ROm 11 2010

Page 1

EHS: niet doelgericht

Lees verder

+ Rijkssturing ro onder druk + Kafka in de provincie + De Midterm Review ILG + Boer zoekt ruimte

11

+ Slimme dijken

november 2010

ROM_11_2010.indd OMI

www.romagazine.nl

11/15/2010 6:54:01 PM


Over gemeente Lansingerland x

De gemeente is ontstaan op 1 januari 2007 door een fusie van Berkel en Rodenrijs, Bergschenhoek en Bleiswijk.

x

Lansingerland is gelegen middenin en onderdeel van de Randstad met veel groen en recreatie (o.a. Rottemeren) en veel glastuinbouw (2e van Nederland).

x

De gemeente heeft 53.000 inwoners en forse plannen, zowel qua woningbouw, bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen.

x

Daarnaast wordt de gemeente geconfronteerd met externe ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur zoals het vervoersknooppunt Bleizo, Randstadrail en mobiliteitsvraagstukken rond A13 en A16.

Voor meer informatie: www.lansingerland.nl structuurvisie Lansingerland

De projectleiders van de gemeente Lansingerland en RBOI aan het werk

A12

N470

N209

De identiteit van Lansingerland De structuurvisie geeft naast een overzicht van concrete projecten tot 2025 ook een visie op de toekomst van Lansingerland. Deze visie hangt samen met de identiteit van de gemeente, die wordt gevormd door vier pijlers:

N470

N472

N209

N472

N209

N471

x

Leefbaar en zorgzaam;

x

Economisch sterk;

x

Ontspannen in het groen;

x

Duurzaam en mobiel.

De Structuurvisiekaart gemeente Lansingerland

Over RBOI Sinds 2008 zijn de krachten van 3 partijen gebundeld in de RBOI lijk beschikken ze met zo’n 180 adviseurs over een brede expertise Ên ervaring om ondermeer structuurvisies op een heldere en prettige manier te kunnen begeleiden. Voor meer informatie: www.rboi.nl of www.burovijn.nl

ROM_11_2010.indd OMII

RBOI Rotterdam Buro Vijn RBOI Middelburg

RBOI Groep adviseurs ruimtelijke ordening

11/15/2010 6:54:27 PM


Burgemeester Van Vliet (Lansingerland):

“Ik kan anderen onze aanpak van de Structuurvisie adviseren.�

De gemeente Lansingerland heeft samen met RBOI-Rotterdam haar Structuurvisie ontwikkeld. Naast de inhoud kijken partijen zeker ook tevreden terug op het proces, zo blijkt uit het gesprek met Tanja Dronkers en Ewald van Vliet, respectievelijk projectleider en burgemeester van de gemeente Lansingerland en Rob Sips, projectleider RBOI.

Met de eerder ontwikkelde Toekomstvisie als uitgangspunt startte de gemeente Lansingerland met het maken van een Structuurvisie om de geformuleerde ambities te concretiseren. Een wettelijke verplichting, maar dat was niet het uitgangspunt benadrukt burgemeester Van Vliet: “Er zijn zoveel ontwikkelingen gaande in onze gemeente (zie kader) dat de ontwikkelingen echt op elkaar afgestemd en in balans gebracht dienden te worden. In de beoogde Structuurvisie moesten alle belangen zorgvuldig, integraal en in onderlinge samenhang worden afgewogen.â€? Voor de ontwikkeling van de Structuurvisie heeft de gemeente Lansingerland gekozen voor RBOI-Rotterdam. Omdat, aldus projectleider van de gemeente Tanja Dronkers, RBOI in de oriĂŤnterende gesprekken niet alleen een heel prettig gevoel gaf maar de gemeente ook kon overtuigen van een gedegen aanpak en werkwijze. “Wij hadden een echte klik met ze en dat is in een dergelijk langdurig en intensief proces van groot belangâ€?, aldus Dronkers.

Enthousiast en positief Vanaf februari 2009 is gewerkt aan de Structuurvisie en twaalf maanden later is deze ! " " Tanja Dronkers blikt terug: “RBOI heeft echt waargemaakt wat ze bij aanvang hadden beloofd. Naast het bewaken van de tijdsplanning hebben ze vooral inhoudelijk bijgedragen aan een genuanceerde beleidsvisie. Omdat we als gemeente zo in ontwikkeling zijn, wordt er in een proces als dit ongelofelijk veel informatie bij elkaar gebracht. Zij zijn in staat dat telkens heel goed te ordenen, ook als weer nieuwe inzichten op tafel kwamen.â€? En dat is volgens burgemeester Van Vliet een belangrijke factor als het gaat om draagvlak creĂŤren voor een Structuurvisie. “Naast de bestuurders en gemeente hebben onder meer ook ondernemers, mobiliteitsorganisaties, inwoners, natuur- en milieuorganisaties via klankbordgroepen input kunnen leveren. Door deze manier van werken herkennen alle betrokken partijen zich hierin en wordt ook direct draagvlak gecreĂŤerd.â€?

ROM_11_2010.indd 1

Spoorboekje tot 2025 “Daar waar de Toekomstvisie de ambities op hoofdlijnen weergeeft, kan je het beste de Structuurvisie vergelijken met een spoorboekje�, aldus Rob Sips van RBOI. “De uitvoeringsparagraaf bevat alle concrete projecten die tot 2025 ter hand genomen moeten worden. RBOI # $ " % & uitvoerbaarheid. Heel simpel gezegd komt het erop neer dat de kosten van alle plannen worden afgezet tegen de opbrengsten uit de ontwikkelingen om zo te kunnen beoordelen of toekomstige dekking voor de kosten aanwezig zal zijn.� Daarnaast zijn alle plannen uit de uitvoeringsparagraaf direct beoordeeld op (mogelijke) milieueffecten. Sips geeft aan dat dit proces met name ook zo voorspoedig verlopen is dankzij de wijze waarop de gemeente zelf haar zaken heeft aangepakt. “Belangrijk was de gedrevenheid en de wil en prioriteit vanuit de gemeente om de deadline te halen.�

Gedetailleerde tijdsplanning verdient zich terug De Structuurvisie is gerealiseerd aan de hand van een gedetailleerde tijdsplanning die voortkwam uit de nadrukkelijke wens om de Structuurvisie nog voor de gemeenteraadsverkiezingen, dus uiteindelijk begin 2010, vast te stellen. Van Vliet: “We hebben ervoor gekozen om dit alles in een relatief kort, maar zeer intensief proces tot stand te brengen. Enerzijds omdat we dan ook snel resultaat in handen hadden en anderzijds omdat langdurige trajecten er toch toe leiden dat continue weer tussentijdse bijstellingen nodig zijn.â€? Dronkers voegt daaraan toe: “Samen met RBOI hebben we veel geĂŻnvesteerd in een zeer gedetailleerde tijdsplanning. Het bleek achteraf ĂŠĂŠn van de succesfactoren om een Structuurvisie binnen de gestelde termijn te kunnen maken.â€?

11/15/2010 6:54:37 PM


Redactioneel

Bermontwerp ‘Welkom dames en heren van het bermontwerp’, begroette een beleidsambtenaar van Verkeer en Waterstaat zijn collega’s van het voormalige ministerie van VROM. Ze kwamen op bezoek bij hun nieuwe broodheren aan de Plesmanweg. En het was al zo’n tocht die met lood in de schoenen werd volbracht. De arrogantie, zoals die bij de brave VROMambtenaren werd gevoeld, zorgde voor verbijstering, maar ze ondergingen het gelaten. De ontmanteling van VROM, aangekondigd toen de formatie van kabinet Rutte rond was, voelde als een bomaanslag. Waar een maand daarvoor in de wandelgangen nog gesproken werd over een ministerie voor Ruimte, met daarin VROM en VenW samengevoegd, was er nu ineens sprake van een totaal ander scenario. De verrassing, ontreddering zelfs, was compleet. Het gonsde meteen van de boze geruchten. ‘Een politiek complot’, riep de een. ‘De wraak van rechts op het meest linkse departement’, vulde de ander aan. Toen het stof wat was neergedaald, realiseerden de VROM-ambtenaren zich hoe de nieuwe realiteit eruit ziet. Economie en verkeer worden leidend in het nationaal ruimtelijke beleid. Wonen zit nu bij het uitgeklede ministerie van Binnenlandse Zaken, Natuur en Energie bij Economische Zaken, Ruimte bij Verkeer en Waterstaat.

Inhoud 4

10

ROm2 - Slimme dijken - Rommers reageren: naar een cultuuromslag in de ro - Kennis voor Klimaat - Plattelandsgemeenten staan er alleen voor - Centrale as moet katalysator voor de regio worden - Nieuws uit Brussel Column: Het Hiernogmaals Ruimtelijke bekeken

Kafka in de provincie

13 Rijkssturing ruimtelijke ordening in de verdrukking Over de inperking van de rijkssturing op het ruimtelijke beleid bestaan grote zorgen bij zowel medeoverheden als bij marktpartijen.

16

Hoor & Wederhoor

Wordt alles anders?

18

De Smaakmakers René Boomkens

21

100% inspiratie

De pontjes van Istambul

In hetzelfde jaar dat de Canon van de Ruimtelijke Ordening is gepresenteerd, zet het kabinet Rutte de bijl in de ruimtelijke ordeningstraditie in dit land. ‘Een goede ruimtelijke ordening is van levensbelang’, zei demissionair minister Huizinga nog in juni. Vier maanden later is Ruimte als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid geschrapt. Geen Nationaal Historisch Museum, geen grootse en meeslepende visies meer op de nationale ruimte. Dat kan geen toeval zijn. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren, vindt het kabinet vanuit haar oeverloze ambitie om eindelijk aan te pakken. Kunnen de provincies dat? Hebben ze daarvoor de kennis en kwaliteit in huis? Om het maar niet te hebben over ervaring en financiering. Hoeveel ruimte krijgt de DG Ruimte nog op het nieuwe ministerie? De ruimtelijke ordening als bermontwerp, is het een grap of om te huilen?

22

é Marcel Bayer

38

Trend

Ecologische Hoofdstructuur

30

Forum

De Midterm Review ILG Verantwoordingsritueel of momentum voor koersbepaling?

32 Boer zoekt ruimte 34

Etalage

Door rust, ruimte en stilte bevangen Visualiseren van zachte belevingswaarden op de Veluwe Praktijk

Nu de markt nog

hoofdredacteur

‘Regenton’ Westflank van de Haarlemmermeer verbindt publieke partijen

44

RO-beroepsgroepen

VVM-actualiteiten november 2010 2

ROM_11_2010.indd 2

45

RO Snippers

Agenda, recensies

11/15/2010 6:54:46 PM


pag.

22

pag.

18

pag.

38

Trend

De smaakmakers

Praktijk

Grondaankoop EHS: warrig en niet doelgericht

René Boomkens: ‘Regenton’ Terug naar de alleWestflank van de daagse werkelijkheid Haarlemmermeer verbindt publieke partijen

Zowel rond de aankoop van gronden als rond de locatiekeuze en inrichting van de EHS ontstaat steeds meer discussie. De totstandkoming van een robuust en klimaatbestendig netwerk van geschikte natuurlijke leefgebieden in ons land loopt daardoor gevaar, dus ook beoogde doelen voor biodiversiteit. Hoe komen we uit de impasse? Is het noodzakelijk flexibeler om te gaan met EHS-grenzen en limieten?

René Boomkens is hoogleraar sociale en cultuurfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen en staat bekend om zijn originele en begrijpelijke teksten over alledaagse verschijnselen. Sinds de publicatie van zijn boek over globalisering en het einde van de maakbare samenleving is hij ervan overtuigd dat de politiek en het openbaar bestuur voor een paradigmawisseling staan. De neoliberale en modernistische top-down manier van besturen heeft afgedaan. In zijn visie zal de ruimtelijke ordening in de toekomst meer worden gedicteerd door individuele verhalen en wensen van kleine groepen die met concrete projecten de ruimte naar hun hand proberen te zetten. Tijdelijkheid en pluriformiteit spelen daarin een grote rol.

De gebiedsontwikkeling in de Westflank Haarlemmermeer als voorbeeld van het ‘nieuwe waterbeheer’. Dat is: het waterbeheer vanaf het eerste overleg meenemen en combineren met andere functies. En: de waterbeheerder als medeontwerper. Het waterschap heeft geprobeerd zoveel mogelijk vanuit de gezamenlijkheid te denken. Uiteindelijk is die verbinding gevonden in de schaarste aan waterrecreatie. Water is naast een kans voor waterrecreatie ook een kans voor een hoogwaardig en gevarieerd woonmilieu. Het bijzondere van het voorgestelde watersysteem is dat het zowel rekening houdt met wateroverlast als met droogte. Dit was een grote omslag in het denken over het gebied. De realisatie van de grote plas (Beinsdorpermeer) met woningbouw is wel een lastige hobbel. Ambitie blijft gelukkig wel overeind en is ook strikt noodzakelijk, want alleen met de bijdrage uit het Nota Ruimte-budget van 48 miljoen euro komt dit project niet van de grond.

november 2010 3

ROM_11_2010.indd 3

11/15/2010 6:54:49 PM


RO

Slimme dijken: aantrekkelijk én veilig wonen aan de rivier Hij mag dan het water prima tegenhouden, niemand zit te wachten op een metershoge dijk pal voor zijn woning. Het is dan ook ingewikkeld om stedelijke bebouwing te combineren met goede waterwerken. Toch bewijst onderzoekster Bianca Stalenberg dat het kan. Halverwege september kampte ons land met flinke stortbuien die zorgden voor ondergelopen kelders en blank staande straten. Toenemende stedelijke bebouwing, waardoor het water steeds meer moeite heeft om weg te stromen, lijkt een van de oorzaken. We dempen water om er wegen of spoorlijnen te realiseren en veranderen groene gebieden in woonwijken. Daarnaast neemt de kans op overstromingen vermoedelijk toe door klimaatverandering. Willen we droge voeten houden, dan moeten we dus actie ondernemen. Probleem is echter dat verbetering of aanleg van waterwerken vaak lastig gaat in gebouwde gebieden. We willen er ook een beetje leuk wonen en dat vraagt om ruimte. En nie-

mand staat te juichen bij een lelijke dam voor zijn huis. Bianca Stalenberg, gepromoveerd aan de TU Delft, heeft exact dit probleem onder de loep genomen. ‘Ik wilde weten of je de functie van waterkering en stedelijke functies slim kunt combineren’, vertelde ze in haar lezing op het congres ‘Deltas in Times of Climate Change’ in Rotterdam.

AFD-concept Stalenberg ontwikkelde hiervoor het ‘AFDconcept’, dat staat voor Adaptable Flood Defences. Een AFD integreert meerdere functies: zowel stedelijke als wonen en werken, als bescherming tegen het water. Adaptable staat voor

aanpasbaar en daarmee bedoelt ze dat de bouwwerken in de toekomst aangepast moeten kunnen worden als het waterpeil stijgt. Stalenberg: ‘Bijvoorbeeld door eenvoudig een extra woonlaag boven op het bouwwerk te plaatsen, en de onderste lagen flexibel in het gebruik te houden door er alleen tijdelijke functies in onder te brengen. Denk aan een theater of een parkeergarage. Misschien niet nieuw in de bouwwereld, maar wel bij waterwerken.’ De multifunctionaliteit zorgt ervoor dat de aanwezigheid van een waterkering in een stedelijk rivierfront niet langer wordt gezien als een aantasting van de stedelijke kwaliteit, maar juist als een bijdrage aan deze kwaliteit. Dat sluit mooi aan bij de filosofie van het Deltaprogramma, waarin actief gezocht wordt naar mogelijkheden om de maatregelen uit dit programma te verbinden met andere beleidsterreinen, zoals ruimtelijke kwaliteit.

Nijmegen In Tokio is een AFD-concept al toegepast in de vorm een superdijk. Door de grootte van de dijk (tien meter hoog en driehonderd meter breed) is hij veel stabieler en veiliger dan een normale dijk. Toch gaat het niet ten koste van de leefomgeving. De dijk loopt niet erg schuin, aan de binnenkant is er ruimte voor moderne bebouwing en een park. Een casestudy in Nijmegen laat volgens Stalenberg zien dat het AFDconcept ook toepasbaar is in Nederlandse riviersteden als Nijmegen. Het proefschrift ‘Design of floodproof urban riverfronts’ van Bianca Stalenberg is te raadplegen op repository.tudelft.nl. Tok io

Illustratie: Stalenberg, TU Delft

é Karl Bijsterveld

november 2010 4

ROM_11_2010.indd 4

11/15/2010 6:54:51 PM


RO

Rommers reageren

‘Weg met de hokjesgeest: naar een cultuuromslag in de ro’ De crisis en de marktsituatie nopen tot bezuinigingen bij gemeenten en andere spelers op de vastgoedmarkt. Grondexploitaties vallen tegen; het grondbedrijf is niet langer de donateur op de begroting. Leegstaande kantoren brengen beleggers in de problemen. Ontwikkelaars krijgen nieuwe ontwikkelingen nauwelijks van de grond en de woningmarkt zit op slot. Kortom, een uitgelezen kans voor een grondige cultuuromslag in de ruimtelijke ontwikkeling bij overheden en marktpartijen!

Toekomstvisie Het ontbreekt veel gemeenten aan een realistische toekomstvisie. Gemeenten leggen nu de nadruk op redden wat er te redden valt, kiezen tussen projecten en ‘damagecontrol’. Dit moet anders. Projecten die niet lopen omdat de markt ontbreekt, oplopende leegstand van kantoren en verouderde bedrijventerreinen, vragen om een daadkrachtige visie. Een visie die oog heeft voor de samenhang tussen nieuwbouw en bestaande voorraad.

Dialoog en samenwerking Beleggers in het bestaande vastgoed betrekken bij het maken van een visie, is tot nog toe ‘not done’. Beleggers wachten af; nieuwe locaties komen op de rol, hoe heeft hun bezit daarin een plekje? Dit overkomt beleggers, terwijl zij zelf vakkundig nadenken over hun portefeuillestrategie. Samenwerking met de eigenaren van de bestaande voorraad is noodzakelijk en kansrijk.

sing verschilt en is afhankelijk van de regionale marktsituatie en de bestuurlijke voorkeuren . Als oplossingen ziet Stec Groep bijvoorbeeld (her)ontwikkelingsfondsen, een opslag op de grondprijs voor nieuwe locaties om te verevenen, een ‘SER-ladderproof’ regionale samenwerking, statiegeld op oude locaties, verhandelbare ontwikkelrechten en raamcontracten voor beleggers. Deze, en andere vernieuwende manieren, introduceren wij waar mogelijk.

SER-ladder

Conclusie

Op basis van een visie ‘nieuwe stijl’ moet de slag gemaakt worden. Stec ziet dat voor veel segmenten in de vastgoedmarkt de SER-ladder toepasbaar is. Of het nu gaat om bedrijventerreinen, kantoren, winkelgebieden of woningbouw, de SER-ladder geeft een kader voor weloverwogen keuzes.

De tijd is rijp voor een grondige cultuuromslag bij overheden en marktpartijen. Twee aspecten zijn daarin essentieel. Ten eerste moeten gemeenten en regio’s een heldere, ‘crisisproof’ toekomstvisie hebben met nadrukkelijke aandacht voor de bestaande voorraad. Ten tweede moeten eigenaren/beleggers en gemeenten de dialoog aangaan. Dit alles levert innovatieve oplossingen op, meer liefde voor de bestaande voorraad en minder nadruk op nieuwbouw.

Slimme financiële constructies Vertaling van de visie, vraagt om vernieuwende financiële arrangementen gericht op beperking van het overaanbod en het vrijmaken van euro’s voor herontwikkeling. Het type oplos-

é Stec Groep

Kennis voor Klimaat Nieuwe publiek-private expert-vraagbaak voor klimaatadaptatie De kenniseconomie bevorderen en Nederland klimaatbestendig – ‘en een beetje mooier’ – maken. Dat is het doel van het kersverse vijfjaren-onderzoeksprogramma ‘Kennis voor Klimaat’. Zowel de publieke als de private sector moet ervan gaan profiteren. Het programma is speciaal opgezet om op regionale en lokale schaal effectieve klimaatadaptatiemaatregelen uit te dokteren en mogelijk te maken. Een reeks publiek-private consortia kennis zal binnen Kennis voor Klimaat wetenschappelijke én ervaringskennis verzamelen en uitdiepen. Tegelijkertijd wordt die kennis actief breed toegankelijk gemaakt. ‘Klimaat voor Kennis is een vervolg op “Klimaat voor Ruimte”, dat volgend jaar wordt

afgerond’, vertelt de Wageningse hoogleraar en klimaatonderzoekspionier prof. ir. Pier Vellinga, die ook bij deze beide programma’s aan de wieg heeft gestaan.

‘De partners zijn dezelfde, maar nu versterkt met nieuwe deelnemers, waaronder TNO en de Universiteit Utrecht.’ Op de lijst van instellingen komen verder onder meer namen

november 2010 5

ROM_11_2010.indd 5

11/15/2010 6:54:52 PM


RO

voor als Deltares, KWR, het Duitse Heimholtz Centre en de University of Edinburgh. Het programma omvat acht thema’s, van klimaatveilige zoetwatervoorziening tot klimaatbestendige steden en platteland, alsmede bestuurlijke en technisch ondersteunende instrumenten. Elk thema is weer onderverdeeld in een handvol ‘work packages’. Honderd miljoen euro is erop ingezet. Vellinga: ‘Ruwweg de helft komt uit de aardgasbaten. De andere helft is cofinanciering. Vanuit de private en publieke partners, waaronder het IPO en Rotterdam, die hier nadrukkelijk aan trekken.’

Klimaat Services De VNG is vooralsnog minder actief. ‘Toch weten gemeenten ons te vinden’, verzekert Vellinga, ‘net als waterschappen, recrea-

tieschappen, terreinbeheerders, maar ook projectontwikkelaars, banken enzovoort. Maar klimaatadaptatie staat daar nog niet overal stevig op de agenda. Wij kunnen helpen, wanneer mensen zich afvragen: wat betekent deze of gene investering eigenlijk nú en later voor onze klimaatbestendigheid? Het hoeft niet om grote ingrepen te gaan. Steeds meer ontdekken we dat je met kleine aanpassingen en creativiteit al een heel eind kunt komen, voor betrekkelijk weinig geld.’ Vellinga steekt de loftrompet over het boekje ‘Klimaat als kans’, waarin honderd lokale voorbeelden van geslaagde (deels burger)initiatieven zijn samengebracht: ‘Klimaat kan als inspiratiebron fungeren. Je krijgt er relatief veel partijen mee om de tafel, met een langere tijdshorizon en vaak over de grenzen van de eigen regio heen.’

