© Concentra - GVA Citta Metropool, 19 maart 2016 , blz. 4
Stef Aerts : Beroep acteur laats: Woonp pen Antwer
“Mijn liefde voor de stad is oneindig” Als eenogige West-Vlaamse cafébaas schittert Stef Aerts (28) dezer dagen in Belgica, de jongste film van Felix Van Groeningen. Een derde filmhoofdrol voor de jonge blonde theatergod die bij kunstminnend Vlaanderen ook bekend is van het Antwerpse gezelschap FC Bergman én als wederhelft van actrice Marie Vinck. Geboren in de Kempen, maar al jarenlang verliefd op de stad. We trekken samen op pad, op zoek naar kunst, vertier en stilte.
I
Wekelijks wandelen we met een bekende Antwerpenaar langs plekken in de stad die voor hem of haar een bijzondere betekenis hebben.
Tekst: Sandra Gasten Foto’s: Patrick De Roo
n Belgica speelt Stef Aerts de rol van Jo, de jonge cafébaas die samen met zijn broer Frank - gespeeld door Tom Vermeir - café Belgica uitbaat. De film kaapte op het Sundance Filmfestival in de VS de prijs weg voor ‘Beste Regie’. De film loopt momenteel en lokte intussen al heel wat Vlamingen naar de cinemazalen. Voor Aerts is het zijn derde grote filmrol, na Adem in 2010 en Welp in 2014, maar de regelmatige theaterganger kent hem intussen ook wel van het hippe FC Bergman. “Al op jonge leeftijd wist ik dat theater mijn ding was”, vertelt Stef. Kunst en cultuur zijn er met de paplepel ingegeven. “Mijn moeder, die lerares was in het bijzonder onderwijs, was een enorme fan van theater, dans, poëzie... alles wat met podiumkunsten te maken had. Ze heeft me als jong ventje overal mee naartoe gesleurd. Mijn vader bleef thuis met mijn zussen en broer, terwijl ik met haar naar Antwerpen ging om naar cultuur te kijken. Ik was blij dat ik mee mocht en zij was blij dat haar eerstgeborene zo zot van kunst was. Zo zijn ook de eerste kiemen voor het theater gegroeid.”
Ontheiligde tempel Daarom ook dat deSingel snel gekozen is als eerste locatie van onze tocht door Antwerpen. “Dit gebouw was het eerste dat in mij opkwam”, vertelt hij. “Altijd al heb ik het een plek gevonden die enorm veel gezag uitstraalt. Hoewel ik als puber het gebouw iets imposants én tegelijk iets lelijks vond hebben. Ik begreep de architectuur er totaal niet van. Maar door op te groeien heb ik het meer en meer leren waarderen. Een beetje zoals je als
volwassene olijven leert eten.” Aerts kwam hier al met zijn moeder of om de beste vriendin van zijn moeder, die toen in de artiestenfoyer van deSingel werkte, goeiendag te komen zeggen. Bovendien heeft hij er in zijn studententijd uren en uren gesleten voor zijn opleiding aan het Koninklijk Conservatorium. Zoals vele jonge artiesten er nu nog hun eerste, onzekere stappen in de kunstwereld zetten, was het ook voor hem een voedingsbodem, een oord van creativiteit. “Vier jaar lang is het mijn atelier geweest: we hingen hier van ’s ochtends tot ’s avonds rond, soms lummelend, soms creërend, soms rokend of soms gewoon pratend met de mensen die nu nog mijn vrienden zijn.” Hij kan het nog altijd niet laten om bij een bezoek aan deSingel eens binnen te piepen in lokalen 110 en 113, de zalen waar hij onder meer van Dora van der Groen enkele uren per week les kreeg. “Ze zei altijd: ‘Deze zaal is open van 12 tot 23 uur en ze moet altijd bezet zijn. Je ziet maar hoe je dat regelt, maar ze moet constant gebruikt worden om te repeteren, te brainstormen en te experimenteren.’ En dat werd dan ook ter harte genomen. Je was vier jaar lang dag en nacht met theater bezig. Je leefde hier, op café en een klein beetje op je kot om toch nog een paar uurtjes te slapen. Het was eigenlijk onze living, een plek voor onszelf. De gigantische cultuurtempel werd als het ware een beetje ontheiligd, op een positieve manier dan.” En hoe fijn is het niet om als kunstenaar in wording tussen de groten der aarde rond te hangen. “Je ziet hier gezelschappen hun podium opbouwen, je kuiert in de artiestenfoyers, je drinkt een koffie naast Romeo Castellucci: je wordt echt vanaf je opleiding in een van de hotspots van het Europese cultuurleven ondergedompeld. Ook na
“Altijd al heb ik deSingel een plek gevonden die enorm veel gezag uitstraalt”
LOCATIE 1 deSingel
Š Concentra - GVA Citta Metropool, 19 maart 2016 , blz. 8
route. “Ik vind dit gewoonweg een van de mooiste pleintjes van Antwerpen. Het is dĂŠ plek waar ik naartoe ging toen ik op de Kunsthumaniora een moment vrij had. Dan ging ik ook in de Sint-Carolus Borromeuskerk zitten, kijken naar het interieur en de kunstwerken. Het is een prachtige stilteplek in het midden van de stad. Tegenwoordig vergeet ik ze weleens: ik kom er alleen nog als ik hier toevallig voorbij wandel.â€? Een ander stilteplekje waar Stef zo zot van is, is de Lambermontplaats. “Niets zo heerlijk dan hier in de zomer met een boek bij de fontein te gaan zitten. Fantastisch.â€?
