www.romagazine.nl +BBSHBOH t OS november 2011
Doe–het–zelf ruimte
Schrappen en versterken
Staatsraad Niels Koeman
Centrumplan Papendrecht
Natuurbeleid volgens Bleker
Stap voor stap omgevingsrecht
Creativiteit en flexibiliteit ten
verbeteren
tijde van de crisis
ROM_2011_11 1
01-11-11 09:38
Redactioneel
Inhoud
Zelf doen Het kan de tijdgeest zijn, met een terugtrekkende overheid, die meer ruimte geeft aan particulier initiatief. Of het kan puur te maken hebben met de economische recessie en de bijgevolg bezuinigende overheid. Misschien wil en kan de burger gewoon meer zelf doen. In ieder geval is de trend van het doe-het-zelf in de particuliere én publieke ruimte onmiskenbaar. In deze editie van ROm besteden we er ruime aandacht aan. Van de klusser, die zelf thuis de boel opknapt of samen met anderen een compleet blok renoveert, tot de creatieve ondernemer en bewoner, die meewerkt aan het vormgeven van de ruimte. Zelfbouw is in, en een gemeente als Almere denkt er zelfs hele wijken mee te kunnen ontwikkelen. Dat (toekomstige) eigenaarbewoners een complete buurt een ander aanzien kunnen geven door zelf de handen uit de mouwen te steken, weten we sinds het succes van het Wallisblok in het Rotterdamse Spangen. Goede voorbeelden doen volgen. Het blijkt dat steeds meer gemeenten en corporaties de zelfbouw en het principe van de klushuizen omarmen.
2
ROm2 - Nieuwe rol provincies als splijtzwam Meer subsidie voor duurzaam gebruik monumenten - Waterschap heeft weinig invloed op keuze nieuwbouwlocaties - De Vrije Ruimte - Krimpstrategieen in Zeeuws–Vlaanderen Column: Het Hiernogmaals
8
Ruimtelijk bekeken
Natuur als bijzaak De Nederlandse natuur kraakt, en dan niet onder herfststormen.
11
Uitgesproken
Pas op met klussers zonder vergunning! Klussen is in principe vergunningplichtig. Waakzaamheid is dus geboden!
12
Wabowijs
Geen vergunning, moeilijk toezicht houden Met de invoering van de Wabo zijn de regels voor vergunningvrij bouwen verruimd.
14
Traditie en tijdgeest in de RO
Pop-up is ‘in’, overal zien we bijzondere voorbeelden van initiatieven voor tijdelijke functies in leegstaande panden. Tijdelijk ruimtegebruik is voor heel wat plekken inmiddels de manier om reuring te houden, in afwachting van betere tijden. Een volgende stap is dat de burgers zelf de ruimte gaan inrichten. Dat gebeurt bijvoorbeeld op het OLE-terrein in het hart van de stad Groningen; nationaal voorbeeldproject voor tijdelijke architectuur en tussentijdse stedenbouw. Het zijn interessante ontwikkelingen, volgens sommigen zoals wethouder Adri Duivesteijn in Almere, onomkeerbaar en een reactie op de dichtgetimmerde bouw- en ontwikkelsector. Anderen houden het op tijdelijke oplossingen in tijden van economische malaise, en houden strikt vast aan de afgesproken ontheffingen en regels. Feit is dat het gebeurt en dat het een beweging is, die breder en breder wordt. Zowel de overheid als maatschappelijke organisaties en marktpartijen hebben moeite om ermee te werken. En onze wetgeving laat weinig ruimte. Toch laten de Westergasfabriek in Amsterdam en Strijp-S in Eindhoven zien wat voor moois uit het tijdelijke kan ontstaan.
18
Trend
27
Forum
é Marcel Bayer
hoofdredacteur
november 2011 II
ROM_2011_11 2
Niels Koeman ‘Behoedzaam bouwen aan verbetering van het omgevingsrecht’ De onstuitbare opmars van doehet-zelf Koplopers moeten navolgers krijgen Er is een machtswisseling nodig om doorbraken te krijgen bij gebiedsontwikkeling.
30 Ruimte voor groen gas Om groen gas kans van slagen te geven is commitment nodig van producenten, netwerkbeheerder en verbruikers
32
Praktijk
37
RO-beroepsgroepen
38
ROm Snippers
Papendrecht, daadkracht en creativiteit in moelijke tijden VVM Agenda, recensies Voorpagina Open Lab Ebbinge, Groningen foto Mark Sekuur
01-11-11 09:38
pag.
18
pag.
14
pag.
32
Trend
Traditie en tijdgeest
Praktijk
Wie goed om zich heen kijkt, ziet het overal, en in allerlei verschijningsvormen. De 21ste eeuw is de ‘eeuw van de burger’: mondig, goed geïnformeerd en betrokken bij de kwaliteit van de eigen leefomgeving. Actief burgerschap is er natuurlijk altijd geweest, maar lijkt bezig aan een comeback. Kan de rol van de terugtrekkende en bezuinigende overheid in het ruimtelijk domein worden opgevuld door de doe-hetzelf burger? Minister Donner wil de Engelse trust– aanpak mogelijk maken. Verder de voorbeelden van Emma's Hof in Den Haag, bewonerscoöperaties in het Brabantse Esbeek en Sterksel, collectieve energievoorziening, klushuizen, Open Lab Ebbinge in Groningen, en experimenten met zelforganisatie in de New Towns.
Minder regels, eenvoudiger procedures; voor Niels Koeman, Staatsraad, is het geen uitgemaakte zaak dat daarmee de stroeve besluitvorming op gang komt. ‘Volgens mij moeten we de oorzaak zoeken in de financiering, de verdeling van de baten en de lasten, het gebrek aan draagvlak.’ De juridische procedure is een verlengstuk van het politieke debat geworden, constateert de Staatsraad. De overheid kan daar wat aan doen, zegt hij, door bijvoorbeeld participatie in de vroege planfase wettelijk te regelen, stelt Koeman. Hij is voor aanbouwwetgeving; ‘stap-voor-stap verbeteren van de bestaande wet- en regelgeving.’
In Papendrecht lopen gelijktijdig veel majeure trajecten. In 2001 is een masterplan vastgesteld voor een nieuw kloppend hart. Het winkelcentrum was zeer gedateerd, er waren grote koopkrachtlekken en de gemeenteraad vond dat het tijd werd het centrum aan te passen. Daarnaast heeft de gemeente Papendrecht ook een nieuw sportcentrum ontwikkeld en werkt zij met Fokker samen aan de versterking van de werkgelegenheid. Projecten die conventioneel begonnen zijn, maar onconventioneel worden afgemaakt. De gemeente zoekt met partijen intensief naar wat in deze tijd wèl kan, om de oorspronkelijke doelstelling te realiseren.
Doe–het–zelf– ruimte
Niels Koeman
Centrumplan Papendrecht
november 2011 1
ROM_2011_11 1
01-11-11 09:38
RO
Nieuwe rol provincies als splijtzwam Terwijl de provincies hun rol als ruimtelijk regisseur oppakken, worden hun onderlinge verschillen groter. Gezamenlijk optreden blijft tot hoofdlijnen beperkt. ‘We moeten oppassen dat we niet twaalf keer het wiel uitvinden.’ Het lijkt hollen of stilstaan met de provincies. De discussie over hun takenpakket en hun schaalniveau (te klein, te groot of verkeerd begrensd) is een doorlopend feuilleton. Zeker is dat de provincies de rol krijgen van ruimtelijk regisseur voor bovenlokale opgaven als de afstemming tussen wonen en werken en de planning en herstructurering van bedrijventerreinen. De aanstaande invoering van de Omgevingswet moet het ‘primaat van de provinciale politiek’ verder versterken. Intussen wordt steeds duidelijker dat dé provincie niet bestaat. Gelderland heeft inmiddels al twintig keer, zonder al te grote problemen, het inpassingsplan gebruikt. Andere provincies, zoals Zuid-Holland, vermijden dit instrument liever, om te voorkomen dat hun gemeenten het gevoel krijgen buitenspel te worden gezet. Limburg en Noord-Brabant zijn via hun ontwikkelingsmaatschappijen volop bezig met risicodragende gebiedsontwikkeling, in andere provincies heerst er meer voorzichtigheid tegenover participatie, deels ingegeven door minder goede ervaringen, zoals met Blauwestad in Groningen en Wieringerrandmeer in Noord-Holland. Het jongste voorbeeld van provinciale E ne rg y Va l l e y ; de no ordeli jke p rov i nc i e s we r ken samen aan i n f ra s t r uc t u u r, innovatie en b usine ss vo or duur z am e energ ie . Beeld Europese Unie
eigenheid is te zien bij de invoering van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Aan het eind van volgend jaar moet er een landelijk dekkend stelsel zijn van 25 RUD’s, waarin de uitgifte en toezicht rond bouw- en milieuvergunningen is gecentraliseerd. De provincies zijn verantwoordelijk voor deze reorganisatie, waarvan de kosten zichzelf moeten terugverdienen dankzij een grotere efficiency. Het motto is: voor hetzelfde geld meer kwaliteit in vergunningverlening en handhaving. Toch lijkt er een nogal bont landschap van uitvoeringsdiensten te ontstaan, want voor een deel van de taken, zoals de uitvoering van het bodembeleid, bepalen de provincies en de gemeenten zelf of ze worden overgeheveld. Drenthe, formeel één RUD-gebied, heeft bij wijze van compromis gekozen voor een model met drie uitvoerende afdelingen aangestuurd door een centrale organisatie. ‘De invoering van de RUD’s stelt provincies eigenlijk voor een onmogelijke opgave, ‘ zegt de Drentse gedeputeerde Tanja Klip-Martin (VVD). ‘Er wordt vanuit het Rijk gewacht dat ze via een bottom up proces tot stand komen, waarbij de provincies wel de regie in handen nemen. In die opdracht zit natuurlijk spanning.’
De zoektocht naar vormgeving van de nieuwe provinciale rol geldt ook voor de gezamenlijke belangenbehartiging. Het tweedaagse jaarcongres van het IPO (Interprovinciaal Overleg) op 4 en 5 oktober in Haarlem stond vooral in het teken van de onderlinge saamhorigheid. Na zelfonderzoek gaat de koepel verder met een ‘smalle maar betekenisvolle’ agenda. De focus ligt op de gezamenlijke belangen, maar daarvan zal alleen sprake zijn als het onderwerp alle provincies aangaat én er uitzicht is op een gezamenlijk standpunt. ‘Onderlinge solidariteit is absoluut een conditio sine qua non voor het IPO, aldus Klip-Martin, bestuurslid van de koepel. ‘Wat des provincies is, is niet vanzelfsprekend des IPO’s. Het is goed dat dit nu duidelijker is afgebakend. Ook in de Drentse Provinciale Staten is discussie ontstaan over het nut van het IPO, ingegeven door een voor ons teleurstellende herverdeling van het provinciefonds. Mijn indruk is dat de herijking van de organisatie in goede aarde is gevallen. Juist in een tijd van decentralisatie en krimpende overheidsbudgetten heb je een gezamenlijke belangenbehartiger nodig.’ Terwijl de voorgenomen fusie tussen Noord-Holland, Flevoland en Utrecht vooral in de laatste twee provincies op verzet stuit, zegt de Drentse gedeputeerde (‘op persoonlijke titel’) dat het ideaal van een kleine, slagvaardige overheid op termijn het best kan worden bereikt met een provincie Noord-Nederland. Klip-Martin: ‘De noordelijke provincies werken nu al samen op allerlei gebied, zoals in de regio GroningenAssen en bij de opgave in de Veenkoloniën. Bij het overleg rond Energy Valley overleg ik samen met drie collega-gedeputeerden met ambtelijke ondersteuning vanuit Groningen. Dat gaat bijna ongemerkt. Ook voor de RUD’s zie ik op termijn een kans om kennis op landsdelig niveau uit te wisselen binnen één noordelijk kenniscentrum. We hoeven niet twaalf keer het wiel uit te vinden. Een gezamenlijk opgaan in een landsdelig bestuur is de logische uitkomst van een proces dat al gaande is.’ é Martin de Jong
november 2011 2
ROM_2011_11 2
01-11-11 09:38
RO
Meer subsidie voor duurzaam gebruik monumenten Met de nieuwe subsidieregeling ‘Stimulering herbestemming monumenten’ wil de overheid duurzaam gebruik van leegstaande kerken, fabrieken en andere in onbruik geraakte, waardevolle gebouwen bevorderen. Het is een van de initiatieven die staatssecretaris Halbe Zijlstra heeft genomen om initiatiefnemers van herbestemmingen een steun in de rug te geven.
Centrale hal van DR U, U lf t , e en vo or m ali ge i j z erg ieter i j . Beeld Kris Roderburg, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Zij kunnen subsidie krijgen voor een onderzoek naar de haalbaarheid van herbestemming. Ook kan de overheid bijdragen in de kosten om een gebouw tijdens de planvorming provisorisch wind- en waterdicht te maken. Hiermee wordt verder verval voorkomen. Door ontkerkelijking, krimp en andere factoren dreigen leegstand en verval voor duizenden kerken, fabrieken, boerderijen en andere bouwwerken. Dat zulke historische gebouwen met een nieuwe bestemming weer een toekomst met meerwaarde hebben, bewijzen de tot boekhandel verbouwde Dominicanenkerk in Maastricht, de DRU Cultuurfabriek in het portiersgebouw van de oude ijzergieterij DRU in Ulft, en het Rotterdamse pakhuis St. Jobsveem dat verbouwd is tot woongebouw met op de begane grond bedrijfsruimten en horeca. Aan zo’n succesvolle herbestemming gaat heel wat vooraf. Het gaat om complexe, tijdrovende processen met tal van onzekerheden. Al die tijd staan de gebouwen leeg en dreigt verval. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap stelt daarom structureel 2,4 miljoen euro per jaar beschikbaar voor de subsidieregeling ‘Stimulering herbestemming monumenten’. Hiervan is 1,4 miljoen bestemd voor het wind- en waterdicht maken van monumenten en 1 miljoen euro voor haalbaarheidsonderzoeken. Daarnaast is er eenmalig een bedrag van 1,6 miljoen extra beschikbaar voor de haalbaarheidsonderzoeken. Dit bedrag wordt aan de regeling toegevoegd door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omdat de regeling bijdraagt aan de leefbaarheid van krimpgebieden, aandachtswijken en zogenaamde Ortegagemeenten (de new towns Almere, Apeldoorn, Ede, Haarlemmermeer en Zoetermeer). Frank Strolenberg, programmamanager van het Nationaal Programma Herbestemmen van de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed, vindt het goed nieuws. ‘Het is niet veel geld, maar belangrijk om verschillende initiatiefnemers steun in de rug te geven om in beweging te kunnen komen. Want vanuit stilstand herontwikkelen is veel moeilijker dan als er al een beetje beweging is. Deze
steuntjes in de rug kunnen ook tot multipliereffecten leiden.’ Daarnaast is vanaf 2012 geld beschikbaar voor restauratie van rijksmonumenten, vult Strolenberg aan. ‘Via provincies is 20 miljoen euro te verdelen, en hen wordt gevraagd te matchen waardoor de middelen kunnen verdubbelen. En er komt een hernieuwbaar fonds van waaruit leningen verstrekt kunnen worden. Daar gaat 17 miljoen op jaarbasis in en dat loopt, als het goed is, op tot 100 miljoen in 2018. We praten dan toch wel over groot geld.’ De nieuwe subsidieregeling is bedoeld voor gebouwen die zich niet zo makkelijk lenen voor een nieuwe, andere functie, zoals kerken, industriële gebouwen, scholen, kloosters en kastelen. Ook een gebouw dat geen rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument is, kan subsidie krijgen. Het moet dan wel van cultuurhistorisch belang zijn - ook in de optiek van de gemeente. De regeling richt zich op eigenaren, maar voor een haalbaarheidsonderzoek kunnen ook andere belanghebbenden subsidie aanvragen, zoals een gemeente, projectontwikkelaar, corporatie of omwonenden die zich verenigd hebben in een stichting. Zij kunnen hun subsidieaanvraag indienen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort, vanaf 1 november 2011 tot uiterlijk 30 september 2012. Daarbij geldt: wie het eerst komt, die het eerst maalt. ‘Mijn oproep aan gemeenten en andere belanghebbenden is om leegstand van karakteristieke gebouwen te zien als kans’, zegt Frank Strolenberg. Zijn devies: Oppakken waar dat kan; want er kan meer dan je denkt, als je anders kijkt. ‘Karakteristieke gebouwen blijken waardevast in een tijd van crisis. Waar reguliere (kantoor)gebouwen hun waarde snel verliezen, kunnen karakteristieke gebouwen een belangrijke motor zijn voor herontwikkeling.’ é Marcel Bayer
Meer informatie op www.cultureelerfgoed.nl.
november 2011 3
ROM_2011_11 3
01-11-11 09:38
RO
Waterschap heeft weinig invloed op keuze nieuwbouwlocaties Waterveiligheid en -kwaliteit spelen bij de keuze voor nieuwe woon- en werklocaties nog altijd een ondergeschikte rol. Alleen in plannen met veel aandacht voor hoogwaterbescherming, hebben waterbeheerders grote invloed op de inrichting van de ruimte. Dat blijkt uit een analyse van 13 actuele gebiedsontwikkelingen en provinciale structuurvisies in opdracht van het Nationaal Water Overleg (NWO).
O n t w i k k e l i n g i n b uitendi jk s gebie d o p de K o p va n Zu i d e n aan de R i jnhaven in R o tte rd a m . Beeld Rob Poelenjee
De studie maakt onderdeel uit van een landelijk onderzoek naar het gebruik van de Watertoets. Dit instrument werd tien jaar geleden ingevoerd om waterbeheerders in een vroeg stadium bij ruimtelijke plannen te betrekken. Eerder werden al de bekendheid en de manier onderzocht waarop gemeenten met deze procedure omgaan in hun bestemmingsplannen.
Het nieuwste onderzoek maakt duidelijk dat in gebiedsontwikkelingen waterdoelstellingen alleen met andere opgaven worden geïntegreerd als er meerwaarde voor het totale project is te bereiken. Het financieren van nieuwe wateropgaven zoals de realisatie van seizoensberging of het klimaatbestendig maken van het watersysteem, blijkt nog het meest lastig. Omdat er vanuit het Rijk nog geen verrekeningsnormen voor deze maatregelen zijn vastgesteld, voelt niemand zich geroepen om te investeren. Op concreet uitvoeringsniveau weten de verschillende partijen elkaar inmiddels beter te vinden. Bij het uitwerken van een nieuwbouwplan betalen gemeenten en ontwikkelaars doorgaans zonder morren mee aan nieuwe sloten en plassen als compensatie voor de toename aan verhard oppervlak. Op een recente bijeenkomst van regionale
waterbeheerders en decentrale overheden was er veel herkenning voor de onderzoeksresultaten. Wel bestond er de nodige verwarring over de precieze inhoud van de Watertoets. Een deel van de waterschappen en gemeenten ziet het instrument vooral als een procedure om het waterbelang in nieuwe bestemmingsplannen verankerd te krijgen. Anderen handelen meer in de geest van de Watertoets en voeren pro-actief overleg met elkaar over waterbeheer en -veiligheid. Opvallend genoeg blijken veel waterschappen de oorzaak van het gebrek aan invloed op strategische locatiekeuzen bij zichzelf te zoeken. ‘We weten nog te weinig over de consequenties van bepaalde inrichtingskeuzen om de discussie op een vroeg moment te kunnen beïnvloeden’, aldus een bestuurslid van een hoogheemraadschap. Een ander wees op de snelle personeelswisselingen en fusies die het moeilijk maken om intensief betrokken te blijven bij langlopende gebiedsontwikkelingen. Ook werd geconstateerd dat er nog altijd flinke schotten staan tussen de watersector en de RO-wereld. ‘Planologen denken alleen in vlakken en lijnen, wij gaan uit van driedimensionale peilen’, aldus een waterschapsmedewerker in de zaal. é Jaco Boer
Ecologische quickscans
Mitigatie- en compensatieplan
Soortgericht onderzoek
Ecologische begeleiding
Toetsing Flora- en faunawet
Beheeradvies
Toetsing Natuurbeschermingswet
Cursussen
resultaatgericht
praktisch
flexibel
kwaliteit
meedenkers regionaal
landelijk
netwerkers
specialisten innovatief
uitdagingen
w w w.regelink.net | 085 77 37 676
november 2011 4
ROM_2011_11 4
01-11-11 09:38
RO
e D
Vrije Ruimte
Veel stedelijke ontwikkellocaties liggen stil. Leegstand en braakliggende terreinen wachten als het ware op invulling, op stedelijke levendigheid. Deze nieuwe rubriek volgt maandelijks initiatieven die zich richten op tijdelijk gebruik van braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen. Suggesties voor deze rubriek? Mail naar marcel.bayer@romagazine.nl
ANNA, creatief vastgoedbeheer in Den Haag Vier jaar na de start heeft Willemijn een goed lopend eigen bedrijf met eigen personeel, dat leegstaande gebouwen beheert. Het is idee kwam voort uit Willemijns liefde voor kunst gekoppeld aan een mate van zakelijkheid. Hoe krijg je gebouwen tot jouw beschikking? ‘We verlenen eigenaren een dienst via beheer, bewaking en een signaalfunctie voor onderhoud.’ In ruil mogen wij het gebouw aan derden in bruikleen geven. Willemijn: ‘Als het om een groot pand gaat en we krijgen de exploitatie niet rond, dan springt een eigenaar soms bij.’ Bovendien verlevendigt ANNA de panden met zaken als ateliers, een galerie of locatietheater.
