Jaargang 38, nr. 2, april 2007
SOAP Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970
PERIODIEK
VAKGROEP SOCIOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
In dit nummer onder meer: - Afscheidsinterview Jan Vis - Stage in MongoliĂŤ Student wint essaywedstrijd - Dubbele nationaliteit
Redactioneel Een SoAP maken met enkel studenten die met hun hoofd al in Krakau zitten (de karavaan van de studiereis vertrekt over vier uur op het moment dat ik dit schrijf), maar met hun zorgen nog bij tentamens en bachelorwerkstukken gaat niet altijd over rozen. Een hoofdredacteur die vervolgens vergeet dat er op goede vrijdag vanwege gesloten deuren niet te layouten valt in het Boumangebouw werkt ook niet erg mee om de SoAP op tijd te laten verschijnen. Gelukkig roest oude liefde niet, en dank ik oud-hoofdredacteur Nienke Bos bij voorbaat voor de finishing touch die zij zal verrichten als ik deze week in Polen zit. Genoeg vorm, nu inhoud. In het katern 'vakgroep' proberen we in dit nummer door middel van een interview waardig afscheid te nemen van Jan Vis. Vis, onder andere docent van het eerstejaarsvak Overheid, gaat na vele jaren de vakgroep verlaten. Een mooi portret van een bevlogen man. Leuk is ook het verhaal van de sociologiestudent (Ryco Buffinga) die een essaywedstrijd van het ministerie van Buitenlandse Zaken won over de toekomst van Nederland in Europa en de wereld. In deze SoAP het winnende essay en een interview met de prijswinnaar. Goed om te zien dat men zich zelfs in de politiek realiseert dat sociologen er een eigen inhoudelijke visie op (internationale) maatschappelijke verhoudingen op na houden, verschillende dimensies in acht nemend. Onlangs nog meldde de universiteitskrant UK dat de Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (GMW) relatief het minste aantal studenten kent dat richting het buitenland vertrek. Niet echt iets om trots op te zijn, lijkt me. Wordt het echt zo onmogelijk gemaakt? In deze SoAP twee (totaal verschillende) buitenlandverhalen vanuit de vakgroep: stage lopen in Mongolië en studeren in de Verenigde Staten. Zoek de verschillen.
INHOUD
VAKGROEP
Afscheidsinterview Jan Vis 4 College-evaluatie: Overheid & Beleid 6 Nieuws uit de Vakgroep 7 Afgestudeerden 7 Thuis bij... Arie Glebbeek 8 Dennis Wiersma (faculteitsraadslid GMW) 10 Achterkant: Tom Albers 32
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
Jurre van den Berg, hoofdredacteur
Colofon SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 38, nummer 2, april 2007 Drukwerk: Copyright Verzending: Rijksuniversiteit Groningen Redactie: Jouri Bakker, Jurre van den Berg, Pieter van der Bij, Maria van den Broek, Astrid van Dijk, Mart Duitemeijer, Michiel Emmelkamp, Nathalie Feitsma, Matthias Frankema, Anne Liemburg, Marlou Visser, Marlijn de Vries, Lisan Wieringa, Koen de Wit. Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen
2
SOAP | APRIL 2007
Nederlandse kennis voorkomt energieoorlog 12 Sociologie in de Media 13 Interview: Stage in Mongolië 14 Studeren in de VS 15 De aantrekkingskracht van Second Life 16 Bootvluchtelingen op de Canarische Eilanden 17
SOCIËTAS
In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 18-19
KUNST & CULTUUR
De geromantiseerde sociale werkelijkheid 20 Sociologiestudent wint essaywedstrijd 22 Tip van de prof: René Veenstra 23 Interview Peter de Haan (alias Pé Daalemmer) 24 Ingezonden: Stilzwijgend verzet 25
OPINIE
Twistpunt: Dubbele nationaliteit 26 Reactie: Dubbele nationaliteit 27 Amerikanen zijn niet gek 28 Column: Advocaatje, leef je nog? 29 Recensie: De emotiemarkt 30 Betoog: De openbare ruimte als leerschool 31
OVERIG
Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 11
SOAP | APRIL 2007
3
VAKGROEP
INTERVIEW: JAN VIS
“Geen inzicht zonder kennis”
Jan Vis neemt in april van dit jaar officieel afscheid van de vakgroep sociologie. Een verhaal van begin tot eind.
Matthias Frankema & Anne Liemburg Jan Vis is geboren in Rotterdam en getogen in Weesp en kwam dus bijna vanzelfsprekend in Amsterdam terecht voor de middelbare school en zijn studie. Hij studeerde in de tweede helft van de jaren zestig aan de Universiteit van Amsterdam politieke en sociale wetenschappen en voltooide deze studie in zeven jaar. Voor die tijd was dat een knappe prestatie: "Ik zat aan de kop van het peloton". Het was een leerzame en levendige studententijd in onze hoofdstad. Nu hij er op terug kijkt, was het een tijd waarin veel gebeurde waarbij soms ook wel 'de verbeelding aan de macht' was. Het was de tijd van de democratisering waarbij ook de studenten zich danig roerden. Hij stond aanvankelijk sympathiek tegen de Studentenvakbeweging (SVB). Deze SVB ontstond als tegenhanger van de traditionele studentencorpora. Als je geen lid werd van een corps kwam je heel gauw uit bij de SVB. Het was een beweging die onder andere streed voor een studentenloon. De gedachte was dat studenten ook in zekere zin met hun studie werk verrichten en daarvoor dan ook loon zouden moeten krijgen in plaats van een studiebeurs, afhankelijk van het inkomen van je ouders. Het kwam er allemaal niet van. Op de vraag of de studie van toen overeenkomsten vertoont met de studie sociologie
4
SOAP | APRIL
van nu, antwoordt hij dat de studie van toen veel breder van opzet was dan nu het gewoonlijk het geval is. Hij kreeg de vakken politicologie, sociologie, internationale betrekkingen, geschiedenis, (massa)psychologie, perswetenschappen, en (internationaal) recht. "Iedere docent vond zijn of haar vak het belangrijkst en dat maakte dat het een pittige studie was met een laag rendement." Op de vraag wat hij van de huidige sociologie-opleiding vindt, zegt hij dat het aantal studie-uren voor overheid en politiek niet al te veel zijn. Het mag in zijn ogen best wat meer zijn. "Het is jammer dat je in Groningen geen studie politicologie kunt volgen." Hoe verging het u na uw studie in Amsterdam? “Van medio 1972 tot begin 1975 werkte ik bij NUFFIC in Den Haag. Dat is een interuniversitair instituut voor internationale samenwerking dat zich onder meer bezighoudt met het verzorgen van specialistische studies aan buitenlandse afgestudeerden uit ontwikkelingslanden. Ik werkte bij de afdeling Diplomawaardering waar ik me vooral bezighield met het beoordelen van diploma's van studenten uit West-Europa met het oog op toelating en inpassing in Nederland. Wij adviseerden hierover de universiteiten en het ministerie van Onderwijs.” Was u al voor NUFFIC internationaal georiënteerd? “Voordat ik begon met mijn studie politieke en sociale wetenschappen, heb ik na mijn middelbare school een opleiding gevolgd voor hofmeester ter koopvaardij. Onderdeel van die opleiding was een jaar praktijk. Ik heb een jaar gevaren op het vlaggeschip van de toenmalige Rotterdamse Lloyd, het passagierschip de Willem Ruys. De latere Achille Lauro die nog is gekaapt door de Palestijnse bevrijdingsorganisatie PLO. Ik heb toen als aankomend hofmeester vijf wereldreizen gemaakt. Het was een mooie tijd. Er ging met recht een wereld voor me open. Suez-kanaal, Ceylon, Singapore,
Australië, Nieuw-Zeeland, Peru, Panamakanaal, Florida. Die internationale oriëntatie werd door mijn aanstelling bij Nuffic versterkt. Leuk om te vertellen, is dat het instituut toendertijd was gevestigd in het Paleis Noordeinde, nu de residentie van het staatshoofd. Toen een 'Paleis' waar niet alle ruimten en zalen er even goed onderhouden uitzagen. In de pauzes maakten we van een van die zalen gebruik om er te tafeltennissen.” En daarna? Hoe kwam u in aanraking met maatschappijleer? “In 1978 kwam ik te werken bij het NPJCR, de Nederlandse Politieke Jongeren Contact Raad. Dit was een organisatie waar zo goed als alle jongerenorganisaties van de politieke partijen bij waren aangesloten, met uitzondering van die van de SGP en de CPN. De stichting had een tweeledig doel: scholing en vorming van de jongeren die lid waren van een politieke jongerenorganisatie en interesse kweken bij jongeren voor politieke zaken. Dit laatste wilde men vooral via het onderwijs bereiken. Zo kwam ik voor het eerst in aanraking met maatschappijleer. Met Henk Dekker van de Groningse lerarenopleiding maatschappijleer schreef ik toen het boek Lessen over macht dat als lesstof voor maatschappijleer op de middelbare school moest dienen.”
“Het is jammer dat je in Groningen geen politicologie kunt studeren” Hoe kwam u in Groningen terecht? “Via Henk Dekker kwam ik in contact met de Universiteit van Groningen. Op een vacature voor didacticus maatschappijleer heb ik gesolliciteerd. Ik werd aangenomen en zo kwam ik bij de Vakgroep Sociologie. De lerarenopleiding maatschappijleer maakte namelijk toen deel uit van de vakgroep.” Hoe zag u Groningen als iemand die uit de Randstad komt? “Ik was - net als veel 'westerlingen' - wat behept met een stereotiep beeld van Groningen en Groningers. Het landschap zou saai en kaal zijn, bevolkt met wat stugge mensen. Ik dacht dat ik het wel vijf jaar zou kunnen uithouden. Een positieve kennismaking met Groningen - beter gezegd Haren was een bezoek aan Wijbrandt van Schuur, die ik al goed kende uit Weesp toen wij samen actief waren in de Actiegroep Weesp. Ik zag toen hoe aangenaam het was om in Haren te wonen. Omdat ook onze vrouwen elkaar uit Weesp al goed kenden, was het niet zo'n grote stap om te verhuizen naar Haren.”
VAKGROEP
Waar bestond uw aanstelling aan de RuG uit? “Mijn aanstelling bestond er uit - samen met Henk Dekker en Herman Boeije - in het verzorgen van de lerarenopleiding maatschappijleer. We hadden toen veel studenten die die opleiding volgden. Zoals gezegd, viel maatschappijleer onder Sociologie. Pas in 1999 veranderde dit. Alle lerarenopleidingen werden toen ondergebracht bij de het Universitair Centrum voor de LerarenOpleiding (UCLO). Henk Dekker was al eerder vetrokken naar de Universiteit Leiden en Herman Boeije ging interviewpractica en training in onderhandelen geven aan studenten Sociologie. Ik zelf bleef verbonden aan de lerarenopleiding en ging het blok Overheid en politiek verzorgen bij Sociologie.”
“Succes van sociologie wordt soms weggekaapt” Wat vindt u van sociologie? “Een probleem van sociale wetenschappen als sociologie en politicologie is dat de resultaten van die studies niet altijd worden erkend als afkomstig van die studies. Het succes van sociologie wordt soms weggekaapt door anderen. Begrippen uit de sociologie worden door mensen uit andere vakgebieden even gemakkelijk gebruikt alsof ze uit die vakgebieden komen. Omdat onderzoeksuitkomsten de buitenwacht soms als plausibel voorkomt, meent men dat je daarvoor geen onderzoek had hoeven te doen. De columnist Jan Blokker - met als achtergrond geschiedenis was daar een goed voorbeeld van. Hij beschouwde - beschouwt? - sociologen als mensen die onderzoek doen naar zaken die je met 'je klompen kan aanvoelen.'” Welke onderzoeksgebieden heeft u voornamelijk verkend? “Ik had - en heb - vooral interesse in politieke educatie en politieke kennis. Het politieke kennisniveau van mensen is niet om over naar huis te schrijven. Vroeger zei je dat het niveau van de latere politieke interesse aan de ontbijttafel wordt gecreëerd. Politieke interesse is een belangrijke factor voor kennis. Dit neemt niet weg dat politieke kennis een zelfstandige factor is. Je moet enige kennis hebben om meer te weten te komen: je weet niet wat je niet weet. Kijk bijvoorbeeld naar het Nederlandse 'nee' tegen de Europese Grondwet. 'Twee van de zes 'nee-stemmers' noemden gebrek aan kennis het belangrijkste motief voor het afwijzen van het Verdrag. Bij het onderzoek naar politieke kennis bleek sekse telkens weer de voornaamste onderscheidende variabele, wanneer je alle andere zaken gelijkhoudt. Dat was het geval bij het onderzoek onder leraren, kamerleden en parlementair journalisten. Bij het eerste grote onderzoek onder leraren was ik was bevreesd voor de reacties op de bevinding dat
mannen gemiddeld beter scoorden dan vrouwen. Ik heb toen die uitkomst aan enkele vrouwelijke collega's laten zien. Zij zeiden allemaal dat ze daar niet gek van opkeken. Sekseverschil is nog altijd een puzzel die Wijbrandt van Schuur en ik proberen op te lossen. Samen met Wijbrandt van Schuur en Jan Van Deth (nu Universiteit van Mannheim) heb ik sinds 1982 periodiek een boek over politieke problemen uitgebracht. We gingen na wat Nederlandse burgers de tien belangrijkste politieke problemen vonden. We maakten daarbij gebruik van gegevens van het Nationaal Kiezersonderzoek. Een aantal keren was de presentatie in Nieuwspoort in Den Haag. Ons eerste boek kreeg ook een positieve bespreking in de Libelle. We vonden toen dat we een geslaagd boek hadden gemaakt (grote glimlach).” Wat beschouwt u als hoogtepunten uit uw bijna dertigjarige carrière? “Lastig te zeggen. Geslaagde zaken zijn publicaties als ‘Regeren in Nederland’. Ik gebruik dat boek bij het vak 'Overheid'. Verder de verschillende versies van ‘Politieke problemen’ en de studentenuitwisseling van Groningen en Oldenburg. Aan die uitwisseling bewaar ik vele goede herinneringen. Het samenwerken met mijn Duitse collega's en de contacten tussen Groningse en Oldenburgse studenten beschouw ik als zeer waardevol voor onderling begrip en bijdrage aan een goede internationale verstandhouding. Aan deze uitwisseling is helaas een einde gekomen vanwege de pensionering van mijn bevriende Duitse collega. Dat die uitwisseling niet meer plaatsheeft, vind ik jammer. Internationalisering is enorm belangrijk. Ook dit heeft te maken met kennis. Studenten van verschillende landen moeten elkaar daadwerkelijk ontmoeten, opdat eventuele stereotypen en vooroordelen kunnen worden bestreden. Er bestaat nog altijd veel beeldvorming, ook tussen Nederlanders en Duitsers, tussen Nederlanders en Fransen, Nederlanders en Polen etc. Nederlandse studenten moeten 'over de dijk' kijken. Ik juich de internationalisering van Groningse sociologiestudenten dan ook zeer toe.” En een dieptepunt? Toen de opleiding tot leraar maatschappijleer in omvang werd uitgebreid, van vier maanden naar een heel academisch jaar liep de instroom van studenten sterk terug. De opleiding kwam daarmee (door de gestegen kosten) in de problemen en er ontstond discussie tussen de Vakgroep Sociologie en de Faculteit over de vraag wie de kosten voor de opleiding zou moeten dragen. Het bestaan van de opleiding stond op het spel. Gelukkig is er uiteindelijk een uitweg gevonden.” Heeft u meer plezier gehad in het doceren of in het doen van onderzoek? “Het één kan niet zonder het andere en
bovendien heb ik aan beide zaken altijd veel plezier beleefd. College geven, is altijd weer een beetje spannend. En ondanks mijn ervaring heb ik nog altijd wat last van 'plankenkoorts'. De periode april- juni is nog steeds wat hectisch. Onderzoek is wat dat betreft een rustiger bezigheid, hoewel er momenten zijn dat je het erg druk hebt. Het geeft een kick iets gepubliceerd te zien.” Wat gebeurt er na uw afscheid met het vak 'overheid'? “Ook na het afscheidssymposium zal ik nog volgend jaar het blok Overheid verzorgen. Een prettige bijkomstigheid van de revolte van Fortuyn is dat belangstelling voor politiek en dus ook voor het vak Overheid bij studenten is toegenomen. Wel ervaar ik dat de kennis niet altijd evenredig met de interesse is meegegroeid. Dit benadrukt nog eens dat politieke kennis inderdaad een zelfstandige variabele is, naast politieke interesse. Het taxeren wat de voorkennis van de gemiddelde eerstejaars is, blijft een belangrijk punt. Gelukkig helpt het dat ik door mijn aanstelling bij het UOCG (Universitair OnderwijsCentrum Groningen) aardig op de hoogte ben van de lesstof die op de middelbare school wordt behandeld. Ik kan op die manier mijn twee functies goed combineren. Ik vind het bevredigend studenten zaken bij te brengen waarmee ze daarvoor nog niet vertrouwd waren. Het stemt mij tot tevredenheid als ik merk dat de studenten iets hebben opgepikt en meer inzicht hebben gekregen in politieke zaken. Dat een student zeg: 'Ah, zit dat zo'. Toch zou ik wel willen pleiten voor meer uren Overheid en politiek binnen het curriculum van de Groningse sociologie. Ik betrap me er op dat ik meer colleges zou willen hebben om meer zaken aan bod te laten komen. Studenten aanzetten tot discussie is voor mij een belangrijk doel van de collegereeks. Daar is jammer genoeg, vaak te weinig tijd voor.” Wat gaat u na uw afscheid doen? “Ik moet stoppen. Wat ik ga doen, is het blijven schrijven van (wetenschappelijke) publicaties. En dit in samenwerking met collega én vriend Wijbrandt van Schuur. Verder blijf ik nog even tijd steken in een commissie die de eindexamens maatschappijleer van havo en vwo toetst. Ik zal duidelijk meer tijd hebben voor het lezen van boeken.” Het afscheid nadert en dit wordt nogmaals onderstreept door het aanstaande symposium. Jan Vis vindt het een hele eer dat deze dag aan zijn afscheid is gekoppeld. Een aantal jaren is er een masterclass maatschappijleer gegeven. Dit jaar is er het symposium. De rede heeft als titel 'Maatschappijleer en haar integratie in het voortgezet onderwijs. De ontwikkeling van manusje-van-alles naar arrivé.' Hij kijkt er naar uit, en wij kijken met hem mee, tot het 'verhaal Vis' echt uit is.
SOAP | APRIL 2007
5
VAKGROEP
COLLEGE-EVALUATIE: OVERHEID & BELEID
Nieuwkomer Overheid & Beleid kan socioloog nog niet overtuigen Nieuwe vakken, nieuwe kansen. Zo ook voor Overheid & Beleid, dat bedoeld is voor tweedejaars sociologiestudenten, die de verdiepingsminor 'maatschappelijke vraagstukken en beleid' volgen. De vraag is op het moment van schrijven, met nog twee colleges en een tentamen voor de boeg, of deze kansen ook benut zijn: is er door Jannes Houkes en Piet Hoekman de afgelopen collegeweken gescoord bij de studenten of hebben laatstgenoemden het doel (en een eventueel collegeblok) schoon kunnen houden?
Matthias Frankema Binnen het curriculum, dat door de nieuwe minor/major- en bachelor/master-structuur aan vele veranderingen onderhevig is, betekent de introductie van het vak 'Overheid en beleid' een vervanging van de ondertussen in stilte gestorven 'strategische omgevingsanalyse'. Tijdens het eerste college wordt vervolgens nog onduidelijker welke kant we op gaan in dit vak, namelijk: alle. Gelukkig, Jannes Houkes houdt de studenten voor dat we ons in de eerste weken vooral gaan richten op twee thema's, namelijk het functioneren van de arbeidsmarkt (en de rol van de vakbeweging hierin) en het beleid van de overheden ten aanzien van de gezondheidszorg. Hierin zal specifieke aandacht gegeven worden aan de arbeidsparticipatie en -reïntegratie, de maatschappelijke ondersteuning en New Public Management. De colleges worden gevoed door een boek van, jawel, Houkes en Hoekman. De trend om een eigen boek (en eigen artikelen) aan te bieden als college- en tentamenstof wordt ook bij dit vak gevolgd. Er mogen vraagtekens gezet worden bij deze gang van zaken bij de vakgroep sociologie, die ondertussen vrij normaal en geaccepteerd aan het worden is. Het vakkenaanbod en de studiestof raken zodoende wel erg afhankelijk van de beschikbaarheid van docenten. Vanzelfsprekend kun je binnen een collegereeks niet elk beleidspunt van de overheid behandelen, en is het daarom ook noodzakelijk om deelgebieden te kiezen die hier het meest geschikt voor zijn. En het is zo bezien dan ook logisch dat je uitkomt bij twee docenten die in bepaalde kenniskringen bekend staan om hun expertise op een specifiek deelgebied van overheidsbeleid, en in dit kader ook een studieboek hebben geschreven. Maar wordt deze keuze bewust gemaakt, of is men vooral afhankelijk van financiële middelen en wordt het sociologische curriculum dus in hoge mate gestuurd door geldelijke overwegingen? Staat de continuïteit van de opleiding niet op het spel?
6
SOAP | APRIL 2007
Het zijn kritische vragen die vooral bij de introductie van een nieuw vak gesteld mogen (en zelfs moeten) worden. Natuurlijk is het voor de docenten gemakkelijk, hun goed recht en wellicht ook een goede basis om college te geven vanuit hun opgeschreven kennis, maar is dit voor de studenten ook het beste alternatief? In de Hortustuin klinkt een onvertogen woord en het is zeker niet alleen halleluja wat door de Gadourek schalt. Studenten zijn kritisch, gelukkig maar want daar worden ze toe opgeleid, maar de colleges (en haar docenten) worden ditmaal wel pittig onderuit gehaald. Kansen creëren is één, maar doelpunten maken lukt niet bij elke club. Toch zijn de kritieken niet alleen maar negatief. Voor wie zich dusdanig in de theoretische kant van de overheid en haar beleid interesseert, mag het college een welkome gast in de Gadourekzaal zijn. Voor Houkes en Hoekman, wetenschappers die hun sporen toch al wel verdiend hebben, is de collegereeks een nieuwe stap, die uiteraard met vallen en opstaan wordt doorstaan. Wat wel blijkt is dat succes hebben in de wetenschap en ook het doceren aan een hbo-instelling nog geen garantie zijn voor geluksgezang, applausregens of jubelstemmingen bij universitaire studenten. In de wandelgangen peilde ik de reacties, die onder het genot van een kopje koffie niet mild van smaak waren. (Misschien moet er wat melk en suiker bij? En roeren!) De colleges waren naar horen zeggen vooral 'saai' en 'erg theoretisch'. Het tempo lag sommigen te hoog, anderen weer te laag (wat de subjectiviteit ervan weer eens op prachtige wijze blootlegt). Vele studenten hadden wat meer praktijkvoorbeelden verwacht, om zodoende werkelijk inzicht te krijgen in het maken van beleid. Een soort van stappenplan, het liefst ook nog op één a-viertje én uiteraard op Nestor. Zo zijn studenten nou eenmaal; net als de overige mens, van nature lui.
