Jaargang 39, nr. 1, Maart 2008
PERIODIEK
SOAP
Sociologisch Antropologisch Periodiek sinds 1970
VAKGROEP SOCIOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
In dit nummer onder meer: - Stagereportage - Kenia - Media als vijfde macht? Rudi Wielers over Elsevier keuzegids - De sexuele moraal -
Redactioneel Re:
Verheugd was ik met de reactie die wij als SoAP ontvingen van opleidingsdirecteur Rudi Wielers (p. 8) op de Elsevier Keuzegids, de matige score van onze opleiding op sommige punten (stageplekken, studeren in het buitenland), en de referenties in de vorige SoAP aan deze ranglijstposities. Ten eerste betaamd het van een gezond klimaat binnen een opleiding wanneer hoge bazen zich betrokken voelen bij (of soms zelfs een beetje aangevallen voelen door) wat er gedacht en geschreven wordt. Ten tweede hebben wij het journalistieke adagium ‘hoor en wederhoor’ hoog in het vaandel staan, ook wanneer het gaat om zaken die je liever niet hoort. Dat Wielers in al zijn enthousiasme niet op een paar woorden meer of minder keek, nemen wij dan ook op de koop toe. Ook al zijn er – zoals Wielers terecht opmerkt - mitsen en maren te plaatsen bij de criteria, de vergelijkbaarheid, de methoden en bij ranglijsten in het algemeen, ‘het is moeilijk het bestaan van de Keuzegids te ontkennen’ - om met zijn woorden te spreken. Juist vanwege die reden hebben wij er – zonder er een inhoudelijk oordeel aan te verbinden – in de vorige aflevering aandacht aan besteed. Het is fijn te merken dat je als tijdschrift niet per definitie een standpunt hoeft in te nemen om een inhoudelijke discussie aan te zwengelen. Toch zouden we ons er te makkelijk vanaf maken als we tevreden zouden zijn met een agenderende functie. Zie daarvoor de stageportretten uit binnen- en buitenland om de proef op de som te nemen wat betreft die Elsevier-onvoldoende. Verder is het goed te merken dat plaagstootjes serieus genomen worden. Echter, ook hier past relativering: wij zijn geen meesters van het wantrouwen, geen zwartkijkers, geen azijnpissers, doen niet aan stemmingmakerij en hebben bovendien – last but not least - en beperkte oplage. Wielers’ ‘radeloosheid’ hoeft derhalve niet om te slaan in de angst voor een totale leegloop bij de opleiding. Wat rest is een conclusie en een vraag die blijft, beide afkomstig van Wielers. De conclusie: studenten oordelen. De vraag die blijft: wat doen we verkeerd?
Jurre van den Berg, hoofdredacteur
Colofon
SoAP (Sociologisch Antropologisch Periodiek) Jaargang 39, nummer 1, Maart 2008 Drukwerk: Copyright Verzending: Rijksuniversiteit Groningen
Redactie: Jouri Bakker, Jurre van den Berg, Astrid van Dijk, Mart Duitemeijer, Michiel Emmelkamp, Nathalie Feitsma, Matthias Frankema, Karin Meiboom, Cor Jan van Zwol, Lieuwe Zijlstra. Lay-out: Mart Duitemeijer
Contact: SoAP_Groningen@hotmail.com Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Rozenstraat 31 9712 TG Groningen
2
SOAP | MAART 2008
INHOUD
VAKGROEP
Stagereportage: masterstudenten aan het woord 4 Interview: Jessica Pass 6 Rudi Wielers over Elsevier keuzegids 8
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK Crisis in Kenia 10 Sociologie in de media 11 Zeven stappen naar een beter wereld 12 Geen nieuwe zusjes voor Groningen 13
SOCIËTAS
In dit katern krijgt studievereniging Sociëtas de ruimte om haar nieuws te presenteren. Nieuws van Sociëtas 14 - 15
KUNST & CULTUUR Het culturele niemandsland 16 De Nacht van de Sociologie 17 Microfilm 18 Tip van de prof: Wijbrandt van Schuur 19
OPINIE Twistpunt: De media als vijfde macht? 20 Folker Visser in de voetsporen van... 21 Betoog: De sexuele moraal 22 Column: Individualisering 23 Achterkant 24
OVERIG Redactioneel 2 Colofon 2 Inhoudsopgave 2 Advertentie 7
SOAP | MAART 2007
3
VAKGROEP
STAGEREPORTAGE
´Voor elk besluit moet er urenlang vergaderd worden´ Vier masterstudenten vertellen over hun stageplaats
‘Dus je studeert sociologie. En wat kun je daar mee worden?’ Een gevoelige vraag waar niet alleen gespreksgenoten nog wel eens meezitten, maar die zeker ook de gemiddelde sociologiestudent bezighoudt. De sociologieopleiding in Groningen heeft hier een – voor veel andere studies – unieke maar voor de hand liggende oplossing voor gevonden: twee maanden stage lopen vormt een verplicht onderdeel in het curriculum van alle sociologiemasters (beleid & consultancy, databeheer voor beleidsdoeleinden, criminologie, en de educatieve master). Vaak mondt de stage uit in een scriptie(onderwerp). Vier masterstudenten vertellen over het snuffelen aan de sociologische beroepspraktijk.
Jurre van den Berg
1. Databeheerder - extern Naam: Henk Fernee Leeftijd: 22 Vooropleiding: Bachelor sociologie (onderzoek) en bezig met Bachelor wijsbegeerte Master: Databeheer voor beleidsdoeleinden
Stage Instelling: Bureau Onderzoek gemeente Groningen Plaats: Groningen Periode: 5 maanden, 4 dagen per week Onderwerp: Daklozenmonitor Relatie met scriptie: Ja Stagevergoeding: 260 euro per maand
‘Bureau Onderzoek is het onderzoeksbureau van de Gemeente Groningen en bevindt zich in de ‘zwarte doos’ vlakbij het station. Ik heb deze stageplaats verkregen, omdat Bureau Onderzoek tijdens het college datamanagement een presentatie gaf en vertelden dat ze een stagiair zochten. Omdat ik op vrijdag nog college heb, leek het mij het handigst om in de buurt van Groningen te blijven voor mijn stage.’ ‘Het onderzoek wat er verricht wordt door Bureau Onderzoek sluit nauw aan met de
4
SOAP | MAART 2007
master databeheer. Ik vind het fenomeen daklozen erg interessant, en de combinatie met de statistische technieken die ik ga gebruiken, is perfect. Ik ben nu al een tijdje bezig en het is erg gezellig met de collega’s. Ik heb het idee dat ik nu al veel geleerd heb. Het ritme van iedere dag vroeg opstaan is nog wel even wennen.’
2. Beleidsonderzoeker - internationaal Naam: Adriana Bolle Leeftijd: 23 jaar Vooropleiding: Bachelor sociologie (beleid) Master: Beleid & Consultancy
Stage Instelling: University of Western Ontario Plaats: London, Ontario (Canada) Periode: 3 maanden Onderwerp: Sociale en economische integratie van immigranten in Canada Relatie met scriptie: Ja Stagevergoeding: Behalve de financiële tegemoetkoming van het Marco Polo Fonds en het GUF moet je bij een buitenlandse stage vooral rekening houden met extra kosten. In mijn geval moet ik bijvoorbeeld via de universiteit een extra verzekering afsluiten en moet ik betalen om gebruik te kunnen maken van universitaire diensten zoals de bibliotheek.
‘Een stage in het buitenland is iets waar je voor moet gaan. Allereerst omdat het een mooie ervaring wordt, maar daarnaast ook omdat het veel van je persoonlijke inzet vraagt.Toen ik mij tijdens het afronden van de bachelor besefte dat mijn studentenleven al snel verwisseld zou moeten worden voor een werkend bestaan, kwam het idee naar boven om te informeren of een buitenlandse stage een optie zou zijn. Een periode in het buitenland verblijven, nieuwe contacten opdoen, je kennis uitbreiden en je studiepunten halen die nodig zijn voor het afronden van je studie, het
leek mij de ideale combinatie.’ ‘De eerste stap was informeren bij de studieadviseur naar de mogelijkheden voor een buitenlandse stage. Belangrijk hierbij is dat je duidelijk hebt wat je in een buitenlandse stage zoekt. Voor mij was dat in eerste instantie een Engelstalig land. Toen we samen de opties nagingen, kwamen we eigenlijk binnen no time op Canada, het land van de immigranten! Daar zou ik me dan ook wel thuis moeten kunnen voelen, bedacht ik me zo. De volgende stap nam ik samen met de studieadviseur: wie zou mij verder kunnen helpen die plan handen en voeten te geven? Ze verwees mij door naar Melinda Mills. Melinda bracht me in contact met mijn begeleider in Canada, en vanaf toen ontstond er direct contact met de universiteit, waarbij Melinda diende als terugvalbasis bij niet zelf op te kunnen lossen problemen.’
‘Ik vind het fenomeen daklozen erg interessant, en de combinatie met de statistische technieken die ik ga gebruiken, is perfect’
‘Omdat er voor een buitenlandse stage geen vastliggend protocol bestaat, wordt er veel creativiteit en inzet verwacht: je moet zelf nagaan welke beurzen je aan kunt vragen, hoe je verzekerd moet zijn, waar je een kamer kunt vinden. Het contact met je stagebegeleider verloopt op afstand, maar door mailcontact wordt wel steeds duidelijk wat er gedurende de stageperiode van je verwacht wordt.’ ‘De relatie tussen deze stageplaats en de afgelopen studiejaren is er één van verschillende aspecten. Allereerst neem je de opgedane sociologische kennis mee naar het buitenland om het daar te verwerken in je project. Je kent bepaalde principes inmiddels en weet hoe je een selectie kunt maken in relevante literatuur. Dat maakt dat je in staat bent je analyses theoretisch te onderbouwen. Daarnaast neem je de ervaring mee die je opgedaan hebt bij het schrijven van je bachelorwerkstuk. De statistiekcolleges gaan hun vruchten afwerken (hoop ik) en je sluit je studieperiode af met een scriptie waarin deze aspecten samenkomen. Een buitenlandse onderzoeksstage ligt niet voor de hand voor Beleid & Consultancy studenten. Toch is het een mooie kans om je horizon te verbreden en te werken aan de grenzen van je weten.’
VAKGROEP
3. De criminoloog - extern Naam: Mira Levi Leeftijd: 22 Vooropleiding: Bachelor sociologie (beleid) Master: Criminologie Stage Instelling: Ministerie van Justitie, Projectdirectie Veiligheid begint bij Voorkomen, Programmabureau Eergerelateerd Geweld Plaats: Den Haag Periode en aantal dagen: 3 maanden full time (36-urige werkweek, 4 dagen van 9 uur) Onderwerp: Eergerelateerd geweld Relatie met scriptie? Ja Stagevergoeding? Ik heb een volledige ambtelijke aanstelling gekregen
men. De eerste week moest ik ontzettend aan alle ambtenaren wennen, het is toch een bijzonder soort volk! Ze praten hier zo ontzettend veel met afkortingen dat een normaal mens ze niet meer bij kan houden. Ik hou nu een lijstje bij, en ik moet bekennen dat ik deze gewoonte al over begin te nemen. Ik heb echter nog geen ‘goeiemoggel’ in de wandelgangen gehoord. Naast mijn stageopdracht is er ook ruimte om mee te lopen in de organisatie. Ik loop vele vergaderingen af, ga mee naar kamerdebatten, bezoek conferenties en de eerste bonbons van mevrouw Albayrak zijn ook al gretig in ontvangst genomen!’ ‘Ik merk ook al hoe ontzettend geduldig je op dit niveau van beleid moet zijn. Voor elk besluit moet er urenlang vergaderd worden en stukken gelezen worden die ook nog eens 10 keer verbeterd moeten worden. Ook merk je dat er best wel rivaliteit onder de ambtenaren heerst. Wist je bijvoorbeeld dat ambtenaren die voor een ministerie werken van, een hogere status hebben dan ambtenaren die werken voor een ministerie voor? Ik heb nog veel te leren!’
4. Beleidsonderzoeker - intern Naam: Coby van Niejenhuis Leeftijd: 26 Vooropleiding: Schakelprogramma sociologie, Cultureel Maatschappelijke Vorming (HBO). Master: Beleid & Consultancy, Educatieve Master
‘Eén van de pijlers van Balkenende IV is het verminderen van gewelddelicten met 19% in 2010 ten opzichte van 2002. Hiervoor is het nodig geweest om een nieuw project in het leven te roepen: Veiligheid begint bij Voorkomen. Hierbij krijgt geweld gerelateerd aan eer geweld speciale aandacht. Binnen dit project zal ik de komende maanden aan de slag gaan. Het is een vrij uniek programma omdat er op interdepartementaal niveau gewerkt wordt. De ministeries van Justitie, VWS en VROM werken hierin samen. Mijn taak zal zijn om een inventarisatie te maken van landen waar de overheid ook beleid voor de aanpak van eergerelateerd maakt. Ik moet contacten opzetten met beleidsfunctionarissen en onderzoekers in verschillende Europese landen. Het uiteindelijke doel van dit project zal het zoeken van samenwerkingspartners op Europees niveau op het gebied van eergerelateerd geweld zijn. Mijn scriptie wil ik ook over dit onderwerp schrijven. Ik ben nu hierover met verschillende experts in gesprek. Dit is heel handig aan het werken bij dit bureau, ze kennen iedereen die maar iets met dit onderwerp te maken heeft.’ ‘Nadat ik een open sollicitatiebrief naar het WODC had gestuurd werd ik gebeld door de programmamanager. Ik mocht op sollicitatiegesprek komen en ik werd meteen aangeno-
Stage Instelling: Rijksuniversiteit Groningen Plaats: Groningen en Arnhem Periode: Tweeënhalve maand, 3 tot 5 dagen per week Onderwerp: Leefbaarheid, segregatie en vriendschapskeuze Relatie met scriptie: Tijdens mijn stage ga ik data verzamelen voor mijn scriptie Stagevergoeding: Nee
‘Ik loop stage bij een onderzoeksproject van het Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid (een instituut van de RuG). Het onderzoeksproject waar ik stage loop heeft betrekking op vijf wijken in Arnhem waarbinnen problemen spelen op het gebied van leefbaarheid en veiligheid. Hoewel organisaties als scholen, woningbouwcoöperaties, jongerenwerk, opbouwwerk, gemeente en politie zich op uiteenlopende manieren inzet-
ten om de situatie in de wijken te verbeteren, is het onduidelijk welke interventies wel en niet werkt. Dit onderzoek geeft hier inzicht in door interventies in de wijken tegen het licht te houden. In samenwerking met de praktijk wordt vastgesteld welke interventies, onder welke voorwaarden effectief zijn. Interessant is dat dit vanuit verschillende onderzoeksdisciplines wordt gedaan zoals sociale psychologie, criminologie, ruimtelijke wetenschappen en natuurlijk sociologie.’
‘Het is een mooie kans om je horizon te verbreden en te werken aan de grenzen van je weten’
‘Tijdens mijn stage ga ik de buitenschoolse activiteiten voor tieners in Arnhem in kaart brengen. Ik ga jongerenwerkers en andere professionals uit de wijken interviewen om te achterhalen wat de doelen van hun interventies zijn en wat de ervaringen hier tot nog toe mee zijn. Ook ga ik vragen stellen aan de hand van de contacttheorie van Allport. Hierin wordt gesteld dat contact tussen mensen kan leiden tot meer begrip tussen mensen, mits het voldoet aan een aantal voorwaarden. Ik ga kijken in hoeverre aan deze voorwaarden wordt voldaan. Verder werk ik mee aan het opstellen en afnemen van vragenlijsten die in groep zeven en acht van de basisscholen in de vijf Arnhemse wijken. Deze vragenlijst is de voornaamste informatiebron voor mijn scriptie. Mijn scriptie gaat over de vriendschapskeuzes die tieners buiten school om maken, waar deze op gebaseerd zijn en wat voor invloed vrienden op elkaar hebben qua houding en gedrag.’ ‘Ik heb voor deze stage en scriptieplaats gekozen omdat dat het een duidelijke link heeft met de wetenschap én met de praktijk. Dit maakt het inhoudelijk uitdagend maar ook concreet en vrij praktisch. Het onderwerp van het onderzoek vind ik interessant omdat ik hiervoor HBO Cultureel Maatschappelijke Vorming heb gevolgd waarbinnen ik ben opgeleid in het organiseren van ‘nuttige’ activiteiten met en voor specifieke doelgroepen.’ ‘Ik ben iemand die het nut van haar werk in moet kunnen zien. Publiceren in wetenschappelijke artikelen als hoofddoel van mijn werk is denk ik niet iets waarbij ik mijn gedrevenheid vast kan houden. Bovendien zou ik ook heel graag voor de klas staan op de middelbare school. Ik vind het namelijk heel leuk om kennis over te dragen en om te werken met jongeren. Eigenlijk zou ik het liefst een combinatie willen van onderzoek doen en voor de klas staan. Dat zou in theorie kunnen omdat ik over een jaar voor beide een diploma heb (na mijn LIO stage). Maar hoe de praktijk is, ga ik nog ontdekken.’