Te ssa d e G uy te n aer en Amy Jadine van der Ve er in het ate l i e r va n h u n o nt we r p b ure a u AT.E L I E R beeld Zoran Lesic
Is ANNA hét creatieve vastgoedantwoord voor noodlijdend cultureel Nederland? In Den Haag menen ze van wel. ‘Het is een heel gepuzzel om ook culturele initiatieven te ondersteunen die economisch minder interessant zijn’, zegt initiatiefneemster Willemijn de Boer: ‘Maar het is ontzettend leuk!’
Seats to Meet Met zestien locaties in Nederland is het internationale flexwerk-initiatief Seats to Meet in ons land inmiddels ruim vertegenwoordigd. Van winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht tot en met Strijp S in Eindhoven; steeds wordt een groot aantal vierkante meters omgetoverd tot een bruisende ontmoetingsplek, waar de energie van vernieuwing voelbaar is. Het principe is eenvoudig. Bij Seats to Meet gebruiken ZZP-ers alleen datgene wat ze gebruiken. Je huurt een paar stoelen of een ruimte voor beperkte tijd, inclusief drankjes en lunchen behoort zelfs tot de mogelijkheden. En zo speelt Seats to meet handig in op De nieuwste loot aan de stam vult een verdieping van een kantoorgebouw achter station Zaandam, dat al jaren leegstaat. En binnenkort opent een vestiging aan het stationsplein in Den Bosch.
www.annavastgoedencultuur.nl
Restaurant Wijn of Water: tijdelijk sinds 2004 Op het Lloyd Kwartier in Rotterdam staat sinds 2004 een restaurant dat bestaat uit gekoppelde zeecontainers. Rondom liggen terreinen braak, al jaren. ‘Door de recessie en door bouwvertragingen kunnen we waarschijnlijk tot 2018 blijven’, zegt mede-eigenaar Paul Sharo. Tijdelijkheid heeft een wettelijke houdbaarheid van maximaal 5 jaar. Waarom staat Wijn en Water er dan al sinds 2004? ‘Het restau-
rant krijgt sinds het begin steeds 2 jaar toestemming om te blijven staan. Officieel hadden we al weg moeten zijn’, vervolgt
Sharo: ‘De papieren daarvoor liggen letterlijk klaar bij de gemeente.’ Het containerrestaurant is al jaren de enige horecalocatie in de omgeving, terwijl in de braakliggende omgeving volgens Sharo 4 horeca-locaties zijn aangewezen. ‘We mogen hier blijven dankzij een gentlemens agreement, omdat we als horeca een belangrijke rol vervullen voor de buurt.’ www.wijnofwater.nl
november 2011 5
ROM_2011_11 5
01-11-11 09:38
RO
Krimpstrategieën in Zeeuws-Vlaanderen Zeeuws-Vlaanderen krimpt. De regio zoekt naar creatieve oplossingen om het woningaanbod te verbeteren en te verkleinen. Samenvoegen van kleine woningen lijkt zo’n oplossing. Een bijkomstig voordeel is dat er dan ook een woning uit de markt wordt genomen. Sloop is niet meer nodig. Maar een te sterke inzet op samenvoegen van kleine woningen kan leiden tot een probleem in een ander woningmarktsegment. Onderzoeksbureau Companen verkende in opdracht van de SEV en de gemeenten Terneuzen, Sluis en Hulst de mogelijkheden. Op de Zeeuws-Vlaamse woningmarkt blijkt een overaanbod van woningen in de goedkope koopsector: woningen tussen de 60.000 en 100.000 euro. In het onderzoek is een selectie gemaakt van woningen kleiner dan 80 m2. Recreatie- en vrijstaande woningen zijn uitgesloten. Kleinere en goedkope woningen zijn het meest kansrijk voor samenvoeging, vanwege financiële haalbaarheid en toevoeging van diversiteit in het woningaanbod. 50 bewoners van Sluis en Terneuzen hebben interesse in het samenvoegen van woningen. Vijf respondenten willen zelfs het pand van de buren kopen dat te koop stond ten tijde van het onderzoek. De geïnteresseerden wonen al relatief lang in de woning; 40 procent woont al 15 jaar in de huidige woning. Een groep bewoners die de gemeenten Hulst, Sluis en Terneuzen graag vast wil houden. Nieuwe bewoners, die het dorp niet kennen, zijn vaak moeilijker tot verhuizing te bewegen.
Hobbels Op dit moment komt samenvoegen van woningen maar zeer beperkt voor. Bewoners van Sluis en Terneuzen zien belemmeringen in regelgeving en vergunningen, financiën en bouwkundige aspecten. Hierbij ontvangen zij graag hulp. Zo heeft het nutsbedrijf een overzicht over wat er allemaal komt kijken bij het samenvoegen van woningen. Op bouwkundig en administratief niveau kan veel vergemakkelijkt worden. Dit kan onder andere door een voorlopige toets van de bouwaanvraag aan te bieden vanuit de gemeente. Daarnaast kunnen de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis op hun gemeentelijke website de stappen om tot samenvoegen te komen, aangeven.
Nj Nj ǖ Nj ‘Wanneer je twee woningen samenvoegt en verbeteringen toepast, zal de waarde van de woning sterk stijgen.’ Dit denkt 50 procent van de geïnteresseerde Zeeuwen. Deze
verwachting is echter niet realistisch. Het overaanbod dat voorheen in de goedkope koop zat, verschuift nu naar een ander kwetsbaar segment: eengezinswoningen tussen de één en twee ton. Daarmee zal de waarde niet zo sterk stijgen als bewoners verwachten. Het voordeel van samenvoegen zit dus niet zozeer in de financiële meerwaarde, maar vooral in het woongenot van de eigenaren. De woning is ruimer en geeft meer mogelijkheden om eventuele aanpassingen te maken, zoals een nultredenwoning. Samenvoegen draagt op die manier bij aan de versterking van de sociale en fysieke omgeving.
Lastige keuze Uit het SEV onderzoek blijkt dat het samenvoegen van woningen in Zeeuws-Vlaanderen niet het ei van Columbus is. Slechts 1600 van de ruim 37.000 koopwoningen in ZeeuwsVlaanderen, komen naar verwachting in aanmerking voor samenvoegen. Sterk inzetten op promotie van samenvoegen lijkt vanuit markttechnisch oogpunt in Zeeuws-Vlaanderen niet de meest verstandige keuze. Een beperkte groep bewoners verder ondersteunen wel. Die blijven dan behouden voor de regio. De drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten worstelen met de vervolgaanpak. Hoe ver moet men gaan met ontzorgen, zekerheid bieden en promotie? Op dit moment kiest men voor een beperkte vorm van ontzorging
Ve r b o uw ing va n e e n h u i s to t ga ra ge a a n d e B e e s te nm ark t in H ulst
november 2011 6
ROM_2011_11 6
01-11-11 09:38
RO
gecombineerd met voorlichting. Concreet betekent dit in de gemeente Hulst dat de mogelijkheid wordt geboden om voor de samen te voegen woningen twee maal een SVN verbeterlening af te sluiten. Gemeenten introduceren daarnaast op hun website een stappenplan voor samenvoegen.
Vlamingen verleiden Het verleiden van nieuwe inwoners is voor de meeste krimpregio’s lastig, maar niet in Zeeuws-Vlaanderen. Uit ervaring van makelaar Joke Sanderse uit Oostburg blijkt dat vooral starterswoningen van € 150.000 in trek zijn. Ongeveer een derde van de woningen verkoopt zij de laatste tijd aan Vlamingen. Dit ligt anders voor de aanvankelijk beoogde doelgroep sociale huurders. Vlaamse sociale huurders wonen liever in een stedelijke omgeving dichtbij familie. Startende kopers die op de duurdere Vlaamse woningmarkt tussen wal en schip vallen, hebben wel interesse in de relatief goedkope woningen in een groene, rustige omgeving. Corporaties uit Zeeuws-Vlaanderen en West-Brabant en lokale makelaars werken nu samen om Vlamingen te verleiden tot het kopen van een Nederlandse woning.
Ontwerpen aan overmaat Slooplocaties een tweede groener leven geven en tijdelijke bestemming, is ook een krimpstrategie. In Sas van Gent is een overmaat aan ruimte. De leeggekomen plekken door reeds gesloopte woningen, lege woningen en het afgevoerde puin kunnen een tweede (tijdelijk) leven krijgen. Lege plekken bieden ruimte voor Tomaten Sas (verbouw van groente, fruit of ander gezamenlijk groengebruik). Lege woningen bieden ruimte aan Sas Canvas. Ondernemers exposeren met canvas in lege panden. En met het afgevoerde puin van sloopwoningen kunnen de noordelijke bolwerken van Sas in ere hersteld worden. De plannen liggen klaar. Nu nog het geld voor de uitvoering. é Marrit van der Schaar en
Het Hiernogmaals Voorbij
Afwerkplek Tot de 20ste eeuw was natuur in Nederland net zo gewoon als lucht en water. Door groei van bevolking en welvaart nam de behoefte aan voedsel en energie toe. Woeste gronden en heidevlaktes werden ontgonnen door Heidemij, Grontmij, et cetera. Om aan de behoefte van stutpalen in de mijnbouw te kunnen voldoen, werden op grote schaal dennen geplant. In 1905 was sprake van een trendbreuk. Onder leiding van Jac P. Thijsse brak een groep welgestelde particulieren een lans voor behoud van het Naardermeer. Na mislukte droogleggingen dreigde het de vuilstort van Amsterdam te worden. De succesvolle actie luidde de geboorte in van de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten, thans Vereniging Natuurmonumenten. In 1970, het Europese jaar van natuur, trokken mensen massaal de straat op om te protesteren tegen massale sterfte van vogels, zoogdieren en insecten door gebruik van pesticiden als DDT in de landbouw. In 1987 trok de Commissie Brundtland mondiaal aandacht met het concept van duurzame ontwikkeling. Vanaf dat moment explodeerde de natuurwetgeving met inherent kluwen van regels. En als gevolg van een cultuur van wantrouwen en afrekenbare doelen ook een aanzwellende bureaucratie. Vrijwel iedereen houdt van natuur, velen haten de complexiteit en de perverse werking van natuurwetgeving. Zeggekorfslakken, korenwolven, rugstreeppadden en kamsalamanders hebben niet voor niets in negatieve zin het nieuws gehaald. Ook de arrogantie en het despotisme van een deel van de natuurbeheerders is een doorn in het oog van de belastingbetaler. Waar zij hun kinderen op de vingers moeten tikken als ze een bloem willen plukken, nemen natuurbeheerders de vrijheid gezonde oude bomen op een helling van de Grebbeberg te kappen. Met het oog op wat meer openheid.
Anne-Jo Visser De SEV rapporten “Samenvoegen goedkope koopwoningen” en “Grensoverschrijdend wonen” en het rapport “Ontwerpen aan overmaat” zijn downloadbaar via www.sev.nl
Zoals voor zoveel beleidsterreinen is de financieel-economische crisis ook voor natuurbeheer een welkome prikkel om tot herijking van doelen en middelen te komen. Tijdens het feest van schier onbeperkt uitsmeren van belastinggelden in de vorm
van subsidies, verandert weinig tot niets. Dat feest is eindelijk voorbij. Wetende dat de klimaatgrens jaarlijks vier kilometer naar het noorden opschuift, nodigen statische natuurdoeltypen in toenemende mate uit tot tuinieren. Het kost immers steeds meer moeite en geld om het romantische beeld van Naardermeren uit de Verkade-albums levend te houden. Daarvoor moeten meer vierkante meters riet worden gesneden, hagen worden gesnoeid, heiden worden geplagd, weiden worden gemaaid en afwerkplekken voor boomkikkers worden aangelegd. Natuurbeheerders worden door overheden afgerekend op tuinieren en houthakken per vierkante, strekkende of kubieke meter. Terwijl de mooiste tuin die is, waarvan de tuinman al een eeuw dood is. Een robuuste ecologische hoofdstructuur is van het grootste belang voor een vitale kenniseconomie. Zo’n EHS staat voor de kwaliteit van de luwte, als contramal van stedelijke dynamiek. Kenniswerkers en andere werkers kunnen er inspiratie opdoen als de drukte en de druk op korte afstand wordt verbonden met de rust van kwaliteitsgroen en de kans op verwondering door een hert, vos, das of uil. Zo bezien is robuuste natuur verre van een hobby van elitaire houthakkers of dromerige vlindertellers. Het is van grote economische betekenis en essentieel voor het ‘return on investment’ van Zuidas of Brainport. Voor grondaankopen van een robuuste ecologische hoofdstructuur zijn ook nu middelen voorhanden. Op kosten van beheer en grondaankopen blijkt in experimenten drastisch te besparen, zeker als dieren en planten kunnen meebewegen met het klimaat. Het hiermee vrijkomende geld kan, in combinatie met toepassing van nieuwe verdienmogelijkheden, robuuste wildernis genereren waar Jac P. Thijsse alleen maar van kon dromen. Peter van Rooy petervanrooy@accanto.nl
november 2011 7
ROM_2011_11 7
01-11-11 09:38
Ruimtelijk bekeken
‘D ’
Natuur als bijzaak De Nederlandse natuur kraakt, en dan niet onder herfststormen. Dit kabinet bezuinigt 600 miljoen euro op natuurbeleid, snijdt fors in de EHS en schrapt de bescherming van natuurmonumenten. Zo hoopt staatssecretaris Bleker ‘rek en ruimte’ te creëren voor economische activiteiten in de buurt van natuur.
D
e natuur moet de economie niet voor de voeten lopen, zo straalt staatssecretaris Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan alle kanten uit. Afgelopen maanden heeft hij de bezem gehaald door het natuurbeleid. In een overeenkomst met het Interprovinciaal Overleg (IPO) schuift Bleker de verantwoordelijkheid voor dat beleid naar de provincies en snoeit hij tegelijkertijd rigoureus in het budget. Vervolgens kondigt hij in zijn Kamerbrief (het tienpuntenplan) aan dat de juridische natuurbescherming wel een paar tandjes minder kan. En tot slot ligt daar nu het wetsvoorstel voor de nieuwe Natuurwet die drie natuurbeschermingswetten integreert en, zoals het persbericht van het ministerie verklaart, ‘meer evenwicht brengt tussen ecologie en economie.’
K a m e r i k s e Ne ss e n , n at u u rgeb i e d i n U t re c h t ( Wo e rd e n ) d at we tte l i j k i s a a n ge wez e n a l s n at u u r m o n u m e n t , m a a r wa a r va n B l ek er d e b e sc h e rm i n gss tat u s w i l s c hra p p e n. Beeld Martijn van Schie
Onevenredig Bij natuurorganisaties is het wetsvoorstel in het verkeerde keelgat geschoten. Het bevestigt ‘dat natuur een bijzaak is voor dit kabinet’, aldus directeur Jan Jaap De Graeff van Natuurmonumenten. ‘Alleen als het van Europa moet, worden dier- en plantensoorten wettelijk beschermd. Typische Nederlandse soorten als bijvoorbeeld de das, de rivierkreeft en
de vuursalamander vallen buiten de boot.’ Directeur Hank Bartelink van De12Landschappen noemt Blekers voornemen om ecologie en economie in balans te brengen ‘een gotspe. (...) Bleker maakt natuur ondergeschikt aan landbouw.’ Een verrassing kan dat niet zijn geweest. In het akkoord met de provincies was al afgesproken dat de EHS drie jaar later gereedkomt en niet 700.000 maar 600.000 hectares omvat. ‘De provincies zijn met open ogen in de decentralisatie gestonken’, reageert Jaap Dirkmaat van Stichting Das & Boom. Dat zal ze zuur opbreken. ‘In Limburg heb je in een heel klein gebiedje de korenwolf, de eikelmuis, twintig soorten orchideeën, amfibieën en vleermuizen. Allemaal soorten die uitsluitend dáár voorkomen en niet in de rest van Nederland. De provincie kan z’n beurs gaan trekken om dat te beschermen. Gelderland heeft de meeste oppervlakte EHS van alle provincies. Gelderland moet straks gaan betalen voor het onderhoud van de Veluwe, die van heel Nederland is. Friesland moet de hele Waddenzee gaan onderhouden. En in Zuid-Holland, waar de meeste mensen wonen maar waar ze bijna geen natuur hebben, hoeven ze niks te betalen.’ Dirkmaat ziet in de huidige aanpak het failliet van het
november 2011 8
ROM_2011_11 8
01-11-11 09:38
Voorlopig geen blauwgrasland Boswachter Fons Mandigers van Natuurmonumenten baant zich een weg door de dichte zegge in het broekbos van de Guldert, een nat gebied in het bosrijke St. Jansberg in Noord-Limburg. Tussen het riet aan de waterrand houdt hij stil. ‘Kijk, hier is de galigaan’, zegt hij. Hij pakt een stugge groene plant met lange smalle bladeren die net boven het bruine riet uitkomt. Dankzij uitgekiend grondwaterbeheer – ‘het juiste water op de juiste plaats met het juiste beheer’ - doet de plant het goed in de Guldert. Samen met onder andere de zeggekorfslak en de reuzenpaardenstaart maakt het plantje dat St. Jansberg is aangewezen als Natura 2000-gebied. Aan de andere kant van St. Jansberg hangt de vlag er, ondanks prachtige herfstkleuren, minder rooskleurig bij. Daar wijst Mandigers naar een berkenbroekbos. Hier geen zegge; het bos is er ondanks de lage ligging te droog voor. Daardoor woekert er adelaarsvaren en ontbreken kenmerkende soorten. Mandigers droomt van een nat broekbos waar in het voorjaar de gele lis opkomt. Maar dan moet een kilometerslange strook langs het bos, nu nog landbouwgrond, weer het moerasgebied worden dat het ooit was. Dan zal ook weer het zeldzaam blauwgrasland verschijnen. De plannen daarvoor zaten al behoorlijk ver in de pijplijn. Maar met het schrappen van de robuuste verbindingen vorig jaar is de zaak in een impasse beland. En het kan nog erger. ‘Het meest ongunstige scenario is dat het uit de EHS gaat’, zegt Mandigers.
natuurbeleid. ‘Het betekent dat gebieden die nu al te klein zijn, niet zullen uitbreiden en dat daar soorten zullen uitsterven en dat het hele kaartenhuis sneller in elkaar dondert. Vervolgens wordt er ook nog eens veertig procent op beheer bezuinigd. Dat betekent bijvoorbeeld dat kalkgraslanden in Zuid-Limburg niet gemaaid worden. Dus: DAG ORCHIDEEËN!’, juicht hij cynisch.
Schrappen Bij de Gelderse gedeputeerde Jan Jacob van Dijk klinkt veel eerder vreugde over de winst aan provinciale autonomie in natuurbeleid dan rouw om het verlies aan geld. Hoe groot dat verlies is, kan Van Dijk niet 1-2-3 aangeven, omdat de provincie tot nu toe een vergoeding kreeg voor verwerving, inrichting en beheer samen. ‘Globaal was er 20-25 miljoen per jaar voor beheer’, schat hij. Gelderland krijgt straks waarschijnlijk 11 miljoen euro, maar de provincies moeten nog afspreken hoe ze de koek van 100 miljoen verdelen. Omdat de EHS een stuk kleiner wordt, moet ook Gelderland EHS schrappen. Welke EHS, dat weet Van Dijk nog niet, zegt
Hij verwacht niet dat de boeren dan staan te popelen om hier intensief landbouw te gaan bedrijven. ‘De EHS is meestal marginale grond. Ik sluit niet uit dat de landbouw een lobby start om daar vergoeding te krijgen voor landschapsbeheer.’ Stiekem hoopt hij dat de provincie Limburg ‘haar verantwoordelijkheid neemt’ en de natuurontwikkeling in het gebied, ook al valt dat buiten de EHS, met eigen geld ondersteunt. Hoe dan ook probeert Natuurmonumenten alternatieve geldbronnen aan te boren. Er ligt een plan klaar om de winning van beton- en metselzand, waarmee nu al een deel van de inrichting van het gebied wordt gefinancierd, uit te breiden. Een panacee is het niet. Mandigers: ‘Als je natuur buiten de EHS realiseert, zal er geen beheervergoeding gegeven worden. Het is een oplossing met nieuwe haken en ogen.’
