Tekst: Leo van Marrewijk Foto: Peter Luit
Contrabassist Peter Luit neemt na 23 jaar afscheid
‘Buiten de lijntjes kun je boven jezelf uitstijgen’ Een tikkeltje weemoedig, maar vooral met een goed gevoel nam contrabassist Peter Luit (66) na 23 dienstjaren in mei afscheid nam van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Voor de in Groningen geboren Gouwenaar geen vertrek met luid klaroengeschal. Een terugblik op een memorabel tijdperk.
A
ls kersvers pensionado is hij niet bang voor het zwarte gat. Fotograferen, hardlopen, pianospelen, vrijwilligerswerk in het Goudse Filmhuis, en ja, misschien wel hier en daar een optreden als gastmuzikant: er lonken genoeg nieuwe bezigheden. Bovendien, zegt Peter Luit, is het ook mooi geweest. ‘Ik heb vanaf m’n 25ste fulltime gewerkt als musicus en merkte dat het me wat meer moeite begon te kosten op te laden.’
Meer dan de helft van zijn werkzame leven was Peter actief voor het Rotterdam Philharmonisch Orkest. Met glimmende ogen: ‘Ik heb met bijzondere dirigenten mogen werken; Simon Rattle, Yannick Nézet-Séguin en Valery Gergiev. Onder hen haalden we een niveau dat ik nog niet eerder had ervaren.’ Hoewel Peter al even geleden afscheid heeft genomen (bewust in relatieve stilte, hij gaat nog wel een keer uit eten met ‘zijn’ basgroep), spreekt hij steevast over ‘we’. Logisch: ‘We hadden een sterke drang om op het podium alles te geven, dat gevoel is alleen maar sterker geworden.’
Zeker, er waren optredens dat het orkest boven zichzelf uitsteeg. ‘In mijn studententijd speelde ik vier uur per dag, heel gestructureerd, met de absolute wil om een hoog niveau te halen. Maar ik speelde ook keurig binnen de lijntjes. Onder dirigenten als Valery en Yannick leerde ik pas dat je de partituur ook als een uitgangspunt kunt zien, waarin je je vrijheden kunt permitteren, mits die de uitvoering ten goede komen. Valery nam veel risico’s, liet ons vrijer: het leek soms alsof we op een telepathische manier aanvoelden wat hij bedoelde. Dan ontstaat er een chemie die nooit vanzelfsprekend is. Bij onze huidige dirigent, Lahav Shani, zie je dat nu ook.’
Bliksemstart
Peter maakte een bliksemstart door op z’n 25ste direct aanvoerder bij het Residentie Orkest te worden (‘ik had een niveau waar ze wel iets mee konden’), maakte een jaar een uitstapje naar het Nederlands Kamerorkest (‘daar kon ik niet aarden’) en speelde tussen 1984 en 1994 bij het Schönberg Ensemble. ‘Toen ik als twintiger begon als contrabassist, 18
was het niveau van contrabassisten in de breedte erg laag. Ik wist al dat ik me zou kunnen onderscheiden als ik maar hard zou studeren, en dat gebeurde ook. Maar in de loop der jaren is het niveau enorm gestegen. Het basspelen wordt nu veel serieuzer genomen. Vroeger werd er nog wel eens met de pet naar gegooid, dat is nu ondenkbaar.’
Aanvoerder
Peter was – altijd en overal – de serieuze, gedreven vakman. Ook bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest was hij aanvoerder van de bassisten. ‘Ik was zeker geen flamboyante leider, probeerde gewoon integer te zijn, het goede voorbeeld te geven.’ Collega’s waardeerden zijn toewijding en de vanzelfsprekendheid waarmee hij altijd ‘leverde’. De laatste jaren, na een burn-out, was hij weer gewoon groepslid: ruimte maken voor de jeugd, en goed voor jezelf zorgen om te kunnen blijven pieken op de juiste momenten. Tijdens een masterclass voor jonge musici (te zien op YouTube) maakt Peter, die zelf als zestiger de marathon van Rotterdam volbracht, de vergelijking