ROmagazine 12 2011

Page 1

www.romagazine.nl +BBSHBOH t OS december 2011

Op zoek naar de nieuwe ROmmer

Ruimtemakers Op zoek naar Toekomstig Talent

Het systeem kraakt


Redactioneel

Inhoud 2

ROm2 - Adviesgroepen Omgevingswet - Zelfbewust Antwerpen - Herbestemming karakteristieke gebouwen - Creativiteitsgoeroe Richard Florida - Rommers reageren - De Vrije Ruimte - Staatssteunregeling vraagt transparantie - Column: Het Hiernogmaals

8

Trend

10

Ruimtemakers

12

Thema

14

Ruimtemakers

16

Ruimtemakers

18

Trend

19

Ruimtemakers

21

Ruimtemakers

22

Trend

25

Ruimtemakers

27

ROm Duurzaam

35

Uitgesproken

36

RO-beroepsgroepen

39

ROm Snippers

Mensenwerk Een eindejaarsnummer met veel aandacht voor wat er in de vakwereld gebeurt, met de mensen centraal, die het moeten doen. Elke dag weer. Dat stond ons voor ogen toen we besloten dit nummer te maken. En gaandeweg werd het interessanter en inspirerender om te doen. Want wat opvalt, is de tomeloze energie en het enthousiasme waarmee planologen, juristen, milieudeskundigen, architecten, stedenbouwkundigen en ingenieurs werken aan ruimtelijke kwesties, plannen en projecten. Natuurlijk zijn ze betrokken bij hun ‘eigen’ project, en kunnen daar bevlogen over praten. Verrassend is dat ze positief blijven als het gaat over routinematige zaken, zoals vergunningen verlenen, plannen doorrekenen, overleggen, overleggen en nog eens overleggen. Desgevraagd geven ze aan vooral energie te krijgen uit het werken aan concrete vraagstukken, tastbaar en zichtbaar, die de omgeving moeten verbeteren. Bouwwerken, openbare ruimte, infrastructuur; het zijn elementen die de betekenis en sfeer van een plek maken. Dankbaar werk dus, ook al is de materie soms complex en gaat het proces vaak tergend langzaam. Opvallend ook is de grote verscheidenheid van mensen, die met de ruimte bezig zijn. Van de tekenaars tot de rekenaars, van de managers tot de handhavers. We laten ze aan het woord over hun ambities en uitdagingen, en laten zien wat er verandert aan het vak en op de arbeidsmarkt. Werken aan de ruimte blijft een inspirerende en belangwekkende zaak, zeker nu de groei eruit is en de kwaliteit voorop komt te staan. Vertrouwde schotten tussen betrokken beleidsterreinen zullen steeds meer verdwijnen, met de veranderingen in wet- en regelgeving als grote drijver. Ook de maatschappelijke thema’s vragen om een aanpak in samenhang. Nijpend is de vraag hoe we de vergrijzing in de beroepsgroep en de toenemende werkdruk dankzij bezuinigingen moeten opvangen. Het zal zeker niet minder spannend worden.

é Marcel Bayer

hoofdredacteur

december 2011 II

Op zoek naar de nieuwe ROmmer De klantadviseur vergunningen Het systeem kraakt De projectmanager De architect Van de overheid naar de markt, en andersom De draagvlakmaker De jurist omgevingsrecht Op zoek naar Toekomstig Talent De beleidsmedewerker milieu Katern over duurzaam bouwen en ontwikkelen Planschade VVM Recensies


pag.

10

e.v.

Ruimtemakers

Ambities en uitdagingen

pag.

12

Thema

De projectmanager bij Rijkswaterstaat, met de zandmotor als zijn mooiste klus, de jurist omgevingsrecht, die in de opslag voor baggerspecie zijn meest besproken project had, de klantadviseur vergunningen, die de aanvragers wegwijs maakt in vergunningenland, de makelaar, die zich opwerkte tot procesmanager en nu een eigen bedrijf heeft, gespecialiseerd in het creëren van draagvlak en organiseren van particpatie, de architect, die gefascineerd is door de overgang van binnen naar buiten, de natuurkundige, gefascineerd door geluid, die nu beleidsmedewerker milieu is. De ruimtemakers aan het woord.

Systeemverandering pag. Meer woningen bouwen, mobiliteit in goede banen leiden, menging van bevolkingsgroepen, afstemming van functies, stedelijke herstructurering, het terugdringen van de uitstoot van fijn stof, vermesting tegengaan: allemaal ‘klassieke’ opgaven en doelstellingen van het omgevingsbeleid. Ook in de toekomst zullen dergelijke beleidsdoelen van belang blijven. De planning in deze domeinen draait voor een belangrijk deel op routine. Maar in andere domeinen zullen we de planning opnieuw moeten uitvinden, stellen Maarten Hajer en Edwin Buitelaar van het Planbureau voor de Leefomgeving.

22

Trend

Op zoek naar Toekomstig Talent Functies op het gebied van ruimtelijke ordening zijn naar verhouding moeilijk vervulbaar. Op dit moment valt dat niet erg op. Maar als er geen actie wordt ondernomen, dreigt over enkele jaren een groot tekort aan gekwalificeerde ‘ROmmers’. ‘Waar het nog aan ontbreekt, is een helder beroepsbeeld.’

december 2011 1


RO

Adviesgroepen Omgevingswet brengen eerste adviezen Kwaliteitsverbetering van de leefomgeving moet een van de centrale uitgangspunten zijn in de nieuwe Omgevingswet, stellen de vijf adviesgroepen in hun eerste gezamenlijke advies over de verandering van het omgevingsrecht. Europese regelgeving voor de leefkwaliteit is maatgevend, maar extra nationale of lokale ambities moeten mogelijk blijven, gegeven de specifieke ruimtelijke kenmerken. De komende tijd zullen de adviesgroepen Wonen & Cultuur, Milieu, Energie & Duurzaamheid, Verkeer & Vervoer, Natuur en Water de voorstellen van de programmadirectie Eenvoudig Beter van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu becommentariëren. Afgelopen maand maakten ze bekend welke uitgangspunten ze daarbij hanteren. In het gezamenlijke advies geven de voorzitters van de adviesgroepen aan onder meer te toetsen of de Omgevingswet bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving én leidt tot grotere transparantie en betrokkenheid van burgers en bedrijven. In de nieuwe wet moet alle inhoudelijke regelgeving worden ondergebracht die te maken heeft met de fysieke leefomgeving. De adviesgroepen zullen beoordelen of er

daadwerkelijk sprake is van één afwegingskader, waarin toetsing plaatsvindt op alle aspecten van de leefomgeving in samenhang. Er geldt een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, waarbij sprake is van een hiërarchie van bestuursorganen en waarbij per initiatief één bestuursorgaan verantwoordelijk is voor afwegingen en voor samenhangende besluitvorming (conform systematiek Wro). Regels over voorbereiding van besluiten, bezwaar, (hoger) beroep, toezicht en handhaving moeten op één plek (in één wet) worden vastgelegd. Verder letten de adviesgroepen erop of de onderzoekslast minder wordt, door alle bestaande onderzoeksverplichtingen te harmoniseren en abstraheren op één plek (in één wet) en of er sprake is van een regeling

voor de houdbaarheid van onderzoeksuitkomsten. De adviesgroepvoorzitters geven aan te kijken of de wetgeving experimenteerruimte biedt en flexibele toetsingskaders om verbetering in de duurzame leefomgeving mogelijk te maken. Naast dit gezamenlijke advies heeft elke adviesgroep een eerste eigen advies uitge-

Zelfbewust Antwerpen Ruim anderhalf uur lang heeft Patrick Janssens, burgemeester van Antwerpen, eind november zijn overwegend Rotterdamse gehoor in het Hofpleintheater volledig aan zijn lippen. Hij is gekomen op uitnodigingen van de Van der Leeuwkring als Guest Urban Critic en laat zien hoe met een simpele boodschap en consequent beleid de stad is te verbeteren. De stad aan de Schelde heeft in krap tien jaar tijd een nieuw elan weten te ontwikkelen, met doortastendheid en visie. Het motto: ’t Pat r ic k Ja n ss e n s Beeld Bert Hulselmans

december 2011 2

stad is van iedereen. Als antwoord op het negativisme dat Antwerpen aan het eind van de vorige eeuw domineerde en de politieke machtstrijd tussen de oude en nieuwe orde, koos het stadsbestuur voor een radicaal andere koers. Patrick Janssens, sociaaldemocraat in hart en nieren, durft zeker ook de hand in eigen boezem te steken. ‘Wij als oude bestuurspartij, jarenlang aan de macht, waren vastgelopen in zelfgenoegzaamheid.’ Iedereen, die het zich kon veroorloven, keerde de stad de rug toe. De kanslozen waren veroordeeld tot de volkswijken, die zij

in steeds grotere mate moesten delen met de migranten. Een vruchtbare voedingsbodem voor het populisme van het Vlaams Blok, de beweging die in de jaren negentig uitgroeide tot de grootste politieke partij en alleen door het cordon sanitair uit het bestuur kon worden gehouden. Zorgvuldig schetst Janssens de achtergrond en het tijdsgewricht waarin hij in 2003 burgemeester werd. De zaal luistert ademloos en volgt zijn demonstratie stap voor stap. Hoe er eerst een basisgedachte en logo kwamen, die gaandeweg symbool


RO

uit bracht. Zo maakt de Adviesgroep Water duidelijk dat de lagenbenadering het centrale inrichtings- en ordeningsprincipe moet zijn in de Omgevingswet. ‘De zorg voor de onderste laag (ondergrond), zeker de borging van de waterveiligheid, kan en mag eigenlijk niet afweegbaar zijn tegen andere zaken. Zonder beveiliging van het land tegen overstromingen is een bestendige inrichting van Nederland immers niet mogelijk’, aldus het advies. Deze adviesgroep stelt voor zoveel mogelijk te werken met algemene principes zoals ‘het kan, tenzij’, zodat vergunningen voor maatwerk bij specifieke lokale situaties mogelijk zijn. Water dient medeordenend te zijn bij de ruimtelijke inrichting en kan in veel gevallen een prachtige symbiose vormen met natuur. Vooral de conserverende regels in het natuurbeleid blokkeren onnodig veranderingen of ontwikkelingen, signaleert de Adviesgroep Water. De Adviesgroep Milieu, Energie en Duurzaamheid onderschrijft de noodzaak om de complexe regelgeving simpeler te maken, maar is tegelijk kritisch. ‘Een belangrijk deel van de knelpunten heeft geen betrekking op de wet- en regelgeving’, schrijft zij. ‘De

Tra n s for m at ie i n de A nt wer ps e dok ken, me t he t M A S a l s b e e l d b e pa le nd b o uwwer k . Beeld Sarah Blee

werden voor een nieuwe aanpak waarin ruimtelijke ordening, stedenbouw en architectuur sleutelrollen spelen. ‘Uitgekiende stedenbouwkundige ingrepen, aandacht voor de architectuur en versterking van de infrastructuur vormen het fundament van de kwaliteitsverbetering’, houdt hij zijn gehoor voor. Wat er de afgelopen decennia aan de Scheldekade is gebeurd, weten we allemaal. En de transformatie van de oude

problemen die er zijn, liggen ook in de toepassing van het omgevingsrecht (gebrek aan kennis en kunde). Daarnaast is een deel van de problemen bestuurlijk en cultureel van aard (besluiteloosheid, stroperigheid, onvoldoende durf).’ De wetgeving is wel een belangrijke factor in de oplossing van die problemen, stelt deze adviesgroep. Vanuit de Adviesgroep Milieu, Energie en Duurzaamheid komt ongezouten kritiek op het kabinetsbeleid van ‘geen nationale koppen op Europese regels’. Zij stelt: ‘Nederland moet op sommige terreinen hogere eisen kunnen stellen aan de fysieke leefomgeving dan Europa voorschrijft; denk aan monumentenwetgeving of aan emissies die schadelijk zijn voor de volksgezondheid of onomkeerbare gevolgen hebben voor de natuur. Argumenten hiervoor zijn de sociaaleconomische situatie (welvaart, cultuur) en specifieke fysieke karakteristieken van ons land (water, ruimte, landschap, bodem).’ Meer decentralisatie kan tot meer problemen leiden, meent de Adviesgroep Milieu, Energie en Duurzaamheid. Decentralisatie in het omgevingsrecht is ongewenst waar dit leidt tot meer verschillen in de toepassing van het

omgevingsrecht. De complexiteit voor initiatiefnemers neemt alleen maar toe. Bovendien is de bescherming van de leefomgevingskwaliteit een algemeen belang en daarom een nationale verantwoordelijkheid. Deze adviesgroep adviseert daarom voor zorgvuldigheid en geen overhaaste invoering van de nieuwe wetgeving. ‘Door de vele wetswijzigingen is het draagvermogen van de uitvoerende organisaties om wetswijzigingen – die op zichzelf tot aanzienlijke verbeteringen leiden – te implementeren sterk afgenomen. De boodschap aan de gebruikers van het omgevingsrecht moet zijn dat gezocht wordt naar versnelling, versimpeling en integratie van het omgevingsrecht, echter met een (ten minste) gelijkblijvend beschermingsniveau van de fysieke leefomgeving, democratische toegang tot besluitvormingsprocessen en rechtsbescherming.’

dokken met het Museum aan de Stroom als icoon, kennen we ook. De burgemeester laat zien hoe een verloren spoorzone aan de noordkant van de stad is herontwikkeld tot publiek park en nieuw woon-werkgebied. ‘Als je niet kiest voor versterking van de openbare ruimte, wordt de stad nooit meer waard.’ Het resultaat is dat de bewoners van de naastgelegen wijken de waarde van hun huizen zien stijgen en de visie van het stadsbestuur omarmen. ‘Hoe anders kun je de mensen overtuigen dan door te laten zien dat je doet waarvoor je staat en gelooft in wat je doet’, aldus Patrick Janssens. Zo zijn er tal van projecten zoals het voormalig Militair Hospitaal dat langzaam transformeert tot een aantrekkelijk woon-werkcultuurgebied op basis van de historische kwaliteiten. Voor iedereen toegankelijk, want ‘met omheinde gemeenschappen geef

je aan dat de stad onleefbaar is en je je dus moet verschansen’. Op strategische plekken koopt de gemeente individuele panden op om ze op te knappen en weer op de markt te brengen, ‘als impuls om in moeilijke wijken veranderingen op gang te brengen en jonge architecten opdrachten te verstrekken.’ De zaal vol ontwikkelaars, architecten, stedenbouwkundigen hoort het aan met stijgende verbazing. ‘Bent u beschikbaar voor het burgemeesterschap van Rotterdam?’ vraagt iemand. Nee, Patrick Janssens wil verder in ‘zijn’ stad.

é Marcel Bayer

De adviezen van de vijf adviesraden zijn te downloaden op: https://omgevingswet.pleio.nl/pg/pages/ view/426113/adviesrapporten-adviescommissies

é Marcel Bayer

www.vanderleeuwkring.nl www.antwerpenaverechts.be

december 2011 3


RO

Herbestemming karakteristieke gebouwen krijgt impuls Dertig landelijke organisaties hebben zich begin november in Maastricht geschaard achter de Nationale Agenda Herbestemming. Met dit programma willen de partijen herontwikkeling in de praktijk bevorderen, opgedane kennis intensief met elkaar delen en het thema bij politici en buitenwereld op de agenda houden. Dat is hard nodig. Veel herbestemmingsprojecten hebben last van de economische crisis en kampen met aarzelende initiatiefnemers en starre regels. De knop moet om bij ontwikkelaars, architecten en gemeenten. Zo klonk het op de eerste Internationale Biënnale Leegstand en Herbestemming in Maastricht begin november. Herontwikkeling van leegstaande gebouwen wordt nog te vaak ervaren als lastig, duur en minder sexy dan nieuwbouw. Om deze houding te veranderen, ondertekenden dertig koepelorganisaties, hogescho-

len en instituten een actieprogramma van het Nationaal Programma Herbestemming. Tot 2014 worden ondermeer een proeftuin met 13 projecten ingericht, gaan vliegende brigades vastgelopen processen vlot trekken, worden expertmeetings gehouden en kennis over de herbestemmingspraktijk digitaal met elkaar gedeeld in een kennis- en projectenbank. Een team van deskundigen onder

voorzitterschap van ex-RO wethouder van Amsterdam Duco Stadig probeert intussen het onderwerp op de (politieke) agenda te houden. Dat is hard nodig. Met de economische crisis aarzelen partijen steeds vaker om in onzekere herbestemmingstrajecten te stappen. Gemeenten en ontwikkelaars houden bovendien de hand op de knip, terwijl regelgeving uit Den Haag en Brussel projecten onnodig frustreert. Op de Internationale Biënnale Leegstand & Herbestemming werd alleen in het slotdebat kort ingegaan op deze knelpunten. De bijeenkomst was in de eerste plaats bedoeld om de aanwezige erfgoeddeskundigen en architecten te inspireren met fraaie herbestemmingsprojecten. Zo bewees de Belgische architect Johan Annys in zijn voordracht dat zelfs een lelijke boerderette een doorstart kan krijgen als designvilla. Hij pleitte voor een flexibele en pragmatische aanpak van lege gebouwen waarbij forse ingrepen niet worden geschuwd. ‘Wees niet overgevoelig in de omgang met monumenten.’ Een wandeling over het voormalige, 15 hectare grote bedrijventerrein van Philips in Heerlen liet zien dat zelfs in een krimpregio bedrijfsloodsen en -hallen uit de jaren vijftig een nieuw leven kunnen krijgen. In de opgeknapte gebouwen van C-Mills hebben kleine bedrijven uit de zakelijke, creatieve en ambachtelijke hoek voor betaalbare prijzen een nieuw onderkomen gevonden. Het project is het geesteskind van twee ontwikkelaars die vooral naar de waardeontwikkeling op lange termijn kijken en dicht op hun huurders willen zitten. ‘We voelen ons eerder hoteliers dan traditionele vastgoedontwikkelaars’, vertelde een medewerker van exploitatiemaatschappij C’Magne dat voorkomt uit vastgoedbedrijf TCN. De herontwikkeling is tot nu toe zonder subsidies verlopen, terwijl de eigenaren een behoorlijk rendement op hun investering wisten te behalen. Door de grote vraag naar bedrijfsruimte wordt het aantal vierkante meters binnenkort waarschijnlijk uitgebreid.

C-M i lls , He e rle n: wa arde ont w ikeling o p l ange ter m i jn als ui tga ngs p unt .

december 2011 4

é Jaco Boer


RO

Rijk bepaalt eigen erfgoedprioriteiten Eind oktober heeft het kabinet zijn visie op de integratie van erfgoed en ruimtelijke ordening gepresenteerd. De visie is een uitvloeisel van de modernisering van de monumentenzorg waarin erfgoedbelangen voortaan integraal binnen ruimtelijke plannen worden afgewogen. Naast het mee laten tellen van cultuurhistorische belangen in algemene zin moeten alle overheden het erfgoed dat van bijzondere betekenis is, ook benoemen. Zo kan er op voorhand in structuurvisies en bestemmingsplannen rekening mee worden gehouden.

Bij de selectie van waardevol erfgoed op nationaal/internationaal niveau heeft het Rijk aangesloten bij de ontwikkelingsgeschiedenis van Nederland en enkele belangrijke karakteristieken, zoals de omgang met het water, de veelheid aan kleine historische steden en de uitzonderlijke variatie aan cultuurlandschappen. Daaruit volgden uiteindelijk vijf prioriteiten waarop het Rijk zich in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid de komende jaren wil richten: het bewaren van de samenhang en het vergroten van de uitstraling van Nederlands Werelderfgoed, het versterken van het cultuurhistorisch

belang van waterstaatswerken aan kust/ rivieren/Noordzee, het stimuleren van herbestemming van waardevol erfgoed in groei- en krimpgebieden, het zoeken naar synergie tussen erfgoed, economie en ecologie in het landelijk gebied en het behouden van waardevol erfgoed uit de Wederopbouwperiode (1945-1965). Voor elke prioriteit wordt in nauw overleg met andere publieke en private partijen op korte termijn een uitvoeringsprogramma opgesteld. Van 2013 t/m 2015 is jaarlijks 8 miljoen euro beschikbaar voor realisatie van dit programma.

