Ruimte#19

Page 1

Driemaandelijks: sept - okt - nov 2013

ruimte va k b l a d va n d e V l a a m s e V e r e n i g i n g v o o r R u i m t e e n P l a n n i n g

[  f oto : R e p o r t e r s , D a n n y G y s  ]

in de prijzen

19


2

De Vereniging voor Ruimte en Planning De Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) werkt aan een breed draagvlak voor kwaliteit en duurzaamheid in de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. In haar werking en communicatie mikt de VRP op planologen en stedenbouwkundigen, alsmede op iedereen die met ruimte en stedenbouw bezig is. Met studiedagen, vorming, panelgesprekken, de ­publicatie van het praktijkblad Ruimte en een vernieuwde website voedt de vereniging het debat over theorie en praktijk in het vakgebied.

4

T H U I S I N D E S TA D

6

DE KLEINE RUIMTE

12

PRIJS BOUWMEESTER 2013

De collectieve zoektocht naar goede architectuur |

Michiel Dehaene, Paul Vermeulen, Linda Boudry

De prijs in de categorie ‘reconversie’ gaat naar het project Oostcampus te Oostkamp, in de categorie ‘stedelijk landschap’ komen de hernieuwde stadskern van Deinze en het heraangelegde Emile Braunplein te Gent als winnaars uit de bus. 18

PLANDAGPRIJS 2013

Welke kansen bieden technologische ontwikkelingen voor de Vlaamse Ruimte?

Boonstra, Bouma, Boelens, Sanders, Vandaele, Van Rossum

Dit jaar ging een ‘gemengd’ team met de prijs aan de haal. Beitske Boonstra en Geiske Bouma (TNO, Strategie en Beleid, Delft), Luuk Boelens en Wies Sanders (Urban Unlimited, Rotterdam/Antwerpen) en Wiet Vandaele en Stefaan van Rossum (Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen, Brussel) charmeerden de jury met hun nieuwe denkpistes in de ruimtelijke ontwikkelingen. 24

ARCHITECTUURPRIJS PROVINCIE ANTWERPEN 2010

Het masterplan Lillo | David Verhoestraete

De prijs werd in 2010 gewonnen door het stedenbouwkundig ontwerpbureau CLUSTER i.s.m. Grontmij, voor het masterplan dat ze voor het polderdorp Lillo uittekenden. De jury loofde de vernieuwende manier waarop complexe technische, maatschappelijke en culturele componenten samen werden gebracht in een aantrekkelijke publieke ruimte. DE VRP AFSTUDEERPRIJS 2012

28

Lidmaatschap Lid worden van de VRP kost € 115 (studenten € 65). Ruimte is in het lidmaatschap inbegrepen. Meer info, ook over abonnementen, op www.vrp.be.

34

40

Voor wie wordt hier eigenlijk ontworpen? | Bram Van Wesemael

Van Wesemael (Artesis Hogeschool Antwerpen) verrichtte ‘Ontwerpend onderzoek naar ruimtelijke ingrepen die de ruimtelijke identiteit van de Gentse wijk Macharius kunnen versterken’. Dit werk viel volgens de jury op door zijn interessante participatieve aanpak.

Kan een RUP strategisch zijn? | Marjolijn Claeys

Claeys (Universiteit Gent) gaf volgens de jury met haar werk ‘Een meer strategisch en realisatiegericht RUP? Zoektocht naar de betekenis en toepassing van het RUP in stedelijk Vlaanderen.’ een rake analyse en interessante denkpiste als aanzet tot een debat over het plannings- en bestemmingsinstrumentarium.

Klimaatverandering en kusttoerisme | Jeroen De Waegemaeker

De Waegemaeker (Artesis Hogeschool Antwerpen) heeft het in zijn scriptie over ‘Klimaatverandering als motor voor een vernieuwd kusttoerisme? Potenties van een gecompartimenteerde kust voor het kusttoerisme.’ De jury prees de interessante analyse en benadering van de Belgische kust in het licht van de klimaatveranderingen.

Reacties Met reacties, suggesties en voorstellen om te adverteren kan u terecht op het VRP-secretariaat, Damplein 27, 2060 Antwerpen. 03 201 59 00. secretariaat@vrp.be.

46

DEPARTEMENT RUIMTE VLAANDEREN

Klimaatateliers als instrument voor ruimtelijk beleid |

Kirsten Bomans, Marten Dugernier, Ingrid Coninx, Jan Zaman

Onderzoeksinstituten Alterra-Wageningen-UR en Antea Group ontwikkelden gidsmodellen voor een ‘klimaatatelier’. 52 S T A D S V E R N I E U W I N G

‘Slow Urbanism’? Naar een multi-temporele stedenbouw | Frits Palmboom

Pleidooi voor een multi-temporele stedenbouw, geïllustreerd aan de hand van een aantal Vlaamse voorbeelden. 58

Ruimte is het blad van de

Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Het tijdschrift besteedt aandacht aan theorie en beleid, maar vooral aan goede praktijkvoorbeelden in binnenen buitenland. Ruimte heeft ook oog voor de ruimtelijke aspecten van aanverwante sectoren (economie, mobiliteit, vastgoed, recht, architectuur, toerisme, natuur, landbouw, publiek domein, landschapsarchitectuur, woonbeleid...). Het tijdschrift verschijnt driemaandelijks.

ONTWERPEND ONDERZOEK

Park&Ride - visitekaartje van de stad | Esther Jacobs en Kristiaan Borret

De Stadsbouwmeester van Antwerpen schreef een ideeëncompetitie uit voor ontwerpend onderzoek rond Park & Rides. 64 A T E L I E R

Stad Limburg - baanbreker in de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen |

Gideon Boie

Een nieuwe kijk op Limburg, naar aanleiding van het Atelier Limburg Europa. 68 I B A

IBA Parkstad - under construction | Bart Bomas

Het Duitse concept van de Internationale Bau Ausstellung, toegepast op de Nederlandse stadsregio Parkstad. 74 B E E L D P L A N

Bergingssite voor radioactief afval wordt landschapspark |

Evelyn Hooft, Liesbeth Voets, Katelijne Norga

Een beeldkwaliteitsplan voor de bouw van een oppervlaktebergingsinstallatie voor nucleair afval.

80

COLUMN

82

RECENSIES

Learning from Las Vegas 3.0 | Bruno Notteboom


3

In de prijzen De Prijs Bouwmeester

De jaarlijkse prijs van de Vlaamse Overheid voor inspirerend opdrachtgeverschap bij de realisatie van hoogstaande stedenbouwkundige, landschappelijke en architecturale projecten in Vlaanderen. De Prijs, die wordt ingericht door de Vlaamse Bouwmeester, is tegelijk de bekroning voor een prestatie en voor het proces dat eraan voorafging. De PlanDagprijs

Voor dit nummer ging Ruimte op zoek naar prijsbeesten: organisaties, samenwerkingsverbanden of enkelingen die zich onlangs op een of andere manier in de wereld van ruimte en planning onderscheidden en daardoor in de prijzen vielen. We geven ze hier even op een rijtje. Voor de Prijs Bouwmeester licht de jury haar keuze toe. De overige laureaten lieten we zélf aan het woord om hun onderzoek of project voor te stellen.

De PlanDagprijs is de bekroning van de jaarlijkse PlanDag, een initiatief van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedebouwkundigen en Planologen (BNSP) en de VRP. Die willen daarmee de uitwisseling stimuleren tussen leden van de Nederlandse en Vlaamse vakgemeenschappen. De inzendingen voor de prijs worden door een Nederlands-Vlaamse jury beoordeeld op hun wetenschappelijke mérites, hun belang voor de planologische praktijk in Vlaanderen en Nederland, hun originaliteit en toekomstwaarde.

D e C u lt u u r p r i j s v o o r a r c h i t e c t u u r v a n d e p r o v i n c i e A n t w e r p e n

De Prijs voor Architectuur wordt door het provinciebestuur van Antwerpen om de vier jaar toegekend aan een architect of een collectief van architecten jonger dan veertig jaar, voor een project op het grondgebied van de provincie Antwerpen. D e VR P A f s t u d e e r p r i j s

Met haar jaarlijkse Afstudeerprijs wil de VRP innovatieve en creatieve eindwerken in de kijker
zetten en de makers ervan de mogelijkheid bieden hun werk aan de vakwereld te tonen. Vorig jaar ging de prijs naar drie laureaten.


4


Thuis in de stad G h e e l o d r o o m heet het stadsvernieuwingsproject waarmee de stad Geel haar centrumpleinen een nieuwe identiteit wil geven. Het project streeft naar compacte en gematigde verdichting en creĂŤert tegelijk een nieuwe as die het westelijk stadsdeel beter bereikbaar moet maken. De verschillende componenten van deze stadsvernieuwing werden uitgewerkt in een geĂŻntegreerd, kwaliteitsvol project. De stad bouwde een nieuwe, polyvalente feestzaal, ingebed tussen het cultuurcentrum en het stadhuis. Voor de site van het oude zwembad sloot de stad een PPS-overeenkomst af, die voorziet in de realisatie van een ondergrondse parking, een gebouw voor het vredegerecht, handelszaken en woningen. In een tweede fase komen daar ook nog serviceflats, sociale woningen en appartementen bij. Het was aanvankelijk de bedoeling dat de ondergrondse parking onder het Werftplein zou worden aangelegd, maar de keuze voor de oude zwembadsite bood bijkomende voordelen. Door de combinatie met de gebouwen konden niet alleen de kosten worden gedrukt, maar was de parking ook sneller klaar, gelijktijdig met de heraanleg van de markt. Bovendien kon op die manier een grotere perimeter van het centrum verkeersvrij worden gemaakt. Voor dit stadsvernieuwingsproject ontvangt de stad Geel een subsidie van drie miljoen euro. De foto toont een beeld van de heraangelegde markt, die opnieuw een ontmoetingsplek is geworden en ook ruimte biedt voor spelende kinderen.

In elk nummer van Ruimte verschijnt een foto van een stadsvernieuwingsproject, gemaakt in opdracht van het Vlaams Stedenbeleid www.thuisindestad.be

5


12

V laams B o u w m e e s t e r

Onlangs liet bOb Van Reeth zich door de redactie van het tijdschrift Oase verleiden tot het beantwoorden van de onmogelijke vraag ‘wat is goede architectuur?’ Zijn antwoord kan als volgt worden samengevat. Goede architectuur is de uitkomst van de oprechte zoektocht naar architectuur. Goede architectuur is wat men vindt als men goed zoekt. Hoewel enigszins tautologisch, is deze uitspraak interessant omdat ze een verband legt tussen de kwaliteit van architectuur en het proces waarin die tot stand komt, zonder dat er tussen beide een eenvoudig causaal verband wordt gelegd. Goede processen leveren niet zomaar goede architectuur op. Er moet gezocht worden, meer nog, er moet goed gezocht worden.

De collectieve zoektocht naar goede

architec


V laams B o u w m e e s t e r

13

Bestuurs- en dienstencentrum Oostcampus, Oostkamp Laureaat in de categorie ‘Reconversie’ O p dr a c h tg e v e r : Autonoom Gemeentebedrijf Oostkamp, in opdracht van gemeente en OCMW Oostkamp O n t w e r p e r : TV Wolkenbouwer: Carlos Arroyo Architectos & ELD Partnership

jury van de Prijs Bouwmeester 2013 In de prijzen

Michiel Dehaene, Paul Vermeulen en Linda Boudry

W

at de jury van de Prijs Bouwmeester aan een lange deliberatie overhoudt, is groot respect voor drie projecten waarin uitzonderlijk goed werd gezocht, door een ontwerper, door een publieke opdrachtgever en door al wie zich rond het project verzameld wist. Het zijn drie bijzonder ambitieuze projecten: ze hertekenen alle drie de kern van een gemeente en vertolken elk een uitgesproken idee over wat die kern precies uitmaakt. Alle drie tonen ze consistentie en vasthoudendheid tijdens een lang proces, waardoor een groot aantal betrokken partijen zich vindt rond een sturende visie. En alle drie laten ze ruimte voor ontwerpende creativiteit, die met verbeeldingsrijke voorstellen de visie glans bijzet.