Uiteindelijk streven van de onderzoekers is een blijvend ‘Klimaat Services’-loket. ‘Met als corebusiness onze realtime digitale “klimaatkaarten”. Die kunnen beleidsmakers gebruiken als fundament voor ruimtelijke besluiten. Momenteel bekijken we hoe we zo’n blijvend vervolg gefinancierd kunnen krijgen. Aan de ene kant heb je de overheidsinstellingen zelf. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een goedkoop abonnement, zoiets als Nicis nu doet. Aan de andere kant zijn er private investeerders – ontwikkelaars, banken, maar ook verzekeraars – die misschien brood zien in wat wij bieden.’ www.kennisvoorklimaat.nl www.knowledgeforclimate.nl é Michel Robles

Plattelandsgemeenten staan er alleen voor Het was een wonderlijke bijeenkomst die donderdagmiddag in oktober op het Gelderse provinciehuis. Terwijl velen in de ruimtelijke ordening zich zorgen maken over het nieuwe regeerakkoord, spraken de deelnemers aan een congres van de tien grootste plattelandsgemeenten – P10 geheten – over de kansen die het kersverse gedoogkabinet biedt om de plattelandsproblemen het hoofd te bieden. Kees Jan de Vet van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) verwoordde het zo: ‘Demografische krimp, toch het grootste probleem op het platteland, pakt in elke regio anders uit. Dat vraagt dus om een gedifferentieerde aanpak, om maatwerk en initiatieven uit de regio’s en gemeenten zelf. Dit regeerakkoord biedt de ruimte om als individuele gemeente de agenda te bepalen en oplossingen te bieden.’ De Vet maakte een vergelijking met het nationale huurbeleid. ‘De Tweede Kamer bepaalt voor heel Nederland het stijgingspercentage van de huren. Dat is eigenlijk heel vreemd,

omdat de woningmarkt van Enschede heel anders is dan die van Amsterdam.’ Het klonk als een wel heel positieve interpretatie van een regeerakkoord waarin begrippen als platteland, krimp en leefbaarheid nauwelijks voorkomen – ‘platteland’ passeert welgeteld eenmaal de revue.

De ‘ruimte’ die het nieuwe kabinet biedt aan lokale plannen en initiatieven om dorpen leefbaar en duurzaam te houden, komt niet voort uit een omslag in het denken. Het is simpelweg het gevolg van een gebrek aan prioriteit en geld. Met andere woorden: plattelandsgemeenten hebben geen andere

E e r s te K n o o p e r f i n Tub b e r g e n

www.knooperven.nl

november 2010 6

ROM_11_2010.indd 6

11/15/2010 6:54:52 PM


RO

Centrale as moet katalysator voor de regio worden Ondanks bevolkingskrimp en een stagnerende groei van het autoverkeer gaan de plannen voor de bouw van de Centrale As, een vierbaansweg in het Noordoosten van Friesland gewoon door. Negen natuur- en milieuorganisaties grijpen hun laatste kans en zijn in beroep gegaan bij de Raad van State. Omdat het project onder de Crisis- en herstelwet valt, komt er binnen een halfjaar een uitspraak. ‘De provincie heeft ons een extra argument in de schoot geworpen’. Zo karakteriseert Henk de Vries van natuurorganisatie It Fryske Gea de evaluatie van het provinciale verkeer en vervoerplan (pvvp) dat begin september verscheen. Over de Centrale As meldt de provincie dat de demografische ontwikkeling ‘aanleiding is om stil te staan bij de nood-

keus dan zelf oplossingen te bedenken voor de problemen waar ze mee kampen. Er is overigens niets tegen lokale ideeën waarmee lokale problemen kunnen worden opgelost. Op het congres werd duidelijk dat een eind moet komen aan het generieke beleid om krimp te bestrijden met het bouwen van meer woningen. Een goed voorbeeld blijkt het concept Knooperven. Hiermee probeert de Overijsselse gemeente Tubbergen de vele leegstaande boerenerven te koppelen aan de behoefte van stedelingen om landelijk te wonen. Maar lokale ideeën en experimenten – dus ook de Knooperven – werken vaak alleen op regionale schaal. Daarom zijn provincies zo belangrijk, om gemeenten en partijen bij elkaar te brengen, om financiële steun te verlenen, en om een oogje in het zeil te houden. Over dat laatste sprak een deelnemer zijn zorg uit. ‘De provincie Overijssel staat bijvoorbeeld open voor nieuwe ideeën en concepten, maar Gelderland is heel behoudend. En als Den Haag dus alle ruimte laat, wie zorgt dan dat Gelderland met zijn tijd mee gaat?’ é Mark Hendriks

zakelijkheid van de (gehele) verdubbeling’. De voorspelde verkeersintensiteiten zijn, zeker op het noordelijk deel, namelijk niet zo hoog dat er volgens de eigen normen van de provincie een dubbelbaans weg nodig is. It Fryske Gea en collega-organisaties betogen dat ‘nut en noodzaak’ van de weg onvoldoende zijn aangetoond, om een nieuw tracé door een Nationaal Landschap te rechtvaardigen. De Vries: ‘Het is een grote ingreep in een heel bijzonder kleinschalig landschap, dat je verder in Europa nauwelijks tegenkomt. En dat om een beetje opstopping ’s ochtends en ’s avonds.’ Op het projectbureau De Centrale As wuift men de opmerkingen in de pvvp-evaluatie weg. Het zijn helemaal geen nieuwe cijfers, en met dreigende krimp is al gerekend. Bovendien zijn er meer argumenten voor de aanleg, zegt projectleider Sijtse Hilarides. Het gaat om verkeersveiligheid, de leefbaarheid van de dorpen en het versterken van de economische structuur. Hilarides: ‘Het project is in 1995 gestart vanwege de verkeersveiligheid. Het wegennetwerk is hier te diffuus. Er zit weinig hiërarchie in het wegennet. Dat betekent veel verkeer op wegen die dwars door dorpen gaan, met veel gelijkvloerse kruisingen.’ Daarom moet er ‘een hoogwaardige verbinding komen die het ‘verkeer naar zich toe trekt.’ Dat bundelende vermogen’ is volgens Hilarides ook de belangrijkste reden om de weg dubbelbaans aan te leggen met een maximumsnelheid van honderd kilometer per uur. Het hele project is meer dan alleen de aanleg van een weg, betoogt Hilarides. ‘Het is een gebiedsontwikkelingsproject van zevenduizend hectare. Daarbij proberen we niet alleen ruimtelijk het gebied weer op orde

Tra j e c t C e n t ra l e A s

te brengen na aanleg van de weg, maar ook plussen mee te geven. Er wordt gewerkt aan een sociaaleconomisch masterplan. Gemeenten maken afspraken over waar bedrijfsterreinen komen, waar onderwijsinstellingen zich concentreren, over de hele inrichting van het gebied.’ En ook plussen voor natuur, landschap en recreatie, stelt hij. Zo wordt de EHS – nu nog doodlopend op de huidige weg - versterkt, doordat de nieuwe weg verhoogd wordt aangelegd ter hoogte van De Falom. Foarút sjen, foarút komme is de leus van het projectbureau: vooruit kijken, vooruit komen, Hilarides: ‘Ja, zo ziet men dat hier. Dit project is niet geboren uit het thema krimp, maar de weg wordt wel gezien als een antwoord op de krimp.’ é Karin Broer

november 2010 7

ROM_11_2010.indd 7

11/15/2010 6:54:53 PM


Nieuws uit Brussel

EU werkt aan strategie voor Groene Infrastructuur In navolging van verschillende EU-lidstaten werkt ook de Europese Unie aan een Groene Infrastructuur bestaande uit verbindingszones om verschillende natuurgebieden met elkaar te verbinden. In januari van dit jaar publiceerde de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de Europese Unie, haar nieuwe visie op biodiversiteit in de EU voor de periode na 2010. Als onderdeel hiervan zal de commissie ook een strategie opstellen over een Europese Groene Infrastructuur. De bedoeling is dat die strategie, waarin wordt aangegeven hoe zo’n infrastructuur eruit moet komen te zien en hoe hij tot stand moet komen, volgend jaar gepresenteerd wordt.

Daarbij zal gebruikgemaakt worden van ervaringen opgedaan in diverse EU-landen. In verschillende landen zijn er immers al initiatieven gestart op transnationaal, nationaal of regionaal niveau. Onder meer via LIFE Natuur, waarbij de EU de lidstaten financieel helpt bij het herstel, beheer en de bescherming van Natura 2000-gebieden en, in mindere mate LIFE Milieu, waarbij milieudemonstratieprojecten worden ondersteund. In feite is er dus al een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Europese Groene Infrastructuur. Een aantal voorbeelden van goede voorbeeldprojecten op het gebied van Groene Infrastructuur is verzameld in een LIFE-

Focus brochure, die ook analyses van de projecten bevat. Half september heeft de commissie bovendien een tender uitgeschreven voor ondersteuning bij de uitvoering van haar natuur- en biodiversiteitsbeleid. Het gaat hierbij met name om het beoordelen van de uitvoering en doelmatigheid van bestaande projecten op het gebied van Groene Infrastructuur in Europa op transnationaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau. Daarbij moet ook gekeken worden naar de geraamde kosten van de projecten. Uiteindelijk doel is te komen tot een plan voor een Europese infrastructuur die helpt de versnippering van het landschap te

Europarlementariër Bas Eickhout vindt milieuparagraaf regeerakkoord beschamend Europese doelen zijn leidend bij het terugdringen van de CO2-uitstoot, zo staat in het concept-regeerakkoord van de nieuwe Nederlandse regering Rutte-Verhagen. Europarlementariër Bas Eickhout (GroenLinks), lid van de milieucommissie van het Europees Parlement, is allesbehalve enthousiast over wat in het akkoord over milieu en klimaat staat. Eickhout vindt dat de nieuwe regering in de plannen laat zien weinig te weten over Europese besluitvorming. ‘Ze zeggen: we gaan ons aan de Europese wetten houden. Dat is niet meer dan dat wat Nederland verplicht is om te doen. Ze lijken niet te begrijpen dat er allerlei vervolgdiscussies plaatsvinden en nog gaan plaatsvinden, bijvoorbeeld over het energiebeleid van de EU naar 2050 toe. Het gebrek aan enige langetermijnvisie vind ik schokkend’. De Europarlementariër vreest dat Nederland binnen de EU geen initiatieven zal tonen op milieu- en klimaatgebied en mogelijk zelfs op de rem zal gaan staan. ‘Dat vind ik beschamend voor een land als

Nederland dat een jaar of tien geleden nog koploper pleegde te zijn op deze terreinen.’ Ook voor de in het regeerakkerd aangekondigde verhoging van de maximumsnelheid heeft Eickhout geen goed woord over. ‘De CO2-uitstoot gaat hierdoor omhoog en het leidt tot meer problemen met de luchtkwaliteit, terwijl Nederland nu al moeite heeft om aan de luchtkwaliteitsnormen te voldoen. De kosten voor de gezondheidszorg zullen door deze maatregel stijgen. Volgens mij is het gewoon onkunde van dit kabinet.’ Over de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) staat in het regeerakkoord dat die alleen wordt uitgevoerd waar dat deze in lijn is met Natura 2000 en ‘dat ruimte en toekomstperspectieven voor ondernemers zo veel mogelijk meegewogen worden’. In 2018 moet de EHS worden gerealiseerd zijn maar het kabinet trekt er voorlopig geen geld meer voor uit.

Op de vingers getikt ‘Wat Natura 2000 betreft; ook daar geldt dat ze zich gewoon aan Europese wetten moeten

houden’, zegt de GroenLinks-Europarlementariër. De EHS is een deel van het Nederlands beleid waar de EU niets over te zeggen heeft. Dat neemt niet weg dat Eickhout ook over hetgeen het regeerakkoord meldt over de EHS, waarbij gronden worden gekocht om verschillende stukken natuurgebied met elkaar te verbinden, een duidelijke mening heeft. Hij wijst er op dat er al een achterstand is in de aankoop van nieuwe gebieden. ‘En wat dit kabinet nu over de EHS zegt is eigenlijk: “We gaan nog meer achterlopen op de planning.” Het signaal naar de provincies is dat zij het er ook bij kunnen laten zitten. Ik heb bijvoorbeeld de provincie Overijssel al horen zeggen dat ze stoppen met aankoop van stukken grond voor natuur in het kader van de EHS.’ Hij vindt dat het nieuwe kabinet hiermee in feite ook ‘het natuurbeleid links laat liggen’. De ‘slappe’ voornemens van het kabinet betekenen volgens Eickhout dat het Europese parlement nog belangrijker zal worden voor het bewaken van milieu en luchtkwaliteit. ‘Voor het EP betekent dat dat we nog meer moeten opletten of

november 2010 8

ROM_11_2010.indd 8

11/15/2010 6:54:55 PM


Het Hiernogmaals Voorbij

Kiloknaller verminderen, ecosystemen in stand te houden of zelfs te verbeteren en de biodiversiteit in de EU te beschermen. De Life-Focus brochure kan gedownload worden via de volgende link: http://ec. europa.eu/environment/life/publications/ lifepublications/lifefocus/nat.htm#green. Op 19 november organiseert de Europese Commissie voor de tweede maal een conferentie over een groene infrastructuur: http://ec.europa.eu/environment/nature/ ecosystems/green_infrastructure.htm. é Boris Peters

Nederland wel bij de les blijft. Nederland zal steeds vaker op de vingers getikt worden door Europa. Want uiteindelijk zijn luchtkwaliteit en klimaat zaken die we gewoon door moeten laten gaan. Nederland denkt daar nu even de ogen voor te kunnen sluiten. Dat is het ontkennen van de realiteit.’ Eickhout hoopt ‘dat de Kamerleden van CDA en VVD en mijn collega’s in het Europees Parlement die in Europese fracties zitten, de houding van het kabinet niet zullen begrijpen.’ Hij verwacht dat zijn Nederlandse collega’s van CDA en VVD door hun Europese fractieleden in Brussel continu gevraagd zullen worden om hun collega’s in het kabinet een beetje tot rede te brengen. ‘Ik hoop dat de Tweede Kamerleden in Nederland uiteindelijk hetzelfde zullen doen.’ é Boris Peters

Eens in de paar jaar gun ik mezelf een paar weken oernatuur in Verweggistan. Deze zomer heb ik een trektocht gemaakt op de Azoren: een archipel van negen eilanden in de Atlantische Oceaan op 2000 kilometer van de Portugese kust. Columbus en zijn navolgers legden er aan om verse groenten in te slaan. Tot 1985 leefden de bewoners vooral van de walvisvaart. Tot die tijd moet het één grote botanische tuin zijn geweest. Planten die door de ijstijden van het Europese continent zijn verdreven, zijn daar heel gewoon. Voor de kenners: er zijn nog wouden van Araucaria’s van veertig meter en hoger, levende hoogvenen, metershoge boomvarens, Selaginella’s in alle soorten en maten, jeneverbossen en uitgestrekte lauriersavannes. De Europese Unie doet er alles aan om de economie te bevorderen. Sinds enkele jaren heeft elk eiland een eigen vliegveld en vliegen er charters voor toeristen. Letterlijke oerwouden worden massaal gekapt voor enerzijds het aanleggen van snelwegen en anderzijds voor begrazing door Friese melkkoeien. Op het grootste eiland is een vierbaansweg naar het grootste Natura 2000-gebied in aanleg. Ook de lokale bevolking weet niet waarom, maar het genereert nu in elk geval werkgelegenheid. Vele anderen zullen ook elders vergelijkbare ervaringen hebben opgedaan. En zich net als ik afvragen wie op de schaal van Europa nog overzicht heeft. Op de Azoren worden de laatste resten oernatuur vernietigd voor snelwegen naar niets en overproductie van melk. In Nederland wordt juist goede landbouwgrond opgeofferd voor ecologische infrastructuur naar niets. Neem het Oostvaarderswold, de gedachte natuurverbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe. De verbinding is gedacht om de circa 3000 opgesloten ‘wilde’ koeien, paarden en herten uiteindelijk vrij toegang te geven tot de Veluwe, waar nu al jaarlijks moet worden geschoten op wild om ernstige overlast binnen de perken te houden. De heilige koeien, paarden en herten grazen hun huidige 3000 hectare ha volledig kaal, waardoor onder meer het aantal blauwe kiekendieven in aantal afneemt. Oogsten

van Oostvaardersvlees is uit den boze, want niet ‘natuurlijk’. Liever laten we de dieren aan het einde van de winter creperen en kopen we bij de kiloknaller vlees van dieren die nimmer daglicht hebben gezien en kort na hun geboorte zijn mishandeld. In mijn beleving slaan we hier in ecologische zin net zo door als op de Azoren in economische zin. Het is zoeken naar een balans tussen ‘people’, ‘planet’ en ‘profit’. Een grijs gedraaide plaat maar aan kracht niets ingeboet. Dat zachte waarden zoals natuur bescherming verdienen tegen monomaan kortzichtig economisch denken, is volstrekt duidelijk. Zonder dat gaat het rapalje door totdat hun individuele bestaan er morfologisch of psychisch door wordt geraakt. Maar dat ecofanaten natuurwetgeving hanteren als strijdbijl tegen duurzame gebiedsontwikkelingen getuigt evenzeer van strikt sectoraal denken. Alsof fixatie van natuurdoeltypen en het uitsluiten van medegebruik in onze vloeibare eeuw leidt tot volhoudbare natuur. Waar jongeren massaal vervreemden van natuurlijke processen, zal een volgende generatie op democratische wijze de eerder zwaar bevochten ruimte gewoon confisqueren voor andere doeleinden. Laten we in Nederland het voortouw nemen in de Europese Unie door weer in ruimtelijke en functionele samenhang te denken. Landbouw, natuur, wonen en werken zijn in de vorige eeuw als losse zuilen uit elkaar getrokken. Toen met valide motieven. Inmiddels schuiven wonen en werken in elkaar, zoeken we rust en inspiratie in de natuur en ontpoppen boeren zich in toenemende mate als landschapsbeheerders die ook zorgen voor zichtbaar verantwoord voedsel. Verweven waar het kan, scheiden waar het moet. Stop de strijdbijl tussen natuurminachtende politici en maatschappijminachtende ecofanaten. é Peter van Rooy,

petervanrooy@accanto.nl

november 2010 9

ROM_11_2010.indd 9

11/15/2010 6:54:55 PM


Ruimtelijk bekeken

Krachtenveld provincie en gemeenten ro

Kafka in de provincie Provincie en gemeenten hebben elkaar nodig bij ruimtelijke ontwikkeling. Maar de belangen zijn niet altijd gelijk. De Westlandse Zoom en de aanleg van de Zuidwestelijke Randweg bij de gemeente Ouderkerk tonen het krachtenveld waarin provincie en gemeenten onder de nWRO opereren.

H

et moest een tweede Wassenaar worden, een ruim opgezette villawijk tussen het Westlandse dorp Monster, de duinen en Den Haag. Maar het zit De Westlandse Zoom niet mee, want het animo voor uitsluitend dure huizen blijkt gering. De projectorganisatie en de betrokken overheden (gemeenten Westland en Den Haag, provincie Zuid-Holland en stadsgewest Haaglanden) bezinnen zich nu op een andere invulling. Zo wordt de planperiode opgerekt, tot ten minste 2023 (in plaats van 2016) en komt er meer variatie in type en prijsklasse woningen. Een deel van het gebied, De Duinen, blijft bestemd voor het duurdere segment. Maar daar ligt de provincie dwars.

Provinciale Staten besloten in 2008 dat de zichtlijnen vanaf Monster-Noord intact moeten blijven. En dat betekent dat De Westlandse Zoom een villawijk vlak bij het duingebied niet kan realiseren. De kassen die in dit gebied stonden waren al door de gemeente aangekocht, met woningbouw als doel. Kosten: 30 miljoen euro. Daar komt nog bij dat dit deelgebied, De Duinen, de overige vier deelprojecten van De Westlandse Zoom moet financieren. ‘Op die andere draaien we verlies. Valt De Duinen om, dan valt er dus heel veel om’, zegt directeur Geert Jan Klein Bluemink van De Westlandse Zoom. Dat de provincie tijdens het project op zo’n cruciaal punt van mening is veranderd, noemt hij ‘Kafka in de

We s t l a n d s e Z o o m de ge wenste situatie

november 2010 10

ROM_11_2010.indd 10

11/15/2010 6:54:57 PM


provincie’. Hier zie je hoe twee overheden volstrekt langs elkaar heen werken’. Wethouder Bram Meijer van de gemeente Westland noemt de beslissing van de provincie ‘wonderlijk en onverwacht’. In 2003 ondertekende de provincie namelijk een convenant voor De Westlandse Zoom, toen was al duidelijk dat er in het gebied gebouwd zou worden. ‘Provinciale Staten hebben echter deze herziening van het Streekplan aangenomen, dat is nu opgenomen in onze Structuurvisie. Daar moeten we ons aan houden’, zegt gedeputeerde ro van de provincie, Govert Veldhuijzen. Gemeente en provincie dreigen in een impasse terecht te komen. ‘We moeten nu een nieuw bestemmingsplan voor dit gebied maken en dat moet financieel sluitend zijn. Zonder woningbouw lukt dat niet’, zegt Meijer. Er kan een ontwerp komen waarin de zichtlijnen behouden blijven, zegt hij. ‘Maar op die plek alleen groen, zoals de provincie wil, dat kan niet.’ Klein Bluemink rekent het voor: ‘Zowel de gemeente Westland als De Westlandse Zoom krijgt dan een tekort van tientallen miljoenen euro’s. Ik vraag mij af aan wie wij die rekening kunnen sturen.’