Creativiteitsgoeroe Richard Florida op bliksembezoek in Nederland De huidige economische crisis maakt onderdeel uit van een fundamentele transformatie van onze samenleving. Waar de Grote Depressie van 1930 ons leidde naar een maatschappij met massaconsumptie en suburbanisatie, beleven we nu de omslag naar een creatieve economie waarin immateriële waarden en megaregio’s de toon zetten. Dat betoogde de bekende Amerikaanse wetenschapper Richard Florida begin november tijdens een bliksembezoek aan ons land. Op uitnodiging van de organisatoren van de Internationale Biënnale over leegstand en herbestemming hield Florida in Utrecht en Maastricht enkele lezingen over de veranderingen in de economie en onze manier van leven in de komende decennia. Tien jaar geleden werd de sociale wetenschapper wereldberoemd met zijn boek over de opkomst van de creatieve klasse. Florida hield zijn lezers daarin voor dat steden zich moesten richten op het behouden en aantrekken van creatief talent om de economie te laten groeien. Een diverse

R ic h a rd F lor id a : ‘ I e de re en is c re at ie f. He t i s j u i s t on z e o p gave om d at n a ar b oven te h a len.’

bevolking, tolerantie en de aanwezigheid van goede opleidingen bleken de belangrijkste ingrediënten voor succesvolle steden. Bestuurders en beleidsmakers over de hele wereld namen zijn aanbevelingen klakkeloos in hun beleidsvisies over. Iedere stad wilde graag een creatieve ‘hotspot’ worden met broedplaatsen, cultuurfabrieken en andere creatieve voorzieningen. Vanuit de wetenschap kreeg Florida destijds de nodige kritiek op zijn theorieën. Zo vielen veel collega’s over de vage afbakening van het begrip ‘creatieven’. Iedere stad met een iets hoger aandeel van kenniswerkers was ineens een creatieve biotoop geworden. Linkse geografen verweten hem ook een kleine elite van hoogopgeleide werknemers op het schild te tillen, terwijl het er veel meer om ging de eigen bewoners beter op te leiden en klaar te stomen voor de nieuwe banen. In zijn Utrechtse lezing erkende Florida dat het door een gebrek aan goede data aanvankelijk schortte aan een goede

definiëring van de creatieve klasse. Hij bestreed echter dat hij een bepaalde groep boven de andere werknemers had willen stellen. ‘Iedereen is creatief. Het is juist onze opgave om dat naar boven te halen.’ In zijn nieuwste boek The Great Reset, dat tijdens zijn lezing centraal stond, borduurt Florida verder op zijn geloof in de creatieve economie. Hij beschrijft daarin de huidige crisis als een overgang naar een open en tolerante samenleving waarin mensen worden gemotiveerd door intrinsieke waarden in plaats van geld. Om zijn bewering te ondersteunen, wees hij op actuele ontwikkelingen als de Occupy-beweging en de opstanden in de Arabische wereld. Uit de zaal werd tegengeworpen dat de laatste jaren eerder het omgekeerde zichtbaar is geworden: in hoogopgeleide landen kiezen mensen steeds vaker politici die weinig op hebben met creativiteit en openheid. Florida erkende dat angst een belangrijke drijfveer voor mensen is geworden. Om het tij te keren, moet daarom alles op alles worden gezet om de creatieve economie ook voor deze groep lucratief te maken. ‘Veel werk in de dienstensector is nog altijd slecht betaald en te weinig uitdagend. Dat te veranderen, is de grootste opgave van onze tijd.’ é Jaco Boer

december 2011 5


RO

Staatssteunregeling vraagt om transparant handelen Vormen staatssteunregels zoals deze worden gebruikt in de praktijk een belemmering voor gebiedsontwikkeling? Wat zijn de mogelijkheden om als overheid te investeren en bij te dragen zonder dat dit in strijd is met de staatssteunregels? Tijdens een van de ronde tafels op de studiedag gebiedsontwikkeling van Purple Blue, begin november, werd gepeild waar en wanneer staatssteun speelt en hoe daar binnen de regels mee is om te gaan. Als aftrap werd nog eens geformuleerd wanneer er van staatssteun sprake is: het moet gaan over overheidsmiddelen, de bijdrage wordt selectief verleend, en het voordeel voor de onderneming is niet via de markt te verkrijgen. Het merendeel van de deelnemers aan beide sessies bleek wel enige voorbeelden uit de eigen professionele praktijk te kunnen aanhalen, waarbij staatssteun in enigerlei vorm speelt. Meest voorkomend zijn het berekenen van een lagere grondprijs of bijdrage in de onrendabele top van een project. Zo kan het gaan om een gebied met een bouwclaim erop, waar de gemeente de ontwikkelaar tegemoet komt in de prijs om het gewenste project te realiseren,

of om de herontwikkeling van een winkelgebied, waar de gemeente een ontwikkelende partij een lagere grondprijs in rekening brengt, zodat deze eventuele latere exploitatietekorten kan afdekken. ‘Een belangrijke vraag is of de grondprijs en de betrokken ramingen marktconform zijn’, geeft Femke van der Ven als reactie. Zij is adviseur grondbeleid en vastgoedrecht bij Purple Blue, en specialist op het gebied van staatssteun. Een van de deelnemers vraagt of het geoorloofd is voor een gemeente om een particulier een hogere prijs te laten betalen voor een (geheel vergelijkbare) kavel dan een ontwikkelaar. Vanuit het oogpunt van staatssteun maakt het niet uit wie de koper is van de grond: een marktconforme (taxatie) waarde is het uitgangspunt. Indien na redelijke onderhandelingsinspanningen blijkt dat de grond niet te verkopen is

volgens de taxatieprijs, is een afwijking van hooguit 5 procent van de taxatiewaarde geoorloofd. ‘Daarbij ga je altijd uit van een bepaald taxatiemoment. Onderhandelingen kunnen soms een lange periode in beslag nemen gedurende welke periode de marktprijs kan verschuiven. Overigens, als je als gemeente bij uitgifte meer dan 5 procent onder de taxatieprijs uitkomt, moet je weer opnieuw gaan taxeren, omdat het dan blijkbaar geen marktconforme taxatie is geweest.’ De regels zijn dus helder en de Europese Commissie streng. Zaak dus om de grondwaarde door een expert te laten taxeren en vanaf het allereerste moment helderheid te verschaffen over de grondtransactie, met name over de voorwaarden die daarbij gelden. De deelnemers geven aan dat de situatie in de praktijk niet altijd zo gemakkelijk ligt. Vaak is er in een vroeg stadium van het onderhandelingsproces al sprake van (niet markconforme) principeafspraken. ‘Bestuurders onderkennen dit niet als risico, ze zien de regels als belemmerend en willen graag door met het plan’, stelt een van de deelne-

ROmmers reageren

Crisis en de toekomst van grond-/ontwikkelingsbedrijven Vakbladen staan er bol van (zie ROm 9) en het één na het andere rapport, waaronder de Deloitte update 2011, put zich uit in het duiden van de verstrekkende gevolgen van de eerste en tweede crisis op de posities van gemeentelijke grond-/ontwikkelingsbedrijven. Zeker, de balans zal opnieuw en in de context van de actuele werkelijkheid en middenlange termijn verwachtingen moeten worden bepaald. Maar is dat niet altijd al in essentie de taak van het grond-/ ontwikkelingsbedrijf geweest?! Regelmatige herijking op een integrale benadering van (potentiële) ontwikkelingen op basis van feiten en reële aannames omtrent omgevingsfactoren, plangebied, programma, inrichting, kwaliteit, fasering, financiën en steeds vaker aangevuld met aspecten als economisch effecten, duurzaamheid en maatschappelijk belang. Als gevolg van de crisis wordt echter de

december 2011 6

urgentie om het evenwicht tussen kosten en opbrengsten zorgvuldig in te regelen welhaast pijnlijk duidelijk. Vreemd! Immers ligt hier een aloud Hollands spreekwoord aan ten grondslag : what doesn’t come in can’t go out! Dus zullen de bakens moeten worden verzet en reserves worden aangesproken. Dat was overigens exact nut en noodzaak van de opbouw van (risico)reserves in de periode

wanneer het voor de wind ging; een buffer creëren om in de toekomst een mindere of slechte periode te kunnen overbruggen! Daarbij niet doorschieten van het één naar het andere uiterste: van bomen tot in de hemel tot alles de put in praten. Wel realistisch en met oog voor gedifferentieerde belangen, zorgvuldig, ondernemend, marktgeoriënteerd, kleinschalig en bovenal in een breed perspectief de reeds in gang gezette ontwikkelingen tegen het licht houden. Grootschalige toekomstplannen opknippen naar behapbare omvang en prioriteren naar basisbehoefte, wenselijkheid en franje. Niks nieuws onder de zon voor een geolied grond-/ontwikkelingsbedrijf! Oké, de tijding is slecht, maar is het niet juist in deze situatie waarin de waarde van het bedrijf des te meer kan blijken?


RO

Het Hiernogmaals Voorbij

mers. Om later van een koude kermis thuis te komen, constateert een ander. ‘De regels voor staatssteun hoeven niet te vertragen. Ze zijn helder genoeg. Je moet er gewoon vanaf het begin rekening mee houden, dan kun je de voorkomende hobbels gemakkelijk nemen’, antwoordt een deelnemer, die gemeenten op dit onderwerp adviseert. Staatssteun is niet onder alle omstandigheden verboden. Een aantal uitspraken van de Europese Commissie geven aan dat in sommige gevallen op basis van Europese beginselen en in bepaalde omstandigheden overheidsbijdragen in de exploitatie toelaatbaar worden geacht, memoreert Femke van der Ven. Zij noemt stadsvernieuwing als voorbeeld. ‘Aan deze toelaatbaarheid zijn uiteraard voorwaarden verbonden. Het kan voor de Commissie ook een belangrijke overweging zijn dat de ontwikkelaar een deel van het risico draagt. Waar het om gaat is dat je inzichtelijk kunt maken hoe de geldstromen exact lopen. En dat deze geldstromen marktconform zijn dan wel vallen onder bepaalde vrijstellingen of uitzonderingen. En als je staatssteun vermoedt, meldt dat dan op een slimme manier.’

Vetplanten

é Marcel Bayer

Een zekere attitude verschuiving van de beleidsmatige benadering naar een meer commerciële, marktconforme benadering, is wel noodzakelijk. Het grondbedrijf niet langer als dienstbaar aan het beleid, maar luisterend naar de markt. En wie zal het zeggen: uiteindelijk als zelfstandige onderneming. Ik ben er in ieder geval van overtuigd dat een zekere louterende werking van de crisis op het organisatorisch, procedureel, inhoudelijk, financieel en politiek proces van locatieontwikkeling de uiteindelijke kwaliteit en toekomstbestendigheid zal kunnen verbeteren en verstevigen. Jammer dat daar een crisis voor nodig is, Ronald van den IJssel Metrum

Mondiaal rommelt het. Zelfs in Nederland, waar in sociaal opzicht voorheen alles tien jaar later gebeurde, is de wens tot nieuwe verhoudingen tussen overheid, markt en particulier voelbaar. Te zeer zijn de geleidelijk ontstane systemen geënt op overheden die almachtig zijn tegenover particulieren en dociel opereren richting multinationals. Uit vrees voor directe contacten met particulieren is veel geïnstitutionaliseerd. En instituties hebben vervolgens weer subinstituties opgericht om uiteindelijk in veilige omgevingen te kunnen denken en spreken voor particulieren. Vooral niet met hen. De manier waarop menig bestuurder het woord ‘burger’ in de mond neemt, doet vermoeden dat hij of zij een beeld heeft van vetplanten die vegeteren op vensterbanken en zich doorlopend laven aan infantiliserende televisieprogramma’s. Echter, een aanzienlijke groep particulieren zou Griekenland op grond van argumenten nimmer hebben toegelaten tot de EMU, zou een verrassend eenvoudige oplossing hebben bedacht voor verhoging van de pensioenleeftijd en zou het gehele woondossier met oog op volhoudbaarheid al in de vorige eeuw volledig hebben gedefiscaliseerd. Het zijn politici en het politieke systeem die complexiteit construeren en zo vooral zichzelf aan het werk houden. Grote bedrijven zijn per definitie niet transparant om reden van concurrentie. Particulieren staan in toenemende mate onder druk en komen daar tegen in opstand. Door de bank genomen zijn mensen mondig, kunnen ze de noodzakelijke informatie vinden en weten ze te overleven in een jungle van regels en wetten. Het zijn mensen met belangen, die bereid zijn voor het faciliteren van hun belangen te betalen, in ruil voor zeggenschap. Waar belangen zijn geconfisqueerd door gevestigde instituties, neemt de bereidheid tot betaling van onder meer belasting af en ontstaat desinteresse voor zeggenschap. Particulieren hebben Nederland groot gemaakt en staan wederom te trappelen om te handelen op weg naar de toekomst. Zij lopen tegen systemen aan die gevestigde belangen steunen.

In onze tijd van transitie frustreert dit vooruitgang en komt synergie tussen verzuilde sectoren moeizaam van de grond. Vanaf de zijlijn zeggen hoe het moet en het uitbrengen van nog meer visieboekjes zet geen zoden aan de dijk. Een stuk overtuigender is tonen hoe het anders kan. Hiervoor is experimenteerruimte nodig. De crisis helpt bij het verkrijgen van die ruimte, waarmee regelluwte ontstaat. Dat het werkt blijkt op tal van plaatsen. In Almere worden doorbraken bereikt met particulier opdrachtgeverschap. Bouwers opereren eindelijk vraaggestuurd en ontwikkelaars ontpoppen zich tot adviseurs met praktijkkennis. In Limburg vindt experimentele kavelruil viermaal sneller en met de helft van de middelen plaats. Zowel agrariërs als natuurbeheerders zijn enthousiast en voelen zich bevrijd van de verstikkende bureaucratie. In Brabant wordt als innovatie overwogen om 1000 ha natuur te ontdoen van beheerders en particulieren juist meer handelingsvrijheid te geven. In plaats van de bekende groene bordjes met regels onder de spannende kop ‘Opengesteld’ een bordje ‘Eigen risico’. De spanning die dat oplevert bespaart weer op het bungee jumpen. Gemeente Houten staat voor het Eiland van Schalkwijk open voor particulieren met vernieuwende initiatieven voor kleinschalige woningbouw, recreatie of bedrijvigheid. Binnen een half jaar zijn verrassende ideeën gelanceerd, die verder worden geholpen door samenwerkende overheden. Ruimtelijke experimenten kunnen zorgen voor lente in de polder, die mastodonten in de wereld van bouw, energie, zorg, natuur, landbouw, et cetera doen omvallen of meebewegen. In 2012 ga je om of val je om. Peter van Rooy petervanrooy@accanto.nl é Peter van Rooy, mei 2011

petervanrooy@accanto.nl

december 2011 7


Trend

O     RO

Integraal denken, faciliteren Onder invloed van decentralisatie, deregulering en liberalisering is het dagelijks werk van RO-professionals veranderd. Taken en bevoegdheden zijn verschoven en andere partijen krijgen meer ruimte om hun leefomgeving in te richten. Wat betekent dit voor planologen, milieukundigen en vastgoedjuristen? Welke nieuwe vaardigheden worden van hen gevraagd? ROm verkende het werkveld van de ROmmers ‘nieuwe stijl’.

D

e Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is er helder over. ‘Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht

‘De juridisering van de ruimtelijke ordening gaat gewoon door’

Wim Derksen: ‘Natuurlijk structureert nieuwe infrastructuur de ruimte, maar het dient in Nederland toch vooral de vervoersbelangen en niet een uitgekiend ruimtelijk concept.’

mogelijk bij diegene die het aangaat en laat meer over aan gemeenten en provincies.’ Het is niet de eerste keer dat het ministerie aankondigt het ruimtelijk beleid verder te decentraliseren. Maar deze keer lijkt het de minister menens. Ook de bestuursakkoorden, die het kabinet met provincies, gemeenten en waterschappen heeft gesloten, wijzen op het verder delegeren van taken en bevoegdheden. Al gaat maar een deel van het

bijbehorende budget naar de lagere overheden mee. Het is niet de enige trend waar uitvoerders van ruimtelijk en milieubeleid in de komende jaren mee te maken krijgen. Regels worden afgeschaft of gebundeld in overkoepelende wetten en voor burgers en marktpartijen komt meer ruimte voor eigen initiatieven.

Houding ‘Het Rijk heeft de afgelopen jaren wel veel nota’s over ruimtelijke ordening geschreven, maar het echte werk werd natuurlijk al lang op regionaal en lokaal niveau gedaan’, zegt hoogleraar bestuurskunde en ex-directeur van het Ruimtelijk Planbureau Wim Derksen. Met de decentralisatieplannen van het kabinet Rutte zal er naar zijn idee dan ook weinig veranderen. ‘De regering probeert met een structuurvisie over de zone tussen Schiphol en Almere nog wel een vinger in de pap te houden, maar het is de vraag of dat veel verschil zal maken. Natuurlijk structureert nieuwe infrastructuur de ruimte, maar het dient in Nederland toch vooral de vervoers-

Minder banen voor jonge ROmmers? Wie de kranten en vakbladen leest, wordt niet erg vrolijk van de arbeidsmarkt voor planologen, milieukundigen en juristen. Door de bezuinigingen van het kabinet en de stilgevallen woning- en kantorenbouw zetten gemeenten en provincies het mes in hun RO- en milieuafdelingen. Ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu is bezig met een afslankkuur en schrapt de komende zes jaar tussen de 2000 en 2300 voltijdbanen. Bij de grote adviesbureaus was de ontslaggolf al iets eerder ingezet. Het is dan ook geen wonder dat volgens het jongste arbeidsmarktonderzoek van de stichting Economisch Onderzoek (SEO) de situatie voor net afgestudeerde HBO’ers en academici over de hele linie is verslechterd. Vooral een vaste baan is de afgelopen jaren een schaars goed geworden. HBO’ers die in 2008/2009 afstudeerden op RO/Planologie of Milieustudies zijn ook nog iets vaker op zoek naar werk dan andere afgestudeerde HBO’ers (6% en 5% versus 4% van alle afgestudeerde HBO’ers). Bij

december 2011 8

academici is het gat nog groter: van de studenten sociale geografie/planologie en milieuwetenschappen die in 2008/2009 afstudeerden, was twee jaar later nog 7% op zoek naar werk. Onder andere universitair afgestudeerden was dat slechts 4%. Een deel van de net afgestudeerden die wél een baan heeft gevonden, is ook op zoek naar ander werk. Als deze groep bij de baanlozen worden opgeteld, worden de percentages werkzoekenden nog hoger. Dan is in totaal 27% van de onlangs


en snel schakelen… belangen en niet een uitgekiend ruimtelijk concept.’ Strategisch adviseur Joks Janssen van de provincie Brabant is het met Derksen eens dat de afweging van ruimtelijke claims vooral op lagere niveaus thuishoort. Maar hij is minder stellig over het beperkte effect van de decentralisatieplannen. ‘Het kabinet maakt er duidelijk meer werk van dan haar voorgangers.’ Brabant is al langere tijd bezig met het begeleiden en sturen van ruimtelijke ontwikkelingen op zijn grondgebied. ‘Het gaat daarbij niet zozeer om de instrumenten, maar de houding die je als regionale bestuurslaag uitstraalt. Pak je de ruimte op die je wordt geboden of laat je het aan anderen over?’, aldus Janssen. Hij maakt zich wel zorgen over de lagere budgetten die met de decentralisatie naar gemeenten en provincies mee komen. ‘In het verleden hebben we als provincie anti-cyclisch geïnvesteerd, dus bij ons is niet veel meer te halen. We zullen daarom vaker met private partners moeten samenwerken. Bij de A58 kijken we bijvoorbeeld hoe we de verbreding van bepaalde wegvakken kunnen koppelen aan de uitgifte van concessies voor gebiedsontwikkeling. Ondanks de crisis lijkt dat een succes te worden. Zulke constructies zouden we ook bij het beheer van belangrijke provinciale landschappen kunnen inzetten. In het verleden hebben we al eens met een streekfonds geëxperimenteerd.’

afgestudeerde HBO’ers in RO/planologie (24% bij HBO Milieustudies) op zoek naar een baan. Onder academici ligt dat aantal met 30% voor zowel afgestudeerden in sociale geografie/ planologie en milieuwetenschappen nog hoger. Sowieso zoeken net afgestudeerde RO- en milieuspecialisten in vergelijking met hun jaargenoten vaker een (andere) baan (zie tabel). De cijfers van de SEO geven een aardige indicatie van de situatie op de arbeidsmarkt voor jonge RO- en milieuspecialisten. Omdat het werkveld van de ROM-mer zo breed is en de informatie over het baanperspectief voor alle mogelijke functies in de ruimtelijke sector zo versnipperd is, blijft het lastig om een compleet beeld van de arbeidsmarktontwikkeling te schetsen. Toch merkt ook directeur Karen Welp van Scobe Academy, waar vastgoedjuristen en planeconomen worden opgeleid, dat het voor jonge professionals in deze hoek ook lastiger is geworden om er tussen te komen. “Voor mensen met ervaring liggen er nog voldoende kansen op een goede baan. Maar wie net komt kijken, moet geluk hebben.” Jongeren profiteren wel van de vergrijzing onder specialisten.

Doorbraak Het kabinet wil behalve decentraliseren het aantal regels verminderen. Zullen ambtenaren dadelijk minder hoeven controleren en handhaven? Janssen vindt het streven sympathiek, maar voorspelt dat de uitvoering moeizaam zal verlopen. ‘Als je iets belangrijk vindt, moet je het toch regelen. Politici hebben ook de neiging om alles tot in detail vast te leggen. Je moet als kabinet niet de schijn wekken dat je met het bundelen van wetten of het eerder betrekken van andere partijen in planprocessen alle problemen kunt oplossen. De

Jok s Ja n s e n : ‘ He t k a bi ne t m a a k t e r du ide l i j k me e r we r k va n d a n h a a r vo orga n ge rs .’

