Driemaandelijks: maart - april - mei 2015
ruimte VA K B L A D VA N D E V L A A M S E V E R E N I G I N G V O O R R U I M T E E N P L A N N I N G
[ F OTO : R E P O R T E R S , D A N N Y G Y S ]
het nieuwe wonen
25
De Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP) werkt aan een breed draagvlak voor kwaliteit en duurzaamheid in de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. In haar werking en communicatie mikt de VRP op planologen en stedenbouwkundigen, alsmede op iedereen die met ruimte en stedenbouw bezig is. Met studiedagen, vorming, panelgesprekken, de publicatie van het praktijkblad Ruimte, een website en een facebookgroep voedt de vereniging het debat over theorie en praktijk in het vakgebied. Lid worden van de VRP kost € 115 (studenten € 65). Ruimte is in het lidmaatschap inbegrepen. Meer info, ook over abonnementen, op www.vrp.be. Met reacties, suggesties en voorstellen om te adverteren kan u terecht op het VRP-secretariaat, Damplein 27, 2060 Antwerpen. 03 201 59 00. secretariaat@vrp.be. Ruimte is het blad van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP). Het tijdschrift besteedt aandacht aan theorie en beleid, maar vooral aan goede praktijkvoorbeelden in binnenen buitenland. Ruimte heeft ook oog voor de ruimtelijke aspecten van aanverwante sectoren (economie, mobiliteit, vastgoed, recht, architectuur, toerisme, natuur, landbouw, publiek domein, landschapsarchitectuur, woonbeleid...). Het tijdschrift verschijnt driemaandelijks.
© Stramien
2|
© Reporters
4
Thuis in de stad
6
De Kleine Ruimte
Het nieuwe wonen 10 #
EDITORIAAL
Een dak boven ons hoofd KOEN R A E Y M A EK ER S
34 #
ZÜRICHSE WOONCOÖPERATIES
250 wooncoöperaties Zürich geeft nieuwe betekenis aan ‘sociaal wonen’ H A N VA N D E W E T E R I N G
60 #
VLAAMS BOUWMEESTER
Do’s & don’ts van publiekprivate samenwerking Een interview met prof. dr. Matti Siemiatycki JOR IS VOE T S & TOM COPPE N S
12
# DE WONINGMARKT
Stevent Vlaanderen af op een vastgoedcrisis? De vele gezichten van de woningmarkt PETER V ER MEULEN & M A RC M A RTENS
40 #
VERHANDELBARE ONTWIKKELINGSRECHTEN
Verhandelbare ontwikkelingsrechten Een importproduct, met kansen voor Vlaanderen? TOM COPPENS
68 #
LESS IS MORE
Minder ruimte, meer architectuur Neerslag van de lezingenreeks Less is More WIEL A ND DE HOON
20 #
VLAAMSE WOONRAAD
Mijn stad, mijn thuis Vlaamse Woonraad breekt lans voor stedelijk wonen B E R N A R D H U B E A U , DAV I D VA N V O O R E N & P O L VA N DA M M E
24 #
DE GLAZEN BOL VAN SVR
46 #
SAMENHUIZEN
Apart samen Nieuwe vormen van samenwonen SOFIE DEBER DT
50 #
DIR K LU Y TEN
G E R T E YC K M A N S & P E T E R VA N D E S O M P E L E
30 #
56 #
M A RC M A RTENS
De processie van Echternach De naoorlogse stadsontwikkeling in Antwerpen KOEN R A E Y M A EK ER S
Meer dan een onderdak Is gemeenschappelijk wonen verzoenbaar met sociale huistvesting?
Leuven: open/gesloten stad? De mensen achter de cijfers
STADSONTWIKKELING TE ANTWERPEN
DE IDEALE WONING
De glazen bol van SVR Hoe gaan Vlaamse gezinnen wonen in 2030?
WONEN IN LEUVEN
76 #
VOLGT DE WETGEVER?
Volgt de wetgever? Krijgt onze wetgever de nieuwe woonvormen bijgebeend?
84
Ken uw klassiekers #1
DIEDER IK V ER MEIR
87
Recensies
4
Thuis in de stad Clementwijk – Sint-Niklaas Duurzame verkaveling nieuwe stijl Met het stadsvernieuwingsproject Clementwijk mikt de stad Sint-Niklaas op duurzaamheid. Deze stadsuitbreiding van ongeveer 28 hectare in de noordelijke stadsrand zal geen gemiddelde Vlaamse verkavelingswijk zijn, men wil er ecologisch bouwen en wonen. De nieuwe wijk met ruim 700 woningen wordt gerealiseerd door vier publieke partners: de stad, de intercommunale Interwaas, twee sociale huisvestingsmaatschappijen (Sint-Niklase Maatschappij voor de Huisvesting en de Waasse Landmaatschappij) en een private partner (Matexi). Het zeer diverse en compacte woningenaanbod moet resulteren in een gezonde sociale mix met een ruim aantal sociale koop- en huurwoningen. Er komt ook een co-housing project en daarnaast wordt voldoende ruimte gereserveerd voor collectieve voorzieningen (school, kinderopvang, buurtwinkel, etc.). Opvallend is dat het masterplan van Technum de bestaande landschappelijke kwaliteiten behoudt en zodoende de groen- en grachtenstructuur van het bolakkerlandschap gebruikt als basislaag. Dit natuurlijk gegeven zorgt niet alleen voor een goede waterhuishouding, maar bakent tegelijk de verschillende woonvelden af, die worden ontsloten via een gediversifieerd wegenstelsel. Binnen het gebied wordt tevens een vier hectare groot stadsdeelpark gepland dat de wijk op een speelse manier zal dooraderen. Samen met Fris in het Landschap heeft de stad het masterplan nog verder verfijnd op het vlak van duurzaamheid. Door alle vrijstaande woningen in het plan te vervangen door rij- en stapelwoningen van drie à vier bouwlagen trekt men resoluut de kaart van compact wonen. Het gebied wordt autoluw, met grote aandacht voor speel- en leefstraten en een bijkomend buscircuit om het gebruik van openbaar vervoer te stimuleren. Het individueel parkeren zal plaats maken voor een systeem van gebundeld parkeren. De jury Stadsvernieuwing schat het innoverend karakter van de Clementwijk bijzonder hoog in. Zij verwacht dan ook dat deze betere verkaveling een referentie wordt voor Vlaanderen. Als extra impuls voor de realisatie van het stadspark en de nodige infrastructuurwerken heeft ze de stad Sint-Niklaas in 2008 een bedrag van 1,8 miljoen euro toegekend. De infrastructuur van de eerste fase van de Clementwijk is intussen aangelegd.
5
© Grontmij (Dirk Vertommen)
deKleineRuimte
© parckdesign 2014
6
Het Brusselse project Parckfarm (zie ook Ruimte 24, jaargang 6) gaat dit jaar aan de haal met de Prijs Publieke Ruimte van Infopunt Publieke Ruimte (voorheen Steunpunten Straten, zie verder). Parckfarm werd door een vakjury geselecteerd uit ruim vijftig kandidaten. De prijs beloont opdrachtgevers in Vlaanderen en Brussel die de beste projecten op het vlak van openbare ruimte hebben gerealiseerd. Parckfarm ontstond binnen de biënnale Parckdesign van het Brussels gewest. Een braakliggend terrein rond de site Thurn & Taxis werd omgetoverd tot een tijdelijk park voor de hele buurt waar honderden vrijwilligers, buurtverenigingen en investeerders onder leiding van professionele curatoren en Leefmilieu Brussel aan de slag gingen. De samenwerking resulteerde onder meer in een kinderboerderij, volkstuinen en veel speelruimte voor de kinderen van het aanpalende Schaarbeek. MEER INFO www.publiekeruimte.info | www.parckdesign.be
STEUNPUNT STR ATEN WORDT INFOPUNT PUBLIEKE RUIMTE
De uitreiking van de Prijs Publieke Ruimte op het congres Publieke Ruimte (3 maart, Mechelen) was meteen een prima gelegenheid voor organisator Steunpunt Straten om zijn nieuwe naam voor te stellen: Infopunt Publieke Ruimte. Steunpunt Straten richtte zich voornamelijk naar professionelen die actief zijn in het domein van de openbare ruimte. Maar de afgelopen jaren kwamen niet-professionele belangstellenden steeds prominenter in beeld. De naamsverandering is niet louter formeel. Ze betekent ook een ommezwaai in de aanpak. Infopunt Publieke Ruimte zal vanaf nu een aanspreekpunt zijn voor professionelen, beleidsmakers én burgers. De naamsverandering gaat gepaard met de lancering van een fraaie nieuwe website. www.publiekeruimte.info
ADVIES A AN DE NEDERL ANDSE EN VL A AMSE VAKGEMEENSCHAP
© Elke Vanempten
PRIJS PUBLIEKE RUIMTE 2015: PARCKFARM (BRUSSEL)
In Nederland werd 2015 uitgeroepen tot het Jaar van de Ruimte. De initiatiefnemers willen middels evenementen en debatten een brede discussie op gang brengen over de ruimtelijke toekomst van het land. De organisatoren van de PlanDag (jaarlijks ontmoetingsmoment tussen Vlaamse en Nederlandse planners) hebben het ‘Jaar van de Ruimte’ aangegrepen om enkele adviezen te formuleren over kwesties waar de Vlaamse en Nederlandse vakgemeenschap zich de komende tijd rekenschap van moeten geven. Want ondanks verschillende planningstradities en een andere beleidscontext hebben Vlaanderen en Nederland te maken met gemeenschappelijke opgaven die een ontegensprekelijke invloed zullen hebben op ruimtelijke ordening en organisatieprincipes. Het advies werd op 3 februari overhandigd aan het VRP-bestuur en staat te lezen op de website van de vereniging. www.vrp.be/nieuws-2015 | www.wiemaaktnederland.nl
OPEN OPROEP KLEINSCHALIGE WONINGEN
Het ruimtelijk uitvoeringsplan Weekendverblijven, campings en residentiële woonwagenterreinen van de provincie Vlaams-Brabant bood een oplossing voor de zonevreemde woning van 3000 gezinnen. Het zorgde onder meer voor de regularisatie van een deel van de woningen. De geregulariseerde verblijfplaatsen verkeren vaak in een belabberde staat en daar wil de provincie wat aan doen. Via een open oproep spoort ze ontwerpers, architecten, aannemers en bouwfirma’s die degelijke, betaalbare kleine woningen kunnen aanbieden aan om zich kandidaat te stellen. Streefdoel zijn wooneenheden van 50 à 80 vierkante meter die hooguit € 80.000 kosten en die voldoen aan de EPB- en kwaliteitsnormen van de Vlaamse Wooncode. De bedoeling is om een catalogus te maken die kopers het kiezen vergemakkelijkt en die ook kan gebruikt worden in de rest Vlaanderen. Kandidaatstellingen dienen te gebeuren voor 4 mei. www.vlaamsbrabant.be/ kleinschaligwonen
Kalender OPLEIDINGSCYCLUS
GECORO
© Reporters
L ABOX X NIEUW STEDELIJK WONEN PUBLIEKE RUIMTE IN VERBINDING. GROENE NET WERKEN. Het opzetten van groene netwerken biedt lokale besturen tal van mogelijkheden om met minder middelen toch te blijven investeren in omgevingskwaliteit en openbare ruimte. Vanuit dat perspectief is budget niet langer de bepalende factor. Samenwerkingsverbanden met diverse partners en inpikken op lopende zaken zullen de komende jaren veel belangrijker worden om op lokaal niveau aan de publieke ruimte te werken. Ook in 2015 organiseren de VRP, Infopunt Publieke Ruimte, atelier Publieke Ruimte en het departement Ruimte Vlaanderen de tweedaagse vormingsreeks ‘Publieke Ruimte in verbinding. Groene netwerken’. De opleiding biedt antwoorden op reële behoeften van kleinere steden en gemeenten. Vanuit een globale visie op groenstructuurplanning worden heldere voorbeelden aangehaald van steden en gemeenten die ervaring hebben met het uitwerken van groene netwerken en plekken. Dit jaar wordt extra aandacht besteed aan het realiseren van groen speelweefsel. De vormingsreeks richt zich naar lokale ambtenaren en betrokkenen bij planning, ontwerp, aanleg en beheer van de publieke ruimte (mobiliteit, milieu & natuur, wonen & bouwen, vrije tijd, erfgoed, toerisme). De opleiding wordt eenmaal georganiseerd in Limburg en eenmaal in West-Vlaanderen. www.vrp.be
6 mei. Herentals
29 april. Antwerpen
© Reporters
© Reporters
23 april & 7mei | 28 mei & 11 juni. Genk & Hasselt | Brugge & Oostende
In het kader van het themadossier ‘Wonen’ in dit nummer organiseert de VRP op 29 april, in samenwerking met de stad Antwerpen, het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) en gidsenorganisatie Antwerpen Averechts, een uitstap naar de 20ste-eeuwse Antwerpse stadsrand. De stad Antwerpen onderzocht de laatste jaren hoe dit gebied verder kan verdicht worden met het oog op de verwachte bevolkingsgroei. Labo XX, de verzamelnaam van alle onderzoek, is inmiddels bij iedereen bekend. U wordt van harte uitgenodigd op de vuurdoop van een bustour in het projectgebied. De tour is gebaseerd op het onderzoek dat vier studiebureaus in opdracht van de stad Antwerpen uitvoerden naar de verdichtingsmogelijkheden in de 20steeeuwse stadsrand. De resultaten van het onderzoek zijn ook te zien in de tentoonstelling ‘StadBuitenStad’, waar de bustour eindigt. Meer praktische info vindt u op onze website.
