P A So
SOCIOLOGISCH ANTROPOLOGISCH PERIODIEK
SINDS 1970 JAARGANG 47, NUMMER 3, JUNI 2016
ALUMNI EDITIE: VROEGER & NU
Column Jacob Dijkstra - 04 Bier en beleid - 06 Kattencafé - 08 Nieuwe Mastertrack - 12 SoAP en ik, toen en nu - 14 Aaaaand cut! - 16 Ronald Kielman - 18 De échte Hans ‘Kill’ Wijnberg - 20 In gesprek met Tekke Terpstra - 22 Is racisme nog steeds racisme? - 24 De student: Mats van de Steenoven - 26 Column Klaas Wilts - 30 Theo Volente en de Vrijwilligers - 32 Vriend en vijand - 35 2
Colofon & voorwoord Sociologisch Antropologisch Periodiek Jaargang 46, nummer 3, juni 2016 Contact soap.groningen@rug.nl Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen Drukwerk Drukwerklab.nl Oplage: 1800 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Lay-out & ontwerp Yasmin Portz SoAP-Logo Thomas Bos Redactie Djamila Boulil, Jochem Duinhof, Kevin Gooyert, Esli Jacobsz, Sanne Oving, Lars Padmos, Yvonne Post, Esther Talsma, Nienke Tebbens, Reimer Vonk, Remco Vonk, Sofie Wiersma, Klaas Wilts Website www.soapgroningen.nl of volg ons
@SoAP_Groningen facebook.com/SoAP-Groningen
Geachte lezer, Voor u ligt de alumni-editie van SoAP. Een extra dikke editie, met een extra grote oplage. In deze editie staat het thema “Toen & Nu” centraal. Hier komt u erachter hoe sociologie was, wat er is veranderd en wat er hedendaags te beleven is in Groningen. Allicht weer een mooi moment om herinneringen aan uw eigen studietijd op te halen, en om uw eigen ervaringen te vergelijken met die van andere sociologen. In dit nummer zult u vele interviews tegenkomen. Onder andere met de eigenaresse van een nieuw fenomeen in Groningen, het Kattencafé, en met de opleidingsdirecteur over de nieuwe mastertrack van Sociologie die volgend studiejaar van start gaat. In deze editie zit ook een gesprek met een drietal docenten/onderzoekers, de heren Dijkstra, Dijkstra en Van der Zee, bij velen van u waarschijnlijk welbekend. SoAP ging met hen in gesprek om hun verhalen over hun studietijd te horen, en hoe het zo gekomen is dat zij nu hun kennis overbrengen aan toekomstige sociologen. Ook hebben wij voor deze editie een alumnus gevraagd om een gastcolumn te schrijven. Deze alumnus is vorig jaar geïnterviewd door SoAP (voor wie het nog weet) over zijn activiteiten na zijn studie. Nu kunt u een eigen verhaal van hem lezen over Hans Wijnberg, vroeger hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Wij hopen dat u, als (oud-)student sociologie, zich kunt herkennen in sommige van de verhalen. Verder hopen wij dat deze editie u goed bevalt, en dat u geniet van de verhalen van uw (toekomstige) collega’s. Wij van SoAP hopen dat u plezier heeft gehad aan uw studietijd, en dat u hier met plezier aan terug denkt. We zien u graag volgend jaar, bij de volgende alumni-editie. Met de vriendelijke groeten van SoAP en de huidige studenten sociologie.
3
Jacob Dijkstra is docent en onderzoekerDijkstra aan onze Jacob is vakgroep. docent en Sinds onkort schrijftaan hij columns voor SoAP. derzoeker onze vakgroep. Sinds kortzich schrijft columns Hij houdt bezighijmet spelthevoor SoAP. Hij houdt zich bezig orie, ruilnetwerken, collectieve met speltheorie, ruilnetwerken, besluitvorming en mathematische collectieve besluitvorming en sociologie. mathematische sociologie.
Vooruitgangsgeloof Jacob Dijkstra •
V
ooruitgangsgeloof zit in de mens, dat geloof ik oprecht. Ik denk dat er maar heel weinig mensen zijn die echt vinden dat ‘alles vroeger beter was’. Ik kan mij nog een radio-uitzending van halverwege de jaren negentig herinneren waarin een luisteraar haar verbazing uitsprak over het bestaan van concentratiekampen in Europa; het was de tijd van de Balkanoorlogen. Ze kon zich niet voorstellen dat zoiets tegenwoordig nog kon gebeuren, in het moderne Europa. Concentratiekampen, die waren toch van ‘vroeger’? Helaas. Wie wat langer nadenkt ziet al snel dat verandering nog geen vooruitgang is. Muziekliefhebbers weten dat ook.1 Toch wordt het argument ‘dit is een oplossing van vroeger, die voldoet niet voor de problemen van vandaag’ dikwijls beschouwd als doorslaggevend en overtuigend. Een nieuwe tijd met nieuwe mogelijkheden vraagt kennelijk om nieuwe oplossingen. Of de problemen waarvoor die nieuwe oplossingen gevonden moeten worden ook veranderd zijn, daar wordt maar zelden bij stilgestaan.
Carrièrepolitici, met andere woorden, gebruiken democratie mechanismen louter, of dan tenminste in belangrijke mate, voor eigen gewin. Carrièrepolitici zijn de bankiers van het publieke domein. Beide zijn zakkenvullers. De overgrote meerderheid van de voorstanders van meer directe democratie streven oprecht naar de vormgeving van een democratisch besluitvormingssysteem dat carrièrepolitici overbodig maakt. In een ideale wereld kan iedere staatsburger, of misschien zelfs wel wereldburger, direct invloed uitoefenen op het bestuur, ja, kan iedereen die dat wil hier feitelijk deel van uitmaken. Er worden transparante en begrijpelijke beslissingen genomen, waaraan geen achterkamertjes te pas komen en waarin de volkswil daadwerkelijk uitgedrukt wordt. En, zo zeggen ons de referendaenthousiastelingen, dat kan tegenwoordig makkelijk! Is het niet idioot dat we aan het begin van de 21e eeuw nog steeds stemmen met de technologie uit het begin van de 20e? Ja, toch? Er is internet, nagenoeg iedereen is erop aangesloten, we hebben smart phones en wat al niet meer. We kunnen gemakkelijk nieuwe ‘democratiesoftware’ ontwikkelen waarmee werkelijk iedereen mee kan beslissen.3 Weg met het stemhokje en vooral, ‘weg met de carrièrepoliticus’!
Zo is het volgens mij ook met de steeds sterker wordende roep om meer directe democratie. In ons eigen land hebben we onlangs het Oekraïnereferendum mogen meemaken2. Volgens sommigen was dit een democratisch feest. Zelfs niet weinig verliezers (d.i., voorstanders van de goedkeuringswet) vinden dat dan tenminste de democratie heeft gewonnen. Hoe het ook zij en wie of wat er ook heeft gewonnen, ten grondslag aan de roep om meer referenda en directere volksraadpleging ligt dikwijls een diepgeworteld wantrouwen jegens carrièrepolitici. Carrièrepolitici zijn mensen (vooruit, dat willen we dan nog wel toegeven) wier werk het is beslissingen te nemen uit naam van het volk. En daar wringt de schoen. Carrièrepolitici, zo luidt een algemeen aanvaarde redenering, hebben zoveel persoonlijke belangen op het spel staan, zij plakken zodanig aan het pluche, dat de volkswil, of het nationaal belang, of de voorkeuren van hun kiezers onderschikt raken aan hun schimmige persoonlijke doelen.
Het klinkt zeer aanlokkelijk.4 En er wordt ook goed over nagedacht. In de hoek van de ‘liquid democracy’ wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat niet iedereen altijd zin heeft in, of tijd heeft voor het nemen van een ingewikkeld besluit. In deze opvatting van een ‘vloeibare democratie’ kunnen stemgerechtigden hun stemrecht naar believen delegeren aan door henzelf gekozen derden. En deze derden kunnen aan hen gedelegeerde stemmen ook zelf weer doorgeven, enzovoort. Niettegenstaande het aanstekelijke enthousiasme van de voorstanders en het lonkende perspectief van meer macht voor het volk, denk ik dat er in bovenstaande redeneringen 4
Column Jacob Dijkstra één ding over het hoofd gezien wordt. Het 20e-eeuwse stemhokje van de representatieve democratie, gedreven wordt door carrièrepolitici, lost niet alleen het technische probleem op dat bestaat in het feit dat het onmogelijk is miljoenen stemgerechtigden op een fysieke agora met elkaar te laten debatteren en een besluit te laten nemen. Het stemhokje en de carrièrepolitici van wie we de namen rood mogen kleuren lossen ook een ‘incentive probleem’ op. En dat probleem is met alle technologische veranderingen van de afgelopen honderd jaar niet kleiner geworden. Immers, om wetten te maken en besluiten te nemen die effectief zijn, billijk en uitvoerbaar, die niet strijden met eerder genomen besluiten of met de grondwet, moet er ontzettend veel werk verzet worden. En wie moet dat werk doen in een liquid democracy? Precies, de kiezers zelf. Maar wat is de vrucht van al dat werk vanuit het perspectief van een individuele burger? Slechts één weloverwogen stem. Eén stem, een druppel op een gloeiende plaat! Waarom zou ik mij zo bovenmatig inspannen voor één weloverwogen stem die de uitslag niet merkbaar beïnvloedt? Het ligt dan ook volstrekt voor de hand dat kiezers in een liquid democracy zich een dergelijke inspanning zullen besparen en dat ze, als ze hun stem al uitbrengen, gewoon ‘maar wat doen’, iets wat de een of andere opinieleider hen voorhoudt (aangezien er geen carrièrepolitici meer zijn, moeten we denken aan figuren als Jantje Smit, of godbetert Paul de Leeuw).
bundels of domeinen van beslissingen zullen afstaan (bijvoorbeeld voor een heel jaar, of voor alle beslissingen over buitenlandse handel). De gedelegeerden bouwen daarmee een zodanige informatievoorsprong op dat geen burger het nog zal overwegen het tegen hen op te nemen. Bovendien, wat zijn de vooruitzichten van een dergelijke rebellie? Men onttrekt ermee immers maar één enkele stem aan een gedelegeerde, een stem die nauwelijks gewicht heeft, waarmee geen enkele beslissing merkbaar beïnvloed wordt? Met andere woorden, ook in een liquid democracy doet de IJzeren Wet van de Oligarchie opgeld. Ouderwetse politieke partijen, carrièrepolitici en ijzeren wetten. Ze gaan niet over problemen met technologie, maar over problemen met prikkels. Zolang de prikkels niet veranderen, veranderen de oplossingen niet.
De voorstanders van liquid democracy beseffen dit en daarom mag men in een liquid democracy haar of zijn stem ook delegeren. Maar wat houdt een dergelijke delegatie eigenlijk in? Ze betekent feitelijk een overdracht van beslissingsmacht aan iemand die belooft voldoende tijd en energie te steken in het nemen van een weloverwogen besluit. Tijd en energie die zo’n gedelegeerde kennelijk doelmatiger kan besteden dan de delegans, bijvoorbeeld vanwege haar of zijn expertise. Bovendien lijkt de delegans er ook op te moeten vertrouwen dat de gedelegeerde de belangen van de delegans voldoende meeweegt. Maar waarom zou een gedelegeerde dit doen? Waarom zou zij of hij zich verdiepen in taaie wetgevingsmaterie, ten behoeve van een goed besluit? De gedelegeerde zal zich afvragen, ‘what’s in it for me?’ Laat het nu juist dit incentive probleem zijn dat de ouderwetse carrièrepoliticus oplost. Zij of hij neemt de verplichting op zich metersdikke beleidsstukken door te ploeteren, in ruil voor een carrière in de politiek. Het ligt dan ook voor de hand dat, net als de representatieve democratie, ook de liquid democracy binnen de kortste keren bevolkt zal worden door een veelheid aan carrièrepolitici en daaraan verbonden politieke partijen. Natuurlijk, en hier ligt mijns inziens de kracht van het idee van liquid democracy, in een liquid democracy kunnen burgers te allen tijde hun delegatie intrekken om zelf weer actieve besluitvormers te worden. Maar hoe geloofwaardig is deze dreiging? De beslissing om al dan niet te delegeren is op zich al zo ingewikkeld dat te verwachten valt dat stemgerechtigden hun stemrecht voor hele
4
• Luister maar eens naar het magistrale gitaarwerk van Jimmy Bryant uit de vroege jaren ’50. Je weet niet wat je hoort! Of naar Django Reinhardt. Dan ontmasker je zo al die langharige charlatans uit de jaren ’80 en ’90! 1
Ik vind ‘mogen meemaken’ een heerlijke formule. Hij suggereert een barmhartige, almachtige God die ons in Zijn vaderlijke goedheid allerlei prachtige ervaringen toebedeelt. 2
3
Zie http://democracyos.org/ voor een prominent voorbeeld.
Een enkele lezer van Tocqueville vindt het misschien ook wat eng klinken.
5
Sanne Oving
BIER EN BELEID
1
969, het inmiddels legendarisch bevonden Woodstock festival vindt plaats. “Drie dagen gevuld met vrede en liefde”. Waar we nu bij Woodstock denken aan LSD, hippies en Jimi Hendrix’s “Hey Joe”, lag de focus van het festival toentertijd meer op de heersende politieke idealen. Woodstock was vooral hét festival dat een platform bood voor de tegencultuur die in die tijd ontstond. De organisatie van het festival wees alle bezoekers er dan ook vriendelijk op dat elke verkocht ticket bijdroeg aan het vormen van een front tegen de Vietnamoorlog.
“Fathers are pleading, lovers are all alone, mothers are praying, send our sons back home. Oh you marched them away, on ships and planes, to a senseless war, facing death in vain”. Woodstock is maar een voorbeeld van hoe de festivals in de ontstaansperiode politiek betrokken waren. De mensen trokken naar deze festivals om te laten zien dat ze het niet eens zijn met het beleid (zoals de Vietnamoorlog) en protesteren hiertegen. Op deze manier biedt een festival een platform voor politieke idealen, waardoor deze idealen samengebracht en tot een politieke beweging gemobiliseerd konden worden. Als je dat vergelijkt met nu, blijkt er toch een heel verschil te zitten tussen de politiek betrokken festivals nu en de drink-zoveel-bier-als-jekunt dancefestivals.
In de jaren 60 maakte de jeugdcultuur een opkomst. Volgens Frith (1981)¹ is er in die tijd een muzikale splitsing ontstaan tussen de jeugd en de volwassenen, welke zijn oorsprong vond in de jazzcafés. Deze jazzcafés waren vrije openbare plaatsen waar men niet werd beoordeeld op ras, status of inkomen, terwijl de jeugdcultuur van die tijd typisch gelinkt werd aan de arbeidersklasse en vaak afhankelijk was van status in ras. Door deze factoren ontstond er een groot verschil tussen de middenklasse en de arbeidersklasse. De jeugdcultuur van deze tijd was “klasseloos en rebels” (Frith, 1981)¹.