SOAP | MAART 2007
5
VAKGROEP
INTERVIEW: JESSICA PASS
Je gedachten worden dingen
‘Mijn moeder nam vruchtenvla mee in plaats van gewone yoghurt zoals ze normaal altijd doet!’ en ‘in die drukke straat vind ik altijd een parkeer plek’. Twee mensen vertellen over kleine wonderen nadat ze leerden over ‘The Secret’. Maar niet alleen kleine gedachten worden waarheid, miljoenen mensen proberen door The Secret grote rijkdom en geluk te vergaren. Is het mogelijk om door gedachten onze wensen te laten uitkomen? Ook Jessica Pass houdt zich in haar onderzoek bezig met de invloed van gedachten op het leven. SoAP zocht samen met haar naar raakvlakken tussen The Secret en haar onderzoek.
Astrid van Dijk
Sinds 2004 ben je als Sociaal Psycholoog bezig met je onderzoek aan de vakgroep Sociologie. Waar gaat je onderzoek over? “Ik wil met mijn onderzoek laten zien dat ‘roze-bril-gedachten’ nodig zijn om te voorkomen dat mensen passief worden. Ik verwacht dat mensen positieve illusies hebben en dat deze nodig zijn gemotiveerd genoeg te raken om doelen te bereiken. Dit valt het beste uit te leggen aan de hand van een voorbeeld; als je denkt erg dom te zijn ga je waarschijnlijk niet studeren. Het ontbreken van positieve illusies over je intelligentie zal je ervan weerhouden activiteiten te ondernemen waar enige intelligentie voor nodig is. In mijn onderzoek richt ik me op de positieve illusies en de acties die mensen ondernemen om een partner te vinden en zich voort te planten.”
Wat voor gevolgen kunnen positieve illusies hebben op de voortplanting? “De positieve gevoelens die mensen over zichzelf hebben zijn best stabiel, geloof in jezelf verandert nauwelijks. Ook al doen respondenten eerst een test waaruit blijkt dat ze geen goede partner zijn toch waarderen ze zichzelf naderhand bovengemiddeld als mogelijke partner. De positieve gedachtes blijven, zelf als iemand je van het tegendeel probeert te overtuigen. Afwijzing door een partner brengt geen schade toe aan de illusies die mensen hebben over hun kwaliteiten als partner. Zo gaan mensen die gedumpt zijn en liefdesverdriet hebben vaak weer opzoek naar een nieuwe partner. Vaak is hun zelfwaardering minder maar zijn ze hun positieve illusies niet verloren. Wanneer positieve illusies wel zouden verdwijnen bij tegenslag in de liefde zou de kans bestaan dat mensen niet meer opzoek gaan naar een nieuwe partner en zich niet voortplanten.”
De positieve gedachten die mensen hebben zouden toch ook waar kunnen zijn, waarom spreek je over illusies?
6
SOAP | MAART 2007
“Het is eigenlijk positief denken, maar wij noemen het illusies omdat mensen vaak net iets te enthousiast over zichzelf denken. Je zou kunnen zeggen dat sommige mensen echt zo leuk en goed zijn als ze denken, maar uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat veel mensen hun eigen pro sociale gedrag vaak overschatten. In een Amerikaans onderzoek naar prosociaal gedrag werden mensen gevraagd hoeveel bloemen ze zouden kopen als de opbrengst van de verkochte bloemen naar kankeronderzoek zou gaan. Mensen dachten dat zijzelf drie bloemen zouden kopen, terwijl anderen volgens hen maar één bloem zouden aanschaffen. Uiteindelijk bleek dat de respondenten minder bloemen kochten dan ze zelf vooraf hadden gedacht. Dit is niet vreemd, we hebben allemaal de illusie om prosociaal te zijn. Zo verzinnen we excuses om zwervers geen geld te geven. Prosociaal zijn is belangrijk binnen een groep, iedereen moet sociaal zijn en partnerschap hebben. Zelfs een crimineel in de gevangenis kan zichzelf rechtvaardigen.”
Jouw onderzoek heeft gelijkenissen met the Secret. Maar de nadruk op pro sociaal gedrag ontbreek bij The Secret volledig. Men wenst zaken voor zichzelf, veel voorbeelden uit de Secret draaien juist om het verkrijgen van rijkdom en voorspoed. Heb jij daar een verklaring voor? “Volgens de spelregels van onze maatschappij mag je rijkdom en voorspoed voor jezelf willen. Ook al lijkt het niet te passen bij prosociaal gedrag. Je kunt in onze samenleving op egoïstische grond zaken nastreven zonder de heersende normen te schenden. Als mensen dingen gaan vragen via The Secret die niet passen binnen deze normatieve paden dan wordt het interessant. Pas als iemand via The Secret dictator weet te worden van Nederland, dan geloof ik de werking van The Secret.”
dichter bij mijn doel te komen. Dat is actiepotentie; ik heb meer kans om president te worden als ik daar acties voor onderneem. Dit komt niet omdat ik er om gevraagd heb of omdat ik altijd al dacht dat ik president zou worden. Je leidt je leven in de richting van je illusie daarom zou ik wel een sterke verband verwachten tussen wat je wenst en wat je ontvangt. Het is nog beter te begrijpen als je het van de negatieve kant bekijkt. Het niet ondernemen van actie zorgt ervoor dat je geen doelen bereikt. Depressieve mensen zijn bijvoorbeeld vaak passief en bereiken waarschijnlijk minder omdat bij hen positieve illusies ontbreken.”
The Secret is volgens Rhonda Byrne, de maakster van de film/documentaire ‘The Secret’ en de schrijfster van het gelijknamige boek, het eeuwen oude geheim dat mensen de kracht en het vermogen bezitten om al hun wensen te realiseren. Doordat alles energie is en de drie stappen, vragen, geloven en ontvangen, kunnen alle dromen waar gemaakt worden. Bij het vragen kunnen onder andere een specifiek goed (diamanten oorbellen) of een leuke baan (President van de VS of burgemeester van Haren) gewenst worden. Bij het geloven is het belangrijk om het gevoel te krijgen dat je de gewenste zaken al in je bezit hebt. Om uiteindelijk te ontvangen moet geluisterd worden naar het stemmetje dat ons probeert over te halen kleine veranderingen aan te brengen in onze gewoonten (‘Rij eens via een nieuwe route naar huis…’). Wat is jouw eerste indruk van Een paar hoofdpunten van The Secret: The Secret? ‘Je gedachten worden dingen’ “Als onze theorie over positieve ‘Het Grote Geheim van het leven is de wet van de aanillusies waar is, kan ik begrijpen trekkingskracht’ dat the Secret werkt. Het hebben ‘Het enige wat je moet doen is je nu goed voelen.’ van een positieve instelling leidt tot ‘Je kunt de wereld niet helpen door op de negatieve dineigen actie en dadendrang. Als ik gen te focussen. Want daardoor draag je niet alleen bij de illusie heb dat ik een goede pre- aan die negatieve dingen, je haalt ook meer negatieve sident zou zijn heb ik een sterke dingen in je eigen leven binnen.’ motivatie om daar naar te gaan ‘Richt je op de eigenschappen die je in jezelf waardeert, leven. Ik zou, als het gevoel erg dan zal de aantrekkingswet je meer geweldige dingen sterk is, acties ondernemen om over jezelf tonen’
ADVERTENTIE
VAKGROEP
SOAP | MAART 2007
7
VAKGROEP
REACTIE
Welke mondelinge vaardigheden moeten we onze studenten nog leren?
Opleidingsdirecteur Rudi Wielers reageert op de beoordeling van de Elsevier Keuzegids
Het moment Ieder jaar op een altijd even ongelukkig tijdstip komt de Elsevier Keuzegids uit. In die Gids staan de resultaten van een onderzoek dat ITS Nijmegen in opdracht van Elsevier verricht naar de kwaliteit van opleidingen in het hoger onderwijs. Het onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Zo mogen professoren en hoofddocenten aangeven welke opleiding (niet hun eigen) zij de beste vinden. Het onderdeel dat altijd de meeste aandacht trekt is dat van de studentenoordelen over de opleidingen. In de laatste SoAP wordt daar ook maar liefst twee keer aan gerefereerd. Het probleem met die Elsevier-oordelen is dat onze opleiding daar vaak niet zo goed uitkomt. Of liever gezegd: we bungelen meestal wat onderaan, en dat is niet zo leuk. Nu heb ik helemaal geen vrienden die de Elsevier lezen, en ook bijna geen familieleden, behalve een broer die een wat overmatige fixatie op ranglijsten heeft. Die is in staat om een boek van Pinkeltje te kopen, als dat bovenaan de lijst van beste boeken staat. Ik geloof niet dat hij het dan leest, al zal hij zich ongetwijfeld voornemen dat te gaan doen. Die broer heeft me jaren geleden ’s aangesproken op de positie van de ranglijst, maar toen dat geen groot succes bleek begon hij maar over een ander onderwerp. Daarin zit het probleem niet. Mijn vrouw leest trouwens wel de SoAP, ze geniet daar erg van. Ieder jaar weer verrassend zijn de reacties op de werkvloer als de Keuzegids uitkomt. Dit jaar mocht ik al een troostende mail ontvangen, toen ik nog geheel onschuldig was van het bestaan van de nieuwe Keuzegids. Een ander collega, een man van autoriteit in de wereld van de Nederlandse sociologie, laat altijd duidelijk weten de keuzegids als een abject voorwerp te beschouwen. Hij praat erover zoals hij (en ik) naar een beduimeld seksboekje zouden kijken. En dat voelt om verschillende redenen niet goed. Het gaat om emotioneel geladen relaties, het is moeilijk het bestaan van de Keuzegids te ontkennen. Het College van Bestuur, en in het voetspoor het Faculteitsbestuur, zijn ook bepaald niet ongevoelig. Het is niet alleen een probleem van sociologie, maar van de hele universiteit. Verleden jaar werden alle Onderwijsdirecteuren bij elkaar geroepen om de resultaten te bespreken. Dat was gelukkig in een jaar dat we opeens op plek drie stonden, weliswaar niet bovenaan, maar we waren aan het stijgen, dus ik voelde me een hele meneer. Het was een gedenkwaardige vergadering, met veel verstandige opmerkingen en maffe voorstellen. Een collega stelde
8
SOAP | MAART 2007
voor de studenten die de enquête in gingen vullen een brief te sturen met de goede antwoorden, maar dat voorstel is niet uitgevoerd. Het kon ook niet worden uitgevoerd, want we weten niet wie de vragenlijst invult. Over het algemeen was de stemming dat we ons hoofd niet op hol moesten laten brengen door Elsevier. Want, wie is Elsevier? En wat stelt het onderzoek nu voor? Visitatierapporten zijn belangrijker, en dan doet Groningen (en ook Sociologie) het goed. En ik? Ik zou u graag willen voorhouden dat ik er niet onder gebukt ga, maar in mijn donkere uren (daar zijn er in het najaar veel van) word ik toch wat moedeloos. Ik word dan heen en weer geslingerd tussen de absolute wil de betekenis ervan volledig te ontkennen en mijn absolute geloof in de juistheid van studentenoordelen over onderwijs. Ik ben een ‘believer’; als communtarist geloof ik in oordelen van betrokken mensen, als oud-studentactivist in het vermogen van studenten oordelen te vellen, als democraat in het belang van meningsvorming die niet rond de tafel zitten, als onderwijsmanager in de noodzaak van informatie van derden om kwaliteitsverbeteringen aan te brengen. Daar staat trouwens tegenover dat ik als socioloog niet erg onder de indruk ben van de gehanteerde onderzoeksmethodieken, maar dat terzijde, want het onderzoek wordt door sociologen verricht. Nu ik dus net dat bijna jaarlijks terugkerende gevecht in de donkere uren achter de rug meende te hebben kreeg ik de nieuwe prachtige SoAP onder ogen, met liefst twee referenties naar dat onderzoek. Zonder veel blikken en blozen rapporteren slimme mannen als Jurre van den Berg en Jouri Bakker dat onze opleiding op de laatste plaats komt. Na weer zo’n doorwaakte nacht besloot ik het maar eens van me af te gaan schrijven, die radeloosheid van me, dat moeizame gevecht met mezelf, en het probleem ergens anders neer te leggen, de arena te verplaatsen.
Handen in het haar Het is niet helemaal fair het Elsevier-onderzoek om methodologische redenen van tafel te vegen. Collega Ellen Jansen, behalve docent in onze opleiding ook hoofd van de Afdeling Kwaliteitszorg van het Universitaire Onderwijs Centrum, liet verleden jaar al zien dat er een verband is tussen de rangordening in de visitaties en in de Elsevier Keuzegids. In de volgende tabel geef ik de rangordening. Voor de Elsevier Keuzegids staat er het eindcijfer, voor de visitatiecommissie het aantal keren dat een opleiding het predicaat excel-
lent (dat gebeurde alleen een keer in Nijmegen) en goed heeft gekregen op 21 facetten (noem het criteria). Ook heb ik de onvoldoendes (dat was er ook maar één, namelijk Rotterdam) uitgemiddeld met goed. Dat leidt tot de volgende tabel: RU Nijmegen U Utrecht Uv Tilburg Uv Amsterdam EU Rotterdam RU Groningen
Elsevier 7,7 7,2 7,2 7,1 7,0 7,0
Visitatie 7 2 1 3 0 3
De tabel laat heel goed zien dat Nijmegen er zowel in de visitatie als in Elsevier uitspringt. De rest van het pak ligt erg dicht bij elkaar. Voor Groningen is het wat zuur, we doen het goed in de visitatie, maar niet goed bij Elsevier. De verschillen zijn blijkbaar klein en het gemiddelde niveau ligt hoog. Zo kan bijvoorbeeld de gemiddelde student een puntje zuigen aan het gemiddelde cijfer 7,0. De meeste studenten doen het met minder. Ook de visitatiecommissie vindt het niveau hoog, al zou je dat misschien niet zeggen bij het klein aantal keren dat een opleiding met goed of excellent wordt beoordeeld. De voorzitter van de visitatiecommissie, prof. Swanborn, zei desgevraagd daarover in de laatste Facta (15/4): ‘We kregen van onze opdrachtgever de instructie om zuinig te zijn met de kwalificatie ‘goed’… Ik heb in het rapport gezegd dat wij de opleiding sociologie in Nederland goed vinden, soms zelfs heel goed… Dus bij het algemene en frequente gebruik van de term ‘voldoende’ wast de commissie haar handen in onschuld. Ik heb sterk geadviseerd dat in de toekomst anders te doen.’ In mijn betere momenten is mijn opvatting dan ook dat er niks is om ons zorgen over te maken. Het oordeel van Elsevier is niet slecht (7,0), dat van de voor ons belangrijkere visitatiecommissie nog beter. Maar dan zie ik mezelf toch weer met mijn handen in het haar zitten. In een lezenswaardig artikel in de SoAP stelde Karin Meiboom dat bij sommige docenten met de handen in het haar zitten niet ‘radeloos zijn’ betekent, maar ‘kennis verwekken’. Bij mij liggen ‘radeloos zijn’ en ‘kennis verwekken’ heel dicht bij elkaar, maar op dit punt weet ik het dan echt niet meer. Toch zeer intelligente mensen als ons College van Bestuur, mijn collega’s, of studenten als Jurre van den Berg en Jouri Bakker
VAKGROEP zich toch vooral die ranking laten leiden. Ik kan daar verschillende verklaringen voor verzinnen: het zijn altijd mannen (die zijn competitiever) en van veel van die mannen weet ik dat ze voetballen of gevoetbald hebben (het gaat dan om het linker- en het rechterrijtje, om het kampioenschap en onder of boven de streep). In mijn meer duistere momenten voel ik wat het is om onderaan die ranking te staan.