KERNVERSTERKING: MEER K WALITEIT MET MINDER RUIMTE Gemeenten staan voor een tweeledige ruimtelijke uitdaging: de kernen verdichten en levendig houden enerzijds en de identiteit van de gemeente behouden (en zelfs versterken) anderzijds. Tegelijk worden ze geconfronteerd met ingrijpende demografische en andere maatschappelijke veranderingen. Geen eenvoudige opgave, maar her en der zien we toch mooie initiatieven die inspiratie kunnen bieden. Tijdens deze avond bekijken we aan de hand van uitstekende praktijkvoorbeelden hoe kernversterking in de Antwerpse Kempen kan gebeuren. Deze bijeenkomst is een initiatief van de Gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Ordening (Gecoro) van Herentals en wordt georganiseerd i.s.m. de VRP, de VVSG en de stad Herentals. Gecoroleden en medewerkers/mandatarissen van lokale besturen zijn van harte welkom. www.vrp.be
www.vrp.be
7
Kalender
E XCLUSIEF
VRP- CONGRES WONEN
19 mei. Lommel
21 mei. Leuven
20 mei. Brugge
8 juni. Gent
DUURZ A AM VERGROENEN VAN BEDRIJVENTERREINEN De groeninfrastructuur van een aantal grote bedrijventerreinen in Lommel werd ingebed in een bovenlokale groenstructuur waardoor ze naadloos aansluiten bij het groenweefsel van de stad en aanpalende Belgische en Nederlandse natuurgebieden. Dat is het resultaat van een samenwerking opgezet tussen de stad Lommel, Lommelse ondernemers en het Agentschap voor Natuur en Bos , dat op 19 mei een groensafari in het gebied organiseert. U komt meer te weten over de ecologische inrichting van bedrijventerreinen, het duurzaam beheer van industrieterreinen, het betrekken van de lokale bevolking en de impact van de Vlaamse en Europese beleidscontext. Op het terrein zelf kan u zien hoe theorie wordt omgezet in praktijk en welke voordelen de aanpak biedt voor bedrijven en natuur. www.natuurenbos.be
© Reporters
© Reporters
© Reporters
© Ashley Bristowe
GROENSAFARI
VL A AMS NEDERL ANDSE ONTMOETINGSDAG
HEILIGE HUISJES
PL ANDAG ‘RUIMTE MAKEN’
ONTMOETING MET JAN GEHL
TE KOOP: HEILIGE HUIS JES
De PlanDag is de jaarlijkse ontmoetingsdag van Vlaamse en Nederlandse planners en stedenbouwkundigen. De editie van dit jaar heeft plaats in Leuven en staat in het teken van de vraag: kunnen, willen en moeten we de ruimte maken? Ruimte wordt heel ‘ruim’ bekeken: fysieke ruimte, gevoelsmatige ruimte, functionele ruimte... ‘Ruimte maken’ kan ook slaan op een professionele houding: de ruimte nemen om je ding te doen bijvoorbeeld, of net ruimte geven aan anderen. Genoeg stof voor interpretatie dus. Vlaamse en Nederlandse professionals konden tot 2 maart papers indienen rond het thema. Die worden gebruikt als basis voor de debatten op de PlanDag. Traditiegetrouw worden op het eind van de dag de beste paper beloond met de PlanDagprijs en de Prijs voor de Jonge Planoloog.
Met zijn 78 jaar en zijn tonnen ervaring is de gerenommeerde Deense stedenbouwkundige Jan Gehl met recht en reden een éminence grise te noemen. Gehl raakte wereldwijd bekend als pleitbezorger van steden die ontworpen zijn voor voetgangers en fietsers. Samen met zijn echtgenote-psychologe Ingrid Gehl onderzocht hij de grenzen van sociologie, psychologie, architectuur en planning en deelde die kennis met het (vak)publiek via tal van publicaties. Hij geeft overal ter wereld lezingen en maakt op 22 mei een tussenstop op de Hedendaagse Kunst en Architectuur Triënnale van Brugge. Gehl zal er zijn werk en zijn visie op ‘de stad op mensenmaat’ toelichten.
Ondanks de stedelijke revival gaat in Vlaanderen per dag nog altijd zes hectare vruchtbare landbouwgrond op de schop voor lintbebouwing en verkavelingen, terwijl bestaande huizen en villa’s nauwelijks verkocht raken en files almaar dieper in de ‘groene’ rand kerven. Weinigen lijken te beseffen dat ons ruimtelijk woonmodel van versnipperd bouwen, suburbaan wonen en verkavelen onhoudbaar is en een zware hypotheek legt op welvaart en levenskwaliteit. Daar bovenop zien we dat er nauwelijks ruimte is voor kansarme groepen. De woningmarkt dreigt op een structurele crisis af te stevenen. Het VRPWooncongres is een wake-up call. De VRP pleit voor de afschaffing van de huidige individualistische, versnipperde aanpak en voor een toekomstgericht woonbeleid dat streeft naar betaalbaarheid en bereikbaarheid, rekening houdend met veranderende woon- en zorgbehoeften. Diverse overheden en actoren uit de private sector worden uitgenodigd om in debat te gaan over hoe zo’n beleid concreet vorm zou kunnen krijgen.
Vlaams administratief centrum | Diestsepoort 6 | 3000 Leuven | www.plandag.net € 115 (leden VRP en BNSP) | € 150 (niet-leden) | € 30 (studenten)
www.triennalebrugge.be
VAC | Virginie Lovelinggebouw | Koningin Maria Hendrikaplein 70 | Gent | www.vrp.be € 100 (VRP-leden) / € 165 (nietleden) / € 20 (student/VRPlid) / € 35 (student/niet-lid)
PR AK TISCHE OPLEIDINGEN
LEZINGEN EN DEBATTENCYCLUS
ERR ATUM RUIMTE 24
1-8 juli. Antwerpen
voorjaar-najaar 2015
februari-december 2015
In het vorige nummer van Ruimte is een foutje geslopen in het artikel ‘Een landschap stoort zich niet aan grenzen’ (p. 76).
© Reporters
© Reporters
© Reporters
SUMMER SCHOOL
‘SHIFTING CLIMATE , RESHAPING URBAN L ANDSCAPES’ Wat de klimaatverandering precies zal brengen, is nog onduidelijk. Overstromingen of extreme waterschaarste? Een zeespiegelstijging van één of vier meter? De Summer School, een internationaal ontwerpatelier voor studenten uit diverse ontwerpdisciplines, wil dit jaar expliciet werken rond klimaatadaptatie als ontwerpuitdaging. De studenten worden begeleid door een internationale master designer en ervaren ontwerpers uit Vlaanderen en Nederland. De achtdaagse opleiding wordt afgesloten met een publiek event waarop de ontwerpresultaten worden getoond. De Summer School is een initiatief van de Universiteit Antwerpen (UA) en het Instituut voor Landbouwen Visserijonderzoek (ILVO). Geïnteresseerden kunnen zich kandidaat stellen tot 17 april. www.uantwerpen.be/en/ summer-schools/scrul
CYCLUS RUIMTELIJKE ORDENING Binnenkort treedt de omgevingsvergunning in voege: het samensmelten van de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning. Naar aanleiding daarvan staat opleidingsorganisatie Confocus stil bij de basics van ruimtelijke ordening met enkele praktijkgerichte opleidingen voor lokale besturen. Op 23 april staat het stedenbouwkundig handhavingsbeleid centraal. Hoe stel je een dossier op? Met welke instanties kom je in contact? Welke actoren moet je kennen? Allemaal toepasbare praktische vragen. Ook de andere opleidingen richten zich op de dagelijkse praktijk en worden gegeven door juristen en ambtenaren. Overzicht van de eerstvolgende opleidingen: • 23 april, Berchem. Stedenbouwkundig handhavingsbeleid • 19 mei, Hasselt. Milieueffectrapportage & windturbines en vergunningen. • 29 mei, Gent. Het mobiliteitsbeleid binnen ruimtelijke ordening. • 29 mei, Gent. Decreet complexe projecten & criterium van de goede ruimtelijke ordening • 9 juni, Berchem. De omgevingsvergunning. www.confocus.be/overheid
TIEN GROTE UITDAGINGEN VOOR BRUSSEL Nog tot het eind van het jaar organiseren het Agentschap voor
Territoriale Ontwikkeling (ATO) en de Brussels Academy
elke maand een bijeenkomst rond een van de grote (ruimtelijke) thema’s waar de hoofdstad mee te maken heeft of zal krijgen: bevolkingsgroei, stadsvlucht, werkloosheid, superdiversiteit, ... De cyclus volgt een vast stramien: op maandagavond een conferentie voor het grote publiek door een universiteitsdocent en op dinsdagvoormiddag een seminarie met deskundigen die dieper ingaan op wat de dag voordien besproken werd. De publieksconferenties vinden één maandag per maand plaats van 18 tot 20 uur in het BIP | Zinnekezaal | Koningsplein 1011 | 1000 Brussel. Deelname gratis. Meer info: www.adt-ato.irisnet.be
Mede-auteur Sven De Bruycker is geen medewerker van Ruimte Vlaanderen, zoals bovenaan het artikel vermeld stond, maar van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onze excuses hiervoor.
