+ Dordtse Stadswerven aan en in het water
12
+ Integraal plannen
december 2009
ROM_1209.indd OMI
Lees verder
Stad van de toekomst – Infrastructuur
+ Krimp als kans voor duurzame economische groei
www.romagazine.nl
12/9/2009 8:01:13 PM
ROM_1209.indd OMII
12/9/2009 8:01:24 PM
– Advertorial –
Strategisch advies voor recreatieondernemers
Een uitbreiding van een pretpark, de realisatie van een jachthaven, recreatieparken die graag willen groeien of het verwezenlijken van een dierentuin met loslopende beren, bizons, lynxen en wolven. RBOI heeft ervaring met de meest uiteenlopende projecten op het gebied van toerisme en recreatie. Elk project is anders en vraagt om een passende oplossing. Adviseren, ondersteunen en voorkomen Ondernemers die recreatieve of toeristische plannen hebben, lopen in het planologisch traject tegen veel regels aan. Niet in de laatste plaats omdat deze ontwerpen zich vaak in de nabijheid van al dan niet beschermde natuur afspelen. Samir Lamkadmi, jurist en projectleider ruimtelijke planning bij RBOI, onderschrijft deze regeldruk maar wijst er ook op dat deze wetten er niet voor niets zijn. “De natuur heeft bescherming nodig. Ook met het oog op duurzaamheid, hoe maken we Nederland mooier, denk ik dat het heel belangrijk is om juist aan deze regelgeving vast te houden.” Onderzoek naar de impact op het milieu en de omgeving is in alle projecten aan de orde volgens Chris Brunner, senior projectleider milieu en water bij RBOI. Waar nodig gebeurt dit in de vorm van een milieueffectrapportage (MER). “We weten van alles dat er kan spelen voldoende af. We kunnen het benodigde onderzoek niet altijd zelf uitvoeren maar dan weten we de juiste vraag bij de juiste persoon neer te leggen en het resultaat op bruikbaarheid te toetsen.” Onderzoeks- en risicomanagement Lamkadmi en Brunner geven aan dat het van het grootste belang is om vanaf het begin een goed onderzoeks- en risicomanagement te voeren. Dat begint met een verkenning van de planologische haalbaarheid. Hierin wordt duidelijk wat de knelpunten kunnen zijn en waar het project dus op kan vastlopen. “Stel dat er een beschermde diersoort of plant voorkomt in het gebied. Een ondernemer kan hierop gebaseerde bezwaren wegnemen door juist iets met de aanwezigheid van dit dier te doen”, zegt Lamkadmi. Daarnaast geeft de verkenning ook een beeld welk onderzoek er nodig is en hoe dit het beste kan worden aangepakt. Brunner: “Veel ondernemers kiezen ervoor de begeleiding hiervan in grote mate bij RBOI neer te leggen.” Planologische ondersteuning en vertaling Het sluitstuk van het traject vormt de juridische verankering in een bestemmingsplan of projectbesluit. Daarbij wordt op basis van strategisch inzicht bekeken op welk moment er overige partijen, zoals de provincie, bij worden betrokken. Dit omdat er bijvoorbeeld strikte regels gelden ten aanzien van uitbreidingen in het buitengebied. Lamkadmi: “Wij zorgen ervoor dat er een plan komt waarin de visie op het gebied en de onderzoeken die daar aan ten grondslag liggen, worden vertaald in een uitvoerbaar bestemmingsplan dat stand houdt bij de Raad van State.” Over de toekomst op dit gebied zijn beide heren positief. “Wij zien dat veel recreatieondernemers met plannen bezig zijn.”
ROM_1209.indd 1
12/9/2009 8:01:25 PM
Redactioneel
Hufterig Al zo’n dertig jaar harrewarren we in dit land over de prijs van het autorijden. Het is kenmerkend voor een polderland, waarin het zoeken naar consensus de maat is en de enige manier om dingen van de grond te krijgen. Je kunt ook zeggen: dat is de kracht van een volwassen democratie, waar niemand écht de macht heeft en het altijd aankomt op onderhandelen. Toch weerklinkt steeds vaker de roep om een krachtige overheid, een autoriteit die van aanpakken weet. Dat staat stoer in een natie zonder echte leiders en is volgens degenen die dat roepen nog de enige manier om belangrijke zaken van de grond te krijgen. Maar wat te doen als die overheid na jaren studie en overleg met een voldragen plan komt en de maatschappelijke weerstand wakkert weer aan? Er ligt nu eindelijk een doortimmerd plan voor kilometerbeprijzing. Dat is volgens de meeste deskundigen de enige manier om de dagelijkse files structureel aan te pakken. De grotere steden slibben dicht en met het vooruitzicht van een sterke stedelijke groei de komende decennia is ingrijpen onontkoombaar. In deze editie van ROmagazine ruim aandacht voor de noodzaak om de verstedelijking af te stemmen op de infrastructuur. Een strak ruimtelijk beleid is dus een belangrijke voorwaarde. De praktijk laat zien hoe complex dat is. Bouwen bij drukke wegknooppunten klinkt logisch, maar de milieunormen knellen. En niet alleen vanwege de normen voor luchtkwaliteit! Ingrijpen in het verplaatsingsgedrag van de burger is onontkoombaar. En daar botsen we op een andere karaktereigenschap van ‘de Nederlander’: eigenwijs en rechtlijnig. Wie aan mijn portemonnee komt, is de klos. Populistische politici snappen dat heel goed, populistische media ook. Nog niet zo lang geleden, kwam uit dezelfde hoek het geluid dat de regering te weinig doet. Nu wordt ze beschuldigd van beperking van de individuele privacy en het ‘pakken’ van de automobilist. Het is gemakkelijk meedeinen op golven van onvrede en geklaag, maar het is ook asociaal om uit eigenbelang problemen te blijven vooruitschuiven. Een vorm van hufterigheid.
Inhoud 4
ROm2 - Amsterdam trekt de haven in - Vuilstortplaats transformeert in nieuwbouwwijk - Inspiratie bij OverijsselAtelier - Gebiedsontwikkeling Enka nadert bouwfase - Infrastructuur als katalysator - Urbanisme - Nieuws uit Brussel - Column: De verwondering
12 Terug naar de groentetuin van de stad In de omgeving van de grote steden staat de voedselproductie voor de stadsbevolking ineens weer op de agenda.
14 Warme citymarketing ‘Een stad moet niet zéggen dat ze aantrekkelijk is, ze moet aantrekkelijk zíjn. Zorg dat het zo prettig is in een stad dat mensen en bedrijven er willen blijven’, vindt Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar City- en regiomarketing in Europa.
16 Gebiedsontwikkeling oplossing voor krimpregio’s Onze samenleving is ingesteld op groei. Alleen als de economie en de woningmarkt groeien, gaat het goed. Nu de groei in sommige delen van Nederland omslaat in krimp, levert dat soms een paniekreactie op. Maar is krimp echt zo negatief?
19 Interview Wouter Vanstiphout 22 De Stad van de Toekomst 2 Bereikbaarheid
30 Professionele procesregie beter dan crisiswet
32 Integraal plannen, Zuid-Limburgse groeven Bij integraal plannen biedt het ontwerp een oplossing aan maatschappelijke problematiek in de streek, verschillende doelen worden gestapeld en beleid wordt op regio- en lokaal niveau op elkaar afgestemd.
é Marcel Bayer, hoofdredacteur
35 Stadswerven Dordrecht 42 december 2009 2
ROM_1209.indd 2
RO-snippers
Agenda, recensies
12/9/2009 8:01:25 PM
pag.
22
pag.
19
pag.
35
Trend
Interview
Praktijk
De Stad van de Toekomst 2 Bereikbaarheid
‘Het publieke debat over de ruimtelijke ordening moet terugkeren’
Stadswerven Dordrecht
Hoe kun je steden in de toekomst bereikbaar en (economisch) gezond houden? Die vraag staat centraal in het hoofdverhaal over de rol van stedelijke mobiliteit in de Stad van de Toekomst. Op dit moment zorgt de onophoudelijke groei van het autoverkeer voor het dichtslibben van de ruimte en groeiende klachten over geluidsoverlast en luchtvervuiling. Vaak zit de capaciteit van het openbaar vervoer ook aan zijn tax. Er zijn slimme oplossingen nodig om beide vervoerssystemen beter te laten functioneren. De grootste uitdaging ligt in het beter verknopen van auto en openbaar vervoer zodat er een robuust en flexibel vervoerssysteem ontstaat. Het realiseren van goede overstapmogelijkheden (P&R-terreinen/transferia) is een goede eerste stap. Maar eigenlijk zou stedelijke ontwikkeling voortaan alleen nog plaats mogen vinden op plekken waar beide vervoersmiddelen elkaar kruisen. In een recent advies heeft de VROM-raad daar ook hartstochtelijk voor gepleit. Wat komt daar in de praktijk allemaal bij kijken?
De reacties hebben hem verrast: ‘Je hoort wel dat Nederlanders egalitair en informeel zijn, maar zo’n hoogleraarschap, dat ís hier echt iets. In Wenen en Berlijn heb ik soortgelijke functies gehad en daar wordt er toch minder gewichtig over gedaan.’ Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout (Heist op den Berg (B), 1967) mag zich de eerste praktijkhoogleraar Ontwerp en Politiek noemen. De komende vier jaar gaat hij proberen om de studenten van de TU Delft meer feeling voor het politieke besluitvormingsproces bij te brengen. Opdrachtgever voor de leerstoel is het ministerie van VROM, waar de wens leefde om de banden tussen de ontwerpkant – architecten en stedenbouwkundigen – en de bestuurlijke kant weer wat steviger aan te halen. ‘Er is veel pseudo-participatie en namaak-inspraak’.
Stadswerven is 30 hectare groot, ligt buitendijks en vlak bij de binnenstad van Dordrecht. Het is een oud, industrieel gebied: vanaf de 19e eeuw vestigden zich er verscheidene scheepswerven. Die werven zijn inmiddels allemaal verdwenen, het gebied ligt braak. Edwin van Son, stedenbouwkundige bij de gemeente, noemt het een bijzonder interessant gebied: ‘Omdat er veel bij elkaar komt: overblijfselen van oude industrie en twee verschillende watersystemen.’ De bouw van Stadswerven moet starten in 2011. Door Urban Flood Management (UFM) en MARE – een soort opvolger van UFM – is Stadswerven tot een voorbeeld geworden voor hoe steden kunnen omgaan met water.
december 2009 3
ROM_1209.indd 3
12/9/2009 8:01:25 PM
RO
Amsterdam trekt de haven in Amsterdam is geen havenstad maar een stad met een haven. Voor de meeste bewoners en bezoekers van de hoofdstad is het Westelijk Havengebied onbekend en dus onbemind. In de onlangs gepresenteerde Ontwerp Structuurvisie - Amsterdam 2040 Economisch Sterk en Duurzaam worden stad en haven meer met elkaar verbonden. Door uitplaatsing van overlastgevende havenbedrijven binnen de ringweg A10 ontstaat ruimte voor 13.000 tot 19.000 woningen. De westelijke IJ-oevers zijn aangewezen als een van de twee mogelijke centrale locaties voor de organisatie van de Olympische Spelen. Het is een ver toekomstbeeld, want met de havenbedrijven in het gebied is in een convenant afgesproken dat ze in elk geval tot 2029 kunnen blijven. De transformatie van de haven veroorzaakt een lastig dilemma. Amsterdam wil graag een creatieve stad zijn, maar laagdrempelige broedplaatsen voor kunstenaars worden bij de
herontwikkeling van havengebieden vaak om zeep geholpen. Tijdens een bijeenkomst van Amsterdam Vrijstaat, een debatprogramma dat het ruimtelijk beleid van inspiratie voorziet, klonk de vrees dat de rafelranden van de stad verdwijnen en er alleen nog aangeharkte gebieden overblijven. Een voorbeeld is het internationaal vermaarde Robodock-festival, dat al drie keer is verplaatst en opnieuw op zoek is naar een geschikte locatie. Ook wordt de nieuwbouw op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord, waar onder meer MTV Europe zich heeft gevestigd, door een deel van de creatieve sector als ‘te netjes’ en ‘ te commercieel’ ervaren. ‘Het gevoel leeft dat er steeds minder ruimte is voor experiment,’ zegt architect Ronald Rietveld van Rietveld Landscape. ‘Deels is dat terecht, want de lege pakhuizen raken op. De creatieve sector is nu aan zet om ruimte te scheppen. In het Westelijk Havengebied is een tijdelijke hoeveelheid
grond beschikbaar die groter is dan de hele Amsterdamse binnenstad. Je mag er 24 uur per dag geluid maken, je mag er de hoogte in bouwen en de meeste grond is eigendom van de gemeente, die welwillend staat tegenover de creatieve sector. Dat biedt grote kansen.’ Zef Hemel, adjunct-directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening (DRO) en curator van Vrijstaat Amsterdam, ondersteunt de oproep aan de creatieve sector om de haven in te trekken: ‘Tijdelijkheid is een geschikte strategie voor het Westelijk Havengebied. Door de crisis is de vraag hoe en wanneer de ongebruikte ruimte wordt ingevuld, nog actueler geworden. Tijdelijk ruimtegebruik past bij een nieuwe vorm van planning, met meer deelnemers en meer vrijheden. We hebben méér nodig dan alleen structuurvisies met een vast eindbeeld.’ é Martin de Jong
december 2009 4
ROM_1209.indd 4
12/9/2009 8:01:27 PM
RO
Vuilstortplaats transformeert in nieuwbouwwijk Een voormalige stortlocatie in Tiel zal worden herontwikkeld tot een nieuwbouwwijk. Het gaat om een voormalige, gemeentelijke stortplaats van zo’n tien hectare. Hierdoor ontstaat het perspectief voor deze onaantrekkelijke locatie om een potentieel ontwikkelingsgebied te worden. Uit bodemonderzoek ter plekke is gebleken dat de voormalige stort is afgedekt met verontreinigde grond. Ook is er asbest aangetroffen. Het grondwater is daarentegen niet of nauwelijks verontreinigd. Het Vijverterrein aan de Echteldsedijk blijkt in het verleden soms ook gebruikt te zijn voor de stort van bedrijfsafval. Als vervolg op het bodemonderzoek is in 2004 een saneringsplan opgesteld om de voormalige stort te saneren. Het totaal ontgraven van de stort en elders verwerken van het stortmateriaal zou circa 70 tot 80 miljoen euro bedragen. Gelet op de hoogte van dat bedrag is gekozen voor een variant waarbij op de huidige locatie een laag schone grond wordt aangebracht, waarna de locatie als park zal worden ingericht. De sanering en herinrichting van een dergelijke grote locatie op deze manier zouden ‘slechts’ enkele miljoenen bedragen. In een later stadium is een plan gepresenteerd om de sanering te koppelen aan woningbouw op een gedeelte van de locatie. Dit plan is verder uitgewerkt
en in 2005 is een ontwerp opgesteld voor de herinrichting van het gebied. In 2006 is een deel van het terrein gesaneerd. Door externe factoren heeft het project in 2007 en 2008 gedeeltelijk stilgelegen. In 2009 is opdracht van de gemeente Tiel verkregen voor het aanbesteden van de bodemsanering en herinrichting van het gebied. Het unieke aan dit project is het koppelen van de sanering en woningbouw, waardoor opbrengsten worden gegenereerd die de saneringskosten dekken, waarbij zelfs een kleine opbrengst
voor de gemeente wordt gerealiseerd. Ook wordt met deze oplossing een geheel nieuwe functie aan de stortplaats gegeven. Adviesbureau MWH dat gespecialiseerd is in water, milieu, energie en infrastructuur zal in opdracht van de gemeente Tiel de milieukundige begeleiding van de sanering en het projectmanagement van het project verzorgen. é Robbert Coops
(rcoops@schuttelaar.nl)
december 2009 5
ROM_1209.indd 5
12/9/2009 8:01:31 PM
RO
Inspiratie en speeddaten bij AtelierOverijssel Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet toevoegen van kwaliteit altijd het uitgangspunt zijn. Daarbij spelen gemeenten en ondernemers, maar ook particulieren een belangrijke rol. De provincie helpt hen zoveel mogelijk met het realiseren van kwaliteit. Belangrijke instrumenten daarvoor zijn de provinciale ‘Omgevingsvisie’ en AtelierOverijssel. Dit laatste is een onafhankelijke werkplaats voor iedereen die wil leren, ervaring wil opdoen, nieuwe inzichten wil krijgen en advies wil over ruimtelijke opgaven. Ruimtelijke kwaliteit maak je vooral samen en dat was te zien tijdens de speciale middag half november in Zwolle. Dag van de ruimtelijke kwaliteit. De Provincie Overijssel en AtelierOverijssel presenteerden hier met alle partners de Overijsselse lessen én resultaten. Dit gebeurde tijdens thematische workshops voor de bezoekers, een plenair interactief forum en op een speciale ‘kwaliteitsmarkt’. Hier waren inspirerende voorbeelden, projecten en adviesproducten te zien van alle betrokken partijen.
Zo konden bezoekers bijvoorbeeld een kijkje nemen in de toekomst van Twente, oefenen in ‘ontwikkelen met kwaliteit’ met de nieuwe Omgevingsvisie, dorpsranden bekijken door de ogen van jonge bewoners, maar ook ‘speeddaten’ met bestuurders van AtelierOverijssel. Namens het ministerie van VROM plaatste Edward Stigter, programmadirecteur Mooi Nederland, de Overijsselse aanpak en resultaten in landelijk perspectief en wees op de vier Overijsselse nominaties voor
innovatieprogramma Mooi Nederland. “Overijssel is oververtegenwoordigd. Dat zegt iets. Er zijn hier parels van projecten te vinden”, aldus Stigter. In een toelichting op de provinciale ambities onderstreepte de Overijsselse gedeputeerde Gert Ranter het belang van samenwerking tussen alle betrokken partijen. “Sturen op kwaliteit is ook een zoektocht is. We moeten samen werken aan de doorontwikkeling. Vandaag werken we aan de cultuurhistorie van morgen.”
december 2009 6
ROM_1209.indd 6
12/9/2009 8:01:35 PM
RO
Gebiedsontwikkeling Enka nadert de bouwfase Het Enka-gebied, voormalige bedrijfsterrein van de beroemde Enka-fabriek bij Ede, is bijna klaar voor de eerste bouwfase. De omvangrijke sloop en de bodemsanering zijn nagenoeg afgerond. Het stedenbouwkundig plan is gereed en de architecten zijn voor het eerste deelgebied volop aan het werk. In 2002 sloot de kunstzijdefabriek Enka de deuren en in 2003 is het terrein verworven door AM Vastgoedontwikkeling en ASR Vastgoed. Beide zijn in de Grondbank Bennekomseweg Ede CV een samenwerking aangegaan voor de herontwikkeling van het Enka-gebied. MWH is verantwoordelijk voor het civieltechnische ontwerp en doet het complete
projectmanagement over het bouw- en woonrijp maken van het gebied. Het gebied is ongeveer 42 hectare groot en ligt vlak bij het intercitystation Ede-Wageningen op de spoorverbinding Utrecht-Arnhem. Op het fabrieksterrein staan een aantal prachtige industriële rijksmonumenten. Die blijven behouden en krijgen een passende functie in een levendig gebied voor wonen, werken en verblijven. Ed den Outer, senior projectmanager bij MWH: ‘Het is een boeiend historisch belangrijk gebied waarin karakteristieke elementen worden behouden. Zo blijven er bijvoorbeeld torenhoge oude schoorstenen in de nieuw te bouwen woonwijk staan. Omdat het terrein aan de Veluwe grenst, is er veel aandacht voor groen. Ook op het vlak van duurzaamheid
wordt er geïnvesteerd. Zo krijgt bijvoorbeeld elke woning een warmtepomp. Dit bij elkaar maakt het voor ons een bijzondere opgaaf die prima bij ons past.’ Uiteindelijk zullen er zo’n 1400 woningen verrijzen op het voormalige industrieterrein. Ook komt er 50.000 m² aan voorzieningen voor zowel commerciële als nietcommerciële organisaties. Eind 2009 wordt een start gemaakt met het bouwrijp maken van het terrein voor de eerste woningen. De gehele ontwikkeling van het Enka-terrein neemt een periode van circa tien jaar in beslag.
