Roelof Hortulanus & Hans van Ewijk Twee hoogleraren over de Wmo Bezuinigingen De kunst van het krimpen
‘Er is een nieuw soort professional nodig’
‘Reorganiseren levert kansen op’
Antillianen in Den Helder Samenwerking in Veiligheidshuis loont ‘We werken sneller, effectiever en goedkoper’
Magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn & maatschappelijke dienstverlening Uitgave van MOgroep W&MD / Jaargang 3 / april 2011 / nummer 5
pag 13
Column Jan Latten Over twintig jaar zijn er één miljoen kwetsbare ouderen. Hun kinderen zullen voor een flink deel de mantel zorg op zich moeten nemen. Jan Latten vraagt zich af wie er opkomt voor deze overbelaste en ‘kwetsbare’ vijftigers van de toekomst. Colofon
Som / derde jaargang / nummer 5 / april 2011 Som is een uitgave van MOgroep W&MD en verschijnt drie keer per jaar. MOgroep W&MD is de branchevereniging voor maatschappelijk ondernemers in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.
pag 14
pag 4
Wat hoort in de Wmo?
Een tweede huiskamer Moedercentrum De Koffiepot moet blijven, volgens Jaap Westbroek. Hij is wijkregisseur van Laak Noord in Den Haag. ‘Het centrum is een
Hoofdredactie:
ankerpunt, hier liggen de wortels
Jennifer Elich, MOgroep W&MD
van de wijk. Als je die afsnijdt, kan de wijk niet groeien.’
Concept en (eind)redactie:
Schrijf-Schrijf, Utrecht www.schrijf-schrijf.nl
inhoud
Vormgeving:
Room for ID’s, Nieuwegein www.roomforids.nl Beeldleveranciers:
Sietske Raaijmakers, Marike Knaapen, Inge van Mill/Hollandse Hoogte, Bertil van Beek, Inge Stolwijk, Stephan de Prouw Redactieadres:
MOgroep Newtonlaan 115, 3584 BH Utrecht telefoon (030) 298 35 00 fax (030) 298 35 49 Postadres: Postbus 85223, 3508 AE Utrecht coverfoto
Bijna elke dag komt Jan Corné Baas (15) sleutelen aan zijn scooter in het Middelburgse Sleutelatelier. Hij leerde er veel over techniek en kan nu alles zelf repareren. Later wil hij er zijn beroep van maken. Lees meer over het Sleutelatelier op pagina 3.
Er is een verband tussen de sociale omgeving van jongeren en hun problemen. Daarom zou jeugdzorg voor een aanzienlijk deel onder de Wmo moeten vallen. Dat vindt hoog leraar Hans van Ewijk. Samen met collega Roelof Hortulanus geeft hij zijn visie op de Wmo, jeugdzorg en de nieuwe professional.
pag 20
Plussen en Minnen
pag 10
Meer met minder Managementfuncties laten vervallen, uitvoerend per soneel ontslaan, scherpere prijsafspraken maken en gebouwen afstoten. Maat regelen om te bezuinigen zijn er genoeg. Maar valt ook te voorkomen dat het aanbod verschraalt? En hoe kunnen wethouders een slim wel zijnsbeleid voeren? 2 Uitgave van MOgroep W&MD
Welzijnsorganisaties die samenwer king zoeken met het bedrijfsleven. Wat levert dat op?
Werk in uitvoering Nederland kent volop
effectieve W&MD-activiteiten. Hieronder een voorbeeld. Wat: Sleutelatelier Wie: Mariska Burger, manager Wijkgericht Werk van de Stichting Welzijn Middel
pag 24
burg
Het Leidse model
Waar: Middelburg Wanneer:
Lokale zorgorganisaties in Leiden spelen samen met de gemeente slim in op de mogelijkheden van de Wmo. Zo vallen de ouderen niet tussen wal en schip.
Sinds 2009 ‘Jongeren die in groepen op straat sleutelden aan hun scooters. Die zorgden voor flinke overlast in Middel burg. Om de jongeren een eigen plek te geven, komt er een jeugdhonk. Maar dat gaat pas in 2012 open. Daarom zocht de gemeente naar een tussentijdse
pag 27
oplossing voor de overlast. De uitkomst: het Sleutelatelier. Dat is een ruimte met
HET CRUCIALE VEILIGHEIDSHUIS
vier werkplaatsen waar jongeren kunnen sleutelen aan hun fiets of scooter. De werkplekken horen bij Remijn Tweewielers. Eigenaar Pieter Remijn begeleidt de jongens, en Welzijn Middelburg ondersteunt hem daarbij. Vooralsnog komen er vooral jongens sleutelen, die af en toe hun vriendinne tje meebrengen. Het Sleutelatelier is drie middagen per week open. Het eerste deel van de dag is gereserveerd voor jongeren in een leer- en werktraject. En in de namiddag kunnen de jongeren uit de stad er terecht. Zoals Jan Corné Baas [van de coverfoto, red.] die regelmatig in de werkplaats te vinden is. Pieter Remijn maakt het gezellig voor de jongens, helpt ze waar nodig en zorgt
Problemen bij de wortel aanpakken. Persoonsgericht werken.Veel overleggen. En geduld oefenen. Zo bestrijden lokale organisaties op het gebied van zorg en strafrecht in Den Helder sinds jaar en dag de problemen met Antil lianen. De partijen werken samen in het Veiligheidshuis.
voor thee. We kunnen het Sleutelatelier best een succes noemen. Want sinds het anderhalf jaar geleden opende, zijn er bij ons geen meldingen van dit soort overlast meer geweest.’
3 Som nr 5 2011
Overheveling AWBZ Regierol gemeenten Jeugdzorg Nieuwe professional
J e n s M i d d e l Beeld E i ge n a r ch i e f ge ï n te r v i e wd e n
Welke taken zouden onder de Wmo moeten vallen? Die vraag staat centraal in discussies over het verbeteren van jeugdzorg en het decentraliseren van de AWBZ. Roelof Hortulanus en Hans van Ewijk, beiden bijzonder hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek, geven hun visie. ‘Het huidige systeem is verziekt.’
t ekst
Interview
‘ Breng méér onder bij de Wmo’
De vorige regering begon ermee, de huidige gaat ermee door: het verkleinen van de AWBZ, door onderdelen ervan bij andere wetten onder te brengen. Zo gaat ondersteunende begeleiding bijvoorbeeld naar de Wmo. Is het een goed idee om AWBZ-taken naar deze wet ‘over te hevelen’? ‘Dat ligt eraan’, zegt Roelof Hortulanus, directeur van het Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie (LESI) en bijzonder hoogleraar Sociale interventies en lokaal sociaal beleid aan de Universiteit voor Humanistiek.
samenhangend geheel aan te pakken? Als je meer neigt naar dit brede perspectief, zoals ikzelf, zul je de overheveling in beginsel een goed idee vinden. Zeker als je weet welke rol gemeenten moeten spelen sinds de invoering van de Wmo in 2007.’ Gemeenten zijn nu immers verantwoordelijk voor de lokale uitvoering van die wet. Zij besluiten als coördinator en financier welke organisatie in hun gebied welk soort hulp biedt. Die hulp kan bestaan uit zorg of welzijn – maar vaak is er voor een effectieve aanpak een combinatie nodig. Dankzij de overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo kunnen er meer mogelijkheden in die combinatie-aanpak opgenomen worden. ‘Hopelijk stimuleert deze verbreding gemeenten om hun regierol nog serieuzer te nemen’, zegt Hortulanus. ‘Op het moment dat gemeenten die rol goed vervullen, valt de AWBZ terug te schroeven naar zijn oorspronkelijke bedoeling: de dekking van extreme ziekte kosten. De Wmo wordt dan leidend. Dat zou de hulp ten goede komen.’
Een leidende rol
Hortulanus: ‘Of je de overheveling van AWBZ naar Wmo een goed idee vindt, hangt onder andere af van je antwoord op de volgende vraag: hoe wordt iemand in een kwetsbare leefsituatie het beste geholpen? Door te focussen op een specifiek probleem van die persoon op het gebied van wonen, welzijn of zorg? Of juist door zoveel mogelijk vlakken van zijn leven in ogenschouw te nemen, verschillende disciplines bij elkaar te brengen, en de aangetroffen problemen als 4
Uitgave van MOgroep W&MD
een kind zo snel mogelijk in de jeugdzorg te krijgen. Dan is de rekening namelijk voor de Provincie of het Rijk.’
Een schrikbarend percentage
Uiteraard zitten er wel haken en ogen aan de overheveling. Hortulanus: ‘Gemeenten willen best nieuwe taken uitvoeren. Maar dan willen ze ook extra geld. Het ministerie stelt dat het dit geld versleuteld heeft in het gemeentefonds, zonder de bedragen te oormerken. Gemeenten wijzen er vervolgens op dat hun fonds als geheel krimpt door alle bezuinigingen. Hoe kan dan van hen worden verwacht dat ze méér doen dan ze al deden? Ze kunnen eerder minder doen.’
Een complexe samenleving
De kosten van jeugdzorg zijn hoog. Hoger dan die van preventie. ‘Voor een zwaar zorggeval staat zó twee tot drie ton per jaar’, zegt Van Ewijk. Niet alleen de toename van dit soort gevallen baart hem zorgen. Vrijwel alles dat onder de Wet op de jeugdzorg valt, doet dat. ‘We hebben het hier over een overgebureaucratiseerd, hiërarchisch en gesloten wereldje, met een overdreven vertrouwen in diagnosticering en een behandelwijze die te wensen overlaat. Zo is er bij een diagnose niet of nauwelijks aandacht voor de interactie van jongeren met hun omgeving. Ze worden in een behandel centrum gezet en in een veel te kort tijdsbestek onderzocht op psychiatrische stoornissen. Daar wordt dan een bijbehorende, geprotocoliseerde behandeling bij gevonden.’ Volgens Van Ewijk ligt de oorzaak van problemen eerder in de groeiende complexiteit van onze samenleving. ‘De
‘Rondom jeugdzorg is er een vergelijkbare discussie over geld’, zegt Hans van Ewijk, lector Sociaal Beleid, Innovatie & Beroepsontwikkeling aan de Hogeschool Utrecht en bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek. ‘Het aantal jongeren in de jeugdzorg groeit jaarlijks met een schrik barende 10 procent. Om dat tegen te gaan, is preventieve hulpverlening nodig. Maar het systeem is verziekt. Voor gemeenten in bezuinigingsnood is het aantrekkelijker om 5
Som nr 5 2011
Roelof Hortulanus (1946) bekleedt
voorts directeur van het Landelijk
als bijzonder hoogleraar de leerstoel
Expertisecentrum Sociale Interventie
Sociale interventies en lokaal sociaal
(LESI). Dit centrum stimuleert weten
beleid aan de Universiteit voor
schappelijke reflectie op sociale
Humanistiek. Als onderzoeker is hij
interventiepraktijken. LESI verzorgt
gespecialiseerd in vraagstukken op
in samenwerking met de Universiteit
het terrein van welzijn, woon- en
voor Humanistiek de masteropleiding
leefomgeving. Zijn huidige onderzoek
Sociale Interventie, waarvan Hortula
richt zich op conceptuele analyses
nus een kerndocent is. Ook is hij
van hedendaagse sociale vraagstuk
redactielid van het wetenschappelijk
ken, zoals de aansluiting van profes
tijdschrift Journal of Social Interven
sionele dienstverlening op vormen
tion: Theory and Practice.
van informele steun. Hortulanus is
Hans van Ewijk (1947) is lector Sociaal
Social Work. In 2010 verscheen zijn
Beleid aan de Hogeschool Utrecht. Zijn
boek Maatschappelijk werk in een
lectoraatsopdracht houdt in dat hij de
sociaal gevoelige tijd. Hierin breekt
professionele praktijk stevig verankert
hij een lans voor een nieuw soort,
in een praktijkdiscipline en kennis
breed georiënteerde maatschappelijk
domein. Daarnaast is hij bijzonder
werker. Die vormt volgens Van Ewijk
hoogleraar Grondslagen van het
een goed alternatief voor de gespecia
Maatschappelijk Werk aan de
liseerde, dure en weinig effectieve
Universiteit van Humanistiek. Van
hulp aan mensen met ernstige sociale
Ewijk publiceerde meerdere boeken,
problemen. Van Ewijk is tevens
waaronder European Social Policy
redactielid van het tijdschrift Inter
and Social Work. Citizenship based
national Social Work.