© Reporters
10 |
S E J S I U H HEILIGE
HET NIEUWE WONEN > EDITORIAAL
Een dak boven ons hoofd … … het is in onze contreien een basisbehoefte. Maar de manier waarop die behoefte wordt ingevuld, evolueert mee op het ritme van de dynamieken die onze samenleving vormgeven.
S
inds de laatste Grote Oorlog is onze levensstijl ingrijpend veranderd: we zijn op nieuwe manieren gaan communiceren, werken, bewegen, relaties onderhouden. En ook de bevolking zet zich opnieuw in beweging, met een groei die almaar diverser wordt en waarin sociale tegenstellingen zich duidelijker beginnen af te tekenen. Ons woongedrag is uiteraard onderhevig aan die shift. Anno 2015 bevinden we ons in een frictieveld. Nieuwe vormen van wonen - collectief of apart - groeien op een haast virale manier. Vragen omtrent beschikbare ruimte, energie en sociale compartimentering worden met de dag prangender. Wetgevers en markten reageren zoals gewoonlijk op deze tendensen: de ene al wat vlugger dan de andere. Een complex verhaal, met andere woorden. Maar met één duidelijke constatering: de manier waarop we wonen zal binnen een paar decennia drastisch veranderd zijn. Redenen genoeg voor de VRP om rond het ruimtelijke aspect van deze shift op 8 juni 2015 een Wooncongres te organiseren, dat de titel TE KOOP: HEILIGE HUISJES meekreeg (meer info in de KleineRuimte). Ruimte biedt u met het dossier ‘Het nieuwe wonen’ alvast een smaakmaker, met een aantal hete hangijzers die op het VRP-congres vermoedelijk ook ter sprake zullen komen. Voor de functie van kernredacteur deden we een beroep op experten uit de praktijk en de academische wereld: Peter Vermeulen, Marc Martens en Tom Coppens. Hoeksteen van dit dossier is het artikel ‘Stevent Vlaanderen op een vastgoedcrisis af?’, waarin Vermeulen en Martens, op basis van recente feiten en cijfers, een
no-nonsense analyse maken van de woningmarkt en een wake-up call lanceren voor alle betrokkenen: beleid, vastgoedsector en planologische wereld. De overige bijdragen in dit dossier belichten allemaal een aspect van het woondiscours. Zo gingen we ons licht opsteken bij de Vlaamse Woonraad, die een advies gaf voor het woonbeleid (Mijn stad, mijn thuis). De demografische uitdagingen die ons op woonvlak te wachten staan vindt u in de becijferingen van Dirk Luyten (De glazen bol van SVR). Met het artikel van Marc Martens (Leuven: open/gesloten stad?) zoomen we in op de residentiële werkelijkheid van een Vlaamse centrumstad. De bijdragen van de vzw Samenhuizen (Apart samen) en De Ideale Woning cvba (Meer dan een onderdak) buigen zich dan weer over baanbrekende woonvormen, ook in de kwetsbare geledingen van onze maatschappij. Jurist Diederik Vermeir onderzoekt hoe de wetgeving op deze nieuwe trends al dan niet reageert (Volgt de wetgever?). En tot slot: Ruimte zou Ruimte niet zijn als we niet over de grenzen gingen kijken, op zoek naar cases (Han Van de Weterings 250 woningcoöperaties) en formules (Tom Coppens’ Verhandelbare ontwikkelingsrechten) die ons misschien kunnen inspireren. Het zal u na het lezen van dit nummer waarschijnlijk duidelijk zijn dat voor het ‘nieuwe wonen’ in onze veranderende samenleving nog een aantal heilige huisjes dienen gesloopt te worden, zowel in de vastgoedsector als op het vlak van wetgeving en beleid. En ook bij ons allemaal, als vastgoedeigenaar of huurder… Ik wens u een avontuurlijke thuiskomst Koen Raeymaekers
| 11
© Reporters
ALS DE OVERHEID NIET DRINGEND INGRIJPT, STAAT ONS COLLECTIEVE VERARMING TE WACHTEN.
Stevent Vlaanderen af op een
VASTGOED
12 |
HET NIEUWE WONEN > DE WONINGMARKT
De vele gezichten van de woningmarkt P E T E R V E R M E U L E N [ I R . A R C H I T E C T / R U I M T E L I J K P L A N N E R S T R A M I E N C V B A ] M A R C M A R T E N S [ A R C H I T E C T- R U I M T E L I J K P L A N N E R , B U R E A U V O O R A R C H I T E C T U U R & P L A N N I N G ]
Is een vastgoedcrisis in Vlaanderen nog te vermijden? Als er niet snel een vernieuwend en daadkrachtig ruimtelijk woonbeleid komt, dreigen er in ieder geval ook hier Spaanse toestanden. Een en ander heeft te maken met verschillende percepties van de Vlaamse woningmarkt die niet blijken te stroken met de becijferbare realiteit. We zetten ze hier even op een rijtje.
H
et Vlaamse ruimtelijk woonbeleid beleeft moeilijke tijden. Het ruimtelijk structuurplan uit 1997 had nog de ambitie om de suburbanisatie af te remmen door een ‘gedeconcentreerde bundeling’ van activiteiten en het 60/40 beleid1. Maar dat beleid is nadien systematisch afgezwakt door herinvoering van uitzonderingsmaatregelen en systematische deregulering. Het grond- en pandendecreet werd juridisch gekelderd. Bovendien blijkt het ruimtelijke beleidsinstrumentarium op zich erg omslachtig (langdurige afbakeningsprocessen, overdadig gespecifieerde uitvoeringsplannen). Het Groenboek, door de vorige Vlaamse regering opgemaakt als voorbereiding op het nieuwe ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’, kondigt op dat vlak wel een ‘slimme transformatie’ aan, maar eigenlijk weet (nog) niemand waar die slimmigheid effectief om draait. Toen minister Muyters in het Vlaams parlement suggereerde dat eigenaars van gronden die verder van de kernen afgelegen zijn meer zouden moeten betalen, scheelde het niet veel of hij werd met pek en veren besmeurd naar buiten gedragen. Met toverbegrippen als subsidiariteit, decentralisatie en ontvoog-
ding lijkt de Vlaamse overheid de verantwoordelijkheid door te willen schuiven naar de steden en gemeenten, alsof de woonmarkt haar probleem niet is, maar een louter lokale aangelegenheid. De betutteling moet stoppen, klinkt het dan. In de luwte van dit 1 60 procent van nieuw te bouwen woningen in stedelijk gebied, 40 procent in het buitengebied
ruimtelijk beleid lopen ondertussen goedbedoelde, maar nauwelijks structurele initiatieven: pilootprojecten collectief wonen, de verdichting van de 20ste-eeuwse gordel, een oproep van de Vlaamse Architectenorganisatie voor hogere woontorens… Het is nochtans zonneklaar dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid niet kan ontwijken. Alles wijst erop dat de woningmarkt op de rand van een structurele crisis staat, al lijkt niemand dat te willen onderkennen. Als de overheid niet dringend ingrijpt, staan ons niets minder dan Spaanse toestanden en collectieve verarming te wachten.
De virtuele planologische woonmarkt Met de regelmaat van een klok, meestal in de aanloop naar Batibouw, wordt ons ingepeperd hoe schaars en onbetaalbaar bouwgrond wel niet geworden is. Die berichtgeving in de media gaat echter voorbij aan de realiteit, zoals blijkt uit volgende cijfers. Het Gewestplan bakent de woongebieden/woonuitbreidingsgebieden juridisch af. Algemene en bijzondere plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen en (al dan niet vervallen) verkavelingsvergunningen concretiseren dit. Exacte cijfers zijn moeilijk te vinden, al geven uiteenlopende schattingen toch een vrij duidelijk beeld. Volgens VRIND2 waren er in 2014 in deze gebieden nog bijna 300.000 percelen bouwgrond ter beschikking, met een totale oppervlakte van meer dan 40.000 ha. Als dit aanbod zou worden ingevuld tegen de gangbare dichtheden van 15 en 25 woningen/ha zouden er volgens Loris3 nog meer dan 2 Vlaamse Regionale Indicatoren 3 Loris I. (2011), 'Woonaanbod in Vlaanderen: analyse van het register van onbebouwde percelen en gemeentelijke woonprogrammatie', Ruimte en Maatschappij, jg 2, nr 4
| 13
Mijn stad,
20 |
Brugge, Predikherenrei. Š REPORTERS
mijn thuis
HET NIEUWE WONEN > VLAAMSE WOONRAAD
Vlaamse Woonraad breekt lans voor stedelijk wonen B E R N A R D H U B E A U [ V O O R Z I T T E R V L A A M S E W O O N R A A D ] D AV I D VA N V O O R E N [ B E L E I D S M E D E W E R K E R V L A A M S E W O O N R A A D ] P O L VA N D A M M E [ S E C R E TA R I S V L A A M S E W O O N R A A D ]
Woonlinten, verspreide bebouwing en vrijstaande gezinswoningen op ruim bemeten percelen in verkavelingen buiten de stad bepalen nog altijd het ruimtelijk beeld van Vlaanderen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat er door de komst van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) vandaag kleiner wordt verkaveld en er gedeeltelijk wordt overgeschakeld naar meer compacte woontypologieën, is dit beeld de laatste decennia niet fundamenteel gewijzigd.
Waar blijft de switch? Eind 2012 publiceerde de Vlaamse Woonraad zijn advies Ruimte en Wonen.1 Volgens de Raad is een ommezwaai in het ruimtelijk en woonbeleid noodzakelijk. Daar zijn zowel ecologische als economische en sociale redenen voor. En de uitdagingen zijn talrijk. Hoe en waar vangen we de toename van het aantal huishoudens op? Hoe kunnen we de ruimtelijke versnippering inperken en de stadsvlucht afremmen? Hoe gaan we om met veranderende noden ten gevolge van gezinsverdunning? Hoe spelen we in op de woon- en zorgbehoeften van ouderen? Zoveel is zeker: het bestaande woonpatrimonium zal in sterke mate moeten worden getransformeerd. Om te voldoen aan de toekomstige vraag naar woningen zullen de mogelijkheden tot reconversie van bestaande gebouwen (zoals fabriekspanden of verouderde woningen) maximaal moeten worden benut en onbebouwde percelen doordacht moeten worden ingevuld. Mede omdat de bouwgrond duurder werd tekent zich de laatste jaren een tendens af naar meer ecologische en compacte bebouwing en renovatie. Maar ondanks wijzigingen in de woontypologie (kleinere kavels, appartementen) blijft de ruimtelijke impact hiervan beperkt. Van een echte switch naar een meer verantwoord locatiebeleid is vooralsnog geen sprake.