Combineer water- en natuurdoelen met economische functies. Ga flexibel om met regels. Dat zijn de drie gouden regels die gedeputeerde Piet Jansen kon meenemen. In de workshop ‘Ruimtelijke kwaliteit en proces’ is in ‘Lagerhuisopstelling’ gedebatteerd over stellingen als: ‘Ruimtelijke kwaliteit is alleen gezamenlijk en integraal te realiseren’ en ‘Ruimtelijke kwaliteit moet meetbaar zijn’. Daaruit kwam de waardevolle conclusie naar voren dat het waard is te knokken voor investering in ruimtelijke kwaliteit bij de start van een opgave. Want daar waren velen het over eens: de investering betaalt zich uiteindelijk terug. In welzijn, duurzaamheid en het voorkomen van ‘herstelwerk’. Da g van de Ruimteli jke Kwaliteit .
De resultaten van vier onderzoeksprojecten die AtelierOverijssel dit jaar heeft uitgevoerd, zijn in workshops gepresenteerd en bediscussieerd rond vier actuele thema’s op het gebied van ruimtelijke kwaliteit: mobiliteit, vrijetijdseconomie, water & natuur en het proces van ruimtelijke kwaliteit. Zo moest
tijdens de workshop ‘Water & natuur’ een concrete stap worden gezet in de opgave om meer ruimtelijke kwaliteit te bewerkstelligen in de Overijsselse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Zestig professionals werkten samen aan drie gouden regels. Schakel boeren meer in bij de natuuropgave.
De Provincie Overijssel heeft tijdens de Dag van de Ruimtelijke Kwaliteit zes kwaliteitsadviezen van de Atelierpartners beschikbaar gesteld. De winnaars worden begin 2010 bekendgemaakt. Kijk voor meer informatie op http://provincie.overijssel.nl.
december 2009 7
ROM_1209.indd 7
12/9/2009 8:01:35 PM
RO
Infrastructuur als katalysator uitvoering, waarbij in deze crisistijd uiteraard de financieringscomponent van groot belang is. Van de overheid wordt in ieder geval een impuls verwacht op het gebied van infrastructuur en water, maar <jjXpj mXe ?l^f Gi`\dlj# =i`jf [\ Q\\ln \e ?\eb C`Z_\i# nauwelijks op het A\if\e [\e Lpc# =c`g k\e :Xk\# AXe NXY\b\ \e ;Xm`[ mXe Q\cd mXe <c[`b =\[\iXk`\ N\cjkXe[ terrein van ruimtelijk beleid. De vastgoedmarkt ligt op z’n rug, maar daar De reconstructie of nieuwe aanleg van is wel veel kennis en ervaring waar het gaat infrastructuur wordt steeds meer gezien als om gebiedsontwikkeling en herstructurering een motor voor gebiedsontwikkeling. De aanwezig. Daarbij is het verstandig niet overheid vormt bij dat alles zeker niet meer alleen naar de investeringskosten, maar ook de ‘allesbepalende regisseur maar een van de naar de opbrengsten ervan te kijken. Dat spelers in een delicaat samenspel tussen geeft een deels ander perspectief, aldus Friso ontwikkelaars, aannemers, ontwerpers, de Zeeuw, hoogleraar aan de TU Delft en ondernemers, adviseurs en bewoners’. Dat directeur nieuwe markten bij Bouwfonds was een van de conclusies van een onlangs gehouden studiedag over de kwaliteit van Property Development op de studiemiddag stedelijke ontwikkeling. die was georganiseerd door de Federatie Welstand, de Praktijkleerstoel GebiedsontDe recente naamwijziging van MIT (meerjawikkeling, Connekt en Twynstra Gudde. renprogramma infrastructuur en transport) naar MIRT (meerjarenprogramma infrastrucDat infrastructuur een katalysator voor tuur, ruimte en transport) is zeker geen economische ontwikkeling is, mag duidelijk cosmetische. Die verandering markeert zijn. De A-12-zone, de Zuidas, de A2-tunnel daadwerkelijk een start om gebiedsontwikkebij Maastricht en de Zuidelijke Ringweg rond ling vanuit verschillende beleidsterreinen Groningen bewijzen die stelling. Maar lastig actief en integraal te laten plaatsvinden. Niet is het nog steeds om de verschillende alleen verkeer en vervoer en ruimtelijk randvoorwaarden binnen het proces van beleid, maar ook waterafspraken, ontwikkegebiedsontwikkeling logisch te combineren lagenda’s, beleid voor bedrijventerreinen, en te organiseren. Zo staan mobiliteit en verstedelijkingsplannen of agenda’s voor natuur en landschap worden systematisch verdisconteerd in de planning en de uitvoering op rijksniveau. Met die nieuwe gezamenlijke aanpak wordt nu gewerkt aan het opstellen van gebiedsagenda’s. Dat proces is – volgens directeur-generaal Sieben Riedstra 1. Overtrokken ambities van Verkeer en Waterstaat – goed op dreef. 2. Onbeholpen communicatie Voor 95 procent liggen de afspraken voor 3. Onderweg blijven polderen gebiedsontwikkeling tussen Rijk en regio’s 4. Overkokende overhead vast. Het komt nu aan op ontwikkeling en
><9@<;J$ BN8C@K<@K IFE; @E=I8$ JKIL:KLLI
Bedreigingen gebiedsontwikkeling: de vier o’s:
bereikbaarheid nogal eens tegenover leefbaarheid van een gebied. Ook de planningshorizonten blijken onderling enorm te verschillen. Dat levert nu nog vertraging en gedoe op, maar ook dat zal zich onder druk van de bestuurlijke en sociaal-economische omstandigheden oplossen. Duidelijk in dat verband is dat overleg, communicatie en commitment met alle relevante stakeholders van essentieel belang is om een integrale aanpak te versnellen en te realiseren. Of die integrale aanpak ook daadwerkelijk leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op regionale schaal is nog onvoldoende duidelijk. Hoogleraar Ton Verhoeven, verbonden aan het Atelier Rijksbouwmeester, is weliswaar van mening dat vooral stedelijke gebiedsontwikkeling de toekomst heeft, maar dat er nog een lange weg te gaan is voordat duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit elkaar gevonden hebben. De niet geringe opgave wordt het ontwikkelen van steden die energie en voedsel opleveren in plaats van verbruiken. Daarbij is de component mobiliteit een dominante factor. Door een slimme combinatie van inrichting van het stedelijk gebied – waarbij wordt ingezet op voetgangersverkeer – en dat wordt ondersteund door een mechanische infrastructuur kan – zoals in Shanghai wordt bewezen – het energieverbruik drastisch worden beperkt. Hugo Priemus, Friso de Zeeuw, Henk Lichter, Jeroen den Uyl, Flip ten Cate, Jan Wabeke en David van Zelm van Eldik (2009): Gebiedskwaliteit rond infrastructuur; essays, Federatie Welstand, Amsterdam, ISBN 978-90-813653-3-8, 56 blz. é Drs. Robbert Coops, sociaal-geograaf
en senior communicatiestrateeg bij Schuttelaar & Partners mailto: RCoops@schuttelaar.nl
december 2009 8
ROM_1209.indd 8
12/9/2009 8:01:37 PM
RO
Urbanisme
M i l i e uv r i e n d e l i j k v e r vo e r, China.
Foto: WFA
Op dit moment woont de helft van de wereldbevolking in steden, in 2030 zal het aandeel zijn gestegen tot 60 procent. Of de Kopenhaagse afspraken worden waargemaakt, is dan ook voor een belangrijk deel afhankelijk van de manier waarop de verstedelijking vorm krijgt. Twee weken voor de klimaattop hield het IFoU (International Forum on Urbanism) de driedaagse conferentie The New Urban Question, in Delft en Amsterdam. In de afgelopen decennia werd verstedelijking gestuurd door globalisering en marktwerking, maar de krediet- en klimaatcrisis vragen om bottom up initiatief en het terughalen van publieke doelen. ‘Om
echte waarde toe te voegen aan een locatie, is kennis nodig over die locatie, de lokale cultuur en de omgeving. Het kost en tijd en moeite om die te vergaren,’ schrijft socioloog en key note speaker Manuel Castells in de bij de conferentie uitgegeven bundel, waarvan de naam een verwijzing is naar zijn 35 jaar oude klassieker The Urban Question. Ondanks die oproep naar bestudering van het eigene doet hij enkele zeer concrete voorstellen. Netwerken van fietssnelwegen, eventueel verhoogd aangelegd, zijn nodig om milieuvriendelijk vervoer een eerlijke kans te geven. Urban farming op lege plekken in de stad kan tegenwicht bieden aan de voort-
gaande vernietiging van ecosystemen waarmee in de stedelijke voedselbehoefte wordt voorzien. En omdat het aandeel van het standaardgezin steeds kleiner wordt, zouden vrijstaande huizen in de suburbs zodanig moeten worden aangepast dat meerdere huishoudens er in kunnen wonen en er voorzieningen delen. Castells pleit voor een radicale verduurzaming en vermenselijking van de stad. Hij schuwt daarbij de grote woorden niet: nu de vastgoed-zeepbel uiteen is gespat, is het tijd om gezamenlijk te zoeken naar een nieuwe stad, ‘to create a project towards a new city transcending the ruins of our metropolitan civilization’. De manier waarop het neo-liberalisme er van langs krijgt bij Castells is niet altijd even overtuigend. Zo beschrijft hij de Amerikaanse suburb wat al te gemakkelijk als een door de markt opgedrongen woonvorm, daarmee negerend dat er zo iets als een suburbane woonwens bestaat. Interessant, en ook bruikbaar voor de Nederlandse situatie, is het voorstel om zoning laws (bestemmingsplannen) te vervangen door performance guidelines. Planning zou minder gericht moeten zijn op het uitsluiten van functies maar die beoordelen op de bijdrage die ze leveren aan duurzaamheid en sociale cohesie. Zo zou het bijvoorbeeld eenvoudiger moeten zijn voor bewoners om vanuit huis een horecazaak of winkel te beginnen. Een soortgelijk pleidooi is terug te vinden in de bijdrage van Susanne Komossa, onderzoeker aan de TU Delft, over de transformatie van het Nederlandse bouwblok. Bijna alle kleinschalige economische activiteit is verbannen uit nieuwe woonomgevingen. Daarmee is een belangrijk aspect van stedelijkheid verloren gegaan, dat langzaam weer heroverd moet worden, bijvoorbeeld bij de vernieuwing van na-oorlogse wijken. IFoU (2009) The New Urban Question; Urbanism Beyond Neo-Liberalism Rotterdam, ISBN 978-90-78658-13-9 é Martin de Jong
december 2009 9
ROM_1209.indd Sec3:9
12/9/2009 8:01:37 PM
Nieuws uit Brussel
Minder geld EU voor landbouw en regionaal beleid De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, wil na 2013 minder geld besteden aan landbouw en regionaal beleid. Tegelijkertijd zou een groter deel van het EU-budget moeten worden besteed aan investeringen op het gebied van klimaat en energie. Dat blijkt uit een uitgelekt ontwerpvoorstel. Nadat het definitieve voorstel er is moeten de 27 EU-regeringsleiders het er nog over eens worden. In de tekst van het voorstel staat dat er na 2013 ‘een omvangrijke verschuiving’ moet zijn in de EU-uitgaven. Daarbij moet de nadruk meer liggen op groei en werkgelegenheid, klimaat en energiezekerheid en ‘minder op landbouw’. In de huidige begroting van de EU die ongeveer 125 miljard euro bedraagt, gaat zo’n driekwart van het budget naar landbouw en regionaal beleid. De Assembly of European Regions (AER) , een samenwerkingsverband van 255 regio’s heeft voorzitter José Manuel Barroso per brief laten weten zeer bezorgd te zijn over de plannen. Voorzitster Michèle Sabban noemt het in de brief ironisch dat de EU zo snel na de implementatie van de budgetperiode 2007-2013, waarin het budget voor het regionaal beleid voor het eerst dat voor de landbouw overstijgt, alweer komt met een herziening. Hoe kunnen Europese regio’s vertrouwen hebben in een commissie die overweegt het beleid alweer te herzien terwijl het nog slechts in het eerste stadium van implementatie verkeert, schrijft ze. http://www.aer.eu/en/ news/2009/2009102301.html
Ruim 200 miljoen EU voor 196 nieuwe LIFE+-projecten De Europese Commissie heeft de financiering goedgekeurd van 196 nieuwe projecten in het kader van het LIFE+-programma (2007-2013), het Europees milieufonds. Daaronder zijn ook twee Nederlandse projecten. Het gaat om projecten op het gebied van natuurbehoud, milieubeleid en communicatie. De totale investering bedraagt 431 miljoen euro, waarvan de EU 207,5 miljoen euro bijdraagt. Het totale EU-budget van LIFE+ bedraagt 2,143 miljard voor de periode 2007-1013.
In Nederland gaat het om twee projecten waarvoor 10,8 miljoen euro wordt uitgetrokken. Het eerste project betreft het herstellen van de natuurlijke waterbalans in het verdroogde Noordenveld, onderdeel van het Nationaal Park Dwingelderveld dat bekendstaat als natte heidegebied. De bedoeling is om de natuur in dit Natura 2000-gebied te herstellen. Het tweede project betreft het natuurgebied het Fochteloërveen, een hoogveengebied op de grens van de provincies Friesland en Drenthe. Het gebied is een Natura 2000-
Paw e l S a m e c k i : b e te re l a n g e te r m i j n i nv e s te r i n g e n .
gebied en aangewezen als wetland. In het kader van het project wordt het waterniveau in delen van het gebied verhoogd. http://ec.europa.eu/environment/life/ publications/lifepublications/compilations/ documents/natcompilation08.pdf
Honderd miljoen pond voor meest achtergestelde delen Londen Via het Gezamenlijke Europese steunfonds voor duurzame ontwikkeling in stedelijke gebieden, JESSICA, is 100 miljoen pond (= 111,64 miljoen euro) beschikbaar voor groene investeringen die moeten zorgen voor een opleving van enkele van Londens achterstandswijken. De investeringen zorgen ook voor ruim duizend nieuwe banen. Van de 100 miljoen pond komt 50 miljoen (55,85 miljoen euro) uit het Europese Regionale Ontwikkelingsfonds, 32 miljoen (35,75 miljoen euro) van het Londense ontwikkelingsagentschap en 18 miljoen (20,1 miljoen euro) van de Londense afvalen recyclingraad.
Met het geld worden projecten op het gebied van gedecentraliseerde energie, recycling en opwekking van energie uit afval gefinancierd. Alle projecten helpen mee aan de heropleving van achtergestelde wijken en moeten duurzame, klimaatneutrale economische groei bevorderen. Zo dragen ze bij aan het bereiken van Londens doel om in 2025 de CO2-uitstoot met zestig procent te hebben teruggedrongen. Bij leningen uit het JESSICA-fonds mogen opbrengsten uit investeringen opnieuw in de projecten geïnvesteerd worden. ‘Het JESSICA-fonds zal een aanmerkelijke bijdrage leveren aan de heropleving en verbetering van de levensomstandigheden in enkele van Londens meest achtergestelde wijken. In tegenstelling tot eenmalige leningen kan het geld uit dit fonds worden gerecycled en opnieuw worden geïnvesteerd, wat betekent dat de investering verder draagt en betere langetermijninvesteringen oplevert’, aldus Pawel Samecki, Europees Commissaris voor Regionaal Beleid. http://ec.europa.eu/regional_policy/ funds/2007/jjj/jessica_en.htm
Climate Star Award 2009 voor Den Haag De gemeente Den Haag heeft een Climate Star Award 2009 gewonnen. De prijs is een initiatief van de Climate Alliance, een netwerk van ruim 1400 Europese steden die zich inzetten voor een beter klimaat. Er dongen 444 steden mee naar de onderscheiding. Den Haag kreeg de klimaatprijs onder meer voor de zeewaterwarmtecentrale van woningcorporatie Vestia. De centrale zorgt voor vijftig procent minder uitstoot van CO2 door bij de verwarming van achthonderd huizen in Duindorp gebruik te maken van warmte uit zeewater. Den Haag wil in 2050 volledig klimaatneutraal zijn.
december 2009 10
ROM_1209.indd Sec3:10
12/9/2009 8:01:53 PM
De verwondering
In de categorie ‘Steden met meer dan 100.000 inwoners’ werden ook de Duitse steden Freiburg im Breisgau en Osnabrück en het Belgische Gent onderscheiden. Daarnaast kregen nog eens dertien kleinere steden een prijs.
Comité Vlaamse regering buigt zich over Oosterweelverbinding Nadat de Antwerpse bevolking op 18 oktober tegen de bouw van de enorme Lange Wapperbrug heeft gestemd en ook het Antwerpse gemeentebestuur vervolgens een negatief advies over de brug uitbracht, is het woord nu aan de Vlaamse regering. Die heeft het ministerieel comité ‘Duurzame Antwerpse Mobiliteit’ (DAM) opgericht. Taak van het DAM is de mobiliteitsknoop van Antwerpen te ontwarren. Ook zijn er zeven werkgroepen opgericht die verschillende onderdelen van het mobiliteitsdossier moeten gaan onderzoeken. De Lange Wapperbrug maakt samen met een tunnel onderdeel uit van de omstreden Oosterweelverbinding. De brug zou ter hoogte van het Sportpaleis beginnen en tot aan de rand van de haven leiden. De brug heeft twee rijlagen met twee keer drie rijstroken plus een pechstrook. Bij het Antwerpse Sportpaleis zou het aantal rijstroken worden uitgebreid van acht naar achttien. De bedoeling van dit project is de Antwerpse ring te voltooien en zo de dagelijkse files rond Antwerpen aan te pakken. Het project is begroot op minimaal 2,2 miljard euro. Bij het referendum in Antwerpen stemde 59,24 procent van de stemmers tegen het traject met de Lange Wapperbrug. De voorstanders haalden 40,76 procent. Zowat één derde van de stemgerechtigde Antwerpenaren bracht zijn of haar stem uit. De opkomst was 34,75 procent. é Boris Peters
Het leven van de kokerjuffer
Een kokerjuffer metselt als larf een kokertje en leeft daar veilig in tot hij kan vliegen: zonder koker geen leven. Ook wij kunnen niet zonder verkokering: (onder)scheiden, benoemen, indelen, organiseren, allemaal vormen van verkokering. God zelf, zo vertelde een theologe laatst, begon niet met scheppen maar met scheiden: van hemel en aarde. En aan het eind van alle tijden zou Hij dat weer doen: scheiden van goeden en slechten. Kortom, verkokering is de alfa en omega van het bestaan. Tegenover verkokering staat niet zoiets als efficiency maar chaos. Hoe ingewikkelder de samenleving, hoe meer vormen van verkokering mogelijk zijn. Pogingen tot ontkokering komen meestal neer op herkokering. Ruimtelijke ordening is bij uitstek een poging tot ontkokering, uitgevonden om samenhang te brengen tussen verkokerde sectoren en belangen. Dat lukt de laatste jaren steeds minder: het ruimtelijk integratiekader wordt inmiddels ervaren als een nieuwe koker. Zo gaat het altijd: afstemmings- en coördinatieorganen gaan zelf werken als koker. De mode van gebiedsontwikkeling is een poging om binnen een nieuwe koker efficiënt te werken door een gebied af te zonderen. Dat werkt even een beetje. Als iedereen aan gebiedsontwikkeling doet, is er door de verkokering immers geen samenhang tussen gebieden meer. Kortom, de situatie is hopeloos. Kokers zijn niet overbodig, dus ontkokeren doet pijn. Wat kunnen we dan nog? De eerste strategie voor ontkokering die ik zie komt neer op het centraliseren van de macht: geef politici meer macht, of positiever gezegd, meer ruimte om leiderschap te tonen. De grand projets in Frankrijk kunnen zo snel tot stand komen, in China gaan de dingen ook snel net als in sommige golfstaten. Veel planologen
hebben de laatste jaren de snelheid van ontwikkelingen in die laatste staten ten voorbeeld gesteld, maar die snelheid kwam niet zonder offers. De rechten van individuele burgers komen in het geding en algemene middelen worden arbitrair ingezet. Een tweede strategie die ik zie, komt neer op het decentraliseren van de macht: geef meer bevoegdheden aan professionals. Dat leidt tot verschillen in de uitvoeringspraktijk waar we nogal bang voor zijn. In het publieke domein wordt daarom iedereen behandeld of hij dom, onverantwoord en misschien zelf crimineel is. De daarbij behorende controle en verantwoording hebben een extra verkokerend effect. Als je alles moet verantwoorden, kijk je immers wel uit om buiten de kokers van je bevoegdheden te treden. De derde strategie is wellicht de meest breed toepasbare: maak kokers (semi)permeabel. Met andere woorden: leg verbindingen, communiceer. Ook dit is geen gemakkelijke weg. Iedereen ziet de circussen van eindeloos praten met iedereen voor zich. Toch kan daarin meer professionaliteit worden ontwikkeld: procedures kunnen helderder, de betekenis van overleg kan duidelijker. In veel projecten wordt communicatie nog gezien als side-dish waar het main course is. We staan dus voor een zware opgave. Zonder wezenlijke verandering in machtsverdeling en wezenlijke verandering in de manier waarop we verbindingen leggen, is blijvende ontkokering niet mogelijk. Misschien is blijvende ontkokering te veel gevraagd. De kokerjuffer leeft zijn hele leven in een koker, slechts een dag vliegt hij vrij rond, maar dat is wel de dag waarop hij zich voortplant. é Bram van de Klundert
bramvandeklundert@mac.com
december 2009 11
ROM_1209.indd Sec3:11
12/9/2009 8:01:55 PM
Ruimtelijk bekeken
(Peri-)urbane voedselketen verschijnt op regionale plankaarten
Voer voor planologen Stadslandbouw en stadsregionale voedselvoorziening zijn in opkomst rond steeds meer metropolen, ook in Nederland. Ruimtelijke ordening kan belangrijke voorwaarden scheppen. Maar hoe, en wat zijn de kosten en baten? Structureel gefinancierd beleid is schaars, zo bleek op de eerste Europese conferentie over ‘duurzame voedselplanning’ in Almere. Gemeenschappelijke g roententuin op de Muller pier in R o t te rd a m . I n i t i a t i e fnemers zi jn Frank P ic a rd e n M a r k Voi g t .