Wat voor veranderingen zich hebben voorgedaan in de grote pop- en rockfestivals is onderzocht door Mullens (2014)² in haar masterscriptie. De veranderingen zijn onder te verdelen in drie aspecten: namelijk de ideologie, commercialisering en de beleving van een festival. Zoals ik hierboven noemde, was de ideologie bij de beginnende festivals een erg belangrijk aspect. Dit kwam omdat de muziek in die tijd een duidelijke boodschap afdroeg die de jeugdbeweging mobiliseerde. Volgens Mullens (2014)² is de band tussen rockmuziek en politieke idealen een beetje afgezwakt. Men gaat nu meer naar festivals om een goed feestje te vieren, en niet om te luisteren naar idealen die uitgedragen worden door bands. Daarnaast boeken organisatoren grote winsten met de ticketverkoop en bijbehorende merchandising.
De jeugdcultuur van deze tijd was “klasseloos en rebels” Deze jeugdcultuur is een belangrijke factor geweest in het ontstaan van de sociale bewegingen die –vooral in de Verenigde Staten- in die tijd ontstonden. Ook de muziek in die tijd was veelal politiek geleden en zorgde hiermee voor het scheppen van collectieve identiteit. Een voorbeeld hiervan is het nummer “Bring the boys home” van Jann Arden. 6
Bier en beleid Dit brengt ons bij het tweede aspect: de commercialisering. Tegenwoordig lijkt uiterlijk vertoon het belangrijkste van een festival, dit trekt immers bezoekers. Hoe groter het festival, hoe vetter de vuurwerkshows en hoe extremer de attracties, hoe blijer de bezoekers. Critici beweren dat de commercialisering van de festivals al heel erg vroeg in gang werd gezet, namelijk al bij de vroegere festivals zoals Woodstock. Enerzijds zijn er mensen die beweren dat deze festivals juist een commercialisering van de jeugdcultuur en de rockmuziek uitdroegen. Anderzijds beweren mensen dat deze festivals geen uiting van commercialisering zijn, maar een uiting van het hippie-idealisme. In de jaren 60 werd de (rock)muziek namelijk gezien als een vorm van kunst, en kunst koppelen aan commercialisme was in die tijd uit den boze.
ook commercieel. Muziekstromingen die eerst tegen de commercie waren, zoals punk en indie, werden door de platenmaatschappijen gecommercialiseerd. Muziek is niet langer meer alleen een uiting van politieke meningen, het moet vooral geld opleveren. De commercie lijkt het politieke ideaal van festivals overgenomen te hebben. De boodschap die Het is niet dat festivals in zoverre gecommercialiseerd zijn dat er totaal geen sprake meer is van festivals nu uitdragen legt de nadruk op het ontwikkelen van je identiteit. Door het koppelen van jezelf aan een festival, door een kaartje te kopen en op social media te laten weten dat je erheen gaat, draag je een beeld uit naar de buitenwereld over wat voor persoon jij bent, wat je interesses zijn en onder wat voor mensen jij je graag bevindt.
Waar de festivals vroeger draaiden om het drinken van bier en het bekritiseren van beleid, zijn we nu meer gericht op de commerciële aspecten en de beleving van het festival.
politieke betrokkenheid. Deze betrokkenheid uit zich nu meer in het nadruk leggen op de goede doelen. Hoe meer goede doelen, hoe beter het festival, lijkt. Oxfam Novib verbindt zich aan Lowlands en Pinkpop, en daarnaast deelt Water for Life gratis water uit op Pinkpop (waarbij je wel ellenlang in de rij moeten staan, maar dat ter zijde). Festivals dragen nu dus een minder heftig politiek standpunt uit dan vroeger. Waar de festivals vroeger draaiden om het drinken van bier en het bekritiseren van beleid, zijn we nu meer gericht op de commerciële aspecten en de beleving van het festival. In het voorbeeld van Woodstock, zijn de festivals nu minder I Feel Like I’m Fixin’ to Die Rag (“And it’s one, two, three, what are we fighting for? Don’t ask me I don’t give a damn, next stop is Vietnam” van Country Joe and the Fish) en meer Let’s go get stoned (Joe Cocker). ∎
Daarnaast blijkt de commercialisering ook uit de “target audience”, ofwel het beoogde publiek van de organisators. De consumenten van festivals zijn niet alleen maar opstandige jeugd uit de jeugdcultuur, maar er zijn kleinere subculturen ontstaan die zich koppelen aan een festival. De ideale consument is niet langer meer de jeugd, maar de volwassene die over meer financiële middelen beschikt. Er ligt ook een focus op de babyboomgeneratie: bands die uit de vroegere tijden stammen treden op dit moment nog steeds op verschillende festivals op. Het herleven van nostalgische tijden speelt hierbij ook een rol.
¹Frith (Simon). Sound effects. Youth, leisure, and the politics of rock ‘n’ roll. New York, Pantheon Books, 1981, 294 p.
² Mullens (Fransisca). HET ROCKFESTIVAL VROEGER EN NU Veranderingen en evoluties in het Vlaamse pop- en rockfestivallandschap en festivalbeleving doorheen de jaren. Masterproef Vrije Universiteit Brussel
Ten slotte heeft de muziek zelf een belangrijke rol gespeeld in de commercialisering van de festivals. Immers: als de muziek commercieel wordt, dan worden de festivals
7
Esther Talsma & Yvonne Post
KATTENCAFÉ
In 2015 opende het eerste kattencafé in Amsterdam. Sinds 2016 kan Groningen met trots de titel dragen van het tweede kattencafé in Nederland. Wij als SoAP commissie sprongen natuurlijk een gat in de lucht en zagen dit als uitgelezen kans voor Esther om haar angst voor katten wat te kunnen overwinnen. Samen met kattenliefhebster Yvonne gingen ze het interview aan. Lees hieronder het interview met Hielkje Wester, de oprichtster van het kattencafé, en check ook zeker onze website voor extra weetjes en feitjes over het kattencafé.
ze overheen kunnen lopen. Veel speel en klimattributen, een soort kattenparadijs slash huiskamer waar je heerlijk kunt chillen met de katten. Wat was je inspiratie voor het kattencafé? Ik was op vakantie en altijd als ik op vakantie ben dan denk ik: wat zal ik eens doen met mijn leven in Nederland? Ik las over kattencafés in Japan of op nu.nl. Mijn vriend zei meteen: dat moet jij gaan doen! Toen begon ik er een beetje over te fantaseren.. Als je weer thuis bent denk je eigenlijk, is het niet een beetje een gek idee? Maar toen ging ik er meer over lezen, zag ik hoeveel er eigenlijk al zijn over de hele wereld en dat het gewoon heel tof is. Toen las ik dus ook dat er al eentje in Nederland was en ben ik gewoon gaan kijken of dat in Groningen ook zou kunnen.
Zou je als eerste wat over jezelf kunnen vertellen? Ik ben Hielkje, ik ben 26 jaar en ik heb gestudeerd in Leeuwarden aan de Stenden, Hospitality Management. Ik ben opgegroeid in een eigen bedrijf in een klein dorpje in Friesland. Ik droomde er als klein meisje van om een eigen bedrijfje te hebben. In Groningen heb ik een baan gevonden als een HR-medewerker bij een detacheringsbureau. Daar miste ik het échte contact met mensen. Je zit in een professionele rol en ik miste het om één op één met mensen te spreken over waar zij enthousiast over zijn en niet alleen maar over werken en vacatures. Ik wilde iets voor mezelf beginnen waar ik andere mensen blij mee kan maken. Dat ze met een glimlach weer weggaan, wat het dan ook maar is. Toen ik tijdens een heerlijke zonvakantie las over kattencafé’s dacht ik: dat is echt tof, dat moet Groningen ook hebben en dat is precies waar ik zelf alles in kwijt kan. Zou je kunnen vertellen wat het kattencafé is voor de mensen die dat nog niet weten? Het is een cafeetje waar je een kopje koffie of thee kunt drinken en een taartje of broodje kunt eten. Het café is ingericht als huiskamer en er wonen meerdere katten. Er staan gezellige zitmeubels, en aan de muur en het plafond vind je allemaal kattenspulletjes op de muur waar 8
Kattencafé Waarom is er juist in deze tijd vraag naar een kattencafé? De horeca tentjes van tegenwoordig komen echt uit de grond gepopt, met allemaal unieke concepten. Je hebt veganistische tentjes, vegetarisch tentjes, of tentjes waar ze om de week een andere koffie serveren, etcetera. Ik denk dat het kattencafé daar goed tussen past. Dit is ook een uniek concept. Je moet je tegenwoordig echt onderscheiden om op te vallen. Het echte unieke hier is natuurlijk de katten, daar kom je voor. Dus ik denk dat het in deze tijd waarin je echt heel uitgesproken kunt zijn met je smaak en je hobby´s, en waarbij social media ook een belangrijke rol speelt, dat het daar wel goed in past en van deze tijd is.
Hoe was de opening? Het was super spannend toen we opengingen, want de verbouwing was behoorlijk uitgelopen. Omdat ik al een openingsdatum had gecommuniceerd wilde ik per se op die dag open gaan. De avond voor de opening waren we pas om 2 uur ’s nachts klaar met de laatste lamp ophangen. De volgende ochtend om acht uur waren we hier weer om alles schoon te maken en netjes neer te zetten. Om tien uur stond de eerste gast al voor de deur! We hebben toen gekozen voor een hele eenvoudige kaart omdat het niet realistisch was om een nieuw team, die nog nooit een koffie had gezet met deze machine of een broodje had gemaakt in die keuken, al twintig verschillende koffies en broodjes te laten maken. We hadden dus in het begin een hele eenvoudige kaart en gedurende de afgelopen twee maanden hebben we die steeds meer uitgebreid met verschillende specials en verse homemade dingen.
Waar denk je dat de behoefte voor een kattencafé vandaan komt? Het is heerlijk om te relaxen en om niks te hoeven, maar het ontbreekt men er soms aan om een plek te vinden om dat even lekker ongegeneerd te kunnen doen. Ik denk dat ik die plek hier wel heb gecreëerd. Hier hoef je echt even helemaal niks, behalve naar de katten kijken, ze af en toe en aai te geven en te lachen om de gekke capriolen die ze uithalen. Dat was mijn doel: een fijne plek creëren waar mensen graag komen, zich relaxt voelen, en waar ze met een glimlach weer weggaan. Ik kan me voorstellen dat als je een druk leven hebt dat het gewoon heerlijk is om hier binnen te lopen in de huiselijke sfeer, met zachte katten die lekker liggen te slapen en knorren. Daar voel je je meteen ontspannen door.
Wat maakt dat het kattencafé zo’n succes is? Ik denk omdat het zo uniek is. Groningen heeft nog niet zoiets en het is voor heel veel mensen nog een nieuw concept. Dat is op zich ook een nadeel omdat mensen vragen wat het is en ze zich er niks bij kunnen voorstellen of zelfs bang zijn dat ze een haar in hun cappuccino krijgen. Maar dat is natuurlijk niet zo, het is gewoon hygiënisch. De keuken is volledig afgeschermd van de ruimtes waar de katten komen. Verder is het ook gewoon een beetje hip. Het kwam vaak voor dat mensen hier speciaal naartoe kwamen, gewoon om er een keer te zijn geweest. Bijvoorbeeld mensen uit Brabant, die hier speciaal heen waren gereden alleen om hier twee uurtjes te zitten met de katten. Het heeft schijnbaar iets van ‘daar moet je geweest zijn’. Ik denk dat ik andersom, als ik niet de oprichtster van het kattencafé in Groningen was geweest, er ook vaak zou zijn, want het is gewoon een leuke plek.
Hoe zijn de katten uitgekozen? Ik heb een heel goed asiel gevonden in Kootstertille (Adventure, red.). Ik had er verhalen over gehoord dat zij ruim twee uur de tijd nemen om een kat te plaatsen waarbij ze echt naar jouw situatie kijken en een kat proberen te vinden die bij die bij jouw situatie past. Toen ben ik daar naar toe gegaan en heb ik ze gevraagd of ze wilden samenwerken. Ik vertelde dat we een kattencafé gingen beginnen en heb hen gevraagd of zij de katten wilden selecteren, in ruil voor promotie voor het asiel en de asielkatten die nog op zoek zijn naar een nieuw nestje. De mensen bij Adventure waren heel erg enthousiast. Ze hebben de katten geselecteerd op basis van hun karakter: dat ze sociaal zijn, echt van mensen en aandacht houden en dat ze een beetje lui zijn, want ze moeten niet naar buiten willen. En dat ze elkaar aardig vinden en goed met andere katten om kunnen gaan. Dat is ze heel goed gelukt. De katten zaten al twee maanden in dezelfde ruimte in het asiel, en twee weken voordat we open gingen zijn de katten hier gekomen. Toen hoefden ze eigenlijk alleen nog maar aan hun nieuwe huis te wennen. Achter is er een privéruimte waar de katten zich kunnen terugtrekken, en vanaf dag één waren ze eigenlijk allemaal in het café. Inmiddels zijn ze echt helemaal gewend aan de drukte en zijn ze heel relaxed. Heeft het asiel de namen van de katten bedacht of jijzelf? Ze hadden al namen in het asiel, maar wij wilden de kat9
ten eigenlijk onze eigen namen geven, omdat wij een karaktertje zien in de kat en dan past de naam daarbij. Daarnaast hadden een crowdfunding actie gehouden, waarbij mensen een naam konden kopen. Ze konden een donatie doen van 160 euro en mochten dan zelf een naam bedenken. Die hebben we ongeveer drie of vier keer verkocht, dus daar zijn een paar namen vandaan gekomen. Verder heeft Domien zijn naam te danken aan de radio DJ van 3FM. Hij belde mij in november voor een interview op de radio en toen zei ik dat ik een kat naar hem ging vernoemen. Hij was daar toen zo van onder de indruk dat hij ook meteen zei dat hij bij de opening wilde zijn. Dus het eerste weekend dat we open waren kwam hij langs met zijn vriendin en heeft hij Domien ontmoet. Wat zijn de ervaringen van bezoekers? Iedereen is eigenlijk dolenthousiast. Ik heb nog niemand gehad die zei dat ze het niks vonden. Iedereen is echt verrast en soms zelfs ‘geraakt’. Je wordt gewoon een beetje verliefd als je hier bent. Het is zo gezellig en aandoenlijk om die beestjes te zien knuffelen en spelen. Er zijn mensen die best vaak komen. Eén mevrouw komt hier bijna elke dag een latte macchiato drinken en gezellig met de katten knuffelen, ze gaat ze één voor één bij langs. Een ander meisje die in Groningen studeert kwam hier echt drie keer in de week en is hier nu als vrijwilliger aan het werk. Ontzettend leuk! Wat zou je tegen onze lezers nog willen zeggen? Kom gezellig langs! Gezellig met je vrienden een kopje koffie of thee drinken. Of een borreltje doen, zonder alcohol dan haha, mét een borrelhapje erbij. Neem je laptopje mee en ga hier lekker zitten werken. ‘s Ochtends is het rustig dus dan kan je zonder dat je verleid wordt om te kletsen lekker met je laptop en een kat op schoot werken. Kom het maar proberen! ∎
10
MSc Sociology: Social Networks in a Sustainable Society KEY FACTS
› Start programme: 1 September › Duration: 12 Months › Language: English › Tuition fees EU/non-EU: approx. €1,984 / €13,900
COURSE EXAMPLES › Networks and Policy › Theories of Networks and Sustainable Cooperation › Methods of Social Network Analysis
GENERAL INFORMATION
Social networks – our webs of personal relationships in friendships, communication, online interactions, trust or enmity – play a pivotal role in promoting a sustainable society. Networks can be key to holding together communities, organisations and political entities, but they can also be a major source of conflict, ineffectiveness, and decay. This unique program teaches and applies state-of-the-art theories and methods to enable you to better understand how the content, structure and dynamics of social networks affect society across a wide range of domains. The areas addressed reflect the staff's main areas of research expertise: collaboration in the care sector, joint production in firms, integration of ethnic minorities, transition to renewable sources of energy, bullying among adolescents, and healthy ageing. You will learn to apply theories relating to institutions and human behaviour to social networks, you will use cutting-edge tools and methods to gather and analyze quantitative and qualitative network data, and you will then apply this knowledge so you can analyse and improve policies and interventions.