1 Vlaamse Woonraad (2012) Ruimte en Wonen. Aanbevelingen van de Vlaamse Woonraad. Advies 2012/11. Dit artikel is een samenvatting van dit advies. Het volledige advies is beschikbaar op www.vlaamsewoonraad.be
Heroriëntering van het ruimtelijk (woon)beleid De studiedienst van de Vlaamse Regering schat dat er tussen 2015 en 2030 220.000 huishoudens zullen bijkomen. De vraag naar woningen zal dus blijven toenemen. In april 2014 waren er nog 292.107 onbebouwde percelen beschikbaar met een bestemming die bebouwing toelaat. Het gaat om een totale oppervlakte van 42.266 ha, waarbij de woonuitbreidingsgebieden zijn inbegrepen.2 Deze voorraad is in principe voldoende om op middellange termijn (2025 à 2030) de te verwachten toename van het aantal huishoudens op te vangen. Het slechte nieuws is evenwel dat de reserve niet gelijkmatig verspreid is, niet overal overeenstemt met de lokale behoefte en niet altijd op de meest geschikte locaties ligt. De kans is dan ook groot dat de resterende voorraad bouwpercelen op bepaalde locaties sneller uitgeput raakt dan de prognoses laten vermoeden en dat zeker in de steden de vraag het aanbod aan beschikbare percelen zal overtreffen. De Vlaamse Woonraad vindt het belangrijk om via een goed nederzettings- en ruimtelijk beleid tot een ordening te komen die negatieve effecten zowel op het vlak van energie- en ruimtezuinigheid als van publieke infrastructuur en mobiliteit zoveel mogelijk uitsluit. Het kader en de principes om dit te realiseren moeten vanuit het ruimtelijk beleid worden aangedragen in samenspraak met de diverse betrokken beleidsvelden. De ontwikkeling van een geïntegreerde visie en aanpak is dan ook onontbeerlijk. 2 Studiedienst van de Vlaamse Regering (2014) Vlaamse Regionale Indicatoren 2014. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.
| 21
Š Reporters
De glazen
24 |
HET NIEUWE WONEN > DE GLAZEN BOL VAN SVR
bol van SVR Hoe gaan Vlaamse gezinnen wonen in 2030?
D I R K L U Y T E N [ D O C T O R I N D E S O C I A L E W E T E N S C H A P P E N | M A S T E R S T E D E N B O U W E N R U I M T E L I J K E P L A N N I N G | Z E L F S TA N D I G B E L E I D S A D V I S E U R W O N E N | L E C T O R - O N D E R Z O E K E R O D I S E E - K E N N I S C E N T R U M H O G E R I N S T I T U U T V O O R G E Z I N S W E T E N S C H A P P E N ]
Niemand kan de toekomst voorspellen, maar we willen wel de toekomstige behoeften aan woningen, woonomgeving, infrastructuur en voorzieningen kennen. Begin dit jaar stelde de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) haar nieuwe projectieresultaten 2015-2030 voor. De projecties van SVR gebeuren op het niveau van de gemeente en de cijferreeksen bevatten een schat aan bevolkingsprognoses tot 2030. Hoe ziet de demografische toekomst van Vlaanderen eruit?
B
ij het verschijnen van de SVR-projecties weerklonk er niet alleen applaus. Zowel de Leuvense burgemeester Louis Tobback als de Mechelse burgemeester Bart Somers beweren dat SVR de groei van hun stad onderschat. Waarom die gevoeligheid? De SVR-projecties kunnen zware gevolgen hebben voor een gemeente omdat de Vlaamse regering ze kan gebruiken om te beslissen hoeveel middelen een stad of gemeente krijgt. Ook in het woon- en het ruimtelijk beleid ziet men refereren aan de SVR-cijfers. De nieuwe SVR-cijfers zullen de komende jaren ongetwijfeld vaak als beleidsinstrument gebruikt worden. Daarom is het goed te weten wat ze precies voorstellen. Een eerste beperking is dat ze gebaseerd zijn op het rijksregister. Verder gaan de berekeningen uit van bepaalde veronderstellingen. Wat we ook niet onmiddellijk in de SVR-projecties zien is dat de trajecten op het vlak van relaties en ouderschap almaar complexer en diverser worden. Dat leidt tot een nieuw soort dynamiek, mobiliteit en flexibiliteit, waardoor in steeds meer situaties de relatie tussen gezin en woning wijzigt.
De nieuwe projecties zijn er! De nieuwe projectieresultaten van SVR zijn dus klaar. Het gaat om projecties op het niveau van de Vlaamse gemeenten. Enkel Herstappe, met zijn 27 huizen en 85 inwoners, is uit de berekeningen gevallen wegens te klein. SVR geeft voor elk jaar (tot 2030) het verwachte bevolkingsaantal,
het aantal huishoudens en het aantal alleenwonenden, met een verdeling naar leeftijd en geslacht. Alles is voor iedereen te raadplegen en te downloaden op de SVR-website.1 SVR schat de toekomstige bevolkingsaantallen aan de hand van de huidige aantallen. De startpopulatie daarbij is de bevolking op 1 januari 2014. Door jaar na jaar de geschatte sterfte en emigraties af te trekken, en de geboortes en immigraties bij te tellen, projecteert men verder tot 2030. Voor het projecteren van het aantal huishoudens werkt SVR met huishoudparticipatiegraden. Die geven de verdeling van het aantal inwoners over de verschillende huishoudensgroottes (een, twee, drie, vier, vijf of meer personen). Op basis van het verleden schat SVR de huishoudparticipatiegraden in de toekomst.
Een stijgende en vergrijzende bevolking Zo berekend, stijgt de komende tien jaar (2014-2024) de bevolking in bijna negen op tien van de Vlaamse gemeenten. Vooral in Antwerpen, de regio rond Gent en delen van de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant verwacht SVR een belangrijke groei. In 35 gemeenten neemt het aantal inwoners lichtjes af. Die gemeenten bevinden zich vooral in West-Vlaanderen en Limburg. Het aantal 65-plussers stijgt (gematigde tot zeer sterke verdere vergrijzing) in alle gemeenten. Het aantal 20-65 jarigen neemt af in de meeste gemeenten. Het aantal 0-2 jarigen daalt op vele plaatsen. Of de bevolking toe- of afneemt en hoe dit precies gebeurt hangt samen met verschillende factoren. Dat leidt tot behoorlijke in http://www4.vlaanderen.be/sites/svr/Pages/2015-01-29-projecties.aspx
1
| 25
Leuven
OPEN/GESLO
Het woningvraagstuk kennen we vooral via statistieken. Maar laten zo’n cijfers ook toe om plaatselijke verschillen van ruimte en actoren te appreciëren? Wat is bijvoorbeeld de leefwereld van mensen met een laag inkomen die op zoek gaan naar een geschikte woning in een stad als Leuven? Een sociaal bekeken stand van zaken, in een ‘gemoedelijke’ centrumstad.
30 |
HET NIEUWE WONEN > WONEN IN LEUVEN
TEN STAD
De mensen achter de cijfers M A R C M A R T E N S [ B U R E A U V O O R A R C H I T E C T U U R & P L A N N I N G ]
Een rijke stad, met een sociale mix?
EEN KAPITAALKRACHTIG PUBLIEK DAT WERKT IN DE INTERNATIONALE INSTELLINGEN VAN BRUSSEL ZOEKT MAAR AL TE GRAAG DE GROENE WOONOMGEVING OP VAN HET GOEDMOEDIGE LEUVEN.
Vissen aan de Vaartkom. Foto: Nick Hannes © Reporters
Leuven heeft alles van een welvarende stad. De bebouwing is er vrij recent: de stad heeft niet veel fragiele middeleeuwse straatjes en zeker geen verpauperde 19de-eeuwse gordel zoals Gent of Antwerpen. De universiteit met zijn technologische spin-offs trekt een hooggeschoold publiek met goedbetaalde jobs aan. Ook de nabijheid van Brussel speelt een rol: een kapitaalkrachtig publiek dat werkt in de vele internationale instellingen van de Europese hoofdstad zoekt maar al te graag de groene woonomgeving op van het goedmoedige Leuven. Dat weegt op de woningmarkt. De grote stadsvernieuwingsprojecten van de laatste decennia volgen het typische patroon van alle Vlaamse centrumsteden. Verlaten kantoorcomplexen, leegstaande onderwijsgebouwen en afgedankte bedrijventerreinen worden ingevuld met grote woonprojecten. Barbarahof heeft de plaats ingenomen van de Boerenbond, die uitweek naar een prestigieuze zichtlocatie aan de snelweg. De ontwikkeling wordt duidelijk gedomineerd door huisvesting; enkele nieuwe eigenaars ondernamen zelfs pogingen om de komst van een Wereldcafé op de hoek van het pleintje te beletten. Janseniushof wordt nu gebouwd op de plaats van een oude universitaire vestiging. De verkoopbrochure presenteert ‘een karaktervolle mengeling van studio’s, lofts, klassieke appartementen, luxueuze penthouses, bejaardenflats, grondgebonden eengezinswoningen en doorzonflats’. De Hertogensite ligt op de plek van de oude universitaire ziekenhuizen, die stapsgewijs naar Gasthuisberg zijn verhuisd. Na een ongelukkige voorgeschiedenis (er waren aanzienlijke spanningen met de toenmalige gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening, vertoont het huidige masterplan meer nuance. Verschillende factoren hebben meegespeeld: de opname van heel wat panden in de Inventaris van Onroerend Erfgoed, het inzicht dat het tracé van de Dijlevallei doorheen de stad van onschatbare waarde is, het besef dat de toekomstige vastgoedontwikkeling meer diversiteit moet aanbieden, het denkspoor tenslotte om hier een podiumzaal te bouwen… En dan is er de grote ontwikkelingspool rond de Vaartkom, waar 19deeeuwse bedrijven na de fusie van gemeentes konden uitwijken naar modernere locaties buiten de stadsvesten. Iedereen kent het iconische project Twee Waters, dat duurzaamheid en stedelijkheid ambieert. Maar in de onmiddellijke omgeving verrijzen vandaag in hoog tempo ook heel wat gewone appartementsgebouwen.
| 31
MEN IS TOT HET INZICHT GEKOMEN DAT VOOR SOCIALE STABILITEIT DE MIDDENKLASSE DOORSLAGGEVEND IS.
250 34 |
Familienheimgenossenschaft: de tuinstad Friesenberg heeft dankzij de menging van rijtjeshuizen en etagewoningen een twee keer zo hoge dichtheid als een normale Nederlandse VINEX-wijk (Foto: H. Van de Wetering)
HET NIEUWE WONEN > ZÜRICHSE WOONCOÖPERATIES
Zürich geeft nieuwe betekenis aan ‘sociaal wonen’ H A N VA N D E W E T E R I N G [ V A N D E W E T E R I N G AT E L I E R F Ü R S TÄ D T E B A U G M B H / Z Ü R I C H ]
De Zwitserse stad Zürich heeft alleen nog maar goede buurten. Dit is vooral te danken aan de renaissance van de ‘Wohngenossenschaften’, een eigenzinnige Zwitserse vorm van de wooncoöperatie. De dynamiek heeft zich de afgelopen tien jaar vertaald in een opmerkelijke productie van innovatieve, kwalitatief hoogstaande en uiterst duurzame woningbouwprojecten. Met het idee dat betaalbare huisvesting uit eigen middelen gefinancierd kan worden, geldt Zürich inmiddels als inspiratiebron voor veel Europese steden die geconfronteerd worden met problemen bij het beheer van hun sociale woningbestand.
E
en stad zonder achterstandswijken of sociale problemen lijkt misschien een saaie stad. De associatie met gentrificatie en vervelend hippe, rijke mensen is snel gemaakt. Maar juist in Zürich, een van de duurste steden ter wereld, geldt niet gentrificatie, maar sociale menging als een kenmerk voor goede buurten, die overigens allesbehalve saai zijn. Dit succes heeft de stad te danken aan een actief sociaalliberaal huisvestingsbeleid, waarin de Zürichse wooncoöperaties een centrale rol spelen.