Collectief wonen

tuur

De oogst aan inzendingen was rijk en divers: 30 kandidaten, maar ongelijk verdeeld over de categorieën ‘stedelijk landschap’, ‘reconversie’ en ‘collectief wonen’ die door de Vlaams Bouwmeester naar voren waren geschoven. Het thema ‘collectief wonen’ stelde teleur. Geen van de ingezonden projecten loste de verwachtingen in die een waarlijk collectief woonproject bij de jury oproept. Het was zoeken naar intelligente schakelingen van woontypes, naar een doordacht gemeenschappelijk gebruik van woon- of buurtondersteunende functies, en naar de noodzakelijke meerwaarde die een gedeelde publieke ruimte moet bieden. Er blijkt weinig tot geen traditie op dit vlak in Vlaanderen. Er is binnenstedelijke woonverdichting, er is een florerende appartementenmarkt, er zijn vormen van zorg-wonen, maar het aanbod aan ambitieuze en vernieuwende woningtypes en -vormen die het label ‘collectief wonen’ echt verdienen, blijft pover. Er is weliswaar een ontluikend landschap van coöperatieve woningbouw, van bouwgroepen en van bemiddelde co-housers die voor zichzelf aantrekkelijke vormen van collectief wonen ontwikkelen, maar de schaal van deze initiatieven is nog erg beperkt.


18

P lan D agpr i j s 2 0 1 3

kansen Welke

bieden technologische ontwik

Winnaars PlanDagprijs 2013

Beitske Boonstra - Geiske Bouma   TNO, Strategie en Beleid, Delft Luuk Boelens - Wies Sanders Urban Unlimited, Rotterdam / Antwerpen Wiet Vandaele - Stefaan van Rossum Vlaamse Overheid, Ruimte Vlaanderen, Brussel

Ruimtelijke ordening is wel eens omschreven als ‘de best denkbare wederkerige aanpassing van ruimte en samenleving, zulks terwille van de samenleving’ (commissie Van Veen 1973). Deze stelling impliceert dat ruimtelijk planners een goed oog moeten hebben voor wat er in de samenleving gebeurt en voor toekomstige ontwikkelingen – zeker in deze tijden van krimp en crisis, technologische, economische, sociale en politieke veranderingen, en daarmee gepaard gaande transities. Maar helaas. De planningspraktijk lijkt vast te zitten in haar eigen pad-afhankelijkheden en de gevolgen kunnen rampzalig zijn.

D

ie sombere constatering geldt niet alleen voor grote vertogen als deregulering of Big Society, maar ook voor specifieke projecten als grote winkelcentra, woningbouwlocaties, bedrijfsterreinuitleg, bouw van cultuurcentra en light rail-, metro- of hogesnelheidsverbindingen (Boelens 2011). In dit opzicht leek de voorbereiding van het Witboek van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) een positieve uitzondering. In opdracht van de Vlaamse overheid verrichtten TNO en Urban Unlimited een eerste verkenning naar de toekomstige technologische ontwikkelingen op een vijftal terreinen (ICT, mobiliteit, energie, landbouw en industrie) voor de periode van 2020 tot 2050, en hun mogelijke impact op de Vlaamse ruimte. Het ging daarbij nadrukkelijk om een ‘verkenning’, die alleen geconcretiseerd kan worden in overleg met de betrokken stake- en shareholders.

Ruimtelijke impact van technologie: vijf voorbeelden Om de relevante technologische ontwikkelingen en hun ruimtelijke impact in beeld te krijgen, met een vertaalslag naar beleidsaanbevelingen, is met betrokken deskundigen een trendanalyse opgesteld. Vervolgens werd er gekeken naar de specifieke impact van deze ontwikkelingen op de Vlaamse ruimte, onder andere in termen van spreiding en bundeling van verstedelijking en verweving en ontrafeling van functies (Boonstra, Bouma en Rijnveld 2011, Boelens en Sanders 2012, Boonstra et al. 2012). 1 | Fa b r i e ks l a n d s c h a p va n d e to e ko m s t

Technologische ontwikkelingen zullen ertoe leiden dat de industrie schoner, veiliger en kleinschaliger wordt en daarom ook steeds meer in clusters en netwerken wordt georganiseerd. Hierdoor kun-


P lan D agpr i j s 2 0 1 3

19

In de prijzen

kelingen voor de Vlaamse Ruimte?

[ figuur 1 ] Overzicht woon-werk-onderzoek-landschap uitsnede Noord-Vlaanderen [Urban Unlimited, juli 2012]

nen zogenaamde ‘fabriekslandschappen van de toekomst’ ontstaan: landschappen of omgevingen waarin innovatieve industrieën en hun activiteiten steeds meer verweven raken met andere functies van het dagelijks leven. In onderlinge samenwerking, dwars door de nu nog vaak gescheiden velden van onderzoek, ondernemingen en overheid heen, worden vernieuwingen en innovaties gerealiseerd. Ruimtelijk vindt hier een verweving plaats tussen functies als wonen, werken, onderzoek, leisure, vertier en landschap, waarbij telkens weer verschillende specialisaties en accenten kunnen ontstaan. Denk aan specifieke woonlandschappen, verlaten binnenstedelijke fabriekshallen, hoogwaardige campussen en landelijke

woon-werk erven, die in toenemende mate (functioneel) in clusters en netwerken met elkaar verweven zijn. Onderling bijeengehouden via uitgebouwde virtuele en duurzame fysieke (regionale) netwerken, functioneren zij dag in dag uit als hoogwaardige woon-werkonderzoek-landschappen. [ figuur 1 ] 2 | S m a r t h e a lt h c a r e o m g e v i n g e n

ICT-toepassingen als robotica, online communicatie en verdere integratie van ICT in materialen en objecten zullen de zorgsector sterk veranderen. Dat zal ook ruimtelijke gevolgen hebben. Verpersoonlijking van de zorg zal gepaard gaan met een steeds grotere spreiding


24

Lillo

prov i nc i al e arch i t e c t u u rpr i j s

Het masterplan

v e r r i j z e n i s   v a n   e e n   s t o r m b e s t e n d i g   b a s t i o n

In 2009 schreef de stad Antwerpen een wedstrijd uit voor de opmaak van een masterplan voor Lillo. De directe aanleiding van de wedstrijd was de geplande verhoging van de rivierdijk langs de Schelde in het kader van de Sigmawerken. De dijkwerken zouden een ingrijpend effect hebben op het functioneren van Lillo omdat de karakteristieke kwaliteiten van het dorp, zoals de kleinschaligheid, de visuele relatie met de Schelde en de aanwezigheid van een getijdenhaven, dreigden te verdwijnen. De wedstrijd werd gewonnen door het ontwerpbureau CLUSTER i.s.m. Grontmij. De ontwerpers dienden een plan in dat een zware ruimtelijke uitdaging – de vereiste dijkwerken – wist om te buigen tot een situatie met nieuwe troeven voor het historische garnizoensplaatsje. Het leverde hen niet alleen de provinciale architectuurprijs van Antwerpen 2010 op, in 2012 werd hun ontwerp ook bedacht met een bijzondere vermelding in het kader van de 'European Urban and Regional Planning Award'.


© M A S / F OT O : P O L D E W I L D E

prov i nc i al e arch i t e c t u u rpr i j s

25

winnaars architectuurprijs PROVINCIE ANTWERPEN 2010 David Verhoestraete   CLUSTER landschap en stedenbouw

L

In de prijzen

illo is een idyllisch dorp te midden van een uitgestrekt industrieel havenlandschap en bezit een aantal uitzonderlijke landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Het is één van de laatste restanten van de voormalige polderdorpen die plaats maakten voor de uitbreiding van de Antwerpse haven na de Tweede Wereldoorlog. De specifieke ligging langs de Schelde en de rijke geschiedenis van Lillo als militaire vesting vanaf de zestiende eeuw maken het dorp tot een unieke plek binnen de Antwerpse regio.

Het Sigmaplan: dijk van een uitdaging Na de rampzalige stormvloed in 1976, waarbij de Schelde en haar zijrivieren grote delen van Vlaanderen blank zetten, werd in Vlaanderen het Sigmaplan opgesteld. Het Sigmaplan vormt de evenknie van de Nederlandse Deltawerken en moet ervoor zorgen dat het Zeescheldebekken in de toekomst beschermd wordt tegen een nieuwe stormvloed. Het geactualiseerde Sigmaplan voorziet in het verstevigen en verhogen van ruim 500 kilometer dijken en in de realisatie van gecontroleerde overstromingsgebieden. Het Sigmaplan ter hoogte van Lillo voorziet een verhoging van de bestaande dijk met 3 meter. (van +8.00m TAW tot +11.00m TAW) 1 Die verhoging impliceert echter ook een verbreding van de voet van de dijk van ongeveer 25 tot bijna 65 meter. Hierdoor ontstaat een enorm dijklichaam dat als een harde fysieke barrière tussen Lillo en de Schelde komt te liggen. Het hoogteverschil tussen het maaiveldniveau en de kruin van de nieuwe dijk bedraagt circa 5,50 meter, waardoor de visuele relatie tussen Lillo en de Schelde drastisch wordt verbroken. Hiermee dreigen twee essentiële kenmerken van Lillo te verdwijnen. In eerste instantie zal de visuele relatie tussen het dorp en de Schelde en, daarmee samenhangend, de beleving van de lucht, het licht en de vergezichten naar het tweelingfort Liefkenshoek aan de overzijde van de Schelde, verbroken worden. In tweede instantie zal de karakteristieke samenhang tussen het dorp, de getijdenhaven en het veer verbroken worden. De haven en het veer maken echter integraal deel uit van het ruimtelijk functioneren van Lillo en zijn om die reden dan ook beschermd als stadsgezicht. Een geïntegreerde oplossing bedenken voor bovenstaande problematieken vormde één van de belangrijkste ontwerpuitdagingen in het kader van de wedstrijd. 1

Tweede Algemene Waterpassing: referentiehoogte waartegen hoogtemetingen in België worden uitgevoerd.


28

V R P - A f s t u d e e rpr i j s 2 0 1 2

Voor wie wordt hier eigenlijk ontworpen?


V R P - A f s t u d e e rpr i j s 2 0 1 2

Abdijtuin van de Sint-Baafsabdij

29

Winnaar VRP-Afstudeerprijs 2012 Bram Van Wesemael

E e n G e n t s e s ta d s w i j k en haar bewoners onder de loep

Als buurtbewoners pas over een definitief ontwerp hun zeg mogen doen, is het eigenlijk al te laat. Dat moet eerder in het ontwerpproces gebeuren. Maar wanneer dan wel? Landschapsarchitect en ruimtelijk planner Bram Van Wesemael zocht het uit in de Gentse Macharius-wijk.