More information
Programme website: www.rug.nl/gmw/education/master Admission: bss.msc.admission@rug.nl Study advisor: studieadviseur.sociologie.gmw@rug.nl
Career prospects
This program will: › give you the knowledge and skills to analyse and help improve social policies across a range of domains › train you to become an applied researcher or policy developer in government, profit and non-profit organisations › provide you with applied knowledge for the analysis of social networks, to give you the edge in improving the functioning of organisations and communities.
WHY CHOOSE US?
› This program combines training in social network research with sociological analysis of policy and policy applications. › Sociology in Groningen is world-leading in the development and application of cutting-edge methods for social network analysis. › This program hosts hands-on traineeships in applied social network research
Application
You can apply online, please go to: www.rug.nl/howtoapply Application deadline EU: 1 May Application deadline non-EU: 1 May
11
Admission
Please visit our website for detailed information.
Esther Talsma & Sofie Wiersma
NIEUWE MASTERTRACK: SOCIAL NETWORKS IN A SUSTAINABLE SOCIETY In het studiejaar 2016/2017 gaat de nieuwe Engelstalige mastertrack van Sociologie van start. SoAP ging met onze opleidingsdirecteur Andreas Flache in gesprek, die betrokken was bij de ontwikkeling van deze nieuwe master.
sociale netwerken heeft in combinatie met toepassing op beleid. Dit is precies wat wij juist wilden. Een aantal sociologie opleidingen hebben er net als de onze wel een vak over sociale netwerken, maar het wordt nooit gecombineerd met beleid, theorie en toepassing daarvan in één programma. Het bestaat misschien wel in specialisaties en PhD opleidingen maar niet als master op zich. Dit hebben wij gecreëerd, het is dus een uniek programma.
We vallen meteen met de deur in huis: wat houdt deze master precies in? Deze master gaat over het bij elkaar brengen van sociale netwerken en een sociologische kijk op beleid. Over sociale netwerken heb je veel theorieën en methodes, met als mogelijke toepassingen het analyseren en ontwerpen van beleid. We brengen deze combinatie dan terug naar terreinen waar wij, de vakgroep hier, veel verstand van hebben. Wij hebben expertise over bijvoorbeeld netwerken onder jongeren in verband met pesten en ander probleemgedrag. We kijken ook naar netwerken met betrekking tot relaties tussen etnische groepen, een belangrijk vraagstuk met bijvoorbeeld de vluchtelingencrisis van nu. Denk ook aan netwerken in organisaties en onze expertise over gezondheid en welzijn, de medische sociologie. Vooral bij dat laatste worden netwerken steeds belangrijker. We gaan naar een participatiesamenleving toe, de zorg gaat steeds meer naar lokale gemeenschappen. Dan zijn sociale netwerken erg belangrijk. Dit zijn allemaal domeinen waar we hier expertise over hebben en waar beleid op wordt gemaakt met de nodige uitdagingen. De rol van netwerken wordt hierin steeds belangrijker, dus wij willen deze kennis benutten en samenbrengen met een focus op beleid.
Waarom is deze master er nu gekomen? We hebben het vak over sociale netwerken al in de bachelor opleiding omdat hier bijna iedere onderzoeker zich wel met sociale netwerken bezighoudt en we er veel expertise over in huis hebben. We vonden het jammer dat het in het programma niet zoveel naar voren komt. Het is maar één vak in de bacheloropleiding. De wens om een masterprogramma neer te zetten als deze bestond al erg lang. Twee jaar geleden werden daar vanuit de Rijksuniversiteit Groningen ook de middelen voor beschikbaar gemaakt. Bij sociologie werden deze middelen dus meteen gebruikt om deze master te kunnen realiseren. Hoe kon u merken dat er draagvlak was voor deze master, was het merkbaar vanuit de studenten dat er behoefte aan was? We horen op dit moment dat er veel belangstelling voor is. Bij voorlichtingen zijn dan ook veel studenten aanwezig. We merken dat er in het algemeen veel belangstelling is voor masters die zich bezighouden met beleid. Deze master heeft dan als voordeel dat het een specifieke toepassing heeft zodat je kan zeggen: hier ben ik gespecialiseerd in. Verder moeten veel studenten natuurlijk nog ontdekken dat het er is en wat het precies inhoudt. Van potentiële werkgevers, vanuit de werkveldcommissie, horen we dat zij deze master van veel
Wat kan deze master bieden, wat andere masters niet hebben? We hebben eerst rondgekeken wat andere sociologie opleidingen doen en kwamen erachter dat geen enkele sociologie opleiding in de wereld een duidelijke focus op 12
Nieuwe mastertrack: Social networks in a sustainable society specifiek profiel die suggereren dat het echt iets is wat je in de praktijk kan toepassen. Op de arbeidsmarkt heb je een voordeel als je dit hebt gedaan. Daarnaast is het lastiger geworden om werk op academisch niveau te vinden dan tien jaar terug. Na sociologie in Groningen hebben velen de neiging meteen naar het Westen te gaan voor de werkgelegenheid. Wij zijn er van overtuigd dat wij hier een even goed, of juist beter aanbod hebben.
toegevoegde waarde vinden en zij in deze studenten wel zijn geïnteresseerd. Om in het kader te blijven van het thema “Toen en Nu” van deze SoAP, was deze master tien jaar geleden ook succesvol geweest? Ik denk dat de tijd nu beter is. We kunnen nu veel meer laten zien dan tien jaar geleden op het gebied van beleidsrelevantie. De laatste tijd hebben we veel succes geboekt met onderzoek naar pesten en het welzijn van ouderen. Zo konden we laten zien dat netwerkonderzoek hier een toegevoegde waarde heeft voor de beleidsvorming. Daarnaast leefden we tien jaar geleden nog niet in een toenemende participatiesamenleving zoals nu. Tegenwoordig wordt de rol van netwerken binnen gemeenschappen in het oplossen van sociale problemen steeds belangrijker. De overheid trekt zich terug en dus moeten de sociale relaties het oplossen.
Wat zou u willen zeggen tegen studenten die twijfelen over deze master? Denk vooral goed na wat je zelf wilt. Ik wil niet iedereen overhalen om er meteen bij te komen want het moet goed bij je passen. En het past bij je als je graag die fundamentele sociologische grondslag en de focus op netwerkonderzoek en theorie wilt combineren met iets wat je in de praktijk kan toepassen. Dan is dit is een aantrekkelijk aanbod. Als je het analyseren wilt verbinden met echte sociale processen die tussen mensen spelen, dan kan je dat hier goed doen. Je moet verder de ambitie hebben om iets te leren wat op het niveau van masteropleidingen vernieuwend is. Je kan uiteindelijk nou eenmaal iets wat anderen niet kunnen.
Hoe ziet u het perspectief van de studenten die deze master kiezen in? We hebben er bewust voor gekozen om de sociale netwerken te combineren met wat we in de bestaande master nu ook al doen. Het is dus echt een combinatie van beleid en netwerken. De originele masterroutes gaan over het analyseren en begrijpen van beleid op verschillende domeinen. We zien dat dit goed werkt en dat het ook gevraagd wordt op de arbeidsmarkt. Deze master heeft dan dus als extraatje de sociale netwerken. Plus, het is Engelstalig. Als student heb je hiermee dus net wat meer in huis!
Hoe verwacht u dat de master zal verlopen de komende jaren? We vinden het spannend, maar hebben er vooral heel veel zin in. We merken animo bij de studenten omdat het aansluit bij wat mensen hier belangrijk vinden. Omdat het Engelstalig is verwachten we ook studenten van andere universiteiten, ook uit het buitenland. Het is een uniek programma, maar momenteel nog niet een bekend programma. Als dit eenmaal het geval is, verwachten we dat er veel mensen op af zullen komen. Tot dan houden we ons bezig met de promotie en verdere ontwikkeling, en hopen dat dit zich snel verspreid. Via sociale netwerken!∎
Ziet u ook een verschil in de studenten van de afgelopen tijd, aangezien het ook tien jaar geleden waarschijnlijk niet succesvol zou zijn geweest? Ja, dit heeft ook te maken met de recente ontwikkelingen in de arbeidsmarkt en de studiefinanciering. Er is een harde knip gekomen tussen de bachelor en de master. Er komen steeds meer masters met een zeer
Geïnteresseerd in deze master? Kijk dan op voor meer informatie op: http://www.rug.nl/masters/social-networks-in-a-sustainable-society/
13
Dieko Bakker
SOAP EN IK, TOEN EN NU H
et was het jaar dat Amerika haar eerste zwarte president beëdigde. Het was een jaar voordat Nederland in de finale van het wereldkampioenschap voetbal zou staan. Het was het jaar dat de DSB-bank failliet werd verklaard, Nederland het Junior Songfestival won en Michael Jackson overleed. Het was ook mijn eindexamenjaar en het jaar dat ik naar Groningen verhuisde om Sociologie te gaan studeren. Dat was het jaar 2009. Inmiddels zijn we bijna zeven jaar verder en ben ik al even klaar met mijn studie. Wat is er zoal gebeurd tussen toen en nu?
Hoe meer de dingen veranderen… Er is veel veranderd in de zeven jaar tussen toen en nu. Nederland is van tweede op het WK van 2010 afgezakt naar niet eens mee mogen doen op het EK van 2016. Barack Obama is al bijna aan het einde van zijn tweede termijn als president. Ikzelf werk tegenwoordig op de vakgroep waar ik in 2009 begon met studeren. Als PhDstudent doe ik onderzoek naar het succes en falen van samenwerking, begeleid door Jacob Dijkstra en Andreas Flache, en geef ik les in vakken die ik een paar jaar geleden nog zelf volgde.
In het begin In 2009 wist ik al een tijdje dat ik sociologie wilde gaan studeren. Daar heeft een beetje sociale beïnvloeding vanuit de aangetrouwde familie voor gezorgd. Het was alleen nog niet duidelijk waar dat zou moeten gebeuren. Ik woonde destijds in Wageningen, dus Utrecht en Nijmegen lagen voor de hand. Toch is het uiteindelijk Groningen geworden. In mijn eerste jaar ging ik gelijk schrijven voor SoAP. Mart Duitemeijer was toen hoofdredacteur. De SoAPs werden toen nog gedrukt bij de Copyright, in zwart-wit, en de hoofdredacteur deed zelf de lay-out. Ik heb hem bewaard, mijn allereerste SoAP. Mijn artikel ging over de weerstand tegen geplande hervormingen in het Amerikaanse zorgstelsel en eindigt hoopvol. Niet helemaal terecht, kunnen we zeven jaar later wel zeggen. Een paar andere grepen uit die SoAP: de PVV staat in de peilingen op 28 zetels (net als nu) en zal waarschijnlijk in de volgende coalitie terechtkomen (niet dus), Rafael Wittek zegt over het positieve rapport van de visitatiecommissie “Wij zijn geen kneusjes” en SoAP bevat rubrieken zoals de Sociologische Canon en de Achterkant die inmiddels zijn verdwenen. 14
SoAP en ik, toen en nu Ook in SoAP is veel veranderd. In 2011 verscheen SoAP voor het eerst helemaal in kleur, na een proefdruk en een experimentje met een voorkant in kleur terwijl de binnenkant zwart-wit bleef. Elk jaar verdwenen een paar rubrieken en kwamen er nieuwe bij. De Achterkant werd vervangen door het Middelpunt, er zijn puzzels en battles geweest, en er verschenen en verdwenen inhoudelijke rubrieken als Sociologie in de Media. In de nieuwste SoAP, van februari 2016, kan ik alleen de column nog herkennen. … hoe meer ze hetzelfde blijven Gelukkig is niet alles veranderd. In de februari-SoAP van dit jaar vind ik artikelen over duurzaamheid en de klimaattop in Parijs. Het doet me denken aan mijn allereerste SoAP, waarin een vooruitzicht op de klimaattop in Kopenhagen verscheen. Het had de titel “Wordt de 21ste eeuw de eeuw van de duurzaamheid?”. Interessant genoeg is het artikel uit 2009 hoopvoller dan dat uit 2016, terwijl de klimaattop in Kopenhagen mislukte en het akkoord van Parijs juist wel eindigde met een concrete afspraak. De parallel tussen toen en nu is in elk geval duidelijk: SoAP is nog altijd een kritisch en maatschappelijk geëngageerd blad. En dan is er nog iets. Op het moment dat ik deze laatste alinea schrijf had ik dit artikel drie dagen geleden in moeten leveren. Ook dat is in al die jaren niet veranderd: SoAP-deadlines haal ik nooit. ∎
Als vrijwilliger luister je naar mensen die het even niet meer zien zitten of simpelweg bij niemand hun verhaal kwijt kunnen of durven. Mensen die behoefte hebben aan een vertrouwelijk gesprek. Aan echte aandacht. Persoonlijk contact. Dag en nacht, anoniem via chat, mail of telefoon.