Foto: Jan Willem van der Schans
E
nthousiasme kan Jan Willem van der Schans niet worden ontzegd. Onstuitbaar kan hij betogen. Over stadslandbouw en de werkgroep Eetbaar Rotterdam, waarvan hij, als projectleider bij het Landbouweconomisch Instituut (LEI) medeoprichter is. Over alle initiatieven van onderop in datzelfde Rotterdam, zoals ‘tijdelijk groen’, ondersteund door deelgemeenten en woningcorporaties. Of over het plan van Eetbaar Rotterdam voor een gemeenschaps-parktuin op de Marconistrip bij de Merwedehaven. Stadslandbouw moet slim en ‘hightech’ wezen, vindt Van der Schans. Vervuilde bodem? ‘Dat kunnen we ondervangen met ‘fytosanitatie’, bodemreiniging door planten. Of met compost van afgekeurd fruit van de Fruitterminal in de haven, als schone teelt-toplaag. Onze benadering spreekt
aan. Van overal uit Rotterdam krijgen wij aanvragen, van: we hebben hier nog x hectare grond, kunnen we daar wat mee?’ Maar ja, de realiteit is weerbarstig. ‘Ons eerdere voorstel voor een dakpark op de Vierhavenstrip, met ‘etnische’ voedselgewassen voor de naastgelegen woonwijk Le Midi, is afgeketst bij ontwikkelaar Dura Vermeer. Sowieso is er weinig oog voor etnische teelten, en dat in een stad waar meer dan de helft van de bevolking en de volkstuinders buitenlander is!
Food miles Voeding is een basisbehoefte. Voedselproductie en -verwerking terugbrengen in de stadsbeleving is ‘hot’. Streekproducten dienen de eigen ‘regionale identiteit’. Stadsbesturen van
december 2009 12
ROM_1209.indd Sec3:12
12/9/2009 8:01:56 PM
metropolen kunnen met wijk-teelttuinen bevolkingsgroepen ondersteunen in kapitaalzwakke ‘voedselwoestijnen’, stadsdelen waar mét de verswinkels ieder gezond voedselaanbod teloor is gegaan. Stadslandbouw doet kleinschalige distributie, verwerkingsindustrie en retail terugkeren, ergo: werkgelegenheid. Burger-groenbeheer scheelt de gemeente beheerskosten. Opbouwwerkers en onderwijskrachten bepleiten gemeenschapstuinen als sociaal-educatief bindmiddel. Woningbouwers reppen van toegevoegde ‘groene’ woonkwaliteit. Milieugroeperingen verwachten energiebesparingen – ‘food miles reduction’ in duurzaamheidsjargon. Middenklasse stedelingen staan in de rij: zelfteelt is goedkoop en fijn ‘puur’. Kredietcrisis en krimp helpen een handje: door braak en sloop groeit het grondaanbod. Technisch is steeds meer mogelijk, bijvoorbeeld ‘teelaarde-loze’ hydrocultuur.
Vakbonden Maar de worsteling van Eetbaar Rotterdam illustreert dat (peri-)urbane voedselvoorziening nog niet ‘geland’ is binnen lokale bestuursapparaten, ook niet bij ruimtelijke-ordenaars. Waar landbouw en stad ooit innig verweven waren, hebben modernisering en globalisering beide drastisch uiteengedreven. Boeren produceren voornamelijk voor de wereldmarkt, de steden krijgen alles aangeleverd van over de hele aardbol, verpakt en wel. Voedselpolitiek is overgenomen door (boven)nationale instanties en industrieën. Op lokaal niveau ontbreken integrale planning en budget, niet in de laatste plaats bij gebrek aan overtuigend empirisch datamateriaal: welke modellen zijn effectief en winstgevend voor overheden en vastgoedontwikkelaars, wat betekenen vervuilde stadsmilieus voor de geproduceerde voedselkwaliteit, geeft stadslandbouw geen stankproblemen en tot slot: wat is de rol van de overheid? Neem New York, breed aangeprezen als voorloper inzake voedselbeleid. ‘Feitelijk gaat het om een samenraapsel van ad-hocprojecten van verschillende gemeenteafdelingen’, vertelt onderzoeker Nevin Cohen van het Eugene Lang College, NY: ‘Het wateragentschap steunt boeren in de naburige Catskill Mountains door aangepast waterbeheer, afdeling Parken heeft 600 gemeenschaps-stadstuintjes opgezet, Justitie en Onderwijs laten respectievelijk gedetineerden en scholieren tuinieren op gemeentegrond. Maar voor de coördinatie is exact één ambtenaar aangesteld, bij Volksgezondheid. Voor de burgemeester heeft lokale voedselproductie “geen prioriteit”. Men wil geen gedoe met vakbonden en de voedingsindustrie.’
Keurmerk Rome, Toronto en Amsterdam (project Amsterdam Proeftuin), haast overal leiden ‘duurzame’ regiovoedings-initiatieven een politieke onzeker bestaan. Maar er is verandering op til. Niet voor niets was de Association of European Schools of Planning (AESOP) medesponsor van de expertmeeting in
Almere, waar overigens amper praktijkmensen zaten. Niet toevallig was het septembernummer van Planning, het gerenommeerde huisblad van de American Planners Association APA aan ‘The Food Factor’ gewijd. ‘Sustainable food systems winnen erkenning als legitiem RO-onderwerp’, constateert professor Kevin Morgan van Cardiff University. Morgan was degene die samen met hoogleraar rurale sociologie Han Wiskerke van de Wageningen Universiteit de conferentie bijeen haalde. ‘Voedselvoorziening raakt aan tal van thema’s als verkeerscongestie, afval, water, milieu en energie. Tijd dat RO’ers nu daadwerkelijk faciliterend worden.’
Süle y man Turkmeno ğ , de te gels er uit gehaald en is etnische g ro e n te n g a a n tel e n , die hij ook in de wijk verkoopt (Rotterd am, Delfshaven).
Foto: Jan Willem van der Schans
(Peri-)urbane voedselvoorziening is nog niet ‘geland’ binnen lokale bestuursapparaten Opmerkelijke voorbeeldsteden zijn Warschau dat kiest voor vingervormige, radiale stadsuitbreiding: zo wordt de afstand tussen stad en tussenliggende landbouwgrond geminimaliseerd, en Bejing, dat binnenstedelijke landbouwarealen reserveert om de dagelijkse vloedgolf van ruim 300.000 vrachtwagens met voedingswaren te bestrijden. Almere zelf wil in 2030 tien procent van zijn voedsel uit eigen stadslandbouw halen, Oakland (Californië) streeft naar dertig procent. ‘Boeren kunnen profiteren van de nabijheid van steden’, verwacht de Zuid-Hollandse gedeputeerde Lenie Dwarshuis van Water, Kust en Europa. Dwarshuis is tevens president van de lobbykoepel van stadsregio’s Peri-urban Regions Platform Europe (PURPLE). ‘Waarom geen “food miles” duurzaamheidskeurmerk op streekproducten?’ oppert zij. ‘Consumenten hebben daarvoor misschien best geld over. Verder leveren agrariërs ook recreatie, educatie, landschap en waterdiensten, waarvoor naburige steden kunnen meebetalen.’ Van ‘ruimte reserveren voor weilandjes in de stad’ is Dwarshuis geen fan. ‘Ik zie meer in slimme uitlegplanning, zoals rond Warschau. Of in anders niet-benutte binnenstadslocaties. De stedelijke milieukwaliteit hoeft in het algemeen in Nederland geen belemmering te zijn.’ é Michel Robles
december 2009 13
ROM_1209.indd Sec3:13
12/9/2009 8:02:04 PM
Ruimtelijk bekeken
Citymarketing zou veel warmer moeten zijn Veel gemeenten investeren in een campagne om bewoners, bedrijven, bezoekers en bollebozen aan te trekken. Niet zo zinvol, constateert Gert-Jan Hospers, bijzonder hoogleraar City- en regiomarketing in Europa. Steden kunnen zich beter concentreren op het vasthouden van bewoners, bedrijven en bollebozen. Dat vraagt om warme in plaats van koude citymarketing.
I
n Nederland staat citymarketing hoog op de lokale beleidsagenda. Driekwart van de gemeenten heeft al een beleidsnota citymarketing. Ook stellen colleges van B en W steeds vaker citymarketeers aan. Met citymarketing hopen gemeenten de lokale economie te stimuleren en zich te wapen tegen de naderende demografische krimp. Het resultaat is meestal een multimediacampagne die vergezeld gaat van een slogan, merchandise, attracties en evenementen. Tenenkrommende pay-offs als ‘Allemaal Alphen’, ‘Helemaal Hengelo’ en ‘Zoom in op Zutphen’ dragen niet bij aan een verbetering van het imago van citymarketing. Zelfs op bijeenkomsten met professionals staat er altijd wel iemand op die enthousiast roept: ‘Ik heb nog een leuke
bedrijven (inclusief overheidsinstellingen). Net zoals bij bewoners geldt dat die bedrijven meestal verhuizen binnen de arbeidsmarktregio (94 procent) en maar liefst 75 procent van de ondernemingen blijft binnen de eigen gemeente. Ook de mobiliteit van bollebozen moet niet worden overschat. Veel studenten kiezen nog voor hotel mamma, en als ze al naar een andere stad verhuizen, zijn ze meestal na hun studie snel vertrokken. Veel steden kunnen afgestudeerden maar moeilijk vasthouden. Zeker in perifeer gelegen regio’s (Groningen, Twente, Zuid-Limburg en Zeeland) is er sprake van een brain drain. De bollebozen vertrekken vooral naar de Randstad waar ze sneller een baan denken te vinden.
Van koud naar warm
Een campagne maakt een stad echt niet aantrekkelijker of ondernemender dan ze is
Mijn indruk is dat citymarketeers nog weinig gebruikmaken van verhuisgegevens van bewoners, bedrijven en bollebozen. Veel gemeenten proberen nieuwkomers te trekken; ze investeren vooral in wat ik ‘koude citymarke-
slogan!’ Dat gediscussieer over campagnes en slogans moet eens afgelopen zijn. Een campagne kan een stad echt niet aantrekkelijker of ondernemender maken dan ze is. Een stad moet niet zeggen dat ze bijzonder is – ze moet bijzonder zíjn!
Honkvastheid Steden zijn complexer dan wasmachines. Anders dan een product zit een stad op een wonderlijke manier tussen onze oren. De meeste mensen hebben een band met hun woonplaats, simpelweg omdat ze daar het grootste deel van hun tijd doorbrengen. Dat blijkt ook uit het verhuisgedrag in ons land: van de 10 procent van de Nederlanders die jaarlijks verhuist (dat is ruim anderhalf miljoen mensen) blijft twee derde binnen dezelfde gemeente. Slechts 14 procent verhuist verder dan 100 kilometer. De meesten van ons zijn dus honkvast, alle retoriek over stedenstrijd en mobiliteit ten spijt. Die geografische inertie zien we ook bij bedrijven. In ons land verhuist jaarlijks vier procent van het totaal aantal
december 2009 14
ROM_1209.indd Sec3:14
12/9/2009 8:02:08 PM
ting’ noem. Zeker in plaatsen die te maken hebben met demografische krimp is die koude acquisitie populair. Zo verloot de Zweedse gemeente Lekeberg bouwkavels onder Nederlanders die er binnen twee jaar heen verhuizen. Het Oostenrijkse dorp Rappottenstein geeft zelfs bouwgrond weg aan nieuwkomers die een gezin willen stichten. Nederlandse gemeenten zijn nog niet zo wanhopig, maar doen ook hun best om extra inwoners te trekken. Zo zet Noordoost-Groningen in op de Blauwe Stad en Friesland op wonen-op-water. Gemeenten uit Zeeuws-Vlaanderen stonden vorig jaar zelfs op de Emigratiebeurs onder het motto dat je niet naar het buitenland hoeft om rust, ruimte en levenskwaliteit te vinden. De vraag is hoe nuttig deze koude citymarketing is. Mensen verhuizen immers niet zomaar. Het lijkt mij zinvoller om de woonwensen van de eigen bevolking als uitgangspunt te nemen en in te spelen op de geografie van het geluk. Dat vraagt om ‘warme citymarketing’, die de lokale bevolking aan de stad probeert te binden en voorkomt dat ze vertrekt. Zo’n aanpak is ook voor lokale bedrijven nuttig. Veel gemeenten investeren nog in acquisitie van bedrijven van buiten, terwijl driekwart van de bedrijfsverplaatsingen binnen de gemeente plaatsvindt. De
vraag voor gemeenten zou kortom moeten zijn: hoe kunnen we doelgroepen be houden in plaats van nieuwe aantrekken?
Winst Hoogeveen is een gemeente in ons land die dat beseft. Ze koestert het bestaande bedrijfsleven en maakt het voor plaatsgenoten die starten op de woningmarkt gemakkelijker om een huis te kopen. De grond van het project Vlinderplateau Zuid is bijvoorbeeld verkocht voor dertig procent onder
Steden kunnen afgestudeerden maar moeilijk vasthouden de werkelijke waarde. Wanneer de starters na een aantal jaren de woning verkopen, moeten ze die bijdrage deels terugbetalen aan de gemeente. Dat bedrag wordt weer geïnvesteerd in een woonproject voor startende Hoogeveners. Een ander voorbeeld is Dordrecht. De wijk Noorderkwartier zou gesloopt worden, tot de woningbouwcorporatie van de Turkse en Antilliaanse bewoners hoorde dat die boven- en benedenwoningen juist goed aansloten bij hun wensen: zo konden grootouders boven het gezin van hun kinderen blijven wonen. De wijk is gerenoveerd en daardoor bleef het sociaal kapitaal in stand. Dit soort warme citymarketing doet recht aan het wezen van de stad en levert echt veel meer op dan welke campagne of slogan dan ook. é Gert-Jan Hospers
No orderkwar tier, Dordrecht : door renovatie is sociaal kapitaal behouden.
Foto: Roel Dijkstra
december 2009 15
ROM_1209.indd Sec3:15
12/9/2009 8:02:09 PM
Ruimtelijk bekeken
Solidariteit is niet toereikend
Gebiedsontwikkeling oplossing voor
krimpregio’s Onze samenleving is ingesteld op groei. Alleen als de economie en de woningmarkt groeien, gaat het goed. Nu de groei in sommige delen van Nederland omslaat in krimp, levert dat soms een paniekreactie op. Maar is krimp echt zo negatief? Frans Evers ziet krimp ook als een kans om een omschakeling te maken naar duurzame economische groei in samenhang met sociale en ecologische ontwikkelingen.
voor hen vooral niet-rendabele investeringen. Bovendien lijken verdunning en vergroening synoniem te staan voor kapitaalvernietiging. Toch heeft de medaille een positieve keerzijde. Met inzet op gebiedsontwikkeling biedt krimp wel degelijk kansen: op meer kwaliteit in het landelijk gebied, op nieuwe kleinschalige initiatieven voor (zorg)voorzieningen en ook op nieuwe arrangementen voor wonen, werken en recreëren.
Gezamenlijke belangen
Z
onder de noodzaak van groei kun je investeren in vervanging en maatwerk, en dus in kwaliteit. Oranjewoud ziet een gebiedsgerichte aanpak – waarbij alle betrokken partijen zoeken naar gezamenlijke belangen – als de sleutel. Want uiteindelijk draait het om leefbaarheid. Leegstand van woningen, onvoldoende draagvlak voor voorzieningen en in sommige delen van Nederland zelfs een overschot aan ruimte. Een vreemde gewaarwording na een periode waarin bevolkingsgroei en druk op de ruimte centraal stonden. De gemeentebesturen van krimpregio’s krijgen te maken met complexe problemen. Herstructurering betekent
Uit de regionale bevolkingsprognoses van het Centraal Planbureau blijkt dat in veel delen van Nederland zowel de bevolking als het aantal huishoudens gaan krimpen. Het thema staat hoog op de politieke agenda. Het Rijk lijkt in haar op handen zijnde Actieplan Krimp vooral op te roepen tot solidariteit tussen woningbouwcorporaties. Hoogleraren Leo van Wissen (economische demografie) en Gert de Roo (planologie) van de Rijksuniversiteit Groningen zien kansen voor een proces van gebiedsontwikkeling en kleinschalig maatwerk. Zij krijgen bijval van Frans Evers, onafhankelijk adviseur en procesbegeleider bij gebiedsontwikkelingen, en Anne-Wil Lucas van Oranjewoud, senior adviseur Ruimtelijke Ordening.
De focus van het Rijk op het wonen en de rol van woningcorporaties doet geen recht aan de complexiteit van de krimpsituatie. De problematiek van leegstaande woningen hangt samen met zaken als de arbeidsmarkt, scholing, zorg en sociale voorzieningen. De rol die het Rijk toebedeelt aan de woningcorporaties klopt daarom niet, vindt adviseur Frans Evers. ‘De oproep om solidair met elkaar te zijn, klinkt nobel, maar dat gaat zo niet werken. De corporaties zijn verzelfstandigd en moeten hun eigen broek ophouden. Dan kun je niet opdraaien voor een probleem dat groter is dan leegstand alleen. Bovendien hebben corporaties in groeigebieden geen boodschap aan de problemen van corporaties in krimpregio’s. Het zoeken naar gezamenlijke belangen binnen de regio’s past beter in deze situatie. De belangen van woningcorporaties dus, maar óók de belangen van bijvoorbeeld gemeenten, scholen, zorginstellingen, natuurorganisaties en allerlei andere betrokken partijen. Geen solidariteit, maar een gebiedsgerichte aanpak, waarbij Rijk en regio’s, publieke en private partijen met elkaar in gesprek gaan over de echte urgenties en belangen in de krimpgebieden.’