In de prijzen

M

acharius grenst in het westen aan het historisch centrum van Gent en in het oosten aan het verkeersknooppunt Dampoort. De wijk heeft een grote historische gelaagdheid, mede dankzij de Kelten die zich al tijdens het neolithicum aan de samenvloeiing van Leie en Schelde vestigden. Je vindt er onder meer de restanten van de Sint-Baafsabdij, het Nieuw Kasteel van Keizer Karel en het negentiende-eeuwse stedelijk slachthuis. De sociale diversiteit is groot, er wonen 93 verschillende nationaliteiten. Het is geen toeval dat de grootste moskee van Gent en omstreken hier is staat. ‘Macharius is een dorp in de stad.’ De buurtbewoners hechten veel waarde aan het dorps karakter dat Macharius kenmerkt en dat zowel door ruimtelijke als door sociale aspecten wordt bepaald. Dat blijkt onder meer uit de talloze buurtinitiatieven. Zo werd sinds 2007 door de Buren van de Abdij vzw, een vereniging gevormd door tientallen buurtbewoners, de Sint-Baafsabdij opnieuw opengesteld. De site was jarenlang niet toegankelijk, maar buurtbewoners kunnen er nu, vooral op zondag, deelnemen aan culturele activiteiten of gewoonweg lanterfanten in de abdijtuin, terwijl andere buurtbewoners een oogje in het zeil houden – allemaal op vrijwillige basis. Het Gentse stadsbestuur wil nu graag de troeven van Macharius uitspelen door de buurt aantrekkelijker te maken voor het grote publiek. Die ambitie kreeg een eerste ruimtelijke vertaling in het Ruimtelijk Structuurplan Gent (2003): Macharius werd opgenomen in de cultuurcluster, die van Gent een hoog-dynamisch gebied moet maken voor culturele activiteiten met een regionale en (inter)nationale uitstraling. Niet iedereen is daar even blij mee. De plannen van de stad Gent kunnen de ruimtelijke identiteit van Macharius, zoals de buurtbewoners die ervaren, immers sterk afvlakken, waardoor het dorpse karakter van de wijk verloren dreigt te gaan. Ons onderzoek gaat na hoe de identiteit van Macharius versterkt kan worden. Om het onderzoek binnen de perken te houden, werd de focus gelegd op de ruimtelijke identiteit en werden andere vormen, zoals de sociale identiteit, niet behandeld. Ruimtelijke identiteit is de mate waarin een bepaalde plek zich zintuiglijk onderscheidt van andere plekken1 en is dus afhankelijk van de waarnemer. We wilden nagaan welke ingrepen de ruimtelijke identiteit van Macharius kunnen versterken. Daartoe dient eerst de ruimtelijke identiteit van Macharius gedefinieerd te worden. De vraag is: welke gangbare analyse- en ontwerpmethodes kunnen hiervoor gebruikt worden? 1 Lynch, K. (1981). Good City Form. Cambridge, MA: MIT Press.


34

V R P - A F S TU D EE R P R IJ S 2 0 1 2


strategisch zijn?

WINNAAR VRP-AFSTUDEERPRIJS 2012 Marjolijn Claeys   SumResearch

‘Kan een Ruimtelijk Uitvoeringsplan strategisch zijn?’ Dat was de centrale vraag in het onderzoek dat Marjolijn Claeys voerde naar de rol die het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) zou kunnen spelen in een meer strategische en op realisatie gerichte planning. Deze zoektocht kaderde binnen het debat over het Groenboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de ambitie die daarin is verwoord1. Door haar onderzoek naar het RUP kwam Claeys tot de conclusie dat het een illusie is te denken dat het RUP, zoals we dat vandaag kennen, een echt strategisch instrument kan worden. Een schizofreen instrument1 Hoewel het oorspronkelijk was bedoeld als een strategisch instrument van de structuurplanning, heeft het RUP dat nooit ten volle kunnen waarmaken. De rol die het moest spelen is altijd dubbel geweest. Het RUP moet als strategisch instrument uitvoering geven aan de visie uit een structuurplan, maar is tegelijk ook een verordenend plan dat de bestemming, inrichting en/of beheer van een gebied vastlegt en dat het beoordelingskader vormt voor de vergunningen. (figuur 1) Het RUP zit hierdoor gevangen in wat Jef Van den Broeck de schizofrenie van de ruimtelijke planning noemt.2 Het moet beantwoorden aan twee planningslogica’s van het ruimtelijk beleid tegelijkertijd – strategische planning in het teken van het algemeen belang enerzijds, en het garanderen van rechtszekerheid in het kader van het vergunningenbeleid anderzijds. De kiem van deze schizofrenie is gezaaid bij de invoering van de structuurplanning in 1997. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werden namelijk in eerste instantie de bestaande bestem1 2

Vlaamse Regering (2011), p. 4 en Departement RWO (2012), pp. 60-64 Van Den Broeck J. (2012), p. 27 en Renard P. (2009), p. 29

mingsplannen - het gewestplan en de Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA’s) - aangewend als uitvoeringsinstrumenten van de nieuwe strategische planning.3 Dat was bedoeld als een overgangsmaatregel, maar in de praktijk heeft het ervoor gezorgd dat verwarring is ontstaan over de ‘instrumententypologie’ van het RSV. De oorspronkelijke inzet van het gewestplan en BPA als uitvoeringsinstrumenten van het RSV zal waarschijnlijk de interpretatie van het RUP als een ‘verruimd bestemmingsplan’ in de hand hebben gewerkt. De juridische praktijk4 en de beleidspraktijk5 hebben er daarna voor gezorgd dat het instrument steeds minder flexibel werd en de detailgraad opnieuw steeg.6 Dit heeft geleid tot een ‘juridisering’ van het RUP, waarbij het RUP steeds meer in de logica van het gewestplan en het vergunningenbeleid werd gedwongen.7 3 4 5

6 7

De uitvoeringsinstrumenten van de structuurplanning het oorspronkelijk afkeuren van flexibiliteit in RUP’s door de Raad van State het opmaken van typevoorschriften voor RUP’s van dezelfde aard als voor de gewestplannen (Besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008, tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van de ruimtelijke uitvoeringsplannen) Voets J.,Vandekerckhove B., De Decker P., Vanderheijden R. (2010), p. 109 Van Den Broeck P., Kuhk A., Verachtert K. (2010), p. 33

35

In de prijzen

RUP

Kan een

V R P - A F S TU D EE R P R IJ S 2 0 1 2


40

Klimaatver en kusttoerisme V R P - A F S TU D EE R P R IJ S 2 0 1 2


andering

V R P - A F S TU D EE R P R IJ S 2 0 1 2

41

verrassende kansen

Winnaar VRP-Afstudeerprijs 2012  Jeroen De Waegemaker

T

erwijl de roep om reductie van broeikasgassen steeds luider weerklinkt, groeit stilaan het bewustzijn dat een deel van de klimaatverandering niet langer vermijdbaar is. Er is nood aan een doordacht ruimtelijk beleid, want de risico’s voor morgen zijn het product van de kans op een extreme gebeurtenis, een fysischgeografisch en klimatologisch gegeven én van de kwetsbaarheid bepaald door menselijke structuren en ruimtegebruik. In kuststreken is de fysisch-geografische factor natuurlijk extra belangrijk, omdat ze op het raakvlak van land en zee liggen. De zeespiegel is de afgelopen eeuw 18,5 centimeter gestegen en voorspellingen voor de komende eeuw variëren, afhankelijk van het scenario, van 30 tot 200 centimeter voor 2100. Door deze zeespiegelstijging neemt kusterosie toe en wordt de kustveiligheid in een steeds sneller tempo bedreigd. Voor één meter zeespiegelstijging voorspellen huidige modellen voor de Belgische kust vier meter hogere stormgolven1 . Maar hoewel de aandacht vandaag veelal blijft hangen bij de klimaatimpact vanuit zee, zijn de invloeden vanuit het binnenland voor kuststreken minstens even bedreigend. Zo kan intensere regenval in combinatie met een krimpend tij-venster leiden tot een overbelasting van het poldersysteem, met zware landinwaartse overstromingsrisico’s als gevolg, en kunnen langere droogteperiodes een onomkeerbare verzilting veroorzaken. De Belgische kust is daarenboven erg kwetsbaar. Onder invloed van het kusttoerisme, en vooral door de vraag naar tweede verblijven, transformeerde het duinenlandschap er tot één stedelijk lint, de zogeheten Atlantic Wall. Vandaag is ongeveer 18,5 procent van de kuststrook, de zone binnen de eerste tien kilometer vanaf de waterlijn, bebouwd2. Dit cijfer is veel hoger dan het Europese gemiddelde. De verstedelijking in de Nederlandse, Franse en Britse kustzone wordt bijvoorbeeld geraamd op respectievelijk slechts 7,6, 8,7 en 8,4 procent. Vandaag telt de Belgische kust 215.000 inwoners, maar in de zomer komen daar 300.000 toeristen bij en op piekdagen nog eens 250.000 dagjesmensen. Het potentieel aantal slachtoffers bij rampen in de zomerperiode is bijgevolg erg groot. Toeristen overnachten er bovendien vlakbij de kustlijn en lopen daarom extra gevaar bij overstromingen vanuit zee.

In de prijzen

Klimaatverandering en kusttoerisme op het eerste zicht geen al te gelukkige combinatie. Stijgende temperaturen lijken voor Belgische badgasten op korte termijn misschien wel goed nieuws, maar alle andere consequenties van dit globale fenomeen boezemen wie met kusttoerisme begaan is eerder angst in. Hoeft helemaal niet, volgens Jeroen De Waegemaker. Die toonde in zijn masterproef aan dat klimaatadaptatie ook duidelijke kansen inhoudt voor onze kust.

© R eporters

1 2

Reyns, J., Verwaest, T., Mostaert, F., 2011, Een veilige kust, ook in de toekomst. In: De Grote Rede, n. 30, p.15-18 EUROSION, 2004, Living with coastal erosion in Europe: sediment and space for sustainability, part II – maps and statistics


46

Klimaat

ru D e par br i et ke m e n t R u i m t e V laand e r e n

Klimaatverandering zal ook in Vlaanderen de samenleving voor grote problemen stellen. Maar hoe komen we tot een klimaatbestendig Vlaanderen? Ruimtelijke ordening en ruimtegebruik kunnen daarin een cruciale rol spelen. In 2011 schreef het toenmalig Departement RWO (Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, het huidige Ruimte Vlaanderen) een studieopdracht uit om mogelijke strategieën uit te werken voor een ruimtelijk beleid dat bijdraagt tot een klimaatbestendig Vlaanderen. De onderzoeksinstituten Alterra Wageningen-UR en Antea Group formuleerden een aantal aanbevelingen en ontwikkelden gidsmodellen voor een ‘klimaatatelier’. Een verhaal over de noodzaak van verandering en out-of-the-box denken.


ateliers

D e par t e m e n t R u i m t e V laand e r e n

als instrument voor ruimtelijk beleid Kirsten Bomans - Marten Dugernier   Antea Group Ingrid Coninx Alterra Wageningen-UR Jan Zaman Ruimte Vlaanderen