S i n t Ja n sb e rg Beeld Martin Stevens
hij. Hij heeft elf regionale partners (waaronder natuurbeheerders, LTO en waterschappen) gevraagd daarvoor een lijstje te maken van vijfduizend hectare. Ach, zo’n drama is dat nou ook weer niet, vindt de gedeputeerde. ‘We halen alleen een klein deeltje aan de randen eraf. Dat is niet het
Tachtig procent van de natuurwaarden is in een ongunstige staat einde van de wereld. Het is goed om zaken die dertig jaar geleden zijn verzonnen tegen het licht te houden.’ Bovendien is de EHS niet zaligmakend. ‘Ik heb op mijn kamer een grote kaart hangen met EHS-gebieden, maar ook gebieden buiten de EHS die wel natuur zijn. Dat is ook een heel groot gebied.’ Toch valt voor die gebieden wel degelijk te vrezen. Zie bijvoorbeeld de brief die Bleker op 14 september naar de Tweede Kamer stuurde. Daarin zet hij direct in de tweede alinea de toon: ‘Normale bedrijfsontwikkelingen in de buurt van een Natura 2000-gebied moeten door kunnen gaan.’ Hetzelfde geldt voor de aanleg van infrastructuur en èè
november 2011 9
ROM_2011_11 9
01-11-11 09:38
Ruimtelijk bekeken
plaatsing van windmolens. Hij is, zo geeft hij aan, op zoek naar de ‘nodige rek en ruimte’ bij de uitvoering van Natura 2000 en heeft daarvoor tien punten bedacht die verlichting zouden geven. Zo wil hij niet alleen enkele Natura 2000-gebieden schrappen en de lat lager leggen in beheerplannen, hij kondigt daarin ook aan dat hij de bescherming van Natuurmonumenten zal schrappen. Dit laatste ziet Bleker als een onnodige ‘nationale kop’ bovenop de Europese eisen.
Stootje Voor 64 natuurmonumenten valt de bescherming helemaal weg en bij de overige, die ook een Natura-2000-status hebben, valt die deels weg. De natuur moet weer een goed gevoel oproepen bij de burger, zegt Bleker. Maar hij schrapt juist díe bescherming die daarvoor zorgt, meent hoogleraar natuurbeschermingsrecht Kees Bastmeijer. ‘De Europese bescherming zit op een vrij specifiek niveau. Bij de Wadden gaat het bijvoorbeeld om mosselbanken, maar bij het publiek zijn de Wadden vooral populair vanwege weidsheid, ongereptheid, rust, stilte en de donkerte. Juist die waarden worden, als het aan Bleker ligt, niet langer beschermd door het natuurbeschermingsrecht. Lokale bestuurders kunnen daarvoor RO-instrumenten inzetten, maar daarbij hebben ze beleidsvrijheid’, merkt Bastmeijer op. ‘Als
politici dan windturbines in de Waddenzee willen, is dat veel makkelijker.’ Is dat wat de staatssecretaris wil?: dat overheden de handen vrij (oftewel: rek en ruimte) hebben bij het plannen van economische activiteiten in de buurt van natuur. In zijn Kamerbrief refereert hij naar een reviewcommissie van hoogleraren die betrokken is geweest bij het beoordelen van de mogelijke rek en ruimte in de bescherming van Natura 2000. Maar Bleker negeert de juridische vraagtekens van de reviewcommissie, stelt Bastmeijer, die lid was. Het commissievoorstel om met extra inspanning de natuurwaarden er bovenop te krijgen, ziet de hoogleraar niet terug. ‘Tachtig procent van de natuurwaarden is in een ongunstige staat. Hoe slechter het met de natuur gaat, hoe strikter het natuurbeschermingsrecht wordt uitgelegd.’ Zorg er nou eerst eens voor dat de natuur tegen een stootje kan, adviseert hij. Zo creëer je ruimte. Maar ga in de tussentijd niet het natuurbeschermingsrecht afbreken. Gebeurt dat wel, dan is volgens hem de kans groot dat de Europese Commissie of rechters Bleker terugfluiten. Precies waar Das & Boom op mikt. De natuurvereniging heeft, meldt Dirkmaat, 300.000 euro ingezameld om het juridisch gevecht aan te gaan. é Harry Perreé
Blekers’ Tienpuntenplan Het plan bevat 10 nieuwe werkwijzen om meer balans in het natuurbeleid aan te brengen: Ander ambitieniveau Er wordt de komende jaren vooral ingezet op het behoud van bedreigde natuurtypen en minder op verbetering of uitbreiding van natuurtypen. Limieten stellen Er wordt kwantitatief bepaald hoeveel de natuur in Nederland nog verbeterd moet worden voor het bereiken van een gunstige staat. Doelverlaging Wanneer Nederland heeft laten zien dat de gunstige staat van bepaalde natuurtypen bereikt is en geborgd wordt, dan kan in gebieden waar dit type voorkomt meer speelruimte ontstaan. Aanwijzingsbesluiten aanpassen De aanwijzingsbesluiten lijken soms in beton gegoten. Periodiek aanpassen is wenselijk. Dit is nodig omdat de natuur zelf dynamisch is, maar ook vanwege externe omstandigheden als klimaatverandering. Als het nodig is kunnen de beschermingsdoelen van de natuurtypen dus worden aangepast. Accentverschuiving ganzendoelen De Natura 2000-gebieden zijn voor ganzen vooral van belang als slaap- en rustgebied. Foerageergebied (vooral graslanden) is er in Nederland voldoende. Daarom zal de bescherming van ganzen zich in een aantal gebieden enkel richten op de slaap- en rustfunctie. Door deze accentverschuiving wordt het mogelijk om op grasland vaker vergunningen af te geven voor bijvoorbeeld hoogwaterdoelen.
Schrappen van complementaire doelen Complementaire doelen zullen geschrapt worden. Dit zijn doelen die weliswaar bijdragen aan het halen van de Europese verplichtingen, maar niet door Europa verplicht zijn gesteld. Samenvoegen gebieden Een groter gebied biedt de mogelijkheid om bepaalde natuurtypen op de ene plek in een gebied extra te beschermen, zodat elders in het gebied voor hetzelfde natuurtype minder bescherming nodig is. Zo ontstaat er ruimte voor activiteiten. Er komt een proef om de extra mogelijkheden te onderzoeken. Die gaat plaatsvinden op drie plekken: Oost Twente, het Rivierengebied en Laag Holland (het gebied boven Amsterdam). Schrappen van beschermde natuurmonumenten Voor de bijna 190 beschermde natuurmonumenten, waarvan zo’n 60 buiten Natura 2000-gebieden, zal het nationaal beschermingsregime worden afgeschaft. Internationale samenwerking In onderling overleg met andere lidstaten zal worden gezocht naar mogelijkheden om het behalen van de gunstige staat van bepaalde natuurtypen met elkaar af te stemmen. Schrappen gebieden Enkele Natura 2000-gebieden kunnen worden geschrapt. Voor een drietal gebieden is het mogelijk om de Europese bescherming op te heffen: het gebied Boddenbroek bij Bentelo in Overijssel, het Teeselinkven bij Neede in Gelderland en het deelgebied Achter de Voort bij Ootmarsum, ook in Overijssel. Bron: Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie
november 2011 10
ROM_2011_11 10
01-11-11 09:38
Uitgesproken
Uit gesproken
Nieuw in ROm
Relevante jurisprudentie jurisprudentie Relevante
In deze aflevering aandacht voor de nieuwe regels omtrent vergunningvrij bouwen, die In deze aflevering aandacht voor de nieuwe regels omtrent vergunningvrij bouwen, die minder helder zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. Voor de vergunningverlener minder helder zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. Voor de vergunningverlener dus opletten geblazen dus. opletten geblazen.
Pas op met klussers zonder vergunning! Je hebt klussers in allerlei soorten en maten. Van alleskunners die het hele huis zelf verbouwen tot mensen die af en toe een plank ophangen. Die laatste groep groeit, mede vanwege de economische crisis. Voor de gemeente betekent dit dat er extra opgelet moet worden of iedereen zich wel aan de regelgeving houdt. Doe-het-zelvers zijn immers meestal wat minder op de hoogte van de laatste veranderingen op dat gebied dan professionele partijen. Het is dan ook raadzaam hierover duidelijk te communiceren. Hoe zat het ook al weer? Als hoofdregel geldt dat het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning is verboden. Onder bouwwerk wordt verstaan ‘elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’. Verbouwingen in de woning zijn in beginsel dan ook altijd vergunningplichtig: er wordt immers iets veranderd in een bouwwerk. Hieronder volgen evenwel een paar uitzonderingen.
Onlangs heeft de Raad van State bevestigd dat het aanbrengen van een verflaag niet kan worden beschouwd als bouwen (ABRS 24 augustus 2011, LJN: BR5660). Niet vergunningplichtig dus! Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het aanbrengen van een stuclaag; iets wat de Raad van State reeds in 2002 heeft aangemerkt als bouwen (ABRS 19 juni AB 2002, 376). Mocht de verflaag overigens leiden tot ernstige mate van strijd met de redelijke eisen van welstand, dan kan de gemeente alsnog handhavend optreden op grond van artikel 13a van de Woningwet. Ook geen vergunning is vereist voor het oprichten van een schoorsteen (ABRS 21 september 2011, LJN: BT2149). De gemeente had een aanvraag om een lichte bouwvergunning (oud recht) geweigerd, omdat ze van mening was dat een reguliere bouwvergunning nodig was. De Raad van State oordeelde echter dat in het geheel geen bouwvergunning benodigd was, nu het slechts het ommetselen van een bestaand rookgasafvoerkanaal betrof.
onderhoud is in het Bor aangewezen als vergunningvrije categorie. Wat onder gewoon onderhoud moet worden verstaan, is uiteraard voer voor discussie. Als handvat heeft de wetgever aangegeven dat het moet gaan om werkzaamheden die bedoeld zijn om te behouden wat er is (Stb. 2010, 143, p. 140). Daarbij merkt de wetgever op dat het geheel vervangen van kozijnen door hetzelfde type kozijnen (met gelijkwaardige indeling, aard en uitstraling) in ieder geval wordt beschouwd als gewoon onderhoud. De bovenstaande voorbeelden geven aan dat er verschillende uitzonderingen denkbaar zijn, maar de hoofdregel blijft: klussen is in principe vergunningplichtig. Waakzaamheid is dus geboden! é Sascha Suárez-Stavenuiter
advocaat bij Lexence advocaten & notarissen te Amsterdam
Als het klussen ‘gewoon onderhoud’ betreft, is evenmin een vergunning nodig. Gewoon
november 2011 11
ROM_2011_11 11
01-11-11 09:39
WaboWijs
WaboWijs
ROm besteedt in de serie WaboWijs elk nummer aandacht aan de Wabo. In dit nummer een aflevering over vergunningvrij bouwen.Met de invoering van de Wabo zijn de regels voor vergunningvrij bouwen verruimd. Het is er niet eenvoudiger op geworden, zo blijkt in de praktijk. Bovendien wringt het soms met andere regelgeving.
Geen vergunning, moeilijk toezicht houden
: Voor burgers en bedrijven is het vast plezierig dat men een schuurtje of dakkapel mag plaatsen zonder dat men daarvoor een omgevingsvergunning nodig heeft. Het verruimen van het vergunningvrij bouwen past in de filosofie van dit kabinet, dat veel aan de eigen verantwoordelijkheid van de burger wil overlaten. De praktijk blijkt echter weerbarstig. Aanvragers van een omgevingsvergunning weten vaak niet wat er precies onder de nieuwe regels vergunningvrij gebouwd mag worden en ook vergunningverleners hebben er moeite mee.
H
et was voor Edwin Kort, initiatiefnemer van nieuws- en kenniswebsite OmgevingsWeb, reden om een aparte website over vergunningvrij bouwen te maken. ‘Onder de oude wet was vergunningvrij bouwen al lastig, maar het Besluit omgevingsrecht is nog vele malen complexer omdat vergunningvrij bouwen nu ook afhankelijk is van het bestemmingsplan en welstand. Daardoor is er feitelijk sprake van een deels lokale regeling’, zegt Kort. Om erachter te komen of voor een bepaalde activiteit een vergunning nodig is, kan men de vergunningencheck op het Omgevingsloket
doen. Edwin Kort: ‘De uitkomst geeft echter niet altijd het goede antwoord en fouten blijven er vaak lang in staan, omdat het loket slechts een paar keer per jaar wordt bijgewerkt.’ In de praktijk nemen aanvragers bij twijfel contact op met de gemeente, om te overleggen of iets vergunningvrij is of niet. In lastige gevallen moet jurisprudentie uitkomst bieden, maar volgens Kort valt het aantal uitspraken over dit onderwerp tot nu toe tegen. ‘Ik denk dat aanvragers de materie zo ingewikkeld vinden dat ze de discussie niet aan gaan, laat staan dat ze naar de rechter stappen.’
november 2011 12
ROM_2011_11 12
01-11-11 09:39
Grote zorgen
Verwarrend
Ook vanuit de hoek van architecten klinkt kritiek op het vergunningvrije bouwen. Op zich niet zo gek, omdat deze beroepsgroep door de verruiming minder opdrachten krijgt: als er geen vergunning aangevraagd hoeft te worden, dan hoeft er ook geen bouwkundige tekening gemaakt te worden, denken veel aanvragers. ‘Natuurlijk is het niet in mijn belang dat dit gebeurt. Maar los daarvan maak ik mij grote zorgen, want ik denk dat er gevaarlijke situaties gaan ontstaan’, zegt Marcel Abeling van bouwkundig- en architektenburo Abeling te Lisse. Abeling werkt als klein bureau vooral voor opdrachtgevers die kleine aanpassingen willen laten uitvoeren, zoals een aanbouw of een renovatie. ‘Een aanvrager denkt dat er voor zo’n eenvoudige ingreep geen tekening nodig is en stapt direct naar een aannemer. De goedkoopste aannemer mag meestal bouwen en dat is vaak niet de beste.’ De gevolgen: ‘Ik zie regelmatig een aanbouw waarin geen of een minimale staalconstructie is toegepast. Of een verbouwing waarbij de dragende muur tussen woonkamer en keuken is doorgebroken, zonder deugdelijke constructie. Het huis zal daardoor niet meteen instorten, maar het risico wordt wel groter.’ Hetzelfde ziet hij gebeuren op het gebied van brandveiligheid (een brandwerende deur wordt vervangen door een mooiere, maar niet brandwerende deur) en ventilatie (geen ventilatieroosters in nieuwe kozijnen). Het Bouwbesluit mag dan eisen stellen, als er geen vergunning aangevraagd hoeft te worden, kan een gemeente lastig controleren, stelt Marcel Abeling. Er is nog iets: ‘Ik zie in mijn praktijk steeds vaker dat niet opdrachtgevers, maar aannemers mij vragen om bouwtekeningen te maken. Een deel van het werk van de architect is echter het controleren van de aannemer. Dat kan dan niet meer.’
Sommige aspecten van het vergunningvrije bouwen zijn lastig uit te leggen. Abeling noemt het weghalen van een gevel voor het maken van een aanbouw, dat binnen bepaalde afmetingen vergunningvrij is, terwijl het weghalen van een
Verruiming van de regels botst soms met andere regelgeving gevel om er bijvoorbeeld een raam in te plaatsen wel vergunningplichtig is. Ook Kort signaleert veel van dit soort onvolkomenheden. ‘Door de complexiteit en ingewikkeldheid van de wettekst zie je bovendien dat elke gemeente en zelfs individuele ambtenaren hun eigen interpretatie eraan geven, zodat bij de ene gemeente een bepaalde activiteit vergunningvrij is en bij een andere gemeente niet.’ Bovendien blijkt dat de verruiming van de regels soms botst met andere regelgeving, zoals die voor de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Marnix Duinkerken, medewerker Beleid en Kwaliteit bij het vakteam Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Delft: ‘Gemeenten moeten bouwaanpassingen in de BAG registreren, maar als er geen vergunning is verleend weten wij niet van een aanpassing af.’ Aan de ene kant legt de overheid de verantwoordelijkheid voor de bouw dus steeds meer bij de opdrachtgever. Aan de andere kant zijn er regels zoals die voor de BAG, die een intensivering van het toezicht op de gebouwde omgeving inhouden. De wetgever is van koers aan het veranderen, maar creëert daarmee verwarrende situaties voor zowel gemeenten als vergunningaanvragers, zo blijkt. é Marieke Vos
K l u ss e n i n e n ro nd h e t h u i s , wa a r vo o r i s we l e n wa a r vo o r i s ge e n ve rg u n n i n g no d i g Beeld Marcel Bayer
november 2011 13
ROM_2011_11 13
01-11-11 09:39
Interview ‘R e gels , r i c h t l i j ne n , we tte n zi jn ha rd en b e p er k en d e b eleid s vr i j h e i d . Da a ro m z i j n z e z o interessant vo or a pp ell anten als b ero e ps g ro nd te ge n p l a n ne n en andere r ui mtel i j k e b esl u i ten.’
N
‘Behoedzaam bouwen aan verbetering van het omgevingsrecht’ november 2011 14
ROM_2011_11 14
01-11-11 09:39
Traditie en tijdgeest in het ruimtelijk beleid In de ambitie om eindelijk aan te pakken, gooit het kabinet de rijkssturing grotendeels overboord. Er lijkt een einde te komen aan een tijdperk waarin visionaire ordenaars de inrichting van ons land bepaalden. Ruimte is als hoofdaandachtsveld van rijksbeleid door het kabinet-Rutte geschrapt. De provincies moeten het ruimtelijke beleid gaan uitzetten en coördineren. Maar kan de ruimtelijke ordening in Nederland wel zonder rijkssturing. Klemmende vragen die we in dit discours over de traditie en de tijdgeest in de ruimtelijke ordening voorleggen aan beleidsmakers, ontwerpers en wetenschappers. Eerder kwamen Maarten Hajer (directeur Planbureau voor de Leefomgeving), Willem Salet (hoogleraar planologie aan de UvA), stedenbouwkundige Riek Bakker, wethouder Adri Duivesteijn, minister Melanie Schultz van Haegen, gedeputeerde Theo Rietkerk, ontwikkelaar en hoogleraar gebiedsontwikkeling Friso de Zeeuw aan het woord.
Minder regels, eenvoudiger procedures; voor Niels Koeman, Staatsraad, is het geen uitgemaakte zaak dat daarmee de stroeve besluitvorming op gang komt. ‘Volgens mij moeten we de oorzaak zoeken in de financiering, de verdeling van de baten en de lasten, het gebrek aan draagvlak.’ De juridische procedure is een verlengstuk van het politieke debat geworden, constateert de Staatsraad. De overheid kan daar wat aan doen, zegt hij, door bijvoorbeeld participatie in de vroege planfase wettelijk te regelen, stelt Koeman. Hij is voor aanbouwwetgeving; ‘stap-voor-stap verbeteren van de bestaande wet- en regelgeving.’
H
oge stapels dossiers nemen de bespreektafel in de kamer van Niels Koeman volledig in beslag. De voormalig advocaat, hoogleraar bestuursrecht en lid van de VROM-raad is sinds 1 januari 2010 in dienst bij de Raad van State. Op de vraag of dit nu de plek is waar zichtbaar is wat er misgaat in de Nederlandse ruimtelijke ordening, antwoordt hij: ‘Wij krijgen de lastige zaken waar mensen over doorprocederen, waar partijen tegenover elkaar blijven staan. De realiteit is gelukkig ook nog wel dat een heleboel plannen, projecten en vergunningen op een betrekkelijk simpele manier en zonder veel weerstand tot stand komen, en niet bij de rechter komen.’
procedure en de formele aspecten, maar doen ook een inhoudelijke toetsing op basis van het uitgangspunt ‘een goede ruimtelijke ordening’ in de Wro. Gemeenten hebben grote beleidsvrijheid om zelf planologische keuzes te maken. Die beleidsvrijheid respecteert de bestuursrechter. Maar als de uitleg zo onbegrijpelijk is dat wij ‘m ook niet snappen, dan wordt er vernietigd omdat het niet in overeenstemming wordt geacht met een goede ruimtelijke ordening.’
Verwijzend naar de opgestapelde, dikke mappen: ‘Sommige dossiers bestaan uit meerdere stapels. Daar ligt nu één zaak, vrij complex, over een groot bestemmingsplan buitengebied; een omvangrijk gebied, met 21 appellanten. De complexiteit heeft te maken met de grootte van het gebied en de vele belangen die je dan tegenkomt. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe groot het plangebied is. Als je het hele buitengebied in één plan meeneemt, kun je uitgaan van veel conflicten en veel beroepen.’