Planologen, milieukundigen en vastgoedjuristen in overheidsdienst verliezen steeds meer werk aan collega’s in het bedrijfsleven juridisering van de ruimtelijke ordening gaat gewoon door.’ Derksen ziet ook beren op de weg, maar soms zijn er van die momenten dat er ineens een doorbraak kan worden geforceerd. ‘De Crisis- en herstelwet is daar een goed èè

Een deel van de huidige juristen en economen gaat binnenkort met pensioen. “Dat biedt kansen voor een nieuwe generatie. Sowieso bezuinigen gemeenten uit strategische overwegingen minder snel op hun specialisten. Ze willen niet afhankelijk worden van externen. Hooguit wordt hun takenpakket uitgebreid. Voor goede en creatieve mensen blijft er dus wel voldoende werk”, aldus Welp. Afgestudeerden die in 2008/2009 de arbeidsmarkt betraden (bron: SEO, 2011) Werkzoekend Op zoek naar (ander)werk HBO RO en planologie

6%

27%

HBO Milieustudies

5%

24%

HBO Totaal

4%

21%

SocGeo en Planologie

7%

30%

Milieuwetenschappen

7%

30%

WO totaal

4%

22%

JB

december 2011 9


Ruimtemakers

M  O,  

‘Zolang ik een uitdaging heb, zit ik goed’ ‘Het is een hele eer om Wabo’er van het jaar te zijn, zeker gezien de andere genomineerden. Ik vind het bijzonder om deze waardering te krijgen! Sinds 2009 werk ik bij de gemeente Texel, daarvoor was ik architect. Ik kom van Texel, woonde twaalf jaar in Amsterdam en kwam erachter dat ik graag wilde werken op ‘mijn’ eiland. De architectenbureaus waarvoor ik werkte, bouwden in het hele land. Toen de gemeente Texel een bouwplantoetser zocht die zich specifiek met de invoering van de Wabo zou bezighouden, solliciteerde ik. Ik ben enthousiast begonnen en heb in mijn eigen tijd de Waboladder ontwikkeld, een spel waarmee je leert werken met de Wabo.’ Quiz ‘De Waboladder is een bordspel, dat je met twee personen of twee tweetallen speelt. In eerste instantie was het voor mezelf bedoeld, om de Wabo beter te begrijpen: de casuïstiek

‘Als architect ben ik het gewend om mijn creativiteit aan te spreken’ en de invloed op de werkprocessen. Als speler stap je het team Vergunningen binnen en handel je aanvragen af. Je speelt het met kaartjes: daarop staan aanvragen, adviezen, kanskaarten met onverwachte voorvallen en er zijn

quizkaartjes met vragen over de Wabo. Als team verzamel je punten, als je een aanvraag binnen de tijd hebt afgerond. Met die quizkaarten verzamel je zelf punten. Je kunt het spelen en vervolgens aan anderen overdragen, die kunnen er op een ander tijdstip mee verder. Zo kun je het met je hele team doen. Collega’s bedachten dat we het ook aan andere gemeenten konden aanbieden. We kwamen uit bij adviesbureau NCOD, dat het als spel heeft laten produceren en het heeft verspreid. We vinden het hier leuk dat gemeenten in het hele land dit spel spelen met typisch Texelse zaken, want die namen wij als uitgangspunt. Zoals de sloop van ons oude gemeentehuis en de als grap bedoelde aanvraag om onze vuurtoren, een rijksmonument, blauw te schilderen.’

Pionieren ‘Als architect ben ik het gewend om mijn creativiteit aan te spreken om oplossingen te bedenken. Zo ontstond de Waboladder. Je zit erop te broeden en ineens weet je het. Dat pionieren vind ik het leukst aan dit werk, straks ook weer met de nieuwe Omgevingswet: je moet zelf op onderzoek uit, kennis tot je nemen en implementeren. Ook met de Wabo, hoor: er kan nog veel verbeterd worden, we zijn nog lang niet klaar.’

‘ Wa b o : e r k a n no g ve e l ve r b e te rd worde n , we z i j n no g l a n g n ie t klaar ’

é Marieke Vos

december 2011 10


E g b e r t B ro e rs e : O ve r he den k iez e n va ke r vo or ge ï nte g re e rde cont rac te n.

voorbeeld van. Die was er zonder de economische krimp niet gekomen.’ Tegenover minder regels uit Den Haag staat wel een groei van sectoraal beleid vanuit Brussel. Volgens Derksen beseffen we nog niet goed wat dit voor onze ruimtelijke ordening betekent. ‘We staan met zijn allen nog veel te veel met de rug naar Europa toe.’

Saneren Door de decentralisatie en deregulering zullen dus meer taken en bevoegdheden op lagere overheidsniveaus terecht komen. Bovendien groeit op het gebied van regelgeving de invloed van Brussel ten koste van Den Haag. Maar er is meer aan de hand. Planologen, milieukundigen en vastgoedjuristen in overheidsdienst verliezen steeds meer werk aan collega’s in het bedrijfsleven. Stedenbouwkundige Egbert Broerse bij Ballast Nedam Engineering merkt dagelijks hoe overheden steeds vaker kiezen voor geïntegreerde contracten. Een gemeente of provincie geeft daarbij alleen nog aan welke eindprestaties geleverd moeten worden. Het consortium van bedrijven bedenkt zelf de beste weg erheen. ‘Van onze kant vraagt dat specifieke kennis die we soms ook moeten inhuren.’ Op de kennis en expertise van ambtenaren wordt veel minder een beroep gedaan.” Ook Erik Berkelmans van adviesbureau Metafoor heeft gemerkt dat gemeenten tot 2009 steeds meer werk aan marktpartijen overlieten. Maar sinds de crisis worden zijn adviseurs en specialisten minder vaak ingehuurd. ‘Gemeenten moeten bezuinigen en veel gebiedsontwikkelingen zijn uit- of afgesteld.’ Adviesbureaus zijn daarom begonnen hun kantorennet en personeelsbestand uit te dunnen. In november werd bijvoorbeeld bekend dat Erik Berkelmans: ‘Adviseurs Arcadis in Nederland 14 van vaker voor kortere periodes zijn 22 kantoren gaat sluiten. door opdrachtgevers ingeschakeld.’ Volgens Berkelmans worden adviseurs vaker voor kortere periodes door opdrachtgevers ingeschakeld. Bovendien moet alles gisteren zijn afgerond en staan de prijzen behoorlijk onder druk.

Faciliteren

initiatief nemen voor een nieuwe speeltuin, groenstrook of zelfbouwbuurt. TNO-onderzoeker Beitske Boonstra doet promotie-onderzoek naar zelforganisatie aan de Universiteit Utrecht en heeft het aantal projecten van onderop zien groeien. ‘Het zijn vaak autonome initiatieven die zich op onverwachte plekken en momenten voordoen. Om die tot wasdom te laten komen, is het belangrijk dat gemeentelijke planners niet het roer overnemen. Het komt er eerder op aan andermans plannen te faciliteren en ervoor te zorgen dat ze elkaar niet in de weg zitten.’ Die nieuwe rol betekent volgens haar niet dat overheden alleen nog plannen van anderen toetsen en geen eigen visie op ruimtelijke ontwikkeling meer mogen hebben. ‘Het is nodig dat een gemeente of provincie blijft aangeven wat zij wel en niet belangrijk vindt. Particuliere initiatiefnemers zijn ook geen automatische vervanging voor een terugtredende overheid.’ Het groeiend aantal zelfinitiatieven vraagt van planologen, planeconomen en andere ruimtelijke professionals in

B e i t s ke B o on s t ra : ‘He t i s no d i g d at e e n ge me e nte o f prov i nc ie bl i j f t a a n ge ve n wat z i j we l en n ie t b e l a n g r i j k v ind t .’

‘Wees adaptief en schroom niet om van je eigen idee af te stappen als iemand anders een beter plan heeft gemaakt’ overheidsdienst dus vooral een opener houding en werkinstelling. ‘Wees adaptief en schroom niet om van je eigen idee af te stappen als iemand anders een beter plan heeft gemaakt’, adviseert Boonstra. Dat sluit aan bij de ideeën van directeur Karen Welp bij Scobe Academy over de competenties van nieuwe RO-professionals in het algemeen. ‘Voor de planeconomen en vastgoedjuristen die we opleiden, wordt het steeds belangrijker om zich in de schoenen van de ander te kunnen verplaatsen. Ze moeten intensief met elkaar samen kunnen werken en de verbinding met hun eigen ideeën en plannen zoeken.’ Volgens Welp worden ruimtelijke vraagstukken nu ook integraler opgepakt dan vroeger. ‘Binnen een project moet een planeconoom tegenwoordig ook iets over juridische zaken weten, terwijl juristen economische getallen moeten kunnen interpreteren. Anno 2011 is een ruimtelijke professional van alle markten thuis.’ é Jaco Boer

Naast de uitbesteding van werk aan marktpartijen zien gemeenten hoe burgers en ondernemers steeds vaker het

december 2011 11


Trend

H  

Systeemverandering als opgave voor de leefomgeving Meer woningen bouwen, mobiliteit in goede banen leiden, menging van bevolkingsgroepen, afstemming van functies, stedelijke herstructurering, het terugdringen van de uitstoot van fijn stof, vermesting tegengaan: allemaal ‘klassieke’ opgaven en doelstellingen van het omgevingsbeleid. Ook in de toekomst zullen dergelijke beleidsdoelen van belang blijven. De planning in deze domeinen draait voor een belangrijk deel op routine. Maar in andere domeinen zullen we de planning opnieuw moeten uitvinden.

D

e belangrijkste opgave is fundamenteel van aard. Het systeem van ruimtelijke ontwikkeling gaat uit van onvermijdelijke en natuurlijke groei, terwijl economische en demografische scenario’s en prognoses voor de komende decennia een heel ander beeld laten zien. De Ruimtelijke Verkenningen (PBL, 2011) leren ons bijvoorbeeld dat groei op het gebied van bevolking, werkgelegenheid en mobiliteit allerminst zeker is. Voor de Noordvleugel misschien nog wel, maar andere regio’s zullen krimpen en voor een groot aantal regio’s is het nog hoogst onzeker hoe de ontwikkeling eruit ziet. Deze kunnen groeien in het hoge scenario, maar

De financiële en demografische basis onder het systeem is weggeslagen krimpen in het lage. We moeten beter om leren gaan met deze onzekerheid en vooral met de kans dat groei beperkt is, of zelfs afwezig. De huidige crisis maakt pijnlijk zichtbaar wat er gebeurt als we dat niet doen. Als we onze strategieën niet op de onzekerheid over de richting van de ontwikkeling aanpassen, dan kan dat grote gevolgen hebben.

Historische context Nederland is nooit af. Iedere tijd komt met zijn eigen planningsopgave. De kunst is om die tijdig in het vizier te hebben. Op dit moment verschuift de planningsopgave van expansie naar transformatie. Dat is een heel andere opgave dan de planning waarmee Nederland in de naoorlogse periode zo beroemd is geworden. De jaren van de wederopbouw waren jaren van bouwen en verbouwen. Het was een

december 2011 12

Ma ar ten Ha j er

‘lineaire’ vorm van planning: het oplossen van woningnood, zorgen voor zelfvoorziening op het gebied van voedsel, het op gang brengen van industriële productie, aanleg van infrastructuur. Over de jaren is die planningsopgave steeds meer van een kwantitatieve naar een kwalitatieve verschoven. Met de toenemende financiële middelen kwam er meer ruimte voor investeringen in de kwaliteit van de omgeving. Die kwaliteitsimpuls sloot aan op een veranderend bewustzijn: burgers, overheden en bedrijven zijn door de tijd heen steeds meer eisen aan hun omgeving gaan stellen. Alle lelijkheid moest weg. Productie verdween voor een groot


deel uit het land en daarmee uit het zicht. En de tolerantie voor de achterblijvende productie- en distributiebedrijven wordt steeds kleiner, getuige de discussie over megastallen, distributiebedrijvigheid en de verouderde bedrijventerreinen in bestaand stedelijk gebied. Maar is ook die verschuiving naar kwaliteit alweer gedateerd? Het streven naar kwaliteit is weliswaar een blijvend gegeven, maar de financiële en demografische basis onder het systeem is weggeslagen. Daarmee is de houdbaarheid van het systeem in het geding. Onze kwantitatieve en kwalitatieve ambities zijn vaak gebaseerd geweest op een (te) grote mate van optimisme (zie ook Janssen-Jansen, 2010). In zijn nieuwe boek Thinking, Fast and Slow spreekt Daniel Kahnemann van een ‘planning fallacy’, van steeds maar weer te optimistische inschattingen van kosten en opbrengsten (2011). Tegen die achtergrond zijn de huidige feiten eens te meer aanleiding voor reflectie.

Crisis De financieel-economische crisis legt een aantal systeemprobleem op de vastgoed- en woningmarkt bloot. De toenemende leegstand op de kantorenmarkt is volop in het nieuws. Op dit moment staat 7 miljoen m2 kantoorruime leeg, oftewel 14 procent van de totale voorraad (NVM). En inmiddels is ook duidelijk dat het hier niet gaat om louter frictieleegstand als gevolg van een tijdelijke vraaguitval: er is een structureel overaanbod. ING schat zelfs dat we over 20 jaar nog slechts 50 procent nodig hebben van het huidige areaal kantoren. Een afnemende beroepsbevolking, technologische innovaties en andere, ‘nieuwe’ manieren van werken zijn hiervoor verantwoordelijk. De situatie op de winkelvastgoedmarkt is beter, maar ook daar is een aanzienlijke leegstand van 2,7 miljoen m2; 9 procent van het totaal (Evers, 2011).

missen hun uitwerking op de grondmarkt niet: ook daar dalen de prijzen. Dit heeft grote effecten op het grondbeleid van gemeenten, hun financiële positie en daarmee op de uitvoering van het (ruimtelijk) beleid.

De verliezen bij gemeenten lopen de komende jaren op tot bijna 3 miljard euro De vraaguitval op de vastgoed- en woningmarkt heeft dus langs twee wegen effect op ruimtelijke ontwikkelingen. Ten eerste zorgen hogere grondexploitatiekosten en lagere grondopbrengsten voor kleinere saldi – en verliezen – op de grondexploitatie. Deloitte (2011) schat in dat de verliezen van gemeenten de komende jaren oplopen tot bijna 3 miljard euro. Sommige gemeenten hebben daar onvoldoende reserves tegenover staan. Deloitte verwacht dat ongeveer 35 gemeenten in de financiële problemen zullen geraken en de artikel-12-status krijgen. Dit betekent dat ze onder curatele van het Rijk komen. Voor alle gemeenten betekent het in ieder geval een aanzienlijke daling van de gemeentelijke inkomsten - de afgelopen jaren waren gemeenten voor 10-15 procent van hun inkomsten afhankelijk van grondexploitaties. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de publieke dienstverlening. Ten tweede zijn kantoren, koopwoningen en winkelvastgoed belangrijke kostendragers binnen gebiedsontwikkelingen. In Nederland zijn we gewend publieke voorzieningen te betalen uit de grondexploitatie, hetgeen alleen mogelijk is door dergelijke kostendragers. Als die wegvallen verdwijnen ook de mogelijkheden tot zogenoemde ‘binnenplanse verevening’ en kunnen we de vaak hoge ambities van het ruimtelijk beleid niet betalen.

Prikkels Ook op de huizenmarkt hebben de financiële en economische crisis systeemonvolkomenheden blootgelegd. De vraag naar woningen is behoorlijk gedaald, mede door terughoudendheid bij kredietverstrekkers. Het gevolg is dat de huizenprijzen dalen, de verkooptijden langer zijn en dat de enorme hypotheekschuld straks potentieel onvoldoende wordt gedekt door de waarde van onze woningen. Die vraaguitval heeft effect op de woningbouw. Werden er tussen 2005 en 2009 nog 70 tot 80 duizend per woningen per jaar gebouwd; in 2010 waren dat er nog maar 55 duizend (CBS). De verwachting voor 2011 is dat het aantal zelfs onder de 40 duizend woningen zakt. De vroegcyclische bouwsector heeft het zwaar. En wanneer de rente over een paar jaar weer gaat oplopen, loopt ook de aanslag van de hypotheekrenteaftrek op de publieke middelen snel op.

De ‘rek’ is uit het model. We moeten naar een systeem dat veel minder preludeert op toekomstige groei (zie ook Hajer 2011). Hierbij kunnen we formele en informele regels onderscheiden. Formele regels, zoals ten aanzien van de financieringsstromen van de overheid en fiscaliteiten (zoals de hypotheekrenteaftrek), spelen een rol bij hoe het systeem werkt. Deze zullen moeten worden heroverwogen. Gezien het feit dat iedereen er in wezen al rekening mee houdt, is uitstel van beleid nu eerder een belemmering van herstel dan een bedreiging. Aan de andere kant kan er gedacht worden aan het creëren van nieuwe regels, die het mogelijk moeten maken om op nieuwe manieren geld te verdienen dan wel kosten te drukken. Een belangrijk voorbeeld hiervan ligt op het gebied van de decentrale opwekking van hernieuwbare energie waarmee voor steden en bedrijven in principe veel geld te verdienen is.

Melkkoe De problemen op de vastgoedmarkt en de woningmarkt

Informele instituties zijn zo mogelijk nog belangrijker voor èè

december 2011 13


Ruimtemakers

N B,  R

‘Je bent echt iets in Nederland aan het veranderen’ ‘Sinds 1982 werk ik bij de Waterstaat, zoals wij Rijkswaterstaat noemen. Ik heb veel verschillende klussen gedaan, zowel in de droge als de natte infrastructuur: wegenbouw, wegonderhoud, het monitorprogramma Waddenzee, kustwaterbouw... Sinds 1990 doe ik projecten en ben ik als projectmanager verantwoordelijk voor wegenbouw of natte infrastructuurprojecten. Momenteel houd ik mij bezig met de versterking van de Delflandse kust en met de Zandmotor.’ Innovatief ‘De Zandmotor is een heel bijzonder, innovatief project. Er is niet veel innovatie in de kustwaterbouw, dit project springt er echt uit. Voor de kust van Zuid-Holland, ter hoogte van Ter Heijde, is dit jaar 21,5 miljoen kubieke meter zand opgespoten. Een deel ligt onder water, het grootste deel vormt een schiereiland in de vorm van een haak, met een nieuwe baai en een binnenmeer. Het is de bedoeling dat dit zand langzaam door stroming, golven en wind langs de kust wordt verspreid. Daarmee wordt de kust de komende twintig jaar onderhouden en versterkt. Wetenschappers zullen gaan monitoren of dit ook echt

Het is leuk om een project te doen dat natuur en veiligheid combineert gebeurt. Met de Zandmotor is er een nieuw gebied voor natuur en recreatie ontstaan. Je kunt er wandelen, fietsen en surfen. Het is leuk om een project te doen dat natuur en veiligheid combineert. Het voelt beter dan een snelweg door iemands achtertuin aanleggen. Al heeft de aanleg van een weg natuurlijk ook een belangrijke functie.’