De familie Doorsnee Zürich was niet altijd een attractieve woonstad. Zoals in veel Europese steden daalde er tussen 1960 en 1990 niet alleen het bevolkingsaantal maar ook de woonkwaliteit. Vooral gezinnen en mensen met een modaal inkomen keerden de stad de rug toe en zochten hun heil in de voorsteden, waar kwalitatief wonen nog mogelijk en betaalbaar was. Het gebrek aan vernieuwing van het bestaande woningbestand versterkte het probleem. Op
sloop heerste in Zürich lange tijd een taboe, het aantal nieuwe woningen bedroeg hooguit enkele tientallen per jaar. De stad was dertig jaar geleden een typische A-stad, wat in het Duits staat voor ‘Arme, Arbeitslose, Alte, Alkoholiker’ (armen, werklozen, ouderen, alcoholverslaafden). Om de bevolkingsafname te keren en de stad als woonstad, vooral voor gezinnen, opnieuw aantrekkelijk te maken streeft Zürich sinds het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw een actief woningbouwbeleid na. In plaats van stadsuitbreidingen staan de verdichting en vernieuwing van de bestaande stad centraal. Bovendien is men tot het inzicht gekomen dat voor sociale stabiliteit de middenklasse doorslaggevend is. Voor een duurzame stad met hoge leefkwaliteit moeten niet alleen de allerarmsten, maar vooral de ‘doorsneegezinnen’ bediend worden. Met de beleidsspeerpunten ‘10.000 gezinswoningen in tien jaar’ en ‘Wonen voor iedereen’ zijn tussen 1998 en 2008 binnen de bestaande stad bijna 14.000 nieuwe, betaalbare, kwalitatief hoogstaande woningen gebouwd, waarvan het leeuwendeel door wooncoöperaties.
| 35
Verhandelbare ont
WANNEER WE SPREKEN VAN VERHANDELBARE ONTWIKKELINGSRECHTEN BETEKENT DIT DAT EEN DEEL VAN DE BUNDEL VAN EIGENDOMSRECHTEN APART VERHANDELBAAR WORDT. 40 |
New York: mogelijke inspiratiebron voor Vlaanderen? Foto: Richard B. Levine © Reporters
wikkelingsrechten
HET NIEUWE WONEN > VERHANDELBARE ONTWIKKELINGSRECHTEN
Een importproduct, met kansen voor Vlaanderen? T O M C O P P E N S [ H O O F D D O C E N T FA C U LT E I T O N T W E R P W E T E N S C H A P P E N , U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N ]
Het instrument van de verhandelbare ontwikkelingsrechten (VOR) komt uit de Verenigde Staten stilaan overgewaaid naar Europa. In Nederland werden er al pilootprojecten opgestart en ook in Frankrijk en Italië trekt het instrument aandacht. Bij ons belooft het Vlaamse regeerakkoord de toepasbaarheid van VOR te onderzoeken. In deze bijdrage onderzoeken we mogelijke denksporen voor toepassingen in Vlaanderen.
H
et principe van verhandelbare ontwikkelingsrechten is relatief eenvoudig. Het veronderstelt een loskoppeling tussen eigendomsrechten en ontwikkelingsrechten en vervolgens de creatie van een markt van ontwikkelingsrechten. Het instrument vertrekt van de benadering dat het eigendomsrecht in principe een ‘bundel’ van verschillende rechten inhoudt die al dan niet expliciet worden gedefinieerd. In de meeste landen zijn de eigendomsrechten van onroerende goederen vrij ruim omschreven, zoals het recht om de eigendom te bewerken, het recht op allerhande opbrengsten van de eigendom, het recht om de toegang te ontzeggen aan derden, enz. In België wordt eigendom van onroerende goederen in het burgerlijk wetboek omschreven als ‘het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen’ (art 544, BW). Eigendomsrechten worden dus verder gespecifieerd door allerhande regelgevingen, zoals bijvoorbeeld de regelgeving op de ruimtelijke planning en de bestemmingsplannen, of de milieuwetgeving. ‘Ontwikkelingsrechten’ vormen een onderdeel van die bundel van eigendomsrechten en bepalen het recht om het landgebruik (landuse) te wijzigen naar een ander gebruik (Nelson, etal 2012). In de praktijk geeft een ontwikkelingsrecht het recht om te bouwen. Het begrip ‘ontwikkelingsrecht’ impliceert dus een min of meer duidelijk wettelijk kader dat de ontwikkelingsrechten van een perceel specifieert. In Vlaanderen bijvoorbeeld zijn die ‘ontwikkelingsrechten’ verre van absoluut. Ook in bestemmingen die bouwen toelaten, zoals woongebieden, is het bouwrecht pas verworven als de overheid daarvoor een vergunning heeft
verleend. Ook de exacte omvang van de ontwikkelingsrechten is niet altijd even duidelijk. Waar de bijzondere plannen van aanleg, de uitvoeringsplannen en de verkavelingsvergunningen vaak vrij gedetailleerde voorschriften geven, zijn de gewestplannen en het KB van 1972 veel minder duidelijk en moet men vaak terugvallen op de zogeheten ‘costuimen’ of gewoonteregels, maar die zijn evenmin absoluut. Wanneer we spreken van verhandelbare ontwikkelingsrechten, dan betekent dit dat een deel van de bundel van het eigendomsrecht apart verhandelbaar wordt. Verkopers van ontwikkelingsrechten kunnen hun ontwikkelingsrechten dan overdragen. De kopers kunnen deze ontwikkelingsrechten vervolgens gebruiken om op een ander perceel meer ontwikkelingen te bouwen.
Eenvoudig maar complex Hoewel het principe eenvoudig is, is de uitwerking van VORprogramma’s vaak erg complex. Dat werd zeker ervaren bij de toepassing in pilootprojecten in Nederland, zoals het Ruimte voor Ruimte-programma (Janssen-Jansen, 2008). Bij de uitwerking van verhandelbare ontwikkelingsrechten wordt een onderscheid gemaakt tussen de zendende en de ontvangende gebieden. In die gebieden kan het instrument volgens verschillende modaliteiten worden geïmplementeerd. De zendende gebieden zijn die gebieden waarbij eerder verworven ontwikkelingsrechten worden ontnomen om bepaalde doelstellingen te bereiken, zoals het tegengaan van woonontwikkelingen of de bescherming van historische monumenten en landschap-
| 41
Samenhuizen kan op verschillende manieren. Je kunt woningen delen. Je kunt ook schuttingen tussen tuintjes weghalen, zodat de kinderen samen kunnen spelen. Buren kunnen zich ontfermen over hun directe omgeving. Zo komt er ruimte om elkaar te ontmoeten, ruimte voor groene vingers, ruimte om je handen vuil te maken, ook in de stad. 46 |
De Haringrokerij (Antwerpen). Š P. Vermeulen
HET NIEUWE WONEN > SAMENHUIZEN
nieuwe vormen van samenwonen S O F I E D E B E R D T [ S A M E N H U I Z E N V Z W / S A M E N H U I Z E N G E N T ]
E
lkaar helpen waar nodig, een zorgzame buurt voor de mensen en zorgzame mensen voor onze leefomgeving. Een droom? Ja, maar wel een realistische, die we samen tot stand kunnen brengen. Het loopt niet altijd van een leien dakje, maar de voldoening achteraf is des te groter en de blutsen en builen neem je er dan graag bij. Je moet er de samenleving op kleine schaal voor heruitvinden, met aandacht voor waarden als leren van elkaar, zelfontwikkeling en sociaal functioneren. Dat dit tegelijkertijd maatregelen zijn om armoede tegen te gaan, is een extra stimulans om ‘samenhuizen’ ook strategisch in te zetten.
Vlaamse roots in de jaren ’80 De pioniersfase hebben we – zelfs in Vlaanderen – al achter de rug. Cohousing ontstond in de Scandinavische landen als antwoord op de menselijke nood aan gezelschap én privacy, maar ook bij ons zagen initiatieven als La Placette, de Haringrokerij en de Molen van Rotselaar in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw al het licht. Er zijn mooie projecten opgezet met volwaardige, hoewel vaak zeer compacte woningen én een grote gemeenschappelijk ruimte, zowel binnen als buiten. Maar met het bouwen van collectieve ruimten of gebundeld bouwen alleen komen we er niet. Het gaat om intentionele projecten: de bewoners moeten er echt voor kiezen, elkaar leren kennen en participeren aan het proces van ontwikkelen en beheer. Het gaat om engagement, om toe-eigening, en dus ook om verantwoordelijkheidszin. Bij het ontwerpen moet ook doordacht te werk gegaan worden met de gradiënten tussen de privé-ruimten en de publieke ruimte. Er moet een tussenruimte zijn die niet alleen buffert, maar tegelijk ook kansen creëert voor sociale contacten. Collectieve ruimten vallen in een aparte categorie: ze zijn noch privaat noch publiek, maar hebben wel eigenschappen van beide. Van een verworvenheid in de Vlaamse wooncultuur kunnen we nog niet echt spreken. Het uitdragen en realiseren van projecten blijft precair. Alles staat of valt natuurlijk met het vinden van een geschikte site, die niet te klein of niet te groot is. Zo’n site is niet altijd beschikbaar en als kerngroepen er dan eindelijk een
gevonden hebben, mogen ze het gaan uitleggen bij stedenbouw. De rol van de lokale besturen is dan ook cruciaal. Samenhuizen vzw zette enkele jaren geleden een campagne op om lokale woonactoren te informeren en sensibiliseren. Met de brochure Samenhuizen in je lokaal beleid reiken we ambtenaren en mandatarissen bouwstenen en inspirerende voorbeelden aan. Waarom zou je samenhuizen in je beleid inbouwen? En hoe doe je dat? We leggen hen uit hoe noodzakelijk samenhuizen is, als je weet dat er interesse is bij 20 tot 30 procent van de bevolking. Voor het delen van een tuin loopt dat zelfs op tot 70 procent. Gaan we uit van een bescheiden vijf procent, dan is er al een potentieel
SAMENHUIZEN OP DE AGENDA ZETTEN. EEN PAAR TIPS. 1| Geef dit artikel door en praat erover met collega’s, vrienden en familie. 2| Bezoek eens een woonproject, bijvoorbeeld op de Open Dag Samenhuizen, dit jaar in het weekend van 16 en 17 mei. 3| Ken je een journalist, politicus of organisatie die ook een rol zou kunnen spelen in dit verhaal? Spreek hem/haar aan en verdiep je samen verder in de materie. 4| Trek mee op ontdekkingstocht langs projecten in Duitsland en Denemarken eind mei. 5| Onderteken met je stad of gemeente mee het Charter Samenhuizen. 6| Organiseer een infomoment, groepsgesprek of bezoek, een Café Cohousing, een ontmoetingsdag, intern of voor een breed publiek. 7| En vergeet vooral niet mee te dromen, om vervolgens die dromen waar te maken. 8| Je kan ook een adviescheque aanvragen bij Samenhuizen vzw om expertise in te huren. Meer info hierover op www.samenhuizen.be
| 47
Š Reporters
Meer dan een
ONDERDAK 50 |
HET NIEUWE WONEN > DE IDEALE WONING
Is gemeenschappelijk wonen verzoenbaar met sociale huisvesting? G E R T E Y C K M A N S E N P E T E R VA N D E S O M P E L E [ D E I D E A L E W O N I N G C V B A ]
In het Antwerpse Borgerhout staat een huis. Een huis met vijf eenpersoonsflats en een grote gemeenschappelijke ruimte. Tot zover niets buitengewoons – ware het niet dat het hier gaat om een Vlaamse primeur, die het cohousing principe tracht te verzoenen met ouderenzorg en sociale huisvesting. Geen evidentie, zo blijkt. Maar wel mogelijk, zelfs wenselijk. De intiators geven tekst en uitleg bij het proces. (KR)
‘Huis-in-de-rij’: een experiment In het huidige debat over woonbeleid en de woonmarkt is doorgaans een prominente rol weggelegd voor ‘alternatieve woonvormen’. Ook in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord en de beleidsnota van de minister voor Wonen wordt daar ruime aandacht aan besteed. Een van die alternatieve woonvormen is het gemeenschappelijk wonen, in al zijn verschijningsvormen. Als antwoord op de huidige vergrijzings-, vereenzamings- en huisvestingsproblematiek startten het zorgnetwerk Ouderenzorg Antwerpen en de sociale huisvestingsmaatschappij De Ideale Woning met de ontwikkeling van een alternatieve woon-zorgvorm. ‘Huis-in-de-rij’ is een woonvorm waarbij een vijftal maatschappelijk kwetsbare ouderen zelfstandig kunnen samenleven in een veilige en aangepaste leefomgeving. Inbedding in de buurt en ondersteuning vanuit een woonzorgnetwerk bevorderen de maatschappelijke integratie en zelfstandigheid van de bewoners.