Vier beleidsniveaus Gebiedsontwikkeling heeft ons de benodigde lessen geleerd: sámen afstemmen over belangen en op basis daarvan gefundeerde besluiten nemen over doelen en middelen. ‘Het zijn lessen die in de paniek rond de krimp vergeten lijken te zijn’, zegt Anne-Wil Lucas van Oranjewoud. ‘Bij een gebiedsgerichte aanpak wordt bij een besluit gezocht naar overeenstemming op vier niveaus: normatief, strategisch,
december 2009 16
ROM_1209.indd Sec3:16
12/9/2009 8:02:12 PM
g
s
tactisch en uitvoerend. Eerst moet er overeenstemming zijn over een meer duurzaam ruimtelijk-economisch model (normatieve uitgangspunten) en daarna is het zaak doelen vast te stellen (strategische keuzes) op het gebied van wonen, werken, voorzieningen en ruimtelijke kwaliteit. Vervolgens kun je de aanpak bespreken (tactische beslissingen) en bijbehorende instrumenten kiezen.’
Normatief niveau Het ‘groei is altijd beter’-dogma moet losgelaten worden om te kunnen streven naar duurzame kwaliteit van de leefomge-
ving. Krimp krampachtig willen ombuigen in groei, bijvoorbeeld door bijzondere woonmilieus of het welstandsvrij bouwen, is geen oplossing. Daarmee bereik je hooguit concurrentie tussen buurgemeenten. Bovendien lost het de problemen rondom werkgelegenheid, zorg en voorzieningen niet op. Kortom, in de zoektocht naar oplossingen is het slim om veel breder kijken dan naar woningbouw alleen. ‘Maar allereerst moeten krimpgemeenten op normatief niveau aanvaarden dat het traditionele economische groeimodel faalt,’ stelt Evers. ‘Daarna ontstaat pas ruimte om te kiezen voor een meer duurzame ruimtelijk-economische strategie.’
D u u r z am e k w a l i te i t van de lee fomgeving is van belang; maatwerk in zorg kan belangrijker z i j n d a n g ro te z o r g centra .
Foto: Oranjewoud
Strategisch niveau Welke problemen vragen om een gezamenlijke oplossing? Daar moeten partijen overeenstemming over bereiken op strategisch niveau. Hoogleraar Leo van Wissen benadrukt dat de woningmarkt niet het enige knelpunt is. ‘De krimp van het aantal huishoudens heeft gevolgen voor het hele maatschappelijke leven, van werk en scholing tot voorzieningen en benodigde infrastructuur. Een ontbouwingsplan alleen is niet voldoende. Leefbaarheid vraagt om creatieve oplossingen. En om durf, want investeren in kleinschalige maatoplossingen is niet eenvoudig. Toch moeten we zeker in krimpregio’s af van de standaardoplossingen in bijvoorbeeld de zorg, met haar grote zorgcentra en almachtige maatschappelijke organisaties. Maatwerk moet mogelijk worden en daar kan het Rijk aan bijdragen door in wet- en regelgeving minder te focussen op schaalvergroting.’ èè
december 2009 17
ROM_1209.indd Sec3:17
12/9/2009 8:02:14 PM
Ruimtelijk bekeken
S lo o p i s n i e t a l t i j d d e b e s te o p l o s s i n g.
Foto: Oranjewoud
Tactisch T Ta act ctis isch is ch h en en operationeel oper op erat atio tione neel ell Bij het zoeken naar creatieve oplossingen is het volgens hoogleraar Gert de Roo belangrijk dat gemeenten gebruikmaken van elkaars ervaringen. ‘Geen krimpregio is gelijk, maar je kunt elkaar wel op ideeën brengen, dus het Rijk zou het initiatief moeten nemen in het uitwisselen van best practises. Toch blijft het maatwerk. In een wijk of dorp is bijvoorbeeld sloop lang niet altijd de beste oplossing, terwijl in het landelijk gebied de sloop van rotte kiezen juist kan leiden tot kwaliteitsverbetering. Dat onderstreept het belang van afstemming tussen partijen in de regio. Samen moeten ze bekijken welke maatregel past.’
Krimp uit de kramp: een aantal praktische tips • Krimp is geen ramp, maar een ontwikkeling die vraagt om een fundamentele herbezinning op het plattelandsbeleid. • Wacht niet op redding vanuit het Rijk. Neem als krimpregio zelf besluiten en kijk over de eigen (administratieve) grenzen heen bij het bepalen van beleid. • Solidariteit is een mooi streven, maar het is verstandiger om je te verdiepen in de belangen van alle betrokken partijen binnen het gebied. • Zorg voor overeenstemming op normatief, strategisch, tactisch en uitvoerend niveau. • Werk integraal, interactief, gebiedsgericht en steek processen ook financieel breed in.
Helaas zijn zijjn de traditionele traditi tion onele instrumenten instrume menten en geldstromen geldstrome ge men n in de ruimtelijke ordening minder geschikt voor krimpsituaties; ze zijn immers ingesteld op groeimodellen. Dus ook de financiering vraagt om creatieve oplossingen. ‘Als Oranjewoud adviseren we hiervoor het ISV-budget in te zetten, dat biedt namelijk kansen voor een op maat gemaakte integrale en regionale aanpak’, vertelt Lucas.
Het proces ‘Om op alle niveaus tot overeenstemming te komen is het belangrijk om integraal, interactief, gebiedsgericht en financieel breed aan de slag te gaan. Dat betekent óók het op tijd betrekken van burgers. Want de aansluiting tussen vraag en aanbod op de woningmarkt en het wegvallen van voorzieningen is iets wat bewoners rechtstreeks raakt. Ook afstemming tussen gemeenten is van groot belang. Een keuze in gemeente A heeft immers gevolgen in gemeente B. De provincie kan en moet hier de regierol in nemen. Drenthe en Groningen zijn voorbeeldprovincies. De krimpproblematiek heeft daar prioriteit en wordt benaderd vanuit de leefbaarheidsgedachte. Slim, want krimpregio’s zijn geen rampgebieden, maar gebieden waar ruimte ontstaat voor maatoplossingen.’
é Anne-Wil Lucas, senior adviseur RO, Oranjewoud
december 2009 18
ROM_1209.indd Sec3:18
12/9/2009 8:02:27 PM
Interview
‘Het publieke debat over de ruimtelijke ordening moet
terugkeren’ Wouter Vanstiphout
Hij is een historicus die stevig in het heden wil staan. Met de onconventionele aanpak van WiMBY! maakte hij naam in Hoogvliet. Nu mag Wouter Vanstiphout als praktijkhoogleraar Ontwerp en Politiek proberen om de banden aan te halen tussen ontwerpers en beslissers. De ‘droomdenkers’ moeten weer een grotere rol voor zichzelf opeisen, vindt hij. Maar dat geldt eigenlijk voor iedereen die te maken krijgt met ruimtelijke plannen. ‘Er is veel pseudoparticipatie en namaak-inspraak’.
D
e reacties hebben hem verrast: ‘Je hoort wel dat Nederlanders egalitair en informeel zijn, maar zo’n hoogleraarschap dat ís hier echt iets. In Wenen en Berlijn heb ik soortgelijke functies gehad en daar wordt er toch minder gewichtig over gedaan.’ Architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout (Heist op den Berg (B), 1967) mag zich
de eerste praktijkhoogleraar Ontwerp en Politiek noemen. De komende vier jaar gaat hij proberen om de studenten van de TU Delft meer feeling voor het politieke besluitvormingsproces bij te brengen. Opdrachtgever voor de leerstoel is het ministerie van VROM, waar de wens leefde om de banden tussen de ontwerpkant – architecten en stedenbouwkundi- èè
december 2009 19
ROM_1209.indd Sec3:19
12/9/2009 8:02:39 PM
Interview
waarom de mooie ontwerpen die ze bedenken altijd op weerstand stuiten.’
Het lijkt vanzelfsprekend dat architecten en stedenbouwkundigen een belangrijke rol krijgen toebedeeld. Hoe komt het dat hun positie is verzwakt? ‘Er is iets scheefgegroeid in de relatie tussen politiek en ontwerp,’ zegt Vanstiphout. ‘In de jaren negentig kreeg architectuur steeds meer een glamourstatus, vooral in Nederland met de “Super Dutch”-generatie in het kielzog van Rem Koolhaas, Ben van Berkel en MVRDV. Architectuur werd door de buitenwereld benaderd alsof het kunst was. Daardoor is de misvatting ontstaan dat ontwerpers er zijn om ruimtelijke plannen te voorzien van beelden, van een imago; als een soort fraaie kers op de taart. Maar ontwerpers zijn geen leveranciers van een mooie buitenkant, ze horen over de plannen zélf te gaan. Begrijp me niet verkeerd, ik pleit niet voor een terugkeer van het grote Masterplan. De tijden dat Riek Bakker min of meer in haar eentje de Kop van Zuid kon ontwerpen, keren niet meer terug. Ik pleit voor een ontwerpsector die haar plaats aan tafel weer opeist, die stapsgewijs terrein herovert zonder in grote schema’s te vervallen. Een van de motto’s tijdens de Architectuur Biennale die we net hebben gehouden, was: make no big plans.’
Vansti ph o ut : ‘Mi jn studenten mo eten door zien d at de versc hillende stakeholders in de r uimteli jke ordening allemaal hun eigen a gend a h e b b e n .’
gen – en de bestuurlijke kant weer wat steviger aan te halen. De tijd van de machtige stedenbouwkundige diensten is voorbij. Kleinere gemeenten hebben zelfs vaak helemaal geen ontwerpexpertise meer in huis. ‘Ontwerp en politiek zijn verschillende werelden die elkaar vaak niet begrijpen,’ zegt Vanstiphout. ‘Als je het hebt over politiek dan gaat het niet alleen om gekozen bestuurders maar ook om woningcorporaties, het bedrijfsleven en belangengroeperingen. Ik wil mijn studenten in discussie
Met WiMBY! hebben we geprobeerd om alle bewoners bij de vernieuwing te betrekken brengen met vertegenwoordigers van die partijen, zodat ze doorzien dat de verschillende stakeholders in de ruimtelijke ordening allemaal hun eigen agenda hebben. Zo kunnen ze beter hun eigen positie bepalen en begrijpen ze beter
De boodschap tot herbezinning komt op een moment dat veel architecten en stedenbouwkundige adviesbureaus moeite hebben om het hoofd boven water te houden. Juist de ontwerpsector is zwaar getroffen door de kredietcrisis. Vanstiphout: ‘Je ziet langzaam maar zeker een nieuwe generatie ontstaan, een die niet op zoek is naar grote faam maar die begint vanuit een zelfscheppende, bijna activistische houding. Een bureau als ZUS is in het centrum van Rotterdam begonnen met het scheppen van ruimtes voor de creatieve sector, die door het kunstbeleid van de gemeente regelmatig heen en weer wordt geslingerd door de stad. Dat is begonnen vanuit betrokkenheid. Nu krijgen ze opdrachten uit Sjanghai.’ De architectuurhistoricus heeft een dag per week ter beschikking voor zijn hoogleraarschap aan de TU Delft, de resterende tijd blijft hij bezig voor zijn eigen bureau Crimson, dat hij vijftien jaar geleden samen met vijf andere historici oprichtte; een onderzoeks- en adviesbureau dat lezingen, debatten en tentoonstellingen organiseert. Hij is een historicus die deel wil uitmaken van het heden. Het meest in het oog springende project waarbij Crimson was betrokken, is de sociale en fysieke vernieuwing van Hoogvliet, de Rotterdamse Vogelaarwijk avant la lettre. Tussen 2001 en 2007 kon het niemand ontgaan dat er onder de noemer WiMBY! iets bijzonders aan de hand was langs de Oude Maas, niet in het minst dankzij de publiciteit die intendant Felix Rottenberg aan het project gaf.
december 2009 20
ROM_1209.indd Sec3:20
12/9/2009 8:02:43 PM
Vanstiphout zag het als een alternatief voor de heersende trend van sloop en nieuwbouw: ‘We werkten er bewust voor het bestaande Hoogvliet, als tegenwicht voor de drastische herstructurering die door de gemeente en de corporaties werd uitgevoerd en waarbij vijfduizend woningen werden gesloopt. Zo’n topdown benadering verwijdert misschien wel de problemen uit de wijk, maar verspreidt deze vervolgens over de rest van de stad. Ik geloof niet dat er één bewoner is die een hoger opleidingsniveau heeft gehaald of meer is gaan verdienen. Wat dat betreft moet ik de kritiek onderschrijven dat het wijkenbeleid niet aantoonbaar leidt tot een verbetering van de positie van bewoners. Met WiMBY! hebben we geprobeerd om alle bewoners bij de vernieuwing te betrekken en het liefst ook tegelijk; van de Antilliaanse bijstandsmoeder tot de gepensioneerde havenarbeider. Er zijn blijvende successen achtergelaten in de vorm van een park en een cultureel centrum. Er zijn dingen gebeurd die nergens anders dan in Hoogvliet konden gebeuren. En dat terwijl het een type wijk is die je letterlijk overal ter wereld kunt tegenkomen, van de banlieues in Parijs tot in Accra of Ulaanbaatar.’ Bij Vanstiphout is het bijna onvermijdelijk dat de namen van exotische oorden vallen. Hij heeft een fascinatie voor de modernistische stedenbouw, reist de wereld rond om te onderzoeken hoe de ‘Hoogvliets’ en ‘Bijlmers’ worden getransformeerd of gesloopt en is ook betrokken bij het dit jaar opgerichte New Town Institute in Almere waarvan Crimson-collega Michelle Provoost directeur is. Over de maakbaarheidsgedachte die met het modernisme is verbonden, wordt tegenwoordig alleen nog op smalende toon gesproken; ‘maakbaarheid’ klinkt naar utopische mislukkingen, de ruimtelijke-ordeningspraktijk van nu is realistisch en houdt meer rekening met de diversiteit aan gebruikers en hun wensen. Het is een bedrieglijke consensus, vindt Vanstiphout: ‘In de eerste plaats is het streven naar maakbaarheid heel normaal. Elke ruimtelijke ingreep zou een poging moeten zijn om een betere situatie achter te laten. Maar verder klopt het niet dat er nu minder maakbaarheidsdenken zou zijn dan vroeger. Er is misschien wel méér maakbaarheidsdenken dan ooit, het blijft alleen verborgen bij een kleine groep beslissers.
noem. Ik ben benieuwd of de schaalsprong van Almere een thema wordt bij de komende gemeenteraadsverkiezingen. Wat dat betreft is het interessant dat de PVV juist daar meedoet. Het tot een “echte stad” laten ontwikkelen van Almere staat haaks op de agenda van rancune en angst die de PVV voorstaat. Laat de bevolking zich maar over deze twee
Er is nu niet minder maakbaarheidsdenken dan vroeger perspectieven uitspreken. Ontwerp en politiek zijn voor mij geen twee verschillende werelden. Ontwerp ís politiek, of zou het moeten zijn.’ De nieuwe hoogleraar krijgt veel vrijheid bij de invulling van de leerstoel. Eén ding moet hij toegeven: hij is meer van de grote steden dan van de kleine kernen en meer van de Randstad dan van ‘de rest van het land’. ‘Dat is gewoon een feit, daar moet ik nog eens goed over nadenken. Want er vinden natuurlijk grote veranderingen plaats. In een groot deel van Nederland zal groei niet langer de richting van de ruimtelijke ordening bepalen. Dan moet je gaan denken over specialisatie, over het uitbuiten van de unieke kenmerken van een plek. Niet altijd hetzelfde willen als de buurgemeente, maar weten waar je eigen kansen liggen en durven te kiezen. Er is behoefte aan nieuw elan, een nieuw optimisme. Het is de rol van ontwerpers om daar vorm aan te geven.’ é Martin de Jong
Neem de herstructurering van Amsterdam-West, waar de koek is verdeeld tussen een paar grote woningcorporaties die elk een deelgebied voor hun rekening mogen nemen. Het is de grootste vernieuwingsoperatie van West-Europa, en toch gebeurt het bijna geruisloos. Het publieke debat over de ruimtelijke ordening moet terugkeren. Vaak wordt wel de suggestie gewekt dat iedereen mag meedoen en dat er naar belanghebbenden wordt geluisterd, maar blijft het bij een etiketje. Er is veel pseudoparticipatie en namaak-inspraak. Dankzij de groeiplannen is Almere op dit moment de enige plek waar sprake is van wat ik ‘politieke ruimtelijke ordening’
december 2009 21
ROM_1209.indd Sec3:21
12/9/2009 8:02:44 PM
Trend
Stad van de Toekomst2 Op de drempel van een nieuw decennium denken bestuurders en beleidsmakers na over de toekomst van hun stad. In nieuwe structuurplannen worden ruimtelijke opgaven benoemd en strategische projecten bedacht. In een serie van
vier verhalen kijkt ROMagazine mee over de schouders van ro-professionals. Welke uitdagingen staan hen te wachten en hoe wordt daar in binnen- en buitenland al op ingespeeld? Deze aflevering: de bereikbare stad.
Verstedelijking afstemmen op infrastructuur voor de bereikbare stad Steden dreigen door de dagelijkse verkeersdrukte onbereikbaar en onleefbaar te worden. Er zijn wel plannen voor beter openbaar vervoer en de invoering van kilometerheffing. Maar die komen te laat en hebben onvoldoende resultaat. Voor een duurzame ontwikkeling van economisch belangrijke regioâ&#x20AC;&#x2122;s moet verstedelijking veel nadrukkelijker worden gekoppeld aan bestaande en nieuwe infrastructuur.
W
S lo te rd i j k , s t a t i o n s o m geving biedt nog voldoend e ontwik k elingsmogelijkheden.
Foto: MR
ie als automobilist â&#x20AC;&#x2122;s ochtends naar de fileberichten luistert, zakt de moed in de schoenen. Ondanks de kredietcrisis staat op een willekeurige maandagmorgen het verkeer op meer dan tweehonderd kilometer snelweg vast. Steden dreigen daardoor onbereikbaar te worden. Een stagnatie van hun economische ontwikkeling ligt op de loer, terwijl de groeiende lucht- en geluidsoverlast het leefklimaat aantasten. Er zijn wel plannen om het openbaar vervoer te verbeteren. Nadat achtereenvolgende regeringen alleen oog hadden voor internationale verbindingen, wil het kabinet tot
2020 bijvoorbeeld 4,5 miljard euro investeren in extra capaciteit op een aantal drukke spoortrajecten. Verschillende steden zoals Groningen, Utrecht en Nijmegen maken plannen voor de terugkeer van de tram in hun binnenstad. Voor het wegverkeer hebben bestuurders en beleidsmakers al hun hoop gevestigd op de invoering van kilometerheffing. In Singapore en Londen kon zo de onbereikbaarheid van hun binnensteden met succes worden aangepakt. In eigen land liet Amsterdam zien dat met hoge parkeertarieven lokaal
december 2009 22
ROM_1209.indd Sec3:22
12/9/2009 8:02:44 PM
autoverkeer kan worden afgeremd en het schaarse asfalt efficiënter kan worden verdeeld. Onlangs liet het Planbureau voor de Leefomgeving in een studie over mobiliteitsmaatregelen nog eens zien dat met prijsbeleid de drukte op het wegennet het best kan worden aangepakt. Meer en beter gelegen Park & Ride-voorzieningen, een uitgebreide fietsinfrastructuur en autodelen zijn andere nuttige wapens in de strijd voor een gezonde en beter bereikbare stad.