E C HT E AANDA C H T
Ik wil iets betekenen voor een ander
dus ik luister sensoor.nl/vrijwilligerswerk 15
JOCHEM DUINHOF
AAAAAND CUT!
A
ls sociologen zijn wij constant bezig met het bestuderen van de invloeden van onze omgeving op onszelf, en als het goed is krijgen we ondertussen een idee van de sterkte van deze invloed. Ik merk het ook aan mijzelf. Ik houd persoonlijk echt van hiphop en rap, daar kan ik niks aan doen. Het vervelende is echter dat ik uit Twente kom, waar hiphop en dergelijke termen nog net geen scheldwoorden zijn. Veel mooie muziek luisteren is er thuis-thuis dus niet bij, simpelweg omdat mijn vrienden en familie het raar vinden. Hoe opvallend mijn voorliefde voor de hiphop en rappers-scène misschien ook is volgens mij omgeving, het heeft me maar wel mooi gebracht naar het onderwerp van dit artikel.
daarvan is het gebruik maken van moderne ontwikkelingen uit de betreffende tijd. Ook IS maakt gebruik van deze strategie. Dagelijks worden honderdduizenden tweets verzonden vanuit verschillende accounts. Deze tweets bevatten propaganda waarin jonge moslims worden opgeroepen zich aan te sluiten bij de strijd die IS voert. Waar hackgroepen als Anonymous met man en macht proberen deze virtuele propaganda tegen te houden, is dat tot nu toe zeker niet gelukt. In een documentaire genaamd ‘cyberjihad’, laatst uitgezonden in het programma ‘tegenlicht’ op NPO 2, laten verschillende experts zien wat de impact is van de virtuele strijd die IS voert. De conclusies zijn ontrafelend en enigszins angstaanjagend. Toch geeft het ook een goed beeld van de misleiding die IS hanteert om jonge moslims te rekruteren. Het geeft inzicht in datgene waar mannen als Jihadi John mee worden geconfronteerd, en laat de vraag in hoeverre dit soort mannen met het volle verstand kiezen voor het IS zoals wij het vandaag de dag kennen.
In mijn zoektocht naar nieuwe rap-pareltjes stuitte ik namelijk op Jihadi John, echte naam Mohammed Emwazi. Jihadi John is degene die in IS filmpjes fungeerde als beul van verschillende gijzelaars. Waar vooraf werd gesteld dat Jihadi John een Britse rapper is, blijkt dit achteraf niet te kloppen. Sterker nog, Mohammed Emwazi lijkt opgegroeid te zijn in een normaal gezin en is afgestuurd aan de universiteit van Westminster waar hij Informatica en Business Management studeerde (bron: The Guardian). Ik herinnerde mij het DWDD college van Beatrice de Graaf, dat op 11 maart werd uitgezonden. Hier ging ze in op wat terrorisme inhoudt en hoe het kan worden bestreden. Er was echter weinig tot geen aandacht voor de “waarom” vraag. Waarom sluiten mensen zich aan bij terroristische organisaties als IS? Hoe kan het dat mensen als Jihadi John mentaal vaak gezond zijn, en toch zulke verschrikkelijke dingen doen uit naam van hun religie? Omdat deze vragen mij maar niet los lieten besloot ik op zoek te gaan naar antwoorden.
Waar men bij IS in eerste instantie denkt aan strijders en zelfmoordterroristen is het onderhand veel meer dan dat. Waar men bij IS in eerste instantie denkt aan strijders en zelfmoordterroristen is het onderhand veel meer dan dat. In de documentaire cyberjihad legt Saoud Mekhennet (onderzoeksjournalist van de Washington Post) uit wat voor rol media en film spelen binnen IS. Zij sprak met mensen die zich freelance inzetten om te filmen voor IS. Executies die in beeld worden gebracht zijn van A-Z gescript. Het zwaaien met het mes, de woordkeuze, alles staat van tevoren vast. Er worden meerdere camera-
In haar college haalde Beatrice de Graaf verschillende kenmerken van terroristische organisaties aan. Eén 16
Aaaaand cut! na zijn keuze voor IS een nieuwe naam kreeg toegewezen. Deze man werd niet zomaar Ali, of Mohammed genoemd maar Abu Muslim Al Canadi. Dit betekent letterlijk: vader van alle Canadese moslims. Deze naam doet vermoeden dat deze man een legende is binnen de IS-gelederen. Het schrijnende is echter dat deze man geen gevechtservaring had, en daarom als vorm van propaganda werd gefilmd hoe hij tijdens een gevecht om het leven kwam. IS-commandanten wisten al lang dat hij het niet lang zou overleven en dus werden cameraploegen de strijd in gestuurd om hem te filmen. Vervolgens wordt er een propagandafilmpje gemaakt gebaseerd op deze Canadese man. Hij was dus niks anders dan propagandamateriaal, waar zijn naam en propagandafilm een heel ander verhaal vertellen. Daarnaast is dit wederom een voorbeeld wat voor grote rol propaganda speelt binnen IS.
posities uitgeprobeerd totdat de executie perfect in beeld kan worden gebracht. Als je niet beter weet zou je denken in een wel erg gewelddadige Bollywood film te zijn beland, de waarheid is echter pijnlijk anders. Niet alleen executies worden minutieus in elkaar gezet. Ook de propagandafilmpjes van IS zien er stuk voor stuk gelikt uit. De muziek, het beeld, de tekst, alles klopt. Terrorisme expert J.M. Berger onderschrijft het belang van propaganda voor de macht die IS tegenwoordig heeft. Zo heeft de bekendste propagandafilm, Clanging of the Swords IV (met een naam alsof het een bioscoopfilm is), inmiddels honderdduizenden views op het internet. Daarnaast vernieuwt IS binnen hun propagandafilms. Er zijn films waarin de kijker meekijkt vanuit ‘first-person position’, zoals de meeste games ontwikkeld zijn. Dit betekent dat het net lijkt of jij de trekker overhaalt. Waar dit in eerste instantie misselijkmakend lijkt, heeft het wel degelijk een sterk effect op jonge mannen stelt Berger.
Door al deze praktijken heen verkondigt IS het idee dat je een held bent wanneer je naar het kalifaat afreist en je inzet voor IS. De andere moslims zijn te laf, maar jij hebt het lef gehad om naar Syrië te reizen en samen met de broeder te vechten voor de goede zaak. Hoe absurd het ook moge klinken, dit is het verhaal dat de propaganda filmpjes vertellen. Moslim jongeren die zich niet begrepen voelen in de westerse wereld zijn extreem gevoelig voor dit soort propaganda, waarin hen letterlijk wordt verteld dat ze helden zijn en geliefd zullen zijn als ze zich bij IS aansluiten. Daarnaast claimt IS alles te baseren op de Islam, waardoor al de gruwelijkheden opeens een hoger doel hebben en dus legitiem zijn. Als je daar de goed geoliede propagandamachine bij optelt begin je een klein beetje te begrijpen waarom jongeren ervoor kiezen zich aan te sluiten bij deze gruwelijke organisatie, alhoewel ...∎
Als je niet beter weet zou je denken in een wel erg gewelddadige Bollywood film te zijn beland, de waarheid is echter pijnlijk anders. Toch heeft IS ontdekt dat geweld alleen niet verkoopt. Het geweld moet een doel hebben, een ‘end-game’. Geweld op zich is namelijk leeg. IS heeft deze ‘end-game’ gevonden in het kalifaat. Mubin Shaik (ex-extremist en tegenwoordig terrorisme expert) stelt dat het kalifaat wordt gebruikt als alternatief voor het falende systeem binnen de moslimwereld. De moslimwereld kent veel autoritaire en corrupte leiders die weinig oor hebben naar hun bevolking. Het kalifaat wordt daarentegen afgeschilderd als een moslim-paradijs. Iedereen is gelijk, er is geen onderdrukking en je wordt als moslim eindelijk als volwaardig lid van de maatschappij gezien. Waar moslims zich in de westerse wereld vaak ontkoppeld voelen van de samenleving en de moslims uit de moslimwereld vaak te maken hebben met autoritaire en corruptie leiders biedt IS het perfecte alternatief: het kalifaat. Dan moet je wel gek zijn om hier nee tegen te zeggen, toch? Maar niet alleen het kalifaat trekt jonge moslims aan. Ook het gevoel van broederschap, gemeenschap en gehoord worden speelt een rol. Zo krijgen mensen die overstappen naar IS de meest heroïsche bijnamen. In de documentaire werd een voorbeeld gegeven van een Canadese man die 17
Marcel Wichgers
DE ÉCHTE HANS ‘KILL’ WIJNBERG Kill Wijnberg. Probeer je deze woorden in grote kapitalen als graffiti op een muur voor de geest te halen. Best een geslaagde graffiti. Kort en pakkend. Wel wat agressief. Een beetje dom ook. En vooral een beetje heel erg abject.
hij werd geïnterviewd in de synagoge in Groningen waar ik werkzaam ben, enkele jaren voor zijn dood in 2011. Stadshistoricus en programmamaker Beno Hofman en een cameraman namen het interview op voor een filmpje over Simson. Simson?
K
ILL WIJNBERG. Begin jaren ‘80 in de stad Groningen te lezen op schuttingen, muren en viaducten. De kwastkalkers (spuitbussen met verf waren nog niet in zwang) van de graffiti (het woord kenden we in Nederland destijds nog niet) zullen niet direct terroristische intenties (terreur hadden we ook nog niet, op wat vliegtuigkapingen na) hebben gehad.
De sterke man uit het Oude Testament, de joodse bijbel? Ja, maar ook de merknaam van een oer-Hollands product dat wij al allemaal sinds mensenheugenis gebruiken: de oersterke bandenlijm. Een echt Gronings product ook, uitgevonden door de opa van Wijnberg, Louis Wijnberg, drogist in de Folkingestraat, midden in de toenmalige jodenbuurt van Groningen. Een Jood.
Ze waren leden van de nu keurige GSb, destijds een links-radicale en invloedrijke actiegroep in de Groninger universitaire wereld. Aangestuurd vanuit het plaatselijke partijbureau van de CPN, volgens niet geheel onbetrouwbare bronnen. En zeker volgens het onderwerp én lijdend voorwerp van de graffiti, Prof. Dr. Hans Wijnberg, hoogleraar in de organische chemie aan de RUG. Zijn kritiek op de linkse studenten was regelmatig het thema van zijn columns in de Universiteitskrant UK.
Ook Hans Wijnberg was een Jood. En dat zegt al genoeg over het wrange en het abjecte van Kill Wijnberg. Vermoorde familie Bovendien was hij in 1939 door zijn ouders op de boot naar de VS gezet om uit handen te blijven van de nazi’s. In de oorlog sloot hij zich aan bij het Amerikaanse leger. Al snel kreeg hij de opdracht om zich in Zwitserland achter de linies te laten droppen om te spioneren. Hij deed zijn werk met verve: de operatie werd een van de meest succesvolle spionageacties van de Tweede Wereldoorlog.
Later verklaarde hij dat hij in de UK schreef tegen ‘de linkse rakkers, hun antiamerikanisme en hun merkwaardige voorstelling van democratisering’.
Een verzetsman dus. Die een bloedhekel had aan rechtse én linkse dictaturen.
Simson De twee gewraakte woorden vielen me eind jaren ‘70 op als pril student sociologie, fietsend door de stad. Geen idee had ik van wie die Wijnberg was. En al helemaal niet waarom die persoon gekilled moest worden.
En toen hij meende – terecht of onterecht - dat studenten aan zijn universiteit via de CPN beïnvloed werden door een in zijn ogen linkse dictatuur, ging hij daartegen tekeer. Met een fikse polemiek tot gevolg.
Pas jaren later kwam ik er achter wie Hans Wijnberg was: een Inglourious Basterd. Ik ontmoette hem toen
De GSb-ers kozen in die polemiek onder meer de verfkwast als wapen: Vermoord Wijnberg. Zonder – hopen we 18
De échte Hans ‘Kill’ Wijnberg maar – te beseffen dat Joodse familieleden van Wijnberg vanwege hun Joods-zijn vermoord waren. Dat Wijnberg dat waarschijnlijk ook zou zijn overkomen als hij niet tijdig Nederland had verlaten. En dat hij voor de vrijheid zijn leven op het spel zette in de Tweede Wereldoorlog. Quentin Tarantino Waarom heb ik Wijnberg nou ogenschijnlijk heel onvriendelijk een Inglourious Basterd (let op: deze onjuiste spelling is correct) genoemd? Dat is de schuld van de fameuze filmregisseur Quentin Tarantino. Die maakte in 2009 een film met die titel (Inglourious Bastards) over Wijnberg en zijn twee spionagemakkers. Al is de film niet historisch correct en draagt Wijnbergs personage er niet zijn naam in. De film die wél het echte verhaal vertelt, is de documentaire The Real Inglorious Bastards (correcte spelling). De film werd op 3 mei vertoond in de synagoge waar ik Hans Wijnberg eerder mocht ontvangen. Hopelijk helpt dit om Wijnberg postuum milder te stemmen over mijn actieve lidmaatschap van de door hem bekritiseerde GSb, waarvan ik overigens nooit spijt heb gehad. Dan beloof ik dat ik mijn fietsbanden zal blijven plakken met Simson. ∎
MEER LEZEN? WWW.SOAPGRONINGEN.NL
19
Lars padmos
RONALD KIELMAN
V
geworden en dat we nog steeds onafhankelijk zijn van Sociëtas. Dit doet hem goed. Hij vervolgt zijn verhaal met een noemenswaardige transitie die SoAP onder zijn hoofdredacteurschap heeft doorgemaakt. ‘’We hebben SoAP destijds van een zwart-wit blad dat volledig werd gefinancierd door de vakgroep, geprofessionaliseerd naar een volledig in kleur gedrukt blad. Wij zijn toen begonnen met het verkopen van advertentieruimte en het zoeken van sponsoren voor SoAP. Voordat ik hoofdredacteur was, was het namelijk zo dat de redactie SoAP liet drukken en het bonnetje inleverde bij de vakgroep. De vakgroep betaalde vervolgens de kosten. Ik heb toen een berekening gemaakt van wat zo’n zwart-wit editie gemiddeld kostte en gevraagd of de vakgroep dit bedrag standaard vooraf aan ons zou willen geven. Dat was akkoord. Het resterende bedrag dat nodig was voor een kleur-druk moest door ons zelf geworven worden via advertenties en sponsoren. Dat was natuurlijk een behoorlijke omschakeling, maar uiteindelijk is dit ons dus gelukt.’’
an mijn eerste jaar op de opleiding sociologie kan ik mij een artikel herinneren van het vak Primaire Sociale Orde (PSO), dat ging over de beroepsopvatting van de socioloog. Het artikel had een sombere toon. Het huidige thema, Toen & Nu, heeft mij ertoe aangezet meer te weten willen komen over de ontwikkeling van de arbeidsmarktpositie van sociologen. Hiervoor heb ik contact opgenomen met Ronald Kielman. Hij is namelijk betrokken bij de arbeidsmarktmonitor onder Groningse sociologen die vorig jaar voor de tweede keer is uitgevoerd. Onder het genot van een kop koffie nemen we plaats in de Orangerie. Ronald Kielman loopt sinds 2007 rond op de faculteit. Zijn bachelor heeft hij behaald in 2011; zijn master Beleid & Consultancy in 2013. Daarna is hij de lerarenopleiding maatschappijleer gaan doen en is hij als docent aan de vakgroep sociologie gaan werken. Inmiddels is hij werkzaam voor KiVa en is hij dus nog steeds op de faculteit te vinden. Sinds 2010 werkt hij voor SocioQuest (voorheen GAMMAdata), het onderzoeks- en adviesbureau dat verbonden is aan de afdeling sociologie en gericht is op praktijkgericht sociaalwetenschappelijk onderzoek. Daarnaast was Ronald in 2011 en 2012 hoofdredacteur van ons geliefde blad SoAP. Alvorens wij ons bezig gingen houden met de socioloog en de arbeidsmarkt, kon ik het niet laten enkele vragen te stellen over hoe SoAP toen was.
