaan, of gaan wij zelf als maatschappelijk bedrijf investeren in de energievoorziening, waardoor de revenuen wel ten goede komen aan de wijk? Daar halen we ons een boel mee op de hals maar het niveau van duurzaamheid wordt hoger en een belangrijk doel van de corporaties (verlaging woonlasten) komt dichterbij.’
Bestuurlijke knopen De horizon van het convenant is het jaar 2020. Elk jaar worden concrete prestatieafspraken gemaakt. Omdat de opgave enorm is, is een thematische onderverdeling gemaakt in woninggebonden gedrag en samenwerking. De kernbegrippen zijn hierbij onder meer: • strategisch voorraadbeheer koppelen aan planmatig onderhoud; • slimme financieringsconstructies zijn nodig om duurzame maatregelen te nemen; • gedragsverandering bij bewoners wordt gestuurd door financiële prikkels, communicatie en lagere woonlasten; • samenwerking tussen gemeente en corporaties is essentieel om de stad duurzaam te ontwikkelen.
sloop/nieuwbouw van de maisonnetteflat aan de Geert Grootestraat. Deze flat wordt vervangen omdat door verschillende verdiepingshoogten samenvoegen niet mogelijk was. ‘In de nieuwbouw (een appartementengebouw van 22 appartementen) brengen we LTV aan in de woning, de EPC is 0,6 behaald volgens de principes van de Trias Energetica (dus eerst de schil, duurzame energiebronnen en tot slot beperking fossiele brandstoffen). Daarnaast worden er loze leidingen aangelegd om in de toekomst energie te winnen op het dak en naar de woningen te brengen,’ legt Giska Eisma uit. Naar verwachting start DeltaWonen in april met de modernisering aan het Simon van Slingelandtplein en omgeving. Op het gebied van duurzaamheid,
Nadat de bestuurders in een aantal werksessies in de wijk zijn meegenomen in de verschillende scenario’s heeft de stuurgroep Diezerpoort in oktober vorig jaar aangegeven de keuze voor minimaal scenario 3 te delen. Maar ze heeft tegelijk bevestigd dat de ambities hoger liggen en voorgesteld om doorzettingskracht te creëren in de vorm van een duurzame-dienstenbedrijf (DDB) Dieze-Oost. In december is een samenwerkingsovereenkomst getekend, waarin de gemeente het voortouw neemt en als eerste eigenaar zal
Willen partijen samenwerken in een duurzamedienstenbedrijf ? optreden van zo’n DDB. De corporaties geven aan te willen participeren, maar willen daar nu nog geen besluit over nemen. Tijdens de pioniersfase, over heel 2011, moet duidelijk worden of er een sluitende businesscase voor het duurzame-dienstenbedrijf mogelijk is. Er moet onder andere duidelijkheid komen over de rechtsvorm, de rol van de participanten, de besteding van de inkomsten en de rol van de particuliere huiseigenaren. ‘Die laatste groep hebben we even buiten beschouwing gelaten, maar het zal duidelijk zijn dat het ook voor hen aantrekkelijk moet zijn om te participeren in de gezamenlijke energievoorziening en andere duurzame diensten. Daar hebben we allemaal baat bij. Er komt een apart communicatietraject voor’, zo legt Christian Voortman uit.