De perfecte tentamenhal Als ik die worsteling ook achter de rug heb, is het moment gekomen om me af te vragen hoe het beter kan. Helder geformuleerd is de vraag dan hoe je van een 7,0 in Elsevier een 8,0 maakt. Of om een heel reëel doel te stellen: van een 7,0 een 7,3 maakt, of beter nog een 7,4, want de concurrentie zal ook iets oprukken. Het Elsevier-cijfer is gebaseerd op een gemiddelde van vijf onderdelen: Faciliteiten, Inrichting Opleiding, Onderwijs, Docenten, Toetsing, en Organisatie en Communicatie. Ieder onderdeel is weer onderverdeeld in verschillende aspecten, het aantal varieert van 2 (toetsing) tot 10 (onderwijs). Bemoedigend is dat ons College van Bestuur een nieuwe tentamenhal bouwt. Als dat cijfer van 7,1 naar 8,1 gaat, stijgen we twee plaatsen in de rangorde, als het de perfecte tentamenhal is (10.0), dan hebben we ons doel al bereikt. Daar kan ik wel van dromen, als ik ’s morgens om 8.30 aankom in een steenkoude tennishal. Dus zet ‘m op College en bouwvakkers! Probeer die hal af te hebben voor de Olympische Spelen van Peking, want dan zal het nog worden meegenomen in de Elsevier. Een andere manier, minder calculerend, maar wel strategisch, is om te kijken wat we moeten veranderen om omhoog te komen. We scoren laag op ‘stagemogelijkheden’ (5,1) en ‘studeren in het buitenland’ (5,5) en ‘mogelijkheden masters’ (5,9), en ‘mondelinge vaardigheden’ (6,1). Alle opleidingen scoren slecht op stagemogelijkheden, alleen Nijmegen heeft een voldoende, maar dat is dan ook meteen een 7,9. Nu is wel erg opvallend dat in Nijmegen een stage helemaal niet in het programma van de Master is opgenomen. Nijmeegse sociologen besteden meer dan een half jaar aan hun scriptie. Er zal wel iets leuks in het programma van de Bachelor onder de naam stage staan… Maar wij hebben wel prominent een stage in ons Master-programma opgenomen, en we werken we eraan het voor studenten gemakkelijker te maken een goede stageplaats te vinden, via het afstudeertraject. ‘Studeren in het buitenland’ doen we slecht, ook in vergelijking met andere opleidingen. Maar ik begrijp niet waar hem dat in zit. Studenten kunnen in het laatste semester van het tweede en het eerste semester van het derde jaar naar het buitenland. Ons Onderwijs- en Examenreglement biedt hen expliciet de mogelijkheid daar gevolgde vak-
ken gehonoreerd te krijgen, maar er zijn maar weinig studenten die daar gebruik van maken. Waarom eigenlijk niet? Is het omdat studenten eigenlijk alleen maar naar Barcelona of New York willen en Budapest niet aantrekkelijk genoeg is? ‘Mogelijkheden masters’: doen we ook slecht in vergelijking met andere universiteiten, terwijl we ondertussen toch een redelijk aanbod van specialisatiemogelijkheden hebben: ReMa, didactische master, Beleid, Criminologie, Datamanagement, vanaf volgend jaar Gezondheid. Maar misschien begrijp ik het niet goed. En dan, tenslotte, de ‘mondelinge vaardigheden’. Doen we ook slecht in vergelijking met andere opleidingen, en dat vind ik werkelijk onbegrijpelijk. In het eerste jaar is er zowel een presentatie- als een interviewpracticum, Margriet Bolding doet daar prima werk, en we zien het niveau van mondelinge vaardigheden, waarschijnlijk ook onder invloed van onderwijsveranderingen vanaf de kleuterschool (introductie van het kringgesprek) tot het studiehuis met het jaar toenemen. Het is een genoegen mondeling met onze studenten te communiceren, welke mondelinge vaardigheden kunnen we ze met goed fatsoen nog bijbrengen?
Studenten oordelen Alles bij elkaar leiden al die strategische overwegingen toch weinig concreet gevoel dat het volgend jaar beter zal zijn. Dat is wel frustrerend, het voelt als een fatum dat ieder jaar toeslaat, en waarvan je niet weet hoe je het af kan wenden. Hier houdt het denken op. Tot enig zinnig resultaat leidt het niet, ik kan dan beter gaan denken aan de mooie vrouwen die ik heb gekend. Mijn hoofd probeert dan opruiming te houden, en de Elsevier verdwijnt in de stapel op mijn bureau en, maanden later, in de prullenmand. Ik weet het dus niet. Maar er zijn wel mensen die het wel kunnen weten, die het zelfs weten: het zijn studenten die oordelen, niet de docenten of externe deskundigen. Ik geloof in het oordeel van studenten, maar heb geen idee hoe studenten aan hun oordeel komen, en dan vooral wat hun standaarden zijn bij het invullen ervan. Ik zie bijvoorbeeld dat mijn vroegere werkgever, de faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam een mooie 7,7 haalt. Het is mijn vroegere collega’s van harte gegund, maar echt, ik begrijp niet waarom wij dan niet een 9,0 halen. Ik vind het net zo frustrerend als de SoAP-redactie om in Elsevier te lezen dat we niet bovenaan staan. Misschien dat iemand het me kan vertellen: Wat doen we verkeerd?
Propedeusebullen J.P. den Hertog R. Ruptert M.A. Steensma I. Stoter G.J. Wielenga A.S. van Wijck G.T. Wolters
Bachelorbullen A. Brands M. Damman O. van Digggele M.M. Horsting J. Lier M. Nanninga D.T. Ngo
Master- en doctoraalbullen M. van Aalderen G.A. Banga H.A. van Dijk V.A. Hilarides J. Kempe G.E. Matser
SoAP zoekt schrijvers! Heb jij altijd al eens iets willen schrijven voor SoAP? Aarzel dan niet en neem snel contact op.
Het is natuurlijk ook mogelijk om zo nu en dan een stuk te schrijven en dit in te sturen, er is namelijk altijd ruimte voor ingezonden stukken. SoAP is de bereiken op: soap_groningen@hotmail.com
SOAP | MAART 2007
9
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK CRISIS
IN
KENIA
Van politiek naar etnisch conflict
Mart Duitemeijer
“When two elephant are fighting, it’s the grass that suffers”, is een bekende Afrikaanse uitspraak. Het betekent dat als politici (elephants) met elkaar in conflict zijn, het volk (grass) er uiteindelijke de dupe van is. Dit is ook wat er onlangs in Kenia is gebeurd. Een geschil tussen twee politici heeft voor een grote klap voor het Afrikaanse land gezorgd. Het zal menig oplettend persoon dan ook niet ontgaan zijn dat er al geruime tijd onrust heerst in Kenia. Toch zou het mij niks verbazen dat een groot deel van de Nederlandse bevolking geen flauw idee heeft wát er in Kenia is gebeurd. Ten tijde van de crisis in Kenia ging de meeste aandacht in de media namelijk uit naar Joran van der Sloot en de verkiezingen in de VS. Toch heeft de korte, maar dan ook zeer krachtige periode van crisis giganitische schade aangericht in het land. Het lijkt mij daarom niet onbelangrijk een korte verduidelijking over de situatie te geven.
De voorgeschiedenis In 2002 kwam Mwai Kibaki aan de macht. Hij behoort tot de Kikuyu, dit is de grootste etnische groep in Kenia. Onder zijn bewind is Kenia er verschikkelijk op vooruit gegaan. En het land werd tot voor kort dan ook gezien als één van de hardst groeiende landen in Afrika. Kibaki was ook van plan om de corruptie in het land aan te pakken, het is echter maar de vraag in hoeverre dit is gelukt. De man die hij aanstelde om de corruptie te bestrijden, John Githongo, moest al snel onderduiken in Engeland. Dit omdat vrienden van de president hem duidelijk hadden gemaakt dat zijn speurtochten een slechte uitwerking op zijn gezondheid zouden hebben. Tijdens het bewind van Kibaki is Kenia er dus flink op vooruit gegaan. Er wordt echter gezegd dat met name de Kikuyu hiervan hebben geprofiteerd.
Een Keniaanse man is met zijn kinderen op de vlucht.
10
SOAP | MAART 2007
Een demonstrant wordt aangepakt door de oproerpolitie.
Wat zich recentelijk afspeelde Op 27 december werden er verkiezingen gehouden in Kenia. In alle peilingen zag het er naar uit dat de de oppositieleider, Raila Odinga, de verkiezingen zou gaan winnen. Odinga is een Luo, een andere grote etnische groep in Kenia. Hij is de leider van de Orange Democratic Party. Een groot deel van de Keniaanse bevolking was met stomheid geslagen toen Kibaki de verkiezingen had “gewonnen”. Er gingen dan ook veel stemmen op die stelden dat er fraude was gepleegd bij de verkiezingen. De Europese Unie stelt ook dat hier sprake van is, en ook de mensen die in de kiescommissie zaten vroegen om nader onderzoek. Toen Kibaki vervolgens op 30 december werd uitgeroepen tot president begon eigenlijk alle ellende. Odinga stimuleerde zijn aanhangers om de straten op te gaan om te demonstreren tegen de verkiezingsuitslag, maar daar bleef het niet bij, al snel ontaardden deze demonstraties in rellen. Rellen waarbij leden van het Luo volk zich tegen de Kikuyu keerden. Een situatie die kort geleden nog een politiek conflict leek begon de schijn van een etnisch conflict te krijgen. Het was ook duidelijk dat dit niet alleen ging over de verkiezingen die niet waren gewonnen, het ging ook over de ongelijke verdeling van de welvaart nadat Kibaki aan de macht was gekomen. Dit alles escaleerde erg snel tot een flinke crisis; op 11 januari waren er reeds 600 mensen gedood en waren 250.000 mensen op de vlucht. Het geweld zette zich voort, en doordat de regeringsleiders nog steeds niet met elkaar in overleg wilden gaan werd de situatie er niet beter op. Ondertussen lag het economische leven in Kenia dan ook stil, en vertrokken alle toeristen zo snel als ze konden naar huis. Op 19 januari riep Odinga zijn volgelingen nog steeds op om de straten op te gaan om te demonstreren. De mensen probeerden het, maar door de grote hoeveelheid politie op de straat was het niet goed mogelijk. De situatie escaleerde nog verder toen er in korte tijd twee politici werden vermoord. Dit
gebeurde eind januari, en het leidde er toe dat het dodental opliep tot meer dan 1000 mensen. Dit mede doordat de door geweld getroffen Kikuyu wraakacties tegen de Luo begonnen te ondernemen. Uiteindelijk zijn 600.000 mensen op de vlucht geslagen ten gevolge van de crisis. Begin februari gingen Odinga en Kibaki voor het eerst met elkaar aan tafel, onder leiding van Kofi Annan, die samen met een commissie heeft gebrobeerd te bemiddelen in Kenia. Niet veel later, op 15 februari, kwam Annan met het bericht ze voor het eerst tot een akkoord waren gekomen. Het lijkt ook alsof beide partijen hier de noodzaak inzien van het ingrijpen in de crisis. De partijen hebben het volgende bereikt: ten eerste zal er een onafhankelijke kiescommissie komen die zal onderzoeken of er reden is voor een nieuwe verkiezing. Een andere commissie zal onderzoek doen naar het geweld dat tot de vele doden heeft geleid. Verder zal er een commissie samen met het parlement gaan werken aan een nieuwe grondwet, die de macht van de president beperkt.
Schrik en ongeloof.
SOCIOLOGIE Verder zal Odinga waarschijnlijk de positie van premier aannemen, en zal Kibaki staatshoofd blijven. Na het oplossen van de korte termijn problemen is het van groot belang dat er wordt nagedacht over hoe de tegenstellingen tussen de Kikuyu en de Luo de wereld uit geholpen kunnen worden.
Gevolgen voor Kenia en de rest Afrika Op dit moment is de rust enigszins teruggekeerd in Kenia. Toch heeft deze crisis de bevolking met een flink trauma achtergelaten. Kenia was het Oost-Afrikaanse land met de grootste industrie, maar door de crisis heeft deze economie een flinke klap gekregen. Kenia zelf is dan ook de grote verliezer in het conflict, en dan met name de bevolking. Ten eerste is er de toeristensector, die erg heeft moeten lijden onder de crisis. Niet alleen vertrokken alle toeristen tijdens de crisis naar huis, maar ook het vertrouwen van de toeristen in Kenia is hoogst waarschijnlijk geschonden. Het zal jaren duren voordat Kenia weer zoveel toeristen zal trekken als het voor de crisis deed, en dat terwijl de toeristensector een van de belangrijkste inkomstenbronnen van het land was. Het zal verder ook wel even duren voordat de andere economische sectoren weer volledig op gang zijn. Er zijn echter ook nog andere zaken aan de orde. Zo heeft het conflict zeker het imago van de Keniaanse regering geschaadt. En dit is tevens een kans voor buurland Tanzania om zich sneller te ontwikkelen ten koste van Kenia, omdat dit land ook een groeiende economie heeft. Wat de gevolgen zijn voor de rest van het Afrikaanse continent is nog maar de vraag. Het is uiteraard erg schadelijk voor het imago van het continent, juist omdat Kenia bekend stond als een land dat zijn zaken de laatste jaren erg goed op orde had. Het conflict geeft dan ook de instabiliteit van de Afrikaanse landen weer. Dit valt nog steeds terug te trekken op het westers kolonialisme. Toen de westerse landen besloten om Afrika naar eigen inzicht in te delen, oftewel met oog op de grondstoffen die er te verkrijgen waren, werd er geen rekening gehouden met de verschillende volkeren die in de landen woonden. Dit komt steeds weer tot uiting in dit soort conflicten, en het is absoluut niet ondenkbaar dat dit dan ook zal blijven gebeuren. De politiek en de economie in Kenia zullen er na geruime tijd wel weer bovenop geholpen worden. Het probleem ligt echter bij de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Kenia. Er zal hard gewerkt moeten worden aan een eerlijke en vriendschappelijke band tussen de verschillende bevolkingsgroepen, hoe onmogelijk dit nu ook lijkt. Dit stelt een Keniaan dan ook in een reportage van de Volkskrant: “Ik maak me geen zorgen om de schade die we hebben opgelopen. We kunnen de boel weer opknappen. Ik maak me zorgen om de haat die we nu voelen. De grootste pijn zit hier: in onze ziel”
IN DE MEDIA
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
Roddel, maar met mate
Jurre van den Berg
Veel dagbladen, waaronder Het Parool (1512-2007) besteedden aandacht aan de toekenning van P.C. Hooftprijs aan sociologie-godfather Abram de Swaan voor de literaire(!) kwaliteiten van diens oeuvre. Zijn honger naar kennis weet de socioloog Abram de Swaan (1942) zelf nog het best te typeren: 'beweeglijk uit ongeduld en nieuwsgierigheid'. De jury van de P.C. Hooftprijs 2008 noemt het een 'onstilbare nieuwsgierigheid'. Deze, in combinatie met een indrukwekkende reeks boeken, essays en studies in 'glasheldere en lenige taal waar het plezier in het schrijven vanaf vonkt', is goed voor de oeuvreprijs van 60.000 euro. De Swaan schreef niet alleen columns in NRC Handelsblad, maar ook boeken over de verzorgingsstaat (Zorg en de staat), het wereldtalenstelsel, en over de genocide in Rwanda (Bakens in niemandsland). Hij maakte tevens een documentaire over lopendebandwerk: Een boterham met tevredenheid. Dat De Swaan (tevens in het bezit van de zwarte band in karate) zou uitgroeien tot een bijzondere figuur, was al vroeg duidelijk. Als vijftienjarig ventje zat hij thuis te bedenken hoe een dictatuur omver te werpen, zo openbaarde de hoogleraar sociale wetenschap tijdens zijn afscheidscollege aan de Universiteit van Amsterdam.
Nijmeegse sociologen zetten vraagtekens bij het werk gemeenschapsgoeroe Robert Putnam, schrijft de Volkskrant (9-02-2008). Hoe groter de etnische diversiteit, aldus Putnam, des te lager het sociaal vertrouwen. Mensen die in sterk gemengde wijken wonen, hebben niet alleen minder vertrouwen in andere etnische groepen, maar ook in hun eigen groep. Het Nijmeegse onderzoek vond echter geen samenhang tussen etnische diversiteit en sociale cohesie, zegt dr. Maurice Gesthuizen, socioloog en docent methodologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij onderstreept wel dat de Nijmeegse onderzoekers op een ander niveau onderzoek hebben gedaan. Putnam bekeek 40 Amerikaanse wijken, zij namen nationale gemiddelden. In de sociologie is het verband tussen vertrouwen en etnische diversiteit al decennia lang een punt van discussie. Volgens de contacthypothese leidt onderling contact tot meer begrip tussen verschillende etnische groepen. De conflict-hypothese is het tegenovergestelde daarvan: contact leidt juist tot irritatie en vijandigheid. Putnam voegde daar zijn constrict-hypothese aan toe. Contact leidt niet tot begrip, maar ook niet tot conflict, aldus Putnam. In plaats daarvan trekken mensen zich terug in eigen omgeving. Volgens de Nijmeegse onderzoekers zijn andere factoren belangrijker dan etnische diversiteit. 'Het sociaal vertrouwen is lager in samenlevingen met een grotere inkomensongelijkheid. Als er
hoge sociale barrières tussen groepen bestaan, trekken mensen zich eerder terug in eigen kring. Ook de democratische geschiedenis van een land is van groot belang.’
De ‘kliklijn’ Meld Misdaad Anoniem is een groot succes, meldt Het Parool (8-02-2008). De afgelopen vijf jaar kwamen er ruim een kwart miljoen meldingen binnen. Die tips leidden tot zo'n 4500 aanhoudingen en ruim drieduizend opgeloste misdrijven. Ook werd voor twee miljoen euro aan fraude ontdekt. Hoewel uit politiekringen inmiddels vrijwel alleen maar positieve geluiden komen, houdt de kritiek aan. Sociologen wezen direct al op de negatieve gevolgen van een klikcultuur, waarin iedereen iedereen verdacht kan maken.