‘ Overheden moeten onmiddellijk investeren in het opleiden van eerstelijnsprofessionals’ mensen om hen heen. En dat die mensen leren om hen te accepteren.’ Ouders en scholen spelen hierin een belangrijke rol, meent Van Ewijk. ‘Maar er is ook een speciaal soort hulpverlener nodig. Een professional friend, die langere tijd bij de cliënt in de buurt blijft, hem traint in sociale interactie en waar nodig specialisten kan inschakelen. In het opleiden van zulke eerstelijnsprofessionals zouden overheden onmiddellijk moeten investeren. Als gemeenten hun miljoenen aan innovatiegelden hadden besteed aan die mensen, in plaats van aan nutteloze methodieken en voorzieningen, dan zaten er nu veel minder jongeren in de jeugdzorg.’ Ook Roelof Hortulanus heeft een nieuw soort professional voor ogen. En ook díe kijkt goed naar de omgeving van de zorgvrager. ‘Het gaat om indicatiestellende bemiddelaars. Professionals die de zorgbehoefte van mensen in kaart brengen, door rekening te houden met hun hele leefsituatie. En die daar zo nodig meerdere gesprekken voor voeren. Ze gaan na of familie, vrienden, buurtgenoten en vrijwilligers zorg kunnen verlenen. Bovendien kennen ze goed de weg in
maatschappij eist van mensen dat ze in allerlei groeps verbanden kunnen functioneren. Dat ze kunnen omgaan met veranderingen in hun omgeving. Dat ze in staat zijn razend snel van het ene soort sociale contact over te stappen naar het andere. Wie dat niet kan, wordt buitengesloten. Het is de moderne druk om aan die eisen te voldoen, waardoor mensen doorgaans in de problemen komen en de zorg instromen. Dat gebeurt zelden door hun stoornis of handicap, ook al hebben ze die.’ Gezien dit verband tussen de sociale omgeving van jongeren en hun problemen, zou jeugdzorg voor een aanzienlijk deel onder de Wmo moeten vallen, vindt Van Ewijk. ‘Zoals voor preventief jongerenwerk al het geval is.’ Een nieuwe professional
‘Goede jeugdzorg zou jongeren in hun eigen, vertrouwde omgeving moeten laten’, aldus de lector. ‘Zodat ze daar onder langdurige begeleiding leren omgaan met dagelijkse situaties. Het gaat er niet om dat ze genezen worden van een stoornis. Het gaat erom dat ze leren te communiceren met de 6
Uitgave van MOgroep W&MD
de professionele zorg- en welzijnssector. En ze hebben van de gemeente een mandaat om uit elke hoek van deze sector specialistische hulp in te schakelen.’ Deze professionals passen bij Hortulanus’ visie op ‘goede zorg’: ‘Het gaat daarbij niet alleen om technische zaken als het voorschrijven van de juiste medicijnen of hulp bij het douchen. Het gaat er ook om dat wordt voldaan aan voorwaarden voor goed wonen, welzijn en voldoende sociaal contact.’
Werk in uitvoering Nederland kent volop
effectieve W&MD-activiteiten. Hieronder een voorbeeld.
Een belangrijk antwoord
Wat:
Hortulanus schudt de nieuwe professional niet uit zijn mouw. ‘De gemeente Helmond is nu halverwege een pilot van twee jaar. Daarin staat dat soort vakmensen centraal. Zij zijn ‘schakelfunctionarissen’ voor het vormgeven van maatschap pelijke adviestrajecten. Dat wil zeggen dat ze een verbinding leggen tussen de eigen kracht van burgers, maatschappelijke steunsystemen en professionele hulp.’ Het ministerie van VWS volgt de pilot op de voet, vertelt Hortulanus. ‘Dat komt door het businessplan bij dit project. Daarin staat dat er aanvankelijk een extra investering nodig is voor goede schakelfunctionarissen, maar dat de overheid uiteindelijk minder geld kwijt zal zijn. Terwijl er toch betere zorg wordt geleverd, simpelweg doordat die functionarissen een reëler beeld krijgen van de behoeften van cliënten. En doordat ze heel gericht zowel het formele als het informele circuit kunnen inschakelen. Als het businessplan klopt, dan is dit een belangrijk antwoord op de vraag hoe gemeenten met minder geld méér kunnen doen.’ Stel dat de pilot in Helmond een succes blijkt. Andere gemeenten zullen dan vergelijkbare projecten willen. Wie moet in dat geval de schakelfunctionarissen leveren? Hortulanus: ‘In Helmond is dat nu een speciaal opgeleide gemeentefunctionaris. Maar ook welzijnsorganisaties lijken mij bij uitstek geschikt om gemeenten zo’n professional te bieden. De Wmo stelt dat mensen zo lang mogelijk de regie over hun leven moeten houden. Dat ze vervolgens een beroep moeten doen op de solidariteit van familie, vrienden en buren. Daarna op vrijwilligers. En pas als het écht niet anders kan op het professionele zorgcircuit. Veel welzijnsorganisaties gaan prat op hun professionele netwerk en kennis van regegeving, en zeggen tegelijkertijd “diep in de wijken te zitten”, dicht bij de mensen te staan en hun sociale omgeving goed te kennen. Laat ze dat alles maar gebruiken. Want dat is exact wat er nodig is.’
Activiteiten voor kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking Wie: Nancy Gierkink, sectorhoofd Welzijn bij Kulturhus ’t Iemenschoer Waar: Haaksbergen Wanneer: Sinds 2005 ‘In Haaksbergen was zes jaar geleden voor jongeren met een verstandelijke handicap niks te beleven. Daarom begonnen we voor hen speciale bijeenkomsten te organiseren. Daar bleek veel animo voor te zijn. Wat we in die groepen doen? Binnenshuis knutselen, koken, spelletjes spelen, computeren, en soms een uitstapje. We heffen het sociale tekort van de deelnemers daarmee wat op. Ze sluiten onderling vriendschap en hebben iets om naar uit te kijken. We proberen bovendien in te spelen op hun interesses. Iemand die graag compu tert, kunnen we bijvoorbeeld een computercursus aanbieden. We hebben twee groepen: een voor kinderen tot 12 jaar en een voor jongvolwassenen vanaf 18 jaar. Die laatste groep is veruit het meest populair, want jonge kinderen draaien inmiddels steeds vaker mee in het reguliere onderwijs. En dat is natuurlijk een mooie ontwikkeling. Begin 2011 beëindigde de gemeente plotseling de subsidie voor deze activiteiten. We moesten er midden in het seizoen mee ophouden. De deelnemers waren diep teleurgesteld. Ze organiseerden een handtekeningenactie die er zowaar toe leidde dat we voor dit jaar nog tijdelijke middelen kregen. Onzeker is of we na 2011 verder kunnen. Zo niet, dan zou dat erg jammer zijn, vooral voor die jongvolwassenen. Want die hebben hier in de buurt nog steeds weinig te doen.’
7 Som nr 5 2011
Brengt bevolkingsgroepen bijeen
Wijktheater in Rotterdam Ta li ta Ka llo e Beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
in beeld
STEFAN VAN HEES, ARTISTIEK LEIDER ROTTERDAMS WIJK THEATER EN REGISSEUR VAN ‘ZHÕNG’ ‘We maken theatervoorstellingen voor én met Rotterdamse wijkbe woners. Voorstellingen die volledig aansluiten op hun belevings wereld. We behandelen daarin problematieken als sociale isolatie, integratie en huiselijk geweld. Door bewoners voor en achter de schermen te betrekken bij de theaterstukken, stimuleren we ze hun eigen situatie vanuit een ander perspectief te bekijken. We werken nu aan het theaterstuk ‘Zhõng’, dat op 5 juni in première gaat. Dit stuk gaat over de Chinezen in de Rotterdamse wijk het Oude Westen. Honderd jaar geleden trokken de eerste Chinezen daarheen en vormden er hun eigen Chinatown. Deze mensen zijn nu goed geïnte greerd, maar leven wel tamelijk geïsoleerd in hun eigen gemeen schap. Met ‘Zhõng’ laten we zien hoe dat komt.’ Het Rotterdams Wijktheater is in contact gebracht met de bewoners van het Oude Westen door stich ting SONOR. Deze Rotterdamse opbouworganisatie ondersteunt bewoners en andere groepen die een bijdrage willen leveren aan hun woon- en leefomgeving.
Stefan
8 Uitgave van MOgroep W&MD
9 Som nr 5 2011
Bezuinigen: kans of
BEZUINIGEN + REORGANISEREN = KANSEN
E r i c d e Fr e l tekst
achtergrond
Inkrimpen, snijden, reorganiseren. Veel welzijnsorganisaties moeten het de komende jaren gaan redden met flink lagere subsidies. In overleg met de gemeente bepalen ze welk deel van het aanbod mag blijven – en welk deel moet sneuvelen. Twee bestuurders en een wethouder over de kansen en risico’s van bezuinigingen. ‘Er ontstaat een flinke verschraling van het aanbod.’
Onverantwoord Wie?
Wijnand van de Giessen, voorzitter van de Raad van Bestuur van Cumulus Welzijn in Utrecht.
