SINDS 1970 JANUARI 2020
Genoeg
Sociologisch Antropologisch Periodiek
Genoeg. Ik houd het graag kort. We hebben tenslotte wel genoeg teksten deze editie. Genoeg inkt en papier gebruikt.
januari 2020
Contact Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS Groningen
Er is nog wel een aantal dingen dat mij geacht wordt u mede te delen. Dit is de eerste editie van het academisch jaar 2019-2020 gemaakt door de nieuwe commissie. Met de nieuwe commissie, die uiteraard aan u wordt voorgesteld, gaan we dit jaar naast deze editie twee prachtige edities maken, waarvan de laatste zal verschijnen in het volgende academisch jaar. Maar dit jaar is voor SoAP niet zomaar een jaar: het is ons 50-jarige jubileum. De alumni-editie van dit jaar zal dan ook in het teken staan van dit jubileum.
Commissie 2019-2020 Voorzitter Secretaris/ penningmeester Vormgeving Vormgeving/promotie Eindredacteur
Drukkerij Ricoh Oplage 400 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Lay-out Yasmin Portz SoAP-Logo Thomas Bos Redactie-e-mail soap.redactie@gmail.com
Naud Katerberg Siebren Kooistra Geertje op de Hoek Sabine Wondergem Bauke van der Kooij
Auteurs
Vijftig jaar SoAP gaat natuurlijk niet zonder de redactie. Aan hen hebt u deze prachtige editie te danken! In deze editie leest u onder andere over vogels (levende en dode), statistiek,samenwerking,kolonialisme, Aristoteles en ook zeker Rie Bosman haar boekencolumn kan niet ontbreken. Wij danken alle schrijvers hartelijk voor hun bijdrage!
Nikki van Kempen Myrthe Sinnema Gerard Westerhuis Carlos de Matos Fernandes Anouk Reitsma Sanne Martena David Vos Gabriël Anthonio Nicole Sardlishvili Rie Bosman Geertje op de Hoek Loes Bouman Walter Bikker Sabine Wondergem Bauke van der Kooij TripCie
Genoeg zo. Veel leesplezier!
Liefs, de SoAP-commissie 2
Inhoud GENOEG
VOORAF 2
Colofon
2
Voorwoord
4
Even voorstellen: SoAP commissie 2019-2020
COLUMNS 10 Gerard Westerhuis 18 Gabriël Anthonio 27 Geertje op de Hoek 35 Bauke van der Kooij
ARTIKELEN
INTERVIEWS
12 De waarde van 6 Sociëtas- bestuur thoughts en prayers 15 ‘Bewust zijn is het 32 Laura van der Meché begin van alles’ 16 Van statistiek krijg je nooit genoeg 20 Sagrada Familia, sangria en sociologie 21 Kolonialisme: een stil vereleden van de universiteit 28 Zal ik nog wat doen, of hebben anderen al genoeg bijgedragen? 30 Genoeg: FC United of Manchester
3
RECENSIES
24 Hoeveel is genoeg?
Even voorstellen
De SoAP-Commissie 2019-2020
en Siebren eertje, Naud G e, k u a B bine, ar rechts: Sa Van links na
Bauke van der Kooij is dit jaar verantwoordelijk voor de eindredactie. Dit houdt in dat hij als taak heeft om te zorgen dat SoAP goed gevuld is met een breed scala aan stukken. Daarnaast onderhoudt hij contact met de redacteuren en controleert hij hun stukken. Zelf wil hij ook nog wel eens een stuk aanleveren, wat vaker niet dan wel aansluit bij het thema van die editie. Veel tijd om stil te zitten heeft hij niet: naast zijn taak als eindredacteur volgt Bauke het Honours College en is hij student-columnist voor de UKrant. Met zijn vrienden probeert hij wel eens, meestal niet succesvol, bier te brouwen. Ironisch genoeg houdt hij zelf helemaal niet van bier, maar met melk kan je hem wel erg blij maken. Toen hij heel jong was, is hij een keer in de brandnetels gevallen. Soms droomt hij daar nog over.
De secretaris en penningmeester van de commissie is Siebren Kooistra. Hij zorgt ervoor dat SoAP van een (al wel heel goed) bestand tot drukwerk wordt, houdt de financiën bij en zorgt voor praktische zaken als notulen en het reserveren van vergaderruimte. Siebren woont in Heiligerlee, waar in 1568 de Tachtigjarige Oorlog begon (bij gebrek aan interessantere informatie om te vermelden over Heiligerlee). Buiten zijn taak als secretaris en penningmeester is Siebren geen heel fervente sporter, maar een beetje conditie vindt hij wel zijn aandacht waard. Veel van zijn tijd gaat naar studeren, de vrije tijd die hij overhoudt besteed hij graag met vrienden. Siebren zal het niet snel zeggen (correcter: Een van onze vormgevers dit jaar überhaupt niet zo snel iets zeggen), maar waarschijnlijk mag hij je wel. is Geertje op de Hoek. Dit is Sabine Wondergem zorgt met haar vlotte babbel en social media skills voor haar eerste jaar bij SoAP, waarin de promotie van SoAP dit jaar. Naast promo meid, is ze dit jaar ook samen met ze elke editie samen met Sabine Geertje vormgever voor elke editite van SoAP. Dit is Sabines eerste jaar SoAP en in een mooi jasje zal steken. Naast haar eerste jaar studeren aan de opleiding Sociologie. Naast de commissie en deze rol als vormgever is Geertje sociologiestudent, studeren is ze vaak te vinden op de dansvloer met of zonder een glas wijn. Hard tweedejaars ze het verkorte lachen doet Sabine ook vaak en dit vooral om haar grappige commissiegenoten. volgt bachelorprogramma filosofie van een bepaald wetenschapsgebied En dan de voorzitter, Naud Katerberg. Dit is Naud’s derde jaar bij SoAP. en is ze student-assistent bij de Afgelopen twee jaar is hij de eindredacteur geweest, en sinds vorig jaar is statistiekvakken. In haar vrije hij ook voorzitter. Als voorzitter, je raadt het al, zit hij de vergaderingen voor. tijd is ze veel bezig met tekenen, Daarnaast onderhoudt hij contact met de vakgroep en Sociëtas. Op papier is Naud schrijven en af en toe een boek lezen. derdejaars sociologiestudent, maar hij heeft Marx en Weber verwisseld met Ondanks haar liefde voor de natuur Socrates en Sartre. Hij is niet meer van plan vakken te volgen bij sociologie, en wil het niet altijd zo goed lukken om is sinds dit jaar filosofiestudent. Hij heeft echter wel grote affiniteit met het haar planten in leven te houden, sociologisch vakgebied en propageert hij graag het belang van de sociologie. In maar ook die uitdaging gaat ze niet overeenstemming met zijn voorstelstukje van vorig jaar: Naud is in zijn vrije uit de weg. Gelukkig is ze ook af en tijd regelmatig te vinden in café Kult en bij concerten in Vera. Het is gevaarlijk toe sociaal: eropuit met vrienden om tegen hem over muziek te beginnen; er is een grote kans dat je in een uren voor een kopje koffie of een feestje durende monoloog beland over Ty Segall, The Beatles of de Londense jazzscene. vindt ze dan ook zeker belangrijk. Wees gewaarschuwd. 4
Open Open vergadering
50 jaar!
Kom jij meedenken met de jubilieumeditie?
5 februari 17.00 Gadourekzaal Vragen? Mail ons! soap.redactie@gmail.com
5
Interview met het 30e Sociëtasbestuur: ‘Het bestuur der boomknuffelaars’ Nikki van Kempen & Myrthe Sinnema
Het dertigste Sociëtasbestuur bestaat uit een viertal dames en één heer. Als enige man in het gezelschap mag Jesper van der Veen de taak van voorzitter op zich nemen. Anouk Reitsma vervult de functie van secretaris, waarbij ze verantwoordelijk is voor het administratieve deel van de vereniging. De financiën worden keurig bijgehouden door Sanne Martena, de penningmeester dit jaar. Maaike van Bockhooven vervult de taak van commissaris intern, wat betekent dat ze onder andere de commissies en structuren goed in de gaten moet houden. En last but not least: Rieneke Dalmolen. Zij is dit jaar de commissaris extern en gaat onder meer over de connecties tussen het bestuur en externe partijen. Dit enthousiaste vijftal, dat zichzelf ‘de boomknuffelaars’ noemt, vertegenwoordigt dit lustrumjaar studievereniging Sociëtas.
Jullie kennen elkaar inmiddels al een tijdje. Hebben jullie een leuk verhaal over de eerste ontmoetingen met elkaar? Jesper: “Maaike en Anouk wisten al van elkaar dat ze gesolliciteerd hadden voor het bestuur, omdat ze samen al twee jaar in een commissie zaten. Rieneke en Sanne wisten het eigenlijk ook al van elkaar. Bij de functiebekendmaking vlogen ze elkaar dan ook meteen in de armen, ik stond er nog een beetje ongemakkelijk tussen.” Dit kwam waarschijnlijk omdat men Jesper het minst had verwacht. Rieneke vermeldt dat het met Sanne eigenlijk vanaf introkamp al liefde op het eerste gezicht was: “In alle ongemakkelijkheid van nieuwe mensen leren kennen op introkamp stonden Sanne en ik toevallig naast elkaar, het klikte al snel goed.” Sanne zegt meteen dat het lenen van haar telefoon aan Rieneke misschien ook heeft meegeholpen. Rieneke moest haar moeder via de telefoon van Sanne een appje sturen om te zeggen dat ze veilig was aangekomen. “Tot op de dag van vandaag staat Sanne in mijn moeders telefoon als iemand Rieneke.” Wat waren jullie persoonlijke redenen om te kiezen voor een bestuursjaar? Anouk zegt meteen dat uit haar comfortzone gaan een belangrijke reden was voor het kiezen van een bestuursjaar. “Verder kijken dan je studie, dit trok mij heel erg.” Maaike sluit zich hierbij aan en voegt toe dat ze hoopt zichzelf te ontwikkelen en goed leert samenwerken. “Ik heb nu al dingen over mezelf geleerd; je komt jezelf echt tegen, maar op een goede manier.” Uiteindelijk zijn ze het er allemaal over eens dat ze ook graag iets terug doen voor de vereniging. “En hoe kan dat nou beter dan op deze manier?” Daarnaast doen ze het natuurlijk ook allemaal omdat ze het superleuk en gezellig vinden. Rieneke: “De tijd gaat echt ontzettend snel als het zo leuk is.” Wat zijn jullie persoonlijke doelen dit bestuursjaar? Sanne benadrukt dat ze hoopt veel te leren en dit eigenlijk nu ook al doet. “Soms vraag ik me echt af: hoe weet ik dit eigenlijk? Je leert dingen heel geleidelijk en makkelijk.” Rieneke hoopt dit jaar ook te leren plannen, wat al aardig goed gaat. “Vroeger gebruikte ik mijn agenda niet of nauwelijks, maar als ik dat ding nu kwijtraak, is er echt 6
sprake van paniek.” Jesper leert nu al echt planmatig te werken en het overzicht te houden, wat ook een van zijn persoonlijke doelen van dit jaar was. “Mijn agenda staat altijd vol met afspraken, terwijl ik hiervoor überhaupt nooit een agenda had.” Een bestuursjaar kost over het algemeen erg veel tijd. Hoe combineren jullie je studie met dit bestuursjaar? Maaike geeft aan dat ze dit jaar aan twee minorvakken is begonnen, maar dat ze halverwege bij één hiervan is afgehaakt. Vanwege de tijdsplanning met bestuurstaken bleek twee vakken toch te veel. Voor het andere vak zet zij zich volledig in, maar de balans moet nog even gevonden worden. Sanne heeft eigenlijk het tegenovergestelde, ze doet nu een project en één vak. Het tentamen voor dit vak heeft zij gehaald en dat is natuurlijk een erg fijn begin. “Hoe je je studie combineert met een bestuursjaar verschilt gewoon heel erg per persoon en natuurlijk ook per functie” aldus Sanne. Anouk en Jesper laten weten dat zij in hun vierde jaar zitten en dat ze niet veel tijd kwijt zijn aan de studie. Anouk volgt overigens nog wel een paar extra vakken bij rechten. Je kunt volgens Jesper prima andere dingen doen naast de bestuurstaken: sporten of een baan, het is mogelijk. Echter, het bestuur staat volgens iedereen wel echt op nummer één, en daarvoor moeten soms andere dingen worden afgezegd. Sanne: “Dit is helemaal niet erg, want iedereen om je heen begrijpt dit ook.”
7
Ieder bestuur is uniek en probeert doelen te behalen. Zijn er dingen die jullie anders willen aanpakken dan het vorige bestuur? Sanne vermeldt meteen dat iedereen het heel goed kan vinden met het vorige bestuur. Ze hebben een heel fijne inwerkperiode gehad, waarbij ze eigenlijk allemaal op eenzelfde lijn zaten. Rieneke: “Spontaan afspreken of met z’n allen uit eten gaan, dat deden wij regelmatig.” Terugkomend op de vraag vertelt Jesper dat het bestuur dit jaar graag naar de leden wil uitdragen hoe leuk een bestuursjaar wel niet is. “Mensen ervaren soms nog wat onduidelijkheden over het doen van een bestuursjaar en die willen wij graag wegnemen. Niet dat het vorige bestuur dit niet deed natuurlijk, maar wij willen dit nog net iets meer benadrukken”, aldus Jesper. En wat willen jullie juist overnemen wat het vorige bestuur heeft gedaan? Volgens Anouk was het bestuur heel erg open naar de leden en waren ze allemaal erg toegankelijk. “Men denkt vaak dat het bestuur boven de leden staat, maar het vorige bestuur maakte goed duidelijk dat dit onzin is.” Jesper: “Je kon bij het vorige bestuur zien dat ze het echt leuk vonden om te doen en het niet deden om zich belangrijk te voelen. Wij hopen dit ook uit te stralen.”
Wat vinden jullie het leukst dat jullie samen hebben gedaan dit jaar tot nu toe? Sanne vond hun bekendmakingsborrel echt ontzettend leuk. Anouk vond het beleidsplan opstellen ook erg leuk. “Het ging ook gewoon echt goed!” Jesper: “Voor het beleidsplan hebben we een paar keer in de zomer afgesproken en op mijn dakterras gezeten, dat vond ik echt top.” Daarnaast kijkt het gehele bestuur erg uit naar BP-weekend. Voordat jullie werden ingehamerd als bestuur, waren negenentwintig besturen jullie voor. Ieder bestuur was weer anders. Is er één uitspraak of één verhaal dat dit bestuur kenmerkt? Voordat de vraag überhaupt kon worden afgemaakt, wordt er al enthousiast ‘groen’ geroepen. “We worden ook wel boomknuffelaars genoemd,” aldus Anouk. Volgens Jesper is de nadruk die dit bestuur legt op duurzaamheid echt iets dat boven hen hangt: “Wanneer we dan eens een keer een wegwerpbekertje gebruiken of bijvoorbeeld te lang bij de printer staan, wordt hier vaak wat van gezegd.” Rieneke: “Elke vergadering gaat het trouwens ook over ‘slettenzakken’, dit zijn theezakjes die door ons te vaak gebruikt zijn.” Het is algemeen bekend dat er in een bestuursjaar heel wat alcohol genuttigd wordt. Wat is nu eigenlijk jullie favoriete alcoholische drankje? De leden van het bestuur roepen in koor: “Bier!” Maaike vertelt echter dat zij niet zo’n bierliefhebber is. “Ik houd niet van bier, maar ik ben het aan het leren, omdat ik weet dat het erbij hoort. Als me een biertje wordt aangeboden dan drink ik het wel op, maar als ik zelf kan kiezen ga ik voor een lekker wit wijntje.” Voor ieder nieuw bestuur wordt een borrel georganiseerd ter ere van het nieuwe bestuur. Hoe is jullie constitutieborrel verlopen? Maaike: “Haha, over wijn gesproken!” Er wordt door het hele bestuur gelachen. “Ik lag er samen met Sanne het eerste af. Ik hoorde dit trouwens allemaal achteraf pas, Sanne en ik hebben het allebei anderhalf uur volgehouden. De dag na de consti was heel erg
leuk. Het was leuk om het er met iedereen over te hebben en te kijken wie wat nog wel en niet wist.” Hierop zegt Anouk: “Volgens mij was het een heel gezellige borrel. Wij kregen die gezelligheid nauwelijks mee, omdat we achterin staan met de andere besturen en worden gefeliciteerd. Er waren slechts twee bras-pogingen, dat is vaak een teken dat het gezellig is geweest en dat de andere besturen het ook als een leuke avond hebben ervaren. Volgens mij gingen we best steady als bestuur.” Dit ervoer Rieneke toch iets anders: “Ik moet wel zeggen dat ik die avond misschien iets te diep in het glaasje had gekeken. Ik was veel vergeten de volgende dag, maar gelukkig hadden we Anouk, want Anouk kon al onze vragen beantwoorden. Ik zou het wel zo allemaal nog een keer over doen.” Jesper laat weten dat hij een beetje overmoedig is geweest: “Ik heb achteraf gehoord dat ik een hele hoop drankjes heb overgenomen van de rest van het bestuur, omdat Maaike en Sanne al weg waren. Ik heb dan ook een gat vanaf driekwart van de avond tot bed, haha.”