In Metro (1-02-2008) reageert René Veenstra (‘socioloog en pestdeskundige van de Rijksuniversiteit Groningen’) op de PRoefIMplementatie Antipestbeleid (PRIMA). Een beleidsprogramma tegen pesten op scholen werkt. Dat concludeert TNO op basis van een proef op 24 basisscholen. Vanaf volgend schooljaar is het programma landelijk verkrijgbaar. PRIMA is een goed initiatief, maar te kleinschalig, stelt Veenstra. Veenstra vindt dat alle scholen groepsgedrag en pesten vast onderdeel van het onderwijsprogramma moeten maken. “De honderdduizenden kinderen in Nederland die slachtoffer zijn van pesten zouden er baat bij hebben als leerkrachten het probleem juist bij de wortel zouden aanpakken. Dat kan alleen als op scholen structureel aandacht wordt besteed aan pesten. In de lessen en in het overleg tussen leerkrachten onderling.”
‘Roddelen kan goed zijn voor bedrijf en mens’, kopt BN/DeStem (29-01-2008). Uit een onderzoek dat werd uitgevoerd door de Erasmus Universiteit in Rotterdam blijkt dat er bij liefst 86 procent van de ondervraagden wordt geroddeld op het werk. Bijna de helft van de ondervraagden doet daar zelf lustig aan mee. Hoewel roddelen in theorie nog altijd een slechte naam heeft, blijkt het in de praktijk dus aardig ingeburgerd. Een gezonde dosis roddel is goed voor bedrijf en mens, erkent Lea Ellwardt, socioloog aan de Universiteit van Groningen. Zij doet onderzoek naar het effect dat roddelen heeft op organisaties. “Een beetje stoom afblazen over je baas is heel gezond”, concludeert Ellwardt. Maar alles met mate. “Als mensen heel veel roddelen, duidt dat op onvrede over hun sociale omgeving. De organisatie kan dan verdeeld raken in kliekjes. Er ontstaat een wij-tegen-zij strijd. Bovendien brengt roddel veel wantrouwen met zich mee en dat kan de samenwerking belemmeren. Ook kan roddel worden ingezet bij een machtsstrijd.”
SOAP | MAART 2007
11
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK ACHTERSKAMERS
Verbeter de wereld in zeven stappen
Michiel Emmelkamp
De kranten staan er tegenwoordig regelmatig vol mee: groepen oprecht bezorgde burgers die zich ergens druk om maken. Ze pleiten voor een scala aan dingen: Studio Sport moet op zondagavond om Zeven Uur Blijven Beginnen, alle kroegen in Nederland moeten om Twee Uur ’s Nachts Sluiten, duiven in Groningen Mogen Niet Vergast Worden, stemcomputers mogen Niet Meer Gebruikt worden of de Burgemeester Moet weg (of juist Blijven). Welnu, laat ik de luchtbel meteen maar lekprikken: die groepen stellen bijna nooit iets voor, laat staan dat ze vaak bestaan uit oprecht bezorgde burgers. Vaak zijn het mensen van een politieke partij die via een omweggetje proberen om steun te betuigen aan een standpunt van hun partij. Iets minder vaak zijn het mensen die persoonlijk een direct belang hebben in hetgeen ze zich sterk voor maken. En nog véél minder vaak zijn het toch nog de oprechte wereldverbeteraars. Aan de andere kant: die zijn vaak te naïef om het slim aan te pakken. Alleen de écht doortrapte mensen krijgen succes met hun actie. Welnu, wereldverbeteraars zijn er bij onze prachtige vakgroep ongetwijfeld genoeg, dus ik kan me zo voorstellen dat er genoeg sociologen zijn die een maatschappelijk probleem willen aankaarten (en misschien hun landelijke bekendheid ook nog even een kleine boost willen geven). Nu nog de doortraptheid. Daarom in deze editie van SoAP een cursus hoe-zet-ik-mijn-punt-(en-mijzelf)-op-dekaart-in-zeven-stappen.
Stap 1: Kies een duidelijk mikpunt voor je actie. Nooit te laag of genuanceerd inzetten, dat is niet interessant. Bedenk dus wat je eigenlijk wilt bereiken, vermenigvuldig dat met een factor drie, en ziedaar het officiële doel dat je vanaf nu van de daken schreeuwt. Compromissen maken is niet jouw taak, dat doen politici maar voor je. Kies wel een beetje een mediagenieke boodschap, want zonder media-aandacht ben je nergens.
Het is veel beter om namens één of andere organisatie te spreken, ook al bestaat die alleen maar uit jezelf
Stap 2: Richt een actiegroep op. Alleen namens jezelf spreken komt ook zo lullig over. Het is veel beter om namens één of andere organisatie te spreken, ook al bestaat die alleen maar uit jezelf. Als gevraagd wordt waar de organisatie uit bestaat, dan geef je
12
SOAP | MAART 2007
vage antwoorden. Overdrijf altijd, laat nooit blijken dat het eigenlijk niets voorstelt. Journalisten zullen het vrijwel nooit zelf onderzoeken. Zij zijn er immers zelf bij gebaat als hun reportage gaat over een breed gesteund initiatief.
Stap 3: Bel de pers. Geen persberichten sturen, niet mailen, gewoon bellen en vragen naar de binnenlandredactie. Zet niet te hoog in: iedereen wil wel in de Volkskrant staan, maar daar zitten gewoon goede journalisten die je luchtbel in deze fase genadeloos lekprikken. Bel dus bij voorkeur één van de gratis krantjes als Metro of Spits: die worden goed gelezen en hebben zulke hevige onderlinge concurrentie dat ze een moord doen om de eerste te zijn om met een bepaald nieuwtje te komen. Doe je voor als een onschuldige particulier die de actiegroep vertegenwoordigt, vertel dat jullie ontzettend genaaid worden, en vertel over 'jullie' spectaculaire actie. Omdat je een trouw lezer van de betreffende krant bent heb je voor de zekerheid alleen nog maar naar de betreffende krant gebeld om te checken of zij het interessant vinden. De doorsnee journalist zal direct toehappen en je vriendelijk vragen nog even geen andere media te benaderen. De volgende dag staat een interview met jou op pagina drie en lezen een miljoen treinreizigers over je initiatief en het onrecht dat je is aangedaan.
Stap 4: Probeer de luchtbel nog wat verder op te blazen door te doen alsof je initiatief breed wordt gesteund. Afhankelijk van het onderwerp zou je een petitie kunnen opstarten, maar dan moet je wel zeker weten dat je een paar duizend handtekeningen gaat verzamelen, anders val je door de mand. Vaak is het efficiënter om wat prominenten, deskundologen of ex-politici hun steun te laten uitspreken, of desnoods nog wat andere actiegroepen, die je in geval van nood zelf kunt oprichten. Je zult zien dat de steun aanstekelijk werkt. Mensen zijn van nature meelopers. Als ze lezen dat iets wordt gesteund denken ze dat er vast wel een kern van waarheid inzit.
Stap 5: Nu is het tijd voor persberichten. Leg een lijst aan van mailadressen van relevante kranten-, radio- en tv-redacties en stuur daar bij voorkeur iedere drie dagen een persbericht met het laatste nieuws van je actie heen. Vermeld iedere keer weer hoe geweldig het gaat: alwéér heeft iemand zijn steun uitgesproken, alwéér vijfhonderd handtekeningen erbij, alwéér komt je doel een beetje dichterbij. Hoe positiever, hoe beter, want zoals gezegd werkt succes aanstekelijk. Als je redacties vaak genoeg lastig valt met je berichten gaan ze je vanzelf een keer bellen, zeker als ze toch al van plan waren iets met het onderwerp te doen.
Stap 6: Nu is het tijd om de volgende stap te zetten: je pleidooi moet worden omgezet in beleid. Achterhaal het 06-nummer van een politicus met scoringsdrift. Die politici zijn vrij makkelijk te vinden: zoek bij een partij die het slecht doet in de peilingen en kies bij voorkeur een jong en onbekend iemand. De kans is groot dat je een incapabel persoon treft die zijn of haar functie heeft gekregen op basis van haarkleur, leeftijd of geslacht, maar ook zulke politici willen zich profileren. Het 06-nummer achterhalen is simpel: tik de betreffende naam plus de tekst "06" in op Google et voila. Als je de politicus eenmaal aan de lijn hebt vertel je op vertrouwelijke toon dat jullie eigenlijk partijgenoten zijn, dat je hulp nodig hebt en of ze je probleem wil erkennen. Vertel terloops dat er steeds allerlei kranten bellen. Hapt de politicus niet toe, dan is ze echt incapabel en bel je een andere partij. De afwijzing is overigens geen enkel probleem, doe gewoon alsof je haar nooit gesproken hebt. Hapt de politicus wel toe, dan heb je beet: vanaf nu kun je doen alsof ze alles wat je zegt ondersteunt, of dat nu klopt of niet. Er is in deze fase geen ruimte voor nuance: they are with you, or they are against you. Niet direct afgewezen worden is genoeg om iemand tot de eerste categorie te rekenen.
Politici willen niet bekend staan als draaikonten, laat staan dat ze de nek omdraaien vanuit een initiatief vanuit burgers: dat is zó oude politiek!
Stap 7: Nu je contact hebt met politici is het een kwestie van inkoppen. Stel een persbericht op waarin je meldt dat je steun hebt van een aantal politieke partijen. Kies ook een paar partijen uit die je voorstel niet steunen maar waarvan je vermoedt dat ze zich niet expliciet tégen je initiatief durven uit te spreken, en meld dat ook zij je steunen. Ook die partijen kunnen nu niet meer terug en hoewel ze niet al je voorstellen zullen overnemen, durven ze ook niet alles te verwerpen. Politici willen niet bekend staan als draaikonten, laat staan dat ze de nek omdraaien vanuit een initiatief vanuit burgers: dat is zó oude politiek! Ze zullen dus in ieder geval je probleem erkennen en er een oplossing voor zoeken. Zie stap 1: dat is precies wat je wilde. Vergeet niet nog even aan media te melden dat de actiegroep erg blij is met het behaalde succes!
MAATSCHAPPIJ & POLITIEK
STEDENBANDEN
Geen nieuwe zusjes voor Groningen
Ze komen regelmatig negatief in het nieuws omdat ze misbruikt zouden worden voor snoepreisjes van gemeentelijke bewindslieden. Nooit hoor je dat een stedenband, of een zusterstadrelatie, voor een daverend lokaal succes heeft gezorgd. En dat terwijl de meeste banden al tientallen jaren bestaan.
Jouri Bakker
De eerste officiële stedenband dateert uit de Tweede Wereldoorlog. In 1944 verbond de Britse stad Coventry zich aan het Russische Stalingrad, het huidige Wolgograd. Sindsdien zijn gemeentes zich overal ter wereld aan elkaar gaan verbinden. In Europa alleen al bestaan maar liefst 34.000 stedenbanden. Nederland had er in 2007 722. Dat daar door de jaren heen aardig wat manuren in zijn gaan zitten staat vast. Maar wat leveren die stedenbanden eigenlijk op? Sommige zusterstadrelaties, vooral in het televisie- en internetloze tijdperk, zijn ontstaan uit nieuwsgierigheid en informatiedrang. Andere banden zijn opgericht met ideële doelstellingen, vaak om minder ontwikkelde gebieden projectmatig te steunen. Zo steunt Groningen het Russische Moermansk en Nicaraguaanse San Carlos. Deze stedenbanden zijn ondergebracht in stichtingen en worden gerund door vrijwilligers. Naast donaties, worden stedenbanden gefinancierd vanuit de gemeente. Stedenbanden die niet in een stichting zijn opgenomen vloeien vaak voort uit de wil om elkaar op diverse gebieden, van economie tot cultuur en van sport tot onderwijs, te ondersteunen en te stimuleren. Toch hebben veel van deze stedenbanden, vooral de oudere, anno 2008 niet meer het doel waarvoor ze ooit zijn opgericht.
De gemeente Groningen is, met ruim 180.000 inwoners, voor Nederlandse begrippen een middelgrote stad. Groningen heeft tien formele stedenbanden, waarvan de oudste, met de Britse stad Newcastle upon Tyne, uit 1946 dateert. Begin dit jaar was burgemeester Jacques Wallage nog in Tallinn om de band met de Estse hoofdstad aan te halen. Deze stedenband is in 1993 opgericht met als doel de stad, na de val van communisme, een impuls te geven. Tegenwoordig is Tallinn een redelijk welvarende stad en ligt net als Groningen in de Europese Unie. De impuls uit Groningen is een impuls uit Brussel geworden. Maar omdat de stad op een strategisch punt ligt van de Noordelijke Ontwikkelings As (NOA), is de stad nog altijd een interessante partner voor Groningen. Met het idee dat Groningen zich meer op het oosten moet richten dan op de Randstad is het doel van de NOA om contacten tussen Nederland en economische groeiende regio’s in Noordoost Europa te leg-
gen. Over het oosten gesproken: de Chinese stad Tianjin is veruit de grootste stad waar Groningen een band mee heeft. Met ongeveer tien miljoen inwoners is de metropool zelfs de derde stad van China. Tianjin ligt aan de Chinese kust, 120 kilometer van Peking en is een belangrijke Chinese haven. Omdat de stad direct onder het gezag van de centrale regering in Peking valt, is burgemeester Dai Xianglong een van de belangrijkste Chinese politieke bobo’s. Handelsadviseur Frans J. Alting van de Noordelijke Kamer van Koophandel heeft Dai Xianglong vorig jaar nog de hand geschud. Met zijn handelsdelegatie werd hij, naar eigen zeggen dankzij de stedenband, koninklijk ontvangen. Alting is sceptisch over de stedenbanden: ‘Omdat stedenbanden vaak niet ontstaan op basis van economische kansen, denk ik dat weinig steden financieel rendement uit hun stedenband halen.’ De band met Tianjin stamt uit 1985. Waarschijnlijk was het op een congres, waar de burgemeesters van Groningen en Tianjin de basis voor de stedenband legden. Volgens Alting was zo’n stedenband voor Chinezen destijds het perfecte excuus om eens iets meer van de wereld te zien. ‘Stedenbanden hebben in ieder geval ruimte gebracht om aan elkaar te wennen. Maar Chinezen nemen stedenbanden veel serieuzer dan wij ze nemen, absoluut.’
Anno 2008, ruim 23 jaar later, bestaat de samenwerking voornamelijk uit contacten tussen bedrijven uit de twee steden. Handelsbevordering, investeringsbevordering en groeiende werkgelegenheid zijn de beleidsthema’s waarop Groningen en Tianjin samenwerken. Om te profiteren van ‘booming China’ richtte de gemeente Groningen enkele jaren geleden het Far East Trade Center op. Het bureau, dat inmiddels niet meer bestaat, adviseerde ondernemers die zaken wilden doen met Chinese bedrijven. Alting vindt dat steden die een stedenband aangaan een basis van gelijkwaardigheid moeten hebben. ‘En als het gaat om economie hebben de steden Groningen en Tianjin geen basis van gelijkwaardigheid. Dat kun je niet vergelijken. Dat moet je ook niet willen. Dus moet je gelijkwaardigheid in andere dingen zoeken. Als je nieuwe stedenbanden aangaat, moet je daar goed naar kijken.’ Mosterd na de maaltijd. Want volgens John Ebbink, manager Internationale Economische Relaties van de gemeente Groningen, gaat de Martinistad geen nieuwe zusterstadrelaties meer aan. ‘Maar dat wil niet zeggen dat we geen samenwerkingsverbanden voor een bepaalde duur aangaan.’ Zo werkt de gemeente op energiegebied sinds 2006 intensief samen met de Duitse stad Oldenburg, een kleine twee uur rijden van Groningen.
Tianjin.
xSinds 1996 heeft Groningen een band met de Tsjechische stad Zlin, bekend van de Bataschoenenfabriek. Een paar jaar geleden kwam er een Tsjechische jongen naar Groningen om de band met Zlin meer inhoud te geven. Ebbink: ‘Er zijn wel wat Groningers die iets zijn begonnen in Tsjechië. Dan zou het ook best logisch zijn om in Zlin iets te doen.’ ‘Deze Tsjechische jongen is bezig geweest met het opzetten van handelscontacten. Maar de belangstelling was te klein,’ zegt Ebbink. Toch wordt de band met Zlin niet verbroken. ‘Dat is het probleem met dat soort zusterbanden. Zusterstadrelaties verbreek je niet, daar zit je de rest van je leven aan vast.’