Naar een Beleidsplan Ruimte Vlaanderen

© R eporters

Drie specifieke klimaatdoelstellingen worden als uitgangspunt gehanteerd om de rol van Ruimte Vlaanderen te omschrijven: een 2000watt gemeenschap (energie-efficiëntie); geen schadegevallen door overstromingen; geen schadegevallen door hitte en droogte. Voor het huidige ruimtelijk beleid is klimaatverandering nauwelijks een issue. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen van 1997 werden klimaatmitigatie en -adaptatie zelfs niet genoemd. Een aantal doelstellingen werd weliswaar impliciet geformuleerd (ruimte voor hernieuwbare energie, uitbouw van het openbaar vervoer, ondersteuning van integraal waterbeheer, ruimte voor de rivier), maar die doelstellingen waren niet altijd even ambitieus en sommige zijn vandaag nog altijd niet gehaald. (Voets et al., 2010). Momenteel wordt gewerkt aan de opvolger van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). In dit nieuwe beleidsdocument zal klimaatverandering wél expliciet als uitdaging naar voren komen en wordt de planhorizon verruimd tot 2050. Dat moet ons de kans bieden om een langetermijnplanning uit te stippelen en een concreter pad uit te tekenen voor een echte omslag naar een klimaatbestendig ruimtelijk beleid. Het onderzoek uitgevoerd door Alterra Wageningen-UR en Antea Group adviseert immers een radicale en actiegerichte aanpak om te komen tot een klimaatbestendig Vlaanderen. Dat zal zich voor het ruimtelijk beleid vertalen in een aantal aandachtspunten: • het bouwen in buitengebied; • een efficiënte inpassing van functies (wonen, werken, recreatie); • een flexibele stedelijke inrichting die in staat is om klimaatpieken op te vangen; • de inplanting van gebouwen in relatie tot wind, zon en schaduw; • een integrale gebiedsgerichte aanpak van klimaataandachtspunten in combinatie met andere regionale problemen, en dit in een ontwerpende vorm van planning. Op macroniveau zal het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen selectief moeten ingrijpen op de groeimogelijkheden van bebouwde gebieden. Om tot een duurzaam stedelijk verdichtingspatroon te komen en

47


52

s t adsv e rn i e u w i ng

‘Slow Urban Naar een multi-temporele stedenbouw

h a r e l b e k e   > Inweven, Ontwerpvisie voor het Marktplein en Beeldkwaliteitsplan voor het centrum. De aanstaande vernieuwing van een brug, kades en sluizencomplex door W&Z in Harelbeke is aangegrepen om tot een samenhangend stadsvernieuwingsproject voor het centrum te komen. Door de procesmatige en ruimtelijke integratie van het ontwerp voor het Marktplein met de Leiewerken krijgt het stadscentrum van Harelbeke een volwaardige ligging aan de Leie. Meer info: www.harelbeke.be/stadsvernieuwing


s t adsv e rn i e u w i ng

Is ‘slow urbanism’ het nieuwe modewoord? Feit is dat de positie van de stedenbouw in het huidige tijdsgewricht niet vanzelfsprekend is. Mede door de economische crisis verschuift de focus, nog sterker dan voorheen, van het eindresultaat naar het proces dat het ruimtelijk ontwerp moet doorlopen. Frits Palmboom – hoogleraar op de leerstoel Van Eesteren bij de TU Delft en mede-eigenaar van het bureau Palmbout - Urban Landscapes – houdt een pleidooi voor een multi-temporele stedenbouw. Hij staaft zijn argumentatie met een aantal Vlaamse praktijkvoorbeelden.

ism’?

Frits Palmboom

D

© stad hare l beke

e ‘Vlaamse ruimte’ is een verneveld, gelaagd, gefragmenteerd stadslandschap, met een kleine korrel, verbrokkeld eigendom en een kleinschalige vastgoedsector. De ‘kavelvoor-kavel-modus’ is er dominant. Het in onbruik geraken van de relicten van de industriële revolutie, zoals fabriekscomplexen, spoorlijnen en emplacementen, kanalen en haventerreinen vraagt om een aangepaste methodiek. In Vlaanderen gaat het vooral om de grotere clusters en langere lijnen die zich aan het fijnmazige weefsel van kavels onttrekken. In het boek Stadsvernieuwingsprojecten in Vlaanderen (20022011); een eigenzinnige praktijk in Europees perspectief betogen André Loeckx en Els Vervloesem dat deze ‘metropolitane opgave’ vraagt om een stedenbouw van lange adem, die vertragingen kan overleven, die tijd en variatie incalculeert en plaats biedt aan een mix van architectuurtalen, programma’s en woonstijlen. Een permanente en dynamische co-existentie van bestaand en nieuw is het uitgangspunt. Het komt erop aan in elk stadium te werken met wat de stad zelf biedt: laag voor laag, gebruikmakend van structurele dragers en trekkers, bedachtzaam time-outs inlassend, werkend met tijdelijke oplossingen en bottom-up initiatieven, etc. De inzet van het ruimtelijk ontwerp is niet een vooropgesteld eindbeeld, maar een flexibel stedenbouwkundig raamwerk. Dit is een pleidooi dat me na aan het hart ligt – zij het dat de titel ’slow urbanism’ voor deze benadering toch wel grote misverstanden kan oproepen.

53


58

on t w e rp e nd ond e r z o e k

Park & Ride visitekaartje van de stad


on t w e rp e nd ond e r z o e k

Esther Jacobs en Kristiaan Borret Stadsbouwmeester Antwerpen

Straatparkeren, garages en opritten bij woningen, parkeergebouwen voor bezoekers pal in het stadscentrum, parkeergelegenheid voor kantoren, parkeren op pleinen, parkeren onder pleinen,… Parkeren neemt in de stad een enorme hap uit zowel de private als de publieke ruimte. Toch is er eigenlijk weinig aandacht voor de ruimtelijke impact, kwaliteit en identiteit bij het ontwerp van parkeervoorzieningen, zolang het maar goedkoop, efficiënt en als het even kan zo dicht mogelijk bij de deur is. Zeker voor parkeervoorzieningen buiten de stadskern is het ambitieniveau vaak erg laag. Om dat niveau op te krikken organiseerde de stad Antwerpen een ideeëncompetitie voor ontwerpend onderzoek rond parkeergebouwen op P+R (Park & Ride) locaties. Een kwak asfalt Verkeersdeskundigen focussen al lang op goed functionerende P+Rvoorzieningen als deel van de oplossing van het mobiliteitsprobleem in de stad. Een P+R is een parkeerterrein aan de rand van de stad, gelegen aan een openbaarvervoershalte, waar forenzen en andere bezoekers van de stad hun auto achterlaten en hun reis naar het centrum verderzetten met het openbaar vervoer. In theorie is dit - mits een aangepast parkeerbeleid - een feilloos systeem. Maar de praktijk blijkt weerbarstig. De Antwerpse ideeënwedstrijd kwam er naar aanleiding van de geplande nieuwe P+R-voorziening op Linkeroever. Volgens de huidige plannen moet die aan de Blancefloerlaan komen, vlakbij de op- en afrit van de autosnelweg, en wordt de parking op termijn ook ontsloten via een parallelweg met de nieuwe Oosterweelverbinding. Om de tien minuten zal er een tram naar het stadscentrum vertrekken. De capaciteit van de P+R werd berekend op 1500 auto’s. Technisch geen probleem, maar aan de ruimtelijke kwaliteit van het ontwerp werd heel wat minder aandacht besteed. Een strook asfalt neerkwakken links en rechts van de Blancefloerlaan: goedkoop en snel is het zeker, maar is het ook een efficiënt voorstel? Om maaiveldparkeren voor 1500 auto’s mogelijk te maken is er een oppervlakte nodig van ongeveer 7,5 voetbalvelden. In tijden van zuinig ruimtegebruik kan dat tellen. Ook voor automobilisten is het parkeren op zo’n vlakte niet zo efficiënt: denk maar aan de loopafstand naar de halte, en…hoe vind je straks je wagen terug? Willen

mensen hun auto hier graag achterlaten? Voor bezoekers geldt de P+R als eerste kennismaking met de stad, de stad levert hier met andere woorden haar visitekaartje af. Welke identiteit heeft deze plek om haar publieke rol succesvol te vervullen? En is het openbaar vervoer wel zo efficiënt, als de tram alleen op piekmomenten vol zit?

Ontwerpend onderzoek De vele vragen werden ondergebracht in vier onderzoeksthema’s rond de functionaliteit, de faseerbaarheid, de ruimtelijke kwaliteit en de financiële haalbaarheid van een parkeergebouw als P+R. Hoe kan een P+R zo worden ontworpen dat hij optimaal functioneert en een kwalitatieve overstap tussen privaat en openbaar vervoer mogelijk maakt? Hoe kan een parkeergebouw als P+R groeien van 500 tot 1000 tot 1500 parkeerplaatsen en daarna misschien weer krimpen? Hoe kan het ontwerp in iedere fase dezelfde kwaliteit verzekeren? Hoe kan een parkeergebouw als P+R cultureel, materieel en sociaal duurzaam zijn? Wat kan de meerwaarde zijn van de P+R-locaties voor de publieke ruimte van de stad? Hoe kan een parkeergebouw met een heel beperkt budget toch beantwoorden aan bovenstaande ambities? 29 kandidaten meldden zich voor de competitie, elk met hun eigen visie op de problematiek. Daaruit werden vier laureaten gekozen, met heel verschillende invalshoeken, om voldoende variatie te garanderen tijdens het verloop van het ontwerpend onderzoek. Om tot een realistische uitwerking te komen werd er gewerkt op twee sites aan de rand van Antwerpen: Linkeroever en Havana.

Hoe kan een parkeergebouw als P+R cultureel, materieel en sociaal duurzaam zijn?

59


60

on t w e rp e nd ond e r z o e k

[ illustratiekader 1] Artgineering & Idea Consult P+R Havana

 overstapperron

Snoepautomaat

Poort naar de natuur

Het team van NIO, in samenwerking met OKRA en ADVIER, gaat uit van een economische benadering. Investeringen in parkeerinfrastructuur hoopt men vaak terug te verdienen door andere functies toe te voegen, zoals horeca of winkels, maar eenvoudig onderzoek toont aan dat dit allesbehalve evident is. Zo zijn er minstens vijfhonderd auto’s nodig om één snoepautomaat rendabel te maken. Om de economische leefbaarheid van horeca of winkels te verzekeren, zullen de 1500 parkeerplaatsen die nu in Antwerpen maximaal gepland zijn dus niet volstaan. Daarom stelt NIO alternatieve ontwikkelingsmodellen voor, met een nieuwe rolverdeling tussen private partijen en de overheid. Bestaande parkeervoorzieningen bij retail- of leisurelocaties aan de rand van de stad zou men bij voorbeeld kunnen opwaarderen tot een netwerk van kleinschalige P+R’s. Dan is er wel nood aan een beleid dat dergelijke nieuwe business cases ondersteunt. De overheid zou werknemers van kantoren in de binnenstad ertoe kunnen aanzetten om zoveel mogelijk gebruik te maken van de P+R’s rond de stad, zodat de parkeerplaatsen in de binnenstad beschikbaar blijven voor incidentele bezoekers, toeristen en shoppers.