Knooppunten worden onderbenut Toch zullen bestuurders en beleidsmakers er niet aan ontkomen om de verstedelijking beter af te stemmen op de bestaande en nieuwe infrastructuur. Nieuwe woonwijken en bedrijfsterreinen zouden alleen nog mogen worden aangelegd bij knooppunten waar auto en openbaar vervoer samenkomen, luidt de conclusie van steeds meer studies en visies. Zo liet de VROM-raad in de studie Acupunctuur in de hoofdstructuur zien dat het overgrote deel van de 72 door haar geïnventariseerde multimodale knooppunten ruimtelijk worden onderbenut en dus volop mogelijkheden bieden voor nieuwe woningen en kantoren. Zelfs in Amsterdam, door de raad als lichtend voorbeeld van deze strategie aangehaald, liggen op spoor- en ringweglocaties als Zuidoost en Sloterdijk nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Utrecht laat juist zien wat er gebeurt als de stad groeit op plekken die slecht of eenzijdig bereikbaar zijn. Het verkeer staat er iedere ochtend en avond muurvast.
Succesverhaal Portland Voor zijn advies heeft de VROM-raad onder meer zijn licht opgestoken bij hoogleraar planologie Luca Bertolini van de
Nationale Bereikbaarheidskaart Verstedelijking en infrastructuur moeten de komende jaren nog beter op elkaar worden afgestemd. Wie wil weten wat er gebeurt als dit niet van de grond komt, moet eens kijken op de website www.bereikbaarheids kaart.nl. Na het invoeren van een postcode berekent de achterliggende database hoeveel mensen er binnen een bepaalde tijd per auto of openbaar vervoer kunnen komen. Het aardige van de database is dat er ook een toekomstvoorspelling in is opgenomen. De makers hebben daarvoor de verwachte resultaten van het huidige verkeers- en vervoersbeleid in de berekeningen verwerkt. De resultaten voor 2020 zijn zonder meer dramatisch. Zo is in dat jaar het gebied van waaruit automobilisten in de ochtendspits binnen een uur op Schiphol kunnen zijn, ineengeschrompeld tot de Metropoolregio Amsterdam. Nu is de luchthaven binnen dat tijdsbestek nog per auto bereikbaar vanuit alle grote steden in het westen van het land.
Masterclass Ruimte & Mobiliteit Tot twee jaar geleden had het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) een speciaal programma om de beleidsvelden ruimtelijke ordening en verkeer & vervoer dichter bij elkaar te brengen. Het bundelen van infrastructuur en verstedelijking liep als een rode draad door de activiteiten heen. Ondanks alle beschikbare kennis hebben project- en procesmanagers nog steeds behoefte aan het opdoen van praktische vaardigheden om de twee beleidsvelden te integreren. Daarom is het KpVV begonnen met het organiseren van masterclasses Ruimte & Mobiliteit. De eerste training heeft inmiddels in Amsterdam plaatsgevonden. Voor andere data en meer informatie kunnen geïnteresseerden contact opnemen met Hans Voerknecht, hans.voerknecht@kpvv.nl.
Universiteit van Amsterdam. De vervoersplanoloog bracht onlangs met enkele collega’s een boek uit over Transit Oriented Development (TOD) in verschillende buitenlandse steden. De Amerikaanse stad Portland is één van de goede voorbeelden van een gecombineerde ontwikkeling van infrastructuur en verstedelijking die in de uitgave worden beschreven. De groei van de stad concentreert zich rond een beperkt aantal bestaande en nieuwe knooppunten van het metropolitane lightrailsysteem. ‘De regionale overheid bekijkt eerst uitvoerig waar de beste ontwikkelingsmogelijkheden liggen. Vervolgens zet ze al haar instrumenten in om die knooppunten volgens een bepaalde rangorde te ontwikkelen.’ Gebrek aan geld hoeft daarbij geen belemmering te zijn. ‘Gebiedsontwikkeling kun je ook sturen met heldere regelgeving en fiscale prikkels. Portland heeft dat met veel succes gedaan.’
Verstedelijking op multimodale knooppunten concentreren Nederland zou veel van dit soort voorbeelden kunnen leren. ‘Maar dan moet je wel eerst de principiële keuze maken om verstedelijking op multimodale knooppunten te concentreren’, aldus Bertolini. De nieuwe locaties voor woningbouw bewijzen volgens hem dat daar nog geen sprake van is. Goed ontsloten plekken als de Zaanse corridor, de Bollenstreek en de omgeving van Weesp en Abcoude worden open gehouden, terwijl er duizenden nieuwe huizen worden gebouwd in de Zuidplaspolder en Rijnenburg bij Utrecht. ‘We beseffen misschien wel dat er iets moet veranderen. Maar we handelen er nog niet naar. Regels en geldstromen worden èè
december 2009 23
ROM_1209.indd Sec3:23
12/9/2009 8:02:53 PM
Trend
G re e nw h e e l s , b e w u s te r a u to g e b r u i k en minder parkeerproblemen.
Foto: Nico Hobma
nog te versnipperd ingezet. Bovendien werken verkeerskundigen en planologen nog altijd moeilijk met elkaar samen. Individuele gemeenten hebben ook zoveel macht dat regionale projecten gemakkelijk kunnen worden gefrustreerd.’
Hoge ambities versus harde realiteit Op een aantal plekken in Nederland hebben bestuurders begrepen dat ze het roer moeten omgooien. Zo probeert de provincie Zuid-Holland samen met de gemeenten Rotterdam en Den Haag en verschillende regio’s in de zuidelijke Randstad een flink deel van haar nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen langs het hoofdspoornet te concentreren. Tussen 2010 en 2020 moet concreet in het project Stedenbaan één op de drie nieuwe woningen en twee derde van alle nieuwe vierkante meters aan kantoren binnen een straal van een kilometer rond een select aantal NS-stations worden gebouwd. Met de Nederlandse Spoorwegen is afgesproken dat de frequentie van haar treindiensten tegelijkertijd fors wordt uitgebreid.
Foto: Agnes Vermaas
In de praktijk blijkt Stedenbaan wel erg moeizaam van de grond te komen. Projectleiders breken zich het hoofd over strenge normen voor geluidsoverlast en luchtkwaliteit die bij multimodale knooppunten extra moeilijk zijn op te lossen. Bovendien kost het veel geld om bodemvervuiling op te ruimen en de stations beter te ontsluiten. Zonder uitzondering kampen de eerste Stedenbaanlocaties met miljoenentekorten, die alleen met forse rijkssubsidies zijn op te lossen. Ook verlangen de Nederlandse Spoorwegen harde garanties over het aantal in- en uitstappers, terwijl projectontwikkelaars pas gebouwen willen neerzetten als er meer treinen rijden op het spoor.
RijnGouwelijn te laat Bij de aanleg van de RijnGouwelijn heeft de provincie ZuidHolland afspraken gemaakt over de concentratie van lokale nieuwbouwplannen langs het lightrailtraject. Al is het niet helemaal duidelijk hoe ambitieus de bundeling uiteindelijk uitpakt. Grotere gemeenten als Leiden, Alpen aan den Rijn en Gouda zullen waarschijnlijk ook op andere locaties nieuwe woningen en bedrijventerreinen toestaan. Bovendien loopt de nieuwbouw hier en daar vóór op de oplevering van de omgebouwde spoorlijn. Zo wonen er in de Waddinxveense nieuwbouwwijk Coenecoop al mensen, terwijl de RijnGouwelijn er pas over een jaar in gebruik wordt genomen. Alleen de kredietcrisis kan ervoor zorgen dat de wijk dan nog niet is afgebouwd en de bewoners al één of twee auto’s hebben gekocht.
Combiconcessie van de baan In het Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) proberen ze al een aantal jaren bij nieuwbouwwijken zulke situaties te voorkomen. Zo stopten er in de Arnhemse Vinex-wijk Schuytgraaf al treinen voordat de eerste woningen waren
december 2009 24
ROM_1209.indd Sec3:24
12/9/2009 8:02:54 PM
opgeleverd. Ook worden er rond stations extra voorzieningen aangelegd zoals kantoren, scholen en P&R-terreinen Ook wil de stadsregio in de komende jaren een vrijliggend HOV-net aanleggen dat volledig is geïntegreerd met de toekomstige verstedelijking. Het liefst hadden de bestuur-
Goederen in stadscentra slimmer vervoeren De bevoorrading van winkels en bedrijven zadelt veel binnensteden op met zware vrachtauto’s die straten kapot rijden en voor files en ongelukken zorgen. Om over de vieze diesellucht nog maar te zwijgen. Enkele slimme ondernemers en gemeenten hebben daarom alternatieve vormen van goederenvervoer in de stadscentra bedacht. Zo bezorgt pakketleverancier DHL in de Amsterdamse grachtengordel al weer enkele jaren zijn pakjes per rondvaartboot. In Utrecht neemt de gemeentelijke havendienst wegens groot succes binnenkort de tweede bierboot in gebruik om cafés en restaurants in en boven de werfkelders te voorzien van drank en etenswaren. Het bedrijf Binnenstadservice.nl pakt het nog groter aan. Franchisenemers in Nijmegen, Den Bosch, Maastricht en sinds kort Arnhem laden buiten het centrum goederen voor aangesloten winkeliers en bedrijven over op kleinere milieuvriendelijke busjes of transportfietsen om deze te bezorgen. In de toekomst zullen ook digitale bestellingen van consumenten via Binnenstadservice.nl worden thuisbezorgd bij de koper. Dat bespaart de winkelier de aanschaf van een bestelbus en de stad heel wat verkeersdrukte en CO2-uitstoot.
ders ook de nieuwe openbaar-vervoersconcessie gecombineerd met een overeenkomst voor de ontwikkeling van knooppunten. In Japan is het heel gebruikelijk dat bedrijven er zowel voor het vervoer als de bouw van nieuwe woningen en kantoren rond de stations zorgen. Helaas bleken er maar twee bedrijven bereid om hierop een bod uit te brengen. ‘Dat vonden wij te weinig voor een verantwoorde aanbestedingsprocedure’, laat stadsregiovoorzitter Jaap Modder weten.
In de Arnhemse V i n e x- w i j k S c h uy tg ra a f stopten al treinen vo ord at de eerste woningen waren op geleverd.
Op een aantal cruciale locaties waren de gemeenten ook niet gecharmeerd van het idee om de vastgoed- en infrastructuurontwikkeling aan marktpartijen over te laten. Bovendien bleek het in de praktijk lastig om de vervoersexploitatie op
Verkeerskundigen en planologen werken nog altijd moeilijk met elkaar samen de knooppuntontwikkeling af te stemmen. ‘Beide trajecten hebben met andere doorlooptijden te maken’, aldus Modder. Gemeenten gaan daarom nu met de stadsregio zelf de aanleg van infrastructuur en stationsvoorzieningen realiseren. Om projectontwikkelaars op de meest kansrijke knooppunten te laten investeren, wil Modder in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat financiële prikkels inzetten en minder bouwvergunningen laten verlenen op alternatieve bouwlocaties. ‘We hebben goed gekeken hoe buitenlandse steden hiermee zijn omgegaan.’ é Jaco Boer
december 2009 25
ROM_1209.indd Sec3:25
12/9/2009 8:02:57 PM
Trend
Foto: Frank Eppler
Stuttgart scoort met bundelen verstedelijking
D
e Duitse metropool Stuttgart heeft een lange traditie in de integratie van ruimtelijke ordening en verkeer. Een direct gekozen regionaal bestuur bepaalt waar nieuwe woningen en bedrijven mogen komen. Gemeenten hebben weinig vrijheid om daarvan af te wijken. Stedelijke ontwikkelingen concentreren zich daardoor in knooppunten, die onderling zijn verbonden door een fijnmazig regionaal openbaarvervoersnet. Thomas Kiwitt heeft er niet wakker van gelegen. Maar het was wel een spannend moment, toen de leden van het regioparlement in de Verband Region Stuttgart afgelopen zomer hun stem moesten uitbrengen over het nieuwe Regionalplan 2020. Als hoofd van de afdeling die verantwoordelijk is voor de regionale planning in een gebied met 2,7 miljoen inwoners en wereldberoemde bedrijven als Mercedes en Mannesmann, weet hij als geen ander wat de gevolgen zijn van het besluit. Als het plan wordt aangenomen, moeten gemeenten hun eigen ruimtelijke plannen aanpassen aan de nieuwe regionale richtlijnen. ‘Ze blijven wel verantwoordelijk voor de bouwplanning en vergunningverlening, maar ze kunnen geen ontwikkelingen toestaan op plaatsen die wij open willen houden. Ook mogen ze geen bestemmingen veranderen die in strijd zijn met onze uitgangspunten. Daar hebben we nog wel eens conflicten over.’
Krachtige regionale planning De sterke positie van de Verband Region Stuttgart komt niet uit de lucht vallen. In de afgelopen decennia is het gebied rond Stuttgart zo verstedelijkt geraakt, dat er grote behoefte ontstond aan een krachtige regionale planning. In 1994 werd daarom het vrijwillige samenwerkingsverband van gemeenten omgevormd tot een regionaal bestuursorgaan, waarin direct gekozen parlementsleden het laatste woord hebben. Zij nemen besluiten over zaken als de ruimtelijke ontwikkeling van de regio, het milieubeleid, de uitbouw van het openbaarvervoernet en de stimulering van economische activiteiten.
Sterke positie regionaal bestuur zorgt voor geïntegreerd beleid Veel van deze thema’s komen samen in het Regionalplan dat globaal elke tien jaar wordt herzien. Een belangrijk principe van dit plan is het bundelen van nieuwe bedrijvigheid en woningbouw in bestaande en nieuwe knooppunten op zogenaamde ontwikkelingsassen. Het regionale openbaarvervoersnet, dat uit een uitgebreid en flexibel sneltramnet en zes S-Bahnlijnen (hoogfre-
december 2009 26
ROM_1209.indd Sec3:26
12/9/2009 8:03:02 PM
Binnen de knooppunten geldt overigens een bepaalde rangorde. Naast Oberzentrum Stuttgart zijn er op dit moment 14 Mittelzentren, 12 Unterzentren en 29 Kleinzentren in het regionaal plan vastgelegd. Voor bepaalde voorzieningen heeft deze indeling grote gevolgen. Zo mogen de wat grotere winkels alleen hun deuren openen in plaatsen die minimaal het niveau van een Unterzentrum hebben. De Verband Region wijst ook een aantal concentratiepunten aan voor woningbouw en de bouw van nieuwe bedrijventerreinen of kantoorparken. Maar gemeenten mogen zelf beslissen of ze deze locaties wel of niet tot ontwikkeling brengen. Ze mogen er alleen niet iets anders mee doen.
90% verstedelijking gebundeld Omdat de Verband Region behalve opsteller van het regionaal plan ook de opdrachtgever is voor het regionale S-Bahnvervoer, lukt het haar bijzonder goed om de bundelingsstrategie ook werkelijk uit te voeren. ‘Ik denk dat 90 procent van de nieuwe bebouwing binnen de regionale ontwikkelingsassen wordt gerealiseerd’, verklaart Kiwitt. Alleen op plaatsen waar nog oude bouwrechten lagen, is er van het regionaal plan afgeweken. Het verklaart ook het tumult, dat enkele jaren geleden ontstond rond het plan van het regionaal bestuursorgaan voor een nieuw congres- en beurscomplex naast de luchthaven. Om het conferentiecentrum te kunnen bouwen, moest de Verband Region haar eigen regionaal plan aanpassen en de groene bestemming van de locatie schrappen. Inmiddels is het gebied aan weerszijden van de nieuwe S-Bahn die het complex met de binnenstad verbindt, als nieuwe ontwikkelingsas in het regionaal plan opgenomen. Het voorbeeld toont
Foto: Kraufmann
quente stoptreinen) bestaat, vormt de ruggengraat van deze verstedelijkingscorridors.
volgens Kiwitt aan, dat er ondanks een krachtig regionaal plan voldoende flexibiliteit blijft bestaan om in te spelen op nieuwe behoeften en ruimtelijke trends.
Open gebieden beschermen In de komende jaren wil de Verband Region zich nog sterker richten op het open houden van groene gebieden. ‘Met het oog op de klimaatverandering moeten we de luchtkwaliteit in de stad verbeteren’, aldus Kiwitt. Het beleid om verstedelijking te concentreren in knooppunten langs openbaarvervoerslijnen zal daarom nog steviger worden uitgevoerd. Onlangs heeft de Verband Region bijvoorbeeld een planningsfout hersteld, waardoor perifere detailhandel zich niet langer op plaatsen kan vestigen die slecht per openbaar vervoer zijn te bereiken. Kiwitt ziet ook het plan voor een nieuw ondergronds centraal station met directe verbindingen naar Frankfurt en München als een belangrijke impuls voor de bundelingsstrategie van zijn regio. ‘De stad wordt niet alleen beter verbonden met andere Europese metropoolregio’s. Maar in het hart van de regio komt ook een gebied van 110 hectare vrij voor de bouw van nieuwe woningen en bedrijvigheid.’ é Jaco Boer
december 2009 27
ROM_1209.indd Sec3:27
12/9/2009 8:03:05 PM
Trend
Why Factory broedt op hypothetische stadsconcepten
Stedentrip in een glazen bol
De wereld is één stad, in de ogen van Winy Maas. Architect, stedenbouwkundige en futuroloog met sinds kort zijn eigen urbanistische denktank The Why Factory Niemand weet hoe we over twintig jaar leven. Prachtig toch om nu al te studeren op die futuristische stad. De boer wordt stadsmens en de architect een serviceprovider en ruimtelijk specialist in één. ‘Je moet voortdurend vragen blijven stellen tot het antwoord er is.’
B
ekend netwerkprincipe: je bent maar vijf handdrukken af van beroemdheden als Nelson Mandela. Geef Winy Maas een hand en je doet het in twee. Maas behoort tot het
‘Iemand die de kwaliteiten van een stad toegankelijk en verleidelijk maakt voor een groter publiek’ tiental architecten dat door president Nicolas Sarkozy is gevraagd om een stedenbouwkundige verkenning van Grand
Paris in 2030 te maken. Overleg, minder schaars dan gedacht, met het Franse staatshoofd hoort daarbij. Net als zijn voorgangers wil Sarkozy iets groots nalaten. In zijn geval is dat een collectieve stedenbouwkundige visie op de nu al zo’n dertien miljoen zielen tellende metropool. Een kolfje naar zijn hand, weet Maas. In eigen land bedreef hij dit kunstje al in Almere met zijn bijdrage aan de structuurvisie 2010-2030. Onlangs is zijn toekomstvisie voor Den Haag, voor de periode na 2020, verschenen. Op een van de locaties in de Hofstad waar het stadsbestuur grote ambities koestert, het nu nog verpauperde bedrijventerrein De Binckhorst, heeft Maas zijn omstreden varkensstal (City Pig) gesitueerd.
december 2009 28
ROM_1209.indd Sec3:28
12/9/2009 8:03:08 PM
In de stad van de toekomst bevinden voedselproductie en -voorziening zich dichter bij elkaar. Milieuproblemen? Nee hoor, er is over nagedacht. ‘De stank lossen we op met een koepel van een nieuw soort glas dat geuren kan absorberen. De mest van de varkens gebruiken we om biogas voor de energievoorziening mee te maken’, licht Maas toe. Een voorbeeld van de ‘nieuwe spanningsvelden’ die Maas niet schuwt. Steden worden er zijn ogen avontuurlijker op. Waarom zou je die ‘stolp-stal’ niet kunnen combineren met een outletcenter en een wooncomplex? ‘Steden worden steeds diverser. Driekwart van de wereldbevolking woont straks in de stad.’ Voor andere steden bedacht hij hetzelfde. In Barcelona visualiseerde hij tuinbouwkassen op antieke appartementen van Gaudi, de overtreffende trap van het traditionele volkstuintje. In de baai van Hongkong ziet hij imposant glimmende waterlelies van zonnecellen komen. Green is een van de toverwoorden. ‘Bij minstens de helft van de gebouwen die we nu nog gaan maken, moet de focus op duurzaam liggen.’