‘Het nieuwe college in Utrecht kon digde in 2009 aan dat het vijf miljoen ging korten op welzijnswerk. Voor ons betekende dat een bezuiniging van 1,4 miljoen, als je meerekent dat we geen compensatie kregen voor loonstijgingen. Dat is 10 procent van onze jaarlijkse omzet. Je kunt je voorstellen dat dit nieuws, vlak voor de vakantie bezorgd, veel hectiek opleverde. Zo snel mogelijk stelden we een reorganisatie plan op, daarna een uitvoeringsplan en ten slotte een sociaal plan. Over de hele linie hebben we mensen ontslagen en laten afvloeien. Zowel onder de opbouwwerkers als de kantoormedewerkers. Zes leidinggevende functies vervielen. Het aantal fte’s daalde van 360 naar 315. We hebben gebouwen afgestoten en zijn opnieuw gaan onderhandelden met onze leveranciers. Ook hebben we alle medewerkers gevraagd om ideeën voor bezuinigin gen. Dat is trouwens een belangrijke tip aan collega’s die ook voor zo’n bezuiniging komen te staan. Communi ceer goed met je medewerkers. Laat mensen weten wat je weet, en ook wat je níet weet. Wij stuurden tijdens de reorganisatie elke week een interne nieuwsbrief rond. Dat werd erg op prijs gesteld.’ 10 Uitgave van MOgroep W&MD
‘Kwetsbare doelgroepen hebben we zoveel mogelijk buiten de bezuinigingen gehouden. Wat vooral een klap kreeg, is de ontmoetingsfunctie. Denk aan cursussen en bijeenkomsten in buurthuizen en aan bewonersondersteuning. Die bewonersgroepen zullen nu zelf meer initiatief moeten tonen. Dat zijn ze niet gewend en veel groepen kúnnen het ook niet. Kijk bijvoorbeeld naar wijken als Abstede of Sterrenwijk, waar vooral kwetsbare autochtonen wonen. Het werk onder kinderen is daar weggevallen. Onverantwoord, vind ik. In zo’n wijk pakken de ouders het kinderwerk zelf niet op. Daar ontstaat dus een flinke verschraling van het aanbod, met pijnlijke verborgen gevolgen. Ik vind het dan ook erg belangrijk om te kunnen laten zien wat het welzijns werk precies oplevert. Een kostenbatenanalyse. In de branche is iedereen daar nu heel druk mee, maar voor ons komt dat te laat. We hadden de gemeente daar inzicht mee kunnen geven in de effecten van bezuinigingen. Inmiddels zijn we begonnen die resultaten in kaart te brengen. Door de bezuinigingen is dat nu versneld opgepakt. Er zijn dus mogelijkheden om van de nood een deugd te maken. We werken nu bijvoorbeeld efficiënter en slagvaardiger, dankzij een kleiner managementteam. En we zoeken sterk de aansluiting bij Welzijn Nieuwe Stijl. De reorganisatie kwam hard aan, maar heeft ook kansen geboden.’
EISEN + TEKORTEN = IN DE KNEL
kaalslag?
>>
Wie?
Ron Keesmaat, directeur Stichting Welzijn Ouderen in Barendrecht
‘Jaren geleden zijn we hier begonnen met tafeltje-dek-je: maaltijden bezorgen bij ouderen. Sindsdien is de Stichting Welzijn Ouderen steeds professioneler geworden. Inmiddels hebben we twee ouderenadviseurs in dienst, beschik ken we over een Steunpunt Mantelzorg en organiseren we wekelijks vele activiteiten in onze eigen ontmoetings ruimte voor ouderen. Daar zien we gemiddeld 500 mensen per week langskomen. In 2010 ontvingen we nog een subsidie van 540.000 euro. Wel werden toen al bezuinigingen aangekondigd. Misschien wel 10 procent, vreesden we. Met pijn en moeite zou dat nog wel op te vangen zijn. Maar eind vorig jaar bleek dat we in 2012 niet minder dan 45 procent moesten bezuinigen. Dat was een enorme klap. De gemeente gaf wel aan dat het Steunpunt Mantelzorg niet mag verdwijnen. En ook de ontmoetings ruimte moet blijven, hoewel de meeste activiteiten die we daarin organiseren juist zullen wegvallen. Sommige van die activiteiten zijn op zichzelf kostendekkend, maar de administratie vergt nog wel tijd en geld. Een hogere contributie vragen is geen optie. Want dan zijn er deelnemers die het bedrag niet meer kunnen betalen, waardoor ook de inkomsten zullen dalen.’ 11 Som nr 5 2011
Kaalslag
‘Deze bezuiniging betekent een kaalslag in het activeringswerk onder ouderen in Barendrecht. Op dat gebied is hier verder niets. Voor veel ouderen is een activiteit als ‘koersbal’ het enige wat ze nog buiten de deur doen. Ook zijn er steeds meer ouderen met financiële problemen en eenzaam heidsklachten, terwijl we nu juist flink moeten snijden in het ouderenadvies. Voor de organisatie zelf is het ook rampzalig. Jaren van ontwikkeling en groei worden tenietgedaan. Bovendien betaalt de gemeente geen frictiekosten, zodat we de helft van de overgebleven subsidie moeten besteden aan wacht geld. Dat brengt activiteiten in gevaar waarvan de gemeente wel eist dat we die voortzetten. We zitten dus flink in de knel. Per 31 december 2011 moet er een evenwicht zijn tussen inkomsten en uitgaven. Dat is voor mij de belangrijk ste taak. Dit jaar bezuinigen we alvast 10 procent. Er komt een sociaal plan voor ontslagen medewerkers. En we gaan fuseren met de lokale collegaorganisatie Stichting Allerhande. Het aantal fte’s daalt volgend jaar van 6 naar 3. En we gaan nog meer met vrijwilligers werken, al kost het ook tijd en geld om die te trainen en begeleiden. Aan het eind van het jaar vertrek ik zelf ook. Want mijn eigen functie heb ik moeten wegbezuinigen.’
<<
Bezuinigen: kans of kaalslag?
SAMEN + SLIMMER = EFFECTIEF
Wie?
Meta Jacobs, wethouder Wmo & Maatschappelijke dienstverlening in Lelystad
‘Effectief sociaal beleid, maar geen lastenverhoging. Dat hebben we hier in ons coalitieakkoord vastgelegd. Op Wmo-gebied kom ik jaarlijks 1,7 miljoen euro tekort. We zijn een nadeelgemeente, met een snel vergrij zende bevolking. De begroting van de Wmo moet vanaf 2013 helemaal op orde zijn. Met een ingroeimodel vang ik dan de komende twee jaar nog wel op door mijn reserves te gebruiken. Om een structurele oplossing te vinden heb ik alle zorgonderdelen op een rij gezet. Vervolgens heb ik mogelijke bezuinigin gen groen gekleurd. Twijfelgevallen werden oranje. Daarover heb ik advies gevraagd aan cliëntenraden. En rood kleurde ik alles waarop ik niet kan beknibbelen zonder het effectief sociaal beleid aan te tasten. Zo weiger ik bijvoorbeeld de indicatie criteria voor een scootmobiel te verzwaren. Mensen moeten kunnen participeren. Elders valt er wél veel te winnen. Door beter aan te besteden op huisaanpassingen, bijvoorbeeld. Ook stel ik voor om 7,5 procent te bezuinigen op huishoudelijke hulp. Dat is een kwartier per drie uur. Zo bespaar ik 413.000 euro. Uiteindelijk kom ik in dit stoplichtenmodel onder de streep nog vijf ton tekort. Legt de gemeenteraad dat geld niet bij, dan kan ik geen effectief sociaal beleid garanderen. Over alle andere groen gekleurde voorstellen moet de raad ook beslissen. Dus dat tekort kan nog hoger uitvallen.’ 12 Uitgave van MOgroep W&MD
Tijdlijn
‘Alle welzijnsorganisaties moeten 3 procent bezuinigen en krijgen tot nadere besluitvorming compensatie voor de loonstijgingen. Wel gaan we een stuk slimmer werken. Door zoveel mogelijk te combineren en te verbin den. De ene activiteit aan de andere, en welzijn aan zorg. Mijn uitgangspunt is een effectief sociaal beleid voor de hele tijdlijn van iemands leven. Het welzijns- en zorgaanbod maak ik inzichtelijk door een fictieve zwangere vrouw te schetsen. Ik stel me dan voor dat met moeder en kind al het moge lijke misgaat. Vervolgens ga ik vragen stellen. Is er maatschappelijke opvang? Wat doen we als de moeder op straat belandt? En als ze loverboyslachtoffer is? Wat doen de GGD, de maatschappe lijke dienstverlening, het Centrum voor Jeugd en Gezin, de schuldhulpverle ning? Voor elk denkbaar probleem wil ik een oplossing. Maar géén dubbele oplossing. Als de GGD zich al bekom mert om zwaar ontregelde huishou dens, hoef ik er toch niet ook nog maatschappelijke dienstverlening in te stoppen? Met het bespaarde geld kan ik weer outreachend werk subsidiëren dat het Rijk niet meer apart vergoedt. Zo wil ik heel pragmatisch kijken naar het totale aanbod. Mijn devies is daarbij vooral: kijk eerst naar de inhoud, en zoek dan pas het geld erbij. Niet andersom!’
Dat wordt nog wat voor de vijftigers van straks. Ik kan er nu al over mee praten. Mijn ouders zijn 85 jaar. Ze leven in een wereld van bijsluiters, pijnen, bijwerkingen en talrijke afspraken bij een keur aan artsen en specialisten. Ik bel ze elke dag en doe maandelijks de voortuin. Broers en schoonzussen, ook in de vijftig, dragen eveneens hun steentje bij. Toen mijn moeder onlangs een darmoperatie onderging, hield ik mijn vader twee dagen gezelschap. Aandacht, medicijnen, controleren van de diepvries (alleen maar stamppot?), opzeggen van loterijen en onnodige abonnementen. Na twee zulke dagen ben ik uitgeput. Toch moet ik maandag weer fit op mijn werk verschijnen. Ik begin me zélf kwetsbaar te voelen. En daarin ben ik niet de enige. Volgens MOVISIE voelen 450.000 mantelzor gers zich zwaar belast. Hoe moet dat straks met de kinderen van die één miljoen kwetsbare ouderen? Want dat zijn de vijftigers van de toekomst. Van hen wordt verwacht dat ze straks meer dan nu meedoen op de arbeidsmarkt. Dat geldt vooral voor de 50-plusvrouwen, die nu al het meest belast zijn met mantelzorg. Met een beetje pech hebben deze vijftigers nog een boomerang kid thuis, terwijl ze in het weekend de snelle aftakeling van hun diamanten ouderpaar moeten voorkomen. Wie komt er straks op voor de golf aan ‘kwetsbare’ en overbelaste vijftigers? Jan Latten
13 Som nr 5 2011
Kwetsbare vijftigers
S i et s ke Ra a i j ma ker s Auteur J a n La tte n i s h o o gle r a a r De m o gr a fi e a a n d e Univ ers iteit v an Am s terdam .
Maar nu de domper. We zullen wel langer fit zijn, maar we worden hoe dan ook zwakker. Inclusief bloeddrukverlagers, gehoorapparaten, rollators en dreigend geheugenverlies. Dat lezen we ook in het rapport ‘Kwetsbare Ouderen’, van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het bureau schat dat er in 2030 één miljoen kwetsbare ouderen zullen zijn. Dat zijn er ruim 300.000 meer dan nu. Deze ouderen zullen ten prooi vallen aan snelle aftakeling en verlies van zelfstan digheid. Tenzij, volgens het SCP, hun omgeving tijdig die kwetsbaarheid herkent en preventief hulp biedt. Dat past bij het huidige streven om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, eventueel met mantelzorg. En die zal vooral van de kinderen moeten komen.
beel d
column
Hoera, we worden allemaal steeds ouder! Bent u een 65-jarige vrouw, en heeft u doorgeleerd, dan kunt u volgens de laatste berekeningen van het CBS gemiddeld nog 25 keer uw verjaardag vieren. Over drie decennia zijn er geen 2,5 miljoen ouderen meer, maar 4,6 miljoen. Van wie 1,7 miljoen tussen de 80 en 100 jaar oud. Een veelbelovende stap in de richting die we zo graag uit willen: het eeuwige leven.