Niets van dit alles. De colleges werden veelal ondersteund door sheets, die overigens een overweldigende comeback maken in het wetenschappelijke onderwijs, en die dus ook niet op Nestor geplaatst worden. Paniek overheerst in de houten banken van de Gadourek, want nu moeten we gaan schrijven. En snel ook, want vooral Jannes Houkes houdt het aantal woorden per seconde bijzonder hoog. De opkomst tijdens de collegereeks laat echter een dalende trend zien. Dit geeft meetstal een aardige indicatie van de evaluatie door de studenten die het vak volgens de wetten van de studiegids zouden moeten volgen, maar waar slechts weinige ook daadwerkelijk gehoor aan geven. Het is bovendien een betere indicator dan de borrelpraat in de pauzes, die wordt vertroebeld door de afwezigheid van de docenten. Nee, niets is krachtiger dan de absentie van studenten. Ondanks de grote inzet van Houkes en Hoekman is de introductie van het vak Overheid&Beleid dit jaar daarom zeker geen onverdeeld succes. Het vak klinkt in eerste instantie als een interessant en logisch geheel, maar in de praktijk blijkt er te veel overlap te zijn met het vak medische sociologie en de arbeidssociologie. Bovendien zijn laatstgenoemde vakken al wat ouder, bekender en beter op gang gekomen binnen het curriculum van de sociologie. De docenten van het vak overheid&beleid zouden uit de dalende collegeopkomst en de evaluaties van de colleges een les kunnen trekken, of deze naast zich neerleggen natuurlijk. Hoe dan ook, het vak zal zich de komende jaren binnen het totale aanbod meer moeten onderscheiden om echt interessant te geraken. Bovendien zou het vak aantrekkelijker gemaakt kunnen worden door de theorie uit te werken in praktijkvoorbeelden van beleid, bijvoorbeeld in de vorm van actuele nota's. Om de betrokkenheid van de studenten te verhogen, is het tenslotte goed hen op te dragen zelf met een nieuwe beleidsnota te laten komen. Hierdoor wordt de op dit moment ietwat dode theorie nieuw leven ingeblazen en helpt het de studenten de stof beter te begrijpen. We worden bij de Groningse vakgroep sociologie nota bene opgeleid tot beleidsmedewerkers. Iets meer contact met de arbeidsmarkt zou de opleiding zeker niet schaden. Bovenstaande zou Hoekman en Houkes toch als muziek in de oren moeten klinken, als goede muziek wel te verstaan. Een nieuw jaar met nieuwe kansen, of wellicht slechts toekomstmuziek. Persoonlijk hoop ik dit middels een voldoende tentamen niet meer mee te hoeven maken, maar voor de jaargang onder mij hoop ik met grote hopen.
VAKGROEP
NIEUWS
UIT DE
VAKGROEP
AFGESTUDEERDEN
Sociologiestudente stelt zich verkiesbaar voor Universiteitsraad
W. Bantema E.M. Hoeben K. Steenbergen T.K. Watt-Jones
De jaarlijkse verkiezing van het hoogste overlegorgaan van de universiteit kan met extra interesse worden gevolgd. Met de zesde plaats op de SOG kandidatenlijst maakt Dessie Lividikou (vierdejaars sociologie) een grote kans om in de Universiteitsraad te worden gekozen. Aangezien er zes jaar verstreken sinds de laatste keer dat een sociologiestudent de Universiteitsraad versterkte, zag SoAP reden om met Dessie te spreken.
Astrid van Dijk Zijn er voor sociologiestudenten voordelen te behalen aan een medestudent in de Universiteitsraad? “Niet direct, faculteitsraden houden zich bezig met de lopende zaken op de faculteit. Het is wel belangrijk dat er iemand van GMW aanwezig is. Er zijn jaren geweest dat er geen vertegenwoordiging van GMW was, nu zitten er twee in de kandidaat-fractie. Het is raar dat er maar zo weinig mensen van Sociologie zich beschikbaar stellen om zitting te nemen in de Universiteitsraad. Ik meen dat ik juist met de kennis die ik bij Sociologie heb opgedaan een geschikte kandidaat ben. Je word opgeleid om je te verdiepen in beleidstukken en het lijkt me goed om met een sociologische blik studentzaken te beheren.” Als de Universiteitsraad er niet alleen is om het studieleven van sociologen te verbeteren, wat doet zij dan? "De Universiteitsraad houdt zich met meer zaken bezig dan ik eerder dacht. Zij is in allerlei zaken directe gesprekspartner van het College van Bestuur, zowel bij juridische als onderwijsinhoudelijke zaken. Daarnaast heeft de SOG zich dit jaar onder andere ingezet voor meer studieplekken, langere openingstijden van de UB en het opzetten van een minor ondernemerschap. Al deze zaken dragen bij aan beter onderwijs aan de RuG."
“Het is raar dat Sociologen zich niet beschikbaar stellen voor de U-raad” Je hebt eerder als lijstduwer (nummer 47) op de kandidaten lijst van VOS gestaan, waarom nu toch SOG? “Toen ik mij beschikbaar stelde voor VOS was de keus minder overwogen gemaakt dan de keus voor het SOG nu is geweest. Toentertijd stond ik op de steunlijst omdat ik mensen kende bij VOS, ik had niet de inten-
Propedeusebullen
Bachelorbullen
Dessie Lividikou: “De universiteitsraad houdt zich met meer dingen bezig dan ik dacht” tie om voor de raad gekozen te worden, nu natuurlijk wel. De werkwijze van de SOG spreekt mij aan, ik heb het idee dat ik op een actieve manier mijn rol kan vervullen binnen deze partij. SOG is een grote partij met veel ervaring en kennis hierdoor kan het meer dan andere partijen op een actieve manier medezeggenschap bedrijven.”
“Al deze zaken dragen bij aan beter onderwijs” Op het moment van het interview is er nog weinig bekend over de inhoud van het nieuwe programma, maar wat is voor jou persoonlijk een belangrijk streven mocht je in de raad worden gekozen? “Momenteel zijn we met de kandidaat-fractie bezig om onze speerpunten te formuleren en het verkiezingsprogramma te schrijven. Ik wil zelf aan de slag met de verbetering van kwaliteit van schakelprogramma's, het tegen houden van verdere inhoudelijke blokkaderegelingen en verruiming van openingstijden van kantines. Dit zijn zaken die universiteitsbreed spelen, maar ook binnen de opleiding sociologie van groot belang zijn. Verder zou ik graag cultuur meer onder de aandacht willen brengen bij studenten. Ik ben van mening dat het belangrijk is om naast je studie je ook op deze wijze te ontwikkelen.”
T.K. Watt-Jones K.H. Begall M.A. Vroom
Master- en doctoraalbullen E.G. Vrieze J.A. Barentsen Z. Shamburg M. Nanninga E.S. Smit A. Meijer A.M. Doornbos J. de Graaf J.P Clermonts P. Lardenoije
Wij wensen allen veel succes in hun verdere sociologische carièrre!
En straks campagne voeren... “Ja, dat beloven drie heel drukke weken te worden. Ik heb eerder voor de SIB (Studentenvereniging Internationale Betrekkingen red.) campagne gevoerd, dus heb een idee hoe de weken zullen verlopen. Veel promopraatjes houden, alle borrels af, posters plakken en stunts bedenken. Ik heb er erg veel zin in. Ik ga me, samen met de zeven andere kandidaten keihard inzetten en dan maar hopen dat we ook alle acht in de Universiteitsraad komen.”
SOAP | APRIL 2007
7
VAKGROEP
THUIS
BIJ...
ARIE GLEBBEEK
"Hier krijg je mij dus nooit meer weg" Arie Glebbeek geniet in zijn droomhuis
Universitair hoofddocent Arie Glebbeek geeft het vak arbeidssociologie en enkele beleidsvakken. Hij woont aan de Steenhouwerskade te Groningen. Voor de vaste rubriek "Thuis bij..." ging SoAP bij hem op bezoek. Glebbeek: "Zeg, willen jullie het interview beginnen met de zin 'hier krijg je mij dus nooit meer weg'?"
Astrid van Dijk & Michiel Emmelkamp SoAP: Weet u, we maken er wel de kop boven het artikel van. "Mooi. Dit is namelijk echt mijn droomhuis. Toen ik in 2000 ben gescheiden van mijn vrouw was ik op zoek naar een huis en toen ik dit zag zei ik tegen de makelaar: 'bied maar meteen de vraagprijs'. Ik kijk uit op de Zuiderhaven. Sinterklaas komt hier altijd aan. En in de zomer zit ik graag op mijn balkon." U heeft flessen wijn in de open haard, zien we? "Ja, dit huis komt uit de jaren '80 en toen hebben ze wel een schoorsteen erin gemaakt maar de afzuiging werkt niet. Dus als iemand op een lage verdieping de open haard aanzet zitten de mensen op de hogere verdiepingen, zoals ik, in de rook. Daarom mogen de haarden niet gebruikt worden en gebruik ik hem dus maar om er mijn flessen wijn in te leggen."
8
SOAP | APRIL 2007
Uw boekenkasten staat vol met boeken over de politiek. "Nouja, ook wel over andere onderwerpen, maar als ik thuis ben lees ik graag een goed boek. Ik neem mijn werk in principe ook niet mee naar huis. Hoewel, als ik iets aan het schrijven ben en eenmaal in de flow zit wil ik nog wel eens doorgaan. En als ik een leuk boek moet lezen neem ik dat ook wel eens mee. Maar afgezien van het lezen van vakliteratuur doe ik het overige werk alleen op de faculteit. Ik kom vaak laat en ga dan ook laat weer weg. De portiers moeten me er wel eens uitgooien, 's avonds om half tien." U houdt zich altijd al bezig met de arbeidssociologie? "Ik ben na mijn afstuderen in de jaren '80, toen de arbeidsmarkt slecht was, bij de vakgroep gaan werken met een baan die voor een jaar volledig werd betaald door het ministerie van Sociale Zaken, omdat ik geen werk kon vinden. Dat jaar heb ik gebruikt om een onderzoeksvoorstel te schrijven, op het raakvlak tussen arbeid- en onderwijs-sociologie." U bent dus begonnen met een Melkertbaan. "Ja, dat mag je best een Melkertbaan noemen ja. Na dat jaar ben ik verder gegaan in de richting van arbeid- en onderwijssociologie en toen er vraag naar was ben ik docent geworden."
Wat vindt u van de huidige studenten, vergeleken met die van toen? "Studenten zijn minder politiek dan vroeger. Er is nog wel voldoende discussie, maar pakweg 25 jaar geleden redeneerden studenten meer vanuit een ideologie. Toen was het dus makkelijker om oppositie te krijgen en nu is men vrij braaf."
“Studenten zijn minder politiek dan vroeger” U staat bekend als een docent die houdt van discussie tijdens het college en daarom ook wel eens provoceert. Vindt u minder oppositie dan niet jammer? "Nou, laat ik zeggen dat we niet terug moeten naar de jaren '70, want daarin werd te veel bekrompen vanuit een vaste ideologie geredeneerd. Maar een middenweg zou mooi zijn." Ziet u dat als een gebrek aan engagement? "Nee, engagement is niet het probleem. Studenten lazen toen denk ik meer. Dat betekent dat ze vaker zelf een oordeel konden vormen op basis van hun eigen kennis, terwijl ze nu meer afhankelijk zijn van wat de docent ze vertelt. Tegenwoordig vragen ze of iets voorkomt in het tentamen, terwijl ze in feite zouden moeten vragen of iets überhaupt waar is. Studenten moeten zich meer inlezen zodat ze zich kunnen wapenen tegen de docent."
VAKGROEP
U heeft zelf altijd wel uitgesproken meningen en maakt er geen geheim van dat u lid bent van de PvdA. Hoe kijkt u aan tegen de laatste verkiezingsuitslagen? "We hebben de laatste twintig jaar liberale regeringen gehad, met name onder Paars. Mensen zijn daar een beetje moe van. Ik zelf ook. Ik had altijd al niet zoveel met dat liberale, ook niet met Wim Kok trouwens. Ik heb in die jaren wel eens stiekem GroenLinks gestemd. De positieve kanten van marktwerking moet je benutten, maar je ziet nu dat andere zaken in het gedrang komen en daardoor zoeken kiezers een soort nieuwe balans. Het nieuwe kabinet biedt die nieuwe balans nu en daar heb ik wel vertrouwen in."
ben met het huidige materiaal." Wat mist er dan in het huidige aanbod? "De boeken van sociologen over arbeidssociologie hebben te weinig analytische kracht. Daarin zijn de boeken van economen beter. Maar die hebben weer een te beperkte visie op welvaart. Je raadt het al: ik wil de analytische kracht van die economen combineren met de brede sociologische welvaartsvisie. Als ik dat boek niet voor mijn pensioen afheb, ben ik niet tevreden."
U bent een echte Stadjer, he? "Ja, ik heb door toeval en geluk mijn hele leven in de Stad gewoond en wil hier ook nooit meer weg. Ik zal het je sterker vertellen: mijn opa is geboren in de Grote Rozenstraat, en mijn oma aan het Rozenplein. Dat bestaat niet meer, maar allebei zijn ze dus een paar stappen van mijn huidige werkplek geboren. Toen ik dat tegen Henk de Vos vertelde zei hij: 'dat verklaart alles!' "
Volgens René Boomkens zijn tegenwoordig alle partijen behalve de SP liberaal. Spreekt die partij u dan niet aan? "De SP komt uit een marxistische hoek waar ik, als traditioneel sociaal-democraat, niets mee heb, maar tegenwoordig zijn ze in feite genormaliseerd. De SP is nu een ouderwetse sociaal-democratische partij. Ik zou er dus geen bezwaar tegen hebben om op die partij te moeten stemmen, maar ik zit op de PvdAlijn en stem dus op de PvdA. Maar in feite zijn er geen fundamentele verschillen meer tussen de PvdA en de SP, de verschillen zitten alleen in de uitwerking." Waarom bent u zich, ondanks uw uitgesproken meningen, nooit gaan bemoeien met bijvoorbeeld de politiek? "Ik ben daar niet geschikt voor." Waarom niet? "Politieke processen worden beslist door een andere rationaliteit dan wetenschappelijke processen. In de politiek gaat het niet louter om rationele argumenten, maar om bijvoorbeeld macht en handige coalities. Daar voel ik me niet bij thuis. Ik heb overigens veel respect voor politici die daar wel goed in zijn, maar het zijn gewoon niet mijn sterkste kanten. Bovendien ben ik te eigenwijs voor fractiediscipline. En verder was ik tot voor kort geheelonthouder, dus dan ben je sowieso niet geschikt voor de politiek hier in Groningen, haha."
“Je moet niet te ambitieus zijn in het leven” Wat zijn eigenlijk uw ambities? "Ik heb in de vakgroep de meeste afstudeerders begeleid, en ik wil de honderd volmaken. Ik zit nu op negentig." Dat is niet erg ambitieus. "Je moet ook niet te ambitieus zijn in het leven. Maar ik wil ook nog wat onderzoeksresultaten produceren en verder wil ik, voordat ik met pensioen ga, een gezaghebbend leerboek afhebben. Een nieuwe inleiding in de arbeidssociologie, omdat ik ongelukkig
Glebbeek: “De portiers moeten me er wel eens uitgooien, 's avonds om half tien.” U was ook niet tevreden met de gang van zaken bij het conflict over de beleid & consultancyroute, waar u een interne memo over rondstuurde. Wilde u de boel een beetje opstoken? "Nee, die memo heb ik pas rondgestuurd toen alle beslissingen al gevallen waren en de kaarten al waren geschud. Dus ik wilde geen rel, maar gewoon mijn geluid laten horen. Sietske Waslander is zeer onrechtvaardig behandeld en er is lichtzinnig omgegaan met het onderwijs." Genoeg over de inhoud. Wat zijn eigenlijk uw hobby's? "Ik lees zoals gezegd graag een goed boek, hou van muziek en ga de laatste tijd met een vriend van me veel naar voorstellingen in de Stadsschouwburg. Verder fiets ik graag, maar ik woon dan ook in de mooiste provincie van Nederland. Verder heb ik 25 jaar een seizoenskaart gehad bij FC Groningen, maar toen ze de laatste keer degradeerden dacht ik: weer die dinsdagavonden in november thuis tegen Telstar, ik hou het voor gezien. Ik ga nog wel af en toe trouwens, en ik volg het ook nog steeds wel op de voet. Nouja, alleen FC Groningen dan he, want de rest interesseert me geen fluit."
Later, op het balkon: Zozo, mooie planten. Ze zijn alleen dood. "Nou kijk, ik heb een hekel aan tuinieren. Deze hortensia heb ik bijvoorbeeld gekregen van Rie Bosman, maar hij is dood. Ja hoor, dat mag er best in, want dat weet ze wel. Ze had ook niet beter verwacht denk ik. Maar goed, ik was ook bewust op zoek naar een huis zonder tuin omdat ik daar geen talent voor heb. Tuinieren is iets voor vrouwen."
“Tuinieren is iets voor vrouwen” Mogen we dat ook opschrijven? "Natuurlijk!" U heeft wel vaker van dat soort provocerende opmerkingen. Maar u meent dat, nemen we aan, niet serieus? Denkt even na, dan: "De daad van het provoceren meen ik altijd serieus. Maar, weet je, wat ik wel en niet serieus meen, dat moeten de mensen zelf maar raden."
SOAP | APRIL 2007
9
VAKGROEP
FACULTEITSRAAD
Dennis Wiersma is Faculteitsraadslid én socioloog een zeldzame combinatie Onder sociologen is de Faculteitsraad niet zo bekend en waarschijnlijk daarom ook niet erg populair. Toch mag het belang van een goede sociologische vertegenwoordiging in dit adviesorgaan niet onderschat worden. Dit jaar worden de belangen van de sociologiestudenten binnen de raad behartigd door tweedejaars Dennis Wiersma. Sinds september strijdt hij voor een beter studieklimaat onder andere op het gebied van internationalisering en communicatie. Nu de verkiezingen voor een nieuwe Faculteitsraad op komst zijn, praten wij met Dennis over zijn ervaringen en prestaties: "Ik pleit voor minimaal twee sociologen in de raad."
Matthias Frankema Waarom besloot je te solliciteren voor de faculteitsraad? Met welke idealen begon je aan het huidige collegejaar? “Ik ben eigenlijk vanaf de middelbare school al geïnteresseerd in politiek, en dan politiek in brede zin: alles wat met regels en bestuur te maken heeft. Vanuit die interesse heb ik destijds wel eens iets met medezeggenschap gedaan in de schoolraad. Toen ik begon met sociologie leek het me dan ook leuk om dit voort te zetten. Het verbaasde me echter dat medezeggenschap, ondanks dat het zo goed geregeld is op de RuG, nog op weinig interesse kon rekenen bij studenten. Het voornaamste ideaal was dan ook om medezeggenschap meer op de kaart te zetten. Verder heb ik meer in termen van belangen gedacht: kritisch controleren van het Faculteitsbestuur en het waarborgen van studeerbaarheid en kwaliteit van het onderwijs.”
"Ik pleit voor minimaal twee sociologen in de raad” Hoe verklaar je de geringe belangstelling onder met name de sociologiestudenten voor dit medezeggenschaps- en adviesorgaan? En wat is het nadeel van weinig sociologen in de Faculteitsraad (nu slechts één)? “De belangrijkste oorzaak is waarschijnlijk dat medezeggenschap nog niet bekend genoeg is. En studenten solliciteren niet snel voor iets waar ze nauwelijks het bestaan van af weten. Daarbij komt natuurlijk dat voordat er daadwerkelijk een (sociologische) kandidaat in de raad gekozen wordt, er wel op hem/haar gestemd moet worden. Sociologen stemmen van oudsher erg verdeeld waardoor de kans op een halve kiesdeler, en dus een
10
SOAP | APRIL 2007
rechtstreekse zetel in de faculteitsraad, kleiner wordt. Op deze manier werd er twee jaar geleden in eerste instantie geen enkele socioloog gekozen. Laat dat dit jaar anders zijn: ik pleit voor minimaal twee sociologen in de raad!” Hoe ben jij aan de benodigde voorkeursstemmen gekomen? “Ik had vorig jaar 64 voorkeursstemmen en kwam daarmee uiteindelijk binnen op plaats 8. Ik stond oorspronkelijk vierde op de lijst, dus het scheelde niet veel. De nummer 9 van de lijst behaalde 63 stemmen maar werd door mensen met meer stemmen van haar plek gestoten. Hier zie je dus hoe belangrijk een goede plek op de lijst is voor een socioloog, maar nog belangrijker is waarschijnlijk een goede campagne. In principe hadden we als lijst een gezamenlijke campagne waarin we flyers uitdeelden en collegepraatjes hielden. Maar achteraf kan ik wel zeggen dat mijn persoonlijke campagne niet best was. Er van uitgaande dat er ongeveer vijfhonderd Sociologen zijn en je als nummer 4 maar 64 stemmen haalt, betekent dit dat er nog zo'n twee- à driehonderd stemmen te winnen zijn. Dat zou minstens genoeg moeten zijn om de nummer 9 ook in de raad te krijgen. Dat zal dit jaar echt anders moeten met sociologen op onder andere plek 3, 6 en 13 van de kieslijst.” Wat is jouw rol binnen de faculteitsraad? “Ik vervul naast de rol van 'gewoon' lid nog de taak van voorzitter van de werkgroep communicatie en zit ik in de facultaire werkgroep voorlichting. Er zijn in totaal drie werkgroepen binnen de fractie: internationalisering, onderwijs en communicatie. Het doel van deze werkgroepen is om extra te letten op stukken die betrekking hebben op deze onderwerpen en eventueel een notitie te schrijven voor het faculteitsbestuur. Zo hebben we ons veel met communicatie bezig gehouden, met de sollicitatieprocedures voor de Opleidings-commissies en de nieuwe vormgeving van Nestor. Nestor in nieuwe stijl zal binnenkort aan de Jaarvertegenwoordigingen en Opleidingscommissies worden voorgelegd en kan dan waarschijnlijk per september online.” Wat kan jij binnen de Faculteitsraad voor de sociologie betekenen? “Toen ik solliciteerde voor de Faculteitsraad had ik vooral een beeld van sociologie en vooral van zaken die wat mij betreft beter zouden kunnen of absoluut zo moesten blijven. Inmiddels ben ik ook in zake de andere studies (psychologie, pedagogiek, onderwijs-
kunde en kunstmatige intelligentie) bijgepraat en dan zie je dat de Faculteitsraad echt een overkoepelend orgaan is. Voor een kleine studie als sociologie is het daarom ontzettend belangrijk dat er een goede vertegenwoordiging is. Met vijf psychologen en twee pedagogen is er altijd wel iemand die iets heeft te zeggen over die studies. Het is dus belangrijk om het bestuur goed te controleren op haar beslissingen rond sociologie.”