In de zaken die langskomen, ziet Niels Koeman wel een patroon. ‘In de beroepsprocedures zie je veelvuldig dat mensen, die inhoudelijk bezwaren hebben tegen plannen, in het recht gaan zoeken naar argumenten om hun gelijk te krijgen. Hoe is het met de luchtkwaliteit, is er geen m.e.r.-plicht, zit er geen beschermde diersoort op die locatie, is er niet in de buurt een Natura 2000-gebied, dat significante effecten gaat ondervinden van de geplande activiteit? Mijn beeld is dat de discussie door de inhoudelijke beleidsvrijheid voor het bestuur verschuift naar de juridische procedure. Die dreigt dan een verlengde te worden van het politieke debat dat in de gemeenteraad heeft plaatsgevonden.’ èè
Verlengstuk Staatsraad Koeman vat beknopt samen waar de Raad van State plannen aan toetst. ‘Wij kijken vooral naar de
‘Regel eerst het kader voor complexe gebiedsontwikkeling’
november 2011 15
ROM_2011_11 15
01-11-11 09:39
Interview
Hulpmiddel Kun je dat als overheid op de een of andere manier voorkomen, voor zijn? ‘Op al die terreinen met regels en normen, zoals de Floraen faunawet, Natura 2000, de luchtkwaliteit kun je plannen van tevoren toetsen. Dan kun je bij de zienswijze op die punten antwoorden dat er onderzoek naar is gedaan en uitleggen welke afweging tot die bepaalde beleidskeuze heeft geleid. Het echte inhoudelijke planologische debat of er een bepaalde ontwikkeling plaats moet vinden of niet, en in welke vorm, moet in de gemeenteraad worden gevoerd. Dan kunnen appellanten nadien altijd nog ingaan op harde juridische punten, maar dat zijn er dan wel veel minder.’
‘Pas het onderzoek aan bij de fase waarin de planontwikkeling zich bevindt’
antwoord. Enerzijds hebben we de afgelopen jaren heel veel nieuwe spelregels gekregen. De Wro is betrekkelijk jong, we hebben de Waterwet gekregen, de Wabo is er gekomen, de Crisis- en herstelwet kwam daar weer overheen. Beleidsmakers, ambtenaren en ook rechters hoor je zeggen “laat ons nou eerst eens werken met het nieuwe stelsel. Kom nou niet weer aan met een nieuwe wet.” Ook ik denk dat je met enkele aanpassingen in de huidige wet- en regelgeving al een heel eind kunt komen. Anderzijds valt niet te ontkennen dat al die wetten, waar we nu mee te maken hebben, bij elkaar een verknipt, sectoraal, slecht toegankelijk systeem hebben gemaakt. Dus mijn antwoord luidt: ‘Bijna alles wat je wilt, kun je met de huidige wet- en regelgeving tot stand brengen. Als je vervolgens vraagt of het een makkelijk werkbaar, transparant systeem is, dan zeg ik: nee.’
Na enig nadenken. ‘Ik sta toch steeds meer achter de gedachte om het hele wetgevingsstelsel van voor af aan door te lichten om uiteindelijk stap voor stap toe te werken naar een overzichtelijker en beter werkbaar systeem. Je moet dat zorgvuldig doen, met een soort van aanbouwwetgeving. In een aantal tranches de wet uitbouwen, zoals dat ook gedaan is met de Wet milieubeheer. In stap 1 zou je bijvoorbeeld verbeteringen in de regels voor complexe gebiedsontwikkeling kunnen aanbrengen, dus de adviezen van de commissie Elverding juridisch verankeren. In plaats van meteen te komen met één oplossing en proberen die er doorheen te drukken, moet je inbouwen dat er wordt begonnen met een brede vraagstelling, waarin alle betrokken partijen participeren. Vervolgens ga je trechterend naar een gedragen principiële ‘Je z o u de waarde volle onderdelen van de C r isis - en herstel wet keuze, of voorkeursp er m anent k unnen m a ken als e en s o or t tussensta p n aar nie uwe besluit zoals Elverding we tge v ing ’
Toch is dat geen garantie. ‘Nee, klopt. Ik begrijp hoe het werkt, ik zou als advocaat hetzelfde doen. Regels, richtlijnen, wetten zijn hard en beperken de beleidsvrijheid. Daarom zijn ze zo interessant voor appellanten als beroepsgrond tegen plannen en andere ruimtelijke besluiten. De appellant die er over nadenkt, zal met name in de beroepsprocedure proberen de vinger achter juridische argumenten te krijgen. Maar in feite zou de overheid of initiatiefnemer dat zelf al moeten doen.’ ‘Het recht is niets anders dan een hulpmiddel om dingen tot stand te brengen en om burgers rechtsbescherming te geven. Het recht is nooit doel op zichzelf. Uiteindelijk moet het natuurlijk om de inhoudelijke afwegingen gaan.’
Aanbouwen Hoe kijkt u aan tegen het initiatief om wetgeving te vereenvoudigen? ‘Dat is een lastige vraag, met een genuanceerd
november 2011 16
ROM_2011_11 16
01-11-11 09:39
het noemt. Het onderwerp gebiedsontwikkeling en Elverding zou thuis horen in de eerste fase van een nieuwe Omgevingswet.’ Realisme ‘Een ander urgent vraagstuk is dat van de enorme onderzoekverplichtingen bij ruimtelijke plannen. Je kunt je afvragen of altijd op het goede moment het juiste onderzoek wordt gedaan, en hoe gedetailleerd dat dan moet. In feite zijn het toekomstvoorspellingen. Als we een weg aanleggen, wat gebeurt er dan met de vogelsoorten in dat gebied? Vliegen ze weg en komen ze nooit meer terug, of gaan ze naar het volgende weiland? Hoe kunnen we weten hoe het verkeer op de A12 zich gedraagt in 2025? Je kunt er honderden computermodellen op loslaten, we zullen het pas echt in 2025 weten. Voorspellen is moeilijk, zeker als het over de toekomst gaat, zei Wim Kan al. Moet je dat dan niet accepteren? Zou het onderzoek over toekomstverwachtingen niet wat globaler kunnen? Nu een zekere algemeenheid en bandbreedte bij het onderzoek in combinatie met een afrekenmoment in de latere fase. Kortom, pas het onderzoek aan bij de fase waarin de planontwikkeling zich bevindt met als kernvraag: wat kan ik in redelijkheid in deze fase onderzoeken om tot een goed besluit te komen?’
‘Met een programmatische aanpak kun je ook afwegingsruimte creëren’ De minister wil volgend jaar al met de contouren van een nieuwe wet komen. Dat is dan toch veel te snel? ‘Met de contouren van een nieuwe wet komen is nog niet hetzelfde als de wet invoeren. Daar gaat nog wel een aantal jaren overheen. Het is goed over de contouren van je eindproduct na te denken: wat moet erin, welke structuur ga je maken. Maar het hele bouwwerk heb je niet in twee jaar in werking. Je kunt wel het tempo erin houden, door stap voor stap nieuwe onderdelen van de wet in te voeren. Ik heb net aangegeven waar de meeste urgente gebreken in de huidige wetgeving zitten. Die zouden in de eerste fase meegenomen moeten worden. Ondertussen kun je dan meer ervaring opdoen met bijvoorbeeld de Wabo. Die ervaring kun je dan weer gebruiken als je toe bent aan een volgende fase.’
samengebracht. Je hebt dan een integraal kader voor beleid. Maar zo gauw er Europese regels in het geding zijn gaat het vaak om keiharde sectorale normen. Als Europa zegt dat er niet meer dan 40 microgram fijn stof in de lucht mag zitten, dan zul je een sectorale toets op de luchtkwaliteit moeten toepassen. Ook bij kleinere deelaspecten blijft het praktisch
‘Zou het onderzoek over toekomstverwachtingen niet wat globaler kunnen?’ nuttig en wenselijk om een sectorale benadering te hebben, zodat iedereen weet waar ie aan toe is.’ ‘Ik begrijp diegenen, die stellen dat ze meer afwegingsruimte nodig hebben om in bepaalde gebieden en onder bepaalde omstandigheden door de normen heen te gaan. Toch deel ik hun standpunt niet. Ik blijf zeggen dat je in 98 procent van de gevallen die ruimte niet nodig hebt. Door een programmatische aanpak waarbij ruimtelijke ontwikkelingen worden gekoppeld aan milieumaatregelen, kun je ook afwegingsruimte creëren. Dat vind ik een veel interessantere en voor het milieu veel betere weg. Beter dan dat je structureel boven de normen uit gaat komen. Ik zou dus zeggen: ‘integraal waar het kan, sectoraal waar het moet. Enerzijds dus integraal denken en werken en speelruimte bieden voor een programmatische aanpak, anderzijds toetsen en bescherming bieden op sectorale basis, want daar is de kennis en ervaring op die specifieke terreinen geborgd.’ Hoe kijkt u als jurist aan tegen het permanent maken van de Crisis- en herstelwet? ‘Er zitten interessante, goede onderdelen in, waarvan ik het goed zou vinden als die permanent zouden worden. Je zou de waardevolle onderdelen van de Crisis- en herstelwet permanent kunnen maken als een soort tussenstap naar nieuwe wetgeving. Onder meer het gebiedsontwikkelingsplan, waar de programmatische aanpak in zit. Het relativiteitsvereiste en het uitsluiten van procederen door overheden zijn veel meer omstreden; die zaken vergen meer discussie. Ik hoop en verwacht dat de volksvertegenwoordiging bij de parlementaire behandeling die discussie ook daadwerkelijk zal voeren.’ é Marcel Bayer
Verankering U heeft eerder het belang aangegeven van het sectoraal verankeren van de regelgeving. Waarom is dat zo belangrijk? ‘Ik ben zeer voor integraal denken en werken. Waar het goed kan, zo’n integrale benadering, is bij de meer strategische plannen. Een goed voorbeeld zijn de provinciale omgevingsplannen, de POP’s, waarin het streekplan, het milieubeleidsplan en waterplan in één document zijn
november 2011 17
ROM_2011_11 17
01-11-11 09:39
Trend
A
De onstuitbare opmars van Zorgelijke geluiden over individualisering ten spijt, zijn burgers meer dan ooit betrokken bij hun leefomgeving. Onder de juiste voorwaarden willen ze graag bijdragen aan een betere wijk of een beter dorp. Dat kan met ideeën, spierkracht of euro’s. Maar de doe-het-zelf trend vraagt wel om een cultuurverandering. Om de kracht van de betrokken burger volledig te benutten, zijn nieuwe financieringsmethoden en betrokken maar bescheiden professionals nodig.
W
ie goed om zich heen kijkt, ziet het overal, en in allerlei verschijningsvormen. Bewoners van kleine dorpen redden gezamenlijk de buurtsuper of het dorpshuis van de ondergang. Burgers wekken hun eigen energie op, individueel of collectief. Bewoners nemen als vrijwilliger het beheer over voor openbaar groen of afvalverzamelpunten. Landmarkten duiken op met voedsel uit de streek, waarbij de afstand tussen consument en producent wordt verkleind of soms helemaal verdwijnt. De 21ste eeuw is de ‘eeuw van de burger’: mondig, goed geïnformeerd en betrokken bij de kwaliteit van de eigen leefomgeving. Actief burgerschap is er natuurlijk altijd geweest, maar lijkt bezig aan een comeback. Kan de rol van de terugtrekkende en bezuinigende overheid in het ruimtelijk domein worden opgevuld door de doe-hetzelf burger?
Potentie losmaken Een ontnuchterende waarschuwing is misschien op zijn plaats. ‘Het ideaalbeeld van de zelfredzame en zelfvoorzienende gemeenschap, die het helemaal zonder overheid of subsidie kan stellen, bestaat al heel lang,’ zegt Radboud Engbersen, programmaregisseur bij de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting). ‘Het is belangrijk om de discussie over zelfredzaamheid eerst te ontdoen van die ideologische kanten. De vraag is hoeveel potentie er in de samenleving zit en hoe je het losmaakt. De antwoorden daarop verschillen per buurt of dorp.’ Zelfredzaamheid speelt een belangrijke rol in veel activitei-
november 2011 18
ROM_2011_11 18
01-11-11 09:39
d
n
T h e Pe o p l e ’s Supermarket in L o nd e n ; k l a n te n k r i j ge n i n r u i l vo o r v i e r u u r v r i j w i l l i ge rs we r k p e r m a a nd 1 0 p ro ce n t k o r t i n g e n b e s l i ss e n m e e over het a ss or ti ment .
doe-het-zelf
Beeld Laura Hyde
ten die door de SEV worden ondersteund, zoals in het onlangs gestarte New Towns programma, waarin onder meer bewoners in Almere zelf het openbaar groen beheren. ‘Het stimuleren van “zelf doen” betekent niet dat de rol van overheden en andere professionele instanties kleiner wordt’, zegt Engbersen, ‘wel anders: meer als dienstbare partner naast de burger en minder als leverancier van top down vastgestelde diensten.’
Coöperatieve traditie Afgelopen zomer was er tijdens het congres ‘Ruimte voor burgers’ veel enthousiasme voor de aanpak in het Verenigd Koninkrijk, waar zelfbeheer door bewoners sterker is ontwikkeld dan in Nederland. Zo zijn er ongeveer vijfhonderd development trusts, coöperaties in wijken en dorpen met een bestuur dat voor de meerderheid bestaat uit bewoners. Deze hebben het recht om eigendommen te kopen en te beheren ten gunste van de gemeenschap. Hoewel deze trusts voortkomen uit een langer bestaande coöperatieve traditie, is er in de afgelopen jaren meer ruimte gecreëerd voor innovatieve projecten. Zo is nieuwe Britse wetgeving erop toegesneden dat Community Interest Companies zich op de vrije markt kunnen begeven en winst mogen maken, en daarnaast recht houden op subsidies. Minister Donner, verantwoordelijk voor het wijkenbeleid en de Agenda Burgerschap, liet weten te gaan onderzoeken welke belemmeringen in de stichtingsvorm kunnen worden weggenomen om de trust-aanpak in Nederland beter
mogelijk te maken. Vooral het gegeven dat initiatieven niet van subsidies afhankelijk zijn, spreekt hem aan. Hij wilde daarom geen geld toezeggen voor het subsidiëren van wijk- of dorpscoöperaties naar Brits model, wel voor het maken van de omslag van subsidieafhankelijke projecten naar meer zelfbeheer.
Burgereconomie In hoeverre is het Britse voorbeeld bruikbaar voor Nederland? Joost Beunderman werkt in Londen voor strategie- en ontwerpbureau OO (zero zero) en schreef mee aan Compendium for the Civic Economy, dat 25 aansprekende projecten
Initiatiefrijke gemeente of corporatie geeft aanzet tot actief burgerschap op het snijvlak van overheid, markt en burger presenteert: ‘De context verschilt, omdat de kwaliteit van Britse overheidsvoorzieningen lange tijd zó slecht was, en vaak nog is, dat de motivatie voor burgers om zelf in actie te komen hier groter is. Een negatieve incentive dus. Maar inmiddels zijn er veel voorbeelden van burgerinitiatieven die écht werken, met waardevolle uitkomsten die de overheid of marktsector alleen nooit hadden kunnen bereiken.’ De belangrijkste les is volgens Beunderman dat overheden ‘fijnkorreliger’ moeten leren denken om ruimte te bieden aan èè
november 2011 19
ROM_2011_11 19
01-11-11 09:39
Trend
buurtversterkend lokaal ondernemerschap. Zo werd in Brixton een slecht draaiende overdekte markt met een startkapitaal van dertigduizend pond van de ondergang gered. De voedingsbodem was gelegd toen de gemeente inzag dat het niet hun taak was om het project te trekken noch om subsidie te geven, maar om de eigenaar van de markt in contact te brengen met ‘sociaal ondernemers’ in de wijk en leegstaande units beschikbaar te stellen.
Minister Donner wil trustaanpak beter mogelijk maken Omdat het naadloos aansluit op zijn verkiezingsbelofte van de Big Society is het principe van de burgereconomie al omarmd door de conservatieve premier David Cameron. ‘Het interessante is dat het als een alternatief wordt gezien voor zowel de pamperende verzorgingsstaat als voor een te grote dominantie van de markt,’ zegt Beunderman. ‘In Britse steden zie je weliswaar een heropleving van de stadscentra dankzij grootschalige vastgoedontwikkeling, maar het blijkt ook dat veel bewoners en buurten daar niet van meeprofiteren.’
Betrokkenheid Er klinken nog wel eens sombere geluiden over individualisering en burgers die zich zouden terugtrekken uit het publieke domein. Maar dat is onterecht, stellen sociologen Evelien Tonkens en Menno Hurenkamp in hun onlangs verschenen boek ‘De Onbeholpen Samenleving’. Het wegvallen van oude maatschappelijke verbanden leidt niet vanzelfsprekend tot een afbrokkeling van burgerschap. Mensen willen juist meer dan ooit invloed uitoefenen op hun leefomgeving, ze zijn alleen op zoek naar de juiste methoden daarvoor. Overheden en andere professionele instanties moeten op hun beurt nog beter leren omgaan met deze mondige maar ‘losjes’ georganiseerde burgers. Het is een stelling die Joke Bakker, voorzitter van het bewonersplatform van het LSA (Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken) en medeorganisator van het ‘Ruimte voor Burgers’ congres onderschrijft: ‘Uit de evaluatie van het wijkenbeleid blijkt dat het nog veel moeite kost om instellingen te bewegen een deel van hun bevoegdheden en middelen met bewoners te delen. Wij vinden dat bewoners veel meer zelf zouden kunnen doen dan nu het geval is.’ In de afgelopen vier jaar heeft het Rijk 95 miljoen geïnvesteerd in een vouchersysteem, waarmee de steden burgerinitiatieven konden belonen. Het programma loopt nu ten einde,
Eitjes bakken op eigen st Initiatieven om zelf energie te produceren worden steeds toegankelijker en laagdrempeliger. Dat is nodig, want zonder ‘zelfdoeners’ zal Nederland de doelstellingen rond duurzaamheid niet halen. Helaas werken de belastingregels niet mee. Stijgende energieprijzen en overnames door buitenlandse bedrijven die duurzaamheid niet altijd even hoog in het vaandel hebben staan: het is voor veel mensen redenen om de mogelijkheden van eigen energie-opwekking te onderzoeken. Naast schaalvergroting is er in de energiesector in de afgelopen jaren ook een trend naar schaalverkleining zichtbaar. Bewoners produceren, al dan niet in coöperatief verband, zelf energie met zonnepanelen, zonneboilers, houtkachels of kleine windmolens. Netwerkbeheerder Stedin, een van de ‘grote drie’ voorspelt dat 15 tot 20 procent van de huishoudens in 2025 energie produceert voor eigen gebruik en voor teruglevering aan het netwerk. In het onlangs verschenen ‘De energieke samenleving’ stelt Maarten Hajer, directeur van het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) dat de maatschappelijke dynamiek van burgers hard nodig is om
november 2011 20
ROM_2011_11 20
01-11-11 09:39
en hoewel Bakker vindt dat de steun aan het wijkenbeleid moet worden voortgezet, is ze kritisch over de invulling. ‘Het vouchersysteem is een goede aanzet, maar het risico ervan is dat er uiteindelijk een kleine groep van ‘semiprofessionals’ overblijft die de bewoners vertegenwoordigt. Juist daarom is de Britse community trust aanpak zo inspirerend. Daar draaien de bewoners echt aan de knoppen, terwijl ze hier nog vaak een bijrol vervullen in een woud van instellingen.’
