Marijke Vos Over nieuwe stijlen en nieuwe rollen ‘Laat zien hoe waardevol je werk is’
Centrum voor Jeugd en Gezin Maakt het de ambities waar? ‘Er is een lange adem nodig’
Leerwerktraject Almere Drop-outs krijgen weer perspectief ‘Dit project is een gat in de markt’
Magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn & maatschappelijke dienstverlening Uitgave van de MOgroep / Jaargang 4 / mei 2012 / nummer 8
pag 13
Column Een partner kan een reddende engel zijn. Stel daarom alles in het werk om er een te vinden of te houden,
pag 4
Colofon
Som / vierde jaargang / nummer 8 / mei 2012 / ISSN-nummer 2213-1140
Som is een uitgave van de MOgroep en verschijnt drie keer per jaar. De MOgroep is de branche vereniging voor maatschappelijk ondernemers in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.
Hoofdredactie:
Jennifer Elich, MOgroep Concept en (eind)redactie:
inhoud
Schrijf-Schrijf, Utrecht www.schrijf-schrijf.nl Vormgeving:
Room for ID’s, Nieuwegein www.roomforids.nl Beeldleveranciers:
adviseert Jan Latten.
‘ WE MOETEN GEMEENTEN ONTZORGEN’
pag 14
De Rode Loper In Utrecht gaan groepen kwetsbare
‘Ontzorging houdt in: praktisch toe
wijkbewoners onder begeleiding
pasbare voorstellen ontwikkelen om
samen gezellige dingen doen.
de transities en bezuinigingen snel
‘Wij staan los van alle hulpverle
op te vangen. Welzijn Nieuwe Stijl is
ningstrajecten. Daar komen ze al
de perfecte basis voor deze voorstel
vaak genoeg. We spreken hen juist
len’, volgens MOgroep-voorzitter
aan op hun gezonde deel en kijken
Marijke Vos. ‘Geef aan waarom juist
naar wat ze wél kunnen.’
jouw organisatie de eerstelijnsrol kan vervullen. Die uitleg moet een vast onderdeel zijn van het offensieve verhaal richting gemeenten.’
pag 10
Leerwerktraject
Sietske Raaijmakers, Viola Lindner, Paulien de Gaaij, Robert Vos (ANP Photo) Redactieadres:
MOgroep Maliebaan 71H 3581 CG Utrecht telefoon (030) 721 07 21
pag 20
De uitkomst
coverfoto
John Feijt (55) neemt sinds 2011 deel aan ontmoetingsproject De Rode Loper van Cumulus Welzijn in Utrecht. Elke dinsdag helpt hij mee met koken of doet hij de afwas. Nadat zijn vrouw overleed, moest John zelf koken. Dat leerde hij bij De Rode Loper.
Een buurthuis in Almere Waterwijk is omgetoverd tot leerwerklocatie voor jongeren met weinig perspectief. ‘Dit project slaat diverse vliegen in één klap. Het helpt jongeren om aansluiting bij de samenleving te vinden. Tegelijk wordt in de wijk nu een breed palet aan sociaal-culturele activiteiten georganiseerd.’ 2 Uitgave van de MOgroep
Maak het vrijwilligerswerk niet kapot door een verkeerde benade ring, waarschuwt hoogleraar Evelien Tonkens.
Werk in uitvoering Nederland kent volop
effectieve W&MD-activiteiten. Hieronder een voorbeeld. Wat: Winkeliers huren jongerenwerkers in Wie:
pag 24
Mathilde Stam,
Buurthuizen
directeur Kwartier Zorg & Welzijn Waar: Hoogezand-Sappemeer
Je kunt je welzijnswerk in tabellen met cijfers richting de gemeente verantwoorden. Maar het is verstandig om er ook een duidend verhaal bij te vertellen. Algemeen Maatschappelijk Werk Midden-Limburg ontwikkelde samen met de gemeente Leudal een nieuwe verantwoordingsmethodiek.
Wanneer: Sinds 2010 ‘Het overdekte winkelcentrum in Hoogezand-Sappemeer kampte met overlast van groepen hangjongeren. Vooral tijdens de koopavonden in de koude wintermaanden. Van vernielin gen tot het beledigen van winkelende mensen. Die voelden zich onveilig, sommigen durfden zelfs geen winkelwagen te pakken omdat er jongeren bij de karren rondhingen. De winkeliers wilden het overlastprobleem aanpak ken en schakelden beveiligers in. Die
pag 27
moesten de groepen uit elkaar halen en wegsturen. Maar dat had niet het
DE CJG’S: TUSSENBALANS
gewenste effect. Onder andere door de uitstraling van de beveiligers in uniform. De jongens speelden een kat-en-muis spel met de mannen. Daarom zocht de winkeliersvereniging een andere oplossing. Die vonden ze samen met ons. Sinds 2010 huurt de vereniging twee jongerenwerkers in die op koopavonden tussen zeven en negen rondlopen in het winkelcentrum. Zij kennen de jongeren en weten wie de informele leiders zijn. Ze sturen de groepjes naar het jongerencentrum verderop in de wijk. Dat centrum is sinds de samenwerking tussen ons en de winkeliersvereniging ook op vrijdagavond geopend, omdat het probleem zich anders verplaatst naar
In elke gemeente werken ketenpartners inmiddels samen in een Centrum voor Jeugd en Gezin. Maar: ‘Het blijkt voor de aangesloten organisaties heel moeilijk om over het eigenbelang heen te stappen.’
de parkeerplekken rondom het winkel centrum. Nu er jongerenwerkers rondlopen tijdens de koopavond, voelen winkeliers én winkelend publiek zich veiliger. En deze publiek-private samenwerking dient hopelijk als aanjager voor meer van zulke projecten in de toekomst.’
3 Som nr 8 2012
Transities Brede rol Bezuinigingen Integrale aanpak
Drie grote transities tegelijk, historische bezuinigingen en een flinke cultuuromslag in de sector. Het is nogal een periode om voorzitter te zijn van de MOgroep. Marijke Vos is het inmiddels bijna een jaar. ‘We moeten gemeenten snel ontzorgen.’
J e n s M i d d e l Beeld Pa u li e n d e G a a i j tekst
Interview
‘ We kiezen de aanval’
‘Opeens werd ik gebeld. Jet Bussemaker aan de lijn. Zou ik me kandidaat willen stellen voor het voorzitterschap van de MOgroep? Zelf kon ze die functie niet meer combineren met haar werk als rector van de Hogeschool van Amsterdam en bestuurslid van de Universiteit van Amsterdam. Het telefoontje verraste me volledig. Maar ik realiseerde me dat ik me als voorzitter zou kunnen verdiepen in onderwerpen die me oprecht aan het hart gaan. Die me al van jongs af aan raken.’
DE BOODSCHAP
‘Welzijn en maatschappelijke dienstverlening hielden mijn interesse; van die studentenjaren tot mijn Tweede Kamerperiode, en van de tijd dat ik in Amsterdam wethouder Zorg was tot vandaag. Hoe kun je burgers die het niet op eigen kracht redden tóch zo zelfredzaam mogelijk laten meedoen aan de samenleving? Hoe zorg je ervoor dat je als maatschappij zowel de menskracht als de infrastructuur hebt om dat efficiënt en effectief te regelen? Toen ik het telefoontje van Jet Bussemaker liet bezinken, zag ik dat zich een nieuwe manier aandiende om me in die vragen te verdiepen. Ik ben dan ook blij dat de leden van de MOgroep me in juni vorig jaar tot voorzitter kozen.’
DE INSPIRATIE
‘Als studente in Wageningen werkte ik zes jaar als vrijwilliger in een buurthuis. Een vriend van me had me overgehaald om dat eens te proberen. Prima, dacht ik, ik zie wel of ik het wat vind. Ik bleek het geweldig te vinden. Met wat medestudenten organiseerden we wekelijks een activiteit voor licht verstandelijk gehandicapten. Het ging om jongeren naar wie zelden echt geluisterd werd, en die nauwelijks aansluiting vonden bij ‘gewone’ leeftijdsgenoten. Wij brachten hen samen en regelden praktische zaken. Maar zij bepaalden wat we gingen doen.’
‘Sinds mijn aantreden heb ik heel veel door het land gereisd. Ik heb aan tafel gezeten met staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten, welzijnswerkers, wethouders en welzijnsorgansiaties. Mijn boodschap aan de leden is eenduidig. Er komen enorme bezuinigingen en transities aan. Zorg dat je zo min mogelijk in de hoek staat waar de klappen vallen. En speel daarvoor slim in op de decentralisaties van AWBZ, jeugdzorg en werkvoorziening. Laat zien dat je werk waardevol is, en roep dat de bezuinigingen een schande zijn. Het laatste dat we als sector moeten doen, is slachtoffergedrag vertonen.
‘Onze jongeren keken zó uit naar die ene keer per week dat ze samenkwamen. Die ervaring van toen is voor mij altijd een inspiratiebron gebleven.’ 4
Uitgave van de MOgroep
‘ Om je brede sociaal werkers aan te kunnen prijzen, moet je ze natuurlijk wel hebben’
5 Som nr 8 2012
CV Marijke Vos (1957)
1994-2006 Lid van de Tweede Kamer
1975-1983
(GroenLinks)
Studie Biologie aan de Landbouw hogeschool te Wageningen
2006-2010 Wethouder van de gemeente
1984-1990
Amsterdam
Medewerker Vereniging
Milieudefensie
Sinds juni 2011 Senator van de Eerste Kamer
1990-1994
(GroenLinks)
Voorzitter van GroenLinks Sinds juni 2011 Voorzitter MOgroep W&MD
We moeten in de aanval. Dat betekent ten eerste dat welzijnsorganisaties gemeenten moeten ontzorgen.’
moeten opgeven voor iets onbekends. Terwijl die nieuwe rol juist erg veeleisend is en zeker niet minder ‘een vak’. Naast het breder werken moet je ook kunnen schakelen en inschatten wat je zelf nog kunt doen en regelen, en waar je moet opschalen naar zwaardere zorg. Het vergt een nieuwe attitude: mensen in hun kracht zetten. Niet zorgen vóór, maar zorgen dát. En het vereist een grotere samenwerking met vrijwilligers; ze begeleiden, trainen, coördineren.’