G h i sla i n e v a n Dr u n e n beeld In ge S to lwi j k tekst
Som der delen
Hart van de wijk Een tweede huiskamer, voor en door vrouwen. Dat is Moedercentrum De Koffiepot in de Haagse krachtwijk Laak Noord. Maar deze multiculturele ontmoetingsplek wordt door bezuinigingsplannen van de gemeente met sluiting bedreigd. â&#x20AC;&#x2DC;Hier liggen de wortels van de wijk. Als je die afsnijdt, kan de wijk niet groeien.â&#x20AC;&#x2122;
14 Uitgave van MOgroep W&MD
Participatienota De gemeente Den Haag gaat de komende jaren flink bezuinigen op welzijnswerk. Zoals overal in Nederland wil de gemeente dat burgers zich meer inzetten voor elkaar en voor de buurt. Daarom stopt de gemeente met het subsidië ren van sociaal-cultureel werk voor volwassenen: vrijwil ligers moeten dat werk gaan doen. Dat geldt vanaf 2013 dus ook voor De Koffiepot. Dit staat allemaal in de uitvoeringsnota Welzijn 2011-2014, ‘De Haagse Participatiemaatschappij’, die is goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders. Hierin staan de speerpunten van het Haagse participatiebeleid. De nota is een eerste uitwerking van het plan Maatschap pelijke ondersteuning 2011-2014, ‘Zorg voor elkaar’.
De succesformule is de integrale aanpak
‘Laak Noord staat in Den Haag al lange tijd bekend als een probleemwijk’, zegt Noortje van der Kaaden. Zij is mede oprichtster en manager van De Koffiepot. ‘Toen ik hier achttien jaar geleden kwam werken, was er al veel onvrede en kwam de ME regelmatig langs. Dat is nu niet meer nodig, maar het blijft een achterstandswijk. Iedereen die weg kan, gaat weg. Daarvoor in de plaats komen steeds nieuwe mensen met dezelfde problemen. Zo is het moeilijk om iets op te bouwen. Met De Koffiepot is dat toch gelukt.’ Zo’n twintig jaar geleden streken de eerste migranten neer in Laak Noord. De autochtone bevolking zag haar wijk langzaam veranderen en had het daar moeilijk mee. Het botste. Nu drinken autochtone en allochtone vrouwen samen koffie in het moedercentrum. Turkse vrouwen leren Neder landse vrouwen haken. En samen zitten ze op zwemof computerles.
De zorg voor de kinderen en het huishouden is vaak de enige dagvulling van deze vrouwen. De activiteiten van het moedercentrum zijn juist gericht op hun persoonlijke ontwikkeling. ‘Dit zijn veelal vrouwen die nog nooit hadden gewerkt voordat ze bij ons kwamen’, zegt Van der Kaaden. ‘Wij gaan uit van hun eigen kracht. Hier kunnen ze zich ontplooien. Ze leren dingen waarvan ze nooit hadden vermoed dat ze ertoe in staat waren. Ze krijgen zelfvertrouwen en worden zelfredzaam.’ Vraagbaak
Het centrum heet wel ‘De Koffiepot’, maar er zijn weinig vrouwen die alleen dáárvoor komen. Van der Kaaden: ‘Het centrum biedt een waaier aan activiteiten, waarvan sport een belangrijke is. Veel vrouwen van allochtone afkomst lijden aan psychosomatische klachten. Sporten en bewegen is voor hen niet vanzelfsprekend. Maar als ze eenmaal meedoen met een van onze cursussen – hardlopen, fitness, aerobics en meer – verdwijnen die klachten.’ Behalve als ontmoetings- en activiteitencentrum dient De Koffiepot ook als vraagbaak. In de i-shop krijgen vrouwen hulp bij het invullen van formulieren, zoals om een bijstands uitkering aan te vragen of om belastingaangifte te doen. Verder is er een spreekuur voor zorgconsulenten, politie en Algemeen Maatschappelijk Werk. En een geheim spreekuur voor huiselijk geweld.
Tamtameffect
Moedercentrum De Koffiepot in Laak Noord bestaat sinds januari 1994. Het wordt gerund door welzijnsorganisatie Stichting Mooi. Het centrum is ontwikkeld naar een Duits voorbeeld, dat wereldwijd navolging vindt. In het moedercentrum werken vrouwen uit de wijk als kinderoppas (in de kinderopvang van het centrum), winkelmedewerker (in de tweedehandskledingwinkel van het centrum), gastvrouw of administratief medewerker. Uiteindelijk stromen ze door naar reguliere banen. Zij fungeren als rolmodellen voor de andere vrouwen in de wijk. En zorgen ervoor dat die ook naar het centrum komen. Noortje van der Kaaden noemt dit het ‘tamtameffect’.
Deze integrale aanpak is volgens Van der Kaaden de succesformule. ‘Het is laagdrempelig, vrouwen kunnen hier met elke vraag terecht. We bieden een vertrouwde omgeving waar vrouwen zichzelf durven zijn. Ze krijgen de ruimte om te ontdekken wat ze kunnen en wij steunen ze daarin. Maar we geven ze ook dat extra zetje om verder te komen. Door de
Het doel van het centrum is emancipatie, participatie en integratie van vrouwen die anders hun huis niet uit komen. 15
Som nr 5 2011
jaren heen hebben ruim tweehonderd vrouwen een baan gevonden na opleidingen die ze via het moedercentrum volgden. Die vrouwen durfden eerst nauwelijks de maat schappij in, maar zijn via ons stap voor stap verder gekomen. Dat levert de hele samenleving winst op: ze kunnen zichzelf nu bedruipen en zijn een beter voorbeeld voor hun kinderen. En ze helpen elkaar.’
Werk in uitvoering Nederland kent volop
effectieve W&MD-activiteiten. Hieronder een voorbeeld.
Ankerpunt
Dat is precies de reden dat het centrum moet blijven, vindt Jaap Westbroek, wijkregisseur van Laak Noord. Hij is door de gemeente Den Haag en maatschappelijke organisaties in de wijk aangesteld om de wijk te ontwikkelen. En daarvoor heeft hij het moedercentrum nodig. ‘De Koffiepot is een ankerpunt, hier liggen de wortels van de wijk. Als je die afsnijdt, kan de wijk niet groeien. Dankzij deze organisatie bereik ik een doelgroep die ik anders niet kan bereiken. Als ik Laak Noord wil ontwikkelen, moet ik uitgaan van de bewoners. En die vind ik daar. Het is de plek waar mensen zich thuis voelen, waar dingen gebeuren, waar de ontwikke ling al is begonnen. Noortje heeft in achttien jaar iets opgebouwd waarop ik kan voortbouwen.’
Wat: Hfftig Wie: Karen Hop, projectleider Wisselwerk Waar: Apeldoorn Wanneer: Sinds 1 september 2009 ‘Jongeren die werkloos zijn en een baan of opleiding zoeken. Jongeren die wel op school zitten, maar moeite hebben met hun motivatie en uit
Som der delen
dreigen te vallen. Jongeren die weten
Jaap Westbroek en Noortje van der Kaaden vrezen dat ze de bezuinigingsplannen van de gemeente (zie kader op pagina 15) niet kunnen tegenhouden. Ze overwegen van het moedercentrum een vereniging te maken, om zo via andere wegen aan geld te komen en minder afhankelijk te zijn van gemeentelijke subsidies. Westbroek: ‘De gemeente Den Haag heeft participatie boven aan de agenda gezet, maar lijkt de cruciale functie van dit bestaande centrum over het hoofd te zien. In dit moedercentrum gebeurt al precies alles waar de gemeente naar streeft in de participatienota – en tóch is het plan het voor een groot deel weg te bezuinigen en om te bouwen tot een multifunctioneel centrum. Dan verliezen de vrouwen hun thuis.’
wat ze willen, maar niet hoe ze dat voor elkaar moeten krijgen. Zulke jongeren – tussen 13 en 23 jaar – komen in aanmerking voor het project Hfftig, een samenwerking tussen Lions Club Apeldoorn en welzijnsorganisatie Wisselwerk. Ze krijgen minimaal drie en maximaal twaalf maanden een coach met wie ze eens per week afspreken. Samen werken zij aan doelen die tijdens het intakegesprek zijn gesteld. Zoals Melany van 23, die van haar coach Liesbeth leerde om niet weg te lopen voor dingen, en haar verantwoordelijkheid te nemen. De coaches zijn mensen die iemand de weg kunnen wijzen, maar daarbij wel uitgaan van de eigen motivatie en kracht van de jongere. Het zijn vrijwilligers die een speciale training hebben gevolgd. We zitten nu in het
‘Het centrum is nodig voor ontwikkeling van de wijk’
tweede jaar en hopen minstens dertig koppels te maken. We worden beken der: verwijzers zoals scholen, jeugd hulpverlening, en het gemeentelijke jongerenloket Werk en Inkomen vinden steeds beter de weg naar ons. Voor niet-geïndiceerde, laagdrempelige hulp zijn wij perfect.’
16 Uitgave van MOgroep W&MD
De tafel van... Marijke van Eck Ta li ta Ka llo e beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
de tafel van
Marijke van Eck (54) begon tien jaar geleden als directeur van Nationale Vereniging de Zonnebloem. Deze organisatie zet zich in voor mensen met een fysieke beperking en werkt momenteel met 42.000 vrijwilligers, verspreid over 1400 afdelingen door heel Nederland. ‘En er mogen nog veel meer vrij willigers bij komen.’
je carrière?
medewerkers. En dat kan voor mijn gevoel nergens beter dan aan deze tafel. Hier ontstaan de ideeën. Wat was je allereerste vrijwilligersbaantje?
Vrijwilligerswerk is me met de paplepel ingegoten. Toen ik klein was hielp ik mijn ouders al met inzamelingsacties voor de kerk en de plaatselijke sportclubs. Mijn allereerste échte vrijwilligersklus deed ik toen ik achttien was. Ik kwam in contact met mensen die bedreigde vrouwen onderdak boden in hun eigen huis, met alle gevaren van dien. Dat moest anders kunnen. Samen met een groep vrouwen startte ik toen het initiatief voor een Blijf-van-mijn-lijfhuis. Op mijn 21e was het eerste Blijf-van-mijn-lijfhuis een feit.
Welke eigenschappen hebben je vooruitgeholpen in
Mijn nieuwsgierigheid, directheid en onbevangenheid. Ben je wel eens in aanraking gekomen met de politie?
In mijn studententijd fietste ik wel eens door Rotterdam zonder licht. Toen de wijkagent me aanhield en overwoog me een boete te geven, zei ik: ‘Ach man, ga boeven vangen.’ In die situatie werkte mijn directheid niet helemaal in mijn voordeel.
Welke wet mag volgens jou afgeschaft worden?
Het Bel-me-niet-register. Ik kan me er goed in vinden dat deze wet voor veel mensen een verademing is. Maar voor een organisatie als de Zonnebloem, die bijna geheel afhankelijk is van particuliere giften, is het moeilijker om aan geld te komen. Een groot deel van onze particuliere donateurs werven wij namelijk telefonisch.
Wat ergert je in je werk?
De Zonnebloem wordt nog te vaak geassocieerd met ouderen. Weinig mensen weten dat we ook ruimte bieden aan jongeren en allochtonen. Sinds 2004 proberen we ons werk aantrekkelijk te maken voor mensen van diverse leeftijden en met verschil lende leefstijlen. Dat gaat helaas langzaam.