januari/februari 2011 44
ROM_11_01_02.indd 44
2/1/2011 10:03:11 PM
De komende periode zal in het teken staan van kwartier maken en de geplande ontwikkelingen goed op elkaar afstemmen. Projectmanager Diezerpoort Martin Klapwijk: ‘De aanpak van de eerste driehonderd woningen staat op punt te beginnen. Met het oog op het minimaal gewenste ambitieniveau mogen nu geen onomkeerbare keuzes gemaakt worden die de te realiseren ambities in de weg staan.’ Het Pioniersteam met deskundigen en vertegenwoordigers van betrokken organisaties biedt de komende maanden ondersteuning aan herstructureringswerkzaamheden in Dieze-Oost. ‘De gemeente houdt bij de aanpak van de openbare ruimte rekening met de herstructurering door de corporaties en de inpassing van een gezamenlijk energiesysteem. De corporaties hebben toegezegd hun vastgoed in Dieze-Oost aan te sluiten op de energievoorziening van het duurzame-dienstenbedrijf, de woningen te voorzien van
Lage Temperatuur Verwarming (LTV) en de isolatie af te stemmen op LTV.’ Het is daarbij van groot belang om op zeer korte termijn via een bestedingsvoorstel de € 0,8 miljoen, die de provincie Overijssel vanuit het programma Investeren in Overijssel heeft gereserveerd, veilig te stellen. Cristian Voortman: ‘Die acht ton is hard nodig, omdat we een collectief systeem nodig hebben, zodat de eerste woningen die worden aangepakt straks mee kunnen het DDB in. Normaal gesproken zouden met een dergelijk aantal woningen individuele goedkopere systemen worden toegepast. Door gelijk collectief te gaan, geven we meer geld uit, maar dat loont op de langere termijn vanwege het DDB. We maken zo een vliegende start.’ é Marcel Bayer
januari/februari 2011 45
ROM_11_01_02.indd 45
2/1/2011 10:03:11 PM
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Woord plus beeld
maar dat heeft de directie van het Bouwfonds er gelukkig niet van weerhouden een deel van de ruim duizend projecten die de afgelopen 22 jaar zijn gerealiseerd te boekstaven. Met als resultaat een fraai, geografisch geordend en gedocumenteerd boek met overtuigende fotografie van Marsel Loermans waaruit de grote variëteit aan culturele activiteiten op het snijvlak van bouwen, gebouwde omgeving, architectuur en ruimtelijke ordening blijkt. Het gaat om restauraties, verbouwingen, beeldende kunst of vormen
B A RT VA N DE R H E I J DE N E N C OR VA N H I E R DE N
van natuurbehoud die zonder subsidie niet tot
2 0 1 0 : H E T R A I L N E T W E R K R U G G E N G R A AT VA N DE
stand konden worden gebracht. In totaal is er 13
ME T ROP O OL R E G IO, P L A N A M S T E R DA M 0 4 / 2 0 1 0 ,
miljoen euro gespendeerd aan het boerenhek-
DIE N S T RU I M T E L I J K E OR DE N I N G G E M E E N T E
kenproject in Elburg of de spectaculaire verplaat-
A MS T E R DA M , 3 2 B L Z .
sing en restauratie van het oude stationsgebouw Wat een prachtige omgeving en historie heeft de
in Houten. Zo staat “Meer dan stenen” vol van
directe omgeving van Amsterdam eigenlijk. Of
opvallende voorbeelden. Het valt te hopen dat
L’Afrique c’est chic
het nu om de Beemsterpolder – onlangs uitgeroe-
een dergelijke vorm van cultuursponsoring in
Een onverwacht onderwerp dat de laatste tijd
pen tot UNESCO Werelderfgoed -, het Fort bij
enige vorm zal worden gecontinueerd. (RC)
zijn intrede heeft gedaan in de vele publicaties over Afrika is verstedelijking en architectuur.