‘Slettenzakken, dat zijn te vaak gebruikte theezakjes’ Als jullie als bestuur een miljoen zouden krijgen en het geld zou binnen dit jaar allemaal besteed moeten worden, waaraan zouden jullie het geld besteden? Rieneke: “Ik denk dat we in ieder geval de trip naar het buitenland gratis zouden maken. Het organiseren van een wintersport voor de hele vereniging lijkt me ook een goed idee.” Anouk vult dit aan met het idee misschien iets te investeren in duurzaamheid. Sanne is groot voorstander van een Sociëtas-leenfiets. “Wanneer mensen dan een fiets nodig hebben, kunnen ze deze bij ons lenen.” Rieneke: “Laten we dan ook gelijk een televisie kopen voor in de bunker, haha. Iets minder duurzaam, maar wel leuk! Oh ja, meer geld naar de commissies is ook iets wat we met het geld zouden kunnen doen. De commissies zouden daardoor iets grotere activiteiten kunnen organiseren. Misschien zouden we de sociologiestudenten zelfs gratis lid kunnen laten worden.” Het thema van de SoAP deze editie is ‘genoeg’. Over genoeg gesproken, wanneer weten jullie dat je genoeg gedronken hebt? Anouk: “Dat voel ik altijd gelijk in mijn tenen, dat is het moment dat ik weet dat ik beter kan stoppen.” Rieneke vertelt lachend dat ze dat punt nog steeds niet heeft gevonden. “Mijn sprong van goed aangeschoten naar dronken is best wel groot, dus het omslagpunt merk ik nooit.” Sanne vult aan: “Rieneke krijgt glazige oogjes, haha.” Hier kan Rieneke zich wel in vinden, en vertelt lachend: “Heel veel mensen merken het niet aan mij, want ik heb bijvoorbeeld niet per se domme uitspraken. Maaike: “Ik ben sowieso wel een flapuit, maar wanneer ik echt dronken ben is deze rem er wel echt vanaf. Andere mensen vertellen me achteraf vaak dat ze dit grappig vinden, maar ik heb naar mijn mening te veel onhandige opmerkingen soms.” Rieneke: “Sanne wordt gewoon heel enthousiast van alles, vooral over het idee van nog meer drank, haha. En niet te vergeten, Sanne heeft een speciale dans wanneer ze dronken is.” Jesper: “Ik raak eerder vol dan 8
dat ik er helemaal van af ben, met name bij bier. Bij wijn en absint is dit zeker weten anders. Ik word gelukkig niet heel vervelend, maar ik kijk wel wat wazig uit mijn ogen.” De groep vertelt lachend dat ze vaak zelf al dronken zijn wanneer Jesper dronken wordt, dus dat ze het misschien daardoor niet zo doorhebben bij hem. Het bestuursjaar is natuurlijk nog maar net begonnen. Zijn jullie bang dat jullie genoeg van elkaar zullen krijgen tijdens de rest van het jaar? Maaike zegt vol overtuiging dat ze dit niet ziet gebeuren. Rieneke vult dit aan: “Ik zie dat ook niet snel gebeuren. We zijn heel open naar elkaar en eventuele irritaties kunnen gemakkelijk worden aangegeven. We zouden het alle vijf tegen elkaar durven te zeggen.” Volgens Maaike matchen de persoonlijkheden erg goed. “Door de verschillen in persoonlijkheid vullen we elkaar aan,” vertelt Rieneke. Jesper: “Dat wilde ik inderdaad ook zeggen. Het is belangrijk om met een bestuur goed te blijven communiceren.” Anouk zegt lachend tegen Jesper: “Misschien heb jij aan het eind van dit bestuursjaar wel genoeg van vier meiden om je heen.” Hierop antwoord Jesper: “Soms moet ik die girltalk maar even tolereren, maar stiekem geniet ik er wel van.
9
Wat zouden jullie willen meegeven aan de lezers van de SoAP? Anouk: “Het is belangrijk om verder te kijken dan alleen je studie. Het studentenleven is een hele ervaring en bestaat zeker niet uit alleen studeren. Natuurlijk komt de studie op één, maar de activiteiten die je meemaakt zijn heel erg leuk en je houdt er veel mooie vriendschappen aan over.” Rieneke: “Je haalt zoveel meer uit je studententijd wanneer je actief bent bij een vereniging en je niet slechts focust op je studie. Ook op kamers gaan hoort bij de hele ervaring van student zijn, dus dat zou ik je ook zeker aanraden.” We sluiten af met de wijze woorden van Jesper: “Het enige waar je spijt van kunt krijgen, is dat je te weinig activiteiten onderneemt tijdens je studententijd.”
Overbevolkt Gerard Westerhuis Gerard Westerhuis is student Sociale Geografie en Planologie met een grote interesse in en liefde voor landschap en natuur. Hij houdt zich als vrijwilliger bezig met het tellen en ringen van vogels om onderzoek aan vogelsoorten mogelijk te maken. Het is een zonnige dag in juli en ik loop langs de Waddenkust. Door de mistflarden boven de sloten heen zie ik de zon in het oosten opkomen, terwijl ik in het noorden en westen vooral vogels zie en hoor. Voor mij is het nog vroeg, maar het besef dat de vogels die ik in mijn ooghoek zie alweer uren bezig zijn met het zoeken van voedsel, zorgt dat ik me iets wakkerder voel. Hoewel ik een behoorlijk uitzicht heb, zie ik geen enkel ander mens, zelfs geen voorbijrijdende auto. Toch moeten ze al wel ergens zijn op dit tijdstip. Maar niet hier. In mijn handen heb ik een verrekijker, en ondanks de ondiepe mistbanken zie ik in de verte de oplichtende vuurtorens van Ameland en Terschelling die hun lichten zullen doven zodra de zon nog net een stukje hoger boven de horizon staat. Hoewel er hier geen mens te zien is, moet ik toegeven dat ik de aanwezigheid ervan geen seconde mis. Hier zijn alleen maar vogels, en hoewel bijna alle soorten die ik druk door de modder zie huppen op de rode lijst van bedreigde soorten staan, zie ik ze zo ver als ik kan kijken. Het is een miezerige dag in november en ik loop door Groningen. Links van me hoor en zie ik auto’s rijden; voor me zie ik studenten, achter me zie ik studenten en rechts van me zie ik studenten. Hoewel ik amper tweehonderd meter ver kan kijken voor mijn zicht wordt beperkt door een oerlelijk universiteitsgebouw, is mijn hele omgeving gevuld met mensen, mensen en voertuigen die worden bestuurd door mensen. Eigenlijk lieg ik ook nog: ik zie mijn medestudenten al niet eens meer, want ik kijk op mijn telefoon naar een artikel van Shownieuws, iets over Hazes en Bridget Maasland. Ik weet niet of dit iets over mij of over mijn omgeving zegt, maar blijkbaar is het lezen van zo’n stompzinnig, nutteloos artikel een beter tijdverdrijf dan om me heen kijken naar wat daar gebeurt. Door mijn hoofd flitst een beeld uit een voor mijn gevoel ver verleden, toen de mensen waar ik nu door word omringd nog op één oor lagen, en wanneer ze dan ontwaakten in ieder geval ver uit mijn buurt hun leven zouden leiden. Ik vraag me af of er op dit moment ook iemand ergens in niemandsland staat te genieten van menselijke afwezigheid. Staan mensen eigenlijk ook op de rode lijst? Ze zijn hier in Groningen op dit moment even talrijk als de wadvogels daar aan de Waddendijk in juli. Voor mensen zijn er in ieder geval wel al allerlei hulpprogramma’s ingesteld om de populatie op peil te houden, want in de verte hoor ik een loeiende sirene die vermoedelijk druk bezig is om het leven te redden van een toekomstig UMCG-patiënt. Ik zie nog niet voor me hoe hetzelfde zou gebeuren bij een scholekster die op een drooggevallen wadplaat een hartaanval krijgt, terwijl die soort toch echt ergens bovenaan de rode lijst prijkt. Zouden er eigenlijk meer mensen zijn die hetzelfde denken als ik? Zouden er meer mensen zijn die bij de aanblik van honderden studenten en een lelijk universiteitsgebouw spontaan een verlangen voelen om ergens alleen in de natuur te staan? Na nog een minuutje nadenkend ronddwalen door de stad met het Shownieuwsartikel geopend op mijn telefoon, kom ik tot een belangrijke conclusie: ik denk dat mijn eigen soort op de rode lijst kan worden geplaatst. Mensen die alleen zijn in de natuur nog prefereren boven de ‘gezelligheid’ van een universiteitscampus zijn van een uitstervend ras. Anders dan bij alle vogelsoorten op diezelfde rode lijst ben ik hier niet zo treurig om, want ik moet er persoonlijk niet aan denken dat er soortgenoten van me opduiken wanneer ik op een zonnige zomerdag om vijf uur ’s ochtends ergens aan de Waddenkust sta. Misschien dat er ook wadvogels zijn die genoeg hebben van de aanwezigheid van soortgenoten om hen heen?
10
Nacht van de 2020 13 maart Stadslab Groningen
Save the date
11
De waarde van Thoughts and Prayers Carlos de Matos Fernandes In het tweede amendement van de grondwet van de Verenigde Staten van Amerika staat dat de overheid niet aan het recht om wapens te bezitten en te dragen mag tornen. Ondanks deze duidelijke omschrijving is wapenbezit en strengere wapenwetgeving een hot topic in de VS. In de afgelopen jaren hebben er vele massaschietpartijen plaatsgevonden, alleen al in 2019 waren er 363 gevallen waar vier of meer mensen (dodelijk) gewond zijn geraakt door wapengeweld1. Hoewel dit een zorgelijke stand van zaken is en veel mensen er meer dan genoeg van hebben, wordt in het gepolariseerde debat de oplossing nog veelal gezocht in Thoughts and Prayers en niet in strengere wapenwetgeving. Misschien is het goed om de voordelen dan wel nadelen van Thoughts and Prayers te bespreken. Ik zal eerst ingaan op de huidige stand van het debat in de VS alvorens ik een recent onderzoek bespreek over de waarde van Thoughts and Prayers.. Prayers..
1
Gun Violence Archive. (2019, 11 November). Mass Schootings in 2019. 12
Inleiding In essentie is het geven van Thoughts and Prayers een teken van medeleven. Men kan, door wat voor reden dan ook, een zware tijd beleven. Door middel van Thoughts kun je aangeven dat je aan iemand denkt: “Ik wens je sterkte en denk aan je.” Aan de andere kant kun je de hogere machten aanspreken en bidden (Prayers) voor bijvoorbeeld iemands fysieke of mentale welzijn. Bidden kan in de letterlijke zin voorkomen door bijvoorbeeld gebeden uit de bijbel te prediken, maar ook door aan te geven dat je voor iemand bidt. Men kan ook in stilte bidden zonder dat publiekelijk aan te geven, maar een kernaanname in dit stuk is dat Thoughts and Prayers publiekelijk worden gemaakt in wat voor vorm dan ook. Je kan hierbij denken aan platforms zoals Twitter, Facebook, maar ook in wat voor vorm dan ook op TV.
Aan de andere kant van het Amerikaanse politieke spectrum (de rivaliserende stam), wordt de reactie met TaP op massaschietpartijen veelal geridiculiseerd. Zie bijvoorbeeld de vele memes4 en het online spel5 over TaP. Regelmatig roept het zelfs een zekere mate van boosheid op. De komiek Jeselnik zei bijvoorbeeld het volgende in 2015 tijdens een show uitgezonden op Netflix6: “Do you know what [thoughts and prayers are] worth? Fucking nothing. Fucking less than nothing.” Zijn mening is overduidelijk, evenals die van anderen uit de democratische hoek. TaP wordt in hun ogen vaak gebruikt als een substituut om een discussie inzake wapenwetgeving te vermijden.
“In fact, [...] I would posit that the lack of thought and prayers is probably the single biggest factor in what is behind [mass shootings].”
Thoughts and Prayers (hierna: TaP) wordt in de VS bijna standaard gepredikt, offline en online, in reactie op natuur- en maatschappelijke rampen. Voorbeelden van TaP zijn online te vinden na bijvoorbeeld orkanen, bosbranden of schietpartijen zoals recent in El Paso. TaP kan worden beschouwd als een informele manier om steun te bieden aan een familie en/of gemeenschap dat is aangetast door een ramp en dus als een vorm van sociale steun (Bonanno, Westphal & Mancini, 2011, p. 521). Wellicht kan TaP zelfs worden gezien als een vorm van sociaal kapitaal, maar dat is dan weer een hele andere discussie. In zeker zin is de aanwezigheid van TaP in de VS nogal wiedes aangezien religie een integrale rol speelt in hun samenleving2. Maar ondanks de sterke wortels van TaP in de religieuze Verenigde Staten van Amerika, wordt het steeds meer bekritiseerd en gepolitiseerd, waardoor polarisatie, net als vele andere onderwerpen in de VS, op de loer ligt. Sommigen hebben er genoeg van, terwijl anderen er schijnbaar geen genoeg van krijgen.
Onderzoek De ene geeft aan dat TaP zeer waardevol kan zijn, terwijl de andere aangeeft dat het weinig of zelfs minder dan niets waard is. Maar er is één wetenschappelijk ongefundeerd enigma in deze vaak hevig gepolitiseerde en polariserende discussie: wat is de waarde van Thoughts and Prayers? Een vrij simpele onderzoeksvraag, toch? Gelukkig hebben twee onderzoekers in de VS mijn Thoughts opgevangen en die vraag empirisch onderzocht met behulp van experimenten. Linda Thunström (Universiteit van Wyoming) en Shiri Noy (Denison Universiteit) hebben eerder dit jaar een kort artikel gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences (2019) omtrent dit vraagstuk. Ik vat het artikel samen. Thunström en Noy (2019) hebben voor een economische aanpak gekozen. Zij hebben TaP gemonetariseerd door middel van een experiment waarin mensen (n = 482) die getroffen waren door orkaan Florence in 2018 (of andere ontberingen) hun bereidheid moesten aangeven om te betalen voor TaP. Op deze manier probeerden de onderzoekers datgene te monetariseren wat eigenlijk heel abstract en mogelijk ambigu is. Men kreeg 5 dollar om aan te geven hoeveel zij bereid waren om te betalen om wel of niet TaP te ontvangen. Prayers werden gegeven door een priester en religieuze onbekenden in de vorm van een geschreven gebed. Thoughts werden eveneens gegeven in een geschreven vorm door religieuze en atheïstische onbekenden. De resultaten zijn te zien in figuur 1 waarin geschatte waarden zijn gevisualiseerd (zie volgende blz.).