Denktank Maas’ stadsconcepten als Food City, Visionary City en Green Architecture bevinden zich in de kraamkamer van The Why Factory, een initiatief van architectenbureau MVRDV (Maas is de ‘M’ in deze reeks) en de Technische Universiteit Delft. Half oktober werd de ‘urbanistische denktank’ geopend door minister Ronald Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de metershoge glazen serre achter het voormalige hoofdgebouw van de alma mater zitten wetenschappers en studenten bijeengepakt op een knaloranje tribune. Ademloos volgen zij de op een enorm beeldscherm visueel omklede inauguratie van de professor Architectronic and Urban Design. ‘Een warme, open en welkome academische omgeving’, typeert Maas de door MVRDV ontworpen collegeruimte. Een impuls voor de architectenopleiding vormde de reden voor de deelname van de universiteit aan de Why Factory, kek afgekort als T?F. Voor Maas is dit onderzoekslab de ideale proeftuin om eindeloos te schaven aan hypothetische stadsconcepten. ‘Eindelijk is er een platform voor fundamenteel onderzoek. Huidige exercities beperken zich tot kortlopende studio’s. Dat is killing voor innovatie.’ De ‘waarom-vraag’ past naadloos bij de academische ambiance, vandaar de naam
‘Why Factory’. ‘Goede architecten accepteren geen nee als antwoord.’ De naam straalt ook het experiment uit. Natuurlijk moet dat allemaal in het Engels, wat ook de voertaal is op het openingsevenement. Maas wil concurreren met vergelijkbare instituten in het buitenland. De ambitie van The Why Factory is, zo lezen we in de uitnodiging, ‘de argumentative power of the architectural and urbanistic profession’ te verbreden. ‘De architect’, legt Maas uit, ‘is niet langer iemand die alleen maar gebouwen
In de stad van de toekomst bevinden voedselproductie en -voorziening zich dichter bij elkaar ontwerpt. Hij is een serviceprovider en ruimtelijk specialist in één, die naast klassieke boeken en visies ook games en visualisaties maakt. Iemand die de kwaliteiten van een stad toegankelijk en verleidelijk maakt voor een groter publiek en burgers trakteert op passie.’ The Why Factory wil modellen gaan ontwikkelen, denk wederom aan de stad die zelf landbouwproducten maakt maar ook aan de autoloze stad. ‘Deze modellen willen we gaan testen in de verschillende metropolen in de wereld.’ Ook het ontwikkelen van software, de Green City Calculator, staat op het programma. Steden hebben elk hun eigen kenmerken en kwaliteiten, door Maas parameters genoemd. ‘We denken aan een soort digitale bibliotheek die bijvoorbeeld voorrekent welke parameters nodig zijn om een duurzame stad te worden.’ Terugkomend op de Why-factor: ‘Je moet voortdurend vragen blijven stellen tot het antwoord er is.’ é Pieter van den Brand
december 2009 29
ROM_1209.indd Sec3:29
12/9/2009 8:03:18 PM
Forum
Professionele procesregie beter dan
crisiswet Ambtelijke molens draaien traag, en met de ruimtelijke planprocedures gaat het al niet veel beter. Met de Crisis- en herstelwet wil het kabinet doorbraken forceren en investeringen naar voren halen. Een riskant zaak, signaleerde het Centraal Planbureau al. Tegen de tijd dat de plannen kunnen worden uitgevoerd, zitten we waarschijnlijk weer in een hoogconjunctuur. Bovendien gaat de Crisis- en herstelwet voorbij aan de crux van het probleem: gebrek aan deskundigheid, ervaringen en kwaliteit bij de overheid.
D D e Hub er tustunnel in D en Ha a g , vo orb eeld van een goed v e r l o p e n d p ro ce s .
e bestuurskracht van de kleine gemeente staat al decennialang ter discussie. Tal van voorbeelden uit grotere gemeenten laten zien dat het bij daar niet veel beter gaat. De Noord-Zuidlijn in Amsterdam, de tramtunnel in Den Haag, de herinrichting van het stationsgebied in Arnhem, het CiBoGa-bouwproject in Groningen; het is een aaneenschakeling van foute inschattingen en falend management. â&#x20AC;&#x2DC;We zijn uiteindelijk allemaal amateursâ&#x20AC;&#x2122;, zo gaf burgemeester Cohen ruiterlijk toe in een openbaar verhoor
door de gemeenteraad over de Noord-Zuidlijn, waarmee hij verklaarde dat het stadsbestuur slechts kan varen op het advies van professionals. Er zijn natuurlijk ook goede voorbeelden, zoals de uitbreiding van de metro in Rotterdam en de aanleg van de Hubertustunnel in Den Haag. Wat maakt het verschil? Een veelgehoorde dooddoener hier is dat het gaat om mensenwerk: succes of falen staat of valt met de persoon in de vorm van een goede project- of programmaleider en/of
Foto: MR
december 2009 30
ROM_1209.indd Sec3:30
12/9/2009 8:03:22 PM
een goede bestuurder. Maar ligt hier niet juist het probleem: die goede mensen zijn er wel, maar ze zijn er klaarblijkelijk te weinig. Een wethouder in een ‘100.000 plus’-gemeente gaf vertrouwelijk in een interview toe dat veel beleidsopgaven dermate complex zijn dat er binnen het stadhuis niemand te vinden is die het proces op een goede manier kan regisseren.
De praktijk is veelal dat specialisten op het gebied van inhoud – ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, logistiek enzovoort – het proces erbij doen. Een cursus projectmanagement is doorgaans ontoereikend, vooral wanneer hierin het proces wordt voorgesteld als iets wat ‘technisch’ vanuit een ‘gecontroleerde omgeving’ te beheersen is. In de praktijk gebeurt het maar zelden dat vooraf een minutieus en goed doordacht procesplan wordt gemaakt.
Procesregie We hebben in dit land veel ambities en belangen ‘geborgd’ met veel regels en procedures. Het is niet alleen zaak al deze regels en procedures te kennen en na te leven. Ook moeten er creatieve en slagvaardige oplossingen komen binnen de vaak beperkte speelruimte die resteert. Zo is voor de herinrichting van het stationsgebied in Utrecht becijferd dat er zo’n 4.200 procedures gevolgd moeten worden. Indien één ervan niet goed wordt doorlopen, leidt dit onherroepelijk tot vertraging. Procesregie vraagt om een goede organisatie van de interactie: - tussen politiek, bestuur en ambtelijke organisatie, in het bijzonder het bemiddelen tussen het wenselijke en het haalbare en het organiseren van tijdige besluitvorming om belangen te wegen en politieke knopen door te hakken; - het interne samenspel tussen verschillende ambtelijke onderdelen die betrokken zijn bij het project – in een situatie waar er vaak nog steeds sprake is van verkokering en eilandengedrag; - interactie met de samenleving, in het bijzonder burgerparticipatie én de aansluiting hiervan bij het reguliere beleidsproces; - de samenwerking met andere overheden, particuliere investeerders en maatschappelijke initiatiefnemers.
De goede mensen zijn er wel, maar ze zijn er klaarblijkelijk te weinig Experts Een tweede kernoorzaak is het ontbreken van een expertsysteem om complexiteit te helpen doorgronden en om kennisontwikkeling en het uitwisselen van ervaringen te faciliteren. We kunnen de complexiteit niet aan; de opwaardering van een sterke projectleider naar een multidisciplinair team is vaak niet toereikend om processen goed te doorgronden en aangesloten te zijn bij werkwijzen en oplossingen die elders al door anderen zijn uitgeprobeerd. In de praktijk zien we een enorme zucht naar vereenvoudiging om de complexiteit van veel projecten te beperken. Het lijkt er vaak op dat we onze verloren sleutels onder de lantaarnpaal zoeken, omdat het licht daar schijnt. Een projectleider van Rijkswaterstaat vertrouwde mij eens toe dat het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening even buiten de deur is gehouden in een inmiddels vijftien jaar durend proces rond de opwaardering van een provinciale weg: ‘Zij komen geheid met allerlei bezwaren en dat geeft alleen maar complicaties’.
Professionalisering Het kabinet zoekt de oplossing in het stroomlijnen van procedures en het beperken van het aantal regels. Oplossing kan ook zijn het helder krijgen van de rollen en het afspreken van een goede taakverdeling tussen alle spelers, zoals geadviseerd door een bureau in het kader van de NoordZuidlijn. Weer een andere richting is het versterken van posities (realiseren van doorzettingsmacht), het inbouwen van onafhankelijke expertise én een cultuurverandering zoals de commissie-Veerman over deze Noord-Zuidlijn aan de gemeente Amsterdam adviseert.1 Al deze maatregelen kunnen zinvol zijn, maar ze zijn echter niet toereikend. Ze raken niet aan twee kernoorzaken voor beperkte bestuurskracht en voor achterblijvende ruimtelijke investeringen. De eerste kernoorzaak is het ontbreken van professionaliteit in procesregie. Er is geen beroepsgroep, geen gemeenschappelijke taal, geen gemeenschappelijk (ontsloten) kennisfonds en er zijn geen kwaliteitsstandaarden voor een goede procesregie.
Daarom is er meer aandacht nodig voor procesregie. Met publieke en private partijen bouwen we momenteel aan een platform van professionals voor procesregie rond beleid, projecten en programma’s. Doel is om samen met gebruikers en kennisontwikkelaars een systeem voor kennisdeling en ontsluiting te maken. Bouwt u mee?! Noot: 1. Commissie Veerman, Bouwen aan Verbinding, De Noord - Zuidlijn Amsterdam, 2 juni 2009. é Igno Pröpper
directeur Partners+Pröpper www. interactief2.nl
december 2009 31
ROM_1209.indd Sec3:31
12/9/2009 8:03:31 PM
Forum
Voorbeeld Zuid-Limburgse groeven
Integraal plannen Integraal plannen is hip. Iedereen praat erover, maar hoe doe je het eigenlijk? Aan de hand van de herinrichting van een groevengebied in Zuid-Limburg laten we zien dat bij integraal plannen het ontwerp een oplossing biedt aan de maatschappelijke problematiek in de streek, verschillende doelen gestapeld worden en beleid op regio- en lokaal niveau op elkaar afgestemd worden.
V
oor de zandgroeven in Spaubeek en Schinnen (beide Zuid-Limburg) worden al twintig jaar dezelfde afwerkingsplannen gemaakt. De ontgronder is verplicht om, nadat de laatste kubieke meter zand verwijderd is, de groeve te herinrichten, of in elk geval daarvoor een plan te hebben. De plannen die hiervoor zijn gemaakt, zijn gericht op het met minimale middelen komen tot een aanvaardbare inrichting. De ruimtelijke relatie met de omgeving in deze plannen ontbreekt echter geheel, zoals ook de maatschappelijke positionering van de potentiële waarden van de groeven. Het is dus ook niet te zeggen of de heringerichte groeven voorzien in een behoefte. Invloed van bewoners en belanghebbenden is miniem, hun rol heeft zich logischerwijs tot nu toe beperkt tot het voeren van bezwaarprocedures. Kan dat niet anders? Er zijn kenteringen te zien, waaronder de provinciale verplichting voor ontgronders om de maatschappelijke meerwaarde van nieuwe ontgrondingen aan te kunnen tonen voordat een nieuwe vergunning wordt afgegeven. Maar voor de herinrichting van het groevengebied was nog niets geregeld.
Onze benadering Op verzoek van de Milieugroep Stort Westelijke Mijnstreek heeft de wetenschapswinkel van Wageningen Universiteit onderzoek gedaan naar mogelijk nieuwe benaderingen. Uitgangspunt was een integrale benadering, waarvan de kenmerken zijn: 1. Actorenanalyse. Alle belanghebbenden wordt gevraagd naar de problemen die in de regio spelen, welke rol zij zien voor het groevengebied (zie kader) en welke inrichting zij wenselijk achten. Omdat hierbij ook gemeenten, provincie en gebiedscommissie benaderd worden, wordt ook meteen de koppeling gelegd met de verschillende beleidslagen. In het geval van het groevengebied gaat het dan om beleid omtrent de aanleg van de ecologische hoofdstructuur, recreatie en wonen/werken in relatie tot krimp. 2. Leren van goede voorbeelden. Zuid-Limburg is niet de enige streek met zandafgravingen. In andere gebieden zijn inventieve ideeën ontwikkeld over hoe een groeve kan worden ingericht. Het is wel van belang om deze ideeën al ver voordat de groeve leeg is te formuleren, zodat in de
laatste fase van de ontgronding al rekening gehouden kan worden met de toekomstige inrichting. Zo zijn in Het Doornse Gat en in Opgrimbie (België) een aantal zandlichamen in de groeven blijven liggen, bijvoorbeeld om verschillende ruimten te creëren in de groeve. 3. Cyclisch plannen. Eerste schetsen van ontwerpen die mogelijk aansluiten bij wensen uit de streek zijn gepresenteerd aan bewoners en andere belanghebbenden. Hiervoor zijn vooral studentontwerpen zeer geschikt omdat zij gemakkelijk wilde ideeën produceren, en omdat die ook gemakkelijker geaccepteerd worden door omstanders. Niet dat er in onze latere plannen veel overgebleven is van de golfbanen, wandwoningen en futuristische kassen, maar het opende de discussie en gaf aan welke richting wel wenselijk was. Hierna zijn er nog sessies geweest met de begeleidingscommissie en de gebiedscommissie. 4. Geïntegreerde gebiedsschets. Om een echt zinvol ontwerp te maken moest het groevengebied gekoppeld worden aan aangrenzende gebieden zoals Landschapspark De Graven, de dorpen en het landbouwgebied op het plateau. 5. Deeluitwerkingen. Het inrichtingsplan is vervolgens uitgewerkt in een flink aantal deelstudies. Dit zijn geen eindbeelden, maar wel beelden die voldoende detail bevatten om de discussie over de integrale herinrichting van het gebied te entameren. De laatste twee stappen werken we hierna uit.
Geïntegreerde gebiedsschets In onze visie worden natuur, recreatie en waternetwerken versterkt. Dit gebeurt ten eerste door de beide zijden van het dal met elkaar te verbinden. Het groevengebied kan zo als overloopgebied dienen voor het drukke De Graven, dieren kunnen weer van de ene naar de andere kant migreren en het water van Het Hoogbeeksken kan op een natuurlijke manier afstromen. Daarnaast wordt er om dezelfde reden een groen netwerk aangelegd in het Groevengebied. Ook dit netwerk is multifunctioneel: het zorgt voor verbindingen voor dieren (das, hazelmuis…), voor een recreatief padenstelsel (fietsen, wandelen, paardrijden…) en voor waterretentie (inzijgen
december 2009 32
ROM_1209.indd Sec3:32
12/9/2009 8:03:33 PM
Illustratie: Dorith van Gestel
Potentiële waarden van het groevengebied: uitkomst van actorenanalyse, uitgangspunt voor ontwerp Natuur Lokaal: specifieke groevenatuur (soorten) en processen (zie verborgen valleien). Regionaal: aansluiting op ecologische hoofdstructuur en Provinciaal Ontwikkelingszone Groen (POG) (geldt voor hele gebied rondom groeven).
Geologie en landschap Lokaal: steile wanden, besloten wereld, zichtbare en leesbare ondergrond (Van der Ven et al., 2008). Regionaal: bijdrage aan de landschappelijke kwaliteiten van het plateau: openheid, ver kunnen kijken. Probleemoplossend vermogen voor andere landschappelijke problemen (bijvoorbeeld waterinzijging, erosie (Bink et al., 2008).
Cultuurhistorie Regionaal: groeven zijn onderdeel van Limburgs cultureel erfgoed. Naast de hiervoor geschetste ecologische, landschappelijke en recreatieve meerwaarde van het niet-volstorten van voormalige groeven ligt een belangrijke reden voor het openhouden ervan in de cultuurhistorie. Al sinds mensenheugenis is Limburg rijk aan kleine en grote groeven. Als we die allemaal weer ‘met het maaiveld gelijk maken’, verdwijnen er weer een stukje Limburgse cultuurhistorie en Limburgse identiteit.
Recreatie Lokaal: behoefte van mensen uit Schinnen en Spaubeek om een ommetje te maken. Regionaal: hoge bewoningsdruk, behoefte aan nieuwe recreatieterreinen zoals De Graven. Regionaal: groeven onderdeel van regionale en landelijke recreatieve structuur.
Economie Lokaal: rendement voor de ontgronders en eigenaren. Regionaal: nieuwe economische dragers voor de regio zijn gewenst. Sociale, beleidsmatige en wettelijke inpassing Lokaal: draagvlak onder belanghebbenden. Snelheid waarmee een alternatief gerealiseerd kan worden. Regionaal: passend in regelgeving en in regionaal beleid.
èè
december 2009 33
ROM_1209.indd Sec3:33
12/9/2009 8:03:33 PM
Forum
verbindt. Voor zowel mens als dier vormen de snelweg en de spoorlijn anders namelijk een te grote barrière. Ook voor de voormalige groeven zijn diverse deeluitwerkingen gemaakt, die alle gemeen hebben dat de groeven een meerwaarde krijgen voor het gebied, en dan met name voor de mensen uit de nabijheid. In plaats van afgesloten ‘no-go areas’ worden de groeven dus weer teruggegeven aan de bevolking.
Resultaten tot nu toe
water in de bodem, met als gevolg minder modderstromen en een nattere dalnatuur). Binnen dit raamwerk dienen de groeven als bijzondere elementen. Ze zijn enerzijds grotere natuurelementen (stapstenen) in het ecologische netwerk en anderzijds bijzondere stukjes natuur met hun eigen waarden (oeverzwaluwen, oehoe…). Voor recreanten die hun rondje lopen of fietsen – misschien wel over de aan te leggen fietsbrug! – betekenen de groeven een uitstapje in een bijzondere (afgesloten) wereld met een kijkje op de geologische gelaagdheid, de geschiedenis van de delfstofwinning en mogelijke nieuwe gebruiksvormen zoals wijnbouw. Op deze manier wordt het gebied zeer aantrekkelijk als woon- en vestigingsklimaat.
Deeluitwerkingen Deze deeluitwerkingen zijn voorbeelden van een reeks uitwerkingen die gebruikt zijn om de gebiedsdiscussie aan te zwengelen.
De kracht van integraal plannen uit zich in het Zuid-Limburgse groevengebied tot nu toe onder meer in: - de duidelijke meerwaarde van de nieuwe plannen boven de ‘oude’ plannen die voor de groeven gemaakt werden, omdat ze nadrukkelijk antwoord geven op lokale en regionale opgaven; - het grotere draagvlak voor de nieuwe plannen, omdat veel meer partijen bij de formulering ervan betrokken zijn; - het feit dat de lokale milieugroep haar strategie kon wijzingen: van tegenpartij naar meedenkpartij; - dat betrokken beleidsmakers, die het groevengebied voorheen amper op het netvlies hadden, de groeven zijn gaan zien als een kans om gebiedsambities te realiseren.