mogelijk buiten komen of bepaalde plaatsen vermijden. Dat heeft een negatieve invloed op hun levenskwaliteit. De aanwezigheid van diensten en voorzieningen in de woonomgeving vormt een belangrijk kenmerk van de kwaliteit van de woonomgeving en ondersteunt mee de mate van autonomie en zelfredzaamheid. Rust en stilte, centrale ligging, een mooie en goed onderhouden buurt, aanwezigheid van groen worden door senioren het vaakst naar voren geschoven als positieve aspecten van hun woonomgeving. De belangrijkste aandachtspunten zijn dan weer verkeerslawaai en -onveiligheid, slecht onderhouden voetpaden, rommel op de voetpaden of op straat. Hoewel vooral hoogbejaarden er vaak voor kiezen om met leeftijdsgenoten samen te wonen, is een
Huis-in-de-rij in Borgerhout (Antwerpen). © architect Els De Ridder
Veranderende woonbehoeften en nood aan sociaal contact Naarmate mensen ouder worden neemt hun zelfredzaamheid af en zijn ze in toenemende mate aangewezen op hun directe omgeving. Uit onderzoek blijkt dat ouderen bij voorkeur zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen vertrouwde omgeving willen blijven wonen. Zelfs wanneer ze zorgbehoevend worden, blijft deze voorkeur, zij het in mindere mate, bestaan. Verhuizen doen ze pas als het niet anders kan omwille van lichamelijke beperkingen. Senioren hebben behoefte aan veiligheid en autonomie. Onveiligheidsgevoelens zorgen ervoor dat ze zich afsluiten, zo weinig
| 51
N I E U W E WO O N VO R M E N
Volgt de In België en elders in Europa neemt de belangstelling voor nieuwe woonvormen toe. Community Land Trust, cohousing, het idee van verhandelbare bouwrechten… het gonst van al dan niet revolutionaire trends en initiatieven. Vroeg of laat hebben die nieuwe ontwikkelingen natuurlijk ook een wettelijk kader nodig. Krijgt onze wetgever al die innovatie bijgebeend? (KR)
© Reporters
56 |
HET NIEUWE WONEN > VOLGT DE WETGEVER?
D I E D E R I K V E R M E I R [ O N D E R Z O E K E R U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N , FA C U LT E I T R E C H T E N / S T E U N P U N T W O N E N ]
Bijdragen tot een duurzaam ruimtegebruik Wat al deze frisse initiatieven gemeen hebben is dat ze een typologische vernieuwing omvatten ten opzichte van de individuele gezinswoning in eigendom of huur. De achterliggende doelstellingen verschillen en houden onder meer verband met de betrachting om wonen te verduurzamen, een meer sociaal karakter te geven, betaalbaarder te maken of aan te passen aan de noden die voortvloeien uit demografische evoluties. Belangrijk is dat het ontwikkelen van nieuwe woonvormen eveneens kan bijdragen tot een duurzamer ruimtegebruik. Inzetten op collectieve voorzieningen, zoals bij ‘gemeenschappelijk wonen’, zou bijvoorbeeld toelaten om compacter te bouwen zonder aan kwaliteit in te boeten. Herbestemmen of opdelen van bestaande gebouwen maakt het mogelijk de aanwezige capaciteit efficiënter te benutten. Verder kan het ontwikkelen van kwalitatief aangepaste alternatieven voor bepaalde (oudere) bevolkingsgroepen de woonmobiliteit bevorderen en er op die manier ook toe bijdragen dat het woningpatrimonium niet onderbezet blijft1. Formules die gericht zijn op het verbeteren van de betaalbaarheid kunnen op hun beurt een tegengewicht bieden voor ‘suburbaniserende’ prijsmechanismen en de toegankelijkheid van het wonen in de woonkernen garanderen voor lagere inkomensgroepen2.
Juridische implicaties en de nood aan geschikte gebruiksrechten Ondanks de potentiële individuele en maatschappelijke voordelen stuit de ontwikkeling van nieuwe initiatieven op juridische hindernissen. In de literatuur wordt bijvoorbeeld verwezen naar knelpunten in het fiscaal recht, de ruimtelijke ordening en stedenbouw, het socialezekerheidsrecht en het woonrecht3. Bovendien 1 Ryckewaert, M., De Decker, P., Winters, S., Vandekerckhove, B., Vastmans, F., Elsinga, M. en Heylen, K., Een woonmodel in transitie. Toekomstverkenning van het Vlaamse Wonen, Antwerpen – Apeldoorn, Garant, 2012, p. 16 ev. en Smetcoren, A., Dury, S., De Donder, L., De Witte, N., Van Regenmortel, S., Kardol, T. en Verté, D., “Denken over later? Attitudes van ouderen ten opzichte van verschillende woonvormen in Vlaanderen”, Ruimte & Maatschappij, 2014, nr. 6, p. 14-38. 2 Vlaamse Woonraad, Ruimte en wonen (advies van 22 november 2012), Brussel, 2012. 3 Bernard, N., “L’habitat alternatif face au droit (normes de salubrité, domiciliation, taux cohabitant, prescriptions urbanistiques et règles anti-discrimination)”, in Bernard, N. (ed.), La norme à l’épreuve de l’habitat alternatif, Brussel, La Charte, 2012, p. 61-92.
is er de cruciale vraag of de burgerrechtelijke gebruiksrechten dienstig zijn om deze innovatieve concepten te realiseren. De gebruiksrechten bepalen immers de voorwaarden waaronder gronden en panden aan de bewoner ter beschikking kunnen worden gesteld. Behalve over de huur en de (mede-)eigendom gaat het onder meer over het recht van opstal en het erfpachtrecht. Je kunt je ook afvragen hoe bruikbaar deze burgerrechtelijke instrumenten nog zijn als je bedenkt dat de toepasselijke regelgeving nauwelijks werd gewijzigd sinds het moment waarop ze werd geconcipieerd. Het napoleontische Burgerlijk Wetboek ontstond immers binnen een wezenlijk verschillende maatschappelijke context4. Ook wordt de contractuele vrijheid beperkt door specifieke, dwingende normen. De Woninghuurwet en de Appartementswet hebben bijvoorbeeld een invloed op de moduleerbaarheid van de gebruiksrechten in functie van specifieke manieren van wonen. Nu vernieuwende formules nadrukkelijker in beeld komen, dringt de vraag zich dan ook op of de gebruiksrechten het toelaten om nieuwe woonvormen op een efficiënte en eenvoudige manier te realiseren.
Beperkingen inzake eigendom en mede-eigendom Juridisch worden de bevoegdheden van de eigenaar in drie categorieën opgedeeld. Het gaat meer bepaald om het recht om het goed te gebruiken, er de (huur)opbrengsten van te genieten en erover te beschikken door het te vervormen, te vervreemden of te bezwaren met zakelijke rechten. Vooral de beschikkingsbevoegdheid wordt daarbij als een essentieel attribuut van het eigendomsrecht aanzien, zoals onder meer bevestigd wordt in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (artikel 1, 1° Protocol EHRM). Sommige nieuwe woonvormen lijken het eigendomsrecht echter aan verregaande doelgebonden beperkingen te willen onderwerpen. Zo zou volgens het mechaniek van de Community Land Trust (CLT)5 de woning zelf in eigendom toebehoren aan de bewoner, maar zouden beperkende voorwaarden worden bepaald in de overeenkomst 4 Sagaert, V., “Het goederenrecht als open systeem van verbintenissen? Poging tot een nieuwe kwalificatie van de vermogensrechten’, T.P.R, 2005, p. 983-1086. 5 Een Community Land Trust is een non-profit-organisatie die gericht is op het verzekeren van de betaalbaarheid van land, woningen en andere gebouwen, door ze voor altijd in beheer te houden en ter beschikking te stellen in het belang van de gemeenschap. Zie: De pauw, G. & Sereno Regis, O., Over de mogelijkheid tot oprichting van een Community Land Trust in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2012
| 57
PPS do’s & don’ts van [publiek-private samen werking]
PPS BIEDT EEN GROTERE KANS OP INNOVATIE DOORDAT DE PRIVATE SECTOR SNELLER IN HET PROCES KAN BETROKKEN WORDEN.
60 |
V.l.n.r.: Tom Coppens, Matti Siemiatycki en Joris Voets. Foto: A. Augustyns.
# VLAAMS
BOUWMEESTER
E E N I N T E R V I E W M E T P R O F. D R . M AT T I S I E M I AT YC K I J O R I S V O E T S [ U N I V E R S I T E I T G E N T , V A K G R O E P I N N O V AT I E , O N D E R N E M E R S C H A P E N D I E N S T E N M A N A G E M E N T ] T O M C O P P E N S [ U N I V E R S I T E I T A N T W E R P E N , FA C U LT E I T O N T W E R P W E T E N S C H A P P E N ]
Matti Siemiatycki’s internationaal onderzoek naar het gebruik en de effecten van publiek-private samenwerking (PPS) resulteerde in een indrukwekkend palmares aan A1-publicaties en maakte van de jonge professor een household name in de PPS-sector. Siemiatycki, die verbonden is aan de universiteit van Toronto, werd als keynotespreker uitgenodigd voor het PPS-colloquium op 2 december 2014, georganiseerd door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), het Vlaams Kenniscentrum PPS, Team Vlaams Bouwmeester, UGent en UAntwerpen. Joris Voets en Tom Coppens, leden van het onderzoeksteam onder leiding van professor Koen Verhoest, hadden een gesprek met de spreker na afloop van het colloquium. Wat zij wilden weten: wat zijn de ervaringen met PPS in Canada en wat kunnen we hieruit leren voor de Vlaamse PPS-praktijk? (KR)
Meerwaarde. Maar voor wie? In Vlaanderen lijkt er momenteel weer wat twijfel te zijn ontstaan over de toegevoegde waarde van PPS. Wat ziet u als belangrijke toegevoegde waarde?