“In fact, [...] I would posit that the lack of thought and prayers is probably the single biggest factor in what is behind [mass shootings].” Met deze uitspraak wordt impliciet een causaal verband gelegd tussen de absentie van TaP en massaschietpartijen. Je zou denken dat zo’n Trumpiaanse uitspraak door Donald J. Trump is gedaan, maar dan kom je bedrogen uit. Mike Huckabee, een republikein en oud-gouverneur van Arkansas, schreef deze woorden op zijn blog3. Vanuit zijn oogpunt is TaP het enige wat bij massaschietpartijen kan helpen dan wel voorkomen. Het lijkt bijna een Republikeins ritueel: massaschietpartij? ‘We offer TaP’. 2 3
Newport, F. (2016, 23 December). Five Key Findings on Religion in the U.S. https://news.gallup.com/ poll/200186/five-key-findings-religion.aspx Huckabee, M. (2019, 5 Augustus). Twin Tragedies. https://www.mikehuckabee.com/latest-
news?id=85D68B53-7B1C-4AC2-91B1-6E004ACFC6AE
4 5 6 13
https://edition.cnn.com/2018/02/20/us/thoughts-and- prayers-florida-school-shooting-trnd/index.html https://www.thoughtsandprayersthegame.com/ Zie Netlfix of Youtube voor ‘Anthony Jeselnik: Thoughts and Prayers’.
Als je meer wilt weten over de methode en analyses dan verwijs ik graag door naar het artikel. De resultaten laten een polarisatie in de waarderingen voor TaP zien. Atheïsten zijn bereid om substantieel veel geld te betalen om geen Thoughts en/of Prayers te ontvangen van een priester of religieuze onbekenden (zie de twee witte balken aan de linker kant in figuur 1). Christelijk gelovigen zijn bereid om significant veel geld te betalen om wel TaP te ontvangen van een priester en religieuze onbekenden (zie de twee balken aan de rechter kant in figuur 1). Thoughts van atheïstische onbekenden laten echter een tegenovergesteld patroon zien: Christelijken zijn bereid om geld te betalen om geen Thoughts te ontvangen van atheïsten, terwijl atheïsten liever Thoughts ontvangen van gelijkgestemden (beide insignificant). Er is dus een zekere in-group bias te zien.
figuur 1: The value of thoughts and prayers from different senders (95% confidence intervals displayed; n = 436). Overgenomen uit The value of thoughts and prayers (p. 19798)
bijvoorbeeld via vragenlijsten of vignettenmethoden (voorleggen van hypothetische situaties) de link tussen de waarde van TaP, politieke voorkeur, ideologie en massaschietpartijen te onderzoeken in algemene zin. Ik ga ervan uit dat de meeste Amerikanen via TV of sociale media wel hebben meegekregen dat er massaschietpartijen plaatsvinden in de VS evenals het debat over de reacties daarop. Al met al zou het interessant zijn om voort te bouwen op het werk van Thunström en Noy (2019), maar om wel als extensie de rol van politieke voorkeur mee te nemen.
Thunström en Noy (2019) proberen vervolgens het patroon in figuur 1 te verklaren middels de gemeten verwachte voordelen van TaP. Hierbij kan je denken aan vragen zoals “Ik heb meer aan hulp in de zin van TaP dan materiele steun” (vrij vertaald; Thunström en Noy, 2019, p. 19798). Uiteindelijk verwachten christelijken veel meer nut te hebben van TaP en is dat de reden volgens de onderzoekers dat zij meer bereid zijn om te betalen voor TaP. Atheïsten daarentegen zien het nut niet zozeer van TaP in, wat een verklaring kan zijn voor het feit dat zij zelfs bereid zijn om te betalen om geen TaP te ontvangen. Uiteindelijk concluderen Thunström en Noy (2019) dat TaP selectief moet worden verzonden. Atheïsten ontvangen liever geen TaP van christelijken, terwijl christelijken liever alleen TaP ontvangen van christelijken. Deze uitkomst lijkt op het homophily principe. Gelijkgestemden, op basis van religie, hebben liever contact met elkaar dan met niet-gelijkgestemden.
Maar wat nu? Wat kunnen we met dit onderzoek in handen zeggen over strengere wapenwetgeving, Thoughts and Prayers en politieke voorkeur in de VS? Republikeinen zijn over het algemeen religieuzer dan democraten (51 om 33%2). Christelijken schatten de waarde van TaP veel hoger in dan atheïsten. Een simpele speculatie van mijn kant: republikeinen waarderen TaP over het algemeen meer dan democraten. De voordelen van TaP wegen mogelijk zwaarder voor republikeinen dan de (politieke) kosten van striktere wapenwetgeving. De absentie van wapenwetgeving blijft desondanks wel zeer severe gevolgen hebben voor Amerikaanse burgers. Men lijkt in ieder geval genoeg te hebben van massaschietpartijen en een steeds groter aantal mensen heeft genoeg van Thoughts and Prayers als tegenreactie. De grote vraag blijft: wanneer is genoeg, genoeg?
Discussie Maar zoals zo vaak hebben we meer onderzoek nodig. Zo hebben Thunström en Noy niet gekeken naar de rol van politieke voorkeur in het geven of ontvangen van TaP. Democraten zijn veelal voor strengere wapenwetgeving (Conley, 2019) en zien het gebruik van TaP over het algemeen als een vorm van wegkijken, terwijl republikeinen pertinent tegen strengere wapenwetgeving zijn en vaker terugvallen op TaP. Recent onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat het recht op wapenbezit en het verzet tegen strengere wapenwetgeving verweven lijkt te zijn met de Republikeinse partij (Conley, 2019).
Referenties Bonanno, G.A., Westphal, M., & Mancini, A.D. (2011). Resilience to loss and potential trauma. Annual Review of Clinical Psychology, 7, 7, 511–535. doi: 10.1146/annurev-clinps y-032210-104526 Conley, M. A. (2019). Asymmetric issue evolution in the American gun rights debate. Social Science Research, 84, 84, 102317. doi: https://doi.org/10.1016/j.ssresearch.2019.06.008. Thunström, L., & Noy, S. (2019). The value of thoughts and prayers. Proceedings of the National Academy of Sciences, 116(40), 19797-19798. doi:10.1073/pnas.1908268116 116(40),
Verder hebben zij de rol van TaP onderzocht naar aanleiding van orkaan Florence, september 2018. Indien men niet was beïnvloed, moest men andere persoonlijke ontberingen omschrijven. Het is cru en ethisch onverantwoord om de waarde van TaP te onderzoeken naar aanleiding van massaschietpartijen en het effect daarvan op iemands fysieke en mentale gesteldheid. Desondanks zou het wel informatief zijn om 14
‘Bewust zijn is het begin van alles’
De norm verschuift: een onderzoek naar seksuele intimidatie onder de studenten in Groningen. Anouk Reitsma en Sanne Martena hebben voor de mentale gezondheid van de ontvanger. En deze veranderende norm maakt ons ongerust. Bewustwording van seksuele intimidatie is belangrijker dan ooit. Om zowel daders als slachtoffers bewust te laten worden van de ongewenste situaties die zich in het dagelijks leven voordoen, zijn verschillende bewegingen in actie gekomen. Eén daarvan is de actiegroep ‘NO THANKS’, opgericht door Tilburgse studenten. Zij focussen zich met name op de bewustwording van seksuele intimidatie tijdens het uitgaan. Volgens hen moeten potentiële slachtoffers simpelweg kunnen reageren met ‘nee, bedankt’ en verder met rust gelaten worden. Het opzetten van deze initiatieven is belangrijk, want de slachtoffers zijn met velen. Ze zijn allemaal verschillend, maar hebben één gemeenschappelijke overeenkomst: het ervaren van toenemende onveiligheid en onzekerheid. En dit is een probleem, want als de norm verschuift, kan dit voor iedereen onveiliger worden. Zij die naar voren durven te stappen hopen op een betere wereld waarin bewustwording van het probleem van seksueel grensoverschrijdend gedrag voorop staat. Wanneer ook wij als studenten hier bewust van zijn, kunnen wij erop letten dat deze situaties worden voorkomen. Kortom; het is genoeg geweest. Het gevoel van onveiligheid die jongeren ervaren wanneer zij ongewenst worden bejegend, stijgt. Het laten gebeuren van een ongewenste handeling wordt tijdens het uitgaan veelal gezien als normaal en dat roept zorgen op. Hierbij een oproep naar iedereen: let op anderen en kijk om je heen. Zie je iemand die zich in een onwenselijke situatie verkeert, grijp dan in. Ken jij iemand die last heeft gehad van seksueel overschrijdend gedrag bij hem of haar, probeer diegene te helpen en naar zijn/haar verhaal te luisteren. Doe iets om zo te voorkomen dat de slachtoffers zich stil houden. Seksueel grensoverschrijdend gedrag moet gehoord worden en dit begint met de bewustwording hiervan.
Dit stuk is gebaseerd op het onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag onder de studenten in Groningen, uitgevoerd door de projectgroep 2017-2018 bij de specialisatie Criminaliteit en Veiligheid.
Veel studenten zullen het ongetwijfeld herkennen: je gaat met je vrienden uit in de stad en je wordt ineens ongewenst aangeraakt. Of je fietst op je dooie gemakje door het mooie Groningen en wordt ineens nagefloten of nageroepen. Niemand heeft om deze situaties gevraagd en het is van belang om deze onwenselijke gedragingen onder de loep te nemen. Wat zijn nou eigenlijk de gevolgen van seksuele intimidatie en kunnen wij er iets aan doen? De gevolgen van seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn veel omvangrijker dan vaak wordt gedacht (Kindler, 2009). Zo blijkt uit onderzoek dat slachtoffers van seksuele intimidatie gemiddeld vaker psychische problemen ondervinden dan mensen die geen slachtoffer zijn geweest (Bloom, 2000). Ook kunnen slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag na het delict een verminderde eigenwaarde hebben, minder hoop hebben voor de toekomst en minder tevreden zijn met het leven in het algemeen (Murphy et al., 1998). Hierbij kun je denken aan depressies, angststoornissen, mental breakdowns, zelfmoordgedachten en zelfs zelfmoordpogingen. Bovendien blijkt dat slachtoffers over het algemeen meer moeite hebben om anderen te vertrouwen en dat zij zich onveiliger voelen dan niet-slachtoffers. De afname van het vertrouwen van slachtoffers in andere mensen kan leiden tot het slecht sociaal functioneren in de maatschappij en dit kan uiteindelijk leiden tot sociale isolatie (Cohen & Roth, 1987). Daarnaast kan het gevoel van onveiligheid verschillende vormen aannemen. Zo kan een slachtoffer bang zijn dat hetzelfde delict in de toekomst hem of haar weer zal overkomen en het bijvoorbeeld eng vinden om opnieuw op stap te gaan met vrienden. Daarnaast kan het slachtoffer ervaren dat de samenleving in haar geheel onveiliger wordt (Furstenberg, 1971). Mensen zijn zich vaak niet bewust van de grootte van de gevolgen van seksuele intimidatie. Het is mogelijk dat dit lage bewustzijn komt doordat het seksueel overschrijdend gedrag niet altijd wordt herkend. Dit is bijvoorbeeld ook het geval tijdens het uitgaan. Zo geven sommige jongeren aan dat zij een aanraking van de billen niet als een ongewenste seksuele aanraking zien. Dit verschijnsel geeft een indicatie van een veranderde norm. Het zou tegenwoordig als ‘normaal’ gezien kunnen worden om bijvoorbeeld in de billen geknepen te worden, terwijl dit wel gevolgen kan
Referenties Kindler H. (2009). Child endangerment: A research update regarding etiology, consequences, diagnostics, and intervention. Praxis der Kinderpsychologie und Kinderpsychiatrie, 58(10), 764- 785. Bloom, S.L. (2000). Sexual violence: The victim. New Directions For Mental Health Services, 86, 63-71. Murphy, S.M., Amick-McMullan, A.E., Kilpatrick, D.G., Haskett, M.E., Veronen, L.J., Best, C.L., & Saunders, B.E. (1988). Rape victims’ self-esteem: A longtudinal analysis. Journal of Interpersonal Violence, 3(4), 355-370. Cohen, L., & Roth, S. (1987). The psychological aftermath of rape: Long-term effects and individual differences in recovery. Journal of Social and Clinical Psychology, 5(4), 525-534. Furstenberg, F. (1971). Public reactions to crime in the streets. The American Scholar, 40, 601–610. 15
Van statistiek krijg je nooit genoeg David Vos ‘’Links in Amsterdam wil illegalen stadspas geven voor kortingen en bijstandsregelingen: goed plan of slecht plan?’’ Zo luidde een poll van De Telegraaf begin 2019 op Twitter. Zelfs een eerstejaarsstudent die er net twee weken statistiek op heeft zitten zal hier al een response bias in herkennen. Wie de moeite neemt verder te lezen, komt erachter dat kortingen slechts één aspect zijn van de stadspas. De pas geeft mensen zonder papieren bijvoorbeeld ook toegang tot onderwijs en zorg. Dit is alleen niet terug te vinden in de vraagstelling. De uitslag zal weinigen dan ook verbazen: van de 6.131 stemmers vond liefst negentig procent het een slecht plan. Om nog maar te zwijgen over de representativiteit van deze steekproef (wat denken mensen zonder Twitter? Volkskrant-lezers?).
zetelaantallen waar de partijen op kunnen rekenen als er op dit moment verkiezingen plaats zouden vinden. Kranten en andere media nemen dit vaak min of meer klakkeloos over. Zo schrijft het Algemeen Dagblad (2019) in oktober vorig jaar dat de Partij voor de Dieren in de peiling van EenVandaag en Ipsos twee zetels verliest. Hier zal ongetwijfeld een kern van waarheid in zitten, gezien de interne problemen waar de partij destijds mee te maken had. De disclaimer ontbreekt echter. Schatten in de statistiek op basis van steekproeven gaat namelijk altijd gepaard met onzekerheid. Dit komt tot uitdrukking in de welbekende betrouwbaarheidsintervallen, die aangeven dat een populatiegemiddelde- of proportie met een bepaalde zekerheid tussen een bepaalde ondergrens en bovengrens ligt. Door deze marges niet te vermelden worden potentiële kiezers verkeerd ingelicht: één of twee zetels meer of minder dan het weergegeven aantal valt immers vaak nog binnen de onzekerheidsmarge. Enige nuance in het bericht van het Algemeen Dagblad was dan ook zeker op zijn plaats geweest.
Statistiek speelt een grote rol bij de studie sociologie in Groningen. Met liefst vier statistiekvakken in de bachelor en de nodige kwantitatieve onderzoeksprojecten ontkomt geen student hieraan. De ervaring leert dat het gros van de studenten statistiek vooral als een verplicht nummer ziet bij een studie die zij voor de rest in het algemeen wel interessant vinden. Dat is zonde. Statistiek is namelijk veel meer dan het zoeken van t-scores in tabel B of het (niet) kunnen interpreteren van een odds-ratio. Statistiek is overal. De zetelpeilingen van Maurice de Hond, criminaliteitscijfers van de gemeente Groningen, de explosie van het aantal psychologiestudenten het afgelopen jaar: het heeft allemaal met statistiek te maken. Je hoeft maar een advertentie op een abri te zien of een nieuwswebsite te openen en de cijfers vliegen je om de oren. De basis die je als sociologiestudent legt door het trouw maken van je huiswerk- en practicumopgaven geeft je een enorme voorsprong op anderen om iets zinnigs uit al deze cijfers op te kunnen maken. Dat deze basis broodnodig is, blijkt wel uit de ronduit zorgelijke manier waarop media zelf met statistieken gaan. Twee elementen springen hierbij het meest in het oog: het klakkeloos overnemen van vaak gebrekkige opiniepeilingen en het presenteren van gemiddelden zonder enige context. Ik zal beide punten toelichten.