Zowel P+R Havana als P+R Linkeroever bevinden zich op zeer strategische plekken langs de Antwerpse ring. In de eerste plaats natuurlijk vanwege de uitstekende bereikbaarheid. In de tweede plaats vanwege hun ligging aan de rand van belangrijke regionale natuurgebieden (Oude Landen en het Scheldepark). Het onderzoek van het team van Artgineering en IDEA Consult leert ons dat die strategische ligging een P+R kansen biedt om zich, naast zijn primaire functie als forenzentransferium, te ontwikkelen tot een transferium en verblijfsplek voor recreatieve activiteiten. Dit geeft de P+R een dubbele betekenis, als poort naar de stad én als poort naar de natuur. Deze verbreding van de ruimtelijke betekenis leidt ook tot een verbreding van de verkeerskundige betekenis. Werd een P+R tot nu toe vooral gezien als een plek waar je van de auto op het openbaar vervoer overstapt, dan biedt de benadering van de P+R als poort naar de natuur ook mogelijkheden om van de auto op de fiets of van het openbaar vervoer op de fiets over te stappen: park & ride, park & bike, ride & bike. De architecturale kwaliteit van het publiek domein waar al deze verschillende vervoersmodi samenkomen, is daarbij


on t w e rp e nd ond e r z o e k

 bird’s eye view

 invulling in verschillende fasen

 Schema van verschillende overstapmodi

P +B

het gebouw behoort en dus geen voorwerp uitmaakt van studie, maakt een foutieve inschatting. De infrastructuur weegt immers Regio Lokaal zwaarder op het budget dan het parkeergebouw zelf. Meer nog dan het gebouw zelf, bepaalt de verkeersknoop bovendien de plek Multimodaal knooppunt en dus de identiteit van het P+R-gebeuren. Ride + Bike Ook als er later niet meer geparkeerd zou Park + Ride worden, blijft de infrastructurele plek als betekenisdrager achter. Park + Bike Collectief Noord gelooft dus dat het Identiteit en Stadscentrum meer loont om voor de verkeersknoop zelf infrastructuur ruimtelijke kwaliteit na te streven. In het voorstel voor Havana ontwerpt het bureau Collectief Noord onderzocht hoe een plek Havana en Linkeroever = Park & Ride (Kiss & Ride) een massieve, licht verhoogde rotonde. van moduswissel een echte publieke plek = Ride & Bike (Blue Bike) = Park & Bike Kruisingen van in- en uitritten met verkan worden en blijven, ook nadat de P+R keersstromen worden vermeden, fietsers er verdwenen is. De nadruk komt daarbij te en voetgangers kunnen de rotonde oversteken zonder het wegverliggen op de infrastructuur. Om een P+R vanuit diverse invalswegen keer te kruisen. Zo kan deze plek zich ontwikkelen als een park, met bereikbaar te maken is vaak een kluwen aan verkeersinfrastructuur langzaam groeiende parkeergebouwen. Die gebouwen zijn identieke, en -signalisatie nodig. Wie ervan uitgaat dat de infrastructuur niet tot belangrijker dan de architecturale kwaliteit van het parkeergebouw. Dit publiek domein kan gezien worden als een uitgerekt ‘perron’ voor het openbaar vervoer, geïntegreerd vormgegeven en goed leesbaar. Op dit perron worden dan in latere fases verschillende compacte parkeergebouwen ingeplugd. (illustratiekader 1)

ark

ike

61


Stad Limburg

64

atelier

baanbreker in de ruimtelijke

Schets van de Stad Limburg door Architectuurwijzer

De aangekondigde sluiting van Ford Genk is in Limburg hard aangekomen. Toch hoeft dat niet te betekenen dat de provincie op een catastrofe afstevent. Je kunt het ook positief bekijken: de ontmanteling van het industriĂŤle complex dwingt de Limburgers nieuwe antwoorden te formuleren op ruimtelijke vraagstukken. Architectuurwijzer neemt met Atelier Limburg Europa de proef op de som.

De brug van Vroenhoven, ontwerp Ney + Partners


atelier

65

ontwikkeling van Vlaanderen Gideon Boie BAVO

Geen V²O zonder ruimte Met de aangekondigde sluiting van Ford Genk verliest de provincie Limburg het sluitstuk in haar belangrijkste waardeketen. Daarom werd een ministeriële werkgroep in het leven geroepen met de opdracht een Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat (SALK) uit te werken. De basisidee van dat plan ligt in ‘versnellen, versterken en ontwikkelen’ – samengevat in de formule V²O. Een brede consultatie leverde niet minder dan 800 projectfiches op. Na strenge selectie, onderhandeling en uitwisseling koos de werkgroep daaruit een twintigtal projecten, waaronder een IKEA in Hasselt, het kenniscentrum Energyville in Genk, een nieuwe gevangenis in Leopoldsburg en het recreatiegebied Ter Hills in Maasmechelen. Men had daarbij vooral oog voor werkgelegenheid en economisch herstel. Maar hoe zit het met de impact van al die projecten op de Limburgse leefomgeving? Die is bijzonder groot. Het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen die niet alleen een grote ecologische voetafdruk hebben, maar ook een directe belasting vormen voor de omliggende verkeersinfrastructuur, openbaar vervoer, huisvesting, enzovoort. Van het ambitieuze SALK had men daarom mogen verwachten dat het een formule naar voren zou schuiven die richting geeft aan de ruimtelijke relance van Limburg. Maar het ruimtelijke facet van SALK beperkt zich tot ontsluiting. En daarmee basta. De Limburgse gouverneur Herman Reynders had als lid van de ministeriële werkgroep nochtans een gouden idee in handen. Tijdens de Staten-Generaal van de Limburgse architectuur (Architectuurwijzer, november 2012) herhaalde de gouverneur zijn oproep om de 44 steden en gemeenten van zijn provincie te laten opgaan in ‘Stad Limburg’. Het idee is even eenvoudig als briljant: het biedt een denkraam waarbinnen alle andere particuliere ontwikkelingsprojecten – IKEA, Energyville, gevangenis, Ter Hills, … – in één verband samengebracht worden.

Productieve stad Het voorstel van de gouverneur spoort met het toenemende belang van de stedelijke ruimte in tijden van de-industrialisatie. Generaties lang werd het leven in de stad bepaald door de noden, het ritme en de sociale organisatievorm van de fabriek. Vandaag liggen de kaarten anders. De stad is het knooppunt in de activiteiten die bedrijven en

personen dagelijks ontplooien. Het vestigingsklimaat en de levenskwaliteit van een stad zijn doorslaggevend voor het behoud van deze activiteiten en verrijken die bovendien door concentratie, nabijheid en participatie. Op die manier vormt de stad de sleutel om de dagelijkse transacties en contacten in Limburg te ‘versnellen, versterken en ontwikkelen’. Al deze facetten van de stad komen in het SALK nauwelijks aan bod. Ontsluiting en verbinding blijven de ruimtelijke speerpunten – al sluiten deze beter aan op het oude paradigma van de industriële stad. Het verbinden van attractiepolen is vandaag een belangrijk element, maar ook niet meer dan dat. Dat geldt ook voor de ontsluiting van Limburg door middel van snelle verbindingen met Nederland – met onder andere de Noord-Zuidverbinding (vandaag vastgelopen in Houthalen) en het Spartacusplan1. De vraag is of interventies in het infrastructuurvraagstuk volstaan om bedrijven en personen duurzaam aan Limburg te binden. Of staan ze garant voor een snelle doortocht? De beoogde nieuwe bedrijvigheid en tewerkstelling zijn moeilijk haalbaar als niet eerst de juiste ruimtelijke mogelijkheidsvoorwaarden worden gecreëerd.

Een eigen waarde Met ongeveer 850.000 inwoners is Stad Limburg van hetzelfde niveau als Stad Antwerpen, maar het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn een concurrentieslag met Antwerpen te ontketenen, waarbij dwangmatig wordt gezocht naar een kwantitatief verschil op hitlijsten (wie is de grootste, wie haalt de beste omzet?). Waar het om gaat is dat Stad Limburg een eigen plek op de kaart claimt. Kwalitatieve verschillen zijn hierbij doorslaggevend, hoewel kwaliteiten in principe autoreferentieel zijn. Zo wordt de onmiskenbare kwaliteit van Antwerpen steevast vanuit de stad zelf gedefinieerd: de haven, de Schelde, de straten om in te verdwalen, de trots van de inwoners, de Werf van de Eeuw. Alles draagt het logo met de stralende A. Opvallend is dat binnen deze dynamiek het onderscheid tussen ’t Stad en de Provincie Antwerpen voor buitenstaanders onduidelijk is. En geen mens die zich in het hoofd zal halen de waarde van Antwerpen af te meten aan het grensverkeer met Nederland. 1 Een project van De Lijn: sneltramverbindingen vanuit

Hasselt naar Maastricht, het Maasland en Noord-Limburg, die aangesloten worden op een knooppuntennetwerk.


IBA Parkstad 68

IBA


IBA

under construction Het is tijd voor een fundamentele verandering in de Nederlandse planningscultuur. Demografische ontwikkelingen, economische conjunctuur, toenemende internationalisering en een andere kijk op de verhouding overheid–samenleving vragen om een nieuwe aanpak. Zo’n aanpak is de in Duitsland ontwikkelde IBA (Internationale Bau Ausstellung). Nederland maakte voor het eerst kennis met het IBA concept via een kleinschalige voorloper: WiMBY! Welcome into My Backyard! (2001), dat zich over de herstructurering van de Rotterdamse deelgemeente Hoogvliet boog. Maar nu  is het menens: in de provincie Nederlands Limburg wordt voor de stadsregio Meest recente impressie van Parkstad gewerkt aan de eerste volwaardige laaglandversie van een IBA. Panorama Parkstad 2030, uitgewerkt door BVR.

Bart Bomas  BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling

Wat is IBA? Om in te spelen op veranderingen in de samenleving, moet je als ruimtelijk planner soms de gebaande paden durven verlaten. Overal in Nederland wordt geëxperimenteerd met minder regelgeving en organisch ontwikkelen. Maar – we blijven Nederlanders – wij zoeken daarin wel naar een lichte vorm van organisatie en structuur. Dat is precies wat een IBA biedt. Een IBA is een acht tot tien jaar durende manifestatie over een locatie, stad of streek. Het bestaat onder andere uit vernieuwende bouwprojecten, bijzondere tentoonstellingen, symposia en innovatieve plannen. In Duitsland is het fenomeen IBA ontstaan en uitgegroeid tot een creatieve aanpak met een bewezen economische impuls voor gebieden die in verandering zijn. Met als gegarandeerd eindresultaat een fysieke verandering in het gebied. Een tastbaar resultaat. Maar minstens zo belangrijk: een cultuuromslag in denken en werken en waardering voor een gebied. Een hernieuwde trots, die uitnodigt om te investeren. Een IBA is maatwerk. Elk gebied kent zijn eigen IBA formule. Succesvolle buitenlandse IBA´s zoals Emscherpark, SachsenAnhalt, IBA Hamburg en de IBA’s in Berlijn bewijzen dat een IBA gebieden daadwerkelijk op de kaart kan zetten. In IBA Parkstad wordt niet alleen de regio opnieuw uitgevonden, het is ook een primeur voor Nederland. Met deze IBA wil Parkstad een impuls geven aan economie, ruimte én samenleving. IBA Parkstad vraagt om een eigentijdse, hybride invulling die past bij de opgave van Parkstad: meer van-binnen-uit dan top-down, meer ondernemerschap dan overheidsproject. In deze IBA werken acht gemeenten en de provincie Limburg samen. Doel is immers om heel Parkstad in beweging te zetten.

Op zoek naar een inspirerend verhaal Het bureau BVR adviseurs ruimtelijke ontwikkeling geeft in opdracht van de stadsregio Parkstad vorm aan het inhoudelijke concept voor IBA Parkstad. Ontwerp en onderzoek zijn geïntegreerd met het organiseren van een creatief proces: samen met de regio wordt gebouwd aan een verhaal als start van de IBA. Niet in de vorm van een blauwdruk of masterplan, maar met behulp van een verhalend en verbeeldend Panorama dat de thema’s bevat die via ideeën en bestaande opgaven zijn opgehaald uit de regio. In een bijzonder samenspel met ondernemers, scholen, woningbouwcorporaties en kunstenaars kwam een inspirerend narratief tot stand dat zin opwekt om aan het Parkstad van de toekomst te bouwen. Beelden speelden een belangrijke rol. BVR maakte niet alleen cartografische analyses van het ‘Parkstad palimpsest’, maar spiegelde tijdens dit proces ook steeds de mogelijke IBA thema’s voor in collagebeelden. Zo vormde zich geleidelijk en interactief het Panorama Parkstad. Tijdens de hele zoektocht is gebruik gemaakt van de kennis van een stuurgroep en een kopgroep: ambassadeurs van een IBA in Parkstad.