Creatief ‘Ik ben de voorzitter van het projectteam Zandmotor, een publieke samenwerking tussen het Hoogheemraadschap Delfland en Rijkswaterstaat. We zijn met ongeveer tien mensen. De omvang van het team is afhankelijk van de projectfase. De omgevingsmanager doet alle omgevingsas-

december 2011 14

pecten, zoals communicatie en vergunningen, er zijn een technisch manager en een contractmanager, die de directe link is met de opdrachtnemende partijen die de Zandmotor aanleggen. We zijn nu in de afrondende fase. Al het zand ligt er al. Als onderdeel van het kustversterkingsproject komt er nog een fietspad over de nieuw aangelegde duinen en we gaan bronbemaling aanleggen in de duinen. Omdat we de kust hebben verbreed en opgehoogd, verandert de grondwaterstand en dat is nadelig voor onder meer de drinkwaterwinning bij het natuurgebied Solleveld, iets verderop in dit gebied. Daarom gaan we bemalen, om de grondwaterstand feitelijk hetzelfde te laten als voor de verbreding van de kust. Ik vind projecten altijd boeiend en leuk, omdat je echt iets in Nederland verandert. Ik kan er mijn creativiteit in kwijt, in het oplossingen bedenken en doelen bereiken. Wat je doet, is heel zichtbaar.’ é Marieke Vos


het functioneren van het systeem. Het gaat daarbij om werkpraktijken, om plannings- en ontwikkelingsculturen. Nederland staat internationaal bekend om zijn integrale, allesomvattende benadering van ruimtelijke ordening en zijn ordentelijke ruimtelijke inrichting. We zullen soms terug moeten in onze ambities. Ambities die te veel een hypotheek leggen op de toekomst, zijn E d w i n B u i te l a a r risicovol en brengen de continuïteit van het systeem in gevaar. Een voorbeeld van historisch gegroeide werkpraktijken in relatie tot ambities vinden we op de kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. Het PBL (2009) wees eerder al op de problemen ten aanzien van bedrijventerreinen. In hun ambitie om mee te gaan in de vaart der volkeren bieden gemeenten veel bouwrijpe grond tegen een kunstmatig lage prijs aan. Er is geen formele regel die dat voorschrijft. Het is de resultante van een gedragspatroon dat gemeenten zelf, in hun gevoel van onderlinge concurrentie, hebben gecreëerd en gereproduceerd. Een gedragverandering is noodzakelijk.

van het loft living, dat begon in overbodige industriële ruimten in Soho en Greenwich Village en later uitgroeide tot een duurbetaalde hoogstedelijke woontrend. Naast het bijstellen van ambities moeten we naar vormen van verstedelijking die de grote onzekerheid onderkennen

Kleinschalige in plaats van grote, integrale gebiedsontwikkelingen en risico´s beter beheersbaar houden. Door meer kleinschalig te ontwikkelen worden doorlooptijden korter en kan flexibeler gereageerd en geanticipeerd worden op veranderingen in behoeften. Dat gaat via deze weg beter dan met grote, integrale gebiedsontwikkelingen. Die processen duren lang en herbergen de kenmerken van een kaartenhuis wanneer er een kink in de kabel komt, zoals het wegvallen van kostendragers (Buitelaar, Segeren & Kronberger, 2008). Kleinschalige ontwikkelingen creëren waarschijnlijk meteen een kans om meer ruimte te bieden aan het particuliere initiatief, zodat de behoeften van mensen en de realisatie daarvan dichter bij elkaar komen te liggen (Urhahn Urban Design, 2010). Tot het einde van de negentiende eeuw ontwikkelden we onze steden langs kleinschalige en particuliere weg. Dat moeten we nu weer kunnen! é Edwin Buitelaar en Maarten Hajer Resp. programmaleider bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en research fellow bij de Amsterdam School of Real Estate, en directeur van het PBL.

Vernieuwend Het ligt voor de hand dat Nederland er bij verlaging van de ambities iets meer ‘shabby’ uit zal gaan zien. Echter, hergebruik en herbestemming van het bestaande kunnen wel resulteren in interessante nieuwe vormen van gebruik. In het verleden is al vaker gebleken dat ongeplande vormen van ontwikkeling en gebruik later tot meer mainstream producten kunnen leiden. Denk bijvoorbeeld aan de carrière

Literatuur Buitelaar, E., A. Segeren & P. Kronberger (2008), Stedelijke transformatie en grondeigendom. Rotterdam / Den Haag: Nai Uitgevers / RPB. Deloitte (2011), Financiële effecten crisis bij gemeentelijke grondbedrijven. Den Haag: Deloitte Evers, D. (2011), Detailhandel en beleid: een continue wisselwerking. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Hajer, M. (2011), De energieke samenleving: op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Janssen-Jansen, L. (2010). Ontwikkelingsbubbles en planningsdromen: optimism should be in the nature of

planners, but over-optimism is a dead end street. Amsterdam: BNSP. Kahnemann, D. (2011) Thinking, Fast and Slow, New York: Farrar, Straus and Giroux. PBL (2009), De toekomst van bedrijventerreinen: van uitbreiding naar herstructurering. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. PBL (2011), Nederland 2040: een land van regio’s – Ruimtelijke Verkenning 2011. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. Urhahn Urban Design (2010), Spontane Stad. Amsterdam: BIS Publishers.

december 2011 15


Ruimtemakers

A D,  ‘Ik ben vooral van de sociale theorie: wat doet een omgeving met je? Daarom specialiseerde ik mij in interieurarchitectuur. Het begint met gevoel en beleving: wat doet de ruimte met je lijf, je gedachten en emoties? In goede ruimtes zit een duidelijk stramien, een verbinding tussen interieur en exterieur. Het lijkt op wiskunde: alles herleiden tot een structuur, het overbodige weghalen, een ruimte uitzuiveren. Net als met een bloem: wiskundig perfect, maar als je ernaar kijkt zie je vooral hoe mooi en puur hij is.’

‘Een kantoor ontwerpen als een stad’ ‘Grieks of Chinees wilde ik studeren, vanwege de vreemde tekens en de mystiek die eromheen hangt. Maar toen ging ik op bezoek bij een architect. Ik zag zijn vernieuwende woning waarin buiten en binnen perfect met elkaar versmolten waren. Zo raakte ik gefascineerd door gebouwen. Dus het werd architectuur. ‘

Ontsnappen ‘Ik werk bij Ideal Projects met een team van vier ontwerpers: twee architecten, een collega met een interieuropleiding en een met een conceptuele stylingachtergrond. We werken voor bedrijven die verhuizen. Ik noem mijzelf een ruimtemaker: we delen kantoorruimtes in alsof het steden

‘De uitdaging zit in de diversiteit van oplossingen en in de bewustwording van gebruikers’ zijn. Dat betekent dat elke vierkante meter met evenveel aandacht wordt ontworpen. Een recent project is onze inrichting van De Kauwgomballenfabriek in Amsterdam, voor radiozender Q Music en onderzoeksbureau Millward Brown. Het is een grote, experimentele ruimte met plafonds van zes meter hoog. Voor Millward Brown ontwierp ik twee

december 2011 16

grote volumes in de grote hal, zodanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat er ruimte ontstaat om te ontmoeten, maar ook om te ontsnappen als je daar even behoefte aan hebt.’

Evolutie ‘De rest van mijn leven blijf ik dit zeker doen. De uitdaging zit in de diversiteit van oplossingen en in de bewustwording van de gebruikers. Nu lopen architecten nog voor op gebruikers en heb ik nog teveel het gevoel dat ik iets opleg. Het zou mooi zijn als gebruikers mee-evolueren, zodat je echt een dialoog kunt aangaan. Dat gebruikers echt weten wat ze willen met een ruimte. Nu krijgen we bijvoorbeeld vaak de vraag om een gebouw in te richten voor Het Nieuwe Werken, maar dat is toch vooral een kwestie van cultuur. Ontwerp en inrichting zijn daar ondersteunend aan. Bij Millward Brown snappen ze dat. Zij verhuisden van een klassiek herenhuis naar een experimenteel pand en de directeur vroeg ons om een ruimte te maken die creatief en inspirerend werkt. Dat is gelukt: het is nu anderhalf jaar in gebruik en men vindt de inrichting erg geslaagd.’ é Marieke Vos


Trend M iq ue l P r i n s: ‘ I k heb af ge le e rd vo or ie de re o plo ss i n g o f c re at ie f ide e e e n pro ble e m te b e de n ke n’

S ,  

Van de overheid naar de markt, en andersom Overstappen van de overheid naar de markt; het gebeurde de afgelopen decennia vaak bij ROmmers met ambities en een goed netwerk. In omgekeerde richting vinden ook carrièremoves plaats, alhoewel de bezuinigingen bij de overheid dat moeilijker maken. Ervaring op beide gebieden levert zeker voordelen op. ‘Je bent je meer bewust van bestuurlijke gevoeligheden en van realiseerbaarheid’, antwoordt Peter Rensink op de vraag wat werkervaring bij zowel markt als overheid aan meerwaarde biedt. Sinds 1984 is hij werkzaam in de infrastructuur. In het begin als tekenaar, daarna als ontwerper en nu als ontwerpspecialist wegen. Hij begon zijn loopbaan bij de gemeente Arnhem en kwam via verschillende ingenieursbureau’s in 2005 terecht bij de provincie Gelderland, bij het team Projectmanagenment en Planvoorbereiding. Hij koos bewust voor de provinciale overheid en wordt vanuit een brede werkervaring voornamelijk ingezet bij het voorbereiden van nieuwe rondwegen en grote reconstructies van wegen. ‘Vooral in de voorbereidende fase van deze projecten is het bij de provincie mogelijk om een stempel te drukken op ruimtelijke keuzes.’

Specialisten De brede werkervaring brengt Rensink naast zijn taak als ruimtelijk ontwerper steeds vaker in de positie van aanstuurder, toetser of opsteller vraagspecificaties. ‘Het werken gebeurt in projectteams onder aansturing van een procesma-

‘Om echt oplossingsgericht te zijn voor de klant of burger moet je kunnen schakelen’ nager. Deze houdt de grote lijnen in de gaten maar zal ondersteund moeten worden door specialisten. Met name door veranderingen in wet- en regelgeving is het voor een projectmanager onmogelijk om van alle details op de hoogte te zijn.’ èè

december 2011 17


Trend

C arolien K o e k

Specialisten worden niet gemaakt maar worden in de praktijk geboren, is de steevaste overtuiging van Peter Rensink. ‘De praktijk is nog steeds de beste leermeester om door te groeien naar specialist. Er wordt wel eens gezegd: ervaring is het leren van fouten. Hij die geen fouten heeft gemaakt zal weinig hebben geleerd.’ Rensink denkt dat ervaren vakspecialisten op de opleidingen bij kunnen dragen aan een goede basis bij jong afgestudeerden. ‘Met een goede basis (opleiding) zal de vakman zich in de praktijk kunnen vormen tot specialist.’

Jobhopper ‘Je moet hybride zijn. Generalist voor het proces, maar toch op hoofdlijnen kennis hebben van alle specialismen’, stelt Miquel Prins, die begon bij de overheid en overstapte naar de markt. ‘Om echt oplossingsgericht te zijn voor de klant of burger moet je kunnen schakelen.’ Als werkstudent begon hij zijn loopbaan op de RO-afdeling van de Groningse gemeente Eemsmond. Twee jaar later bood gemeente Amerongen hem een baan aan als juridisch beleidsmedewerker bouwzaken en ruimtelijke ordening. ‘Na amper een jaar werd ik coördinator handhaving bij buurgemeente Rhenen, waar ik in aanraking kwam met Eiffel. De verscheidenheid aan opdrachten en opdrachtgevers klonk mij – ambtelijke jobhopper – als

‘Om elkaars taal te spreken is het goed om aan alle kanten van de tafel gezeten te hebben’ muziek in de oren.’ Sinds 2004 voert Miquel Prins uiteenlopende projecten uit bij zo’n twintig gemeenten en bij enkele adviesbureaus waar hij letterlijk en figuurlijk ‘aan de andere kant van de tafel zit’. ‘Meestal als adviseur van ontwikkelaars wiens projecten vastlopen in de ambtelijke molens. Ik zat eens met een wanhopige Porschedealer bij een gemeente omdat hij een nieuwe showroom moest bouwen voor de introductie van een nieuw model die in zijn showroom gepland was.’ Veel gemeenten zijn vaak geneigd op de rem te trappen als er een initiatief komt dat niet geheel binnen de gebaande paden of de vaste kaders past, weet Prins. Hij noemt milieuzonering als een treffend voorbeeld. ‘Vaak wordt krampachtig vastgehouden aan de richtafstanden van de VNG-brochure,

december 2011 18

terwijl een ontwikkelaar graag bereid is te investeren in maatregelen. Zo stond ik eens tot aan mijn enkels in het visafval om te onderzoeken of de geurcontour van een haringfabriek kon worden gereduceerd. Dat is uiteindelijk niet doorgegaan omdat de fabrikant geen medewerking wilde verlenen. Gelukkig betaalde de ontwikkelaar wel de rekening van de stomerij. Anderzijds overschatten ontwikkelaars soms de kwaliteit van hun eigen plannen.’

Schakelen ‘Om elkaars taal te spreken is het goed om aan alle kanten van de tafel gezeten te hebben. Het vermogen om te schakelen groeit daardoor’, zegt ook Carolien Koek. Zij werkt namens projectmanagementbureau Procap bij zowel gemeenten als projectontwikkelaars. ‘Een goede procesmanager moet niet alleen beschikken over inhoudelijke kennis en werkervaring. Communicatieve vaardigheden, analytisch vermogen, daadkracht, energie en enthousiasme zullen een goede procesmanager onderscheiden. Opleidingen moeten zich richten op vakspecialisten, procesmanager word je door werkervaring en ontwikkeling van vaardigheden.’ Na haar studie bouwkunde is Carolien Koek begonnen bij een aannemer, gespecialiseerd in renoveren op maat. ‘Bestaande woningen, bewoonde situaties en binnenstedelijke omgevingen maakten de werkzaamheden technisch, financieel en qua fasering complex. Onderhandelingen tussen gemeente en opdrachtnemer hadden vaak al plaatsgevonden. Uitgangspunten waren ofwel glashelder maar weinig flexibel, ofwel diffuus waardoor onduidelijkheden ontstonden bij start project. Het intrigeerde mij dat er zoveel kennis paraat was, maar zo weinig benut werd. Daar wilde ik meer van weten en besloot me meer in te willen zetten in de beginfase van een project.’ Door een opleiding kwam ze in contact met Procap. Daar kan ze haar ervaring op diverse plekken inzetten. Bij de onderhandelingen vanuit de gemeente met de aannemer/ projectontwikkelaar, vanuit de projectontwikkelaar met de gemeente, bij een publiek-private samenwerking. Carolien heeft inmiddels aardig wat ervaring met de verschillende fasen in het ontwikkelproces. ‘Bij professioneel opdrachtgeverschap is het goed om te weten hoe processen gaan in de ontwerp- en uitvoeringsfase. Het op hoofdlijnen beoordelen van financiële stukken wordt een stuk eenvoudiger als je ze zelf ooit hebt moeten opstellen. Het voorbereiden van een aanbesteding van een bestek gaat sneller en makkelijker als je zelf bestekken hebt vertaald in begrotingen. Je weet hoe gerekend wordt en je weet waar je op moet letten, waar marge zit en waar risico’s zitten. Het kwalitatief beoordelen van tekeningen en technische aspecten is makkelijker als je gezien hebt hoe dat tijdens de uitvoering gaat.’ é Marcel Bayer


Ruimtemakers

D S,  

‘Altijd een uitdagende puzzel’ ‘Met ons bedrijf VIA Drupsteen zorg ik voor draagvlak en burgerparticipatie voor ruimtelijke en bouwprojecten. We bedenken innovatieve oplossingen, waarbij we steevast gebruikmaken van 3D. Ik was zelf ooit makelaar en handelde in internationaal vastgoed, maar dat werd zo’n boevenbende dat ik daar weg wilde. Ik ben toen gaan kijken waar de echt interessante projecten worden gedaan en dat bleek bij gemeenten. Dat was eerst schrikken, want ik wilde helemaal geen ambtenaar zijn! Maar na een gesprek bij de gemeente Leeuwarden werd ik erg enthousiast. Ik werd als procesmanager aangenomen op De Zuidlanden, een project voor de bouw van 6.500 woningen en het verleggen van een rijksweg. Er was veel verzet, bewoners dachten dat hun rust en uitzicht verpest zouden worden. Samen met VIA Drupsteen heb ik onderzocht wat de landschappelijke impact van de weg werkelijk zou worden, door foto’s te maken van een vergelijkbare weg. Die impact bleek lang niet zo groot als iedereen, inclusief de projectgroep, dacht. Als we dit vanaf het begin hadden aangetoond, dan hadden we nooit zulke grote problemen gehad. Met VIA Drupsteen hebben we toen een aanpak bedacht. Daarna ben ik voor ze gaan werken. Later werd ik mede-eigenaar.’

Visualisatie ‘Wat we deden in Weerselo is een goed voorbeeld van hoe we werken. De gemeente Dinkelland wil dit krimpdorp aantrekkelijk maken met een nieuw winkelcentrum. Het gevaar bestaat echter dat die winkels leeg blijven. Je moet er dus voor zorgen dat mensen er op voorhand

al graag naartoe gaan en dat het een levendig dorpscentrum wordt. We hebben voorgesteld om drie stedenbouwkundige (voor)ontwerpen te laten maken, die allemaal voldoen aan de uitgangspunten van de gemeente, maar verschillend zijn in sfeer. We maakten een visualisatie van deze ontwerpen en

‘Het is fascinerend om problemen slim op te lossen’ stuurden elk huishouden een brief met uitleg. Ze mochten stemmen op het ontwerp van hun voorkeur. Op deze manier ging de discussie niet over nut en noodzaak of de uitgangspunten, maar over het ontwerp. Uiteindelijk heeft 27 procent gestemd, 94 procent daarvan ging naar één variant, die de gemeente gaat bouwen. Bewoners hebben nu het gevoel dat het ‘hun’ winkelcentrum wordt. Dezelfde soort projecten hebben we gedaan voor onder meer Rijkswaterstaat, de provincie Friesland, gemeenten en projectontwikkelaars. Ik vind het ontzettend leuk om te doen, want het is altijd een heel uitdagend puzzeltje. Het is fascinerend om problemen slim op te lossen. En hoe vaker ik het doe, hoe leuker het wordt.’ é Marieke Vos

december 2011 19


S   Veranderende economische, demografische en bestuurlijke verhoudingen maken dat het werkveld van de planologie, ruimtelijke ordening en stedenbouw momenteel sterk in beweging is. De financiële mogelijkheden zijn door de crisis en bezuinigingen beperkt, terwijl de actuele thema’s er niet om liegen: groei en krimp, de stagnerende woningmarkt, een ongekende leegstand van kantoren, de wateropgave, energie en duurzaamheid, de kansen van erfgoed benutten. Teruglopende overheidsbudgetten en investeringsruimte van private partijen maken dat samenwerking geboden is, meer dan ooit, meent Mirjam Huffstadt, lector Regie Stedelijke Vernieuwing, verbonden aan de MUAD. Ze praat liever over uitdagingen en kansen, dan over problemen. ‘Schaarste maakt creatief en genereert differentiatie. Professionals moeten nu écht luisteren, echt samenwerken en initiatieven faciliteren.’ De Masteropleiding Urban & Area Development (MUAD) of de Masterclasses Urban & Area Development bieden de nieuwste inzichten en vooral veel praktijkervaring. Het hart

van een periode bij de MUAD of een Masterclass is altijd een praktijkgericht onderzoek in een gebiedstype en verbonden met een actueel thema, legt Mirjam Huffstadt uit. ‘Zo wordt bijvoorbeeld door de studenten op locatie onderzoek gedaan naar organische gebiedsontwikkeling van een bedrijventerrein. Of ze wonen tijdelijk in een herstructureringswijk en doen onderzoek naar meer betrokkenheid van eindgebruikers en samenwerking met diverse investeerders. De vaardigheidstrainingen zijn vooral gericht op de gedragskant van professionals zoals samenwerken, leiding geven, processen tussen partijen leren doorzien en aansturen. Ook is in deze trainingen veel aandacht voor de harde aspecten zoals rekenen en tekenen.’ De tweejarige Masteropleiding en de 10 weekse Masterclasses van de Master of Urban & Area Development (MUAD) worden sinds 2008 aangeboden. MUAD is een samenwerkingsverband van Hogeschool Utrecht, Saxion en Hogeschool Rotterdam. Deelnemers hebben een functie op hbo/wo niveau bij de overheid, ontwikkelaars, corporaties, advies- en ingenieursbureaus. De opleiding kan een flinke stap voor hun carrière betekenen.

rofes voor p twerk

sionals

in

ING W U E I ijkge ERN V Prakt E K ING J I L L E E K D K STE NTWI O S D IE & GEB opleid richte

ingen

a en ma

Nieuwsgierig? Vraag de opleidingsbrochure aan via info@muad.nl of kijk op Deze opleiding wordt gesteund door en is ontwikkeld in samenspraak met:

WWW.MUAD.NL Deelnemende hogescholen:


Ruimtemakers

H  V,  

‘Het omgevingsrecht is sterk in beweging en dat houdt me scherp’ ‘Ik werd in 1973 bij de provincie Utrecht aangenomen bij de griffie ruimtelijke ordening, studeerde Gemeente-administratie 1 en begon in 1981 aan een avondstudie Rechten. In 1994 promoveerde ik op een proefschrift over het bestemmingsplan bij prof. Peter van Buuren. Ik heb altijd bij de provincie gewerkt en altijd met ruimtelijke ordening. Ik ben een paar keer bijna overgestapt naar de wetenschap en heb mij ook wel georiënteerd op de rechterlijke macht, maar kreeg niet het gevoel dat ik daar gelukkiger zou worden. Ik vind dat je lol moet hebben in wat je doet en dat heb ik zeker bij de provincie.’ ‘Een echte mijlpaal uit mijn loopbaan is de aanwijzing uit 2002 aan de gemeente Amersfoort, onder de oude Wro. Die ging over de wijziging van het bestemmingsplan voor de opslag van baggerspecie categorie 3 en 4. Het was de eerste aanwijzing in de geschiedenis van de provincie. Er zijn in ons land niet veel van die aanwijzingen gegeven, dus het was een uitdaging om dit goed te doen. Ik deed literatuuronderzoek, ben gaan praten met bevriende collega’s uit andere provincies en we kregen advies van professor Niels Koeman, gespecialiseerd in RO- en milieurecht.

