8 minute read

Nieuw bij het orkest

‘We hebben geen eigen geluid, maar duizend geluiden’

Na twee maanden spelen kwam corona, dus qua sociale contacten was het minder makkelijk aarden in het orkest. Gelukkig kenden de twee slagwerkers de musici al goed: Adriaan Feyaerts werkte al zes jaar als remplaçant en Martijn Boom liep er als klein jongetje al rond met zijn moeder.

» Jong geleerd Martijn: ‘Ik ben begonnen met pianolessen, maar volgens mijn ouders wilde ik altijd al trommelen. Dat merkten ze doordat ik thuis op allerlei dingen sloeg. Vanaf mijn zesde ben ik op slagwerkles gegaan en daar ben ik nooit meer mee gestopt. Mijn moeder, Anja van der Maten, speelt hobo in dit orkest en mijn vader heeft hobo gespeeld en gedirigeerd. Dus zij gaven me met een muzikale opvoeding zeker een duwtje in de rug. Al snel vond ik ook zelf dat slagwerk mijn ding was.’ Adriaan: ‘Mijn moeder vertelt altijd graag het verhaal dat ze me vaak voelde schoppen in haar buik en daardoor dacht dat ik voetballer zou worden. Maar ik lag gedraaid: ze voelde mijn handen. Dus ik ben heel vroeg begonnen met slagwerk. Ik heb mijn eerste drumstel gekregen toen ik vier was en met mijn vader de Suzuki-methode gedaan (lesmethode voor muziek waarbij de ouders een belangrijke rol spelen red.). Zo ben ik op mijn zevende de muziekschool ingerold en altijd blijven drummen, in allerhande formaties als bandjes, jeugdorkesten en bigbands.’

» Keuze voor klassiek Adriaan: ‘In België is de muziekschool heel gestructureerd georganiseerd. Je volgt sowieso een jaar solfège voor je aan een instrument begint. Door de muziekgeschiedenislessen kwam ik in aanraking met klassieke muziek, waar ik stiekem - want puber, hè - naar luisterde: in de bus met de discman op schoot en oortjes in. Mijn

ouders zijn geen musici, mijn vader speelt een beetje gitaar, popachtige rock, maar ze hebben me heel erg gestimuleerd. Ze hebben niks met klassieke muziek, al weten ze dat door mij nu wel te appreciëren. Ik denk dat mijn vader nog heel lang gefrustreerd was dat ik geen drummer werd in de pop- of rockscene. Nu is hij supertrots.’ Martijn: ‘Ik was vroeger helemaal niet met popmuziek bezig, een drumstel trok me totaal niet. Andere slagwerkinstrumenten trokken mij meer aan. En ik kwam natuurlijk als jong jochie hier al naar het orkest luisteren, naar mijn moeder. Toen ik veertien was, ben ik meteen naar het Jeugdorkest Nederland gegaan. Na het eerste weekend wist ik: dit is wat ik wil. Daarna volgden het Nederlandse studentenorkest en spelen in het Schleswig Holstein Festival Orchestra. Al die jeugdorkesten heb ik gedaan om hier terecht te komen.’

» Passie voor slagwerk Martijn: ‘Ik vind vooral de functie van slagwerk in het orkest mooi. Dat je soms heel lang niks te doen hebt, maar op bepaalde momenten zo belangrijk bent. Dan moet je er echt staan. Je trekt de aandacht en dat vind ik wel fijn. Het geluid kan groot en indrukwekkend zijn, maar ook klein en sprankelend.’ Adriaan: ‘We hebben geen eigen geluid, maar duizend geluiden. Kasten vol met bekkens en triangels en gestemd slagwerk als marimba, klokkenspel en xylofonen. Soms spelen we in een stuk drie totaal verschillende instrumenten.’ Martijn: ‘Zoveel verschillende instrumenten en technieken om te spelen, dat verveelt nooit. Maar ook uit één instrument kun je heel veel klankkleuren halen.’ Adriaan: ‘Ik denk dat slagwerkers het grootste spectrum aan klankkleuren hebben binnen het orkest. Een heel zachte triangelslag kan heel veel betekenen, maar een ongelooflijk zware bekkenklap in een Brucknersymfonie natuurlijk ook.’