‘’Statistiek is veel meer dan het zoeken van t-scores in tabel B of het (niet) kunnen interpreteren van een odds-ratio’’ Het is belangrijk dat media op goede en zorgvuldige wijze met peilingen omgaan, vooral omdat deze de nodige invloed kunnen hebben op de keuze die mensen maken in het stemhokje. Zo blijkt dat mensen de neiging hebben om te stemmen op de partij die op winst staat in de peilingen. Door politicologen wordt dit ook wel aangeduid als het ‘bandwagon-effect’ (zie o.a. Morton et al., 2015). Een miniem verschil in de peilingen kan zo dus verstrekkende gevolgen hebben. Bij een klein verschil zullen de betrouwbaarheidsintervallen immers naar alle waarschijnlijkheid grotendeels overlappen en is het gepeilde verschil daarmee hoogstens onzeker. Wanneer twee grote partijen nek aan nek gaan, kan dit verschil echter wel bepalend zijn voor de partij waarop mensen stemmen. Zie hier de maatschappelijke invloed die statistiek kan hebben. Gelukkig hebben sommige nieuwsplatformen hier tegenwoordig oog voor en presenteren zij de Peilingwijzer (www.peilingwijzer.tomlouwerse.nl). Hierin worden verschillende peilingen gecombineerd om zo tot één
I&O Research, Maurice de Hond/Peil.nl, het EenVandaag Opiniepanel: Nederland kent veel instanties die bekend staan om hun politieke peilingen. Elk probeert inzicht te geven in de 16
Neem bijvoorbeeld de volgende kop in de Volkskrant (2019): ‘’Mannenstellen hebben hoogste inkomen: gemiddeld 15 duizend euro meer dan heterokoppels.’’ Los van de nogal vreemde notatie van het enige getal in deze titel (schrijf óf vijftienduizend óf 15.000), roept dit meteen vragen op. Bijvoorbeeld: hoe groot is de spreiding in beide groepen? Er hoeft (ietwat gechargeerd) maar net een multimiljonair getrouwd te zijn met een man en het gemiddelde inkomen van mannenstellen (die sowieso al een kleinere groep vormen dan heterostellen) wordt al aardig vertekend door deze outlier. Aangezien de n hier relatief groot is (het gaat zelfs om de gehele populatie), zal de invloed van een enkele uitbijter in dit geval hoogstwaarschijnlijk niet allesbepalend zijn. Ook bij kleinere steekproeven ontbreekt de nodige informatie echter vaak. Neem bijvoorbeeld het bericht van RTL Nieuws (2019) dat meldt dat Nederlanders gemiddeld 79 minuten per dag doorbrengen op sociale media. Hier is de steekproef ‘slechts’ 3.600 respondenten, waardoor de invloed van een kleine groep die niet van de telefoon af kan blijven op het gemiddelde aanzienlijk kan zijn.
te presenteren en duiden, lijkt vaak te ontbreken. Deze onzorgvuldigheid kan grote gevolgen hebben wanneer mensen bijvoorbeeld een stemkeuze maken op basis van opiniepeilingen die op gebrekkige wijze worden gepresenteerd. Aan statistici daarmee de belangrijke taak meer op de voorgrond te treden dan zij nu doen en te laten zien dat je van statistiek écht geen genoeg kunt krijgen. Tegen de eerstejaarsstudenten die moedeloos worden van alle t-toetsen en standaardfouten wil ik dan ook vooral zeggen: jullie zijn met belangrijkere zaken bezig dan jullie zelf op het moment wellicht denken!
Terugkomend op het voorbeeld van de mannenstellen is het bovendien lastig vast te stellen hoeveel vijftienduizend euro precies is. Als dit overeenkomt met een gemiddeld jaarsalaris kan worden gesproken over een groot verschil. Wanneer dit voor de meeste mensen echter een schijntje is (en de range dus erg groot is), kun je je afvragen hoe relevant het gevonden verschil is. De Volkskrant is hierop attent en vermeldt wat de gemiddelde jaarsalarissen zijn onder zowel hetero- als homostellen, maar in het bericht van NU.nl over hetzelfde onderzoek ontbreekt deze informatie. Uiteraard kan de gemiddelde Nederlander dit in het geval van salaris op basis van eigen kennis en inzicht aardig inschatten, maar dit wordt anders wanneer het bijvoorbeeld gaat om pak ‘m beet de uitstoot van CO2 door personenauto’s. Gebrekkige informatie maakt het dus erg lastig om statistische onderzoeksresultaten goed te kunnen interpreteren. Wat meer invloed van statistici binnen de media en journalistiek zou daarmee dan ook zeker geen overbodige luxe zijn.
Referenties
Algemeen Dagblad. (29 oktober 2019). PvdD blijft dalen in peilingen. Geraadpleegd van https://www.ad.nl/politiek/pvdd-blijft-dalen-in- peilin gen~ada02b5c/ De Volkskrant. (11 oktober 2019). Mannenstellen hebben hoogste inkomen: gemiddeld 15 duizend euro meer dan heterokoppels. Geraadpleegd van https://www. volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/mannenstellen-heb ben-hoogste-inkomen-gemiddeld-15-duizend-eu ro-meer-dan-heterokoppels~b0e27eed/ Morton, R.B., Muller, D., Page, L., & Torgler, B. (2015). Exit polls, turnout, and bandwagon voting: Evidence from a natural xperiment. European Economic Review, 77, 65-81. NU.nl. (11 oktober 2019). Mannenkoppel heeft hoogste inkomen, maar heteroman verdient meest. Geraadpleegd van https://www.nu.nl/geldzaken/6003278/mannenkop pel-heeft-hoogste-inkomen-maar-heteroman-ver dient-meest.html RTL Nieuws. (7 november 2019). ‘Nederlanders minder lang op sociale media actief’. Geraadpleegd van https://www.rtlnieuws.nl/tech/artikel/4912656/neder landers-minder-lang-op-sociale-media-actief
Deze voorbeelden laten beide zien dat de invloed van statistieken in de samenleving groot is, maar dat een belangrijke actor (lees: de media) die dit begrijpelijk moet maken voor het brede publiek de nodige steken laat vallen. De kennis over hoe om te gaan met statistieken en deze op correcte en informatieve wijze 17
Wanneer is het (goed) genoeg? Het optimale midden, volgens Aristoteles GabriĂŤl Anthonio
We horen in toenemende mate een nogal ouderwets begrip opduiken in de media. We moeten matigen; matigen vanwege klimaat- en grondstofproblemen. Maar we moeten ook matigen met eten en drinken, vanwege toenemend overgewicht onder de bevolking. Matigheid is weer helemaal in. De maat, van matigheid, geeft een grens aan. De grens van het genoeg. Maar wanneer is het genoeg? Wanneer ik er geen zin meer in heb, het gewoonweg op is, anderen schade berokken? Laten we de hulp inroepen van de man, de wetenschapper die als eerste onderzoek heeft gedaan en gepubliceerd heeft over de vraag naar wanneer het genoeg is, of beter gezegd goed genoeg is: Aristoteles. Prof. dr. GabriĂŤl Anthonio is bijzonder hoogleraar van de sociologie van leiderschap, organisaties en duurzaamheid, bij Sociologie aan de RUG en is Lector aan de NHL-Stenden Hogeschool te Leeuwarden en Voorzitter Raad van Bestuur bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN).
18
proberen te bereiken in houding en gedrag, je moet er ook over discussiëren, want je kunt je vergissen of door omstandigheden kan dat midden verschuiven. Wat bij conditietraining een dagelijks optimaal rondje lopen is, hoeft voor de voorbereiding op een marathon niet optimaal te zijn.
Aristoteles wijst in zijn deugdenethiek (Ethica Nicomachea) steeds op het optimale midden. Dat is het midden tussen twee verkeerde posities, de negatieve uitersten. Je kan je geld enerzijds verkwisten, uit het raam smijten, en anderzijds in een oude sok stoppen en nooit meer aanraken. Het optimale midden is je geld goed beheren. Dat wil zeggen: het veilig opbergen, de noodzakelijke uitgaven doen, er met mate van genieten en ook wat delen met de armen. Deze middenpositie vraagt om overweging en soms beraad. Beraad moet volgens Aristoteles gebeuren met een groep vrienden. Vrienden die niet uit zijn op genot of nuttigheid die je bij relaties kunt ervaren, maar vrienden die om de ander geven, in hem of haar geïnteresseerd zijn, los van zijn of haar economische positie. Die vrienden, die het beste met je voor hebben, geïnteresseerd zijn in je leer- en ontwikkelingsproces, kunnen je het beste adviseren en meedenken over wat je met je geld kunt doen. Hier ontvouwen zich twee dimensies van onderzoek naar wat genoeg is, wat goed genoeg is.
Aristoteles propageert gepaste trots als de kroon van de deugden, die steeds een houding vanuit het optimale midden zijn. Helaas kan ik nog niet trots zijn als ik de wereld om mij heen bekijk. Hoe de wereld aan het opbranden is, door ons toedoen, met name mijn generatie. Activistische jongeren zoals Severn Cullis Suzuki, Greta Thunberg en anderen komen in opstand, staan op een podium te huilen en spreken ons boos aan. Ze zien hun toekomst instorten, op een onleefbare planeet. Ze slapen er slecht van en zijn boos, heel erg boos. Onleefbaarheid is het ene negatieve uiterste, een terugkeer naar een puur en naturalistisch bestaan het negatieve andere. We zijn gewend aan een zekere mate van comfort, een warm huis en ziekten, beesten en schimmels die ons niet meer als vroeger belagen.
Wat genoeg is, begint allereerst bij een persoonlijke beraadslaging, een moment van bezinning. Wat is het optimale midden tussen onbeperkt eten en jezelf uithongeren? Wat is het optimale midden tussen het overvloedig kopen van consumptieproducten en helemaal niets meer kopen en in een plaggenhut gaan wonen? Het gaat bij deze persoonlijke overwegingen primair om de deugd, het leren en het kunnen kiezen wat de beste positie is. Het gaat dus niet om de keuze zelf, maar om het feit dat de kiezer werkt aan zijn persoonlijke ontwikkeling. Een ontwikkeling om een evenwichtig mens te worden die in alles de maat der dingen kent en weet te houden. Het draait dus om karaktervorming. Dat is nodig om zowel als mens als samen met andere mensen de maat te houden. Om de grens te zien en het genoeg te kunnen aanvaarden.
We moeten niet alleen als individu, maar samen als vrienden van elkaar, voor het behoud van de aarde op zoek gaan naar het optimale midden. Dat we met onze consumptiemaatschappij en brandstofverslaving ver van dat midden afstaan moge duidelijk zijn. Het is naast rechtvaardigheid, wijsheid, moed de vierde kardinale deugd, die van de matigheid die we in navolging van Aristoteles zouden moeten verkennen en uitwerken in beleid en gedragsverandering. Hier ligt een schone taak voor sociologen, die als geen ander onderzoek kunnen doen naar en behulpzaam kunnen zijn voor hoe een ‘gemeenschap van vrienden’ het best tot zijn recht komt. Een veilige werkplaats om aan onze persoonlijke en gezamenlijke ontwikkeling te werken, zodat de volgende generaties op onze aarde nog vele mooie jaren tegemoet gaan! Sociologen zouden enorm behulpzaam zijn bij het zicht krijgen op hoe het optimale midden, de matigheid als regulerend mechanisme in werking gezet kan worden. Het ouderwetse begrip van de matigheid zou wel eens een van de belangrijkste regulerende deugden kunnen worden voor de toekomst.
De tweede dimensie van onderzoek zit in de interactie met de omgeving. De groep vrienden die iemand om zich heen verzamelt die het beste met elkaar voor hebben: elkaar steunen, feedback geven, kritisch en uitdagend zijn. Een groep die het debat over het goede niet vermijden. Een groep die zou kunnen zeggen: als je wat aan het milieu wilt doen, begin dan niet alleen met regels op te stellen, maar werk aan een mentaliteitsverandering: dat mensen de maat leren weten te houden! Werk aan die deugd bij de opvoeding, in het onderwijs en in organisaties! Het leven is immers een werkplaats voor karaktervorming. Dat doe je zelf, maar ook samen met anderen. De mens wordt zogezegd aan elkaar geslepen. Genoeg is dus het optimale midden tussen twee negatieve uitersten, in dat midden zit de maat der dingen. Dat midden moet je niet alleen zelf 19
Sagrada Familia, sangria en sociologie TripCie
Lieve SoAPlezers. Het is weer zover! In mei van dit jaar nemen wij als moedereenden een kudde Sociëtassers mee naar het prachtige (en oh zo zonnige) Barcelona. Wij, als kersverse nieuwe TripCie, zijn dan misschien wel een poging-tot-actieve commissie (de commissiepunten liegen er niet om), dat komt natuurlijk omdat wij ons volledig inzetten om er een supertrip van te maken! Wat we precies gaan doen, kunnen we nog niet helemaal verklappen, maar we weten zeker dat de week van 11 tot 17 mei een onvergetelijke week wordt. Barcelona is met meer dan anderhalf miljoen inwoners de tweede stad van Spanje en heeft alles te bieden wat je wilt van een stad. Omdat we een studievereniging zijn, gaan we om te beginnen natuurlijk wat kennis vergaren bij een universiteit. Hierbij lijkt het ons leuk om de sociologiestudenten op de universiteit te leren kennen; wie weten nou meer van de opleiding sociologie in Barcelona, de stad zelf en natuurlijk het uitgaansleven dan de lokale studenten? De University of Barcelona, de grootste in de stad, heeft momenteel meer dan zestigduizend studenten, dus er is vast iemand die ons te woord wil staan. Naast de universiteit gaan we ook de stad zelf verkennen: we maken onder andere een stadswandeling en we gaan een middag naar het strand. Wat we daar gaan doen zeg ik niet, maar neem je zwemkleren mee…
Ooit gehoord van de Sagrada Familia (je weet wel, die ene kerk die nog steeds niet af is), of Park Guëll? Deze bezienswaardigheden mogen natuurlijk niet missen op de planning van onze stedentrip. Negen bezienswaardigheden in Barcelona staan op de UNESCO Werelderfgoedlijst, dus keuze genoeg! Mocht je liever een markt bezoeken, een terrasje pakken, genieten van heerlijk eten of rollend door de kroeg gaan, dat is ook allemaal mogelijk. Wij zijn zeker voor! Over heerlijk eten gesproken, naast cultuur bekijken is cultuur proeven ook een must, dus we zullen de paella en tapas dan ook zeker niet vergeten. Nog een leuk feitje: in Spanje begint el sopar (het avondeten) niet voor 19:30, in het weekend is dit vaak pas om 22:30. Dit wordt dus honger lijden! Bij dit (late) diner hoort natuurlijk ook een drankje: om jullie alvast in de Spaanse sfeer te brengen: twee bier in het Spaans is dos cervezas en twee wijn is dos vinos. Laten we ons trouwens ook nog even voorstellen: dit jaar zijn we een commissie van zes, elk met onze eigen specialiteiten. Mike is onze voorzitter en sleurt ons door elke vergadering heen. Want ondanks dat we vergaderen serieus nemen, is het samen eten, het spelletjes doen en het doen van een drankje hier en daar ook fijn. Bowe is onze secretaris en maakt niet alleen van de notulen, maar van het hele leven een feestje. Mirthe is onze penningmeester en master of coin. Want geld moet rollen! Laura is de commissaris inhoudelijke activiteiten en zorgt voor een fijne, inhoudelijke activiteiten. Bonita is onze commissaris culturele activiteiten en verzorgt een geheel pakket aan prachtige culturele activiteiten. Karin neemt dit jaar de promo en acquisitie op zich en maakt van elke poster een kunstwerk. Ook zorgt Karin voor het door Mirthe uit te geven geld. Samen vormen wij de TripCie van 2019-2020, en wij beloven ons met veel passie in te zetten voor een onvergetelijke Trip! Tot slot willen wij graag het Herman Boeije Fonds bedanken voor het mede mogelijk maken van deze reis, zonder deze financiële bijdrage was het niet mogelijk om deze reis te organiseren!