‘With a little help’ In veel voorbeelden van succesvol bewonersinitiatief valt op hoeveel overheidsgeld- en bemoeienis er bij komt kijken. Neem bijvoorbeeld Emma’s Hof in Den Haag, waar omwonenden in actie kwamen om van een leegstaand patronaatsgebouw een zelfbeheerde buurttuin- en speelplaats te maken, die afgelopen zomer werd geopend. Niet minder dan 13 fondsen, zowel publiek als particulier, steunen het project. Of de Brabantse dorpen Esbeek en Sterksel, waar actieve bewoners coöperaties oprichtten om respectievelijk een activiteitencentrum met een dorpshuiskamer voor ouderen en een dorpswinkel met servicepunt te financieren. In beide gevallen was het initiatief van de bewoners afkomstig en werd met de uitgifte van aandelen een startbedrag verzameld. Daarbij kwam een flinke ondersteu-
n stroom
de overgang naar een duurzame energievoorziening te maken. Met de klassieke rolverdeling van overheid en marktpartijen aan de ene kant en ontvangende en protesterende burgers aan de andere kant redden we het niet. Zelf energie opwekken kan door een geheel zelfvoorzienend energiebedrijf op te zetten, zoals is gedaan met Thermo Bello in eco-wijk EVA Lanxmeer in Culemborg. Maar zelfopwekking is niet langer voorbehouden aan een kleine groep van betrokken voorlopers. Op verschillende plaatsen wordt geprobeerd om burgers te interesseren samen te investeren in duurzame energie. In het Amsterdamse stadsdeel Zuid ging dit jaar WijKrijgenKippen van start. ‘Je kunt wachten tot de overheid met grote projecten komt, maar het is praktischer om lokaal te beginnen en op een laagdrempelige manier bewoners te informeren,’ zegt projectleider Pauline Westendorp. Een rondreizend reuzenei en een kippenren met zonnepaneel moet het gesprek met buurtbewoners op gang helpen. De boodschap is helder: investeren in eigen energie is net zo vanzelfsprekend als een kippenhok in de tuin. Het doel is om eind volgend jaar minstens vijftig lokale initiatieven te hebben, die leren van elkaars ervaringen. Mede geïnspireerd door WijKrijgenKippen is dit jaar in Groningen de coöperatie Grunneger Power gestart, met enkele maanden na de oprichting al meer dan vierhonderd leden, die korting krijgen
In Den Haag bedachten bewoners een plan voor een binnentuin en een speelplaats. Emma’s Hof wordt beheerd door de bewoners zelf.
ning met onder meer een subsidie van een miljoen euro voor dorpsontwikkeling (IDOP) door provincie en gemeente. In Esbeek heeft de oprichting van de coöperatie geleid tot een blijvende stem van bewoners bij beslissingen over de inrichting van het dorp. Samen met het Provinciaal Opbouw- Beeld Stichting Emma’s Hof orgaan Noord-Brabant is er regelmatig overleg, waarvan de èè
bij de aanschaf van zonnepanelen. Door verminderd energieverbruik kan de investering na gemiddeld zo’n twaalf jaar worden terugverdiend. De landelijke subsidie voor kleinschalige opwekking met zonnepanelen is inmiddels afgeschaft. Het Amsterdamse project krijgt een bijdrage van 680.000 euro van het ministerie van I&M, die is bedoeld voor kennisuitwisseling en voor proces- en systeeminnovatie om het opwekken van duurzame energie te versnellen. Maar Westendorp zou er
‘Liever vergroening belastingstelsel, dan subsidie voor duurzame energie’ de voorkeur aan geven als subsidies voor duurzame energie werden vervangen door een vergroening van het belastingstelsel. Nu moeten bewoners die gezamenlijk energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen op het dak van hun appartementencomplex of een leegstaand gebouw in de buurt, nog belasting hierover betalen. Dat bedrag kan oplopen tot tweederde van de totale energieprijs. Een voorstel om deze energietax voor collectieve zelfopwekkers af te schaffen, haalde het net niet in de Tweede Kamer. Wil het kabinet de doelen rond duurzaamheid halen, dan zal het eigen opwekking belastingvrij moeten maken, zegt Westendorp: ‘Je heft toch ook geen belasting over een krop sla uit de buurttuin?’
november 2011 21
ROM_2011_11 21
01-11-11 09:39
Trend
resultaten worden teruggekoppeld naar de gemeente. ‘Doe-het-zelf’ is dus meestal ‘with a little help’. ‘Het is een misverstand om te denken dat overheid en burgers tegenover elkaar staan,’ zegt Engbersen. ‘In veel gevallen is het juist een initiatiefrijke gemeente of corporatie die de aanzet geeft tot doe-het-zelf projecten. Een mooi voorbeeld is een project in vijf kleine Drentse dorpen waarin bewoners worden uitgedaagd om zelf richting te geven aan de ontwikkelingen. Als er nu ergens gunstige
I n S te r k s e l b ra c h te n m e e r d a n 2 5 0 b e wo ne rs ge l d bijeen in een co ö p e rat i e o m e e n h e rs ta r t va n d e dorpswinkel m o ge l i j k te m a k e n . I n m i d d e l s i s d ez e u i tgeb re i d to t e e n s e r v i ce p u n t d at door enkele t i e n ta l l e n v r i j w i l l i ge rs d ra a i e nd e wo rd t geho u d e n . Beeld Jos Hendriksen
‘Klushuizen’ populair bij steden en jonge ko Na het succes in Rotterdam worden ‘klushuizen’ ook in andere steden ingezet om buurten op te ‘peppen’. In de Arnhemse achterstandswijk Sint Marten is het gros van de eerste 29 woningen al verkocht aan jonge gezinnen die er hun droomwoning realiseren. Volgens deskundigen biedt het instrument zelfs voor landelijke (krimp)regio’s perspectief. Tineke Jacobs woonde al elf jaar in de Arnhemse wijk Sint Marten, toen ze hoorde dat de vervallen panden in haar straat als kluswoningen in de verkoop zouden gaan. Zij en haar man aarzelden geen moment. ‘Hij houdt van klussen en ik vind het leuk om met anderen de buurt op te knappen.’ Alle eigenaren van de aan elkaar grenzende panden werden lid van een kopersgroep, die een architect en een aannemer inhuurde om het casco van alle woningen aan te pakken. Het gezin Jacobs is daardoor naast de aankoopprijs van 90.000 euro hooguit 170.000 euro kwijt aan het opknappen van hun vervallen woning. ‘Bij het afbouwen doen we het meeste werk zelf.’
‘In Sint Marten staan veel beneden- en bovenwoningen, waarin nu veel éénpersoonshuishoudens met een laag inkomen wonen. Na samenvoeging zijn de huizen erg geschikt voor gezinnen’, aldus Martijn Bakers van woningcorporatie Portaal. Bovendien vonden alle partijen het zonde om de karakteristieke huizen te vervangen door moderne nieuwbouw. Van de 29 klushuizen die tot nu toe op de markt zijn gebracht, wordt maar een klein deel individueel door de kopers opgeknapt. Zij zijn verplicht om een procesbegeleider en een architectenbureau in te huren. Ook moeten ze een
‘Bij het afbouwen doen we het meeste werk zelf.’ Binding Met de verkoop van de voormalige huurpanden willen de gemeente Arnhem en woningcorporatie Portaal de eenzijdige bewonerssamenstelling van de achterstandswijk doorbreken.
november 2011 22
ROM_2011_11 22
01-11-11 09:39
omstandigheden zijn voor ‘nabuurschap’ dan is het daar wel. Toch blijkt ook in zo’n geval dat er een eerste aanzet nodig is.’
Stimuleren van zelfredzaamheid kán zorgen voor efficiënter beheer en gebruik van voorzieningen, maar het mag niet worden gebruikt als excuus voor bezuinigingen, zegt Joke Bakker: ‘Het gaat om opstarten en cofinanciering. Geef
Maatschappelijke winst Het is dus nog zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen tussen overheden en andere professionele organisaties en de goedwillende maar ‘onbeholpen’ burger. Een blauwdruk ligt daar niet voor klaar, want elk type woonomgeving heeft een andere benadering nodig. Radboud Engbersen: ‘Een groep goed geïnformeerde bewoners in Almere die een eigen energiebedrijf wil opzetten, kan een volwaardige gesprekspartner van de gemeente zijn. Maar jongeren in een aandachtswijk die willen meehelpen om de buurt schoon te houden, moet je laagdrempelig tegemoet treden. Als ze dan vragen ‘Goed, we doen mee. Zeg maar wanneer en hoe laat’ heb je een antwoord nodig, anders ben je ze kwijt.’
%F TUF FFVX JT de ‘eeuw van de burger’ mensen letterlijk de ruimte, bijvoorbeeld in de vorm van een gebouw waarvan de functies niet tevoren vast liggen, en je zal zien dat het maatschappelijke winst genereert.’ é Martin de Jong
ge kopers financieringstoets ondergaan, zodat de corporatie de garantie heeft dat de woning binnen afzienbare tijd af komt. Bij de andere huizen moeten de bewoners een kopersvereniging oprichten, die voor de renovatie van het casco verantwoordelijk is. Vijf jaar lang mogen de bewoners hun huis ook niet verhuren of doorverkopen. ‘We willen dat er binding met de buurt ontstaat’, aldus Bakers van Portaal.
Impuls Het experiment in Arnhem is geïnspireerd op de succesvolle verkoop van klushuizen in Rotterdam. Na het spraakmakende Wallisblok in Spangen zijn daar in de afgelopen vijf jaar bijna 500 kluswoningen verspreid over de stad verkocht. Anders dan in Arnhem betaalt de gemeente er het funderingsherstel als dit bij een pand niet in orde is. ‘Veel huizen leunen tegen elkaar aan en kunnen alleen groepsgewijs worden aangepakt. Je kunt een nieuwe bewoner niet met dat probleem opzadelen’, aldus Ditty Blom van het Rotterdams Projectmanagementbureau. Dat de klushuizen een buurt een positieve impuls kunnen geven, liet het Wallisblok al zien. ‘De Woz-waarde van omliggende panden ging omhoog. Veel witte kinderen uit het vernieuwde blok gingen ook naar de zwarte school in de buurt die daardoor gemengder werd.’
Krimpregio’s Volgens Martijn Kok van adviesbureau Urbannerdam hebben nog meer gemeenten en corporaties interesse gekregen voor de klushuizen. ‘In Den Haag hebben we enkele jaren geleden een pilot gedaan met elf van deze huizen. Ook in Haarlem
wordt aan de verkoop van klushuizen gedacht. Als een pilot met 18 woningen er goed verloopt, zouden er jaarlijks een twintigtal van deze huizen op de markt kunnen komen.’
K l u ss e n i n d e S i n t Ma r te n s Ho f i n A r nh em Beeld Leendert Douma, Sint Martens Hof
Voorlopig is er vooral in steden interesse voor klushuizen. Maar Kok ziet ook mogelijkheden voor landelijke regio’s om dit soort woningen aan de man te brengen. ‘De omstandigheden zijn overal anders. Maar zolang er genoeg aan valt te klussen en je voor weinig geld veel woonoppervlak kunt krijgen, zie ik voor het instrument ook in een krimpregio als Zeeuws-Vlaanderen voldoende perspectief.’ é Jaco Boer
november 2011 23
ROM_2011_11 23
01-11-11 09:39
Trend
O L E (OLE) G:
Bottom up , p Is het OLE-terrein op 500 meter van de Grote Markt in Groningen een nationaal voorbeeldproject voor tijdelijke architectuur en tussentijdse stedenbouw? Zo ver willen ze in de hoofdstad van het noorden nog net niet gaan. Feit is wel dat het vijf jaar durende bottom-up project aandacht trekt. ‘Leiden, Delft en andere gemeenten zijn al komen kijken hoe wij het aanpakken,’ zegt Gerrit Schuurhuis, als zakelijk leider de spin in het web van het project. Het concept van tijdelijke bebouwing spreekt hem aan. ‘Het ambitieniveau is hoog.’
‘
Het project is vrij uniek’, meent de verantwoordelijke wethouder Frank de Vries: ‘Groningen kan ermee aan de weg timmeren.’ Gemeentelijk projectleider Tjerd van Riemsdijk kent het OLE-model een ‘vliegwielfunctie’ toe. ‘Het project is een bevestiging dat de tijdelijke invulling van een stadsgebied mogelijk is en dat het positief uitwerkt op de leefomgeving. Je zou het project kunnen zien als een proeftuin voor nieuwe binnenstedelijke ontwikkelingen en bijhorende financiële regelingen.’ ‘Het project is een grote sprong vooruit,’ oordeelt ook Wilma Naaijer in haar woninginrichtingzaak ’t Binnenhuis in de vrijwel aan het terrein grenzende Ebbingestraat. Naaijer stond aan de wieg van de tijdelijke invulling van het gebied met onder meer een tiental opvallende popup paviljoens.
Met collega-winkeliers, creatieve omwonenden en werkenden richtte zij de Stichting Open Lab Ebbinge op. ‘Matchmaker’ Schuurhuis werd aangetrokken om de invulling van het terrein te organiseren. De gemeente bleek bereid om het gebied bouwrijp en toegankelijk te maken, en OLE te faciliteren met onder meer Europees geld. Kosten: 1,7 miljoen euro.
No go area Het OLE-terrein, onderdeel van het voormalige Circus-, Boden- (expediteurs) en Gasfabriekterrein, stond lang bekend als rotte kies. Door diverse oorzaken lag de no go area twintig jaar braak. In de jaren negentig van de vorige eeuw besloot de gemeente er een woon-werk-gebied van te maken. Die plannen zijn
O ve r z i c h t va n d e pav i l j o e n s a a n h e t f i e t s pa d d e K ol e nd r i f t Beelden Mark Sekuur
november 2011 24
ROM_2011_11 24
01-11-11 09:39
, pop-up ten dele uitgevoerd. De ontwikkeling van het ruim 4,5 hectare grote terrein van de gasfabriek bleek een taaiere klus. Onder andere de financiële crisis gooide en gooit roet in het eten. Wat tot gevolg had dat de ontwikkeling van het Gasfabriekgebied stagneerde. Tot enkele maanden geleden was er niet meer te zien dan het betonnen dak van Nederlands grootste ondergrondse één laag parkeergarage en drie restanten van de gasfabriek: een schoorsteen, een loods en het zogenoemde regulateurhuis. In beide laatstgenoemde historische gebouwen wordt binnenkort tijdelijk horeca gevestigd. ‘Er moest wat gebeuren met het terrein,’ blikt wethouder Frank de Vries terug. ‘Grappig dat dit project in weerwil van economisch slechte tijden toch van de grond kon komen.’ Ruiterlijk erkent hij dat de tijdelijke invulling van het terrein een idee is van onderop. Zonder mensen als Wilma Naaijer zou het gebied wellicht nu nog schuil gaan achter de hekken die het gebied tot voor kort tot een no go area maakten. Wilma Naaijer wil niet te veel terugkijken. Het belangrijkste is dat er in haar achtertuin ‘eindelijk wat gebeurt.’ De winkeliers in de omgeving hebben er baat bij. ‘Het Ebbingekwartier (omgeving Ebbingestraat, Boterdiep) heeft nu al een betere uitstraling.
Belangstelling Het evenemententerrein aan het Boterdiep en de daarachter gelegen speelweide zijn gebruiksklaar. In de Noordoosthoek zijn tijdelijke woonstudio’s gerealiseerd en is een stadsstrand aangelegd. De popup paviljoens worden gesitueerd aan de zuidkant van het terrein. Enkele van die bouwwerken staan er al, zoals het MOBi-paviljoen voor kunstenaars. In een stalen frame en omgeven door doorschijnende kunststof gevelwanden zijn daartoe zeecontainers op elkaar gestapeld. Even verderop heeft containerspecialist Beldock containerwoningen (studio’s) een plek gegeven. De universiteit heeft daarnaast een onderwijsgebouw voor 500 studenten gerealiseerd. Ook opvallend: het informatiegebouwtje van OLE zelf: een zwarte kubus met ronde ramen op de eerste etage en op de begane grond een grotendeels door glazen puien omgeven
no nonsens kantoor. Gerrit Schuurhuis en enkele medewerkers zitten er letterlijk te kijk. Voorzien zijn onder andere nog een paviljoen met kinderopvang, restaurant Het Fornuis, een outlet paviljoen, mobiele tuinen, nog een aantal starterwoningen en een duurzaam bamboepaviljoen. ‘We hebben al het nodige gerealiseerd en er zijn in principe genoeg gegadigden. Toch moeten we er hard aan trekken’, vertelt Schuurhuis. Zelfs de komst van festivals en evenementen op het voor dit doel uitermate geschikte terrein is gegeven de bezuinigingen op kunst en cultuur geen vanzelfsprekende zaak.
O p e n l uc h t b i o s co o p o p d e s p e e l we i d e , d o o r Z i e ne m a a n & S te r re n , 2 , 3 , 4 se ptemb er
Permanent tijdelijk Tot slot de vraag: hoe tijdelijk is tijdelijk? Wilma Naaijer heeft er vrede mee als het OLE-terrein na vijf jaar op andere wijze wordt opgevuld. Wel hoopt ze op een herziening en verbreding van de oorspronkelijke woningbouwplannen. Schuurhuis zou het niet verbazen als er op het terrein over vijf jaar sprake is van ‘permanente tijdelijkheid.’ Vergelijk het met vergelijkbare projecten in Londen of Berlijn, of met de Westergasfabriek in Amsterdam en het Strijp-complex in Eindhoven. Tijdelijkheid heeft daar deels plaats gemaakt voor continuïteit. ‘Het zijn places to be geworden.’ Het OLE-model is naar zijn oordeel als praktijkvoorbeeld ook heel goed toepasbaar in andere delen van de stad met langdurig braakliggende terreinen. Tjerd van Riemsdijk acht het mogelijk dat het tijdelijke en flexibele karakter van het terrein op althans een deel van het gebied één of twee jaar langer gehandhaafd blijft ‘indien de mogelijkheden van een structurele ontwikkeling van het gebied toch weer langer op zich laat wachten.’ Wethouder Frank de Vries daarentegen is beslist: ´Als politicus houd ik van duidelijkheid: vijf jaar is vijf jaar! Daarna vallen we in principe terug op de oorspronkelijke plannen met het gebied zij het dat er mogelijk meer functies komen in het kader van de creatieve stad.’ é Jelle Leenes www.ebbingekwartier.nl
november 2011 25
ROM_2011_11 25
01-11-11 09:39
Trend
Gď?Ľď?şď?Żď?Łď?¨ď?´...ď?Žď?Šď?Ľď?ľď?ˇď?Ľ ď?Ľď?¸ď?°ď?Ľď?˛ď?Šď?ď?Ľď?Žď?´ď?Ľď?Ž
Zelforganisatie in New Towns New Towns zijn steden die in de jaren 70 snel zijn gegroeid, zoals Almere, Zoetermeer, Hoofddorp en Lelystad. Problemen die tot nu toe alleen in de ‘oude’ steden aandacht kregen, worden hier ook zichtbaar en verdienen de aandacht. Ook hier wil de burger steeds meer verantwoordelijk zijn voor zijn omgeving.
In het project ‘Zelforganisatie in New Towns’ experimenteert de SEV met bewoners, ondernemers, gemeenten, corporaties. De centrale vraag is: Hoe kun je de bewoners met een goed initiatief snel en flexibel ondersteunen? Zelforganisatie leidt soms tot spanningen tussen professionals en bewoners. Professionals zoeken naar de juiste verhouding van faciliteren en coĂśrdineren. Zij hebben te maken met bestaande procedures en werkwijzen waar ze niet of moeilijk omheen kunnen. Bewoners zijn gewoon op zoek naar een gemeente, corporatie of andere partijen, die hen kunnen helpen en om hun initiatief zo snel mogelijk te realiseren. Twaalf projecten zijn geselecteerd. Hier enkele voorbeelden. t 4UJDIUJOH ;FMGCFIFFS )PFLXJFSEF "MNFSF )BWFO Bewoners nemen het beheer van de openbare ruimte in hun buurt over van de gemeente. De bewoners vinden dat zij het beter ĂŠn goedkoper kunnen. Inmiddels is een grote groep bewoners actief in werkzaamheden zoals maaien, snoeien en prullenbakken legen. Bewoners werken nauw samen met gemeente Almere om hun activiteiten zo goed mogelijk vorm te geven. t 4UJDIUJOH "SU $VMUVSF "MNFSF 4UBE +POHF POEFSOFNFST vormen een collectief dat voor een aantal maanden een leegstaand winkelpand in het centrum van Almere betrekt. De ‘Pop-Up’ store is een reactie op het eenzijdige winkelaanbod en een springplank voor jonge ondernemers. Ook organiseren zij allerlei events om sociale binding tussen Almeerders te stimuleren. t 4UJDIUJOH %VVS[BNF 8JKLFO "MNFSF #VJUFO #FXPOFST richten een energiecoĂśperatie op die duurzame energie in woningen stimuleert. Door gezamenlijke inkoop en andere maatregelen moet het financieel aantrekkelijker worden. t 8BUFSCVVSUWFSFOJHJOH ;PFUFSNFFS )FU EPPS CFXPOFST
georganiseerde Veiligheidsfestival op 10 september 2011 was de kick-off van het project ‘Veilig leven in de Waterbuurt’. Dit project maakt bewoners bewust van brandgevaar en geeft tips om brand te voorkomen. Daarnaast zetten bewoners een sms-netwerk op om veiligheid in de buurt te verbeteren. De SEV voert dit experimentenprogramma uit in opdracht van het ministerie van BZK. Het programma is gestart in het voorjaar van 2011 en loopt tot eind 2012. Er is plaats en financiĂŤle ruimte voor enkele nieuwe experimenten. ĂŠ Marrit van der Schaar en Hanneke Schreuders Programmamedewerkers bij SEV schaar@sev.nl of schreuders@sev.nl
november 2011 26
ROM_2011_11 26
01-11-11 09:39
Forum
R O D
Koplopers moeten navolgers krijgen
Crisis, de opkomst van de regio, nieuwe relaties tussen publieke en private partijen, het groeiende duurzaamheidbesef, de omslag van een aanbod- naar een vraagmarkt; de veranderende omstandigheden maken een andere planologie en ruimtelijke ordening noodzakelijk. In het vakdebat daarover wordt stevige taal niet geschuwd, terwijl de publicaties zich opstapelen. Maar waar zit het nu écht op vast en wat kan voor een doorbraak zorgen. In het boek ‘Ruimtelijke Ontwikkeling in Drievoud’ dat deze zomer verscheen, proberen Jan Goedman, Wil Zonneveld, Wim Heiko Houtsma op die vragen antwoord te geven. Voor ROmagazine schreven ze een samenvatting, mede op basis van het NAi-debat op 20 september j.l. bij de presentatie van het boek.