Spijkerboor, een onderdeel van de Stelling van Amsterdam of de waterleidingduinen – ooit
F ON S VA N M E I J G A A R DE N E N JAC Q U E S P O E L L
Op zich is verstedelijking in Afrika geen nieuw
ontwikkeld door Jacob van Lennep – gaat. De
2 0 1 0 : M E E R DA N S T E N E N ; 2 2 JA A R B O U W F O N D S
onderwerp, maar meestal werd het benaderd
onderlinge relaties met de hoofdstad zijn af en
CULT UURF ONDS , HOE V E L A K E N
vanuit een sociaal en economisch geografische
toe evident en nog steeds zichtbaar, maar zijn
invalshoek, gespiegeld aan westerse theorieën
in de loop der tijd wat ondergesneeuwd. Koen
over stadsgenese in de langzaam ontwikkelende
Metropolitaan openbaar vervoer
Europese samenleving. Het onlangs verschenen
combineren met overtuigende foto’s een zekere vorm van bewijsvoering voor de totstandkoming
De Europese en ruimtelijke ambities van de
traditie, hoewel Saunders afstapt van de aanname
van de metropoolregio te leveren. (RC)
Metropoolregio Amsterdam leiden onvermijde-
waarin verschillende fasen van verstedelijking als
Kleijn slaagt erin door thematische anekdotes te
boek van Doug Saunders Arrival City past in die
lijk tot een verdere ontwikkeling en integratie
statisch worden gezien. Hij ziet steden als zones
KOE N K L E I J N 2 0 1 0 : B U I T E N A M S T E R DA M ; K L E I N E
van een samenhangend openbaar vervoer
van transitie met een duidelijke dynamiek.
G E S C HIE DE NI S VA N DE M E T ROPO OLR E G IO, S TA D SR E
netwerk op regionale schaal. Oftewel een
Onlangs verscheen bij NAi Uitgevers l’Afrique c’et
G IO A M S T E R DA M / U I T G E V E R I J T HO T H , B U S S U M ,
kwaliteitssprong naar metropolitaan vervoer,
chic. Architectuur en planning in Afrika 1950-1970.
I SBN 9789068685350. 84 B LZ .
waarin metro en trein een dominante rol spelen.
Hoewel de titel misschien een weinig actuele indruk
Het spoornetwerk rondom Amsterdam heeft
wekt is juist deze periode in de stadsontwikkeling
weliswaar een ‘cruciale verdeelfunctie’, volgens
van Afrika fundamenteel voor sociale en economi-
Staalkaart Cultuurfonds
Bart van der Heijden en Cor van Hierden van
De subsidieactiviteiten van Bouwfonds Cultuur-
de gemeentelijke dienst Ruimtelijke Ordening,
fonds zijn weliswaar per 1 januari 2010 gestaakt,
maar er zal fors geïnvesteerd moeten worden in een betrouwbare en robuuste spoorverbinding voor goederen en reizigers wil de huidige groei niet tot storingen of calamiteiten leiden. Het gaat dan om de spoor- en stationcapaciteit op het oostelijk deel van de Zuidtak HSL-Oost, een eventuele IJmeerverbinding met Almere en diverse spoorbogen. ‘Het vollopen van de spoorring met treinen vraagt om maatregelen die uiteenlopen van slimmer benutten tot fysiek uitbreiden van het spoor of de stationscapaciteit’. (RC)
januari/februari 2011 46
ROM_11_01_02.indd 46
2/1/2011 10:03:29 PM
RO snippers
Agenda
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Rommers Hugo Priemus gelauwerd met Hudig-penning Prof. dr. Hugo Priemus is recent onderscheiden met de Hudig-penning vanwege zijn grote bijdrage aan de volkshuisvesting en de ruimtelijke ontwikkeling. Het bestuur van de Hudigpenning roemt zijn werk op het snijvlak van onderzoek, praktijk en beleid. ‘Zijn sterke analyses kan hij in een volstrekt eigen stijl glashelder voor het voetlicht brengen. Met zijn enorme expertise en onderzoekservaring kan hij als geen ander een empirische basis geven aan beleid. Zijn optredens in kamercommissies, adviescommissies en -raden zijn talrijk en worden hoog gewaardeerd’, aldus het bestuur.