Geleerde lessen Geïntegreerd plannen houdt rekening met de wensen en belangen van meerdere partijen, ziet verbindingen met de omliggende gebieden en stapelt kwaliteiten in het gebied zelf. Daardoor levert het betere plannen. Geïntegreerd plannen kost in eerste instantie veel tijd; onderhavig proces heeft twee jaar gelopen. Waarschijnlijk is de totale doorlooptijd echter niet eens zo veel langer, omdat het brede draagvlak er voor zorgt dat omwonenden en andere belanghebbenden mee- in plaats van tegenwerken. é Derk Jan Stobbelaar,
Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp I llustratie: A k ke B ink - W ie gersma
Zo is er een toeristisch-ecologisch transferium ontworpen dat de twee landschapsparken ontsluit en met elkaar
é Hugo Hoofwijk, De Groene Link,
Wageningen Literatuur - Stobbelaar & Hoofwijk, 2009. Groeven en Graven. Nieuw leven voor zandgroeven in Zuid-Limburg. Wetenschapswinkelapport 260, Wageningen Universiteit en Research Centrum. - Van der Ven, H.K. Perreijn & D. van Gestel, 2008. Landschap op de helling. Een stevige toekomst voor de omgeving Spaubeek, Zuid Limburg. Masterplan Afstudeerfase, Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp. - Bink, A., Marcellis & M. Planthof, 2008. Spaubeek: de stoere kant van het Geleenbeekdal. Masterplan Hogeschool Van Hall Larenstein, Velp. - Zie verder: http://www.wetenschapswinkel.wur.nl/NL/projecten/ Projecten2009/zandgroeven/.
december 2009 34
ROM_1209.indd Sec3:34
12/9/2009 8:03:39 PM
Projectdossier
Dordtse Stadswerven gebouwd aan en in het water Dordrecht ontwikkelt een wijk, Stadswerven, waarin water en stad bij elkaar komen. De nieuwe wijk krijgt straten, pleinen en parkjes die periodiek onder water zullen lopen. Het wordt gezien als een voorbeeldproject hoe je een mooie en interessante woonomgeving kunt creëren, niet door het water te weren, maar juist door stad en water te verbinden.
S
tadswerven is dertig hectare groot, ligt buitendijks en vlak bij de binnenstad van Dordrecht. Het is een oud, industrieel gebied: vanaf de negentiende eeuw vestigden zich er verscheidene scheepswerven. Die werven zijn inmiddels allemaal verdwenen, het gebied ligt braak. Edwin van Son, stedenbouwkundige bij de gemeente, noemt het een bijzonder interessant gebied: ‘Omdat er veel bij elkaar komt: overblijfselen van oude industrie en twee verschillende watersystemen.’ Stadswerven is aan de noordzijde begrensd door de
Beneden Merwede, een druk bevaren rivier, waar Rijkswaterstaat harde eisen stelt aan onder meer de hoogte van de kades. Het Wantij, dat de wijk doormidden snijdt, wordt vooral voor de pleziervaart gebruikt en kent daardoor een heel ander karakter, met een wat meer glooiende oeverlijn. Er was een plan voor de nieuwe wijk, maar dat werd vanwege vooral financieringsproblemen door de gemeenteraad weggestemd. In die tijd werd Stadswerven ook als studieproject gebruikt door een Europees project, Urban Flood Management (UFM). Deze samenwerking van publieke en private partijen voor innovatie in stedelijke ontwikkeling in èè
Foto: Stadswerven Dordrecht
december 2009 35
ROM_1209.indd Sec3:35
12/9/2009 8:03:41 PM
Projectdossier
he t plan vo or S tadswer ven is g e m a a k t d o o r AWG a rc h i te c te n e n Pau l van B e ek landschapppen.
de kade daar komt op vier meter boven NAP en de bebouwing ligt 25 meter van het water, vanwege eisen van Rijkswaterstaat. Er komen onder meer luxe woonvoorzieningen voor ouderen. De Maasstraat, die nu al als een centrale as door de wijk loopt, wordt verhoogd tot vijf meter om het hoogteverschil te benadrukken. Vanaf daar loopt de wijk trapsgewijs af naar het Wantij, dat het hart van Stadswerven gaat worden, met kades en pleinen die periodiek onder water lopen en waarvoor zelfs land afgegraven gaat worden. Hier komen voornamelijk laagbouw en eengezinswoningen. Bij de insteekhaven, die al bestaat, zijn drijvende woningen gepland. De punt van de wijk, waar Wantij en Beneden Merwede bij elkaar komen, krijgt een plein dat bij hoogwater dagelijks onder water zal lopen. Bij die punt komt ook een voetgangers- en fietsersbrug, die de wijk met de Dordtse binnenstad verbindt. Er komen voorzieningen zoals horeca en winkels. Aan de overkant van het Wantij is ook woningbouw gepland, bij Villa Augustus (het oude watertorencomplex dat als eerste deel van Stadswerven al is herontwikkeld) is plek voor drijvende woningen. Overblijfselen uit de
waterrijk gebied, zette diverse betrokken partijen bij elkaar aan tafel om nieuwe concepten te bedenken. De gemeente kon bij het maken van het nieuwe plan de inzichten van UFM gebruiken.
Plein onder water De bouw van Stadswerven moet starten in 2011. Aan de noordzijde van de wijk, bij de Beneden Merwede, komt voornamelijk hoogbouw. Dat past bij het beeld van dat deel:
KEREND TIJ Randstad binnen
Europa Randstad zakt
weg uit top 10
Stromenland
als scharnierpunt Stromenland
D
RA NDSTA
LA
ND
Rotterdamse
regio ontbreekt
Aanbod leefmilieus:
RIVIERENLAND
ZEE
het aan woonmilieus
gedragen door
het landschap
Rotterdam Amsterdam Eindhoven
Vier landschappen
BestuurlÄłk krachtenveld:
huidig vs. toekomstig
"
% %' " " "
$ # $ #
!
!!
$ # $ #
! "
"
"
!
" !
" !
" !
""
&!!
" !
""
%
%
"!"
!! % ' # #
!
!
"!"
!! % '
$ # # # $ #
Historisch perspectief
Dordrecht is de
stad in Holland
Dordrecht als schakel in een netwerk van veerdiensten
Dordrecht als schakel in een nieuw netwerk
De versnipperde
stad EilandenrÄłk
15e eeuw De Gouden eeuw voor Dordrecht door tolheďŹ&#x192;ng en stapelrecht. BestuurlÄłk centrum voor de ZuidelÄłke Nederlanden. In 1472 getroďŹ&#x20AC;en door de Elizabethvloed.
2,0 km
4,0 km
17e en 18e eeuw Een verschuiving van de economische dynamiek naar Rotterdam. De opkomst van de stoomboot en het openbaar vervoer over water maakt Dordrecht tot een schakel het netwerk van in veerdiensten.
8,0 km
1:100.000
19e eeuw Door de aanleg van spoor- en autowegen door het RÄłk komen de Drechtsteden als een logische schakel in een nieuw netwerk te liggen.
20e eeuw Door de nadruk op voor de Randstad de corridorfunctie is meer in het netwerk Dordrecht niet opgenomen. Versnippering van gebied vindt mede het stedelÄłk plaats door de aanleg van infrastructuur: HSL en Betuweroute, die functioneert op een hoger schaalniveau. De Drechtsteden raken hierdoor versnipperd: eilanden ontstaan.
toekomst De stad in stromenland ontstaat. De corridorfunctie wordt duurzaam veilig gesteld en de kwaliteit van het leefgebied van de Deltapoort wordt sterk vergroot. Een Randstad ontstaat. eilandenrÄłk in de De wateropgave staat prominent op de agenda: de waterveiligheid wordt EĂŠn gemeenschappelÄł gegarandeerd. k gedragen visie zorgt voor de ontwikkeling een stedelÄłk gebied van met een eigen proďŹ el.
N
december 2009 36
ROM_1209.indd Sec3:36
12/9/2009 8:03:43 PM
industriële tijd worden opgenomen in het ontwerp. Zo worden oude scheepshellingen bij de Beneden Merwede onderdeel van een park (dat ook onder water kan lopen) en krijgt een monumentale oude energiecentrale een culturele bestemming.
Nieuwe hefbrug Volgens Van Son past het plan bij het karakter van de stad, want ook in de oude binnenstad staan de huizen vlak op, en soms in, het water. ‘Kades hoog boven het water hebben we in de oude stad niet en in Stadswerven willen we de beleving van wonen bij het water ook graag realiseren.’ Maar als je wilt bouwen met water, dan moet er met veel factoren rekening worden gehouden. De gemeente werd daar door UFM in gesteund. Rijkswaterstaat, het waterschap, de provincie, Deltares en andere betrokkenen werkten in workshops mee met de visieontwikkeling. ‘We vroegen hen om creatief mee te denken. Daardoor ontstonden nieuwe inzichten’, zegt Sebastiaan van Herk, projectleider UFM. Uit een workshop met Rijkswaterstaat, havenbedrijf, ontwerpers en ingenieursbureaus kwam een idee voor een brug die de punt van Stadswerven straks met de oude binnenstad moet verbinden. Omdat de stroming op die plek nogal turbulent is, wilde Rijkswaterstaat daar aanvankelijk geen brug. De pijlers van een brug zouden de stroming beïnvloeden en wellicht elders het water opstuwen. Maar die brug is wel een essentieel element. Rijkswaterstaat kwam vervolgens met
het idee om een hefbrug te bouwen, die de pijlers op de wal heeft staan. Samen met het ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam wordt dat nu verder uitgewerkt.
Bouwbesluit ‘Als je water en stedenbouw bij elkaar brengt, dan komen er twee werelden bij elkaar die elk hun eigen taal spreken. Maar na een aantal sessies samen weet je wat er speelt en waar je rekening mee moet houden. En dan worden hun middelen ontwerpmiddelen’, schetst Van Son. Het gegeven dat het water rond Dordrecht getijden kent en dat delen van de stad bij hoogwater regelmatig blank staan, wordt in Stadswerven doelmatig toegepast. Ook sommige straten zullen af en toe
‘Water en stedenbouw; twee werelden die elk hun eigen taal spreken’ blank komen te staan. Daarom moeten de woningen wel veilig zijn. ‘We hebben in UFM diverse types waterbestendige woningen onderzocht, op risico’s, verzekerbaarheid en verkoopbaarheid. Welk type we gaan kiezen, moeten we nog uitwerken’, zegt Van Son. Te denken valt aan woningen met waterdichte gevels en luiken die de ramen beschermen tegen èè
Dordre cht in vo gelvlucht .
Foto: Stadswerven Dordrecht
december 2009 37
ROM_1209.indd Sec3:37
12/9/2009 8:03:48 PM
Projectdossier
Zo hoog kan het water komen.
Foto: Stadswerven, Dordrecht
Duurder beheer?
invullen van de deelplannen. Zij zal daarbij ondersteund worden door MARE, een soort opvolger van UFM, waar Van Herk opnieuw projectleider is. ‘We zullen het internationale kennisnetwerk dat we met UFM vormden, inzetten om de gemeente te ondersteunen’, zegt hij. Want spannend blijft het wel, bouwen met water. Grote vraag is natuurlijk of zo’n gebied duurder is in ontwikkeling en beheer. Volgens Van Son valt dat mee: ‘Het hele gebied ophogen tot vier meter boven NAP is ook kostbaar en dat hoeft nu niet. En door de grote hoogteverschillen in de wijk te benutten, hoeven we minder diep te graven om parkeergarages aan te leggen.’ Of het beheer van onder water lopende kades en pleinen ook duurder uitvalt, dat weet Van Son nog niet. ‘We doen nu onderzoek naar het beheer en brengen de kosten in beeld. Overigens is dat wel iets waar we ervaring mee hebben, want in de oude stad lopen ook geregeld kades onder water.’ Door UFM en MARE is Stadswerven tot een voorbeeld geworden voor hoe steden kunnen omgaan met water. ‘We gaan in Stadswerven allemaal beproefde concepten gebruiken, maar ze komen hier op een klein gebied samen’, zegt Van Son. Zo’n demonstratieproject is hard nodig, besluit Van Herk: ‘Het laat zien dat het echt kan, dat het veilig is en nog mooi wonen ook.’
Als het stedenbouwkundig plan naar verwachting nog dit najaar is goedgekeurd, kan de gemeente beginnen met het
é Marieke Vos
drijfhout. Op het water komt een aantal drijvende woningen. De gemeente had graag meer woningen in het Wantij gezien, drijvend of op palen, maar dat ging niet door. ‘Het zou ongewenste effecten geven voor de scheepvaart’, zegt Van Son. Binnen UFM werden overstromingsscenario’s berekend en was er veel aandacht voor juridische aspecten en verzekerbaarheid van wonen met water. Dordrecht ging bij de gemeente Amsterdam te rade over hoe om te gaan met het bouwbesluit: ‘Amsterdam heeft ervaring met drijvende woningen in IJburg. Bijvoorbeeld hoe je de bereikbaarheid
‘Het hele gebied ophogen tot vier meter boven NAP is ook kostbaar’ van deze woningen garandeert bij hoogwater, hoe het zit met de brandveiligheid en vluchtwegen en hoe de uitgifte van een waterkavel gaat.’
december 2009 38
ROM_1209.indd Sec3:38
12/9/2009 8:03:48 PM
Praktijkdossier - Visie
Kerend tij: naar een waterbestendige
Deltapoort De Deltapoort inrichten in verschillende zones die elk op hun eigen manier omgaan met hoogwater. Water blijft een hoofdrol spelen, de veiligheid is voor de toekomst gegarandeerd, terwijl cultuurhistorische elementen behouden blijven en de leefbaarheid toeneemt. Het prijswinnende integrale ontwerp Kerend Tij gaat uit van een gezamenlijke aanpak door provincie en gemeenten. Een inspirerende visie.
E
en kruispunt van rivieren en kanalen, strategisch gelegen op de verbinding van Rotterdam naar Duitsland en de Antwerpse haven. De Drechtsteden liggen op een gouden plek, al eeuwen. Maar met de klimaatverandering is er betere bescherming tegen wateroverlast nodig. De traditionele Hollandse aanpak is om hogere dijken aan te leggen. Om verschillende redenen is dat in de Deltapoort onwenselijk. Het zou het karakteristieke waterfront van de oude handelssteden Dordrecht, Zwijndrecht en Papendrecht verwoesten. Bovendien zou een ingrijpende dijkaanpassing uiterst kostbaar zijn aangezien op veel plaatsen de bebouwing over de dijk heen loopt. Naast het stedelijk gebied ligt de Biesbosch, een uniek gebied door de invloed van de getijdenwerking op de natuur. Het handhaven van de open verbinding met de Noordzee enerzijds en de rivieren uit het achterland is dus uitgangspunt voor elke ruimtelijke visie die de Deltapoort waterproof moet maken en tegelijk ruimte moet bieden voor de ambities in het gebied. De zes gemeenten in de Deltapoort werken samen in het samenwerkingsverband Drechtsteden. Een gedeelde ruimtelijke visie is er nog niet. Kerend Tij wil een aanzet daarvoor zijn.
21ste eeuw Hoogwater is vanzelfsprekend en het water zal steeds hoger komen te staan. Ernstige schade en slachtoffers door hoogwater zijn niet acceptabel. Maar niet alle overlast door hoogwater hoeft te leiden tot grote schade en ongerief. Het ontwerp Kerend Tij gaat uit van een verdeling van het gebied in zones met ieder zijn specifieke manier van omgaan met hoogwater, gekarakteriseerd door de frequentie van het optreden van hoogwater. Alle mogelijke manieren van omgaan met hoogwater hebben hun voor- en nadelen en geen enkele is geschikt voor toepassing op het gehele gebied.
Juist een slimme combinatie van de mogelijke aanpakken leidt tot een optimale invulling van de Deltapoort. De vier strategieën zijn: 1. Meegaan met het water dat vrij kan bewegen: het gebied staat permanent in contact met water en is bij elke waterstand leefbaar. 2. Hoogwaterbestendigheid: een droge woonomgeving waar eens per honderd jaar tijdelijke aanpassingen getroffen worden. 3. Vrijwaring van hoogwater door dijken en stuwen. 4. Benutten van hoge gebieden die bij elke waterstand droog blijven.
To t a a l b e e l d K eren d T i j .
Vier zones Toepassing van de bovenstaande principes voor de Gezicht op Dordrecht , Jan van Goyen, 1651. omgang met hoogwater op de Deltapoort leidt tot vier zones (zie volgende pagina) waarin steeds op een andere manier met het water wordt omgegaan. 1. Wonen in de Delta: water en wonen zijn volledig verweven, water beweegt vrij en volledig mee met het open water. Drijvende en amfibische woningen zijn hier op hun plaats. 2. Veilig wonen met water: een woongebied dat normaliter droog is, maar voorbereid op hoogwater. Woningen zijn dryproof uitgevoerd om schade te beperken en infrastruc- èè
december 2009 39
ROM_1209.indd Sec3:39
12/9/2009 8:03:55 PM
Praktijkdossier - Visie
tuur is zo aangelegd dat het dagelijks leven gewoon door kan gaan. Extreem hoogwater leidt tot overlast maar niet tot grote schade of slachtoffers. Stedenbouwkundig is deze het meest uitdagend gezien het verschil met andere nieuwbouwplannen in Nederland, maar oude bebouwing langs de rivieren toont aan dat er voldoende mogelijkheden Vier waterbestendige zones zijn. 3. Wonen achter de dijk: volledig beschermd tegen hoogwater. Aanpassingen in dit gebied en de huidige waterkeringen zijn niet nodig. 4. Wonen aan de oever: de gebieden die nu buitendijks liggen zoals Stadswerven in Dordrecht worden beter beschermd door de twee nieuwe stuwen. Hier kunnen, afhankelijk van de hoogteligging, verschillende bouwtechnieken toegepast worden. Zie voor een voorbeeld hiervan www.ufmdordrecht.nl.
Perceptie In elk van de vier zones ligt de acceptatie van de overlast door hoogwater hoogwa verschillend. Bescherming door dijken en wonen boven de d hoogste waterstand betekent dat h hoogwater zo goed als nooit zal h optreden. De norm in Nederland o vvoor dijken is dat de faalkans Won e n a a n d e o e v e r m e t d i re c t zicht op het water en alle bi jbehorende 1:10.000 jaar is en inwoners 1 a c t i v i te i te n b e te k e n t l e v e n i n d e m o d e r n e v a r i a n t ervaren dat alsof er nooit water van wat Jan van Goyen ooit z a g , een hedend aa gs ‘ Z icht op Dordre cht ’! zal komen. Het andere uiterste,
De Deltacommissie over de Drechtsteden De Deltacommissie doet voor de Deltapoort de aanbeveling om vanuit toekomstbestendigheid te kiezen voor ‘afsluitbaar open’. Zo worden vooruitzichten op het gebied van veiligheid, zoetwatervoorziening, stedelijke ontwikkeling en natuur gewaarborgd. Het houdt in dat bij extreem hoge waterstanden op zee het gebied wordt afgesloten met de bestaande keringen zoals de Maeslantkering en, eventueel aanvullend, afsluitbare keringen in onder andere de Dordtse Kil en de Merwede. Er zijn dan minder dijkversterkingen nodig, terwijl het geheel wel als een dijkring fungeert. Daardoor ontstaan nieuwe perspectieven voor hoogwaardige gebiedsontwikkeling. In het algemeen heeft de Deltacommissie geadviseerd om nieuwbouwplannen op fysisch ongunstige locaties te baseren op een integrale kosten-batenafrekening. Zo worden alle kosten nu en in de toekomst voor alle partijen berekend. Specifiek zouden deze kosten (en baten) in rekening moeten worden gebracht bij degenen die ervan profiteren.
Won e n i n d e D e l t a b i e d t e e n u n i e ke l e e fo m g e v i n g i n e e n g e t i j d e n l a n d s c h a p w a a r h e t w a te r n i e t b u i te n g e s l o te n w o rd t m a a r e e n v e r r i j k i n g b i e d t !
water dat er altijd is maar soms hoger dan anders, maakt de inwoners bewust van het variërende waterpeil. Hoogwater leidt hier tot een heel ander leefgebied dan anders maar niet tot schade. Tussen deze extremen ligt een zone waar eens in een mensenleven en eens in de levensduur van de bebouwing water zal komen. Door preventieve maatregelen en tijdelijke voorzieningen te treffen is de schade beperkt en daarom wijst een kosten-batenanalyse uit dat een hogere dijk geen goed alternatief is. De grenzen van de zones volgen de bestaande gradiënten ten in landschap van hoogte, gte, dichtheid van bebouwing en de ligging van de hoofdinfrastructuur. ur. Deltadi jk Specifiek in Dordrecht echt is de verhoogde ligging van d de provinciale i i l weg N3. Deze infrastructurele verbinding tussen de A16 en A15 is uitermate geschikt om te combineren met een waterkerende functie door de weg uit te voeren als Deltadijk. De combinatie van verbetering van de weginfrastructuur en van de waterkeringen is een voorbeeld van het zoeken naar complementaire belangen: investeringen die meerdere doeleinden dienen. Zo kan een beroep worden gedaan op bestaande financieringsmogelijkheden om een grotere dekking en kans van slagen te krijgen.