Moeizame relaties Provincie en gemeenten botsen vaker in de ruimtelijke ontwikkeling, zegt gedeputeerde Veldhuijzen: ‘Beide kijken naar wat ruimtelijk wenselijk is en vertalen dat planolo-

gisch, maar gemeenten hebben daarnaast exploitatiebelan- H u i d i ge s i t u at i e , door onthouden van gen. Dat is overigens heel legitiem.’ Hij stelt wel dat de goedkeuring van relatie tussen provincie en gemeenten moeizamer is delen van het b e s te m m i n g s p l a n geworden. ‘Men is meer naar binnen gekeerd, de politieke Monster No ord cultuur binnen gemeenten is veranderd. Ik denk dat dat komt door de opkomst van de lokale partijen. Het is er niet èè

november 2010 11

ROM_11_2010.indd 11

11/15/2010 6:55:05 PM


Ruimtelijk bekeken

gemakkelijker op geworden om bijvoorbeeld bij een nieuwe weg alle gemeenten op één lijn te krijgen.’ Een voorbeeld daarvan is de Zuidwestelijke Randweg (ZWR). Vorige maand werd begonnen met de aanleg van de weg, die Gouda moet ontlasten van het verkeer van en naar de Krimpenerwaard. De provincie stelde november 2009 het inpassingsplan vast. De gemeente Gouda wilde de weg al heel lang, de gemeente Ouderkerk is er niet blij mee. Jos Lansbergen, beleidsmedewerker ruimtelijke ordening bij de gemeente, vertelde in ROmagazine oktober 2009 over de bezwaren van Ouderkerk. Zo was de gemeente ‘wisselgeld’ beloofd: een bedrijventerrein van negen hectare naast de nieuwe weg. Het nieuwe provinciebestuur stond echter niet achter deze belofte, mede vanwege het nieuwe rijksbeleid tegen verrommeling. Ouderkerk kon dus naar zijn bedrijventerrein fluiten, de nieuwe weg kwam er wel.

schap bekijken of zij - door bijvoorbeeld onderhoud met nieuwbouw te combineren - voor dit geld zeven tot acht kilometer kunnen aanleggen.’ Want dat is de lengte van het stuk dijk waar het over gaat. Lansbergen: ‘We zijn daarover nu in overleg met provincie en hoogheemraadschap.’ Het beroep loopt nog steeds, pas als de drie partijen eruit zijn en de weg over de dijk helemaal wordt voorzien van geluidsarm asfalt, trekt de gemeente haar beroep bij de Raad van State in. Ondertussen is de aanleg van de weg al wel begonnen, want dergelijk beroep heeft geen schorsende werking. ‘Alleen een verzoek tot voorlopige voorziening heeft dat. Maar daarvoor heb je een spoedeisend belang nodig en dat hebben we niet’, zegt Lansbergen. Zo’n sterk instrument was hier bovendien niet nodig, denkt hij: ‘Ik heb goede hoop dat we er samen uit komen.’

Vaker inpassen Het bedrijventerrein is inmiddels buiten beeld, vertelt Jos Lansbergen, een jaar later: ‘We willen het nog steeds, maar we hebben het niet meer gekoppeld aan de randweg.’ Wel speelt er een ander conflict. De randweg loopt over een dijk en omwonenden krijgen straks, als de weg klaar is, te maken met twee keer zoveel verkeer. ‘Er gaan dan tienduizend auto’s per dag overheen, de geluidsdruk neemt dus toe.’ De gemeente vindt dat de provincie hier onvoldoende naar heeft gekeken en tekende bij de Raad van State beroep aan tegen het inpassingsplan. Ondertussen heeft men in overleg met de provincie een oplossing bedacht: ‘Wij willen dat er geluidsarm asfalt op de weg komt. De provincie is het daarmee eens en heeft toegezegd daar extra geld voor uit te trekken.’ Dat geld is voldoende voor vier kilometer geluidsarm asfalt, zo laat gedeputeerde Asje van Dijk (Verkeer) weten: ‘Ouderkerk kan in overleg met het hoogheemraad-

De nWRO geeft provincies ‘dezelfde uitvoeringsgerichte instrumenten als gemeenten. Op het gebied van de uitvoering is de slagkracht van de provincie dan ook vergroot’, zegt gedeputeerde Van Dijk. Zijn collega Veldhuijzen schat in dat provincies met name het inpassingsplan vaker zullen gebruiken voor infrastructurele projecten die door meerdere gemeenten lopen: ‘Gemeenten vragen daar soms ook om, het scheelt hen de sores van een nieuw bestemmingsplan en het scheelt hen planschade, want dat ligt dan ook bij de provincie.’ Ook zal in een vroeg stadium steeds vaker overleg zijn met gemeenten, zegt hij: ‘Als provincie en gemeente het eens zijn, dan kunnen ze afspreken wie de planologische inpassing doet. En zijn ze het oneens, dan kan de provincie gelijk met een inpassingsplan komen.’ é Marieke Vos

Gemeente Leiden bindt in Het nieuwe college van Leiden verzette zich tegen een eerder gesloten bestuursakkoord met de provincie Zuid-Holland, over de aanleg van de RijnGouweLijn. De gemeente moet zich echter aan het akkoord houden, zo oordeelde een door haarzelf ingestelde commissie onder leiding van Boele Staal. Op 6 oktober kwam het college met zijn standpunt: het staakt zijn verzet tegen de lijn en gaat in een MER-procedure drie tracévarianten onderzoeken. De definitieve tracékeuze wordt voorgelegd aan de gemeenteraad. Gedeputeerde Van Dijk laat weten ingenomen te zijn met het besluit van Leiden: ‘Wij gaan het standpunt van het college van B&W nu bestuderen en bekijken welke consequenties het heeft voor het project. Daarbij zal met name gekeken worden naar de mogelijke vertraging die een MER met zich meebrengt.’ De gemeente Leiden schat zelf in dat die vertraging driekwart tot een jaar zal zijn.

november 2010 12

ROM_11_2010.indd 12

11/15/2010 6:55:15 PM


Ruimtelijk bekeken

Rijkssturing ruimtelijke ordening in de verdrukking Over de inperking van de rijkssturing op het ruimtelijke beleid bestaan grote zorgen bij zowel medeoverheden als bij marktpartijen. De integratie van infrastructuur, milieu en ruimtelijk beleid is volgens velen een sterke zet, maar daarbij blijven een degelijk nationaal ruimtelijk kader en aansturing nodig. Provincies en gemeenten kunnen het niet alleen, zo blijkt uit een belronde van ROmagazine.

D

e Gelderse gedeputeerde Co Verdaas noemt de grotere rol van de provincies geen revolutie maar een evolutie. ‘De Nota Ruimte laat al heel veel ruimte aan provincies en die wordt – in elk geval in Gelderland – goed ingevuld. De provincie neemt steeds meer verantwoordelijkheid voor het borgen en ontwikkelen van de eigen provinciale doelen, ook met inzet van het inpassingsplan. Gemeenten krijgen binnen die provinciale kaders meer vrijheid voor de weging van de lokale belangen. Die lijn zullen we doorzetten’. Dat daarbij verschillen ontstaan tussen provincies vindt Verdaas logisch en onvermijdelijk. ‘Zo werkt de democratie, maar in Groningen heeft men waarschijnlijk ook andere kaders nodig dan in Zuid-Holland’. ‘Regionale afstemming is bij provincies in betere handen dan bij het Rijk’, zegt ook Joks Janssen, strategisch adviseur ruimtelijke ontwikkeling van de provincie Noord-Brabant. ‘Wij kunnen beter rekening houden met regiospecifieke behoeften en verschillen. West-Brabant is anders dan Brainport Eindhoven. Als provincie kunnen we bij gebiedsontwikkelin-

het Rijk moet blijven meedenken en een visie hebben over de manier waarop we onze ambities kunnen verwezenlijken, inclusief de benodigde investeringskracht’.

Visieloos Frank de Vries, wethouder ruimtelijke ordening in Groningen, is somber gestemd over de beperkte rijkssturing. ‘De vraag is of er nog wel ruimtelijke ordening bestaat in Nederland. Ik zie Nederland als één groot dorp met beperkte ruimte. Dat vraagt om regie van het Rijk en een inhoudelijk èè

Een dikke streep door de ambitie van binnenstedelijk bouwen gen echt het verschil maken. We treden nu al regelmatig op als regisseur, of gebiedsautoriteit zoals wij dat noemen, en bij sommige opgaven neemt de provincie zelf de lead bij de planontwikkeling en uitvoering. De opdracht aan de provincies is onze grote rol de komende jaren waar te maken.’ Wat Janssen nog wel mist is de inhoudelijke onderlegger vanuit het Rijk. ‘Die is vooralsnog schraal geformuleerd. Ook

november 2010 13

ROM_11_2010.indd 13

11/15/2010 6:55:15 PM


Ruimtelijk bekeken

Illustratie: Lucas Rozenboom

november 2010 14

ROM_11_2010.indd 14

11/15/2010 6:55:15 PM


Regeerakkoord: nauwelijks ro Welgeteld drie regels zijn er in het regeerakkoord gewijd aan ruimtelijke ordening. De hoofdboodschap is dat de sturing van het ruimtelijke beleid bij provincies en gemeenten komt te liggen. Des te meer aandacht is er voor de infrastructuur met als speerpunten de aanleg van extra autowegen om het fileprobleem op te lossen en de versnelling van de besluitvorming rond infrastructurele projecten. Voor het Meerjarenprogramma

ruimtelijk kader. Vragen als hoe om te gaan met schaarse groene ruimte of hoe om te gaan met de verdichtingsopgave gaan we toch niet met z’n allen bij de provincie leggen? Ook ik ben ervoor zaken te regelen op niveaus die daarvoor geschikt zijn. Regionalisering van de woningmarkt zou ik prima vinden. Maar gemeenten krijgen nu de rekening gepresenteerd voor het kritiekloos omarmen van decentralisatie doordat taken worden overgeheveld zonder budget. De wrange keerzijde van de medaille is dat het Rijk door deze overheveling zelf geen opvattingen meer heeft over ro en volkshuisvesting. Als gemeente hebben we daar wel degelijk klemmende behoefte aan. Misschien valt het in de praktijk nog een beetje mee maar vooralsnog zie ik visieloosheid’. Co Verdaas vindt dat op rijksniveau zeker kaders nodig blijven, vooral voor waterveiligheid, klimaatdoelen, rijksinfrastructuur en de economische mainports. ‘Natuurlijk in samenspraak met provincies en anderen, maar die verantwoordelijkheid kan eenvoudigweg niet elders worden neergelegd. Sterker nog, heldere rijksdoelen op het gebied van waterveiligheid helpen het losstrekken van het proces in de regio.’ Roel Vollebregt, directievoorzitter AM, ziet kansen voor een daadkrachtige aanpak bij provincies en gemeenten. ‘In principe zijn de instrumenten aanwezig en beschikken sommige provincies nog over de noodzakelijke budgetten. Bovendien geeft de decentralisatie provincies en gemeenten de kans ‘korter op de bal te spelen’, met snelheid en kwaliteit als mogelijke voordelen. Maar tegelijkertijd betwijfelt hij of het verder doorschuiven van de verantwoordelijkheden de bestaande knelpunten oplost. ‘Veel van de huidige problemen in gebiedsontwikkeling hebben te maken met de overmaat aan plancapaciteit van lokale overheden. Bovendien verschillen de aanwezige kennis en kunde sterk per gemeente en provincie. Men zal zich “opnieuw moeten uitvinden.” Rijkssturing zal in de ogen van Vollebregt vooral nodig blijven op de nationale infrastructuur inclusief de mainports en de waterveiligheid, ‘want onze delta wordt zowel door de zee als door de rivieren bedreigd. Er gaan momenteel stemmen op voor een nieuwe commissie gebiedsontwikke-

Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) is een belangrijke integrerende rol weggelegd bij de afstemming van investeringen. Ook hier krijgen de medeoverheden meer mogelijkheden om het voortouw te nemen, de eindverantwoordelijkheid te nemen en MIRT-investeringen voor te financieren. Ze moeten gaan meebetalen voor bovenwettelijke inpassingen (lees: gebiedsontwikkeling, MB).

ling die het operationele perspectief van de verstedelijkingsopgave en de Nota Ruimte onder de loep zou moeten nemen;

Gebiedsontwikkelingen zonder wonen zijn er bijna niet dit is natuurlijk een rijksopgave. Last but not least zou ik willen pleiten om de noodzaak voor één Randstadprovincie weer eens op de kaart te zetten. Hieraan refereert ook het regeerakkoord.’

Exit stad VROM-raad voorzitter Henry Meijdam gelooft in regionale sturing van het ruimtelijk beleid, maar wel degelijk met ‘grote verbindende sjablonen’. ‘De aanpak van krimp bijvoorbeeld kun je niet aan de provincies overlaten. Zeker bij de thema’s die grensoverschrijdend spelen, is een rol van de rijksoverheid meer dan noodzakelijk.’ De VROM-raad heeft de afgelopen jaren regelmatig gewezen op de winst van beleidsintegratie op ruimtelijk gebied. Dat VenW en VROM worden samengevoegd noemt Meijdam ‘pure winst’. Daarentegen maakt hij zich zorgen over het uit elkaar trekken van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting. Gebiedsontwikkelingen zonder wonen zijn er bijna niet, zegt ook Co Verdaas. ‘Als je dan eindelijk de integratie maakt dan is het losweken van wonen niet uit te leggen. Het laat zien dat de politieke rationaliteit nog ver van de maatschappelijke werkelijkheid staat.’ Door deze departementale verkaveling kunnen er toch wel weer obstakels optreden, verwacht Joks Janssen. Daarbij komt de stad er volgens hem maar bekaaid vanaf in het regeerakkoord terwijl ze in Brabant juist volop inzetten op investeringsprogramma’s. De Groningse wethouder De Vries beaamt dit. ‘Het verdwijnen van het ISV-budget in 2015 is een signaal richting grote steden met een complexe problematiek van “bekijk het zelf maar”, terwijl zo’n budget wel degelijk helpt om de motor op gang te brengen’. é Marcel Bayer, Paul Splinter

november 2010 15

ROM_11_2010.indd 15

11/15/2010 6:55:16 PM


Hoor & Wederhoor

Wordt alles anders? De crisis raakt de wereld van gebiedsontwikkeling, vastgoed en bouw stevig. Verschillende spelers in het veld en omstanders kondigen radicale structurele veranderingen aan. Wordt alles anders in de vastgoed- en gebiedsontwikkeling? Ik denk van niet. Ik licht dat toe aan de hand van een aantal uitspraken die sinds twee jaar regelmatig zijn te horen. ‘De overheid wordt de nieuwe projectontwikkelaar’ Hoe moeten zwaar bezuinigende gemeenten - die de grootste moeite hebben om mensen met kennis en kunde vast te houden - dit gaan waarmaken? Hebben we hier te doen met de klassieke overschatting van de rol van overheid? Praktijkvoorbeelden zie ik nauwelijks. Risicoreductie, het grondbedrijf saneren en selecteren van plannen die nog wel doorgaan, dat doet het gros van gemeenten.

‘Particulier opdrachtgeverschap heeft de toekomst’ Feit is dat de zeggenschap invloed van woningkopers en-huurders toeneemt; een prima zaak. Maar feit is ook eveneens dat het aandeel particulier opdrachtgeverschap (p.o.) in de totale woningbouwproductie de afgelopen jaren niet in gestegen, maar is gedaald (naar 10%). Uit onderzoek blijkt dat de animo onder huizenkopers evenmin is toegeno-

men. Een ander recent onderzoek van de SEV presenteert een genuanceerd oordeel over p.o.; goedkoper is het in elk geval niet.

‘De echte crisis is een klimaat- en ecologische crisis. Laten we van Nederland het land met het duurzaamste vastgoed maken; de mensen willen het’ Decennialang dringen duurzame elementen door in de ontwikkeling van gebieden en van vastgoed. Dan gaat het niet alleen om energie, maar ook om zaken als water, bodem, groen, luchtkwaliteit, materiaalgebruik, mobiliteit en cultuurhistorie. Bij consumenten zakt het item duurzaamheid al weer op de hitparade van belangrijke kwesties (erg hoog heeft het overigens nimmer gestaan). Bij bedrijven - bij voorbeeld bij beleggers - lijkt het duurzaamheidsbesef dieper verankerd. Niet hyperventileren met duurzaamheid, maar geleidelijk verinnerlijking en toepassen

Wordt alles anders? Ja, alles wordt anders, wat was komt nooit meer terug! Want het speelveld rondom gebiedsontwikkelingen verandert in hoog tempo. Zo nemen de traditionele sturingsmogelijkheden van de lokale overheid af (het geld is op) en zullen de invloed en initiatieven van private partijen en woningcorporaties in gebiedsontwikkelingen toenemen. Tegelijkertijd worden deze voor gebiedsontwikkelingen belangrijke marktpartijen hard geraakt door de kredietcrisis en is er sprake van een veranderende rolopvatting van de overheid. De complexiteit neemt verder toe. Veranderende tijden vragen om nieuwe werkprocessen en nieuwe organisatievormen. Het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) heeft sinds zijn bestaan een flinke ontwikkeling doorgemaakt en staat nu aan de vooravond van weer een grote verandering. De organisatie moet zich transformeren tot Publiek Ontwikkelaar. De dienst moet de regie voeren over de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad. De oriëntatie op projecten moet worden verlegd naar een integrale, gebiedsgerichte werkwijze. Ik ben van mening dat veel van onze mensen voldoende in huis hebben om die omslag gestalte te geven. We hebben al eerder bewezen dingen in samenwerking met de markt te kunnen doen. Wij zullen anders moeten werken en vragen ook van onze medwewerkers een omslag in denken en doen: integraliteit, proactiviteit, samenwerken, interdisciplinariteit en ‘de kunst van het loslaten’. Samen met de markt proberen we nu een aantal nieuwe werkvormen uit, zoals bijvoorbeeld de aanbesteding van de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid. Wij gaan niet passief toekijken tot er betere tijden aanbreken, maar zoeken actief naar kansen om te blijven bouwen aan onze mooie stad. é Adriaan Visser, algemeen directeur Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam

november 2010 16

ROM_11_2010.indd 16

11/15/2010 6:55:16 PM


Alle ballen op ‘de’ economie De nuchtere constatering dat klopt dit? anders wordt is een waarheid als een koe. Maar het is ook te makkelijk om de verandergeest in de ideologische hoek te zetten. De sector heeft een veranderopgave. Het regeerakkoord helpt dan niet. Een politiek akkoord, met lekker concrete ideetjes, maar ook een inhoudelijk ratjetoe en te simpele reflexen: alle ballen op ‘de’ economie, oké, maar zonder visie op de woningmarkt? Corporaties terugwerpen in de negentiende eeuw helpt evenmin. Dat wordt een oefening in stilzitten. Corporaties kunnen helpen, bijvoorbeeld bij verdichting en wijkaanpak. Een frivool ‘Yes we can!’, vraagt naast zelfreflectie van de sector wel een ‘license to operate’ en een ander klimaat. Meer zoals Friso beschrijft: gezond, nuchter, fris, met a.u.b. nog iets van ambitie. Leuk, toch? Zo kunnen we verdichten en mensen laten wonen, leven en groeien. Dat is ook economie. Duurzaamheid is uit, maar het vraagt wel wat van het politieke klimaat-beleid van dit kabinet. é Fred Schoorl (Ymere)

in ontwerp, realisatie en exploitatie, rekening houdend met economische haalbaarheid en maatschappelijk draagvlak. Dat is het toekomstperspectief.

‘Pensioenfondsen kunnen zorgen voor een doorstart van gebiedsontwikkeling’ Nederlandse pensioenfondsen zitten al relatief stevig in vastgoed (gemiddeld circa 10%). Ze vergelijken de mogelijkheden in Nederland met die in het buitenland. Ze worden de komende jaren wellicht wat actiever op de beleggerhuurmarkt. Het nieuwe regeerakkoord maakt deze manoeuvre echter niet erg aantrekkelijk (met een minimale huurliberalisatie en nieuwe heffing). En dan valt te beluisteren dat ‘de krimp’ overal zal toeslaan, dat ‘alleen nog binnenstedelijk gebouwd gaat worden’, dat er een ‘garantiefonds van de rijksoverheid moet komen’. Het nieuwe kabinet doet helemaal niets om binnenstedelijk bouwen financieel steunen. Het liberaliseert wel het ruimtelijk beleid. Dan horen wij dat we naar ‘andere verdienmodellen’ toe moeten. Voorbeeld van dit laatste zijn lieve ideeën over autarke (zelfvoorzienende) woon- en leefgemeenschappen die in hun eigen energiebehoefte voorzien en in, hun eigen voedselvoorziening (‘stadslandbouw’), met complete social engineering; een soort kibboets-model.

Het lijkt er sterk op dat wensdenken en ideologie de drijvende krachten zijn achter al deze verwachtingen en voorstellen, soms een wanhopig ‘we moeten wat doen!’ Natuurlijk zijn bepaalde gevolgen van de crisis structureel en niet conjunctureel, zoals de verandering op de kantorenmarkt die zich overigens ook al lang voor de crisis aankondigde. Andere structurele gevolgen zijn nog ongewis. De hele sector zal de komende jaren kleiner worden omdat planvorming en productie zich in de meeste deelsectoren wel zullen herstellen maar daarna waarschijnlijk op een wat lager niveau zullen stabiliseren. Voor mensen die op staat komen te staan, kan dat een persoonlijk drama opleveren. Er wordt een groter beroep gedaan op ieders vakmanschap en op forse kostenbeheersing, eindgebruikers krijgen meer zeggenschap en overbodige plannen vallen van de haak. De vastgoedsector moet zijn reputatie verbeteren die forse deuken heeft opgelopen. Geen revolutie, wel een gezonde, ontnuchterende wind door de vastgoedsector.

De Ve r fdo os , A m s te rd a m . He r s t r u c t u re r i n g m e t geld cor p oraties

é Prof. mr. Friso de Zeeuw

directeur Nieuwe Markten Bouwfonds Ontwikkeling praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling TU Delft

november 2010 17

ROM_11_2010.indd 17

11/15/2010 6:55:16 PM


De Smaakmakers

november 2010 18

ROM_11_2010.indd 18

11/15/2010 6:55:17 PM


René Boomkens

Terug naar de alledaagse werkelijkheid De globalisering heeft een einde gemaakt aan het maakbaarheidsgeloof en het blauwdruk-denken van planologen en beleidsmakers. Volgens cultuurfilosoof René Boomkens kan de beroepsgroep deze crisis alleen te boven komen als ze zich beter verdiept in de alledaagse ervaringen van stedelingen. ‘Met minimale ingrepen kun je in een wijk een kleine transformatie realiseren die op langere termijn een grote verandering blijkt te zijn.’