Wie bewonder je en waarom?
Ik bewonder iedereen die een talent heeft en daar echt iets mee durft te doen. Daarnaast heb ik veel respect voor mensen die zich onbaatzuchtig inzetten voor een ander. Ik hoop dat deze mensen – mede dankzij het ‘Europees jaar van het vrijwilligerswerk’ – meer erkenning krijgen voor wat zij doen.
Aan welke tafel zit je het liefst?
In mijn kantoor staat een grote, donkerbruine tafel. Mijn werk bestaat vooral uit denken en praten, zowel met externe relaties als met vrijwilligers en 17
Som nr 5 2011
Brengt bevolkingsgroepen bijeen
Wijktheater in Rotterdam Ta li ta Ka llo e Beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
in beeld
BAI-LI SU, VRIJWILLIG STER BIJ STICHTING SONOR EN ACTRICE IN ‘ZHÕNG’ ‘Meewerken aan de wijktheater voorstelling ‘Zhõng’ is erg interes sant voor mij. Niet alleen omdat ik van theater houd, maar ook omdat ik me betrokken voel bij het onderwerp: de Chinezen in het Oude Westen. Zelf woon ik in de Rotterdamse wijk Crooswijk. Daar wonen vooral Turken en Marokka nen, en nauwelijks Chinezen. Dat vind ik fijn. Want hoewel ik zelf Chinees ben, kan ik me niet vinden in de geslotenheid van de Chinese gemeenschap in het Oude Westen. Ze zoeken daar geen contact met andere mensen en ik voel er weinig gezelligheid en warmte. Onder Nederlanders voel ik die wel. Ik hoop dat zowel de Nederlanders als de Chinezen in de wijk naar ‘Zhõng’ komen kijken. En dat dit stuk hen dan dichter bij elkaar brengt.’ Bai-Li Su doet vrijwilligerswerk bij stichting SONOR. Deze opbouw organisatie bracht het Rotterdams Wijktheater met haar in contact. 18 Uitgave van MOgroep W&MD
Bai-Li Su
19 Som nr 5 2011
Twee were leren elkaa kennen
Ronald Klok, clustermanager Rijnstad, Arnhem Verzekeringsmaatschappij OHRA, onderdeel van de Delta Lloyd Groep, wil graag iets doen voor mensen in Arnhem die op of onder de armoedegrens leven. Welzijnsorganisatie Rijnstad bleek daarvoor een geschikte partner. OHRAmedewerkers kunnen nu via Rijnstad als vrijwilliger werken om mensen met financiële problemen te voorzien van gratis huisraad. Een soortgelijk project is al een succes in Amsterdam. De daar betrokken welzijnsorganisatie Impuls hielp Rijnstad bij het opstarten. Het project met OHRA inspireert Rijnstad om ook aan andere commerciële partijen
Pe te r v a n d e r M a r k beeld M a r i ke Kn a a pe n tekst
Plussen en minnen
te laten zien wat de organisatie in huis heeft.
‘Interessant aan het project met OHRA is dat uiteenlopende mensen en organisaties elkaar ontmoeten. Zoals een commercieel bedrijf en en een welzijnsorganisatie. Of medewerkers van OHRA die in contact komen met mensen in de schuld hulpverlening. Ze ontdekken hoe mensen in zo’n situatie kunnen belanden. Dankzij de samenwerking zijn we voor OHRA niet meer gewoon een organisatie die kleine projecten uitvoert, maar een serieuze samenwerkingspartner in de stad. Ook andere commerciële partijen raken zo geïnteres seerd in ons als partner. OHRA vergoedt vier uur per week voor dit project. De totale projectprijs is 10.000 euro. Met deze extra inkomsten kunnen we bijvoorbeeld mensen aan het werk houden als een ander project ophoudt. Dat is aantrekkelijk, vooral nu gemeenten en coöperaties steeds meer de hand op de knip houden. Het hoort ook een beetje bij de rol van een welzijnsorganisatie om samenwerking te stimuleren met andere organisaties. Van coöperaties tot zorginstellingen en de plaatselijke middenstand.’
‘In werkelijkheid zijn we meer tijd kwijt dan de vier uur die we van OHRA betaald krijgen. Financieel interessant wordt een project natuurlijk pas echt als we halve of hele fte’s vergoed krijgen. Wij zien dit dan ook als een investering in de relatie. Of het project een succes wordt, hangt er grotendeels van af of de vrijwilligers van OHRA aansluiting krijgen met de doelgroep. Ook voor onze eigen medewerkers ligt er een uitdaging. Een commerciële partij als OHRA is gewend op een zakelijke manier feedback te geven: recht streeks en onomwonden. Niet al onze medewerkers zijn dat gewend. Als welzijnsorganisatie is het van belang daarbij stil te staan en op zulke projecten alleen mensen te zetten die goed kunnen samenwerken met een commerciële partner. Resultaatgerichte en klantvriendelijke mensen, dus. Overi gens zie ik de competenties van medewerkers op dit terrein de laatste jaren verbeteren. Ook dankzij de trainingen die we ze geven voor het bevorderen van resultaatgericht werken en ondernemingsgeest.’
Samenwerken met commerciële partijen. Dat is voor veel welzijnsorganisaties nog onbekend terrein. En dat terwijl beide partijen er veel profijt van kunnen hebben. Wat zijn de plus- en minpunten van een verbinding tussen welzijnswerk en bedrijfsleven?
20 Uitgave van MOgroep W&MD
elden ar
Jan Buijze, gebiedsmanager bij DOENJA Dienstverlening, Utrecht Welzijnsorganisatie DOENJA zoekt en vindt al zo’n acht jaar verschillende samenwerkingsvormen met bedrijven. Dat begon bijvoorbeeld met sponsoring van zomerkampen voor kinderen die niet met hun ouders op vakantie kunnen. Jaarlijks organiseert DOENJA Bedrijvendagen. Commerciële instellingen kunnen dan een dag vrijwillig meedraaien met een van de projecten van de welzijnsorganisatie. Deze Bedrijvendagen vormen ook regelmatig het startpunt voor een intensievere samenwerking. Zoals met uitzendbureau Tempo Team, dat zich meer aan de wijk Kanaleneiland wil verbinden via samenwerking met DOENJA.
‘Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een hot topic. Bedrijven zijn vaak maar wát blij wanneer je ze als wel zijnsorganisatie mogelijkheden aanreikt om iets te kunnen betekenen. Ze maken immers onderdeel uit van een wijk en een stad. Belangrijk is wel dat je aansluit bij wat dat bedrijf wil. Zo wilde Tempo Team graag iets doen op het gebied van werkgelegenheid. Dat mondde uit in een project met mensen uit de Utrechtse krachtwijk Kanaleneiland die moeite hebben om aansluiting op de arbeidsmarkt te krijgen. Samenwerking met commerciële partijen biedt de kans gemeenschappelijk te werken aan maatschappelijke proble men, zoals werkloosheid. Maar het mooiste is dat mensen uit verschillende werelden elkaar ontmoeten. Ik herinner me een secretaresse van de Rabobank die samen met iemand van de harde supporterskern van FC Utrecht een deur stond te schilderen. Daar kan niets tegenop. Inmiddels zien we ook bedrijven zélf de samenwerking zoeken. Zo organiseerden we in Kanaleneiland samen met het Verbond van Verzekeraars een Week van de Inbraak preventie. We doen ook opdrachten voor woningcorporaties. En misschien wordt het nog mogelijk om bedrijfsmaatschap pelijk werk aan te bieden via welzijnsorganisaties. Het blijkt vaak helemaal niet nodig om een activiteit te beëindigen als de subsidie ervoor stopt. Dat gebeurt in welzijnsland nog te vaak. In het bedrijfsleven kan zomaar een nieuwe subsidie verlener te vinden zijn.’
‘Het is belangrijk goed in de gaten te houden wie nu eigenlijk wie helpt. Zo letten we er bij de Bedrijvendagen op of we niet een bedrijfsuitje aan het regelen zijn. Heeft de samenwerking echt een meerwaarde? Die vraag moet je je als welzijnsorgani satie blijven stellen. Daarnaast zie je vaak dat bedrijven incidenteel helpen. Overstappen naar een structurele vorm van samenwerken blijkt lastig. En dat is wel belangrijk met het oog op een ander mogelijk nadeel van deze manier van werken: dat de overheid die ziet als een argument om minder subsidie te verlenen. Bedenk dus goed hoe structureel de hulp is en wat voor effect die kan hebben op overheidssubsidies.’
21 Som nr 5 2011
In het kort
Nieuwe toolkit ongewenst gedrag en seksueel misbruik Wie gebruik maakt van de diensten van een welzijnsorgani satie moet zich daarbij veilig voelen. Daarom heeft MOgroep W&MD door MOVISIE de toolkit ‘Preventie en aanpak ongewenst gedrag en seksueel misbruik’ laten ontwikkelen. Deze is vooral bedoeld voor situaties waarin het slachtoffer een cliënt is. De toolkit bevat protocollen, normen en gedetailleerde draaiboeken voor organisaties in alle werksoorten. Organisaties voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverle ning zijn op twee manieren wettelijk verantwoordelijk voor preventie en aanpak van ongewenst gedrag en seksueel misbruik: als hulpaanbieder en als werkgever. Zij moeten cliënten en medewerkers beschermen tegen ongewenst gedrag en seksueel misbruik. Het is daarom belangrijk dat organi saties beleid ontwikkelen om risico’s te verkleinen. Dat beleid moet ook voorzien in de aanpak van (potentiële) plegers en hulp aan slachtoffers onder cliënten en medewerkers. De toolkit behandelt vrijwel alle aspecten van preventie en aanpak – van aannamebeleid tot wettelijke kaders en de handelwijze bij rehabilitatie. De toolkit is te downloaden via www.mogroep.nl onder ‘publicaties’.