Inzichten Er was veel verzet tegen deze baggerstort, omdat hij vlakbij de in ontwikkeling zijnde woonwijk Vathorst ligt. De afspraak was gemaakt in een tijd dat er alleen maar weiland was, maar dit soort trajecten duren lang. Huizen werden gebouwd, bewoners gingen protesteren en de gemeenteraad wilde niet meer meewerken aan de stort. Het was dus niet alleen juridisch, maar ook politiek-bestuurlijk uitdagend. GS hoorde de gemeenteraad en er kwamen vijf bussen vol boze Amersfoorters naar het provinciehuis, gemeenteraadsleden en bewoners. Uiteindelijk hebben we de aanwijzing opge-

steld. De procedures zijn goed gegaan, we hebben alles gewonnen, tot aan de Raad van State toe. Die stort ligt er trouwens nog steeds niet, de inzichten zijn in de loop der tijd veranderd. Er wordt nu onderzocht of men het kan combineren met een andere, bestaande stortplaats.’

‘Niet alleen juridisch, maar ook politiek-bestuurlijk uitdagend’ ‘Het Omgevingsrecht is sterk in beweging, het tempo neemt alleen maar toe. Soms denk ik wel eens dat het wat teveel van het goede is, want de uitvoeringspraktijk moet het ook bij kunnen houden. Maar het is tegelijkertijd uitdagend, je kunt niet lang toe met routines. Ik word binnenkort 63 en hoop dit werk nog wel enkele jaren te doen. Het houdt me scherp.” é Marieke Vos

december 2011 21


Trend

H    

Op zoek naar Toekomstig Functies op het gebied van ruimtelijke ordening zijn naar verhouding moeilijk vervulbaar. Op dit moment valt dat niet erg op. Maar als er geen actie wordt ondernomen, dreigt over enkele jaren een groot tekort aan gekwalificeerde ‘ROmmers’. ‘Waar het nog aan ontbreekt, is een helder beroepsbeeld.’

D

e leeftijd van de gemiddelde gemeente-ambtenaar steeg in 2010 met een half jaar, van 45,2 naar 45,8 jaar. De verwachting is dat die trend zich in de komende jaren versterkt zal voortzetten. De instroom van jonger personeel stokt omdat uitstromende medewerkers niet worden vervangen; alleen al in 2010 daalde het aantal vacatures ten opzichte van het jaar daarvoor met bijna de helft. Naar schatting zal het gemeentelijk personeelsbestand nog eens met 10.000 fte dalen, op een totaal van een kleine 160.000 fte. Nu is er weinig mis met ervaren medewerkers en meer efficiency, maar krimp en vergrijzing stelt overheden voor grote vragen in de toekomst: wie vervangt de groep gekwalificeerde medewerkers die met pensioen gaat, en hoe blijft kennis en ervaring gebonden aan de organisatie? Voor RO-functies is deze vraag extra relevant omdat de ervaring leert dat ze in krappe tijden op de arbeidsmarkt moeilijk vervulbaar zijn. In 2008 liet de VROM-inspectie onderzoek doen onder meer dan driehonderd gemeenten. De vacature-

De ergste knelpunten doen zich pas voor over tien tot vijftien jaar Dan gaat de grootste groep met pensioen graad voor VROM-taken was op dat moment 14 procent, waarvan bijna driekwart kon worden bestempeld als moeilijk vervulbaar, tegen een kwart voor het totale aantal gemeentebanen. Gemeenten ondervonden bij de werving concurrentie van marktpartijen, die hogere salarissen konden bieden.

Concurrentie Het waren betere tijden dan nu, zeker voor wat betreft gebiedsontwikkeling. Maar de volgende periode van krapte op de arbeidsmarkt zal zwaarder zijn dan de vorige, voorspelt Ronald Bakker, projectleider Arbeidsmarkt en Deskundigheid bij het landelijke Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA): ‘De ergste knelpunten doen zich pas voor over tien tot vijftien jaar. Dan gaat de grootste groep met pensioen. Op bestuurlijk niveau begint nu echt door te

december 2011 22

W ie t ie Do um a : ‘Mobili te i t sm an a gement is e en re g ion a le z a a k d ie no g ve el me er o p d ie s c ha a l mo e t worden a a n ge pa k t .’

dringen dat strategisch personeelsbeleid de toekomst van de organisatie bepaalt. Wie nu geen actie onderneemt, vist straks achter het net op de arbeidsmarkt.’ Om welke functies gaat het eigenlijk precies? Vooruitlopend op de toekomstige Omgevingswet is in het programma PUmA de term ‘werkveld omgevingsrecht’ geïntroduceerd. Een onlangs gehouden verkenning omvat 55 beroepen binnen de domeinen milieu, bouwen en ruimtelijke ordening. Hieronder vallen alle beleidsmakers, inspecteurs, adviseurs en planners die werkzaam zijn op het gebied van milieu, afvalwater, bouw, bodemkunde, brandveiligheid, cultuur, landinrichting, ruimtelijke ordering, verkeerskunde en stedenbouw. In totaal gaat het om 19.000 werknemers, waarvan zo’n 10.000 bij de overheid. ‘Het laatste jaar is de groei tot stilstand gekomen in deze groep en het is mogelijk dat die trend zich op de kortere termijn nog even doorzet,’ zegt Bakker. ‘Maar de grootste uittocht moet nog komen. Binnen de overheid zal de uitstroom van medewerkers in het werkveld omgevingsrecht in 2025 bijna drie keer zo groot zijn als nu, van ongeveer 150 per jaar naar 400. Dit leidt tot concurrentie om gekwalificeerd personeel, zowel tussen overheden onderling als tussen overheden en marktpartijen.’


Talent Specialisten Gemeenten moeten zich niet in slaap laten sussen door de tijdelijke teruggang, zegt ook Guido Termont, manager ruimte bij werving-, selectie en interim-managementbureau JS Consultancy: ‘Een paar jaar terug zat het knelpunt in het bredere RO-veld, maar door de bezuinigingen en de terugval in gebiedsontwikkeling is dit nu sterk afgenomen. Op vacatures voor planologen, verkeerskundigen of planjuristen komen op dit moment voldoende reacties binnen. De actuele vraag is naar specifieke kennis rond kostendeskundigheid, zoals van aanbestedingsspecialisten en planeconomen. Vooral grotere gemeenten maken op dit moment een omslag van groei naar afstoting en strategisch vastgoedbeheer. Daarnaast ligt er meer nadruk op efficiency in de organisatie, bijvoorbeeld door de activiteiten van binnen- en buitendiensten nader te onderzoeken. De arbeidsmarkt zal weer aantrekken. Per saldo denk ik dat er in de toekomst minder, maar breder georiënteerde RO-mensen zullen komen.’

Pieken en dalen Meer dan andere sectoren lijkt de arbeidsmarkt voor ‘ROmmers’ gevoelig voor pieken en dalen. Dat wordt niet alleen veroorzaakt door de conjunctuur, maar ook door de decentralisatie van beleid met nieuwe wetgeving als de Wro en de Wabo. Ronald Bakker denkt dat de terughoudendheid bij het aannemen van nieuwe medewerkers op dit moment deels te maken heeft met de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s), die vanaf 2013 in het hele land operationeel moeten zijn: ‘Gemeenten zitten op het vinkentouw, zolang nog niet volledig duidelijk is welke taken precies in de regionale diensten terecht komen en welke niet.’ Het dreigende tekort aan kennis op gemeenteniveau is een belangrijke aanzet geweest bij de vorming van de RUD’s, waarin vooral milieutaken en gemeenteoverstijgende bouw- en ruimtetaken zullen worden ondergebracht. Maar ook voor de bouw- en ruimtetaken die binnen gemeenten blijven, knelt het, zegt Termont: ‘Voor de functies aan de ‘voorkant’ van bouwprojecten is er op dit moment voldoende kennis en kunde op de markt. Het probleem zit in de uitvoering. Een civieltechnisch projectleider is op dit moment heel moeilijk te vinden. Er studeren jaarlijks enkele tientallen studenten civiele techniek op HBO-niveau af, terwijl het er eigenlijk een paar honderd zouden moeten zijn.’

Regionale samenwerking Gemeenten zitten in een lastige spagaat. Gedwongen door bezuinigingen en efficiencyslagen houden ze een vacaturestop, terwijl de grote pensioenuittocht voor de deur staat. De vraag is hoe ze er in slagen om op de langere termijn toch voldoende kennis in huis te houden en jong talent op de arbeidsmarkt aan zich te binden. Eén van de mogelijke antwoorden daarop is regionale samenwerking. Bijna driekwart van de gemeenten is inmiddels aangesloten bij een samenwerkingsverband op personeelsgebied. Wat meestal begint bij een gezamenlijke vacaturebank, ontwikkelt zich op steeds meer plaatsen tot een daadwerkelijk regionaal human resource beleid, met uitwisseling van medewerkers en gezamenlijke kennisontwikkeling. ‘Mobiliteitsmanagement is een regionale zaak die nog veel meer op die schaal moet worden aangepakt,’ zegt Wietie Douma van WerkeninFriesland, het mobiliteitsnetwerk dat ‘van onderop’ ontstond toen de P&O-hoofden van zeven gemeenten in 2004 besloten om de krachten te bundelen. Inmiddels dekt het netwerk de hele provincie en wordt 60 procent van de vacatures via de interne vacaturebank vervuld. Juist voor RO-functies liggen er kansen, zegt Douma: ‘Onlangs had Heerenveen tijdelijk niet genoeg werk

R on a l d B a k ke r : ‘ O p b es t u u r l i j k n i ve au b e g i nt nu e c ht do or te d r i n ge n d at strate g i s c h p ers one e l sb e le id de to e kom s t va n de orga n i s at ie b e pa a l t .’

Wie nu geen actie onderneemt, vist straks achter het net op de arbeidsmarkt voor vier stedenbouwkundigen. Na goed overleg met de betrokkenen werden deze voor 24 uur per week aangeboden bij collega-gemeenten. Op het laatste moment kwam er weer een opleving, waardoor het niet doorging, maar zo kan het dus wel.’

Flexibiliteit De drempel om te bewegen ligt nog hoog voor gemeenteambtenaren, vindt Douma: ‘Je zou kunnen denken aan een flexibele schil om de organisatie, van mensen die weten wat het betekent om in een gemeentelijke organisatie te werken. Het ideaalbeeld, maar dan spreek je over toekomstmuziek, is eigenlijk een soort ‘Friese ambtenaar’. Zo’n status zou de overheid ook aantrekkelijker maken als werkgever. We zouden deze relatief rustige periode op de arbeidsmarkt moeten benutten om de slag naar meer flexibiliteit te maken, èè

december 2011 23


Trend G u ide Te r mont : ‘G e me e nte n mo e te n z ic h n ie t i n sl a a p l ate n s u ss e n do or de t i j de l i j ke ter u g gang.

en het zo te regelen dat medewerkers gemakkelijker kunnen worden ingeschakeld voor alle overheidslagen. Minder in vaste functies en functiehuizen, meer in taken en talenten.’ Krimp en bezuinigingen zorgen voor een regionalisering van de arbeidsmarkt, constateert ook Joost Visser, hoofd van het Ingenieursbureau van de gemeente Groningen. De organisatie, met tachtig medewerkers, werkt volgens het ‘eigen broek ophouden’ principe, waarbij diensten worden geleverd aan zowel de stad als de regio. ‘We bieden vaker ruimtelijke diensten aan bij omliggende gemeenten. Dat is voor hen goedkoper dan om daarvoor zelf mensen in dienst te hebben. Een kleine gemeente als Ten Boer heeft alleen nog een minimale ambtelijke staf en maakt voor RO-taken volledig gebruik van het apparaat van de gemeente Groningen.’

Op vacatures voor planologen, verkeerskundigen of planjuristen komen op dit moment voldoende reacties binnen. Ook Visser ziet in de toekomst een vraag naar breder georiënteerde RO-ers: ‘De toekomst is aan mensen met kennis van moderne contractvormen. De eisen in plannen verschuiven steeds meer van gedetailleerd en gericht op strakke normen, naar functioneel en gericht op de wisselwerking met de omgeving. Dat vereist mensen met vakkennis en bestuurlijke feeling. In dat talent moet je nu als organisatie investeren, anders wordt het over enkele jaren alleen maar lastiger om ze te vinden.’

Milieuprofessionals De term ‘werkveld omgevingsrecht’ is een relatieve nieuwkomer. Volgens Ronald Bakker is hij vooral bedoeld om een platform te creëren waarin beroepsopleidingen en hun belangrijkste afnemers samenwerken. De focus ligt vooral op HBO-opleidingen, Jo o st V iss er : ‘ De to e kom s t niet alleen omdat die voor is a an mens en me t ke n n i s van mo der ne cont rac t vormeer dan de helft van de men.’ instroom zorgen maar ook omdat op HBO-niveau de grootste knelpunten in de werving zitten. Zo is het aantal HBO’ers Milieukunde dat jaarlijks afstudeert gedaald van 400 in het topjaar 2001 naar 130 in in 2009. Bakker: ‘Het doel is om het werken in een RO-, bouw-, of milieufunctie bij de overheid als aantrekkelijk beroepsperspectief onder de aandacht te brengen. Het werkveld is sterk gefragmenteerd, zo zijn er al tien verschillende beroepsverenigingen. Waar het nog aan ontbreekt, is een helder beroepsbeeld, zoals bijvoorbeeld de waterwereld in de afgelopen jaren heeft opgebouwd. Wie nu interesse heeft in een studie op het gebied van ruimte, verliest al snel het overzicht door de diversiteit aan mogelijkheden. Jongeren hebben geen beeld van de sector, terwijl de ervaring leert dat mensen er met veel plezier werken en er ook blijven.’ é Martin de Jong Meer achtergronden www.uitvoeringmetambitie.nl

Ecologische quickscans

Mitigatie- en compensatieplan

Soortgericht onderzoek

Ecologische begeleiding

Toetsing Flora- en faunawet

Beheeradvies

Toetsing Natuurbeschermingswet

Cursussen

resultaatgericht

praktisch

flexibel

kwaliteit

meedenkers regionaal

landelijk

specialisten

uitdagingen

w w w.regelink.net | 085 77 37 676

december 2011 24

netwerkers

innovatief


Ruimtemakers

S G,  

‘Concrete oplossingen in de praktijk brengen’ ‘Van huis uit ben ik natuurkundige, ik heb altijd affiniteit gehad met geluid en akoestiek. Geredeneerd vanuit de leefomgeving: wat is nog een prettig geluidsniveau, welke rol speelt geluidhinder? Tien jaar geleden begon ik voor de gemeente Heerlen, sinds 2006 ben ik beleidsmedewerker milieu. Mijn speerpunten zijn geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.’ ‘Ik vind het een mooie uitdaging om te zorgen voor een prettige leefomgeving, ook vanwege de verscheidenheid: in het centrum wil je levendigheid, je wilt daar de economie stimuleren, maar mensen moeten er ook prettig kunnen wonen. Op een bedrijventerrein is dat weer heel anders. Wij maken leefomgevingsplannen op basis van MILO, om een balans te vinden voor al deze aspecten, in een gebiedsgerichte benadering.’

Elektrische fiets ‘Een project dat ik erg leuk vond om te doen, was het stimuleren van elektrische fietsen in Heerlen. We hadden subsidie van de provincie om mensen uit de auto en op de fiets te krijgen. Dat verbetert de luchtkwaliteit en vermindert ook de geluidshinder. Ik stelde een werkgroepje samen om dit in te vullen; we zouden eerst inwoners subsidie geven, die een fiets hadden gekocht, maar de verkeerskundige kwam met het plan om mensen zelf over de verkoopprijs te laten onderhandelen. Als gemeente zouden we het bedrag dat ze van de prijs af hadden gekregen verdubbelen, tot maximaal € 400. Dat werkte erg goed: binnen drie weken was het subsidiepotje leeg. In totaal hebben 375 inwoners subsidie voor een fiets gekregen.’

Omgevingslawaai ‘Een ander project waar ik trots op ben, is het Actieplan Geluid. Dit komt voort uit de EU-regelgeving over omgevingslawaai. Wij concentreren ons op het wegverkeer, dat in Heerlen relatief voor de meeste geluidoverlast zorgt. In het actieplan zijn diverse maatregelen in beeld gebracht om deze hinder tegen te gaan, zoals het zoveel mogelijk toepassen van stil asfalt, vrachtverkeer aan banden leggen met milieuzonering, verminderen van de verkeersintensiteit op sommige wegen en meer handhaving op bromfietsen, de zogenoemde knetterbrommers en brulapen.

‘Beleid maken en vervolgens trekken en duwen…’ Ik heb het maken van dit plan getrokken en houd me ook bezig met de uitvoering, natuurlijk samen met andere collega’s binnen de gemeente. Ik adviseer bijvoorbeeld de afdeling die de herinrichting van een weg doet. Dat vind ik het leukste aan dit werk: beleid maken en vervolgens trekken en duwen, proberen concrete oplossingen in de praktijk van de grond te krijgen, voor de leefbaarheid in de stad.’ é Marieke Vos

december 2011 25


De nieuwe stedenbouwer: verkennen, analyseren en vooral verbinden Stedenbouw is tegenwoordig veel meer dan puur ontwerpen. Het vak is sterk in ontwikkeling, omdat de maatschappelijke context ingrijpend is gewijzigd. De tijd van de grote opgaven vanuit meeslepende stedenbouwkundige visies ligt definitief achter ons. De stedenbouwkundige is veel meer dan voorheen gericht op het sociale, maatschappelijk en financiĂŤle belang. Hij of zij onderzoekt mogelijkheden, maar levert geen eindplaatjes. Analyseren, onderzoeken, verkennen, meerdere oplossingsmogelijkheden bieden; de stedenbouwkundige van deze tijd brengt verschillende partijen samen om dan gezamenlijk tot opdrachten en oplossingen voor problemen te komen. En is veel meer een maatschappelijke coach, adviseur en strateeg dan een ontwerper; een verbinder! Verbindingen leggen als de kern van het vak, daar gaat het vooral over bij de nieuwe tweejarige post-hbo-opleiding Stedenbouwkundige Techniek en Ruimtelijke Planning aan de Christelijke Hogeschool Windesheim. Het is dĂŠ kans voor medewerkers bij gemeenten, bureaus, projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties met minimaal een bachelorstudie om zich te bekwamen in dit hoogdynamische werkveld. De opleiding is toegespitst op de praktijk en biedt een overzicht over alle aspecten die in de stedenbouw en ruimtelijke ordening aan de orde komen. De studenten worden tot projectleider opgeleid om dan bij stedenbouwkundige vraagstukken te kunnen adviseren en processen te kunnen sturen en begeleiden. Naast de stedenbouwkundige basis, de strategische stedenbouw en het ontwerp,

geschiedenis van de stedenbouw, krijgen de studenten juridische, economische vormgeving, milieutechnische en duurzaam onderzoek, verkeerskundig-, en landschappelijk ontwerp en beeldende vorming. Alle theoretische vakken worden in ontwerpopdrachten geĂŻntegreerd. De docenten komen uit de praktijk en putten tijdens de colleges en bij de begeleiding voortdurend uit hun eigen ervaringen, onder meer met de nieuwe wet- en regelgeving. Deze tweejarige post-hbo-opleiding is goed parttime te doen. Colleges en projectbegeleiding vinden wekelijks plaats op vrijdagmiddag. De studenten werken veelal in groepsverband waardoor de werklast bij opdrachten wordt gedeeld. De studiebelasting bedraagt ca. 600 uur per jaar.

De stedenbouwkundige als maatschappelijke coach, adviseur en strateeg; een verbinder!

atie? Meer inform of kom langs op de open

Vraag een brochure aan 18.30 - 21.15 uur. avond op vrijdag 20 januari 2012 van elden via Begin januari kunt u zich online aanm nden navo l/ope im.n eshe www.wind

Windesheim.pdf 1

07-12-11 07:08


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

T    T 

Kansen voor duurzame gebiedsontwikkeling liggen voor het oprapen Duurzame gebiedsontwikkeling staat op de agenda, ook in crisistijd. Nederland wemelt van de wethouders, ontwikkelaars en particuliere opdrachtgevers die kansen op dit gebied zouden willen benutten. Maar ze lopen steeds tegen dezelfde vragen aan: hoe moet ik beginnen? Wat is er mogelijk? Hoe krijg ik andere partijen mee? Hoe zit het met de exploitatie? Antwoorden op die vragen zijn te vinden in Toekomstwaarde nu!, een inspiratieboek dat al zijn tweede druk beleeft.