20
Kolonialisme: een stil verleden van de universiteit Nicole Sardlishvili
Sinds de afschaffing van de slavernij is het gelukkig gedaan met het kolonialisme. Ieder jaar wordt op 1 juli een herdenking gehouden waarbij wordt stilgestaan bij het slavernijverleden. Soms vindt er een incident plaats waarbij iemand gediscrimineerd wordt, maar dat is slechts een incident. Nederland is immers een tolerant land. Racisme is iets wat we vooral zien in de VS, daar hebben wij niet veel mee te maken in ons kleine landje. racistische uitspraken hebben gedaan (Eze, 1997). Kant schuwde niet om te zeggen dat “the black person (…) can accordingly be denied full humanity, since full and “true” humanity accrues only to the white European.” Tja, niet echt iets om trots op te zijn als je het mij vraagt.
Studeren aan de faculteit Gedragsen Maatschappijwetenschappen heeft zo z’n voordelen. Naast de interessante sociologische onderwerpen die worden besproken, zijn de locaties van de lessen ook een grote plus. Als je voorbij de binnenplaats loopt, kom je al gauw het waterleliebassin tegen. Dit bassin is het middelpunt van de voormalige Hortus Botanicus, die tegenwoordig in Haren zit. Veel exotische zaden en planten die hier stonden, werden verkregen in de koloniën. Deze zaden en planten werden door de universiteit gretig in ontvangst genomen door de oprichter van de tuin, de heer Munting (Fokken & Henkes, 2016).
Nu zou je zeggen dat deze stoffige oude mannen al lang niet meer leven en dat we bovendien de teksten van Kant met een korreltje zout kunnen nemen wat betreft het racisme. Dat klopt, er wordt echter niet genoeg aandacht geschonken aan het kolonialistisch denken van de filosofen en studenten komen weinig in aanraking met deze racistische informatie als ze colleges volgen (Mamdani 2019). Dit verdient niet louter een kanttekening op bijvoorbeeld Kants werk, maar een goed besef dat de wetenschap is doordrenkt met het kolonialistisch gedachtegoed. De universiteit biedt nauwelijks vakken aan die het kolonialistisch denken behandelen, laat staan dat zij beleid maakt dat het hele curriculum ontdoet van kolonialistisch denken.
Dat de Hortus Botanicus een sterke band heeft met het koloniaal verleden is maar een klein voorbeeld van de relatie die de universiteit had met de trans-Atlantische handel (Fokken & Henkes, 2016). Kopstukken van de universiteit waren toen nauw betrokken bij de prestigieuze Groningse tak van de West-Indische Compagnie. Deze kopstukken kun je zien hangen in de Senaatskamer van het Academiegebouw. Een ander voorbeeld is de Petrus Campercollectie van schedelfragmenten die verworven zijn uit plaatsen waar de VOC en WIC betrokken waren. Dat de universiteit imposante wetenschappelijke ontdekkingen heeft gedaan, betwijfel ik zeker niet. Dit is echter niet genoeg reden om compleet stil te zijn wat betreft de historische kolonialistische banden die de universiteit heeft gehad. Met deze ‘stilte’ verwijt ik de universiteit het in stand houden van de hedendaagse kolonialistische mentaliteit.
“The black person (…) can accordingly be denied full humanity, since full and “true” humanity accrues only to the white European” - Kant Dat wij als kinderen op de basisschool zo weinig over het slavernijverleden horen, helpt ook niet echt mee als het gaat om het besef van het Nederlandse kolonialisme (Weiner 2014). Naar mijn eigen ervaring wordt dit ook op de middelbare school niet veel beter. Het eurocentrisch narratief dat de ‘ontdekkingsreiziger’ de wijde wereld inzeilde om in korte tijd veel rijkdom te vergaren, wordt niet in verband gebracht met de menselijke uitbuiting en plunderingen van de
Hoewel kolonialisme is afgeschaft, is het koloniaal denken daar niet mee weggegaan. De kolonialistische mentaliteit gaat uit van de superioriteit van het westen ten opzichte van andere culturen. Koloniaal denken kun je bijvoorbeeld terugzien in hoe we de wetenschap zien en hoe we over het verleden praten. Dat filosofen als Voltaire en Kant aanbeden worden als de vaders van de filosofie is markant als je bedenkt dat zij nogal 21
trans-Atlantische slavenhandel. Deze ‘stilte’, zoals ik dat eerder heb genoemd, over het slavernijverleden maakt het aankaarten van het kolonialistisch gedachtegoed des te lastiger, terwijl dit wel zo nodig is. Minderheden op de universiteit voelen zich gediscrimineerd, eenzaam en ongehoord, terwijl de meerderheid zich van geen kwaad bewust is (Thorburn 2019). Dit is begrijpelijk, want de universiteit draagt nauwelijks bij aan het debat van het racistische en Europese dominante narratief dat zij zelf heeft geschetst. De manier waarop wij het heden construeren, en daarmee de manier waarop wij debatteren met elkaar, is dus beïnvloed door het koloniaal denken. De roep voor dekolonisatie (het ontdoen van kolonialistisch denken), inclusiviteit en diversiteit in de academische wereld is sinds een paar jaar zichtbaarder geworden (Swain 2019). Zo hebben studenten van de universiteit van Kaapstad gepleit voor de verwijdering van het standbeeld van Cecil Rhodes, een bekend kolonialistisch figuur. De hashtag RhodesMustFall vormde de aanloop voor een wereldwijde discussie over in hoeverre universiteiten zich moeten verantwoorden voor het koloniaal verleden waarin universiteiten zijn ingebed. De universiteit van Cambridge heeft bijvoorbeeld al stappen gemaakt op het gebied van
inclusiviteit en dekolonisatie van het curriculum. De vraag is: zal de universiteit van Groningen dit voorbeeld volgen? Dat moet natuurlijk nog blijken. Er zijn echter organisaties, zoals Decolonize Groningen, die zich bezighouden met het laten zien van een minder eurocentrisch narratief van het koloniaal verleden. Mocht je eens langs de universiteitsgebouwen lopen aan de Broerstraat en de Oude Boteringestraat, dan kun je zien hoe deze organisatie complementaire informatiebordjes heeft opgehangen die het koloniaal verleden wél belichten. Al met al kan ik alleen maar concluderen dat koloniaal denken nog steeds bestaat, maar dat er wel kleine stappen worden gezet in de bewustwording hiervan. Het waterleliebassin van de faculteit herinnert mij in ieder geval aan de mooie, maar ook de lelijke kanten van de geschiedenis die de universiteit heeft.
Referenties Eze, E. C. (1997). The Color of Reason: The Idea of «Race» in Kant’s Anthropology. Fokken J., & Henkes B. (2016). Sporen van het slavernijverleden in Groningen. Uitgeverij Passage. Mamdani, M., 2019, ‘Decolonising universities’, in J.D. Jansen (ed.), Decolonisation in universities: The politics of knowledge, Wits University Press, Johannesburg. Swain, H. (2019, 30 januari). Students want their curriculums decolonised. Are universities listening? Geraadpleegd van https://www.theguardi an.com/education/2019/jan/30/ students-want-their-curricu lums-decolonised-are-universities-lis tening Thorburn, J. (2019, 20 februari). Groningen is gewoon héél erg wit. Vijf verhalen over diversiteit. Geraadpleegd van https://www. ukrant.nl/magazine/vijf-verhalen- over-diversiteit/ Weiner, M. (2014). (E)racing slavery: racial neoliberalism, social forgetting, and scientific colonialism in dutch primary school history textbooks. Du Bois review: Social Science Research on Race, 11(2), 329-351.
22
Gisteren had ik genoeg van mijn leven Eergisteren Ik word wakker: hoe lang ben ik hier al? Dit moet een droom zijn. Of een gigantische practical joke, want dit kan niet waar zijn, zo erg kan het leven toch niet zijn. Toch? Ik zweef langzaam voort. Mijn lichaam leeft mijn leven, maar mijn geest is ergens anders: oplossingen aan het vinden voor een ontsnapping uit dit lijden. Een manier om de pijn te verdoven. Drank, drugs, junkfood, Netflix en nachten met twaalf uur slaap. Ze waren ooit een verlichting, maar zijn onderhand eerder een eerste levensbehoefte geworden. Het moet toch ooit genoeg zijn? Ooit moet mijn lichaam of geest er toch een keer mee ophouden, bezwijken onder deze druk, in elkaar storten als een slecht gebouwd kaartenhuis. Ik kan niks anders dan hopen. Ik ga maar weer naar bed, hopend dat ik morgen niet meer wakker word. Gisteren Toch word ik weer wakker. Vandaag is anders. Ik heb genoeg van dit leven. Ik ga zorgen dat dit beter wordt, dat ik beter word, beter dan gister en morgen nog beter. Ik ben helemaal geen slachtoffer van dit universum, maar ik ben de maker van mijn eigen wereld en van mijn eigen geluk. Ik voel mij nu niet goed, maar dat komt wel, ooit. Elke tegenslag ga ik aan en ik zorg dat ik daarvan leer en dat ik er sterker weer uitkom. Ik word beter dan dit zielige hoopje onzekerheid dat zich voor moet doet als persoon. Het is al laat. Ik ga maar weer slapen. Een goede nachtrust is belangrijk.
“A heart full of hatred will see only enemies, but a heart filled with kindness will find friends everywhere.”
Vandaag De zon komt op, de vogeltjes fluiten en ik fluit vrolijk mee. Man, vandaag is een goede dag. Het is (relatief) rustig in mijn hoofd. De stemmen in mijn hoofd voelen eerder als een gezellige verjaardag dan een luide demonstratie. Ik weet, net als zij, dat wij niet constant moeten vechten, maar beter kunnen samenwerken. Vandaag voel ik mij gelukkig! Morgen misschien niet meer, maar dat is niet erg. Het leven is zo net als een dans, en sommige mensen kunnen nou eenmaal niet zo goed dansen. Maar het heeft geen zin om op de grond te blijven liggen wanneer je valt: je moet leren hoe je sneller op kunt staan en leren waarom je gevallen bent. Leer jezelf kennen en weet wat je valkuilen zijn en hoe je hiermee omgaat. Ik ben opgehouden te wachten op wat komen gaat, want alles wat ooit zal zijn, is er al. Morgen Ik weet niet wat morgen gaat brengen en ik denk dat jij dat ook niet weet. Dat is juist het mooie van het leven, zijn onvoorspelbaarheid. Misschien ben ik morgen dood, misschien ben ik morgen groots of misschien kunnen we morgen een dansje doen waarbij we beide (bijna) niet meer op de grond liggen. Ik hoop het. Het is namelijk nooit te laat om je leven om te zeggen ’zo is het genoeg’, je leven om te gooien en te kiezen voor een betere toekomst. Het leven is namelijk veel te kort om je depressief te voelen. Praat met iemand wanneer jij je slecht voelt. Het zal je verbazen hoeveel mensen zich wel eens uitermate slecht voelen. En als je diep van binnen echt wil veranderen, dan gebeurt dit ook. Ook al lijkt het soms echt heel moeilijk, verandering heeft tijd nodig. Verwacht niet teveel van jezelf. Waardeer elke kleine stap die je zet, richt op de sterren, maar blijf realistisch. Zolang je geduld hebt en je blijft focussen op je doelen komt het allemaal goed. Dat beloof ik je! Veel liefde en geluk van iemand die het licht heeft gezien en zijn leven is gaan beteren.
23
In de herfstvakantie ging ik met mijn kleinzoon van 3,5 jaar naar een kindervoorstelling in Grand Theater. De voorstelling ‘Meneertje Meer’ ging over een mannetje dat steeds meer wil hebben en steeds meer neemt. Hij maakt uiteindelijk zelfs meer Meneertjes van zichzelf. De boodschap was duidelijk, zeker ook in het prentenboek dat ik na afloop van de voorstelling kon kopen: vriendschap en delen zijn belangrijker dan hebben. Kennelijk moeten zelfs driejarigen al gewaarschuwd worden voor ongebreidelde hebzucht. Ik verliet de voorstelling met gemengde gevoelens. Bij Rupsje Nooitgenoeg leidde de ongebreidelde vraatzucht tenminste nog tot een wonderschone vlinder, maar Meneertje Meer moest via een moralistisch einde mores leren. Genoeg is genoeg! Maar hoeveel is genoeg?
Hoeveel is genoeg? Rie Bosman
24
Dat is de vraag die vader en zoon Skidelsky stellen in hun gelijknamige boek: How Much is Enough? (2013). De ondertitel van mijn pocket-uitgave, Money and the Good Life, is een afwijking van de oorspronkelijke titel: The Love of Money and the Case for the Good Life. Te moralistisch voor de uitgever? Vader Robert is econoom en zoon Edward is filosoof, een prachtige combinatie die ik eerder tegenkwam in het onvolprezen boek ‘The Economy of Esteem’ (Brennan en Pettit 2004). Al zijn de auteurs van het laatstgenoemde boek geen vader en zoon, sindsdien denk ik dat elke econoom een filosoof nodig heeft. Sindsdien meen ik ook dat de betere economen als socioloog schrijven, denk ook aan Kate Raworth over duurzaamheid met haar Doughnut Economics (2018), of Paul Collier over migratie in Exodus (2013). Zo ook zoon en vader Skidelsky wier boek naadloos in het college Sociale Welvaart past.
Een eerste antwoord van de Skidelsky’s is dat Keynes geen onderscheid maakte tussen ‘needs’ en ‘wants’. ‘Needs’ kan vertaald worden met ‘behoeften’, ‘wants’ nadrukkelijk niet. ‘Wants’ zijn oneindig op te rekken en te manipuleren, zowel in kwaliteit als kwantiteit. En waarom vier tot acht keer groei? Voor deze voorspelling nam Keynes het gemiddelde inkomen van de middle-class in zijn tijd als uitgangspunt. Als de lagere inkomensklassen dat punt bereikt hadden, zouden ze genoeg hebben om comfortabel te leven. Keynes kon niet voorzien dat de rijken – die tot dan toe niet zo hard hoefden werken om voldoende inkomen en vrije tijd te hebben – vooruit zouden racen door hun werkuren te verhogen.
Het vertrekpunt van ‘How Much is Enough’ is een essay van John Maynard Keynes (1883-1946): ‘Economic Possibilities for our Grandchildren’ (1930). Keynes voorspelde dat in de komende eeuw de productiviteit en het inkomen vier tot acht keer zo hoog zouden worden. Als gevolg daarvan verwachtte hij een daling van het aantal werkuren: vijftien uur per week zou voldoende moeten zijn om de levensstandaard te handhaven. De uitdaging zou zijn de vrij gevallen uren te besteden aan zinvolle vrijetijdsbezigheden en te genieten van ‘het goede leven’.
De Skidelsky gaan vervolgens in op een drietal verklaringen waarom mensen niet minder zijn gaan werken. Dat zijn in de eerste plaats de ‘joys of work’, als een bron van stimulatie, identiteit, eigenwaarde en sociale omgang (sociability). Ten tweede gaan ze in op de ‘pressure to work’ als gevolg van de steeds ongelijker wordende inkomensverdeling, maar ook de toenemende druk om te consumeren. De derde verklaring sluit hierop aan en verwijst naar de onverzadigbaarheid van consumenten, mede doordat veel materiële goederen het karakter hebben van een ‘positioneel goed’: ‘What each of us can achieve, all cannot’. Keynes voorzag niet dat statuscompetitie zich meester zou maken van de complete beroepsbevolking, aangewakkerd door een kapitalistisch systeem dat steeds nieuwe markten aanboort door ‘wants’ te verzinnen, te stimuleren en te manipuleren. ‘Advertizing is the organised creation of dissatisfaction’, zoals een directeur van het General Motors Research Lab het al in 1929 formuleerde.