We hebben SoAP destijds van een zwart-wit blad dat volledig werd gefinancierd door de vakgroep, geprofessionaliseerd naar een volledig in kleur gedrukt blad.
‘’Van de jaren voordat ik hoofdredacteur was, weet ik nog dat de redactie van SoAP heel snel groeide. Volgens mij zaten we op een gegeven moment op 20 redacteuren. Intern hielden we ons bezig met vraagstukken zoals: hoe houden we zo’n grote redactie werkzaam en leuk voor iedereen? En, moeten we een commissie worden of blijven wij als SoAP liever ‘onafhankelijk’ van Sociëtas?’’ Ik vertel Ronald dat we inmiddels een commissie zijn
We gaan over naar de orde van de dag: de socioloog en zijn positie op de arbeidsmarkt. Ronald heeft in 2013 zijn masterscriptie geschreven over de positie van Groningse sociologen op de arbeidsmarkt. Vanwege een hoge respons, mooie resultaten en een informatiebehoefte van de vakgroep, voert SocioQuest het onderzoek nu elke twee jaar uit. Op die manier kunnen de trends 20
Ronals Kielman met psychologen, antropologen en bedrijfskundigen? Volgens Ronald is dat slechts speculeren. “Ik heb geen reden om aan te nemen dat sociologen nu minder goed kunnen concurreren met afgestudeerden van aanverwante opleidingen. Dat is lastig te zeggen. Het is wel een goed idee om dat een keer te onderzoeken.” Een mogelijk oorzaak voor de werkloosheid onder sociologen durft hij wel te geven. Dit zou volgens Ronald te maken kunnen hebben met de bezuinigingen die worden doorgevoerd binnen de lokale overheden. “We zien dus dat sociologen steeds vaker terecht komen bij de lagere overheden. Tegelijkertijd is daar de afgelopen jaren enorm veel bezuinigd. Dit kan een negatieve weerslag hebben op onze kansen op de arbeidsmarkt.”
en veranderingen in kaart worden gebracht. “In 2015 hebben we weer een monitor uitgezet. Wederom was er een hoge respons en kregen we mooie resultaten. We gaan dit onderzoek elke twee jaar herhalen. Voor (Groningse) sociologen is het onderzoek van grote waarde, omdat in landelijk arbeidsmarktonderzoek sociologen de laatste jaren getalsmatig ondergesneeuwd zijn geraakt door afgestudeerden van aanverwante opleidingen. Daardoor weten wij al jaren relatief weinig over de arbeidsmarktpositie van sociologen.” Hij vertelt me dat er vanaf eind jaren ’60 onderzoek is gedaan naar de positie van sociologen op de arbeidsmarkt, dat heette de TSF-onderzoekslijn en stond onder leiding van IJzerman. “Je zou kunnen zeggen dat men er destijds impliciet vanuit ging dat de socioloog specialistisch was opgeleid, in plaats van generiek. Men dacht destijds namelijk dat sociologen echt in een specifiek, duidelijk gedefinieerd beroepsdomein terecht zouden komen. De angst ontstond dat dit beroepsdomein wel eens vol kon gaan raken. We zagen in die tijd immers een enorme toename sociologie studenten; denk aan al die politiek linksgeoriënteerde babyboomers. De angst bestond dat zij nooit allemaal een baan zouden kunnen vinden, omdat er geen plek voor hen was in het beroepsdomein. Gedurende die periode bleek dat dit allemaal wel wat meeviel; veel sociologen konden namelijk prima een baan vinden. Het bestaan van een specifiek beroepsdomein voor sociologen werd daarom in de loop van de jaren ’80 steeds meer in twijfel getrokken. Men begon de opleiding sociologie in deze tijd steeds meer als een generieke opleiding te zien die studenten een academisch werk- en denkniveau aanleert. Volgens deze gedachte zouden sociologen op de arbeidsmarkt dan ook moeten concurreren met afgestudeerden van aanverwante opleidingen, zoals psychologie, antropologie, pedagogiek, politicologie en bestuurskunde. De arbeidsmarktpositie van sociologen zou in dat geval grotendeels afhankelijk zijn van de mate waarin sociologen deze concurrentiestrijd zouden weten te winnen. Dit bleken sociologen toen best goed te kunnen!’’
Je zou kunnen zeggen dat men er destijds impliciet vanuit ging dat de socioloog specialistisch was opgeleid, in plaats van generiek. Wat nog een interessante bevinding is volgens Ronald, is dat Groningse sociologen weinig het gevoel hebben socioloog te zijn en weinig sociologen hun vakgebied bijhouden. ‘’We hebben bij de arbeidsmarktmonitor van 2015 aan de respondenten gevraagd of zij zich nog socioloog voelen. Bijna 40 procent gaf aan dat dit niet of slechts een klein beetje het geval was. Wij zijn dus redelijk vervreemd van onze identiteit als socioloog. Bovendien gaf een kleine 70 procent van de respondenten aan na het afstuderen weinig tot niets te hebben gedaan aan het bijhouden van het vak sociologie”. Hij vervolgt zijn verhaal door te vertellen dat er bij andere studies meer wordt gedaan aan de zogenaamde professionalisering van het beroepsdomein. Momenteel is hier nog geen sprake van bij de opleiding sociologie. “Op dit moment krijg je een papiertje en hoef je niet meer aan nascholing te doen. Bij andere opleidingen is dit vaak wel het geval. Binnen sociologie bemerken we dat hier wel animo voor is. Theo van der Zee, docent aan de vakgroep en tevens directeur van SocioQuest, wil dit oppakken en is de mogelijkheden daartoe aan het verkennen.”
De beroepen waar sociologen toen in terecht kwamen, hadden voornamelijk betrekking op functies bij de rijksoverheid, het universitaire onderwijs en in het onderzoek. Tegenwoordig werken sociologen vaker bij de lagere overheden, zoals gemeenten en provincies, in plaats van bij de rijksoverheid. Dit heeft volgens Ronald vooral te maken met de decentralisatie van overheidstaken naar gemeenten. “De lagere overheden werden groter waardoor daar meer arbeidsplaatsen ontstonden. De rijksoverheid werd naar verhouding kleiner.” De laatste jaren zien we volgens Ronald een crisiscohort: een cohort dat het lastig heeft op de arbeidsmarkt. Dit cohort bestaat sinds de economische crisis.
Of de socioloog in de toekomst een betere positie krijgt op de arbeidsmarkt is nog maar de vraag. De opleiding sociologie in Groningen kan echter wel adequaat handelen om de positie op de arbeidsmarkt niet slechter te laten worden. Professionalisering van het beroepsdomein en de ontwikkeling van nieuwe mastertracks zoals Social Networks in a Sustainable Society (zie interview met Andreas Flache) kunnen daar in de toekomst voor zorgen. ∎
Betekent dit dan dat sociologen vandaag de dag in vergelijking met vroeger minder goed kunnen concurreren 21
Corine Bartlema
IN GESPREK MET TEKKE TERPSTRA S
inds 2013 staat hij bekend als de vaardighedendocent bij de studie Sociologie. Vanaf het eerste jaar zijn alle studenten met hem bekend door cursussen als studiewerkgroepen, presentatietraining en interviewtraining. Ook in de rest van de bachelor periode zijn studenten nog niet van hem af door onder andere het vaardighedentraject en professionele vaardigheden. Pogingen om zichzelf voorstellen krijgt hij weinig, maar dat maakt hem nog niet minder interessant. Om deze reden gaan we in gesprek met Tekke Terpstra.
Onder deze organisatie valt ook de uitgeverij Wilde aardbeien, waar Scandinavische literatuur wordt vertaald in het Nederlands. Hier werk ik vrijwillig als redactielid. Voor dezelfde uitgeverij heb ik ook als vertaler een verhalenbundel vertaald, dit waren verhalen over Groenland. Waar komt deze interesse voor literatuur vandaan? Haha, dat is een goede vraag. Ik ben begonnen met een talenstudie, Deens. Hier hoort natuurlijk ook literatuur- en letterkunde bij. Misschien moet ik er ook even bij zeggen dat ik gedeeltelijk in Denemarken ben opgegroeid, dus ik was al bekend met de Deense literatuur en daar ben ik mee bezig gebleven. En op den duur ben ik ook met de Groenlandse literatuur bezig gegaan. Dus ja, ik vond het gewoon leuk, en het is natuurlijk ook gewoon leuk als je een boekenwinkel binnenloopt en je ziet boeken uit Scandinavië en daar zitten gewoon heel veel mensen achter, die ervoor hebben gezorgd dat het boek hier in het Nederlands ligt.
Tekke, hoe ben je bij sociologie terecht gekomen als vaardighedendocent? Ik ben begonnen met de opleiding Scandinavische Talen en Culturen met als hoofdtaal Deens. Daarna heb ik een schakelprogramma antropologie gedaan en vervolgens heb ik de Master Culturele Antropologie en Sociologie der Niet-Westerse Samenlevingen gevolgd in Amsterdam. Uiteindelijk kon ik met die combinatie een promotieplek krijgen. De aanstelling om promotie onderzoek te doen hield op en daarna ben ik me gaan focussen op onderwijs. Ik had namelijk al een aantal gastcolleges gegeven, dat vond ik erg leuk. Dus toen ik op zoek ging naar werk wilde ik graag iets met onderwijs doen en toen kwam dit langs.
Je bent half in Denemarken opgegroeid? Ja, op mijn 13e ben ik daar gaan wonen. Lachend: Met mijn ouders natuurlijk. 6 jaar later ben ik op eigen houtje teruggegaan naar Nederland en ben ik hier dus gaan studeren. Je bent dus ook gepromoveerd, zou je wat meer kunnen vertellen over wat voor onderzoek je hebt gedaan? Het proefschrift wordt uit de kast gehaald: ‘’Inuit outside the Artic. Migration, Identity and Perceptions’’. Deze is ook te vinden via de RUG Bibliotheek. Ja, het onderzoek werd gedaan vanuit het Arctisch Centrum van de RuG. Die focust zich op het Noorden Zuidpool gebied. Hier kreeg ik een aanstelling als promovendus. Dit was mogelijk dankzij mijn achtergrond als Antropoloog en mijn kennis van het Deens. Mijn proefschrift heb ik afgelopen september verdedigd.
En zijn er nog andere functies die je vervuld? Ook aan de Faculteit Letteren heb ik onderwijs gegeven, een vak over minderheidsliteratuur: Minority Literacy and Literature. Met studenten wordt er dan onder meer literatuur gelezen van minderheden. Dit is bij de opleiding: Minorities & Multilingualism. Ook ben ik op dit moment een docent Deens, hierbij geef ik taalles aan mensen die graag Deens willen leren. Dit valt onder het SVIN: Scandinavisch Vertaalen Informatiebureau Nederland, hier ben ik ook een algemeen bestuurslid. 22
In gesprek met Tekke Terpstra en en bij hen thuis met ze te praten over hun leven. Zij delen hun ervaringen en vertellen waar ze vandaan komen en hoe ze dat hebben ervaren. Daar leer je erg veel van. Je neemt de persoonlijke verhalen mee, dat is het mooie aan antropoloog zijn. Dit kan je natuurlijk als socioloog ook meemaken.
Inuit staan ook wel bekend als Eskimo’s die wonen in Groenland, Canada (Noorden), Alaska en het uiterste puntje van Siberië. Echter kan de naam Eskimo als beledigend worden ervaren en is de benaming Inuit gebruikelijk. In dit onderzoek ging het dan om de migratie van de Inuit vanuit zowel Groenland naar Denemarken en vanuit het noorden van Canada naar het zuiden van Canada. In het onderzoek werd dus gekeken waarom mensen gingen emigreren, hoe is het om een plek te verlaten waar je ben opgegroeid en om ergens anders naar toe te gaan. Ik ben hiervoor naar Denemarken, Groenland en Canada gereisd. Mijn Deens kwam dus in Denemarken en Groenland erg van pas. Omdat Groenland bij het Koninkrijk van Denemarken hoort leren ze er ook Deens en zijn ze dus op een bepaalde manier verwant aan Denemarken.