TOM COPPENS
| Een van de belangrijkste voordelen van PPS-verbanden is dat ze je toelaten de bouwkosten en de timing van de werken beter onder controle te houden. Bij ons in Canada is gebleken dat PPS-verbanden op dat vlak vrij goed scoren. Dat is een duidelijke meerwaarde, omdat we een geschiedenis hadden van projecten waarbij het budget zwaar werd overschreden.
M AT T I S I E M I AT YC K I
TOM COPPENS
Werkt PPS dan beter dan de formule van klassieke aanbesteding?
| We weten niet of PPS noodzakelijk beter is, maar we weten wel dat we nu in staat zijn om de risico’s beter te controleren en dat we projecten gebouwd krijgen tegen de prijs die we ervoor willen betalen. Dat geldt weliswaar niet voor M AT T I S I E M I AT YC K I
alle projecten, maar in de Canadese context is het toch al een hele prestatie. Er zijn echter geen goede data beschikbaar om een correcte vergelijking tussen PPS en klassieke aanbesteding te maken. Voor ons als onderzoekers is dat een van de grote uitdagingen.
JORIS VOETS
Een ander voordeel in vergelijking met klassieke aanbesteding is dat PPS meer innovatieve oplossingen mogelijk zou maken. Ziet u dat ook in de praktijk?
| PPS biedt in elk geval een grotere kans op innovatie doordat de private sector sneller in het proces betrokken kan worden. We weten, voor alle duidelijkheid, dat PPS in de aanvangsfase vaak hogere transactie- en financieringskosten met zich brengt door de betrokkenheid van onder meer financiële adviseurs, advocaten, planners, ontwerpers, enzovoort, om de deal rond te krijgen. Ook is er tijdens het project een hogere kost om de uitvoering op te volgen, omdat er een grotere verwevenheid is tussen publieke en private zijde. Het is met andere woorden geen goedkope manier om infrastructuur te ontwikkelen. Maar door dat nauwere samenspel met de private sector ben je in staat om te innoveren en projecten te verbeteren, waardoor de sociale, ecologische M AT T I S I E M I AT YC K I
| 61
Minder ruimte, De druk op de open ruimte in Vlaanderen is groot. En met de woningbouwopgave waarvoor we staan, wordt die alleen maar groter. Hoe kunnen we duurzaam en inventief omgaan met de schaars wordende ruimte? En hoe draagt architectuur hieraan bij? Hoe kun je een stijgende woonvraag en duurzaam ruimtegebruik op elkaar afstemmen? Is het enkel een kwestie van (her)verdelen van de ruimte? Of gaat het om het vastleggen van (radicale) prioriteiten?
68 |
VUB-U-Residence / BOGDAN & VAN BROECK, Foto Artur Eranoian
# LESS
IS MORE
meer architectuur Neerslag van de lezingenreeks Less is More. WIELAND DE HOON
Kamp C, provinciaal Centrum voor Duurzaam Bouwen en Wonen van de provincie Antwerpen, en AR-TUR, centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de Kempen, organiseerden in 2014 een druk bijgewoonde lezingenreeks over duurzaam bouwen. De gastsprekers: een keure van architecten, landschapsarchitecten en stedenbouwkundigen, die van nevenstaande vragen een punt maken in hun werk. De reeks werd op 2 december 2014 afgesloten met een debat, waarin de sprekers van de voorbije lezingen gevraagd werd hun visie op de bouwkundige toekomst onder woorden te brengen. Centrale vragen waren daarbij: hoe vullen jullie duurzaamheid in? Wat is jullie rol en tot hoe ver reikt die? Hoe gaan jullie om met opdrachtgevers als overheden en projectontwikkelaars en hoe kunnen zij bijdragen aan duurzaamheid? Aan het begin van het gesprek poneerden moderatoren Peggy Totté en Els Nulens tevens drie stellingen/vragen, die doorheen de lezingenreeks aan de oppervlakte waren gekomen en nu als rode draad voor het debat. DE DE E LNE ME RS A AN HET DE BAT WARE N: Thomas Rau (RAU architecten), Leo Van Broeck (BOGDAN & VAN BROECK), Ruut van Paridon (van Paridon x de Groot landschapsarchitecten), Erik Wieërs (Collectief Noord architecten), Daniëlle Segers (Équipe voor architectuur en urbanisme), Dimitri Minten en Tim Vekemans (RE-ST architecten).
Een uitgebreidere versie van dit verslag en de verslagen van de afzonderlijke lezingen zijn verkrijgbaar via www.ar-tur.be.
1 | De nood aan een nieuwe economie en de architect als vakman Laat ons de uitspraak van Leo Van Broeck – ‘Als architecten zijn we niet “verkozen”: we hebben een mandaat dat verder loopt dan de komende vier jaar.’ – even naast een stelling van Thomas Rau uit een vorige lezing leggen: ‘Als architect hebben we een beperkte speelruimte en er is daarom nood aan een nieuwe economie.’ T H O M A S R A U | Als architectenbureau zijn we 20 jaar duurzaam bezig, maar duurzaamheid is an sich een probleem. Het begint met hoe we ervoor kunnen zorgen dat ons de juiste vragen gesteld worden. Om dat te bereiken, moeten we nadenken over de architectuur van een nieuwe, circulaire economie1. Daar is een visie voor nodig: we zijn te gast op een planeet die een gesloten systeem is. Onbeperkte groei is in zo’n systeem niet mogelijk. Bovendien bestaan gebouwen voor de eeuwigheid helemaal niet. Niets is permanent, vastgoed is losgoed. We moeten in een nieuwe economie de tijdelijkheid van de dingen faciliteren. We kennen de toekomst niet; het enige wat we kunnen doen is er een optie op nemen. Die optie is tijdelijk. We moeten die zodanig vormgeven dat er op het einde van de rit niets verloren is gegaan. Volgens mij is
daar een radicaal nieuwe manier van denken voor nodig, een nieuw businessmodel. Niet evolutionair, maar disruptief en oncomfortabel. Daar zitten we middenin, maar om er echt toe te komen moeten we het vooral met zijn allen willen. We staan dus voor een mentaal transformatieproces. Hoe we dat kunnen in de architectuur? Ten eerste: door van ieder product een dienst te maken. Zo hebben we bijvoorbeeld een woonbouwproject in Amsterdam voor sociale woningmaatschappij De Eigen Haard. Mensen met huurproblemen hebben soms torenhoge energierekeningen omdat hun goedkope huishoudapparaten niet energiezuinig zijn. Voor deze mensen bedachten we dus dat ze geen wasmachine maar wasbeurten zouden kunnen
| 69
1 De circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren. Anders dan in het huidige lineaire systeem, waarin grondstoffen worden omgezet in producten die aan het einde van hun levensduur worden vernietigd.
Lezing Less is More van Thomas Rau. © RAU - Turntoo - Lemniscaat
De processie De naoorlogse stadsontwikkeling in Antwerpen KOEN RAEYMAEKERS [ TEKST ]
Het debat geopend: polis, parochie en project
Antwerpen, herwonnen stad? 1940-2012: maatschappij, ruimtelijk plannen en beleid 1 is een monumentaal werk van net geen 400 bladzijden, waar bijna drie jaar lang aan gewerkt is. Het panorama dat zich in dit boek ontvouwt, is indrukwekkend. De lezer krijgt een overzicht van de grote dynamieken die speelden tijdens 70 jaar ruimtelijke ontwikkeling in de Antwerpse stadsregio. De titel knipoogt naar het syntheserapport van het Globaal Structuurplan Antwerpen (Antwerpen, herwonnen stad), dat in 1990 werd goedgekeurd maar nooit is uitgevoerd. Het feit dat er nu een vraagteken achter die ‘herwonnen stad’ is beland, spreekt op zich al boekdelen. 1 Meer info op www.publishing.diekeure.be
DE AUTEURS > Jef Van den Broeck
en Peter Vermeulen, twee ruimtelijk planners/stedenbouwkundigen uit opeenvolgende generaties, die zelf hebben meegespeeld in het Antwerpse ruimtelijke verhaal van de voorbije decennia. Hun ‘autobiografie’ werd door Stijn Oosterlynck , hoofddocent stadssociologie aan de UA, en Ympkje Albeda , doctoraatsonderzoekster aan de UA, kritisch bevraagd en sociaalwetenschappelijk gekaderd. DE LEZER > André Loeckx ,
emeritus hoogleraar aan de KU Leuven, beslagen in stedelijke ontwikkeling, stadsprojecten, projectkritiek en architectuurtheorie, en voorzitter van de jury Stadsvernieuwingsprojecten van de Vlaamse Gemeenschap. Op uitnodiging van Ruimte ging professor Loeckx in de clinch met drie van de auteurs. Het werd een spitant en – omwille van de persoonlijke betrokkenheid van het gezelschap – bijwijlen emotioneel gesprek waarbij Loeckx met zichtbaar genoegen af en toe als advocaat van de duivel optrad.
76 |
Wat makkelijk een debat had kunnen worden over verschillende academische interpretaties van de planningsdiscipline, draaide uit op een diepgravende gedachtewisseling over de ruimtelijke en sociale uitdagingen die Antwerpen in de 21ste eeuw te wachten staan. De ‘trialoog’ tussen beleid, maatschappelijke ontwikkelingen en ruimtelijke planning kwam daarbij steeds weer naar boven. Plus het besef dat de exemplarische geschiedenis van de Antwerpse stadsontwikkeling eigenlijk een processie van Echternach is: drie stappen vooruit, twee achteruit.
# STADSONTWIKKELING
TE ANTWERPEN
van Echternach
| 77
Theaterplein: de reuzen van Royal de Luxe op bezoek (2010).
Günth
B KEN UW KLASSIEKERS Bernardo Secchi
Horst Richard Muth
Charles Waldheim
Hoe is het tegenwoordig gesteld met de historische bagage van de gemiddelde ruimtelijke planner of architect? Bestaat er zoiets als een ‘pantheon van de stedenbouw’? Ruimte lag er een nachtje wakker van en vroeg vervolgens de leden van haar voltallige redactieraad een top 10 van favoriete stedenbouwkundigen, architecten of ruimtelijk planners op te stellen. Ze gingen op zoek naar namen die nog tot in de praktijk van vandaag doorgalmen. Als resultaat, vindt u dit jaar onder de vaste rubriektitel ‘Ken uw klassiekers’ een beknopt ABC van de stedenbouw. Als eerste in de rij kozen we een evidente klepper…
Christopher Wren
Dirk Sijmons
…It is deeply to be deplored that the people should continue to stream into the already over-crowded cities, and should thus further deplete the country districts… EBENEZER HOWARD, ‘GARDEN CITIES OF TOMORROW’, 1902
Ebenezer Howard
[ 1850-1928 ]
Ebenezer Howard, de geestelijke vader van het tuinwijk-concept, wordt algemeen beschouwd als een van de grote namen in de stedenbouw. Wereldfaam verwierf hij met zijn ‘Garden Cities of To-morrow’ (1902). Met dit boek, dat het beeld schetst van een utopische stad waar een beperkt aantal ‘stedelingen’ in harmonie met de natuur samenleven, legde hij de hoeksteen van wat in de 20ste eeuw zou uitgroeien tot de garden city movement. Het sterk sociaal georiënteerde gedachtegoed van Howard werkte in de wereld van de ruimtelijke planning doorheen de 20ste eeuw door tot vandaag.