Toch kun je het belang van de Groningse stedenbanden niet helemaal verwaarlozen. Op economisch gebied komen ze misschien niet goed uit de verf, ze worden volgens Ebbink wel steeds belangrijker. ‘Vooral stedenbanden binnen Europa zijn heel belangrijk, want de EU is natuurlijk één grote subsidiepot. En dan kun je wel projecten initiëren, maar dat moet je dan samen doen met andere steden.’ Eind dit jaar komt er dan ook een Estse delegatie naar Groningen. Op cultureel gebied heeft vooral het Chinese ‘zusje’ nog aardig wat te bieden. In 2006 stond de binnenstad een week lang in het teken van China. De hamer en sikkel op de Chinese vlag deden vermoeden dat Groningen haar communistische roots weer herontdekt had. Ook zijn er sinds vorig jaar in de Harense Hortus enkele dinosaurusskeletten uit de regio Tianjin te bewonderen. En de authentieke strijders van het Chinese Terracottaleger uit Xi’an die tot eind augustus in het Drents museum vertoeven, staan daar dankzij een sterk staaltje interprovinciale samenwerking van Groningen. De provincie Groningen heeft namelijk een provincieband met de Chinese provincie Shanxi, waar al sinds 1974 het beschermleger van de eerste Chinese keizer Qin Shihuangdi wordt opgegraven. ‘Het Groninger museum was onze eerste keuze voor de beelden, maar zij deden te moeilijk. Na drie jaar ben ik naar het Drents museum gegaan. Die hadden maar vijf minuten nodig om er over na te denken.’ Ebbink: ‘Zonder de provincieband waren die beelden niet naar Assen gekomen.’
SOAP | MAART 2007
13
Om sociologiestudenten een beter beeld te geven van wat er zich allemaal afspeelt binnen onze studievereniging biedt SoAP Sociëtas hier de ruimte om haar activiteiten toe te lichten. Michiel Zwaan
Waar blijft de tijd? Het lijkt nog kort geleden dat ik als 1e-jaars sociologiestudent door onze prachtige hortustuin liep op zoek naar een medesocioloog om een sigaret te bietsen. Na een half jaar doorgebracht te hebben op het donkere, betonnen Zernike complex bij een andere studie was de prachtige omgeving waarin de sociologen studeren een verademing. Ik kan me nog goed herinneren dat ik mij voornam om tijdens de rest van mijn studie zo vaak mogelijk over het bospad te lopen. Helaas waren colleges niet mijn ding en was ik maar weinig op de faculteit te vinden. Als ik er wel was dan ging efficiëntie voor romantiek en nam ik de snelste route naar de kantine. We zijn vijf jaar later, de tijd is niet stil blijven staan en ik ook niet. Inmiddels zit ik in mijn laatste sociologie jaar en als Sociëtas bestuurder ben ik dit jaar regelmatig op de faculteit te vinden. Het is daarom ook erg cru dat de RuG bestuurders nu net dit jaar hebben uitgekozen om de boel te gaan verbouwen. Omlopen naar de kantine, en op mijn favoriete rookstekje wordt nu beton gegoten. Nee, het leven van een socioloog gaat niet over rozen.. maar wel langs sneeuwklokjes. Als ik iets geleerd heb de laatste jaren, dan is het dat je altijd het positieve van een situatie moet zien. Dankzij de verbouwing loop ik nu regelmatig over het romantische bospad, zoals ik mij reeds vijf jaar geleden had voorgenomen.
Joringel staat onder druk tijdens de spelavond!
Back to reality. Er immers veel meer gebeurt de afgelopen maanden, naast de verbouwing van onze geliefde kantine. Zo kondigde ik in de vorige editie van SoAP al het alfabetfeest aan. Dit was een groot succes! Complimenten voor de kostuums: van haai tot zeewier, het was allemaal aanwezig. In een volgepakt Feest werd er door zo’n 40 sociologen een feestje gevierd. Ikzelf was verkleed als zeemeerman, maar eindigde de avond als mosselman (je weet wel: die kerel uit Scheveningen). Uiteindelijk werd de avond door een select groepje afgesloten op het dak van een kraakpand aan de Vismarkt en kwam Mart de volgende ochtend blauw op college.
In december werd het kerstdiner gehouden. Voorafgaand werd er een lezing gegeven door Jacob Dijkstra. In gala in de Gadourekzaal was voor de aanwezigen een bijzondere ervaring en Jacob hield de luisteraars geboeid met een interessante lezing over collectieve besluitvorming met externaliteiten. Helaas kan ik niet teveel uitweiden over dit onderwerp wegens ruimtegebrek, maar het was leuk! Geïnteresseerden kunnen Jacob natuurlijk altijd aanschieten met vragen, maar kijk wel even van tevoren op teletekst hoe Feyenoord heeft gespeeld om problemen te voorkomen. Het kerstdiner in de Baton Rouge daarna was gezellig en lekker. Uiteindelijk werd de avond afgesloten met een borrel in de Irish pub. Voor foto’s verwijs ik jullie allen naar de website (societasonline.nl).
De Z van Zuidlaren.
14
SOAP | MAART 2007
Tussendoor waren er natuurlijk nog de maandelijkse borrels en de spelavond. Ondanks de feestdrukte van december en de tentamendrukte in januari waren de borrels goed bezocht en waren het allen gezellige avonden. Helaas was het aantal sociologen op de spelavond op twee handen te tellen, maar de aanwezigen hebben zich zeer goed vermaakt. Eric heeft zelfs de mogelijkheid gezien de dronken stamgasten wat centen lichter te maken met een spelletje high-stakes poker. Dan rest de vraag wat er de komende maanden te beleven valt voor de sociologiestudent? De verrassingsactiviteit zal bij het uitkomen van deze SoAP al hebben plaatsgevonden. Verder kijken we uit naar de Almanak(borrel) en komt de Landelijke Sociologie Dag eraan.
De Landelijke Sociologie Dag 2008: Op vrijdag 7 maart 2008, vindt de Landelijke Sociologie Dag 2008 plaats. Tijdens deze dag zullen lezingen en workshops worden verzorgd over het thema ‘macht’. Hoofdsprekers zijn socioloog en politicoloog Meindert Fennema en filosoof Bas Haring. De dag zal bestaan uit twee hoofdlezingen, twee workshops en een slotdebat. Meer informatie over bijvoorbeeld het dagprogramma, de sprekers en de locatie is te vinden op onze website: www.landelijkesociologiedag.nl. Wil je aanwezig zijn bij dit tweede sociologische hoogtepunt van het jaar, dan kun je via Societas of onze website kaarten kopen. Leden betalen 7 euro en niet-leden 10 euro. Lunch, pauzes en borrel zijn bij de prijs inbegrepen. Het belooft een leuke dag te worden met interessante lezingen, workshops en discussies. We hopen dat je erbij bent! De LSD-commissie
Gezellige drukte tijdens de januari borrel.
Wat een stralende gezichten! En ook de eerstejaars vermaken zich prima!
De dames en heren tijdens het kerstdiner. SOAP | MAART 2007
15
KUNST & CULTUUR
CULTUURBESCHOUWING
Het culturele niemandsland
Nathalie Feitsma
De self-fulfilling prophecy van cultuur
Een tijdje geleden zag ik op tv een programma over weeskinderen in Swaziland. Het was een schokkende reportage waarin duidelijk werd dat meer dan 30% van de kinderen geen ouders meer had, als gevolg van de zogenaamde AIDS 'tsunami'. De hamvraag in deze rapportage luidde; “Hoe houdt Swaziland zich staande met al zijn weeskinderen?” Eén manier was -aldus de reportage- door middel van uitbuiting van de eigen cultuur. De Swazi-wezen kleden zich in traditionele kledij, dansen en maken een praatje met de veelal blanke toerist. Waarom? Enkel en alleen voor het geld. De blanke toerist, geboeid en gebiologeerd door de 'cultuur' van het land, betaald grif en helpt daarmee het voortbestaan van Swaziland. Het is wrang om te zien hoe schrijnend de hulpvraag is in Swaziland, en tegelijkertijd op te merken hoe de Swazi wezen gedoemd zijn om hun eigen cultuur uit te buiten. Maar het meest confronterende en verontrustende is misschien toch wel om te zien dat de westerling, de cultuur zoals deze aan hem wordt voorgeschoteld, voor zoete koek slikt. Vele foto’s worden geschoten en bij thuiskomst zullen mooie verhalen worden verteld over de lieve kinderen in Swaziland, die vrolijk dansten in hun prachtige kledij. Wat een geweldige cultuur, toch?
Cultuur Cultuur verkoopt. Of liever gezegd datgene wat mensen denken dat cultuur is. Neem nou bijvoorbeeld, om wat dichter bij eigen huis te blijven, klompen en tulpen die met name in de grotere steden in Nederland als warme broodjes over de toonbank gaan. Vraag een vreemdeling wat Nederland te bieden heeft of
Frau Antje, het hollandse kaasmeisje
16
SOAP | MAART 2007
hetgeen wat kenmerkend is voor Nederland en ongetwijfeld, naast zaken als de Wallen en het drugs beleid, zullen ook de molens, fietsen, aardappels, en in mindere mate, kaas en haring genoemd worden. Is dit werkelijk iets wat kenmerkend is voor Nederland? Of is het onze geveinsde cultuur, die wellicht vroeger nog enigszins van toepassing was op ons landje, maar tegenwoordig enkel nog goed verkoopt? Cultuur heeft vele betekenissen, maar wordt in onze maatschappij veelal gebruikt om de levenswijze van een volk mee aan te duiden. Het verwijst naar het patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren, die deze activiteiten betekenis geven (Wikipedia). Culturen zijn bovendien veranderlijk en beïnvloedbaar. Mede door de toegenomen communicatiemogelijkheden en de veelvuldigheid waarmee menig mens reist van land A naar land B, is de kennis van andere culturen toegenomen. Doordat de mens in contact komt met dragers van een andere cultuur, is de mogelijkheid ontstaan om elkaar te beïnvloeden en telkens een stukje cultuur van elkaar over te nemen. Over verloop van tijd zal er een zekere samensmelting van culturen plaatsvinden, wat impliceert dat een omschrijving of definitie van een cultuur in een bepaald land haast onmogelijk wordt. De beïnvloeding of overname van delen / producten van andere culturen en landen, heeft ook in Nederland plaatsgevonden. Opvallend hierbij is het feit dat de kenmerkende Nederlandse culturele producten veelal niet eens écht Nederlands zijn. Zo komt de fiets oorspronkelijk uit Duitsland, de tulp uit China en de aardappel uit Zuid-Amerika. Het enige wat nog écht Nederlands is, is het gedoogbeleid, want ‘iets gedogen’ dat kent men, in woord en geschrift, in vele andere culturen niet.
Self-fulfilling prophecy Er bestaat zoiets als vaderlandsliefde. Leden van een natie, de inwoners van een land, hebben een zekere voorliefde voor het eigen land. Belangrijk onderdelen van deze voorliefde, vormen de eigen cultuur, taal en geschiedenis. Het hebben van een gezamenlijke achtergrond, een zelfde cultuur, biedt bovendien houvast en zekerheid aan de inwoners van de natie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat “de Nederlander” een eigen cultuur veinst. Wat wij denken dat onze cultuur is of hoe anderen onze cultuur graag zien, wordt uiteindelijk onderdeel van onze cultuur. Ook als producten van onze cultuur, niet eens van eigen bodem afkomstig zijn. Er is in feite sprake van een self-fulfilling prophecy. Het is werkelijk niet (meer) zo dat de Nederlander op klompen loopt, enkel aard-
appelen eet en volgebouwd is met molens. Toch is dit het beeld dat menig vreemdeling van ons land heeft. En kennelijk biedt dit beeld de Nederlander enige zekerheid en dragen wij het ook op een dusdanige manier uit naar de vreemdeling.
Niemandsland Wellicht dat bovenstaande ideeën over de self-fulfilling prophecy van cultuur, nog wel het beste verwoord zijn door Gerrit Komrij. Hij schrijft het volgende: “Een tijdlang zijn we de cultuur nog blijven koesteren als idee, als fantasie. We deden net of het bouwwerk er nog stond. Al had de beschaving afgedaan, al was ze overgenomen en vervangen, sommigen wisten het nog niet. Sommigen dachten nog dat we in een herstelfase verkeerden, ze zagen de inzinking als deel van een ontwikkelingsproces. Ze waren stekeblind. Ik herinner me een Suske en Wiske-verhaal met het plaatje van een man die zojuist door een woedende Jerommeke in elkaar is geslagen. De man bestaat uit scherven en fragmenten, zig-zag getekend, maar verder staat hij daar nog helemaal in de vorm van een man. ‘Waarom stort-ie niet in?’ vraagt iemand. ‘Omdat hij het nog niet weet,’ antwoordt Jerommeke met een schouderophalen. Op het volgende plaatje zien we alleen nog een hoopje gruis. Vervang die man door onze cultuur. Dan bevinden wij ons in het witte strookje niemandsland dat de overgang vormt tussen de beide plaatjes. (Komrij, blogspot, 2008)”
Het witte strookje, het stukje niemandsland, is het moment waarop we ons realiseren wat onze cultuur is of zou moeten zijn. Maar vooral hoe we datgene wat wij denken dat onze cultuur is of hoe anderen onze cultuur zien, het beste kunnen verkopen. Doch, in feite is onze cultuur al lang niet meer; zij is versmolten met vele andere culturen (multicultureel). Hetgeen onze geveinsde cultuur ons nog te bieden heeft, betreft met name een mooi zakcentje. Want laten we eerlijk zijn, het verkopen van de zogenaamde Nederlandse (culturele) producten levert ons zeker iets op. En wie deert het, dat datgene wat de Nederlander verkoopt als onderdeel van zijn cultuur, eigenlijk Amerikaans, Chinees of Duits is? Betreurenswaardig is wel dat we later onze kinderen moeten vertellen dat wij, onze en andermans cultuur hebben uitgebuit. We vertellen hen van het bestaan van een cultuur; het culturele niemandsland.
DE
NACHT VAN DE SOCIOLOGIE:
KUNST & CULTUUR
REVIEW
“God is niet gezellig”
De vierde editie van De Nacht van de Sociologie wel Voor de vierde maal mochten sociologen bewapend met een glas bier de Gadourekzaal betreden om te genieten van de Nacht. Dit jaar was het thema ‘Eindeloos geloven? Moderniseren of Conserveren’.
Astrid van Dijk
De eerste spreker van de avond was Ceylan Pektas-Weber. Zij liet het publiek kennis maken met de, voor velen waarschijnlijk onbekende discussie over feminisme en modernisering in de Islam. De adviseur en publicist met betrekking tot Emancipatie en Islam betoogde dat niet het seculiere feminisme, maar islamitisch feminisme kan zorgen voor emancipatie van moslimvrouwen. Het Islamitisch feminisme wendt zich, binnen het raamwerk van de Islam, tegen interpretaties die mannen voorrechten geven. Vrouwen proberen door het bestuderen van heilige teksten tot nieuwe interpretaties te komen. Een voorbeeld van een dergelijke interpretatie is de ontdekking van de Amerikaanse Laleh Bakhtiar over vers 43 in de Koran. In deze vers staat dat mannen die het oneens zijn met hun vrouw haar mogen slaan. Het woord ‘daraba’ dat slaan betekend, heeft echter nog een andere vertaling: weggaan. Volgens Bakhtir is deze tweede definitie in samenspraak met ‘de soennah’, oftewel ‘het volgen van de profeet’. Het volgen van de profeet (wat zou Mohammed doen?) is een belangrijk bron voor handelen binnen de Islam. In geen enkele heilige tekst wordt gesproken van Mohammed die een vrouw slaat, maar het is bekend dat hij wel eens een vrouw verliet. Pektas-Weber besloot haar verhaal met een verzuchting dat het nu belangrijk is dat liberale moslim mannen in grote getale de nieuwe interpretatie ondersteunen. “Maar daarover moeten we maar niet te optimistisch
Dikke pret tijdens de handleescursus
zijn”, volgens PektasWeber. Tussen de lezingen door konden bezoekers genieten van gedichten en kennis op doen over handlezen. Na de dichtkunst en de handleeskunde werd de Gadourek zaal het podium van JeanPierre Wils met zijn lezing over de globale terugkeer van de godslastering. Terwijl hij naar de hemel of het balkon keek, schetste hij aan de hand Wils aan het van een jeugdherinnering het ambivalente karakter van het heilige. Als kleine jongen durfde hij ondanks zijn grote fascinatie voor God niet voor in de kerk te zitten, terwijl God daar toch ergens moest zijn. Ondanks deze fascinatie zou de vrees voor God hem “een volle broek hebben bezorgd”. Het heilige heeft dan ook niet alleen positieve predicaten maar is daarnaast ontzagwekkend. Dit ontzag komt voort uit het idee dat “God niet gezellig is”. Een gekwetste God kan uit wraak immers cholera en honger brengen. Daarom werden vroeger godslasteraars bestraft met het afsnijden van tongen en neuzen, zodat zij net als de bespotte God gezichtsverlies leden. Door de bestraffing bleef de godvrezende bevolking veilig voor alle soorten onheil. Tegenwoordig gaat men er vanuit dat niet God zelf, maar zij die in hem geloven gevoelig zijn voor het beledigen van het heilige. “Het gevaar van religie is” volgens Wils, “dat het conflicten onoplosbaar maakt”. Wils pleit tot slot voor tolerantie zonder, zoals een bezoeker opmerkte, daadwerkelijk het woord tolerantie te gebruiken: “Ik denk dat mensen leren en moeten leren rekening te houden met het standpunt van een ander” en “het eigen perspectief moet worden verlaten om dat van een ander te begrijpen”. De laatste lezing van de avond bleek voor velen bij voorbaat al een beproeving aangezien de Gadourek half vol zat. Geurt Henk van Kooten beloofde een provocerende lezing te geven waarbij zonder de ballast van eigen normen en waarden een objectieve uiteenzetting zou worden gegeven. Volgens van Kooten zijn
woord
niet alle religies gelijk. Onlangs nog, zo vertelde de spreker, had Burgervader Jacques Wallage de kerken opgeroepen verantwoordelijkheid te nemen voor de integratie van de Islam. Maar niet alle kerken zijn gelijk. Zo is het moderniseringpotentieel van de Islam minder door het ontbreken van een Verlichting en door het ontbreken van directe en intensieve uitwisseling met GrieksRomeinse oudheid. Van Kooten vertelde over verschillende overeenkomsten tussen zowel Aristoteles, Socrates als Plato met het Christendom. Uit deze overeenkomsten concludeerde de spreker de superieure moderniseringspotentie van het Christendom. Veel bezoekers vonden de lezing van Van Kooten de meest interessante lezing van de Nacht mede door de discussie die zijn verhaal opriep. Zo vond Wielers zijn uiteenzetting over de Griekse filosofen “sympathiek”, maar vond hij wel dat voorbij werd gegaan aan de gewelddadige middeleeuwen waarin het christendom niet zo modern en tolerant was geweest, Griekse denkers ten spijt. Bij het napraten werd geconcludeerd dat velen van ons een beetje bevooroordeeld waren tijdens de lezing, want bij het zien van Van Kooten was zijn poging tot objectiviteit tegenover het christendom niet erg geloofwaardig of, in zijn eigen woorden; vertrouwenswekkend geweest. De lezingen gaven veel om over na te denken en dat zo laat in de Nacht, de luchtige afsluiting van de Dijkstra’s werd dan ook een beetje gemist. Maar ook na de lezingen was er nog vertier door muziek van Miss November. Religie wordt voor de gezelligheid vaak op feesten en partijen vermeden, maar het behandelen van het thema onder sociologen drukt de pret niet. Het was een sfeervolle Nacht.