O

p symposia over openbare ruimte en stedelijk leven is René Boomkens een graag geziene gast. Als de Groningse hoogleraar sociale en cultuurfilosofie er zelf niet spreekt, halen anderen zijn onderzoek naar het alledaags gebruik van straten en pleinen wel aan. ‘Ik ben al jaren gefascineerd door het publiek domein in steden. Daar zit niet alleen een ruimtelijke maar ook een politieke, normatieve kant aan. Dat maakt het zo boeiend’, aldus de cultuurfilosoof.’ Over die stedelijke openbaarheid kan Boomkens ook heel toegankelijk vertellen. Naar zijn idee staan we aan de vooravond van een radicale verandering van het publiek domein. De globalisering is daarvan de belangrijkste oorzaak. Door de sterke invloeden van buitenaf is er volgens Boomkens een einde gekomen aan het maakbaarheidsgeloof en het blauwdruk-denken van stadsplanners. Het is daardoor lastiger geworden om de inrichting van steden en de publieke ruimte naar onze hand te zetten. ‘Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben we de stad uiteen gelegd aan de hand van de vier moderne functies. Maar die functionalistische benadering werkt niet meer. Onze steden zijn daarvoor te complex geworden en te sterk verweven geraakt met het buitenland.’

Bent u rouwig om het verlies van de traditionele stadsplanning? ‘Eigenlijk niet. Planologen bleken met hun modernistische visie niet in staat om het publiek leven in steden te organiseren. Ze konden er hoogstens de voorwaarden voor scheppen met hoge dichtheden en goed ontworpen pleinen. Maar het bleken uiteindelijk de stedelingen zelf die bepalen of er zoiets als een levendig stuk stad ontstaat. Ik pleit er daarom al een tijd voor dat stedenbouwers zich beter gaan verdiepen in de manier waarop bewoners en bezoekers gebruikmaken van de ruimte. Die alledaagse ervaring moet het uitgangspunt zijn voor het ontwerp.’

Gebeurt dat al op enige schaal in Nederland? ‘Ik zie wel het inzicht groeien dat je met minimale ingrepen een kleine transformatie in een wijk kunt realiseren die op

‘Een functionalistische benadering werkt niet meer’ langere termijn een grote verandering blijkt te zijn. Er is ook steeds meer consensus dat steden daarbij met meer partijen moeten samenwerken dan nu gebeurt. En dan bedoel ik mensen of organisaties die langer met een buurt verbonden blijven dan de gemiddelde projectontwikkelaar. In België hebben ingenieurs zich al eerder verdiept in dit soort punctuele interventies om gebieden beter te laten functioneren. Die mensen zijn vaak sterk beïnvloed door het werk van sociologen als Richard Sennett en autodidact Jane Jacobs. Het is in mijn ogen ook niet toevallig dat het werk van de laatste auteur op dit moment een revival beleeft.’

We zitten op dit moment in een economische crisis. Projectontwikkelaars, corporaties en overheden hebben geen geld meer om steden in te richten en het landschap naar hun hand te zetten. De ruimtelijke ordening heeft bovendien veel aan zeggingskracht verloren. Wordt deze crisis de katalysator voor de nieuwe vorm van stadsplanning zoals u die beschrijft? ‘Dat is mogelijk. Onder architecten, die als geen ander door de crisis zijn getroffen, zie ik in elk geval veel creativiteit

‘Er is geen geld meer om hele gebieden op de schop te nemen’ ontstaan om op een andere manier naar ruimtelijke opgaven te kijken. In krimpregio’s als Zuid-Limburg of NoordoostGroningen staan beleidsmakers ook veel opener tegenover èè

november 2010 19

ROM_11_2010.indd 19

11/15/2010 6:55:18 PM


De Smaakmakers

‘Het klopt dat ik in dat essay twee uitersten van de stad heb laten zien. Dat is ook een bewuste keuze geweest. Ruimtelijke beleidsmakers hebben altijd gezegd dat zulke tegenstellingen in Nederland of West-Europa ondenkbaar zijn. Dat was iets voor steden in de Derde Wereld zoals Nairobi of Calcutta. Maar dat vind ik te gemakkelijk. Ook in Nederland is in de afgelopen 25 jaar de bevolkingssamenstelling erg veranderd. Groepen met andere culturele en religieuze overtuigingen die eerst ver weg woonden, zitten nu bij ons om de hoek. Dat zorgt voor heftige reacties. Kijk maar naar de opkomst van Geert Wilders. Ik zie ook een tendens waarbij zowel rijke als arme mensen zich meer en meer op hun eigen terrein terugtrekken. Dat heeft grote gevolgen voor het publieke leven in steden. Ik wil daar de komende jaren meer onderzoek naar doen. Worden onze steden definitief transnationaal of is het een tijdelijk verschijnsel? Zelfs in

alternatieve vormen van ruimtelijke planning. Er is daar ook geen geld meer om hele gebieden op de schop te nemen. Dat zie ik als een kans.’

In Nederland wordt op verschillende plekken ook geëxperimenteerd met bottom-up vormen van tijdelijke ordening. Op de slotbijeenkomst van het Haagse project Hotel Transvaal heeft u over deze initiatieven met veel sympathie gesproken. Kan deze manier van ingrijpen op termijn uitgroeien tot een volwaardig alternatief voor de traditionele stadsplanning? ‘Ik vind die activiteiten van kunstenaars op zich heel aardig, maar het blijft te vaak bij losse projecten die niet met elkaar worden verbonden. Na elke activiteit gaan de ervaringen van de deelnemers weer verloren. Daardoor kun je geen kennis opbouwen over faal- en succesfactoren en kan het moeilijk tot een alternatieve stadsplanning uitgroeien. Het blijft bovendien lastig om de kloof tussen de goed bedoelende maar hoogopgeleide kunstenaars en de veelal kansarme bewoners in oude wijken te overwinnen. Vaak hebben die heel andere zorgen en zitten ze niet op de komst van die creatievelingen te wachten. Op oude industrieterreinen of in lege kantoren die uitgroeien tot broedplaatsen, speelt dat probleem veel minder. Daar is meestal sprake van een coherente groep.’

In uw laatste essay schetst u die kloof tussen verschillende soorten stadsbewoners nog scherper. U presenteert er een somber toekomstperspectief waarin hoogopgeleide en welgestelde stadsbewoners zich meer en meer afschermen van de mensen met weinig economisch en cultureel kapitaal. De stad zou daardoor uiteenvallen in slums en ‘gated community’s’. Is dat voor de Nederlandse verhoudingen niet erg overdreven?

‘Zowel rijke als arme mensen trekken zich op hun eigen terrein terug’ Amsterdam en Rotterdam zie ik op dit moment in het voorzieningengebruik een opvallende tweedeling ontstaan. Er lopen veel minder moslims en migranten in de binnensteden dan toeristen en autochtone bewoners. Zelfs in Groningen waar we amper migranten hebben, woont deze groep grotendeels in aparte wijken en komt ze bijna nooit in het centrum. Daar krijg je als planoloog bijna je vingers niet achter. Zoiets gebeurt vanzelf.’

Moeten ruimtelijke beleidsmakers zich daar dan maar bij neerleggen en de handdoek in de ring gooien? ‘Nee, absoluut niet. Ik beweer ook niet dat planologen en stedenbouwers geen invloed meer hebben op de inrichting van steden. Het is alleen veel lastiger geworden om in buurten en wijken veranderingen voor elkaar te krijgen. Naar mijn idee zijn er op dit moment drie grote opgaven voor beleidsmakers. Allereerst moeten ze inspelen op het groeiend aandeel van tijdelijke bewoners zoals expats en buitenlandse studenten. Die houden je economie op langere termijn vitaal en die moet je daarom een plek in je stad geven. Dat geldt ook voor het toerisme die je als tweede opgave moet accommoderen. De sector is onmisbaar geworden om binnensteden levendig te houden. De derde opgave bestaat er uit om de invloeden van buitenaf op een goede manier te integreren in de bestaande stad. Dat kan alleen als een behoorlijk percentage van min of meer continue bewoners greep houdt op grote delen van de publieke ruimte. Als dat niet gebeurt, krijg je een toeristische stad als Venetië waaruit het publieke leven is verdwenen. Het andere uiterste is Dubai waar zestig tot zeventig procent van de bevolking tijdelijk aanwezig is en er van normale stedelijkheid geen sprake is. Steden die in die integratie slagen, blijven ook op langere termijn aantrekkelijk.’ é Jaco Boer

november 2010 20

ROM_11_2010.indd 20

11/15/2010 6:55:18 PM


100% inspiratie

In 100% inspiratie doen lezers in woord en beeld verslag van plekken, gebieden en ontwikkelingen die hen inspireren bij hun werk op het gebied van de ro.

De pontjes van Istanbul W

at is dat toch met pontjes? Ik sta al een half uur over de leuning van de Galatabrug in Istanbul gebogen en kan mijn ogen niet afhouden van de af en aan varende veerboten. Links vertrekt er één naar Uesküdar, rechts komt er net een volgeladen boot uit Kadiköy aan. Beide wijken liggen aan de overkant van de Bosporus, die deze metropool met meer dan 13 miljoen inwoners verdeelt in een Europees en een Aziatisch deel. Het is de levendigste zeestraat die ik ken.

pontjes blijven onmisbaar. Gelukkig. Ze brengen iedere dag nu al bijna 300.000 bewoners naar de overkant. Dat is een derde van alle overstekers. En dat kunnen er nog wel meer worden. Water genoeg. Iets voor vastlopend Nederland? é Jaco Boer

Boven het water hangen ook twee stadsbruggen met elk acht rijbanen. Het verkeer staat er het grootste deel van de dag stil. Dat is niet zo vreemd. In de afgelopen dertig jaar groeide het aantal auto’s op de weg van 200.000 naar 1,7 miljoen. En dan zijn er nog de bussen die bijna driekwart van alle ritjes in deze arme Europese metropool voor hun rekening nemen. Hun aandeel zal in de komende jaren wel afnemen, want de stad stampt in hoog tempo een gloednieuw railnetwerk uit de grond. Hoogtepunt van deze miljardeninvesteringen is een spoorwegtunnel onder de Bosporus die over twee jaar in gebruik wordt genomen. Dan kunnen er per dag net zoveel mensen onder als boven de Bosphorus tussen Europa en Azië heen en weer pendelen. Achthonderdduizend om precies te zijn. Toch hebben de verkeersplanologen al berekend dat het niet genoeg zal zijn om de groei van het verkeer op te vangen. De

november 2010 21

ROM_11_2010.indd 21

11/15/2010 6:55:19 PM


Trend

het geld is bijna op, doelen worden niet gehaald

Grondaankoop EHS warrig en niet doelgericht Het gaat niet lekker met de Ecologische Hoofdstructuur en het Nederlandse natuurbeleid. De provincies hebben het naar hen doorgeschoven geld voor de verwerving van grond vrijwel helemaal uitgegeven en toch worden de doelen niet gehaald. Zo blijkt uit de Midterm Review van het Investeringsbudget Landelijke Gebied (ILG). Het kabinet-Rutte lijkt de stekker er helemaal uit te trekken. Of wordt juist creativiteit gemobiliseerd – wachtend op rijkere tijden?

‘S

chokkend’, ‘Onverwacht’, ‘Dit moet men niet willen’. Verbijstering allerwegen in wat tegenwoordig de ‘links-groene kerk’ heet, na de openbaringen van het rechtse regeerakkoord. EHS na 2018 op slot, exit robuuste verbindingszones, per jaar 300 miljoen bezuiniging en wég fiscale groenregeling, die natuuraankopen helpt bekostigen. Toch kwam de donderklap niet bij heldere hemel. Het regeerakkoord lijkt het sluitstuk van twintig jaar knagen aan het natuurbeleid, dat in 1990 middels het Nationaal Natuurbeleidsplan werd ingezet.

Natuur voor Mensen Dat Natuurbeleidsplan was destijds revolutionair. Natuurbehoud werd aangevuld met (nieuwe) natuurontwikkeling. Pièce de résistance was de Ecologische Hoofdstructuur van onderling verbonden natuurterreinen. Maar de landbouw en de bouwwereld voelden zich beknot en betrokken de loopgraven. Systematisch werden de scherpe kantjes van het natuurbeleid weggevijld, met als mijlpaal de kabinetsnota ‘Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur’ (2001). Het ideaal ‘natuur om de natuur’ werd verlaten voor: natuur als gebruiksobject.

Klimaatsverandering vraagt flexibele EHS-begrenzing Reeds lang klinkt kritiek over de EHS-begrenzingen. Aanvankelijk van mensen en bedrijven die eigen activiteiten bedreigd zagen, recenter ook van biologen die menen dat niet consequent de waardevolste of kansrijkste gebieden aangewezen zijn. Onlangs voegde zich daarbij het Planbureau voor de Leefomgeving. De gekozen N 2000- en EHS-grenzen zijn niet altijd klimaatbestendig, waarschuwt het PBL-rapport ‘Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur’. Het klimaat verandert, habitats ook. Soorten gaan aan de wandel, op zoek naar nieuwe woonruimte. Slechts de helft van onze diersoorten redt het bij de huidige gebiedsafbakening. Een klimaatgerichte strategie kan dat tot twee derde opkrikken. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bracht in kaart welke grenscorrecties daarbij horen. Gezien alle bezuinigingen, bepleit het PBL prioriteit voor bepaalde sleutelgebieden. En belangrijker: voor specifieke, deels grensoverschrijdende, verbindingscorridors.

‘Niet soortgerichte bescherming moet vooropstaan, maar adaptief vermogen van hele ecosystemen’, zegt hoofdauteur Marijke Vonk. Over nieuw binnentrekkende soorten kan Nederland met buurlanden afspraken maken, oppert zij. Provincies staan niet te juichen bij alweer een koerswending. EHS-discussies zijn al ingewikkeld genoeg. NoordBrabant onderneemt wél actie en gaat voor flexibel, multifunctioneel landgebruik, zowel binnen als rond EHS-gebieden. Goed voor het adaptief vermogen én voor de EHS-realisatie, is het idee. ‘De nieuwe structuurvisie bevat meer groen-blauwe aderen en mantels dan het eerdere streekplan’, vertelt projectleider klimaatadaptatie Marleen Bootsma. ‘Vooral noord-zuid georiënteerde gebieden, bijvoorbeeld rondom beken, zijn uitgebreid.’ é MR

november 2010 22

ROM_11_2010.indd 22

11/15/2010 6:55:27 PM


EHS: vang net?

Illustratie: Lucas Rozenboom

Provincies willen in natuurdoelen schrappen Het nieuwe regeerakkoord geeft minder geld uit voor natuurontwikkeling. Dus moet er ook in de natuurdoelen worden geschrapt, vindt het IPO (Interprovinciaal Overleg). De groene ruggengraat van Nederland komt er alleen als provincies hun sleutelrol in het landelijk gebied goed vervullen. Daarvoor krijgen zij van 2007 tot 2013 het Investeringsbudget Landelijk Gebied, zo is afgesproken in de bestuursovereenkomst die het Rijk en de provincies eind 2006 afsloten. De Midterm Review ILG laat zien dat het EHS-geld bijna op is, maar de EHS nog lang niet af. Aan de provincies zal de haperende natuurontwikkeling niet liggen, stelt Erik Lubberink van het IPO, projectleider van de Midterm Review. ‘De provincies hebben meer geld besteed dan ze van het Rijk hebben gekregen.’ Volgens Lubberink was in 2007 al duidelijk dat er aan het einde van de rit geld tekort zou zijn. Het Rijk zou de stijging van de grondkosten compenseren. Dat is alleen in 2007 gebeurd, niet in 2008 en 2009. Nu staan provincies op het punt hun ruilgrond, gekocht met de bedoeling om boeren over de streep te trekken, weer te verkopen om tekorten die ze hebben opgelopen weer weg te werken. De provincies moeten ook eigen geld in de EHS steken. Daar blijken lang niet alle provincies happig op.

Sommige spenderen wel volop rijksgeld, maar houden hun eigen knip dicht. Maakt niet uit, aldus Lubberink, want de afspraken gaan over de hele periode 2007-2013. Ze hebben dus nog even de tijd. Nu het Rijk de stijgende grondkosten niet compenseert, wil het IPO dat er een streep gaat door een deel van de afgesproken provinciale prestaties voor 2013. Niet alleen voor verwerving van EHS, maar ook voor inrichting en beheer. De kosten daarvoor liggen ver boven de bedragen die in 2006 waren afgesproken. ‘Het nieuwe kabinet wil een herijking van de EHS.’ Dat betekent in gewonemensentaal dat de EHS in 2018 kleiner zal uitpakken dan eerder afgesproken. Als met die herijking het Rijk natuurtaken en -verantwoordelijkheden wil doorschuiven naar de provincie, dan zullen de provincies niet meteen nee zeggen, blijkt uit Lubberinks woorden. Als ze tenminste ruimte krijgen om hun eigen stempel op de EHS te drukken, bijvoorbeeld door EHS-locaties te verschuiven. Daarvoor zullen ze wel hun omgevingsplannen moeten aanpassen. Kortom, wordt vervolgd. é Harry Perrée

èè

november 2010 23

ROM_11_2010.indd 23

11/15/2010 6:55:27 PM


Trend

Friesland: tijdgebrek ’Ik ben wel verrast dat wij het relatief slecht zouden doen’, zegt beleidsmedewerker Sylvia van Lieshout van de provincie Fryslân. ‘We hadden ook één van de grootste opgaven.’ Volgens de IPO-cijfers heeft Friesland circa een derde van de tot 2013 overeengekomen hectaren ‘verwerven/ inrichten’ gerealiseerd, minder dan de meeste andere provincies. Van Lieshout heeft wel een verklaring. ‘De boerenstand is hier krachtig. De provincie hecht aan vrijwilligheid bij verwerving. En het gaat goed in de landbouw, er is weinig behoefte om te verkassen.’ Onteigenen? ‘Nee, de provincie wil niet marktbedervend zijn door hoge sommen te betalen. Alleen in het essentiële gebied Oude Willem, in het Drents-Friese Woud, is één “minnelijke onteigening” uitgevoerd en de volle mep betaald aan schadeloosstelling, ook voor opstallen.’ Maar voor infrastructuur wordt toch wel gewoon onteigend? ‘Ja, maar voor natuur maakt de politiek andere keuzes in Nederland.’ Wel is pakweg 700 hectare Friese ruilgrond in rijks- en provinciale handen, bevestigt Van Lieshout. ‘Wij hebben onvoldoende tijd gekregen. Het MRT zou een tussenevaluatie zijn, maar nu blijkt dat we nu al afgerekend worden.’ Regeerakkoord of niet, lopende essentiële EHS-trajecten gaan door, denkt Van Lieshout. ‘Daarvoor is nog geld. Althans, zo lezen wij het akkoord. Winst is dat provincies voortaan hun prioriteiten zelf mogen kiezen. Problematischer wordt vooral natte natuur. Die is behoorlijk veel prijziger en gaat dus ten koste van veel droge EHS-ontwikkeling.’

Noord-Brabant selectief op het gaspedaal Inzet op particulier en agrarisch natuurbeheer is ook in Noord-Brabant vooralsnog geen succes. De bereidwilligheid is nog klein, aldus provincieambtenaren in Den Bosch. Maar het merendeel van de tot 2013 overeengekomen verwerving/inrichting is gerealiseerd. ‘Wat we door gestegen grondprijzen tekortkwamen aan rijksbijdrage, hebben we voorgefinancierd. Boven op onze eigen bijdrage, die ook helemaal is besteed. Wij gaan er vanuit dat we die voorfinanciering terug krijgen.’ Over medewerking van de landbouwsector hoor je Noord-Brabant zelden mopperen, zeker sinds Gedeputeerde Staten enkele jaren geleden aankondigden onteigening actief te willen gebruiken, gaat het goed. Echte onteigeningen zijn niet nodig geweest. Wel is regelmatig minnelijk geschikt nadat Den Bosch een ‘taxatie op basis van onteigening’ had laten uitvoeren. ‘Onteigening is niet de duurste variant, maar voor ons is het echt een sluitstuk’, benadrukt beleidsmedewerker Rini Gielis. ‘Veel liever komen we tot overeenstemming in het voortraject, desnoods tegen een prijs. Maar die laatste grondeigenaar die niet wil meewerken, moet op het eind niet alsnog de grootste vissen willen vangen.’ In totaal zou Noord-Brabant tot 2018 nog 5000 hectare moeten realiseren. Nu de Haagse flappentap verstopt zit, heeft Noord-Brabant aangekondigd voortaan alleen nog selectief EHS-grond aan te kopen in een vast rijtje gebieden. Wel wordt versneld doorgepakt. Daarvoor is 100 miljoen extra vrijgemaakt uit de provinciekas. é MR

O ud e W i l l e m , h e t D re n t s - F r i e s e Wo u d

Foto: Nationaal Park het Drents-Friese Wold

november 2010 24

ROM_11_2010.indd 24

11/15/2010 6:55:29 PM


Dat knelde met de kersverse EU-natuurwetgeving en het EU-programma voor een Natura 2000-netwerk, beide ‘achterlangs’ in Brussel ingestoken door Nederlandse ambtenaren. Biodiversiteit stond daarin wél voorop. Milieugroeperingen grepen de Europese richtlijnen aan om onwelkome bouwactiviteiten te dwarsbomen. Prompt werd de Nederlandse implementatiewetgeving zodanig ingekleed dat de groene angel eruit was. Ook de Europese prioriteitenvolgorde inzake Natura 2000 – ecologie vóór economie – wordt op de LNV-website omgekeerd. Aanwijzing van Natura 2000-gebieden (op land vrijwel allemaal ook EHS-gebied) verliep schoorvoetend. Nederland is bijna hekkensluiter wat betreft instandhouding van N 2000-gebieden, meldt de Balans van de Leefomgeving 2010. Ecologen schamperen over ‘natuur-verBlokkering’: zeldzame natuur verpietert, straks resteert enkel alledaagse biodiversiteit.

Midterm Review De EHS-realisatie is een hoofdpijndossier, boordevol gehakketak over gebiedsgrenzen, inrichting en milieurandvoorwaarden. Decentralisatie moet maatwerk vergemakkelij-

ken. Vanaf 2007 kregen de provincies de regie via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) tot 2013 en de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg). Er zijn drie sporen: verwerving/inrichting/beheer van nieuwe gronden, particulier natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer. Maar het blijft sappelen, blijkens de door LNV

Neerlands ‘zesjescultuur’ gepromoveerd tot landsbeleid en het IPO opgestelde en binnenkort te publiceren ILG Midterm Review (download als pdf via www.ipo.nl). Het geld is bijna op, maar de doelen worden niet gehaald. De verwerving loopt achter. Boeren willen niet af van hun grond, vanwege lage grondverkoopprijzen én nieuwe toekomstperspectieven, bijvoorbeeld in biomassateelt. Overigens zijn de grondprijzen wel omhoog geschoten, dus ook de verwervingskosten en de compensatiebedragen bij (toch al impopulaire) onteigening. Allemaal puzzels voor de Dienst Landelijk Gebied (DLG), die voor èè

november 2010 25

ROM_11_2010.indd 25

11/15/2010 6:55:29 PM


Trend

provincies meestal de grondverwerving en -inrichting doet.