84 |
H
oward wordt in 1850 in Londen geboren. Op 21-jarige leeftijd trekt hij naar Nebraska (VSA), met de bedoeling daar een landbouwcarrière op te bouwen. Het pakt echter anders uit: Howard belandt in Chicago, waar hij als stenograaf aan de kost komt. In Amerika maakt hij kennis met het werk van denker-dichters als Whitman en Emerson. Ook het anarchistische en utopistische denken uit die jaren en het werk van de vroeg-socialistische econoom Henry George (een fervente advocaat voor gemeenschappelijk landbezit) kleuren sterk de visie van de jonge wereldverbeteraar. Terug in Londen, wordt Howard klerk bij de firma die de officiële transcripten van het parlement verzorgt. De parlementaire
wereld voorziet hem ook van de nodige denkstof rond sociale hervormingen. En hoewel er geen expliciete link tussen Howards werk en Marx te leggen is, vinden heel wat van diens ideeën een echo in Howards geschriften. Een en ander culmineert in zijn enige publicatie, To-morrow, A Peaceful Path toward Real Reform, dat in 1902 wordt heruitgegeven onder de titel Garden Cities of To-morrow. Howard trekt hier ten strijde tegen de overbevolkte, geïndustrialiseerde grootsteden, met hun pollutie, hoge armoede- en sterftecijfers en gebrek aan hygiëne. Als alternatief poneert hij het idee van de tuinstad – een hybride concept dat de voordelen van stedelijk leven koppelt aan een natuurlijke, agrarische omgeving.
G
KEN UW KLASSIEKERS
her Vogt
Jane Jacobs
Georges-Eugène Haussmann
Le Corbusier
#1
William Alonso
Peter Calthorpe Manuel Castells
Letchworth Garden City (UK)
Howard brengt alles secuur gepland in kaart: een centrale stad, omringd door beperkt gehouden satellietkernen, dat alles geënt op een netwerk van vervoerassen. De tussenliggende ruimte wordt opgevuld door gescheiden functies – een principe dat later een echo zou vinden in onze ‘gebiedsbestemmingen’. Gemeenschappelijk grondbezit en een systeem van trustees speelden een centrale rol in Howards zelfbedruipend tuinstadmodel. Hoewel de stad die hij in Garden Cities of To-morrow schetst nooit letterlijk gebouwd wordt, krijgt Howard toch meermalen de kans zijn stedenbouwkundige ideeën om te zetten in realiteit. Letchworth Garden City (UK, 1903) en Welwyn Garden City (UK, 1919) zijn daar de bekendste voorbeelden van. Naast de overvloedige aanwezigheid van groen en open ruimte, worden deze tuinsteden ook gekenmerkt door het principe waarop ze gerund worden: alle grondgebonden opbrengsten gaan er terug naar de gemeenschap, waardoor publieke voorzieningen (openbaar vervoer, verzorging, enz.) kunnen bekostigd worden. Het is een model dat nog tot in de 21ste eeuw zou doorwerken en dat vandaag, door de nieuwe ruimtelijke uitdagingen
en woontendensen, opnieuw een interessant discussiepunt vormt. Het gedachtegoed dat aan Howards werk ten grondslag lag, mag misschien de tijd niet zo glansrijk doorstaan hebben: het idee dat de ruimtelijke werkelijkheid volgens een vooraf vastgelegd plan kan gestuurd worden, bleek zeker in Verkavelingsvlaanderen een utopie te zijn. Maar zijn garden city model werkte wél. In de loop van de vorige eeuw ontstonden overal ter wereld tuinwijken en suburbane ontwikkelingen à la Howard. Een mooi Belgisch voorbeeld hiervan zijn o.a. de Brusselse tuinwijken van Le Logis-Floréal. Bepaalde elementen uit Howards werk hebben overigens nog niets aan actualiteit ingeboet – integendeel. ‘Nieuwe’ scenario’s als Transit-oriented Development en eco-cities zijn voor een deel schatplichtig aan zijn dromen. En de rol die hij in zijn stadsmodel aan openbaarvervoerassen gaf, vindt opnieuw weerklank in ontwerpstudies als Regionet Leuven (winnaar Vlaamse Planningsprijs 2014), die knooppunten in openbaar-vervoerassen als drager van toekomstige stedelijke ontwikkeling naar voren schuiven.
| 85
partners
Volgende partners ondersteunen de VRP. Voor meer informatie over het partnerschap kan u terecht op secretariaat@vrp.be.
AG Vespa Generaal Lemanstraat 55 2018 Antwerpen T 03 259 28 10 | F 03 259 28 11 info@Vespa.Antwerpen.be www.agvespa.be
Buur De Hoorn Sluisstraat 79 3000 Leuven T 016/89 85 50 | F 016/89 85 49 buur@buur.be | www.buur.be
Antea Group Roderveldlaan 1 | 2600 Antwerpen T 03/221 55 00 | F 03/221 55 01 info.be@anteagroup.com www.anteagroup.be
GEOSTED stedenbouw Riemsterweg 117 3742 Bilzen T. +3289515343 F. +3289515344
Geosted Riemsterweg 117 | 3742 Bilzen T 089/51 53 43 | 089/51 53 44 info@geosted.be
Confocus Sint-Truidersteenweg 576A 3500 Hasselt | T 011 75 41 02 info@confocus.be | www.confocus.be
90 |
matexi nv Franklin Rooseveltlaan 180 8790 Waregem | T 056 62 74 00 info@matexi.be | www.matexi.be
Stad Kortrijk Grote Markt 54 8500 Kortrijk T 1777 / F 056/27 70 09 info@kortrijk.be / www.kortrijk.be
Intercommunale Leiedal President Kennedypark 10 8500 Kortrijk | 056 24 16 16 info@leiedal.be | www.leiedal.be
Gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen Havenhuis Entrepotkaai 1 | 2000 Antwerpen T 03/ 205 23 77 | F 03/ 205 23 29 info@haven.antwerpen.be www.havenvanantwerpen.com
Omgeving Uitbreidingstraat 390 2600 Berchem – Antwerpen T 03/448 22 72 | F 03/440 13 93 info@omgeving.be | www.omgeving.be
Stad Gent T 09/210 10 10 | F 09/210 10 20 gentinfo@gent.be | www.gent.be
BRUT Kiekenmarkt 33 | 1000 Brussel 02 450 99 00 info@brut-web.be | www.brut-web.be
Stramien Broederminstraat 52 | 2018 Antwerpen T 03/248 54 02 | F 03/248 77 80 info@stramien.be | www.stramien.be
MINT nv Hendrik Consciencestraat 1B 2800 Mechelen T 015/56 04 20 | F 015/56 04 29 mint@mintnv.be – www.mintnv.be
stad Genk Stadsplein 1 | 3600 Genk T 089 65 36 00 | F 089 65 34 70 info@genk.be | www.genk.be
De Lijn Motstraat 20 | 2800 Mechelen www.delijn.be | 015 40 87 11 groep Van Roey Sint Lenaartsesteenweg 7 2310 Rijkevorsel T 03/340 17 11 info@vanroey.pro www.vanroey.pro
Havenbedrijf Gent John Kennedylaan 32 Haven 3000 A | 9042 Gent T 09/251 05 50 | F 09/251 54 06 info@havengent.be www.havengent.be
Antwerp Management School Het Brantijser Sint-Jacobsmarkt 9-13 2000 Antwerpen 03 265 49 89 info@antwerpmanagementschool.be www.antwerpmanagementschool.be
Common Ground Cogels Osylei 19 2600 Berchem (Zurenborg) 03/235.00.00 info@common-ground.eu www.common-ground.eu Blauwdruk Stedenbouw Karel De Preterlei 204 B-2140 Antwerpen tel +32 (0) 3 344 93 20 www.blauwdrukstedenbouw.be
Stadsontwikkeling Antwerpen Bezoekadres: Francis Wellesplein 1 | 2018 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1 | 2000 Antwerpen T 03/221 13 33 info@stad.antwerpen.be www.antwerpen.be
d+a consult Meiboom 26 | 1500 Halle T 02 363 89 10 | F 02 363 89 11 info@daconsult.be | www.daconsult.be
die Keure Kleine Pathoekeweg 3 8000 Brugge | T 050 / 47 12 72 info@diekeure.be | www.diekeure.be
sponsors
De werking van de VRP en de publicatie van Ruimte zijn mogelijk dankzij volgende hoofdsponsors:
volgend nummer [ F OT O : R E P O R T E R S
Driemaandelijks: juni - juli - aug 2015
ruimte VA K B L A D VA N D E V L A A M S E V E R E N I G I N G V O O R R U I M T E E N P L A N N I N G
[ F OTO : R E P O R T E R S , D A N N Y G Y S ]
school maken
26 verschijnt in juni 2015
RU I MT E > jaargang 7 | nummer 25 | maart - april - mei 2015 | verschijnt vier keer per jaar n V R P - B E S T U U R > Jan Baelus | Liesl Vanautgaerden| Carl Dejonghe | Oswald Devisch | Steven Ducatteeuw | Kristien Lefeber | Nancy Meijsmans | Philip Moyersoen | Ann Pisman | Stephan Reniers | Peggy Totté | Sylvie Van Damme| Elke Vanempten | Peter Vermeulen | Joris Voets n H O O F D R E DAC T E U R RU I MT E > Koen Raeymaekers n E I N D R E DAC T I E > Piet Piryns | Koen Raeymaekers n KERNREDAC TIE 'HET NIEUWE WONEN' Peter Vermeulen | Marc Martens | Tom Coppens n REDAC TIER AAD > Luuk Boelens | Tom Coppens | Oswald Devisch | Katia De Bock| Bernard Hubeau | Peter Renard | Peggy Totté | Maarten Van Acker | Sylvie Van Damme | Maria Leus | Marc Martens | Jan Van Alsenoy | Guy Vloebergh | Elisabeth Wouters n V E R A N T WO O R D E L I J K E U I TG E V E R > Sylvie Van Damme | Damplein 27 | 2060 Antwerpen n R E DAC T I E A D R E S > VRP-secretariaat | Damplein 27 | 2060 Antwerpen | 03 201 59 00 | secretariaat@vrp.be n VO R M G E V I N G > lu'cifer n D RU K > drukkerij Bulckens n A B O N N E M E N T > Ruimte is in het VRP-lidmaatschap inbegrepen. Een los nummer kost € 25 | meer info op www.vrp.be
R U I M T E W O R D T G E D RU K T O P 1 0 0 % G E R E C YC L E E R D PA P I E R
| 91
“De krimp vormt een gigantische groeimarkt. Daarvoor moeten we businessmodellen ontwikkelen. We mogen onze identiteit niet langer baseren op bezit. Dat vergt een mentale stap. Grondbezit kunnen we dan opvatten als een erfpachtmodel. De grond is van ons allemaal: je krijgt een stuk te leen om je woonbehoefte over een bepaalde tijd te faciliteren. Ga je weg, dan gaat de grond terug. Geen grondspeculatie meer.”
verso Thomas Rau in ‘Minder ruimte, meer architectuur’, p. 71