SOAP | MAART 2007
19
KUNST & CULTUUR RECENSIE
Microfilm
Internationaal Film Festival Rotterdam in Groningen
In het weekend van 1, 2 en 3 februari heb ik het grootste deel van de tijd in filmhuis Images gezeten. Tien films heb ik gezien. De meeste mooi, sommige zeer slecht. Maar dat is het filmfestival ook. Het betekent dus ook dat ik goed nieuws heb en slechts nieuws.
Cor Jan van Zwol
De films die ik hier zal bespreken noem ik microfilms. Daarmee bedoel ik niet de film met kleine afbeeldingen van documenten, waarmee het meisje van Nicolas Cage aan het einde van de film The Rock probeert te suggereren te weten wie J.F. Kennedy vermoord heeft. Ik probeer er een sociologisch tintje aan te geven. De persoonlijke verhalen beschrijven het microniveau van de sociologie, maar tegelijkertijd weten de regisseurs de macro-invloeden door de verhalen heen te laten sijpelen. Ook voor een socioloog was het een heerlijk festival.
Toch wil ik eerst beginnen met slecht nieuws, dan hebben we dat alvast gehad. Een Algerijn lijkt zijn identiteit te zijn verloren in een vreemd land en weet zich daardoor niet te handhaven op de Franse arbeidsmarkt en dus dwaalt hij ’s nachts door de straten van Parijs. Het lijkt een interessant thema, zeker nu ik mijzelf socioloog begin te noemen, maar als hij door een vreemde, Spaans sprekende vrouw naar Toledo wordt gestuurd, daar oude iconen ziet hangen met zijn evenbeeld en vervolgens gaat vliegen, begint het al snel iet weg te hebben van een gedicht dat door de afgebroken zinnen feitelijk weinig vertelt, maar waarin door een ieder veel in gelezen kan worden en door elk iets anders. Zoals een horoscoop. Als je in staat was Inland Empire (David Lynch) uit te zitten, dan mag je van mij ook Andalucia gaan bekijken. Misschien vindt de socioloog in een identiteitscrisis houvast aan de crisis die door de hoofdrol weergegeven zou zijn of zie je een strijd die te vergelijken is met de derde generatie allochtonen in onze randsteden en roept het je op sociaal werker te worden. Ik gaf de film een 1 op een schaal van vijf, maar kwam in de lijst met een gemiddelde van 3,25 nog goed weg.
De eerste film die ik zag, was Mio fratello è figlio unico. Vertaald betekent het ‘mijn broer is enig kind’. Het is altijd fijn als een film met een goede titel begint. En zoals de titel doet vermoeden, gaat het verhaal over broers. Leuk vond ik het om te zien dat niet eens het kapitalisme tegenover het communisme werd gezet, maar het fascisme. Waarmee het tevens enige inzicht gaf in de politieke situatie van
17
SOAP | MAART 2007
Italië in de jaren zestig. De ene broer is communist, de ander fascist. Thuis lopen de gemoederen hoog op, maar uiteindelijk staan de broers tegenover elkaar in een demonstratie. Het is een verhaal over een maatschappelijke omgeving, maar meer nog een strijd die broers met elkaar voeren. Ik heb geen broers, maar ik zou deze na het zien van de film best gehad willen hebben. Ondanks dat de film geen duidelijke climax kende, was het als geheel een hoogtepunt. De film eindigde als derde in de ranglijst, maar eigelijk was het de beste. Ten eerste omdat deze het meeste bekeken is en ten tweede omdat de nummers één en twee verrassingfilms waren die feitelijk niet op het programma stonden, ook niet in Rotterdam. De film scoorde een terechte 4,24 (ik gaf een vijf) en ik raad jullie dan ook zeker aan deze film te gaan bekijken. Hij draait nu in Images. Het gevaar van de eerste film beoordelen met een vijf, is dat je betere films geen betere beoordeling kan geven. En wat mij dus overkwam bij de tweede film die ik zag. Paranoid Park is een film van Gus van Sant. Het verhaal gaat over een jongen die mogelijk iets te maken heeft met een lijk dat wordt gevonden op het spoor nabij het skatepark Paranoid Park. De film is erg spannend, mede door de goede montage die de chronologie door de war haalt. Het brengt een sterke spanningsboog over de gebeurtenissen, maar tevens geeft het de innerlijke strijd van de jongen weer. Zelf heeft hij alles ook niet allemaal op een rijtje. Niet alleen met betrekking tot het lijk, maar ook als jongere. Impliciet komen namelijk sociologische thema’s aan de orde als scheidende ouders en de seksuele moraal van de Amerikaanse jeugd. Daarmee ligt deze film enigszins in de stijl van Elephant waar Gus van Sant een Gouden Palm voor won. De geloofwaardigheid van de film ontstaat doordat de jonge acteurs gecast zijn via MySpace.com en daarmee uit het leven gegrepen zijn, tevens bestaat Paranoid Park werkelijk en is de film op die locatie gedraaid. Al met een zeer goede film, zeker voor socioloog. Wel raad ik je aan deze film niet als socioloog te gaan bekijken, maar daar tijdens het napilsen pas over na te denken. Gemiddeld kreeg de film een 3,67 van het Groningse publiek, maar de Rotterdamse beoordeling vind ik meer representatief. 3,93. Vanaf 28 februari te zien in Images.
Ook zag ik een film over zelfmoord. Voor hen die last hebben van Durkheimwee, is dit een goede. Al gaat de film niet over sociologie, maar over een jongen die de levensmoed verloren heeft nadat hij niet op zestienjarige leeftijd overleed aan een chronische longziekte. De film is gebaseerd op het waargebeurde
Gabe Nevins in Paranoid Park
verhaal van Magnus. Naast zijn ziekte leeft hij ook nog eens in een bijzondere omgeving. Zijn ouders rekruteren prostituees die ze vervolgens naar het buitenland verschepen. Ook gebruikt zijn vader veel drugs en sleept zijn zoon daar in mee, in de hoop hem op die manier uit de depressie te krijgen. Ik was nog meer onder de indruk toen aan het einde van de film de man die de vader speelde een monoloog houd. Hieruit blijkt dat hij de echte vader is van de jongen waarop het verhaal gebaseerd is. Soms wordt je stil van een film. Ik heb dan ook de gehele aftiteling uitgestaard, voordat ik naast de vijf op het beoordelingsformulier een scheurtje maakte. Gemiddeld kwam deze film met een 3,64 op de lijst te staan. Tijdens de monoloog stelt de vader de zelfdoding van zijn zoon in een groter kader, waardoor het enige sociologische waarde krijgt. Ook zag ik impliciet verborgen in deze film een bezwaar in de veronderstelling dat de mens in staat is tot empathie. Niet altijd. Als laatste wil ik jullie toch nog even op een tweetal film duiden. Namelijk No country for old men (4,13) heeft acht oscarnominaties in de wacht gesleept. Wanneer SoAP uit komt, is waarschijnlijk wel bekend hoeveel de gebroeders Coen er van gewonnen hebben, des al niet te min lijkt het me een goede reden om toch deze film te gaan bekijken. Zelf heb ik hem niet gezien, maar ben het zeker van plan. Een film die ik wel gezien heb is Juno en werd als beste beoordeeld (4,38), maar deze film stond niet op het programma van het festival. Wel staat deze terecht boven aan de lijst. Het is het verhaal van een zestien jarig meisje dat zwanger wordt, maar is vooral niet cliché door de gevatte, soms bijdehante en lichtelijk absurde belevingswereld van Juno waardoor het uiteen barst van humor. Beide film draaien nu in Pathé.
TIP
VAN DE PROF
Wijbrandt van Schuur
KUNST & CULTUUR
Culture shock in India
Het verzoek om iets kunstzinnigs of cultureels te schrijven vond ik op de laatste dag van mijn bezoek aan India, samen met vrouw en dochter, begin januari 2008, bij het internetten in mijn hotel in Mumbai. Het moest gaan over een film, een boek, een voorstelling of een land. Nou, een land dus: India, en als culturele uiting de culture shock. We zijn naar India gekomen voor de bruiloft van een nicht van mijn vrouw. Bruidegom en bruid zijn beiden in Amerika opgegroeid, maar de ouders van de bruidegom wonen in Pune. Een verkorte (“Marathistyle”) bruiloft van slechts drie dagen. De belangrijkste ceremonie vindt plaats in The Wedding Hall van Pune op 1 januari, en de belangrijkste geloften moeten om 11:10 uur worden afgelegd. Dat is astrologisch zo uitgerekend. Daartoe moeten de voorbereidende rituelen al vanaf acht uur beginnen, en volgens het officiële draaiboek zijn dat er vijftien. (Zie http:/india.mapsofindia.com/culture/indian-weddings/marathiwedding.html.) De twee dagen (avonden, eigenlijk) daaraan voorafgaand zijn bestemd voor de versiering van de handen van de vrouwelijke gasten met henna, en voor de kennismaking van de twee families. Twee aan twee worden we aan elkaar voorgesteld (zolang de voorraad aan Amerikaanse en Europese familieleden van de bruid strekt): man aan man, en vrouw aan vrouw. We geven elkaar een ritueel geschenk: een kokosnoot en bloemen. Als oom van de bruid (the Mama) speel ik ook een rol in de ceremonie: om in te vallen voor de vader als beschermer van de bruid, wanneer de vader een andere rol moet vervullen.
Integratie ook van de godsdiensten: veel forten en paleizen tonen illustraties van combinaties van Moslim en Hindu elementen.
De goden spelen een belangrijke rol: Ganesh, de god met de olifantenkop, als God van het welzijn, en Laxmi, als God van de welvaart. Daarnaast uiteraard Krishna, Shiva, en Vishnu. Het geheel wordt geregisseerd door een Brahmaanse priester. Op de dag na de bruiloft trekt de bruid in bij de ouders van de bruidegom, en daar vindt dan ook de laatste ceremonie plaats. De ceremonies gaan gepaard met veel vegetarische lekkernijen. Na de bruiloft volgt een reis door Rajasthan, waarbij we twee weken lang per
auto van plaats naar plaats worden gereden (Udaipur-JodhpurJaisalmer- Bikaner-Jaipur-AgraDelhi) en vandaar terug naar Mumbai, waar onze reis begonnen was. In elke plaats worden we rondgeleid door een lokale gids. Een dagreis beslaat telkens ongeveer 300 km. India levert me een grotere culture shock dan andere landen die ik bezocht heb. Enerzijds leeft volgens de krant 80% van de bevolking op 2 dollar per dag of minder. En in de dorpen waar we gedurende onze reisdagen doorheen rijden kan ik me dat voorstellen. Dat er op Een fort in de deelstaat Rajasthan ruime schaal sprake zal zijn van het einde van de 17e eeuw India bestuurden, kinderarbeid geloof ik meteen. Anderzijds zie hebben de lokale infrastructuur grotendeels je met name in Delhi dat de straten gevuld intact gelaten. Maar met de onafhankelijkheid zijn met relatief nieuwe en goed uitziende in 1947 is de macht van lokale machthebbers auto’s. gebroken. India groeit economisch ongeveer 8% per Wat verenigt de meer dan een miljard jaar. Er wordt hard gewerkt aan de infrastruc- Indiërs om zich allemaal burger van India te tuur: gebouwen en wegen. Veel mensen heb- voelen? Als je de televisie mag geloven gaat ben een mobiele telefoon. De kwaliteit van het maar om drie dingen: de rupee (met het het onderwijs, met name op het platteland, gezicht van Ghandi op elk bankbiljet), lijkt een bottleneck te worden. De beste oplei- Bollywood en cricket (en hockey). dingen zijn erg duur, en mensen die zulke Gezond drinkwater lijkt opleidingen afronden kunnen daarna hun geld ook in het rijkere buitenland verdienen. mij Indiaas probleem India is een van de meest corrupte landen nummer één. ter wereld, hoor ik. Alle politici zijn corrupt, vinden ook de Indiërs die ik spreek. Een grapIndia heeft een cultuur van vrede, Pakistan je in de krant als onderschrift bij een cartoon heeft een cultuur van geweld, zo zeggen mijn over een politicus die geld ontvangt van nieuwe Indiase familieleden. “Integratie” iemand: “Thanks. Actually, I am dead honest, lijkt in India in elk geval een belangrijk thema but in the important position I hold there is no te zijn, zeker wanneer het kaste-systeem in de way to make people believe that I don’t grotere steden met de betere opleidingen lijkt accept bribes. So I decided I might as well te verdwijnen. Integratie ook van de godsaccept it and be done with it”. diensten: veel forten en paleizen tonen illusEen ander voorbeelden van culture shock is traties van combinaties van Moslim en gezondheid: Je moet jezelf trainen om geen Hindu-elementen. Ze vormen de architectoniwater uit de kraan te drinken, en geen rauw- sche hoogtepunten van onze reis. Jain en Zen kost of salades te eten. De armere steden heb- zijn religies die nadrukkelijk claimen dat ze ben slechte sanitaire voorzieningen, en hun vroegere religies willen integreren. De eerriolen lopen langs de straten. Gezond drink- bied voor de natuur, vegetarisch eten, water lijkt mij Indiaas probleem nummer één. bescherming van alle dieren, inclusief de heiHet verkeer, met name in de grotere steden, lige koeien op de weg, getuigen eveneens is een absolute chaos. Te gevaarlijk voor een van integratie. westerling. Het zijn allemaal chicken games: Mayawati, Minister-President van Uttar wie gaat opzij voor wie? Ik zou nooit vooruit Pradesh, die Minister-President van heel komen, en heb grote bewondering voor de India wil worden, claimt in een paginagrote chauffeurs die dat heel behendig doen. Verder advertentie in de krant dat ... “economic sysworden straatnamen alleen in Hindi gegeven. tems based on Communism, Socialism, Moeilijk om de weg te vinden. Het schrift is Capitalism or any other one-sided system” voor mij niet te lezen. niet werken. Wat we nodig hebben is “Public De plaatsen die we in Rajasthan bezoeken Private Partnership”. Ze zal wel moeten, want hebben allemaal hun eigen forten, gemaakt in er kan en moet nog veel geïnvesteerd worden de 16e en 17e eeuw door Moghuls uit het om India op het westerse welvaartsniveau te westen, waarvan Akhbar the Great wel de brengen. beroemdste was. Zijn kleinzoon laat de Taj Mahal bouwen in Agra. De Britten, die sinds
SOAP | MAART 2007
19
OPINIE
TWISTPUNT: VAN OMOP
NAAR
MOMOP
De media als vijfde macht?