“Excellentie moet overal tot ontwikkeling kunnen komen” En wat hebben jullie dit jaar tot nu toe bereikt als fractie? Ben je hier tevreden over? “Zaken die we hebben bereikt en waar ik persoonlijk bij betrokken was, waren de uniforme sollicitatieprocedure voor de Opleidingscommissies en het instellen van het periodieke overleg tussen Jaarvertegenwoordiging, Opleidingscommissie en Faculteitsraad. Daarnaast is er een notitie geschreven over faculteitsbrede vakevaluaties en zijn we bezig om internationalisering nieuw leven in te blazen. We moeten natuurlijk snel van de laatste plaats in de Universitaire Internationalisering top 10 af. Verder houden we het Faculteitsbestuur nauwlettend in de gaten wat betreft haar plannen met honneurstrajecten. Bij sociologie loopt dit momenteel goed maar we vinden dat dit ook bij andere studies opgestart moet worden: excellentie moet overal tot ontwikkeling kunnen komen. En op dit moment zijn we ook bezig met de jaarlijkse Onderwijs- en Examenregelingen (de OER). Al met al ben ik redelijk tevreden. Als Faculteitsraad is je voornaamste taak het kritisch volgen van het Faculteitsbestuur. Ik denk dat we dat aardig gedaan hebben.” Tenslotte, wat heb je tot nu toe geleerd van je raadslidmaatschap? “Ik heb me vooral op gebied van vergaderen en onderhandelen ontwikkeld en daarbij geleerd dat sommige bestuurders zulke warrige en wollige antwoorden geven dat je eerst een aantal vergaderingen nodig hebt om ze überhaupt te begrijpen. Verder heb ik natuurlijk geleerd om in een fractie samen naar dingen toe te werken: voorvergaderen, navergaderen en commissiebesprekingen. Ik denk dat de fractiediscipline ook een belangrijk leerpunt is geweest. Ik ben nooit zo'n teamman geweest, doe dingen liever alleen en snel dan samen. Dus ja, het was zeker een leuke ervaring.”
VAKGROEP ADVERTENTIE
SOAP | APRIL 2007
11
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK ESSAY
Nederlandse kennis voorkomt energieoorlog Ryco Buffinga Boem! Flits! Met een grote knal flitsen de lampen aan. De hele omgeving van Parijs wordt weer een beetje zichtbaar door het zachte schijnsel van de verlichte Eiffeltoren. Een groot gejuich stijgt op onder de toegestroomde menigte. Vuurwerk dat jarenlang in schoenendozen op zolders en onder bedden is bewaard, wordt nu afgestoken. Mensen die elkaar nauwelijks kennen omhelzen elkaar alsof het beste vrienden zijn, juichen, springen. Mensen staan bovenop jarenlang ongebruikte autowrakken midden op de Champs-Élysées, om dit moment te vieren. Zo lang als dit symbool 's nachts boven Parijs uittorende als een soort verlichtte fallus, zo lang is er door alle energie-ellende ook niks te zien geweest. "Wat voel ik me goed, hier wordt geschiedenis geschreven, wat een fantastische manier om je 80e verjaardag te vieren." Jarenlang heeft Parijs onder een grote donkere deken gelegen en nu op 'quatorze juliet' 2061 is het weer zover. "Het gaat goedkomen!!" schreeuwt een uitbundige Parijzenaar naast mij met zijn zoontje op zijn nek. Ik zie dat het jongetje een rood - wit blauw vlaggetje in zijn hand heeft. Met een lach op mijn gezicht zie ik dat het vlaggetje niet verticaal maar horizontaal gestreept is. Het is een Nederlands vlaggetje… Het is 14 juli 2061 en energie is allang niet meer vanzelfsprekend. Een paar jaar geleden is er in de Europese Unie een energiequotum overeengekomen. Elk land mag energie alleen gebruiken voor uiterst noodzakelijke zaken en het rantsoen is in de jaren daarna alleen nog maar kleiner geworden. De Europese Commissie dacht in de beginjaren van het energietekort dat het probleem onder andere verder opgelost kon worden door de belastingen op energie op te krikken. Dit bleek echter niet te werken. Het resulteerde in een oneerlijke situatie waar het rijke gedeelte van de Europese bevolking gebruik kon maken van energie en het armere gedeelte van de bevolking niet. De ontstane situatie werd niet gepikt door de bevolking en het na de Europese verkiezingen hoofdzakelijk socialistische Europese Parlement besloot om de energievoorraad die door Europa bedongen is in de jaren van de 2e koude oorlog (KO II) te rantsoeneren. Doordat energie steeds schaarser werd, konden lichten alleen op noodzakelijke plekken branden en werd het straatbeeld door
12
SOAP | APRIL 2007
steeds minder auto's bepaald. Mensen werden energiezuinig en gingen steeds inventiever met de energievoorraad om die ze tot hun beschikking hadden. KO II heeft veel energie gekost en de overige energie moest uitgesmeerd worden over een aantal jaren. Lange tijd is het licht in HET symbool van Frankrijk onder groot protest aangebleven, maar op den duur moest ook deze vorm van "energieverspilling" het veld ruimen. De lokale overheid van de regio Parijs besloot om de verlichting van de Eiffeltoren uiteindelijk op de lijst van energiebesparende maatregelen te zetten en sinds 2045 branden de lampen op de Eiffeltoren niet meer. Na de beginjaren van deze eeuw waarin de olieconsumptie op zijn top was, en de zogenaamde oliepiek bereikt werd ontstond er een wedloop op olie, aardgas en andere natuurlijke brandstoffen. Grote concerns bleken de reserves die ze zouden hebben, ruim overschat te hebben. Europese energiebedrijven probeerden zo sterk mogelijk te staan en fuseerden massaal met elkaar tot enorme kolossen die het principe 'klant is koning' allang hadden laten varen. Europa werd steeds meer afhankelijk van het Russische aardgas en besloot zich meer te verenigen. Lange contracten werden afgesloten voor waanzinnige bedragen. Alternatieven werden bedacht en uitgevoerd om niet te afhankelijk te zijn van het Russische aardgas. Zo schoten er in heel Europa LNG-terminals uit de grond om met dit vloeibaar gemaakte aardgas uit verre oorden aan de toenemende vraag naar aardgas te kunnen voldoen. Het energieprobleem werd in de jaren daarna nog nijpender. Alle grote partijen probeerden op wanhopige manieren hun energievoorraad veilig te stellen voor de komende decennia. Deze wedloop nam rond de jaren '30 grote vormen aan. Wereldleiders lagen met elkaar in conclaaf. De leiders van de grote vijf economieën, China, Rusland Europa, de Verenigde Staten en India probeerden zoveel mogelijk van de natuurlijke grondstoffen te beheersen en de aarde werd beroofd van zijn natuurlijke brandstoffen. De landen die nog olie- en aardgasvoorra-
den hadden en waar dus nog energie was voeren in eerste instantie wel bij de situatie, lieten de energieprijzen nog verder oplopen en in korte tijd ontstond hier een grote welvaart. De spanningen tussen landen met een grote energievoorraad en de landen die ervan afhankelijk waren liepen echter wereldwijd hoog op en niet alleen aan de onderhandelingstafel. Grote militaire industrie kwam in verschillende landen opzetten om niet alleen diplomatieke druk te kunnen zetten, maar ook eventueel militaire macht in te kunnen zetten en er ontstond een tweede koude wereldoorlog, die bijna dreigde uit te lopen in een massaal gewapend conflict. Alle wereldleiders komen in januari 2053 bij elkaar in Peking en besluiten dat dit zo niet langer door kan gaan. Iedereen ziet in dat de aarde bijna geen natuurlijke brandstoffen meer heeft en dat er dus in het belang van de mensheid nagedacht moet worden over een structureel substituut. Op dit congres in Peking waar alle wereldleiders hun handtekening onder een samenwerkingsverdrag zetten, zijn ook een aantal Nederlandse wetenschappers aanwezig met een hoopgevend bericht. Een multidisciplinaire groep wetenschappers uit de Nederlandse energiedelta heeft in de beginjaren van deze eeuw ingezien dat het niet langer door kan gaan met de manier waarop we onze natuurlijke brandstoffen er doorheen jagen. Ze hielden een jarenlang pleidooi bij de Nederlandse overheid om hier meer tijd, geld en aandacht aan te besteden, en uiteindelijk kregen ze een budget toegewezen om op zoek te gaan naar een manier waarop een zekere voorraad energie veilig gesteld kan worden. Jarenlang probeerden ze de mensen bewuster te maken van de manier waarop ze met energie omgaan zodat ze meer tijd hadden om hun alternatief uit te werken.
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK SOCIOLOGIE Echter, door KO II waarin veel energie verspild werd, moest er echt vaart gezet worden. De groep wetenschappers was er van overtuigd dat de oplossing in zonne-energie ligt en creëerden samenwerkingsprojecten met de voor zonne-energie gunstig gelegen Noord-Afrikaanse landen Mauritanië, Mali, Niger en Tsjaad. Ze besloten om projecten op te zetten waar de betreffende Afrikaanse landen ook van profiteerden en bouwden zo de mogelijkheden uit. Grote oppervlaktes zonnecollectoren werden aangelegd die door stoom aangedreven turbines bedienen. Uiteindelijk resulteerden deze projecten in een energiezekerheid die voldoende was om een groot gedeelte van Nederland van de hoogstnoodzakelijke energie te kunnen voorzien en met deze resultaten reisden ze af naar de bijeenkomst in Peking. De resultaten van het Afrika-project werden goed ontvangen bij de wereldleiders en de wetenschappers uit de energiedelta werden op handen gedragen. De zonnemethode in Afrika bleek ideaal te zijn. In de jaren hierna werden de Nederlandse wetenschappers door veel overheden gevraagd om uit te komen leggen hoe dergelijke projecten opgezet dienen te worden en de Nederlandse energiedelta stond al snel bekend als het kenniscentrum voor energievraagstukken. …… De Parijzenaar kijkt om en ziet dat ik lachend naar het vlaggetje kijk. "Bent u Nederlands?", vraagt hij in gebrekkig Nederlands met een aandoenlijk Frans accent. "Ja" zeg ik, verbaast dat de Fransoos mijn taal kent. De Parijzenaar bedenkt zich geen moment en omhelst me in al zijn vreugde. "Dank u, dank u" roept hij uit. "Jullie hebben ons een grote dienst bewezen door jullie kennis en lef en jullie hebben laten zien dat je een probleem niet op kunt lossen door op dezelfde manier te blijven denken als toen het probleem ontstond". "Een ding wat we de afgelopen eeuw wel hebben geleerd is dat we niet allemaal meer moeten willen." Het belangrijkste is dat we op goede voet met elkaar kunnen samenleven. Dat de economie moet groeien is een paradigma waarvan iedereen nu in ieder geval weet dat het tot ellende leidt. Er is hoop voor de toekomst en energie kan daar weer een rol in spelen, mits we de lessen uit het verleden meenemen naar de toekomst. Nu, in 2061 het jaar dat ik de leeftijd van 80 jaar mag beleven, is het weer zover. De lichten gaan mondjesmaat weer aan in de Lichtstad, er is hoop en ik kan toch nog gaan genieten van mijn oude dag. Ik ben trots dat ik een Nederlander ben. Student Sociologie Ryco Buffinga (25) won met dit essay een essaywedstrijd van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een interview met hem is te vinden op pagina 22 van deze SoAP.
IN DE MEDIA
De mythe van de happy single en duurzame energie Marlou Visser & Marlijn de Vries De mythe van de happy single is voorbij (de Volkskrant, 24-03-2007). Aankomend sociologe Winnie Terra deed onderzoek naar 'sex and the city' vrouwen en vond dat het leven met vele vriendinnen, mooie kleding en hippe drankjes niet voldoet. 'De dames willen 's avonds toch het liefst een sterke arm om hun heen.' Moderne datingtechnieken doet Terra ook af als onzin: 'een echt leuke man vind je niet op het internet'. Een zelfbewuste single, die vanuit zichzelf redeneert en niet wordt beïnvloed door normen die de samenleving oplegt, die haart hart ruimte geeft en haar intuïtie ontwikkelt, en die de emotieloze en mechanische manieren om een partner te vinden negeert, spreekt Terra meer aan.
“Een echt leuke man vind je niet op het internet” Geen files, zeurende collega's en in je pyjama achter je computer kunnen zitten: thuiswerken lijkt het ideaal. Toch is dat niet zo, waarschuwt socioloog Albert Benschop in het NRC Handelsblad (15-03-2007). Door de kinderen kunnen thuiswerkers niet ongestoord bezig. Als het kind huilt, ligt daar de prioriteit. En de vervaging van werk en privé wordt ook als last ervaren. Maar onderzoeker Benschop bevestigt dat de angst van werkgevers dat thuiswerkers de kantjes ervan af lopen, ongegrond is. 'Gebleken is dat de tijd die werknemers niet in de file staan, wordt omgezet in productiviteit. Het is eerder nodig om die werknemers in te tomen, anders hebben ze binnen de kortste keren een burn-out.' Heel hard werken is ook nergens voor nodig, zo toont socioloog Ruut Veenhoven aan (Algemeen Dagblad, 21-03-2007). De verdeling in geluk in moderne maatschappijen is de laatste decennia gelijkmatiger geworden. Onderzoeker Maurice Gesthuizen van het Sociaal en Cultureel Planbureau schrijft in het boekje 'Veel Geluk in 2007' dat mensen met lage inkomens maar een fractie minder gelukkig zijn dan mensen die een topinkomen hebben. Ze zijn wel minder tevreden over hun salaris en vinden hun werk inhoudelijk wel minder interessant, maar de werkdruk is lager en ze hebben meer tijd voor sociale contacten op het werk. Het grote idool van premier Balkenende en
tevens socioloog, Amitai Etzioni is blij met de gewijzigde koers van het nieuwe kabinet (NRC Handelsblad, 17-02-2007). Het softere immigratiebeleid is goed voor het gemeenschapsdenken dat Etzioni in de VS al jaren aanbeveelt. Hij is ook blij dat Balkenende eindelijk serieus wordt genomen met zijn praatjes over normen en waarden. Ook onze eigen sociologen hebben de kranten gehaald. In het Algemeen Dagblad (1701-2007) verklaart René Veenstra waarom een psychologische test voor militairen gedragsproblemen kan voorkomen. Defensie rekruteert voornamelijk mensen met een lagere intelligentie, waardoor er meer kans is dat een militair zijn agressie niet kan intomen. Tests vooraf kunnen problemen met agressie voorkomen. Ook Frans Stokman mag zijn zegje doen voor het landelijke nieuws. Samen met Dr. Hisschemöller schrijft hij een betoog in NRC Handelsblad (12-01-2007) over duurzame energie. 'Nederland ligt achter', signaleren de twee wetenschappers. 'Er bestaat brede consensus over duurzame energie, maar in Nederland gebeurt er niets. Dat komt door gevestigde belangen, ook bij de overheid', betogen de twee onderzoekers. De regering geeft te weinig subsidies om duurzaam energiegebruik te bevorderen en houdt bedrijven als Shell en de aardgashandel de hand boven het hoofd. Achterstandswijken in Nederland moeten prachtwijken worden. Vindt het kabinet. Maar de vraag is wat een wijk eigenlijk een gezonde wijk maakt. Maar hoe maak je een prachtwijk? Sociologe en hoogleraar samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Talja Blokland geeft haar visie in de Volkskrant (30-32007). “Bij het ministerie van VROM weten ze inmiddels wel dat prachtige wijken nog geen prachtige levens van de bewoners creëren.” Een veelbeproefd middel is het bouwen van duurdere huizen in achterstandswijken. In haar proefschrift concludeerde Blokland dat deze strategie de positie van achterstandsgroepen niet verbeterde. “Je krijgt geen baan omdat je buurman een baan heeft.” De leefbaarheid kan volgens haar op heel praktische wijze verbeterd worden, bijvoorbeeld door het creëeren van voorwaarden voor vanzelfsprekende ontmoetingen. Op deze manier kan ‘mengen’ van bevolkingsgroepen worden bevorderd, en dat is volgens Blokland wel een manier om de kennis over elkaar te bevorderen.
SOAP | APRIL 2007
13
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK INTERVIEW: STAGE
IN
MONGOLIË
“Reizen bevalt me goed” Stage lopen in het buitenland is iets wat veel studenten graag zouden doen. Toch gaat niet voor iedereen deze droom in vervulling. Voor Maartje van der Weide (26) kwam deze wens wel uit: zij vertrok voor drie maanden naar Mongolië om daar stage te gaan lopen. "Een hoop flexibiliteit in je plannen en zelfstandigheid zijn erg belangrijk". De SoAP zocht deze inmiddels afgestudeerde socioloog op, voor een interessant gesprek over microkrediet, visumproblemen, Maxima en de arme Mongoolse bevolking.
Marlijn de Vries In 2001 begon Maartje van der Weide aan haar studie sociologie. In 2004-2005 vertrok ze voor een jaar naar Australië en Zuidoost Azië, om hier rond te reizen. Onder andere door werk in het outback gedeelte van Australië, kwam ze erachter dat ze haar stage in een ontwikkelingsland wilde gaan doen. Eenmaal teruggekomen van deze reis begon ze aan haar master beleid en consultancy. Toen ze op de televisie een programma over Mongolië zag, wist ze meteen: daar wil ik heen! "Ik had al heel lang het idee van een ontwikkelingsstage en ik wist dat ik onderzoek wilde doen. Ook had ik al bedacht dat ik dit alleen wilde doen. Op dat moment een beetje eigenwijs misschien, maar ik wilde één keer voelen hoe het is om zoiets alleen te doen", vertelt Maartje enthousiast. Bij het regelen van een stage in het buitenland komt heel veel kijken. Vaak wordt aangegeven dat je bij het regelen van alle zaken ongeveer rekening moet houden met een jaar voorbereidingstijd. Bij Maartje liep dit wat anders. Nadat ze het tv-programma over Mongolië had gezien, ging ze bij de universiteit informeren naar de mogelijkheden, maar dit viel in het begin niet mee. Ze vertelt: "eigenlijk was niemand ermee bekend en de internationaliseringmedewerker zei: regel eerst maar wat en kom dan maar weer terug." Maar toen Maartje eenmaal wist op welk gebied zij onderzoek wilde doen, werd het iets makkelijker. Het onderwerp wat haar aansprak was microkrediet en vrouwen en ze ging op Internet zoeken naar organisaties in Mongolië die zich hiermee bezig hielden. Ze stelde een lijst op en ging brieven sturen naar deze organisaties. Bij de eerste was het meteen raak. "Dat was wel een beetje vreemd eigenlijk, want ik had het niet verwacht". Begin december wist ze dat ze haar stage in Mongolië wilde doen en eind december wist ze dat ze mocht komen. Maartje kon alles binnen vier maanden regelen, want in maart 2006 stapte ze in de Transsiberië Express op weg naar Mongolië, om pas in augustus 2006 weer terug te komen.