Dan hebben wij natuurlijk nog een laatste vraag: Je bent hier al sinds 2013, en je bent één van de eerste docenten waar eerstejaars mee te maken krijgen. Wat is jouw ervaring met de verschillende studentenlagen? Haha, dat weet ik zo niet. Studenten maak ik relatief korte periodes mee. Ik geef niet altijd dezelfde studenten de cursus, dus verschillen zijn voor mij niet erg opvallend. Om hier even op door te gaan: De vakken die jij geeft zijn anders dan andere vakken, studenten hebben niet direct belang bij de informatie die jij geeft. Hoe ervaar je dat? Ik hoop en ik verwacht dat uiteindelijk het nut ervan wel duidelijk wordt. Vaardigheden vakken moet je soms even doorheen, maar het doel is dat je er wat aan hebt. Het zijn inhoudelijk niet per se hele spannende vakken, maar praktisch zijn ze zeker wel. Sommige mensen vinden dit fijn, anderen kunnen hier anders over denken. Maar vaak moet je hier even doorheen en zodra je het moet toepassen zie je het doel ineens wel. ∎
Wat waren de opvallendste/ leukste bevindingen? De redenen om Groenland te verlaten voor Denemarken, waren voor de Groenlandse Inuit vaak: Het grotere aanbod van onderwijs in Denemarken, familie of partner in Denemarken, of bijvoorbeeld de behoefte naar zorg die niet verkrijgbaar was in Groenland zelf. Waarom wordt er dan voor Denemarken gekozen? Sinds de 18e eeuw is Groenland een deel van het Deense Koninkrijk, hierdoor zijn er allerlei relaties ontstaan tussen deze twee landen. Denemarken is dus niet meer een vreemd land voor Groenland. Ze spreken al Deens, kijken Deense zenders op televisie. Dit is te vergelijken met de relatie tussen Nederland en de Antillen. Ook is interessant dat er mensen weer terug gaan naar Groenland. Ze willen niet persé in Denemarken blijven. De natuur in Groenland is ook erg mooi en bijzonder. Dat is iets wat Groenlandse Inuit missen. Ook bestaan er verenigingen in Denemarken waar de Groenlandse Inuit hun identiteit en cultuur kunnen uiten. Dit is ook interessant om te belichten, omdat er in Denemarken veel vooroordelen over Groenlanders bestaan, zoals alcoholisme. Dit is natuurlijk vaak zo met minderheden. Vrouwen spelen een actieve rol in de verenigingen, waardoor ze veel bijdragen aan het behouden van de Groenlandse cultuur in Denemarken. Komen de migratie-overwegingen van Inuit in Groenland ook overeen met die van de Inuit die in Noord- Canada leven? Dit zijn dezelfde redenen wel, onderwijs en partner voornamelijk. Heb je zelf ook nog iets van deze ervaring geleerd? Ik heb natuurlijk lang onderzoek gedaan, vooral veldwerk. Op deze manier kon ik contacten leggen en interviews houden. Ik heb veel geleerd over Inuit zelf. Het is een mooie ervaring om mensen op te zoek23
Kevin Gooijert
IS RACISME NOG STEEDS RACISME? ‘
’Racisme is niet meer van deze tijd,’’ wordt vaak beweerd. ‘’We leven in een multiculturele wereld en onze samenleving is veel toleranter geworden.’’ Tegelijkertijd kijken de mensen in de rij bij de kassa een allochtoon gezinnetje met de nek aan en worden op datzelfde moment twee mannen weggepest uit hun buurt omdat ze zich tot elkaar aangetrokken voelen. Ook in deze tijd kent men racisme en dat is niet zo vreemd. Vooroordelen zijn er altijd en waarschijnlijk zal er, zolang er een samenleving bestaat, ook racisme bestaan. Wel zou men zich kunnen afvragen of racisme in de loop van de tijd niet is afgenomen. Zijn we inderdaad toleranter geworden, zoals vaak wordt beweerd? Of zijn we enkel racistischer geworden?
directeur van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, vindt er een verschuiving plaats van het zogenaamde ‘klassiek racisme’ naar het ‘modern racisme’. Het klassiek racisme bestaat puur uit het indelen van rassen in bepaalde groepen, waarbij bepaalde rassen benadeeld worden ten opzichte van andere rassen. Het modern racisme is, om het bot te formuleren, verfijnder. Modern racisme draait niet meer om het indelen van rassen, maar om het indelen van volken, etnische groepen, culturen et cetera, en deze vervolgens te bestempelen als minderwaardig tegenover het ‘eigen’ volk. In dit opzicht is de Nederlandse bevolking dus selectiever geworden in het uiten van racisme.
Er vindt een verschuiving plaats van klassiek racisme naar modern racisme
Om dit te beantwoorden, kan er natuurlijk simpelweg naar statistieken gekeken worden. Er wordt regelmatig onderzoek gedaan naar het aantal meldingen van racisme. In 2010 deed het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding onderzoek naar het aantal meldingen van racisme en kwam tot de conclusie dat sinds 2008 het aantal meldingen met 18,5 procent toegenomen was¹. In 2015 werd eenzelfde onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Anne Frank Stichting en er werd geconcludeerd dat er sinds 2013 een toename was van 26 procent in het aantal meldingen van racisme bij de politie². Dit betekent niet direct dat er een toename is van racisme sinds 2008, want het zou ook kunnen zijn dat er sinds dat jaar meer mensen zijn die er melding van durven maken. Maar opvallend was dat het aantal meldingen toenam na bijvoorbeeld het Gaza-conflict. Deze toename bestond voornamelijk uit meldingen die betrekking hadden op islamofobe of antisemitische uitingen.
Sla een geschiedenisboek open en er zijn talloze voorbeelden te zien van klassiek racisme. Al in de Middeleeuwen bedachten geleerden dat het Bijbelverhaal van Noach onderscheid maakte tussen rassen. Noach had drie zonen: Jafet, Sem en Cham. Deze stonden volgens de geleerden respectievelijk voor de witte Europeanen, de bruine oosterlingen en de zwarte Afrikanen. Deze opsomming was ook direct in volgorde van belangrijkheid. Deze indeling in rassen lijkt op niets gebaseerd, aangezien er in het verhaal van Noach niet gesproken wordt over de huidskleur van zijn zoons. In de zeventiende eeuw werd deze ‘kennis’ gebruikt om de Afrikanen te bestempelen als een ras dat gedoemd is tot eeuwige slavernij. De impact die dit had op de Europeanen is bekend: het houden van zwarte slaven werd gezien als normaal.
Wat ook duidelijk uit de meldingen naar voren kwam, is een verschuiving van het soort racisme. Volgens Jozef de Witte, 24
Is racisme nog steeds racisme? Om terug te komen op de vraag of we inderdaad toleranter zijn geworden: absoluut niet. De bevolking ziet weliswaar steeds meer af van rassenscheiding, maar vervangt dit door een scheiding in bevolkingsgroepen, culturen en religie. En deze nieuwe scheiding lijkt zelfs nog fanatieker dan de klassieke variant. Zoals al eerder gezegd is racisme niet uit te bannen uit onze samenleving, omdat vooroordelen altijd zullen bestaan. Maar modern racisme kan wel gematigd worden. Hiervoor moeten bepaalde stereotypen die bestaan over bevolkingsgroepen verdwijnen, bijvoorbeeld door meer contact te leggen tussen de verschillende culturen en bevolkingsgroepen binnen een land. Dit wordt bijvoorbeeld al gedaan door activiteiten te organiseren voor de vluchtelingen die hier verblijven en de inwoners van de steden. Daarmee zijn we er nog lang niet, maar het is een begin. ∎
Nadat de slavernij langzaam maar zeker overal werd afgeschaft, werden mensen met een getinte huidskleur steeds meer geaccepteerd binnen de westerse samenleving. In de hedendaagse tijd kijkt men over het algemeen niet meer op van bijvoorbeeld gemengde klassen met zowel zwarte als blanke kinderen. Maar wanneer er in deze klas een meisje met een hoofddoek zit, heeft men wel de neiging hier een punt van te maken. En daar komt het modern racisme tevoorschijn. De afkeer tegen de islam die in het Westen overal zichtbaar is, is een goed voorbeeld van modern racisme. Het ras is niet meer belangrijk, het gaat nu om het feit dat een persoon dit specifieke geloof aanhangt. De islamofobie heeft natuurlijk ook te maken met de recente conflicten in het Midden-Oosten en het toenemende aantal aanslagen. Het modern racisme zorgt voor slechte banden tussen de diverse culturen die binnen een land bestaan. Voorbeelden zijn stadswijken waar bijna alleen maar allochtonen wonen, omdat zij niet geaccepteerd worden door autochtonen in de andere wijken.
¹ Vande Loock, Harko (2010). Heeft racisme een ander gezicht gekregen? http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2010/03/18/ heeft-racisme-een-ander-gezicht-gekregen ² Bos, Kim (2015). Meer racisme, minder gescheld. http://www.nrc.nl/next/2015/12/08/meer-racisme-minder-gescheld-1567863
De Nederlandse bevolking is selectiever geworden in het uiten van racisme De bevolking lijkt zich niet bewust te zijn van de verschuiving van klassiek naar modern racisme en de schijnbare toename van racistische uitingen. Dit komt voornamelijk doordat mensen in theorie wel positief staan tegenover een multiculturele en een nietdiscriminerende samenleving, maar zij dit idee in de praktijk vaak laten varen. We roepen allemaal hard dat we vóór een multiculturele samenleving en vóór acceptatie vannandere bevolkingsgroepen zijn, maar we zitten liever niet naast een allochtoon in de bus, we hebben liever niet dat onze kinderen spelen met allochtone leeftijdsgenootjes, enzovoort.
Wat doe jij dit voorjaar? Kom onze redactie versterken! Mail naar: soap.redactie@gmail.com 25
Lars Padmos
DE STUDENT: MATS VAN DE STEENOVEN V
oor deze editie van De student begeef ik mij richting het uitgaansgebied van Groningen. Ik loop via de Turfsingel, naar mijn idee één van de mooiere kades in Groningen. De architectuur aan weerszijden is schitterend. Ik verheugde mij op het weerzien van de crème de la crème, de Stadsschouwburg. Helaas mocht het niet baten, nog steeds hangt het enorme witte doek van renovatie als een jas om haar heen. Ik buig mijn route af naar links en kom na enkele tientallen meters aan op mijn bestemming. Ik druk op de bel en er wordt open gedaan door de student Mats van de Steenoven. Mats is 23 jaar, derdejaars sociologiestudent, lid van Albertus en bovenal ondernemer. Het pand ziet er gedateerd uit. Volgens Mats begeef ik mij in straat waar vroeger de paupers woonden. ‘’Rond 1800 was dit het riolenstraatje, echt waar de paupers woonden. Dit pand en het pand hiernaast waren vroeger bananenpakhuizen.’’
eigenaresse van de winkel was Jeanet, een uitbundig, Frans vrouwtje. Op een vrijdagmiddag liet zij mij een keer wijn proeven en vroeg ze aan mij: wat haal je hieruit? Vanaf dat moment realiseerde ik dat ik het erg leuk vond en er meer over wilde weten. Dat was het begin. Toen ik naar Groningen verhuisde, ben ik gaan werken in een slijterij en is mijn liefde en kennis voor en over wijn nog meer gegroeid.’’ Mats’ verhaal klinkt als een verhaal uit een fictief boek. In aanraking gekomen met wijn op jonge leeftijd door een Franse mevrouw. Het past perfect.
Wat gelijk opvalt bij het betreden van zijn kamer zijn het aantal flessen wijn, die keurig gesorteerd en gepositioneerd zijn voor de schouw. Onder zijn bed staan tientallen wijnglazen in dozen. Mats heeft zijn eigen bedrijf, genaamd Student & Wijn. Hij vertelt dat het bedrijf niet op gebruikelijke manier tot stand is gekomen. “Ik dacht niet bij mezelf, hé, ik wil een bedrijf beginnen, laat ik iets doen met wijn. Nee, het is tot stand gekomen omdat ik proeverijen ben gaan geven aan groepen mensen. Echt vanuit de liefde voor wijn. Toen werd het groter en groter en werd het handig om er een merknaam aan te plakken.’’ Mats is eigenlijk de belichaming van de klassieker ‘van je hobby je werk’ maken. Ik vraag me af waar zijn liefde voor wijn vandaan komt. Is dit iets wat er bij hem met de paplepel is ingegoten?
Maar waarom specifiek Student & Wijn? Bier is onder studenten toch wel een beetje de norm, en is bovendien bier niet even interessant als wijn? Volgens Mats niet. Wijn komt namelijk enkel en alleen van druiven. Het gebied waar de druif groeit, definieert de smaak. “Dezelfde druifsoort kan in Frankrijk voor een andere wijn zorgen dan in Chili. Het klimaat, de sterkte van de wind, water-invloeden en het aantal zonuren zijn bijvoorbeeld factoren die meespelen. Het is fantastisch als je al die verschillende factoren uit de wijn kan halen.’’ Terwijl Mats dit vertelt, zie je iets in hem veranderen. In zijn stem en nonverbale communicatie bemerk je de gepassioneerde ondernemer. Zijn ogen sprankelen op. “Bij bier heb je niet de verschillende invloeden die de smaak veroorzaken. Bier wordt gemaakt van hop, en een smaak krijg je bijvoorbeeld door er zeewier aan toe te voegen of door de hop wat langer op te warmen. Dat vind ik minder interessant.’’ Zijn marketingstrategie is eigenlijk heel simpel, namelijk ‘’Ik ben Mats en ik vind het leuk om iets over wijn te vertellen.
Vanaf dat moment realiseerde ik dat ik het erg leuk vond en er meer over wilde weten.
Mats’ liefde voor wijn is begonnen toen hij nog in Steenwijk woonde, waar hij vanaf zijn 14e werkte in een groentewinkel. In de groentewinkel werd ook wijn verkocht. ‘’De 26
De student: Mats van de Steenoven afdronk’, lees ik dan. Het zegt me eigenlijk niks. Het voelt een beetje aan als wat prominent gelul. Het soort taal dat je gebruikt om interessant te doen bij vrienden of een meisje waar je indruk op wilt maken. Toch is dit iets wat volgens Mats duidelijk te typeren valt als men probeert de smaken te herkennen. “Wat ik probeer bij mijn proeverijen is de studenten iets te leren over de smaken. Als ze na mijn proeverij in de supermarkt staan, moet er bij het lezen van de verschillende etiketten een lampje gaan branden. Ik richt mij bijvoorbeeld onder andere op de afrdonk.” Nog steeds kan ik mij niet vinden in de terminologie van het wijnproeven. Wat is in vredesnaam de afdronk? Plotseling spreekt Mats een aantal bevrijdende woorden uit en breekt het moment aan waarop ik stiekem hoopte dat die zou komen. ‘’We kunnen anders nu wel een flesje opentrekken en dan kan ik het je laten zien!’’ De klok zegt 13:30, prima!
Wil je iets over wijn weten, kom dan naar mij toe!’’. Mats is net teruggekeerd uit Boedapest, waar hij erg veel wijnen heeft geproefd. Dit leidde bij mij tot enige verbazing. Als je denkt aan een land wat wijn produceert dan denk je niet aan Hongarije. Eerder Frankrijk, Spanje en Chili. Toch, is er genoeg wijn in Hongarije te vinden, en er zijn kroegen met een goed gevulde wijnkaart. Mats is in Tokaj geweest en is zo overtuigd van de wijn uit deze streek dat hij de wijn gaat introduceren bij zijn wijnproeverijen. ‘’Tokaj is een zoete wijn gemaakt van schimmeldruif. Het heeft een hele lieve zoetheid, heel fijn op de tong en heel mooi rond in de smaak.”