De voorbereiding van IBA Parkstad De voorbereiding van IBA Parkstad neemt inmiddels ruim twee jaar in beslag. In die periode werd er in eerste instantie gewerkt aan het toekomstverhaal van Parkstad en werden inhoudelijke thema`s voor de IBA vastgelegd, benevens een aantal ‘IBA-waardige’ voorbeeldpro-

69


70

IBA

Kaart met de strategische projecten uit het Regioprogramma van Parkstad Limburg.

jecten. Er werd ook duidelijkheid omtrent de financiering geschapen en onderzocht welke organisatievorm en governance aangewezen zijn om een IBA te kunnen realiseren. Het begon met een kick-off op 29 juni 2011. Die gaf vooral duidelijkheid over wat het kan betekenen als je een IBA start. Maar er was ook ruimte om de eerste versie van het verhaal van IBA Parkstad te testen: ‘Parkstad, bron van energie’. De tweede belangrijke stap was de Alliantiefabriek (een methodiek van de organisatiespecialisten Berenschot) in december 2011. Tijdens de Alliantiefabriek verrijkten ondernemers uit Parkstad het verhaal met ideeën, dromen en wensen voor concrete projecten. Vraag en aanbod werden expliciet gemaakt. In één klap werd duidelijk dat kleine en grote actoren veel meer te bieden hebben dan bekend was. Door aanbod en vraag onderling te verbinden en vast te leggen in alliantieakkoorden, werd de basis gelegd voor potentiële IBA projecten. Het verbouwen van Parkstad bleek een vruchtbaarder thema dan energie. De nieuwe werktitel werd ‘Geopend tijdens de verbouwing’. De stad werd opgevat en in beeld gebracht als een open werkplaats waar

slim verbouwd wordt, met het park als productieve ruimte. Parallel startte bureau Betawerk een ‘digitale werkplaats’ op iba-Parkstad.nl. Daar kan een brede doelgroep kennismaken met IBA Parkstad en ook direct input leveren en samenwerkingsverbanden aangaan. In een vervolg op de Alliantiefabriek besloten ondernemers en bestuurders uit Parkstad een projectstructuur op te zetten, waarin begrippen als IBA School, Bank, Forum en Events de pijlers vormen. Ook de benodigde criteria voor IBA projecten kregen hier voor het eerst vorm. Na een werkbezoek van het pré IBA team en bestuurders van Parkstad en provincie Limburg aan IBA-Hamburg werd het verhaal opnieuw herzien. Het project kreeg nu de werktitel ‘IBA Parkstad, under construction’. Het IBA boek 1.0 toont een geheel herzien Panorama Parkstad 2030. De kern van het inhoudelijk concept: de kracht van het verbouwen. Met het IBA boek 1.0 in de hand gaf Parkstad samen met Buro Boudier vervolgens vorm aan de informatievoorziening aan politici van Parkstad en de provincie Limburg. In verschillende bijeenkom-


IBA

sten werd, met behulp van Duitse experts en verhelderende filmbeelden, inzicht gegeven in de werking van een IBA. ‘IBA Parkstad, under construction’ maakt inmiddels deel uit van het internationaal IBA kennisnetwerk. Deze deelname blijkt zeer waardevol, niet in het minst omdat een van oorsprong Duits ruimtelijk instrument voor het eerst in Nederland wordt ingezet.

Waarom heeft Parkstad een IBA nodig? Parkstad Limburg bestaat als bestuurlijke regio pas sinds 1998 maar het gebied maakte al een bewogen geschiedenis mee. Het oorspronkelijke landschap van beken, plateaus, kerkdorpen, landbouwnederzettingen en mijnbouw rond Kerkrade werd tussen 1900 en 1975 uitgebaat als ‘oostelijke mijnstreek’. In 1975 werd de laatste mijn gesloten. Hoewel het mijnverleden van Parkstad teruggaat tot de Middeleeuwen, blijkt die driekwart eeuw grootschalige mijnindustrie een historisch incident met een bepalende impact op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de streek. De mijnbouw werd destijds grotendeels door ondernemers van buiten de regio en door de staat gedomineerd. Na het sluiten van de (staats)mijnen kwam het gebied met zijn eenzijdige arbeidspopulatie in een economisch dal. Het komen (en gaan) van chemieconcern DSM, autofabriek DAF en de vestiging van het Centraal Bureau voor de Statistiek boden onvoldoende eigen economische basis. De streek koesterde een stevige afkeer tegenover de nationale overheid. Anders dan in de Belgische mijnstreek bijvoorbeeld, werden veel sporen van het mijnverleden vakkundig uitgewist. 750 hectare ´zwart´ moest plaats maken voor ´groen’. En nu? Parkstad vergrijst, is armer dan de rest van Nederland, heeft een hoge werkloosheid en kampt met leegstand. Hoe kunnen hier nieuwe economische kansen worden gecreëerd? En hoe behoudt en gebruikt Parkstad haar unieke kenmerken daarbij? Hoe wordt deze uiteengelegde stad een klimaatbestendige stad, duurzaam en in staat om in eigen energie te voorzien? Hoe blijft deze stad ondanks vergrijzing en krimp dynamisch en innovatief? Door de stadsvlucht groeit de kloof tussen vraag en aanbod en moet een flink aantal woningen in het gebied worden gesloopt. Er is daarom nood aan een stedelijke her-

Een vroege versie van Panorama Parkstad 2030: BVR test elke ambitie structurering die de ruimtelijke kwaliteit versterkt. in IBA Parkstad met De onderscheidende ruimtelijke kwaliteit van behulp van beelden. Parkstad is nu de genereuze hoeveelheid (park) ruimte in de stad en de driedimensionaliteit van de stad, tussen 240 meter boven en ruim 1.500 meter beneden NAP (Normaal Amsterdams Peil). Door het natuurlijke reliëf, de cultuurhistorische gelaagdheid en de eigen logica van de mijnen – de kolonie is hier de gebiedseigen typologie – is een stad ontstaan met een unieke combinatie van stedelijkheid en landelijkheid. Door samen te werken is het beter mogelijk om dit deel van Limburg economisch sterker te maken en gezamenlijke problemen aan te pakken. Daarom werd een regionale visie ontwikkeld waaruit vele projecten zijn voortgekomen, zoals onder andere de Buitenring. Sinds 2010 is hard gewerkt aan de realisatie van al deze projecten. Parkstad is al aan het veranderen. Maar het moet sneller, beter en zichtbaarder. Waarom? Een visie en een reeks projecten zijn niet genoeg om Parkstad echt vooruit te helpen. Daarvoor is ook een andere manier van denken en werken en ruimte om te experimenteren nodig. Een IBA biedt die ruimte en kan zo het vliegwiel zijn dat onverwachte ideeën en positieve energie losmaakt. In het DNA van dit gebied ligt een traditie van natuurgebonden economie (werken met watermolens, steenkool, zilverzand…) versloten, een ‘hands-on’ mentaliteit die uitgaat van wat er is. Deze streek ging altijd pragmatisch en praktisch om met haar fysieke en sociale omgeving. Na het trauma van de mijnsluitingen staat voorzichtig een nieuwe ondernemende generatie Parkstedelingen op. Zij geven de veerkracht van de streek een gezicht met recente successen als Snowworld, Pinkpop, Gaia Zoo en bijvoorbeeld het culturele paleis Schunk* (schunk.nl). Het voortraject van IBA Parkstad gaf enkelen van hen al een podium.

Na het trauma van de mijnsluitingen staat voorzichtig een nieuwe generatie Parkstedelingen op.

RecycleStad: heilzame ‘bricolage’ Bij de vorming van het IBA concept zochten de gangmakers heel bewust naar een breed thema om te werken aan een toekomstbestendige en duurzame stad. Het thema moet immers een brede groep mensen jarenlang kunnen inspireren en activeren. Tegelijk moet het thema aansluiten bij de aard, of genius loci, van het gebied, zonder zich te verliezen in een statisch idioom.

71


74

Bergingssite B EE L D P L A N

In Dessel in de Antwerpse Kempen wordt de bouw van een oppervlakte­ bergingsinstallatie voor radioactief afval voorbereid. Al het Belgische categorie A-afval – het laag- en middelactief kortlevend afval – zal hier een veilige eindbestemming krijgen. De bescherming van mens en omgeving en de technische performantie zijn tot in de kleinste details bestudeerd. Maar ook de look van de bergingssite is specialistenwerk. In opdracht van NIRAS tekenden BUUR (Bureau voor Urbanisme, Leuven) en DELVA Landscape Architects (Antwerpen en Amsterdam) samen een omvattend beeldkwaliteitsplan uit. Met een futuristisch kantje, want het plan omvat ook een visie op hoe de bergingssite er in de verre toekomst zal uitzien.


B EE L D P L A N

voor radioactief afval wordt landschapspark Evelyn Hooft - Liesbeth Voets - Katelijne Norga

S

inds 2006 werkt NIRAS - de instelling die verantwoordelijk is voor het beheer van radioactief afval in België - aan de realisatie van het cAt-project: een geïntegreerd project voor oppervlakteberging van laag- en middelactief kortlevend afval (categorie A-afval) in Dessel. Het cAt-project is een primeur: het biedt een duurzame oplossing op korte én op lange termijn voor al het Belgische categorie A-afval. De oppervlakteberging isoleert het afval van mens en milieu zolang de radioactiviteit niet door natuurlijk verval verzwakt is tot een niveau dat nog maar een fractie vormt van de natuurlijke straling. Drie pijlers liggen aan de basis van het cAt-project: veiligheid, sociale verankering en duurzaamheid.

De lokale gemeenschap speelt een hoofdrol De bescherming van omwonenden en hun leefomgeving tegen de mogelijke nadelige effecten van het radioactief afval – dat is de topprioriteit van het cAt-project. Die bescherming moet vandaag, maar ook op lange termijn verzekerd zijn. Uniek aan het project is dat het tot stand komt in een intense samenwerking met de lokale leefgemeenschappen van Dessel en Mol. Die zijn vertegenwoordigd in de lokale partnerschappen STORA (Dessel) en MONA (Mol). De partnerschappen zijn samenwerkingsverbanden tussen NIRAS en de gemeenten die via co-design of ‘samen ontwikkelen’ het concept van de bergingsinstallatie mee vormgegeven hebben. Zij spelen ook bij de verdere uitwerking van het project een hoofdrol. Het cAt-project is niet alleen een industriële operatie, maar ook een belangrijk maatschappelijk project voor de regio. Met initiatieven zoals een Lokaal Fonds dat sociaaleconomische projecten en activiteiten voor de regio zal steunen, bouwen NIRAS en de partnerschappen aan een lokaal draagvlak voor de installatie. Het Lokaal Fonds is een geschikt instrument om blijvende sociaaleconomische meerwaarde te creëren: het zorgt voor continue financiële middelen gedurende meerdere generaties. Op die manier willen NIRAS en de partnerschappen onder meer de kennis over de berging in het maatschappelijke weefsel verankeren. Zo ontstaat er een ‘levend geheugen’ binnen de maatschappij van en over het project.