14
SOAP | APRIL 2007
Maar toen Maartje helemaal alleen op de trein stapte was er eigenlijk nog niks geregeld. "Ze hadden iets geregeld zeiden ze, een huis of appartement, maar ze hadden het over prijzen die waren echt hartstikke hoog. Dat kon ik echt niet betalen. Dus ze gingen opnieuw zoeken, maar toen hadden ze weer niks, dus ben ik op een gegeven moment maar gewoon op de trein gestapt. Ik wist niet eens hoeveel mensen er bij die organisatie werkten, ik wist niet of ik een computer had, ik wist eigenlijk helemaal niks." Toen ze daar aankwam werd ze wel opgehaald, maar kreeg te maken met visumproblemen, dus moest ze het land eerst weer uit. "Ik wilde heel graag zelfstandig zijn, alles zelf regelen, maar af en toe had ik ook wel zoiets van: nu wil ik wel een beetje begeleiding". In Mongolië deed Maartje onderzoek naar microkrediet en vrouwen. "In de ontwikkelingshulp is dat nu heel erg in", legt ze uit. "Het zijn kleine leningen voor arme mensen, zodat ze zelf bijvoorbeeld een bedrijfje op kunnen zetten. Eén van de dingen die wordt gezegd is dat microkrediet helpt om vrouwen zelfstandiger te maken, women's empowerment, wordt dat genoemd." In haar onderzoek heeft Maartje zich meer gericht op het psychologische empowerment. Ze heeft bij verschillende organisaties in Mongolië managers ondervraagd en een survey gedaan onder in totaal 210 vrouwen. Ook schreef ze hier haar scriptie over: can microcredit empower? Bij de organisatie waar ze stage liep kreeg ze hulp bij het vertalen van haar vragenlijsten. "Alleen de hoger opgeleiden spreken Engels, de rest nauwelijks en doordat ik maar zo kort in Mongolië was, heb ik me verder niet verdiept in de taal." Ook werd ze geholpen bij het zoeken van respondenten en het leggen van contacten. "Ik zat bij een vrouwenorganisatie die door het hele land zat. Een groot netwerk is erg handig. Zij konden rondbellen en zeggen van: we hebben hier een stagiaire uit Nederland, willen jullie meewerken." Toch verliep de begeleiding vanuit de organisatie niet altijd even soepel. "De mensen in die organisatie hadden vaak geen idee waar ik mee bezig was. Het was echt zo van, doe maar waar je zin in hebt." Deze instelling leefde waarschijnlijk wel bij meer mensen, want toen Maartje op een dag bij iemand langs ging voor haar onderzoek, bleek diege-
ne niet aanwezig te zijn. "Als je dan vraagt wanneer diegene weer terug is, krijg je een antwoord van: oh, volgende maand." Tijdens haar verblijf van drie maanden had ze een eigen appartementje in de oude communistische hoofdstad Ulaanbaatar. Het dagelijks leven in Mongolië typeerde ze als wat rommeliger dan in Nederland. Ook het openbaar vervoer was anders. Doordat ze niks kon lezen en niks kon verstaan, kwam het vaak voor dat ze in de verkeerde bus zat. "Als je dan iemand vraagt, zeggen ze overal ja op of nee, of ze verstaan je niet. Dat was wel lastig, ze doen maar wat of negeren je gewoon." In Mongolië heeft ze ook Maxima ontmoet. Die was met prins Willem Alexander voor een staatsbezoek in Mongolië. Er was een heel programma en een onderdeel daarvan was een bijeenkomst van de Nederlandse gemeenschap. Maxima werd voorgesteld en vroeg aan Maartje hoe het zat in Mongolië met vrouwen en microkrediet. "Op dat moment sloeg ik echt compleet dicht. Ik was net begonnen met m'n survey en wist eigenlijk nog niks." Maartje reisde in haar eentje af naar Mongolië. Dapper?! "Misschien wel, maar op dat moment, als ik er bij nadenk, was het best wel irrationeel. Ik wilde het wel heel graag, maar vond het ook wel eng. Ik had wel eerder alleen gereisd, maar was wel bang dat ik in Mongolië zou zitten en verder niemand zou hebben. Ik kan een hoop hebben, maar daar word ik echt niet blij van." Om mensen te ontmoeten was niet echt gemakkelijk. Vooral met Mongolen was het moeilijk contact maken, dit vond Maartje best jammer. "En dan trek je toch weer eerder naar westerse mensen toe, die begrijpen en verstaan je ten minste." Op de vraag of ze het anderen aan zou raden, klinkt een volmondig ja. "Als studenten dit ook willen is flexibiliteit in je plannen wel heel belangrijk. Ik ben met een bepaald plan voor een onderzoek weggegaan en met totaal wat anders teruggekomen. En ze zeggen wel altijd op tijd beginnen, maar het kan ook anders, kijk maar naar mij. Bij mij was heel weinig geregeld, maar het kan ook anders. Bijvoorbeeld via bepaalde organisaties. Ook zelfstandigheid is belangrijk en je moet het heel graag willen, niet alleen doen omdat het goed op je cv staat." Ook Maartje zou het zeker weer doen en ook op dezelfde manier. "Ik ben er pas heel laat achter gekomen wat er allemaal kan. Als je zelf maar wat uitzoekt." Ze kreeg een negen voor haar scriptie en nu werkt ze voor Sietske Waslander, die haar ook begeleid heeft bij haar onderzoek in Mongolië. Maar uiteindelijk wil ze de ontwikkelingssamenwerking in. "Reizen bevalt me goed!"
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK STUDEREN
IN DE
VS
America is wunderbar Op dit moment heb ik maar liefst twee lampen aan en is het half twaalf in de ochtend. Ik zal jullie meteen maar uit de droom helpen: studeren in Amerika betekent niet alleen maar zon, helaas. Het betekent wel prachtige natuur, veel regels, auto's en rare Amerikanen.
Joëlla Angenent Toen het me pijnlijk duidelijk werd dat ik aan het einde van mijn tweede studiejaar geen 120 ECTS zou hebben, en ik dus ook niet de journalistiek minor kon gaan doen in mijn derde jaar, zag ik opeens heel wat opties voor de toekomst. Ik was altijd al van plan geweest om te gaan reizen, dus waarom niet dan? Lord of the Rings landschappen schoten meteen voor mijn ogen langs: NieuwZeeland! En waarom ook niet? Alles leek mogelijk te zijn! Toen nog wel tenminste. Na een beetje surfen kwam ik erachter dat er maar vijf plaatsen beschikbaar waren in Nieuw-Zeeland voor studenten van de RuG; minpuntje. Na een bezoekje aan het STAG bleek ook nog eens dat ik veel te laat was met aanmelden terwijl ik pas over een jaar weg wilde: nog een minpuntje. Toen ook nog bleek dat het hebben van je propedeuse een voorwaarde was werd het me duidelijk dat het land van Lord of the Rings niet voor mij was weggelegd. Gelukkig hoorde ik niet veel later dat Roel Popping, de internationaliseringcoördinator van Sociologie, in onderhandeling was met een universiteit in de Verenigde Staten. Er was nog geen echt samenwerkingsverband maar het was misschien wel mogelijk voor mij om erheen te kunnen. Aangezien Duitsland, Hongarije, Oostenrijk en Ierland (landen waar Sociologie samenwerkingsverbanden mee heeft) mij niets leken, Europa heb ik zo langzamerhand wel gezien, was ik natuurlijk erg geïnteresseerd. Het leek me erg interessant om te zien of alle vooroordelen die wij als Nederlanders van Amerikanen hebben ook echt waar zijn. Na een gesprek met meneer Popping waarin hij vertelde over het kleine, rustige plaatsje Geneseo dat in de winter en lente overspoeld wordt door studenten, maar in de zomer uitgestorven is. Over de bergen en meren in het noorden van Amerika, over New York City dat op zes uur rijden van Geneseo vandaan ligt en over de Niagra Falls die in no time met de auto te bereiken zijn, was het voor mij duidelijk: ik ga naar Amerika! Ik kan iedereen die naar het buitenland wil verzekeren dat een jaar voorbereidingstijd echt nodig is. Je moet zo belachelijk veel papieren aanvragen, mensen te spreken
krijgen, mailtjes heen en weer sturen. Er zijn momenten geweest waarop ik dacht: waarom? Gelukkig is mijn goede vriendin Mira ook hier met mij in Amerika, dus wij konden elkaar steunen in de voorbereidingshorror. Omdat het samenwerkingsverband tussen de State University of New York in Geneseo en de RuG in principe nog niet bestaand was, gingen Mira en ik op een contract van Geografie, die al tientallen jaren een samenwerkingsverband hebben met SUNY Geneseo. Mira en ik zijn dus de eerste studenten van onze faculteit die naar Amerika zijn gegaan. We hebben er gelukkig voor kunnen zorgen dat we ons Bachelorwerkstuk in Amerika kunnen maken. Dit heeft nogal wat voeten in aarde gehad, omdat het curriculum van Sociologie nog niet afgestemd is op studenten die in het buitenland willen studeren. Je loopt hoe dan ook studievertraging op. Gelukkig was dhr. Van Goor, de bachelorwerkstukcoördinator, uiteindelijk bereid om andere voorwaarden voor ons op te stellen. Ook andere docenten waren bereid om mee te werken, zodat Mira en ik zo min mogelijk vertraging op zullen lopen. Ik kan dus alleen zeggen dat we geweldige begeleiding hebben gehad vanuit de vakgroep, en voornamelijk van Roel Popping.
“Sociologie is nog niet afgestemd op studenten die in het buitenland willen studeren. Je loopt hoe dan ook studievertraging op” En dan kom je aan op Chicago Airport. Het is echt een onbeschrijfelijk gevoel om opeens aan de andere kant van de wereld te zijn! Ik had het niet verwacht, maar er was best een cultuurshock. Alles is ontzettend anders en soms heel moeilijk voor een Europeaan om te begrijpen. Het meest opvallende is dat Amerika door Amerikanen wordt gezien als the land of the free, maar wat ik ervaar is alles behalve vrijheid. Het lijkt alsof de bevolking onder controle wordt gehouden door duizenden kleine regeltjes en veiligheidsvoorwaarden. De campus waar wij slapen, eten en naar college gaan is nog vele malen erger. Gelukkig hebben we het altijd nog kunnen gooien op 'cultuurverschillen' wanneer we weer iets verkeerds hadden gedaan. Maar de mensen zijn echt ontzettend aardig hier. Mijn docent zei eens dat dit komt doordat mensen veel meer op zichzelf zijn aangewezen. Ze hebben geen regering die
hun ziektekosten dekt of een uitkering aanbiedt. Iedereen moet elkaar helpen. Zo vroeg een meisje aan het einde van een college eens aan mij of ik dat weekend op een feestje kwam van haar. Ze had dat al heel lang willen vragen. Ik had haar nog nooit eerder gesproken! Ik vond het zo apart dat ze mij vroeg om te komen terwijl ze me niet eens kende. Misschien moet ik mijn Groningse botheid
“Alles is ontzettend anders en soms heel moeilijk voor een Europeaan om te begrijpen” maar eens aan de wilgen hangen. Ik volg hier op dit moment twee vakken: 'Social Movements' en 'Sociology of Education'. En elke keer zit ik verbijsterd te luisteren: hoe kan dit gebeuren? Hoe kan het dat mensen dit tolereren? Waarom is er geen socialistische partij? Ja, de Sociologen hebben het erg zwaar hier. Zo is het onderwijssysteem nog steeds ontzettend gesegregeerd, soms lijkt het alsof het racisme tegenwoordig nog even erg is als honderd jaar geleden. Verder is het onderwijs niet compleet in handen van de regering, maar bestaan er ook dure privé-scholen die 'excellent' onderwijs bieden. Dit alles zorgt ervoor dat wanneer je goed onderwijs wilt genieten en een goede baan wilt krijgen, je heel veel geld moet bezitten. Natuurlijk zijn er pogingen gedaan om de segregatie in te perken en de privéscholen af te schaffen om zo gelijke kansen te creëren. Deze pogingen worden echter al vrij snel afgekapt door ouders, die het beste willen voor hun kind en denken dat hun kind er op publieke of gemengde scholen op achteruit gaat. Het probleem van Amerika is eigenlijk dat individuele doelen altijd voor collectieve doelen gaan. Het is ontzettend interessant om problemen zoals deze te constateren en te analyseren. Hoe kan het dat Amerika nog steeds een eenheid is terwijl er zoveel culturen en rassen door elkaar leven? Hoe kunnen mensen leven met zo ontzettend veel regels en stress? Ik kan heel eerlijk zeggen dat ik hier nooit zou willen wonen. Het land waar groente en fruit onbetaalbaar zijn, het land met een bevolking dat lijdt aan overgewicht. Het land waar je pas mag drinken op je 21ste, het land waar je kogels kan kopen in de supermarkt. Het land met het meeste geld ter wereld, het land met 50 miljoen onverzekerden. Amerika is een land van tegenstrijdigheden maar ik heb hier de tijd van mijn leven!
SOAP | APRIL 2007
15
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK SECOND LIFE
De virtuele wens
De aantrekkingskracht van Second Life Een lichamelijk gehandicapte doet zich voor als topsporter en een macho dost zich de hele dag uit in vrouwenkleren, onzin? Helemaal niet, want veel wensen worden vervuld in Second Life, de virtuele wereld waar steeds meer mensen hun eerste stappen zetten.
Pieter Jan van der Bij Min of meer een combinatie tussen een chatbox en een spel is de steeds ruimer bevolkte virtuele wereld van Second Life te noemen. Veel mensen komen er voor het contact of begeven zich er in het casino voor een potje poker. Deze virtueel nagebouwde wereld biedt de mogelijkheid te gaan waar je maar wilt. De auto is er voor de grap, teleporteren is namelijk de beste manier van vervoer. In enkele seconden flitst je eigen ik van Amsterdam naar New York, wie dit vroeger als een fabeltje afdeed moet op zijn schreden terugkomen. Het is niet meer haastig jakkeren met krakkemikkige bagagekarretjes over het vliegveld om in Kuala Lumpur te komen, het is nu slechts wensen er te zijn en Second Life doet de rest. Futuristisch kunnen teleporteren van plaats naar plaats is echter niet de enige wens die binnen Second Life kan worden vervuld Voordat het namelijk mogelijk is deze wereld te betreden moet je eerst een personage creëren. Onder een nieuwe naam en uiterlijk is het mogelijk de persoon te zijn waarvoor je normaal gesproken jaren in de sportschool moest liggen. Het stikt er dan ook van de gespierde poppetjes, alsof de anabolen in de uitverkoop waren. Sommigen herbeleven er hun tweede jeugd, anderen worden juist geconfronteerd met het gapende gat tussen de persoon die ze echt zijn en de persoon die ze zouden willen zijn. Niets is vervelender dan jezelf op het scherm in een mini jurkje te zien terwijl er ondertussen gigantische vleesklompen over je bureaustoel hangen. Maar Second Life lost dit allemaal op, want niemand die werkelijk vraagt wie je bent en eenmaal geaccepteerd ben je alleen bekend onder je virtuele uiterlijk. Ontdaan van de eigen 'beperkingen' is veel mogelijk en geoorloofd: de lichamelijk gehandicapte gaat uit zijn dak op de dansvloer en de macho flirt in vrouwenkleren met andere mannen. De hernieuwde vrijheid binnen de virtuele wereld is even wennen maar smaakt al snel als honing. Alleen is er geen imker te bekennen. Er is binnen Second Life namelijk nauwelijks controle op de dingen die er plaatsvinden en dit heeft ook al enkele problemen opgeleverd. Zo zijn er enkele gevallen bekend waarin pedofielen kinderen lastigvielen. Ook vrouwen klagen wel eens te worden
16
SOAP | APRIL 2007
lastiggevallen. Deze negatieve publiciteit is allerminst koren op de molen van bedrijven die Second Life als een nieuwe manier van innoveren zien. Bepaalde bedrijven zien het bijvoorbeeld als een vorm van service wanneer klanten niet alleen in de echte wereld maar ook virtueel een filiaal kunnen binnenlopen om vragen te stellen. Daar is niets kils aan, want de poppetjes lachen en een kop koffie is al snel gezet. Een bedrijf dat al een filiaal binnen Second Life heeft is de Laat je alter-ego virtueel flaneren over een ABN-Amro bank. Onlangs virtuele boulevard in Second Life. hield het bedrijf nog een seminar en nodigde met een knipoog haar mede- ele wereld loopt zo in de echte wereld over, werkers uit in het virtuele filiaal van de bank. maar dit is niet alleen op het gebied van het Bijna iedereen kwam en zelfs twee zieke gretig rollende geld zo. Second Life kent namelijk ook haar eigen werknemers gaven acte de présence, reiskosten en verzuim waren die dag niet aan de gemeenschappen of communities, waarin bijorde. De wens van dit soort initiatiefnemers voorbeeld mensen zitten die dezelfde interesop Second Life lijkt naast klantenbinding het se delen. Het deelnemen in zo'n gemeenschap besparen van kosten te zijn. Vergaderingen kan heel functioneel zijn wanneer het een tussen Nike Europe en Nike America hoeven interesse betreft die maar weinigen delen, bijbijvoorbeeld niet meer gepaard te gaan met voorbeeld voor een zeldzaam ziektebeeld. De dure vliegreizen want de virtuele presentatie wens tot sociaal contact is voor de meeste is efficiënter. Maar ook producten kunnen bezoekers van Second Life dan ook zeer virtueel worden getest en de ervaringen van belangrijk. Bovendien kan voor sommige de gebruikers kunnen direct worden gerap- mensen het virtueel gemakkelijker zijn conporteerd. Een week lang het nieuwste proto- tacten te leggen dan in het echt. Bewegende type Nike schoenen dragen en in Second Life poppetjes aanspreken kan eenvoudiger zijn showen aan je vrienden kan veel informatie dan die leuke blondine op straat zeggen wat je geven over het ontwerp. Second Life creëert van haar vindt. De virtuele discotheek is dan dus een nieuwe vorm van interactie omdat ook een uitkomst en iedere uitbater ervan oude vormen overbodig worden of simpel- hoopt op een zo groot mogelijke klantenkring, geld moet tenslotte rollen. weg inefficiënt. Maar het zijn op Second Life niet alleen Maar alles heeft zijn prijs. Want filialen nieuwe contacten die ontstaan, mensen zijn binnen Second Life allerminst kosteloos en voor het kopen van een stuk virtuele grond gebruiken het ook om hun bestaande contacmoeten harde dollars worden betaald. Second ten te verrijken en spreken er af met vrienden. Life kent namelijk haar eigen geldeenheid, De virtuele gemeenschap hoeft in die zin dan uitgedrukt in Linden Dollars. Ongeveer 300 ook niet direct een vervanging te zijn voor Linden Dollars zijn één Amerikaanse Dollar. gemeenschappen uit het echte leven zoals de De Linden Dollars zijn op verschillende web- het dorp of de sportvereniging, maar kan ook sites inwisselbaar voor Amerkaanse Dollars een aanvulling daarop zijn. Vooral wanneer er of Euro's. Geld verdienen op Second Life is geen tijd is elkaar te zien kan virtueel een in die zin dus ook echt geld verdienen en bin- biertje drinken best handig zijn. Het bier zal nenlopen dus ook echt binnenlopen. Een niet snel opraken en de openingstijden zullen heuse economie is ontstaan omdat de ver- ruim zijn. Toch lijkt Second Life nog tekort te schillende producten binnen Second Life elk schieten om het echte leven te representeren, hun eigen prijs kennen. Gelukzoekers probe- de grafische vormgeving laat nog te wensen ren dan ook hun zelf ontworpen producten te over en de poppetjes kunnen stug ogen. Jonge slijten. Op sommige plekken wordt het straat- mensen die snelle online spelletjes als beeld zelfs gedomineerd door showrooms Warcraft spelen doen er dan ook lacherig met sportauto's of uitgestalde luxe goederen. over, voor hen is het nu al te ouderwets. Hun Wanneer de winkelier erg veel verkoopt loopt wens is te kunnen toveren of de wereld te verhij binnen en kan hij het virtuele geld uitein- overen, maar daarvoor schiet Second Life delijk in de echte wereld besteden. De virtu- voorlopig nog tekort.
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK BOOTVLUCHTELINGEN
De Canarische eilanden worden overspoeld Voor de kust van Marokko en de Westelijke Sahara liggen dertien eilandjes die officieel bij Spanje horen. Tenerife, Lanzarote en La Palma zijn de bekendste. De laatste jaren zijn ze niet alleen bekend als vakantieparadijs, maar ook als populair toevluchtsoord voor Afrikanen die de EU binnen willen komen. Vooral vanuit Senegal, Gambia en Mauritanië komen vele vissersbootjes volgeladen met mensen richting de eilandjes.
Marlou Visser Opvangcentra op de eilanden zitten overvol en de kustwacht en medische hulpinstanties kunnen de toestroom van illegalen niet meer aan. Er kwamen bijna 30.000 mensen aan in 2006. Er is maar voor 8000 mensen plaats voor opvang. En ook voor de eilanden zelf is de komst van de vele Afrikanen nadelig: de eilandjes leven vooral van toerisme en de aangespoelde wrakken van bootjes en dergelijke zijn geen mooi gezicht. In Senegal en Mauritanië zijn veel burgers die willen proberen de EU binnen te komen. Er is hoge werkloosheid en de lonen zijn er laag. Het is dan ook geen wonder dat vooral jonge mannen proberen de overstap te maken. Je moet ook redelijk welvarend zijn om mee te mogen: een plaatsje op een boot kost al snel 800 euro. Een bedrag waarvoor je in Senegal ook een klein bedrijfje op kunt zetten. Maar in de Afrikaanse landen geldt Europa als het paradijs. Legaal of illegaal kan je er in een paar weken al snel meer verdienen dan in een jaar tijd in Afrika. Dat het leven in Europa ook duurder is, beseffen de meeste niet. Terugkeren naar hun thuisland zien de meeste immigranten als vernederend. Vaak heeft de hele familie meegeholpen om het geld voor de tickets bij elkaar te krijgen en moet er vanuit Europa geld worden gestuurd. Ook de overheden van veel Afrikaanse landen zien het niet zitten om de illegale emigratie te stoppen: het geld dat vanuit Europa naar het thuisfront wordt gestuurd is vaak een belangrijk deel van het bruto binnenlands product. Het is zeker niet zonder risico's om de tweeduizend kilometer van het Afrikaanse vasteland naar de Canarische eilanden af te leggen. Naar schatting van het Rode Kruis zijn er alleen al in 2006 tussen de 500 en 3.000 mensen omgekomen tijdens de overtocht. Als de gammele en volgeladen vissersbootjes in een storm terechtkomen is iedereen kansloos. Daarbij is de tocht zelf, die vaak wel twee weken duurt, niet zelden fataal voor vele opvarenden. Is echter het Spaanse grondgebied bereikt, dan kan er weinig meer fout gaan. In Spanje geldt namelijk de wet dat een illegaal twee maanden mag worden vastgehouden en
dat hij daarna ofwel wordt uitgezet naar zijn eigen land ofwel vanaf het vasteland van Spanje zelf zijn thuisland moet opzoeken. Maar de Afrikanen laten hun paspoort thuis en zelden is duidelijk uit welk land hij of zij afkomstig is. Daarna worden ze uitgezet op het vasteland van Spanje, waarna ze vrijwel allemaal in de illegaliteit verdwijnen. De meeste immigranten in Spanje zijn afkomstig uit Latijns Amerika. Ze spreken de taal al, kennen de cultuur en als laagopgeleide arbeidskrachten kunnen ze makkelijk werk vinden in het vergrijzende Spanje. Ook groot in aantal zijn de Europeanen. Maar ook uit Afrika komen vele mensen naar Spanje in de hoop er een nieuw bestaan op te bouwen. Spanje kent dan ook grootse problemen met illegaliteit.