Hij pakt een fles uit zijn verzameling wijnflessen. Hij pakt een witten doek en poetst de glazen schoon. ‘’Erg belangrijk, schone glazen!’’ Hij zet de glazen op tafel en pakt een zwart emmertje waar de wijn in uitgespuugd kan worden. “Wat we gaan proeven is een Chile afkomstig uit Valle Central. Het is een Cabernet Sauvignon. Het verschil met de Cabernet Sauvignon die jij waarschijnlijk vaak drinkt, is dat deze uit een warm gebied komt en echt een zoetje heeft. Franse Cabernet Sauvignon is vaak vol en fruitig.’’ Hij opent de fles en vult het glas met een klein bodempje.
Het jargon van het proeven passeert de revue. Als ik zelf in de winkel wijn koop, lees ik nauwelijks het etiquette. Heel soms doe ik het. ‘Krachtig van smaak met een ronde
27
Viscositeit is de mate van stroperigheid van een vloeistof of gas. Op een wijnglas is de viscositeit te zien door het glas te walsen en te kijken naar de randjes (tranen) op het wijnglas. Waar mijn moeder dit gebruikte als middel om goede van slechte wijn te onderscheiden, is dit volgens Mats niet waar. “Viscositeit ontstaat door het alcoholpercentage en het suikergehalte. Hoe meer suiker en alcohol, hoe meer viscositeit en dus hoe meer tranen er op het glas te zien zijn. Wat vind je van de viscositeit van deze wijn?” Ik vertel Mats dat ik het een redelijke viscositeit vind. “Nou, het valt eigenlijk best mee. Dit is echt midden, middenlaag eerder!” Hij draait de fles en laat het alcoholpercentage zien. “Dertien procent, dat is midden voor Cabernet Sauvignon.” Mijn tweede beproeving niet gehaald. Over naar het derde onderdeel, namelijk het ruiken. Ik pak het glas, duw mijn neus er diep in en snuif. “Dit is eigenlijk het moeilijkste op proeverijen. Wat haal jij eruit?” Ik haal er helemaal niets uit. Ik ruik… wijn. Ik ruik nog eens. Weer hetzelfde, wijn. “Ik haal fruit eruit. Als je goed ruikt, ruik je zwarte bessen die zijn platgedrukt.” Ik knik mompelend ja misschien wel, maar dat ik voor het herkennen van die geur waarschijnlijk te weinig zwarte bessen eet. “Wat ik ook eruit haal, is tabaklucht.” Tabaklucht.Als ex-roker moet ik die geur toch kunnen herkennen. “Het is een beetje een geur van een sigarenkistje.” Verdomd, inderdaad, de geur van een sigarenkistje nemen mijn zintuigen ineens waar. “Verder is het een vrij volle en
Hij maakt een aantal draaiende bewegingen met zijn glas. Zijn vingers rusten op het plateau van het glas. ‘’Dit noemen we walsen en doe ik vaak als eerst. Dit doe je om de geur uit het glas te halen en wat zuurstof toe te laten.’’ Het glas wordt geheven en zijwaarts gekanteld. “We gaan nu de kleur bekijken van de wijn. Dit lukt het beste met een witte achtergrond. Vind jij dit een donkere kleur?” Nee, dat vond ik niet. De wijn was lichtkleurig. Hij vertelt mij dat dat eigenlijk opvallend is. Een Cabernet Sauvignon is normaliter namelijk donker en stevig. Deze wijn heeft een wat zachtere kleur. Tot dusver heb ik mijn eerste beproeving gehaald. Nu kunnen we over gaan naar het bekijken van de viscositeit.
Velen zijn het niet met me eens maar zoek eerst op waarmee je bezig wilt gaan en ga dan pas bedenken of je wilt ondernemen.
28
De student: Mats van de Steenoven
stuivende geur.” Ook dit herkende ik. “Wat er verder nog in zit is een beetje een olie geur, maar dat is wat moeilijker te herkennen.” De oliegeur kon ik niet plaatsen.
wijn te laten gisten met stukjes hout of pitjes. Dit voel je door de wrangheid in je mond.’’ Aha, dus dat is het element wat ervoor zorgt dat soms na het drinken van wijn je bek helemaal samentrekt. “Dat moet je eigenlijk niet hebben. Teveel samentrekkingen van je bek is een overdaad aan tannines en betekent dat de wijn niet goed in balans is.” De zoetheid en de ondertonen van tabak passeren de revue.
Ik had gemengde gevoelens over dit onderdeel. Het voelt wat arbitrair aan. Misschien herkende ik de geur van een volle, stuiverige tabakslucht helemaal niet. Misschien dacht ik het te herkennen omdat Mats het zei, omdat hij het ideetje in mijn hoofd had geplant. “Dat zou heel goed kunnen. Op de wijnproeverijen geef ik de mensen altijd een kaartje met zes smaken erop. Vier van de zes smaken heb ik zelf eruit gehaald. Ik ben dan benieuwd naar welke zij eruit hebben gehaald. Twee van de zes kunnen volgens de theorie (bijna) niet kloppen. Op die manier probeer ik de mensen echt wat bij te brengen.” We gaan over naar het leukste deel van de proeverij: het proeven.
In het kader van het thema Toen & Nu vraag ik Mats of er dingen zijn waar hij toen tegen aanliep maar nu van heeft geleerd. Hij vertelt dat hij heeft geleerd dat je dingen eigenlijk wel op een simpele manier voor elkaar krijgt als je er zin in hebt. “In het begin moet iets opkomen maar naarmate je het meer doet zal het steeds makkelijker gaan. Dat is echt zo. Het hangt af van hoe erg je iets wilt. Als je het echt wilt, gaat het vanzelf.” Tot slot vraag ik hem om een tip die hij zou willen geven aan beginnend ondernemers. Zijn advies is kenmerkend voor Mats ondernemerschap en druist in tegen de heersende visie van veel ondernemers. “Velen zijn het niet met me eens maar zoek eerst op waarmee je bezig wilt gaan en ga dan pas bedenken of je wilt ondernemen. Heel veel mensen hebben eerst zoiets van ik wil ondernemen en gaan dan iets opzoeken om in te ondernemen. Ondernemen moet komen vanuit een bepaalde passie die je hebt.” ∎
De wijn moet niet doorgeslikt worden. Als de wijn in de mond zit, is het belangrijk dat je de wijn door je mond laat gaan. Vervolgens laat je er wat zuurstof bijkomen en laat je de wijn weer door je mond gaan. Tot slot wordt de wijn uitgespuugd in de spuugemmer. Als eerste kijken we naar de afdronk, dat wil zeggen hoe lang de wijnsmaak in je mond blijft na het uitspugen. De afdronk van deze wijn vond ik erg sterk en zwaar. “Ja, dat klopt, het is een stevige wijn. Ik ben nog een beetje op zoek naar de tannines. Tannine is een looizuur, wat je krijgt door de 29
Column Klaas Wilts
Ik ben Klaas Wilts, 22 jaar en derdejaars sociologiestudent die Jacob Dijkstra is docent en onaltijd actiefaan betrokken is bij Sociëderzoeker onze vakgroep. Sinds kort schrijft hijals columns tas. Daarnaast zit ik student in voor SoAP. Hij houdt van zich GMW bezig en het faculteitsbestuur met speltheorie, ruilnetwerken, schrijf ik sinds dit jaar een column collectieve besluitvorming en voor SoAP. mathematische sociologie.
Actief burgerschap Klaas Wilts • Zoals ik in de vorige column aangaf, mail ik met een zekere regelmaat alledaagse vragen naar de overheid. Ik kijk eerst even of het beter past bij de gemeente of beter bij de rijksoverheid of nog een andere instantie en dan gaat de mail eruit. Het leek mij interessant om meer mensen deelgenoot te maken van de vragen en de antwoorden. Allereerst om te laten zien hoe je actief burgerschap kunt invullen en daarnaast om de toegankelijkheid van de overheid te laten zien. Verkeer vind ik interessant en onduidelijke of onpraktische verkeerssituaties zijn voor mij dan ook vaak aanleiding om de gemeente te mailen. Hieronder volgen de vragen over verkeer: Bij entree van het winkelgebied Herestraat, staan verkeersborden die aangeven dat je hier tussen 21.00 en 9.00 in mag fietsen op ma-za, maar voor zondag zijn er geen tijdsrestricties. Dit leverde voorheen geen problemen op, maar met de invoering van de vaste koopzondag, lijkt dit een onwenselijke situatie. Wat kan hieraan gebeuren? De gemeente gaf aan dat dit hier niet over was nagedacht, maar dat het zeker wenselijk was om hier regelgeving aan te verbinden. Enkele weken na het doen van mijn melding zijn er nieuwe verkeersborden opgehangen, die ook op zondag fietsen door de Herestraat slechts tussen 21.00 en 9.00 toestaan. Met dit soort kleine dingen merk je dat je als burger wel degelijk invloed kunt hebben op het handelen van de gemeente. Hierdoor voel je je als actief burger gewaardeerd. Kunnen er meer fietsenklemmen in de Steentilstraat worden geplaatst omdat er veel nieuwe (studenten)woningen bij zijn gekomen? ‘Neen, ‘bewoners zijn verantwoordelijk voor hun eigen probleem en moeten zelf inpandige oplossingen zoeken in samenspraak met de eigenaar van het pand’, aldus 30
de gemeente. Dit antwoord viel mij tegen. Het lijkt niet realistisch om in straten met veel studentenhuizen er vanuit te gaan dat de studenten hun fiets wel binnen kunnen stallen. Daarnaast worden er jaarlijks veel fietsen gestolen en om je fiets toch iets veiliger buiten te kunnen laten staan, is het wenselijk deze ergens aan vast te kunnen maken. Wel bleef ik mijn melding in de gaten houden en op de interactieve kaart van de gemeente, waarop dergelijke meldingen staan, zag ik dat de melding later opnieuw werd toegevoegd. Misschien heeft nog iemand er melding van gemaakt en kan ik binnenkort genieten van nieuwe fietsenklemmen. Dan volgt nu een vraag aan de rijksoverheid: Waarom is er geen dienstplicht voor vrouwen? ‘Dit is een overblijfsel uit het verleden (een bekende drogreden: beroep op traditie). Er is in 1997 voor gekozen om vrouwen niet op te nemen in de nieuwe Kaderwet, omdat zij dan hun achterstand op de arbeidsmarkt konden inhalen. Tegenwoordig is ervoor gekozen om de wet niet meer aan te passen, omdat dit slechts een symbolische waarde zou hebben.’ Voor mijn gevoel is juist deze symbolische waarde in het kader van gendergelijkheid erg belangrijk. Het betekent natuurlijk niet dat alle vrouwen ineens het leger in moeten, maar het zorgt er wel voor dat mannen en vrouwen voor de dienstplicht gelijk zijn. Ik hoop dat u als lezer op deze manier zich geïnformeerd voelt over wat kleine alledaagse vragen. Daarnaast zou ik zeggen: schroom niet als u zelf een vraagt heeft, er is altijd een antwoord en een medewerker voor u beschikbaar. Het zal wel niet komen van een grote beleidsverandering, maar u kunt toch kleine zaken sturen met een simpele mail. Tot slot wil ik mijn dank uiten aan de vriendelijke mensen die mij altijd beleefd te woord staan: Marc en Monika van de gemeente Groningen, het Ministerie van Defensie. ∎
COLUMNS
FOTOGRAFEN ILLUSTRATOREN RUBRIEKEN EINDREDACTIE ACQUISITIE WEBSITE 1979 INTERVIEWEN STUDIEPUNTEN ARTIKELEN ONLINE STRUCTUUR CREATIEVELINGEN
NIEUWE REDACTIELEDEN
ACTUALITEITEN
GEZOCHT SCHRIJVERS VORMGEVING
SOAP.REDACTIE@GMAIL.COM
Reimer Vonk
& Yvonne Post
THEO VOLENTE EN DE VRIJWILLIGERS Het leek SoAP leuk om drie welbekende docenten bij Sociologie te interviewen voor de alumni editie. Zo gezegd, zo geschiedde. Lees hieronder het interview met Jacob Dijkstra, Jan Kornelis Dijkstra en Theo van der Zee, ook wel bekend als de band Theo Volente en de Vrijwilligers.
kwamen wij op een gegeven moment achter. Jan: En we wisten dat Theo drumde, dus zo is het een beetje ontstaan. Theo: Het was in 2003 denk ik. Jan: Uiteindelijk is die vriend er mee gestopt en zijn wij met z’n drieën doorgegaan en toen hebben Theo en Jacob de zang op zich genomen. Jacob: Ik spreek liever van vocalen dan van zang.
Het gesprek begint met een discussie over de al dan niet religieuze status van Wilhelminapepermunt, en de origine van dit witte goud. Daarna gaat het over de religieuze opvoeding van de heren, en hoe pepermunt daar in valt. Zodra de drie heren stil vallen grijpen wij onze kans om de eerste vraag te stellen.
Hoe ging jullie optreden op de almanakborrel? Theo: Het was heel leuk om te doen. Jan: Het was heel leuk, iedereen was enthousiast en er waren veel mensen. Jacob: Het was ook klein, dus het was heel snel heel vol en dat speelt wel erg leuk. Iedereen werd ook een beetje naar voren geduwd omdat het anders niet paste. Jan: De keer er voor speelden we op het lustrum van sociologie en dat optreden was een beetje tammer, omdat het vroeg op de avond was, na het diner, en toen was iedereen nog een beetje van alleen kijken. Op de borrel was het ook dansen. Jacob: Studenten zijn misschien ook uitgelatener als er verder geen docenten zijn. Wij worden verder niet serieus genomen, dat is ook terecht. Bij de eerste paar nummer is het altijd een beetje wennen, maar ik was blij dat ik nu geen onderwijs geef. Dat je niet maandagochtend weer voor de collegezaal staat en denkt nu allemaal weer serieus. Of vinden jullie dat niet? Jan: Ja, het is ook wel een beetje gek natuurlijk. De volgende dag kom je weer mensen tegen of heb je weer mensen in je projectgroep en dan denk je ‘oja, gister stond ik nog een biertje te drinken met een basgitaar om m’n nek’. Dat is wel een beetje anders. Jacob: Maar het is heel leuk.