Welzijn Nieuwe Stijl op koers
Het stimuleringsprogramma Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) draait op volle toeren: inmiddels hebben 100 gemeenten, samen met 130 welzijnsorganisaties, in totaal 88 ondersteuningsaan vragen ingediend. De aanvragers zoeken onder meer hulp bij het verhelderen van de relatie opdrachtgever-opdrachtnemer, het opstellen van een lokale maatschappelijke agenda, het versterken van de competenties van welzijnswerkers, het werken volgens de acht bakens en het laten samengaan van bezuinigingen met betere kwaliteit en effectiviteit van het welzijnswerk. Het programma WNS biedt behalve individuele advisering op maat ook instrumenten; die zijn te raadplegen op www.invoeringwmo.nl. Ook zijn er enkele trainingen ontwik keld. Daaraan kunnen alle gemeenten en welzijnsorganisaties in Nederland deelnemen. De trainingen worden meerdere keren en op diverse locaties aangeboden. Trainingen over opdrachtgever- en opdrachtnemerschap en over keten samenwerking zijn nog in ontwikkeling. Kijk op www.movisie.nl/trainingenwns voor data en locaties. Het stimuleringsprogramma is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en MOgroep W&MD. De partijen komen elke twee weken bij elkaar. De gezamenlijke brochure Welzijn Nieuwe Stijl met daarin de uitgangspunten op een rij is te bestellen via welzijnnieuwestijl@invoeringwmo.nl. Of download de brochure op www.invoeringwmo.nl. 22 Uitgave van MOgroep W&MD
Basisbenchmark MOgroep van start
Kansen voor integrale aanpak jeugdzorg
Decentralisatie van de jeugdzorg biedt gemeenten en welzijn de kans om de
Leden van MOgroep W&MD kunnen vanaf 1 juli met de Basisbenchmark MOgroep onderlinge vergelijkingen maken. Deze online database wordt vanaf 2 mei door de leden zelf gevuld. De database is te gebruiken voor iedereen die zelf ook de vragenlijst heeft ingevuld. MOgroep W&MD komt hiermee tegemoet aan haar kerntaak om collectieve branche-informatie te verzamelen en beschikbaar te stellen voor leden. Deelnemers aan de Basisbenchmark hoeven voortaan niet meer jaarlijks de CBS-lijst in te vullen. Het grote verschil tussen het CBS en de Basisbenchmark MOgroep is dat leden al na twee maanden de mogelijkheid krijgen de eigen situatie te vergelijken met die van andere deelnemers. De CBS-lijst geeft pas een jaar later de landelijke resultaten. Het CBS juicht het initiatief dan ook toe, omdat het een vermindering van administratieve lastendruk betekent. MOgroep presenteert de gegevens vanaf juli 2011 in gestandaardiseerde rapporten. Uiterlijk in december 2011 komen daar de inhoudelijk aanvullende modules voor de Basisbenchmark bij: Lokaal Welzijn, in aansluiting op de gegevensset van het Servicepunt Welzijnsinformatie; Maatschappelijke Dienstverlening, in aansluiting op de MadiMonitor; en mogelijk Maatschappelijke Opvang, in overleg met de Federatie Opvang. In de toekomst wil de MOgroep informatie vanuit de branche combineren met sturingsinformatie van gemeenten. Dit sluit aan bij Welzijn Nieuwe Stijl. Het versterkt de resultaat- en prestatiesturing, professionaliseert de relatie tussen de gemeente als opdrachtgever en de maatschappelijke organisaties als opdrachtnemer, en het maakt rendement zichtbaar.
zorg voor jeugd laagdrempeliger en meer integraal aan te pakken. Dat schrijft MOgroep W&MD in het visie document ‘Visie en acties decentralisatie jeugdzorg’. De belangrijkste aanbevelingen zijn om de ‘verbetering van het opvoedingsklimaat’ als nieuwe doelstelling toe te voegen aan de Wmo en het compensatiebeginsel in te
Via benchlearning en met ondersteuning kunnen deelnemers gezamenlijk op zoek naar verklaringen voor verschillen in prestatiecijfers. Zo kunnen goede en slechte praktijkvoorbeelden onderling worden uitgewisseld. Dit levert veelal kennis op die direct in de eigen praktijk toepasbaar is. Het benchlearning zal MOgroep vanaf 2012 verder ontwikkelen en apart aanbieden. Kijk voor informatie op www.mogroep.nl bij dossier ‘Branche-informatie’ en vanaf 2 mei op www.benchmark-mogroep.nl. Of neem contact op met Han Bijker: bijker@mogroep.nl, (030) 298 34 26.
vullen voor de zorg voor jeugd. Daardoor wordt de (publieke) opvoe ding van kinderen en jongeren weer meer een zaak van burgers onderling. De MOgroep stelt dus voor om de Wmo-lijn krachtig door te zetten, ook ten aanzien van jeugdzorg. Zij zal het visiedocument de komende weken bespreken met haar eigen leden, met ministeries en met andere branche organisaties. Ambtelijk overleg met de VNG is al gestart. MOgroep W&MD en Jeugdzorg Nederland zien veel samenwerkingsmogelijkheden. Bijvoorbeeld door effectieve samen werkingsprojecten op het gebied van preventie en vroegsignalering verder te ontwikkelen in pilots. Of door te experimenteren met integraal indice ren op de terreinen jeugd en gezin, onderwijs en arbeidsparticipatie, sport, schulden, veiligheid en jeugdgezond heidszorg.
Professioneler Welzijn Nieuwe Stijl betekent ook: investeren in de sociale professional. Daarom komt er een Professionaliseringsplan Welzijn Nieuwe Stijl. De deel nemende organisaties werken aan optimale omstandigheden voor die professionals. Zodat deze zo goed mogelijk de zelfredzaamheid van burgers kunnen bevorderen. Financiers, managers, bestuurders en professionals gaan dit samen doen. 23 Som nr 5 2011
M a r ce l d e Ko r te tekst
achtergrond
â&#x20AC;&#x2DC;Voorsprong door verbinding zorg en welzijnâ&#x20AC;&#x2122; Duizenden senioren dreigen tussen wal en schip te vallen nu de rijksoverheid rigoureus het mes heeft gezet in de AWBZ. In Leiden nam welzijnsorganisatie Radius het voortouw. Samen met de gemeente en zorgorganisatie ActiVite werd iets moois voor ouderen opgezet.
24 Uitgave van MOgroep W&MD
De gemeente is erg enthousiast. Zowel over de opvang als over onze houding om proactief goede oplossingen aan te dragen. Veel lokale partijen weten namelijk niet wat er op ze afkomt door alle veranderingen. Dat geldt ook voor instanties als MEE en Bureau Jeugdzorg, die te maken hebben met landelijke en provinciale regelgeving en vervolgens lokaal niet altijd kunnen inschatten wat de gevolgen zijn.’
Een keer per week komt het groepje Leidse senioren in de dagopvang bij elkaar. De oudste deelneemster is 101. Met Kerst lag zij nog op de intensive care, maar nu voert ze het hoogste woord. Ze wisselen ervaringen uit, genieten van elkaars gezelschap en doen mee aan verschillende activitei ten. De wekelijkse gezelligheid doorbreekt hun isolement. Vroeger zouden verschillende leden van dit groepje in aanmerking zijn gekomen voor een indicatie Begeleiding (met onder meer extramurale dagverzorging) uit de pot van de AWBZ. Maar die tijd is voorbij, verzekert Frank van Rooij, directeur van welzijnsorganisatie Radius in Leiden/Oegst geest. ‘Alleen de zwaardere gevallen hebben nog recht op een vergoeding uit deze volksverzekering.’
Deze Leidse samenwerking is niet uniek in Nederland. Ook andere gemeenten in Zuid-Holland omarmen het ‘Leidse model’. Zelf heeft Radius inmiddels ook de gemeente Oegstgeest enthousiast gekregen voor dit project. Frank van Rooij: ‘De vergoeding uit de nieuwe Wmo-pot bedraagt tijdelijk voor álle werksoorten ongeveer 20.000 euro per 10.000 inwoners. Een deel hiervan moet naar senioren. In Zuid-Holland keken ambtenaren wel verbaasd, toen wij als welzijnsorganisaties zeiden: júllie hebben dat potje, wij hebben de ideeën. Die ideeën borrelen ook op doordat wij als een van de weinige welzijnsorganisaties in Nederland samenwerken met een zorgorganisatie als ActiVite. Door zorg en welzijn met elkaar te verbinden, staan wij op voorsprong.’
Slim inzetten
Een deel van de besparingen op die AWBZ gaat naar de lokale overheden. Gemeenten zijn via de Wet maatschappe lijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor hulp aan deze mensen die nu buiten de AWBZ-boot vallen. De overheid herstelt met deze overheveling enigszins het principe van de volksverzekering en houdt zo de kosten in de hand. Maar de nieuwe spelregels zorgen wel voor ruis, stelt Frank van Rooij. Neem het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ): ‘Dat geeft AWBZ-indicaties af waarmee mensen zorg in natura kunnen krijgen, of een budget om zelf zorg in te kopen. Maar er zijn verschillende interpretaties van landelijke regelgeving en men meet soms met verschillende maten. In de ene regio beschouwt het CIZ de benodigde zorg als zwaar of middel zwaar en heeft iemand recht op AWBZ, terwijl elders diezelfde zorg als licht bestempeld wordt en de betrokkenen bij de gemeenten moeten aankloppen. Maar weinig directeuren en bestuurders van welzijnsorganisaties realiseren zich de kansen die de Wmo biedt om welzijn hier slim in te zetten.’ Radius ziet die kansen wel en gaf de gemeente Leiden het signaal: let op! Een aantal Leidenaren belandt buiten de AWBZ en dreigt tussen wal en schip te vallen. De gemeente nam die waarschuwing serieus en gaf Radius de opdracht alle uitvallers in kaart te brengen. Frank van Rooij: ‘Er waren 150 senioren in Leiden die extramurale dagverzorging kregen: geestelijke, fysieke en sociale hulp om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Een derde van hen valt nu buiten de AWBZ. Deze ouderen zijn vergeetachtig, verzorgen zichzelf niet goed, zijn vaak vereenzaamd en geïsoleerd en niet meer in staat zelfstandig buiten te komen. Deze mensen hebben dus steun nodig, en de Wmo biedt soelaas.’
‘Collega-welzijnsorganisaties raad ik aan ook over de eigen grenzen heen te kijken. Ga in zee met partners in het werkgebied die zich bezighouden met zorg en welzijn. En ontdek welke kansen er liggen en welke allianties je kunt sluiten met innovatieve partners, zoals zorg- en onderwijsinstellingen en woningcorporaties. Zo kun je op tijd de juiste acties in gang zetten om de huidige crisis het hoofd te bieden.’
Solidair met ouderen ‘Wij hebben de deur weer opengezet voor onze ouderen. Zodat ze leeftijdsgenoten kunnen ontmoeten en in contact blijven met de buitenwereld. Op die manier verdwijnen ze niet in de eenzaamheid. Want dat kan gebeuren als iemand bijvoorbeeld slecht ter been is, en geen familie in de buurt heeft om een handje toe te steken. In zulke situaties – waar de samenleving of een sociaal netwerk geen hulp kan bieden – moet je als overheid voor onder steuning zorgen. Vooral in tijden van bezuiniging.’ Roos van Gelderen (SP). Wethouder Jeugd, Zorg & Welzijn (plus Personeel & Organisatie) in Leiden. Initiatief verdient navolging Voorzitter Jet Bussemaker van de MOgroep is vol lof over het initiatief van Radius en gemeente Leiden. Dat liet ze
Slim uitzetten
blijken tijdens een werkbezoek aan de dagopvang van de
Radius en de gemeente Leiden zijn daarom samen aan de slag gegaan. Samen met een van de lokale partners, thuiszorgorganisatie ActiVite, zette Radius een dagprogram ma op voor de senioren. Goedkoper dan de AWBZ-dagverzor ging, intensiever dan alle andere welzijnsactiviteiten, en mét een eigen bijdrage voor vervoer en maaltijden. De opvang wordt betaald uit het ‘Wmo-potje’, dus met het geld dat beschikbaar kwam door de bezuinigingen op de AWBZ. Van Rooij: ‘Het programma draait sinds 1 januari 2010.
welzijnsorganisatie. In haar weblog schreef ze daarover: ‘De combinatie van welzijn en zorg zoals Radius die biedt, is een goed voorbeeld van hoe welzijn de inzet van zwaardere en duurdere AWBZ-zorg kan voorkomen. Straks, bij de invoe ring van overheveling van begeleiding, zou de welzijnstak van Stichting Radius eigenlijk beloond moeten worden voor een preventieprogramma als dit. Helemaal als Radius kan aantonen dat mensen minder snel AWBZ-zorg nodig hebben.’