E
r is het afgelopen decennium het nodige geprobeerd om te komen tot een betere aansluiting tussen het vakgebied, het beleid en de praktijk van de ruimtelijke ontwikkeling. Een willekeurige greep: decentralisatie, ontwikkelingsplanologie, een nieuwe Wet ruimtelijke ordening, het MIRT met de bijbehorende gebiedsagenda’s en onderzoeken, de oprichting van het Ruimtelijk Planbureau (later het Planbureau voor de Leefomgeving), de omarming van de term gebiedsontwikkeling en later ook cradle to cradle of duurzame gebiedsontwikkeling. Van meer recente datum: de opbloei van begrippen als ‘organische groei’, nieuwe verdienmodellen en de omslag van aanbod- naar vraaggestuurd ontwikkelen. Het zijn allemaal pogingen om tot een nieuwe routekaart te komen voor de manier waarop Nederland fysiek vorm zou moeten krijgen. De deze zomer door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) gepubliceerde ‘Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte’ (SVIR) is een nieuwe stap in dit langer lopende verbouwingstraject waarvoor in 1998 het startschot werd gegeven door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met het advies ‘Ruimtelijke Ontwikkelingspolitiek’.
We blijven zitten met een groot aantal vragen. Waarom lijken gebiedsontwikkeling sec en duurzame gebiedsontwikkeling (met adjectief) twee volstrekt gescheiden werelden? Is duurzaamheid een integraal onderdeel van de concept SVIR en het MIRT, of is het er tijdens de rit of achteraf een beetje bijgeplakt? Wordt in de ‘brallerig gepresenteerde’
R DM - C a m p u s , o nd e rd e e l va n S ta d sh ave n s R o tte rd a m , wa a r ove r h e i d , o nd e r w i j s e n b e d r i j f s l e ve n we r k e n a a n d u u r z a me i nnova t i e . R DM s ta at te ge nwo o rd i g vo o r R e s e a rc h , De s i g n , Manu f ac tu r i ng. Beeld Marcel Bayer
Een ‘kloof’ tussen visie en uitvoering doet zich bijvoorbeeld voor bij de MIRT-gebiedsagenda’s decentralisatieplannen in de SVIR ook de financiering decentraal georganiseerd? (Wouter Vanstiphout tijdens het NAi-debat op 20 september j.l. bij de presentatie van het boek ‘Ruimtelijke Ontwikkeling in Drievoud’.)
Structureel debat In ‘Ruimtelijke Ontwikkeling in drievoud’ staan drie vragen centraal. Allereerst: waar gaat het over bij ruimtelijke ontwikkeling? Anders gezegd: welke inhoudelijke thema’s zouden centraal moeten staan? Hierbij richten wij de focus èè
november 2011 27
ROM_2011_11 27
01-11-11 09:39
Forum
op de moeizame relatie tussen ruimte en milieu en, daarmee samenhangend, de haperende evolutie van ‘gebiedsontwikkeling’ naar ‘duurzame gebiedsontwikkeling’. De tweede vraag die wij aan de orde stellen gaat over het hoe van ruimtelijke ontwikkeling en dan vooral de moeizame wisselwerking tussen wat wij noemen visies en projecten. Friso de Zeeuw stelde in ROmagazine, nr 10 (oktober 2011) dat ‘de beleidsconcepten van planologen en ruimtelijke ordenaars te veel zijn losgezongen van de uitvoeringspraktijk’. Hij sprak in termen van de ‘arrogantie’ van planologen en ontwerpers: ‘De planologische discipline neigt naar een zekere verhevenheid boven de ploeteraars die met de uitvoering van de plannen bezig zijn’. Een ‘kloof’ tussen visie en uitvoering doet zich bijvoorbeeld voor bij de MIRT-gebiedsagenda’s. De derde vraag tenslotte is die naar de diepgang die nodig is voor goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij ligt de focus op de steeds sterker gevoelde ‘kloof’ tussen wetenschap en beleid en dit domein gebruikte kennisvormen.
Niches Kijken we naar de hausse aan informatie over gebiedsontwikkeling en de nog steeds bij veel projecten weinig ambitieuze integratie van duurzaamheid, dan schrijft Jan Rotmans in zijn bijdrage in het boek: ‘Een “goede” ruimtelijke ontwikkeling zou ook duurzaamheid moeten omvatten
Machtstrijd en conflicten tussen mainstream en niche blokkeren duurzame gebiedsontwikkeling en dus over zowel “ruimte” als “milieu” moeten gaan en bovendien over de sociale en economische aspecten van duurzaamheid. De praktijk wijst uit dat daarvan in slechts enkele gevallen sprake is. Duurzame gebiedsontwikkeling biedt een mogelijkheid om deze kloof te overbruggen, en ruimte en milieu als natuurlijke partners met elkaar en met de identiteit van een gebied te verbinden. Het gaat daarbij niet alleen om een inhoudelijke “verbreding” van de focus van ruimtelijke ontwikkeling, het vraagt ook om een andere manier van werken waarin innovatie de ruimte krijgt. Daarvoor is – en dat is geen nieuwe boodschap – een transitie nodig.’ Rotmans schetst, in navolging van Johan Schot en Frank Geels, hoe transities tot stand komen: de eerste innovatieve nieuwe stappen worden veelal gezet in een beperkt aantal lokale projecten. Dergelijke ‘niches’ fungeren als ‘incubatiekamers’ die innovaties beschermen tegen mainstream marktselectie. Dat gebeurt vaak tegen de stroom in van het gangbare beleid en de gangbare werkwijzen en dominante organisaties, geldstromen en prioriteiten. Die stroom van het gangbare noemen Schot en Geels het ‘regime’, dat ontstaat uit ingesleten interactiepatronen tussen – in het
geval van duurzame ontwikkeling – overheden, projectontwikkelaars, banken, onderzoekers en adviseurs. Als de innovatieve niches tegen deze stroom van het regime op moeten roeien, levert dat wrijving op en daaruit ontstaat druk op deze remmende omgeving om een andere koers te kiezen. Zo kunnen de niches als wegbereiders voor het benodigde transitieproces fungeren.
Conflict Van een transitie naar duurzame gebiedsontwikkeling is de afgelopen decennia nauwelijks sprake geweest. Een oorzaak is dat de interactie tussen innovatieve, ambitieuze niches en het gangbare beleid niet vrij is van machtsstrijd en conflicten: de niche wil macht ontwikkelen en het bestaande regime overnemen, aldus Rotmans. Maar het regime wil zich daartegen beschermen door te proberen de niche onschadelijk te maken. ‘Een en ander leidt dus tot de conclusie dat een transitie vraagt om een regimewisseling.’ Maar dat is moeilijk, omdat regels innovatieve oplossingen onmogelijk maken. Zo is het uiterst lastig om een integrale aanpak met sectorale budgetten te financieren. Ook krijgen weinig duurzame oplossingen vaak veel meer subsidie dan duurzame. Zo liet Jan Paul van Soest onlangs in een essay in opdracht van de Raden voor Leefomgeving en Infrastructuur zien dat voor fossiele energie veel gunstiger (financiele) regelingen gelden dan voor duurzame energie. Als vanuit niches dit niet op een effectieve manier aan de orde wordt gesteld zullen gevestigde belangen achter het huidige regime ervoor zorgen dat duurzaamheid beperkt blijft tot ‘het bestaande oplossingenpalet optimaliseren’. Dat is wat we nu om ons heen zien gebeuren. Valt er dan geen versnelling aan te brengen in transitietrajecten? Naast Jan Rotmans dragen verschillende auteurs voorstellen aan om de door ons onderscheiden kloven te overbruggen. Zo betoogt Jannemarie de Jonge in haar bijdrage in het boek – en ook op 20 september tijdens het al genoemde debat in het NAi – dat er eigenlijk strategische projecten met een hoog leer- en innovatiegehalte nodig zijn als intermediair tussen visievorming en projectontwikkeling (uitvoering). De praktijk leert namelijk dat projecten vaak niet de uitkomst zijn van (publieke) visievorming in het ruimtelijke domein, maar juist andersom: visies ontstaan steeds vaker uit een reeks van voorgenomen projecten. De visie bepaalt kortom steeds minder welk project uit strategisch oogpunt zou moeten worden uitgevoerd, maar het zijn projecten die bepalen of een visie zal worden geaccepteerd of niet: zit mijn project erbij? Dit lijkt kortzichtig maar dat hoeft niet zo uit te pakken.
Transitie Mogelijke projecten met zo’n intermediair en onderzoekend karakter zijn bijvoorbeeld ‘duurzame verstedelijking’ of de ‘Olympische Hoofdstructuur’. Voor beide strategische projecten biedt de SVIR aanknopingspunten: via de ‘ladder
november 2011 28
ROM_2011_11 28
01-11-11 09:39
voor duurzame verstedelijking’ en het voornemen om de Olympische en Paralympische Spelen in 2028 naar Nederland te halen. Wel is het jammer dat de SVIR voor wat het eerste voorbeeld betreft vooralsnog een tamelijk smalle invulling aan deze ladder lijkt te geven: de klemtoon ligt op locatiekeuze en niet op gebiedsontwikkeling. De Jonge pleit ervoor om ook de MIRT-gebiedsagenda’s te gebruiken als een strategisch document. Ze stelt dat het woord ‘agenda’ - afkomstig van het latijnse ‘agere’: handelen – op twee manieren kan worden opgevat: handelen als beginnen en handelen als afronden. Gebiedsagenda’s vertonen nu de neiging om het accent te leggen op ‘handelen als afronden’, een uitvoeringsagenda derhalve: dit gaat er gebeuren. Maar deze agenda’s zouden veel meer moeten worden vormgegeven als een ‘doorlopend leerproces van een planningsgemeenschap die (met en voor de maatschappij) visies en verhalen ontwikkelt en zich daardoor gedreven weet. Die uit overtuiging nieuwe projecten in gang zet en experimenteert in de hoop dat het bijdraagt aan de kwaliteit van leven. En die evenveel (of meer) leert van projecten die niet of anders tot uitvoering komen, als van de zogenaamde ‘geslaagde’ realisaties.’ Kortom: een MIRT-gebiedsagendaproces als een plek waar experimenten en innoveren centraal staan.
Netwerken Een verwant pleidooi valt ook te beluisteren bij Ed Dammers & Maarten Hajer. Voor ambitieuze en integrale ruimtelijke ontwikkeling is het nodig, zo bepleiten zij, regionale innovatienetwerken en kenniscentra vorm te geven als zogeheten soft spaces – een soort onderzoeksruimtes tussen formele ruimtes in. Voor de complexe wereld van (duurzame) gebiedsontwikkeling is namelijk ruimte nodig voor experimenten en innovaties, plaats voor onzekerheden die elk ambitieus project aankleven. Een ruimte waarin deelnemers niet zozeer als belangenvertegenwoordiger optreden, maar vanuit hun inhoudelijke drive. Een dergelijke roep om regionale innovatienetwerken en kenniscentra sluit aan op het stijgende belang van het regionale schaalniveau en de hieruit voortkomende noodzaak om kennis specifiek voor regio’s te genereren. Hier is sprake van een nauwe relatie met wat ook wel wordt aangeduid als het territorial capital of het DNA van een gebied. Het scherp krijgen van het beeld hiervan vormt een eerste en cruciale stap op weg naar duurzame gebiedsontwikkeling. Rotmans spreekt in dit verband van een ‘organisch ontwikkelproces’ waarin ‘innovatieruimte voor koplopers van vitaal belang is: juridische, fiscale, organisatorische en mentale ruimte’. Op diverse plaatsen in Nederland zijn al kiemen gelegd voor dergelijke regionale innovatienetwerken en kenniscentra. Bestaande centra met vergelijkbare doelstellingen zijn bijvoorbeeld Telos in Brabant, een mogelijk Nationaal Centrum voor Duurzame Gebiedsontwikkeling in Almere en
soortgelijke initiatieven zoals in Venlo en Rotterdam Stadshavens. Mocht het inderdaad zover komen dat regionale innovatienetwerken en kenniscentra tot bloei komen, dan zal daar naar verwachting een nog veel grotere stroom van publicaties en rapporten uit voortkomen dan de afgelopen anderhalf jaar reeds het geval was. Mainstream is
Duurzame gebiedsontwikkeling verbindt ruimte en milieu als natuurlijke partners echter nog steeds om door te gaan op de huidige weg – die van het optimaliseren van bestaande oplossingen binnen de gangbare kaders. Wat wij graag zouden zien is dat de ‘nieuwe’ regionale kennis- en innovatiecentra aanzetten tot waarlijke innovatie en transitie: de koplopers die het nu nog veelal van de niches moeten hebben worden gevolgd door heuse pelotons. é Wim Heiko Houtsma ministerie van Infrastructuur en Milieu, voormalig projectleider Handreiking Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling é Jan Goedman zelfstandig auteur/redacteur é Wil Zonneveld hoogleraar Stedelijke en Regionale Ontwikkeling, Onderzoeksinstituut OTB/Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft. Jan Goedman, Wil Zonneveld, Wim Heiko Houtsma (red.) Ruimtelijke ontwikkeling in drievoud, 2011, Sdu uitgevers, Den Haag, 218 blz., € 47,30, Isbn 9789012573658.
november 2011 29
ROM_2011_11 29
01-11-11 09:39
Forum
F G G H Binnen de samenleving zijn initiatieven gestart om de energievoorziening te verduurzamen. Op een aantal plaatsen is de overheid de samenwerking met particulieren aangegaan om duurzaamheidprojecten te realiseren, bijvoorbeeld op het gebied van isolatie. Sinds kort dienen zich projecten aan op het gebied van groen gas. Het gaat dan om het organiseren van de productie en levering van biogas en/of groen gas. Om deze projecten een kans van slagen te geven, moet er aandacht zijn voor de organisatorische uitdagingen, stellen Maurits Sanders en Johan Wempe.
Ruimte voor g V
oor het produceren en leveren van zowel biogas als groen gas is infrastructuur nodig. De biomassa waar dit gas uit wordt gemaakt, bevindt zich echter ver van de locaties waar de capaciteit van het aardgasnet voldoende is om het op te werken tot aardgaskwaliteit en in het aardgasnet te injecteren. Een Groen Gas Hub kan dit capaciteitsprobleem oplossen. Het hub-idee komt oorspronkelijk uit de transportsector; een verzamelpunt, waar goederen overgaan van het ene naar het andere vervoersmiddel. Bij een Groen Gas Hub is deze overgang eveneens herkenbaar. Het gaat om een biogasinfrastructuur waarbij het uit één of meerdere bronnen komende biogas wordt getransporteerd naar; (i) één (of enkele) locatie(s) waar het biogas wordt opgewerkt tot aardgaskwaliteit om het vervolgens in het gasnet te injecteren; (ii) en/of naar afnemers aan het biogasnet (biogas en WKK); (iii) en/of naar één of meerdere locaties waar het biogas onder druk wordt gebracht of vloeibaar wordt gemaakt en beschikbaar komt voor mobiliteitsdoeleinden.
De groen gas productie heeft te kampen met een ‘kip-ei’-probleem Primeur Friesland heeft de primeur met de eerste Groen Gas Hub. Het project Biogasleiding Noordoost Friesland (BioNof) voorziet in een biogasleiding tussen Dokkum en Leeuwarden. Deze leiding verbindt de mestvergistingsinstallaties op boerenerven met een gasdistributiestation waar het biogas tot aardgaskwaliteit wordt opgewerkt en in het gasnet gebracht. Bestuurders in andere gebieden herkennen de kansen van een Groen Gas Hub. Een biogasleiding draagt bij aan het terugdringen van broeikasgassen en het vergroten van het aandeel duurzame energie. De provincie Overijssel onderzoekt de mogelijkheden voor een biogasinfrastructuur in Salland. Daar wordt verkend of mest op boerenbedrijven
is om te zetten in biogas. Vervolgens kan het worden opgewerkt tot aardgas of omgezet in warmte of elektriciteit. Uit biogas is ook voertuigbrandstof te maken. Biogasinfrastructuur is technisch haalbaar en er zijn mogelijkheden voor de afzet van biogas. Desondanks is het een uitdaging om een biogasleiding van de grond te krijgen. Gelijktijdig met de verduurzaming van de samenleving, is de energiesector geliberaliseerd. De uitkomst is dat de geïntegreerde energiebedrijven zijn gesplitst. Voor de netwerkactiviteiten zijn bedrijven verantwoordelijk, die zijn georganiseerd binnen de kring van de overheid. De bedrijfsvoering van de productie- en leveringsbedrijven, heeft plaats op de ‘vrije’ markt. De liberalisering betekent dat bestuurders hun betrokkenheid bij Groen Gas Hub goed moeten overwegen.
Opties De eerste mogelijkheid is dat de organisatie wordt overgelaten aan particulieren. Boeren hebben een juridisch belang bij een mineraalneutrale bedrijfsvoering en een bedrijfseconomisch belang om biomassa om te zetten in een verhandelbaar product. Deze belangen kunnen samenkomen met de commerciële belangen van energiehandelaren, die brood zien in de handel van groen gas. In dit model geven marktpartijen richting. De overheid ondersteunt door bestemmingsplanherzieningen en vergunningverlening. Maar deze variant is niet zonder barrières. Het probleem schuilt in de infrastructuur. Een leidingennet heeft een lange terugverdientijd, waardoor het voor particulieren niet interessant is om een biogasinfrastructuur op te pakken. Bovendien zijn zij verantwoordelijk voor gastransport. Vanuit veiligheidsperspectief, is de vraag legitiem of bijvoorbeeld de materiaalkeuze voor de leidingen tot stand behoort te komen op de ‘vrije’ markt. Een ander aspect is het ontstaan van monopolies. Gesteld dat particulieren investeren in een biogasinfrastructuur, dan kunnen de biomassaproducenten het biogas alleen aan de eigenaar van de infrastructuur verkopen.
november 2011 30
ROM_2011_11 30
01-11-11 09:39
rh en
e.
r groen gas Een tweede alternatief wordt geboden door de splitsing van de geïntegreerde energiebedrijven te volgen en de biogasinfrastructuur te organiseren binnen de kring van de overheid. In dat geval zijn de netwerkbedrijven, verantwoordelijk voor het bepalen van het tracé en het aanleggen, beheren en onderhouden van de infrastructuur. Een juridische barrière is dat een biogasinfrastructuur geen net is in de zin van de Gaswet. Door netwerkbedrijven mogen biogasnetten echter wel in eigendom worden gehouden en worden beheerd. Dat gebeurt dan door de ‘niet gereguleerde onderdelen’ van deze organisaties. Bestuurders kunnen in hun rol van aandeelhouder netwerkbedrijven hiertoe aanzetten.
Praktijk Bij BioNOF en Groen Gas Hub Salland is voor verschillende benaderingswijzen gekozen. In Friesland wordt gezocht naar een marktgedreven oplossing. De trekker is het private productie en handelsbedrijf, namelijk Essent. Zij werkt samen met de netwerkbedrijven Enexis en Stedin. In Salland wordt gezocht naar een oplossing binnen de publieke sfeer. Hier ligt het initiatief bij de overheidsbedrijven Enexis, Rova (afval inzameling en verwerking) en Gasunie. Particulieren en bestuurders die een biogasinfrastructuur beogen hebben grote verwachtingen van netwerkbedrijven. Vooral wanneer een biogasleiding in de overheidssfeer de voorkeur heeft. Een biogasleiding in de overheidssfeer is echter niet zonder meer realiseerbaar. De ‘niet gereguleerde onderdelen’ van de netwerkbedrijven dienen hun activiteiten onder marktcondities te realiseren. Dit betekent dat gewerkt wordt met investeringstermijnen die in de private sector gebruikelijk zijn. Daarmee worden de aansluitkosten onbetaalbaar. De Groen Gas Hub zou volgens de energiewet als een gereguleerde activiteit aangemerkt moeten worden om met afschrijvingstermijnen te werken die gangbaar zijn voor infrastructuur. In dat geval worden de investeringen niet terugverdiend op het biogas dat door de boeren wordt ingebracht.