Op reis met de Rubenszaal
LOCATIE 4 Museum voor Schone Kunsten
Die locatie brengt ons in de buurt van onze vierde halte, het Museum voor Schone Kunsten dat al enkele jaren in de steigers staat voor restauratie. Hij vindt er makkelijk zijn weg naartoe. “Mijn eerste kot was gelegen in de Karel Rogierstraat, de verbindingsstraat tussen de Lambermontplaats en de Leopold de Waelplaats. Een piepklein kamertje met een keukentje in een herenhuis.� Hij toont ons het statige pand dat in de loop van de jaren een grondige opknapbeurt heeft gekregen. “Het lag net over de Sint-Walburgiskerk. Vanuit het raam keek ik uit op een gigantisch kruis op de muur. En toen ik mijn katers aan het uitzweten was, waren er twee engeltjes die over mij waakten.�
Ook in het museum ging Aerts vaak op zoek naar de rust ĂŠn de kunst. “Tussen de lessen door ging ik in het museum wandelen. Vooral de Rubenszaal, het hart van het museum, maakte toen een enorme indruk.â€? Voor zijn laatste stuk Het Land Nod heeft FC Bergman de Rubenszaal helemaal gereproduceerd in een loods in Park Spoor Noord. Het gigantische schilderij van Rubens, De Lanssteek, werd nagemaakt en wordt nu nog altijd meegenomen op verschillende speellocaties. “De keuze voor dat schilderij was snel gemaakt. Daar heb ik uren naar gekeken vroeger. Ongelooijk dat we het konden reproduceren: het is zoals een klein kind zijn kamp maakt onder de tafel, zo kon ik ‘mijn Rubenszaal’ namaken op toneel. Zalig dat we zo’n intieme, reusachtige ruimte over de hele wereld kunnen meenemen nu. Het museum is alleszins een plek waar ik altijd naartoe zal blijven gaan. Het statige gebouw met de prachtige fontein ervoor en de drie grote beelden van Rodin die zomaar op straat te bewonderen zijn. Een prachtige locatie.â€?
Belle ĂŠpoque
We eindigen onze tocht waar Stefs liefde voor Antwerpen is ontstaan: de Zoo, vlak bij het Centraal-Station. “Nog zo’n imposant gebouw�, zegt hij. “Als kind kwam ik hier met het hele gezin in het station toe om naar de Zoo te gaan. Mijn eer-
“Vroeger werd je in de Zoo soms uitgekozen om de dolďŹ jnen te aaien. Jarenlang heb ik gehoopt om dat eens te mogen doen, maar dat is mij nooit geluktâ€? ste kennismaking met de stad. Ik vond het fantastisch om in Antwerpen aan te komen en te gaan kijken naar de mooie belle-ĂŠpoquegebouwen in de dierentuin. Hoewel het nu allemaal niet meer zo ethisch verantwoord is, kom ik er toch nog altijd graag terug. Gelukkig vindt Marie dat ook ďŹ jn. Dan wandelen we in de Zoo rond, op een weekdag wanneer er weinig volk is. Gezellig. Het is ook een beetje een oase van rust in de stad.â€? Vooral de amingo’s zijn Stef bijgebleven. “Misschien omdat ze meteen te zien waren bij het binnenkomen. En natuurlijk de dolďŹ jnen. In de jaren negentig werd je – als je dicht genoeg bij de dranghekken stond – soms uitgekozen om de dol-
ďŹ jnen te aaien. Jarenlang heb ik gehoopt om dat eens te mogen doen, maar dat is mij nooit gelukt (lacht).â€? Zijn liefde voor de stad is in de loop der jaren alleen maar gegroeid. “Ik keek er altijd zo naar uit om in Antwerpen te komen wonen en studeren, zelfs als jong gastje al. Toen ik hoorde dat er een kunstschool bestond ĂŠn dat die ook nog eens in Antwerpen lag, was ik niet meer tegen te houden. Vanaf mijn veertiende ben ik naar de Kunsthumaniora in de Karel Oomsstraat gegaan, wat toen nog het Rikso heette. Gelukkig hebben mijn ouders mij daar altijd in gesteund. Woord, kunst en drama was die opleiding, nu nog trouwens. Een helse onderneming, maar ik moest het doen: elke dag stond ik om 6 uur op, reed met de ďŹ ets van Vosselaar naar het station van Turnhout, reed dan met de bus naar Antwerpen en nam tot slot een tram tot de Karel Oomsstraat. Verschrikkelijk, maar ik heb het wel vier jaar volgehouden. Na het laatste jaar aan het Rikso deed ik ingangsexamen aan het Conservatorium en toen ben ik vertrokken. Sindsdien ben ik hier niet meer weggegaan, tien jaar geleden intussen. Ik hou zo veel van de stad, van haar architectuur, de mensen, de geest die hier ronddwaalt... Ik ben nog altijd blij als ik via de Turnhoutsepoort de stad binnenrijd en als het ware de omwalling van de stad achter mij laat. Mijn liefde voor de stad is oneindig.â€? â–
LOCATIE 5 Zoo