Bekker: Raad van Toezicht van Nicis Institute Prof. mr. Roel Bekker (1947) is recent toegetreden tot de Raad van Toezicht van Nicis Institute. Bekker is sinds juli 2010 bijzonder adviseur bij de Algemene Bestuursdienst van het Rijk. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar Arbeidsverhoudingen aan de Universiteit Leiden. Hij was daarvoor werkzaam als Secretaris-Generaal Verandering Rijksdienst. In 1992 onderbrak hij zijn carrière als topambtenaar bij de overheid om senior partner te worden bij Twijnstra Gudde Management Consultants. Zes jaar later keerde hij terug bij de rijksoverheid als secretaris-generaal bij het ministerie van VWS.
Seminar/studiedag Van boerenkar tot PC Hoofttractor Seminar over veranderend gebruik van plattelandswegen, ter gelegenheid van de pensionering van Rinus Jaarsma. Datum: 11 maart 2011 Plaats: Wageningen, gebouw Gaia, Droevendaalsesteeg 3. Info: Jasper de Vries (jasper.devries@wur.nl) Studiedag Collectief Particulier Opdrachtgeverschap Een toekomst voor zelfbouw Datum: 19 april maart 2011 Plaats: Stadscafé De Observant, Amersfoort Info: www.nirov.nl/cpo Studiedag Duurzaam Voorraadbeheer Een nieuwe toekomst voor jaren 70- en 80-wijken Datum: 15 maart 2011 Plaats: Buurtcentrum ‘t Schippertje, Oosterstraat 16 te Leiden Info: www.nirov.nl/dvb
Een omgekeerd perspectief dat een breuk vormt
De Hudig-penning is in 1934 ingesteld ter nagedachtenis aan één der voormannen van de volkshuisvesting en stedenbouw in Nederland, de progressieve liberaal mr. D. Hudig. Het Nirov voert het secretariaat van de mr. D. Hudig-stichting.
met de klassieke benadering van de trek van platteland naar stad. Een reis van weelde naar armoede, een wandeling ook door de tijd, waar de resten van koloniale bouw steeds verder naar de randen van de stad lijken te zijn gedrukt. Maar waarin ook het verval van de dekoloniale stedenbouw van de stadscentra steeds duidelijker wordt. Helaas mist het boek samenhang door de breedte
sche ontwikkelingen die door anderen vanuit een
compleet ander ontwikkelingsperspectief, kennis
van het thema en het feit dat de onderwerpen
meer hedendaags perspectief worden beschreven.
en ideeën naar Afrika brengt en hoe dit zich
meer bepaald lijken door de interessevelden van
manifesteert in het stedelijke landschap.
de, overigens zeer deskundige, auteurs dan door
L’Afrique c’est chic is in feite een tijdschrift in
De uitgebreide slotbijdrage van Viviane d’Auria
een duidelijk visie of boodschap vooraf. Daarbij is
de reeks Oase, een tweetalig, internationaal
en Bruno De Meulder laat zien dat de huidige
de schrijfstijl minder toegankelijk voor een breed
tijdschrift over architectuur, stedenbouw
‘moderne kolonisatie’ van Afrika door China en
publiek, maar deze publicatie richt zich dan
en landschapsontwerp dat drie keer per jaar
Dubai niets nieuws is. Het Volta River Project geeft
ook duidelijk op een ingewijd, wetenschappelijk
verschijnt. Dit speciale nummer over architec-
een leerzaam inkijk in de effecten van grootscha-
onderlegde doelgroep en is uitgebreid voorzien
tuur in Afrika begint met een leerzame
lige planning en interventie in Afrika. De auteurs
van voetnoten en literatuurverwijzingen.
historiografie van de architectuur in Afrika. De
betogen met recht dat het verstandig is projecten
bijdragen van verschillende wetenschappers
als deze te betrekken in de huidige discussie, die
L’A F R IQ U E C ’E S T C HIC , A R C H I T E C T U U R E N
over Mozambique en Congo laten behalve de
nu te veel ideologisch en politiek ingestoken lijkt.