Visuele integratie De filosofie om het bergingsproject zo goed mogelijk te integreren in zijn omgeving, trekt NIRAS ook door in de logistieke organisa-

75


76

B EE L D P L A N

De bergingsmodules zullen gedurende decennia een belangrijke bezienswaardigheid zijn van de bergingssite. Alleen al door hun omvang hebben ze een monumentaal karakter en vormen ze een landmark in de wijde omgeving. © B UU R - D E LVA

tie en architectuur van de site. Het is voor de directe omgeving van de site heel belangrijk hoe die er uitziet, zowel tijdens de exploitatie als in de verre toekomst. NIRAS wil de verschillende gebouwen van de bergingssite een eigen identiteit geven en de bergingssite fraai integreren in het landschap. Daarom werd, in samenspraak met de lokale partnerschappen STORA en MONA, de opdracht gegeven aan de architectenbureaus BUUR en DELVA Landscape Architects om een beeldkwaliteitsplan uit te werken. Het resultaat: een plan dat de algemene visie op de beeldkwaliteit van de site beschrijft en toont hoe de site er straks en in de verre toekomst zal uitzien. Het plan moet de samenhang tussen de verschillende onderdelen van het project in de verf zetten en de banden tussen het project en het landschap aanhalen. Hoe worden de gebouwen ontworpen? Hoe sluiten de buitenruimten daarbij aan? Welke duurzame materialen worden gebruikt? Het beeldkwaliteitsplan geeft een antwoord op alle vragen over hoe de bergingssite er zal uitzien. Zo moet het plan resulteren in een visueel aantrekkelijke site, die méér is dan alleen maar knappe gebouwen. ‘Het bergingsproject zal een doordachte interactie aangaan met zijn omgeving, het landschap zelf én de bezoekers van dat landschap’, bevestigt architect Frank Geunes (BUUR).

Drie ‘families’ Het radioactief afval legt in het bergingsproces een hele weg af. Momenteel worden de vaten met afval na verwerking tijdelijk opgeslagen in speciaal daarvoor aangepaste gebouwen. Om het afval te gaan bergen worden de vaten per vier in een betonnen kist of caisson geplaatst en met mortel ingekapseld. Zo ontstaat een monoliet. Vervolgens

worden de monolieten geborgen in de modules, betonnen bunkers met dikke wanden van gewapend beton. Om de samenhang tussen de verschillende onderdelen van die logistieke keten zichtbaar te maken, onderscheiden we in de bebouwing verschillende ‘families’. Die families vormen het sturende principe voor de beeldkwaliteit. Frank Geunes legt uit: ‘Een familie is een groep van gebouwen waartussen een functionele relatie bestaat. Concreet zullen de gebouwen op de site ondergebracht worden in drie families. Voor elke familie werken we met specifieke materialen en aangepaste kleuren.’

Eén materialenpalet De gebouwen die gerelateerd zijn aan de verwerking van het afval vormen de familie ‘industrie’. Die familie omvat drie gebouwen. Het afval is nu tijdelijk opgeslagen in een aangepast gebouw tot op het moment van de berging. In de toekomstige caissonfabriek worden de betonnen kisten (caissons) geproduceerd. Het derde gebouw is de toekomstige installatie voor de productie van monolieten (IPM), waar de afvalvaten met behulp van mortel in een betonnen kist worden ingekapseld. Om de functionele samenhang van die gebouwen te benadrukken, werd er gekozen voor één materialenpalet met duurzame, industriële materialen. Dat zijn onder meer een metalen beplating voor de gevels, beton voor de plinten en aluminium voor de ramen. De kleurstelling is sober en stijlvol. De kleur RAL 7022 overheerst, aangevuld met de natuurlijke grijstinten van het beton. Door de sobere uitvoering vormen de gebouwen de ideale achtergrond voor de cAtwalk, die meer als blikvanger wordt uitgewerkt (zie verder).


B EE L D P L A N

Een landmark De gebouwen die bij de oppervlakteberging zelf horen, vormen de familie ‘berging’. Dat zijn de bergingsmodules en het administratieve gebouw. Een weloverwogen materiaalkeuze moet het onderscheid met de andere industriële bedrijven benadrukken. De materialen moeten ook aan tal van technische voorwaarden en veiligheidsvereisten voldoen, zoals brandweerstand, isolerend vermogen, gewicht, onderhoudsvriendelijkheid en stevigheid. De bergingsmodules zullen enkele decennia lang bepalen hoe de bergingssite er zal uitzien. Alleen al door hun omvang hebben ze een monumentaal karakter en vormen ze een landmark in de wijde omgeving. Als bekleding kiest NIRAS mogelijk voor het onderhoudsvriendelijke cortenstaal. Cortenstaal corrodeert op een natuurlijke manier, waardoor het kleurenpalet varieert van oranje en oker tot aardetinten - hetgeen perfect aansluit bij het zand- en heidelandschap. Het is dus een materiaal in transitie en kan symbool staan voor de inhoud van de bergingsmodules: het radioactief afval, dat met de tijd in straling afneemt. De bergingsmodules vertellen ook een verhaal. Zo kunnen kleine reliëfverschillen in het gevelvlak de contouren van de gestapelde monolieten suggereren die zich in het gebouw bevinden.

Een strakke lijnvoering Het administratieve gebouw heeft ondanks zijn beperkte omvang een belangrijke voorbeeldfunctie. Het zal de diensten van NIRAS en de controlekamer voor de berging huisvesten en wordt al in een vroege fase opgetrokken. Met dat gebouw kan NIRAS dus de toon zetten voor zijn ambities voor de volledige oppervlakteberging. Door de strakke lijnvoering steekt het administratieve gebouw scherp af tegen het landschap. Het gebouw maakt ontegensprekelijk

Bezoekers hebben een uitzicht op de volledige oppervlaktebergingssite dankzij deel uit van de nieuwe, contrasterende laag de transparante ‘cAt-walk’. die het bergingsproject aan het landschap © B UU R - D E LVA toevoegt. Zo vormt het mee de eerste fysieke barrière rond de bergingsmodules. Het gebruik van cortenstaal voor de buitengevels vormt bovendien een link met de bergingsmodules. Het administratieve gebouw wordt ingeplant in de lijnvoering van de nieuwe grachten langs de ontsluitingsweg die naar de kade leidt. Via die kade zal men zoveel mogelijk grondstoffen en bouwmaterialen voor de site aanvoeren. Daardoor blijft de impact van de bergingssite op het wegverkeer beperkt.

Glasheldere communicatie Ten slotte is er de familie ‘communicatie’. Die omvat het communicatieparcours, met het communicatiecentrum als hoofdgebouw. Omdat NIRAS en de partnerschappen STORA en MONA veel belang hechten aan laagdrempelige en open communicatie, krijgt die familie lichte en transparante materialen, waaronder veel glas, en heldere, sobere kleuren. De transparantie optimaliseert ook de relatie tussen gebouw en landschap. Het toekomstige communicatieparcours is een belangrijk onderdeel van het cAt-project. Het moet dé referentie worden voor informatie over het beheer van radioactief afval en in het bijzonder over de berging van categorie A-afval. De infrastructuur moet ook zoveel mogelijk ten dienste staan van de lokale gemeenschap.

Ontwerpwedstrijd voor een blikvanger Om van het communicatieparcours een blikvanger te maken, k­ ozen NIRAS en de partnerschappen ervoor om een internationale ont-

77


80

column

Learning from Las Vegas 3.0 Bruno Notteboom

Palmbomen, casino’s en de woestijn op de achtergrond: Las Vegas leek nog op de fata morgana uit de films, toen ik vijftien jaar geleden voor het eerst de fameuze Strip opreed. Vandaag is dat beeld sterk veranderd. Vooraleer het bekende ‘Welcome in Las Vegas’ teken opdoemt, moet je je door een eindeloze reeks shopping malls en gated communities worstelen. Las Vegas werd in de jaren 1990 de snelst groeiende grote stad van de Verenigde Staten en kende dan ook een van de grootste vastgoedbubbels van het land: tussen 2002 en 2006 verdubbelden de vastgoedprijzen, gevolgd door een even dramatische terugval.1 Het is niet moeilijk Las Vegas te zien als een fascinerende, maar wanstaltige uiting van kapitalistische hybris en de op hol1 geslagen ontwikkelingsdrift van de amusementsindustrie. Voor stedenbouwkundigen en architecten werd de stad echter een ­‘serieus’ studieobject toen Robert Venturi, Denise Scott Brown en Steve Izenour in 1972 Learning From Las Vegas publiceerden.2 In navolging van het werk van John Brinckerhoff Jackson, de vader van de culturele landschapsstudies in de Verenigde Staten, toonde het boek een appreciatie voor de door-en-door Amerikaanse landschappen langs de highway met zijn billboards en vernaculaire architectuur, die de meeste academici links lieten liggen. Learning From Las Vegas was het resultaat van veldwerk verricht door studenten van het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Op de quasi-onbevangen manier die dit soort onderzoek kenmerkt, analyseert het boek het bombardement aan visuele stimuli dat de automobilist op 1 2

Glaeser, E.: Triumph of the City: How Our Greatest Invention Makes Us Richer, Smarter, Greener, Healthier, and Happier. The Penguin Press, 2011, p. 188. Venturi, Denise Scott Brown, Steve Izenour, Learning from Las Vegas, MIT Press, 1972.

Begin van de Las Vegas Strip. Op de achtergrond het golfterrein en de gebouwen van het Manderlay Bay/Four Seasons. [   F oto : G ert R enders  ]

breidelde expansie van de stad voltrok zich in de jaren 1990 een fundamentele verandering in het vocabularium en het doelpubliek van de Strip. In een poging tot diversificatie wilden de casino’s ook gezinnen met kinderen aantrekken. Behalve een gokparadijs werd Las Vegas voortaan ook – en vooral – een gigantisch attractiepark. De parkings werden verbannen naar garages aan de achterkant van de casino’s om plaats te maken voor gezinsvriendelijk spektakel aan de voorkant: de uitbarstende de Strip te verwerken krijgt. De bekendste vulkaan en het zinkend piratenschip van voorbeelden zijn de tekeningen van de Treasure Island, de rij wolkenkrabbers, de duck en de decorated shed: een duck is rollercoaster van New York New York, de een gebouw dat door zijn vorm verbeeldt reconstructie van het San Marcoplein in wat erin verkocht wordt (bijvoorbeeld het Venetian, enzovoort. Ook binnenin de eenden), terwijl de decorated shed een casino’s gaat het avontuur verder: je kunt neutrale doos is die door middel van tekens er dineren en shoppen langs Venetiaanse met de passant communiceert (bijvoorkanalen, in Greenwich Village of onder de beeld een tankstation). Het boek toont heel Eiffeltoren. De nieuwe Strip werd een soort aanschouwelijk de systematiek waarmee Disneyland in overdrive: een heel legioen de Strip werd opgebouwd: de billboards ducks en decorated sheds werd er door de waarmee de automobilist werd verleid, blender gehaald, om vervolgens uitgestort de architecturale symbolen waarmee de te worden over de bezoekers. Passanten casino’s (decorated sheds) de bezoeker worden er meegesleurd in een stroom van het gebouw binnenleidden en de enscene- stimuli die Venturi en zijn studenten zouden ring van de binnenruimte, een in zichzelf doen duizelen. gerichte wereld die elke neiging ze te verOmstreeks het jaar 2000, op de piek laten zo lang mogelijk uitstelt. Venturi en van de hoogconjunctuur, greep de stad co ontrafelden de wetmatigheden die ten de kans om zich nog eens opnieuw uit te grondslag zouden liggen aan elke shopvinden, dit keer door resoluut te mikken op ping mall, vakantiepark of baanwinkel waar luxe. De meest recente generatie casinoook ter wereld, maar voerden tevens een hotels in Las Vegas wordt gevormd door onderzoek naar de taal van de architectuur complexen als het CityCenter, een high end en de stad in het algemeen. shopping/spa/hotel/appartementencomWat kunnen we vandaag nog leren van plex, ontworpen door onder meer Foster Las Vegas? De Strip beantwoordt allang en Libeskind en waar Louis Vuitton en Herniet meer aan het beeld dat Learning From mès de show stelen, en het Mandalay Bay/ Las Vegas toonde. Tegelijk met de ongeFour Seasons hotel, dat zich in de markt