Verwachting

Nat i o n a a l B e e k- e n esdorpenlandschap d e D re n t s c h e A a

Foto: MultiMedia Support

Voor particulier en agrarisch natuurbeheer is weinig animo. Niet zo vreemd: bij de vereiste bestemmingsverandering leveren grondbezitters twintig procent van grondprijs in. Anno 2018 moeten 42.771 ‘nieuwe’ hectaren in particulier beheer zijn. Feitelijk is hooguit 9050 hectare verwezenlijkt. Daar komt bij dat vooral de kwaliteit bij agrarisch natuurbeheer tegenvalt. ‘We hebben te hoge verwachtingen gehad’, verzucht mede bedenker Tjebbe de Boer, landelijk accountmanager bij DLG. ‘De landbouw is dusdanig gerationaliseerd, voor jonge grutto’s is op akkers geen eetbaar zaad over.’ We spreken De Boer medio september. De Midterm Review ligt net bij de Kamer. Het demissionaire kabinet bezuinigt en heeft de natuurgeldkraan dichtgedraaid. Diverse provincies daarom ook. Het zwartepieten is begonnen: is vooral het Rijk internationaal verantwoordelijk, of moeten vermogende provincies, die vaak vooral rijksgeld aanwenden, nu ook eens dokken? 2018 als voltooiingsdatum voor de EHS geldt inmiddels officieel als onhaalbaar. Rampzalig? Ach, verwerving kun je uitsmeren, mompelen de kenners berustend. Waar nog budget is, kun je ondertussen misschien krachtiger doorpakken. De Boer: ‘Provincies zouden meer kunnen kijken naar de wettelijke kavelruil, in het kader van de Wilg.’ Acuter zijn

de kopzorgen over het beheer. Staan straks overal (relatief) goedkope grote grazers, waarvan ‘wildernisvlees’ wordt verkocht? In juli stuurden acht partijen, van Natuurmonumenten tot IPO, ANWB en LTO-Nederland een manifest naar de informateur. Stel vóór alles beheergeldstromen veilig, beklemtonen zij. ‘Aankoop is eenmalig, maar dan komt het pas’, waarschuwt LTO-natuurwoordvoerder Gerbrand van ’t Klooster. ‘Het ergstwat ons kan overkomen, is dat we een EHS hebben, maar geen geld voor beheer.’

Ondernemerschap Terreinbeheerders smachten naar langlopende inkomstenbronnen. Dat betekent dus meeliften op andere gebiedsfuncties, zoals watertaken of recreatie (van extra wandelpaden tot zorg- en streekjamboerderijen), en meer rood-voorgroenconstructies. Twijfels, twijfels… En nu komt het regeerakkoord erbij. Het ILG wordt eenzijdig gekortwiekt. De hete plattelandsprak wordt integraal op het provinciale bordje geschoven, alleen: met 25 tot 30 procent minder financiële jus erbij. Jullie beurt, is de boodschap. Natuur voor de Mensen: lokaal beslissen – en wie bepaalt, betaalt. EU-wetgeving wordt voortaan zo terughoudend mogelijk uitgevoerd. Alle ‘nationale toppen’ gaan eraf. Neerlands ‘zesjescultuur’ gepromoveerd tot landsbeleid. Wat nu? Overijssel heeft reeds een aankoopstop ingesteld voor natuur, Gelderland een subsidiepauze op alle ILG-projecten. Echter, een belrondje ‘topspelers’ levert verrassenderwijs

november 2010 26

ROM_11_2010.indd 26

11/15/2010 6:55:32 PM


Rood voor groen op militaire terreinen Nu de geldkraan voor aankoop en ontwikkeling van natuurgebieden dichtgaat, komen alternatieve financieringen van pas. De Dienst Landelijk Gebied (DLG) paste ‘rood voor groen’ toe voor militaire terreinen. In 2005 deed het ministerie van Defensie 53 overtollige terreinen van de hand voor 15 miljoen euro. De terreinen herbergen munitieloodsen, magazijnen en soortgelijke producten van de Koude Oorlog. De koper, het ministerie van LNV, wil het leeuwendeel teruggeven aan de natuur. Het benodigde geld om de bebouwing af te breken en vervuiling uit de grond te halen, komt uit de verkoop van de terreinen, waarvan pakweg vijf procent een rode bestemmingen krijgt. De geïnvesteerde 15 miljoen verwacht LNV zo terug te krijgen. Bij ruim dertig terreinen zijn de hekken inmiddels weg. Zij zijn als natuurgebied in handen van terreinbeheerders als

nog enig optimisme op. ‘Niet te somber!’, sust LTO-man Van ’t Klooster: ‘Het zijn bezuinigingstijden. Begrijpelijk dat economische ontwikkeling even vóór biodiversiteit gaat. Help boeren bij EHS-zelfrealisatie, Of werk samen bij terreinbeheer: agrariërs hebben machines, schakel boeren in

Staatsbosbeheer en particuliere terreinbeheerders. DLG heeft de opdracht om veertig procent van de natuurgrond in particuliere handen te brengen. ‘Dat redden we net’, schat Annelies Koningsveld van DLG. Verder weg ligt de deadline van 1 januari 2011. ‘Het blijkt in de huidige markt heel erg moeilijk om kopers te vinden, zowel voor terreinen met een rode bestemming als met een groene bestemming.’ Een handvol terreinen staat nog in de etalage. Kopers kunnen bestaande bebouwing niet zomaar platgooien. Elk terrein kent een streng programma van eisen. Sommige rode bestemmingen kunnen alleen doorgaan als de gemeente haar bestemmingsplan aanpast. Ook de provincie moet meebuigen. ‘Dat is nogal eens lastig’, heeft Koningsveld ervaren. Ze voorspelt dat de verkoop van ongeveer vijf terreinen daarom pas volgend jaar kan worden beklonken.

als onderaannemer bij plaggen, extensief graslandbeheer en zo. Dat vergroot het draagvlak, alleen al doordat je elkaar vaker treft.’ Algemeen directeur Jan Jaap de Graeff van Natuurmonumenten vreest ‘ontmanteling van opgebouwd maatschappelijk kapitaal’. Maar, mede vanwege internationale verplichtingen, ziet hij toch ruimte voor afdoende beheerfinanciering en afronding van lopende trajecten. Daaronder zelfs

‘Meer ondernemerschap in de natuur. Maar groot geld zit er niet’ sommige robuuste verbindingszones. ‘Wel moet helderheid komen over welke sturingsverantwoordelijkheid het Rijk nog neemt.’ Tegelijkertijd beseft De Graeff dat particuliere organisaties het moeten doen, wanneer de overheid het laat afweten. ‘Maar ook wij moeten bezuinigen. Alles grootschalig overnemen? Volstrekt uitgesloten: kunnen we niet!’ Bij vernieuwende inkomstenbronnen denkt hij aan zaken als vaker houtoogst verkopen en ‘voorzichtig!’ een paar extra vakantiewoningen, of biomassaproductie. ‘Kortom: meer ondernemerschap. Maar groot geld zit er niet, tenzij je bungalowparken gaat ontwikkelen, of je landgoederen uitverkoopt. Ik denk niet dat onze leden daar blij mee zouden zijn…’

Lichtgroen ‘Onnatuurlijke’ bezittingen van Staatsbosbeheer overkopen, waarna de opbrengst terugvloeit naar de EHS. Secretaris-directeur Ron van Woudenberg van de

èè

november 2010 27

ROM_11_2010.indd 27

11/15/2010 6:55:47 PM


Trend

‘Door de positieve signalen hebben we ons laten sussen’

Te veel eenrichtingsverkeer bij natuurontwikkeling Het draagvlak voor natuurontwikkeling staat onder druk, nu de bijl in bomen wordt gezet om plaats te maken voor heide en stuifzand. Overheden, terreinbeheerders en milieuorganisaties zijn voor, omwonenden tegen. Daarom moet het planproces anders, vinden de plannenmakers.

N

u uit de pijplijn van het natuurbeleid inrichtingsplannen rollen, blijkt dat plannenmakers vaak wel hebben gepraat met de vaste natuur- en milieuclubs, die in hun opvattingen nogal eens tegen de terreinbeheerders aanschurken. Maar ook dat omwonenden buitenspel staan. Als die vervolgens zien wat er in hun achtertuin gebeurt, gaan de hakken in het zand. ‘Dat beeld herken ik en daar willen wij vanaf’, zo reageert Roel Posthoorn, hoofd van de afdeling projectmanagement van Natuurmonumenten. Neem bijvoorbeeld Heiderijk, een natuurgebied tussen Nijmegen en Groesbeek, deels in handen van Natuurmonumenten. Dat maakte er, omdat kleine heidegebiedjes individueel lastig zijn te beheren, een inrichtingsplan voor. Leon Ruesen is projectleider van de Bosgroep, een vereniging van eigenaren van natuurterreinen, die onder andere bij Heiderijk de uitvoering coördineert. ‘Zelfs de Mokerhei is te klein om bedreigde diersoorten te behouden’, zegt Ruesen. Dan gaat het bijvoorbeeld om de zadelsprinkhaan, de gladde slang en de zandhagedis. Dus is het plan dat Heiderijk in 2017 300 hectare heideachtig gebied bevat. De eerste fase is afgerond. 85 hectare bos is gekapt.

Monocultuur Maar Paul Baken van actiegroep Red ons Bos vindt boskap ten gunste van heide ‘bizar’. Hoewel hij formeel niemand vertegenwoordigt, schat de grijze vijftiger dat hij toch zeker tweeduizend mensen achter zich heeft staan in de strijd om het bos in Heiderijk te behouden. ‘Ons belangrijkste argument tegen, is dat heide van oorsprong niet in Nederland voorkomt.’ Dat heide zorgt voor meer biodiversiteit vindt hij een ‘absoluut kulverhaal, een excuus om te kappen. Hei is een monocultuur. Als iets slecht is voor biodiversiteit, dan is het wel hei. Er leven amper dieren in, en de dieren díé er leven, horen er niet thuis. Die zadelsprinkhaan hoort thuis in het Middellandse Zeegebied.’ Komt bij dat de rust uit het gebied verdwenen is. Het geluid van autowegen en treinen wordt niet meer

geabsorbeerd door het bos en de wandelaar ziet in de verte opeens lelijke industrieterreinen liggen. Het zijn niet alleen slechte plannen, ze zijn ook nog eens slecht uitgevoerd, zo legt de actievoerder midden in het gebied uit. Daar op Mulderskop, zo wijst hij, stond een jaar geleden nog een dicht bos. Nu is het kale vlakte waar gras is opgeschoten tussen dode takken en hier en daar bomen en afgezaagde stammen zielig de lucht in wijzen. ‘Dit stuk,

‘Als iets slecht is voor biodiversiteit, dan is het wel hei’ daarvan zeggen ze: dat hebben we gedund’, lacht hij zuur. Een truc om de herplantplicht te ontlopen. Daar komt bij dat de plannen, volgens Baken, op ondemocratische wijze over het gebied zijn uitgerold. ‘De gemeenteraad in Groesbeek is pas drie weken voor de kap op de hoogte gesteld.’ Ruesen erkent dat er iets is misgegaan. ‘Er is vanaf 2005 in de streek gecommuniceerd over dit project. Via aankondiging in de regionale bladen, publicaties op gemeentelijke pagina’s, via verenigingen van gebruikers. Desondanks hebben we een deel van de bevolking niet bereikt’, ziet hij nu. ‘Door de positieve signalen hebben we ons laten sussen. Wij hebben voor volle zalen gestaan. Er was geen enkel geluid dat men zich principieel verzet. In die zin is ons niet veel te verwijten. Ik ben wel tot het inzicht gekomen dat, als je in andere projecten duikt, je kunt zien dat dit kan gebeuren.’

Slechte afloop Een vast stramien om bewoners en andere gebruikers te betrekken bij de inrichting van natuur is er niet, aldus Roel Posthoorn van Natuurmonumenten. ‘Daar zijn we wel druk mee bezig, omdat we op allerlei plaatsen tegen problemen stappen. Mensen snappen niet waarom het zo moet.’ Het planproces moet anders, vindt Posthoorn. ‘Naar mijn smaak is het nu te vaak eenrichtingsverkeer.’

november 2010 28

ROM_11_2010.indd 28

11/15/2010 6:55:56 PM


K oning innenpa ge

‘Eigenaren hebben de reflex om vanuit de inhoud te argumenteren waarom dit ene project noodzakelijk is’, analyseert Ruesen. ‘Het is kennelijk heel lastig om vanuit de beleving van een ander te denken. Tegelijkertijd is het voor actievoerders lastig om afstand te nemen van hun beleving van het bos.’ Tel daarbij op dat de discussie pas wordt gevoerd op het moment dat het inrichtingsplan er al ligt, en een slechte afloop lijkt gegarandeerd. Het staat in schril contrast met de sterke participatie die sommige stedelijke projecten kenmerkt. ‘De groene wereld kan in dat opzicht nog wel wat leren van de rode wereld,’ vindt Ruesen.

Federatie Particulier Grondbezit ziet er juist muziek in. ‘Pps-constructies en marktwerking kunnen prima werken. Kijk maar naar de verkoop van militaire complexen’ (zie kader). Ook ‘nieuwe landgoederen’, mits goed gecontroleerd, bieden effectieve vereveningsmogelijkheden tussen rood en groen, meent Van Woudenberg. ‘Zodra de bouwwereld aantrekt, zal rood-voor-groen sowieso opveren rond steden’. Hij noemt een ander stukje creatief particulier beheer: de duurzaam gebouwde ‘zorghoutvesterij’ op landgoed Welna. ‘Maar het instrumentarium moet minder sectoraal. De Omgevingsvergunning is een begin, nu nog integratie van de Boswet met andere natuurwetten.’ Vooral ‘lichtgroene’ functiecombinaties hebben voorlopig toekomst, verwacht Van Woudenberg. ‘Zet even voornamelijk in op natuur die veel mensen werkelijk aanspreekt, bijvoorbeeld groen-blauwe dooradering van je landschap.’

Snoeihard regeerakkoord doet zoeken naar nieuwe (wandel)wegen

Het Waterschap Rivierenland doorliep een soortgelijk moeizaam proces bij de inrichtingsplannen voor de Hatertsche en Overasseltsche Vennen. Bij een volgend project, vernatting van een gebied bij de Linge tussen Leerdam en Gorinchem, wil het van meet af aan een nieuwe koers volgen. ‘Daar willen wij de planvorming zo interactief mogelijk laten gebeuren’, aldus projectleider Harro Kraal. Bij alle boeren en burgers in het gebied valt een persoonlijke uitnodiging in de bus. De fysieke inrichting moet anders, ‘maar hoe... daarover willen we het gebied laten meepraten.’

Nog bemoedigender klinkt directeur Walter Kooy van het Nationaal Groenfonds. Hij betreurt het afschaffen van de fiscale groenregeling. ‘Maar we hebben misschien te weinig naar de mensen geluisterd, onvoldoende het gewone cultuurlandschap gekoesterd. Dat wordt ons nu hardhandig ingewreven. Wellicht moeten we meer denken in kleine “natuur stepping stones” met boerenland eromheen. Met bijvoorbeeld financiering aan verenigingen van huiseigenaren, die ook omliggend groen beheren. Of via uitgifte van landschapsaandelen, binnen de Natuurschoonwet.’ Ook directeur Hank Bartelink van De 12 Landschappen houdt de moed erin: ‘Particulieren en regionale bedrijven interesseren voor natuuraandelen of streekrekeningen, daar zitten kansen voor win-win-win.’ ‘Leitmotiv’, voorspelt Walter Kooy, ‘is dat de verantwoordelijkheid voor natuur dichter bij de samenleving wordt gelegd.’ Daar is ie weer, de Wet van Cruijff: ‘Elk nadeel heb z’n voordeel. Over tien jaar zeggen we misschien: het was zo gek nog niet.’ En de robuuste verbindingszones? Provinciale budgetschotten zijn reeds aan het schuiven. GS van Flevoland willen 20 miljoen extra investeren in het Oostvaarderswold. Enneh... de harde snoeipassage in het regeerakkoord is ook een beetje ‘voor de achterban’, vermoeden ingewijden. LTO-voorman Van ’t Klooster, verzoenend: ‘Voor LTO blijft het principe van de EHS in elk geval stáán. Heus, het is nog niet beslecht.’

é Harry Perrée

é Michel Robles

Nieuwe koers Intussen zit Heiderijk in een impasse. Baken heeft een gesprek gehad met de stuurgroep van het project, met daarin de eigenaren van het gebied: de gemeente Nijmegen, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Maar Red ons Bos ziet nog steeds geen draagvlak voor de plannen. Begin oktober heeft de stuurgroep besloten tot 2015 niet meer te kappen. Nog steeds staat het behoud van zandhagedis, gladde slang en andere soorten voorop, aldus Natuurmonumenten, maar de aanpassing van het gebied zal in samenspraak met de omwonenden gebeuren.

november 2010 29

ROM_11_2010.indd 29

11/15/2010 6:55:56 PM


Forum

De Midterm Review ILG:

Verantwoordingsritueel of momentum voor koersbepaling? Rijk en provincies hebben in de Midterm Review de tussentijdse balans opgemaakt over de realisatie van de afspraken uit de ILG-bestuursakkoorden tussen Rijk en provincies (2007-2013). Helaas ligt de nadruk vooral op de verantwoording van bestede budgetten (input), terwijl het doel van het ILG juist was om ruimte te creëren om op output te gaan sturen. Dit bemoeilijkt het aanscherpen van de prioriteiten, juist op het moment dat vanwege de grote bezuinigingen inzicht nodig is in de effectiviteit van beleid.

M

et de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) zijn de provincies de regie gaan voeren over de uitvoering van het beleid voor het landelijk gebied. In de met provincies afgesproken ILG-overeenkomsten staan de rijksdoelen, afrekenbare prestatieafspraken en het beschikbare budget vermeld. Het gaat zowel om geld voor aankoop, inrichting en beheer, als om uren van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) voor de uitvoering.

Mismatch De IJsselsprong meekoppeling van de EHS bi j gebiedsontwikkeling

Provincies zijn in belangrijke mate afhankelijk van DLG (grondverwerving, inrichting, procesbegeleiding), waterschappen en gemeenten voor de uitvoering van de ILG-

bestuursovereenkomsten. Een belangrijk deel van de uitvoering vindt plaats in gebiedsprocessen, waarbij de resultaten en doorlooptijd slecht te voorspellen zijn. De resultaten zitten als het ware in ‘de pijplijn’, maar het is lastig prognoses te maken over wanneer daadwerkelijk resultaten geboekt worden. De informatievoorziening over de uitvoering in de vorm van jaarlijkse voortgangsrapportages is vooral gebaseerd op de bestede middelen (geld en uren) in projecten. De voortgangsrapportages worden opgesteld volgens het zogenaamde PEIL-format (Prestaties en Effecten in het Investeringsbudget Landelijk gebied) uit 2007. Dit format voorziet in zeer gedetailleerde informatie op projectniveau. Daarmee

november 2010 30

ROM_11_2010.indd 30

11/15/2010 6:55:59 PM


ontstaat het beeld dat provincies zicht en grip hebben op de uitvoering. In werkelijkheid bieden deze rapportages echter geen inzicht in de mate waarin de uitvoering bijdraagt aan het bereiken van ILG-doelen. In de rapportage van de Midterm Review wordt dan ook gesteld: ‘ook blijkt het moeilijk om eenduidige informatie te leveren.’ Dit probleem heeft niet alleen consequenties voor de jaarlijkse rapportage van provincies naar het Rijk en de onlangs uitgevoerde Midterm Review, maar ook voor de provinciale regierol. De mismatch tussen informatievoorziening en het benodigde inzicht om bij te kunnen sturen op de gebiedsprocessen leidt ertoe dat de provincies in de periode 2007-2009 niet of nauwelijks in staat waren tot prioriteitstelling (en daarmee regievoering) op de uitvoering van de ILG-doelstellingen.

Prioriteiten Anno 2009 hebben enkele provincies, waaronder Overijssel en Gelderland, het probleem met de informatievoorziening onderkend. Deze provincies hebben initiatieven genomen om in samenwerking met DLG lopende projecten/gebiedsprocessen te beoordelen op de vraag in hoeverre het aannemelijk is dat deze voor het eind van 2013 de beoogde ILG-prestatie opleveren. Op deze manier ontstaat een reëler beeld van de haalbaarheid van de opgave en welke randvoorwaarden daarvoor gelden. Op grond van inzicht in de haalbaarheid van onder meer de grondverwerving kunnen deze provincies per gebied prioriteiten stellen. Dat vraagt ook om keuzes tussen gebieden waar te verwachten valt dat de gebiedsprocessen in 2013 tot de beoogde resultaten leiden en gebieden waar dat niet het geval is. In die laatste gebieden kan dan worden bijgestuurd of kan de uitvoering (tijdelijk) worden stilgelegd. Deze ontwikkeling in de aansturing van de uitvoering van het ILG is ook van belang op landelijk niveau. Idealiter biedt een Midterm Review reële prognoses over wat haalbaar is in de periode 2010-2013, zodat Rijk en provincies tijdig kunnen bijsturen op de doelen en middelen. Deze transparantie met betrekking tot de haalbaarheid van de ILG-afspraken stelt de minister in de gelegenheid de Kamer een reëel beeld te schetsen van de verwachte resultaten van het ILG. Voor de provincies is deze transparantie de basis om verantwoording af te leggen over de behaalde resultaten in relatie tot de (bijgestelde) afspraken met het Rijk. De rapportage van de Midterm Review biedt deze transparantie niet. De nadruk ligt vooral op de verantwoording van bestede budgetten (input), terwijl het doel van het ILG juist was om ruimte te creëren om op output te gaan sturen.