» RPhO Martijn: ‘Ik ben vroeger heel veel bij het orkest wezen kijken. Het is een geweldig orkest, dus op het moment dat er een baan vrijkwam, móest ik daar wel voor gaan. Ik was nog aan het studeren dus voelde ook geen druk om het bij een ander orkest te proberen. Zoveel banen zijn er ook weer niet, maar spelen bij dit orkest was absoluut mijn droom.’ Adriaan: ‘Voor mij was het ook geen vraag om de sprong te wagen toen er een plek vrijkwam. Ik ben in die jaren als remplaçant gegroeid met het orkest en het orkest heeft mij gekneed. Ik vind het best een unieke bende: kleurrijk en energiek, en dat zie ik in mezelf terug. Ik kan hier heel veel eieren kwijt.’ Martijn. ‘En de ambitie van het orkest, die spreekt mij ook erg aan.’ Adriaan: ‘Ik vergelijk het orkest altijd met een stoomboot: als de energiebron aangaat, komt er iets groots op gang, een stoomboot met duizend speedboten erin.’

» De auditie Martijn: ‘Ik had veel mock-audities gedaan, dus voorspelen voor studenten die als een soort fake-jury fungeren. Voor de voorronde was ik heel zenuwachtig. Achter dat gordijn moet je een paar kleine stukjes spelen en dan kun je je geen fouten veroorloven. Het was spannend en dat merkte ik aan mijn trillende handen. Toch kwam het er goed uit. Toen ik door was naar de eerste ronde was ik veel zelfverzekerder. Ik dacht: als het gisteren goed was, kan het vandaag alleen maar beter. En dat je niet tegen een zwart doek zit te spelen maar mensen ziet, scheelt ook een boel.’ even voorstellen

Naam: Martijn Boom Instrument: slagwerk Geboren: 1998, Woerden Opleiding: Conservatorium van Amsterdam (bachelor en master, 2021) Loopbaan: Schleswig Holstein Festival Orchestra, freelance slagwerker bij Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Concertgebouworkest Bij het Rotterdams Philharmonisch: sinds december 2019

Naam: Adriaan Feyaerts Instrument: slagwerk Geboren: 1987, Leuven Opleiding: Conservatorium van Amsterdam (bachelor) en Hochschule für Musik und Theater München (master, 2013) Loopbaan: slagwerker bij onder andere Gustav Mahler Jugendorchester, Scottish Chamber Orchestra, freelance binnen- en buitenland, daarnaast artistiek leider diverse crossover-projecten, van theater tot popmuziek Bij het Rotterdams Philharmonisch: sinds november 2019.

‘Het orkest is als een stoomboot: als de

komt er iets groots op gang’

–Adriaan Feyaerts

Adriaan: ‘Ik voelde een druk omdat ik hier al zo lang speelde en iedereen mij die baan gunde, maar dan moet je het op zo’n middag wel waarmaken! En ook ik stond doodsbang achter dat doek. Dan ben je anoniem, een nummer. Ik had veel mentaal gestudeerd, zoals met mijn ogen dicht de stukjes visualiseren. De heel technische passages heb ik met muscle memory een soort van in-geprogammeerd: als je die veel oefent, worden ze in je handen opgeslagen. Bij zo’n proefspel komen er allerlei duiveltjes en engeltjes op je schouder zitten en dan kan het in je hoofd weleens fout gaan. Ik heb het voor elkaar gekregen dat ik mijn onderbewuste sommige stukjes liet spelen, dat ik naast mezelf stond en letterlijk tegen mezelf zei: ik zie je bij het volgende stuk. Heel freaky was dat.’ Martijn: ‘Ik heb dit zelf nooit meegemaakt, maar ik snap het wel: als je gaat nadenken gaat het fout. Op zo’n moment moet je jezelf vertrouwen en loslaten, het er gewoon uit laten komen.’