81

zet met een golfterrein en een kunstmatige lagune, zorgvuldig afgeschermd van de modale toerist. Las Vegas 3.0 stapte af van de Disneyficatiestrategie van de jaren 1990 en haalde de aloude slogan ‘What happens in Vegas, stays in Vegas’ vanonder het stof. Las Vegas moest opnieuw sin city worden, maar ditmaal voor de rijken: een sin city waar winkelen en relaxen het belangrijkste adult entertainment vormen. Geen ducks, decorated sheds of piratenboten meer, maar spiegelglastorens die recht uit Dubai lijken geïmporteerd. Eén van de investeerders in het CityCenter was dan ook Infinity World Development, een dochteronderneming van Dubai World. Blijft de vraag wat we vandaag leren van Las Vegas, een fenomeen dat zo ver van de modale stedelijke realiteit lijkt af te staan dat het in het beste geval als een karikatuur kan worden gezien. Las Vegas, en zeker de Strip, lijkt geen echte stad maar een droomwereld. Als je Las Vegas echter niet enkel bekijkt vanuit de cultuur van het exces maar als een vergrootglas voor wat we ook aantreffen in andere steden elders ter wereld, dan zie je tussen de themacasino’s en de glimmende luxeresorts sporen van een heel andere stad: de Mexicaanse venters bijvoorbeeld, die de mannelijke bezoekers trachten mee te

lokken naar de dubieuze gentlemen’s clubs die een soort schaduwstrip vormen in de parallelstraten. Tevens vormt de Strip een soort überversie van archetypische ruimten die in een lokale versie in elke Amerikaanse stad voorkomen. Daarom is Las Vegas niet alleen grotesk, maar op een vreemde manier ook vertrouwd. De Strip belichaamt als geen ander de belofte van snelheid en vrijheid en de populaire cultuur van billboards en exotisme die we aantreffen langs elke highway, de weg die centraal staat in de Amerikaanse cultuur maar evengoed zijn echo vindt in elke Vlaamse steenweg. Een ander stedelijk archetype waarvoor de Strip als vergrootglas werkt is Main Street. J.B. Jackson was in zijn onderzoek naar de Amerikaanse cultuur sterk ­geïnteresseerd in de ‘hoofdstraat’ in de kleine Amerikaanse rurale stad: de straat waar men af- en aanrijdt om zijn inkopen te doen, om in contact te komen met het nieuws en de producten uit de grote stad, de laatste roddels uit te wisselen of simpelweg zijn nieuwe auto te showen3. Main Street speelt een belangrijke rol in de Amerikaanse verbeelding, in politieke speeches maar ook in Disneyland, waar de Main Street Electrical Parade elke avond op rituele wijze de Amerikanen verenigt in 3

Bijvoorbeeld J.B. Jackson, Two Street Scenes, Landscape, Vol. 3, Nr. 3, Spring 1954.

de kleinsteedse utopie. Net als Main Street, verdeelt én verenigt de Las Vegas Strip: in de zelfingenomen spiegelfaçades van Las Vegas 3.0 lezen we op het eerste gezicht enkel de ambitie van de rijken om zich te onderscheiden van het gepeupel op straat, maar in plaats van in Dubai staan die rijken intussen toch maar netjes in de rij op de symbolische plek die de Las Vegas Strip in de Amerikaanse verbeelding is geworden. In die zin werkt de Strip als een soort Main Street: een spiegel van de Amerikaanse samenleving. Het publiek loopt – of rijdt – voortdurend heen en weer tussen de hotels van de eerste generatie, die zich ontpopten tot goedkope oorden van vertier voor de armere middenklasse (lees: de zwarte bevolking), en de recente luxueuze spiegelpaleizen, die de laatste economische crisis moeiteloos lijken te hebben doorstaan. Voor sommigen is Las Vegas het summum van slechte smaak, anderen zien er de bevestiging in van de meest hardnekkige Amerikaanse utopie: de Amerikaanse Droom.

Bruno Notteboom is doctor-assistent aan de Vakgroep Architectuur en Stedenbouw van de Universiteit Gent en docent aan Sint-Lucas Architectuur Gent/Brussel. Hij verblijft de helft van het jaar als visiting researcher aan het Institute for Regional and Urban Development van de University of California, Berkeley.

n


partners

86

Volgende partners ondersteunen de VRP. Voor meer informatie over het partnerschap kan u terecht op secretariaat@vrp.be.

AG Stadsontwikkelingsbedrijf Gent Sint-Jacobsnieuwstraat 17 9000 GENT T 09 269 69 00 | F 09 269 69 99 info@sob.gent.be www.agsob.be

AG Stadsplanning Antwerpen Bezoekadres: Francis Wellesplein 1 | 2018 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1 | 2000 Antwerpen T 03/221 13 33 info@stadsplanning.antwerpen.be www.agstadsplanning.be

AG Vespa Generaal Lemanstraat 55 2018 Antwerpen T 03 259 28 10 | F 03 259 28 11 info@Vespa.Antwerpen.be www.agvespa.be Buur De Hoorn Sluisstraat 79 3000 Leuven T 016/89 85 50 | F 016/89 85 49 buur@buur.be | www.buur.be

Intercommunale Leiedal President Kennedypark 10 8500 Kortrijk | 056 24 16 16 info@leiedal.be | www.leiedal.be

Gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen Havenhuis Entrepotkaai 1 | 2000 Antwerpen T 03/ 205 23 77 | F 03/ 205 23 29 info@haven.antwerpen.be www.havenvanantwerpen.com

Groep Van Roey Sint Lenaartsesteenweg 7 2310 Rijkevorsel T 03/340 17 11 Vanroey@groepvanroey.be www.groepvanroey.be

Havenbedrijf Gent John Kennedylaan 32 Haven 3000 A | 9042 Gent T 09/251 05 50 | F 09/251 54 06 info@havengent.be www.havengent.be

Antea Group Posthofbrug 10 | 2600 Antwerpen T 03/221 55 00 | F 03/221 55 01 info.be@anteagroup.com www.anteagroup.be

Gemeentelijk autonoom parkeerbedrijf Antwerpen Jordaenskaai 25, 2de verdieping 2000 Antwerpen T 03/727 16 60 | F 03/727 16 70 info@gapa.antwerpen.be www.parkereninantwerpen.be

Stad Turnhout Campus Blairon 200 | 2300 Turnhout T 014 44 33 11 stad@turnhout.be | www.turnhout.be

stad Leuven Professor Van Overstraetenplein 1 3000 Leuven T 013/27 20 00 | F016/27 29 55 secretariaat@leuven.be www.leuven.be

GEOSTED stedenbouw Riemsterweg 117 3742 Bilzen T. +3289515343 F. +3289515344

Geosted Riemsterweg 117 | 3742 Bilzen T 089/51 53 43 | 089/51 53 44 info@geosted.be

Antwerp Management School Het Brantijser Sint-Jacobsmarkt 9-13 2000 Antwerpen 03 265 49 89 info@antwerpmanagementschool.be www.antwerpmanagementschool.be

Omgeving Uitbreidingstraat 390 2600 Berchem – Antwerpen T 03/448 22 72 | F 03/440 13 93 info@omgeving.be | www.omgeving.be

Stad Gent T 09/210 10 10 | F 09/210 10 20 gentinfo@gent.be | www.gent.be

Stad Kortrijk Grote Markt 54 | 8500 Kortrijk T 1777 | F 056 27 70 09 info@kortrijk.be | www.kortrijk.be

Stramien Broederminstraat 52 | 2018 Antwerpen T 03/248 54 02 | F 03/248 77 80 info@stramien.be | www.stramien.be

Werk en economie Antwerpen Bezoekadres: Francis Wellesplein 1 | 2018 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1 | 2000 Antwerpen T 03 338 65 86 | F 03 338 20 30 www.antwerpen.be

MINT nv Hendrik Consciencestraat 1B 2800 Mechelen T 015/56 04 20 | F 015/56 04 29 mint@mintnv.be – www.mintnv.be

BRUT Kiekenmarkt 33 | 1000 Brussel 02 450 99 00 info@brut-web.be | www.brut-web.be stad Genk Stadsplein 1 | 3600 Genk T 089 65 36 00 | F 089 65 34 70 info@genk.be | www.genk.be De Lijn Motstraat 20 | 2800 Mechelen www.delijn.be | 015 40 87 11

Blauwdruk Stedenbouw Karel De Preterlei 204 B-2140 Antwerpen tel +32 (0) 3 344 93 20 www.blauwdrukstedenbouw.be

Stadsontwikkeling Antwerpen Bezoekadres: Francis Wellesplein 1 | 2018 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1 | 2000 Antwerpen T 03/221 13 33 info@stad.antwerpen.be www.antwerpen.be

Common Ground Cogels Osylei 19 2600 Berchem (Zurenborg) 03/235.00.00 info@common-ground.eu www.common-ground.eu

d+a consult Meiboom 26 | 1500 Halle T 02 363 89 10 | F 02 363 89 11 info@daconsult.be | www.daconsult.be


sponsors

87

De werking van de VRP en de publicatie van Ruimte zijn mogelijk dankzij volgende hoofdsponsors:

Vlaams Gewest

volgend nummer [  foto : R eporters , E ric H erchaft  ]

Driemaandelijks: maart - april - mei 2013

ruimte VA K B L A D VA N D E V L A A M S E V E R E N I G I N G V O O R R U I M T E E N P L A N N I N G

[ F OTO : R E P O R T E R S , D A N N Y G Y S ]

Herdenking 1914-18 / Westhoek

20 verschijnt in december 2013

R uimt e > jaargang 5 | nummer 19 | september – oktober –november 2013 | verschijnt vier keer per jaar  n V R P - b e stuur > Jan Baelus | Véronique Claessens | Carl Dejonghe | Oswald Devisch | Steven Ducatteeuw | Kristien Lefeber | Nancy Meijsmans | Philip Moyersoen | Ann Pisman | Stephan Reniers | Peggy Totté | Wolfgang Vandevyvere | Elke Vanempten | Peter Vermeulen | Joris Voets  n H oo f dr e dact e ur R uimt e > Koen Raeymaekers  n Eindr e dacti e > Piet Piryns | Koen Raeymaekers  n R e dacti e raad > Luuk Boelens | Linda Boudry | Tom Coppens | Oswald Devisch | Sofie Houvenaghel | Bernard Hubeau | Peter Renard | Peggy Totté | Maarten Van Acker | Sylvie Vandamme | Maria Leus | Marc Martens | Jan Van Alsenoy | Hendrik Van Geel | Guy Vloebergh | Elisabeth Wouters  n V e rantwoord e li j k e uitg e v e r > Peter Vermeulen | Damplein 27 | 2060 Antwerpen  n R e dacti e adr e s > VRP-secretariaat | Damplein 27 | 2060 Antwerpen | 03 201 59 00 | secretariaat@vrp.be  n vormg e ving > www.lucifer.be  n D ruk > drukkerij Bulckens  n A bonn e m e nt > Ruimte is in het VRP-lidmaatschap inbegrepen. Een los nummer kost € 25 | meer info op www.vrp.be

R u i m t e wordt gedrukt op 1 0 0 % gerecycleerd papier


verso ‘Omgaan met klimaatverandering dwingt ons niet alleen de ruimtelijke, maar ook de sociale, institutionele en economische structuren aan te passen. Er zal lef en vertrouwen nodig zijn om af te stappen van de gangbare sectorale rolverdelingen. En politieke daadkracht natuurlijk, om innovatieve plannen te realiseren.’

ISSN 2032-0809 9 772032 080909


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.