Perspectief Rijk en provincies staan voor een omvangrijke bezuinigingsopgave die ook gevolgen zal hebben voor het ILG. Dat vraagt om het bijstellen van afspraken tussen Rijk en provincies én met de gebieden. Het noodzaakt Rijk en provincies des te

Mismatch informatievoorziening en benodigde sturingsinformatie DLG verwerft grond in opdracht van de provincies ten behoeve van de realisatie van de EHS. De voortgangsrapportages bieden informatie over het aantal hectare dat DLG in dit kader heeft aangekocht. Deze rapportages gaven de afgelopen jaren geen antwoord op de vraag of deze grond op de juiste plek ligt of ruilgrond betreft. Noch boden de rapportages inzicht in hoeverre met de aankopen zicht is op afronding van eenheden EHS (veelal een voorwaarde om gebieden in te kunnen richten). De rapportages boden vooral inzicht in de ‘input-kant’; prestaties werden uitgedrukt in de bestede middelen (geld en menskracht) om grond te verwerven. Hiermee boden de voortgangsrapportages geen handvatten om te sturen op de uitvoering van de afspraken uit de bestuursovereenkomsten.

meer als vervolg op de Midterm Review samen een realistisch beeld te vormen over de vraag welke ILG-doelstellingen in welke provincies haalbaar zijn en wat er voor nodig is om deze doelen beter en sneller te behalen. Dit vraagt om vooruit te kijken en gezamenlijk (meer dan voorheen) prioriteiten te stellen op basis van een goed inzicht in de haalbaarheid van de ILG-doelen. Daarbij moeten partijen de optie open houden dat wordt afgeweken van wat eerder is afgesproken in de bestuursovereenkomsten. Dit is de basis voor een gezamenlijke bijsturing op de doelen en middelen. Een dergelijke flexibele opstelling, rekening houdend met veranderende omstandigheden en inzichten, past bij de geest van het ILG. Dit vereist een grote dosis van vertrouwen tussen de partijen om daadwerkelijk een kijkje in de eigen keuken te gunnen. En juist deze vertrouwensbasis lijkt als gevolg van de discussies over het bestaansrecht van de provincies en de ontwikkelingen bij de ministeries flinterdun. Kortom, wil de Midterm Review meer zijn dan een verantwoordingsritueel, dan vraagt het van Rijk en provincies 1) om vooruit te kijken op basis van reële prognoses van de haalbaarheid van ILG-doelen, en vervolgens 2) de bereidheid om gezamenlijk doelen en middelen bij te stellen binnen en tussen provincies. é R.G.H. van Ark & C.F. Geerdes é Dr. ir. R.G.H. (Ronald) van Ark en

mr. drs. C.F. Geerdes zijn werkzaam bij de afdeling Bestuur en Management van advies- en ingenieursbureau DHV

november 2010 31

ROM_11_2010.indd 31

11/15/2010 6:56:02 PM


Forum

Boer zoekt ruimte Het verplaatsen van intensieve veehouderijbedrijven naar landbouwontwikkelingsgebieden is een moeizaam en complex proces geworden, met vaak langdurige en kostbare procedures voor agrarische ondernemers. Binnen de verschillende politieke dimensies worstelen de partijen met uiteenlopende afwegingen en met ontbrekend plaatselijk draagvlak.

O

m de kwaliteit van het landelijk gebied en de intensieve veehouderij te verbeteren, is in 2002 door het Rijk de Reconstructiewet concentratiegebieden ingevoerd (kortweg reconstructie). Deze wet beoogt het creëren van een gezonde en sterkere positionering van de agrarische ondernemers. Gaandeweg de uitvoering is de scope van de reconstructie aanzienlijk verbreed met sociaaleconomische en culturele doelstellingen om de ruimtelijke structuur van het platteland in het geheel te versterken. In de reconstructiegebieden worden door provincie zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) aangewezen waar intensieve landbouw kan groeien. Ook wijzen zij gebieden aan waar deze vorm van landbouw sterk wordt beperkt, de zogenaamde extensiveringsgebieden. In de afgelopen acht jaar is gebleken dat de realisatie van de reconstructie moeizaam verloopt. Om te kunnen beoordelen of een herijking van de reconstructieopgave noodzakelijk is, heeft de Stout Groep de mening van een aantal ambtelijke en bestuurlijke deskundigen en de agrarische belangenorganisaties op een rij gezet. Hiermee ontstaat een goed beeld van de complexiteit van de opgave en de verschillende invalshoeken van waaruit hiernaar gekeken wordt.

Peiling De partijen die aan de lat staan voor de reconstructieopgave (provincies, gemeenten en agrarische sector) verschillen sterk van mening over het succes tot nu toe. De realisatie van het aantal LOG’s loopt achter, mede doordat er veel maatschappelijke weerstand is: het Not In My BackYard (NIMBY)-effect is hier voornamelijk debet aan. Door hogere grondprijzen dan begroot en door onvoldoende beschikbare financiële middelen blijkt in de praktijk dat grondverwerving voor bedrijfsverplaatsingen zeer moeizaam verloopt. Ger Driessen, gedeputeerde van de provincie Limburg, constateert dat de verplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven goed verloopt. Momenteel is 60 tot 70% van de reconstructieopgave in zijn provincie gerealiseerd. ‘Natuurlijk is het zo dat we elke dag leren’, licht hij toe. ‘Zo is ons ook de toegenomen aandacht voor de schaalgrootte en de volksgezondheid niet ontgaan. Wij gaan er tot nu toe vanuit dat de

schaalgroottediscussie en de aandacht voor kwaliteitsaspecten, in combinatie met vergunningvoorwaarden, niet leiden tot beleidsbijstelling.’ Wat is belangrijk voor een succesvolle reconstructieopgave? Wethouder Leon Litjens van de gemeente Horst aan de Maas: ‘In mijn optiek moet de lead bij de gemeenten komen te liggen en niet bij de provincie. Financiën moeten van tevoren zijn geborgd, zodat er betrokkenheid ontstaat bij de belanghebbende partijen. En “belanghebbend” betekent dat er behalve het gezamenlijke belang, ook sprake moet zijn van een “eigenbelang” om de doelen van de reconstructie te halen. Betrokken partijen moeten zich vooral bezighouden met de uitvoering van de plannen. Beleid is een andere tak van sport. Ook de media spelen een belangrijke rol in het proces: maar al te graag worden tegenargumenten belicht, waardoor een gezonde discussie over de positieve argumenten onvoldoende worden uitgesproken.’ De heer Harrie Deckers namens de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) merkt op dat zij de LOG’s van groot belang vinden, omdat ze ruimte bieden aan een aantal bedrijven dat nu geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft, omdat ze dicht bij dorpskernen of natuur liggen. Met verplaatsing naar een goede locatie in een LOG is die ontwikkeling wel mogelijk. Waarom de LOG’s zo moeilijk van de grond komen heeft volgens Deckers te maken met ‘de aarzelende houding bij overheden om gebieden aan te wijzen, mede vanwege de maatschappelijke druk.’ Het is aan de agrarische sector om met acties en communicatie aan te tonen dat duurzaam ondernemen, zonder grote belasting voor de omgeving, mogelijk is. Dan is er ook meer draagvlak om LOG’s aan te wijzen.’ De Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) geeft aan dat de reconstructie niet heeft waargemaakt wat de boeren is voorgehouden. Jaco Geurts, secretaris van de NVV: ‘De NVV heeft in haar visie aangegeven voorstander te zijn van het ontlasten van de LOG’s (minder bedrijven per LOG) en meer mogelijkheden op geschikte Landbouw Ontwikkel Locaties (LOL’s) in de verwervingsgebieden. Hiermee zou aan de grootste bezwaren van de om- en inwonenden van de LOG’s, namelijk de concentratie en massaliteit van

november 2010 32

ROM_11_2010.indd 32

11/15/2010 6:56:03 PM


gebouwen, tegemoet worden gekomen. Tegelijkertijd zal hierdoor een betere spreiding van de bedrijven in het buitengebied plaatsvinden wat volgens de NVV de landschappelijke inpassing en sociale acceptatie ten goede zal komen.’

Herijken Een ontwikkeling die de noodzaak van agrarische concentratie minder urgent maakt, is dat de geur- en ammoniakuitstoot door nieuwe innovatieve investeringen in agrarische bedrijven aanzienlijk minder is geworden. Het lijkt erop dat dit perspectieven biedt voor een eventuele groei van agrarische bedrijvigheid op de huidige locaties en hiermee minder bedrijfsverplaatsingen noodzakelijk zijn. Gemeente Horst aan de Maas ondersteunt bijvoorbeeld bedrijven waar groei op locatie mogelijk is binnen de planologische en milieutechnische kaders. Op deze manier is een verplaatsing naar een LOG niet nodig. We signaleren geen eenduidig beeld in de markt over het succes van de reconstructie tot nu toe. De provincie

Limburg vindt het op dit moment niet nodig om het huidige beleid te herijken. De gemeente Horst aan de Maas vindt dat de lead bij de gemeenten moet komen te liggen. Ook de belangenorganisaties verschillen van mening: enerzijds pleiten zij voor het invullen van de LOG’s, anderzijds streven zij naar ontwikkelingsgebieden op de huidige locaties.

R e co n s t r u c t i e b e d r i j f in de Pe el No ordB ra b a n t e i n d 2 0 0 9

Elke LOG gaat inmiddels gepaard met een kubieke meter papierwerk, maar we moeten niet vergeten wat de oorspronkelijke gedachte is achter de reconstructieopgave: het gaat om de kwaliteit en niet om de kwantiteit van het aantal LOG’s. Het is voor de overheid essentieel om met de agrarische sector in overleg te treden waar kwaliteitswinst voor de lokale agrarische ondernemer te behalen valt. Minder centrale regie van de overheid en plaatselijk maatwerk lijkt meer perspectief te hebben. é Jolande Blok en Michel van de Wagt

Projectleiders bij de Stout Groep (www.stoutgroep.nl)

november 2010 33

ROM_11_2010.indd 33

11/15/2010 6:56:03 PM


Etalage

Door rust, ruimte en stilte bevangen

Visualiseren van zachte belevingswaarden op de Veluwe Rust, ruimte en stilte zijn breed gedeelde kwaliteiten in natuur- en recreatiegebieden. Maar ze zijn moeilijk te meten en dus kwetsbaar. Door de toename van toerisme, verkeer en lokale ontwikkelingsplannen staan deze waarden dan ook voortdurend onder druk. Dit geldt in het bijzonder voor de Veluwe, het grootste en meest drukbezochte natuurgebied van Nederland. De Engelse tranquillity mapping-methode biedt door de nadruk op beleving en het betrekken van participanten naast experts een getrouwer beeld van rust- en stiltebeleid. Deze methode is bij wijze van experiment toegepast op een deel van de Veluwe.

I

n het huidige ruimtelijk beleid worden stiltegebieden aangewezen waarbinnen een streefwaarde voor geluid geldt van 40 decibel [dB(a)]. Deze streefwaarde geldt niet als maximaal plafond vanwege de praktische bezwaren qua uitvoering en handhaafbaarheid van een dergelijke norm. Aan het huidige stiltebeleid kleven nadelen. De hoeveelheid geluid die bijvoorbeeld van een bungalowpark uitgaat, is discutabel en bij de vergunningaanvraag voor een nieuw bungalowpark niet vooraf meetbaar. Terwijl men in de praktijk ervaart dat functies als vakantieparken de rust en stilte in een gebied verstoren door het groot aantal toeristen en autoverkeer die dat met zich meebrengt, is het moeilijk om als provincie op basis van de streefwaarde voor geluid de bestemming van een (recreatief) bosgebied tot bungalowpark op juridische gronden te weigeren. Zo kunnen sluipenderwijs steeds meer activiteiten plaatsvinden die het rustige karakter van de Veluwe op termijn kunnen ondermijnen. De provincie Gelderland zoekt daarom naar mogelijkheden om, gebaseerd op wetenschappelijke methoden, nieuw beleid te formuleren waarin naast de ecologische waarde van stiltegebieden ook de rust, ruimte en stiltebeleving door de mens meewegen. ‘Tranquillity mapping’ biedt daarvoor een goede basis.

Kwantitatief ‘Rust, ruimte en stilte’ zijn moeilijk te definiëren begrippen, omdat de beleving van deze waarden voor ieder individu anders is. Om grip te krijgen op de aspecten waaruit rust en stilte is opgebouwd, zijn de 44 indicatoren van de Engelse methode als uitgangspunt genomen. Voor de Nederlandse

pilotstudy op pilotgebied ‘Het Spoek’, een deel van het Veluwebos tussen Apeldoorn, Beekbergen en Hoenderloo, zijn de indicatoren vertaald, vereenvoudigd en opnieuw geclassificeerd. Met behulp van een enquête onder respondenten in Het Spoek is vervolgens een top tien indicatoren bepaald, die afbreuk doen of bijdragen aan het gevoel van rust en stilte (kader 1).

Kader 1 - Indicatoren met een positieve invloed op rust, ruimte en stiltebeleving: • • • • •

zien van een natuurlijk bosgebied; zien van een ruim, open gebied; ‘nachts kunnen zien van sterren; horen van natuurlijke geluiden; horen van stilte.

Indicatoren met een negatieve invloed op rust, ruimte en stiltebeleving: • • • • •

horen van verkeer; horen van een grote hoeveelheid mensen; zien van bebouwing, wegen, grote hoeveelheid mensen; zien van hoogspanningskabels; ’s nachts zien van lichtvervuiling.

november 2010 34

ROM_11_2010.indd 34

11/15/2010 6:56:25 PM


Naar het voorbeeld van de Engelse methode zijn de tien factoren in kaart gebracht met behulp van een GIS-model. Daarbij is gebruikgemaakt van verschillende ruimtelijke analysetechnieken. Zo is bijvoorbeeld door middel van een zichtbaarheidsanalyse de zichtbaarheid van natuurlijk bosgebied en bebouwing gemodelleerd en op een kaartlaag verbeeld. Ook wordt gebruikgemaakt van harde metingen, bijvoorbeeld over lichtvervuiling. Door lichtmetingen van de provincie Gelderland op het casusgebied te projecteren, kunnen deze data vrijwel ongewijzigd worden opgenomen in de rust, ruimte en stilte-totaalkaart. De uitgebreide GIS-analyse van de tien indicatoren levert een kwantitatief rasterbeeld van het pilotgebied op, overeenkomstig de Engelse tranquillity map. De resulterende donkerrode, lichtrode, gele of groene kleur komt tot stand door het optellen van individuele kaartlagen per rastercel op basis van gewogen sommatie, een Multi Criteria Evaluatie systematiek met behulp van GIS. De rust- en stiltewaarden zijn met andere woorden sterk genormaliseerd, om een vergelijking op regionale of nationale schaal mogelijk te maken.

Kwalitatief In de pilotstudy op de Veluwe is geëxperimenteerd met varianten op de Engelse methoden. Zo is in de enquête ook gebruikgemaakt van zogeheten mental maps (mentale kaarten). Hierbij is de respondenten gevraagd hun rust- en stiltebeleving in te tekenen op een topografische kaartondergrond van het betreffende wandelgebied. Deze subjectieve aanpak, gebaseerd op belevingswaarden van groepen respondenten, voegt een extra dimensie toe aan

P i l o t g e b i e d ‘ He t het kaartbeeld. De mentale kaarten zijn per respondent S p o e k ’, o m g e v i n g gedigitaliseerd in GIS, waarbij in eerste instantie de Beekbergen en getekende contouren en legenda-items zoals benoemd door Ho e n d e r l o o de wandelaars zijn aangehouden. Vervolgens zijn deze kaartlagen over elkaar heen gelegd (GIS overlay). Er is geëxperimenteerd met verschillende visualisatiemogelijkheden in (Arc)GIS. Zo zijn kaartbeelden volgens een atlas systeem naast elkaar gezet volgens een zogenoemde vlakkenaanpak van belevingswaarden. De visualisatie van de resultaten in een 3D-model zet natuurwaarden neer als een soort landmark of ‘groene stiltetorens’, waarbij in één èè

november 2010 35

ROM_11_2010.indd 35

11/15/2010 6:56:25 PM


Etalage

Kader 2: Tranquillity Mapping Tranquillity mapping is een Engels concept, waarbij geprobeerd is door middel van een participatieve aanpak te inventariseren en in kaart te brengen welke waarden bijdragen aan een gevoel van ‘tranquillity’. Verondersteld wordt dat ‘tranquillity’ gevoelens oproept van kalmte en welzijn, wat een positief effect heeft op de leefkwaliteit en de volksgezondheid. Het uitgangspunt van deze methode is dat tranquillity wordt ervaren door visuele, auditieve en andere zintuiglijke waarnemingen. De methode bevat zowel een uitgebreide enquête als GIS-modellering. De methode bestaat uit drie kernaspecten. De eerste pijler van de Engelse methode is de participatieve aanpak, de zogeheten Public Appraisal (PA) consultation. Dit omvat een grootschalige survey, waarbij aan een grote hoeveelheid respondenten wordt gevraagd een definitie te geven van ‘tranquillity’, door hen een keuze te laten maken uit 44 indicatoren. Deze indicatoren zijn geïnventariseerd aan de hand van twee Engelse pilotstudy’s uit 2004. De lijst van keuzes bevat auditieve en visuele indicatoren die zowel kunnen bijdragen als afbreuk kunnen doen aan het gevoel van tranquillity. De tweede pijler van de Engelse methode is de zogeheten ‘threshold analysis’. Hiervan is het doel te onderzoeken op welke manier mensen de ‘natuurlijkheid’ van hun omgeving ervaren. De respondenten worden foto’s voorgelegd met daarop verschillende typen landschapsbeelden. Deze landschappen zijn samengesteld uit drie variabelen: het soort landgebruik, de mate van urbanisering en de hoeveelheid aanwezige mensen met bijbehorende activiteiten. De respondenten wordt gevraagd van elke foto aan te geven in hoeverre zij dit landschap als natuurlijk ervaren. De resultaten van deze analyse worden vervolgens

gebruikt voor het wegen van de individuele tranquillity- indicatoren bij het creëren van de uiteindelijke tranquillity map. De derde pijler van de Engelse tranquillity mapping methode is het GIS-model. Hierin staat omschreven hoe de 44 indicatoren door middel van het softwareprogramma ArcGIS gemodelleerd worden. Bij elk van de 44 factoren die de beleving van rust en stilte beïnvloeden heeft men gezocht naar bijbehorende geo-informatie en modelleerwijze. (Bijvoorbeeld, om beleving van verkeersgeluid in kaart te brengen heeft men wegenkaarten met verkeersstromendata verzameld en het geluidseffect gemodelleerd aan de hand van informatie over geluidssterkte nabij wegen, gerelateerd aan wegklasse). De gebruikte geodatasets en technieken zijn uitgebreid beschreven in MacFarlane et al. (2004) en Jackson et al. (2007). De gebruikte datasets voor de Engelse kaarten behelsen onder andere: • Land Cover Map: kaarten met typen vegetatie, Centrum voor ecologie en hydrologie. • Digital Elevation Model: digitaal hoogtemodel, 50 m resolutie. • Ordnance Survey maps: Raster dataset met topografie van 1:250.000 en 1:500.000 schaal kaarten van de UK. • Ordnance Survey Strategic: 1:250.000 vectordataset met stedelijke gebieden, transportinfrastructuur, belangrijke milieufeatures als rivieren en bossen. • Ordnance Survey Points of Interest data: locatiegebonden data over bedrijvenparken en recreatiegebieden in heel Groot-Brittannië. • Urban Settlement Boundaries: grenzen van stedelijke bebouwing en bevolkingsinformatie van de laatste census (volkstelling), Office of national statistics.

oogopslag zichtbaar is waar in het gebied wel of geen sprake is van rust en stilte.

beschikbaarheid van data zal bepalen of we modellen, dan wel concrete metingen kunnen gebruiken. In deze pilotstudy kon er gebruikgemaakt worden van lichtmetingen, in plaats van modellering van lichtvervuiling. Dit zou ook bij andere indicatoren een rol kunnen spelen, waardoor de kwantitatieve relatieve rust- en stiltekaart van de Veluwe minder afhankelijk wordt van modellering en meer van concrete metingen. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van het resultaat. Bovendien blijkt dat met mentale kaarten een completer beeld ontstaat van de rust, ruimte- en stiltewaarden in een gebied, omdat ook factoren worden meegenomen die niet te ‘vangen’ zijn in een kwantitatief model. In het pilotgebied werden bijvoorbeeld door respondenten enkele wegen aangehaald als storende factoren in het landschap; aspecten die op de kwantitatieve relatieve rust- en stiltekaart niet duidelijk naar voren kwamen. Een ander voordeel van deze aanpak is dat het resultaat op een toegankelijke manier

Bruikbaarheid In de pilotstudy konden de respondenten aangeven wat zij, naast de tien gegeven indicatoren, eveneens vonden bijdragen of afbreuk vonden doen aan hun rust- en stiltegevoel. Hieruit kwamen een aantal indicatoren naar voren die niet concreet te meten of te modelleren zijn, zoals overlast van loslopende honden, fietsers en SUV’s. Deze factoren zijn niet meegenomen in de kwantitatieve GISanalyse, terwijl ze wel van invloed zijn op de beleving van rust, ruimte en stilte. Alhoewel de Engelse tranquillity mapping in algemene zin dus een bruikbare methodiek biedt om ook in Nederland toe te passen, kunnen we deze niet een-op-een overnemen. Daarvoor zou een voor Nederland specifieke set van ‘rust, ruimte en stilte’-indicatoren ontwikkeld moeten worden. De

november 2010 36

ROM_11_2010.indd 36

11/15/2010 6:56:30 PM


• Traffic flow data: gemotoriseerde voertuigen stromen voor Engeland per wegklasse, Deparktment of works and transport. • National rail network maps: rail netwerk en stationslocaties, en treintijdschema’s. • Aeronautical maps, civil and military data: luchtverkeerskaarten, met vliegvelden, en routecorridors, vlieghoogten, laagvliegzones et cetera. • Powerlines: locaties van hoogspanning en masten van het transmissienet. • Wind farms: data van de website van ‘Renewable UK, the voice of wind and marine energy’, www.bwea.com. De kaartlagen werden geproduceerd en geanalyseerd met ArcGIS 8.3 en 9.1, met de Spatial Analyst extension. Voor de verschillende kaartlagen zijn rasterdata en vectordata gebruikt, al naargelang de brondataset. Uiteindelijk zijn alle kaartlagen gereclassificeerd naar rasterdata met 500 m x 500 m celgrootte. De relatieve mate van stilte/verstoring werd gestandaardiseerd naar een score op schaal 1:10. Om geluidskaarten te maken van bijvoorbeeld de verstorende impact van autowegen, werd de functie van (inverse) afstandsberekening toegepast, waarbij wordt berekend hoever een gridcel van de weg vandaan ligt; naarmate de cel verder weg ligt, neemt het geluidseffect van de weg op zijn omgeving af. Voor het thema ‘zien van grote open ruimten’ is een uitgebreide zichtbaarheidsanalyse gemaakt voor Engeland met behulp van het digitaal hoogtemodel. (NB: voor de pilotstudy van de Veluwe is deze zichtbaarheidsanalyse sterk vereenvoudigd.)

gepresenteerd kan worden. De belevingskaarten van het pilotgebied spreken tot de verbeelding en zijn door de weinige verwerkingsslagen een vrij directe afspiegeling van de ruimtelijke beleving van geënquûteerden. Zo kunnen impliciete, ‘zachte’ gebiedskwaliteiten zoals rustieke landschapsbeleving toch zichtbaar en daarmee tastbaar worden gemaakt.