Sinds de jaren zeventig heeft Spanje al zeven keer een groots generaal pardon uitgevoerd. Een generaal pardon is meestal een maatregel om immigratie te stoppen: men legaliseert de mensen die er al zijn en sluit daarop de grenzen voor nieuwe allochtonen. In 1999 liet premier Aznar van Spanje 430.000 asielzoekers in zijn land legaliseren, waarna hij strenge wetgeving invoerde om de toestroom vanaf dat moment een halt toe te roepen. Baten mocht het niet. In 2005 moest Aznar's opvolger Zapatero nog eens 700.000 mensen van een paspoort voorzien die ondanks de strengere wetgeving de overstap hadden gemaakt en illegaal in Spanje verbleven. Terwijl Spanje met zijn genereuze pardons probeerde een einde te maken aan de problemen met illegaliteit, lijken de problemen door de pardons alleen maar te zijn toegenomen. De toestroom vanaf de Canarische eilanden is sinds het laatste generale pardon meer dan verdubbeld. Zaten er in de eerste bootjes vooral Senegalese vissers, nu hebben ook mensen uit Ivoorkust, Mali, Libië, Mauritanië, Gambia en zelfs Pakistan en India de route ontdekt. Er zijn volgens schattingen alweer ruim een miljoen illegalen in Spanje. De Europese Unie probeert er een stokje voor te steken dat ook deze groep wordt gelegaliseerd, vooral Frankrijk kijkt met argusogen naar de potentiële nieuwe Spanjaarden die zich na legalisa-
tie ook in de rest van Europa kunnen vestigen.De toestroom is simpelweg te groot. Ook Spanje zelf ziet nu in dat de Afrikaanse migranten een groot probleem zijn, en de regering heeft in 2006 hulp gevraagd aan de rest van Europa om te surveilleren tussen het Afrikaanse vasteland en de Canarische eilanden. De EU weigerde echter deze hulp te bieden: ze vonden dat Spanje het probleem zelf op zich had afgeroepen door eerder 700.000 illegalen te legaliseren. De situatie in Spanje is een afschrikwekkend voorbeeld van hoe een generaal pardon als een aanmoediging kan worden gezien door gelukszoekers. Ook andere Europese landen hebben problemen met illegalen, en hebben generale pardons uitgevoerd. Maar elk Europees land heeft zijn eigen regels en methoden. Italië bijvoorbeeld geeft wel een legale status aan de vele honderdduizenden illegalen in het land, maar ziet hen alleen als arbeidskrachten. De illegalen mogen niet stemmen en na een half jaar werkloosheid worden ze weer illegaal en kunnen ze wederom worden uitgezet. Toch vallen ongeveer 700.000 mensen onder de regeling. Ook Duitsland stelt strenge eisen aan de nieuwe inwoners: alleen als de illegalen Duits spreken, werken en belasting betalen hebben recht om te blijven. Dit zullen zo'n 180.000 nieuwe Duitsers zijn. In Nederland is het voorstel voor een generaal pardon verassend genoeg geïntroduceerd door Pim Fortuyn. Hij wilde alle mensen die al langer dan vijf jaar zonder verblijfsvergunning in Nederland naturaliseren, en daarna de grenzen radicaal sluiten. Het generaal pardon dat nu door de linkse partijen is gerealiseerd is iets anders van opstelling: wie voor april 2001 aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft ingediend mag blijven, wie later kwam moet weg. Het generale pardon in Nederland zal voor 26.000 mensen gelden. Nederland ligt, in tegenstelling tot Spanje, niet aan de grens van de EU. Maar de landen die dat wel liggen, naast Spanje ook Italië en Malta, krijgen met veel meer mensen te maken. En wie door een Europees land eenmaal genaturaliseerd is, kan zich dankzij het Schengenverdrag in heel Europa vestigen. Daarom gaan er binnen de EU stemmen op om de illegaliteitproblematiek op de rest van de EU af te stemmen. De migranten zullen immers altijd op zoek gaan naar een gat in het net dat Europa afschermt, en op dit moment zijn dit de Canarische eilanden. Maar het had net zo goed Griekenland kunnen zijn, of Hongarije. Als de EU ministers niet gaan samenwerken, wordt er ook geen eenduidig signaal afgegeven naar de gelukszoekers die de EU wel zien zitten. Een taak voor de nieuwe minister van Wonen, Wijken en Integratie, Ella Vogelaar?
SOAP | APRIL 2007
17
Om sociologiestudenten een beter beeld te geven van wat er zich allemaal afspeelt binnen onze studievereniging biedt de SoAP Sociëtas hier de ruimte om haar activiteiten toe te lichten. Evelien Hoeben Afgelopen periode zijn er minder activiteiten georganiseerd dan jullie van ons gewend zijn. Dit was met name te wijten aan de tentamens, herkansingen en de lange collegevrije periode daartussen. Op 20 februari werd dan eindelijk het thema van de almanak bekent: Flirt. Een enthousiaste almanakcommissie reikte de sociologen een mooi boekje uit, onder het genot van een piekfust-biertje. Naast de geweldige omslag met flirt-icoon Marilyn Monroe, heeft het boekje ook nog enige inhoud. Hij is uitermate geschikt voor mensen die dringend een foute openingszin nodig hebben, of natuurlijk het telefoonnummer van een leuke mede-socioloog.
The Four Female Flirts tijdens de almanak-uitreiking.
Een week na de almanakborrel was er de Nacht van de Sociologie. Alweer de derde op rij. Naast lezingen van Marcel Roele, Bas van Stokkum en Hans Harbers werd er poëzie ten gehore gebracht door Anneke Claus, was er een zeer geslaagd cabaret van Timo Septer en vroeg het duo Dijkstra zich in een quiz af 'wie de meest vrije socioloog was.' Het bandje UNE, dat hun eigen muziek beschrijft als 'introverte, breekbare indiepop' was voor de doorgaans rockende geitenwollensokkenden een hele leuke afwisseling.
Ruben en Jonne doen daarentegen alsof ze stoer zijn..
Dijkstra's zoeken in glitter tijdens hun Nacht van de Sociologie quiz het antwoord op de vraag: ‘Wie is de meest vrije socioloog?’ Thema Nacht van de Sociologie in actieve benadering.
18
SOAP | APRIL 2007
Op dinsdag 13 maart konden alle aanwezigen op de karaokeborrel genieten van elkaars zangkwaliteiten. Naarmate de avond vorderde waren er steeds meer mensen die zich op het podium waagde voor het zingen van het Nederlandstalige carnavalskraker of een meer serieuzere Engelstalige lovesong. De vergaderingen met andere sociologie-studieverenigingen zijn alweer in volle gang voor een volgende Landelijke Sociologie Dag, een congres dat in het volgende collegejaar rond februari gaan plaatsvinden. Overige activiteiten op de planning zijn natuurlijk de Krakaureis en bijbehorende afterKrakau borrel, de bandavond, die dit jaar waarschijnlijk in het Simplon zal gaan plaatsvinden en een middag paintballen met aansluitend de meiborrel.
De Nacht: naast inhoudelijk verantwoord ook errug gezellig! Hier: ReMa-studenten ‘beerdrinking their ass off’
Wij hopen alle sociologen weer op de komende activiteiten te kunnen verwelkomen!
Flietflieuw, dik bekken...???
‘Tynuz’ wordt gelift.
Socioloog laat zich muzikaal meeslepen tijdens karaokeborrel.
Tsja..
SOAP | APRIL 2007
19
KUNST & CULTUUR LITERATUUR
EN WETENSCHAP
De geromantiseerde sociale werkelijkheid Menselijkheid als onheilspellende en verrijkende metafoor voor een visie directe en confronterende niveau van aggregatie. Soms ook is de auteur het actief participerende hoofdpersonage van zijn eigen roman. Zo laat hij de lezer meeleven in van het proces van twijfel, betrokkenheid en beeldvorming dat ook hijzelf ondergaat. Ook stelt hij zijn lezers in staat door zijn menselijke ogen te kijken, en maakt hij hen niet apathisch met het verhaal van de objectieve emotie- en twijfelloze observator aan de zijlijn. Wat alledrie de typen gemeen lijken te hebben is dat de menselijkheid van ‘Big Brother is watching you’ in George Orwell’s ‘1984’ de roman zowel in beschrijving als in Naast dat romans inzicht kunnen geven in waarschuwing veel beter dan wetenschappeeen bepaald wetenschapsgebied en de aan lijk werk in staat is een visie overtuigend wetenschap als subject verbonden proces- over te brengen. Empathie, herkenbaarheid, sen zonder inhoudelijk stelling te nemen, confrontatie en creativiteit lijken de toverhebben grote maatschappelijk geënga- woorden. Romans leveren een belangrijke bijdrage geerde romanciers altijd al doorgehad dat een roman in al zijn menselijkheid het aan het krijgen van kennis en inzicht in de ideale middel is om een (anti)visie uit te wetenschap. Een goed voorbeeld van eigen dragen. Zeker wanneer het een toekomst- bodem is Het Bureau (laatste deel in 2000), scenario betreft lijken menselijke persona- waarin J.J.Voskuil zijn oude instituut laat ges en perspectieven de beste manier om zien. In de verschillende delen leert de lezer empathie en herkenbaarheid op te wekken niet alleen dat instituut steeds beter kennen, bij de lezer, om zo weerzin tegen het maar komt ook meer te weten over de volgeschetste - dikwijls verwerpelijke - scena- kenkunde én de wetenschap in het algemeen. rio te creëren. Menselijk lijden lijkt het Ook W.F. Hermans' Nooit meer slapen sterkste argument voor de verwerpelijk- (1966) toont een inkijk in de wetenschap (technische planologie), maar is daarnaast heid van een visie. ook een beschouwing op wetenschap als subJurre van den Berg ject en de daar aan verbonden elementen als ambitie, vooruitgang, de illusie van baanbreEchter, ook in meer realistische geënga- kend zijn, en de daaruit volgende teleurstelgeerde romans lijkt menselijkheid een verrij- ling. kende factor. Ook hier krijgt de lezer het beste instrument aangereikt om zich in te Maatschappijkritiek situatie, het verhaal en de (maatschappelijke) Dat schrijvers in staat zijn op een creatieve implicaties te verplaatsen: de mens en ‘men- en treffende manier een maatschappij, maatselijke dimensie’ van de wereld, op het meest schappelijke verhoudingen of een politiek
20
SOAP | FEBRUARI 2007
systeem op literaire wijze te analyseren of te bekritiseren lijkt onomwonden vast te staan. Een blik in de overvolle bibliotheek die internationale romanschrijvers van naam en faam als testament hebben achtergelaten levert een arsenaal aan diversiteit in dit genre. Exponenten als Franz Kafka's Der Prozeß (1925) en de satire op het communistische systeem Animal Farm (1945) van George Orwell tonen de vruchtbaarheid en treffendheid ervan aan. Der Prozeß - het verhaal over Josef K. en zijn strijd tegen het rechtssysteem, waarin hij in een absurde wereld terecht komt waarin logica en rede lijken te wijken voor de macht van onzichtbare rechters en een mistige bureaucratie - is een directe aanklacht tegen wat in navolging van de roman 'kafkaiaans' ging heten: paranoïde bureaucratische starheid. De kracht van het boek ligt niet in de scherpe analyse van een maatschappelijk fenomeen, maar in de menselijke beklemming die je voelt tijdens het lezen. Animal Farm is een aanklacht van een heel andere orde. De satirische allegorie (een metafoor die als een rode draad door het verhaal loopt) bekritiseert op verfijnde wijze het communistische systeem van de voormalige Sovjetunie. De genialiteit van het werk schuilt in het bijzonder in de door Orwell gebruikte metafoor: het hele verhaal speelt zich af op de boerderij van boer Jones, de personages uit het Sovjetsysteem zijn getransformeerd tot boerderijdieren. Deze cryptische gelijkenis zorgt er niet alleen voor dat het verhaal een satire wordt, maar ook voor een universaliteit en creatieve treffendheid die men enkel bij de grootste romanschrijvers aantreft. Wetenschappers zijn hier nooit toe in staat, hun (vaak fantasieloze) visies missen hierdoor overtuigingskracht en levendigheid.
Wetenschappelijke visies zijn vaak fantasieloos en missen hierdoor overtuigingskracht en levendigheid Dystopie Echter, schrijvers zouden geen kunstenaars zijn als zij hun fantasie en creativiteit niet zelden op hol zouden laten slaan. De dystopische (of: antiutopische) toekomstvisie in de rijke traditie van Huxley's Brave New World (1932 - de wereld beheerst door technologie en rationalisme) tot het nieuwe enfant terrible, de Franse controversiële Michel
KUNST & CULTUUR
Houellebecq (bv. Les particules élémentaires (1998) vert. 'Elementaire deeltjes') vormt in deze een interessant genre. Het betreft hier boeken die een toekomstscenario schetsen van de wereld als een dystopie: een (denkbeeldige) samenleving met louter negatieve eigenschappen waarin men beslist niet zou willen leven. Een dystopie is daarmee het tegenovergestelde van een utopie, dat juist een bijzonder positieve samenleving voorspelt. Dergelijk fictie is zeker niet waardevrij: de auteur probeert mensen te waarschuwen tegen het door hem geschetste beeld. Terugkerende politieke dystopische thematiek is de samenleving waarin geen vrijheid meer bestaat en die bestuurd wordt door een totalitair regime, een samenleving waarin technologie de overhand heeft, of een samenleving waarin totale overheersing en schending van de persoonlijke privacy door overheden en instituten plaatsvindt. Een klassiek voorbeeld waarin deze thema's aanbod komen is Orwell's 1984 (uit 1948!), dat een toekomstbeeld schetst van het persoonlijk menselijk lijden van individuen in een volkomen kansloze strijd tegen een totalitair bewind, dat gekenmerkt wordt door een intelligent arsenaal aan hersenspoelpraktijken en controle door middel van technologie ('Big Brother is watching you'). Later werd het boek alom geprezen vanwege de juistheid van vele voorspellingen. Dystopiën kunnen behalve politiek ook moreel van aard zijn, zoals A Clockwork Orange van Anthony Burgess (1962) of Michel Houellebecq's La possibilité d'une île (2005, vert. 'Mogelijkheid van een eiland'). Het betreft hier scenario's over morele ontsporing en verval, en kunstmatige, nieuwe, moraliteit. Voorbeeld is het 'ultraviolence' in het idiomatische taalgebruik van hoofdpersoon Alex en de ‘medische’ behandeling ervan in A Clockwork Orange. Ook het door Houellebecq aangekondigde bankroet van de libertijnse westerse maatschappij die de individuele vrijheid als ultieme maatstaf aanneemt en ontspoort in een koude, egoïstische samenleving die gekenmerkt wordt door plastische maakbaarheid, geweld, exorbitant hedonisme, onpersoonlijkheid en apathie past in dit genre. Feit, fictie, visie Opgemerkt moet worden dat zowel de meer realistische als in futuristische romans met een maatschappijvisie vaak een aanklacht zijn tegen hoe het ging, hoe het gaat, of hoe ze kunnen gaan als we zo door gaan. Romans zijn zelden in staat geëngageerd en objectief tegelijk te zijn. Dit zou het grootste wetenschappelijke bezwaar kunnen zijn tegen de roman als bron van kennis. Echter, dit gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit betekent niet dat romans niet relativerend kunnen zijn, en onbruikbaar. Immers, ook wetenschappers hanteren een bepaalde visie. Hetzij over de maatschappij of de wereld, hetzij een paradigma over
Een jonge Malcolm McDowell als Alex de Large in Stanley Kubrick’s verfilming van ‘A Clockwork Orange’ (1971) wetenschappelijke methoden. Feiten of realistisch geachte gebeurtenissen kunnen een leidraad zijn voor een roman, de interpretatie ervan blijft - net als in de wetenschap mensenwerk door een gekleurde bril. Een andere tegenwerping kan zijn dat romans juist in de menselijkheid retorische stijltrucks gebruiken om te overtuigen, over de rug van dezelfde mensen. Er zouden stemmen op kunnen gaan dat een visie een idee moet zijn, los van individuele (emotionele) implicaties. In dit zicht zou het inspelen op emoties een geraffineerde, maar vertekende methode zijn om tot treffendheid te komen: deze is immers niet rationeel.
Interpretatie blijft - net als in de wetenschap mensenwerk
Dit lijkt mij een uitermate zwak argument uit de gerationaliseerde machine die wetenschap soms lijkt te zijn. Wie wetenschap bedrijft met als subject de mens of een samenleving van mensen, maar wars is van de menselijke implicaties die wetenschappelijke ideeën hebben, miskent subject én realiteit. Tussenweg Niet alle op de (mogelijke) werkelijkheid gebaseerde en een visie uitdragende romans zijn even gekleurd. Zo kan de schrijver er ook voor kiezen niet zelf een standpunt in te nemen, maar het beeld te laten vormen door betrokkenen. Een mooi voorbeeld is De Graanrepubliek (1999) van schrijver/journalist Frank Westerman. Dit boek is meer een journalistieke vertelling (de auteur neemt zelf geen stelling), maar onderscheidt zich als roman door stijl- en taalgebruik. Wel kan de auteur door de compositie van uitspraken en visies van anderen bijdragen aan de beeldvorming. Hier ligt een zware verantwoordelijkheid, zeker wanneer de auteur pretendeert journalistiek objectief werk te leveren. In El Negro en ik (2004) lijkt Westerman
deze verantwoordelijkheid niet meer te willen (misschien: kunnen) dragen, en geeft zichzelf de hoofdrol als actieve participant in de beeldvorming: het distributiekanaal naar de lezer. Echter, het boek over het westerse denken over rassen -gesymboliseerd in het verhaal over een opgezette (!) negroïde man in een Spaans museum en zijn historie - is verre van een eenduidig statement of pleidooi. Westerman laat zichzelf, en daarmee de lezer, confronteren met diverse visies en hun tegenwerpingen en schaduwzijden. Hij vormt zijn visie, maar geeft de lezer inzicht in alle elementen (persoonlijkheid en context) die hem deze visie hebben doen vormen. Hierdoor is de lezer in staat zijn eigen visie te vormen, die zeker kan afwijken van die van de auteur. De kwetsbaarheid en de persoonlijke toon waarmee het boek geschreven is maakt het menselijk en daardoor treffend. Tot slot Een belangrijke waarschuwing is, ondanks alle levendigheid en voordelen van menselijkheid in romans, op zijn plaats wanneer men de geromantiseerde sociale werkelijkheid als waarheid neemt. Westerman biedt zelf als insider een dergelijke relativering, die je aantreft bij het openen van zijn website: 'Wat je zag hing af van hoe je het noemde'. Uiteraard blijft het aan de kritische houding van de lezer de gepretendeerde persoonlijke waarheid te relativeren, maar Westerman heeft zelf laten zien dat ook de auteur door middel van het blootgeven van zijn eigen twijfel kan laten zien hoe sociaal geconstrueerd zijn verhaal blijft. Ook al zijn er bezwaren tegen de gekleurdheid, en gebruik van emoties, fictie en stijl in een roman, het kan ons veel leren en op een directe manier duidelijk maken over de menselijke gevolgen van het inrichten van een maatschappij. Het zijn dan misschien niet objectieve wetenschappelijke bronnen, maar ze kunnen wel op treffende wijze onze ogen openen.
SOAP | APRIL 2007
21
KUNST & CULTUUR INTERVIEW
ESSAYWEDSTRIJD-WINNAAR
RYCO BUFFINGA
“Na het lezen van de andere essays, begrijp ik wel dat ik gewonnen heb” Sociologiestudent wint essaywedstrijd ministerie van Buitenlandse Zaken “Ik stond echt te shaken op mijn benen toen ik aan Beatrix voorgesteld werd” zegt zesdejaars student sociologie Ryco Buffinga (25), over het moment dat hij in de Ridderzaal de koningin ontmoette. Waarom juist hem deze eer ten deel viel? Hij won een essaywedstrijd voor studenten, georganiseerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Jouri Bakker Wie hem maar enigszins kent, twijfelt er niet aan: Ryco Buffinga is een geweldige prater. Een speech voorbereiden? Waarom zou je? Die schud je toch zo even uit je mouw? Maar dat de spraakwaterval ook over een gouden pennetje beschikt, komt voor veel mensen ongetwijfeld als een grote verrassing. Toen hij vorig jaar juni hoorde dat het ministerie van Buitenlandse Zaken een essaywedstrijd organiseerde, besloot hij de uitdaging aan te gaan. In het essay moest de rol van Nederland op het Europese en mondiale toneel geschetst worden. Een breed onderwerp met een ongekende hoeveelheid potentiële invalshoeken. Maar iedereen mocht zijn verhaal volledig naar eigen inzicht vormgeven. Waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan, moet Ryco gedacht hebben. In de brochure waarin de wedstrijd gepromoot werd, gaf het ministerie al enkele suggesties. Het idee hoe Nederland de energievoorzieningszekerheid voor de toekomst kan garanderen stond in de brochure bovenaan het lijstje. Door de werkzaamheden die hij in 2006 bij het Energy Delta Institute (EDI) in Groningen verrichtte, kreeg Ryco meer belangstelling voor het energievraagstuk. Voordat hij bij EDI ging werken had hij weinig affiniteit met dit thema. “Maar omdat ik er toen bovenop zat, dacht ik dat ik er best een aardig stuk over zou kunnen schrijven.” Achteraf blijkt die gedachte dus een waar understatement. Een paar weken voor de prijsuitreiking selecteerde een deskundige vakjury uit de 28 inzendingen de vier beste essays. De auteurs van deze essays werden uitgenodigd om op 22 maart 2007 de viering van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome in de Ridderzaal in Den Haag bij te wonen. Dus ook Ryco reisde deze dag, vergezeld door zijn beste vrienden, af naar het politieke hart van Nederland. Het contrast met de andere finalisten, die zich bijna allemaal in een driedelig pak hadden gehesen, was groot.
22
SOAP | APRIL 2007
Ryco Buffinga ontvangt prijs van staatssecretaris van Europese Zaken Frans Timmermans Met wallen onder zijn ogen, een baardje van een paar dagen en de overblijfselen van een forse kater wachtte hij de uitslag af. Tijd om de spanning op te bouwen was er niet. De feestelijke dag werd geopend met de bekendmaking van de winnaar van de essaywedstrijd. Frans Timmermans, de kersverse staatssecretaris van Europese Zaken, bepaalde wie van de vier studenten zich uiteindelijk de winnaar mocht noemen. “Toen Timmermans over het onderwerp van de winnende essay begon, wist ik al dat om mijn verhaal ging”, zegt Ryco trots. “Ik wil niet arrogant overkomen, maar de staatssecretaris vertelde dat hij normaliter veel meer moeite heeft met het kiezen van een winnend essay. Deze keer stak er gewoon één essay met kop en schouders bovenuit.” Bij de beoordeling van de essays werd gelet op originaliteit, stijl, opbouw en visie. Op de vraag wat volgens Ryco doorslaggevend was in de keuze voor zijn essay, antwoordt hij: “Waarschijnlijk dat ik het lekker luchtig heb gehouden. En de opbouw van mijn stuk was goed.” “Als ik eerlijk ben”, zegt hij met de blik van een topsporter die zojuist een wereldrecord heeft gevestigd, “snap ik na het lezen van de andere essays wel dat ik heb gewonnen.” “Maar misschien heeft het er ook wel mee te maken dat Timmermans zelf in Frankrijk (Nancy, red) heeft gestudeerd.” Ryco's essay speelt zich dan ook gedeeltelijk in 'lichtstad' Parijs af. Hij schetst de Franse nationale feestdag 14 juli in het jaar 2061. De wereld kampt met een nijpend energietekort. Reden te meer om de fossiele brandstoffen die er nog zijn, op zeer efficiënte wijze in te zetten. Daarom is ook de Eiffeltoren 's nachts permanent in duisternis gehuld.