Eerstejaars sociologiestudenten in Groningen worden al vroeg geconfronteerd met de betekenis, de inhoud en de achtergrond van het OMOP-model, het basismodel van de Groningse sociologie. De gedachte dat de uitkomst van de vier klassieke Groningse maatschappelijke ordes – Organisaties, de Markt, de Overheid, de Primaire orde - de kwaliteit van het menselijk samenleven beïnvloedt lijkt onomstreden. Maar is het statische OMOP-model nog wel zo omvattend genoeg? Verdienen de media niet een plaats in het model. Kortom: wordt het niet eens tijd voor het MOMOP-model?
Jouri Bakker & Lieuwe Zijlstra
Potentiële sociologiestudenten die de website van de Groningse vakgroep bezoeken, lezen dat je met het OMOP-model het functioneren van de samenleving leert te begrijpen. ‘De uitkomst van de vier maatschappelijke ordes (Organisaties, Markt, Overheid, Primaire orde) zijn van belang voor de kwaliteit van het menselijk samenleven en van invloed op verschillende sociale verschijnselen en problemen.’ Het is vooral het OMOP-model dat de Groningse opleiding sociologie uniek maakt. Het model is een handige tool in de discussie over de positionering van de maatschappelijke ordes. Wat moet aan wie worden overgelaten om tot een zo groot mogelijke sociale welvaart te komen? Samen met de focus op kwantitatief empirisch onderzoek en de toepasbaarheid van onderzoeksresultaten in beleidsvraagstukken is dit de traditie van de Groningse sociologieschool in een notendop. De vier klassiek Groningse maatschappelijke ordes zijn de afgelopen eeuwen langzaam maar zeker gevormd en hervormd door interactie met de (massa)media. Vooral in de twintigste eeuw is dit proces in een stroomversnelling geraakt. Maar er is sprake van een wisselwerking: de vier maatschappelijke ordes hebben, afhankelijk en onafhankelijk van elkaar, ook invloed op de ontwikkeling van media. Vakken als arbeidssociologie en sociale interventie stimuleren de student om media kritisch te benaderen. Toch wordt er in het Groningse curriculum weinig aandacht besteed aan de invloed van media op sociale vraagstukken. En toch beïnvloeden de media de onderlinge positie van organisaties, markt, overheid en primaire orde.
Veel sociologische en filosofische wetenschappers, waaronder Pierre Bourdieu en Ariël Levy, betogen dat de beeldvorming de sociale welvaart beïnvloedt. In Nederland hebben vooral communicatieopleidingen en kunst- en cultuuropleidingen het vak media-
20
SOAP | MAART 2007
sociologie in het curriculum opgenomen. Ook enkele sociologische vakgroepen in binnen- en buitenland hebben het belang van mediasociologie reeds onderkend. Versterken massamedia de binding tussen groepen door deze media of worden sommige groepen juist gemarginaliseerd? Of misschien wel beiden? Is de inhoud van media een effect of oorzaak van de standpunten en machtsverhoudingen in de maatschappij? En wat doet de gigantische hoeveelheid nieuws die dagelijks op ons afgevuurd wordt? Infostress is een vrij nieuw fenomeen, maar kan gevolgen hebben voor de mate van sociale welvaart. Aan dergelijke vragen zou in het vak mediasociologie aandacht besteed kunnen worden. De invoering van het vak mediasociologie veronderstelt het MOMOPmodel. Maar anders dan bij het klassieke OMOP-model vallen de strikte grenzen tussen de bestaande ordes weg. Toevoeging van de media aan het model maakt duidelijk dat de grenzen tussen de diverse ordes meer diffuus zijn dan het oorspronkelijke model suggereert. Waarom zouden studenten naast de gebruikelijke vakken arbeidssociologie, medische sociologie, onderwijssociologie en organisatiesociologie dan niet het vak mediasociologie aangeboden krijgen? Zou het een verplicht vak moeten zijn of moeten alleen geïnteresseerde studenten de mogelijkheid krijgen mediasociologie te volgen?
Jan Kornelis Dijkstra kreeg de vraag al eens voorgelegd. Een van zijn studenten wilde weten waarom de media niet als vijfde orde in het model zijn opgenomen. Volgens Dijkstra kan het OMOP-model niet aangevuld worden met de media omdat er, in tegenstelling tot de andere ordes, er binnen de media geen relaties gefaciliteerd worden. ‘Het OMOP-model is een relationeel model. De media zijn geen orde als zodanig’, aldus Dijkstra. Op de vraag of mediasociologie in het curriculum moet worden opgenomen reageert hij enigszins terughoudend. ‘Sociologie biedt al een vrij breed vakkenpakket aan, en je moet rekening houden met de beperkingen. Sportsociologie is bijvoorbeeld ook erg interessant.’ Toch ziet hij het vak wel als een goede aanvulling op de overige vakken. Ondanks dat media geen sociale orde zijn, veronderstelt dit niet dat het niet in het model kan worden opgenomen. Media faciliteren inderdaad geen relaties, toch is hun invloed niet weg te denken als het gaat om relaties binnen en tussen de bestaande ordes. Media beïnvloeden de beeldvorming van alle individuele aspecten binnen en tussen de ordes. Ook fungeren de media als instrument waarmee actoren binnen de bestaande ordes hun
relaties onderhouden. Een volwaardige deelname aan de maatschappij is tegenwoordig ondenkbaar zonder de media.
Dr. Henk de Vos, inmiddels gepensioneerd, reageert enthousiast als hem wordt gevraagd of het een goed idee is om mediasociologie in het vakkenpakket van de vakgroep sociologie aan de RuG op te nemen. ‘Ik vind het een goed plan. Media faciliteren weliswaar eenzijdige relaties, maar mensen beschouwen het vaak wel als een wederkerige relatie.’ Zijn nadruk legt hij op massamedia zoals televisie, maar hij vlakt andere media zeker niet uit. Marlou Visser, in het bezit van een bachelordiploma sociologie, volgt de master journalistiek aan de faculteit Letteren van de RuG. ‘Een vak als mediasociologie zou een goede voorbereiding zijn voor studenten die na sociologie journalistiek willen studeren.’ In de masteropleiding journalistiek wordt veel aandacht besteed aan sociologen als Habermas en Bourdieu. Juist daarom vind Visser het ‘vreemd dat deze wetenschappers bij sociologie zo weinig aandacht krijgen.’
Onderwijsdirecteur Rudi Wielers vindt de introductie van mediasociologie in het Groningse curriculum een overweging waard. ‘Binnen het vakgebied sociologie krijgen media en de effecten van media niet de aandacht die ze verdienen. Maar’, zo benadrukt hij, ‘het moet wel binnen de opleiding passen. Er moet wel samenhang zijn met andere vakken.’ Wielers ziet de media niet snel geïntegreerd worden in het OMOP-model. ‘Het heeft veel invloed op iedere orde in het model, maar een vak als mediasociologie past beter in het rijtje arbeidssociologie, onderwijssociologie en medische sociologie.’ Volgens Wielers zijn er binnen de vakgroep, met uitzondering van Henk de Vos, weinig mensen met passie voor mediasociologie. ‘Maar een route mediasociologie in de masterfase kan zeker interessant zijn.’
De meningen lijken al met al verdeeld over de toevoeging van het vak mediasociologie aan het curriculum, desalniettemin lijkt er een optimistische neiging richting toevoeging. Wellicht is het voor de vakgroep een overweging waard om de mogelijkheden van het vak mediasociologie binnen de opleiding te onderzoeken. Rudi Wielers lijkt zijn hersens inmiddels te kraken op de mediasociologie. De oplettende student kon hem in de wandelgangen horen mompelen: “Het toevoegen van het vak mediasociologie lijkt mij een goed idee”. We wachten het af.
IN
OPINIE DE VOETSPOREN VAN
Folker Visser in de voetsporen van...
Matthias frankema
In de drukke werkkamer van Folker Visser tref ik een enthousiaste en jonge docent sociologie. Hij is een nieuw gezicht binnen de geledingen van de sociologie, tenminste als docent want hij studeerde voorheen al zeven jaar aan onze mooie faculteit, wat dat betreft dus eerder een oudgediende. Sinds september dit jaar heeft hij een tijdelijke aanstelling gekregen om zich te aan de andere kant van de sociologiebar te manifesteren. Sociologische biertjes lustte hij best, maar het tappen ervan ging hem minstens net zo goed af.
Folker was namelijk één van de begeleidende docenten van het Project Onderwijs&Arbeid. Als de rechter- en soms ook linkerhand van Rie Bosman fungeerde hij als een soort van tutor, maar ook achter de schermen was hij zeer druk met dit geslaagde project. Ondanks deze korte positieve ervaring van het docentschap zal Folker ons binnen afzienbare tijd gaan verlaten. Hij ontvlucht het hoge noorden, weliswaar met een beetje pijn in het hart, en zal zijn geluk zoeken in het westen des lands. Hij vervolgt zijn prille carrière waarschijnlijk bij een groot consultancybedrijf, waar hij zich met allerlei projecten bezig gaat houden. Gezien de brede interesse lijkt dit een functie die Folker op het lijf is geschreven. De studie sociologie sloot goed aan bij Folker’s brede interesse. Onderwijs was leuk, maar ook de arbeidssociologie trok hem. Dit is niet voor niets, want gevraagd naar zijn inspiratiebron komt hij al snel uit bij drie historische (nu al) grootheden uit de Groninger sociologie, namelijk: Rie Bosman, Arie Glebbeek en Sietske Waslander. Docenten die hem aanspoorden meer aan zijn studie te doen omdat zij vonden dat Folker lang niet alles uit het sociologische vat wist te halen. Tot dan toe weliswaar, want al snel na de inspirerende contacten met deze docenten kwam er een redelijk revolutionaire ommekeer in zijn studeergedrag. De persoonlijke benadering, oprechte interesse en positieve doch dringende prikkels van het eerder genoemde drietal deed hem inzien dat hij veel meer kon dan hij voorheen had laten zien. Zeer speciaal noemt Folker de gesprekken met scriptiebegeleider Arie Glebbeek. “De gesprekken duurden vaak langer dan een uur, maar dat was elke keer weer genieten. Hij is analytisch en didactisch zo sterk en laat bovendien studenten zelf over de stof nadenken. Hij gaf de oplossingen niet zelf aan maar liet mijzelf op de antwoorden komen.”
Calvin & Hobbes; een creatie van Bill Watterson. Het scriptieonderzoek van Folker naar de kwaliteitsdifferentiatie in het onderwijs leidde hem tot een aantal ingewikkelde theorieën, waar de hulp van Glebbeek erg welkom en aangenaam was. Tegen het einde van de studie kon je toch wel concluderen dat Folker het sociologische vat redelijk had geleegd.
Buiten de sociologische verbanden zijn familierelaties belangrijk voor hem. In de loop der tijd is zijn familie flink uitgebreid. Hij beschikt inmiddels over een moeder, stiefvader, vader, stiefmoeder, twee zussen, een halfzusje, een halfbroertje, een zwager, een stiefbroer en een stiefzus, die allemaal op hun eigen manier belangrijk voor hem zijn. Met name zijn moeder en stiefvader weten hem op cruciale momenten van goed advies te voorzien.
Onder zijn vrienden werd de mening gehuldigd dat het geen schande is ‘wat’ langer over de studie te doen. Folker kan zich daar nog steeds goed in vinden. Natuurlijk is het voor bepaalde zaken, zoals bijvoorbeeld je C.V., niet erg handig om lang te studeren. Maar er is meer tussen hemel en aarde dan studie en werk. Voor Folker is dit bijvoorbeeld het maken van muziek en cartoons. Op deze gebieden heeft hij ook legio voorbeelden. Zo is hij bijvoorbeeld een grote fan van het werk van Bill Watterson, de tekenaar van Calvin & Hobbes.
staat hoe zijn verdere carrière zich zal gaan ontwikkelen. Hij denkt dat dit gedurende zijn loopbaan wel duidelijk wordt. Hij hoopt over een jaar of tien in ieder geval een dusdanige staat van dienst te hebben dat hij in belangrijke mate zelf kan kiezen wat voor werk hij gaat doen; dat als er zich interessante dingen voordoen hij hier in kan springen. Wellicht dat hij nog eens de politiek ingaat, dat wil hij niet uitsluiten. In ieder geval zal hij zich willen mengen in het publieke debat, want een mening heeft hij over vrijwel alles waarin hij geïnteresseerd is, dat is ook bijna alles. En zoals je weet: alles in het kwadraat is nog steeds, jawel, alles.
Tot slot doet Folker zelf ook een poging om als inspirator te fungeren. Hij geeft aan twee boeken (of schrijvers) tot zijn belangrijke bronnen te zien. Het door Douglas Adams geschreven ‘The hitchhikers guide to the galaxy’ vanwege de onuitputtelijke humor, fantasie en creativiteit. In het bijzonder waardeert hij het ‘out of the box’ denken van deze schrijver in dit boek. Een laatste leestip voor sociologen die vooral de wereldpolitiek en democratie behandelt is ‘The future of freedom’ van Fareed Zakaria. Bij het noemen van deze titels zie je Folker helemaal opfleuren en dan roept hij het uit: “Ga dit lezen” De enige vraag die nu nog rest: wie treedt er in de voetsporen van Folker Visser?
Wellicht kunnen bovenstaande inspiratiebronnen blijvende positieve invloed hebben omdat het voor Folker nog lang niet vast
SOAP | MAART 2007
21
OPINIE
BETOOG: DE
SEKSUELE MORAAL
Emancipatie is niet iets wat zichzelf ontvouwt
Het is verleidelijk om een een moraal te nemen zoals deze is. Dat geldt ook voor de vanzelfsprekendheid van de seksuele moraal. Maar niets is vanzelfsprekend. De huidige seksuele moraal, zo wordt in dit artikel betoogd, veroorzaakt een eenzijdig seksualiteitsbegrip. Naast de seksuele moraal wordt in dit artikel de rol van de vrouw besproken. Beide onderwerpen hebben sinds de Verlichting een “bevrijding” doormaakt, die in de 20ste eeuw in een stroomversnelling terecht kwamen. Maar hoe bevrijdend is deze zogenaamde bevrijding?
Lieuwe Zijlstra
De huidige seksuele moraal is toe aan een heropleving van de romantiek, analoog aan hoe de romantiek in de 18e eeuw een reactie was op de rationaliteit van de Verlichting. De Verlichting zorgde voor een opkomst van begrippen als vrijheid, gelijkheid, emancipatie en een verwerping van autoriteit. De positie van de vrouw in de samenleving heeft in toenemende mate geprofiteerd van de emancipatorische krachten die voortvloeiden vanuit de Verlichting. Zo ontstonden diverse vrouwenrechten zoals het kiesrecht aan het begin van de twintigste eeuw, en enige decennia later verwierf de vrouw additionele rechten en mogelijkheden zoals het recht op abortus en het opklimmen op de sociale ladder. Verder heeft ze toegang tot anticonceptiemiddelen gekregen en heeft ze een vrije keuze in het aangaan van seksuele relaties. Ook de seksuele moraal heeft geprofiteerd van dit toenemend rationalisme. Toch kent deze toegenomen rationaliteit een aantal keerzijden. Zo hebben we op seksueel gebied een toename in tienerzwangerschappen, AIDS, geslachtsziekten en seksuele delicten. Het is verleidelijk te geloven in een toenemende bevrijding van de seksualiteit, maar wat er eigenlijk plaatsvindt, is een uitholling en een vervlakking van het seksualiteitsbegrip. Een uitholling enerzijds omdat het onderwerp “seks” in alle domeinen van het dagelijks leven terugkomt. Anderzijds een vervlakking van het onderwerp omdat de nadruk alleen nog maar op lust ligt in plaats van op liefde, intimiteit, passie, hartstocht en emotie. Daarnaast is de vrouw niet zo bevrijd als ze zou willen geloven. De vrouw heeft zich namelijk onbewust geconformeerd aan de man. De vrouw meet zich in toenemende mate aan mannelijke wensen en verwachtingen, en probeert de dingen te doen die de man allang gedaan heeft. Waar zij dacht dat ze losgekomen was van de vermeende superioriteit van de man heeft zij zich geschikt naar de grillen van de man. De vrouw in de huidige samenleving heeft zich geconformeerd aan de wensen van de man in plaats van haar eigen uniciteit te benadrukken.