PL A NNING IN A F R IK A , 19501970
architectonische kant ook ontluisterend helder
Een fascinerende en onverwachte noot in dit
JOHA N L AG AE , T O M AV ER M A E T E E N DAV I D DE
de voortdurende invloed zien van de voormalige
wetenschappelijke overzicht over stedenbouw en
B RU I J N R E DAC T I E
kolonisators in de jonge democratieën. Maar ook
verstedelijking in Afrika vormt de fotoreportage
OA S E # 8 2 , N A I U I T G E V E R S , 2 0 1 0
de politieke en economische banden met nieuwe
van de jonge Congolese fotograaf Sammy Baloji.
I S BN 97 8 9 0 5 6 6 2 7 7 5 1 , € 1 9 , 9 5
vrienden zijn duidelijk zichtbaar in de structuren
In beelden laat hij zien wat veel woorden niet
H T T P : / / W W W. N A I P U B L I S H E R S . N L / A R C H I T E C T U U R /
van steden en bebouwing. Haim Yacobi beschrijft
kunnen beschrijven, de fysieke manifestatie van
OA S E 82 _ N L .HT M L
in zijn bijdrage hoe Israel vanuit een ideologische
de transitie van stad naar platteland. Vanuit het
verwantschap, maar desalniettemin vanuit een
centrum van Maputo reist de kijker de stad uit.
é Carien J. Touwen
januari/februari 2011 47
ROM_11_01_02.indd 47
2/1/2011 10:03:34 PM
In maart Ruimtelijk bekeken
Gebiedsconcessie moet ontwikkelingen op stoom houden Het zijn onzekere tijden voor gemeentelijke grond- en ontwikkelingsbedrijven. Ook in Rotterdam stapelen de tekorten zich op. Er is nauwelijks grond meer voorradig en het geld om grootschalig te investeren ontbreekt. Om ontwikkelingen aan de gang te houden en de regie niet geheel te verliezen, experimenteert het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam met verschillende werkvormen. Een daarvan is de gebiedsconcessie.
WaboWijs Het hele jaar besteedt ROmagazine aandacht aan de toepassing van de Wabo in de praktijk; in reportages bij gemeenten, interviews, praktijkcases. In samenwerking met deskundigen (zowel adviseurs, als gemeentelijke beleidsambtenaren). In de tweede aflevering aandacht voor de werkprocessen bij de gemeenten en de hamvraag: is het nu voor de aanvrager sneller en eenvoudiger geworden om een Omgevingsvergunning aan te vragen?
Interview
Maarten Hajer Een discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening in tien afleveringen. Tien interviews met toonaangevende personen over het einde van de rijkssturing, de nieuwe regierol van provincies en gemeenten, de ruimte voor de markt en de samenleving. In deze aflevering Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving.
Trend
Colofon Jaargang 29 nr. 1/2 januari/februari 2011 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Karl Bijsterveld, Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karl Bijsterveld, Jaco Boer, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover)
Energierotonde NL Nederland ‘power hub’, Noord-Nederland ‘Energy Valley’ en ‘gasrotonde van Europa’. Energievisioenen te over bij het kabinet. Maar wat is werkelijk haalbaar? En wat zijn de consequenties voor de ruimte en de leefkwaliteit? Steenkool, gas en atoomstroom staan met hun neus vooraan. Wat blijft erover van de ‘duurzame’ plaatjes en Europese CO2-doelstellingen. ROMagazine schetst de energetische toekomstkaart van Nederland.