E

en kilometer houtwal levert elk jaar zo’n 200 kuub snoeihout op. Je kunt dat hout afvoeren, maar is dat wel de beste oplossing? Als het wordt gebruikt voor de verwarming van een vlakbij gelegen zorgcentrum, combineer je landschapsbeheer met zorg en energie. Het zorgcentrum krijgt goedkope energie uit de eigen omgeving. Het snoei-

‘Het gaat niet om terugverdienen, maar om het rendement’

A t r i u m M in is te r ie va n Fin a nc ië n

hout heeft opeens een marktwaarde: het levert geld op in plaats van dat de afvoer ervan geld kost. Voor loonbedrijven uit de buurt wordt het aantrekkelijk om snoeihout te verzamelen en te versnipperen. Dit (denkbeeldige) voorbeeld komt uit de publicatie Toekomstwaarde nu! en geeft precies aan waar het in dit

Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

Duurzame ruimtelijke ontwikkeling Dit katern laat zie hoe ruimtelijke ontwikkeling op een integrale en duurzame wijze is aan te pakken, toekomstbestendig dus en rekening houdend met meerdere belangen. Duurzaam bouwen en ontwikkelen realiseert meerdere doelen tegelijkertijd door het koppelen van belangen en betrekken van betrokken partijen in het proces. Doordat projecten zo breder worden gedragen, kunnen ook de financieringsmogelijkheden worden vergroot. Duurzaamheid gaat dus niet alleen over bouwen met

nieuwe duurzame materialen en technieken, op basis van duurzame energievoorzieningen. De relatie met de omgeving in brede zin, zowel boven- als ondergronds, inspelen op de klimaatsverandering, het verbinden met de natuur en de culturele identiteit van plekken, het belang van de eindgebruiker meewegen in toekomstbestendige gebouwen, beheersaspecten meenemen in de financieringsconstructie; ook dit zijn aspecten van duurzame ruimtelijke ontwikkeling.

december 2011 27

èè


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

boek om gaat. Het laat zien dat duurzame oplossingen niet, zoals nog vaak wordt gedacht, ‘extra’ maatregelen zijn die ‘alleen geld kosten terwijl je nog maar moet afwachten wat ze opleveren’. De kansen om duurzaamheid te gelde te maken (en dus toekomstwaarde te creëren), liggen voor het oprapen, op grote en kleine schaal – als we maar bereid zijn ze te zien. Door voorzieningen slim te combineren, is het mogelijk allerlei belangen te verenigen, ook financiële.

Praktijk en theorie Martine de Vaan, werkzaam bij het RVOB, is samen met Gé Huismans (AgentschapNL) de drijvende kracht achter deze publicatie, die voortkomt uit de Community of Practice Oneindig Laagland. Volgens haar is dit boek ‘handig voor de wethouder, al of niet goed ingevoerd in de materie, die wil weten wat er mogelijk is en waar hij moet beginnen. Of voor de ontwikkelaar. Of het energiebedrijf.’ En voor het RVOB zelf overigens, want ook daar zoekt men voor de eigen projecten naar manieren om duurzaamheidsambities operationeel te maken. Voor al die lezers is Toekomstwaarde nu! praktisch én theoretisch opgezet. Op de even pagina’s zijn vijfendertig voorbeelden verzameld van geslaagde pogingen om duurzaamheid in gebiedsontwikkeling te verzilveren (zie kaders bij dit artikel voor een selectie). Elk voorbeeld wordt afgesloten met een verwijzing naar een website of contactpersoon. Steeds staat vermeld welke dilemma’s zijn overwonnen. Daarnaast zijn er vier dieper uitgewerkte casussen uit Haarlemmermeer en Almere. De oneven pagina’s bevatten een meer theoretische verhandeling (compleet met een ‘Spoedcursus gebiedsontwikkeling, duurzaamheid & geld’), waarin methoden en oplossingen worden gepresenteerd om problemen aan te pakken – of het nu gaat om de rol van mensen, instrumenten of geld. Daarnaast zijn er concrete aanwijzingen en aanbevelingen hoe verschillende betrokkenen de uitdagingen te lijf kunnen gaan.

Creativiteit Het boek is vooral als inspiratiebron bedoeld en kan als handleiding dienen of zelfs als syllabus in het hoger onderwijs. ‘Op veel gebieden is er nog een kennisachterstand,’ zegt Gé Huismans hierover. Tijdens twee bijeenkomsten rond het

‘De crisis zou de noodzaak tot samenwerking wel eens kunnen versterken.’ boek heeft hij gemerkt hoe weinig zelfs professionals soms nog weten. ‘Er zijn misverstanden en onduidelijkheden. Dat Toekomstwaarde nu! aan zijn tweede druk toe is, en bijvoorbeeld door de Dutch Green Building Council actief onder ontwikkelaars wordt verspreid, bewijst dat het in een

december 2011 28

Nobelhorst, Almere: energiebedrijf op wijkniveau Nieuwbouwwijk Nobelhorst in Almere (4.200 woningen) moet klimaat- en energieneutraal worden. De wijk krijgt een eigen energiebedrijf, dat zorgt voor een slim energienet en de levering van duurzame warmte en elektriciteit, opgewekt door een windmolenpark in Zeewolde. Omdat er relatief veel tijd ligt tussen de investeringen en de baten van de energieopbrengst (‘split incentive’), wordt voor het opzetten van het bedrijf op wijkniveau een beroep gedaan op het regionaal Duurzaam Energie- en Ontwikkelingsbedrijf. Het gekozen financieel arrangement is een Participatie Onderneming. Investerende deelnemers kunnen hierin meebesluiten over de besteding van het beschikbaar komende geld.

Nob elhorst A lmere Beeld Top-shot

behoefte voorziet.’ Inmiddels wordt het boek ook aanbevolen in colleges gebiedsontwikkeling bij de opleidingen tot Master of Real Estate en Master of City Development. De behoefte aan kennis is vooral zo groot omdat juist nu twee ontwikkelingen bij elkaar komen. Aan de ene kant de noodzaak om projecten te realiseren met meer kwaliteit en meer waarde, aangestuurd door wensen van bewoners en ambities van de politiek. Aan de andere kant de noodzaak om te bezuinigen, ambities terug te schroeven of te heroverwegen. Die spagaat kan verlammend werken, maar tegelijk buitengewoon creatief maken. De Vaan en Huismans zijn vooral in de creativiteit geïnteresseerd. Die is overal in Nederland aanwezig, zoals de voorbeelden laten zien. Doelstellingen op het gebied van energie, water, afval en groen blijken financieel te kunnen worden verankerd in business cases van gebiedsontwikkelingen. Veel experimenten en initiatieven laten zien dat het voor de kosten gunstig uitpakt. Er zijn dus, bij wijze van spreken, overal ‘houtwallen’ die geld opleveren – en er kunnen er veel meer bij.


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

C Kortzichtigheid Dat het tot nu toe bij incidenten blijft, heeft volgens De Vaan een belangrijke reden: ‘Mensen die financieren en mensen die duurzaam willen ontwikkelen, verstaan elkaar eigenlijk niet goed. Neem alleen al de focus op financieren als oplossing voor alle problemen. Terwijl financieren betekent: het aantrekken van vreemd vermogen, waarover je rente moet betalen, waardoor het duurder wordt. Dat is lang niet altijd de verstandigste route. In veel gevallen is bekostigen een betere benadering. Dan ligt het accent op het doel dat je wilt bereiken en het geld dat je ervoor over hebt. Je kunt dat geld bijvoorbeeld ook door crowdfunding aantrekken.’

Kop Kop Inleiding

Nog zo’n term waar De Vaan vanaf wil: terugverdientijd. Dat woord getuigt volgens haar van de kortzichtigheid die duurzame gebiedsontwikkeling nu vaak tegenhoudt. ‘Het gaat niet om terugverdienen, maar om het rendement. En daarnaast: je vraagt toch ook niet naar de terugverdientijd van je vakantie?’ Goed voorbeeld van deze denktrant: zonnepanelen op het dak. Veel mensen zijn hier gefixeerd op de terugverdientijd. Ze zien over het hoofd dat de panelen ná die terugverdientijd van zo’n tien jaar nog twintig jaar gratis stroom opbrengen. Het is nu al slimmer om zonnepanelen te kopen dan spaargeld op de bank te zetten. Tekst

Waardecreatie Volgens De Vaan en Huismans moeten we anders gaan denken, omdat ontwikkelen en bouwen volgens de traditionele methoden en werkwijzen financieel-economisch niet langer rendabel is. De wereld van het geld en die van de oplossingen zullen elkaar anders moeten verstaan. Dat is het kernpunt van Toekomstwaarde nu!: denken in opbrengsten in plaats van in kosten, de financiering integraal regelen voor de lange termijn, ook al brengt dat een complex proces met veel partijen met zich mee. Het boek pleit ervoor waarden en waardecreatie centraal te stellen.

Door alle denkbare opbrengsten op de lange termijn te benoemen, komen nieuwe kostendragers in beeld. Opbrengsten zijn bovendien niet alleen in geld uit te drukken. Er zijn ook ‘zachte’ waarden, waaronder gezondheid, omgevingskwaliteit en groen. Het probleem is dat die opbrengsten nu nog vaak verdeeld zijn over meerdere exploitaties: grond, vastgoed, beheer. Maar het wordt tijd om daarvan afscheid te nemen, stellen de auteurs. Er zijn interessante koppelingen mogelijk: met de (stromen)exploitatie van externe partijen, zoals een energiebedrijf, een zorginstelling of de waterzuivering. De ene sector wordt zo verbonden met de andere. Iedere belanghebbende heeft daarbij zijn eigen opbrengsten en dus zijn eigen exploitatie, maar altijd worden investeringen op korte termijn gedekt uit de opbrengsten op lange termijn. Mogelijkheden om die relaties te leggen zijn er genoeg. Op de vraag welk financieel arrangement daar dan bij past – de vraag die iedereen natuurlijk meteen stelt – is geen eensluidend antwoord te geven. Dat is maatwerk. Toekomstwaarde nu! draagt er wel veel suggesties voor aan. Financiers kunnen bijvoorbeeld kleine belanghebbenden zijn, particulieren of bedrijven die willen participeren, als aandeelhouder of via een fonds. Een project kan worden bekostigd door de overheid, door publiek-private samenwerking of door de markt. De overheid, vanouds de centrale speler in de gebiedsontwikkeling, zal dus ondernemerschap mogelijk moeten maken, en ruimte moeten scheppen voor nieuwe opdrachtgevers, zoals collectief opdrachtgeverschap of een collectief gebiedsontwikkelingsfonds.

Kritiek Hier is kritiek op het boek mogelijk. Harde financiële informatie over ‘verzilvering’ was blijkbaar lastig los te krijgen. De Vaan: ‘Waar het kon is financiële informatie

èè

Parkstad Leusden: cofinanciering voor beheer openbare ruimte In de wijk Rozendaal (Leusden) leveren de gemeente en de bewoners een financiële bijdrage aan een beheerstichting. Wijkbewoners verzorgen zelf (onder duidelijke randvoorwaarden) het beheer van de wijk op sommige onderdelen: de speeleilanden, het groen, de tennisvelden en het zwembad, in ruil voor een door B&W vastgesteld bedrag per vierkante meter. Alle bewoners betalen mee: 28 euro per maand. Intussen werken bewoners ook collectief aan woningverbetering (vloerisolatie) en gemeenschappelijke activiteiten. De winst zit in de extra kwaliteit bovenop het gemeentelijk gemiddelde, zonder dat er veel additionele publieke investeringen nodig zijn geweest.

Pa rk stad L e u s de n

èè

december 2011 29


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

W i p s t r i k pa r k Ben Vulkers

Wipstrikpark Zwolle: Compensatie wateropgave maakt ontwikkeling mogelijk Het Wipstrikpark, een oud fabrieksterrein in Zwolle, gedeeltelijk buitendijks aan het water, is getransfomeerd tot een hoogwaardige woonomgeving, volledig binnendijks. Dat ging gepaard met nieuwe ruimte voor waterberging in de verderop gelegen polder Sekdoorn, in combinatie met recreatie en natuur. Meerdere partijen (de ontwikkelaar, het waterschap, de gemeente) behaalden voordelen (rendementen) bij

opgenomen, maar ik had het graag meer gezien. Partijen zijn huiverig deze informatie te geven. Ook overheden trouwens. Dat laat ook één van de problemen zien waarvoor een oplossing moet worden gevonden. Samenwerken betekent ook transparantie op het financiële vlak.’ De Vaan en Huismans zijn toch optimistisch. ‘Er gebeurt al veel, de transitie is tastbaar,’ zegt Huismans. ‘De crisis zou de noodzaak tot samenwerking wel eens kunnen versterken.’ De nieuwe aanpak vraagt niet eens om een compleet nieuwe gereedschapskist, stellen ze, want veel van de bekende instrumenten (fondsen, beheerconstructies, crowdfunding) zijn gewoon toepasbaar. De crux is om ze anders toe te passen en te zorgen voor kruisbestuiving, precies zoals in het voorbeeld van de houtwal. Uiteindelijk durven de auteurs de conclusie aan dat de combinatie ‘duurzaam, gebiedsontwikkeling en financiering’ er heel anders kan gaan uitzien (‘binnenkort’, staat er zelfs), mits iedereen zijn rol pakt en de juiste randvoorwaarden aanwezig zijn. Huismans en De Vaan zien zelfs kansen voor een nieuwe

december 2011 30

dit project en wisten die voordelen ook te delen. Zo kon de ontwikkelaar meer bouwen dan oorspronkelijk gedacht. Het waterschap kon door participatie van meerdere partijen eerder en goedkoper het Sekdoorngebied ontwikkelen. De gemeente kreeg de benodigde waterbergingscompensatie. De bewoners houden de voeten droog, en Zwolle kreeg een schitterend natuurgebied.

dienstverlenende bedrijfstak, gericht op geïntegreerde, duurzame exploitatie. De spelers zoals wij die kennen, lopen op dat nieuwe speelveld nog steeds rond: financiers, ontwikkelaars, bouwers, energiebedrijven, zorginstellingen, waterbeheerders, overheden en vele anderen. Maar ze werken samen in nieuwe constellaties in een verduurzaamde economie. Misschien is het wel sneller zover dan we denken. é Edwin Lucas Toekomstwaarde NU! is samengesteld door Agentschap NL in samenwerking met het RVOB, adviseurs van DHV en Gido Stichting, een aantal gemeenten en het ministerie van IenM. Een belangrijk deel van de inhoud is tot stand gekomen in de Community of Practice ‘Oneindig Laagland’ die Agentschap NL op verzoek van en medegefinancierd door IenM heeft georganiseerd. Agentschap NL werkt momenteel aan een vervolg, met extra aandacht voor ‘slimme combinaties’ tussen gebiedsontwikkeling en financiering. www.agentschapnl.nl/duurzamegebiedsontwikkeling


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

Panorama, parel van Kop duurzaamheid in Kop C

Veenendaal

Inleiding

Als een vreemdsoortige constructie van een andere planeet staat de multifunctionele accommodatie Panorama in het groen tussen de hoogbouw van de Veenendaalse wijken Jan Roeckplantsoen, Engelenburg-Noord en Schrijverspark. De gymzaal is het hart van het gebouw. Er omheen zijn ruimten voor welzijnswerk en cursussen gesitueerd. Geen dichte doos, zoals zo vaak met sportaccommodaties, transparant gebouwd dat uitnodigt om naar binnen te komen. Behalve een belangrijke sociale magneet is Panorama een toonbeeld van duurzaamheid.

Tekst Wethouder Henk van Soest is zichtbaar trots op het bijzondere gebouw dat half december de deuren opent. ‘Het bestaande Buurthuis De Til was hard toe aan vernieuwing en voldeed niet aan de eisen van deze tijd. Panorama biedt alle mogelijkheden voor mensen uit de drie wijken en ruimte aan het sociaal-culturele programma voor deze drie wijken. Mensen in deze wijk en de omringende wijken hebben thuis en buiten geringe ruimte om activiteiten te ontwikkelen. Die ruimte bied je dus in zo’n multifunctioneel gebouw’. De Gemeente Veenendaal heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan, vertelt hij. ‘Als de mogelijkheid zich voordoet om energieneutraal te bouwen, dan grijpen we die kans met beide handen aan. We leveren bij dit gebouw veel meer dan de wettelijke normen vereisen. We vinden dat we als gemeente ook een voorbeeldfunctie hebben richting onze inwoners.

Bij Panorama betrokken partijen - Gemeente Veenendaal: initiator en opdrachtgever - Provincie Utrecht: financier kosten energieneutraal vanuit Stedelijke Vernieuwing (ISV-2 en –3) - Architectenbureau Marlies Rohmer: architect - Adviesbureau BREED ID: bouwkundig adviesbureau - E&B: engineering & bouwbegeleiding - Merosch: onderzoek en ontwikkeling van het energieen binnenklimaatconcept - Wolf Dikken: bouwfysicus

Natuurlijk Technisch gezien is het gebouw Panorama vooruitstrevend omdat het met reeds bestaande en bewezen technieken energieneutraliteit realiseert. Er is voor gekozen om deze technieken zo optimaal mogelijk te integreren in het ontwerp. Meest in het oog springend is het schuine dakoppervlak ten behoeve van de 550 vierkante meter zonnepanelen. Het dak en de panelen zijn zo gedimensio-

Met reeds bestaande en bewezen technieken energieneutraliteit realiseren neerd en georiënteerd dat de pv-cellen voldoende zonlicht opvangen. Qua oppervlak van de panelen is het één van de grootste projecten in de provincie Utrecht. Zonne-energie is slechts de laatst stap om het gebouw energiezuinig te maken, de grootste slag wordt gemaakt met een combinatie van bestaande en bewezen technische oplossingen. Te denken valt aan zeer dikke isolatie met bijvoorbeeld een groen vegetatiedak en driedubbel glas, veel buitenlicht, warmteterugwinning uit ventilatielucht, energiezuinige verlichting die terugschakelt naarmate er voldoende daglicht is en warmtepompen. Een belangrijk ontwerpprincipe voor de architect Architectenbureau Marlies Rohmer was om zoveel mogelijk gebruik te maken van wat de natuur te bieden heeft. Vandaar de opvallend goede daglichttoetreding door het toepassen van bijvoorbeeld lichtkokers die buitenlicht bundelen en naar binnen brengen. Maar ook het toepassen van grote, handmatig te bedienen, ventilatiekleppen in de gymzaal, om de mechanische installatie in de èè warmere periodes te ontlasten zonder dat ingeboet wordt èè

december 2011 31


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Mu l t i f u nc t ione e l centr u m Pano ram a , e e n ene rg iez u i n i g e n tran s pa ra nt geb o uw a l s e ye c atc he r e n e ye o p ener. Beeld Gemeente Veenendaal (grote foto) Architectenbureau Marlies Rohmer (inzet)

op de luchtkwaliteit, past binnen dit kader. Net als de vrij hoge lokalen, waar het daglicht diep binnentreedt. Door het grotere volume raken de ruimten minder snel oververhit en wordt de kritische CO2-grenswaarde minder snel bereikt. Zo draagt het gebouw bij aan de gezondheid, het comfort en de concentratie van de gebruikers, aldus de architect.

Integraal De totstandkoming van de multifunctionele voorziening Panorama is net als het ontwerp op integrale wijze tot stand gekomen, in samenspraak met betrokken professionals en belanghebbenden. Wethouder Van Soest: ‘We hebben de

Wethouder: ‘Zonder de subsidie van de provincie hadden we ambities nooit kunnen waarmaken’ ervaring en kennis van professionals uit de omringende wijken gebruikt om keuzes te maken. Aan deze professionals (wijkbeheerders, opbouwwerkers, wijkmanager) is gevraagd waar bewoners uit de wijk behoefte aan hebben. Zij zijn gekomen tot een programma en het gebouw is erop afgestemd. Zo is er in het gebouw naast de gymzaal een keuken waar mensen samen kunnen koken, is er een PC lokaal, een ruimte om spellen te doen en een ruimte waar mensen in huiskamersfeer een kop koffie kunnen drinken.’ Het gebouw heeft nadrukkelijk ook een educatieve functie.

december 2011 32

Welzijn Veenendaal richt het sociaal-culturele programma in voor bewoners. ‘Ze stemmen dat af op de wensen van de bewoners’, legt de wethouder uit. ‘Daarbij moet je denken aan: huiswerkbegeleiding voor jongeren, taallessen, meidensport, computer-, kook-, dans- en biljartlessen. Als gemeente proberen we daarnaast het starten van initiatieven door bewoners uit de omgeving te stimuleren door het beschikbaar stellen van vouchers aan bewoners. Er is dus nog veel meer mogelijk.’