“Toen ik het verhaal schreef wist ik nog niet in hoeverre mijn essay aan de actualiteit zou raken. Maar mijn verhaal is het laatste half jaar alleen maar actueler geworden” zegt hij verrast. De lichten van Eiffeltoren werden op de avond van 1 februari 2007 inderdaad voor vijf minuten gedoofd. De miljoenen Parisiennes waren daarmee voor heel even hun stadskompas kwijt. Franse organisaties als Blue Initiative en Les Amis de la Terre riepen in januari wereldwijd iedereen op om op 1 februari voor vijf minuten alle lichten te doven. Ook in Parijs, de stad waar de Verenigde Naties een dag later een klimatologisch rapport met de naam Mag het licht uit presenteerde, gingen om 19:55 uur veel lichten uit. Het doemscenario dat Ryco met betrekkin tot onze energievoorraden schetst, biedt niet veel hoop voor onze kinderen. Toch is er in zijn verhaal een groep Nederlandse wetenschappers die aan het begin van 21e eeuw inziet welke rampzalige gevolgen onze overmatige energieconsumptie kan hebben. Door immense zonnecollectoren in Afrikaanse landen te plaatsen, kunnen de wetenschappers een groot gedeelte van de Nederlandse huishoudens van stroom voorzien. Het project werpt in 2061 zijn vruchten af en de verlichting van de Eiffeltoren wordt, alsof het de Olympische vlam betreft, onder luid gejuich opnieuw ontstoken. Hoewel de Fransen vaak worden beticht van een te chauvinistisch en patriottistisch gedachtegoed, is ook Ryco dit niet vreemd. Dankzij de innovatie van de Nederlandse wetenschappers, worden Nederland en haar burgers in zijn verhaal overal ter wereld geprezen en wappert zelfs onder de Eiffeltoren een Nederlands vlaggetje. Hij sluit zijn essay dan ook af met de woorden: “Ik ben trots dat ik een Nederlander ben.” Als winnaar vergezelt hij vanaf 16 mei Frans Timmermans op een meerdaagse reis naar Rome. Daar is hij onder meer aanwezig bij de heropening van de Nederlandse ambassade. Ook kreeg hij een digitale camera waarmee hij zijn ervaringen in Rome op de weblog van Frans Timmermans zal verslaan. Of hij zelf de functie van staatssecretaris ambieert, laat hij liever nog even in het midden. Het winnende essay is in zijn geheel te lezen op pagina 12 van deze SoAP.
KUNST & CULTUUR TIP
VAN DE
PROF: RENÉ VEENSTRA
Verzamelen in het digitale tijdperk
Orson Wells in Citizen Kane (1941)
René Veenstra Mijn moeder heeft laatst de bovenste verdieping van haar huis laten verbouwen. Op die verdieping vond zij verscheidene dozen met spullen van mij. Alle agenda's van de middelbare school, multomappen vol met aantekeningen, antwoorden op sommetjes en proefwerken. Twintig jaar lang had ze het bewaard en nu moest ik maar eens gaan bepalen of het allemaal weg kon. Het meeste heb ik inderdaad bij het oud papier gezet. Maar een deel heb ik nu in mijn eigen huis op zolder gezet. Bijvoorbeeld een oorkonde voor het volbrengen van de Plantsoenloop van 1982. Of de sportbijlage van het Nieuwsblad van het Noorden van 27 juni 1988: "Alleen een gek schiet vanuit die hoek op doel." Met een onmogelijke treffer bezegelde Marco van Basten het lot van de Russen en werd Nederland winnaar van het EK voetbal. Of het programma van de eerste Noorderslag met de Claw Boys Claw in de grote zaal en de Boegies (Mèh) in de foyer. Stickers, suikerzakjes, sigarenbandjes, 27mc kaarten, als kind verzamelde ik van alles. Fanatiek werd ik vooral met het bijhouden van muziek en film. Voor muziek maakte ik mijn eigen hitparade. In de jaren tachtig hadden de TROS, NOS en Veronica elk een eigen lijst. Op basis van de gemiddelde score in die lijsten maakte ik een eigen rangschikking. Daar voegde ik een nog een tipparade aan toe en zo creëerde ik flink wat werkverschaffing. Voor film houd ik vanaf mijn twaalfde bij wat ik heb gezien. Titel, regisseur, land, jaartal en hoe goed ik de film vond. Plus dat ik wekelijks de filmpagina uit de krant (eerst de Volkskrant, later het NRC) haal en inplak. Mappen vol met recensies. Waar ik met de meeste verzamelingen al lang ben opgehouden, houd ik dit tot op heden bij.
Ik vraag me wel geregeld af waarom ik het nog doe, want recensies zijn makkelijk digitaal na te lezen. Maar toch pak ik elke week weer een schaar en lijm. Op mijn website staan niet alleen publicaties of aankondigingen van colloquia maar bijvoorbeeld ook links naar mijn favoriete muziek op 3voor12.vpro.nl. En voor wie nog wat tips wil: op dinsdag 29 mei speelt het Australische Wolfmother in de Oosterpoort. In de eerste jaren van de middelbare school was Led Zeppelin mijn favoriete band. En Wolfmother is daarvan de troonopvolger. Twee andere concerten waar ik naar uitkijk: donderdag 14 juni Jay Retard in Vera en zondag 15 juli the Animal Collective op hetzelfde podium. Jay Retard was al goed met The Lost Sounds, maar overtreft zichzelf solo. Zijn plaat Blood Visions behoorde tot het beste wat 2006 bracht. Heerlijke gekte. Animal Collective is meer avant-garde en sluit goed aan bij iets als No-Neck Blues Band, Four Tet of TUNNG. Op mijn site vind je ook een grote lijst met favoriete films. Allemaal films waaraan ik 4 of hooguit 3,5 ster heb gegeven. De top 10 ziet er als volgt uit: 1. Citizen Kane (O. Welles 1941 USA) 2. Orphee (Jean Cocteau 1949 F) 3. Stranger than Paradise (J. Jarmusch 1984) 4. Moed voor elke dag (E. Schorm 1968) 5. De vrouw in het zand (Hiroshi Teshigahara 1961 JAP) 6. Blue Velvet (D. Lynch 1986 USA) 7. A Clockwork Orange (S. Kubrick 1971 GB) 8. Clean, Shaven (L. Kerrigan 1994 USA) 9. La passion de Jeanne d'Arc (C. Th. Dreyer 1928 F) 10. Aparajito (S. Ray 1956 IND) Mijn filmkennis komt van pas als medewerker van Vera Zienema. Toen ik in 1990 bij
Vera begon had Images (toen nog Liga'68 geheten) maar één zaal. Veel films zouden in Groningen nooit te zien zijn geweest als de USVA, Simplon, RKZ en Vera ze niet vertoonden. Ook werden er in de jaren negentig veel klassiekers gedraaid en waren er geregeld retrospectieven van bijvoorbeeld Akira Kurosawa, Wim Wenders of Pier Paolo Pasolini. Onder mijn aanvoering begon Vera meer en meer cultfilms te draaien. Uit de collecties van filmverzamelaars wist ik parels als Wild in the Streets, Frankenstein Meets the Space Monster en Shock Corridor op te duiken. Wat grotere films als Paul Verhoevens Starship Troopers of Terry Gilliams Fear and Loathing in Las Vegas kwamen in Vera ook veel beter tot hun recht dan in een gewone bioscoop. Over de geschiedenis van Vera en over bijzondere voorstellingen van de Zienema kun je meer lezen in het onlangs verschenen boek Rockin'on Paper (te bestellen via www.veraboek.nl). Alle filmhuizen draaiden aanvankelijk op 16mm. In de loop van de jaren negentig raakte dat formaat uit en RKZ en Vera wisten als enige op 35mm over te schakelen. Elke zaterdag en maandag vertoont de RKZ films (www.rkzbios.nl) en Vera (www.vera-groningen.nl) steeds op de dinsdag. Half mei vertonen beide bioscopen muziekfilms. Op het programma staan onder meer documentaires over the Pixies, the Minutemen en Daniel Johnston (het voor een Oscar genomineerde The Devil and Daniel Johnston). Ook wordt er een documentaire vertoond over Harry Smith. Harry Smith was ook een verzamelaar. Van 78-toerenplaten. Begin jaren vijftig stelde hij uit zijn collectie zes elpees samen. Na zijn dood in 1991 zouden er nog twee extra albums verschijnen. Blind Willie Johnson, The Carter Family, Missisippi John Hurt wist hij met zijn Anthology of American Folk Music aan de vergetelheid te ontrukken. Liedjes over moord en doodslag, het leven in de gevangenis, bittere armoede, maar ook vreemde fiddletunes en uitzinnige gospels. Meindert Talma bracht onlangs negen van de liedjes uit de Harry Smith collectie in vertaling uit op het album Nu geloof ik wat er in de bijbel staat. Een mooie plaat, al blijven de nummers wel in de schaduw staan bij de originelen van bijna tachtig jaar terug. In mijn eigen huis moet de zolder ook nodig opgeruimd worden. De boekenkast puilt uit. De stapels met Filmkranten en Vera Kranten zijn torenhoog. Van de middelbare school mag ik dan nu alles weggegooid hebben, maar van de studie heb ik het meeste nog wel. De komst van internet heeft het schiften een stuk makkelijker gemaakt. Muziek, film, boeken, bijna altijd digitaal verkrijgbaar. Mijn website zal dus wel mijn laatste verzameling zijn: www.gmw.rug.nl/~veenstra.
SOAP | APRIL 2007
23
KUNST & CULTUUR INTERVIEW: PETER
DE
HAAN (ALIAS PÉ DAALEMMER)
Gronings duo chronisch succesverhaal Meer dan een kwart eeuw Pé en Rinus land. Vaak gebeurt het dat studenten die in Groningen zijn afgestudeerd en terugkeren naar hun geboorteplaats, onze cd's meenemen en ons zo meer naamsbekendheid door heel Nederland bezorgen.” Nooit de behoefte gehad heel Nederland te veroveren? “Toen we nog optraden studeerden we beiden nog, ik deed farmacie en Frank studeerde Engels. Daarom wilden we niet vaker dan 5 keer per maand optreden. De aanvraag in Groningen was zo groot dat we altijd al gauw op die vijf keer zaten en geen tijd hadden voor optredens in de rest van Nederland.”
Peter (Pé) en Frank (Rinus) tijdens een optreden in de Herestraat, 2000 Niet iedereen kan mensen met teksten over plattelandsvrouwen, dronkelappen en vooral pinda's van de Spar aan het schuddebuiken krijgen. Peter de Haan en Frank den Hollander kunnen het wel. Het is inmiddels alweer ruim een kwart eeuw geleden - in 1980 - dat de twee toenmalige studenten ongekend populair werden onder de bijnamen Pé Daalemmer en Rooie Rinus. Het Groningse cabaretduo begon met optredens in de Herestraat, maar werd al gauw steeds vaker gevraagd voor optredens in café's en tijdens popconcerten. Hun Nederlandse èn Groningstalige liedjes kregen steeds meer bekendheid, ook buiten het Noorden van het land.
Lisan Wieringa Ondanks het succes besloten Pé en Rinus er na 4 jaar alweer mee op te houden. De meeste studenten - ik kan mezelf meerekenen waren nog niet eens geboren tijdens hun bestaan. En toch is dit humoristische zangduo nog steeds een levende legende. Veel trouwe fans halen nog steeds regelmatig hun cd's uit de kast. Het 25-jarig jubileumconcert van Pé en Rinus in 2005 in Martiniplaza trok tweemaal een uitbundig publiek van 4000 man. Na een rustige periode zijn er dit jaar weer nieuwe ontwikkelingen. Voorafgaande aan de benefietwedstrijd voor het Kinder Kankerfonds in de Euroborg op 22 maart
24
SOAP | APRIL 2007
jongtsleden zong het duo samen met Alina Kliers een zestal liedjes op de middenstip in het stadion. Twee dagen later waren ze op het Kwartiermakersfestival in Zuidlaren te vinden, waar ze een aantal van hun grootste hits uit de kast haalden. Het moge duidelijk zijn: hun cd's 't Beste en Nait Goud, Geld weg zijn nog lang niet goed voor het grof vuil. Reden te meer voor een bezoekje aan Pé Daalemmer, die normaal gesproken door het leven gaat als Peter de Haan. Wanneer is je passie voor muziek en cabaret gegroeid? “Toen ik net in Groningen studeerde zat ik in het bandje Central Heating en ging ik daarnaast steeds meer liedjes zelf schrijven. Ook zong ik wel eens liedjes op het Songfestival van Albertus Magnus. Op een van die Songfestivals trad ook Frank (den Hollander, later Rooie Rinus, red.) op en we zagen de lol wel van elkaars act in. We maakten die avond kennis en besloten het jaar erop samen mee te doen. We staken elkaar altijd aan en zo kwamen de minder serieuze teksten vanzelf wel.” Als echte stadjer kreeg ik liedjes als 'Hoornseplas' en 'Baukelien' als verplichte kost voorgeschoteld. Maar hoeveel mensen buiten Groningen luisteren nou eigenlijk naar jullie muziek? “We merken dat dit er toch aardig wat zijn. We hebben vooral optredens gehad in Groningen, Drenthe en Twente maar het publiek komt uit verschillende delen van het
Jullie begonnen met straatoptredens in de Herestraat. Later gaven jullie steeds meer georganiseerde optredens, voor zowel groot als klein publiek. Wat vind je het leukste om te doen? “De grootte van het publiek maakt me niet zoveel uit. Het leukste vind ik het om op te treden voor een publiek dat de liedjes amper kende. In het begin gaf het een kick als het publiek stil mee zat te luisteren, en je wist dat ze bij het horen van een bepaalde grap in lachen uit zouden barsten. Dat is ook de reden dat we er in 1984 al mee opgehouden zijn. Het kwam er niet van nieuwe liedjes te schrijven, en we stonden steeds vaker voor een publiek dat de teksten minstens zo goed kende als wijzelf. Wat we doen is eigenlijk een soort cabaret. Het moet nieuw zijn.” In 2005 ben je samen met Frank den Hollander uitgeroepen tot Groninger(s) van het jaar! Hoewel Frank oorspronkelijk uit Zeeland komt, ben jijzelf opgegroeid in het Groningse dorp Loppersum. Heb je de Groningse taal doorgegeven aan je kinderen? “Nee, ik praat alleen nog Gronings met mijn broer en een aantal vrienden. M'n kinderen spreken helaas geen Gronings. Wel kan mijn zoon vrij goed zingen. Alle klassen van zijn basisschool maken samen een cd en hij heeft een solorol in het liedje van zijn klas. Hopelijk heb ik hem daar iets van mee gegeven. M'n dochter vindt dansen net iets interessanter.” Er is veel gezongen over Rooie Rinus' grote liefde 'Gezina', tevens de titel van het eerste lied dat jullie samen hebben uitgebracht. In het liedje 'Alcohol' raakt Rinus aan de drank omdat hij door zijn Gezina werd verlaten. Dat Frank den Hollander echt alcoholverslaafd was, lijkt me sterk. Bestond Gezina wel echt? “Nee, ze was een fictief persoon. Frank speel-
KUNST & CULTUUR INGEZONDEN: STILZWIJGEND de als Rooie Rinus in een aantal liedjes de onnozele plattelander die naar de grote stad zou verhuizen. Gezina was het meisje waar hij in Appelscha op eerstejaarskamp verliefd op werd. Maar Baukelien, uit het liedje Baukelien bestaat wel degelijk. Dat was een gezamenlijke vriendin van ons die destijds een afstudeerfeestje gaf. Als verassing traden we op met dit voor haar geschreven lied.”
'En uiteraard die verse pinda's van de Spar'. Pé en Rinus tijdens tijdens het jubileumconcert in Martiniploazoa in 2005 Wat vond je zelf de belangrijkste gebeurtenissen in je zangcarrière? “De ontwikkeling in de straatoptredens, hoe we langzaamaan steeds meer publiek om ons heen verzamelden. Op de straat werden de liedjes als het ware gemaakt, we keken hoe het publiek op ons reageerde. Ook heb ik erg warme herinneringen aan onze optredens op Terschelling. Tijdens ons succes gingen we zo'n 4 keer per jaar naar dit eiland om in café Rust in de Jaren op te treden. Dat was altijd heel gezellig, knus zelfs. Groots was natuurlijk ook het 25-jarige jubileum optreden in Martiniplaza, in 2005. Geweldig om te zien dat we nog zoveel fans hebben.” Momenteel treed je nog ongeveer één keer per maand op met je band Stuck Herry. Wat vind je leuker om te doen, optreden met de band of de optredens met Rooie Rinus? “Het heeft beiden wat. Bij Stuck Herry coveren we liedjes, dus dat is er niet echt mee te vergelijken. We doen veel liedjes van The Kinks en Chuck Berry waar ik zelf echt fan van ben, dus dat is ook heel leuk. Maar bij Pé en Rinus zat er meer van mezelf in de muziek, het waren toch m'n eigen liedjes die we zongen.” Wat gaat de toekomst brengen? “Voorlopig treedt ik nog regelmatig op met Stuck Herry. Ook met Rooie Rinus zijn er weer plannen. Het theater ‘Geert Teis’ in Stadskanaal bestaat volgend jaar 40 jaar en we zijn gevraagd om dan in de schouwburg op te treden. Zolang ik het nog kan, blijf ik zingen! Het is nog steeds zo ontzettend leuk om te doen.”
Tim Baas 'Alleen wie zwijgt, zegt iets.' Gevoed door angst en wanhoop probeerde Kierkegaard leegte op te vullen. De radeloze Kierkegaard had het antwoord, spreken was de veiligste methode om niets te zeggen. Of was het ter bestrijding van verveling, de wortel van al het kwaad? Station Keleti pályaudvar was die vrijdagochtend in maart ontspannen. De dag deed zich voor als iets waarnaar je stilzwijgend verlangt. Zadel mensen niet op met gedachten die niet ze willen of kunnen begrijpen. Houd het voor je en vertel het louter aan hen die op authentieke wijze begripvol zijn. Keleti pályaudvar. Neem plaats op een bankje, drink een robuuste espresso en aanschouw het komen en gaan van de treinen. Sluit af en toe de ogen en luister naar de composities van Frans Liszt. En natuurlijk naar de mededelingen van de stationsomroeper. Ook als je de Hongaarse taal niet machtig bent. Misschien wel juist dan. Het scherm met de vertrekkende treinen hield via een aangenaam gekletter de reizigers keurig op de hoogte. Buiten, vlak voor het treinstation, leek een groepje Hongaarse mannen sinds de vorige avond te zijn ontvoerd door een schaakspel. Bewust konden ze geen einde aan het spel maken. In Boedapest wordt een ongestoord bestaan van leven begeerd. Stilletjes schrijden ze verder op het hoopgevende pad van na 1989. Echter, ontneem ze hun waardigheid en ze komen in opstand, resulterend in een slepende periode van beroering. Zowel geestelijk als fysiek. Het is een episode van oproer die alsmaar terugkomt. Over binnenlandse aangelegenheden van politieke aard tobben de Magyaren. Alsof ze in de steek zijn gelaten door politici, afkomstig van alle zijden van het politieke spectrum, die maar niet aan hun verwachtingen kunnen voldoen. Hongaren praten fier over van alles en nog wat. Over de nationale politiek wordt daarentegen al zuchtend de mond dicht gehouden. Veelal wenden ze hun hoofd af en gaan snel over op een luchtiger gespreksonderwerp. Al wat rest is een koude deceptie. De treinreis naar Zagreb duurde ongeveer vijf uur. Turend door het raam riepen de veelgeplaagde stukken grond, zowel in Hongarije als in Kroatië, verlossende woorden van zich af: 'We kunnen er ook niets aan doen. Hier zijn we geboren, hier liggen onze geschiedenis en wortels. Het lot lag steeds in handen bij de niet-
VERZET
gewensten. Iedere keer waren we met de grootste verbittering machteloos. Maar heus, we doen er alles aan om nog iets van het heden te maken. Vertrouw ons alsjeblieft. Schenk ons wat geluk'. De deur van geluk, het is een heilloos ding. Duwen heeft geen zin. Zij gaat niet naar binnen open, zij gaat alleen naar buiten open. Niets helpt daaraan. Kierkegaard had het al geconstateerd. Zagreb was stil. Ook op zaterdag. De stad werd omlijst door dorpsachtige taferelen waarachter een realiteit schuilging die niet te begrijpen viel. Voor een wereldstad met achthonderdduizend inwoners was het gewoon te rustig. Kleine kleurige huisjes, kroegjes, een plein, een kathedraal, kastelen en een autovrij centrum. Zagreb is een ondoorgrondelijke metropolis, gezeteld in een opvallend bedaarde positie. Kroaten zelf zwijgen niet. Over van alles en nog wat maken ze grapjes, van corrupte douanebeambten, aparte, soms idiote, muziek tot nationale helden aan toe. De hele dag door relativeren de Kroaten hun bestaan op aarde. Krachtige humor waarbij ze hun eigen land niet ontzien. Andere landen worden gerespecteerd en met rust gelaten, de Kroatische identiteit niet. Zelfspot verschaft hier een stevig houvast om verder te gaan. En toch. De geest van Tito waarde nog niet rond of het ging al mis. Ach Tito, boerenzoon uit een Kroatisch-Sloveens gezin, trouwde met een Servische voor het behoud van de broze Joegoslavische eenheid. Op hoog niveau is een huwelijk een zaak van politiek, niet van liefde. Na zijn overlijden werd de Joegoslavische natiestaat uiteengescheurd door een opeenstapeling van ontgoocheling, ontreddering, en verbolgenheid. Het ging goed mis. Hieraan terugdenkend zijn de Kroaten voor eventjes stil. Droevig gestemd kijken ze omhoog naar de lucht op zoek naar de zoete zon. Enkele seconden later kijken ze weer optimistisch gestemd naar het heden. Het is de enige uitweg. Op innemende wijze vluchten ze voor de achtergebleven littekens. De oude Géza zei het ooit, in een cafeetje nabij Keleti pályaudvar: 'De twintigste eeuw was de eeuw van teleurstelling'. Daarna was hij weer stil en ging verder met nadenken. Geruisloos filosoferen, met de Hongaarse dans van Brahms op de achtergrond en György Konrád in de hand. Alleen wie werkelijk zwijgen kan, kan werkelijk spreken. Kierkegaard, vader van het existentialisme, wist het.