Uitgever Heleen Kooistra
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in maart. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Website www.romagazine.nl Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
januari/februari 2011 48
ROM_11_01_02.indd 48
2/1/2011 10:03:35 PM
advertentieZo
ACTU E E L
THEMA
BELEID
WERKVLOER
MENINGEN
SERVICE
Bezoek het vernieuwde zorgwelzijn.nl
• Met nieuws uit de sectoren • interviews en achtergronden • verhalen van de werkvloer • weblogs en opinies De website www.zorgwelzijn.nl heeft sinds kort een geheel nieuwe look en feel. De site geeft een overzichtelijk beeld van het actuele nieuws uit de zorg- en welzijnssector. Zorg + Welzijn groeit op het web uit tot hét platform voor sociale professionals. Of u nu geïnteresseerd bent in artikelen over jeugdzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, thuiszorg, welzijnswerk, integratiebeleid of opvang - de gebruiksvriendelij-
ke tabs wijzen u de weg. Naast het nieuws uit de sectoren biedt de site interviews, achtergronden, beleidsnieuws en verhalen van de werkvloer. Bovendien kunt u reageren op artikelen, van u laten horen in rubrieken als Uit het veld, meningen publiceren op de opiniepagina of zelf gaan webloggen over eigen praktijk. Ga eens kijken op de nieuwe website en laat van u horen via zorgenwelzijn@reedbusiness.nl
Lees ook het gerestylde Zorg + Welzijn Magazine!
www.zorgwelzijn.nl: hét platform voor sociale professionals ROM_11_01_02.indd 49 advertentieZorgenWelzijnA4.indd 1
2/1/2011 10:03:37 PM 3-3-2009 15:36:23
t.nl ORne ORnet.nl
Nieuwe ren pnrisjstuH Arbocatalogus: et bes OR-sO Rc’epostorderboek u c : e s n v an het ja te voor we ouarbo-oplossingen? Onderzo weg r ar t r ek s : e on r dern in V Belastingdienst: Kn rdorer:medezeggenschap raden te OR-voor rdem er gsparticipeert vreden ov r stear estuuPrakondernemingsraden estuzituterd tijkkat er scholin nintspagaat bZorgsector: nieuinwe enerbn: g a R g fa a wa n br O iek orwt is ee rle tie
ng 30 Jaarga 08 Mei 20 Nr. 5
April 2008
Uw abonnement op meer OR-invloed
Nr. 4
Jaargang 30 Maart 20 08 Nr. 3
ORnet.nl
Jaargang 30
la creatief betrekken svode achterban lpnveecht Praktijkkatern: advies? ête: re rbeid edrijfshu b Enqu groene a R en u: Milie katern: O jk ti Prak
Als lid van de ondernemingsraad ontwikkelt u vooral invloed met voldoende kennis van zaken. En dat is nog ingewikkeld genoeg. De ontwikkelingen op OR-gebied gaan snel en de wetgeving verandert voortdurend. Gelukkig is er een magazine dat u van maand tot maand helder informeert over de actuele stand. Alles overzichtelijk gerubriceerd, makkelijk toegankelijk en helder verwoord: Praktijkblad Ondernemingsraad.
Alle OR-informatie in klare taal Praktijkblad Ondernemingsraad schrijft in een frisse, heldere stijl: in klare taal wordt het laatste OR-nieuws én de onderliggende verbanden duidelijk gemaakt. In ieder nummer vindt u acht pagina’s Praktijkkatern boordevol praktische tips en makkelijke checklists, diepte-interviews, columns, rondetafelgesprekken met deskundigen, heldere analyses en structurele aandacht voor ontwikkelingen in de wetgeving en arbeidsverhoudingen. Centraal staan ook de menselijke aspecten van het OR-werk: een prima ruggesteun om het inzicht in uw eigen rol en positie te versterken. Praktijkblad Ondernemingsraad en www.Ornet.nl.
Proef Praktijkblad Ondernemingsraad een kwartaal Met Praktijkblad Ondernemingsraad staat u als OR’er sterker en kunt meer invloed uitoefenen op het ondernemingsbeleid. Probeer Praktijkblad Ondernemingsraad met een voordelig kwartaalabonnement en ontvang hét vakblad voor de OR ter introductie drie maanden voor slechts € 9,99.
Kijk voor meer informatie op www.ornet.nl/praktijkbladondernemingsraad
ROM_11_01_02.indd 50
2/1/2011 10:03:37 PM