Ten slotte zijn alle kaartlagen op elkaar gelegd (‘GIS-overlay’) en heeft elke kaartlaag een wegingsfactor meegekregen naar aanleiding van informatie uit de uitgebreide enquêtes. De factoren zijn zo middels gewogen sommatie (inclusief positieve en negatieve scores) bij elkaar opgeteld in het uiteindelijke rasterbeeld. Het resultaat van deze methode is een relatieve tranquillity kaart voor heel Engeland. Literatuurlijst bij auteurs opvraagbaar, mail naar l.carton@fm.ru.nl.

Jackson, S., D. Dunsford, R. Mowbray et al. (2007) Tranquillity mapping: Developing a robust methodology for planning support. Northumbria University, Centre for Environmental and Spatial Analysis, University of Newcastle upon on Tyne, Bluespace environments and Campaign to protect rural England. KNAW (2009) Project: Stille gebieden in kaart gebracht, een onderzoek naar de toepasbaarheid van de Engelse ‘tranquillity mapping’-methodiek in de context van de Veluwe.

é Kevin Raaphorst, Linda Carton en Henk Willems

Respectievelijk. student Sociale Geografie en Planologie en universitair docent Radboud Universiteit Nijmegen, leerstoelgroep Planologie, en beleidsmedewerker Provincie Gelderland

Raaphorst, K. (2010) Rust en stilte in kaart gebracht. Een voorstudie naar de mogelijkheden voor het inventariseren en visualiseren van de beleving van rust, ruimte en stilte op de Veluwe volgens het Engelse tranquillity mapping concept. Bachelorthesis Planologie, Radboud Universiteit Nijmegen. Beschikbaar bij de bibliotheek van de faculteit der Management of op aanvraag verkrijgbaar bij

Literatuur

L. Carton, l.carton@fm.ru.nl.

Carton, L.J. (2007) Map making and map use in a multi-actor context. Spatial visualizations and frame conflicts in regional policymaking in the Netherlands. PhD thesis TU Delft, april 2007.

november 2010 37

ROM_11_2010.indd 37

11/15/2010 6:56:30 PM


Praktijk

Nu de markt nog

‘Regenton’ Westflank van de Haarlemmermeer verbindt publieke partijen De problematiek rondom de zoetwatervoorziening in de Westflank van de Haarlemmermeer is de aanjager voor een integraal gebiedsproces. De vier ontwikkelende partijen zijn eensgezind in de ambitie om tot een oplossing te komen in de diepgelegen polder. De private partijen zijn echter kritisch over het proces en de haalbaarheid van de ambities.

‘A

ls we de wateropgave in de Westflank nu niet goed oplossen, dan missen we een ongelofelijke kans.’ Het is de hartenkreet van Kees van Ruyven, die als planregisseur meewerkt aan de inrichting van Westflank Haarlemmermeer, zoals deze ontwikkeling heet. Hij heeft het over een seizoensberging van twee miljoen kubieke meter zoet water, bij voorkeur via een grote waterplas. Inmiddels ligt er een integraal Ontwerp Programma van Eisen, waarin die seizoensberging niet alleen de oplossing is voor het zoetwaterprobleem, maar ook gecombineerd wordt met woningbouw en natuur. Het omvat de bouw van 10.000 woningen, 900 hectare voor recreatie en natuurontwikkeling en in totaal drie miljoen kubieke meter waterberging.

Boter bij de vis De Haarlemmermeer is voor veel partijen een aantrekkelijke locatie; in het hart van de Randstad, met behoorlijk wat ruimte. Het was dan ook niet verwonderlijk dat de rijksoverheid de Westflank van de Haarlemmermeer aanwees als één van de laatste grootschalige uitleglocaties in de Randstad. De partijen kwamen daarbij een taakstelling van 10.000 woningen overeen. Volgens Philippine van der Schuyt, die namens de gemeente Haarlemmermeer als projectleider optreedt, is het van belang dat de Westflank een rustige, groene zone wordt. ‘We hebben een drukke oostkant, met veel economische activiteit. De westkant moet een tegenhanger daarvan worden. Een woongebied met een natuurlijke overgang richting de kust.’ In totaal is er in de Westflank 1500 hectare beschikbaar om te ontwikkelen. Dat lijkt in eerste instantie te weinig om alle plannen te verwezenlijken. ‘Als je de traditionele vorm van ruimtegebruik volgt, dan klopt dat’, beaamt Jasper

Tamboer, die voor het Hoogheemraadschap van Rijnland de kar trekt. ‘We willen dus functies stapelen. De uitdaging is om met één vierkante meter meerdere doelstellingen te bereiken. Bijvoorbeeld door een waterwoonwijk te realiseren.’

De Westflank in cijfers – Oppervlak Haarlemmermeerpolder: 18.500 hectare. – Oppervlak plangebied Westflank: 3000 hectare. – Wat: uitleg met woningbouw, waterberging, recreatiegroen en infrastructuur. – Te ontwikkelen oppervlak: 1500 hectare. – Woningen: 10.000. – Waterberging: 1 miljoen m3 piekberging en 2 miljoen m3 seizoensberging. – Natuur: 500 hectare regionaal groen, 400 hectare woninggebonden groen. – Ontwikkelende partijen: Gemeente Haarlemmermeer, Hoogheemraadschap van Rijnland, namens het Rijk het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), directie Ontwikkeling en de provincie Noord-Holland. – Stand van zaken: de bestuurlijke vaststelling van het Programma van Eisen zal eind 2010 plaatsvinden. De politieke besluitvorming voor de provinciale statenverkiezingen in maart 2010. Voor de piekberging wordt inmiddels een Milieu Effect Rapportage opgesteld. Meer informatie op www.westflankhaarlemmermeer.nl.

november 2010 38

ROM_11_2010.indd 38

11/15/2010 6:56:30 PM


De aanleiding voor het plan ligt in 2005, toen de nieuwe Nota Ruimte werd uitgebracht. Voor de Westflank werd een nieuw klimaatbestendig watersysteem voorgesteld. Vanwege de ‘bovenregionale baten’ kon het Rijk zich goed vinden in het plan en deed gelijk boter bij de vis, door 48 miljoen euro beschikbaar te stellen. Het bijzondere van het voorgestelde watersysteem is dat het zowel rekening houdt met wateroverlast als met droogte. Een grote omslag in het denken over het gebied, meent Tamboer. ‘In 2006 presenteerde het KNMI klimaatstudies, waaruit bleek dat periodes van droogte veel vaker gaan voorkomen. De Westflank is toen zo moedig geweest om dit erbij te pakken.’ Van de drie miljoen kubieke meter waterberging is één miljoen piekberging. De piekberging is een opvangbekken om overtollig water vanuit het hoofdwatersysteem (boezem van Rijnland) op te vangen. De piekberging zal maar incidenteel bij hevige regenval worden ingezet (eens per tien tot 25 jaar). Daarnaast is er twee miljoen m3 gepland als ‘seizoensberging’. De seizoensberging is een wijze van duurzaam peilbeheer waarin je probeert het schone en zoete regenwater zo veel mogelijk vast te houden in het gebied.

Doorspoelen Een belangrijke factor voor de waterhuishouding in de Haarlemmermeer is namelijk de diepe ligging. Grondwater wordt van hoger gelegen gebieden, zoals duinen en plassen, naar de Haarlemmermeerpolder gedrukt. In de voormalige zoute meerbodem komt het diepe grondwater als kwel naar boven. Deze kwel is brak en voedselrijk. Om schade aan natuur en landbouwgewassen door verzilting tegen te gaan, wordt de polder in de zomer

doorgespoeld met zoet boezemwater. Dit boezemwater komt helemaal vanuit de Hollandse IJssel nabij Gouda en stroomt via de boezem van Rijnland en de Ringvaart van de Haarlemmermeer naar de polder. ‘Het afvoeren van water op het ene moment, terwijl op een ander moment water moet worden ingelaten, is niet duurzaam’, stelt Jasper Tamboer. Hij legt uit: ‘De Haarlemmermeerpolder is een groot verbruiker van zoet water uit het boezemsysteem. Dat is in droge periodes altijd voorhanden.’ Maar waar laat je 2 miljoen kubieke meter seizoensberging? Een mogelijkheid is een fijnmazig netwerk van brede sloten en tochten die zijn gegraven in de polder. Alleen, graven is wat lastig in de Westflank. Door de kweldruk kan de bodem op en barsten. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de aanleg van een nieuwe sloot in nieuwbouwwijk Getsewoud bij Nieuw-Vennep. Daarom werd er al snel aan een waterplas gedacht. Maar ook daarvoor kun je maar beperkt graven. De enige mogelijkheid voor de realisatie van open water, is het waterpeil flink op te zetten, zodat er een omdijkte, ‘opgelegde’ plas, ontstaat. Philippine van der Schuyt omschrijft het als een soort regenton. ‘In periodes van droogte kun je hiermee het land “begieten”. Zo hoeft er nog maar een zeer beperkt beroep te worden gedaan op inlaat vanuit het boezemsysteem.’ De aanleg van een plas biedt naast kwantitatieve voordelen, vanwege een groot wateroppervlak met een hoge peilfluctuatie, kwalitatieve voordelen. Het schone water is een basis voor natuurontwikkeling en in samenhang daarmee ontstaan mogelijkheden voor de ontwikkeling van een aantrekkelijk gevarieerd woon- en recreatielandschap op en aan het water. Aan zo’n plas kan een deel van de woningbouwopgave van de Westflank worden gerealiseerd. èè

O pbarsting in nieuwe wijk nabij Nieuw Ve n n e p

november 2010 39

ROM_11_2010.indd 39

11/15/2010 6:56:31 PM


Praktijk

E e n vo o r b e e l d v a n water wonen

Watertoets Vanwege de beleidsurgentie van het waterbeheer, is een belangrijke rol in het proces weggelegd voor het Hoogheemraadschap. Als adviserende partij en zelfs als mee-ontwerpende partij. De collega’s binnen de projectorganisatie zijn unaniem positief over de inzet van de waterbeheerders. ‘Ze doen voor het eerst mee met een ontwikkelingsopdracht en zijn daarin heel open en positief. Ze zijn echt grensoverschrijdend bezig’, constateert planregisseur Kees van Ruyven. ‘Ze maken de slag om vanaf de voorkant mee te doen. Je ziet dat ze daarin wel zoekende zijn, vooral als we richting bestuurlijke afspraken gaan.’ De manier waarop het Hoogheemraadschap haar rol oppakt in het proces, sluit aan bij de watertoets, zoals die oorspronkelijk bedoeld was. Dit instrument is in 2003 in het leven geroepen om het waterbeheer op een goede manier in de ruimtelijke ordening mee te nemen. Deze watertoets functioneert vooral op het niveau van bestemmings- en inrichtingsplannen goed, maar is oorspronkelijk bedoeld om op strategisch niveau, waar locatiebesluiten worden genomen, het waterbeheer beter mee te nemen. Op dit moment wordt de derde evaluatie van de watertoets voorbereid, waarbij een focus ligt op het functioneren van de watertoets op regionaal, strategisch niveau. Deze evaluatie vindt plaats in 2011.

feite de drager van een gevarieerd woon- en recreatiegebied voor ongeveer 27.000 nieuwe inwoners in de Westflank. En het idee loopt vooruit op beleidsontwikkelingen die nog gaande zijn. In 2015 komt het Rijk met beleid voor de zoetwatervoorziening in Nederland. Maar hoe positioneer je nou zoiets? ‘We hebben geprobeerd zo veel mogelijk vanuit de gezamenlijkheid te denken’, vertelt Jasper Tamboer. ‘Wat voegt mijn doel toe aan andere opgaven? Uiteindelijk hebben we die verbinding gevonden in de schaarste aan waterrecreatie. En water is naast een kans voor waterrecreatie ook een kans voor een hoogwaardig en gevarieerd woonmilieu. Wie wil er nou niet wonen aan een plas?’

Integraal proces

Rien Wezenberg, namens de provincie Noord-Holland lid van de Ambtelijke Stuurgroep Westflank, geeft aan dat door combinatie van de groene en de blauwe opgave, er niet alleen minder ruimte nodig is, maar ook koppeling van budgetten mogelijk is. Hierdoor is het plan beter betaalbaar. ‘Als de seizoensberging in de Westflank niet lukt, dan wordt de noodzaak van een omstreden peilver-

De totstandkoming van de opgelegde plas, in combinatie met woningbouw, natuur en recreatie bestempelen de betrokkenen graag als een ‘integraal proces’. Met als opmerkelijk resultaat het plan voor de seizoensberging. Een idee dat breed gedeeld wordt en in 2008 is vastgelegd in een bestuursovereenkomst. Het water is daarmee in

november 2010 40

ROM_11_2010.indd 40

11/15/2010 6:56:36 PM


essentieel element.’ De ambities blijven dus onverkort overeind, ondanks de economische tegenwind. Inge de Kort die namens het Rijk in het projectteam zit, bevestigt dit. ‘We kiezen er niet voor om, vanwege de recessie, kwaliteit uit het plan te halen. Wat mij betreft staat de seizoensberging niet

Hoogheemraadschap als stuwende kracht in ontwerpproces meer ter discussie. Maar hoe we dit verder gaan invullen is best een lastige vraag. We hebben eigenlijk geen voorbeelden.’

Programma hoging van het IJsselmeer alleen maar groter’, aldus Wezenberg. Van Ruyven stelt dat de integraliteit van begin af aan de inzet is geweest. ‘Dat wil niet zeggen dat er geen spanning zit tussen de sectoren. Maar die zit dan met name op het gebied van geld en risico’s. Via een sterke gemeenschappelijke visie hoop je een integrale sturing op het geld te krijgen. ‘Het gaat om een ontwikkeling van twintig jaar. Je kunt niet nú alle risico’s in de toekomst uitsluiten. De kunst is om onzekerheden te accepteren en het risico te nemen dat het goed gaat komen. Maar risico’s nemen vindt men moeilijk.’ Hij onderkent dat de wateropgave de belangrijkste aanjager binnen het proces is. ‘Eigenlijk zien alle partijen dit als een

Dat de vier overheidspartijen gezamenlijk een duidelijke visie hebben is positief, want veelal ontbreekt het daaraan. De vraag die zich opdringt bij zoveel eensgezindheid, is hoe de markt tegen het plan aankijkt. Want op het moment dat de ‘rode schaduw’ over het gebied viel, hebben de private partijen een aanzienlijk deel van de gronden opgekocht. In totaal gaat het om zo’n 700 hectare. Stefan Schuwer laat weten dat hij het op zich geen slecht plan vindt, maar dat hij vraagtekens heeft bij de haalbaarheid ervan. Schuwer maakt deel uit van de Raad van Bestuur van woningcorporatie Ymere en is voorzitter van de stuurgroep private partijen, die opkomt voor de belangen van de marktpartijen in de Westflank. ‘Er worden veel ambities gestapeld in dit gebied. Onder de huidige economische omstandigheden heb ik sterke twijfels of die wel haalbaar zijn. Bovendien vind ik dat er te veel gewerkt èè

De (on)getemde waterwolf De Haarlemmermeerpolder is een droogmakerij van wat tot 1852 een groot meer was in het Hollandse laagveengebied. Nog in de dertiende eeuw bestonden in dit veengebied drie meren tussen Amsterdam en Leiden. Door vervening en golfafslag werden de meren steeds groter en groeiden aaneen. Zo ontstond rond de vijftiende eeuw het Haarlemmermeer. Het meer werd steeds meer een bedreiging voor Amsterdam en Leiden. Dichter Joost van den Vondel zag het water van de Haarlemmermeer als de ‘wrede Waterwolf’. In 1837 gelastte Koning Willem I daarom de drooglegging van de Haarlemmermeerpolder. Het meer werd omringd met een ringdijk en een ringvaart van 59,5 kilometer. Vervolgens werd het meer met drie stoomgemalen drooggemalen en viel het uiteindelijk in juli 1852 droog. De droogmaking van het Haarlemmermeer is één van de grootste waterstaatkundige ingrepen in de Rijnlandse waterhuishouding. Het drooggelegde meer behoorde tot de boezem – het hoofdwatersysteem – van Rijnland. Door de drooglegging ervan verdween 80% van het totale oppervlak boezemwater. Dit had grote gevolgen voor het bufferend vermogen van het hoofdwatersysteem. Daarom werden drie extra stoomgemalen gebouwd om in tijden van hevige regenval het overtollige water uit het beheergebied van Rijnland naar de Noordzee af te voeren. In de communicatie rondom de gebiedsontwikkeling Westflank Haarlemmermeer, maakt de projectorganisatie gebruik van ‘de Waterwolf’, zoals Joost van den Vondel die in de zeventiende eeuw omschreven heeft.

november 2010 41

ROM_11_2010.indd 41

11/15/2010 6:56:38 PM


Praktijk

wordt vanuit kwantitatieve uitgangspunten. Ik zou liever eerst de conceptuele uitgangpunten vaststellen en dan de cijfers invullen. Welke woonmilieus zijn nodig? Wat zijn de kwaliteiten van het gebied? Bovendien heb ik over de aanleg van een waterplas zo mijn twijfels. Ik vind het merkwaardig dat je zoiets kunstmatig moet aanleggen. Ik

‘Via een sterke gemeenschappelijke visie hoop je een integrale sturing op het geld te krijgen’ kan me niet voorstellen dat er geen betere manieren zijn om dit te doen. Dit gebied staat van alle kanten onder druk. Kun je dan niet beter een ander gebied zoeken voor die waterberging?’ Haarlemmermeers projectleider Philippine Van der Schuyt benadrukt dat het plan voldoende aanknopingspunten heeft

om aantrekkelijke woonmilieus te creëren. ‘Door de ontwikkeling integraal op te pakken, realiseren we een bepaalde kwaliteit. Dat zal zichzelf moeten verkopen.’ Ook denkt ze dat er voldoende perspectief is op een sluitende exploitatie, al wil ze zich niet laten vastleggen op een bepaald dekkingspercentage. Ze geeft wel aan dat ze er daarbij rekening houdt dat de private partijen meebetalen aan het groen-blauwe raamwerk. ‘De ruimtelijke ordening anno 2010 zit zo wel in elkaar.’

Grondposities Schuwer vindt dat de private partijen dan wel beter betrokken moeten worden. ‘Het gaat over onze eigen portemonnee. En we zullen ook in staat moeten zijn om mee te betalen. Het moet bedrijfseconomisch gezien wel rendabel zijn.’ Schuwer is niet tevreden over de rol van de marktpartijen in het proces. ‘Als private partijen zijn wij uitstekend in staat om een gebied te ontwikkelen. Maar daar moet je wel voor in staat worden gesteld en tot nu toe krijgen wij bitter weinig gelegenheid. De overheidspartijen negeren op die manier het

november 2010 42

ROM_11_2010.indd 42

11/15/2010 6:56:39 PM


feit dat er veel kennis bij de private partijen zit. Wij weten heel goed hoe we dit moeten doen en dit suggereert dat we geen zinvolle inbreng zouden kunnen hebben. We hebben onlangs nog namens een groot aantal grondeigenaren (beleggers, ontwikkelaars, woningcorporaties, bouwers; gezamenlijk grondeigendom ca 700 ha) een gezamenlijk voorstel bij de provincie op tafel gelegd om op een andere manier naar het gebied te kijken. Zoiets doe je niet op een namiddag, maar daar is helaas niet op gereageerd.

weinig zin om daar over te praten. Ik wil niet nu al vast gaan leggen hoeveel woningen er per hectare kunnen komen. Flexibiliteit en geleidelijkheid vind ik een belang-

‘We kunnen niet iedereen tevreden stellen’, reageert Van der Schuyt. ‘Het gaat ons om de kwaliteit en daarvoor moet je keuzes maken. Je kunt de private partijen pas betrekken als je weet wat je zelf wilt. We reflecteren wel, nodigen hen uit om reacties te geven.’

rijk goed in deze ontwikkeling. Als we het publieke raamwerk duidelijk hebben en daarmee de polder opwaarderen, dan komen dit soort zaken vanzelf. Een plan maken is iets anders dan grondposities hebben. Het belang van de publieke opgave is hier te groot om daar nu al rekening mee te houden.’

Kees van Ruyven stelt het iets minder genuanceerd. ‘Marktpartijen denken 15.000 tot 20.000 woningen kwijt te kunnen. Als je het daar al niet over eens bent, dan heeft het

‘Als private partijen zijn wij uitstekend in staat om een gebied te ontwikkelen’

é Johan Kroes, communicatieadviseur

Af beeldingen: p ro j e c to r gan i s at i e We s t f l a n k

RWS-waterdienst

november 2010 43

ROM_11_2010.indd 43

11/15/2010 6:56:45 PM


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. De achtergrond van de leden is heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al bijna 25 jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Milieu, Ruimte én Economie ineen! Duurzame gebiedsontwikkeling gaat niet alleen over milieukwaliteit en energieprestaties, maar evenzeer over ruimtelijke kwaliteit en economische haalbaarheid. De MRE-benadering – Milieu, Ruimte en Economie – vormt een geschikt kader om tot een juiste balans te komen.