We weten hoe het gegaan is: de inkomens zijn in de zeventig jaar sinds 1930 vier keer zo hoog geworden, het aantal uren werken per week is weliswaar een beetje gedaald, maar toch blijven steken bij 35 uur per week. Dat is een gemiddelde: veel mensen werken heel veel meer uren per week, en ‘leisure’ is voor veel mensen de sluitpost. Overigens is volgens de Skidelsky’s juist in Nederland de verhouding tussen werkuren en inkomen het meest in de buurt van de gelukzalige toestand die Keynes voorspelde.
Het is onmogelijk het hele boek hier samen te vatten. De boodschap is weer te geven in zes hoofdstellingen, die ik citeer met veel dank aan Arie Glebbeek, die het boek van de Skidelsky’s in 2016 presenteerde in de Cyclus Maatschappijtheorieën (zie volgende blz.).
Waarom dacht Keynes dat mensen een eindige hoeveelheid behoeften hebben die op een dag volledig vervuld zouden zijn? En waarom dacht hij dat vier of acht keer groei ‘genoeg’ zou zijn? 25
vervuld zijn, maar dat ons zielloos najagen van economische groei ze weer buiten bereik brengt.
• Onze voortdurende verslaving aan consumeren en werken is bovenal het gevolg van het feit dat ieder idee van het goede leven uit de publieke discussie is verdwenen. ‘It survives only because we have lost a sense of what wealth is for, a language of the good life.’ • Het moderne economische denken heeft geen notie meer van het goede leven. Het is er alleen op gericht de voorwaarden te scheppen waaronder individuen zelf hun opvatting van het goede leven kunnen realiseren • Voor een sociaal wezen als de mens, kan het goede leven niet worden teruggebracht tot een persoonlijke smaak of opvatting. In alle grote culturen in de geschiedenis (behalve de onze) berustte het goede leven op een publieke conceptie. • Die oudere culturen benadrukten dat (a) bepaalde manieren van leven beter zijn dan andere, ongeacht individuele smaak of opvatting en (b) dat vrije tijd hier het fundament van is. • Het doel van het boek is de lezer ervan te overtuigen dat zoiets als ‘het goede leven’ bestaat en kan worden gekend – en dat we ernaar moeten streven dit leven te leiden. • Een ‘neutrale’ overheid, die geen visie van het goede leven uitdraagt, levert de burgers uit aan economische machthebbers die de publieke smaak en behoeften voor eigen gewin manipuleren.
In het laatste hoofdstuk van het boek, Exits from the Rat Race, gaan de auteurs in op overheidsbeleid dat kan helpen bovenstaande basisgoederen te realiseren. Ze spreken zelf van een ‘niet-dwingend paternalisme’. De eerste beleidsmaatregel is de invoering van een basisinkomen. In de tweede plaats zouden er belastingwetten moeten worden ingevoerd om de consumptie te ontmoedigen. En ten derde zou er een rem moeten worden gezet op de ongebreidelde advertentie- en marketingstrategieën, die geen ander doel hebben dan onze (neiging tot) onverzadigbaarheid aan te wakkeren. De beleidsmaatregelen zijn niet allemaal even realistisch – wat te denken van ‘sumptuary laws’, wetten die de consumptie van luxueuze consumptie belasten? De invoering van een basisinkomen daarentegen wordt in serieuze kringen bepleit en in verschillende landen en contexten uitgeprobeerd. En wie zou niet verlost willen zijn van de lawine aan reclame die ons in het publieke domein en via internet onophoudelijk impregneert met het gevoel dat we iets te kort komen? Terwijl we via onze clicks en likes een onverbiddelijk profiel van onze voorkeuren achterlaten, zodat we nóg gerichter kunnen worden belaagd met precisiebombardementen van overbodige goederen en diensten?
Op dit naargeestige punt aangekomen rijst de vraag wat het ‘goede leven’ dan wel is. In hoofdstuk 6 noemen vader en zoon Skidelsky ten eerste vier criteria voor de ‘basic goods’ die tezamen het goede leven waarborgen. Basisgoederen zijn universeel, ze zijn finaal (dus niet een middel voor een ander goed), ze zijn sui generis, dat wil zeggen geen onderdeel van een ander goed, en ze zijn onmisbaar: wie een van deze goederen ontbeert zal daardoor ernstig verlies of schade leiden. Via deze vier criteria komen Skidelsky en Skidelsky tot de volgende zeven basisgoederen, onmisbare elementen van het goede leven:
Het boek van vader en zoon Skidelsky is een bijzonder rijk en inspirerend boek. Natuurlijk zijn er kritische kanttekeningen te plaatsen, bijvoorbeeld bij het romantische idee van ‘leisure’. Maar de voorstellen voor verminderde consumptie en meer vrije tijd bieden bijzonder veel aanknopingspunten voor een ontspannen verdeling voor werk en zorg, voor het verkleinen van onze ecologische voetafdruk en voor een verhoging en eerlijker verdeling van sociale welvaart. Een aanrader dus, dit boek. Het is in het Nederlands vertaald dus het erudiete Engels hoeft geen bezwaar te zijn.
1. Gezondheid 2. Zekerheid (= veiligheid en bestaanszekerheid) 3. Respect (= zelfstandigheid, burgerrechten, de rechtsstaat) 4. Persoonlijkheid (= privacy, authenticiteit, 5. onafhankelijkheid) 6. Vriendschap 7. Leven in harmonie met de natuur 8. Vrije tijd (= niet door externe dwang gestuurde activiteit). Nadat deze zeven basisgoederen uitgebreid zijn toegelicht en tegen het empirische licht gehouden, is de conclusie, dat de materiële voorwaarden voor deze condities voor het ‘goede leven’ in de rijke landen 26 26
Help, ik ben te koop Geertje op de Hoek
Misschien heb ik me nog nooit zo machteloos gevoeld als nu. Het klimaat staat in de fik, er zijn alweer experts die een economische crisis voorspellen, de maatschappelijke tegenstellingen zijn voorlopig niet voorbij en Facebook weet alles. Vooral over dat laatste maak ik me de laatste tijd zorgen. Dat is geen unieke zorg, er zijn gelukkig best veel mensen die dat doen, maar ook behoorlijk veel mensen niet. Meestal maak ik me van dat soort zorgen af met loze uitspraken zoals ‘ik heb niets te verbergen’ en draai ik me rustig om in mijn bed, om nog maar eens een kattenfilmpje aan te zetten.
volgens Google en Facebook ‘automatisch’ verzameld worden, maar van veel grotere waarde zijn dan dat ik heb aangegeven dat Leonard Cohen één van mijn lievelingsartiesten is of dat ik graag spaghetti eet. Facebook kan op basis van schaduwdata voorspellen wanneer ik me het allerslechtste voel en voor welke reclame ik dan het gevoeligst ben. Zo worden verschillende advertenties verkocht. Karl Marx schreef lang geleden al een theorie over het reproduceren van samenlevingen. Samenlevingen organiseren zichzelf volgens Marx zo, dat het hun (economische) manier van samenleven in stand gehouden kon worden. Daaruit concludeerde hij dan bijvoorbeeld dat kapitalisme vooral goed werkt voor… je raadt het al, het voortbestaan van het kapitalisme. Zo lijkt het ook wel een beetje te zijn met die techbedrijven, die vooral goed zijn voor zichzelf. Ik zou in het verhaal van Marx de hulpeloze arbeider zijn die onderworpen is aan de grillen van de kapitalist. In mijn eigen verhaal ben ik een hulpeloze student die onderworpen is aan wat er dan ook maar in godsnaam gaat gebeuren met mijn sporen op het internet. Ik heb de middelen niet om Google en Facebook succesvol te ontlopen. De arbeider kan niet ontsnappen aan het kapitalisme, de verschillen tussen arbeider en kapitalist worden zelfs alleen maar groter. Ook ons systeem bevat een zichzelf versterkende ongelijkheid. In het verhaal van Marx is de kapitalist vooral bezig met zichzelf groter en groter maken, ondertussen zijn Google en Facebook en andere grote data bedrijven net zo goed alleen maar bezig met geld verdienen. Is dat erg? Ja, want er is mij veel te weinig gevraagd en verteld.
Toch is er wel degelijk iets aan de hand. Als ik dat bed ergens anders neer zou willen zetten, omdat ik zou willen verhuizen, kan ik maar het beste een kamer gaan zoeken op Facebook. Ondertussen krijg ik alleen maar meer poezelige wezens onder mijn neus gedrukt door het YouTube-algoritme, dat erop gemaakt is om mij maar zo lang mogelijk te laten genieten van kattenfilmpjes. Omdat ik kattenfilmpjes zo leuk vind? Nee, omdat ik dan meer advertenties zie. Overigens is Youtube van Google, de website waar ik alles mag vragen en áltijd antwoord krijg. Het probleem? Ik kan bijna nergens anders heen om te kunnen genieten van dezelfde geweldige service. Voor zowel die kattenfilmpjes als mijn kamer ben ik afhankelijk van gigantische bedrijven die mijn gegevens bezitten. Als ik die gegevens niet wil geven, word ik voor een groot deel uitgesloten van gebruik van de diensten die ze aanbieden. Vandaag de dag zijn deze bedrijven zelfs zo groot dat het onmogelijk lijkt om zonder te functioneren. Ik, als zelfstandige, moderne, sterke vrouw, die op negentienjarige leeftijd nog steeds elk weekend naar mijn ouderlijk huis moet vanwege haar heimweeproblemen, vind dat toch een onprettig idee. Ik heb niets te verbergen, maar ik heb ook geen weet van wat er allemaal met mijn gegevens gebeurt, wat ik nu eigenlijk precies weggeef en al helemaal niet wat je daar dan mee zou kunnen. Facebook en Google zijn ook best goed in het doen alsóf we wel bij al die gegevens kunnen. Je kunt tegenwoordig bijvoorbeeld een bestand downloaden met de gegevens die Facebook over je verzamelt. Zo kun je jezelf tijdelijk een beetje gerust stellen, maar in de documentaire ‘De Grote Dataroof’ van VPRO Tegenlicht wordt verteld dat het echte gevaar in de zogenaamde schaduwdata zit. Hierbij gaat het over de geforceerde vakantiefoto’s van ome Jan en tante Annie, die gebruikt kunnen worden voor het ontwikkelen van gezichtsherkenningstechnologie. Het gaat ook over hoe snel ik voorbij advertenties scroll, of hoeveel seconden ik erover doe om erop te klikken. Allemaal dingen die
De luie student in mij vindt de service zo prettig dat ik er toch maar gebruik van blijf maken, terwijl ik ondertussen gemanipuleerd en bespeeld word door krachten die ik niet ken. Ik blijf van een afstandje toekijken. Ondertussen probeer ik mezelf dan maar te informeren, in de hoop en het vertrouwen dat anderen dat ook zullen doen. Misschien kunnen we het over deze problematiek ook eens over hebben bij de aankomende verkiezingen? Wat mij betreft mag de communistische revolutie uitblijven, hoewel het Marxistische perspectief vandaag de dag nog steeds relevant blijkt te zijn. Ik wacht op de dag dat de hulpeloze arbeider de macht over het internet terugkrijgt.
27
Zal ik nog wat doen, of hebben anderen al genoeg bijgedragen? Loes Bouman In het dagelijks leven moeten we in meerdere settings samenwerken om zowel persoonlijke als gemeenschappelijke doelen te bereiken. Als je denkt aan samenwerken en aan het bereiken van doelen, kun je al gauw denken aan het thema genoeg. Inherent aan opvattingen over samenwerken, zijn opvattingen over genoeg bijdragen. Onderzoek, maar ook de dagelijkse praktijk, laat zien dat er een discrepantie is tussen individuele en collectieve rationaliteit ten aanzien van genoeg inspanning van een ieder om samenwerking te bewerkstelligen. Die discrepantie zorgt dan ook geregeld voor frictie en samenwerkingsproblemen. In de sociale- en gedragswetenschappen wordt dit fundamentele probleem ook wel een sociaal dilemma genoemd (Kollock, 1998). Individuen investeren meestal in voordeel van hun eigen genoegen, wat niet bij uitzondering een opportunistische aard heeft. Men wil over het algemeen zo veel mogelijk profiteren met zo min mogelijk inspanning. Maar als iedereen zich opportunistisch opstelt, kan dit tot gevolg hebben dat de samenwerking mislukt, doelen niet worden behaald, en er dus überhaupt niks te profiteren valt. Dit is precies wat een sociaal dilemma kenmerkt. Voorbeelden van sociale dilemma’s doen zich continu voor in het dagelijks leven. Zo kun je denken aan simpele dingen als wie in het huishouden de afwas doet na het eten, maar je komt het ook tegen in je studie of werk als je samen aan een verslag werkt. Verder kun je denken aan samenwerkingsproblemen op wereldniveau, zoals het klimaatprobleem. Dit soort voorbeelden schetsen ieder hoe samenwerking een stekelig randje kan hebben waarin de discrepantie tussen individuele en collectieve opvattingen ten aanzien van genoeg hebben en genoeg houden lastig met elkaar te verenigen kunnen zijn. Hoe kun je er nou samen met anderen voor zorgen dat iedereen genoeg bijdraagt om doelen te bereiken en duurzame samenwerking te bewerkstelligen? Waarom zou ik investeren als ik er niet direct meer van profiteer dan non-investeerders? Stel je een samenwerkingsspel voor tussen vijf personen. In dit spel moeten spelers investeren in een gezamenlijke pot om vervolgens een beloning van 15 punten uit die pot te verkrijgen. Als de combinatie van efficacywaardes van personen die geïnvesteerd hebben groter is dan 51 punten, dan wordt de collectieve pot met beloningen als het ware vrijgespeeld en krijgen alle vijf personen daarvoor een beloning van 15 punten. Nu is het zo dat investeren ook wat kost. Iedere speler heeft een startbedrag van 10 punten. Investeren kost ook 10 punten. Stel dat de personen die geïnvesteerd hebben samen een efficacycombinatie hebben van meer dan 51 punten (waardoor de collectieve pot dus is vrijgespeeld), dan houden de investeerders 5 punten over en de non-investeerders 25 punten. Maar als niemand of niet genoeg mensen investeren, worden er ook geen beloningen uitgekeerd. Investeerders eindigen dan met 0 punten en non-investeerders met 10 punten. Een sociaal dilemma dus: eigenlijk houd je altijd veel meer over als je niet investeert, en je houdt ook wat over als niemand anders investeert. Waarschijnlijk denk je: ja, waarom zou ik dan iets doen? Nou, zonder samenwerking wordt er ook niks verdiend en niks bereikt, terwijl als er wel samengewerkt wordt men uiteindelijk meer over zouden kunnen houden. Op korte termijn en bij eenmalige interacties lijkt niet investeren de beste optie, maar oncoöperatief gedrag en opportunisme hebben op lange termijn vaak grote gevolgen (Ostrom, 2003). Mensen willen misschien niet meer met je
Hoe noodzakelijk is mijn bijdrage? Een belangrijke factor in de keuze van iemand om bij te dragen is het inschatten van het belang en het effect van die bijdrage. Bij het maken van deze inschatting gaat iemand bij zichzelf te rade: heb ik de juiste vaardigheden en middelen om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren? En zo ja, hoe noodzakelijk is mijn bijdrage eigenlijk? In de literatuur wordt de inschatting ten aanzien van eigen kunnen en geschatte impact van een bijdrage self-efficacy genoemd (Bandura,1997). Onderzoek laat zien dat als je denkt dat jouw bijdrage noodzakelijk is en denkt dat je dit ook kunt leveren, je veel meer geneigd zult zijn om die investering ook daadwerkelijk te leveren. Bij het maken van die inschatting is het niet enkel een introspectieve redenatie over eigen vaardigheden, kennis en persoonlijke visie ten aanzien van opportunisme en altruïsme, je vergelijkt je ook vaak met anderen in je samenwerkingsgroep (Simpson & Willer, 2016). Misschien merk je dat jouw bijdrage absoluut van belang is voor het slagen van het project. Maar misschien merk je ook wel dat er anderen zijn die gemakkelijker of beter kunnen bijdragen dan jij, en concludeer je dat de bijdragen van anderen al genoeg zijn om het doel te behalen. Onderzoek laat zien dat als je informatie hebt over de efficacy van anderen in je groep, je keuzegedrag en bijdragen meer overeenkomen met wat collectief rationeel is, mits er een duidelijk aantoonbaar verschil in efficacy is tussen alle betrokkenen in het samenwerkingsprobleem (Dijkstra & Bakker, 2017; Dijkstra et al., 2018). Hieronder een voorbeeld. 28
samenwerken, en dat kan ervoor zorgen dat je uitgesloten wordt en dus geen bron van inkomsten meer hebt. In sociale dilemma’s speelt de kans op een samenwerkingstoekomst een cruciale rol voor investeringsgedrag. Onderzoek heeft al vaker laten zien dat een toekomstperspectief in sociale dilemma’s samenwerking bevordert door de werking van mechanismen als wederkerigheid, vertrouwen en reputatie (Tomasello, 2009; Frey & Van De Rijt, 2016). Dus, hoe maak je nu je keuze? Je schat de impact van je investering in én je schat in wat anderen zullen gaan doen, waarbij je dus kijkt naar de efficacywaarde van de anderen.
