5 minute read
Afscheid Peter Luit
Een tikkeltje weemoedig, maar vooral met een goed gevoel nam contrabassist Peter Luit (66) na 23 dienstjaren in mei afscheid nam van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Voor de in Groningen geboren Gouwenaar geen vertrek met luid klaroengeschal. Een terugblik op een memorabel tijdperk.
Als kersvers pensionado is hij niet bang voor het zwarte gat. Fotograferen, hardlopen, pianospelen, vrijwilligerswerk in het
Goudse Filmhuis, en ja, misschien wel hier en daar een optreden als gastmuzikant: er lonken genoeg nieuwe bezigheden. Bovendien, zegt Peter Luit, is het ook mooi geweest. ‘Ik heb vanaf m’n 25ste fulltime gewerkt als musicus en merkte dat het me wat meer moeite begon te kosten op te laden.’
Meer dan de helft van zijn werkzame leven was Peter actief voor het Rotterdam Philharmonisch Orkest. Met glimmende ogen: ‘Ik heb met bijzondere dirigenten mogen werken; Simon Rattle, Yannick Nézet-Séguin en Valery Gergiev. Onder hen haalden we een niveau dat ik nog niet eerder had ervaren.’ Hoewel Peter al even geleden afscheid heeft genomen (bewust in relatieve stilte, hij gaat nog wel een keer uit eten met ‘zijn’ basgroep), spreekt hij steevast over ‘we’. Logisch: ‘We hadden een sterke drang om op het podium alles te geven, dat gevoel is alleen maar sterker geworden.’ Zeker, er waren optredens dat het orkest boven zichzelf uitsteeg. ‘In mijn studententijd speelde ik vier uur per dag, heel gestructureerd, met de absolute wil om een hoog niveau te halen. Maar ik speelde ook keurig binnen de lijntjes. Onder dirigenten als Valery en Yannick leerde ik pas dat je de partituur ook als een uitgangspunt kunt zien, waarin je je vrijheden kunt permitteren, mits die de uitvoering ten goede komen. Valery nam veel risico’s, liet ons vrijer: het leek soms alsof we op een telepathische manier aanvoelden wat hij bedoelde. Dan ontstaat er een chemie die nooit vanzelfsprekend is. Bij onze huidige dirigent, Lahav Shani, zie je dat nu ook.’
Bliksemstart Peter maakte een bliksemstart door op z’n 25ste direct aanvoerder bij het Residentie Orkest te worden (‘ik had een niveau waar ze wel iets mee konden’), maakte een jaar een uitstapje naar het Nederlands Kamerorkest (‘daar kon ik niet aarden’) en speelde tussen 1984 en 1994 bij het Schönberg Ensemble. ‘Toen ik als twintiger begon als contrabassist, was het niveau van contrabassisten in de breedte erg laag. Ik wist al dat ik me zou kunnen onderscheiden als ik maar hard zou studeren, en dat gebeurde ook. Maar in de loop der jaren is het niveau enorm gestegen. Het basspelen wordt nu veel serieuzer genomen. Vroeger werd er nog wel eens met de pet naar gegooid, dat is nu ondenkbaar.’
Aanvoerder Peter was – altijd en overal – de serieuze, gedreven vakman. Ook bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest was hij aanvoerder van de bassisten. ‘Ik was zeker geen flamboyante leider, probeerde gewoon integer te zijn, het goede voorbeeld te geven.’ Collega’s waardeerden zijn toewijding en de vanzelfsprekendheid waarmee hij altijd ‘leverde’. De laatste jaren, na een burn-out, was hij weer gewoon groepslid: ruimte maken voor de jeugd, en goed voor jezelf zorgen om te kunnen blijven pieken op de juiste momenten. Tijdens een masterclass voor jonge musici (te zien op YouTube) maakt Peter, die zelf als zestiger de marathon van Rotterdam volbracht, de vergelijking
Zelfportret Beeld dat Peter Luit enkele jaren geleden maakte. Peter Luit
Geboren: Groningen, in 1980 afgestudeerd als leerling van Peter Korpershoek. Huidige woonplaats: Gouda. Loopbaan: Begon als contrabassist op 25-jarige leeftijd als aanvoerder van het Residentie Orkest. Stapte vervolgens over naar het Nederlands Kamerorkest (1 jaar) en was tussen 1984 en 1994 actief voor het Schönberg Ensemble. Vanaf 1998 tot mei 2021 contrabassist (eerst aanvoerder, later als groepslid) bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Hobby’s: fotograferen (instagram. com/peter_luit_photography/), hardlopen, vrijwilliger Filmhuis Gouda.
met topsporters. ‘Net als bij topsport moet je veel uren maken, je bereidt je fysiek voor, traint spiergroepen. En je moet er staan op het juiste moment. Ik probeerde altijd een uur voor het optreden alvast het toneel op te gaan. De sfeer proeven en nog even de moeilijke passages doornemen, dan de kleedkamer in en je mentaal voorbereiden op een optimale prestatie.’ En daarbij verdween de ‘gezonde wedstrijdspanning’ nooit. Peter: ‘Die spanning is goed: het betekent dat het je iets kan schelen. Tegelijkertijd vond ik het soms lastig: ik sta niet graag in de spotlights. Terwijl ik wel weer genoot van de reacties na afloop, die maakten me zeker wel trots.’
Vast Trots was hij ook tijdens een tournee in de Verenigde Staten, waarin op een dag ‘alles’ leek mis te gaan. ‘Het was hartje winter en we moesten reizen van Chicago naar New York, waar we een middagconcert zouden geven. We vlogen in twee groepen. De eerste groep kon de avond ervoor nog vertrekken, maar de tweede groep kwam door hevige sneeuwval tijdelijk vast te zitten. En extra ongelukkig: de orkestbodes zaten in de tweede groep. Gelukkig mocht de tweede groep de volgende dag vertrekken, maar we kwamen te laat aan in New York, waar ze het publiek even hadden laten wachten. Toen we met de tweede groep in de zaal arriveerden, stond de andere helft van het orkest klaar met koffie en broodjes. Ze hadden ook de opstelling van het orkest geregeld. Wij moesten zonder noemenswaardige voorbereiding direct beginnen met het concert. Het bijzondere was: het concert ging prima. Misschien spelen de omstandigheden dan een rol, dat je al iets milder voor jezelf bent. Ik vond dat een van de mooiste dagen van het orkest, en ook typerend voor deze groep: op moeilijke momenten duikt iedereen dieper in z’n reserves.’ Dat saamhorigheidsgevoel voelde hij vaker. Het gezamenlijk besef dat er iets bijzonders gebeurt, dat koestert hij. ‘Avonden waarop het publiek opeens compleet stilvalt. Dat je al spelend beseft: we doen nu iets heel moois en het publiek voelt het ook. Die bijzondere atmosfeer, die blijft voor mij altijd verbonden aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest.’ ◆