Ruggensteun Zonder de subsidie van de provincie had de Gemeente Veenendaal de duurzame en sociale ambities nooit kunnen waarmaken, laat de wethouder weten. Het geld voor het gebouw en het realiseren van de energieneutraliteit kwam uit verschillende bronnen. Er was geld vanuit de gemeente, daarnaast een ISV-2 subsidie van de provincie Utrecht voor stedelijke vernieuwing. En er was ISV-3-subsidie voor het energieneutraal maken van het gebouw, ook van de provincie. Verder heeft de rijksoverheid nog een bijdrage geleverd. ‘Dit samen heeft ervoor gezorgd dat we het Panorama konden neerzetten, stelt projectmanager Marie Louise Lankveld. Zij noemt het moment dat de ISV-3 subsidie voor energieneutraliteit beschikbaar kwam, en het feit dat de verleende ISV-2 subsidie voor 1 januari 2011 besteed moest zijn als cruciale momenten bij de realisering van Panorama. ‘Het gebouw is in twee jaar tijd gerealiseerd. Waarbij tijdens het ontwerpproces ook nog eens de uitgangspunten wijzigden voor energieneutraliteit. Dat was voor alle betrokkenen zo’n uitdaging dat we er vol voor zijn gegaan. De architect, aannemer en alle betrokken adviseurs hebben echt een megaprestatie geleverd.’ é Marcel Bayer


Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam Duurzaam

C S  

Kop Duurzame sanitatie Kop

Het is juridisch niet mogelijk om de aanleg van een gemeentelijk zwartwater- en een grijswaterriool voor een nieuwbouwlocatie dwingend voor te schrijven. Wel kan in een rioolaansluitverordening bepaald worden dat het verboden is om een zwartwaterafvoer aan te sluiten op een grijswaterriool. In combinatie met het toepassen van een te kleine diameter afvoerleiding om afvalwater van reguliere wc’s op te kunnen lozen, kan men Inleiding er voor zorgen dat het toepassen van conventionele riolering feitelijk te lastig en duur wordt, zodat de ontwikkelaar ervoor zal kiezen om nieuwe sanitatie toe te passen. S c he m at i s c he we e rgave bronges c he ide n a a n pa k

Tekst

Als de gemeente wil dat er in de woningen nieuwe sanitatie, zoals een vacuümtoilet wordt aangewend, heeft dit gevolgen voor de wijze van inzameling en transport van het afvalwater. De openbare voorzieningen moeten daarop afgestemd zijn. In ieder geval moet er een gescheiden systeem voor de afvoer van grijs en zwart water worden aangelegd. In tegenstelling tot eisen aan particuliere voorzieningen is het op grond van het bepaalde in artikel 6.13 Wro wel mogelijk om duurzaamheideisen te stellen aan openbare voorzieningen. Daarnaast is het mogelijk om door middel van een zogenaamde rioolaansluitverordening het lozen van zwart water op een grijswatersysteem te verbieden. Een rioolaansluitverordening is een facultatieve, gemeentelijke verordening, gebaseerd op de zorgplicht uit de Wet milieubeheer voor het inzamelen en transporteren van afvalwater. In een dergelijke verordening kunnen regels komen over de wijze van aansluiten, het type water dat geloosd mag worden en wie verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de verschillende delen van de riolering. Wanneer een initiatiefnemer wil aansluiten op het gemeentelijk riool, is hiervoor op grond van de verordening een vergunning vereist.

Om te bereiken dat er niet illegaal zwart water op het grijswaterriool wordt geloosd kan men in het Programma van Eisen en de rioolaansluitverordening voorschrijven dat de verschillende stromen door middel van leidingen met een kleinere diameter dan gebruikelijk aangesloten moeten worden op het gemeentelijk rioolstelsel. Hierdoor kan zwart water niet via een grijswaterriool geloosd worden, omdat dit tot verstopping van de particuliere afvoerleiding zal leiden. Tevens kunnen grijs water of conventionele toiletten vanwege het constante vacuüm niet aangesloten worden op een zwartwaterriool. Om calamiteiten te voorkomen moet dit natuurlijk nadrukkelijk gecommuniceerd worden naar de ontwikkelaar en de uiteindelijke gebruiker van de woningen. é Bron: Alieke van de Kamp en Paul Telkamp, ‘Juridische aspecten van nieuwe sanitatie’, Vakblad Riolering, november 2011, p. 28-29

december 2011 33


Externe deskundigheid als mobiel kapitaal in ‘de nieuwe gemeente’ Externe adviseurs zijn momenteel uit de gratie, vooral bij de politiek. Te duur en te veel worden daarbij vaak als motieven aangehaald. Dit negatieve sentiment spoort niet met onze ervaringen als adviseurs voor processen en projecten. Te veel bezuinigen op externe krachten leidt naar onze mening tot gemiste kansen. De rol van gemeenten verandert in hoog tempo door bezuinigingen, verbreding van taken door decentralisatie, krimp en vergrijzing, toenemende kennis en mondigheid van burgers. Ook de ingewikkelde kluwen van belangen en regels bij vrijwel iedere nieuwe ontwikkeling maakt het werk voor de gemeentelijke ambtenaar er niet gemakkelijker op. In ‘de nieuwe gemeente’ gaat het om minder beleid, om meer regie en om meer participatie. Al die veranderingen vragen van de gemeente bovendien om snel en deskundig te reageren en om de processen te managen. Kortom, alle zeilen moeten worden bijgezet om inhoud te geven aan ‘de nieuwe gemeente’. Natuurlijk hebben veel gemeenten de mensen om deze nieuwe rol op korte termijn zelf in te vullen. Vergist u zich niet in de kwaliteiten en groeimogelijkheden van de medewerkers, al dan niet te bereiken via extra begeleiding, opleidingen en trainingen! Maar omwille van de versnelling kunnen externe adviseurs een zeer waardevolle aanvulling zijn: – Het vorm geven aan ‘de nieuwe gemeente’ vraagt om andere competenties van medewerkers, zodat de regierol snel en effectief wordt ingevuld. Naast de inhoud gaat het om gericht sturen op processen, gevoel voor de politieke arena, integraal denken en handelen en ervaring met marktpartijen en bewoners. Als deze competenties intern

onvoldoende aanwezig zijn, is inzet van externe adviseurs effectief en aanbevelenswaardig; Tijd is geld, een gemeente moet snel en vakkundig handelen. Bij veel gemeenten is de interne organisatie echter zwaar belast, waardoor inzet van de juiste mensen op korte termijn heel lastig is. Een meer bedrijfsmatige werkwijze vraagt echter ook om snel aan de slag te gaan en de kansen niet te laten lopen. In die situaties kan de inzet van extern adviseurs effectief en zelfs noodzakelijk zijn; Om snel te kunnen schakelen, is flexibiliteit in de arbeidsomvang inmiddels van levensbelang gebleken in het bedrijfsleven. Het creëren van een flexibele schil is voor gemeenten een noodzaak. De inzet van externe adviseurs leidt tot een veel grotere flexibiliteit in de capaciteit en daarmee in de kosten; Soms is het noodzakelijk of handig om te werken vanuit een positie buiten de organisatie en niet onderworpen te zijn aan de dagelijkse verhoudingen en discussies binnen de organisatie. Externe adviseurs kunnen door opgedane ervaringen bij andere opdrachten actuele deskundigheid en een frisse blik inbrengen. In de tussentijd moet het ‘gewone’ werk natuurlijk wel doorgaan. Een externe adviseur zorgt daarvoor en brengt praktijkervaring en deskundigheid in, die kan worden gedeeld.

Anneke van de Meer Jules van der Weerd AXON Adviseurs


Uitgesproken

Uit gesproken

Relevante jurisprudentie In deze maandelijkse rubriek bespreken advocaten van Lexence actuele jurisprudentie op het gebied van ruimtelijke ordenings- en omgevingsrecht. In deze aflevering recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak over planschade.

Van planschadevergoeding naar plancompensatie Met de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de nieuwe planschaderegeling onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de wetgever willen afrekenen met het toekennen van volledige vergoedingen van planschade zoals die waren gebaseerd op het beginsel van de rechtszekerheid. In plaats daarvan heeft de wetgever willen aansluiten bij de “egalitégedachte” zoals die ook bij nadeelcompensatie geldt. Dat houdt onder meer in dat alleen schade voor vergoeding in aanmerking komt, die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico. De jurisprudentie wekte de afgelopen jaren echter de indruk dat er nog maar weinig ‘gebruik’ werd gemaakt van deze nieuwe grondslag. Dat is op zichzelf verwonderlijk, aangezien uiteraard verwacht zou mogen worden dat onder de nieuwe planschaderegeling bij planologische veranderingen in minder gevallen althans in mindere mate tot schadevergoeding zou behoeven te worden overgegaan. Gunstig voor de gemeentekas dus. Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 16 november 2011 (LJN: BU4569) blijkt echter dat het wel

degelijk zinvol is om bij de beoordeling van planschadeverzoeken nadrukkelijk rekening te houden met het normaal maatschappelijk risico. In dit geval ging het om de verbouwing van een woning tot kinderdagverblijf. De eigenaar van de naastgelegen woning claimde vervolgens waardevermindering van zijn woning, omdat hierdoor zijn uitzicht en privacy waren afgenomen en de geluidhinder juist was toegenomen. De Afdeling oordeelde echter dat de geleden schade terecht tot het normaal maatschappelijk risico werd gerekend en dus niet vergoed hoefde te worden. Wat opvalt, is dat de Afdeling nadrukkelijk aansluiting zoekt bij de bestaande jurisprudentie met betrekking tot de uitleg van normale maatschappelijk risico, namelijk dat het gaat om “algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening kan houden, ook al bestaat geen zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze zich zal concretiseren en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien”.

opvang van kinderen gaat in een wijk met woonbestemming, alwaar naar haar aard rekening moet worden gehouden met geluiden van kinderen in het huis of de tuin van de buren. Dat die wijk aan de rand van een klein dorp is gelegen, maakt dat volgens de Afdeling niet anders. Zoals dat ook bij nadeelcompensatie gebeurt, moet rekening worden gehouden met álle van belang zijnde omstandigheden van het geval, zoals bijvoorbeeld de structuur van de omgeving (woningdichtheid, woningbehoefte) en aard van de handeling. Het is de moeite waard om gedegen onderzoek te doen naar dergelijke omstandigheden, ook omdat minder harde aanknopingspunten worden verlangd dan bij bijvoorbeeld de risicoaanvaarding.

é Michael Klijnstra

advocaat bij Lexence advocaten & notarissen te Amsterdam

In dit geval is dat aan de orde volgens de Afdeling, omdat het om een kleinschalige

december 2011 35


De Vereniging van Milieuprofessionals (VVM) is hét platform voor milieuprofessionals. De vereniging zet zich in voor alle milieuprofessionals, ervaren krachten en nieuw talent. Niet de genoten opleiding geldt als criterium om lid te worden, maar het werkveld. De achtergrond van de leden is daarom heel divers. Juist die variatie van werkgevers en disciplines maakt de VVM al ruim twintig jaar lang tot een wervend en inspirerend platform voor haar leden. Door de open cultuur komen intercollegiale contacten tot stand en is het mogelijk om discussie te voeren en opinies te vormen over alle mogelijke milieuonderwerpen.

Geluid integraal inbedden Al jarenlang bestaat er stevig spanningsveld tussen geluid en ruimtelijke plan-nen. Voor de VVM reden om de belemmeringen te inventariseren en aan de hand daarvan met oplossingen te komen. Het aanpakken van geluidreducerende maatregelen in samenhang met ruimtelijke ordening en bouw stond onlangs centraal tijdens een bijeenkomst van de VVM-sectie Geluid en trillingen. Dit gebeurde onder meer aan de hand van enkele praktijkvoorbeelden, waaronder het plan Spoorhaven in Roosendaal. Dat plan omvat de transformatie van een verouderd bedrijventerrein naar een aantrekkelijk woon-, werk- en recreatiegebied in het hart van Roosendaal. Er is plek voor zo’n 1100 woningen, een bioscoop, een stadskantoor, scholen en een nieuw station. Probleem is dat het plangebied kampt met zowel spoorweggeluid als met lawaaibronnen van nabijgelegen bedrijven. Gebiedinrichting en dove gevels De geluidproblematiek heeft geleid tot ‘intensieve’ afstemmingssessies, waarbij de stedenbouwkundig gewenste invulling regelmatig botste

VVM Agenda Oriëntatiedagen Veldwerk Donderdag en vrijdag 2 en 3 februari 2012 Woldhuis, Apeldoorn ITM 2012 Maandag 7 t/m 11 mei 2012 Utrecht

december 2011 36

met de akoestische randvoorwaarden. Uiteindelijk is als resultaat van het overleg een voor alle betrokkenen goed eindontwerp ontstaan. Dit gaat uit van hogere waarden dan de Wet geluidhinder bij voorkeur toelaat, zonder dat de aanwezige industrie in haar werkzaamheden wordt belemmerd. Daarnaast is het stedenbouwkundig ontwerp aangepast. Er komen twee grote schoolgebouwen op de meest geluidbelaste plekken van het plan die het achterliggende gebied beschermen. Maar dan wel met goede geluidwerende gevels aan de kant van de grootste geluidbronnen. Daarnaast worden enkele geluidgevoelige gebouwen voorzien van ‘dove gevels’. Het is jammer dat de betrokken bedrijven geen akoestische maatregelen wilden nemen. Dan waren dove gevels namelijk niet nodig geweest, waardoor er meer ontwerpvrijheid zou zijn. Wel is het akoestisch ruimtebeslag van de bestaande bedrijven begrensd tot de huidige geluidsituatie. Tot aan de Raad van State hebben de bedrijven die extra ruimte wel geclaimd, maar uiteindelijk begin dit jaar niet toegekend gekregen.

Tijdens de VVM-bijeenkomst kwam een recente uitspraak van de Raad van State aan de orde over een door de gemeenteraad vastgesteld zonebeheersplan vergunningverlening in het kader van de Wabo. De Raad stelde dat dit niet kan worden tegenhouden als dit niet is verankerd in het bestemmingsplan. Een zonebeheersplan blijkt dus niet het instrument te zijn om een evenwichtige invulling van een industrieterrein af te dwingen. Gebruiksverkaveling vastgelegd in het bestemmingsplan kan dat wel. Door aan het bestemmingsplan een gebiedontwikkelingsplan te koppelen, met daarin opgenomen de inhoud van een zonebeheersplan, kan het gewenste doel wel worden bereikt. Een uitvoeriger impressie van de bijeenkomst staat op de VVM-website, www.vvm.info é Wim

Schoonderbeek,Schoonderbeek en Partners Advies Bestuurslid VVM-sectie Geluid en trillingen

Nationale Milieudag 2012 Juni 2012 Locatie: centraal in Nederland Milieubeurs 2012 9 t/m 11 oktober 2012 Brabanthallen, Den Bosch Bezoek voor aanmelden en actuele informatie onze site: www.vvm.info

Josquin des Prézstraat 1 Postbus 2195, 5202 CD Den Bosch T 073-6215985 F 073-6216985 E bureau@vvm.info W www.vvm.info


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

Herbestemming in de toekomst

mingen is in zijn ogen definitief voorbij. Hajer

delen van de stad en wat is daaraan te doen?

is het daar mee eens en constateert dat de

Helpen buurtbarbecues en straatfeesten om

planoloog de tekentafel al heeft verruild voor

de kloof tussen allochtonen en autochtonen te

de onderhandelingstafel. Nu zal hij moeten

dichten? Wat is er nodig om wijken en buurten

aanschuiven aan de cafétafel. Adaptieve planning

die vergaand verloederd zijn opnieuw een

en een geleidelijke transformatie van de

kloppend hart te geven? Wat zijn de gevolgen

omgeving kenmerken de nieuwe tijd.

als overheden echt vraaggericht gaan werken en werken met realistische verwachtingen?

Voor het platteland ziet het er volgens

Het recent verschenen eerste stedelijke lectoren-

CPB-directeur Bas ter Weel vrij somber uit.

boek ‘Van maakbare naar lerende stad’ geeft

In een recente scenarioberekening van zijn

een actueel overzicht in stedelijk praktijkrele-

bureau verliest in drie van de vier gevallen het

vant onderzoek van zesentwintig lectoraten.

platteland zijn economische productiefunctie

“Onderzoek van hogescholen leidt tot praktische,

en komt in dienst te staan van de behoeften van

toepasbare resultaten voor de stedelijke profes-

de (groeiende) steden. Toch ziet de Rijksadvi-

sional. Dit boek geeft antwoord op prangende

seur van het Landschap Ytje Feddes weer meer

elementaire vragen waar stedelijke professionals

sympathie voor de boer in de samenleving

en bestuurders dagelijks mee worstelen”, aldus

ontstaan ten koste van de technocratische

Guido Walraven (lector InHolland) en Cees-Jan

natuurontwikkelaars die lang het tij mee hebben

Pen (programmaleider Nicis Institute) die

gehad. Als boerderijen leeg komen te staan,

verantwoordelijk zijn voor de redactie.

kunnen ze misschien worden omgebouwd tot Nederland staat vol met lege gebouwen. Het

woonruimte voor ouderen die steeds vaker in

Bestuurders en ambtenaren streven naar

aantal kerken, kantoren, kloosters, winkels

groepen hun eigen huisvesting en zorg regelen,

succesvolle steden met een lage werkloosheid,

en fabrieken zonder functie neemt nog iedere

meent Actiz-directeur Koster. Vastgoedontwik-

een florerend bedrijfsleven, veel voorzieningen

dag toe. In de afgelopen jaren hebben wel veel

kelaar Rudy Stroink gelooft ook heilig in de

en een woon- en leefklimaat waarin bewoners

prachtige gebouwen een nieuw leven gekregen

opkomst van collectieven die hun eigen zaakjes

zich veilig voelen. Lectoren aan de hogescho-

als poppodium, bibliotheek of creatief bedrijfs-

regelen. Al was het maar omdat de overheids-

len zijn concreet en praktijkgericht bezig met

verzamelgebouw. Maar de tijd dat ontwikkelaars

financiën in de toekomst volledig in het teken

het analyseren en helpen met het oplossen

en gemeenten voldoende geld hadden voor

staan van stijgende zorgkosten en uitgaven aan

van stedelijke vraagstukken. Uit de publicatie

ingewikkelde renovaties en herbestemmingstra-

de sociale zekerheid. Die clustervorming heeft

blijkt duidelijk hoe burgers en ondernemers

jecten lijkt voorbij.

volgens hem voor- en nadelen. De solidariteit

in samenwerking met de (lokale) overheid en

binnen groepen zal toenemen, maar tussen de

andere partners zelf stappen ondernemen om

In een zoektocht naar nieuwe wegen én

collectieven zelf is er steeds minder contact.

buurten te verbeteren en van elkaar te leren.

investeerders heeft het Nationaal Programma

Iedereen is vooral gericht op zijn eigen groep.

Deze kennis draagt bij aan het vormen van een

Herbestemming samen met het H-team recent

Geen aanlokkelijk perspectief.

lerende stad.

tien wetenschappers, praktijkdeskundigen en

H E R BE S T E MM IN G IN DE TOE KOM S T/ IN T E R V I E W S ,

Een van de bijdragen gaat over de Toolkit voor

visionairs hun visie geven op onze toekom-

T R E ND S E N ON T W IK K E L ING E N , OK TOBE R 20 1 1 .

veiligheidsbeleving die het lectoraat in 2009

stige samenleving. Naast een aantal ‘usual

N AT ION A A L PRO G R A M M A HE R BE S T E M M IN G E N

ontwikkelde. Marnix Eysink Smeets, lector

suspects’ als Maarten Hajer, Luuk Boelens, Piet

HE T H T E A M, AU T EUR M A R I J K E B OV E N S , R E DAC T IE

Hogeschool Inholland, beschrijft waarom dit

Eichholtz en Rudy Stroink komen ook minder

M AC HT E LD L IN S S E N

hulpmiddel zo succesvol is. “De Toolkit biedt

een interviewbundel gepubliceerd waarin

bekende personen aan het woord zoals HEMA

professionals uit het lokale veiligheidsbeleid

marketingdirecteur René Repko en de directeur

concreet handelingsperspectief voor de verbete-

van zorgkoepel Actiz Aad Koster. Ze presenteren vaak inspirerende en buitengewoon prettig

Van maakbare naar lerende stad

leesbare gedachten die ook professionals buiten

ring van de veiligheidsbeleving. Het hart van de Toolkit is de interventiemodule, de zogenaamde ‘tafel van twaalf’. Dit zijn de twaalf meest succes-

de erfgoedwereld kunnen prikkelen. Boelens is

De tijd van grootschalige ingrepen en projecten

volle interventietypen die in de lokale praktijk

er bijvoorbeeld van overtuigd dat initiatieven

in de steden is voorbij, maar wat is hiervoor in de

gebruikt kunnen worden om de veiligheidsbe-

steeds vaker uit de samenleving zullen komen.

plaats gekomen? Waarom overlijden mensen in

leving te verbeteren. Inmiddels is de gemeente

De tijd van blauwdrukken en generieke bestem-

achterstandswijken eerder dan in welvarendere

Rotterdam hier voortvarend mee aan de slag

december 2011 37


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

gegaan om de veiligheidsbeleving in de stad te

In Erom of eronder schetst De Noord een

‘We leven in een tijd waarin politieke daadkracht

verbeteren.”

fascinerend beeld van de besluitvorming rondom

voorop komt te staan en “doorpakken” vanwege

de tunnel. Begin jaren ’70 ontstonden de eerste

de vaak stroperige besluitvorming op zich al

“Het boek is een aanrader voor iedereen die

plannen voor een tunnel voor het autoverkeer

gelegitimeerd lijkt. Dat is een gevaarlijke ontwik-

betrokken is bij ontwikkelingen in steden.

om het centrum van Nijverdal te ontlasten.

keling omdat daardoor een tendens ontstaat om

Menig stadsbestuurder betrekt graag het hbo bij

Aanvankelijk leek het plan niet realistisch. Toch

nog minder aandacht te schenken aan wat in

complexe beleidsproblemen. Er is in korte tijd

wordt op dit moment de tunnel aangelegd, voor

de samenleving leeft. Dat is natuurlijk niet de

in het hbo een uitstekende onderzoekstraditie

zowel het auto- als het treinverkeer.

bedoeling in een democratie.’

ontstaan waarbij de kwaliteit van onderzoek,

Het boek, dat wordt uitgegeven door Uutgeve-

de verbinding en relevantie voor de praktijk

rieje ’n Boaken, beschrijft de jaren van onderhan-

E ROM OF E RON DE R , PE T E R DE N O OR D, 2 0 1 1 ,

een rode draad in het werk vormt. Praktische

delingen, plannenmakerij, bureaucratie en

UU TG E V E R IE JE ’ N B OAK E N UU TG E V E R I EJ E 

inzichten op complexe problemen maken dit

financieringsperikelen, waarbij Rijkswaterstaat,

B OA K E N HOME .N L  I S B N 9 7 8  9 0  7 6 2 7 2  2 4  5 

boek bijzonder krachtig”, aldus Gerard Schouw,

de gemeente Hellendoorn en de bevolking

€ 1 4 ,50 .

lid Tweede Kamer D66 en voormalig algemeen

hoofdrollen spelen. Hoewel bureaucratische

directeur Nicis Institute. De HBO-raad, SIA en

procedures, weerstand onder de bevolking en

InHolland hebben gezamenlijk het initiatief

discussies tussen overheden over met name de

genomen tot deze publicatie.

financiering het project erg hebben vertraagd,

VA N M A AK B A R E NA A R L E R E NDE S TA D. G A R A N T 

verhoogden de vele aanpassingen op het plan de

U I TG E V E R S I SBN: 9789044128697

kwaliteit van het ontwerp.