SOAP | APRIL 2007
25
OPINIE TWISTPUNT: DUBBELE
NATIONALITEIT
Twee paspoorten: teveel of geen probleem? Recentelijk is in de media en de Tweede Kamer wederom veel ophef ontstaan over het bezit van twee paspoorten: de dubbele nationaliteit. In oktober 2006 werd dit voorstel al door toenmalig minister Verdonk ingediend. Dit stuitte op hevig protest van onder andere kamerleden en meer of minder bekende Nederlanders. Nu heeft de PVV het voorstel wederom gedaan, met een verwijzing naar de twee nationaliteiten van de staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb en kamerlid Arib. Wat zijn nou de argumenten voor of tegen het hebben van de dubbele nationaliteit?
Koen de Wit In Nederland wonen volgens het CBS bijna 1 miljoen mensen met een dubbele nationaliteit. Hiervan is het grootste gedeelte Turkse Nederlander (252 duizend) of Marokkaanse Nederlander (215 duizend.) Maar ook uit andere landen binnen Europa komen veel buitenlandse Nederlanders, volgens statistieken van het CBS zo'n 420 duizend. Om de discussie zuiver te houden zullen we eerst moeten vaststellen wat het woord nationaliteit nu precies behelst. Nationaliteit kan twee betekenissen hebben. Het kan duiden op staatsburgerschap van één of meer landen, maar ook op het op grond van herkomst of afstamming behoren tot een volk. In deze definitie is geen sprake van staatsburgerschap. Hierbij zou je bijvoorbeeld kunnen denken aan de Koerden of de Basken, die wel een nationaliteit bezitten, maar geen staat hebben waar ze gevestigd zijn. Omdat in Nederland wel sprake is van een eenheid van staat en natie, wordt hier vaak met het gebruik van het woord nationaliteit de eerste definitie bedoeld. Als we een natie zonder staat bedoelen voegen we het woord etnisch toe (tijdens de oorlog in Joegoslavië hadden we het over etnische Bosniërs, etnische Kroaten e.d.) Geert Wilders stelde begin maart 2007 kamervragen naar aanleiding van de dubbele nationaliteit en vermeende loyaliteit van kamerlid Arib aan moederland Marokko. Arib heeft zitting in een werkgroep die advies uitbrengt aan de Adviesraad voor de Mensenrechten in Marokko. Volgens de PVV is hier sprake van een probleem van loyaliteit. Deze commissie adviseert namelijk over de oprichting van een Hoge Raad, die de belangen van Marokkanen in het buitenland moet gaan behartigen.
26
SOAP | APRIL 2007
Ook Maxima heeft een dubbele nationaliteit De PVV laat weten: "De PVV fractie is van mening dat het uiterst kwalijk is als een kamerlid werkzaamheden verricht voor een buitenlandse overheid. Je kan maar één land dienen als Kamerlid en dus niet Nederland en Marokko tegelijk! Daarnaast heeft Mw. Arib als kamerlid een dubbele nationaliteit en daarmee een schijn van dubbele loyaliteit. Ook gaat het hier om werkzaamheden ter voorbereiding van de oprichting van een Hoge Raad die de Marokkaanse koning moet adviseren over zijn beleid ten aanzien van Marokkanen in onder andere Nederland, waardoor de Marokkaanse koning zijn ondemocratische tentakels kan spreiden over de Marokkanen ook in ons land. Erg onwenselijk. Wat de PVV betreft had mevrouw Arib moeten kiezen voor óf haar Kamerlidmaatschap óf haar werkzaamheden voor de Marokkaanse koning."
De meeste genaturaliseerde Nederlanders zijn goed geïntegreerd en hebben hun tweede paspoort alleen om praktische of om sentimentele redenen Frappant in dit verband is dat binnen deze werkgroep een meerderheid van de leden voorstander is van het plan om Marokkanen de mogelijkheid te bieden afstand te doen van hun Marokkaanse nationaliteit wanneer zij zich elders vestigen. Blijkbaar heeft Wilders over het hoofd gezien dat wat dat aangaat kamerlid Arib eigenlijk aan zíjn kant staat.
Want wanneer de mogelijkheid er is, zullen mensen er gebruik van maken. Zo kunnen zij zich onttrekken aan de Marokkaanse dienstplicht die voor Marokkanen nog altijd geldt, ook al hebben ze de Nederlandse nationaliteit. De Partij van de Arbeid liet als reactie op de vraag van Wilders weten dat er een onderzoek zou worden ingesteld naar de nevenfunctie van Arib en publiceerde onlangs het volgende in de pers: "Het fractiebestuur van de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid heeft geen enkel bezwaar tegen de nevenfunctie van Khadija Arib in de tijdelijke werkgroep van de Marokkaanse Adviesraad voor de Mensenrechten. (…) Arib adviseert onbetaald, onafhankelijk en op persoonlijke titel. Zij draagt hiermee vanuit haar eigen principes, betrokkenheid en deskundigheid bij aan het moderniseringsproces van Marokko." Hiermee is deze kous in ieder geval af. Dan rest nog de vraag of bewindslieden die in publieke functies werken, niet een voorbeeldfunctie zouden vervullen door afstand te doen van hun tweede paspoort om zo de mensen in het land te stimuleren dit ook te doen. De VVD is van mening dat het hen zou sieren en uit onverwachte hoek kwam er onlangs ook ineens steun van de SP. SP-leider Marijnissen liet onlangs weten het een "hele dikke plus" te vinden wanneer bewindslieden in publieke functies hun oorspronkelijke nationaliteit neer zouden leggen en enkel het Nederlandse staatsburgerschap zouden behouden. Argument hiervoor zou zijn dat het integratie van minderheden zou bevorderen wan-
OPINIE TWISTPUNT neer zij slechts het Nederlandse paspoort kunnen verkrijgen wanneer ze hun oude opgeven, maar is dat wel zo? Heeft het effect op het leren van de taal? Zal men minder vaak terug gaan naar het land van herkomst? Zal men meer deelnemen in de samenleving? Op deze vragen is door tegenstanders van een dubbele nationaliteit geen bevestigend antwoord te geven. Zoals het er nu uitziet lijkt het helemaal geen effect te hebben op de inburgering in Nederland. De meeste genaturaliseerde Nederlanders zijn goed geïntegreerd en hebben hun tweede paspoort alleen om praktische of om sentimentele redenen, zo lijkt het. Zo is het veel makkelijker om de zomer in Marokko door te brengen wanneer je een Marokkaans paspoort hebt. Je 'roots' liggen daar, dus waarom zou je die verloochenen, zeggen vooraanstaande (goed geïntegreerde) Marokkanen in Nederland. De meeste vinden het maar een zinloze discussie, zo blijkt uit een peiling van de stichting Amome (voor Marokkanen in het buitenland.) Zij vinden dat niemand is gebaat bij deze stigmatisering van het hebben van een dubbel paspoort. Wat is de conclusie die we uit deze discussie kunnen trekken? Blijkbaar is er aan zowel de linker- als aan de rechterkant van het politiek spectrum enige vorm van negativiteit over het bezitten van een dubbel paspoort. Waar rechts het liefst het bezit van een dubbel paspoort verbiedt, wil links mensen echter vrijblijvend stimuleren tot het afstand doen van het paspoort van een moederland. Vooral bewindslieden in publieke functies zouden hierbij een voorbeeldfunctie kunnen vervullen. Dat het op dit moment voor Arib, Aboutaleb en Albayrak steeds lastiger wordt dit te doen, komt voornamelijk door de aanhoudende druk van de rechtse oppositie. Hiermee gooit Geert Wilders eigenlijk zijn eigen glazen in, want wanneer deze bewindslieden inderdaad afstand zouden doen van hun tweede paspoort, zou dit een enorme knieval richting de rechtse (en linkse) oppositie betekenen. Wanneer de storm (in een glas water) weer is gaan liggen, zullen de partijen misschien met elkaar in debat kunnen treden over een inhoudelijk wetsvoorstel wat moet gaan regelen dat er een soort stimulans komt voor mensen met een dubbel paspoort om hun moedernationaliteit op te geven en zich voorgoed te gaan vestigen in Nederland. Je kunt iemand echter niet zijn 'roots' afnemen. Wanneer je geboren bent in Marokko, Turkije, Frankrijk of Duitsland en je familie woont daar nog, dan heb je een onvermijdelijke verbintenis met dat land en dat zullen de politieke partijen in Den Haag zich goed moeten realiseren. Niet voor niets zijn er nog duizenden Nederlandse Canadezen die nog elke tien jaar hun paspoort vernieuwen. Zij hebben nog die speciale verbintenis met ons land, ook al wonen ze al generaties lang aan de andere kant van de oceaan. En eigenlijk is dat ook wel mooi; niet kiezen, maar delen!
REACTIE
Integreren gaat het makkelijkst wanneer je welkom bent Het was het opvallend stil binnen de Nederlandse politiek toen Maxima vijf jaar geleden werd betiteld als 'Hare Koninklijke Hoogheid'. Haar werd nooit gevraagd of ze haar Argentijnse nationaliteit had willen inleveren. Hier is sprake van meten met verschillende standaarden. Wanneer je aan een staatssecretaris vraagt afstand te doen van zijn tweede nationaliteit, zou je dit dan ook mogen vragen aan onze toekomstige koningin?
Maria van den Broek In Nederland moest Prins Bernhard zijn Duitse staatsburgerschap opgeven voor zijn huwelijk met koningin Juliana in 1937. Doordat koningin Beatrix afstammeling is van Sophia Keurvorstin van Hannover, is ze automatisch Brits staatsburger, een burgerschap dat dateert uit het jaar 1705. Deze wet is in Nederland nog van kracht tot 1948. Aangezien er geen bewijzen bestaan dat onze huidige koningin afstand heeft gedaan van haar dubbele paspoort, ze geboren is in 1938, is ze hoogstwaarschijnlijk nog in het bezit van een dubbele nationaliteit. In het bezit zijn van een dubbele nationaliteit betekent dat je ook plichten hebt als onderdaan aan het desbetreffende moederland. Er wordt een eed afgelegd op de Nederlandse grondwet, om zo de verplichtingen in de Nederlandse grondwet uit te voeren, maar is dit genoeg? Het kabinet van het land van herkomst zal moeten instemmen met het Nederlandse wetsvoorstel, wil de wetsmutatie mogen worden aangenomen. De Marokkaanse regering geeft aan haar standpunt niet te willen wijzigen, en houdt vast aan hun verplichte nationaliteit. Hoge functionarissen binnen de Marokkaanse overheid vinden de kwestie dubbele nationaliteit een Nederlands probleem. "Marokkaan blijf je tot je dood, of je nu wilt of niet". Marokko vindt dat het toekennen van de nationaliteit behoort tot de soevereiniteit van de staat. Ook de president van Turkije gaf tijdens het staatsbezoek van koningin Beatrix zijn krachtige tegenspraak: "Nauwgezet volgen we de maatregelen die worden genomen om de Turkse gemeenschap de sociale rechten te geven die ze verdient, om hun taal en hun culturele identiteit te behouden en hun welzijn en welvaart in Nederland". De vraag is wel waarom Marokkaanse en Turkse Nederlanders niet in opstand komen tegen de wetgeving van hun geboorteland. De Nederlandse nationaliteit is net zoals de meeste andere westerse democratische landen een uitgeklede vorm van staatsburgerschap. Behalve het stemrecht op provin-
ciaal- en landelijk niveau krijg je er nauwelijks extra rechten bij. Waneer beide nationaliteiten van dit type zijn, en je elkaar geen plichten zal opleggen, zullen hieruit weinig problemen voortvloeien. Daarentegen zijn veel van de herkomstlanden waar we een dubbele nationaliteit aan toestaan niet van een liberaal- democratisch soort. Deze landen bezitten een wetgeving die sterk afwijkt van de Nederlandse wetgeving. Dus is een dubbele wetgeving van toepassing op desbetreffend persoon, wekt dat voor beide partijen verwarring op en zal het altijd ten koste gaan van een land. Een ander voordeel van een enkel Nederlands paspoort is dat dit de integratie zal bevorderen. Dubbele nationaliteit roept twijfel op over de loyaliteit aan Nederland. Gebrekkige integratie leidt tot de wens om een dubbele nationaliteit te behouden, hetgeen leidt tot disloyaliteit. Kijk naar een land als Amerika, het immigratieland voor veel mensen bij uitstek. Dit niet zonder reden, de meeste 280 miljoen inwoners hoeven maar een paar generaties terug te gaan om hun voorouders terug te vinden in Afrika, Azië of Europa. Wanneer je Amerikaan wil worden, wordt een dubbele nationaliteit gedoogd. Kom je in aanmerking voor een Amerikaans paspoort, dan ben je verplicht afstand te doen van elke alliantie en trouw aan het buitenland. De eed die een aankomende Amerikaan moet afleggen is eigenlijk ondubbelzinnig. De Verenigde Staten erkent het dubbele nationaliteit formeel niet, maar er wordt ook niet tegenop getreden. Men weet niet hoeveel Amerikanen een tweede paspoort hebben, maar het zullen er zeker miljoenen zijn. Wanneer in het land zich moeilijkheden voordoen, blijft het lastig te bepalen in hoeverre de dubbele nationaliteit tolerant is ten opzichte van Amerika. Hoe zou je de discussie over dubbele nationaliteiten in Nederland kunnen beëindigen? Een voorstel zou kunnen zijn: kiezen voor de Amerikaanse variant. Dit houdt in dat degene die in Nederland wonen met een dubbele nationaliteit kunnen kiezen voor de gedoogde nationaliteit. In Nederland leven een miljoen mensen met een dubbele nationaliteit. Voor de burgers die hier al zijn wordt dit dan gedoogd. Echter voor aankomende Nederlandse migranten worden dubbele nationaliteiten afgeschaft voor alle en niet alleen voor politiek bestuurlijke functies. Dit bevordert het bewust kiezen voor het Nederlands burgerschap. Wanneer je het dubbele staatsburgerschap generaties aanhoudt, wordt de bepaalde nationaliteit volledig erfelijk. Dit is niet in overeenstemming met het onderscheid tussen afstamming en burgerschap, herkomst en toekomst…
SOAP | APRIL 2007
27
OPINIE AMERIKANEN
ZIJN NIET GEK
Amerikaanse praktijken: de keerzijde van de medaille leven, proberen om het beter te krijgen. Dit maakt ook weer dat de "You can do it" mentaliteit in de Verenigde staten veel belangrijker is dan in Nederland. Een groot deel van de Amerikanen zal deze droom dus niet waar maken, maar wel alles uit de kast halen om dit te proberen. Hierdoor is de ambitie en werklust van de Amerikanen een stuk groter dan die van de gemiddelde Nederlander. Hierdoor vraag ik me af waar wij Nederlanders naar toe leven, ik kan zelf eigenlijk niets noemenswaardigs bedenken.
Amerika’s trots, het vrijheidsbeeld.
Mart Duitemijer Je ziet het op tv, je leest het in de krant. Nederlanders hebben het graag over "hoe vreemd die Amerikanen wel niet zijn". Ik heb hier eerlijk gezegd wel genoeg van, en het lijkt me dan ook passend om een keer te bekijken wat de Amerikanen in tegenstelling tot ons wél hebben. Ik kom zelf regelmatig in de Verenigde Staten. Dit maakt natuurlijk dat ik bevooroordeeld ben, maar op zowel een
28
SOAP | APRIL 2007
negatieve als een positieve manier. Ik wordt waarschijnlijk beïnvloed doordat ik veel om ga met de mensen die daar wonen, toch leidt dit er ook toe dat ik me weinig aantrek van het negatieve beeld dat de media over de VS schept. Laat ik beginnen met ‘the American dream’. Deze droom is natuurlijk voor een groot deel van de bevolking niet haalbaar. Toch heeft ze ook zo haar voordelen, namelijk dat de Amerikanen ergens naartoe proberen te
Dan vaderlandsliefde, in Nederland is het ver te zoeken. Er is één keer in de twee jaar een moment dat ik enigszins vaderlandsliefde voel, en wel tijdens het WK of het EK. Helaas was deze periode vorig jaar zodanig kort dat ik niet kan zeggen dat het mijn liefde voor Oranje heeft bevorderd. En tja, als de koningin of prinses weer eens jarig is, kan ik niet zeggen dat ik de hele dag voor de buis hang om haar te bewonderen. Laat staan dat ik de straat op ga om een glimp van haar op te vangen. Maar dan de Amerikanen, die kunnen er wat van. Het mooie is ook nog dat het welgemeend is. Ik had afgelopen zomer de kans om 4th of Juli -independance day- te kunnen aanschouwen in een stadje in de VS. Geweldig was het, jong en oud was op straat, er hing een heerlijke sfeer en er was volop vuurwerk. Het mooiste vond ik toch het volgende, de mensen goten zichzelf niet direct vol met drank, hetgeen in Nederland vaak gebeurt op dergelijke feestdagen. Soms krijg ik het idee dat Koninginnedag voor veel Nederlanders een slap excuus is om zoveel mogelijk bier te drinken. Ook zijn Amerikanen trots op hun land. Hierin bewonder ik ze zeker, ongeacht of het nou gerechtvaardigd is. Ik ben zelf absoluut niet trots op Nederland, er zijn namelijk maar weinig dingen om trots op te zijn. Kijk, de Amerikanen hebben een hoop om niet trots op te zijn, maar ze hebben ook een groot aantal dingen om wel trots op te zijn. En het mooie is dat ze dit ook uiten, in tegenstelling tot de gemiddelde Nederlander, die over het algemeen vrij negatief over zijn eigen land is. Dan de service. In dit opzicht kunnen we nog een hoop leren van de Amerikanen. Neem nou de service in de supermarkten. Eerst wordt je bediend door een cassière die je vrolijk toelacht, en vervolgens is er een jongen die je tas voor je inpakt, en hem als je geluk hebt ook nog eens naar je auto toebrengt. Nu zeggen mensen vaak: "maar dat is toch hele-
OPINIE COLUMN maal niet gemeend". Nou dat zou inderdaad heel goed waar kunnen zijn, maar ik prefereer het toch zeker boven een chagrijnige kop die er met moeite -of helemaal niet- "goedemiddag" uitperst, oftewel de gemiddelde cassière in Nederland. Onze mening over de 24/7 shops vind ik ook vrij hypocriet. Het is namelijk verschrikkelijk handig dat er altijd winkels open zijn, en ik ben er ook zeker van dat de Nederlanders hier geen enkele moeite mee zouden hebben. Het bewijs ligt voor het oprapen, kijk maar eens hoe druk het in de avondwinkel is op zaterdag- en zondagavond, en hoe fijn men het wel niet vind om op koopzondag lekker de stad in te gaan. Een begrip dat de Amerikanen ook een stuk beter interpreteren dan de Nederlanders is ‘faillure for money’. Zodra iets in de VS niet goed is krijg je of je geld terug of iets plaatsvervangends. Dit zie je overal, zelfs in de McDonalds in Las Vegas: Mijn burger was een beetje koud, en ik vroeg of ik misschien een nieuwe kon krijgen. Vervolgens werd mij vriendelijk gevraagd of ik mijn geld terug wou óf dat ik misschien een nieuwe burger wou. Ik ben benieuwd hoe dit in de Nederlandse Mac zou gaan.
Dergelijke hartelijkheid is bij de Nederlanders ver te zoeken. Dan mijn laatste punt: hartelijkheid. De zogenaamde small-talk komt je in de VS sowieso al een stuk vaker tegen, maar het leuke is dat je daardoor vaak al snel meer contact ontwikkeld. Zo maakte ik afgelopen zomer een praatje met een man, en toen we het even over volleybal hadden nodigde hij mij - en de rest van mijn familie - direct uit om ergens die week even bij hem te komen volleyballen, geweldig toch? Dergelijke hartelijkheid is bij de Nederlanders ver te zoeken. Je mag nog van geluk spreken als je iemand zo ver krijgt dat hij je de weg -en dan de goede kant opwijst. Het ergste vind ik eigenlijk dat Nederlands vaak zeggen dat die hartelijkheid helemaal niet gemeend is. Hier wil ik verder weinig woorden aan vuil maken. Men heeft hier namelijk een heel toepasselijk spreekwoord voor bedacht: "Zoals de waard is vertrouwd hij zijn gasten". Tot zover mijn verhaal over de zogenaamde Amerikaanse praktijken. Ik wil met mijn verhaal niet zeggen dat de mensen in de VS het helemaal goed doen, maar ik wil voor de verandering wel eens de keerzijde van de medaille belichten. Hetgeen de Nederlandse media vaak nalaat. De service, hartelijkheid en vaderlandsliefde zijn namelijk prominent aanwezig in de Verenigde Staten, en ik heb zo'n gevoel dat de men zich hier niet echt bewust van is.