Historisch Om historisch Dordrecht niet aan te tasten wordt een piekafvoer van de rivieren om de stad heen geleid. Door de aanleg van twee stuwen in de Dordtse Kil en de Merwede aan beide zijden van de stad zal het water nooit hoger komen dan het huidige ontwerppeil van de waterkeringen. Het gebied waar de hoogwaterpiek doorheen gaat, krijgt dus met sterkere wisselingen in waterstand te maken. Daardoor ontstaat een dynamisch gebied dat een geheel eigen invulling vraagt. Nieuwe of geherstructureerde bebouwing hier wordt verweven met het water en de huidige buitendijkse gebieden ontwikkelen zich als de gouden randen van de Deltapoort! é Steven de Boer,
adviseur duurzaam stedelijk water, DHV B.V.
december 2009 40
ROM_1209.indd Sec3:40
12/9/2009 8:03:59 PM
De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.
PlanMER: kans voor structuurvisies Tegenwoordig geldt bij veel structuurvisies een planMER-plicht. Is dit een kans of last? De sectie MER van de Vereniging voor Milieuprofessionals heeft op 15 oktober een rondetafel georganiseerd met opstellers van structuurvisies en van planMER’en. De algemene mening was dat alle betrokkenen aan elkaar moeten wennen en dat planMER een kans is. Bij de integrale omgevingsvisie van de provincie Overijssel (met onder andere de provinciale structuurvisie) en bij het opstellen van de structuurvisie voor de provincie Noord-Holland is de planMER van begin af aan meegelift in het planproces. In beide gevallen heeft men ervaren dat het opstarten van de planMER moeizaam verliep, maar dat gaandeweg de rit de culturen van het planproces en de planMER tot elkaar zijn gekomen. Het resultaat was een ander, beter geaccepteerd plan. Het cultuurverschil lijkt te zitten in de wijze waarop men vindt dat besluiten onderbouwd dienen te worden.
VVM Agenda Workshop BOP; het Nederlands onderzoeksprogramma fijn stof vrijdag 11 december (9.30 – 16.30 uur) RIVM, Bilthoven
Strategische plannen hebben een hoger abstractieniveau dan projectbesluiten, en onderbouwing kan op hoofdlijnen zijn. PlanMER kan helpen om input te geven aan discussies in het planproces, en dan is minder detail nodig. Bovendien is het de bestuurder die als bevoegd gezag lopende het proces bepaalt wanneer er genoeg informatie is, en niet de milieudeskundige. Uit ervaringen met het projectMER is echter het onterechte beeld ontstaan dat effecten per se in detail voorspeld moeten worden. Het helpt ook om te knippen: eerst een structuurvisie, met onderbouwing op hoofdlijnen, en dan een uitgewerkt plan met gedetailleerdere onderbouwing. Een slim uitgevoerd planMER is dus niet duur. De Commissie m.e.r. signaleert dat sommige planprocessen van zichzelf al voldoende milieu-informatie kan bevatten: de PlanMER kan dit proces dan samenvatten, bijvoorbeeld op basis van een bijgehouden (milieu)logboek. Zonder bijgehouden
(milieu)logboek leidt een planMER vaak tot extra kosten. Vaak is het nog verkieslijker, in plaats van het bijhouden van een milieulogboek, de planMER mee te laten liften met het planproces. Een bijkomend voordeel van planMER is dat de vervolg-MER’en gebruik kunnen maken van de informatie uit de eerdere planMER’en. Kortom, het beeld dat planMER vertragend werkt en duur is kan een self-fullfilling prophecy zijn, maar dat heeft de planner in eigen hand. Door beide processen vroeg te koppelen kun je het planMER precies zo zwaar maken als bestuurlijk zinvol is. De provincies Overijssel en Noord Holland hebben, door beide culturen de kans te geven aan elkaar te wennen, een beter plan gemaakt. Hierover was de rondetafel vrijwel unaniem. é Bert Wachelder
en Sibout Nooteboom, Sectie m.e.r.
Bezoek voor meer informatie en aanmelden onze site: www.vvm.info.
Debat Crisis- en herstelwet vrijdag 18 december (16.00 – 17.30 uur) Louis Hartlooper Complex, Utrecht
VVM Adresgegevens Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch Tel. 073-621 59 85 Fax 073-621 69 85 E-mail bureau@vvm.info Website www.vvm.info
december 2009 41
ROM_1209.indd Sec3:41
12/9/2009 8:04:09 PM
Agenda
RO snippers
Aanbevolen lectuur Symposium/congres Congres Nieuwe steden Het gezamenlijk pleidooi voor een nieuwe kijk op stedelijke vernieuwing. Datum: 14 januari 2010 Plaats: PRO school voor praktijkonderwijs, Almere Informatie: www.rostra.nl Seminar Bodem bomvol energie Betekenis voor klimaat en portemonnee Datum: 20 januari 2010 Plaats: Grand Kasteel, Woerden Informatie: www.eurecom.nl
Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)
Ruimtelijke kennis ontbeert management
G E BIE DS ON T WIKK E L ING VO OR DE D OME INE N RUIMT E E N WONE N; DR IE V E RBINDE NDE T HE M A’S:
Sinds de sturingsfilosofie van het ministe-
K R AC H T D O OR K R I M P, S TA D E N L A N D E N B E T E R E
rie van VROM aan het veranderen is – van
B U U RT , R A A D VO OR RU I M T E L I J K , M I L I E U - E N
hindermacht naar ontwikkelkracht – stuurt
N AT U U R ON DE R Z O E K , A D V I E S N R . A . O 8 ,
de rijksoverheid in principe alleen op hoofdlij-
I S B N 9 7 8 9 0 7 2 3 7 7 6 9 2 , DE N H A AG , 2 0 0 7 , 6 4 B L Z .
nen, zoals die voor een belangrijk deel zijn gelijktijdig veranderende rollen en verantwoor-
Landschappelijk verantwoord ondernemen
delijkheden, zeker op het gebied van ruimtelijke
‘Agenda Landschap’ is een mooi en creatief
ontwikkeling. De RMNO (Raad voor Ruimtelijk,
vormgegeven boek (door VormVijf) dat ook nog
Milieu- en Natuuronderzoek) voorziet dat al
eens gratis verkrijgbaar is bij Postbus 51. Wat
deze wijzigingen ook consequenties hebben
willen we nog meer? De beleidsdoelstelling van
voor de kennishuishouding en kennisinfra-
deze agenda – van VROM en LNV – oogt immers
structuur. Dat geldt vooral voor onderwerpen
buitengewoon sympathiek en is gericht op het
als gebiedsontwikkeling, waar marktpartijen,
voorkomen van eentonigheid en verschraling van
corporaties en gemeenten aan de lat staan,
het cultuurlandschap. De verrommeling van het
demografie en leefstijl, waarbij de sociale
landschap en het verdwijnen van karakteristieke
stijging en integratie van etnische groeperingen
landschapselementen zijn aan de orde van de
Cursus/studiedag
aan de orde is en de veranderende relatie tussen
dag. Nieuwe ontwikkelingen veroorzaken eenzij-
stad en platteland.
dige landschappen (kantoren, nieuwbouw, maar
Reiswijzer gebiedsontwikkeling Van publiek programma van eisen tot uitvoeringscontract Datum: 21 januari Plaats: Theater Odeon, Zwolle Informatie: www.rostra.nl
Het RMNO-advies constateert dat ook de
ook natuur). Het kabinet zet met deze agenda
kennishuishouding aan het decentraliseren is. De
het beleid en de bestuurlijke verhoudingen
kloof tussen wetenschap, beleid en maatschap-
voort zoals die onder andere in de Nota Ruimte
pij wordt daarbij – ondanks of misschien
zijn vastgelegd. Er zijn nieuwe accenten bij en
wel dankzij – de grote hoeveelheid kennis en
impulsen voor de invulling van eerder gemaakte
ervaring alleen maar groter: ‘De kennisinfra-
afspraken over de rolverdeling uitvoering en
structuur is niet meer simpel een vraag-aanbod-
borging van het beleid aangegeven, waarbij de
systeem’. De raad pleit voor beter gestructureerd
focus ligt op de meest bedreigde dan wel waarde-
en professioneel kennismanagement waardoor
volle landschappen. Het blijft alleen de vraag op
een meer optimale verzameling, uitwisseling en
welke gecoördineerde wijze de uitvoering van
gebruik van kennis wordt gestimuleerd.
dit beleid tot stand komt. Er is al een immense
Symposium De crisis en de Amsterdamse woningmarkt Feit en fictie Datum: 21 januari 2010 Plaats: Lloyd Hotel, Amsterdam Informatie: www.wonen.amsterdam.nl
vastgelegd in de Nota Ruimte. Dat betekent
december 2009 42
ROM_1209.indd Sec3:42
12/9/2009 8:04:10 PM
RO snippers
baaierd van
Het doel voor beschermde landschappen – tot
mogelijk was om
instrumenten
nu toe zijn er twintig aangewezen – blijkt niet
voor brede lagen
en publieke
behoud, maar veel meer het dusdanig managen
van de bevolking
en private
van veranderingen dat de (h)erkende kwaliteiten
een aantrekkelijk
partners op
van het landschap voor toekomstige generaties
woonmilieu te
dit terrein
bewaard blijven. En dat onder dynamische
creëren door
ontwikkeld en
omstandigheden.
vooral veel
enthousiast
Het Ruimtelijk Planbureau schetst in een recente
gebruik te maken
aan de gang.
publicatie de dilemma’s, zoals die zich in de
van plantsoenen
Alle streven
beleidspraktijk voordoen. Het gaat dan om
en water. Hij
naar een
afstemming en effectiviteit van het beleid. Wie
bewees dat bijvoorbeeld in de nieuwe woonwijk
mooi en rijk
heeft het nu voor het zeggen? Rijksoverheid,
Kralingen.
geschakeerd landschap door zorgvuldig om te
provincies, gemeenten en gebiedspartners zoals
‘In zijn ontwerpen verbond hij nieuwe ruimte-
gaan met de ruimte en door publieke participatie
agrarische en natuurbeschermingsorganisaties,
lijke concepten aan de bestaande landschap-
en duurzame financiering te organiseren. Het is
of allemaal? En hoe kunnen belangenconflicten
pelijke en stedenbouwkundige context, met
de vraag of en in hoeverre het nieuwe credo van
voorkomen worden? Zolang de regie van de
als resultaat ruimtelijke composities waarin
de rijksoverheid – ‘landschappelijk ondernemen
rijksoverheid hapert blijft het aanmodderen. Er
verstedelijking en landschap niet als vijanden
voor iedereen’ – daar nog iets aan toe te voegen
zal een ‘(conceptuele) consistentie op rijksni-
tegenover elkaar stonden, maar samenkomen in
heeft.
veau’ moeten ontstaan en het beleid moet nodig
nieuwe stadslandschappen voor een verande-
op de schop.
rende samenleving’. In dat opzicht vormen de ontwerpen van Verhagen (Kralingen, Hilligers-
AG E NDA L A N D S C H A P; L A N D S C H A PPE L I J K V E R A N TWO OR D ONDE RNE ME N VO OR IE DE R E E N, M I N I S T E R I E
J OK S JA N S S E N , N IC O P I E T E R S E E N L I A VA N
berg, Walcheren, Den Bosch, Breda, Sappemeer,
VA N L A N D B O U W, N AT U U R E N VOE D S E L K WA L I T E I T
DE N BROEK (2007): NAT IONA LE L A NDS C HA P-
Woerden, Wildervank) nog steeds een bewijs dat
E N H E T M I N I S T E R I E VA N VOL K S H U I S V E S T I N G ,
PE N ; B E L E I D S DI L E M M A’ S I N DE PR A K T I J K, NA I
verrommeling niet noodzakelijk is bij stedelijke
RU I M T E L I J K E OR DE N I N G E N M I L I E U B E H E E R , DE N
U I T G E V E R S / RU I M T E L I J K P L A N B U R E AU, R O T T E R -
uitbreiding.
H A AG , 2 0 0 9 , 7 2 B L Z . ( Z I E O OK : W W W. M I N L N V. N L OF
DA M / DE N H A AG , I S B N 9 7 8 9 0 5 6 6 2 6 3 3 4 , 1 5 4 B L Z .
De handelseditie van het proefschrift is in alle opzichten een genot om te lezen of door te
W W W. M I N V R O M . N L ) .
Nationale landschappen: bewaren of sparen?
Pieter Verhagen
bladeren. Een fascinerende beschrijving met
Omdat het werk en de betekenis van steden-
talloze kaarten en ontwerpen.
bouwkundig ingenieur/ontwerper Pieter
Iedereen is het erover eens dat waardevolle
Verhagen weinig aan kwaliteit heeft verloren
M A R I E K E S T E E N H U I S ( 2 0 0 7 ) : S T E DE NB O U W I N H E T
landschappen het verdienen om bewaard of
is het de verdienste van Marieke Steenhuis
L A N D S C HA P, PIE T E R V E R H AG E N ( 1 8 8 2 - 1 9 5 0 ), NA I
gespaard te worden. Alleen blijken er telkens
geweest om in haar proefschrift al zijn plannen
U I T G E V E R S , R O T T E R DA M , 5 1 2 B L Z . , 4 9 , 5 0 E U R O.
beleidsmatige dilemma’s te zijn die vooral zijn
en ontwerpen aan de vergetelheid te ontrukken.
RUIMT LIJK PLANBUR AU RUIMTELIJK PLANBUREAU
.ATIONALE ,ANDSCHAPPEN "ELEIDSDILEMMAĤS IN DE PRAKTIJK
terug te
Verhagen heeft meer dan honderd stads- en
voeren op de
dorpsuitbreidingen op zijn naam staan, maar is
gebrekkige
eigenlijk alleen nog in de vakwereld bekend. Dit
regierol van
in tegenstelling tot tijdgenoten als Van Eesteren
de rijksover-
en Berlage.
heid. Er is niet
Verhagen, een verwoed wandelaar en natuur-
altijd sprake
liefhebber, werd in 1913 aangesteld bij de
van consistent
gemeente Rotterdam waar de kwaliteit van het
beleid, noch
woningbedrijf bedroevend was. ‘Zooals men daar
van een
de straten heeft aangelegd en de huizen regen
duidelijke
elkander heeft aangeplakt, is dat zeer monotoon
visie over
en zoo ellendig eenvormig, als men slechts
de richting waarin landschappen – onder welk
denken kan. Alles wat leven kan brengen, wordt
regime – zich optimaal zouden kunnen ontwik-
daar gemist’, aldus het Rotterdamse gemeente-
kelen. Ook op het gebied van de respectievelijke
raadslid Spiekman in een vlammend protest over
verantwoordelijkheden van partners of financie-
de toenmalige stedenbouwkundige opvattin-
ring bestaat onduidelijkheid.
gen. Verhagen was ervan overtuigd dat het wel
é Robbert Coops
december 2009 43
ROM_1209.indd Sec3:43
12/9/2009 8:04:11 PM
In januari Trend
Hete hangijzers in de gemeentepolitiek Door heel Nederland heen spelen actuele ruimtelijke kwesties een bepalende rol bij de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen. Ze laten zien dat het voor de overheid nog uiterst moeilijk is om te kiezen tussen algemeen en particulier belang, tussen beleid voor de korte en de langere termijn, tussen economie en leefbaarheid. Opvallend is dat beleidsambtenaren en bestuurders niet gewend zijn burgers en maatschappelijke organisaties als gelijkwaardige gesprekspartners te beschouwen.
Colofon Jaargang 27 nr. 12 december 2009 ROmagazine is het maandelijkse vakblad voor de ro’er bij gemeente en provincie, de rijksoverheid, marktpartijen en maatschappelijke organisaties. ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen.
Ruimtelijk bekeken
De Tweede Urbanisatiegolf Met de demografische ontwikkelingen voor de toekomst ligt veelal de nadruk op de krimp van de bevolking op het platteland en de ‘randregio’s’, echter er is een flink aantal steden dat sterk zal groeien. Wat zijn de consequenties daarvan voor de ro?
Praktijkdossier
Gemeenten aan zet met RO-standaarden Door het inwerking treden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de praktijk van de ontwikkelingsplanologie zullen bestemmingsplannen er gaandeweg anders uit gaan zien. Gemeenten zoeken hun eigen oplossingen voor de dilemma’s bij de toepassing van de standaarden. Hoe implementeren op dit moment gemeenten de SVBP en wat zijn de eerste gebruikservaringen
Redactieadres Reed Business bv Postbus 152 1000 AD Amsterdam telefoon: 020-515 91 89 of 06-485 200 20 e-mail: ROmagazine@reedbusiness.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Max Rozenboom (eindredactie), Pieter van den Brand, Martin de Jong, Michel Robles, Marieke Vos Medewerkers Pieter van den Brand, Tryntsje Dykstra, Addo van der Eijk, Mark Hendriks, Martin de Jong , Bas Husslage, Loek Kusiak, Sanne van der Most, Harry Perrée, Michel Robles, Ton van Rietbergen Uitgever Onno Dekker Website www.romagazine.nl
Abonnementen/klantenservice Reed klantenservice Postbus 808 7000 AV Doetinchem telefoon: 0314-358 358, fax: 0314-358 161 e-mail: klantenservice@reedbusiness.nl ROmagazine is gratis voor ambtenaren milieu en ro rijksoverheid, provincie, waterschappen, regiobesturen en gemeenten. Aanmelden kan via website www.romagazine.nl. Jaarabonnement: • standaard € 161,39 • studenten en VVM- en NIROV-leden € 85,86 • meeleestarief (v.a. 2e abonnement op hetzelfde adres) € 73,67 incl. btw en porti • losse nummers € 22,21 incl. btw excl. porti Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, doch slechts worden beëindigd indien schriftelijk, telefonisch of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROmagazine verschijnt in januari. Uw opgegeven gegevens kunnen door Reed Business bv en geselecteerde bedrijven worden gebruikt voor het toezenden van informatie en/of speciale aanbiedingen. Indien u hiertegen bezwaar heeft, kunt u zich schriftelijk richten tot: Reed Business bv t.a.v. Adresregistratie Postbus 808 7000 AV Doetinchem ISSN 1571-0122
Advertenties Acquire Media Faradaystraat 4A 8013 PH Zwolle telefoon: 038-460 63 84 e-mail: info@acquiremedia.nl
december 2009 44
ROM_1209.indd Sec3:44
12/9/2009 8:04:13 PM
Een gratis abonnement op ROmagazineâ&#x20AC;Śâ&#x20AC;Ś iets voor u? Bent u werkzaam bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen of organisaties op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, dan kunt u ROmagazine vanaf februari 2009 Stuur het formulier naar:
gratis ontvangen.
Reed Business bv
Vakblad ROmagazine biedt actuele informatie over ontwikkelingen
t.a.v. Marketing Overheid Antwoordnummer 11725
in het beleid, beschrijft best cases in de uitvoering van dat beleid en
1000 RA Amsterdam
biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling.
(Postzegel niet nodig)
# q M qV
Naam Voorletters
Tussenvoegsel
Functie Bedrijf Adres Postcode
Nr Plaats
Telefoonnummer E-mail Relatienummer* Datum *
Handtekening
Heeft u al een betaald abonnement, vul uw relatienummer in, dan wordt uw abonnement automatisch omgezet.
ROM_1209.indd Sec3:45
www.romagazine.nl 12/9/2009 8:04:14 PM
Een interim manager moet tijdelijk zijn. Zâ&#x20AC;&#x2122;n oplossing niet. Vind de
Lees onze cases en ontdek hoe Eiffel ook voor uw organisatie de
ROM_1209.indd Sec3:46
x.
x kan vinden op eiffel.nl/interimmanagement
12/9/2009 8:04:14 PM