Belangrijker is het commitment van de producenten van biomassa. De groen gas productie heeft te kampen met een ‘kip-ei’-probleem. Biomassa-eigenaren produceren biogas wanneer ze het kunnen afzetten. Kortom: er moet een infrastructuur zijn die afzet mogelijk maakt. Het netwerkbedrijf kan pas investeren wanneer er zekerheid is dat boeren daadwerkelijk biogas via de infrastructuur afzetten. Netwerkbedrijven moeten zorgvuldig omgaan met het aan hen toevertrouwde maatschappelijk vermogen. Dat impliceert maatschappelijke keuzes. Zo is het niet redelijk
Publiek–private verbanden smeden van producenten, netwerkbedrijven en afnemers van biogas om iedere producent van biogas te garanderen dat, ongeacht de lengte van de aan te leggen leiding, dit in de infrastructuur kan worden afgezet. Voor het oplossen van het commitmentvraagstuk moeten de netwerkbedrijven samenwerkingsvormen aangaan met producenten van biogas en met mogelijke afnemers. Hier ligt een taak voor lokale overheden. Deze reikt verder dan het stimuleren van de netwerkbedrijven in hun rol als aandeelhouder. Belangrijker is om publiek-private verbanden te smeden waarbij potentiële biogasproducenten samenwerken met de netwerkbedrijven en met afnemers van biogas. Op deze manier ontstaat een context zonder marktfalen, waarin ruimte is voor groen gas. é Maurits Sanders hoofddocent Bestuurskunde op Saxion en promovendus aan de Faculteit MB van de Universiteit Twente op het gebied van PPS m.p.t.sanders@utwente.nl é Johan Wempe Hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en als Lector Governance verbonden aan Saxion
november 2011 31
ROM_2011_11 31
01-11-11 09:39
Praktijk
Daadkracht en creativiteit in moeilijke tijden De vastgoedcrisis heeft ingrijpende gevolgen, maar is ook een breekpunt. Nu is de tijd om hard na te denken over welke fouten er zijn gemaakt, hoe het wel moet, en hoe projecten nog wel te realiseren zijn. Het koppelen van belangen heeft nu de hoogste urgentie, stelt Paul van Joolingen. In dit artikel laat hij aan de hand van de voortvarende aanpak in de gemeente Papendrecht zien hoe je dat doet. Het gaat met name over financiering van projecten en over creatief nadenken over afzet van woningen, winkels en gronden. Een praktijkvoorbeeld, omdat ‘theoretische modellen niet werken’. Denken is één, maar het gaat uiteindelijk om de resultaten.
I
n de Papendrecht lopen gelijktijdig veel majeure trajecten. In 2001 is een masterplan vastgesteld voor een nieuw kloppend hart. Het winkelcentrum was zeer gedateerd, er waren grote koopkrachtlekken en de gemeenteraad vond dat het tijd werd het centrum aan te passen. Daarnaast heeft de gemeente Papendrecht ook een nieuw sportcen-
trum ontwikkeld en werkt zij met Fokker samen aan de versterking van de werkgelegenheid. Projecten die conventioneel begonnen zijn, maar onconventioneel worden afgemaakt. De gemeente zoekt met partijen intensief naar wat in deze tijd wèl kan, om de oorspronkelijke doelstelling te realiseren.
november 2011 32
ROM_2011_11 32
01-11-11 09:39
Financiering De Meent Bij de realisatie van het nieuwe winkelcentrum de Meent liepen partijen aan tegen de hoge financieringskosten. Projectontwikkelaar Next Real Estate had deze opgevoerd
Gemeente in rol van ontwikkelaar en belegger als overgangsmaatregel en de gemeente vond deze kosten te hoog. Partijen hebben toen een traject ingezet om de gemeente tijdens de bouwperiode het geheel te laten financieren. De gemeente loopt dan tegen allerlei beperkingen aan. Allereerst de wet Fido (Financiering decentrale overheden). Ten tweede de zekerheden. Ten derde het risico en de opslagen. Deze bezwaren zijn overwonnen. De wet Fido is toegepast en de provincie heeft ingestemd. Daarnaast heeft de ontwikkelaar omvangrijke zekerheden verstrekt aan de gemeente, in de vorm van uitgestelde grondlevering, recht van hypotheek en het cederen van toekomstige huurpenningen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de financieringskosten aanmerkelijk lager waren en de opbrengsten hiervan konden terugvloeien aan de ontwikkeling van het centrum.
Ontwikkeling Marktmeester Menige gemeente stopt met het afmaken van ontwikkelplannen als crisisgeweld losbarst. Ontwikkelaars bewegen niet meer, beleggers laten het afweten en vaak besluiten
partijen het maar even af te wachten. Soms is dat verstandig, maar het kan ook anders. De uitvoering van het masterplan in Papendrecht was behoorlijk op streek. Het nieuwe winkelcentrum De Meent draaide volop. De gemeente had een particuliere partij gevonden om 3.000 van de 4.000 m2 bvo te realiseren op een mooie locatie aan het marktplein in het centrum. Deze toevoeging van commerciële ruimte, gecombineerd met het opknappen van een gedateerd flatgebouw en de bouw van koop- en huurappartementen was een goede aanvulling voor de gemeente. Totdat de particuliere partij zich terugtrok en de gemeente haar plan zag stranden. Immers de kurk waarop het project dreef, werd eruit getrokken. Een lastige situatie voor de gemeente, het centrum, de corporatie en de winkeliers, die meenden dat het project moet bijdragen aan het afmaken van het centrum. ‘We kunnen
Ontwikkelingen in Papendrecht Masterplan Centrum 2001 Nieuw winkelcentrum 2004 - 2007 Deelproject Marktmeester 2008 – 2011 Deelproject Overtoom 2007 Deelproject Schooldwarsstraat 2009 - heden Bidbookprocedure Fokker 2009 - 2010 Sportcentrum 2009 - heden Den Briel 2010 - heden
W i n k e l ce n t r u m De Me e n t i n h e t h a r t va n Pa p e nd re c h t met a ppa r temente n geb o uw Ma r k t m e e s te r d aarac h ter.
èè
november 2011 33
ROM_2011_11 33
01-11-11 09:39
Praktijk
moeilijk tegen een leeg gat blijven aankijken’, was de overheersende mening. Andere projectontwikkelaars stelden hoge eisen. Men vond de maatvoering van de winkel niet ideaal en de gevraagde grondprijs te hoog. De gemeente werd geadviseerd de grondprijs substantieel naar beneden bij te stellen. Na intensief intern overleg en uitvoerige verkenningen heeft de gemeente besloten om die weg niet in te slaan en het project zelf verder te ontwikkelen. Uiteraard onder voorwaarden.
flatgebouwen gepland, waarbij met name de energielabeling voor de bestaande huurwoningen sterk moet verbeteren. Op de kop van een flatgebouw komen sociale huurwoningen, er komt een parkeergarage op het maaiveld en een commerciële ruimte met twee woontorens. In deze tijd een complex project, waarbij de woningcorporatie, de gemeente, de ontwikkelaar en de bouwer intensief moeten samenwerken en waarbij afzet en
Risico’s dragen De gemeente is geen ontwikkelaar en heeft niet de intentie om als belegger op te treden. Ook als ontwikkelaar ziet de gemeente zichzelf niet als de meest gerede partij. Voor het afronden van het centrumplan is initiatief gewenst en als de markt haar werk niet oppakt zal de gemeente het voortouw moeten nemen. Aan dat voortouw heeft het college van B en W duidelijke voorwaarden gesteld om de risico’s van de gemeente te beperken. Tevens is in een vroeg stadium afgesproken dat de gemeente de rol van ontwikkelaar en belegger ziet als een overgangsmaatregel, gericht op het halen van de doelstelling het centrum af te bouwen. Als de markt het product wenst over te nemen voor een redelijke prijs zal de gemeente weer overdragen. Vervolgens heeft de gemeente samen met de andere partijen het project gestart onder de voorwaarde dat eerst de verhuur van 3.000 m2 winkelruimte contractueel moet zijn voltooid. Ruim voor de start van de bouw waren de huurovereenkomsten getekend. Het project kent een aantal onderdelen: renovatie van het wooncomplex (een activiteit van de corporatie), 1.000 m2 winkels die waren voorbestemd voor twee eigenaren en de nieuwbouwappartementen, die door de ontwikkelende bouwer en de corporatie op de markt zijn gezet. Het overige winkelgedeelte (3.000 m2) heeft de gemeente opgepakt.
Integrale aanpak heeft aantoonbare meerwaarde Nog voor deze winkelruimte werd opgeleverd had de gemeente overeenstemming bereikt met een belegger. De overdracht heeft plaatsgevonden voor de nieuwe winkels hun deuren openden.
Co-makership Den Briel
kostenbeheersing centraal staan. Het traditionele proces vraagt meestal anderhalf jaar voorbereidingstijd en het verkoopproces start na afgifte van de omgevingsvergunning. De realisatie van zo’n omvangrijk gebouw duurt dan ook nog anderhalf jaar, dus voor je het weet ben je drie jaar verder. Zo’n periode vraagt
Masterplan 2001 Winkelcentrum De Meent - 20.000 m2 winkels in twee lagen - ondergrondse parkeergarage 447 plaatsen - 149 appartementen - gebouwde parkeergarage 112 plaatsen Marktmeester - 37 koopappartementen - 12 huurappartementen - 4.000 m2 winkels en horeca - renovatie bestaand flatgebouw Den Briel - 3.000 m2 commerciële ruimte - 2 x 16 appartementen - 28 huurappartementen - parkeervoorziening 129 plaatsen met daktuin voor flatbewoners
Bij de centrumlocatie Den Briel is de renovatie van twee
november 2011 34
ROM_2011_11 34
01-11-11 09:39
ongelooflijke voorinvestering van partijen en afzetsucces in de huidige markt is zeer twijfelachtig. Om deze redenen hebben partijen gekozen voor een andere aanpak, die van de Lean-techniek met gebruik van het BIM (Bouw Informatie Model). De essentie van deze werkwijze is
binnen de gemeente en naast elkaar gelegen. De projectontwikkelaar heeft de gemeente gevraagd om te bezien hoe een samenwerking voor beide partijen tot meerwaarde kan leiden in de grondexploitatie. De gemeente was sceptisch en heeft om deze reden een solitaire ontwikkeling uitgewerkt en tevens medewerking verleend aan een integraalplan, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat er tijdens het gehele proces sprake moet zijn van aantoonbare meerwaarde. Uiteindelijk bleek de integrale ontwikkeling aantoonbare meerwaarde te hebben, die bestaat uit een hoger grondbod en een kwalitatief hoogwaardiger plan door programmatische verbinding van het hotel, de appartementen en het sportcen-
dat alle adviseurs niet seriematig maar parallel aan het project werken. Dus naast opdrachtgevers en bouwer, zitten meteen ook de installateur, constructeur, brandweer, bouwtoezicht en mensen van de Wabo-vergunning aan tafel. Integraal plannen en gelijktijdig reageren op elkaars stukken. Daarmee wordt de kwaliteit van het proces verbeterd. Het voordeel van deze werkwijze is dat er een veel gedetailleerder voorlopig ontwerp ontstaat. Met dit voorlopig ontwerp kunnen potentiële huurders, kopers en beleggers worden benaderd, waarbij zij inspraak krijgen in het product en het afzetrisico op een veel eerder moment kan worden omgezet in een contract.
trum. Het integrale plan voorziet in vernieuwing van het hotel, verplaatsing van het restaurant en toevoeging van 33 huurappartementen door de woningcorporatie. Het oude restaurant en de congreszalen worden gesloopt. Op die plaats verrijst een nieuw sportcentrum, inclusief zwembad. De oude locatie van het zwembad met de ligweide komt beschikbaar voor eengezinswoningen. De gemeente heeft in de onderhandelingen ingebracht dat de aantoonbare meerwaarde ook moest leiden tot een grondafname vooraf door de ontwikkelaar, zodat in financiële zin de meerwaarde contractueel gezekerd zou worden. In het definitieve plan is deze meerwaarde gerealiseerd en is de gemeente in staat gesteld haar doelstelling te realiseren en de financiële meerwaarde te incasseren voor het plan.
Ontwerpen met Lean en BIM Den Briel - Papendrecht
Partijen gaan bij Lean transparant met hun input om. Daarnaast hebben ze afgesproken dat de calculatietechniek via co-making wordt gerealiseerd. Dat wil zeggen de opdrachtgevers, de woningcorporatie en de gemeente, krijgen volledig inzicht in de wijze waarop de bouwer inkoopt en zijn daardoor in staat de kostenontwikkeling te volgen. In tegenstelling tot het traditionele proces worden financiële voordelen gezamenlijk gedeeld en nadelen gezamenlijk opgelost.
Samenwerking bij sportcentrum Papendrecht heeft een sporthal en een zwembad die aan vernieuwing toe zijn en heeft hiervoor zelfstandig een plan ontwikkeld. Op het naastgelegen perceel staat een hotel dat door een ontwikkelaar is aangekocht met het doel het hotel te vernieuwen. Kortom twee ontwikkelingen centraal
Lean is een techniek partijen in het ontwerp- en augustus waarmee 2011 bouwproces parallel werken. De methodiek heeft tot doel faalfactoren in het proces te verminderen, de voorbereidingstijd en uitvoeringstijd te bekorten en daardoor financiële voordelen te behalen tijdens het bouwproces. Om Lean goed te kunnen laten slagen, is BIM nodig. BIM is een manier van ontwerpen en bouwen waarbij het gebouw of de constructie in een computer als 3D-model en databank wordt opgebouwd. Architect, constructeur, installatie-adviseur, bouwtoezicht, brandweer en andere betrokken partijen maken gebruik van het zelfde computerbestand. Zij werken in alle ontwerpfasen parallel geschakeld. Resultaat: lagere bouwkosten en kortere doorlooptijd door minder verspilling van tijd, geld, materialen en meer werkplezier. èè
november 2011 35
ROM_2011_11 35
01-11-11 09:39
N i e uwe ( l i n k s ) e n o u d e s i t u at i e ( re c h t s ) va n h e t n i e uwe sp o r tce n t r u m i n Pa p e n d re c h t . B i j d e n i e uwe s i t u at i e re c h t sb ove n d e ge p l a nd e wo n i n ge n o p d e vo o r m a l i ge p l a at s va n z we m b a d e n li g wei d e .
Bidbookprocedure Fokker In 2009 werd de gemeente benaderd om mee te doen aan een bidboekprocedure van Fokker. Het belang van een nieuwe fabriek voor Fokker is politiek eenvoudig uit te leggen. Niet alleen voor Papendrecht, maar voor de gehele
Wethouder Richard Korteland: ‘Aanvaardbare risico’s’ ‘De ontwikkeling van de Marktmeester en de commerciële ruimte op een mooie locatie aan het Marktplein was een goede toevoeging en aanvulling voor het centrumplan’, legt Richard Korteland, wethouder Financiën, grondexploitaties en economisch beleid, uit. ‘Het was belangrijk voor de gemeente de herontwikkeling van deze locatie af te maken.’ ‘Uiteraard is de gemeente geen ontwikkelaar of belegger in vastgoed. Echter, op het moment dat het in het maatschappelijk belang is, kan de gemeente er voor kiezen deze rol voor een beperkte termijn op zich te nemen. De belangrijkste voorwaarde hierbij is dat dit moet kunnen tegen aanvaardbare risico’s. De bouw startte pas toen de huurovereenkomsten waren getekend. Hierbij is het uitgangspunt dat toekomstige geldstromen het investeringsniveau bepalen. Met andere woorden het vastgoed moet kostendekkend verhuurd kunnen worden. Ook wordt het vastgoed afgeschreven om het gemeentelijk risico gedurende de exploitatie te verlagen.’ ‘Winkelcentrum De Meent draait inmiddels op volle toeren. Eind september zijn de commerciële ruimten aan Markt en het gebouw de Markmeester officieel geopend. De gemeente heeft met succes het eigendom van de commerciële ruimten aan de Markt overgedragen aan een belegger. Het plan van aanpak voor de herinrichting van het marktplein tot huiskamer van de gemeente is opgesteld. Vooruitlopend op de definitieve herinrichting is het marktplein autovrij gemaakt.’
regio is werkgelegenheid van eminent belang. Met name het vestigen van een nieuwe fabriek voor Fokker leidt niet alleen tot continuering van bestaande werkgelegenheid, maar biedt ook een mooie kans om de werkgelegenheid op termijn uit te breiden en te zekeren. Fokker was op zoek naar een gemeente die haar kon faciliteren en heeft vier gemeenten, waaronder Papendrecht gevraagd op de
Ontwerp- en bouwproces lopen parallel aanvraag te reageren. Daar waar selecties vaak door de overheid worden uitgeschreven, was de inschrijving van de gemeente nu onderwerp van de selectie. Vanaf dag één is nagedacht over de voorwaarden. Geen grondverkopen onder marktprijs. De principes van staatssteun en Europese aanbesteding werden door de gemeente vooraf als voorwaarden in het proces ingezet. De gemeente heeft intensief samengewerkt met het bedrijfsleven, het onderwijs, de regio en de provincie om een voor Fokker zo passend mogelijke aanbieding te doen. Papendrecht heeft de selectie gewonnen en werkt nu intensief samen met Fokker aan de uitwerking van de opdracht. Waarom het bedrijf voor de gemeente Papendrecht heeft gekozen? Vooral vanwege het vermogen om buiten gebaande paden te denken, maar ook vanwege de creativiteit van de geboden oplossing en niet in de laatste plaats vanwege het werkgelegenheidsaspect. Fokker heeft onderzocht dat het opleidingsniveau en het arbeidsethos in de regio Drechtsteden hoog staat aangeschreven en dat de verwachting van de onderzoekers is dat de regio in staat is om dit onderdeel op lange termijn goed te kunnen continueren. Voor Fokker is kwalitatief hoogwaardig personeel cruciaal bij het uitbouwen van hun rol in de vliegtuigindustrie. é Paul van Joolingen Procesmanager voor de centrum- en gebiedsontwikkelingen in Papendrecht Partner bij Akro Consult, Den Haag.
november 2011 36
ROM_2011_11 36
01-11-11 09:39
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
Lessen van Al Gore Dankzij de ‘ongemakkelijke waarheid’ van Al Gore stond de klimaatproblematiek binnen de kortste keren volop in de belangstelling. Wat valt er te leren van het succes van Gore voor andere milieuproblemen?
pagina’. Als klap op de vuurpijl ontvingen Gore en het IPCC in 2007 de Nobelprijs voor de Vrede. Het blijkt dus mogelijk om in relatief korte tijd een milieuonderwerp geagendeerd te krijgen.
Dagelijks zijn honderden natuur- en milieulobbyisten actief om actuele vraagstukken op de bestuurlijke agenda te krijgen. Veelal een moeizame bezigheid, waarbij met name in deze tijd van euro- en financiële crisis maar sporadisch successen worden geboekt. Te meer daar het met huidige kabinet kwaad kersen eten is als het over natuur en milieu gaat. Hoe anders was het toen Al Gore met zijn boek en film An inconvenient truth in 2006 uitkwam. Gore vloog de hele wereld over en wist binnen de kortste keren tal van regeringsleiders warm te maken voor zijn boodschap. Europa ging klimaatdoelstellingen formuleren, elke zichzelf respecterende gemeente in Nederland heeft nu een klimaatbeleid en de meeste landelijke kranten hebben tegenwoordig een ‘groene
Wat heeft Al Gore dat de vele Nederlandse gerenommeerde klimaatwetenschappers niet hebben? Volgens communicatiehoogleraar Cees Van Woerkum is ten eerste de persoon Al Gore uniek. Hij is een invloedrijk man, straalt gezag uit en heeft een hoge mediawaarde. Daarnaast maakte de vrije keuze van Al Gore zijn verhaal erg authentiek en geloofwaardig. Als een Leger des Heils-soldaat trok Gore belangeloos de wereld rond om keer op keer zijn betoog te houden. Maar ook de wijze van communiceren past volgens Van Woerkum perfect in het handboek van de communicatiedeskundige. Klimaatwetenschappers maken het verhaal vaak te complex. De verdienste van Al Gore is dat hij van de klimaatdiscussies weer één duidelijk en overzichtelijk verhaal heeft
gemaakt. Ten slotte is de context een factor van belang geweest. Door alle vreemde weersomstandigheden kregen mensen het idee dat er iets aan de hand is. De VVM-sectie Milieucommunicatie vraagt zich af wat we van Gore’s succes kunnen leren om meer aandacht te genereren voor andere urgente milieuproblemen. Besloten is over de mogelijkheden hiertoe op 25 november in Perscentrum Nieuwspoort een debat te organiseren. GroenLinks-kamerlid Liesbeth van Tongeren, hoogleraar Strategische Communicatie Noelle Aarts, transitiedeskundige Derk Loorbach en milieujournaliste Loethe Olthuis buigen zich dan over de vraag hoe milieuonderwerpen hoger op de agenda te krijgen zijn. Dat doen ze onder leiding van Wyke Smit, adviseur public affairs van de Nederlandse natuur- en milieuorganisaties. Kijk voor meer informatie en aanmelding op: www.vvm.info
VVM Agenda NCGG6 Woensdag 2 t/m vrijdag 4 november Amsterdam Geluidhinder van vliegtuigen; modellen en beleid Vrijdag 18 november Aristo, Utrecht Slotdebat ‘Hoger op de Agenda’ Vrijdag 25 november Nieuwspoort, Den Haag
Laagfrequent lawaai - fysische en psychische hinder van bewoners in het noorden van ons land Donderdag 1 december ICO, Assen Basiscursus Meten van emissies naar lucht 2011 Vrijdagen 2, 9, en 16 december Amersfoort en Arnhem
Oriëntatiedagen Veldwerk Donderdag en vrijdag 2 en 3 februari 2012 Woldhuis, Apeldoorn Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info
november 2011 37
ROM_2011_11 37
01-11-11 09:39
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Krimp niet bestrijden, maar begeleiden
zijn helemaal nauwelijks te vinden. En dat terwijl
Herbestemming uitgelicht
krimp van het aantal inwoners en huishoudens ook gevolgen kan hebben voor de afzetmarkt van de detaillisten en de krimp van de potentiële beroepsbevolking zich, ook op landelijk niveau, het eerst zal voordoen op de arbeidsmarkt. ‘Gemeenten in krimpregio’s doen er verstandig aan ook in hun economisch beleid demografische krimp te begeleiden door de voorraad winkels, kantoren en bedrijventerreinen aan te passen aan de kleinere vraag (zoals door herstructurering, sloop en matigen van nieuwbouw) en door zich te richten op het doen van meer met minder mensen (zoals door stimuleren van innovaties en het verhogen van de arbeidsparticipatie)’, aldus de promovenda in haar proefschrift. Een verklaring voor het feit dat gemeenten in krimpregio’s hun beleid vooral richten op het
Transformatie en herbestemming van gebouwen
bestrijden van krimp, is volgens Verwest dat een
en gebieden staan hoog in de belangstelling.