D

oor milieu en vastgoed te bundelen in één projectenvelop krijgen duurzaamheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid gelijktijdig een evenwichtige rol in het proces van gebiedsontwikkeling. Centraal daarbij staat het vinden van een juiste balans tussen functies, disciplines, partijen, belangen en niet in de laatste plaats geldstromen. In het verleden zijn verschillende pogingen gedaan om beide werelden met elkaar te verbinden. Dit heeft geresulteerd in vele checklists, aangevuld met prestatie- en procesinstrumenten. Hierin wordt echter niet of nauwelijks rekening gehouden met de financieeleconomische aspecten, bijvoorbeeld in termen van kosten en opbrengsten. Juist voor vastgoed- en gebiedsontwikkeling zijn die kenmerkend. Een

ontwikkeling moet immers ook betaalbaar zijn. Gezocht is daarom naar een model dat niet alleen rekening houdt met milieu (M) en ruimte (R), maar eveneens met economie (E). Dat is de zogeheten MRE-benadering. De MRE-benadering is een procesmodel dat oorspronkelijk is ontleend aan de sanering en herontwikkeling van gasfabrieksterreinen. Milieu en duurzaamheid staan daarbij in een directe relatie met ruimtelijke en financieel-economische aspecten van gebiedsontwikkeling. In de praktijk betekent dit dat milieueisen en duurzaamheidsambities kunnen leiden tot een ander kosten- en batenplaatje en daarmee tot een ander ruimtelijk plan. In de MRE-benadering is duurzaamheid immers geen absolute maat waaraan moet worden voldaan, maar veeleer een relatief begrip. Eerst en vooral moet namelijk een balans worden gevonden tussen milieu, ruimte én economie, met oog voor het bedienen van de belangen van people, planet én profit. Het optimum kan worden gevonden door elk thema steeds te ontleden aan

de hand van juridische, technische en financiële kwaliteiten. Beginnend bij de juridische kwaliteit gaat het om regels, beleid en ambities waaruit meer of minder vergaande milieumaatregelen en duurzaamheidsprestaties (technische kwaliteit) volgen die meer of minder kosten (financiële kwaliteit) met zich meebrengen. Belangrijk daarbij is om op te merken dat bij een dergelijke analytische benadering consumenten en eindgebruikers niet uit het oog mogen worden verloren. Het gaat immers ook om de vraag ‘what’s in it for me?!’. Hiermee rekening houden kan betekenen dat voor andere oplossingen wordt gekozen dan op grond van zuiver juridische, technische en/of financiële overwegingen voor de hand ligt. Waar het om gaat is dat we duurzaamheidsambities zeer nauw verweven met financiële. Daarvan kan alleen sprake zijn als de belangen van people, planet én profit worden gediend én er sprake is van een balans tussen milieu, ruimte én economie. é Bas van de Griendt

In het oktobernummer van Tijdschrift Milieu gaat Bas van de Griendt, als milieumanager verantwoordelijk voor de duurzaamheidsagenda van Bouwfonds Ontwikkeling, uitvoeriger in op de MRE-benadering. Verder wordt de benadering in de tweede herziene druk van het Handboek Projectontwikkeling geïntroduceerd.

VVM Agenda VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info

Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info. Bijeenkomst “Gezondheid in Ruimtelijke Planvorming” Januari 2011 (zie voor datum en locatie www.vvm.info) Utrecht

november 2010 44

ROM_11_2010.indd 44

11/15/2010 6:56:51 PM


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

Overzichtelijke inleiding

Dat bezwaar is des te merkwaardig omdat

meer een taak weggelegd voor een stratenma-

Woltjer bij de introductie van deze nieuwe

kers of asfaltteerder. Misschien een tip voor de

uitgave het volgende opmerkte. ‘Planolo-

tiende druk ook dat (ver)beeldende aspect wat

gen en hun vakgenoten komen dan ook een

meer te belichten? (RC)

grote variëteit aan referentiekaders tegen over de vraag wat een goede ruimtelijke orde

HE NK VO OGD E N JOHA N WOLTJER (2010):

zou kunnen zijn. Klassiek is het onderscheid

FAC E T T E N VA N DE PL A NOLO GIE (NEGE NDE DRUK),

tussen een eco- en antropocentrische kijk op

K LU W ER , A LPHE N AA N DE N R IJN, I SBN 97 890 130

ruimte, zoals de vraag of natuurlijke gebieden

7584 7, 321 BLZ .

ecosystemen dienen, of functioneel zijn voor omwonenden en bezoekers. Soms staat een goede ruimtelijke ordening gelijk aan legitimiteit en conformiteit aan regels, soms moet

Bouw anticipeert niet op vergrijzing

deze vooral geaccepteerd zijn, of juist efficiënt, rechtvaardig, invloedrijk, onderhandelbaar, of meer gebaseerd op effectieve instrumenten’. Die professionele afwegingen, discussies of wat mij betreft worstelingen hadden wat mij betreft

Zilverbouwwijzer

een meer prominente plaats verdiend in dit ‘Facetten sluit aan bij de hedendaagse

boek. Immers dat is – of zou moeten zijn - het

planologiebeoefening in het wetenschappelijk

wezen van de dynamische (beleids)praktijk van

en hoger beroepsonderwijs’. Dat schrijven de

de actuele ruimtelijke ontwikkeling, gericht

hoogleraren Henk Voogd – die in 2007 overleed

op een duurzame samenleving. Inspraak en

– en Johan Woltjer – beiden verbonden aan

participatie – het vakgebied van Woltjer – zijn

de Rijksuniversiteit van Groningen - in het

instrumenten die kunnen bijdragen aan dat

woord vooraf van de alweer negende druk van

proces, maar dat geldt uiteraard ook voor

een boek dat een globale introductie beoogt te

andere, externe ontwikkelingen, krachten of

geven in het vakgebied. Maar met die aanslui-

initiatieven.

Bouwen vanuit de behoeften van ouderen

VitaValley en TNO

ting valt het hier en daar nogal tegen, omdat er in dit boek vrij traditioneel tegen de rol

Ondanks genoemde kritiekpuntjes dekt de

van de overheid wordt aangekeken. Volgens

titel de inhoud van ‘Facetten van de planologie’

de auteurs kan een samenleving niet zonder

volledig. Het geeft een adequaat en actueel beeld.

Door de recessie is de horizon van overheid

een zorgvuldig doordacht ruimtelijk beleid.

In dat opzicht is het een meer dan voorbeel-

en ondernemingen steeds korter aan het

Dat is op zichzelf een bruikbaar uitgangspunt.

dig, inleidend collegedictaat. Verwacht dus

worden. In de planvorming wordt niet verder

Maar de rol van de overheid als ‘makelaar’ of

geen nieuwe inzichten of splijtende kritiek op

gekeken dan 2020, terwijl in 2040 juist de piek

‘ontwikkelaar’ lijkt in vele opzichten tanende.

bestaande structuren of doelstellingen, maar

van de vergrijzing zal worden bereikt. Samen

In ons hebben planningsprocessen van oudsher

wel een overzichtelijk overzicht. Spelregels,

met de demografische krimpregio’s levert

het primaat van de overheid, maar de inhoud,

planvormen, opvattingen en beleidsthema’s

dat een probleem op waar zowel corporaties,

focus en regie liggen steeds meer verspreid bij

komen daarbij aan bod. Natuurlijk is ook wat dat

bouwbedrijven, zorginstellingen als overheid

marktpartijen of particuliere initiatieven. Denk

betreft volledigheid onmogelijk, maar ik miste

nog nauwelijks op hebben willen anticiperen.

bijvoorbeeld aan publiek-private projecten of

nogal een wat bredere aanvliegroute van het

Daarom ontwikkelde de stichting VitaValley

vormen van gebiedsontwikkeling of particu-

thema energie (zo komt het issue CO2-opslag

een leidraad voor het bouwen van ouderen.

lier opdrachtgeverschap. De verzuchting dat

niet in de beschrijving voor). Twee bladzijden –

Deze werd aangeboden aan demissionair

‘zonder overheidsbemoeienis de ruimte alleen

binnen het hoofdstuk milieuplanning – zijn wel

minister Klink van VWS. De publicatie kan

volgens regels van de vrije markt zou worden

erg stiefmoederlijk.

gebruikt worden om nieuwe woonwijken en

gebruikt’ krijgt in het boek een merkwaar-

En over stiefmoederlijk gesproken. De kwaliteit

aanpassingen van woningen en wijken te

dige, nogal negatieve connotatie, terwijl in de

van de illustraties is beroerd met onleesbare

realiseren.

praktijk van alledag – zeker in deze periode

kaartjes, knullige foto’s met onderschriften

Stichtingsvoorzitter prof. dr. Maarten

van economische stagnatie – juist alleen met

als ‘winkelstraat zonder verhard wegdek: een

Verkerk wees bij die gelegenheid op het

een gezamenlijke inzet en regie resultaat kan

mooie taak voor planologen’. Inderdaad staat

belang van een zorgvuldige analyse bij het

worden geboekt.

wazig een straat afgebeeld, maar ik zie daar

bepalen van de bouwopgave vanuit kwalita-

november 2010 45

ROM_11_2010.indd 45

11/15/2010 6:56:52 PM


RO snippers

tieve en demografische behoeften. Er is

Rommers Meulenbeld: ruimte-ontwikkelaar bij Bohemen Na zijn Bachelor HBO Bouwkunde in Groningen en een Pre-Master Bouwkunde bij de TU Delft, is de heer Meulenbeld afgelopen zomer afgestudeerd voor de Master Real Estate & Housing studie aan de TU Delft. Zijn specialisatie was Design & Construction Management, Building process innovation. Het laatste onderdeel van deze studie betrof zijn afstudeeronderzoek naar de toepassing van de Public Private Comparator (PPC) op decentraal niveau. Renz van Luxemburg: hoogleraar Architectural Acoustics TU/E Ir. L.C.J. (Renz) van Luxemburg (61) is aangesteld als deeltijdhoogleraar Architectural Acoustics aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij volgt prof. ir. E. (Eddy) Gerretsen op die met pensioen is gegaan. In zijn functie is Van Luxemburg verantwoordelijk voor de leerstoel Building Acoustics binnen de unit BPS van de faculteit Bouwkunde van de universiteit. Van Luxemburg blijft als leading professional verbonden aan advies- en ingenieursbureau DHV. De leerstoel richt zich op onderwijs en onderzoek op het gebied van zaalakoestiek, bouwakoestiek en geluid in de stedelijke omgeving. Naast het begeleiden van studenten adviseert Van Luxemburg architecten en instellingen op het gebied van akoestiek. Zo werkte hij aan het Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven, Casa da Música in Porto, het Wyly Theater in Dallas, het CCTV-complex in Peking en het nieuwe Muziekpaleis en de tijdelijke huisvesting van Vredenburg in Utrecht.

een integrale aanpak nodig waarbij wonen, omgeving en zorg componenten vormen. Een betere afstemming tussen vraag en aanbod

Peek: manager bij Fakton Fakton financiële vastgoedregisseurs breidt zijn team uit met dr. ir. Gert-Joost Peek. Gert-Joost is afkomstig van ING Real Estate Development, waar hij als director Research inhoudelijk verantwoordelijk was voor het internationale netwerk van marktonderzoekers. Daarvoor promoveerde hij aan de TU Delft op het herontwikkelingsproces van binnenstedelijke stationslocaties en werkte bij het toenmalige NS Vastgoed. Bij Fakton geeft hij als Knowledge manager leiding aan het Centre of Excellence.

levert – ook bij het bouwen voor ouderen – een basis voor toekomstbestendig bouwen, aldus Verkerk. ‘Feitelijk zie je zo waar kansen liggen in de woningontwikkeling en waar de grenzen zijn. Hoognodig want de huidige bouw en zorg zijn totaal niet voorbereid op de vergrijzing’. Al eerder is geconstateerd dat de huidige seniorenbouw nogal eenzijdig van opzet is en niet wordt betrokken bij de toekomstige kwalitatieve eisen en wensen van oudere woonconsumenten. Daarbij blijkt nog steeds dat inpassing van specifieke woningen en voorzieningen voor ouderen in nieuwbouwwijken – zoals projectontwikkelaar Hillgate dat voor Homerushof in Almere juist wel voorstelde – nog nauwelijks wordt toegepast. De Zilverbouwwijzer is door TNO ontwikkeld en biedt een overzicht van behoeften en aanbevelingen voor het ontwikkelproces van ouderenwo-

Gert-Joost is tevens verbonden aan de afdeling Real Estate & Housing van de TU Delft, doceert aan post-experience vastgoedopleidingen van de ASRE en de Master City Developer en is lid van de European Policy & Practice Committee van het Urban Land Institute.

ningen. Daardoor ontstaan ‘goede en plezierige woningen en woonomgevingen voor ouderen’, aldus VitaValley. De inzet daarbij is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. (RC) Z I LV E R B O U W W I J Z E R ; B O U W E N VA N U I T DE B E HOE F T E N VA N O U DE R E N , V I TAVA L L EY, 6 1 B L Z , I S B N 9 7

Demmers: Programmadirecteur Duurzaamheid DHV Groep Mevrouw ir. M. Demmers MBA is per 1 oktober Programmadirecteur Duurzaamheid bij de DHV Groep. Deze benoeming benadrukt het strategische belang van duurzaamheid voor het bedrijf. Als programmadirecteur zal Marjolein Demmers invulling geven aan leiderschap en integratie van duurzaamheid in de dienstverlening en producten van het bedrijf. De afgelopen zes jaar was Demmers directeur Milieu & Duurzaamheidsadvisering.

8 9 0 7 9 3 7 5 0 3 5 , S T IC H T I N G V I TAVA L L EY, E DE

A10 om door een ringetje te halen

november 2010 46

ROM_11_2010.indd 46

11/15/2010 6:56:54 PM


RO snippers

Agenda

‘Ringwegen bevestigen en ondermijnen de

onderbouwen van de Ring A10 een scenario te

stadscentra waar ze omheen leiden’. Dat is de

bedenken dat echt doet aan een zo belang-

opvatting van Ton Verhoeven, rijksadviseur

rijk en zo rijk element van de inrichting van

voor de infrastructuur. Hij benadert de huidige

Nederland’? (RC)

situatie van de ring rond Amsterdam op een deels cynische, maar ook optimistische wijze.

M AA RT E N K L O O S , Y VONNE DE KORT E E N DAV E

Dat optimisme is gebaseerd op de overtuiging

W E NDT (2010): R ING A10, A RC A M/A RC HI T E CTUR A &

dat schaalvergroting – de Metropoolregio – en

NATUR A PR E S S , A MS T ER DA M, I SBN 97 890 768 6389

technologische vernieuwingen – stille auto’s

4, 254 BLZ .

en asfalt – de ring niet meer als grens maar als aantrekkelijke verblijf- en ontmoetingsplaats zal gaan functioneren. Nu is dat nog lang niet niet

Oost best?

het geval. ‘Auto’s, ringwegen, suburbanisatie,

Congressen/seminars Technologiesymposium COB Datum: 26 november Plaats: Fort Voordorp, Groenekant Info: www.cob.nl Maand van de Duurzame Stad Seminar 2010 Datum: 1 december Plaats: Tilburg Info: www.maandvandeduurzamestad.nl Voorbeeldencongres Duurzame Stedenbouw datum: 7 december Plaats: Schouwburg Almere Info: www.rostra.nl

gemusealiseerde stadscentra en milieuproblematiek horen bij elkaar’. Nog plastischer en bonter maken Jacques Beljaars en Marsel Verheijde van BAPS Architecten het in hun bijdrage. ‘De A10 is een onmenselijk maar noodzakelijk kwaad, dat ruimte vreet en als een open wond in het stedelijk weefsel ligt te stinken’. Niettemin, er is hoop en er zijn kansen, zo blijkt uit het fraai vormgegeven en met kaarten en foto’s rijk geïllustreerde boek.

van dit gevarieerde gebied. Er is aandacht voor

Daarin enkele essays over perceptie, historie,

de actualiteit, er zijn reportages en interviews,

ruimtelijke context en betekenis voor de

publicaties worden gesignaleerd; kortom een

verkeersafwikkeling afgewisseld met acht

gevarieerde inhoud. De redactie belooft dat elk

wandelingen langs het hele traject van 32

nummer ook een thema zal bevatten. In het

kilometer. Maar met een teleurstellende

recente meinummer is het thema ‘nieuw leven

epiloog. Want ook Maarten Kloos, directeur

op oude erven’. Het moderne boerenbedrijf en de toenemende burgerbewoning veranderen het

ARCAM, komt daarin niet veel verder dan de constatering dat de toekomst ongewis

Sinds najaar 2009 verschijnt het tijdschrift

traditionele boerenerf. De ondertitel luidt dan

is. ‘Slagen Rijkswaterstaat en de gemeente

‘Oost’ waarin de ruimtelijke kwaliteit van

ook: ‘teloorgang en transformatie’.

Amsterdam erin om in het verlengde van het al

Gelderland en Overijssel centraal staat. Het

De vormgeving is zeer verzorgd met veel ruimte

decennia gaande zijnde proces van bouwen en

gaat om de schoonheid van stad en land, om de

voor (grote) foto’s en heldere kaarten. De tekst

versleutelen, uitbreiden, verbreden, over- en

beleving, de geschiedenis en om de toekomst

staat in drie kolommen wat prettig leest. Het formaat is breder dan bij tijdschriften gebruikelijk: 24 cm breed en 28 cm hoog. Dat slaat

Week van Het Nieuwe Werken ‘Kom uit die spits!’ Met deze oproep in de vorm van een tweetup worden mensen op maandag 8 november tussen 8 en 10 uur ’s ochtends aangemoedigd om flexibel te gaan werken. De tweetup is de start van de Week van Het Nieuwe Werken, die loopt van 8-14 november.

beter open en geeft illustraties de ruimte. Met 66 pagina’s is het ook best een omvangrijk tijdschrift. De doelgroep van ‘Oost’ is heel breed: iedereen die op de een of andere manier betrokken is bij de ruimtelijke kwaliteit van Oost-Nederland. Dat levert misschien het risico op dat lezers er

Werken waar en wanneer je maar wilt. Dat is de kern van Het Nieuwe Werken. Nieuwe technologieën als smart phones en teleconferencing maken het mogelijk. Door daarnaast te kiezen voor een andere dagindeling (later of vroeger naar je werk) en bewust te kiezen voor trein, auto of niet reizen, wordt veel tijdwinst geboekt. Het Nieuwe Werken biedt voordelen voor werkgevers, werknemers en het milieu.

te weinig in zullen aantreffen wat hen specifiek interesseert. Zo ligt het accent in het meinummer op het landelijk gebied en komt de echt stedelijke kant van beide provincies minder aan bod. Vooralsnog ligt er echter een mooi en interessant blad op tafel, geschreven met kennis van en liefde

De campagne ‘Het Nieuwe Werken doe je zelf’ is een initiatief van Stichting Natuur en Milieu.

over het oosten van ons land. (Harry de Loor)

Informatie: persvoorlichting@natuurenmilieu.nl.

T IJDS C HR IF T VO OR RUIMT E E N CULTUUR , JAA RG A NG 2, MEI 2010 (KWA RTAA LBL A D).

november 2010 47

ROM_11_2010.indd Sec1:47

11/15/2010 6:57:01 PM


In december! Trend

Slim verdichten versterkt de stad Om de voordelen van binnenstedelijke verdichting te kunnen verzilveren, moeten er wel eerst een aantal vooroordelen over boord. Zo laten historische steden zien dat met slim intensiveren er voldoende groen en water op loopafstand over blijft of zelfs kan worden toegevoegd. Verdichten betekent ook niet dat er alleen nog maar appartementen mogen worden gebouwd. In de afgelopen jaren zijn er juist allerlei succesvolle laagbouwbuurten op inbreidingslocaties verrezen. Daarnaast lopen bestuurders en ontwikkelaars tegen allerlei belemmeringen aan zoals complexe bouwprocessen en -logistiek, belangentegenstellingen tussen plannenmakers en bewoners, stroperige bestemmingsplanprocedures, inflexibele milieu- en veiligheidsnormen en niet in het minst te hoge grond-, bouw- en saneringskosten.

Praktijk

Interactieve beoordeling duurzaamheid door koppelen Structuurvisie en planMER Bij het planproces voor de Structuurvisie Zuid-Holland is direct ook de procedure voor de planMER opgestart. Hierdoor werd voorkomen dat aan het eind van de planontwikkeling nog gewacht moet worden op het gereedkomen van het MER. De wens om met het m.e.r. in een vroeg stadium te kunnen sturen in het ontwerpproces riep wel de vraag op hoe omgegaan moest worden met de dynamiek van het planproces. Er moet immers voor gezorgd worden dat het planMER past bij het uiteindelijke ontwerpplan en niet de milieuaspecten van voorgaande conceptvisies beschrijft.

Colofon Jaargang 28 nr. 11 november 2010 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Karl Bijsterveld, Max Rozenboom (eindredactie), Jaco Boer, Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Karl Bijsterveld, Jaco Boer, Pieter van den Brand, Karin Broer, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen, Lucas Rozenboom (cover) Uitgever Heleen Kooistra

Smaakmakers

Sjoerd Soeters: Het verhaal van de Zaan Zaandam heeft er een icoon bij. Het Inverdanproject voor het nieuwe stadshart roept heftige reacties op. De één noemt het gedurfd, de ander een verzameling kitsch. Architect Sjoerd Soeters is niet anders gewend. ‘Identiteit is veel belangrijker dan we heel lang hebben gedacht. Bij het verhaal van een streek hoort een sterk beeld. Dat willen we hier neerzetten.’

Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 169,95 incl. btw • studenten en VVM- en NIROV-leden € 89,95 incl. btw • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 78,75 incl. btw • losse nummers € 23,75 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in december. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122

Website www.romagazine.nl Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl

november 2010 48

ROM_11_2010.indd Sec1:48

11/15/2010 6:57:05 PM


Een gratis abonnement op ROmagazine……

iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kúnt u niet zonder een abonnement op het vakblad ROmagazine. Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Het vakblad ROmagazine is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. ROmagazine vakblad voor de RO professional

Ga naar www.romagazine.nl en meldt u aan ROM_11_2010.indd Sec2:III

11/15/2010 6:57:06 PM


Kent u de kennisbank Ruimtelijke Ordening al? www.kennisbankruimtelijkeordening.nl Met de kennisbank Ruimtelijke Ordening heeft u alle instrumenten van de Wro overzichtelijk op een rij. Een zeer gerenommeerde redactie van mensen uit de praktijk en wetenschap zorgt ervoor dat u altijd over de meest actuele wet- en regelgeving en jurisprudentie beschikt. Heldere werkprocessen helpen u bij uw dagelijkse werkzaamheden en verkleinen de kans op procedurefouten. Laat u over tuigen, ga naar www.kennisbankruimtelijkeordening.nl en vraag een productdemonstratie aan.

ROM_11_2010.indd Sec2:IV

11/15/2010 6:57:07 PM


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.