DE ROLVERDELING
‘Ontzorging houdt in: praktisch toepasbare voorstellen ontwikkelen om de transities en bezuinigingen snel op te vangen. Welzijn Nieuwe Stijl is de perfecte basis voor deze voorstellen. Geef als welzijnsorganisatie bijvoorbeeld concreet aan hoe je de eigen kracht van mensen gaat stimuleren. Hoe je een integrale aanpak opzet per huishouden. Hoe je over commerciële belangen heen samenwerkt met andere partijen, zoals de ggz en de jeugdzorg. Hoe je ook vrijwilligerswerk inzet, begeleidt en stimuleert. Hoe jouw medewerkers die samenwerking kunnen coördineren. Hoe zij het eerste aanspreekpunt zijn van een huishouden. Hoe ze problemen met eenvoudige oplossingen kunnen verhelpen of zelfs voorkomen. En hoe zij als ‘brede sociaal werkers’ niet alleen kunnen inschatten of er specialisten bij moeten komen, maar ook snel met hen contact kunnen leggen. Je kunt daarbij prima aangeven waarom juist jouw welzijnsorganisatie deze eerstelijnsrol kan vervullen. Sterker nog: die uitleg zou een vast onderdeel moeten zijn van het offensieve verhaal richting gemeenten. Niet alleen via cijfers, maar ook via voorbeelden. Al in mijn tijd als wethouder zag ik hoe welzijnswerk als geen ander de wijken en burgers kent. En dat het daarmee relaties onderhoudt en een vertrouwensband kweekt. Na de moord op Theo van Gogh waren het ook de welzijnswerkers die de rust wisten te bewaren tussen bevolkingsgroepen. Die wisten waar de boel kon ontsporen. En die de sociale cohesie in Amsterdam mede in stand hielden. Dat konden ze, omdat zij dicht bij de burger staan.’
‘Laten we wel wezen, deze aanpassing van taken is zowel een kans als een noodzaak. Politiek en samenleving vragen om die brede sociaal werkers. Wil je overleven als welzijnsorganisatie, en succes hebben, dan zorg je ervoor dat je een flink aantal medewerkers daarvoor opleidt. Het Actieplan Programma Professionalisering W&MD helpt onze leden daar binnenkort bij. Het plan is een initiatief van de MOgroep, beroepsverenigingen, opleidingen en vakbonden. Doel is om zo snel mogelijk materiaal te ontwikkelen waarmee welzijnswerkers bijvoorbeeld de modules van MOVISIE makkelijker in de praktijk kunnen brengen. Op dit moment zijn we met VWS in gesprek om vast te stellen wat de bijdrage van het ministerie zal zijn. Dat wordt hopelijk snel duidelijk.’ DE CIJFERS
‘Stel dat er straks overal brede sociaal werkers zijn, en in heel Nederland integrale samenwerkingsverbanden per probleemgezin. Zijn de bezuinigingen dan op te vangen? Ik betwijfel het. Ze zijn mijns inziens echt te fors. Zeker op welzijnswerk: dat moet nu meer doen, en wordt tegelijkertijd in een aantal gemeenten gedecimeerd. Het helpt ook niet dat sommige bezuinigingen eigenlijk nog zwaarder zijn dan officieel aangekondigd. Neem de krimp van het budget dat vanuit de AWBZ naar gemeenten gaat. Dat bedrag zou aanvankelijk 5 procent lager uitvallen, maar zit nu al tegen de 20 procent. En ondertussen neemt het aantal mensen toe dat uit dit lagere budget hulp moet krijgen. Dat zijn er niet langer 180.000, zoals in het peiljaar 2010. In 2011 stond de teller al op 200.000, en dit jaar zullen het er waarschijnlijk nóg meer zijn.
DE OPLEIDING
‘Om je brede sociaal werkers aan te kunnen prijzen, moet je ze natuurlijk wel hebben. Steeds meer welzijnsorganisaties hebben er al een paar van rondlopen. Maar dat geldt nog niet voor al onze leden. En er zijn ook nog niet genoeg welzijnswerkers nieuwe stijl. Soms is dat vanwege weerstand onder personeelsleden. Vooral onder degenen die nu een eigen specialisme hebben. De overgang naar een bredere rol voelt voor sommigen toch alsof ze hun vak 6
Uitgave van de MOgroep
De exacte cijfers voor 2012 zijn nog niet bekend. Zoals ook nog niet duidelijk is waarom de aantallen in 2011 zo sterk gestegen zijn. Bovendien weten gemeenten nog altijd niet welke cliënten straks precies onder hun verantwoordelijkheid vallen. Het Rijk laat dit nu druk onderzoeken, maar het is natuurlijk gek dat die informatie in de huidige fase ontbreekt. Zonder deze kennis is het voor gemeenten en welzijnsorganisaties heel moeilijk de vereiste opvang goed voor te bereiden. Dat zagen we ook al toen de lichte begeleiding van de AWBZ overgeheveld werd naar de Wmo. Wethouders, onder wie destijds ook ikzelf, hebben daar toen zeer kritische gesprekken over gevoerd met VWS.’
Werk in uitvoering Nederland kent volop
effectieve W&MD-activiteiten. Hieronder een voorbeeld. Wat: Lunchen op School Wie: Ingrid Haaijen, bredeschoolcoördinator Combiwel
HET GELOOF
Waar:
‘De MOgroep spreekt de overheid uiteraard aan op het gebrek aan informatie. Zoals we ook de noodzaak van indicatiestellingen ter discussie stellen. In Veendam zie je bijvoorbeeld een wethouder die een duidelijke visie koppelt aan een groot vertrouwen in lokale welzijnsorganisaties. Hij behoudt de regie, maar laat de planvorming en uitvoering aan hen over. Aan het eind rekent hij hen af op resultaten. Die rolverdeling heeft succes! Dit soort best practices verspreiden we als MOgroep over het land. Het sleutelwoord is volgens mij ‘vertrouwen’, juist in deze moeilijke periode. Niet alleen tussen gemeenten en welzijnsorganisaties. Ook het Rijk zou meer vertrouwen mogen hebben. Neem de financieringsstromen voor AWBZ, jeugd-
Community Center Einstein Amster dam Nieuw-West Wanneer: Sinds 2010 ‘Het Community Center Einstein is een basisschool in de Amsterdamse achterstandswijk Nieuw-West. Het merendeel van de kinderen is veel te zwaar. Oorzaak hiervan is vooral het gebrek aan kennis over gezonde voeding. Tijdens het overblijven vonden we de gekste dingen in de broodtrommels van de kinderen: chips, croissantjes en soms zelfs beschimmeld brood. Die
‘ Laat zien dat je werk waardevol is, en roep dat de bezuinigingen een schande zijn’
slechte eetgewoonten hebben een negatief effect in de klas. Kinderen kunnen zich niet goed concentreren, schreeuwen naar elkaar en zijn onrustig. Daarom ontwikkelden de GGD, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Dienst Werk en Inkomen en de Vereniging Ondernemerskring
zorg en bijstand. Tot nog toe stopt het ministerie die in aparte hokjes. Ik maak me daar grote zorgen over. Deze scheiding vertraagt de hulp aan kwetsbare burgers, bemoeilijkt een integrale aanpak ‘in het veld’, en beperkt dus een efficiënt antwoord op de bezuinigingen. Ja, het gaat om enorme bedragen, om drie decentralisaties tegelijk, en om een razendsnelle uitvoering. En ja, de neiging tot risicobeperking via regels en schotten is dan moeilijk te onderdrukken. Maar als het ministerie echt gelooft in een integrale aanpak, dan laat het die ook zien in zijn eigen financieringsbeleid. De overheid moet realistisch zijn. Alles weghalen uit de wijk en vervolgens roepen dat ‘de burger’ het op eigen kracht moet doen – dat werkt natuurlijk niet. ’
Sociale Sector Amsterdam het pro gramma ‘Lunchen op School’. Ook onze school ontving subsidie om twee keer per week te lunchen in ons eigen kinderr estaurant: een overblijflokaal ingericht met kleurig gedekte tafels, borden en bestek. Vrijwilligers maken soep of salade. Zij volgden eerst een korte cursus over voeding en hygiëne. Leraren vertelden dat ze verandering merkten in de klas: kinderen volgen nu ook ’s middags geconcentreerd de les, schreeuwen niet naar elkaar en gedragen zich in het algemeen beter. Helaas is eind 2011 de subsidie gestopt. Door terug te gaan van twee naar één bereide lunch per week kunnen we er nog even mee doorgaan. We zoeken dan ook bedrijven die ‘Lunchen op School’ willen sponsoren.’
7 Som nr 8 2012
Ouderenadvies
Wijz Zwolle S a n n e Wi tka m p Beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
in beeld
WILMA WILDEBOER, OUDERENADVISEUR ‘Als ouderenadviseur help ik senioren met meervoudige hulp vragen die ontstaan met het ouder worden. Om een hulpvraag te doorgronden, bezoek ik de mensen thuis. Zo krijg ik niet alleen een beeld van iemands thuissituatie, mensen praten ook veel makkelij ker in een veilige en vertrouwde omgeving. Het huisbezoek is een gesprek van anderhalf uur. Daarin bespreken we voor- en nadelen van oplossingen, zodat senioren zélf een beslissing kunnen nemen. Dat is belangrijk, want ze moeten uiteindelijk onafhankelijk verder met een oplossing die bij hen past. Zo ging ik ook langs bij meneer Korteschiel. Nu hij nog gezond is, wil hij alles goed regelen. Eerder praatten we over een mentor en een bewindvoerder, maar dat ging hem een stap te ver. Daarom gaan we samen zoeken naar een andere oplossing. Omdat ik de enige ouderenadviseur in Zwolle ben, werk ik veel samen met vrijwilli gers. En ik begeleid ze ook. Vrijwil ligers helpen ouderen met concrete vragen, zoals om hulp bij het invullen van formulieren. Voor meervoudige problematiek missen de vrijwilligers toch de kennis van sociale wet- en regelgeving.’ WIJZ is een welzijnsorganisatie in Zwolle met één ouderenadviseur in dienst: Wilma. Zij bezoekt zelfstan dig wonende senioren. Wilma gaat gemiddeld vijf keer langs bij een klant. 8 Uitgave van de MOgroep
Wilma
9 Som nr 8 2012
‘Hier begrijpen ze
JONGEREN + WIJK = WMO
E r i c d e Fr e l tekst
ac htergrond
In de Almeerse Waterwijk is sinds april 2011 een buurthuis ingericht als leerwerklocatie voor jongeren met weinig toekomstperspectief. Dit initiatief van welzijnsorganisatie De Schoor oogst succes. Jongeren raken gemotiveerd, leren een beroepshouding aan en stromen door naar een opleiding of baan. En het buurthuis is weer het middelpunt van sociaal-culturele en sportieve activiteiten in de wijk. ‘Dit project is een gat in de markt.’
WIE?
Wytse Miedema, projectmanager bij de Gemeente Almere
‘Dit leerwerktraject slaat diverse vliegen in één klap. Het helpt jongeren die de aansluiting bij de samenleving zijn kwijtgeraakt. Door ze vaardigheden bij te brengen en klaar te stomen voor een vervolgstap op de maatschappelijke ladder. Tegelijkertijd wordt er in de wijk nu door deze jongeren een breed palet aan sociaal-culturele activiteiten georganiseerd. Voor kinderen, maar evengoed voor volwassenen en senioren. En tot slot komt er weer wat reuring in en rond het buurthuis van waaruit dit alles plaatsvindt.’ ‘Binnen Learn2work heerst een sfeer van ‘als je maar wilt, dan kun je alles bereiken’. De deelnemende jongeren die ik heb gesproken, stonden bol van de voornemens en ambities. Die maken ze zélf waar, met een steuntje in de rug vanuit het welzijn. Het project sluit dan ook prachtig aan op het gedachtegoed van de Wmo. Drop-outs krijgen weer kracht en perspectief. Zodat ze iets kunnen opbouwen in het leven en voortaan in staat zijn hun eigen boontjes te doppen. Rond die leeftijd is het nog net mogelijk ze die tools mee te geven, om te voorkomen dat het draaideurcliënten worden. Ook is het project een goed voorbeeld van de integrale benadering: als er bijvoorbeeld schuldenproblematiek is, dan wordt die éérst opgelost.’ 10 Uitgave van de MOgroep
‘Dat we met Learn2work in één project aan meerdere maatschappelijke doelen kunnen werken, heeft behalve voordelen ook een nadeel. Want het is makkelijker om potjes geld eenduidig in te zetten voor één doel. En wat is hier nu eigenlijk het hoofddoel? De jongeren of het werk in de wijk? Vooralsnog putten we uit verschillende geldstromen om de gemeentelijke bijdrage aan het project te bekostigen. Een deel uit de re-integratiehoek, een deel uit de Wmo, een deel uit wijkbudgetten. Om het project op langere termijn te waarborgen, is het nodig dat gemeentelijke diensten structureel hun geldstromen samenbrengen.’ ‘We hopen dit project op de lange termijn te kunnen handhaven, op meerdere plekken in de stad. Wel moeten we dan goed nadenken over hoe groot deze voorziening precies kan worden. En ten koste van welke andere activiteiten mag dit project uitbreiden? Dat zijn vragen waar we ons als gemeente over mogen buigen. Tegelijk zijn we voor het succes van dit soort projecten afhankelijk van gedreven mensen als Daniëlle Lanzaat van Stichting De Schoor. Want zij bereikt die jongeren écht en weet ze te motiveren. Dat is heel bijzonder. En meteen ook een risico. Want hoe reproduceerbaar is zo’n project als dit dan precies?’
MOTIVATIE + TALENt = BAAN
me tenminste’
>>
traject leuker te maken. Verder is er een schoolrooster voor de hele week, met onder meer Nederlands, muziekles, sociale-vaardigheidstraining en drama.’
WIE?
Daniëlle Lanzaat, projectleider leerwerkproject Learn2work bij Stichting De Schoor in Almere
‘Ze staan op straat, zonder woning of uitkering. Of ze zitten thuis zonder startkwalificatie en toekomstperspectief. Hun ouders zijn vaak uit beeld. Zo’n tachtig procent heeft schuldhulpverlening nodig. Sommigen hebben een strafblad, waardoor ze geen verklaring van goed gedrag kunnen krijgen – en dus geen baan. Velen hebben al een kind, met alle financiële consequenties van dien. Vaak weten ze zelf niet waar ze nog terechtkunnen. Learn2work helpt deze jongeren om aansluiting bij de maatschappij te vinden. Te beginnen met een omschakeling naar een dagritme. Ook sociale vaardigheden staan hoog op de agenda. Dat gaat over de manier van praten, maar ook over samenwerken en behulpzaam zijn. Zo ontstaat langzaam een betere beroepshouding én meer zelfvertrouwen. Ze krijgen weer zin om ergens aan de slag te gaan.’ ‘Iedere jongere krijgt hier een traject op maat. Want de talenten, interesses en mogelijkheden van de jongeren zelf zijn leidend. Maar er is wel een gedeelde basis. Zoals de dagbesteding. Ze kunnen kiezen uit bezigheden op het gebied van media of sport. Deze dagbesteding is bedoeld om de jongeren weer te motiveren en om het 11 Som nr 8 2012
‘Learn2work draait niet alleen om de jongeren, maar ook om de wijkbewoners. Elke middag gaan de leerlingen samen met docenten en stagiairs de wijk in om activiteiten te organiseren. Van kooklessen tot sporttoernooitjes. Voor zowel kinderen als ouders. Tegelijk schakelen we ook vrijwilligers uit de buurt in om de jongeren te helpen. Elke leerling heeft een ‘maatje’ met wie hij of zij één keer per week een gesprek voert en regelmatig iets leuks doet. Deze maatjes kunnen de jongeren overal bij helpen, en nemen ons veel werk uit handen.’ ‘Het traject van Learn2work duurt tien maanden. Sinds we een jaar geleden zijn begonnen, hebben we ruim dertig jongeren ingeschreven. De helft is al uitgestroomd naar een opleiding of baan. Een mooi resultaat. Ik denk dat er veel toekomst is voor dit soort leerwerktrajecten. Het is een gat in de markt. Om écht de effecten ervan te meten, ook qua sociale cohesie in de wijk, zullen we nog wat langer door moeten gaan. Gelukkig heeft de gemeente ons die verlenging gegeven. Voor ons is nu de volgende stap om een erkend leerbedrijf te worden. Zodat we zélf startkwalificaties kunnen afgeven.’
PERSPECTIEF + BEGRIP = TOEKOMST
<<
‘Hier begrijpen ze me tenminste’
WIE?
Cheraina Dap (21), deelneemster Learn2work
‘Ik heb de afgelopen jaren in heel Nederland rondgezworven. Ik sliep overal en nergens. Of helemaal niet. Soms logeerde ik bij mijn tante of oma, vaak bij vriendjes. Natuurlijk wilde ik graag mijn eigen plekje hebben. Maar voor een kamer is geld nodig. En om een uitkering te krijgen, moet je eerst een kamer hebben. Dat is toch stom? Zo kom ik nooit verder. Een tijdje heb ik bij Kruidvat gewerkt. Dat leverde geld op. Maar daarvan ben ik allemaal stomme dingen gaan kopen en doen. Zo was ik heel snel dat geld kwijt en raakte ik ook nog eens flink in de schulden.’ ‘Via mijn tante kwam ik bij Learn2work terecht. Ik wilde absoluut niet meer naar school. Maar dit was iets heel anders, zei ze. En dat klopt wel. Je wordt hier niet volgestopt met kennis die je later niet kunt gebruiken. Je leert alleen wat je echt nodig hebt voor je toekomst. Eerst had ik weinig zin om hier te zitten. Ik hing wat rond en zei niet veel. Ik kwam omdat het móest om een uitkering te krijgen. Maar na een tijdje leerde ik de anderen goed kennen en werd het steeds leuker om te komen.’
12 Uitgave van de MOgroep
‘Om te beginnen ging ik hier werken aan mijn toekomstperspectief. Ik moest nog ontdekken wat wel en niet bij me past. Mijn goede en slechte kanten. Ik ging niet goed met mensen om. Vond het moeilijk om hulp te vragen. Moest leren om beter naar mensen te luisteren. En om voor mezelf op te komen, ook al halen sommige mensen me dag in dag uit naar beneden. Want je moet het uiteindelijk allemaal zélf doen. Dat is ook de instelling van Learn2work. Daniëlle en Inge geven me aanwijzingen en hints. Ze zetten een pijltje naar rechts en vragen dan: wat zou je daarvan vinden? Ze begrijpen me gewoon goed. Sommige mensen zéggen dat ze je begrijpen, maar snappen er geen moer van. Hier is tenminste echt begrip voor onze situatie.’ ‘Binnenkort ga ik vier dagen per week werken in het restaurant waar ik nu al een tijdje in de keuken sta. De horeca heb ik altijd al heel leuk gevonden. In september mag ik beginnen aan een basisberoepsleerweg horeca-assistent. Die duurt twee jaar. In die tijd hoop ik ook mijn schulden af te lossen. En daarna? Het liefst open ik mijn eigen restaurant. Dan wil ik graag probleemjongeren de kans geven om er te komen werken. Omdat ik weet hoe lastig het voor hen kan zijn om iets te vinden.’
S i et s ke Ra a i j ma ker s Auteur J a n La tte n i s h o o gle r a a r De m o gr a fi e a a n d e Univ ers iteit v an Am s terdam .
De voordelen van een succesvolle zoektocht naar een ideale partner zijn dus onbetaalbaar. Een partner kan de reddende engel zijn als het even niet goed gaat. Dat geldt helemaal bij financiële nood; veel jonge stellen zijn tweeverdieners. In dat geval is je schat dus een échte schat. De enkele keer dat iemand door een ongelukkige keuze vermoord wordt door zijn eigen (ex-)partner weegt niet op tegen al die keren dat het wél goed gaat. Mijn advies is daarom: stel alles in het werk om een partner te vinden of te houden. Als het tenminste geen parasiterende nietsnut is. Om zo’n goede partner te vinden, moet je zelf ook een aantrekkelijke partij zijn. Maak jezelf daarom waardevol. Help anderen, doe vrijwilligerswerk, participeer in de maatschappij. Zo word je iemand die respect verdient. Dat maakt het niet alleen eenvoudiger om een betaalde baan te vinden, maar ook om die zo waardevolle grote liefde tegen het lijf te lopen. Heb je eenmaal iemand gevonden die net als jij ijverig en maatschappelijk zinvol bezig is, dan loop je bijna geen financiële risico’s meer. De levenswijsheid is dus: begin bij jezelf en word actief. Dat is de enige uitgangspositie voor een ideale match van twee schatten. Jan Latten
beel d
column
Vrijgezel zijn maakt je leven dus financieel extra risicovol. Een partner is bijzonder nuttig, om allerlei redenen. Die vormt een beschermfactor vijf tegen armoede, en blijkt je leven met vele jaren te verlengen. Vooral mannen leven langer dankzij de verzorgende aandacht van een jongere levensgezellin. Hij of zij kan voorkomen dat je in een depressie of burnout terechtkomt. Wie een relatie heeft, krijgt minder snel Alzheimer dan een alleenstaande. En de beroemde ‘happy singles’? Die blijken volgens de cijfers vaker ongelukkig dan gemiddeld.
13 Som nr 8 2012
Schatzoeken
De armoede in ons land neemt dit jaar toe. Daar waarschuwde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) eind 2011 al voor. Steeds meer mensen zakken financieel door de bodem. Te hoge hypotheek, onverwachte werkloosheid, scheiding. Vooral alleenstaande moeders en hun kinderen zijn kwetsbaar. Ook vrijgezellen jonger dan 65 jaar lopen extra risico, aldus het SCP.
Koken en sjoelen tegen sociaal isolement
Uitgave van de MOgroep
14
tekst
Ri n a Ba r te ls beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s
Som der delen
Samen boodschappen doen, koken, tafel dekken en eten. Gewoon voor de gezelligheid. Zonder over je beperking te praten. Kwetsbare wijkbewoners kunnen hiervoor al tien jaar terecht bij De Rode en De Blauwe Loper, de ontmoetingsgroepen van de Utrechtse organisatie Cumulus Welzijn. Voor deel nemers is het ‘een reddingsboei om de stabiliteit in het leven te bewaren’. Voor andere organisaties is het een goed voorbeeld van de combinatie welzijns werk, GGZ en VG in de AWBZ-transitie.
‘ Binnen de kortste keren bloeide Piet weer op’ De één heeft een psychiatrische achtergrond. De ander een lichte verstandelijke beperking. Sommigen kampen met een verslavingsprobleem, of hebben een verleden als dakloze. Man, vrouw, jong, oud. Universitair diploma of ongeschoold. Naast alle verschillen hebben ze vooral ook iets gemeen: ze wonen in de wijk Overvecht en hebben gebrek aan sociale contacten. Daarvoor kunnen ze terecht bij De Rode of De Blauwe Loper van Cumulus Welzijn in Utrecht. ‘In 2002 zijn we met deze ontmoetingsgroepen gestart’, zegt Dien van Strien, groepsleidster van De Rode Loper. Aanleiding vormde een onderzoek van het Trimbos Instituut, Altrecht GGZ, Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht en Cumulus Welzijn. Uit dat onderzoek bleek dat zelfstandig wonende OGGz-cliënten behoefte hebben aan laagdrempelige sociale activiteiten.
‘Daar komt namelijk Jan en alleman binnenwandelen’, vertelt Ad Tourné, senior beleidsmedewerker van Cumulus Welzijn. ‘Bij ons project kunnen gelijkgestemden elkaar ontmoeten. Er is een vaste begeleider die hen ondersteunt en voor een vriendelijke sfeer zorgt.’ Dat laatste is zó belangrijk, benadrukt Gretha Palma van Abrona, een organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. ‘Mijn cliënten zijn ontzettend bang om in de maatschappij te stappen. Ze zijn onzeker en snappen alledaagse zaken niet altijd. Bij de Lopers is daar aandacht voor.’ ‘Mensen komen voor de gezelligheid, niet omdat ze ziek zijn’, zegt Van Strien. ‘Wij staan los van alle hulpverleningstrajecten. Daar komen ze al vaak genoeg. We spreken hen juist aan op hun gezonde deel en kijken naar wat ze wél kunnen.’
De aanpak
De deelnemer
‘We zijn in ons buurthuis in de wijk Overvecht gestart met De Rode Loper’, vertelt Van Strien. ‘Op dinsdag eten we samen, op vrijdagmiddag is er een activiteit. Van appeltaarten bakken tot sieraden maken en van sjoelen tot bloemschikken. Op dinsdag zijn er meestal twintig deelnemers, op vrijdag tien.’
Het project voorkomt vereenzaming, stelt Palma. Ter illustratie noemt ze haar cliënt Piet, wiens vriendin vorig jaar plotseling overleed. ‘Ineens, op zijn vijftigste, stond hij er helemaal alleen voor. Hij vereenzaamde, verslonsde zijn appartement, betaalde de rekeningen niet.’ Palma meldde hem in november aan bij De Rode Loper. ‘Binnen de kortste keren bloeide hij op. Hij heeft geleerd dat hij een netwerk kan opbouwen. Afgelopen kerst heeft hij met twee deelnemers gegourmet.’ Dien knikt enthousiast. ‘Hij kwam zo schuchter en onzeker bij ons binnen. Een wereld van verschil met hoe hij nu is.’
Sinds 2008 is er ook De Blauwe Loper, die dezelfde activiteiten aanbiedt voor een wat jongere groep. En inmiddels zijn naast OGGz-cliënten ook andere doelgroepen welkom. Zoals mensen met een lichte verstandelijke beperking. Van Strien: ‘Slechts een enkele keer wijs ik iemand af. Als hij of zij nog verslaafd is. Of als iemand zware gedragsproblemen heeft en daardoor de veiligheid van de groep in het geding komt.’ De deelnemers van de Lopers ervaren een enorme drempel om aan een reguliere activiteit in het buurthuis mee te doen.
En dat is precies waar het om draait bij de Lopers, merkt Tourné op. ‘Het gaat om het opbouwen van zelfvertrouwen. Voor veel mensen vormen de bijeenkomsten een reddingsboei om de stabiliteit en de zin in het leven te bewaren.’ Mocht het 15
Som nr 8 2012
wél slecht gaan met een deelnemer, dan heeft de groepsleidster het snel genoeg in de gaten. ‘Ik vraag dan altijd of ik contact mag opnemen met zijn of haar begeleider’, vertelt Van Strien. ‘Samen bekijken we wat er mis gaat en hoe we dat kunnen oplossen.’
Werk in uitvoering Nederland kent volop
De toekomst
effectieve W&MD-activiteiten.
Het project voorziet in een grote behoefte. Cumulus kan met gemak nog twee Lopers beginnen. ‘Maar daarvoor is te weinig geld’, meldt Tourné. ‘Een nadeel van ons succes is dat de meeste deelnemers jarenlang bij de Lopers blijven. Daardoor is er weinig capaciteit om nieuwe mensen op te nemen.’
Hieronder een voorbeeld. Wat: Vrijwilligerswerk Wie: Nelly de Graauw, medewerker welzijnsorganisatie WIJ
Van Strien maakt zich daarom zorgen over de transitie van de AWBZ-begeleiding naar de Wmo. Ze vraagt zich af of ze in de toekomst überhaupt nog wel dezelfde begeleiding kan bieden. Van Strien: ‘We zijn nu al twee jaar achtereen gekort. Voorheen organiseerde ik de vrijdagmiddagactiviteit met een collega. Nu sta ik alleen. Daardoor kan ik minder aandacht aan de mensen besteden. Ik red het nog wel, maar bij calamiteiten is het tricky.’
Waar: Breda, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau Wanneer: Sinds 2007 ‘WIJ is geen traditionele vrijwilligersor ganisatie maar een gemeenschap. Beroepskrachten en vrijwilligers trekken
Som der delen
bij ons gezamenlijk op, samen met onze
Tourné beaamt dat de rek eruit is, maar nuanceert tegelijkertijd. ‘De activiteitenmiddag voor De Blauwe Loper moesten we schrappen. De rest konden we intern opvangen door de geldstromen van de twee Lopers te combineren. Ik verwacht dat we voorlopig wel met het huidige aanbod in de running blijven. Maar ik vind het wél zorgelijk dat er eigenlijk nog veel meer mensen in Overvecht baat zouden kunnen hebben bij ons project.’
klanten. Onze missie: de zelfredzaam heid vergroten van kwetsbare mensen, door hun eigen kracht te versterken. Net als andere welzijnsorganisaties moet WIJ bezuinigen. We doen het werk met steeds minder beroepskrach ten en meer vrijwilligers. Dat zien we als iets positiefs. Zo helpen we mensen om elkáár te helpen. Onze klanten helpen we om zelf activiteiten te
‘ Uiteindelijk kost het de maatschappij minder geld’
ontplooien en een eigen netwerk te ont wikkelen. De grens tussen WIJ en klanten vervaagt steeds meer. Dat geldt ook voor de grenzen binnen onze organisatie. Vrijwilligers zijn bij ons geen hulpjes, maar volwaardige medewerkers. We zetten beroepskrach
Toch vindt Tourné het Utrechtse beleid acceptabel. ‘De gemeente heeft in haar beleid oog voor dit soort projecten. Gebiedsgebonden maatschappelijk herstel, noemen ze dat. Bedoeld voor de laatste fase in het hulptraject, als mensen de zware zorg achter de rug hebben. Ze wonen zelfstandig, maar krijgen nog wel begeleiding. De gemeente vindt het belangrijk een sociaal vangnet in de wijk te bieden. Zo vinden mensen aansluiting bij hun omgeving. En krijgen ze hun leven weer op de rails.’
ten in waar het moet en vrijwilligers waar het kan. Die vrijwilligers kunnen bij ons doen waar ze goed in zijn. Daarmee komen ook zij in hun eigen kracht. Ook hoger opgeleide vrijwilli gers zetten zich in voor WIJ. Zo organi seert Mike, een voormalig organisatie adviseur, cursussen voor andere vrijwilligers. Bij WIJ werken nu 55 betaalde beroepskrachten en bijna
En dat lukt, mede dankzij De Rode en De Blauwe Loper, vinden de drie betrokkenen. De groepen bieden deelnemers structuur in het leven, meent Palma. Ze helpen mensen een treetje hoger op de participatieladder, stelt van Strien. ‘Mensen functioneren beter in de samenleving’, vat Tourné samen. ‘Uiteindelijk kost dat de maatschappij minder geld. Wij dragen eraan bij dat onze deelnemers in veel gevallen niet opnieuw zware zorg nodig hebben. Maar het is heel moeilijk hard te maken hoeveel geld we daardoor besparen.’
duizend vrijwilligers. We hoeven niet actief op zoek naar nieuwe vrijwilligers. Die komen via-via bij ons terecht. Onze vrijwilligers zijn onze ambassadeurs. Zij doen werk van betekenis en voelen zich gewaardeerd. Het is léuk om voor WIJ te werken. Dat stralen ze uit, en dat spreekt andere mensen aan.’
16 Uitgave van de MOgroep
De tafel van... Roelie Goettsch S a n n e Wi tka m p beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
de tafel van
Roelie Goettsch (57) is sinds vijf jaar directeur van Stichting Welzijn Midden-Drenthe. Een kleine organisatie die in de dorpen van de gemeente Midden-Drenthe werkt aan samenlevingsopbouw en sociaal werk. ‘In deze tijden van bezuinigingen zetten wij met vrijwilligers alles op alles om het welzijnswerk op de been te houden.’
Aan welke tafel zit je het liefst?
‘De zeshoekige vergadertafel in mijn kantoor. Aan die tafel kunnen mensen dicht bij elkaar zitten. Iedereen kan elkaar aankijken, waardoor gesprekken veel prettiger zijn. Onlangs zaten hier aan tafel vrijwilligers van de werkgroep van de buurtacademie. In deze tijden van bezuinigingen zetten we gezamenlijk alles op alles om het project op de been houden. De vrijwilligers zijn met hart en ziel bezig voor hun dorp. Hun betrokkenheid en vechtlust werkt inspirerend en geeft me energie. Samen bedenken we creatieve oplossingen in plaats van te morren over alweer een bezuinigingsronde.’
Hebben kleine welzijnsorganisaties nog wel genoeg slagkracht?
‘Sommige taken moeten we anders invullen dan grotere organisaties. Met iets meer dan twintig medewerkers is een aparte P&O-afdeling niet haalbaar. Sommige mensen voeren daarom meerdere functies uit. Maar dat beïnvloedt ons welzijnswerk niet. Wij werken in zesentwintig dorpen en buurtschappen en zijn diep geworteld in de historie ervan. Zo schuift sinds jaar en dag een medewerker aan bij dorpsoverleggen in de regio. Bij knelpunten zijn we er vroeg bij. We werken al jaren volgens Welzijn Nieuwe Stijl.’
Wat was je allereerste baan?
‘Recreatiemedewerker op een camping in Appelscha. Ik was toen twaalf.’ Wat ligt er in je bureaula dat niets met werken te maken heeft?
‘Een kaartje dat ooit bij een bos bloemen zat. Het is een berichtje met lieve woorden van een dierbare vriendin. Dat kaartje kom ik steeds tegen als ik toevallig wat uit die lade pak. En elke keer als ik het dan lees, is het weer hartverwarmend.’
Wat is voor jouw organisatie nu de grootste uitdaging?
‘Dé opgave, voor ons als brede welzijnsinstelling op het platteland, is om een goed evenwicht te vinden tussen de eigen kracht van bewoners en gemeenschappen enerzijds, en anderzijds de inzet van welzijnswerkers samen met andere instellingen in welzijn, hulpverlening en zorg. We moeten dat doen terwijl er bezuinigd wordt, en dat vraagt om scherpe keuzes. Kwetsbare mensen en gemeenschappen mogen niet tussen wal en schip vallen.’
Wanneer was je voor het laatst boos om iets in het nieuws?
‘De beelden uit Syrië raken me. De wreedheid, de verwoesting. En hier in Nederland zíen we het, maar dóen we niets. Hoe kan het bovendien zijn dat we ondanks alle moderne technieken – zoals social media – niet precies weten wat er gebeurt in die kleine stadswijk in Homs?’
Wat doe je het eerst als je thuiskomt na het werken?
‘Verkleden. Tenminste, als ik ’s avonds geen vergaderingen meer heb. Bij binnenkomst trek ik direct makkelijke kleding aan. Daarna begin ik pas met koken.’
Roelie Goettsch is bestuurslid van de MOgroep. 17
Som nr 8 2012
Ouderenadvies
Wijz Zwolle S a n n e Wi tka m p Beeld S i e tske Ra a i j m a ke r s tekst
in beeld
DE HEER KORTESCHIEL ‘Ik ben weduwnaar en in mijn omgeving wonen alleen maar andere ouderen. Veel van mijn vrienden zijn inmiddels overleden. Wat moet ik doen als ik ziek op bed lig? Ik kan dan geen familie, kennissen of vrienden bellen om een boodschap voor me te doen. Ik heb Wilma gebeld met dit vraagstuk. Ze kwam bij me langs en vertelde me over de mogelijk heid een mentor en een bewind voerder te krijgen. Iemand die me altijd kan helpen. Maar dan moet ik voor mijn gevoel wel meteen álles uit handen geven. Waaron der mijn financiën. Dat vind ik niks. Samen zoeken we nog naar een andere oplossing. Wilma heeft wel al hulp geregeld voor het opruimen van mijn schuurtje. Daar is een tijd geleden ingebroken en alles is overhoop gehaald. Er liggen veel spullen die me herin neren aan mijn vrouw, daarom vond ik het moeilijk om erheen te gaan. Dat Wilma me op weg helpt, vind ik heel prettig. Ze heeft verstand van zaken en ze is lief. Ik kan écht alles met haar bespre ken. Er zijn zoveel dingen waar ik geen sjoege van heb, maar waar ik wel meer over wil weten. Zoals over euthanasie en een wilsverkla ring, bijvoorbeeld. Daar ga ik het nu met Wilma over hebben.’ De heer Korteschiel is 86 jaar en woont in Zwolle.
De heer korteschiel
18 Uitgave van de MOgroep
19 Som nr 8 2012
Soms heeft een wetenschapper dĂŠ uitkomst. Voor een maatschappelijke kwestie of een prangend probleem. En soms zijn er uitkomsten van een onderzoek die een nieuw perspectief bieden op een bekend thema. Voor zulke uitkomsten
E r i c d e Fr e l beeld Vi o la Li n d n e r
een podium.
tekst
DE UITKOMST
biedt deze rubriek
20 Uitgave van de MOgroep
Vrijwilligers zijn geen soldaten Benader potentiële vrijwilligers als unieke individuen, en niet als radertjes in een machine. Alleen zo kunnen we succes vol een groter beroep doen op het ‘altru ïstisch overschot’ in Nederland. Dat zegt Evelien Tonkens, hoogleraar Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. De komende twee jaar onderzoekt ze de verschuivingen tussen professionals en vrijwilligers in de sociale sector. ‘De overheid doet een steeds groter beroep op vrijwilligers in zorg en welzijn. Van burgers wordt verwacht dat ze zich meer inzetten om maatschappelijke problemen op te lossen. Ik ben heel benieuwd welke effecten deze verschuiving zal hebben. Wat daarvan de consequenties zullen zijn voor de kwaliteit van de dienstverlening, bijvoorbeeld. En voor de verhouding tussen professionals en vrijwilligers. Misschien leidt deze overheveling van taken naar vrijwilligers wel tot nieuwe vormen van bureaucratie. Samen met mijn onderzoekspartners zal ik de komende twee jaar een antwoord zoeken op die vragen.’
de vraag of ze een bijdrage willen leveren. Maar de clou is wel om zoveel mogelijk aan te sluiten bij wat voor hen echt belangrijk is. Begin dus als organisatie niet bij je eigen behoefte, maar bij wat voor de vrijwilligers zelf betekenisvol is en perspectief biedt. Misschien wilde iemand ooit schilder worden, en kan hij nu als vrijwilliger aan de slag bij de kunstuitleen. Zo kunnen mensen weer het gevoel krijgen dat ze op het juiste spoor zitten. Om het werk voor vrijwilligers aantrekkelijk te maken en houden, is het belangrijk ze voldoende te bieden. Dat kan een interne opleiding zijn; mensen vinden het fijn om iets nieuws te leren. Maar de grootste waarde van het werk kan ook daarbuiten liggen, bijvoorbeeld in het onderlinge contact van de groep vrijwilligers. Die kunnen zo elkaars sociale netwerken vergroten. Als organisatie kun je dat faciliteren en aanmoedigen. En vergeet ook de mogelijkheid niet om een vergoeding tegenover het werk te plaatsen. Niet alleen als aanmoediging, maar ook omdat meer mensen zich dan het vrijwilligerswerk kunnen veroorloven.’
Gevaar en kans
‘Een grootschalige verschuiving van professionals naar vrijwilligers vormt aan de ene kant een geweldig gevaar. Namelijk voor een instrumentalisering van het vrijwilligerswerk. Dat je mensen als een soort soldaat probeert in te lijven in het leger van mensen die nuttige dingen doen. Dat is heel riskant. Daar gaan mensen van steigeren. Je kunt er het vrijwillerswerk zelfs mee kapotmaken. Want het wezen daarvan is toch dat het vrijwillig is. Het komt voort uit de eigen motivatie van mensen om een maatschappelijke bijdrage te leveren. Daarbij willen ze nu eens níet bureaucratisch worden afgerekend, en níet de hele tijd laten zien wat ze allemaal verbeterd en bereikt hebben. Vrijwilligers doen graag iets wat ze zelf belangrijk vinden. Dat moet je behouden. Maar er is ook een andere kant. Want Nederland kent een ‘altruïstisch overschot’. Er zijn veel mensen die graag vrijwilligerswerk willen doen, maar niet goed weten waar en hoe ze aan die wens vorm kunnen geven. Omdat het niet meer zo vanzelfsprekend van ze gevraagd wordt. En uit onderzoek blijkt dat mensen meestal pas vrijwilliger worden als iemand ze ervoor vraagt.’
Beleid en visie
‘Organisaties in zorg en welzijn raad ik aan om met veel beleid na te denken over de mogelijkheid én wenselijkheid van een nieuwe taakverdeling tussen professionals en vrijwilligers. Er is veel aandacht nodig voor de vraag wat die grotere rol van vrijwillig werk betekent voor de professionele krachten. Die zullen zich bijvoorbeeld meer moeten richten op het werven, opleiden en binden van vrijwilligers. En bij een goed beleid hoort ook een onderscheid in verschillende groepen vrijwilligers. Senioren kun je voor langere tijd binden. Maar jongeren zul je meer projectmatig moeten aansturen, bijvoorbeeld via maatschappelijke stages. Je kunt als welzijnsorganisatie hier maar beter een visie op hebben vóórdat je gemeente dat heeft. Dat geeft een nuttige voorsprong.’
Behoefte en meerwaarde
‘Om de grote groep potentiële vrijwilligers aan te boren, is het dus geen probleem om mensen actief te benaderen met 21
Som nr 8 2012
Dit blijkt uit een onderzoek van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden – aangesloten bij de MOgroep – en de Hogeschool Utrecht in opdracht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). In het rapport Paritas Passé geven de onderzoekers heldere voorbeelden en doen ze aanbevelingen aan de politiek om mensen met schulden beter te beschermen. Ze pleiten onder meer voor een landelijk beslag-register, uitbreiding van de lijst van goederen waarop geen beslag gelegd mag worden, aanpassingen op enkele bijzondere incassobevoegdheden en de invoer van een incasso-effectrapportage. Download het rapport op www.mogroep.nl.
In het kort
uitnodiging
Eén op de tien huishoudens heeft problematische schulden. En steeds meer instanties incasseren buiten de gerechtsdeurwaarder om. Incasso’s stapelen zich op en het bestaansminimum en de wettelijke beslagvrije voet (90% van de bijstandsnorm) worden aangetast. Zo raken mensen nog dieper in de problemen.
ALV MOgroep
Incassorapport
U bent als lid van de MOgroep van harte uitgenodigd voor de Algemene Ledenvergadering op 25 juni, van 12.00-17.00 uur, in vergadercentrum Regardz Eenhoorn in Amersfoort.
22 Uitgave van de MOgroep
REIS door het land Effectieve methoden verzamelen uit de praktijk van welzijn en maatschap pelijke dienstverlening. De MOgroep doet dat met het programma REIS: Regionale Effectieve Interventies Samenwerkingsverbanden. Om enkele methoden meer bekendheid te geven, maken we er een serie korte films van onder de noemer ‘REIS door het land’. De eerste twee films gaan over het Jongeren Interventie Team (JIT) uit Schiedam en het Jongeren Toezicht Team Arnhem (JTT Arnhem). Verspreid over het land zijn zes REIS-groepen opgericht. Zij bepalen samen welke interventies gedurende de looptijd van het programma onderzocht en geïmplementeerd worden. Deze krijgen een plaats in de door MOVISIE beheerde databank Effectieve Sociale Interventies. Op 11 oktober 2012 organiseert de MOgroep een landelijke manifestatie waarin de opbrengsten van vier jaar werken in REIS-verbanden centraal staan. Voor REIS, films en discussiegroepen: kijk onder Groepen op www.mogroep. nl. Om mee te discussiëren kunnen medewerkers van lidorganisaties zich aanmelden op de site met het e-mail adres van hun werk.
Versterk de branche: vul de benchmark in! De Benchmark MOgroep is sinds april weer geopend. We streven ernaar dat alle leden dit jaar in ieder geval de gegevens voor de MOgroep (eventueel via de light-invulmodule) via de benchmark aanleveren. In 2011 vulden 523 leden de Basisbenchmark volledig in. Zij kunnen nu gegevens vergelijken met die van vorig jaar. Zo ontstaat de mogelijkheid om goede trendanalyses te maken. Meer dan 600 organisaties vulden vorig jaar één of meer onderwerpen op de benchmark in. De benchmark is verbeterd en op een aantal punten nog makkelijker in te vullen. Definities zijn waar nodig verduidelijkt of aangepast. Het invul- en vrijgeefproces is nu simpeler en duidelijker. U vindt de benchmarkknop op www.mogroep.nl.
Stimulerings regeling en Actieplan Wilt u als W&MD-organisatie aan de slag met de professionalisering van medewerkers? Dan kunt u binnenkort een beroep doen op een bijdrage van het sectorfonds van de branche: FCB. Dat ontwikkelt in opdracht van de MOgroep en vakbonden een ‘Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen professionals’. Daarmee krijgen organisaties en professionals ondersteuning bij de invulling van Welzijn Nieuwe Stijl en bij het inspelen op de verschillende transities. Deze regeling is onderdeel van het Actieplan Professionalisering. Meer info: zie www.mogroep.nl of www.fcb.nl.
Actieplan Het ministerie van VWS steunt het Actieplan Professionalisering van de branche W&MD en wil investeren in het versterken van de regionale infrastructuur. Het Actieplan zal bij bestaande initiatieven van onder meer MOVISIE en FCB zorgen voor meer samenhang, effectiviteit en borging van de resultaten. Naast de stimuleringsregeling komen op korte termijn enkele andere producten beschikbaar. Zoals een Visiedocument nieuwe sociale professional en een Set competenties voor de sociale professional. Deze competentieset is geschikt als vertrekpunt voor een bij- en nascholingsprogramma, evenals voor de functieomschrijvingen in de cao. Het is bovendien materiaal voor de sociale professional om zichzelf naar buiten toe te profileren. 23 Som nr 8 2012
Brochure SRW Sociaal Raadsliedenwerk (SRW) geeft meer terug dan het kost. Sociaal én financieel. Dat is de boodschap van de nieuwe brochure over het SRW. Geschreven in klare taal, met veel voorbeelden. Bedoeld voor leden, zodat zij aan anderen kunnen laten zien wat SRW doet, bereikt en betekent. Te bestellen bij de MOgroep.
A n n a lo t Bo e r sm a tekst
ac htergrond
Tellen en vertellen Gemeenten en maatschappelijk werk in Midden Limburg ontwikkelden samen een nieuwe methode voor de financiële verantwoordingsrapportage. Met cijfers én een verhaal. ‘De verantwoording is niet alleen een afrekensysteem achteraf. Het is een methodiek om met elkaar in gesprek te gaan.’
‘We wilden meer inzicht krijgen in de effecten van maatschappelijk werk’, vertelt Michel Vogelaar, beleidsmedewerker Welzijn en Volksgezondheid in de Limburgse gemeente Leudal. Aanleiding was de invoering van de Wmo met de daaraan gekoppelde prestatievelden. ‘Die velden waren in de bestaande verantwoording onvoldoende inzichtelijk voor ons. Het moest concreter en meer smart.’ Samen met haar uitvoerende partner, Algemeen Maatschappelijk Werk Midden-Limburg (AMWML), bekeek de gemeente de afgelopen jaren hoe ze de verantwoording anders konden vormgeven. ‘De gemeente wilde méér informatie uit de overzichtstabellen kunnen halen’, zegt Arie de Bont, hoofd bij AMWML. ‘Niet alleen hoevéél gezinnen opvoedingsproblemen hebben, maar ook wat voor soort gezinnen dat zijn. Eenoudergezinnen of gezinnen met jonge kinderen? Het verhaal achter de cijfers.’ De cijfers
AMWML ontwikkelde samen met de gemeente Leudal een nieuwe verantwoordingsmethodiek. Uitgangspunt werd de burger met een vraag of een probleem. ‘Deze integrale kijk komt zowel terug in onze hulpverlening als in onze verantwoording’, zegt De Bont. ‘We geven nu niet alleen inzicht in aantallen en problematiek. Maar koppelen de cijfers aan profielen.’ In de nieuwe methode zijn vijf cliëntprofielen opgesteld: ‘ouders met kinderen’, ‘kortdurende hulp’, ‘langdurige ondersteuning’, ‘vele vragen vele zorgen’ en 24 Uitgave van de MOgroep
‘dringend hulp accepteren’. Hulpvraagstukken worden per profiel geregistreerd. ‘Hierdoor hebben we duidelijk in beeld welke problemen bij welke groep mensen voorkomen’, aldus De Bont.
benadrukt Vogelaar. ‘De gemeente kan zich nu eenmaal niet bezighouden met individuele problematiek. Maar AMWML kan ons wel belangrijke input geven voor ons beleid. Wat werkt wel, wat werkt niet? En waar moeten we in de toekomst op letten? De samenwerking binnen de keten is bijvoorbeeld een belangrijk aandachtspunt. Als uit de analyse blijkt dat die samenwerking niet het beoogde effect heeft, kan de gemeente daarop acties uitzetten.’
De nieuwe registratiemethode geeft de gemeente direct inzicht in de Wmo-prestatievelden. Michel Vogelaar: ‘Het profiel ‘ouders met kinderen’ is bijvoorbeeld sterk gekoppeld aan prestatieveld twee van de Wmo. Onze verantwoording aan de gemeenteraad is hierdoor ook weer eenvoudiger geworden.’ Ook nieuw is dat de effecten van de hulpverlening in de tabel zijn opgenomen. Niet alleen de doelstelling van de maatschappelijk werker, ook de ervaring van de cliënt zelf wordt getoetst. De Bont: ‘Maatschappelijke effecten zijn lastig te meten. Met deze scoretabellen proberen we ze desondanks inzichtelijk te maken voor de gemeente. Die wil toch weten waarom en hoeveel ze in bevolkingsgroepen moet investeren.’
Het gesprek
Sinds 2011 gaan beleidsmakers en uitvoerders nóg een stap verder. De analyse vormt aanleiding voor een één-op-ééngesprek tussen beleidsmakers en uitvoerders. ‘Er is rechtstreeks contact’, zegt Arie de Bont. ‘Niet alleen bestuurders en managers zitten bij elkaar aan tafel, maar ook maatschappelijk werkers uit het veld en gemeentelijke beleidsmedewerkers. Wij geven aan waar wij het graag over willen hebben met de gemeente. En die kan op haar beurt aan ons vragen om op bepaalde groepen extra te focussen. Bijvoorbeeld op ouderen. De interactie zorgt ervoor dat we ons met elkaar bemoeien. En dat werkt heel inspirerend.’
Het verhaal
Een beknopte analyse, geschreven door de maatschappelijk werker, vormt nu een belangrijk onderdeel van de verantwoordingsrapportage. ‘De cijfers zijn tot de kern teruggebracht. We tellen én vertellen’, legt Arie de Bont uit. ‘In die analyse lichten we niet alleen de statistiek toe, maar geven we ook aan wat ons zoal in de praktijk opvalt. Dat kunnen ook ontwikkelingen zijn die nog niet in de cijfers zichtbaar zijn, maar die we signaleren in ons dagelijks werk.’ Maatschappelijk werkers moeten daarvoor goed kunnen inzoomen op één gemeente. Daarom ging AMWML werken met vaste gemeenteteams in plaats van met een regionaal team.
Veronique Smits voelt zich tegenwoordig meer betrokken bij het gemeentebeleid. ‘Ik ervaar meer commitment van beide partijen dan vroeger. Ook heb ik begrip voor bepaalde beleidskeuzes gekregen. En de gemeente vraag nu ook wat zij voor óns kunnen betekenen. Dat is heel prettig.’ Ook Michel Vogelaar is enthousiast over het eerste gesprek met AMWML. ‘Onze relatie is gebaseerd op vertrouwen en partnerschap. Dat is een voorwaarde om deze nieuwe methodiek te kunnen implementeren. We staan niet tegenover elkaar, maar zijn samen verantwoordelijk voor het welzijn van onze burgers. De samenwerking geeft ons als gemeente een beter inzicht hoe we ons beleid moeten vormgeven. De financiële en inhoudelijke verantwoording van AMWML is daarmee niet langer alleen maar een afrekensysteem achteraf. Het is een tussentijdse analyse. Een methodiek om met elkaar in gesprek te gaan en beleid te ontwikkelen.’
Maatschappelijk werker Veronique Smits werkt bij het gemeenteteam in Leudal en is nauw betrokken bij de analyses. ‘Voorheen zeiden die cijfers me nooit zoveel’, vertelt ze. ‘Nu moet ik ze echt begrijpen, zodat ik een goede analyse kan schrijven. Dat maakt me scherp. Wat betekenen ze nou eigenlijk? Met welke gevolgen van bepaalde beleidskeuzes hebben mensen te maken?’ Hoewel de analyse door de cijfers heen kijkt naar concrete problemen bij burgers, is er geen ruimte voor ‘zieligheid’,
Fragmenten uit de ‘Analyse hulpverlening 2011’ van AMWML, gericht aan de gemeente Leudal: Binnen het profiel ‘ouders & kinderen’ valt op dat in meer dan de helft van de situaties de kinderen de hoofdcliënt zijn. Dit is meer dan regionaal gebruikelijk is (28%) en ook een stijging ten opzichte van de halfjaarsrapportage. Het belangrijkste effect van de hulpverlening is [dat] bij ruim 60% de opvoedingscompetentie en de ouderschapsorganisatie [zijn] verbeterd. Dit is vergelijkbaar met de regionale resultaten. In 38% [van de gevallen] is de zelfredzaamheid van het kind verhoogd. De meeste hulp die wordt geboden is kortdurende hulp: 34% van het totale aantal hulpverlenin gen. […] In dit profiel zien we veel thuiswonende (jong)volwassenen (35% woont in een meerper soonshuishouden). Zij beschikken over onvoldoende financiën om zelfstandige huisvesting te krijgen. Dit leidt tot spanningen met huisgenoten en vormt een rem op de ontwikkeling van de zelfstandigheid. […] Door deze [kortdurende] hulp kan ruim een derde van de cliënten zonder hulp verder en is de situatie bij 20% gestabiliseerd. Vrijwel alle cliënten zijn tevreden over de hulpverlening.
25 Som nr 8 2012
Onbeperkt Actief
tekst
Pe te r v a n d e r M a r k
Mensen met een verstandelijke beperking die gewoon in de wijk wonen, dat komt steeds vaker voor. Zo ook in Deventer. Sociale contacten en aansluiting bij de buurt en haar bewoners komen echter niet vanzelf. In veel stadsbuurten is een gemis aan buurtbinding en leven bewoners anoniem langs elkaar heen. Onbeperkt Actief brengt daar verande ring in. ‘Dit sluit naadloos aan bij de kerngedachte van de Wmo.’
proef op de som
De MOgroep promoot Onbeperkt Actief als ‘goed voorbeeld’ voor de transitie van AWBZ naar Wmo. Raster zette dit project goed op de kaart door onder meer een opvallende naam, een aansprekend filmpje, een congres en een boek.
i n n ovat o p loss i e v e inge n
‘In tegenstelling tot vroeger wonen mensen met een verstandelijke beperking steeds vaker gewoon tussen andere buurtbewoners. Er blijkt ondersteuning nodig om anderen te ontmoeten en samen actief te zijn. Zeker omdat onbegrip en angst sociale contacten veelal in de weg staan.’ Aan het woord is Lia van Nimwegen. Ze is namens welzijnsorganisatie Raster in Deventer projectleider van Onbeperkt Actief. Het project wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente, in samenwerking met buurtbewoners en (zorg) organisaties als MEE IJsseloevers en de Vrijwilligers Centrale. Onbeperkt Actief is volgens Lia van Nimwegen een laagdrempelige methode die gebruik maakt van de sociale infrastructuur in wijken om mensen met een kwetsbaarheid mee te laten doen in de buurt.
deze opzet jaarlijks inmiddels ruim zeshonderd mensen via Onbeperkt Actief. Het succes was voor de gemeente Deventer reden om de subsidie te verlengen.’ Laagdrempelig en succesvol
De coördinatie van het project Onbeperkt Actief is intussen opgenomen in de reguliere werkzaamheden van Raster. Lia van Nimwegen: ‘Reden daarvoor is dat het project laagdrempelig is en succesvol blijkt. Onbeperkt Actief maakt gebruik van het beschikbare kapitaal uit de buurt. Pas daarna komt de zorgverlening weer in beeld. Het past daarmee geheel in de transitie van de AWBZ naar de Wmo. Door het verbinden van buurtbewoners met en zonder beperking versterkt en vergroot Onbeperkt Actief het sociale netwerk van kwetsbare mensen. Daarnaast bieden de activiteiten een structuur waarin deze mensen actief kunnen zijn. We willen dit nu ook in andere wijken uitrollen en andere doelgroepen bereiken, zoals mensen met een ggz-achtergrond. Ook daar zullen we weer beginnen met de vraag en die ophalen bij bewoners zelf, met én zonder kwetsbaarheid.’
Ambitie en talenten
‘We zijn in 2008 begonnen met een bijeenkomst in twee wijken in Deventer, waarvoor buurtbewoners met en zonder beperking en professionals werden uitgenodigd’, vertelt Van Nimwegen. Via dit zogeheten Kenniscafé werd onderzocht waaraan behoefte was onder de bewoners. De aanwezigen kregen de opdracht twee vrijetijdsactiviteiten te verzinnen. Dat leidde tot allerlei ideeën. Van theatervoorstellingen tot samen koken, en van een buurtbarbecue tot een kerstbijeenkomst. ‘Leuke en alledaagse dingen’, aldus Lia van Nimwegen. ‘Voor de activiteiten was een startbudget van vijfhonderd euro beschikbaar. Dat was toereikend, doordat we zoveel mogelijk gebruik maakten van bestaande middelen. Daarnaast kregen de buurtbewoners ondersteuning van de betrokken organisaties. Belangrijk, want de activiteiten komen niet zomaar van de grond. Buurtbewoners zonder beperking reageerden in het begin nog wat sceptisch en afhoudend. Maar gaandeweg kregen een paar enthousiaste voortrekkers de mensen mee. Uiteindelijk bereiken we via
Neem voor meer informatie over dit project contact op met Lia van Nimwegen l.nimwegen@rastergroep.nl T 0570 610607 Of download de methode Onbeperkt Actief op www.rastergroep.nl/volwassenen/onbeperkt_actief
26 Uitgave van de MOgroep
Ri n a Ba r te ls beeld Ro b e r t Vo s ( A N P P h o to ) tekst
balans opmaken
Het hĂŠle kind zien Het moet de spil worden van de zorg voor de jeugd. Een plek waar ouders, jongeren en kinderen kunnen aankloppen met vragen over opgroeien en opvoeden. Inmiddels huist in elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin. Kunnen de centra de ambities van Rouvoet waarmaken? En wat is daarvoor nodig? Drie betrokkenen maken een tussenbalans op.
27 Som nr 8 2012
De preventieve jeugdzorg was slecht toegankelijk en versnipperd. Het aanbod onoverzichtelijk en niet vraaggericht. En er heerste gebrek aan coördinatie. Om hieraan paal en perk te stellen, introduceerde toenmalig minister Rouvoet in 2007 het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Een gemeentelijk samenwerkingsverband van verloskundigen, consultatiebureaus, jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk, welzijnswerk en Bureau Jeugdzorg. Dat onder regie van de gemeente zorgt voor een samenhangend aanbod van opgroei- en opvoedondersteuning. En intensievere hulp inschakelt als dat nodig blijkt.
regelen, omdat het werkgebied en de organisaties te groot zijn’, legt Tineke Nolet uit. Zij is vanuit Aanzet Maatschappelijk Werk verantwoordelijk voor de coördinatie van het centrum. ‘We ervaren dat niet als een probleem. Het is veel belangrijker dat medewerkers elkaar kennen en elkaar weten te vinden. En dat is steeds meer het geval.’ Eenheid bevorderen
De samenwerking tussen gemeentelijke jeugdzorginstanties is overal in Nederland op gang gekomen. Maar veel centra zijn nog zoekende naar een goede invulling daarvan. Zo ook in Houten. ‘Het blijkt voor de aangesloten organisaties heel moeilijk om over het eigenbelang heen te stappen’, vertelt De Waard. ‘Het is niet voldoende om een bordje met ‘CJG’ naast de deur te hangen en het daarbij te laten. Elke professional moet voorbij de eigen organisatie leren kijken. Want anders gaat iedereen verder zoals hij altijd al deed.’
Door de zorg dicht bij huis te regelen, wordt de jeugdzorg laagdrempeliger, redeneerde Rouvoet. Gezinnen kloppen eerder aan met opvoedvragen, waardoor problemen minder snel escaleren. Duurdere zorgvormen zouden daardoor minder vaak nodig zijn. Het kabinet Rutte nam de plannen van Rouvoet over. In het regeerakkoord van 2010 heette het CJG de ‘frontoffice voor de jeugdzorg’. In 2016 zal het moeten fungeren als gemeentelijk loket voor alle vormen van jeugdzorg.
Dat onderschrijft de Bossche oud-wethouder Bart Eigeman, naamgever van de Bende van Bart, een groep wethouders die zich inzet voor de ontwikkeling van het CJG. Professionals moeten zichzelf en hun organisatie niet centraal stellen, maar afhankelijk worden van elkaar, stelt hij. ‘En zich realiseren dat te veel betrokkenheid niet altijd goed is. Ze hebben nogal eens de neiging als een soort mentor met een kind te blijven doormodderen. Maar als professional moet je vooral niet doen alsof je de enige bent die dat kind kan helpen. Geef toe dat je het niet meer weet en vraag om hulp bij anderen.’
balans opmaken
Centrum starten
Gemeenten kregen de opdracht uiterlijk in 2011 een CJG op te zetten. Dat is overal gelukt. Nu is het aan de centra om de samenwerking tussen betrokken organisaties te organiseren. Het CJG Houten is daarin al een eind op weg. Het centrum opende zijn deuren in 2010, maar kreeg al vorm in 2007, vertelt coördinator Tineke de Waard. ‘Toen zette ik in opdracht van de gemeente een nieuwe werkwijze voor het al bestaande multidisciplinair zorgteam op. Op één locatie, voorzien van front- en backoffice. In 2010 zijn we als CJG verder gegaan. Het enige verschil zijn de CJG-stickers op de muur.’
De Waard hecht veel waarde aan een sterke binding binnen het CJG. ‘We zijn sámen het CJG. Daaraan hebben we ons verbonden. Ik heb managers nodig die dat aan medewerkers overbrengen. En zelf moet ik heel creatief te werk gaan. Alle organisaties vergaderen bijvoorbeeld nog steeds op hun eigen tijdstip en plek. Voor gezamenlijke momenten is geen tijd. Daarom organiseer ik lunchbijeenkomsten zodat alle medewerkers aanwezig kunnen zijn.’
Aangesloten bij CJG Houten zijn instellingen voor maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, GGD en thuisbegeleiding. De managers komen sinds kort zo’n vijf keer per jaar bij elkaar om organisatorische zaken te bespreken. Daarnaast is er eens per maand een multidisciplinair casuïstiek-
‘ Professionals moeten een multifocale bril dragen’ overleg. ‘Langzamerhand krijgt de samenwerking steeds meer vorm’, vertelt De Waard. ‘Het is met name waardevol dat we in één gebouw zitten. Daardoor zijn de lijnen tussen collega’s kort. Een maatschappelijk werker kan gemakkelijk even voor advies langslopen bij de verpleegkundige.’
Methode ontwikkelen
Volgens Tineke Nolet is gedragsverandering essentieel om tot goede samenwerking te komen. ‘Het blijkt lastig om oude gewoontes van medewerkers te doorbreken. Terwijl we juist moeten uitstralen dat we met z’n allen het CJG zijn. Ons uitgangspunt is dat medewerkers zelf op zoek gaan naar de partij die de klant het beste kan helpen. En achter de schermen de case uitleggen en overdragen. Zo hoeven ouders niet drie keer aan iemand anders hetzelfde verhaal over hun kind te vertellen. We maken nu checklists met vragen die je minimaal aan een klant moet stellen, zodat de case voor iedereen helder is.’ Het CJG besteedt daarbij
De Brabantse gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Veghel en Uden hebben een gezamenlijk CJG opgezet. Elke gemeente heeft een eigen inlooppunt. Kernpartners zijn Stichting MEE, de GGD en twee instellingen voor maatschappelijk werk. De organisaties zijn niet gehuisvest in één gebouw, zoals in Houten het geval is. ‘Dat viel logistiek niet te 28
Uitgave van de MOgroep
Bart Eigeman
André Rouvoet
mensen het centrum al te vinden? Dat valt tegen, zeggen De Waard en Nolet. In de gemeente Houten ging anderhalf jaar geleden het wekelijkse CJG-spreekuur van start. De diensten worden gedraaid door tweetallen met een verschillende achtergrond. ‘Bijvoorbeeld een maatschappelijk werker en een verpleegkundige 0 tot 4 jaar’, vertelt Tineke De Waard. ‘Het begint nu wel te lopen, maar nog steeds komen er slechts één tot twee bezoekers per week.’
veel aandacht aan taalgebruik. Nolet: ‘De GGD gebruikt bijvoorbeeld een andere definitie voor risicokinderen dan Bureau Jeugdzorg. Dat maakt het lastig om eenduidige antwoorden aan ouders te formuleren.’ Alle organisaties moeten deprofessionaliseren, vindt Eigeman. ‘Professionals werken nog te veel langs elkaar heen. Afhankelijk van hun brilletje zien ze een leerling, een cliënt of een probleemkind. Maar je kunt kinderen niet opdelen in kleine stukjes. Na schooltijd blijft het nog steeds hetzelfde kind. Professionals moeten daarom allemaal dezelfde multifocale bril dragen. Zodat ze het héle kind zien. En het met een multidisciplinaire aanpak kunnen benaderen.’
De Waard vraagt zich sterk af of het spreekuur beantwoordt aan een behoefte. ‘Landelijk speelt die vraag natuurlijk niet voor niets. Mensen kunnen bellen, ze kunnen mailen. We hebben allerlei ingangen. Moet je dan ook nog een concrete ingang maken?’ Nee, zegt Bart Eigeman. ‘Mensen komen niet naar het CJG toe. En jongeren zeker niet. Breng de hulp naar plekken waar de mensen al zijn. Zoals het consultatiebureau. Of de basisschool. Het is dom om mensen te verleiden ergens naartoe te komen als je ze ergens anders al kunt bereiken.’
Deze aanpak komt overeen met de methode ‘Eén gezin, één plan’. Die biedt volgens De Waard een goed startpunt voor een CJG. ‘Onze medewerkers moeten oog krijgen voor de context. Als een maatschappelijk werker een vader in de spreekkamer heeft, moet hij ook nadenken over de opvoedtaak van zijn cliënt. En vervolgens niet de cliënt exporteren, maar de deskundigheid importeren. Met het gezin om de tafel gaan en bekijken welke hulp nodig is. Desnoods iemand van buiten laten komen om aan te schuiven.’
In de Brabantse gemeenten zijn bewust inlooppunten gevestigd op locaties waar al kinderen komen. Bijvoorbeeld bij het consultatiebureau, licht Tineke Nolet toe. ‘Maar het CJG is veel meer dan een inlooppunt. Ook op veel andere plekken kun je onze medewerkers aantreffen. Denk daarbij aan de schoolmaatschappelijk werker of de jeugdverpleegkundige. ‘We willen gezamenlijk uitstralen dat het niet uitmaakt wáár je een vraag stelt. Wij zorgen altijd voor het antwoord.’ Het centrum organiseert daarnaast thema-avonden. ‘Bij de GGD, maar ook bij mensen thuis. Dat noemen we
Loket bieden
De loketfunctie van het CJG vormde een speerpunt in Rouvoets plan. Want alleen als ouders en jongeren zélf om hulp en advies vragen, kan het CJG preventief werken. Maar weten 29
Som nr 8 2012
‘CJG op de bank’. Een soort Tupperware-avond die ouders organiseren en waarvoor ze andere ouders uitnodigen. Wij vertellen bijvoorbeeld over alcohol- of drugsgebruik.’
en advies vragen. Het CJG is een pool van deskundigen waaruit je kunt putten. De lichte steun kan het zelf bieden. En voor zwaardere steun heeft het overal lijntjes uitstaan.’
Inmiddels gaat ook CJG Houten de boer op. ‘We gaan op tournee langs alle peuterspeelzalen’, vertelt De Waard. ‘In wisselende samenstelling, net als bij het spreekuur. Op tijdstippen dat ouders hun peuter brengen, kunnen ze bij ons terecht voor huis-tuin-en-keukenvragen. We willen uitstralen dat het CJG overal is. Daarom gaan we niet zitten wachten tot mensen ons gebouw opzoeken.’
Aandacht schenken
Het is nog te vroeg om eenduidige conclusies over het CJG te trekken. Veel centra moeten hun draai nog vinden. De komende jaren zal moeten blijken of het CJG aan de verwachtingen van Rouvoet beantwoordt. En of het in 2016 als spil in de jeugdzorg zal fungeren. Bart Eigeman is nu al overtuigd van het succes. ‘Wethouders hebben het CJG nooit beschouwd als loket. Voor ons bestaat het centrum uit een team van uiteenlopende professionals die zich bezighouden met opvoeden en opgroeien. En dat is nu al het geval.’ Het is ook niet zo interessant of mensen weten wat of waar het CJG is, vult Tineke Nolet aan. ‘Het gaat erom dat ouders hun vraag kunnen stellen. Wij maken de drempel op allerlei manieren zo laag mogelijk. En we zien een toename van vragen, dus het werkt.’ De herkenbaarheid van het centrum is volgens Tineke de Waard vooral intern van belang. ‘Ik behoor niet tot een bepaalde organisatie, ik ben van het CJG. Daarom is het logo voor mij zo belangrijk. Ik hoop dat de professionals dat gevoel overnemen. Natuurlijk ben je loyaal aan je eigen organisatie. Maar zeker ook aan het CJG.’ Eigeman, Nolet en De Waard zijn het er alle drie over eens: voor een succesvol werkend CJG is een lange adem nodig. De Waard: ‘Het CJG is een innovatie. Het heeft tijd en aandacht nodig. Als het echt op gang komt, vormt het CJG een heel mooi vehikel voor de decentralisatie van jeugdzorg.’
Laagdrempeligheid behouden
balans opmaken
Toch zou Tineke de Waard graag zien dat de centra meer landelijke aandacht krijgen. ‘Ik mis iets als een spotje van Postbus 51. Want mensen kunnen de functie van het CJG niet plaatsen. Wat gebeurt er als je het CJG inschakelt? Is het Bureau Jeugdzorg? Ik wil het geen imagoprobleem noemen, maar het is wel onduidelijk. Ik vind transparantie erg belangrijk. Ik leg altijd aan ouders het principe van de front- en backoffice uit. Mensen kunnen altijd binnenlopen met vragen. Maar als we problemen signaleren, doen we daar wel iets mee.’ Het CJG moet zeker geen Bureau Jeugdzorg worden, waarschuwt Tineke Nolet. ‘We moeten ervoor waken dat we met indicaties en dwang gaan werken.’ Dat er onderling contact is, vindt Nolet prima. Sterker nog, Bureau Jeugdzorg zit in de stuurgroep van het CJG en is vaste partner in het casusoverleg. ‘Maar het is goed om de bescherming van het kind te scheiden van het preventiewerk.’
Bezoek de site van het Nederlands Jeugdinstituut voor praktijkvoorbeelden en achtergrondinformatie over het CJG: www.nji.nl/cjg. Of schrijf je voor kennisuitwisseling in op het online kennisplatform netwerk.cjg.nl.
Eigeman vindt dat Bureau Jeugdzorg een tweedelijnsvoorziening moet blijven. ‘De medewerkers moeten dan wel hun deskundigheid aan het CJG overdragen. Of zorgen voor heel korte lijnen. Want dát is het allerbelangrijkste voor de jeugdzorg: een verbod op het ketendenken. En terug naar de eenvoud. Hup, zet de beste medewerkers aan de voorkant. Zij moeten bepalen wat er met een cliënt aan de hand is en vervolgens steun regelen. Of toegeven dat ze het niet weten
Bende van Bart Als het CJG een lokale voorziening moet worden, waarom richten we ons dan op landelijke beleidsteksten? Die vraag zette Bart Eigeman – toenmalig voorzitter van de VNG-commissie Onderwijs, Zorg en Welzijn – ertoe aan in 2008 de Bende van Bart te starten. ‘Ik merkte dat de dwang van de landelijke politieke agenda steeds sterker werd binnen de VNG. We institutionali seerden meer en meer. Terwijl jeugdbeleid en het CJG bij uitstek om een gemeentelijke invulling vragen’, licht Eigeman toe. De Bossche oud-wethouder wilde daarom een tegenbeweging op gang brengen met oog voor de situaties waarmee wethouders te maken hebben. ‘De Bende van Bart is een informeel netwerk dat wethouders inspireert over jeugdzorg en de ontwikkeling van het CJG. We ontmoeten elkaar, delen successen, maar bespreken ook vooral dilemma’s en valkuilen. Juist die kwetsbaarheid is ontzettend belangrijk. Durven toegeven dat je het als wethouder niet allemaal weet. En van anderen afkijken hoe je het beleid kunt verbeteren. Dat past heel goed binnen de verenigingsgedachte van de VNG.’
30 Uitgave van de MOgroep
‘Eigen kracht’, ‘zelfredzaamheid’, ‘burgers moet meer zelf doen’. Het zijn termen en frasen die de laatste tijd wel heel gretig gebezigd worden. Over welke burgers hebben we het dan? Mondige buurten kunnen zelf cursussen inkopen en vrijwilligers kunnen best bijspringen of tijdelijk als coach meelopen. Maar niet overal ontstaat spontaan die zelfredzame civil society.
Pa u li e n d e G a a i j beeld
slotsom
Gemeenten en maatschappelijke organisaties zullen in deze tijd van transities en bezuinigingen slim moeten opereren. Je moet er samen wél voor zorgen dat je de basisvoorzieningen behoudt in buurten waar hulp eigenlijk altijd nodig blijft. Voor laagopgeleide werklozen met gezondheidsproblemen, sociaal-psychische kwesties en gezinsproblematiek. Om daar eigen kracht of het sociale netwerk te versterken is een professioneel zetje nodig. Ook om continuïteit te waarborgen en een sociale infrastructuur die ontmoeting mogelijk maakt. Deze Som bevat inspirerende verhalen over hoe welzijnsorganisaties die handschoen opnemen – in het beste geval sámen met de gemeente of andere maatschappelijke organisaties. Want psychiatrisch patiënten en verstandelijk gehandicapten mee laten doen in de wijk heeft heel wat voeten in de aarde. De Rastergroep lukt dat met Onbeperkt Actief in Deventer. Verstandelijk gehandicapten en buurtbewoners kenden elkaar niet. Raster slechtte drempels, makelde en schakelde en trok mensen over de streep. Nu zijn er gezamenlijke activiteiten in de wijk en stáát Onbeperkt Actief als merknaam in Deventer. In Utrecht vormen De Rode en De Blauwe Loper een ‘reddingsboei’ voor kwetsbare wijkbewoners door de samenwerking van welzijn en begeleid wonen. En een buurthuis in Almere is omgetoverd tot een leerwerklocatie voor jongeren met weinig perspectief, waarbij die jongeren tegelijk ingeschakeld worden voor opbouwwerk in de wijk. Mooie voorbeelden van hoe we als branche succesvol de uitdaging kunnen aangaan. Marijke Vos Voorzitter bestuur MOgroep
31 Som nr 8 2012
Kracht van welzijn
We staan voor een belangrijke uitdaging: politiek en samenleving willen actief sociaal werk dicht in de buurt van die mensen die het alleen niet redden. De onderlinge samenhang in wijken en buurten moet versterkt worden. Iedereen moet mee kunnen doen. Transities en bezuinigingen dwingen de branche om razendsnel concrete antwoorden en welzijnsalternatieven te ontwikkelen. Met als leidraad het door de branche zelf ontwikkelde Welzijn Nieuwe Stijl en het versterken van eigen kracht.
oproep
Reageren op een artikel in Som? Adverteren? Of heeft u een project dat u onder de aan足 dacht wilt brengen? Mail dan naar info@sommagazine.nl Som 9 verschijnt in het najaar van 2012
Som nr9