25 Som nr 5 2011
De branche Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening staat niet stil. Tijdgeest, actuele ontwikkelingen en lessen uit het verleden sporen organisaties voortdurend aan tot innovatieve oplossingen en werkwijzen.
i n n ovat o p loss i e v e inge n
Deze keer: de verschuiving van aanbod- naar vraaggericht werken, met behulp van prestatieafspraken.
M a r i e ke v a n Do gge n a a r tekst
proef op de som
Hoe alles in elkaar grijpt Zoals veel andere gemeenten kent ook Wageningen sinds jaar en dag een uitgebreid welzijnsaanbod voor kinderen en jongeren van nul tot 24 jaar. De verschillende diensten zijn in de loop der jaren ontstaan en gegroeid. Tijd om meer samenhang aan te brengen in vraag en aanbod, vonden zowel de gemeente als lokale welzijnsorganisatie Solidez.
Opvoeden en Opgroeien bij Solidez. Een ander belangrijk verschil is dat de samenhang tussen de diensten op het gebied van opvoeden en opgroeien duidelijker wordt. Van Doormalen: ‘Er zijn in Wageningen uiteenlopende organisa ties en mensen die zich bezighouden met peuters, school gaande kinderen en jongeren. Ons causale model maakt duidelijk hoe al deze afzonderlijke activiteiten in elkaar grijpen. Hierin zie je bijvoorbeeld dat verhoogd zelfvertrou wen bijdraagt aan betere leerprestaties, en dat die weer leiden tot minder voortijdig schoolverlaten. We weten bijvoorbeeld dat sporten invloed heeft op zelfvertrouwen. Als nu een basisonderwijzer en sportbuurtmedewerker deze verbanden allebei goed op het netvlies hebben staan, staat hun werk niet langer op zichzelf. Wat ze doen wordt onder deel van een groter geheel, namelijk zorgen dat jongeren zich thuis voelen in onze stad.’
‘Als gemeente besloten we in 2008 dat we naar een andere vorm van opdrachtgeverschap wilden. We wilden producten en diensten gaan financieren op basis van resultaten’, vertelt Rabea Ubachs, beleidsmedewerker bij de gemeente Wageningen. ‘Solidez stond open voor deze verschuiving van aanbod- naar vraaggericht werken.’ Samen ontwikkelden de welzijnsorganisatie en de gemeente een causaal model, dat zichtbaar maakt welke factoren bijdragen aan goed opvoeden en opgroeien. Op basis hiervan formuleerde de gemeente welke doelen zij wil bereiken en welke effecten en randvoorwaarden daarbij horen. Solidez bracht in kaart hoe het bestaande dienstenaanbod daarop aansluit. ‘We kunnen nu per dienst de directe en indirecte maatschappelijke effecten laten zien’, zegt Ien van Doormalen, directeur van Solidez. ‘Voorbeeld: een direct effect van onze voor- en vroegschoolse educatie is dat de competenties van kinderen toenemen. Daar mag de gemeente ons op afrekenen. Door de kinderen regelmatig te toetsen kunnen we naar de gemeente die competentieontwikkeling aantonen. Een indirect effect van de voor- en vroegschoolse educatie is minder schooluit val op latere leeftijd. Dat is lastig te meten, en daarom worden we daar niet op afgerekend.’ Sinds begin 2011 werkt Solidez met deze nieuwe prestatieafspraken.
Doelen worden helder
Van Doormalen en Dibbelink geven aan dat hun aanpak past bij Welzijn Nieuwe Stijl. Toch zien ze risico’s in het maken van al te strikte prestatieafspraken. ‘Sommige veranderingen hebben tijd nodig. We moeten niet te snel te veel verwachten van kinderen en jongeren die onvoldoende in de samenleving participeren.’ Daarnaast benadrukken zowel Solidez als de gemeente dat niet alle effecten even makkelijk te meten zullen zijn. Ubachs: ‘Daar moeten we de komende tijd instrumenten voor ontwikkelen. We zullen Solidez bovendien steeds de kans geven diensten die niet goed werken bij te stellen.’ Met het nieuwe model denken de welzijnsorganisatie en de gemeente een goed instrument in handen te hebben om meer ontwik kelingskansen te creëren voor jongeren. Van Doormalen: ‘We hebben gekozen voor een sterk theoretisch en conceptueel kader. Op papier ziet dat er misschien ingewikkeld uit. Maar het helpt alle betrokken partijen juist om de doelen helder voor ogen te krijgen en weloverwogen keuzes voor maatrege len te maken. Op die manier kunnen we ontzettend veel bereiken.’
Samenhang wordt duidelijk
De veranderde aanpak betekent niet dat Solidez haar dienstenaanbod heeft aangepast. ‘De bestaande activiteiten blijven behouden, met als verschil dat we nu helder benoemen wat we doen en waarom’, zegt Monique Dibbelink, manager 26 Uitgave van MOgroep W&MD
M ar i e ke v a n Do gge n a a r beeld I n ge v a n M i ll/H o lla n d se H o o gt e, Bertil v an Beek t ek st
balans opmaken
Den Helder oefent geduld Het is de afgelopen tijd stiller rond de Antilliaanse gemeenschap in Den Helder. Een groep die een aantal jaren geleden veelvuldig in het nieuws was. Vanwege geluidsoverlast, drugshandel en schietpartijen. Om hieraan paal en perk te stellen, sloegen lokale organi saties de handen ineen. Ze gingen samenwerken in het regionale Veiligheidshuis. Hoe staat het er inmiddels voor met de Antillianen in Den Helder? â&#x20AC;&#x2DC;Alleen met geduld kunnen we de negatieve spiraal doorbreken.â&#x20AC;&#x2122;
27 Som nr 5 2011
ANNELIES STINS, OPBOUWWERKER BIJ STICHTING DE WERING
overgrote deel van hen prima gaat. We moeten dus uitkijken dat we niet te vaak op een negatieve manier over de gemeen schap praten. Dat werkt stigmatiserend en zorgt juist dat de Antillianen zich buiten de samenleving geplaatst voelen. Toch zal ik niet ontkennen dat in een deel van de gemeen schap problemen spelen. Ruzies worden er soms hardhandig uitgevochten, in het verleden zelfs met vuurwapens. Een deel van de groep maakt zich schuldig aan criminaliteit. Er wordt gedeald en er zijn overvallen en berovingen geweest – al gebeurt dat ook door Antillianen die van buiten Den Helder komen. Er is werkloosheid en schuldenproblematiek en de afstand tussen Antillianen en de hulpverlening is vaak groot. Zo is het voor sommigen al een enorme stap om een uitke ring aan te vragen. Al deze problemen spelen sinds de jaren tachtig. De eerste Antillianen kwamen naar Den Helder omdat zij bekend waren met de marine; Curaçao heeft ook een marinebasis. Zij trokken weer familie en vrienden aan. Vaak gelukszoekers die op de Antillen al weinig perspectief hadden, en hoopten op een betere toekomst in Nederland. Sommigen kwamen om te studeren, anderen om werk te vinden. Meestal waren ze het Nederlands niet goed machtig, waardoor de kans op een baan of diploma klein was. Ze kwamen veelal terecht in de naoorlogse buurten in Nieuw Den Helder, waar ik als opbouwwerker actief ben.’
‘Overlast zit deels in de beleving van mensen. Antillianen zijn graag met elkaar op straat en praten misschien wat luider dan wij gewend zijn. Andere buurtbewoners ervaren zo’n groep al snel als bedreigend, terwijl deze niemand lastigvalt. Via mijn werk ben ik al zo’n twintig jaar betrokken bij de Antillianen in Den Helder en ik kan zeggen dat het met het
Antillianengemeente Den Helder telt ongeveer 1400 inwoners van Antilliaanse en Arubaanse komaf (2,4 procent van de totale bevolking). Met de meesten van hen gaat het goed. Maar ongeveer 20 procent heeft extra ondersteuning nodig. Dat deel woont voornamelijk in de naoorlogse wijk Nieuw Den Helder. Onder deze mensen is er veel voortijdige school uitval, werkloosheid en schulden problematiek. Ook heeft de groep relatief veel contact met politie, justitie
‘Om de situatie in de Antilliaanse gemeenschap te verbete ren, is in de loop der jaren van alles georganiseerd. In de jaren tachtig was er vanuit het welzijn de ‘werkgroep Opvang Antillianen’. En er zijn leerwerktrajecten opgezet om werklozen naar een baan te leiden. Ik was zelf betrokken bij een Antilliaans Beraad, met vertegenwoordigers uit de gemeen schap. Zij dachten met de gemeente mee over beleid ten aanzien van de problemen. Ook werden er ruimtes toe gewezen waar Antillianen zelf activiteiten konden ontplooi en. Zonder veel succes overigens. Een voorbeeld is centrum Bon Bini. Opgezet om Antillianen te ondersteunen bij het organiseren van bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten, spellen voor kinderen of een dominotoernooi voor ouderen. Het centrum kreeg echter steeds meer de functie van een café en werd overgenomen door een bepaalde groep Antillia nen. Er werd zelfs gedeald. Vanwege deze slechte ervaringen is Bon Bini in 2006 gesloten.’
balans opmaken
en hulpverlening. Daarnaast is er in Den Helder een substantieel aantal niet-geregistreerde Antillianen, die bijvoorbeeld niet in aanmerking komen voor een uitkering of andere sociale voorzieningen. Den Helder is een van de 22 zogenaamde Antillia nengemeenten in Nederland. Aan deze gemeenten stelt het Rijk van 2010 tot en met 2013 jaarlijks maxi maal 4,5 miljoen euro beschikbaar voor het tegengaan van overlast en criminaliteit onder Antillianen.
‘Het Veiligheidshuis is cruciaal gebleken’ ‘Uit al dat werk van de afgelopen jaren hebben we belang rijke lessen getrokken. Zo was er eerder vooral aandacht voor jongeren. Nu richt de hulp zich ook op gezinnen met veel problemen. En op ouderen, die een voorbeeldfunctie hebben in de gemeenschap. Daarnaast bieden we de doelgroep nog steeds de kans zelf activiteiten te organiseren, maar geven we ze geen eigen ruimte meer. Verder hebben de verschillende hulporganisaties, politie en justitie toenadering 28 Uitgave van MOgroep W&MD
aangesloten organisaties komen er regelmatig over de vloer. Om met elkaar te overleggen, maar ook om cliënten te ontvangen.’
tot elkaar gezocht. Deze samenwerking, die nu vorm heeft gekregen in het Veiligheidshuis, is cruciaal gebleken. Want door overleg en inzicht in elkaars werk zien we beter waar het mis gaat in de doelgroep en wat de knelpunten in de hulpverlening zijn. Mede dankzij deze samenwerking gaat het een stuk beter met de Antillianen in Den Helder. Maar we zijn er nog niet: er blijft een kwetsbare groep bestaan. Het is belangrijk hen bij de hand te blijven nemen en stap voor stap te begeleiden naar bijvoorbeeld een diploma en een baan. Want alleen met geduld kunnen we de negatieve spiraal doorbreken.’