» De sfeer in het orkest Martijn: ‘Ik voelde me heel erg thuis bij het orkest, het hielp dat ik al zo veel mensen kende. Maar het afgelopen jaar is qua contacten zo anders geweest, we zaten niet meer in de artiestenfoyer, gingen niet op tournee, deden geen drankje aan de bar.’ Adriaan: ‘Ik ben benieuwd hoe het straks zal gaan gaan. Je mijdt in zo’n coronajaar de sociale contacten. Maar na de auditie voelde ik na zoveel jaren van remplaceren een next level van welkom: dan ben je part of the family.’ Martijn: ‘Ja, dat merk je ook als je op tournee bent: met z’n allen de bus of het vliegtuig instappen, samen eten, in hetzelfde hotel slapen. Dat is goed voor de onderlinge connectie.’ Adriaan: ‘Op zo’n tournee speel je vijf tot tien keer hetzelfde programma, dat daardoor een ongelooflijke muzikale reis maakt: steeds een andere zaal, steeds een ander publiek. Toen we bijvoorbeeld terugkwamen van de Die Frau ohne Schatten-tournee, de laatste reis voor corona-tijd, speelden we februari vorig jaar de allerlaatste voorstelling hier in de Doelen, voor eigen publiek. Dat voelde als thuiskomen. Toen ging het dak, nee de daken eraf.’

» Leermeester of idool Martijn: ‘Mijn grote voorbeeld is Keiko Abe, de Japanse marimbaspeelster. Zij heeft de marimba groot gemaakt en ontwikkeld tot het solo-instrument dat het nu is. Abe is in de tachtig en speelt nog steeds, ik heb een paar masterclasses bij haar gevolgd. Zij is mijn idool voor marimba. Voor andere instrumenten heb ik die niet echt.’ Adriaan: ‘Raymond Curfs, mijn professor in München, van hem leer ik nog steeds. Als musicus maar ook wat betreft levensethiek: hij is een idealist en dat ben ik ook. En An Lemmens, mijn docente op de muziekschool van wie ik tot mijn achttiende les kreeg. Zij was een soort muzikale moeder, heel inspirerend.’

» Ultieme droom Martijn: ‘Voorlopig wil ik me hier op het orkest focussen. Ik heb wel de ambitie om er misschien ook solo of kamermuziek naast te doen. Ik heb nog geen duidelijke plannen hoe ik dit wil vormgeven, maar als er mooie projecten op mijn pad komen zal ik die kansen zeker met beide handen aangrijpen.’ Adriaan: ‘Ik ben vooral benieuwd wat het leven brengt de komende jaren. Mijn ultieme orkestdroom: het Requiem van Verdi spelen met de Italiaanse dirigent Riccardo Muti, met zes bassdrums.’ Martijn: ‘Dat zou ik ook wel willen.’ Adriaan: ‘Of Mahler 2 met Claudio Abbado, als hij nog zou leven.’ Martijn: ‘Of de Sacre met Dudamel, lijkt me ook heel gaaf.’

» Nieuwe seizoen Martijn: ‘Ik ben benieuwd naar de eerste repetities en de eerste concerten, dat je gewoon weer naast elkaar zit.’ Adriaan: ‘Als je foto’s ziet van twee jaar geleden denk je: wat zitten die musici er als sardientjes in blik bij. Behalve slagwerkers, die hebben altijd wel wat ego-ruimte nodig.’ Martijn: ‘Ja, maar als je samen moet spelen met de viool of de contrabas is die afstand nu enorm.’ Adriaan: ‘Ik ben benieuwd wat al die opnames het laatste jaar hebben gebracht. Het Rotterdams is normaal gesproken een live beest, een brok energie die je niet kwijt kan in een microfoon. Integendeel, dat mag niet. Die ervaring met opnemen en het perfecte product op één moment afleveren kan weleens een gigantische toevoeging zijn voor het orkest.’ ◆

This article is from: