P A So
SOCIOLOGISCH ANTROPOLOGISCH PERIODIEK
SINDS 1970 JAARGANG 48, NUMMER 2, april 2017
Alumni-editie
FOCUS
Columns 4 Geen twijfel over mogelijk! 21 Socioloog, word lobbyist! 27 Focus op verbetering van het onderwijs 39 Hoe overleef je de tentamenweek?
COLOFON & VOORWOORD Sociologisch Antropologisch Periodiek Jaargang 48, nummer 2, april 2017 Contact soap.redactie@gmail.com Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen Ricoh Oplage: 2200 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Foto voorkant Yasmin Portz
Artikelen
Lay-out & ontwerp Yasmin Portz
12 Waar en wanneer is eigenlijk het hier en nu? 14 Collaborative community en innovatie 18 “Zelfs Pauw en Witteman werd boeiend met ritalin” 22 Akenfield: Portrait of an English village 24 Nepnieuws als nieuwshype 32 Tijden van terreur 36 Brexit won, everybody lost 40 Focus: Internationale studenten
SoAP-Logo Thomas Bos Redactie Corine Bartlema, Rie Bosman, Djamilla Boulil, Sterre Coenen, Meinte Dirksen, David Elzinga, Kevin Gooijers, Rick de Kleine, Sanne Oving, Wouter van Tongeren, Reimer Vonk, Klaas Wilts
Interviews
Geachte lezer, In uw handen heeft u de alumni-editie van SoAP. Een editie met een extra grote oplage en met extra artikelen en interviews. Ditmaal met het thema “Focus” op de voorkant. In deze editie is er te lezen over wat er momenteel gaande is in Groningen, op de faculteit en is er te lezen wat sociologie is en wat er veranderd is. Een mooi moment voor een kopje koffie of een bakje thee om herinneringen op te halen gepaard met een focus op de nostalgische gevoelens. Deze editie zult u veel uiteenlopende artikelen gaan lezen, waarin telkens een focus op het onderwerp te ontdekken is. Zo is er een interview gehouden met de oprichtsters van het Rebel Rebel hostel, is er geschreven over studenten die een betere focus willen en over internationale studenten op de fiets die een gevaar in het verkeer vormen. Mocht u geprikkeld zijn om meer over sociologie te lezen, dan hebben we de column “Sociologie met Rie” waarin een sociologisch boek wordt uitgelicht. Ook heeft alumnus Mira Levi een stuk geschreven over waarom sociologen de beste lobbyisten zijn. Er is voor eenieder wat wils te lezen is, en wij hopen dat deze editie goed zal bevallen voor alle (oud-)sociologie studenten. Geniet van de verschillende blikken van de schrijvers op de maatschappij en wij hopen dat u met plezier terug denkt aan uw studietijd. We zien u graag volgend jaar weer terug.
Website www.soapgroningen.nl
Tot de volgende alumni-editie!
of volg ons
De SoAPcie
@SoAP_Groningen facebook.com/SoAP-Groningen instagram.com/soapgroningen
6 Gabriël Anthonio 28 Rebel Rebel Hostel
2
3
Geen twijfel over mogelijk! Auteur: Esther Talsma
Voorzitter van de SoAP-commissie
E
en wekelijks terugkomend evenement voor de commissie; even geen studie, geen werk, geen vrienden, maar tijd voor SoAP. Want dat er meer achter zit dan de artikelen kopiëren plakken en in een mooi bestandje zetten moge duidelijk zijn. Elke editie is er nieuwe inspiratie nodig voor een origineel onderwerp, een goed interview te houden en dit ook nog eens leuk neer te zetten. Ik heb de eer om hier als voorzitter een onderdeel van te mogen zijn.
Een paar jaar geleden heb ik mijn eerste stuk voor SoAP geschreven. Dat ging over twijfelen en dat we wel wat meer mochten twijfelen voor een rooskleurigere wereld. Ik gooi voor SoAP even mijn eigen wijsheid uit het raam door te zeggen dat ik er zeker van ben dat ik met heel veel plezier bij de SoAPcie zit. Ik heb altijd heel veel plezier beleefd aan het schrijven, het mogelijk maken van het blad en voorzitter zijn voor vier geweldige mensen. Van in het begin naar zakelijke, duidelijke vergaderingen naar uiteindelijk vrienden en veel gezelligheid.
Per editie gaan we met z’n allen bij elkaar zitten waarin iedereen een eigen taak krijgt en dus weet wat te doen. Wat het belangrijkste hierbij is, is om mensen inspiratie te geven. En als socioloog heb je het daarmee makkelijk, want onze interesse ligt bij de maatschappij en daarvoor hoef je alleen maar om je heen te kijken. Lees een krant, kijk naar de sociale media of pak een boek. Want dat iets werkt mag best zo wezen, maar waarom iets werkt is veel interessanter. Zo proberen we ook de eerstejaars studenten te betrekken, want hun nieuwsgierigheid naar de maatschappij is evenveel waard als de oude rotten die al jaren in het vak zitten met al hun theorieën over van alles en nog wat.
Zo zijn we aan het einde gekomen van weer een editie. Gedrukt en klaar om de hele wereld over te gaan. ■
Wat doe jij dit voorjaar? Kom onze redactie versterken! Mail naar:
soap.redactie@gmail.com
“Wat het belangrijkste is, is om mensen inspiratie te geven” Natuurlijk zijn er ook de praktische zaken, want ja, een beetje dromend over straat lopen en je afvragen waarom de wereld werkt zoals die werkt, daarmee kunnen wij geen blad uitbrengen. Het is tijd voor het zwoegen, foto’s maken en bewerken en afspraken nakomen. En elke keer is die deadline er toch veel sneller dan je had verwacht. “Altijd druk” zou ook nog best eens het onderwerp van een editie kunnen worden. Met die overvolle agenda’s herkent iedereen dat probleem tegenwoordig wel. Focus, ga er eens goed voor zitten, twijfel een beetje aan jezelf (maar niet teveel) zodat je kritisch blijft en doe vooral je best. 4
“Heel veel antwoorden op de grote problemen van deze tijd liggen in de sociologie besloten”
Interview
Gabriël Anthonio
Auteurs: Sanne Oving & Yasmin Portz
Gabriël Anthonio is een maatschappelijk betrokken bestuurder en wetenschapper. Getrouwd, twee kinderen en woont in Drachten (Friesland). Kenmerkend voor zijn loopbaan zijn ingrijpende verandertrajecten in organisaties waar hij leiding aan heeft gegeven. Hierbij heeft hij zowel aandacht voor bedrijfsvoering, cultuur, alsook leiderschap. Hij studeerde sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en behaalde een PhD aan de Universiteit voor Humanistiek. Tegenwoordig is hij bestuursvoorzitter van Verslavingszorg Noord Nederland. Naast bestuurswerk vervult hij een lectoraat Leiderschap en Verandermanagement aan de Stenden Hogeschool in Leeuwarden en is bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft diverse promovendi begeleid naar een succesvolle promotie. Ook is hij gastdocent, spreker en trainer. Hij heeft diverse artikelen en boeken op zijn naam staan die deels academisch en deels praktijkgericht zijn. Bijdragen aan organisaties liggen vooral op het vlak van leiderschap, cultuur veranderingen, innovaties en behalen van concrete doelen resultaten. Naast betaalde functies is hij oprichter van (noodhulp-) fondsen en zet hij zich in voor kwetsbare groepen waaronder kinderen met autisme (st. Papageno). Kenmerkend voor zijn passie is zijn grote betrokkenheid en inzet voor doelgroepen die vaak aan de rand van de samenleving staan.
Het is maandagavond als we Gabriël Anthonio spreken. Hij heeft net het college ‘Leiderschap, Strategie en Beleid’ aan zijn studenten gegeven. Onder het genot van een uitstekend diner praten we over zijn leven, zijn visie en zijn ambities. In een interview met Trouw noemde u zichzelf een vriendelijke anarchist. “Ik zit natuurlijk als bestuurder midden in het systeem, en tegelijkertijd probeer ik het systeem te veranderen. En dat doe ik door me heel actief te verzetten. Ik kan me heel boos maken over iets, of me heel erg verzetten. Ik doe twee dingen; ik toon verzet, maar ik blijf wel in contact. En de klassieke anarchist stelt zich ergens tegenover, die gaat op de barricade en in de extreme vorm demoniseert hij zelfs de ander naar mijn idee. En wat ik probeer is in contact te blijven, maar me wel te verzetten. En daarom noem ik me een vriendelijke anarchist.” “Bij VNN werken we met kwaliteitssystemen, waarin protocollen bepalen waaraan je moet voldoen. Op een gegeven moment heb ik gezegd: Ik doe niet meer mee. Ik wil niet op zo’n manier beoordeeld worden door een bureau met externen”. Gabriël vindt die kwaliteitsaudits niet zinvol. Een goed gesprek, dat is zijn ideale oplossing. “Er werd een regelvrije zone gecreëerd, waarin het bureau een experiment mocht doen: dialoogsturing. We gingen door middel van een dialoog dingen proberen te veranderen”. Door middel van dialogen werden er zowel vragen gesteld als oplossingen bedacht. De auditors zeiden op het einde: “Wat is dit leuk om te doen”. Gabriël concludeert dat door eerst ‘nee’ te roepen en na te denken over wat anders kan, er een veel betekenisvollere manier van kwaliteitsonderzoek is ontstaan. “Er zijn heel veel dingen die je ook echt wel kan veranderen. Dit kun je doen door vriendelijk ‘nee’ te zeggen, en de ander uit te nodigen mee te denken over oplossingen. En daarom gebruik ik de term vriendelijke anarchist”. → 7
Definitie anarchist:
anar· chist (de; m,v; meervoud: anarchisten) 1 voorstander van het anarchisme anar· chis· me (het; o) 1 leer van de anarchie als politiek ideaal anar· chie (de; v) 1 toestand waarin de bewoners van een staat niet aan wetten gehoorzamen en geen overheidsgezag erkennen 2 toestand van ordeloosheid
U zei ook dat we terug moeten naar een horizontale gemeenschap van vrienden. “Aristoteles beschrijft een horizontale gemeenschap als een gemeenschap van vrienden. Hierbij voel je je verbonden in de relatie, en dat je het leuk vind om te leren, om te ontdekken in de gemeenschap. Het is een gezamenlijk proces, maar een proces waarin je je veilig voelt. Dat je een kritische vraag durft te stellen bijvoorbeeld”. Hoe past u dit toe in uw rol als docent? “Dat is wel ingewikkeld, want lesgeven is natuurlijk een verticale situatie. Door het systeem, iemand beoordeeld een ander, de structuur. Ik verzorg het vak, en toch probeer ik mijn studenten uit te nodigen om deelgenoot te worden van het proces”. Door studenten wordt dit ook herkent in de colleges. Gabriël overlegt veel met de studenten, en studenten krijgen ook veel kansen voor eigen inbreng in de collegezaal. “We zijn met elkaar in een proces bezig, om het hele leerproces waar we in zitten op een mooie manier vorm te geven. Ik ben ook deze collegereeks begonnen met de vraag wanneer dit vak succesvol is. Dus probeer ik er iets gezelligs van te maken, en plezier mag gewoon. Het is hard werken, en het zijn ook best wel pittige onderwerpen die worden behandeld. Maar ik vind dat lesgeven ook een inspiratiemoment over en weer is, van studenten met mij en met elkaar. Ik probeer voor zover dat mogelijk is daaraan een horizontale structuur te geven”.
U heeft veel meegemaakt in uw tijd als directeur van de Van Mesdagkliniek. U heeft onder andere tbs’ers samen met studenten van Academie Minerva de muren van de instelling laten beschilderen. “Het mooie hieraan is dat mensen een andere rol krijgen. Ze zijn niet meer alleen een patiënt, maar ook een schilder of meubelmaker. Zo kunnen ze even ontsnappen aan de TBS straf of patiëntenrol waarin ze nu vastzitten”. Het bestrijden van vernedering is de rode draad in Gabriëls visie. “Ik vroeg me af wat de patiënten als grootste vernedering ervaren. En toen wezen ze op de muur”. De muur kon Gabriël niet opheffen, wel kon hij voor de patiënten het effect van de muur draaglijker maken. In samenwerking met Academie Minerva is vervolgens het kunstproject ontstaan. “Dat vond iedereen een geweldig idee”. De patiënten en de studenten hebben uiteindelijk drie maanden lang geschilderd. De reële angst van externen dat één van de patiënten over de muur zou klimmen, was achteraf niet nodig. De betrokkenen vonden het een hartstikke leuk project, doordat iedereen zichzelf in de rol van kunstenaar kon verplaatsen. “Iedereen was zo trots op wat ze met elkaar hadden gemaakt, daar kan geen therapeut tegen op”.
Geschilderde muur van de Van Mesdagkliniek
8
“De volgende keer dat je met het openbaar vervoer reist denk je dan: iemand helpen is ook sport” Hoe kunnen wij dit soort initiatieven toepassen in de samenleving? “We werken te veel top down. Kijk, als docent of hulpverlener moet je ook niet alles aan de groep overlaten. Je moet wel kwaliteit leveren en inspireren. Je moet steeds afstemmen: is dit wat de cliënt wil, is dit wat de studenten interessant vinden?”. Zijn stelling is dan ook dat heel veel antwoorden op de grote problemen van deze tijd in de sociologie besloten liggen. Ik zie het als mijn sociologische roeping om dit te ontsluiten. Eenzaamheid in de ouderenzorg, patiënten die zich niet gehoord voelen, onderwijsinstellingen die als leerfabrieken worden ervaren, grote groepen mensen die zich niet thuisvoelen in Nederland. “Mensen moeten weer het gevoel hebben dat ze onderdeel zijn van een groter geheel. We moeten als burgers weer sociologisch durven denken”. Volgens Gabriël hebben we ons te afhankelijk gemaakt van het systeem. Ergens zijn we het verleerd om gewoon rekening te houden met elkaar. Aristoteles beschrijft het als een kudde koeien. Het ziet er misschien wel uit als een gemeenschap, maar de koeien zien niet naar elkaar om, ze grazen alleen maar voor zichzelf. Wanneer er één tussenuit gepikt wordt voor de slacht, gaan de andere koeien er echt niet harder om loeien. Gabriël ziet de samenleving als deze kudde koeien. “We zijn aan het consumeren, iedereen is maar voor zichzelf bezig. Wat we echt vergeten, is dat in diezelfde wei, iedereen een stukje gras verdient”.
Net als onze vormgever Yasmin heeft Gabriël aan karate gedaan. Karate staat erom bekend dat je er discipline en focus aangeleerd wordt. Hoe ziet Gabriël dit? “Ik vind karate een ontzettend nobele sport. Het geeft ontzettend veel discipline. En toch ook weer zo’n groepsgevoel dat je creëert. Of je nou een witte of een zwarte band hebt, iedereen heeft respect voor elkaar. Het is heel erg hiërarchisch, maar toch ook horizontaal”. Als voorbeeld vertelt Gabriël vervolgens een verhaal van toen hij jong was. “We zaten in de bus met drie studenten. We hadden allemaal al een zwarte of bruine band. We zaten daar achter in de bus een beetje arrogant te doen, wat rek-enstrek oefeningen te laten zien. Mijn leraar zat rustig naar ons te kijken, hij had ons wel in de gaten. Toen stapte een mevrouw uit met een paar tassen. Mijn leraar loopt naar de buschauffeur, en die vraagt of hij even wil wachten. “Anthonio, je moet die vrouw helpen hé. Dat is ook karate”. Hij stuurde me zo de bus uit en zei dat ik de tassen van de mevrouw moest dragen, om met haar mee naar huis te lopen. Later kwam ik lopend aan bij het huis van mijn docent. Mijn docent vroeg of we wilden zitten en vertelde het volgende: “In Vietnam word je geacht je sportkleding niet in je tas te houden als je naar training gaat, maar om deze in het openbaar te dragen. Want als er iets gebeurd, dan moet jij helpen. Doordat jullie je zo gedroegen in de bus, voel ik mij geen goede leraar. Daarom moeten jullie allemaal 25 keer opdrukken, en ikzelf 50 keer.” Dat waren goede levenslessen, echt fantastisch. En dan ben je een bijdehandje van 16 á 17 jaar. De volgende keer dat je met het openbaar vervoer reist denk je dan: iemand helpen is ook sport”. In het essay “Vervreemding of Vrienden?”1 zegt u dat u “zelf onderdeel bent van het systeem, waar ik in de rol van vader geregeld tegenaan loop”. Hoe kijkt u zelf tegen bureaucratie aan? “Tot op zekere hoogte is bureaucratie prima. Dat je een agenda hebt bijvoorbeeld, dat er een grens is in zorg, of dat er professioneel een kader is. Dat systeemdenken is in ons eigen denken gaan zitten. Er zijn altijd uitzonderingen, probeer dan voor deze uitzonderingen oplossingen te zoeken. Het is wel belangrijk dat deze oplossing → 9
dan bekend is bij de gehele groep. Dat is ook weer een horizontale gemeenschap! Ik vind dat we in een tijd leven waarin de bureaucratie helaas ons leven te veel domineert. En ik probeer lichtelijk activistisch dat systeem aan te pakken”. Naast bijzonder hoogleraar aan de RUG is Gabriël ook nog werkzaam bij de VNN als Voorzitter Raad van Bestuur. Ook schrijft Gabriël veel artikelen, boeken en geeft hij lezingen. “Besturen is voor mij een fulltime baan. Maar ik heb altijd gewerkt en gestudeerd, dus ik ben gewend om een paar avonden per week door te werken. Naast bijzonder leraar bij de RUG, ben ik ook nog verbonden aan Stenden Hogeschool. Ik probeer ook de studenten van Stenden Hogeschool en RUG in de bijeenkomsten te combineren. Want door dingen slim te combineren kun je toch alles doen. Ik ben gemiddeld 6 tot 8 uur per week bezig met onderwijs en afstudeerprojecten. Ik vind het ook gewoon leuk en ik ervaar het daarnaast ook helemaal niet als werk. Als ik me zondagmiddag voorbereid op het college van maandag, dan heb ik er gewoon weer zin in. Ik heb ook wel een vrij vol bestaan, maar het is goed te doen!”. In uw oratie quote u Niccolò Machiavelli. In welke mate inspireerden dit soort denkers u in uw werk? “Literatuur roept bij mij het onderbewuste op. Dan denk je: zo kun je er ook naar kijken. Prachtig! Ik ben soms ook wel jaloers dat zo’n denker het zo heeft kunnen opschrijven, taal doet toch wel wat met je. Taal, filosofie, en klassieke en ook moderne denkers inspireren mij enorm. Ze geven ook woord en beeld aan datgene dat ik vaak al een beetje intuïtief voel. Dat soort gedachten helpen mij, en scherpen mij aan”. In één van de colleges vertelde Gabriël dat elke goede rails wordt gelegd op stevige dwarsliggers. “Een mooie gedachte vind ik ook: “houd de zaag scherp”. Het verhaal hierbij is dat er een man aan het zagen is in het bos. Dan komt er een smid langs, en die vraagt: “Zal ik die zaag even voor jou bijvijlen?”. Zegt die meneer: “Nee hoor ik heb het zo druk, ik moet nog 20 andere bomen omzagen.” Dus boeken en literatuur van denkers zoals Machiavelli, die ik echt probeer toe te passen in mijn eigen leven. Ik zie het als de zaag scherp houden in mijn eigen werk. Deze denkers helpen mij om te vijlen. Ik daag mijzelf uit, of ik scherp mijzelf aan met denkers qua denkbeeld, zoals Machiavelli, niet altijd in mijn straatje passen”.
Johannes 15, vers 15:
Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. 10
Voorafgaand aan het interview vertelde Gabriël dat hij enige tijd in het klooster heeft doorgebracht. Daar komen we later in het interview weer op terug. In welke mate speelt religie een rol in het leven van Gabriël? “Ik ben niet de hele dag bewust bezig met mijn geloofsovertuiging, maar het is als een rode draad door mijn leven. Wat ik het mooiste vind van de Bijbel is hoe in het Oude Testament tot het Nieuwe Testament de beweging te zien is dat God afdaalt. Dat afdalen van God, die weg naar beneden, dat vind ik echt fascinerend. En dat is een beweging die ik zelf in het leven ook zie. We leggen de focus in het leven vooral op het opstijgen. Meer verdienen, meer worden, meer carrière. Maar de geestelijke weg is juist een weg van afdalen. Dus afdalen naar anderen. Want als je afdaalt naar een ander, dan zeg je: “Hé, hoe is het met jou?”. Dat is juist zo’n leuke we”. Volgens Gabriël wordt religie, en in het bijzonder het Christelijke geloof, geregeld heel anders gepresenteerd. Het is iets heel krachtigs, iets heel machtigs. Maar juist de weg van naar beneden, in kwetsbaarheid en zoeken naar verbinding spreekt hem enorm aan. “Persoonlijk ben ik wel heel erg geraakt door het leven van Jezus zelf. Als je daarover nadenkt. Hij scharrelde daar met een clubje mannen en vrouwen rond. En hij heeft de wereld op z’n kop gezet. Het is zo apart als je erover nadenkt. En één centraal begrip is liefde. Liefde voor hoog en laag. En dat is denk ik toch de sleutel om dingen te veranderen. Ik fantaseer dat als Jezus naar de Universiteit zou gaan, dat hij voor Sociologie zou kiezen. Hij zou theologie misschien links laten liggen, dat is in zijn ogen een veel te ingewikkeld verhaal geworden over hem zelf en zijn Vader. Sociologie gaat over mensen, en Jezus was sterk gericht op de mens en zijn of haar leven. De kern van zijn boodschap ging over liefde en relatie, sommigen hebben er een religie met regels van gemaakt. In het bijbelboek Johannes wordt hier het volgende over gezegd: “ik noem jullie mijn vrienden”. Een horizontale gemeen-
schap dus. En dat is de organisatievorm van Jezus: vriendschap. Hoe past u deze waarden toe in het dagelijks leven? “Ik heb twee jaar geleden een week lang in de stad rond gezworven met allerlei mensen die dak- en thuisloos waren, in de Mesdagkliniek heb ik in een uitgebroken cel kantoor gehouden, en in de jeugdzorg heb ik boeken met kinderen samen geschreven. Op deze manier afdalen is kwetsbaar, en tegelijk enorm inspirerend, het zet mij ook aan om deze mensen te helpen, om actie te ondernemen”. De geboorteplaats van de klassieke sociologie bevindt zich in de confrontatie van een samenleving met sociale problemen, maatschappelijke risico’s en uitdagingen. Het grote thema waar Gabriël zich voor inzet is vernedering. “Je kan het hebben over ongelijkheid, maar heel veel mensen hebben helemaal geen last van ongelijkheid. Die zeggen ik vind het prima op de manier waarop het gaat. Ongelijkheid is voor mij nog niet scherp genoeg. Maar ik vind vernedering een heel groot thema in het leven. De mens is bedoeld om rechtop te lopen. Zowel bij de medewerkers als bij de doelgroep kunnen we nog meer onnodige vernedering opheffen. Wachtlijsten zijn bijvoorbeeld zo’n vernedering. Niet gehoord worden is zo’n vernedering. Niet mee mogen doen is zo’n vernedering. En wat ik probeer op mijn werk, maar ook in mijn onderwijs, is dat mensen allemaal rechtop kunnen lopen. En dat ze kunnen zeggen: ‘ik mag er zijn, ik word gezien, en ik mag ook anderen zien’. Dus mijn grootste sociologische uitdaging is om ervoor te zorgen dat organisaties goed functioneren, maar ook dat vernedering uit de organisatie verdwijnt”. ■
“Ik vind vernedering een heel groot thema in het leven, de mens is bedoeld om rechtop te lopen”
http://www.beroepseer.nl/publicaties/Essay%20 dr.%20Gabriel%20Anthonio,%20Vervreemding%20 of%20vrienden.doc 1
11
M
Waar en wanneer is eigenlijk het
hier en nu?
Auteur: Sterre Coenen
Meditatie is goed voor je mindset. Je krijgt meer concentratie en meer focus. Het heeft daarnaast een positieve invloed op het verwerken van cognitieve processen waardoor je intelligentie kan verbeteren1. En dit kan weer leiden tot betere schoolresultaten! Het thema van deze SoAP-editie is “focus”, en in het kader van dit thema heb ik een zevendaags meditatieprogramma gevolgd om te zien of je hiervan meer focus krijgt.
M
editatie is goed voor je mindset. Je krijgt meer concentratie en meer focus. Het heeft daarnaast een positieve invloed op het verwerken van cognitieve processen waardoor je intelligentie kan verbeteren1. En dit kan weer leiden tot betere schoolresultaten! Het thema van deze SoAPeditie is “focus”, en het kader van dit thema heb ik een zevendaags meditatieprogramma gevolgd te zien of je hiervan meer focus krijgt. Men beweert dat meditatie voor iedereen bruikbaar is, maar is dit ook zo? Het leven gaat vaak maar door en door, zonder dat je even stilstaat bij het hier en nu. Meditatie kan ervoor zorgen dat je je bewust wordt van je lichaam en je behoeftes beter kunt inschatten. We vergeten vaak door het harde werken dat het lichaam behoefte heeft aan eten en we gaan laat naar bed terwijl ons lichaam aangeeft moe te zijn. Volgens dit meditatieprogramma zal je eerder deze signalen herkennen, en kalmer en met focus door het leven gaan2. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat meditatie op korte termijn ook effect heeft op mensen. Na het volgen van een vijfdaags meditatieprogramma van 20 minuten is gebleken dat men hoger scoort op concentratietesten, minder angstgevoelens heeft, een beter humeur heeft en het cortisol-niveau (wat stress veroorzaakt) verlaagt3. Op lange termijn kan meditatie ervoor zorgen dat men beter emoties kan beheersen en zich beter kan focussen4. Zoals eerder genoemd heb ik mezelf als proefkonijn onderworpen aan dit zevendaagse experiment, omdat ik wilde weten of meditatie op korte termijn ook effect op mij heeft. Mijn leven is op dit moment redelijk druk; aankomende herkansingen, van deadline naar deadline hollen met mijn scriptie, een bijbaantje van zes uur per week en niet te vergeten; een sociaal leven onderhouden. Extra focus en kalmte kan ik dus in een hectische periode goed gebruiken. Mediteren heb ik wel eens eerder geprobeerd, maar dit heb ik nog nooit zeven dagen volgehouden. Voor dit onderzoek heb ik een kort dagboek bijgehouden over de oefeningen en voordelen van het mediteren. 12
aandag: Een drukke dag vol afspraken, werken en studeren gehad. Vanaf 7 uur ’s avonds even de tijd om rustig aan te doen. Voordat ik naar bed ga de eerste oefening gedaan. Deze oefening is 10 minuten lang waarbij is de opdracht vrij makkelijk is; het observeren van mijn in- en uitademing. Helaas had deze eerste oefening niet veel effect, ik was wel ontspannen, maar het duurde lang voordat ik in slaap viel.
D
insdag: De bedoeling is om de dag fris te beginnen met mediteren. Niets is minder waar, ik heb de hele tweede oefening lopen gapen. Het vroeg opstaan en laat naar bed is niet bevorderlijk voor deze oefening. De tweede oefening had een extra element toegevoegd: 10 minuten lang in- en uitademen en bij elke inen uitademing de woorden in en uit in jezelf opzeggen. Het effect van de tweede dag meditatie had nog geen groot merkbaar effect, maar ik was redelijk rustig de hele dag.
W
oensdag: Op woensdag ben ik vroeg opgestaan om te leren. Doordat ik geen ochtendmens ben kon ik mij niet zo goed concentreren op het studeren. Het perfecte moment om oefening 3 te doen. Bij deze oefening moest je uiteraard weer bij rustig in- en uitademen, en daarbij op elk gedeelte van je lichaam focussen. Deze oefening was zo fijn dat ik helemaal klaar was om te leren! Het had merkbaar effect op mijn studeren, want mijn gedachten dwaalden minder snel af dan anders.
D
onderdag: Donderdag ben ik de dag begonnen met 40 minuten hardlopen en 20 minuten roeien, dus deze dag was ik vrij ontspannen begonnen. Na het sporten ben ik begonnen met de vierde oefening waarbij de basis weer hetzelfde was: 10 minuten lang rustig in- en uitademen, alleen bij deze oefening moest je je adem volledig proberen te volgen en je gedachten niet af laten dwalen. Hierdoor was ik in de loop van de dag lekker fris zodat ik productief bezig kon zijn.
V
rijdag: Deze dag ben ik ’s avonds pas begonnen aan de vijfde oefening. Vrijdag heb ik de hele dag gestudeerd en ben ik productief bezig geweest, waardoor ik last had van hoofdpijn. Het ideale moment om te mediteren! De vijfde oefening bestond uit het ontspannend in- en uitademen en de adem proberen te volgen, waarbij je gaat focussen op hoe je lichaam op dat moment aanvoelt en waar je adem het sterkst naar toe gaat. Na deze oefening had ik nog steeds hoofdpijn, ik kan dus niet zeggen dat het effect heeft gehad. Ik merk wel verschil, omdat ik mij beter kan concentreren gedurende de oefening in vergelijking met met de eerste oefening.
Z
aterdag: Na vier uur studeren ben ik begonnen aan de zesde oefening. De basis blijft hetzelfde: 10 minuten lang rustig in- en uitademen. De extra oefening die er deze keer bij kwam, was dat je na je inademing het woord ‘in’ herhaalt in jezelf en bij de uitademing het woord ‘uit’ herhaalt. Deze oefening was best moeilijk, aangezien ik moeite had met de timing van in en uit zeggen. Ik was meer gefocust op het wanneer ik in mezelf in en uit moest zeggen dan dat ik me op mijn ademhaling concentreerde. Pas tegen het einde van de oefening lukte het om me meer op mijn ademhaling te focussen. Ik merkte na het mediteren dat ik me beter kon concentreren tijdens het studeren.
Conclusie: Het lijken simpele oefeningen met weinig waarde. Ook kun je denken: “Wat voor effect heeft het om maar 10 minuten per dag te mediteren?” Voor mij heeft het mediteren werkelijk effect gehad op mijn productiviteit. Ik voelde minder spanning in mijn lichaam waardoor ik een minder gestrest gevoel had. Ook merkte ik dat ik mijn concentratie beter bij mijn werk kon houden. Andere gedachten onder het studeren bleven langer of helemaal weg. Verder heeft meditatie geen merkbaar verschil gemaakt voor het sporten. Het zou echter wel kunnen helpen onder het hardlopen om mijn ademhaling beter te controleren, zodat je je bewuster bent van je ademhaling. Voor mij is dit een goede reden om door te blijven gaan met mediteren. Wie weet heeft mediteren nog een groter effect op langere termijn! ■
Z
ondag: Ik ben deze dag begonnen met hardlopen. Hierna ben ik gaan studeren en ik heb me goed kunnen concentreren, want ik had pas na het studeren behoefte aan meditatie. De zevende meditatie is in de basis hetzelfde. Het extra element was een bodyscan, waarbij het doel is elk gedeelte van je lichaam proberen te voelen. Waar heb je spanning/pijn of waar is het warm/koud? Het gaat erom dat je het opmerkt, je hoeft verder niets te doen. Na het mediteren was ik heel ontspannen en heb ik zelfs na een dag leren nog een uurtje aan mijn scriptie kunnen werken. 13
Dweck, C. S. (2010). Mind-sets. Principal Leadership, 10(5), 26-29. 2 http://officialcalm.blogspot.nl/ 3 Tang, Y. Y., Ma, Y., Wang, J., Fan, Y., Feng, S., Lu, Q., ... & Posner, M. I. (2007). Short-term meditation training improves attention and self-regulation. Proceedings of the National Academy of Sciences, 104(43), 17152-17156. 4 Brefczynski-Lewis, J. A., Lutz, A., Schaefer, H. S., Levinson, D. B., & Davidson, R. J. (2007). Neural correlates of attentional expertise in long-term meditation practitioners. Proceedings of the national Academy of Sciences, 104(27), 11483-11488. 1
Collaborative community en innovatie
Voor de masteropleiding Sociologie aan de Erasmusuniversiteit te Rotterdam schrijf ik mijn masterthesis bij Ferry Koster. Hierin onderzoek ik het concept collaborative community in organisaties en haar effect op verschillende vormen van innovatie. In dit artikel zal ik een beknopte beschrijving geven van wat collaborative community eigenlijk is en waarom verwacht kan worden dat het omarmen van dergelijke bedrijfsconcepten een positief effect op innovatie heeft.
Economische trends en vertrouwen Gedurende afgelopen decennia is de economie onderhevig geweest aan nogal wat veranderingen. Sommige van deze veranderingen zijn zelfs zo ingrijpend geweest dat de klassieke organisatietheorie afstand moest doen van een van haar meest fundamentele paradigma’s. Tot aan het begin van dit millenniun, namelijk, hebben conceptualiseringen van organisatiestructuren zich primair gefocust op markten en hiërarchieën. Traditionele organisaties werden veelal bestuurd door middel van óf markt-, óf hiërarchische structuren, respectievelijk met prijs en autoriteit als coördinatiemechanismen (zie Williamson, 1981). Een korte toelichting: waar in marktstructuren economische relaties gebaseerd zijn op prijs en concurrentie, worden deze in hiërarchische structuren gebaseerd op autoriteit en top-down besluitvorming.
en weinig plaats is in de harde, rationele structuren van prijs, concurrentie en autoriteit. Toch heeft het voor organisaties steeds meer zin om op vertrouwen gebaseerde economische relaties aan te gaan. De reden hiervoor is de proliferatie van de kenniseconomie. De kenniseconomie wordt gedefinieerd als “economische productie en service, gebaseerd op kennisintensieve activiteiten die bijdragen aan een versnelde technische en wetenschappelijke ontwikkeling, alsook aan hun snelle veroudering” (Powell & Snellman, 2004). Als gevolg hiervan, zijn kennis en innovatie tegenwoordig steeds belangrijkere assets voor organisaties. Innovatie is niet alleen meer een goede bron van competitief voordeel. Tevens worden kennis en innovatie steeds meer beschouwd als kernvoorwaarden voor prestatie en daarmee voor het overleven van bedrijven. Het probleem met kennis en innovatie is echter, dat zij zelden goed gedijen in een vertrouwensloze context. Wat wetenschappers daarom ook zien is dat kennis en innovatie op steeds grotere schaal niet alleen competitieve assets, maar ook coöperatieve assets worden (Koster, 2016). Die coöperatieve context wordt ook wel collaborative community genoemd (Adler, 2015).
Echter, vanaf de jaren ‘90 suggereerden steeds meer studies dat organisaties hun structuren gingen mixen, daar zowel marktwerking als autoriteit belangrijk werden geacht voor het coördineren van economische relaties. Hierdoor ontstond het idee van organisaties als markt-hiërarchie hybriden. Tegelijkertijd kwam een wetenschappelijk stroming op die het belang van vertrouwen in economische relaties benadrukte. Zoals te zien is in figuur 1, moest het traditionele paradigma worden aangepast naar een omvattender framewerk. Bovengenoemde ontwikkeling in organisatiestructuren is op z’n minst opmerkelijk te noemen, daar je zou verwachten dat er voor vertrouw-
Theoretische onderbouwing Zoals eerder genoemd, zijn verschuivingen naar economische relaties gebaseerd op vertrouwen op z’n minst opmerkelijk te noemen. In de eerste plaats bestaat er helemaal geen wetenschappelijke consensus bestaat over de vraag of er wel zoiets als community kan bestaan in de hedendaagse economie met zijn kapitalistische karakter. Dit is op te lossen met behulp van de notie van embeddedness (zie Granovetter, 1985). Grofweg, zijn volgens het concept van embeddedness alle sociale actoren (dus ook economische) in zekere zin ingebed in sociale structuren. Deze structuren op hun beurt scheppen bepaalde verwachtingspatronen waaraan actoren in meer of mindere mate zullen voldoen. Tevens is het van belang om met het omarmen van community niet gelijk markt- en hiërarchische krachten volledig uit te sluiten. De collaborative community zou dus een mix moeten zijn van economische relaties gebaseerd op autoriteit, marktwerking en vertrouwen.
Auteur: Daan Bloem
Daarnaast kan met behulp van een paar theoretische constructen toch worden aangenomen dat, steeds meer, samenwerken naast handig zelfs nodig wordt voor organisaties. →
Figuur 1: Typologie van organisatiestructuren (Adler, 2001).
14
15
Gegeven de waarde die organisaties tegenwoordig aan kennis en innovatie, kan dit met behulp van Resource Dependence Theorie (RDT), Transaction Cost Theorie (TCT) en Netwerk Theorie (NT) worden verklaard. Neem ten eerste RDT. Het uitgangspunt van RDT is dat organisaties resources uit hun omgeving halen, om deze vervolgens om te zetten naar competitieve voordelen. Het probleem met kennis en innovatie echter, is dat deze het best gedijen in een vertrouwensrijke context; iets wat het meedogenloze karakter van marktrelaties en autoriteitsstructuren nu eenmaal zelden biedt.
geschakelde netwerken biedt onder andere toegang tot relevante informatie en kennis. Tevens kan met het uitwisselen van kennis en informatie vertrouwen worden opgewekt, wat eventuele samenwerkingsverbanden alleen maar ten goede komt. Wat zijn collaborative community en innovatie? Hoewel het theoretisch aanneembaar is dat het omarmen van community-structuren voor organisaties een antwoord kan zijn op de problemen die zij met het toenemende belang van innovatie ondervinden, laat de wetenschap tot nu toe verre van concluderende resultaten zien aangaande het verband van community op innovatie. Volgens Adler (2015) komt dit door de wijdverspreide generalisering van het concept community in de wetenschap (denk hierbij aan de talloze vormen die community in ruime zin kan aannemen. Bijvoorbeeld, open-source community, wetenschapscommunity, etc.). Toch hebben al deze verschillende vormen van community wel degelijk distinctieve kenmerken en resulteert het negeren ervan in een aanzienlijke wetenschappelijke bias, wat een groot deel van het verschil in onderzoeksresultaten kan verklaren.
Het uitgangspunt van TCT daarnaast is dat iedere transactie bepaalde kosten met zich meebrengt, en dat organisaties deze zo laag mogelijk proberen te houden. Transactiekosten bestaan bijvoorbeeld uit gemaakte kosten bij contractonderhandelingen of monitoringskosten. Bovendien stijgen transactiekosten naar gelang transacties specifieker (e.g. meer kennisintensief) worden. Samenwerkingsverbanden gebaseerd op vertrouwen kunnen transactiekosten grotendeels verminderen (Adler, 2001). Daarnaast zou je op basis van het strength of weak ties principe van NT (zie Granovetter, 1982) kunnen verwachten dat het aangaan van samenwerkingsverbanden inderdaad het een en ander aan voordeel op kan leveren voor organisaties. Onderdeel uitmaken van los
Als antwoord op deze generalisaties wordt het concept collaborative community als volgt gedefinieerd: (1) er is een gezamenlijk doel waar
iedereen zich voor inzet; (2) het verband kent formele regels; (3) bestaande regels worden continu verbeterd; (4) het verband kent daarnaast informele relaties, gericht op probleemoplossing; (5) besluiten worden gemeenschappelijk genomen; en (6) opbrengsten worden verdeeld op basis van de inzet die partijen leveren aan het verband (Koster et al., 2016). Wanneer deze karakteristieken van de collaborative community over figuur 1 worden gelegd, kan inderdaad worden verwacht dat de collaborative community een hybride is van relationele contracten en een enabling bureaucratie in een context van vertrouwen. Een tweede reden waardoor er nog geen wetenschappelijke consensus omtrent het verband van community op innovatie bestaat is dat ook innovatie onderhevig is aan hevige wetenschappelijke misconceptie. Innovatie is inmiddels zo’n containerbegrip geworden dat het nodig is om ook op dit concept enige differentiatie toe te passen. Met ditzelfde doel hebben Crossan en Apaydin (2010) de volgende vormen van innovatie gedefinieerd: product- of serviceinnovatie (2) procesinnovatie; (3) marktinnovatie; en (4) innovatie voor de organisatie als geheel. Door gericht onderzoek te doen naar verschillende vormen van innovatie kan veel nauwkeuriger gezegd worden of er daadwerkelijk oorzakelijke verbanden bestaan tussen community-vormen van organisaties en hun innovaties. Voor mijn thesis heeft het bovenstaande tot het onderzoeksmodel in figuur 2 geleid.
Afsluiting Op het moment dat ik dit artikel schrijf, heb ik nog meer dan twee weken te gaan voor het verstrijken van de deadline voor mijn onderzoeksvoorstel. Derhalve is de kans dat een groot deel van wat in dit artikel staat niet wordt opgenomen in het uiteindelijke onderzoek meer dan aanwezig. Hebt u vragen of opmerkingen over dit artikel, wilt u graag weten hoe de onderzoeksresultaten luiden, of hebt u eventueel interesse in het fungeren als respondent voor mijn onderzoek? Schroomt u dan niet om een mail te sturen naar 450365db@eur.nl. â– Adler, P. S. (2015). Community and innovation: From TĂśnnies to Marx. Organization Studies, 36(4), 445-471. Adler, P. S. (2001). Market, hierarchy, and trust: The knowledge economy and the future of capitalism. Organization Science, 12(2), 215-234. Crossan, M. M., & Apaydin, M. (2010). A multi-dimensional framework of organizational innovation: A systematic review of the literature. Journal of Management Studies, 47(6), 1154-1191. Granovetter, M. (1985). Economic action and social structure: The problem of embeddedness. The American Journal of Sociology, 91(3), 481-510. Granovetter, M. (1982). The strength of weak ties: A network theory revisited. In Marsden, P. V., & Lin, N. (eds.), Social structure and network analysis, (pp. 105-130). Beverly Hills: SAGE. Koster, F. (2016). Zelf doen is optellen, samenwerken is vermenigvuldigen: Organisaties, relaties, innovaties. (Oration). Tilburg, NL: Tilburg University. Koster, F., Korte, M., & Van de Goorbergh, P. (2016). Innovatief personeelsbeleid en samenwerking tussen organisaties. Resultaten van een pilotstudie. ICOON paper 6. ICOON: Tilburg, NL. Powell, W. W., & Snellman, K. (2004). The knowledge economy. Annual Review of Sociology, 30, 199-220. Williamson, O. E. (1981). The economics of organization: The transaction cost approach. The American Journal of Sociology, 87(3), 548-577.
MEER LEZEN? WWW.SOAPGRONINGEN.NL
Figuur 2: onderzoekmodel voor de relatie tussen community en innovatie
16
“Zelfs
Pauw en Witteman
werd boeiend met ritalin”
Wanneer de tentamenweken er weer aan komen, grijpen studenten massaal naar de koffie. Starbucks is veel te duur en de goedkope koffie uit de automaat is niet weg te krijgen. Maar, geen zorgen, er zijn voedingssupplementen die je net zo alert houden. Auteur: Sanne Oving
18
“Overwerken? Deadline? Nacht doorzwoegen? Tentamens? De capsules van Braincaps verhogen je concentratie en verbeteren je geheugen. De 5 krachtige, volledig natuurlijke ingrediënten stellen je in staat om nóg beter te presteren!”
B
ovenstaande quote komt van de website van Braincaps, die studenten een betere motivatie en langere concentratie belooft. En deze capsules zijn booming - de makers van het vergelijkbare voedingssupplement Study Buddy verdienen in de tentamentijd bijna 200.000 euro per maand. De pillen lijken de behoefte op te vullen waarin smartdrugs zoals ritalin, Modafinil en speed beloven te voorzien: betere concentratie en een groter denkvermogen. Uit onderzoek blijkt dat 7 tot 11 procent van de studenten gebruikmaakt van deze voedingssupplementen. De inspiratie voor de supplementen komt vooral uit het studentenleven zelf. Braincaps-bedenkers Mucahit Yalaniz en David Lo Dico zijn zelf nog aan het studeren. Ze zochten een oplossing om met de tijdsdruk van de studie om te kunnen gaan, en zie daar; het bedrijf Braincaps was geboren. De makers van Study Buddy, daarentegen, haalden hun inspiratie weer heel ergens anders vandaan. De studenten Gerben Houwers en Wimme Klaver keken de film Limitless,waarin een man een pil neemt waardoor hij zijn hersenen voor 100 procent in plaats van 15 procent kan gebruiken. En dit wilden de studenten werkelijkheid maken in de vorm van de Study Buddy capsules.
“Uit onderzoek blijkt dat 7 tot 11 procent van de studenten gebruikmaakt van deze voedingssupplementen” De voedingssupplementen voldoen aan de regels, waardoor de Voedsel- en Warenautoriteit ze toestaat. Renger Witkamp, hoogleraar Voeding en Farmologie, meent dat de pillen vooral een placebo-effect hebben, een kop koffie werkt namelijk even goed. “Het is een mengelmoes van vitamines en stoffen die wel eens een positief effect kunnen hebben op de hersenfuncties”. Maar in feite kunnen de voedingssupplementen geen kwaad. Ook als het niet werkt, kan het placebo-effect er toch voor zorgen dat jij denkt dat het werkt. En in sommige gevallen geeft dat al voldoende effect. 19
Slechts twee jaar geleden verscheen er een artikel op de website van NOS waarin gesproken werd van het fenomeen breindoping: het gebruik van bekende medicijnen om de studieprestaties te verbeteren. Met name ritalin is een middel dat veel wordt gebruikt door de studenten. Ook worden de drug speed en het medicijn voor ADHD adderall veel gebruikt. Het verschil met de voedingssupplementen is dat deze middelen geregistreerd staan als medicijnen, en daarom alleen op recept verkrijgbaar zijn. In het door No Ties - in opdracht van de NOS - uitgevoerde onderzoek gaf 11 procent van de studenten aan wel eens gebruik te maken van breindoping. Bernd, een gebruikende student gaf aan: “Zelfs Pauw en Witteman werd boeiend met ritalin.” Breindoping is dus niet iets wat puur van deze tijd is, studenten “smokkelen” al jaren met hun concentratievermogen. Maar hoe kan het dat het gebruik van de concentratie bevorderende voedingssupplementen booming is? Dit kan natuurlijk te maken hebben met de gevoelsmatige toename in studiedruk voor studenten door het afschaffen van de basisbeurs en het invoeren van het bindend studieadvies. Anderzijds, is het aantal prikkels dat studenten krijgt de afgelopen jaren ook enorm toegenomen. Hier speelt Braincaps ook vooral op in. In een reactie op Facebook menen ze het volgende: “Wij van Braincaps zijn ook absoluut van mening dat ieder mens alles aankan. Maar zoals hier in de reacties ook is gezegd: in de huidige maatschappij willen we zoveel mogelijk presteren in zo min mogelijk tijd. Dat kan uiteindelijk een mooie ontwikkeling betekenen voor de mens en voor de persoon zelf, maar leidt ook vaak tot moeizame en stressvolle situaties. Ik denk dat ieder mens wel probeert om daar beter mee om te gaan door bijvoorbeeld structuur en discipline in te brengen, maar dat lukt niet altijd. En dat is ook zeker niet →
erg. Voor die momenten dat het even niet lukt, en er ondersteuning nodig is, willen wij van Braincaps een veilig en effectief ondersteuning aanbieden, zodat iedereen met een gerust hart toch de situatie kan overbruggen, om zo het maximale eruit te kunnen halen.” (Facebook, 23 december 2016)
Je mag hier van vinden wat je wilt natuurlijk, maar er hangt een overkoepelend aspect aan het gebruik van deze medicijnen: ze zijn in de meeste gevallen gewoon voorgeschreven. Wanneer universiteiten gaan controleren op het gebruik van deze middelen, moet je de middelen eigenlijk überhaupt niet meer voorschrijven. En dit gaat weer ten koste van mensen die deze middelen wél echt nodig hebben.
Dit komt omdat er gewoon veel meer afleidingsmateriaal is, neem nou de smartphones en sociale media. Teleblok onderzocht dit afgelopen jaar en kwam tot de conclusie dat de meeste studenten dan wel niet veel tijd aan het EK voetbal willen spenderen, maar dat het vooral de sociale media is dat hen massaal uit de boeken houdt. Wanneer ze aan het studeren zijn, blijft bijna de helft van de studenten permanent bereikbaar via sociale media zoals Facebook en Whatsapp. Dit blijkt uit een enquête van Teleblok bij 2.687 studenten uit het secundair en hoger onderwijs.
De voedingssupplementen kunnen dit ethische debat onschadelijk maken,en hebben daarnaast ook geen bijwerkingen. Hierdoor lijken de voedingssupplementen redelijk onschuldig. En misschien zijn ze dat ook wel, want over de precieze werking van deze supplementen is niet veel bekend. Er is zelfs nog niet bekend of de supplementen überhaupt werken, of dat er sprake is van een placebo-effect. Sterker nog, de directeur van de dopingautoriteiten Herman Ram meent het volgende: “Als het werkt, zit er bijna per definitie een stofje in dat niet in een voedingssupplement thuishoort”.
“Als het werkt, zit er bijna per definitie een stofje in dat niet in een voedingssupplement thuishoort” Toine Pieters, farmaceut en drugsonderzoeker verbonden aan het VU Medisch Centrum en de Universiteit Utrecht, is sceptisch over het gebruik van dit soort middelen. Het zorgt er inderdaad voor dat een student alerter wordt, maar het is nog niet definitief bewezen dat het de schoolprestaties van de gemiddelde student verbeterd. En zoals voor veel middelen geld, heeft breindoping ook bijwerkingen, ritalin kan bijvoorbeeld zorgen voor hartkloppingen. En hiervoor geldt: bezint eer gij begint. Het gebruik roept daarnaast ook een ethisch debat op: is breindoping onder studenten niet gewoon te vergelijken met doping in de sportwereld? Moeten universiteiten daar niet op gaan controleren?
Feit is wel: studenten blijven zoeken naar manieren om hun concentratieboog te verbreden en prestaties te verbeteren. De websites van universiteiten staan bomvol handige tips hiervoor, maar nog lijken studenten liever naar de pillen te grijpen. Dit is echter helemaal niet nodig, aangezien er talloze andere manieren zijn om je prestaties te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is tijdmanagement. Het leidt niet direct tot betere prestaties, maar het vermindert wel de stress, wat wel een positieve invloed heeft op je prestaties. Daarnaast is veel slaap bewezen effectief voor je prestatievermogen* .Wat ook helpt: koop een plant. Zuivert de lucht in je kamer en bevordert dus je concentratie. Topper op het gebied van luchtzuiverende planten is de Chrysalidocarpus, oftewel de Areca Palm. Wel een paar keer per week water geven, maar het staat een stuk leuker op je vensterbank dan een pot braincaps. ■ * Studenten met een slaaptekort scoren namelijk gemiddeld 0.8 punt lager op hun tentamen
Socioloog, word lobbyist! Auteur: Mira Levi Manager Public & European Affairs @ RECRON (Brancheorganisatie voor recreatieondernemers in Nederland),
in 2004-2009 Sociologie in Groningen gestudeerd.
W
at hebben de Landelijke Studenten Vakbond, Greenpeace, Jeugdzorg Nederland, Gemeente Amsterdam en de farmaceutische industrie met elkaar gemeen? Zij proberen allemaal wetten en beleid van de landelijke overheid te beïnvloeden in het voordeel van hun achterban. Meestal hebben ze een lobbyist in dienst, die hen vertegenwoordigt in Den Haag en als contactpersoon dient voor de Tweede Kamer en ministeries.
En dat is nou precies waar je mee te maken hebt als de politiek je gesprekspartner is. De wereld ziet er namelijk voor een GroenLinkser anders uit dan voor een VVD’er en daarop kun je als socioloog dan goed inspelen. We zijn prima in staat om die verschillende brillen op te zetten, vanuit het perspectief in kwestie de wereld te verklaren en met de juiste oplossingen te komen. Een goede lobbyist kan elk praktijkvoorstel koppelen aan bredere maatschappelijke thema’s en kan het presenteren met verschillende brillen op. En dat is nou net wat een socioloog leert bij de studie sociologie. De vraag naar lobbyisten stijgt elk jaar weer en ze zijn breed inzetbaar, zowel in het bedrijfsleven als bij non-profitinstellingen. Daarom mijn oproep: ga eens kijken of het lobbyen misschien iets voor jou is.
Sinds drie jaar ben ik ook een ‘public affairs professional’, zoals het vak vaak aangeduid wordt. Het valt mij op dat ik heel weinig sociologen tegenkom, terwijl ik er van overtuigd ben dat ‘wij’ de beste lobbyisten kunnen zijn. Wellicht is het ook iets voor jou? Zoals zovelen koos ik voor de studie sociologie omdat ik ‘de samenleving zo interessant vind’. Waarschijnlijk was het ook jouw motivatie. Je wilt ‘iets’ doen met de samenleving. Tijdens je studie sociologie schrijf en discussieer je veelvuldig over onder andere het belang van onderwijs voor de maatschappelijke ontwikkeling van het individu, waarom jongeren de criminaliteit ingaan en de impact van werk op geluk. In de kern leer je welke gevolgen bepaalde ontwikkelingen hebben voor de maatschappij en dit te analyseren. En dat is precies wat je als lobbyist ook moet kunnen. Het belang van jouw bedrijf of organisatie vertaal jij in maatschappelijke kansen voor de politiek. Of je nu wilt dat studenten minder hoeven te lenen of het bedrijf waar jij voor werkt minder belastingen hoeft te betalen; je verbindt jouw boodschap over problemen van jouw organisatie aan het maatschappelijk belang en daarmee probeer je de Tweede Kamer of een ministerie te overtuigen. En maatschappelijke relevantie duiden, dat kunnen sociologen als geen ander!
Ben je nieuwsgierig geworden of een carrière in de public affairs en lobby iets voor jou is? Loop dan stage bij één van de vele lobbykantoren in Den Haag of Brussel. Of kijk eens op de site van de Beroepsvereniging voor Public Affairs. En vergeet niet om ‘lobbyist’ te noemen als bij de volgende familiedag je verre oom weer eens vraagt wat je met die studie sociologie ook alweer kunt doen. ■
Ook word je als socioloog getraind om vanuit verschillende sociologische stromingen maatschappelijke problemen te verklaren. Je leert dat er geen één waarheid is voor maatschappelijke kwesties. Het is net welke sociologische bril je opzet, die van bijvoorbeeld Durkheim, Marx of Weber, als je naar een verklaring zoekt. Vanuit verschillende perspectieven kun je dezelfde fenomenen verklaren. 20
21
12 jaar van school te halen om te dorsen of op het land te werken. Maar niet alleen de noodzaak om te werken leidde tot verzuim; veel kinderen waren afwezig door luizen of ander ongedierte, of ernstige besmettelijke ziekten als roodvonk en difterie.
Rie Bosman
En wat leerden de kinderen? Veel met naam genoemde liederen, orde en discipline, kennis van de catechismus, naaiwerk, en ja, ook Engels wordt genoemd. Er komen veel inspecteurs langs, dat wel.
Akenfield: Portrait of an English village.
H
et boek dat ik deze keer onder de aandacht wil brengen is geschreven in 1966/’67, en gepubliceerd in 1969. Direct datzelfde jaar kwam het op de lijst van de ‘12 Best books of the year’ van The New York Times, tezamen met Portnoy’s Complaint (Philip Roth) en Slaughterhouse Five (Kurt Vonnegut)*. Romans die sindsdien tot de monumenten van de literatuur behoren en die ik allebei in het jaar van verschijnen las.
history’ had hij nog nooit gehoord toen hij met het boek bezig was, vertelde hij in een interview. Blythe schrijft sober en met veel respect voor zijn gesprekspartners. Sentimentaliteit is hem vreemd en hij schetst geen pastorale idylle. Hij is een betrokken ooggetuige en een gewetensvol etnograaf. Het resultaat is een adembenemend boek over het verdwijnende dorpsleven. Het hele dorp komt aan het woord in een twintigtal hoofdstukken met thema’s als De Overlevenden, God, de School, Het landbouwinstituut, de Wet, en de Laatste Eer, of beroepsaanduidingen als Boerenzoon en Landarbeiders, de Klokkenluiders, de Smederij, de Wagenmaker, de Handwerkslieden, en de Fruitkwekers.
De oorspronkelijke Penguin editie van Akenfield, geschreven door Ronald Blythe, werd gerubriceerd onder Sociology/Anthropology, en het boek is sinds 1969 voortdurend in druk gebleven als Penguin Classic. Toen een collega mij recentelijk vol enthousiasme vertelde over het boek dat haar echtgenoot uit het Engels had vertaald en dat ze gefascineerd had gelezen, had ik er nog nooit van gehoord. ‘Echte sociologie’, zei ze, en ik moest het beslist lezen. De reputatie van de vertaler - Edzard Krol heeft ook Stoner vertaald en Butcher’s Crossing, beide van John Williams* - en van de uitgever, Lebowski, deden de rest. Ik kocht de Engelse versie en de Nederlandse vertaling, en ik was verkocht. Ook dit is - in een andere categorie - een monument van een boek.
Zelf geboren tussen de twee wereldoorlogen en tijdens de laatste jaren van de grote landbouwcrisis, spreekt Blythe met vertegenwoordigers van drie generaties, de oudste 88 jaar, de jongste 17. De teloorgang van de landbouw is een rode draad in het boek en vormt het decor van alle verhalen over onderwijs, welzijn, maatschappelijke klassen, religie, en leven en dood. Echte sociologie dus, mijn collega had gelijk.
Akenfield is de gefingeerde naam van een ideaaltypisch dorp in Suffolk, East Anglia, waar Ronald Blythe is opgegroeid en waar hij in 1966/’67 twee jaar rondfietste op zijn Raleigh (die had ik ook! Werd helaas gestolen ....). Hij deed dat in opdracht van zijn uitgever voor een boek in een serie over het wereldwijd veranderende dorpsleven. Blythe sprak met de hele dorpsbevolking - hij sprak niet alleen de taal, maar hij was ook vertrouwd met de eigenaardigheden van de bewoners van Suffolk, die bekend staan om hun zwijgzaamheid. Blythe zelf was een uitzonderlijk goed luisteraar en stelde nauwelijks vragen. Van ‘oral 22
De intelligente houtvester en vakbondsman die onzeker is over zijn capaciteiten vraagt zich af waarom hij geen toelatingsexamen mocht doen voor de Grammar school: ‘I never took the eleven-plus exam and I have always wondered why’ (...) ‘Was er een of andere selectie waardoor ik er de kans niet voor kreeg?’ Hij is negatief over het onderwijs aan de dorpsschool, en als we het desbetreffende hoofdstuk gelezen hebben vrezen we dat hij gelijk heeft.
boerenarbeider was het leger overigens een ontsnappingsroute uit het dorp, uit de armoede en uit het zware werk. Davie vertelt hoe hij in het leger kilo’s zwaarder werd doordat hij regelmatig te eten kreeg en niet het zware werk in de landbouw hoefde te doen. De enkelingen die terug kwamen uit de oorlog waren voorgoed veranderd en richtten in 1920 de Agricultural Labourers Union op.
Ik besluit met een bijzonder hoofdstuk aan het begin van het boek dat gewijd is aan de klokkenluiders, een woord dat wij in het Nederlands alleen nog maar kennen voor nobele personen met wie het doorgaans slecht afloopt. The Ringing Men hebben echter niets met whistle blowers te maken, zij luiden kerkklokken. Händel noemde de klok het nationale instrument van Engeland, wat weerspiegeld wordt in de ongeveer 5500 (!) klokgeluiden op de Britse eilanden, en een netwerk van honderden klokkenluidersgenootschappen, gilden en verenigingen. De klokkenluiders mijden de kerkdiensten maar wandelen van dorp naar dorp en van toren naar toren. Wie heeft er ooit gehoord van het ‘wisselluiden’? De principes daarvan worden met wiskundige precisie beschreven. Bij een oneven aantal van bijvoorbeeld vijf klokken kun je volgordes krijgen als 12345-21345-2314523415-23451 etc. Veel klokkenluiders konden niet lezen of schrijven maar waren in staat om honderden rijen cijfers in hun hoofd te stampen en die allemaal ten uitvoer te brengen. Het maximum aantal wisselingen dat met acht klokken kan worden geluid is 40.320! Wiskundige precisie en pure poëzie maken dit tot een van mijn favoriete hoofdstukken.
Bij alle ambachtslieden die aan het woord komen valt op hoe trots ze zijn op hun werk en hoeveel eer ze inleggen bij een goed resultaat. Dat geldt niet alleen voor de ambachtelijke werkzaamheden van de smid, de wagenmaker, de zadelmaker of de rietdekker (wie wist dat het beste riet in brak water groeit?), maar ook voor eenvoudige werkzaamheden als perfect ploegwerk of een aspergebed waarvan de zijkanten perfect glad gestoken zijn onder een hoek van 45 graden. Het laatste voorbeeld komt van de tuinman van het Grote Huis (de Manor), die nog in 1967 vertelt over de feodale verhoudingen met Mijnheer en Mevrouw (beide met hoofdletters, de laatste angstaanjagend).
Het is ondoenlijk om van een zo rijk boek zelfs maar een glimp duidelijk te maken. Het ene hoofdstuk is nog mooier dan het andere. Ik kan alleen een aantal impressies geven.
De armoede die vooral uit de verhalen van de oudere inwoners spreekt is aangrijpend. Moeders en kinderen moesten in de velden stenen rapen of na de oogst ‘aren lezen’. Kinderen hadden nauwelijks kleding en geen schoenen. De huizen waren niet of slecht verwarmd en pas in 1944 kwam er waterleiding. ‘ Drink op school zoveel mogelijk water’, zeiden de moeders tegen hun kinderen. Op school was een kraan.
Met de oudste dorpsbewoners blikt Blythe terug op de periode vóór de eerste wereldoorlog en de ‘grote oorlog’ zelf, die een hele generatie Engelse jongemannen wegvaagde. Het eerste hoofdstuk heet dan ook ‘De Overlevenden’ en Davie, geboren in 1887, behoorde in 1917 tot de 30.000 (!) boerenarbeiders die werden opgeroepen werden om naar het front te gaan. Voor menige jonge
En tja, de school. De school in Akenfield is direct na de Onderwijswet van 1870 gebouwd en bestond uit twee lokalen. In 1875 waren er 62 kinderen met een gemiddelde opkomst van 31. Uit de werkverslagen vanaf 1875 blijkt dat de school voor veel kinderen hoofdzakelijk een onderbreking van het werk was. Boeren lapten de Leerplichtwet aan hun laars door kinderen van 11 en
Het valt me niet mee om mijn enthousiasme voor dit boek over te brengen. Ik vraag me echter af of studenten, jonge mensen, dit boek net zo kunnen waarderen als ik. Zelfs als het echte Sociologie is. Ik hoop van wel - en anders kun je het altijd aan je ouders geven. *Verder lezen: Philip Roth, Portnoy’s complaint (1969). Random House Kurt Vonnegut, Slaughterhouse 5 (1969). Delacorte John Williams, Stoner (1965). Ned. vertaling 2012 John Williams, Butcher’s Crossing (1960). Ned. vert. 2013
23
Nepnieuws als nieuwshype Van Donald Trump’s opmerking over “kijk wat er gisternacht in Zweden gebeurde” bij een speech over Europese politiek, waar hij een statement wilde maken tegen vluchtelingenopvang terwijl er niets in Zweden was gebeurd tot Geert Wilders die een gefotoshopte foto van Alexander Pechtold tweet: berichten lijken niet altijd meer te vertrouwen te zijn. Het lijkt alsof al het nieuws dat onjuist blijkt te zijn het stempel “nepnieuws” krijgt, en daardoor een van de vele voorbeelden van het fenomeen “nepnieuws” wordt. In dit artikel wil ik het onderwerp door een nieuwe bril bekijken. Als nieuwsproducenten van het concept nepnieuws een hype maken, graven ze dan niet hun eigen graf? Auteur: Meinte Dirksen
24
D
e opkomst en val van een jongerenpartij De verkiezingen zijn achter de rug. De tijd van campagnes, reclame en debat lijkt alweer ver achter ons. Nog verder terug is de tijd dat er steeds nieuwe partijen werden opgericht, allemaal met eigenzinnige plannen over hoe het democratische stelsel in Nederland vorm moet krijgen. Op 18 januari presenteerde een van deze partijen zich, de politieke partij van belangenorganisatie het LAKS (Landelijk Actie Komitee Scholieren). De partij had een kandidatenlijst van tien relatief jonge politiciin-de-dop, en een zogenaamd twintigpuntenplan om het “rendementsdenken in de politiek” tegen te gaan. Studenten moesten meer worden dan alleen een nummer, vonden ze. Wat bleek? Het was een publiciteitsstunt om aandacht voor jongeren in de politiek te krijgen: de politieke partij van LAKS bestond helemaal niet. NOS, die eerder verslag deed van de aankondiging van de partij, stuurde een boze brief naar de organisatie. “Het verspreiden van nepnieuws is buitengewoon schadelijk”, verkondigden ze, “Het schaadt het vertrouwen van het publiek in de journalistiek”.1 Maar wacht even, nepnieuws? Het betrof toch gewoon een publiciteitsstunt? Het LAKS reageerde verbouwereerd: “Het is nooit de intentie geweest om het vertrouwen in ons of de media te beschadigen”. Waarom krijgt een publiciteitsstunt dan toch het label “nepnieuws”? Alternatieve feiten Nepnieuws is de laatste tijd een terugkerend onderwerp in het nieuws. Dit is ook niet gek: er worden steeds meer onjuistheden, of zoals het tegenwoordig heet, alternatieve feiten verspreid. Van Nigel Farage die belooft 350 miljoen pond terug te besparen voor Groot-Brittannië door Brexit tot Donald Trump’s persvoorlichtster Kellyanne Conway die verwijst naar het bloedbad van de Amerikaanse stad Bowling Green dat nooit heeft plaatsgevonden, als justificatie voor de ban op toelating voor mensen uit bepaalde landen in de Verenigde Staten.
Dat nepnieuws het vertrouwen van het publiek in de journalistiek kan schaden, kan zeker waar zijn. Dit publiek kan er niet langer van uit gaan dat wat er verteld wordt ook daadwerkelijk waar is, zonder actief de bronnen te onderzoeken. In de situatie van het LAKS is het logisch dat de NOS verontwaardigd is. Het LAKS had de NOS misleid, en er was weinig wat de NOS eraan had kunnen doen. Het probleem zit hem hier dan ook niet in bedrijven zoals de NOS, maar in bedrijven die bewust nepnieuws produceren. Dit doen deze bedrijven om winst te maken, of juist om mensen te beïnvloeden.
“Waarom krijgt een publiciteitsstunt het label ‘nepnieuws’?” Sommige websites maken nepnieuws als satire op het echte nieuws, bijvoorbeeld De Speld of de Engelse website The Onion. Deze websites maken deze berichten om alledaagse gebeurtenissen belachelijk te maken, bijvoorbeeld het nieuwsbericht van De Speld “Koppeltje gaat lekker avond door films scrollen op Netflix” of gebeurtenissen uit het nieuws op de hak te nemen, zoals “Kabinet annuleert verkiezingen na afzegging VVD en PvdA” naar aanleiding van de afzegging van de VVD en de PVV van het Rode Hoed debat. Wat deze websites anders maakt dan andere websites met nepnieuws, is dat het algemeen bekend is dat wat ze produceren niet waar is, en hiervoor een disclaimer op de website staat. Nepnieuws als self-fulfilling prophecy Juist omdat er zoveel aandacht naartoe gaat lijkt nepnieuws een hype te worden, en daar zit een risico in. Door nieuws zoals de stunt van het LAKS te bestempelen als ‘nepnieuws’ blijft het onderwerp deel van het dagelijkse nieuws. Als nepnieuws vaak in het nieuws voorkomt zullen mensen erover blijven praten, en het onderwerp zal daardoor blijven terugkeren. Nepnieuws wordt op deze manier een hype. → 25
Het is waar dat nepnieuws het vertrouwen van het publiek in de journalistiek kan beschadigen, maar uitgebreide reportages over nepnieuws kunnen hetzelfde effect hebben. Als er meer nieuws over nepnieuws gemaakt wordt, dan leren meer mensen dat nepnieuws bestaat. Dit heeft op zijn beurt weer tot effect dat het effect waarvoor gewaarschuwd wordt al in effect treedt: het vertrouwen in de journalistiek is dan misschien al beschadigd. Ook kan er sprake zijn van een backfire effect: van onjuiste nieuwsberichten worden factchecks gedaan, maar omdat deze berichten dan in het nieuws blijven herinneren mensen zich ook de onjuiste berichten beter. Mensen onthouden dan vooral het onjuiste nieuwsbericht, in plaats van de bijbehorende check.
“Het publiek kan er niet vanuit gaan dat wat er verteld wordt ook daadwerkelijk waar is” Als nepnieuws een hype wordt dan komt het vaker voor in het nieuws, leren nog meer mensen van het bestaan af, en treedt dit effect des te sneller in werking. Een waarschuwing geven tegen nepnieuws zou dus kunnen werken als een self-fulfilling prophecy. Of werkt dit juist andersom? Het zou ook kunnen dat veelvuldig rapporteren over nepnieuws leidt tot het versterken van het vertrouwen van het publiek. Het publiek ziet dat een krant of website zich bewust is van nepnieuws en het belangrijk vindt dat er feiten worden gepubliceerd. Die krant is betrouwbaar, wordt dan de gedachte. En nu? Er ontstaat een probleem. Enerzijds is het belangrijk om te rapporteren over gedane uitspraken die niet waar bleken te zijn en factchecks toe te passen op nieuws zodat mensen weten dat het nieuws dat er wordt geproduceerd juist waar is, anderzijds leidt rapporteren over nepnieuws mogelijk 26
op zichzelf tot een verlies aan vertrouwen van het publiek in het nieuws. Toch, als zowel het publiek als nieuwsproducenten zich inspannen, hoeft dit laatste niet te gebeuren. Het is ten eerste aan het publiek om kritischer te worden bij het lezen van nieuws. Op de website van Radar is al een checklist te vinden om nepnieuws sneller te herkennen. Zo heeft nepnieuws vaak een opvallende titel, geen bron, vaak dezelfde auteurs en is het bericht nergens anders te vinden. Natuurlijk zijn er ook duidelijke zaken: een willekeurig bericht op Facebook is geen nieuws, net als een anonieme tweet. Toch blijft dat lastig. Als je niet weet dat de foto die Geert Wilders tweette van Alexander Pechtold tussen een groep mensen die protesteren voor ‘sharia in Nederland’ getrukeerd is dan is het makkelijk voor echt aan te nemen. Hetzelfde geldt voor de opmerking van Kellyanne Conway: weet je niet dat het bloedbad in Bowling Green verzonnen is, dan bekrachtigt het alleen maar haar betoog. De campagne van Nigel Farage heeft hetzelfde effect gehad: Brexit komt eraan. Nepnieuws werkt. Daarom is het ten tweede belangrijk voor nieuwsproducenten om een onderscheid te maken tussen nepnieuws en alles wat geen nepnieuws is. Bowling Green? Check, dat is nepnieuws. Een stunt om aandacht te krijgen op een serieus onderwerp van het LAKS? Dat is iets geheel anders. De focus komt dan te liggen op de feiten in plaats van de abstracte dreiging van de gevolgen van nepnieuws. Nepnieuws is vandaag de dag meer aanwezig dan ooit, en nepnieuws is hot. Laten we het feit dat we hier bewust van zijn gebruiken om nepnieuws definitief de das om te doen. Het was een slimme, doch brutale zet van het LAKS om deze publiciteitsstunt te doen, maar dat het nepnieuws was? Dat is gewoon niet waar. ■ http://nos.nl/artikel/2153567-laks-doet-toch-nietmee-aan-verkiezingen.html 1
Ik ben Klaas Wilts, 23 jaar en vierdejaars sociologiestudent die Jacob Dijkstra is docent en onaltijd actiefaan betrokken is bij derzoeker onze vakgroep. Sinds kortDaarnaast schrijft hijzit columns Sociëtas. ik als voor SoAP. Hij faculteitsbestuur houdt zich bezig van student in het met speltheorie, ruilnetwerken, GMW en schrijf ik sinds vorig jaar collectieve besluitvorming en een column voorsociologie. SoAP. mathematische
A
Focus op verbetering van het onderwijs
ls assessor focus ik mij binnen het faculteitsbestuur op zaken gerelateerd aan onderwijs en studenten (van onderzoek heb ik simpelweg te weinig verstand om nuttig te kunnen zijn). In de afgelopen periode zijn de studenten weer benaderd om de Nationale Studenten Enquête (NSE) in te vullen. Deze enquête stelt vragen over het onderwijs dat de student volgt. Naar aanleiding van de resultaten van de NSE worden aanpassingen aan het onderwijs gedaan. Soms overstijgen deze aanpassingen het opleidingsniveau, omdat er op facultair niveau verbetering vereist is. De NSE is niet de enige mogelijkheid om als student invloed te hebben op het onderwijs. Zo dragen ook de ingevulde cursusevaluatieformulieren en de kwalitatieve vakanalyse van de jaarvertegenwoordiging bij aan veranderingen van cursussen. Daarnaast is, zeker bij sociologie, het altijd goed mogelijk om in dialoog te treden met de docent. Veelal zijn dezen zeer bereid om mee te denken met de student. Hierbuiten worden ook tweejaarlijks panelgesprekken met studenten gevoerd, om ook van de studenten die niet deelnemen aan de formele onderwijskwaliteitsgremia te horen wat hen opvalt aan het onderwijs. Zoals zojuist beschreven, wordt er op vele manieren informatie ingewonnen bij studenten over hun mening met betrekking tot het onderwijs, maar wat gebeurt er nu mee? Hiervan zijn verschillende voorbeelden, sommigen zeer snel en concreet en anderen langzamer en breder. De snelle concrete verandering vinden vaak op cursusniveau plaats. Zo kan een extra feedbackmoment worden ingepland of de colleges kunnen in een grotere ruimte worden georganiseerd. De langzamere en bredere verandering kunnen gaan over een heel curriculum of zelfs over het onderwijs op facultair niveau. Een voorbeeld hiervan is de hernieuwde focus op employability en de manier waarop dit binnen de academische wereld past. Dit vraagstuk gaat over de wijze waarop studenten ‘werkneembaar’ moeten zijn wanneer zij afgestudeerd zijn. Veel studenten vonden dat de
universiteit hen niet goed voorbereidde op de arbeidsmarkt. Om dit probleem tegemoet te komen is er een facultaire werkgroep opgezet en is het onderwerp opgenomen in het facultaire strategisch plan. Deze werkgroep is bezig om uit te zoeken waar studenten behoefte aan hebben en hoe deze behoeftes zo goed mogelijk kunnen worden bediend. Naast deze ad-hoc-kwesties, is er ook sprake van structureel onderhoud van het onderwijs. Hiervoor zetten binnen de faculteit vele studenten en medewerkers zich in. Zo is er een opleidingscommissie voor elke opleiding die de cursussen en het curriculum van die opleiding in de gaten houdt. Zij krijgen informatie vanuit hun eigen ervaring, de cursusevaluaties en de jaarvertegenwoordigingen. De jaarvertegenwoordiging krijgt op haar beurt weer informatie van de studenten om haar heen door bij colleges en op Facebook de studenten te bevragen. Wanneer er zich problemen op facultair niveau voordoen, zijn er studenten die zich hier actief voor inzetten in de faculteitsraad. De faculteitsraad houdt de facultaire strategie in de gaten en agendeert problemen bij het faculteitsbestuur. Om de afstand tussen student en bestuur te minimaliseren is er een assessor aangesteld bij het faculteitsbestuur die alle studentengremia verbindt met het bestuur (voor zover nog dit nog niet duidelijk was, dat ben ik). Al deze eerdergenoemde gremia vergaderen zeswekelijks met elkaar, bij deze vergadering sluiten ook de studieverenigingen aan. Op deze wijze kunnen alle ‘actieve’ studenten met elkaar in contact komen en hun ervaringen uitwisselen. Zoals wel blijkt kunnen studenten op veel manieren invloed op hun onderwijs uitoefenen. Bij mijn beste weten wordt er zoveel mogelijk gedaan met alle feedback van studenten. Ik denk zelfs dat er meer mee gebeurt dan veel studenten zich realiseren. Tot slot nog even een kort oproepje aan u als lezer, of u nu student of alumni bent, de opleiding en de faculteit zijn erg benieuwd naar uw mening over het genoten onderwijs. ■ 27
Interview Auteur: Esther Talsma
Rebel Rebel Hostel
Van 11 februari tot en met 18 februari was de openingsweek van het Rebel Rebel Hostel, dat het eerste container hostel in Groningen is. Wij, als SoAP -commissie, waren erg benieuwd naar wat dit hostel precies inhoudt. Voor een interview met de oprichtsters van het hostel, Anne en Annika, ging ik op pad naar het voormalig Suikerunie terrein in Groningen.
Zouden jullie iets over jezelf willen vertellen? Annika: We vertellen altijd dat we hierbij zijn gekomen omdat we allebei anti-kraak wonen en omdat we dat zo’n vette manier vinden van wonen leek het ons leuk zo’n soort hostel op te richten. Om een soort reizend hostel te zijn, dat leek ons heel vet. Met dat idee is het een beetje begonnen. Daarna zijn we verder wat gaan onderzoeken en toen bleek dat dat niet echt haalbaar was in verband met regelgeving voor onder andere de brandveiligheid. Wat hebben jullie gedaan voor het oprichten van het Rebel Rebel hostel? Annika: Anne heeft de hotelschool heeft gedaan in Leeuwarden en ik communicatie en multimedia vormgeving aan de Hanze in Groningen. Wij zijn allebei in Groningen opgegroeid en hebben vooral onze studietijd hier doorgebracht. We werkten ook in Simplon, een poppodium in Groningen, en daar hebben we elkaar ontmoet. Hoe kwamen jullie op het idee om dit te gaan starten? Annika: Als je samen iets wilt, dan ga je ervoor omdat je het wilt. Anne: Het leek ons heel vet, en dan vraag je je af, waarom doe je dat niet? Waarom ga je het niet
proberen? We zaten allebei ermee dat het een beetje de tijd is dat werk moeilijk te vinden is. Een vast contract krijg je toch niet. Anne: Als je al vet gelukkig bent met je werk en denkt dit wil ik voor de rest van mijn leven doen, dan ga je je ook niet snel iets anders doen, maar als je nog een beetje op zoek bent en je bedenkt zoiets, en dan ga je er gewoon voor. Waarom niet? Voor de mensen die het Rebel Rebel hostel niet kennen, zouden jullie kunnen vertellen wat het is? Annika: Het Rebel Rebel hostel bestaat uit drie losse slaapcontainers met daarin 27 slaapplekken, waarvan één tweepersoons slaapplek. Dan heb je nog drie zeecontainers voor douches, toiletten, eigen kantoor en opslag en natuurlijk de technische ruimte. En dan nog drie containers aan elkaar voor een gemeenschappelijke woonkamer, met bar, grote bank en een keuken waar iedereen zelf kan koken. Anne: Het is een heel erg gezellig hostel, met allemaal leuke activiteiten zodat je niet de stad in hoeft. Je kunt je hier heel goed vermaken. Annika: Maar we gebruiken wel zoveel mogelijk verschillende initiatieven uit de stad. Zo laten we bijvoorbeeld de kamers het
Wil je hierna meer weten of het Rebel Rebel hostel neem dan zeker een kijkje op de website, hun youtube kanaal Rebel Rebel Hostel of boek een kamer op www.rebelrebelhostel.com 28
29
liefst inrichten. De meiden van het kattencafé Poeslief gaan de meisjeskamer inrichten. En de Queen Kitch kamer is nu ingericht door een meisje van academie Minerva. Onze fietsen komen van een bedrijf dat allemaal jongeren in dienst heeft. En dat zijn de samenwerkingen. Is dat het achterliggende idee, heel veel samenwerken? Annika: Ja, dat je elkaar kan versterken. Anne: En Groningen heeft heel veel leuke dingen, dus dat willen we ook in het hostel naar voren laten komen. Annika: We hebben vrijdag bijvoorbeeld live muziek gehad, allemaal bandjes die net beginnen of gewoon nog heel klein zijn. Als je dat bij elkaar zet en mensen komen daarop af, dan ontstaat er iets heel geks! Dat was met de openingsweek? Annika: Dat klopt, dat is iets waarvan we hebben besloten dat we dat elk seizoen willen terug laten komen. Dit specifieke event van de vrijdag gaat elk seizoen terugkomen. →
Annika: Het maakt het makkelijker voor nieuwe gasten die hier elkaar niet kennen om elkaar te leren kennen. Waardoor het ook toegankelijker wordt. Als hier een bandje staat te spelen krijg ik daar kippenvel van. Of dat iedereen hier gezellig zit te knutselen, dat je Anne: Maar ik maak wel een lamp. mensen op die manier samen kan Dat is de gunfactor denk ik. brengen. Dan maakt het niet eens Annika: Hoe noemde jij jezelf zoveel uit dat je met elkaar gaat eigenlijk, lichtkunstenaar? schaken of kanoën, als er maar Anne: Zo noemen de andere iets gebeurd. mensen mij. Dit wordt ook weer een kunstwerk. En wat maakt er dat er volgens jullie behoefte is aan een Rebel Hoe zijn jullie bij het specifieke Rebel hostel? idee bij het rebel rebel hostel Annika: We hebben eerst de gekomen? trends onderzocht. Toen we met Annika: We kwamen op een het bedrijfsplan bezig waren zagen gegeven moment bij het woord we dat mensen tegenwoordig rebel, toen dachten we dat moet vooral op zoek zijn naar een twee keer want dat maakt het experience, daar sluiten wij bij sterker. aan. Anne: Rebel staat ook wel een Anne: Mensen willen graag via beetje voor het allemaal anders AirBnB iets boeken ook omdat het doen. persoonlijk is, het is bij iemand thuis of het is in een appartement. Wanneer hebben jullie voor het Eigenlijk zijn mensen hier ook een eerst het idee van een hostel beetje bij ons in de huiskamer. bedacht? Annika: Dat was in een droom van Jullie letten ook best wel op Anna. duurzaamheid, zoals de douches Anna: Ik heb de hotelschool met water dat weer naar de wc gedaan en verwachtte dat ik het toe gaat. Hopen jullie hier ook heel leuk zou vinden, die hotelmensen meer bewust van te wereld. Maar na de opleiding maken? vond ik vind het niet zo leuk. In Annika: We willen niet als een hostels overnachten daarentegen soort predikanten zijn van “dat is wel heel erg leuk, dat is wat moet je niet doen en dat wel”. We losser. Dus toen wilden we dat. gaan wel schoonmaken met Annika: Ik wilde gewoon heel ecologische middelen, maar graag iets voor mezelf beginnen kunnen niet van andere mensen daar komt het vandaan, dat ik de verwachten dat ze een andere baas kon zijn en bedenken hoe soort shampoo gebruiken omdat iets gaat. wij dat toevallig goed vinden. Anne: Maar het is wel leuk om Hoe kwamen jullie op het idee te laten zien wat er mogelijk is. van de events? Mensen thuis zouden dat ook Anne: Dat wilden we zodat je hier kunnen doen, die kunnen ook niet alleen maar hier een bedje hun douchewater opvangen om krijgt en ontbijt, maar dat je ook daarmee de wc door te spoelen. leuke dingen kan doen. Ondertussen wordt er aan de tafel ook nog gewerkt aan een oude haardroger die een nieuwe bestemming gaat krijgen als lamp. Anne merkt op dat ze daar wellicht ook wel een workshop van kunnen maken. Die is er nu nog niet.
30
En waarom hebben jullie voor dit terrein gekozen? Annika: Het terrein koos ons. We hadden de groene container een jaar lang gewonnen, er was een pitch voor uitgeschreven wie wil hier invulling aan geven.
Wat zijn ervaringen van de eerste mensen? Annika: Heel positief. We hebben een gast gehad die twee straten verderop woonde. Anne: Hij zei dat het super gezellig was! Hij zag het helemaal zitten. En dat we niet te veel naar In de tussentijd is er aan de lamp andere mensen moesten luisteren gewerkt en deze doet het en vooral ons eigen ding moesten inmiddels wat Anne en Annika heel doen, het is beetje zweverig wel erg vet vinden. Het is een heel maar heel lief. gezellig leeslampje geworden.
Hoe was de openingsweek? Annika: Wat het meeste waarde had voor mij was de zaterdag, omdat daar al onze vrienden en investeerders waren. Die dag was emotioneel het allermooist. Het leukste aan die hele week was dat het allemaal kon. Anne: Dat het uitgevoerd is, we hadden dat allemaal bedacht van tevoren maar nog nooit eerder gedaan.
Wat zouden jullie onze lezers willen zeggen? Annika: Dat ze moeten komen logeren! Ik denk niet dat het hostel in tekst te vangen is, je moet het beleven voordat je weet wat er aan de hand is. Ik merk dat mensen zich moeilijk een voorstelling ervan kunnen maken, omdat je het niet per se ergens mee kan vergelijken, hoop ik. Annika biedt nog haar excuses aan voor dat het interview soms onderbroken werd. In de woonkamer was er tijdens het interview ook een fotoshoot gaande en aan tafel werd er geknutseld aan de lamp. Maar dit geeft juist perfect de sfeer weer! ■
31
Tijden van terreur In de afgelopen maanden focuste de media zich op een onderwerp: terrorisme. Elke dag was er weer nieuws over een aanslag, of een discussie die hieraan gerelateerd is, meestal over de islam en geweld. Nederlandse politici konden tijdens de afgelopen verkiezingsperiode niet ontkomen aan vragen over hoe wij als land om behoren te gaan met de islam en immigratie uit Moslimlanden. Sommige politici, ook internationaal (bijvoorbeeld Trump, Wilders en Le Pen), gaan zelfs zo ver dat een deel van hun verkiezingsprogramma te wijden aan plannen voor het bestrijden van de islam, waaraan zij termen als ‘gewelddadig’ en ‘gevaarlijk’ hangen, en stellen dat het verbannen en bestrijden van de islam aanslagen ‘dichtbij huis’ voorkomt. In dit artikel zal ik een achtergrond geven van religieus geweld, en een kritische noot plaatsen bij de praktijken van (onder anderen) bovenstaande politici. Auteur: Reimer Vonk
32
G
eweld Eerst een korte analyse van wat geweld precies inhoudt. Johan Galtung1 stelde dat geweld aanwezig is wanneer ‘mensen zodanig worden beïnvloed dat hun fysieke en mentale realisaties lager zijn dan hun potentiële realisaties’, ergo: mensen kunnen door geweld minder doen en denken dan dat zij dit zouden kunnen in een optimale situatie. Galtung voegt hieraan toe dat geweld alleen van toepassing is wanneer de beperking van potentiële acties en gedachten voorkomen had kunnen worden. Wanneer bijvoorbeeld iemand in de 18e eeuw op jonge leeftijd stierf aan tuberculose bereikte diegene zijn potentiële leeftijd niet, maar dit kon niet voorkomen worden doordat de geneeskunde nog geen medicijn had voor de ziekte. Hier is dus geen sprake van geweld, terwijl wanneer een dergelijke situatie zich nu, in de 21e eeuw, voor zou doen er wel sprake zou zijn van geweld omdat tuberculose nu een geneesbare ziekte is en dit persoon met medicatie zijn potentiële leeftijd wel had kunnen bereiken. Geweld en terrorisme Dit is op verschillende manieren te verbinden met terrorisme en aanslagen. Ten eerste is er het doden van mensen zelf. Dit is de meest extreme vorm van fysiek geweld, omdat dit de slachtoffers beperkt in het bereiken van hun potentiële leeftijd. Maar er is meer: terrorisme beperkt de acties en bewegingen van mensen ook indirect. Na de schietpartij in de Bataclan in november 2015 werden concertzalen overal in de wereld extra beveiligd, en mensen mochten naast de gebruikelijke verboden voorwerpen ook geen lege of volle drinkflesjes en paraplu’s mee naar binnen nemen2, en concertgangers moesten bij de ingang veel langer wachten door de verscherpte beveiligingsmaatregelen. Dit geld ook voor vliegvelden: na een voorkomen aanslag op Londen Heathrow in 2006 werden vloeistoffen van meer dan 100mL verboden in de handbagage van vliegtuigen3. Daarnaast werd na verscheidene aanslagen in Turkije in juli 2016 door het Ministerie van BZ een negatief reisadvies afgegeven voor Turkije, en veel grote luchtvaartmaatschappijen annuleerden hun vluchten van en naar Ankara en Istanbul4.
In alle bovenstaande situaties is er op een of andere manier sprake van beperking van wat mensen in potentie zouden kunnen doen (zoals het snel inchecken op vliegvelden, het meenemen van eigen water in het vliegtuig en naar concerten) en wat ze daadwerkelijk kunnen doen (in de rij staan, water weggooien), waardoor er sprake is van geweld volgens de definitie van Galtung, indirect veroorzaakt door terrorisme. Terrorisme werkt zelfs nog dieper: mensen zijn bang voor een aanslag, waardoor ze dingen die ze anders wel zouden doen nalaten, zoals naar concerten gaan of met het vliegtuig gaan. ook hier wordt hun potentieel beperkt door terrorisme. Geweld en religie Nu een theoretische context van geweld en religie. Mark Juergensmeyer5 stelde dat het doel van religieus geweld is om (een) indruk te maken. Religieus geweld wordt volgens Juergensmeyer vaak gedaan door cellen van religieuze groeperingen die een punt willen maken, en de tijd en plaats van de aanslag is hierbij zelden niet betekenisvol, omdat een aanslag op de juiste plaats en tijd de grootste impact zal hebben. Wanneer een aanslag namelijk op een locatie wordt gedaan die iets groters symboliseert, bijvoorbeeld het World Trade Centre in New York wat Amerika als trotse natie en haar banden met de wereld symboliseerde, zullen zo veel mogelijk mensen zich bang en bedreigd voelen. Het zijn niet alleen de gebouwen die branden, maar ook de natie. Aanslagen worden daarom meestal op een specifieke datum, tijd en plek gepland. De kracht van terrorisme ligt niet slechts in het brute moorden, maar vooral in de angst die het bij zo veel mensen inboezemt. Dit is ook het verschil tussen moord en aanslag: er zijn per jaar zo veel meer moorden dan aanslagen, maar toch maken mensen zich zorgen om het laatste. Dit komt volgens Juergensmeyer doordat sociale en nieuwsmedia massaal aandacht geven aan aanslagen waardoor meer en meer mensen bang worden voor een aanslag. En dit is, zoals eerder gesteld, juist waar de kracht van terrorisme in schuilt. Andere wetenschappers beargumenteren dat geweld deel is van elke religie, maar niet als zodanig van gelovigen wordt gevraagd. Dit geweld is een manier om identiteit en autoriteit te winnen voor de gelovigen → 33
vanwege het gemeenschappelijke doel wat hierdoor gecreëerd wordt6,7. Ook wordt geweld tussen geloofsgroepen onderling en naties veroorzaakt door een waarhedenconflict: elke betrokken partij gelooft dat hun waarheid de absolute waarheid is, en daarom het waard is om voor te vechten. Dit is echter niet wijten aan het geloof, maar aan de gelovigen die hun ‘waarheid’ willen beschermen. Geweld heeft hier een sociale functie, omdat het gelovigen motiveert om te blijven geloven, en het hen een gevoel van identiteit en toebehoren geeft. Daarnaast prediken de meeste religies vrede, hoewel er in de teksten wel sprake is van geweld8. Juist hierom is het nodig om te kijken naar de seculiere doelen van religieus geweld, zoals het gevoel van identiteit en toebehoren. Statistieken Wellicht zijn we verblind door de aandacht die een hele kleine groep religieuze gewelddadigen, en zouden we meer moeten kijken naar de miljoenen en miljoenen gelovigen die geen enkele intentie hebben om deel te nemen aan het geweld en hier niet achter staan9. Daarnaast zijn er nog de statistieken: deze tonen aan dat de meeste gewelddadige aanslagen in het Westen niet gedaan zijn door Moslims maar door westerse politieke extremisten, zowel links als rechts. In de periode 2000-2013 werd slechts 0,96% van alle aanslagen uitgevoerd door groepen officieel geïdentificeerd als Moslim. In het Midden-Oosten, Afrika en ZuidAzië ligt dit percentage hoger, maar in deze regionen is een significant groter deel van de bevolking Moslim, dus de kans dat de dader Moslim is is überhaupt veel hoger10. Maar waarom is er dan zo’n haat jegens de Islam in de westerse wereld? Waarom zetten politici als Wilder en Trump de Islam weg als gewelddadig, terwijl er bewijs is van geweld in andere religieuze en politieke stromingen, veelal op grotere schaal? Verklaringen Een verklaring hiervoor is dat onze westerse wereld van oorsprong voornamelijk Christelijk is, en dat daarom onze geschiedenis wordt verteld en geleerd vanuit een Christelijk perspectief, bijvoorbeeld de verhalen over de Kruistochten. Het doel van de Kruistochten was om ‘onze’ heilige stad Jeruzalem en heilige land Israël te bevrijden van het juk van de Islamitische ‘ketters’, en 34
dit sentiment van ‘wij tegen zij’ is mogelijk blijven hangen in onze maatschappij11. Een andere verklaring is dat we als westen gewoon niet genoeg weten van de Islam, en dat wat we weten voornamelijk afkomstig is van de media, gepaard met beelden van aanslagen, verkrachting, onderdrukking van vrouwen en conflict die op ons netvlies staan gebrand12. Dit, in combinatie met het constante geschreeuw van populaire politici over hoe slecht de Islam hierdoor is, zorgt logischerwijs voor een negatieve publieke opinie over de Islam en Moslims. Dit beeld is heel erg smal en onredelijk. We beoordelen de kwaliteit van leven in Nederland toch ook niet door het bestaan van moord, verkrachting, kindermisbruik en drugshandel? Maar mensen hebben simpelweg geen bron met autoriteit die hen een ander verhaal vertelt. Tv-programma’s die een positief beeld van Moslims en de Islam stimuleren worden vaak negatief beoordeeld, tenzij de Moslims in kwestie zich ‘westers’ gedragen (zoals Abed in de comedy ‘Community’). In films zijn Moslims vaker de slechterik of de vijand, en dit negatieve portret worden gerechtvaardigd door de uitspraak dat ‘het maar een film (of Tv-programma) is’, maar deze beelden hebben nog steeds invloed op de publieke opinie. Wat ik nog wil aanduiden is dat er een gebrek aan aandacht lijkt te zijn voor terroristische daden en aanslagen uitgevoerd door niet-Moslims, bijvoorbeeld de schietpartij bij een moskee in Quebec: deze aanslag was eerst veel in het nieuws, maar toen de opgepakte verdachte een Canadese student met extreemrechtse sympathieën bleek te zijn verdween dit gebeuren vrij snel uit de media en daarmee het publieke blikveld, terwijl nieuws over een aanslag door Moslims in het westen vaak nog lang binnen blijft stromen. Daarnaast, om maar een aloude sociologische theorie te noemen, stelde Georg Simmer in 1904 dat een maatschappij een gemeenschappelijke vijand nodig heeft om te overleven, aangezien dit sociale cohesie creëert tussen de leden van deze maatschappij13, en deze ‘common enemy’ lijkt nu de Islam te zijn. Deze gedeelde animositeit jegens de Islam verbindt mensen doordat ze voor hetzelfde doel strijden, en dit zorgt (zoals we eerder hebben gezien) voor een gevoel van identiteit en toebehoren.
Conclusie In dit artikel hoop ik de link tussen religie en geweld te hebben uitgelegd, en te hebben aangetoond dat de claims die gemaakt worden door politici en in de media veelal ongegrond zijn. De vijandigheid jegens de Islam lijkt te komen door een gebrek aan kennis en begrip. Mijn oplossing: laat ze het uitleggen, en laten wij hiervoor open staan. Wie is beter in staat om ons iets te leren over de Islamitische cultuur dan Moslims zelf? Media zouden meer aandacht moeten geven aan de woorden van gewone mensen, mensen als u en ik, en die naast vader, moeder, kind, broer, zus of partner ook Moslim zijn, en die niet kiezen voor geweld maar voor een normaal leven. Dit zal hopelijk een deel van de problemen oplossen, of hier een begin voor maken. Media en politici zouden meer aandacht moeten besteden aan terrorisme door niet-Moslims. Hopelijk leren we hierdoor de echte betekenis van de Islam kennen. Wat mij hieraan nog het meest ergert is het volgende: waarom wordt na een aanslag door een Moslim meteen de hele religie beoordeeld als gewelddadig door zo veel mensen, maar is een Christen- of politiek extremist die een aanslag pleegt een ‘lone wolf’ of ‘gewoon een gek’ die niets met de organisatie, partij of religie te maken heeft? Waarom is IS bij iedereen bekend, maar heeft bijna niemand gehoord van The Army Of God, een Christelijke groepering die regelmatig abortusklinieken in Amerika opblazen of uitmoorden? Extremisme en terrorisme is misschien een klein deel van elke religie, maar dit definieert niet het hele geloof of alle gelovigen. Extremisme van welke groep of welk geloof dan ook zou niet moeten bestaan, dus waarom kijken we altijd maar naar een kant? Onze gemeenschappelijke vijand zou niet de Islam of welk geloof dan ook moeten zijn, maar eenieder die anderen discrimineert om wie ze zijn en wat ze geloven, eenieder die mensen veroordeeld op basis van vooroordelen en woorden van anderen. Samen kunnen we veel bereiken. Dat is mijn geloof. ■
35
Galtung, J. (1969). “Violence, Peace and Peace Research” Journal of Peace Research 6(3): 167-191 2 NOS (2015). Wat doet jouw popzaal aan beveiliging? 3 European Commission (2017). Liquids, aerosols and gels. 4 NU.nl (2017). Buitenlandse Zaken scherpt reisadvies Turkije aan. 5 Juergensmeyer, Mark (2003), Terror in the Mind of God. The Global Rise of Religious Violence, 3rd edition, Berkeley, CA: University of California Press. 6 Wellman, J., & Tokuno, K. (2004). Is Religious Violence Inevitable? Journal for the Scientific Study of Religion, 43(3), 291-296. 7 Stark, R. (2001). One true God: Historical consequences of monotheism. Princeton, NJ (USA); Princeton University Press 8 Selengut, Charles (2003). Sacred fury: understanding religious violence. pp 1. Walnut Creek, CA (USA), AltaMira Press 9 Rowley, M., (2015). How Should We Respond to Religious Violence? Fifteen Ways To Critique Our Own Thoughts. Ethics in Brief, 21 (2) 10 Institute for Economics and Peace (2014). The Global Terrorism Index. 11 Asbridge, T., (2011). The Crusades: The Authoritative History of the War for the Holy Land. Ecco, NY (USA) 12 Green, T. (2015). Muslims in the Media and at the Movies. In: The Fear of Islam: An Introduction to Islamophobia in the West (pp. 233-266). 13 Simmel, G. (1904). The Sociology of Conflict. III. American Journal of Sociology, 9(6), pp. 798-811. 1
Brexit Won, Everybody lost On the 23rd of June 2016, the UK voted with 51.9% of the people in favour to leave the EU and left the other 48.1% astonished, disillusioned and furious. Auteur: Emily Keal Emily Keal is een Engelse student aan de universiteit van Aberdeen en is dit jaar op uitwisseling in Groningen. Zij zal in dit stuk haar visie geven op een onderwerp waar zo’n driekwart jaar geleden veel mensen gefocust op waren: Brexit.
I
t feels to me to be one of those lifetime events where you remember exactly where you were and what you were doing when this political bombshell hit the country. I woke up and sluggishly dragged on my uniform for the supermarket I worked at for four years in my local town. As I carried out my daily monotonous routine, my mum told me “they’ve gone and f***cking done it, we’re leaving the European Union”. In my disbelief, I ran down the stairs and put on the TV, to be greeted with Nigel Farage – leader of the UK Independence Party (UKIP) – smug face leering at me “this is a victory for working class people, this is a victory for the everyday working man”. Hot tears rushed down my face, standing in my supermarket uniform thinking well what does that make me Nigel? Because this certainly isn’t my “victory”.
my school, there was one black girl out of almost 1,200 pupils. It completely baffles me why people in such a white town feel the defiant need to shield it from immigration and refugees. My own Grandma, the same age as Anne Frank, was evacuated during WWII. It is astonishing to me that people who supported those fleeing from the Nazis can turn a blind eye to families facing endless murderous attacks and persecution from the likes of Assad (Syria), Gaddafi (Libya) and Erdogan (Turkey). If the tables turned, and the British found themselves in political crisis and mass violence, I’m sure the immigration rhetoric would be very different. However, there seems to be this notion that if it doesn’t affect me, who cares?
I am from a small, rural, working class British town that voted 55.26% to leave, embarrassingly higher than the national average. That day I went to work, I heard that David Cameron was resigning and it felt as though the world as I knew it was tumbling down around me – I mean, never in a million years did I envisage I would be crying over the resignation of a Conservative PM! I consider myself liberal, open-minded feminist, swinging to the left of the political spectrum.
I am here in Groningen studying thanks to the the EU-funded Erasmus scheme. Living here has been an amazing experience, challenging me academically as well as facing uncomfortable situations which have enabled me to grow in confidence and bloom in a new place overseas.
Colleagues and customers said things to me like “never mind love”, “it’ll be alright”, “you’re only a youngster, you don’t know about politics”, “not to worry about love, nothing will change”. I did “mind”. In fact, I was incandescent with anger. I found myself biting my tongue at several points throughout the day facing fellow colleagues of whom some earlier in the week had said “I don’t know what the EU is but I don’t want no more immigrants”, “this place is crawling with immigrants”, the same kind of rhetoric I am used to hearing from Donald Trump and not people I have worked alongside for over four years. This was especially pertinent as I am fully aware that my town is 98.6% white British (The Guardian UK), something made quite obvious by the sea of white heads. In 36
But, it does affect me, and in terms of the university sphere, it has a huge impact.
Since the launching of the Erasmus programme in 1987 over 200,000 students have benefited from studying abroad. In the last academic year alone, 15,500 UK students have participated, with another 7,000 staff also studying abroad. When assessing my options for study abroad I had been interested in studying further afield than Europe. However, I discovered there was absolutely no funding available to those studying outside Europe, meaning it was reserved for those who have the “bank of mum and dad”. Furthermore, the feewavering for exchange students makes the Erasmus programme affordable and possible. My concern, shared by many British students and academics, is that this partnership with European universities will be damaged and even if links are retained, it will be affordable to few. It fills me with sadness to think that this funding is currently in jeopardy and it will truly be a tragedy if the Erasmus scheme is lost, the tip of the iceberg in a conservative-driven austerity era poised against the young. → 37
In my life-time I have observed with horror as student tuition rose from £1,000p/a in 1997, to £3000 in 2006 to £6,000 in 2010 and even £9,000 in 2012 – the whopping figure that has hit my generation. They even had the audacity to add on £250 last year (Politics UK). The average debt for British students is currently set at around £44,000. Although we only must pay this back when we earn over £21k, starting life with this enormous dooming cloud of debt fogging your future is far from appealing. And it goes both ways – just as fear amongst British students is widespread, EU students could face a hike in prices and an unwelcoming anti-immigration administration. Another key concern of mine is not just the financial implications, but the effect of Brexit on British University’s reputations. We are amongst the highest academic regard on the global education stage, specifically recognised for our research universities. But pulling out of the EU potentially means cutting access to the European Commission’s €80billion funding programme, Horizon 2020 (UCU). Worryingly, a survey from the University and College Union (which represents staff at UK institutions), published on January 9, highlights how this potential shortfall in research funding is affecting university staff. As many as 42% of university employees reported that they were considering leaving the UK. Nearly half said “they know of academics who have lost access to research funding as a direct result of the Brexit vote”. Meanwhile, the government’s Higher Education Policy institute, a think tank has reported that the Home Office is considering further restrictions on overseas student visas, potentially costing the UK £2 billion a year in lost revenue (UCU). Whilst the Home office seem hell-bent on restricting access for international students (See Shiromi article for recent example*), I for one am not. Most of my closest friends are Europeans – Finnish, Danish, Spanish and German and I feel very lucky to be influenced by their varied cultures and personalities. I believe that our country benefits from the 10% of doctors and 4% of nurses who are from elsewhere in the EU (FullFact UK), multicultural schools, a wide variety of international food and culture which makes up our identity. So, see my 38
Hoe overleef je de tentamenweek?
fellow colleague’s future in the UK be threatened is hurtful and unjust and an attack on what I see as my nation’s multicultural identity. As an International Relations student, I see my future in a multiplicity of countries and Brexit could cause restrictions on my freedom of movement. So, returning to the beginning of this article, YES I DO MIND. I mind that 61% of over 65 year olds decided my future and I’m infuriated that 64% of 18-25 year olds couldn’t even be bothered to even vote. So, I plea with young people to get registered and vote to change the system, if they’re not happy with the system – to become politically engaged. And I plea the British government NOT to scrap Erasmus and NOT to ignore the funding shortfall in research post-Brexit. The comfort I can take in this is that whilst I am on exchange, my Aberdonian friends are active and mobilised involved in antiracist, anti-tuition fees and anti-austerity protests. There is a united, young presence of such movements in Manchester, Liverpool and London amongst other cities who are willing to fight against the unjust limitations placed upon our generation. Whilst this article has been filled with doom and gloom, it’s important to remember that Brexit negotiations are still ongoing and the 48% of us remain’ers are part of a thriving university community not suffering in silence. ■ “Never doubt that a small group of thoughtful, committed citizens can change the world; indeed, it’s the only thing that ever has”. Margaret Mead
Auteur: Charley Blomjous
www.chezcharley.blogspot.nl
I
n de twee jaar dat ik aan de universiteit studeer voor mijn master heb ik een aantal manieren kunnen vinden om al die spanning en stress die bij een tentamenweek hoort te handelen. Mijn tactiek is om mijn hersenen gewoon heel hard aan het werk te zetten wat betreft boeken lezen en zo. Gevolg is dat ik in die periode op andere vlakken minder gefocust ben, zoals op mijn spullen letten. Vooral de opbrengst verloren voorwerpen in de laatste tentamenweek was indrukwekkend: niet alleen was mijn collegekaart ineens foetsie, ook waaiden mijn fietssleuteltjes zo de straat op, in een diepe richel. Maar genoeg over mij. Hoe niet-(pro)sociaal zou het zijn als ik de rest van mijn tentamentips niet met jou zou delen? Let goed op, hier komen ze.
broek en trui met mosterdvlek. Maar we zijn er nog niet. Tentamenweken kennen namelijk serieuze naslepen. Hierna breekt immers de tijd aan van om de minuut (wat zeg ik, twee keer per minuut) je mail te checken om te zien of er al een cijfer binnen rolt. Het is ook de tijd van jezelf vergelijken met de rest, of om er even een sociologische term in te fietsen, te doen aan opwaartse en neerwaartse vergelijking. Ik weet ook niet hoe het kan, maar meestal scoren de mensen die je moest geruststellen omdat het zó slecht ging, net wat hoger. Leuk voor hen. Mijn tip voor jou: evalueer je prestaties gewoon naar eigen vermogen. Anderen sluiten zich misschien dag en nacht op in de bieb, jij stort je naast al dat gestudeer ook nog met volle overgave op weet ik het, het analyseren van de afleveringen van Temptation Island. Kun je ook heel trots op zijn.
1. Sociaal contact? Tijdens je studie heb je ongetwijfeld meegekregen dat het aangaan van sociale interacties een positief effect op je welbevinden kan hebben. Ook je bloeddruk profiteert mee. Geloof ik best hoor. Echter, in tentamenweken gaan bij mij die interacties meestal zo: A. “Het is moeilijk.” B. “Ja, het is heel moeilijk.” A. “Het is ook heel veel.” B. “Ja, het is ook heel veel.” Daarna klinkt gezucht. Positief punt dat je uit zo’n meeting kunt halen is dat jij in elk geval niet de enige bent met een pesthumeur. Direct na het tentamen zetten de sociale interacties voort. Na drie uur zwoegen strompel je met blossen op de wangen en een bezweet voorhoofd de hal uit. Staat daar een studiegenoot je op te wachten. “Wat had jij bij die eerste vraag?” Jij mompelt iets. “Oh, ik had iets héél anders.” Gek word je, ik zeg het je. Tot na je laatste tentamen kun je je daarom beter gewoon zoveel mogelijk van de buitenwereld afsluiten. Tenzij je studiegenoten allerlei goede tips hebben natuurlijk. Dan niet.
3. Tentamentrivia Ten slotte volgen nog wat triviale tips. Houd je hoofd koel. Matig je koffie-inname. Laat je niet impulsief een hele nieuwe look aanmeten. Ga aan de zwier met je studiegenoten als alles voorbij is. En de belangrijkste: geniet er ook nog een beetje van. Ik vond het namelijk best raar, die allerlaatste keer dat ik naar die gekke tentamenhal fietste. (Serieus, wie heeft die knaloranje muren bedacht?)1. Toen ik me voor de laatste keer langs zenuwachtige, zwetende studenten een weg baande naar de goede zaal en dat me weer eens een hartverzakking bezorgde (na mijn tas omgekieperd te hebben bleek dat ik toch wel mijn collegekaart bij me had). Ook ga ik het gebruikelijke akkefietje tijdens digitale tentamens met een niet-functionerende computer missen, en de aanwezige ICTdienst die dan moet uitrukken. (“Je moet gewoon op het aan-knopje drukken, onder het beeldscherm.”) Die adrenaline die tijdens zo’n week door je lijf raast, het afwachten, het heeft iets. Voor je het weet moet je namelijk je scriptie schrijven en dan wordt je pas écht gek. ■ Het plafond, de vloeren, de trapleuningen, muren en traptreden: alles in de Aletta Jacobs hal is oranje. Voor sommige studenten is de tentamenhal zelfs zo intimiderend en stressvol dat ze een petitie organiseerden. Zie http://www.dvhn.nl/groningen/Stress-door-oranje-tentamenhal-21207960.html 1
2. Nazorg Laatste tentamen achter de rug? Mooi. Hopelijk heb je jezelf een dagje rust gegund. Weer wat buitenlucht opgesnoven en jezelf in iets anders gehuld dan je jogging39
Focus: Internationale studenten
Internationals. Ze zijn vaak een gevaar op de weg, dwarrelen heen en weer op de fiets tussen al het haastige verkeer door… Het valt voor internationale studenten niet mee om aan het verkeer in de stad te wennen. RTV Noord interviewde enkele buitenlandse studenten met de vraag hoe het is om in Groningen te fietsen. Ze waren doodsbenauwd toen ze voor het eerst de weg op moesten! Ook het überhaupt op de fiets blijven zitten kan al problemen opleveren. “Heel tof, door al die exoten krijgt Groningen internationale allure. Maar er is ook een keerzijde en die zie je vooral in het verkeer’’, werd treffend omschreven op Sikkom, een mediawebsite voor Groningse jongeren¹. Auteur: Kevin Gooijert
40
E
r bestaat de laatste jaren een toenemende stroom internationale studenten in de stad. Groningen is erg in trek bij studenten van over de hele wereld, maar het aantal internationale studenten neemt niet alleen in Groningen toe. Waar het aantal internationale studenten in Nederland in 2010 nog 46.000 was, was dit 2015 in al 62.000 (EP-Nuffic, 2015)² en dit is de afgelopen jaren wederom explosief gegroeid. Als de internationale studenten hier eenmaal gevestigd zijn, kost het ze vaak enige tijd om te wennen, wat voor frustraties kan zorgen. Maar gelukkig is er niet enkel frustratie, het toenemende aantal buitenlandse studenten zorgt ook voor een bijzondere diversiteit op de universiteiten en hogescholen. Vaak hoor je als je door de faculteiten loopt veel talen door elkaar. Wat maakt dat Nederland zo in trek is bij buitenlandse studenten en wat zijn de voordelen van deze toenemende stroom aan ‘internationals’? Een voorbeeld van een land waarvandaan veel studenten in Nederland komen studeren, is Duitsland. Volgens de Stichting Duitsland Instituut van de Universiteit van Amsterdam komt dat omdat er hier sprake is van een andere manier van onderwijs geven³. In Nederland werken hogescholen en universiteiten vaak met kleinere groepen studenten, en zijn ze meer competentiegericht. In Duitsland kent men hoorcolleges met 500 studenten, wat veel studenten daar niet prefereren. Bovendien kent Duitsland veel hogere toelatingseisen voor opleidingen dan Nederland. Voor opleidingen waar in Nederland soms niet eens een decentrale selectie is, moet je in Duitsland vaak heel hoge cijfers hebben om toegelaten te worden. Een ander land waar veel studenten vandaan komen om in Nederland te studeren, is Groot-Brittannië. Hier ligt een financiële reden aan ten grondslag: een wet heeft het sinds 2010 mogelijk gemaakt voor Britse universiteiten om het maximale collegegeldtarief te kunnen heffen. Een bedrag dat kan oplopen tot omgerekend wel 10.000 euro, terwijl dit in Nederland ‘slechts’ 2000 euro is. Het is niet vreemd dat veel Britse studenten daarom besluiten te studeren in een land waar studeren zo veel goedkoper is en wat ook nog eens relatief dicht bij hun thuisland
ligt. Tevens geven veel Britse studenten aan dat het studeren in het buitenland hun een beter perspectief op de arbeidsmarkt biedt. Veel bedrijven prefereren namelijk een afgestudeerde met internationale ervaring. Volgens de Sociaal-Economische Raad4, die de regering dient te adviseren over het sociaal en economisch beleid, biedt het aantrekken van buitenlandse studenten naar Nederland veel voordelen. Zo zouden internationale studenten zorgen voor een welvaartsgroei, doordat zij zorgen voor een groter internationaal kennisnetwerk, waarin Nederland een rol kan spelen. Ook zou de kwaliteit van het onderwijs vooruit gaan, doordat Nederlandse studenten communiceren met de internationale studenten tijdens de colleges. Dit zorgt voor een betere voorbereiding op internationale samenwerking voor de lokale studenten, wat belangrijk is voor hun toekomstige loopbaan. Echter, volgens hoogleraar W.M.G. Jochems van de TU Delft is het sterk de vraag of dit in de praktijk ook zo werkt5. Hij beweert dat de internationale invloed binnen de universiteit juist vaak zorgt voor verwarring. Internationale studenten beheersen vaak de Engelse taal nog niet goed, en aan de andere kant, docenten vaak ook niet. Zo kan het lesmateriaal niet goed begrepen worden, en kunnen de internationale studenten vertraging oplopen. Wat de communicatie betreft: dat gaat ook vaak niet vlekkeloos. In de praktijk blijkt dat lokale studenten vaak niet communiceren met de internationale studenten, ook omdat de taalbarrière wederom een struikelblok is. Er kan dus getwijfeld worden aan de internationale ervaring die Nederlandse studenten ermee opdoen. Dit betekent niet dat er nu enkel negativiteit gekoppeld kan worden aan de internationalisering van het onderwijs. Maar de kritiek geeft aan dat er gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de internationale studenten en de docenten, maar ook tussen hen en de Nederlandse studenten. Er zou meer aandacht besteed moeten worden aan de taalontwikkeling van de internationale student, door ze meer begeleiding te bieden tijdens de vakken en ze op deze manier van meer taalvaardigheid te voorzien. Dan kunnen de eerder genoemde voordelen sneller bereikt worden. 41
42
GEZOCHT SCHRIJVERS VORMGEVING
FOTOGRAFEN ILLUSTRATOREN RUBRIEKEN EINDREDACTIE ACQUISITIE WEBSITE 1979 INTERVIEWEN STUDIEPUNTEN ARTIKELEN ONLINE STRUCTUUR CREATIEVELINGEN
NIEUWE REDACTIELEDEN
ACTUALITEITEN
De kleine ergernissen in het verkeer moeten we maar voor lief nemen, we moeten vooral kijken naar de positieve invloed die buitenlandse studenten hebben op ons land. Het zet Groningen op de kaart, veel buitenlandse studenten zullen de leuke ervaringen die ze hier hebben opgedaan mee naar huis nemen en het delen met hun vrienden. Bovendien schept het meer internationale netwerkmogelijkheden en het geeft een economische boost. Daarom: mocht je de volgende keer naast je internationale studiegenoot in de collegezaal zitten, begin dan vooral eens een leuk gesprek!
¹ Sikkom: ‘Acht keerzijden van het succes van Groningen’ http://www.sikkom.nl/acht-keerzijden-vanhet-succes-van-groningen/#.WL0ynmxAil4.facebook ² EP-Nuffic: ‘Internationalisering in beeld’ https:// www.epnuffic.nl/publicaties/vind-een-publicatie/internationalisering-in-beeld-2015.pdf ³ Stichting Duitsland Instituut (Universiteit van Amsterdam): ‘Nederlands Hoger Onderwijs in trek bij Duitsers’ https://duitslandinstituut.nl/artikel/294/ nederlands-hoger-onderwijs-in-trek-bij-duitsers 4 Adviesrapport SER: ‘Make it in the Netherlands’ http://classof2020.nl/wp-content/uploads/2015/06/make-it-in-the-netherlands.pdf 5 Delta (TU Delft): ‘Internationalisering niet goed voor het onderwijs’ http://delta.tudelft.nl/artikel/internationalisering-niet-goed-voor-onderwijs/6629
COLUMNS
Hoe je het ook bekijkt, het feit blijft dat de internationale studentenstroom niet snel zal afnemen. De vraag is hoe de Nederlandse overheid en onderwijsinstanties hiermee om zullen gaan. Het kan veel voordelen bieden, mits er veel aandacht wordt besteed aan de begeleiding van deze studenten. Ook kan bijvoorbeeld meer tijd gestoken worden in het stimuleren van studenten om in Nederland te blijven nadat zij afgestudeerd zijn. Op deze manier kunnen zij een positieve bijdrage leveren op de Nederlandse arbeidsmarkt en kost het de overheid niet alleen maar geld, maar levert het hen ook wat op.
SOAP.REDACTIE@GMAIL.COM
O&S Groningen
Onderzoek en Statistiek Groningen (kortweg O&S Groningen) is de onderzoeksafdeling van de gemeente. Wij doen beleidsonderzoek en houden gegevens bij over de gemeente Groningen. Hiermee leveren we informatie die behulpzaam is bij het ontwikkelen en evalueren van beleid. Onze missie is dan ook: basis voor beleid! Ook doen wij regelmatig onderzoek voor andere gemeenten en instanties. Werkterreinen
Onze onderzoeksterreinen zijn zeer divers: van Economie & Bedrijvigheid, Jeugd, Publieke dienstverlening, Medewerkeronderzoeken, Klantenonderzoeken, Leefbaarheid & Veiligheid, Werk & Inkomen tot Zorg & Welzijn. Kortom, de onderzoeken richten zich op diverse maatschappelijk relevante terreinen. Onderzoeksmethoden
De onderzoekers van O&S Groningen zijn methodisch breed georiënteerd. Wij voeren zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeken uit. Afhankelijk van de onderzoeksvraag kiezen we voor: online-enquêtes, telefonische of schriftelijke enquêtes, groepsinterviews of individuele interviews. We hebben verder veel ervaring met het bewerken en analyseren van grote gegevensbestanden en hebben we de afgelopen jaren een omvangrijk Datawarehouse ontwikkeld. Ook zijn we in staat om bevolkings- en leerlingenprognoses uit te voeren. Volg O&S Groningen via Twitter
Via Twitter maakt O&S Groningen onderzoeksbevindingen en statistische informatie wereldkundig. Wilt u ons volgen, meld u dan aan via Twitter.com/basisvoorbeleid
Meedoen aan enquêtes over de stad?
Woont u in de stad Groningen en wilt u meewerken aan enquêtes over de stad? Als u lid wordt van het Stadspanel nodigen we u ongeveer zes keer per jaar uit. U ontvangt een uitnodiging per e-mail en kunt de enquêtes via internet invullen. Opgave voor het Stadspanel kan via onze website. Tot slot: meer weten? Bezoek onze website: www.os-groningen.nl