werking van informatie over efficacydistributies in groepen, en wordt ook de verwachting dat complete informatie over de efficacy van samenwerkingspartners tot rationelere en efficiëntere keuzes lijdt in twijfel getrokken. Verder impliceren de resultaten dat de rol van informatie over efficacydistributies in een groep gemodereerd zouden kunnen worden door de efficacywaardes van individuen zelf. Individuen met een lagere efficacy lijken anders te reageren op complete informatie dan mensen met gemiddelde of hogere efficacy. In mijn promotieonderzoek aan de Universiteit Milano-Bicocca en als gast aan de Rijksuniversiteit Groningen op de afdeling sociologie onder deskundige supervisie van Jacob Dijkstra, richt ik me op het verder uitkiemen van de vraag welke rol complete en incomplete informatie over efficacyverhoudingen spelen in sociale dilemma’s. Dit zijn we momenteel aan het testen met lab-experimenten, ontwikkeld op basis van eerder empirisch onderzoek en speltheorie. Ik ben benieuwd of we meer aanwijzingen zullen vinden over hoeveel informatie genoeg is om duurzame samenwerking te bewerkstelligen.
‘Samenwerking kan een stekelig randje hebben’ Stel dat de efficacyverdeling is zoals in figuur 1. Onder iedere speler is een cijfer weergegeven die de efficacy van diegene aanduidt. De eerste speler (figuur 1, v.l.n.r.) genaamd Robin© heeft een efficacywaarde van 1, de drie Legomannetjes© genaamd Gijs, Bas en Jur hebben ieder een efficacywaarde van 20, en laatste speler genaamd Batman© heeft een efficacywaarde van 50. Stel dat deze spelers precies weten wat hun eigen efficacy is en ook wat de efficacy van de anderen is, dan is het voor de hand liggend dat Robin en Batman gaan investeren. Niet alleen omdat zij superhelden zijn, maar ook omdat de combinatie van hun efficacywaardes precies genoeg is om voor iedereen de beloning vrij te spelen. Iedereen weet dat, iedereen gaat daar dus ook vanuit en iedereen gedraagt zich ernaar. De combinatie van Robin en Batman is zó opvallend dat iedereen zich daarop zal focussen, en zo wordt dit gegeven gebruikt worden als middel om het samenwerkingsprobleem op te lossen. In de literatuur wordt een dergelijke oplossing ook wel een focal point genoemd (Schelling, 1960). Helaas hebben we niet in iedere samenwerkingssituatie superhelden zoals Robin en Batman, maar het voorbeeld schetst dat het kijken naar de efficacy van elkaar een oplossing kan bieden voor sociale dilemma’s, omdat het een duidelijke rolverdeling een samenwerkingsplan kan bieden.
figuur 1.
Referenties Bandura, A. (1997). Self-efficacy: The exercise of control. Macmillan. Dijkstra, J., & Bakker, D. M. (2017). Relative power: material and contextual elements of efficacy in social dilemmas. Social Science Research, 62, 255-271. Dijkstra, J., Bouman, L., Bakker, D. M., & van Assen, M. A. (2019). Modeling the micro-macro link: Understanding macro-level outcomes using randomization tests on micro-leveldata. Social Science Research, 77, 79- 87. Kollock, P. (1998). Social dilemmas: The anatomy of cooperation. Annual Review of Sociology, 24(1), 183-214. Ostrom, E., & Walker, J. (Eds.). (2003). Trust and reciprocity: Interdisciplinary lessons for experimental research. Russell Sage Foundation. Simpson, B., & Willer, R. (2015). Beyond altruism: Sociological foundations of cooperation and prosocial behavior. Annual Review of Sociology, 41, 43-63. Schelling, T. C. (1980). The strategy of conflict. Harvard university press. Tomasello, M. (2009). Why we cooperate. MIT press.
Hoeveel informatie over de efficacy van anderen is genoeg om duurzame samenwerking te bewerkstelligen? Recent onderzoek naar de rol van informatie over efficacydistributies in groepen laten duidelijk zien dat efficacydistributies een belangrijke rol spelen in investeringsgedrag (Dijkstra & Bakker, 2017; Dijkstra et al., 2018). Verder wordt de hypothese dat een hogere efficacy leidt tot meer investeringen ondersteund. Daarnaast komt aan de orde dat informatie over efficacydistributies in de groep kan zorgen voor duidelijke rol- en taakverdelingen. Desalniettemin geeft huidig onderzoek nog geen glashelder beeld over de precieze rol en 29
Genoeg: FC United of Manchester Walter Bikker
In de hedendaagse samenleving is voetbal volkssport nummer één. Ondanks de grote interesse van veel mensen voor voetbal, waarbij men tegenwoordig de televisie niet meer kan aanzetten zonder dat er voetbalwedstrijden of programma’s hierover worden uitgezonden, is het nog maar de vraag of deze sport nog wel van het volk is. Door het achter de decoder te plaatsen, is voetbal tegenwoordig de sport die voor mensen het meest exclusief gemaakt is. Daarmee is het verworden tot een uitsluitbaar goed. Desondanks is de interesse voor het voetbal nog steeds groot onder het volk, aangezien de toeschouwersaantallen en het aantal verkochte TV-abonnementen al jarenlang nagenoeg stabiel zijn.
Manchester United is Engelands meest succesvolle voetbalclub in de geschiedenis door het winnen van onder andere twintig landstitels en drie Champions Leagues. Daarnaast speelt het zijn wedstrijden in voetbalstadion Old Trafford, welke de bijnaam ‘The Theatre of Dreams’ heeft. Manchester United is daarnaast de rijkste en meest kapitaalkrachtige voetbalclub van Engeland. Na jarenlange prijsstijgingen van toegangskaarten en merchandise, de steeds grotere invloed van Sky Sports op het speelschema van Manchester United en het feit dat men in stadions enkel op zitplaatsen mocht plaatsnemen, was de overname in 2004 door de Amerikaanse kapitaalkrachtige Glazer-familie de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Supporters hadden er genoeg van om gezien te worden als commerciële melkkoeien die enkel en alleen voor commerciële doeleinden interessant waren, terwijl voetbalclubs ooit opgericht zijn met als doel sociale binding en solidariteit onder vooral arbeiders en inwoners van plaatsen te bewerkstelligen.
‘Geef het volk brood en spelen en het zal gelukkig zijn’ is het adagium waarmee de bestuurders in het Romeinse Rijk hun jarenlange hegemonie hebben onderhouden. Echter, waar gladiatoren individuele atleten waren die vochten voor hun eigenbelang (namelijk de vrijheid), is een voetbalclub een collectief goed dat het maatschappelijk belang dient. Supporters ontlenen hun identiteit aan het logo van de club, en het stadion of voetbalveld heeft voor velen dezelfde functie als een kerk voor christenen. Het idee van ingebed zijn in een sociale structuur geeft voor veel mensen zingeving en welbevinden. En juist op deze gevoelens voor een club, die supporters “clubliefde” noemen, spelen clubs in door de randen op te zoeken wat betreft toegangsprijzen en merchandise. Dit, in combinatie met het feit dat televisiestations steeds meer invloed krijgen op de speeltijden van voetbalclubs (waardoor wedstrijden op zowel vroege avondtijdstippen als late tijdstippen in het weekend gespeeld worden), is het de vraag wanneer de grens van clubliefde overschreden wordt.
“Ook al draait tegenwoordig alles om geld in de voetballerij, niet alles is te koop in het leven, zo ook clubliefde niet.” Daarnaast was in hun ogen de voetbalclub van een ‘United’, een vereniging die door en voor leden is opgericht, veranderd in een commercieel bedrijf dat supporters als consumenten zag die zoveel mogelijk hun mond dicht moesten houden. Toen de club werd overgenomen, ervoeren supporters geen inspraak meer op het beleid dat gevoerd werd. Dit gebrek aan democratie, dat grotendeels veroorzaakt werd door een hiërarchisch bestuur aangevoerd door toenmalig clubeigenaar Malcolm Glazer, zorgde ervoor dat supporters er genoeg van hadden. Na vele protesten namen zij uiteindelijk de rigoureuze stap om de club te verlaten en richtten in 2005 de voetbalclub FC United of Manchester op.
In Engeland, the home of football, waar de voetbalsport is uitgevonden en met de Sheffield Rules in 1867 definitief vormgegeven is tot de sport die men hedendaags aanschouwt, is deze grens al bereikt en zelfs overschreden. Door alle commerciële beslissingen die clubs en televisiestations hebben genomen, raken supporters van voetbalclub steeds meer vervreemd van de club en van het voetbal over het algemeen.
Deze door en voor supporters opgerichte voetbalclub heeft als doel om voetbal weer terug te geven aan de fans en het volk in Manchester. Supporters zijn de aandeelhouders van de club, om te voorkomen dat de club overgenomen wordt door een enkel persoon die het beleid gaat bepalen. Ook is bepaald dat er per persoon maximaal één aandeel van de club wordt uitgegeven. Met vergaderingen en verkiezingen wordt de koers van het beleid bepaald. Alle zaken die in de
Dat ook supporters een grens hebben wat betreft clubliefde bewijst de oprichting van de voetbalclub ‘FC United of Manchester’ uit een van de meeste voetbalminnende steden van het Verenigd Koninkrijk, namelijk Manchester. Deze club is opgericht uit protest door een groot aantal supporters die eerder in hun leven het grote Manchester United FC (niet te verwarren met FC United of Manchester) fanatiek aanmoedigden. 30
voetbalclub spelen worden democratisch opgelost: van toegangsprijzen, bestuurders en het logo tot aan de naam van FC United toe. Het doel van de club is om met een duurzaam model zonder winstoogmerk zo hoog en goed mogelijk voetbal te spelen, waarbij voetbalsfeer, broederschap, clubliefde en onvoorwaardelijke steun voor de club bovenaan staan. Daarnaast konden wedstrijden ook weer plaatsvinden op de traditionele Engelse voetbaltijd: op zaterdag klokslag 15:00. Daarmee hoefde men geen rekening meer te houden met de mensonterende aanvangstijden die televisiezender Sky Sports aan voetbalclubs opdrong. In 2005 begon de club op het tiende niveau van de Engelse voetbalpiramide, inmiddels spelen zij op het zevende niveau, na de degradatie van het vorige seizoen uit de Northern Premier League, het zesde niveau. Na tien jaar als voetbalnomade rondgespeeld te hebben in verschillende voetbalstadions in Manchester, is FC United in 2015 verhuisd naar Broadhurst Park. Dit stadion, dat door supporters eigenhandig is gebouwd en gefinancierd, is gelegen in de arbeiderswijk Moston en geeft de fans van FC United eindelijk een eigen huis. Een gemiddelde thuiswedstrijd trekt tweeduizend supporters, die negentig minuten lang de ploeg op vocale wijze ondersteunen zoals dit in Engeland gebruikelijk is. Opmerkelijk, aangezien het niveau waarop men speelt te vergelijken is met een voetbalvereniging zoals Oranje Nassau Groningen die 1e klasse standaard speelt. Het aanmoedigen gebeurt op traditionele Engelse wijze; dus geen trommels, vuurwerk en sfeeracties, maar staand op de tribune en luidkeels meezingen met de gezangen en liederen. Deze liederen hebben een opvallend hoog protestgehalte tegen de oude liefde Manchester United FC. Vele liederen zijn gericht op het neersabelen van de toenmalig eigenaar Malcolm Glazer die in de ogen van de supporters hun club heeft afgepakt, en na zijn dood het grootste deel van de club aan zijn zes kinderen heeft overgedragen. Toch schuilt in elk gezang ook weer de hoop op betere tijden, en daarnaast het feit dat zij als supporters zelf het heft in eigen handen hebben genomen
om de ware aard en de oorspronkelijke functie van voetbal te doen herleven. Won’t pay Glazer or work for Sky, We still sing City’s gonna die, Two United’s but the soul is one, As the Busby babes carry on Deze paradoxale gevoelens zijn het best terug te zien in het lied dat hierboven weergegeven is en veelal wordt gezongen op de staantribunes van FC United. Het feit dat eerst de schuldigen van de commercialisering van Manchester United FC en daarna de hoop op de oude vervlogen tijden onder het bewind van Matt Busby in de jaren ‘50 en ‘60 worden bezongen, geeft aan dat vele fans van FC United of Manchester een haat-liefdeverhouding hebben met het verleden en het heden. Diep in hun hart willen ze dat de grote voetbalclub Manchester United FC weer van de mensen en het volk wordt. Het liefst willen ze de club uit de klauwen van het moderne commerciële voetbal halen, maar anderzijds weten zij ook dat wanneer de ziel van een club verkocht is, je deze niet zomaar meer terughaalt. Bij een bezoek aan een wedstrijd van de club tegen Gainsborough Trinity (2-2) op een koude zaterdagmiddag in november (die op traditioneel Engelse tijd om drie uur in de middag begon) werd ik spontaan verliefd op de voetbalclub en de supporters. Tijdens de wedstrijd spatte de passie en het fanatisme op de staantribunes er van af en voelde ik de verbondenheid, gelijkwaardigheid en broederschap tussen supporters onderling. Het moment dat de gelijkmaker gescoord werd en ik juichend in de armen viel met de voorzitter van de club, was voor mij de bevestiging dat bestuur en beleid samen kunnen gaan met het zijn van supporter. Deze romantiek werd nog eens versterkt doordat ik ouderwets aan de deur voor tien pond een kaartje moest kopen en een klein biertje op de tribune mocht drinken. Een verademing in vergelijking met alle regels van de Premier League, waarin men tegenwoordig alleen in daarvoor bestemde vakken achter de tribune mag genieten van een koude of warme drank. Deze persoonlijke ervaring met de door en voor supporters opgerichte voetbalclub FC United of Manchester laat zien dat voetbal nog steeds van het volk kan zijn en dat er aan clubliefde van fans ook een grens zit. Bestuurders en eigenaren van voetbalclubs kunnen ver gaan bij supporters, maar wanneer deze grens wordt overschreden, nemen de fans op den duur het heft in eigen handen. In het polderland dat Nederland is, is deze grens nog niet bij supporters bereikt, ondanks het feit dat clubs als Vitesse en ADO Den Haag al in handen zijn van een eigenaar. Het is de vraag wanneer bij de grote volksclubs als Feyenoord en Ajax hetzelfde gebeurt als bij Manchester United FC en veel andere Engelse voetbalclubs. De tijd zal leren of supportersgroepen zich tegen de commerciële trend afzetten en wellicht tot eenzelfde initiatief komen als in Manchester, waar passie en betrokkenheid voorop staan. F.C. United of Manchester bewijst dat voetbal nog steeds van het volk kan zijn. Supporters gaan met elkaar samen de strijd aan om datgene wat zij belangrijk vinden aan een voetbalclub te behouden: het genieten van een voetbalwedstrijd door het vocaal ondersteunen van het elftal onder het genot van een biertje of een bakje koffie met je vrienden aan je zijde. Ook al draait tegenwoordig alles om geld in de voetballerij, niet alles is te koop in het leven, zo ook clubliefde niet. 31
Studentenbezigheden: Laura van der Meché Eerstejaars sociologiestudente Laura van der Meché is negentien jaar oud en speelt de rol van Rox in de film ‘De Club van Lelijke Kinderen’, die in het najaar van 2019 in de bioscoop draait. Van de film is een proloog opgenomen die als serie te zien is op de NPO waarin Laura een grote rol speelt. De film is een groot succes en is inmiddels meer dan honderdduizend keer bekeken. Dit Amsterdamse talent deelt in dit interview haar verhaal met ons. Kun je drie (gekke) feitjes over jezelf noemen?
auditie, en aan de hand van die auditie kom je wel of niet binnen. Dit ben ik zelf rond mijn veertiende gaan doen en daar ben ik nooit meer mee opgehouden. Via één van de uitvoeringen van deze werkplaats heb ik de vrouw van de regisseur van ‘De Club van Lelijke Kinderen’ ontmoet, zij werkte ook bij de AJTS.”