Advocaatje, leef je nog? Jouri Bakker Het is 9 maart. Op weg naar Amsterdam lees ik op de voorpagina van het AD dat de politie in 2007 een groot offensief begint tegen automobilisten die tijdens het rijden niet handsfree bellen. Volgens verkeersofficier van justitie Koos Spee zou de Nederlander nog 'niet genoeg hebben geleerd van het verbod' dat in 2002 werd ingevoerd. Niet dat de politie het zogenaamde handheld bellen de laatste vijf jaar door de vingers heeft gezien. Integendeel: sinds de invoering van het verbod in 2002 heeft oom agent al bijna een half miljoen bekeuringen uitgeschreven. Opbrengst: 65 miljoen euro. Diezelfde 9 maart, rond een uur of vier 's middags, rijdt er een gloednieuwe Jaguar langs de Amsterdamse Herengracht. Stapvoets rijdt hij me tegemoet. Bij het zien van dure en snelle - vooral deze combinatie - auto's raak ik steevast opgewonden. Ik vraag me altijd af wie er achter het stuur zou zitten. Ook nu ben ik benieuwd wiens voetzool de macht over het gaspedaal heeft. De zwarte lak van de sportieve bolide weerkaatst het felle zonlicht. Tranen springen in mijn ogen. Ik ben er van overtuigd dat de bestuurder een man is. Want zeg nu zelf: welke vrouw durft er in een Jaguar langs de Amsterdamse grachten te rijden? Laat staan parkeren… Het wazige silhouet achter het stuur wordt beter zichtbaar naarmate de auto langzaam dichterbij komt. Uit het openstaande raam verschijnt een in krijtstreep gehulde arm. De bijbehorende hand brengt met een elegante beweging een mobiele telefoon naar het oor. En toen, toen pas zag ik het. De Jaguar, die grijze krulletjes, het Armanipak, ineens vallen alle puzzelstukjes op hun plaats. Naast mij rijdt Bram Moszkowicz, strafpleiter nummer één van Nederland. Ik ben met stomheid geslagen. Verbaasd over het feit dat hij zelf zijn auto bestuurt. Verbaasd dat hij geen gebruik maakt van een chauffeur. Verbaasd dat hij niet op de achterbank zit te werken met zijn laptop op schoot. En verbaasd dat hij na alle commotie zonder beveiliging door de Nederlands liquidatiestad rijdt. En nog stapvoets ook. Maar wat me nog het meest verbaasde was dat Moszkowicz niet handsfree belde. Als iemand zou moeten weten dat handheld bellen gevaarlijk én strafbaar is, is hij het wel. Als topadvocaat en BN'er heeft hij een voorbeeldfunctie voor de maatschappij. Zeker als het op het naleven van de wet aankomt.
En je maakt mij niet wijs dat hij geen geld heeft voor een carkit. Maar als er al een agent is die hem durft te bekeuren, dan voelt hij het nog niet in zijn portemonnee. Zelfs als hij een jaar te laat betaalt is de boete voor hem niet meer dan een ordinaire fooi. Een Nederlandse rechter mag bij het opleggen van een boete wettelijk naar inkomsten en uitgaven kijken, maar in de praktijk wordt dit vaak nagelaten. Voornamelijk omdat de Nederlandse wet hier heel vaag over is. En dat iemand voor een verkeersovertreding voor moet komen is ook een zeldzaamheid. SP'er Jan de Wit pleitte er al eens voor, maar als niet-SP'er vind ook ik dat de regering boetes naar draagkracht op moet leggen. Al meerdere Europese landen hebben dit systeem geïntroduceerd. Zo kon het gebeuren dat enige tijd geleden een Finse Nokiadirecteur een boete van honderdduizenden euro's kreeg omdat hij twintig kilometer te hard reed. Als minister Hirsch Ballin van Justitie verstandig is, pleit hij voor invoering van een dergelijke wet in Nederland. Of voor een inkomensgrens waarboven de boetes voor verkeersovertredingen hoger zijn. Het is toch veel eerlijker om iedereen even te hard te raken. Geef Moszkowicz tien keer een bekeuring voor handheld bellen, en hij doet het de elfde keer weer. Een onopvallende surveillancewagen bij Moszkowicz' kantoor op de hoek van de Keizersgracht is ook geen slecht idee. Als meneer de advocaat het na een proces-verbaal dan nog een keer in zijn hoofd haalt om zijn medeweggebruikers in gevaar te brengen, moet de Nederlandse Orde van Advocaten zich er maar eens mee gaan bemoeien. Dat biedt in ieder geval weer leuke gespreksstof voor RTL Boulevard. Nadat zijn Jaguar uit het zicht was verdwenen, dacht ik aan de commercial van Centraal Beheer Achmea. Dat spotje waarin wordt gesuggereerd dat je maar beter een goede verzekeringsmaatschappij kunt kiezen, want voor hetzelfde geld knal je bovenop de auto van een advocaat. De volgende keer dat ik Moszkowicz rijdend zie bellen, spring ik per ongeluk voor zijn auto. Ik zie het al voor me: hij wijkt uit en rijdt pardoes de gracht in. Advocaatje, leef je nog? Ik wil wel eens weten of zijn verzekeringsmaatschappij dan nog een nieuwe Jaguar dekt.
SOAP | APRIL 2007
29
OPINIE RECENSIE
In het penthouse van de behoeftepiramide is het slecht toeven RECENSIE Piët, S. (2004) De Emotiemarkt. De toekomst van de beleveniseconomie. Amsterdam: Pearson Education Benelux B.V.
Cissy Pater Het recht op geluk staat opgetekend in het Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wij denken er dan ook letterlijk recht op te hebben. ''Want als alles maakbaar is, is geluk dat ook.'' ''We zijn in het westen het stadium van de overlevingsmaatschappij voorbij. We bevinden ons in een beleveniseconomie. We hoeven niet meer te knokken voor werk, gezondheid, liefde, voedsel en veiligheid. Dat wordt ons min of meer in de schoot geworpen, dan wel te koop aangeboden.'' Alleen ons welbevinden blijft aan onszelf toevertrouwd. De beleveniseconomie biedt producten en diensten die gericht zijn op de bevrediging van emotionele behoeften van de mens, als groep of als individu. Susanne Piët - psychologe en publiciste in communicatie en emoties - verkent in haar boek De Emotiemarkt de toekomst van de beleveniseconomie, die volgens haar een belangrijk deel van onze economie vormt. Na de welvarende jaren hebben we genoeg van het vergaren van allerlei producten. Het bevredigt ons niet meer. Sterker nog, we raken erdoor verveeld. Dit is het ongeluk van te veel geluk. Het geluk leek in de jaren tachtig maakbaar, maar veel mensen zitten met de vraag: 'Als geluk maakbaar is, waarom voel ik me dan ongelukkig?' Volgens Piët komt dit door de illusie dat geluk maakbaar en te koop is. ''We lijden onder een tekort aan relevante prikkels en zinvolle uitdagingen. We willen wel een genotervaring, maar zonder er een persoonlijke investering voor te doen. En dat nekt ons. Omdat het element van zingeving ontbreekt.'' We voelen dus een leegte. We zijn teleurgesteld geraakt over het (materiële) geluk dat we najaagden, het heeft ons niet gebracht wat we dachten. We worden zelfs tamelijk ongelukkig van het nastreven van geluk. ''En stel dat het lukt om geluk te vinden, wat moet je dan nog?'' Volgens schrijfster Susanne Piët bevinden we ons ''in het penthouse van de behoeftepiramide'', een uitdrukking die ze heeft overgenomen van schrijver Ronald Giphart. De behoeftepiramide is opgesteld door Maslow. Onderaan staat de leniging van honger en dorst, daarna volgen veiligheid en zekerheid. Als daaraan voldaan is komt de behoefte aan sociaal contact en vervolgens de behoefte aan (zelf)waardering en respect. De top van de piramide, die pas in zicht komt als aan alle behoeften is voldaan, is zelfontplooiing. Dit is
30
SOAP | FEBRUARI 2007
de optimale verwerkelijking van onze potenties, het samenvallen van zijn en kunnen, het vinden van een balans. Kort gezegd: gelukkig zijn. In een vluchtelingenkamp in Afrika is gelukkig zijn geen kwestie. Daar is allereerst de behoefte aan genoeg voedsel en schoon drinkwater, en vervolgens aan veiligheid. Aan de hogere lagen van de behoeftepiramide komen ze niet toe, laat staan aan het penthouse. Je kunt pas het penthouse bereiken als alle andere behoeften zijn gestild. Dat lijkt een luxe, maar blijkt in de praktijk niet echt een fijne positie. Door een voort-durende situatie waarin de basisbehoeften bevredigd zijn, raken we verveeld en verliezen we uit het oog waar het wezenlijk om gaat. Niet het bezit maakt blij, juist het verwerven ervan. Piët noemt in dit verband een experiment dat gedaan is in een dierentuin, met ijsberen die zelf hun vis uit het ijs moesten halen. ''Die beerden aanzienlijk minder ijs.'' Ondanks dat veel mensen teleurgesteld zijn in de maakbaarheid van het geluk en steeds meer inzien dat je meer voldoening voelt als je er moeite voor doet, is de markt voor welzijn en geluk er één van ongekende omvang. En daarover spreekt Piët in haar boek: De emotiemarkt en de toekomst van de beleveniseconomie.
De markt voor welzijn en geluk is er één van ongekende omvang. In het eerste hoofdstuk maakt ze korte metten met geluk nastreven zoals het was, namelijk het geloven in geluk uit materie en succes. ''We hebben onze ziel verkocht voor zaligheid, maar de zaligheid is erg tegengevallen en daarom zoeken mensen hun ziel terug.'' We zijn teleurgesteld in de ''ongebreidelde fun industrie'', waarin diensten en producten geleverd worden die een directe geluksbeleving geven. Na de fun is er weer dat gevoel van leegte. Daardoor is er een groeiend besef dat je geluk niet op een snelle manier verwerft, maar dat er een offer voor nodig is. Piët noemt als voorbeeld de film Lord of the Rings, waarin dit mooi verwoord wordt: ''There can be no triumph without loss, no victory without suffering, no freedom without sacrifice.'' Ook in het lijden zit dus een vorm van geluk. Passie is het felbegeerde product op de emotiemarkt. Passie heeft twee betekenissen, voor twee verschillende belevingen. Enerzijds betekent het hartstocht, anderzijds betekent het lijden. De vraag is of de één wel zonder de ander
kan. Hoewel mensen dit meer en meer gaan begrijpen, gedragen ze zich toch nog steeds als passieve consument. Mensen kunnen niet bij het geluk komen, omdat ze zich tegelijkertijd als consument van dat geluk gedragen. Ze vragen zich in hun penthouse voortdurend af of ze wel gelukkig genoeg zijn. ''De mens leeft met de mythe van de maakbaarheid en moet dus gelukkig zijn.'' Ben ik niet dom dat ik geen geluk heb gekocht, terwijl het maakbaar is, dus ik ben nu dubbel zo ongelukkig! Het besef dat niet álles maakbaar is moet nog doordringen. De beleveniseconomie zoals die altijd was, met de nadruk op dat eigen geluk maakbaar is, is dus bijna ten einde. We bevinden ons nu in een overgangsfase, waarin we toegaan naar een economie waar verbeelding en zinvolheid een belangrijke rol spelen. Dit is de emotiemarkt met haar beleveniseconomie: De mens wil niet enkel producten, hij wil belevenissen en ervaringen en zoekt naar meer waarde. Wie de nieuwe wending in de beleveniseconomie wil begrijpen, moet inzien dat emoties een belangrijke plaats innemen op de markt. Het gaat er dan vooral om wat die emotie uitdrukt, niet om de emotie op zich maar om het eraan ontlenen van identiteit en betekenis (zingeving). De mens wil vooral het gevoel hebben dat hij lééft. Het moet zinvol zijn en het moet allemaal nu, want we hebben het hiernamaals - een fase na ons leven waarin we het beter kunnen doen - afgeschaft, en we hebben dus geen tweede kans. Waar vraag is, ontstaat aanbod en dus speelt de markt hierop in. Zo is er een reisbureau die reizen aanbiedt waarbij je de ene week helpt in een lepraziekenhuis en de andere week mag relaxen op het strand. Piët beschrijft ontwikkelingen in menselijke behoeften en gedragingen en illustreert dit met treffende voorbeelden die voor iedereen herkenbaar, dan wel verrassend maar toch logisch zijn. Tegelijkertijd fluistert ze de (potentiële) aanbieders op de emotiemarkt toe welke gaten zij kunnen opvullen: ''Dus ga er maar aan staan, belevenismarkt!'' De Emotiemarkt is goed geschreven en leest prettig. Piët schrijft over het gedrag van mensen zonder daar zelf afstand van te nemen. Constant spreekt ze over 'we', terwijl ze tegelijkertijd over 'ons' niet-rationele gedrag oordeelt. Ze gebruikt daarbij voorbeelden die je doen glimlachen omdat ze zo heerlijk uitvergroot, dan wel herkenbaar zijn. Daarnaast geeft ze inzichten die verrassend zijn, maar door een directe vertaling naar het dagelijks leven eigenlijk heel logisch blijken. Het lijkt alsof Susanne Piët al schrijvend de stand van de beleveniseconomie verkent.
BETOOG Ze is niet consistent als het gaat om in welke fase van het overgangsproces de mens zich nu precies bevindt. De Emotiemarkt is erg impressionistisch geschreven. Piëts betoog is analytisch sterk, maar gaat alle kanten op; ze springt van de hak op de tak. Hoewel het boek daardoor dynamisch blijft voor de lezer, schuilt daar ook een gevaar: Waar is de structuur? Het is moeilijk een structuur in het boek te ontdekken, zowel tussen als binnen de hoofdstukken. In hoofdstuk 1 en 2 lijkt het boek eenvoudigweg wat speels geschreven, maar in de hoofdstukken daarna gaat de schrijfster op de tast via leven in een beeldcultuur, naar kennis van goed en kwaad, naar moed en helden om vervolgens uit te komen bij echtheid. Piët neemt ook alle zwakke signalen mee in haar zoektocht en lijkt zelf ook nog niet helemaal te weten waar het heen gaat. Ze beschrijft, geeft inzichten en voorbeelden, laat ons voelen hoe het zit en zet ons dus aan het denken. Maar daar houdt het op. Het meedenken is boeiend, maar de lezer wordt geacht zelf zijn conclusies te trekken. Misschien beoogt zij om ''zoogdieren in alarmtoestand'' enkel te alarmeren. Ook als dit de enige functie van het boek zou zijn, dan zou ze haar thema's en voorbeelden vaak veel verder kunnen uitwerken. Een niet onbelangrijke paragraaf over het penthouse van de behoeftepiramide bestaat uit slechts vier korte, maar krachtige alinea's. Het smaakt echter steeds naar meer en de paragraaf die erop volgt geeft dat lang niet altijd. Sterker nog, soms mist een goede overgang of lijkt er gewoon geen verband te zijn. De lezer blijft dan half hangen in een open einde met een veelal pessimistische nagalm, terwijl het volgende thema zich alweer aandient. Mensen reikhalzen naar het échte geluk, maar Piët is kritisch over de uitwerking van hun gedrag. Haar boek spoort aan tot reflectie op onze maatschappij, met een bezorgde ondertoon. Piët alarmeert en zet zowel de consument als de producent aan om na te denken over hun rol op deze markt. Naast dit bescheiden zetje tot actie, geeft ze vooral voorbeelden die haar oordeel en de daaruit volgende sombere toekomstvoorspelling ondersteunen. Piët problematiseert sterk, maar geeft zelden een oplossing. Dit maakt De Emotiemarkt tot een typisch maatschappijboek. En hoewel ze soms inzichten geeft voor ondernemers op de (emotie)markt, geeft ze hen geen pasklare formules of opbeurende oneliners. Des te opmerkelijker is het dat De Emotiemarkt tot 'Managementboek van het jaar 2004' is uitgeroepen. Zeer verdiend is wel de erkenning die het boek krijgt. De Emotiemarkt is een goed en boeiend boek, dat het waard is om door elk mens gelezen te worden. Maar wie in de gaten heeft dat hij zijn eigen geluk in de weg staat, heeft niets aan de begeleiding van psychologe Piët en moet in zijn penthouse zelf bedenken hoe het tij te keren.
De openbare ruimte als leerschool Nathalie Feitsma Wij, mensen brengen onze tijd graag in de grote stad door; gezellig winkelen, een terrasje pikken of flaneren door de straten. Slechts een paar simpele voorbeelden, maar voor de meeste toch zo bekend en vertrouwd. Zien en gezien worden is het motto in de stad, - de openbare ruimte - . Men wisselt er vluchtige blikken uit, korte woordenwisselingen, een glimlach, maar ook oppervlakkige gesprekken met een aardige winkeljuffrouw of een eenvoudige passant. De stad of openbare ruimte is een plek waar men nieuwe indrukken op kan doen, verschillende culturen kan ontmoeten én waar men zichzelf kan verliezen in de anonimiteit. Hoe romantisch dit beeld van de stad ook mag zijn, de werkelijkheid is veelal weerbarstiger. Conflicten, kleine incidentjes, irritaties, maar ook zinloos geweld zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Hoewel deze laatstgenoemde negatieve kanten van het publiek domein niet de overhand hebben, merken we wel dat ze steeds vaker voorkomen. De vraag is nu waarom het publieke of openbare domein zo vaak negatief in de belangstelling komt te staan. Gaat het hierboven geschetste romantische beeld van de stad daadwerkelijk steeds minder vaak op? Is er dan geen enkele reden of noodzaak om de positieve kanten van het publieke domein te belichten? Het publiek domein kenmerkt zich door anonimiteit en onpersoonlijkheid. Het is een plaats waar mensen in harmonie met elkaar kunnen samenleven zonder daadwerkelijk kennis van elkaar te nemen, maar ook een plaats waar mensen elkaar kunnen irriteren en waar conflicten kunnen ontstaan. Hoewel deze negatieve kenmerken van het publiek domein vaak groot in de kranten worden toegelicht en behandeld wil ik hier wijzen op de positieve effecten en gevolgen van deze conflicten.
ten. Niet voor niets luidt het alom bekende spreekwoord 'al doende leert men'. Met het stellen van de openbare ruimte als leerschool wil ik zeker niet beweren dat elke buitensporigheid, conflict, ruzie of geweldsuitbarsting, goed en leerzaam is. Integendeel zelfs. Met de openbare ruimte als leerschool wordt hier bedoeld dat individuen de kans krijgen de grenzen van wat getolereerd wordt in de openbare ruimte op te zoeken. En dat men door het opzoeken van deze grenzen leert wat de ongeschreven regels van het publieke domein zijn. Zinloos geweld, discriminatie en schietpartijen gaan echter een stap te ver. Dit zijn ongewenste fenomenen, die een siddering in de maatschappij teweeg brengen. Het zijn deze gebeurtenissen die breed uitgemeten worden in de media en die debet doen aan het romantische beeld van de openbare ruimte. Maar het zijn ook deze fenomenen, waarvan iedereen weet dat ze niet zijn toegestaan - , die tot op zekere hoogte vallen onder de geschreven regels. Deze regels dient men niet te leren in de openbare ruimte, maar zou men zich reeds via school, gezin, media of andere informatiebronnen eigen moeten hebben gemaakt. Conflict en geweld in de openbare ruimte zijn een logisch gevolg van het continue proces van het aanleren van de normen en waarden. Als ook een gevolg van het opzoeken van de grenzen van hetgeen wat getolereerd wordt in de huidige samenleving. De stad of openbare ruimte is het decor waartegen dit alles zich afspeelt. En dit decor is een prachtdecor, zolang men dit maar wil zien. Het leerproces in de openbare ruimte is een fenomenaal proces, dat bijdraagt aan het in stand houden van het romantische beeld van de stad. En zolang de mens de positieve kanten van het stadse leven wil zien, zich wil conformeren aan de ongeschreven regels in de openbare ruimte, zal dit romantische beeld van de stad nog lang voortleven.
Het publiek domein is van belang voor individuen om gedragscodes te leren, etnische tolerantie te ontwikkelen en om zich beschaving en cultuur eigen te maken. En waar anders dan in de grote stad met zijn grote mate van openheid en diversiteit kun je dit het beste leren en onder de knie krijgen. Dat bij dit leerproces conflicten, opstootjes en andere nare zaken plaats kunnen vinden, is een logisch gevolg van het leerproces. Bij een leerproces hoort nou eenmaal, het maken van fouten en het leren van deze fou-
SOAP | APRIL 2007
31
ACHTERKANT Naam: Tom Albers Studie: Sociologie (eerste jaars) Achtergr ond: VWO gedaan in Zwolle Wat vind je van Sociologie tot nu toe? Leuk en interessant, het gedrag van mensen in groepen en de maatschappij vind ik boeiend. Dat bevalt me wel. Ik ben natuurlijk ook intelligent genoeg om dit te kunnen bestuderen.
Heb je het ook ander e inter es ses dan bier? Dat met dat bier is allemaal opgeblazen. Ik drink niet meer dan een gemiddelde student. Michiel Emmelkamp drinkt bij voorbeeld meer, die doet niets anders dan borrelen.
Wat vond je van het intr o ductiekamp? Gezellig en leuk, je leert de mensen kennen. Ook vond ik de activiteiten leuk. En alles onder het genot van een bier tje.
Oh jah, je hebt klitteband schoenen! De r oddel gaat r ond dat jij niet kan veterstrikken? Klopt dit? Haha, nee ik kan wel degelijk veterstrikken. Sommige mensen heb ik alleen wijsgemaakt dat ik niet kan veterstrikken, maar nee, ik kan dus zeker wel veterstrik ken.
Wat is je hoogtepunt van Sociologie tot nu toe? Mijn hoogtepunt tot nu toe is dat Michiel Emmelkamp twee keer op een dag op zijn 'bek' stuiterde toen hij mij zag. Verder is een hoogtepunt dat ik al mijn punten tot nu toe heb gehaald. Verder hoop ik dat Krakau mij ook hoogte punten zal brengen. Ah je gaat dus naar Krakau. Wat ver wacht je van Krakau? Een gezellige week met veel nieuwe ervaringen Heb je ook een dieptepunt gehad? Een beetje, dat ik vroegtijdig de Nacht van de Sociologie moest verlaten wegens ziekte heb ik als een zware domper ervaren.
Je hebt gesolliciteerd voor de faculteitsraad. Kom je er in? Nee, ik heb me teruggetrokken. Ik kan namelijk niet op de bij eenkomsten komen en ik stond niet zo hoog op de lijst. Volgend jaar probeer ik het opnieuw met meer bagage. Waar komt het fenomeen van daan dat jij ieder een 'koos naampjes' geeft als je ze tegen komt of als ze weggaan? Dat is leuk, dat komt uit Zwolle. Als je iemand ziet of iemand gaat weg dan roep je wat zoals 'knecht' en 'bolle'. Verder nog iets te melden? Nee, ik heb mijn hart gelucht.