‘Het Veiligheidshuis werkt persoonsgericht. We proberen verschillende aspecten van iemands leven, zoals wonen, vrije tijd en werken, in één keer aan te pakken. Want als iemand een vaste woning heeft, is bijvoorbeeld een baan vinden meteen al wat eenvoudiger. Per besproken cliënt maken de betrokken partijen gezamenlijk een plan van aanpak. Het Veiligheidshuis voert de regie over de uitvoering van dit plan, waardoor organisaties minder snel langs elkaar heen werken. Ook voorkomen we zo dat cliënten van de ene organisatie naar de andere gaan. Door regelmatig met elkaar te overleggen, krijgen de hulpverleners een goed overzicht van de situatie waarin de cliënt verkeert. Het resultaat van deze gestructureerde aanpak: een snellere, effectievere en uiteindelijk ook goedkopere manier van werken. Sinds anderhalf jaar gaan we bovendien als Veiligheidshuis vaker met de doelgroep zelf om tafel. Dat wordt door Antillianen ervaren als een vorm van respect, waardoor ze meer bereid zijn met ons mee te werken. Daarnaast is er meer direct contact met de doelgroep, onder andere door de doelgroep coördinator van de politie en de straathoekwerker van De Wering.’
ARJAN DIJKMAN, HOOFD VEILIGHEIDSHUIS DEN HELDER ‘Al sinds eind jaren negentig werken gemeente, jeugd- en zorginstellingen, politie en justitie in Den Helder samen aan het bestrijden van overlast en criminaliteit door Antillianen. Belangrijk, want veel Antillianen kampen met meerdere problemen en hebben dus ook met diverse van deze instan ties te maken. Zo’n vijf jaar geleden kwam vanuit de lande lijke overheid het idee om Veiligheidshuizen op te zetten [zie kader]. Daar paste het bestaande samenwerkingsverband rondom Antillianen goed in. Met de komst van het Veilig heidshuis is deze samenwerking niet langer vrijblijvend: de partners hebben zich gecommitteerd aan een convenant. Fysiek is het Veiligheidshuis ondergebracht in een brand weerkazerne in Den Helder. Daar zijn spreek- en overleg ruimten en er is een kantoortuin. Medewerkers van de
‘Ik denk dat de gezamenlijke aanpak in het Veiligheidshuis effect heeft: het gaat de goede kant op met de Antillianen in Den Helder. Hun gemiddelde levensstandaard is de afgelopen
Jurgen Roozendal
Arjan Dijkman
29 Som nr 5 2011
gezicht zo vaak mogelijk laten zien in de wijk en me aan zoveel mogelijk Antillianen voorgesteld. Het balletje ging rollen toen ik één van hen hielp bij het remigreren naar Curaçao. Daardoor kregen anderen ook vertrouwen in me en lukte het beter om contact te leggen. De meesten zijn altijd vriendelijk tegen me, ook als ze aangeven dat ze mijn hulp niet nodig hebben.’
balans opmaken
jaren gestegen, het aantal overlastmeldingen is afgenomen en de criminaliteit is gedaald. Dat laatste mede dankzij ons project voor criminele Antillianen: RiskAnt. Daarin helpen we zo’n 25 veelplegers hun leven op orde te krijgen. Ze krijgen een bindend contract, en als ze zich daar niet aan houden, zijn er sancties. In 2009 liet deze groep maar liefst zestig procent minder recidive zien dan het jaar ervoor. Daarnaast hebben we in samenwerking met de Koninklijke Marine vijf kansarme Antillianen een opleidingstraject kunnen aanbieden. Dat zijn heel mooie resultaten. Maar om de problemen echt op te lossen, moeten we ze bij de wortel aanpakken. De werkgelegenheid in Den Helder moet verbeteren, als we Antillianen ook echt de kans op werk willen geven. Daarnaast moet de doorlopende toestroom van nieuwe migranten uit de Antillen kleiner worden. Daarin ligt een verantwoordelijkheid bij de Antillianen zelf, die het thuisfront kunnen laten weten dat Nederland geen walhalla is. Maar ook bij de landelijke overheid, die de migratie kan beperken met visums. De overheid streeft ernaar om doelgroepenbeleid, zoals we dat hier voor Antillianen hebben, binnen vier jaar af te bouwen. Maar zolang er aan de basis van de problemen niets verandert, moeten we onze kop niet in het zand steken. In mijn optiek blijft de gerichte aanpak van het Veiligheidshuis nog jarenlang hard nodig.’
‘Steeds meer Antilliaanse jongens en mannen zien mij nu als een soort vertrouwenspersoon en komen op eigen initiatief naar me toe. Daarnaast bemiddel ik weleens bij ruzietjes. Ik zeg daarbij altijd dat ik strafbare feiten moet melden aan de politie. In mijn functie is het heel belangrijk dat ik eerlijk ben over mijn rol. Dat is een voorwaarde om de vertrouwensrela tie in stand te houden. De meesten vragen hulp bij heel praktische zaken. Ik zoek bijvoorbeeld uit waar ze terecht kunnen met vragen over hun uitkering, help bij het maken van een cv of pleeg een telefoontje naar de schuldhulpverlening. Met zulke simpele dingen kan ik ze al heel blij maken. Uiteindelijk willen de meesten namelijk best iets aan hun situatie veranderen. Ik ben steeds weer blij als ik iemand een stukje verder richting het rechte pad krijg. Al moet ik daarbij veel geduld oefenen. Bovendien is er weinig geschikte huisvesting en werk gelegenheid. En zijn veel werkgevers wantrouwig, vanwege het verleden. Ook als Veiligheidshuis lopen we steeds weer tegen nieuwe problemen aan: we hebben nog niet overal een antwoord op. Zelfs als we ons keihard blijven inzetten, zal het nog jaren duren voordat de meeste problemen zijn opgelost.’
JURGEN ROOZENDAL, STRAATHOEKWERKER DE WERING ‘Als straathoekwerker ben ik de spin in het web van de hulporganisaties die in het Veiligheidshuis samenwerken. Ik zoek in de wijk contact met jongens en mannen uit de doelgroep, en verwijs ze waar nodig door naar bijvoorbeeld maatschappelijk werk of een jobcoach. Daarbij scheelt het dat ik van Antilliaanse afkomst ben: ik spreek de taal en ken de cultuur. Bovendien heb ik zelf stap voor stap een carrière opgebouwd. Eerst als profvoetballer, later als personal trainer en straathoekwerker. Daarmee kan ik laten zien dat je ook als Antilliaan succesvol kunt zijn. Omdat ik op straat werk, sta ik als een van de weinige hulpverleners echt tussen de Antillianen in. Ik ken hun karaktereigenschappen, ik weet wat er in hun leven speelt. Die informatie kan ik doorgeven aan overlegpartners in het Veiligheidshuis, zodat zij hun werk beter kunnen doen. Daarnaast helpt het mij weer om te horen welke ervaringen andere hulpverleners met bepaalde jongens en mannen hebben.’
Veiligheidshuizen Een Veiligheidshuis is een samen werkingsverband van alle justitiële organisaties en zowel lokale als regionale zorginstellingen, onder regie van de gemeente. De partners werken op één fysieke locatie samen aan het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. Daarbij kijken ze naar de achtergronden van een persoon, gezin of groep (zoals verslaving, schulden, psychische problemen en werkloosheid). De betrokken partijen wisselen dergelijke informatie uit en stemmen hun werk
‘Ik doe dit werk nu ongeveer een jaar. Lang genoeg om te zien dat de problemen in de Antilliaanse gemeenschap niet snel op te lossen zijn. De mannen en jongens met wie ik werk, zitten veelal in een vicieuze cirkel. Ze hebben geen diploma’s, geen werk en niet altijd goede huisvesting. Om toch geld te verdienen, zoeken ze soms hun toevlucht tot criminaliteit. Krijgen ze daardoor een strafblad, dan komen ze nog minder makkelijk aan een baan. Daarnaast weten ze vaak niet waar ze terecht kunnen voor hulp. En als ze het wel weten, zijn ze vaak te trots of wantrouwen ze hulp instanties. In de eerste maanden als straathoekwerker moest ik daarom voorzichtig hun vertrouwen winnen. Ik heb m’n
goed op elkaar af. Per cliënt stellen zij een plan van aanpak op. Het concept Veiligheidshuis is in de gemeente Tilburg begonnen en in 2005 door een aantal gemeenten overgenomen, waaronder Den Helder. Sinds eind 2009 bestaat er een landelijk dekkend systeem van 45 Veiligheidshuizen. Zie ook www.veiligheidshuizen.nl.
30 Uitgave van MOgroep W&MD
roerige tijden genoemd kunnen worden. Welzijnsorganisaties proberen met man en macht een positieve draai te geven aan de zware bezuinigingen die de branche treffen: door het eigen bedrijf te reorganiseren en zakelijke oplossingen te zoeken. En door samen met de gemeente bewoners meer te mobiliseren en hun Eigen Kracht te versterken. Dat lukt niet van de ene op de andere dag. Intussen belanden de organisaties in een spagaat. Ze moeten snijden in de kosten, zonder dat het welzijnsaanbod verschraalt. Ze moeten duur vastgoed afstoten, maar tegelijk blijven voorzien in de ontmoetingsfunctie. Ze moeten mensen ontslaan, terwijl de vraag blijft groeien. De noodzaak tot bezuinigen valt samen met een vernieuwingsslag die door de branche golft: Welzijn Nieuwe Stijl. Dat is meer dan alleen een etiket – het is een onvermijdelijke her vorming van het welzijnswerk, een hoognodige ommezwaai, een slag die we móeten slaan. We moeten de versnippering van het aanbod aanpakken. Door een nieuwe sociaal werker met een groter mandaat in te zetten en door per gezin één plan te maken. We moeten een innovatieve manier van werken ontwikkelen die echt zoden aan de dijk zet. En we moeten een cruciale rol spelen in het vormgeven van de civil society. Door jongeren actief te betrekken bij hun leefomgeving, door ouders in te zetten en door samen te werken met sportverenigingen en andere organisaties. Is de welzijnsbranche innovatief genoeg? Valt het effect van elke aanpak wel te meten? Over die vragen is nog veel discussie. Duidelijke antwoorden heb ik zelf niet. Wél duidelijk is voor mij dat welzijnsorganisaties niet achterover kunnen leunen. Ze zullen moeten inspelen op de ontwikkelingen, innovatieve plannen bedenken en samenwerking zoeken. Inspirerende voorbeelden zijn er al. Ouderen in Leiden mogen zich in de handen wrijven Pa u li e n d e G a a i j beeld
slotsom
over de manier waarop de gemeente en Stichting Radius de overheveling van de AWBZ voor hen hebben opgepakt. En welzijnsorganisatie Solidez werkt in Wageningen voortvarend samen met de gemeente aan een doorgaande opvoed- en leerlijn voor de groep van 0 tot 24 jaar. Bezuinigen en tegelijk ingrijpend vernieuwen. Dat is de opdracht waar we als branche nu voor staan. Jet Bussemaker Voorzitter bestuur MOgroep W&MD
31 Som nr 5 2011
Slotsom
Sinds enkele maanden ben ik voorzitter van de MOgroep. Het zijn maanden die met recht
oproep
Reageren op een artikel in Som? Adverteren? Of heeft u een project dat u onder de aan足 dacht wilt brengen? Mail dan naar info@sommagazine.nl Som 6 verschijnt in augustus 2011
Som nr6