Lelystad en de wereld

Het boek richt zich weliswaar specifiek op Nijver-

Erom of eronder

dal, maar geeft daarbij een inkijkje in de manier waarop complexe infrastructuurprojecten in Nederland verlopen. Te denken valt aan projecten zoals de Spoortunnel in Delft, de A4- midden Delftland, de A2 bij Maastricht of de Blankenburgtunnel. Volgens De Noord geldt ook hier dat overheden minder daadkracht moeten tonen met snelle besluiten en korte procedures, en meer aandacht moeten besteden aan een goede voorbereiding. ‘Op de lange termijn leidt dat tot een succesvoller project waar meer mensen tevreden over zijn’, aldus De Noord. Een andere conclusie uit Erom of Eronder is dat inwoners zich vooral roeren als de besluit-

Omala + Megatrends is een speciale uitgave

vorming al heeft plaatsgevonden. Tijdens de

van het boek World Megatrends van trendwat-

officiële inspraakmomenten laten inwoners vaak

cher Adjiedj Bakas. Tien wereldwijde trends op

niets van zich horen en politici weten meestal

het gebied van samenleving, technologie en

niet hoe zij daar mee om moeten gaan. De Noord

spiritualiteit worden gekoppeld aan de ontwik-

vindt dat politici zich niet te veel moeten laten

keling van het businesspark Airport Garden

Uitgebreide inspraakmogelijkheden verbeteren

leiden door vaste besluitvormingsmomenten.

City bij Lelystad. Op het eerste gezicht lijkt dat

de kwaliteit van grote infraprojecten. In een tijd

‘Het gaat om de kwaliteit van het argument’,

misschien wat vergezocht. Maar Airport Garden

waarin overheden proberen besluitvormingstra-

aldus De Noord. ‘Ook als het besluit al genomen

City wil dan ook niet zomaar een bedrijventer-

jecten en procedures te versnellen, concludeert

is, kunnen er nieuwe, goede argumenten op

rein zijn, maar een ‘showcase voor toekomstge-

Peter de Noord in zijn boek Erom of eronder,

tafel komen om het plan te wijzigen. Zeker bij

richt ondernemerschap’. En heb je het over de

over 35 jaar strijd om een tunnel, dat juist een

projecten met grote impact moet je daar altijd

toekomst, dan kom je al snel terecht bij Bakas. In

langdurige voorbereiding een belangrijke succes

naar blijven luisteren. Ook al is het besluit al

een sneltreinvaart wordt de wereld van morgen

geweest van de ondertunneling van het centrum

genomen’.

geschetst; van bekende trends als vergrijzing

van Overijsselse Nijverdal. Als wethouder van

In het voorwoord van Erom of eronder

of vervanging van fossiele door hernieuwbare

de gemeente Hellendoorn had De Noord tussen

onderschrijft de Nationale Ombudsman, Alex

energiebronnen tot minder bekende, zoals

1998 en 2004 het tunnelplan in zijn portefeuille.

Brenninkmeijer, de conclusies van De Noord.

genetisch gemodificeerd katoen met een kleurtje

december 2011 38


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

of producten met microchips die de eigenschappen van het product aanpassen aan het gedrag

Voorbeeldige duurzaamheid

van de gebruiker. Zoals altijd is Bakas goed voor

belangrijker inbreng hebben, zoals bijvoorbeeld wordt bewezen door Marleen Kaptein die in Culemborg “haar” ecologische wijk Lanxmeer

geestige observaties in prettig politiek-incorrect

‘De volgende stap in duurzame stedenbouw

wist te realiseren. Met vallen en opstaan,

taalgebruik: ‘Op het strand (van Benidorm, MdJ)

is duurzame ruimtelijke ontwikkeling’, aldus

maar altijd met maatschappelijk draagvlak

zijn rolstoelen te huur met brede banden, zodat

de werkgroep Duurzame Stedelijke Ontwik-

als drukmiddel op de achterhand. Wat uit de

het ene oudje het andere mindervalide oudje kan

keling in het vorig jaar verschenen standaard-

voorbeelden en gehanteerde principes overdui-

voortduwen door het zand.’ Slechts in een enkel

werk ‘Duurzame stedenbouw’. Het ‘effectief

delijk blijkt is overigens dat maatwerk geboden

geval slaat de zweverigheid toe, bijvoorbeeld

verbeteren van ruimtelijke systemen binnen

is. Er bestaat geen concreet eindpunt en er zijn

als de Age of Aquarius ter sprake komt, al dekt

de maatschappelijke en ruimtelijke context’

geen standaardoplossingen. Elke locatie heeft

Bakas zich handig in met de opmerking dat hij

moet – volgens de auteurs, afkomstig uit de

haar eigen ruimtelijke systemen en specifieke

niet zeker weet of hij zelf in astrologie gelooft,

gelederen van de NVTL (tuin- en landschapsar-

problemen en kansen, elke ingreep heeft een

maar er betekenis aan hecht omdat anderen dat

chitectuur) en de BNSP (stedenbouw) - eigenlijk

unieke maat en schaal. Een mooi, overzichtelijk

doen.

een gangbare werkwijze in het ontwikkelproces

en overtuigend boek, nog altijd.

In het tweede, Engelstalige, deel van het boek

worden. De in het boek royaal aanwezige en

zijn korte portretten verwerkt van veertig bedrij-

rijkelijk geïllustreerde voorbeelden zouden

M IC H A E L M E I J E R E N M A RT I N D U B BE L I N G  2 0 1 0  :

ven en organisaties die bij het nieuwe bedrijven-

wat dat betreft voor inspiratie en perspectief

D U U R Z A M E S T E DE N B O U W / S U S TA I N A B L E

terrein zijn betrokken. Sommige daarvan sluiten

kunnen zorgen. Inmiddels is duurzaamheid in

U R B A N DE S IG N S , T H E N E X T S T E P, VO OR BE E L

mooi aan op de beschreven trends, bijvoorbeeld

de stedenbouw geen utopie meer. Het Nationaal

DE N E N PE R S PE C T I E V E N , 2 4 0 B L Z . , U I TG E V E R I J

als het gaat over afbreekbare bedrijfgebouwen,

Pakket Duurzame Stedebouw uit 1999 – van

BL AU W DRUK , WAG E N IN G E N , I S BN 9 7 8  9 0  7 5 7 2 1  3 3 

permanent recreatief wonen of het gebruik

het toenmalige Ministerie van VROM – gaf

1 , 3 7 , 0 0 E U RO

van lokaal geproduceerd duurzaam hout. Een

een aanzet die indirect leidde tot concep-

minpunt is dat het vaak onduidelijk blijft hoe

ten als duurzaam bouwen, Cradle-to-Cradle,

concreet de plannen zijn en wat de (toekomstige)

CO2-neutraal of klimaatbestendig. Dergelijke

betrokkenheid van de beschreven bedrijven is

concepten zijn inmiddels redelijk ingeburgerd

bij Airport Garden Lelystad. Dat is ook weer

in de dagelijkse praktijk, maar echt spectacu-

Het imago van publiek-private samenwerking

begrijpelijk, want het businesspark, 660 hectare

laire resultaten en innovaties zijn op dat front

(pps) is niet erg goed. De mislukkingen van

groot en gelegen naast de A6 en het regionale

toch nog wat gering. Het draagvlak voor alles

deze uit Engeland overgewaaide contractvorm

vliegveld, is volop in ontwikkeling. Daarbij is het

wat te maken heeft met duurzaamheid is de

staan bij velen op het netvlies. Inmiddels

nog onzeker wat de overheid en moederbedrijf

laatste jaren steeds breder geworden. Thema’s

zijn er gelukkig ook vele positieve en succes-

Schiphol voor ogen heeft met vliegveld Lelystad.

als gezondheid en schone energie staan in de

volle vormen en voorbeelden van pps in ons

Maar hoe de toekomst er ook uit mag zien, het is

belangstelling. Lokale overheden werken aan

land gerealiseerd. Zeker niet alleen op het

verfrissend dat de ontwikkeling van een bedrij-

duurzame woonwijken en belangenorganisaties

gebied van infrastructuur, maar vooral op het

venterrein zo nadrukkelijk als een regionaal-

strijden voor een betere luchtkwaliteit. Het doel

terrein van vastgoed – scholen, ziekenhuizen,

strategische opgave wordt benaderd. Het schept

is langzamerhand aan het verschuiven van een

brandweerkazernes, kantoren, gemeentehuizen,

verwachtingen: dat Airport Garden City móet

meer ideologische naar een meer effectieve uitrol

gevangenissen, sociaal-culturele complexen,

wel iets bijzonders worden.

en realisatie.

sportfaciliteiten – en al dan niet duurzame

Het tweetalige “Duurzame stedenbouw” is een

gebiedsontwikkeling. Toch is pps geen wonder-

‘OM A L A + M E G AT R E NDS ’  TOEKOMS TG E R IC HT

compleet herziene en geactualiseerde heruit-

middel, zo betoogt Carina Canoy, die als project-

ON DE R N E M E N / F U TUR E PRO OF E N T R EPR E NEUR

gave van het gelijknamige boek uit 2005. Het

manager en jurist bij verschillende pps-projecten

S HIP A DJ IE DJ B A K A S E N E R IC R I JNDE R S  2011

bevat naast enkele relevante en nauwkeurige

heeft gewerkt en auteur is van ‘Publiek Private

S C R IP T U M/OM A L A , 432 P. VI A W W W.OM A L A . NL

analyses vooral (zes) voorbeelden van geslaagde

Samenwerking stap voor stap’. Het boek – dat

duurzaamheidprojecten, zoals het Oosterdoks-

meer een praktische leidraad vormt voor hen die

eiland in Amsterdam en Schalkwijk in Haarlem.

als opdrachtgevers in de bouw werkzaam zijn

Naast een beschrijving volgen steevast ook korte

- verschijnt op een moment dat de belangstel-

interviews met ontwerpers en opdrachtgevers.

ling voor dit instrument is toegenomen, zoals

Jammer genoeg komen bewoners of andere

uit de jongste begroting van het Ministerie van

participanten in het ontwikkelproces daar niet

Infrastructuur en Milieu blijkt. Maar het is de

aan het woord, terwijl zij als gebruiker, particu-

vraag of bezuinigingen wel het juiste signaal zijn.

lier opdrachtgever of bewoner toch een steeds

Wel blijkt dat pps in sommige voorbeelden leidt

é Martin de Jong

PPS: Vorm en inhoud

december 2011 39


RO snippers

Aanbevolen lectuur Onder redactie van Robbert Coops (rcoops@schuttelaar.nl)

tot aanzienlijke besparingen, zeker wanneer integraal de exploitatie van een gebouw wordt betrokken in de ontwerpfase. Of, zoals Elco

Rommers De hoofden eenheid geven leiding aan de beleids- en ondersteunende eenheden van de provincie Overijssel. Hieronder de benoemingen op de gebieden ruimte, infrastructuur en milieu

Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland aangeeft, ‘de meerwaarde is groot en op alle niveaus te zien. Om er enkele te noemen: een kwalitatief beter eindproduct voor hetzelfde geld, met creatieve en innovatieve oplossingen vanuit het bedrijfsleven en perspectief op

Ruimte en Bereikbaarheid: Monique Esselbrugge. Zij was eerder directeur beleids- en projectontwikkeling bij de gemeente Lingewaard en hoofd projectmanagementbureau bij de gemeente Leiden

eerdere uitvoering’. Zijn uitspraak klinkt wel bijzonder positief in een periode waarin overheid en bedrijfsleven mede onder druk van de economische en bouwcrisis elkaar met juridische procedures bestoken. Het onderlinge vertrouwen is breekbaar, de ervaringen met pps op gemeentelijk niveau zijn nog schaars. Alleen al die omstandigheden zijn riskant voor een langdurige en succesvolle samenwerking tussen overheid en markt. Het boek van Canoy – dat praktijkvoorbeelden ontbeert - heeft een gestructureerde opbouw, waarin de meest bekende vormen van pps aan de orde komen. Met nuttige tips, voorwaarden en een begrippenlijst vormt het een nuttige introductie. C A R I N A C A NOY 2011: PUBL IEK PR I VAT E S A M E N W E R K ING S TA P VO OR S TA P; NA A R HE T S A M E N W E R K INGSMODE L VA N DE TOEKOMS T, SDU U I TG E V E R S , DE N H A AG , 215 BLZ ., I SB N 978 90 1 2 5 7 3 9 0  0, 49,50 E U RO

Donderdag 24 november 2011 heeft Ton Lensen vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd afscheid genomen van Ecorys. Op zijn afscheidssymposium op SS Rotterdam hielden Hedy van de Berk, (Havensteder), Peter van der Gugten, (Proper-Stok), Ruud Guyt, (Sittard-Geleen) en Wybo Jurgens (ministerie van BZK) een inleiding over effectief samenwerken aan gebieds- en stadsontwikkeling. Ton Lensen is in 1996 gestart als Managing Partner bij Kolpron. Van 2001 tot 2009 was hij algemeen directeur en (vice) voorzitter van Ecorys Nederland, ontstaan door de fusie van Kolpron en het Nederlands Economisch Instituut (NEI). Na 2009 heeft Ton als Managing Partner van Ecorys zijn werkzaamheden voortgezet. Voor en achter de schermen werkte hij als procesbegeleider, manager, bestuurder, toezichthouder en expert voor de publieke en private sector en in het bijzonder voor veel woningcorporaties. De combinatie van zijn inhoudelijke kennis en ervaring in alle denkbare rollen maken Ton Lensen tot een ideale leermeester op het terrein van gebiedsontwikkeling, volkshuisvesting en bestuurskunde in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Nieuws managementteam provincie Overijssel De provincie Overijssel heeft in het kader van de doorontwikkeling van de organisatie acht nieuwe hoofden eenheid benoemd.

december 2011 40

Project- en programmamanagement: Henk Vegter. Hij is benoemd uit de provinciale organisatie. Natuur en Milieu: Thea Hofs. Zij is benoemd uit de provinciale organisatie. Wegen en kanalen: Lindy Molenkamp. Zij is benoemd uit de provinciale organisatie. Nieuwe Directeur Ruimte & Mobiliteit bij Royal Haskoning Anton van der Sanden is afgelopen maand gestart als de Directeur van de Business Line Ruimte & Mobiliteit. Hij volgt Piet van Putten op die na een 38-jarig dienstverband op 11 november afscheid heeft genomen van Royal Haskoning. Van der Sanden werkt sinds 1994 bij Royal Haskoning. Hij werkte onder meer als adviesgroephoofd in de Divisie Industrial Installations (2004-2006), als Directeur bij Royal Haskoning Dordtse Engineering (2006-2009) en als Divisiedirecteur Industrial Engineering (2009-2010).


Colofon

In januari

Jaargang 29 nr. 12 December 2011

Trend Ruimtelijke Ontwikkeling en milieu magazine (ROm) is het maandelijkse vakblad voor de professionals bij de gemeente, provincie, waterschap, rijksoverheid en bij bedrijven, universiteiten en overige organisaties die zich bezig houden met ruimtelijke ontwikkeling en milieu. ROm biedt actuele informatie over ontwikkelingen in het beleid, beschrijft praktijkvoorbeelden in de uitvoering van dat beleid en biedt een platform voor opinies over de ruimtelijke ontwikkeling en milieu. Aan deze uitgave is de grootst mogelijke zorg besteed: voor onvolledige/onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor verbetering van onjuistheden houden zij zich aanbevolen. Redactieadres ROM B.V. Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag marcel.bayer@romagazine.nl Redactie Marcel Bayer (hoofdredacteur), Jaco Boer, Karl Bijsterveld, Martin de Jong, Marieke Vos Medewerkers Karin Broer, Robbert Coops, Mark Hendriks, Bas Husslage, Michael Klijnstra, Aike Kamphuis, Sascha Suárez-Stavenuiter, Loek Kusiak, Peter Lievense, Harry Perree, Boris Peters, Peter van Rooy, Sanne van der Most Uitgever Louise Bos Website www.romagazine.nl Advertenties Peper & Zout Media B.V. Achterom 100C 1621 KW Hoorn 0229-295819 info@peperzout.nl

ROm is gratis voor ambtenaren ruimtelijke ordening en milieu bij de rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. Aanmelden kan via info@romagazine.nl Jaarabonnement Een jaarabonnement kost € 168,35 exclusief BTW. Losse nummers kosten € 24,00 inclusief BTW. Abonnementen kunnen ieder moment ingaan, maar slechts worden beeindigd indien schriftelijk of per e-mail vóór 1 november van de lopende jaargang is opgezegd. Bij niettijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het volgende nummer van ROm verschijnt eind januari 2012. ROM B.V. t.a.v. Adresregistratie Jan van Nassaustraat 57 2596 BP Den Haag info@romagazine.nl ISSN 1571-0122 © ROM B.V. Het is niet toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever artikelen, beeld of gedeelten daarvan over te nemen.

Infrastructuur als ruggengraat

Infrastructuur is meer dan de weg van A naar B. Het vormt de ruggengraat voor de inrichting van Nederland. Water, weg en spoorinfrastructuur is het fundament onder de economische en ruimtelijke ontwikkeling. Met het bundelen van infrastructuur, ro en milieu op rijksniveau, de focus op kerntaken naast decentralisatie, en de economische en wateropgaven als leidraad komen de beleidsterreinen naast elkaar en bij elkaar. Hoe werkt dat in de praktijk?

Bruggenbouwers

Lidewijde Ongering In een nieuwe serie interviews praten we met personen uit de werkvelden ruimtelijke ordening, infrastructuur en milieu over de uitdagingen die er liggen om meer in samenhang naar de beleidsopgaven te kijken. Directeur-generaal Mobiliteit op het ministerie van Infrastructuur en Milieu Lidewijde Ongering bijt het spits af.

Praktijk

Lelystad geeft ruimte ‘Lelystad is een stad die mensen en bedrijven fysieke en mentale ruimte biedt’ Om dit imago kracht bij te zetten, en daadwerkelijk meer ruimte te kunnen bieden, worden 14 bestemmingsplannen binnen twee jaar globaal en flexibel gemaakt. Met deze lijn speelt Lelystad in op actuele maatschappelijke tendensen: voorkeur voor verbouw of vergroten van de eigen woning, het langer thuis blijven wonen van kinderen, zorg aan huis, bedrijf aan huis, functieverbreding, multifunctioneel gebruik van gebouwen en alternatieve functies voor kantoorgebouwen. Inmiddels zijn de eerste bestemmingsplannen in procedure gebracht: waaronder één voor een bestaande woonwijk en één voor een groot bestaand bedrijventerrein.

december 2011 III


RBOI Rotterdam

RBOI Groep

Buro Vijn RBOI Middelburg

adviseurs ruimtelijke ordening

2012 vraagt om

ruimte voor oplossingen

Californië

11

12

S1 c

b

c

a

d

b

V2

1

3 e

d

e

a

Greenportlane

b

TradePort Noord a

V3

a

5

Railterminal

e

c

6

d

d

c

a

b

b1

e

d

2

4

c

Floriade

b1 b2 b2

a

b

K3a

a b

7

e

TradePort West

8 a1

d c

$Şş

a2

TrafficPort V6 10 9

Siberië

a b

13 d

c

K4

www.rboi.nl www.burovijn.nl

K3b

V1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.