Hoe is de band Theo Volente en de vrijwilligers tot stand gekomen? Theo corrigeert meteen de naam naar Switpig waarop Jan zegt dat ze nu de Switpig heten. Dit op verzoek van Theo vertelt Jacob, die eigenlijk Theo Volente wel leuk vond. Ook wordt er verteld over hun nieuwe toer ‘Laaghangend fruit’ die eigenlijk uit maar 1 optreden bestaat en laat Jan ondertussen trots het logo van de band zien, gemaakt door Dieko Bakker. Jacob: De band is spontaan ontstaan. We hadden eerst ook nog een ander bandlid erbij, een vriend van Jan, die altijd zong. Hij had ook zelf een oefenruimte gebouwd en daar zijn wij op de een of andere manier zo een keer begonnen. Jan: Ja, Jacob en ik zijn begonnen en toen dachten we ‘we hebben een drummer nodig’. Eerst hadden wij namelijk samen een kantoor, op de plek waar nu Micaffè zit. Theo: Weet je hoe dat kantoor heette? De Schimmelgrot. Jacob: Zingen doe je vlot, in de Schimmelgrot. Jan: Maar wij waren collega’s en het leek ons wel leuk om een bandje te beginnen. Jacob: Ja, maar jij zat in een bandje met die vriend. En daar 32
Theo Volente en de Vrijwilligers Hoe waren jullie als student? Theo: Volgens mij waren wij best wel serieuze studenten. Jacob: Ja, echt serieus serieus. Jan: We hadden natuurlijk allemaal HBO gedaan en we waren dus allemaal geld aan het lenen om Sociologie te kunnen doen. Dat zie je nog steeds bij schakelaars, die zijn heel doelgericht en zitten hier om in 2 jaar hun bul te halen en daar gaan ze ook echt voor. Dat was bij mij ook wel zo. Theo: En niet alleen doelgericht, we waren er ook wel inhoudelijk serieus mee bezig. Wij hebben wel projecten gedaan die best wel goed beoordeeld werden. Het jaar waar wij in zaten was over het algemeen een goed jaar, waar mensen elkaar ook heel erg stimuleerden had ik de indruk. Jacob: Wij waren ook wel echt geïnteresseerd denk ik in een soort van, misschien hebben studenten dat nu ook wel hoor, ontwikkeling van jezelf. Dat je toch het gevoel had van ‘wow, ik loop hier op de universiteit en ik krijg al die kansen.’
Hoe kennen jullie elkaar? Hoe is de vriendschap tot stand gekomen? Theo: Ik ken Jacob al vanaf de middelbare school. Wij zaten bij elkaar in de klas. Jacob: Bij Paul van Gurp bij geschiedenis. Misschien wiskunde ook nog bij van Hes? Theo: Nee, ik had wiskunde B van Veldhorst. En Jacob die kent Jan dan weer van de lerarenopleiding. Zo is het netwerk ontstaan. In 2000 kwam ik Jacob weer tegen in het Pakhuis nadat ik hem jaren niet had gezien en kwamen we er van elkaar achter dat we sociologie gingen studeren. Ik werkte op dat moment in de accountancy en had daarvoor een Hbo financieel management opleiding gedaan. Daarvoor deed ik nog het conservatorium. Jacob vroeg of ik ook meeging met dat introductiekamp. Dat ging ik zeker en daar was Jan toen ook. Jacob: Het was een ontzettend leuk kamp en wij waren natuurlijk doorstromers, nu schakelaars, en daar waren er nogal wat van en dat mixte ook leuk met de reguliere studenten. Ik heb daar hele warme herinneringen aan. Jan: Ik weet nog dat Jacob mij ophaalde van het station voor het introductiekamp. Toen ging ik bij hem achterop en Jacob heeft niet echt een feeling met plattegronden, dus we zijn toen met een grote omweg er naartoe gegaan.
Wie is er het meest veranderd? Theo: Jan had vroeger lang haar. Jacob: Echt lang, lang haar. Theo: Met zo’n staart. Jan: En een sik. Jacob: Maar Theo, jij hebt ook wel eens meer en minder
33
drie gemeen hebben is dat we er zo veel mogelijk uit hebben gehaald, en ik denk dat we daar tot op de dag van vandaag profijt van hebben. Jacob: En je doet het voor jezelf. Dat moet je wel beseffen. Jan: Ja, en het wordt leuker naar mate je er meer tijd in steekt. Jacob: Zo is het. Het is wat dat betreft net als bier drinken. Jacob: Maar het is wel zoals Jan zegt. Dat levert je op de lange termijn meer op. En ik denk ook dat externe motivatie niet genoeg is, dat je het alleen doet voor een papiertje of een baan. Je moet gewoon echt iets zoeken wat je leuk vindt. “Find something you love and you’ll never work a day in your life.’’ En dat is echt zo. Ik heb ‘s ochtends niet het idee dat ik naar m’n werk fiets, en ik vind het bijna jammer als het 5 uur is en ik via de crèche naar huis moet. Soms ga ik liever een uurtje langer door. Theo: Ik wilde vroeger tijdens m’n studie gewoon dingen snappen, en dat is heerlijk. Vroeger op de studie waren er vakken die niet gewaardeerd werden omdat ze lastig waren, maar dat vond ik juist leuk, die uitdaging. En dat echt, echt snappen vond ik leuk, en tot op de dag van vandaag heb ik daar wat aan. Heel instrumenteel studeren voor een papiertje, daar heb je volgens mij echt minder aan, want je moet het de rest van je leven verder doen met de kennis die je tijdens je studie opdoet. Jacob: Dat is ook wel jammer aan het hedendaagse studentgerichte studeren. Studenten leren een bepaalde toepassingsregel, hop, dat kunnen ze dan, ze weten wanneer ze een bepaalde regel toe moeten passen, maar ze snappen niet altijd waarom of hoe. Natuurlijk moet je je tentamen gewoon halen, dat snapt iedereen, maar je moet het ook begrijpen. Jan: Tijdens je studie heb je ook nog echt tijd om te lezen, naar mate je ouder wordt heb je dat gewoon niet meer. Vroeger kon dat gewoon, nu moet je het er ergens tussendoor proberen te fietsen. Theo: Ik vind het heel leuk om boeken en stukken door te bladeren en te begrijpen, maar ik heb er gewoon te weinig tijd voor.
haar gehad. Theo: Maar niet zo rigoureus als Jan. Jij had het echt tot ver op je rug. Jan: Ja, dat was ooit heel erg in inderdaad. Ooit. Jacob: Mijn haar is nog min of meer hetzelfde. Toen ik afstudeerde had ik kort haar, maar dat beviel me toch niet. Wie dronk er vroeger het meest van de drie? (meteen) Theo en Jacob: Ja, dat is Jan. *Jan lacht* Jan: Ik geloof dat ik maar even naar de WC ga! Theo: We dronken allemaal evenveel, maar Jan iets meer evenveel. Jacob: De rekening deelden we in elk geval wel door drie. Jacob: Echte zuipschuiten zijn we nooit geweest. Ja, ik kan er ook niet zo goed tegen, dus ik doe het liever niet. Ik heb daardoor wel goed aangeschoten leren spelen. Als je dan met een groep weg bent, en iedereen is katjelam, en jij bent dat niet, dan is dat toch wel een beetje vervelend, dus dan moet je dat een beetje simuleren. Wat zijn jullie mooiste herinneringen aan jullie studententijd met elkaar? Jan: Buiten de studie gingen we helemaal niet zo veel met elkaar om. Ik woonde nog in Leeuwarden, dus ik kon niet heel vaak bij activiteiten zijn. Jacob: Nee inderdaad, we zien elkaar nu vaker buiten het werk om, dan vroeger buiten de studie om. Theo: Ik deed nog wel vaak mee aan activiteiten van Sociëtas, daar deden jullie niet zo aan mee. Maar ik vond die projecten die we samen deden echt leuk, en ik durf te beweren dat dat ook best wel goede producten waren die daar uitkwamen. Dat vond ik echt leuk. Dat project over de Pil van Drion, dat weet ik nog wel, dat was leuk. Het introductiekamp was echt wel heel leuk, als ik dan toch een hoogtepunt moet aanwijzen dan kies ik dat. Jacob: Precies, er was geen moment waarop je je buitengesloten of niet betrokken voelde op dat kamp. Theo: Ik heb volgens mij nog wel in commissies gezeten, al weet ik echt niet meer wat precies. Hoe was jullie contact vroeger en hoe is het tegenwoordig? Theo: Vroeger zagen we elkaar vooral op de studie, bij colleges en zo, en dan dronken we koffie. Jan: Theo dronk vroeger altijd koffie met een banaan. Vroeger vond ik dat maar apart, maar nu kan ik het wel waarderen. En als we nu wat actiever met de band gaan oefenen dan zien we elkaar ook weer vaker. Theo: Meestal gaan we eerst twee keer uit eten voordat we een repetitie plannen. Dan bedenken we ons altijd na afloop dat we die repetitie nog steeds niet gepland hebben.
Hier eindigt het interview, Jan moet weer verder met zijn volgende afspraak van de dag. Het leven van een docent kan dus heel druk zijn. Wij studenten hebben het maar makkelijk... ∎
Wat zouden jullie studenten van nu mee willen geven? Wat hebben jullie geleerd ? Jan: Probeer het maximale uit je studie te halen. Kijk, je kunt wel studeren en alles halen op 50%, maar wat wij alle 34
Vriend en Vijand
Nienke Tebbens
VRIEND EN VIJAND
Toen ik een poosje geleden de documentaire ‘Alles komt goed?’ van Fidan Ekiz zag wist ik waar ik mijn scriptie over wilde schrijven. Het vinden van een goed onderwerp bleek lastiger dan ik dacht, ondanks het feit dat er genoeg was om onderzoek naar te doen. De vluchtelingenstroom en de aanslagen in Parijs en Brussel brachten spanningen naar Nederland en als student Conflict Studies hoefde ik dan ook niet ver de deur uit. Toch had ik moeite om een goede onderzoeksvraag te formuleren want hoe onderzoek je in godsnaam zoiets complex? Fidan Ekiz wierp met haar documentaire een onderzoeksvraag in mijn schoot. In de documentaire wordt ingegaan op de Turkse gemeenschap die al langere tijd in Nederland woont en zich steeds meer buitengesloten voelt in de Nederlandse samenleving. Ze laat onder andere haar Turkse vader aan het woord die aangeeft al lang naar Turkije te zijn vertrokken als hij hier geen kinderen en kleinkinderen had gehad. “Ik zou me niet zo laten behandelen.” De documentaire riep bij mij veel vragen op. Wat doet het debat over de komst van buitenlanders met personen die zichzelf misschien ook lange tijd een vreemde in Nederland hebben gevoeld? Voelen ze zich hierdoor meer verbonden met het land van herkomst en hoe beïnvloedt dit hun dagelijks leven?
De aanslagen hebben veel Moslims in Nederland het gevoel gegeven zich te moeten uitspreken tegen zulke wandaden. “Een paar idioten doen iets, gooien er een religieus sausje overheen, en opeens ben ik ook verdacht”, aldus Filiz Islekter in een interview met NRC. Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam en zelf afkomstig uit Marokko, heeft moslims opgeroepen om zich uit te spreken. Abdelkarim El-Fassi veroordeelt dit en maakte een filmpje waarin hij zijn neefje vraagt zich uit te spreken tegen de aanslagplegers. Deze verplichting om je uit te spreken als moslim heeft volgens hem vergaande gevolgen voor de samenleving. “Moslims zijn ook bang. Zij worden ook bedreigd. Het is belachelijk om alleen de angst van autochtonen weg te nemen. Daarmee maak je een rangorde tussen groepen mensen. En daarmee vervreemd je moslims van de samenleving. Het is veelzeggend dat mijn neefje in het begin van het filmpje superheld wil worden. Aan het eind vindt hij zichzelf een boef.” (El-Fassi in Trouw) Ik heb sterk het gevoel dat het debat mensen dwingt om een kant te kiezen. Uit angst voor het vreemde is het prettig onderscheid te kunnen maken tussen vriend en vijand. En daarmee lijkt alle nuance verdwenen. Toen Rutte na de aanslag in Brussel de uitspraak deed ‘wij zijn met meer’ werd dit voor mij bevestigd. Voor mijn scriptie wil ik deze nuance gaan zoeken. Ik ga in gesprek met Nederlanders van Marokkaanse of Turkse afkomst om erachter te komen wat de situatie in Nederland met hun identiteit doet. Ervaren zij ook dit wij/zij denken en hoe gaan ze hiermee om? Ik wil ze de kans geven om zich niet alleen uit te spreken voor of tegen de aanslagen, maar ook om uit te leggen hoe ze zich daarbij voelen. ∎
De komst van de vele vluchtelingen in combinatie met de aanslagen in Parijs en Brussel deden een fel debat doen oplaaien in Nederland. Ik was tegen die tijd gewend aan de uitspraken van Geert Wilders die riep om minder moslims, minder Marokkanen, minder vreemdelingen, maar toch schrok ik van de harde uitspraken die afgelopen jaar werden gedaan. Het leek wel alsof iedereen zich uit wilde spreken en ik voelde me steeds meer gedwongen om een kant te kiezen. Het debat polariseerde en het voelde alsof de nuance met elke tweet of column wegebde. Elke uitspraak, elk geluid werd in een groter verband getrokken. 35
O&S Groningen
Onderzoek en Statistiek Groningen (kortweg O&S Groningen) is de onderzoeksafdeling van de gemeente. Wij doen beleidsonderzoek en houden gegevens bij over de gemeente Groningen. Hiermee leveren we informatie die behulpzaam is bij het ontwikkelen en evalueren van beleid. Onze missie is dan ook: basis voor beleid! Ook doen wij regelmatig onderzoek voor andere gemeenten en instanties. Werkterreinen
Onze onderzoeksterreinen zijn zeer divers: van Economie & Bedrijvigheid, Jeugd, Publieke dienstverlening, Medewerkeronderzoeken, Klantenonderzoeken, Leefbaarheid & Veiligheid, Werk & Inkomen tot Zorg & Welzijn. Kortom, de onderzoeken richten zich op diverse maatschappelijk relevante terreinen. Onderzoeksmethoden
De onderzoekers van O&S Groningen zijn methodisch breed georiënteerd. Wij voeren zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeken uit. Afhankelijk van de onderzoeksvraag kiezen we voor: online-enquêtes, telefonische of schriftelijke enquêtes, groepsinterviews of individuele interviews. We hebben verder veel ervaring met het bewerken en analyseren van grote gegevensbestanden en hebben we de afgelopen jaren een omvangrijk Datawarehouse ontwikkeld. Ook zijn we in staat om bevolkings- en leerlingenprognoses uit te voeren. Volg O&S Groningen via Twitter
Via Twitter maakt O&S Groningen onderzoeksbevindingen en statistische informatie wereldkundig. Wilt u ons volgen, meld u dan aan via Twitter.com/basisvoorbeleid
Meedoen aan enquêtes over de stad?
Woont u in de stad Groningen en wilt u meewerken aan enquêtes over de stad? Als u lid wordt van het Stadspanel nodigen we u ongeveer zes keer per jaar uit. U ontvangt een uitnodiging per e-mail en kunt de enquêtes via internet invullen. Opgave voor het Stadspanel kan via onze website. Tot slot: meer weten? Bezoek onze website: www.os-groningen.nl