“Haha, ik kan buikdansen met mijn tong. Verder heb ik een angst voor foto’s van het heelal; ik vind het echt heel eng. Als het een foto is zonder een wit randje eromheen, dan word ik helemaal kriegel omdat ik denk dat het oneindig is, en dat kan ik niet aan. Ik heb ook wel een leuk verhaal achter mijnInstagramnaam. Ik heet Laura Pindakaas op Instagram, maar ik houd helemaal niet van pindakaas. Ik was altijd heel erg tegen social media, want toen ik zes was, had iemand eens iets gemeens gezegd via Hyves en daar heb ik een licht trauma aan overgehouden. Maar toen ik erg stoned was, heb ik het toch maar aangemaakt. De naam ‘Pindakaas’ vond ik op dat moment vooral zelf erg grappig, haha.”
Hoeveel tijd per week ben je kwijt aan acteren? En werd dit meer toen je een rol kreeg in ‘De Club van Lelijke Kinderen’? “Dat verschilt heel erg. In mijn tussenjaar was het erg veel en nu is het bijna niets, omdat ik nu in Groningen zit. Vóór mijn tussenjaar was het drie uur in de week, want dan ging ik drie uur per week naar de theaterschool. In mijn tussenjaar werd het meestal twee uur per week en met de film had ik acht draaidagen in totaal, dus dat was niet super veel. Sowieso moet je op de set best wel vaak even wachten, dus dan ben je niet echt bezig met acteren. Maar tijdens de serie was het echt anderhalve maand gewoon alleen maar knallen, dat was echt vierentwintig uur achter elkaar doorgaan met repetities tussendoor. Toen heb ik wel echt de meeste tijd aan acteren besteed.”
Hoe lang wist je al dat je wilde acteren? “Al heel lang. Ik was een hypermobiel kind en dat moest een beetje gecontroleerd worden, dus daarom ging ik op yogales. Mijn yogadocent werkte bij de AJTS (Amsterdamse Jeugdtheaterschool) en die dacht dat ik acteren wel leuk zou vinden. Ik mocht er een jaar eerder op dan de andere kinderen, want je moest eigenlijk tien jaar zijn en ik was pas negen. Zolang ik me al kan herinneren, wilde ik iets met toneel doen en ik vond het erg leuk. Toen het eenmaal lukte met de film, wist ik echt niet wat me overkwam. Ik dacht dat er een grap met me werd uitgehaald.”
Heb je eerder een rol gespeeld in een televisieserie of film? “Toen ik in groep acht zat heb ik een aflevering gedaan in ‘Vroeger was het anders’, maar dit was meer een soort Klokhuis-situatie waarbij je in totaal tien minuten wordt gefilmd.”
Je vertelde dat je bij de Amsterdamse Jeugdtheaterschool zat, kun je hier iets meer over vertellen?
Kun je uitleggen waar ‘De Club van Lelijke Kinderen’ over gaat en welke boodschap de film wil overbrengen?
“Ik zat inderdaad op de Amsterdamse Jeugdtheaterschool, maar dat was eigenlijk vooral omdat deze het dichtstbij was voor mijn ouders en omdat mijn yogadocent hierover vertelde. De lessen waren altijd heel erg leuk en het werd gegeven door docenten die zelf ook geacteerd hebben. Het leuke aan deze school was dat je heel erg lang normale lessen kon volgen, maar op een gegeven moment, rond je veertiende of vijftiende, kon je er voor kiezen om auditie te doen voor werkplaatsen. Dat zijn aparte klassen die zich specialiseren. Voor deze werkplaatsen doe je
“De film gaat over lelijke kinderen die worden opgepakt, en ik ben één van de kinderen die wordt opgepakt. De film is best heftig omdat met name jonge kinderen de film bekijken. De regisseur legde mij uit dat de film gebaseerd is op de Tweede Wereldoorlog. Isimo is hierin de dictator die één bepaalde groep wil uitroeien, namelijk de lelijke kinderen. De boodschap 32
aanwezig. Ik was er wel vaak bij, omdat ik hielp als personal assistent bij het draaien van de film. Op die manier kon ik veel op de set aanwezig zijn, ondanks dat ik niet veel draaidagen had. Op een gegeven moment stond ik met mijn draaiboek klaar en kwamen Georgina Verbaan, Katja Schuurman, Jeroen van Koningsbrugge en Roeland Fernhout op me af met de vraag waar zij moesten zijn. Doodeng, maar heel erg leuk om eens mee te maken. Wat belangrijk is om te realiseren op zo’n moment, is dat BN’ers ook gewoon mensen zijn. Ze waren erg ontspannen en gaven ons tips, wat voor ons als kindercast erg fijn was omdat de hele ervaring erg overweldigend was. Ik heb met Katja Schuurman zelfs nog getinderd. Op een gegeven moment legde ze haar hand op mijn been en zei ze: ‘Ja maar meisje, je moet wel oppassen want je bent nog zo jong en er zitten wel vreemde mensen op Tinder.’ Dat vond ik heel lief. Ik ken mijn huidige vriend trouwens niet via Tinder hoor, haha.”
die de film hierbij aan de kinderen wil overbrengen is dat het niet uitmaakt wie je bent of hoe je er uitziet. De film laat ook vooral zien wat er gebeurt wanneer mensen elkaar niet accepteren en dat het ontzettend mis kan gaan.” Welke rol speel jij in de film en vind je dat je op haar lijkt? “Ik speel Rox. In het begin vond ik dat Rox en ik erg verschillend waren. Ze is namelijk erg bazig en ze wil alles erg graag goed doen. Ze is er dan ook van overtuigd dat wat zij vindt of doet het juiste is en dat iedereen ernaar moet luisteren. Toen ik de serie terugkeek met mijn moeder zei ze: ‘Dat ben jij precies.’” Hoe kwam je bij deze rol? “Het was een hele grote casting en vanuit het hele land konden kinderen filmpjes opsturen. Op de AJTS hingen foldertjes voor audities die je kon doen. Ik wilde eigenlijk helemaal geen auditie doen omdat ik al zeventien was, en het ging tenslotte om een kinderfilm. Op de dag van de audities had ik afgesproken met vriendinnen die wel auditie gingen doen. Ik had niet zo veel zin om te wachten, dus ik besloot toch ook maar auditie te doen. Toen ik vervolgens door de ene na de andere ronde kwam, wist ik niet wat me overkwam. De manier van bekendmaken was erg grappig: de crew had ons verteld dat er nog een auditieronde zou zijn, waarbij ze wilden kijken of de kinderen bij elkaar pasten. Eenmaal aangekomen in een grote zaal moesten we op een rij gaan staan en kreeg ieder kind een pakketje. Hierin zat een groot lint met je naam en je rol erop geschreven. Ik heb dit lint nog steeds in mijn kamer hangen.”
“Ik heb nog met Katja Schuurman getinderd” Op NPO is een proloog van de film te zien, namelijk ‘De Club van Lelijke Kinderen: de Staatsgreep’. Kun je hier iets meer over vertellen? “Ik had auditie gedaan voor de film en de rol gekregen. Na de film dacht iedereen dat het daarmee afgelopen was. Een tijd daarna was ik aan het werk in een koffietentje, toen de regisseur van de film mij belde met de vraag of ik zin had om een serie te maken, waarbij ik wederom Rox zou spelen. Natuurlijk wilde ik dat! Het verhaal dat in de serie wordt verteld is een proloog van de film. In de film gaat het over Isimo, een dictator. de film laat zien hoe hij door
Hoe is het om te werken op een filmset? “Super leuk, maar ik denk dat veel mensen het wel wat rooskleuriger inzien dan dat het in werkelijkheid is. Het is keihard werken en vooral heel lang wachten. Natuurlijk hangt dit wel af van de rol die je hebt en wat voor draaidag het is, maar over het algemeen zijn het gewoon erg lange dagen. Doordat je met de crew constant bij elkaar bent en intensief samenwerkt, voelt het uiteindelijk als een soort familie en dat is best gek. Ik wilde de volwassenen allemaal met ‘u’ aanspreken, maar dit gaat al heel snel weg omdat je zo veel met elkaar bent. Het grote voordeel van werken op een filmset is trouwens dat er catering aanwezig is, haha!” In de film speelt een aantal bekende Nederlanders zoals Maan de Steenwinkel, Katja Schuurman en Jeroen van Koningsbrugge. Hoe is het om met BN’ers samen te werken? “Dat is best grappig gegaan. De draaidagen waarbij zij aanwezig waren, was de kindercast eigenlijk nooit
Laura als Rox in de film ‘De Club van Lelijke Kinderen’ 33
We hebben een dilemma voor je. Zou je liever een bekende filmster zijn of een bekende socioloog?
een staatsgreep aan de macht komt. De serie vond ik om die reden misschien wel interessanter, omdat deze laat zien hoe de erge situatie ontstaat en daarmee een belangrijke boodschap meebrengt.”
“Bekend zijn maakt me eigenlijk niet heel veel uit, maar socioloog of actrice is wel een dilemma. Een bekende socioloog is natuurlijk bekend omdat hij of zij iets heeft bijgedragen aan de maatschappij, terwijl een actrice bekend is doordat ze met haar gezicht in een of andere kinderfilm speelt. Ik hecht de meeste waarde aan het label van bekende socioloog, maar toch zou ik, als ik de kans zou krijgen om er mijn brood mee te verdienen, kiezen voor een baan als actrice. De kans dat dat kan is echter heel klein, dus stiekem hoop ik het gewoon te kunnen combineren.”
Hoe is het om jezelf terug te zien in de bioscoop of op televisie? “Verschrikkelijk! Echt zo erg. Ik had mezelf nog nooit zien acteren op beeld; misschien eens in de musical van groep acht. Wanneer je een film draait, mag je niet tussendoor de beelden bekijken, dus ik had geen idee wat ik kon verwachten. Er zijn ook meerdere varianten van scènes opgenomen en er zijn zelfs twee verschillende eindes opgenomen. De eerste aflevering keek ik thuis met mijn vriend en een paar vriendinnen: allemaal in onze pyjama om negen uur ‘s ochtends voor de buis. Ik weet nog wel dat ik zo ontzettend zenuwachtig was, ik zat tandenknarsend en zwetend voor de televisie. De rest van de serie heb ik vooruitgekeken met de crew. Dat vond ik vooral erg spannend, omdat ze veel verstand hebben van de technieken die erachter zitten. Wanneer ik mezelf zie acteren op scherm, erger ik me trouwens mateloos. Ik vind altijd dat dingen beter kunnen.”
Om af te sluiten, waarom moeten de lezers van SoAP ‘De Club van Lelijke Kinderen’ bekijken? “Ten eerste natuurlijk om de film te steunen, haha. Maar ten tweede omdat het gaat over een maatschappelijk onderwerp, namelijk een dictatuurwaarbij het uitsluiten van een groep mensen aan bod komt. Dit zijn natuurlijk vanuit sociologisch perspectief bekeken interessante verschijnselen. Zelf vond ik het ook fascinerend om te zien hoe onze maatschappij dit soort gebeurtenissen uitlegt aan kinderen. Het is dus zeker een aanrader om de film eens te bekijken!”
Je bent eerstejaars student. Daarnaast ben je ook nog eens actief lid binnen Sociëtas. Hoe combineer je je studie met acteren? “Eigenlijk is dat vrijwel onmogelijk, omdat de audities allemaal in Amsterdam zijn. Ik bel wel veel met de crew over hoe het ervoor staat met de film. Wat heel fijn is, is dat in deze wereld heel veel mogelijk is. De crew denkt vooral in oplossingen en regelt de gekste dingen. Bij een cast tour bijvoorbeeld zorgt de crew dat ze me ergens oppikken, zodat ik alsnog mee kan. De drukte van de studie valt prima te combineren met acteren, ik merk vooral dat de grote afstand tussen Amsterdam en Groningen het grootste probleem vormt. Ik heb de keuze gemaakt om in Groningen te gaan wonen voordat ik wist dat ik in de film ging spelen. Ik wilde eens iets anders zien dan Amsterdam. Maar als ik een keuze moet maken tussen Groningen en Amsterdam, kies ik toch echt voor Amsterdam.” Heb je al een idee wat je na je studie Sociologie wilt gaan doen? “Het lijkt me super vet om in een buurt te observeren. Het probleem is waarschijnlijk al duidelijk, maar het lijkt me interessant om aan de hand van het macro-micro-macro model te onderzoeken waar het patroon van een probleem ontstaat om dan uiteindelijk met een oplossing te kunnen komen. Lijkt me heel tof. Sociale cohesie in het algemeen vind ik al heel interessant, maar een specialisatie in milieuproblematiek lijkt me nog veel interessanter.”
34
H
e
r
i
n
n
e
r
i
n
g
Bauke van der Kooij
Het was koud. Het regende buiten. Ik zat binnen, ik was rustig thee aan het drinken. De thee was nog heet, ik moest oppassen dat ik mijn mond niet brandde. Het was citroenthee; gewoon van het huismerk, niet die dure. Plotseling hoorde ik een harde knal tegen mijn raam. Ik keek door mijn halfdichte gordijn, maar kon niks zien. Ik liep naar buiten en zag een gewonde merel op het gras liggen. Ik liep naar hem toe, en vroeg hoe het met hem ging. Hij noemde zijn lievelingsgetal, een recept voor appeltaart, een zin uit een nummer van Boudewijn de Groot en blies toen zijn laatste adem uit. Ik heb een schep gepakt en heb een gat gegraven om de merel in te leggen. Een mol liep naar mij toe, en keek wat ik aan het doen was. Toen ik de merel had begraven, fluisterde hij iets in mijn oor. Ik weet niet meer precies wat het was, maar volgens mij zei hij ´het leven is een lachertje´. Het was koud. Het regende buiten.
35
Open Open vergadering
50 jaar!
Kom jij meedenken met de jubilieumeditie?
5 februari 17.00 Gadourekzaal Vragen? Mail ons! soap.redactie@gmail.com