22
SOAP | MAART 2007
Om te beginnen met de seksualisering van de moraal. Onze moderne samenleving kent een overdaad aan seksualiteit. In alle domeinen van de huidige samenleving lijkt er een doorgaande nadruk te worden gelegd op seks. Op de televisie lijkt er een noodzaak te zijn voor seksueel getinte beelden, en ook het internet staat bol van websites gericht op porno. Ook in het publieke domein ontsnappen we niet aan deze beelden. Behalve een overdaad aan seksuele beelden lijkt het ook noodzakelijk om over seksgerelateerde onderwerpen te moeten spreken. Op de televisie vinden we programma’s als “Spuiten en Slikken”, “Beter in bed” en “Virgin Diaries” (MTV; red.) . Ook zijn er verscheidene tijdschriften zoals VIVA en Libelle die steeds meer pagina’s aan het onderwerp besteden, naast de opkomst van diverse andere tijdschriften die er meer direct op gericht zijn zoals “Stout”. Op het internet vinden we een uitgebreid repertoire van websites gericht op erotiek en porno. De meest extreme seks kun je er vinden, en ook op internetfora is het onderwerp een hot item. Daarnaast komt het onderwerp seks veel subtieler terug in kranten, radioprogramma’s, cabaret en de dagelijkse omgang. Als slachtoffer van de rationaliteit is ons seksbegrip veelvuldig te horen. Met andere woorden: we worden ermee dood gegooid. Deels is de seksualisering van de maatschappij veroorzaakt door het feit dat “seks” de weg naar de markt heeft gevonden. Seks is een commercieel item geworden, een product. Dit uit zich in een schaalvergroting in verkoopcijfers van pornofilms, seksspeeltjes en viagrapillen, maar ook is er een toename in eroticabeurzen en websites gericht op porno. En wie na 12 uur ‘s avonds de televisie aanzet mag verwachten dat de commerciële zenders erotische reclames uitzenden. Al met al lijkt het er op dat de diverse media de huidige mens ziet als een puber op zoek naar seks, seks en nog eens seks. Maar wellicht dat het tijd is om volwassen te worden? Want deze seksualisering van de moraal is, zoals vele commerciële instellingen ons willen doen geloven, geen verworvenheid. Zo is deze seksualisering van de moraal gericht op één marginaal aspect van seks. En dat is lust, terwijl seks vooral ook uit liefde, passie, hartstocht en intimiteit bestaat. Dat zijn termen die vooral in de beeldvorming danig ondergewaardeerd worden, naast de termen ontdekking en fantasie. Seks wordt zo plastisch benadrukt in de beeldvorming dat er geen ruimte meer is voor ontdekking, óf het gebruik van de fantasie. De fantasie wordt lusteloos gemaakt door een plastisch intimiteitverlegen seksbegrip. Een andere keerzijde aan de huidige seksuele moraal is dat het onderwerp “seks” een normaliserend karakter heeft gekregen. Er wordt ons van alle kanten verteld wat we moeten vinden van seks, hoe we het moeten
doen, hoe vaak we het moeten doen, welke hulpmiddelen we moeten gebruiken, hoe we het spannender kunnen maken enzovoort. Dat is echter geen vrijheid, daar we als tamme huisdieren ons de spanning laten ontnemen.
En hoe zit het met de rol van de vrouw in onze samenleving? Is zij werkelijk zo bevrijd als wordt gesuggereerd? Want het verliep allemaal zo voorspoedig in de tweede helft van de vorige eeuw. Stukje bij beetje overwon de vrouw de vermeende superioriteit van de man, en kreeg zij mogelijkheden op te klimmen op de sociale ladder. Onbedoeld echter, heeft zij door haar sterke afzetten tegen de man, zich meer geconformeerd aan de wensen en verlangens van de man dan noodzakelijk. Op seksueel gebied vocht de vrouw in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw nog tegen de positionering als lustobject. Maar zonder vermoeden heeft ze zichzelf in de huidige maatschappij getransformeerd naar een lustsubject. Om een opmerkelijk feit te noemen, veel bekende Nederlanders hebben de afgelopen decennia in erotische tijdschriften gestaan. Maar waarom? Tegenwoordig lijkt het een noodzaak voor beroemde vrouwelijke persoonlijkheden om zichzelf van haar erotische kant te tonen. Videoclips, televisieseries en reclames zetten de vrouw neer als iemand die haar lichaam moet gebruiken om waardering te krijgen. Was Paris Hilton ooit zo beroemd geworden als ze niet een seksvideo van zichzelf, al dan niet moedwillig, had verspreid? Ook beroemde sportvrouwen lijken de dans niet te ontspringen en er hebben al vele sportvrouwen voor erotische tijdschriften geposeerd. Vraag de gemiddelde Nederlander op straat welke bekende vrouwen ze kunnen opnoemen en de kans is groot dat ze die vrouwen noemen die in erotische tijdschriften hebben geposeerd. Of zoals Ariël Levy stelt in haar boek Female Chauvinist Pigs. De opkomst van de bimbocultuur: “Bimbo’s genieten een hogere status dan professionele sportvrouwen”. De vrouw is op het gebied van haar seksualiteit zich daarmee onbewust gaan conformeren aan de wensen van de man. De vrouw van tegenwoordig durft ook over seks te praten, kan als ze wil meerdere seksuele relaties aangaan, en lacht net zo hard als “de jongens” om seksueel getinte grappen. In televisieprogramma’s zoals “Sex and the City” en “Desperate Housewives” is dit beeld duidelijk terug te vinden. De vrouw die de dingen doet welke de man allang gedaan heeft. Ook in het maatschappelijke domein is de vrouw bezig om de dingen te gaan doen die de man allang heeft gedaan. Dit heeft echter wel schadelijke effecten gehad voor het welzijn van de vrouw. Zo is er een alarmerende toename aan plastische chirurgie. De beeldvorming maakt de vrouw slachtoffer van een inmiddels onderkend vals schoon-
COLUMN heidsideaal. Dit alles komt voort uit een denkfout. Terloops wordt dagelijks gesteld dat de man en de vrouw gelijk zijn. Dit is allerminst waar. Mannen en vrouwen zijn heel erg verschillend en dat moeten we cultiveren in plaats van onderdrukken. Variatie doet leven, en vrouwen hebben nu juist zeer goede eigenschappen welke hen de unieke wezens maken die ze zijn. Deze eigenschappen zijn ook toe te passen in het dagelijkse leven. Echter in deze kapitalistische maatschappij zijn de vrouwelijke eigenschappen onderdrukt geraakt. De rationaliteit heeft veroorzaakt dat de vrouw zich naar mannelijke maatstaven is gedragen in plaats van haar eigen maatstaven te ontwikkelen. De vrouw is hard bezig zich aan te passen aan de man. Maar is dit ook emancipatie? Nee, dit is conformisme. Van belang om te beseffen is dat het niet zozeer de schuld is van de vrouw alleen, maar ook van processen om haar heen. Zo heeft Simone de Beauvoir (1908-1986) treffend geformuleerd dat voor zover er iets essentieels of eigens is aan de vrouw, dat wordt gedefinieerd vanuit de mannelijke beleving. Om een kort voorbeeld te geven: vrouwen zoals Hirsi Ali en Rita Verdonk worden afgeserveerd omdat ze te mannelijk overkomen.
Met dit artikel heb ik betoogd dat we een eenzijdig seksualiteitsbegrip hanteren in onze samenleving, en dat dit nog maar een halve bevrijding is van onze seksualiteit. Daarom wil ik hier een heropleving van het romantische ideaal voorstellen. Dat betekent weer plaats voor een nadruk op de liefde, intimiteit, passie, hartstocht en emotie in plaats van een eenzijdig rationalistische nadruk op lust. Dit kan met gemak door een verandering in de beeldvorming vanuit de media, maar ook vanuit de literatuur, theater, wetenschap en het onderwijs. Tegenwoordig is de seksuele voorlichting op middelbare scholen bijvoorbeeld nog gericht op de biologische kant van de seksualiteit (zie bijvoorbeeld: www.hoehetmoet.nl), maar waarom ook geen psychologische nadruk? Wat betreft de positie van de vrouw stel ik voor dat de vraag gesteld moet worden wie de vrouw werkelijk is, en wat zíj werkelijk wil. De vrouw moet niet langer vanuit de mannelijke beleving beoordeeld worden, maar allereerst vanuit haar eigen beleving. Daaruit zal onder andere voortvloeien dat de vrouw zich niet langer als lustsubject hoeft te gedragen. Dat zal de nog niet voltooide emancipatie van de vrouw verder verwerkelijken. Emancipatie is namelijk geen eenmalige gebeurtenis en ook geen lineair proces. Emancipatie is niet iets wat zichzelf ontvouwt, je moet haar scheppen en vormgeven, cultiveren en onderhouden.
OPINIE
Individualisering
Matthias Frankema
Tegenwoordig is alles terug te voeren op normen en waarden. Elk probleem of beleidsvraagstuk lijkt z’n heil al snel in deze dooddoener terug te vinden. De tendens van onze normen en waarden zou bergafwaarts zijn, maar de normen-en-waarden-norm is nog niet veranderd: vroeger was alles beter. Eén van de zogenoemde waardeveranderingen wordt als individualisering omschreven. Dit begrip is verworden tot vuilnisbelt van problemen die spelen in de ‘moderne’ samenleving. Als je op een willekeurig sociologietentamen individualisering opneemt in je antwoord zul je ongetwijfeld slagen. Individualisering is een onmogelijk woord voor een onmogelijke maatschappelijke verandering. Vaak wordt direct de link gelegd met afname van gemeenschap. Onterecht! Individualisering is een verandering van waardeoriëntatie die inhoudt dat mensen gemiddeld meer waarde gaan hechten aan zelfontplooiing, zelfstandigheid en emancipatie. Andere waarden die uit de beoogde individualisering voortvloeien zijn democratie en tolerantie - toch waarden die slechts renderen in een gemeenschap. Minder wordt er gehecht aan tradities en volgzaamheid, als je de wetenschap moet geloven. (Nee).
Ik zet grote vraagtekens en een voorlopig antwoord bij deze laatste bewering. Om me heen zie ik mensen krampachtig op zoek naar stevige sociale handvatten. Dit gaat vaak gepaard met een herstel van tradities of het in stand houden er van. Verder is volgzaamheid een vaag begrip, want wie volgen we niet dan niet langer? De kerk en de politieke partij hebben weliswaar hun langste tijd als gezaghebbende leidraad gehad, maar volgzaamheid is nog steeds aan de primaire orde van de dag. Keuzevrijheid en een eigen mening zijn vaak niet meer dan een pretentieuze denkfout.
De gedroomde zelfstandigheid is vaak evenzeer gedrenkt in volgzaamheid, denk bijvoorbeeld aan mode, alleen denken we er een individuele noot aan te kunnen geven. Veel mensen gedijen helemaal niet in zelfstandigheid, die grootse vrijheid in keuzes kunnen we absoluut niet aan. Er is andere volgzaamheid. Vaak wordt anders in de sociologie onterecht aangezien voor meer of minder. Het één hoeft niet ten koste te gaan van het ander. Zo simplistisch zit de wereld gelukkig/helaas niet in elkaar. Alleen is anders natuurlijk wel lastiger te vatten in een Correlatie.
Terugkomend op individualisering: het is geweldig dat de waardeoriëntatie tendeert richting zelfstandigheid, zelfontplooiing en emancipatie. Al zou het slechts een pretentie
zijn, het klinkt leuk. Ook termen als democratie en tolerantie horen we graag. Jammer genoeg wordt individualisering echter opgevat als een negatieve tendens die gestopt moet worden of moet worden afgezwakt. De vraag is: kunnen we de schade nog herstellen? Het antwoord is eenvoudig: Nee (er is vooralsnog geen schade).
We moeten bovendien ophouden alles proberen te herleiden tot individualisering. Ook populair wetenschappelijke termen als globalisering, secularisering, vergrijzing en deregulering wil ik nooit meer horen. Was het maar zo gemakkelijk en eenduidig. De overmoedige pretentie dat we het allemaal wel begrijpen is al lang ontmaskerd. In plaats daarvan wekt de sociologie de indruk dat het ze een beetje boven de pet gaat. Samenleven is meervoud, geen eenvoud. Grootse woorden kunnen dit niet verbloemen.
Ga eens in een groepje zitten overdenken hoe we de individualisering kunnen oplossen. Maar individualisering ís de oplossing. Het maakt ons los van knellende sociale verbanden en geeft ons de vrijheid zelf te kiezen van welke groepen we wanneer deel uit willen maken. Een oplossing moet je niet opnieuw problematiseren, dan blijven we bezig. Maar de handhaving van problemen is juist wel weer in het belang van de sociologie.
Een verandering van waarden is geen probleem, kan een positieve ontwikkeling zijn of zelfs een oplossing. Meer vrijheid, zelfstandigheid, democratie en tolerantie is een goede zaak, maar ook hier zijn er grenzen aan de groei. Teveel staat in dit geval wederom voor een ongewenste situatie. Hier zal een norm de waardeverandering in toom moeten houden. Waarden mogen dus best vervagen, als de norm maar stand houdt.
Dat individualisering afkeurenswaardig wordt beschouwd laat zien dat de norm nauwelijks veranderd is. Het betekent ook dat velen óf zelf geen deel uit maken van deze hernieuwde oriëntatie op traditionele waarden óf zichzelf afkeurenswaardig in de spiegel moeten aanschouwen. Echter, teveel individualisering zie je vaak niet in de spiegel maar op televisie of in linkse pamfletten.
Ik ben zelf graag alleen. Ik hecht aan mijn vrijheid en zelfstandigheid maar ik beschouw mezelf verre van individualistisch. Ik ben net als anderen deel van vele sociale verbanden waar ik nauwelijks genoeg tijd voor vrij kan maken om er deel van uit te blijven (mogen) maken. Ook ik denk een eigen mening te hebben maar ondertussen is deze al lang verziekt door invloeden van buitenaf. De mens is en blijft een groepsdier, maar mag dit vandaag de dag gelukkig wel zelf bepalen.
SOAP | MAART 2007
23
ACHTERKANT
Willemijn Martine Corine Bakhuis Werd op 27 februari 1989 geboren te Zwolle. Op tweejarige leeftijd kreeg haar vader werk in Singapore. Haar ouders besloten daar te gaan wonen. Het huis in Zwolle werd aangehouden met de insteek ooit terug te keren naar Nederland. Na twee jaar moest haar vader steeds meer gaan werken waardoor het aantrek kelijker werd om terug te keren naar Nederland. Ze verhuisden terug naar Zwolle waar Willemijn voor het eerst naar de basis school ging. Na de basisschool heeft ze in een keer haar atheneum afgerond met het profiel Natuur & Gezondheid. Van jongs af aan heeft zij de droom gehad bij de politie te gaan. Helaas bleek het verstandiger te zijn eerst een andere studie te volgen alvorens zij zou kunnen instro men bij de opleiding aan de Politieacademie die zij prefereerde, namelijk de recherche. Vastbesloten koos zij er dan ook voor om Criminologie te gaan studeren. Helaas werd zij hiervoor uitgeloot. Het beste alternatief bleek de opleiding Sociologie met de Master Criminologie. Sociologie Sinds september 2007 is ze begonnen met de reguliere opleiding Sociologie en woont ze in Groningen. Tot nu toe vindt ze de studie erg interessant. Ze heeft helaas wat moeite met tekstbegrip en hoopt dat ze dit jaar de benodig de 45 punten zal halen. Haar studiegenoten vindt ze super. ‘Met iedereen valt een praatje te maken en er hangt een relaxte sfeer.’
AlmanakCommissie Binnen de opleiding is ze actief binnen de AlmanakCommissie, waarbij zij medeverantwoorde lijk is voor de redactie en vormgeving. Ze vindt dit een leuke manier om mensen te leren kennen en nieuwe onderdelen van sociologie te ontdekken. Naast haar studie steekt ze hier veel tijd in. ‘Vooral op het einde was het erg druk. Ik vind dat de alma nak dit jaar goed gelukt is.’
Karakter Willemijn is op het eerste gezicht een rustig meisje. Ze is introvert van aard. Zelf zegt ze het liefst eerst de kat uit de boom te kijken voordat ze zichzelf wer kelijk toont. Haar volleybalteam omschrijft haar als iemand die heel lief ‘lijkt’. Ze heeft haar vriendin nen ooit verteld dat ze mee wilde doen aan Expeditie Robinson, Fear Factor of iets dergelijks. Haar vriendinnen hadden haar vreemd aangekeken. Dat hadden ze namelijk absoluut niet verwacht. Ze vindt het moeilijk aan te geven wat haar zou onderscheiden van anderen. ‘Ik zou het zelf eerlijk gezegd niet weten wat mij onderscheidt van anderen. Toen ik het aan een vriendin vroeg, zei ze ‘’Je grote Pino-poten’’. Ik heb schoenmaat 43, zij 37, vandaar.’ Trots op… Het feit dat ze op haar zeventiende twee weken alleen op vakantie naar Malaga (Spanje) is gegaan om Spaans te leren. Dat Spaans leren is echter niet echt gelukt, maar ze heeft er wel een leuke ervaring aan overgehouden. Zou willen dat… Ze iets opener zou zijn tegen nieuwe mensen. Daarnaast heeft ze moeite met het leren van theore tische vakken zoals het leren van een tekst of boek. Ze is meer praktisch ingesteld. Op dit moment twij felt ze of ze uiteindelijk nog wel bij de politie wil, of dat ze een hele andere kant op wil gaan. ‘ Mijn toekomst ligt nog lang niet vast.’