dergelijke reactie aansluit bij de huidige manieren
Maar alleen daarmee is nog niet gezegd dat
Gemeenten in krimpregio’s reageren niet
van denken en doen, de bestaande regels en
leegstaande kantoren of kerkgebouwen en
goed op demografische krimp: ze richten zich
middelen van de betrokkenen in de regio. Bestuur-
braakliggende bedrijfsterreinen ook daadwerke-
vooral op het bestrijden van krimp terwijl het
ders en private partijen: iedereen richt zich tot nog
lijk worden omgevormd. Functioneel hergebruik
begeleiden van krimp nauwelijks aandacht
toe op (het accommoderen van) groei.
komt voor, maar er zijn allerlei wettelijke en
krijgt. Dat is niet verstandig, want het risico van
Krimp vereist een andere manier van denken
financiële belemmeringen die in dat opzicht niet
concurrentie binnen de regio om inwoners en
en doen. Het besef zal moeten doordringen dat
erg stimulerend werken. Dat is vreemd wanneer
bedrijven, van onrendabele investeringen en van
krimp een structureel probleem is, dat in de
er bijvoorbeeld bedacht wordt dat er ruim zeven
een overaanbod van woningen en voorzieningen
krimpregio’s niet gekeerd kan worden. Wanneer
miljoen vierkante meter kantooroppervlak leeg
is levensgroot. Bestuurskundige Femke Verwest
men dit toch tracht te doen zullen de proble-
staat. Dat is ruimtelijk, maar zeker ook sociaal-
onderzocht voor haar promotie aan de Radboud
men die met krimp kunnen samengaan (zoals
economisch gezien ongewenst, te meer daar de
Universiteit Nijmegen hoe gemeenten in de
leegstand, lagere verkoopprijzen en langere
nieuwbouw – ook op het terrein van volkshuis-
krimpregio’s Parkstad Limburg, de Eemsdelta
verkooptijden) eerder toe- dan afnemen.
vesting - fors stagneert. Leegstand heeft zelfs
en Zeeuws-Vlaanderen op demografische krimp
‘epidemische vormen’ aangenomen, terwijl
reageren en onder welke omstandigheden zij
Gemeenten in krimpregio’s moeten volgens
grootschalige sloop voor de politiek en bevolking
hun beleid daarop aanpassen.
Verwest echt de omslag maken en snel krimp
geen uitgemaakte zaak meer is. ‘Een andere
gaan begeleiden in plaats van bestrijden.
aanpak in de bouwsector is nodig: van groei naar
Op basis van haar onderzoek concludeert Verwest
Overigens is dat niet alleen een zaak van de
krimp, van nieuwbouw naar hergebruik, van
dat gemeenten in die regio’s jarenlang niet op
gemeenten: om deze beleidsomslag te kunnen
confectie naar maatwerk, en van schalvergroting
demografische krimp hebben gereageerd. Sinds
maken, moet zowel lokaal, provinciaal als
terug naar de menselijke maat’, aldus Marinke
kort besteden ze er wel aandacht aan. Deze
nationaal anders worden gedacht en gehandeld
Steenhuis en Paul Meurs, beiden verbonden
beleidsreacties zijn vooral in het woningbouwbe-
als het gaat om krimp en groei.
aan het adviesbureau SteenhuisMeurs, in
leid terug te vinden en richten zich voornamelijk
“Herbestemming in Nederland”.
op het bestrijden van krimp door het aantrekken
DE PUBL IC AT IE ‘ DE MO G R A PH IC DE CL INE A N D
Dat samenwerken tussen publieke en private
van nieuwe inwoners. Beleidsreacties gericht op
L O C A L GOV E R N M E N T S T R AT E G I E S . A S T U DY OF
partijen nogal eens leidt tot het succesvol
het begeleiden van krimp door het aanpassen van
POL IC Y C H A N G E IN T HE NE T H E R L A N D S ’ I S B N
omkatten van gebouwen of terreinen komt voort
de woningvoorraad aan de kleinere woningvraag
978 90 5 9 7 2 5 5 7 7 I S T E BE S T E L L E N BIJ UI TG E V E
uit creativiteit, eigen belang of pure nood. Het
(zoals door herstructurering, sloop en het matigen
R I J EBURON P O S T BU S 28 6 7 / 26 0 1 C W DE L F T / T 0 1 5
blijkt opvallend – ook bij de 25 geselecteerde
van nieuwbouw) komen slechts sporadisch voor.
21314 8 4 / IN F O E BURON .N L / W W W.E BURON .N L
voorbeelden – dat het eigen initiatief bij dat alles
Beleidsreacties op economisch terrein (denk aan
van doorslaggevende betekenis is. ‘Als kamele-
detailhandel, bedrijventerreinen of arbeidsmarkt)
ons veranderen krakers in projectontwikkelaars,
november 2011 38
ROM_2011_11 38
01-11-11 09:39
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
bezwaarmakers in kadersteller en slopers in
Natuurlijk zijn de Van Nelle-fabriek in Rotter-
materialen, structuur, gebouwen en ruimtelijke
herbestemmers’, aldus de auteurs.
dam en de Westergasfabriek in Amsterdam
ontwikkeling.
De neiging bestaat nogal eens om te kopiëren.
overbekende voorbeelden van een geslaagde
De creatieve laboratoria en broedplaatsen voor
transformatie. Maar er zijn veel meer “unieke
Een schematische set van waarden en beteke-
startende ondernemers in verlate fabriekspan-
gebouwen als bijzondere symbolen van een kort
nis bij een herbestemming van karakteristiek
den of verouderde kantoren zijn inmiddels niet
en ingrijpend tijdsgewricht, van de snelle en
industrieel erfgoed geeft achterin het boek een
meer te tellen. Dat is voor eventjes aardig, maar
heftige opkomst en ondergang van een industri-
functioneel afwegingskader. Cultuurhistorische,
op den duur zullen toch meer duurzame en
eel tijdperk” – zoals Vera Cerutti dat zo plastisch
architectonische, sociale, culturele, ruimtelijke
vooral bedrijfseconomisch gezonde oplossin-
formuleert – die een nieuwe kans verdienen. Ze
en economische argumenten komen daarin
gen gevonden moeten worden. Daarbij zijn
zijn het immers waard.
aan bod. Ook de overeenkomsten en verschil-
uiteraard ligging, infrastructuur en voorzie-
Dat blijkt overtuigend uit haar rondgang langs
len tussen (oorspronkelijke) industriële en
ningen van belang, maar vooral het besef van
industriële plekken uit het recente verleden en
(toekomstige) creatieve fabrieken zijn in tabellen
innovatiemogelijkheden van het bestaande. Een
gesprekken met stakeholders. Een zoektocht
weergegeven. Dat maakt van het boek meer dan
beroemd project is bijvoorbeeld de Van Nelle
naar het DNA van het gebied, “de genius loci, de
een inspirerend voorbeeldenboek.
Ontwerpfabriek in Rotterdam, een complex dat
kracht en eigenheid van een gebouw of locatie”.
in 2004 aan een nieuw leven begon als campus
Of het nu gaat om de DRU-fabriek in Ulft – waar
V E R A C E RU T T I 20 1 1 : CR E AT I E V E FA B R I EK E N ;
voor de creatieve industrie. Na een ingrijpende
ooit ijzeren en emaillen gebruiksvoorwerpen
WA A R DE CR E AT IE M E T HE R BE S T E MMI NG VA N
restauratie en herbestemming van deze fabriek
werden gemaakt en dat nu een cultuurfabriek
IN DU S T R IE E L E RF GOE D, C 2 P U B L I S H I NG , U T R E C H T,
staat deze nu binnenkort op de UNESCO
is – of de Caballero Fabriek in Den Haag waar nu
I S B N 9 7 8 9 0 8 1 7 6 6 3 0 2 , 2 4 , 50 EU RO, 1 5 8 B L Z .
Werelderfgoedlijst. Maar eigenlijk nog veel
een netwerkgemeenschap voor zo’n zeshonderd
belangrijker is dat de reddingspoging geresul-
creatieve en innovatieve startende ondernemers
teerd heeft in honderd (!) kantoorruimten – die
is gerealiseerd. Er is daar sprake van toegevoegde
ook nog eens bezet zijn – en het bewaren van
waarde. De imponerende foto’s in “Creatieve
de oorspronkelijke transparante en sierlijke
fabrieken” leveren daarbij een deel van haar
karakteristieken. Zo zijn er gelukkig veel meer
bewijsvoering.
succesvolle voorbeelden van herbestemming en
Samenwerking met maatschappelijke partijen
transformatie – ook in het boek – te vinden.
is bij dat alles van belang, al was het maar om
Brieven uit Breda
zicht te krijgen op de lokale en regionale vraag M A R INK E S T E E NHUI S E N PAUL M EUR S 2011:
naar en belangstelling voor nieuwe functies.
H E R BE S T E MMING IN N E DE R L A ND; NI EU W
“Door met alle instellingen en stakeholders in de
G EBRU IK VA N S TA D E N L A ND, NA I U TG EV E R S ,
omgeving te praten en onorthodox te denken,
RO T T E R DA M , I SBN 9789056628291, 24, 50
ontstaan onverwachte combinaties van functies
E U RO, 144 BLZ .
die nieuwe crossovers kunnen opleveren”. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het project Nieuwe
Fabrieken van waarde
Energie in Leiden waar zowel opvang voor daklozen, een leeromgeving voor ROC-leerlingen en huisvesting voor creatieve ondernemers kon worden gecombineerd.
Er wordt beleidsmatig en communicatief alles
Anders dan bij nieuwbouw spelen belevings- en
uit de kast gehaald om burgerparticipatie in
toekomstwaarde een belangrijker rol dan de
welke vorm dan ook een sterkere plaats te geven
functionele waarde van een gebouw. Industriële
aan het vormgeven van de leefomgeving. Dat
complexen zijn niet ontworpen voor nieuwe
gebeurt niet voor niets. Het instrument inspraak
functies en zullen daarom fors herbouwd moeten
is failliet, terwijl echte burgerparticipatie wel
worden. Soms kan of mag dat niet – vanwege
een efficiënte manier om beleid te ontwikke-
een monumentenstatus bijvoorbeeld – waardoor
len, toetsen en effectueren blijkt. Tenminste
isolatie of klimaatbeheersing tot de techni-
als de processen goed georganiseerd zijn. En
sche onmogelijkheden gaat behoren. Maar een
wanneer de bedoelingen over en weer integer
dergelijke beperking levert juist een verrassende
zijn. De Nationale Ombudsman heeft daarover
belevingswaarde op, terwijl een hoge toekomst-
bij herhaling gerapporteerd en daartoe (tien)
waarde wordt gerealiseerd vanuit het duurzaam-
spelregels opgesteld.
heidsconcept, zoals door hergebruik van
In Breda is onder de noemer ”Meedoen met
november 2011 39
ROM_2011_11 39
01-11-11 09:39
Agenda Agenda
RO snippers
Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Rommers
Rodney Weterings directievoorzitter van nieuwe organisatie voor stad en regio Begin 2012 is er een nieuwe nationale kennisorganisatie voor de ontwikkeling van stad en regio. Deze komt voort uit de fusie van Kei, Nicis Institute, Nirov, en SEV. Het doel van de organisatie is de kwaliteit van wonen en samenleven, de economische perspectieven, de ruimtelijke ordening en de leefomgeving in Nederland te verbeteren. Drs. C.B.P. (Rodney) Weterings wordt met ingang van 14 november 2011 benoemd tot directievoorzitter van deze organisatie.
De actuele vraagstukken van stad en regio roepen om nieuwe antwoorden. De vastgelopen woningmarkt, slechte bereikbaarheid en afnemende waterveiligheid zijn voorbeelden van urgente opgaven. Maar ook bevolkingskrimp, overmatige leegstand, sociale problematiek en energietransitie vragen om creatieve oplossingen. Volgens de directievoorzitter Rodney Weterings is er in de praktijk van stad en regio voortdurend nieuwe kennis en expertise nodig. “Uit de fusie ontstaat een netwerkorganisatie die een verbindende rol kan vervullen. We moeten leren van elkaar, leren uit onderzoek, leren van experimenten, leren van de praktijk in binnen- en buitenland. Maar ook: leren door te doen”, stelt Weterings. Weterings was sinds 2006 wethouder (PvdA) in ‘s-Hertogenbosch op portefeuilles rond wonen, stedelijke vernieuwing en grote stedenbeleid. Daarvoor was hij als onderzoeker en docent politicologie verbonden aan de Universiteit van Tilburg en aldaar directeur van een onderzoeksprogramma naar innovaties in het stadsbestuur. Daarnaast was hij werkzaam in de stedelijke adviespraktijk.
Denkers en doeners gezocht voor toekomstverkenning Energiegebruik, industriële productie en voedselproductie leggen een te groot beslag op ons milieu. Dat moet anders. Wat zijn de grote uitdagingen als het gaat om een duurzame samenleving? Een debat. Plaats Hoofdgebouw VU, Amsterdam Datum en tijd 16 november 15–17 u. Aanmelden www.vuconnected.nl Duurzame bereikbaarheid en concurrentiekracht van stedelijke regio's Studiemiddag in het kader van programma Duurzame bereikbaarheid van de Randstad Plaats In de Driehoek, Utrecht Datum en tijd 21 november 13–16.15 u. Aanmelden www.nwo.nl Knooppunt klimaat De afronding van het programma Klimaat voor Ruimte met onder meer staatsecretaris Atsma Plaats De Rijtuigenloods, Amersfoort Datum en tijd 1 december 10–22 u. Aanmelden www.klimaatvoorruimte.nl Realisatie EHS én versterking landbouw In nog geen twee jaar zijn in Limburg honderden ha grond van eigenaar gewisseld. De helft voor nieuwe natuur, de helft voor verbetering van de landbouw. Plaats Stramproy, Limburg Datum en tijd 9 december 9.30–17 u. Aanmelden www.ark.eu
waarderend vernieuwen” (zie www.breda-
aanpak op ruimtelijk, sociaal en economisch
niet spectaculair, maar de lokale waardering voor
morgen.nl; de site is echter alweer verouderd)
gebied om problemen die er in aandachtswijken
deze nieuwe bestuurlijke en communicatieve
geëxperimenteerd met vooral persoonlijke
zijn aan te pakken beoogt. Er moet daar nog heel
benadering is groot. Dat blijkt uit de publicatie
vormen van interactieve communicatie en de
wat gebeuren om veilige en leefbare woongebie-
“Meedoen in Breda” dat vooral een belangrijk
inzet van social media. Doel was gemeenschap-
den te realiseren.
deel is opgebouwd uit brieven van bewoners,
pelijke visievorming over een fysiek en sociaal
Ook Brabantpark, waar het nieuwe wijkbe-
ambtenaren en bestuurders.
duurzame ontwikkeling van de gemeente. De
stuur zelf stevig aan de slag ging en het dorp
kleinschalige maar concrete resultaten zoals
Ginneken – dat vooral het eigen karakter wil
A D B A IJE N S , S A NDR A K E N SE N, ROB HUNDM A N,
bij de wijkontwikkeling in Tuinzigt zijn aardig,
behouden – zijn voorbeelden van het stimule-
K A R IN NEIJE NHUI S E N A NDR E PE T ER S 2010:
vooral omdat deze gedeeltelijk voortkomen uit
ren van initiatieven en bewoners vervolgens te
MEED OE N IN BR EDA ; EE N DRO OM VA N EE N S TA D,
wensen en dromen van de bewoners zelf. De
ondersteunen bij de uitvoering. Initiatieven die
GE MEE N T E BR EDA/SIO O, I SBN 97890707019, 115 BLZ .
Bredase wijken Heuvel, Hoge Vucht, Doornbos,
medestanders kregen verwerven legitimiteit.
Linie en Driesprong maken alle deel uit van het
Een door geparkeerde auto’s dichtgeslibd pleintje
programma Wijkontwikkeling, dat een integrale
dat nu een buurtparkje wordt, het lijkt allemaal
november 2011 40
ROM_2011_11 40
01-11-11 09:39
Colofon
In december Een speciaal eindejaarsnummer over het veranderende werkveld van RO en milieu.
Jaargang 29 nr. 11 November 2011 Ruimtelijke Ontwikkeling en milieu magazine (ROm) is het maandelijkse vakblad voor de professionals bij de gemeente, provincie, waterschap, rijksoverheid en bij bedrijven, universiteiten en overige organisaties die zich bezig houden met ruimtelijke ontwikkeling en milieu. ROm biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft praktijkvoorbeelden in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling en milieu. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres ROM B.V. Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag marcel.bayer@romagazine.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Jaco Boer, Karl Bijsterveld, Martin de Jong, Marieke Vos Medewerkers Karin Broer, Robbert Coops, Mark Hendriks, Bas Husslage, Michael Klijnstra, Aike Kamphuis, Sascha Suárez-Stavenuiter, Loek Kusiak, Peter Lievense, Harry Perree, Boris Peters, Peter van Rooy, Sanne van der Most Uitgever Louise Bos
ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Aanmelden kan via info@romagazine.nl Jaarabonnement Een jaarabonnement kost € 168,35 exclusief BTW. Losse nummers kosten € 24,00 inclusief BTW. Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beeindigd indien schriftelijk of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niettijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROm verschijnt in december. ROM B.V. t.a.v. Adresregistratie Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag info@romagazine.nl ISSN 1571-0122 © ROM B.V. Het is niet toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever artikelen, beeld of gedeelten daarvan over te nemen.
ROmmers in de praktijk Minder rijksoverheid/meer lagere overheden, minder overheid/meer markt en meer van onderop/zelforganisatie. Wat betekent dit voor de ROmmer in strategisch opzicht? Wat merkt hij/zij ervan in de dagelijkse praktijk? Een achtergrondverhaal over schuivende verhoudingen, grotere werkdruk , maar ook nieuwe uitdagingen voor planologen, stedenbouwkundigen, ontwerpers en milieuprofessionals.
Thema's van de toekomst Een essay over de trends die de komende jaren in het werk van de ROMmer een dominante rol spelen.
Van markt naar overheid, of andersom
ROmmers die overstapten van een marktpartij naar de overheid en andersom. Een beeld van de praktijk, waarin overheid en markt vaak samen ruimtelijke projecten in vormgeven.
Vergrijzing van de beroepsgroep
Zeker bij gemeenten vergrijst het personeelsbestand flink. In dit artikel aandacht hiervoor, in de vorm van een verhaal over een organisatie die deze vergrijzing onderkent en aanpakt. Bijvoorbeeld door senior medewerkers aan starters te koppelen en op deze manier de kennis in de organisatie te borgen.
Website www.romagazine.nl Advertenties Peper & Zout Media B.V. Achterom 100C 1621 KW Hoorn 0229-295819 info@peperzout.nl november 2011 III
ROM_2011_11 3
01-11-11 09:39
Op maat gemaakt Twaalf vrije kavels in een nieuwe wijk. Twee eigentijdse bungalows aan een groene laan. Eén droomvilla op de plek waar ooit een boerenschuur stond. Ook bij dit soort kleinschalige projecten zijn wij de partner bij uitstek. Via onze dochters Brummelhuis en Livingstone nemen we verantwoordelijkheid voor het hele proces, van de bouwvergunning tot en met het rieten dak. We brengen partijen
ROM_2011_11 4
bij elkaar en houden de kosten in het oog. En het belangrijkste: we gaan mét de toekomstige eigenaar aan de tekentafel zitten. Zodat die krijgt wat hij het liefst wil: een huis dat past als een maatpak. Want Bouwfonds Ontwikkeling realiseert unieke woonwensen. Op grote én op kleine schaal. Bouwfonds Ontwikkeling is onderdeel van Rabo Vastgoedgroep
01-11-11 09:39