SoAP januari 2019

Page 1

SINDS 1970 JANUARI 2019

Revolutie


Sociologisch Antropologisch Periodiek

Geachte lezer,

januari 2019

Voor u ligt de eerste van de drie edities van SoAP van dit academisch jaar. Zoals u wellicht al heeft gezien, is het thema van deze editie ‘revolutie’, wat door het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal wordt gedefinieerd als een plotselinge verandering in een bestaande toestand.

Contact Vakgroep Sociologie t.a.v. ‘SoAP’ Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS Groningen Commissie 2018-2019 Voorzitter/Eindredacteur Secretaris Vormgeving

Drukkerij Ricoh Oplage 500 Verzending Rijksuniversiteit Groningen Lay-out Yasmin Portz SoAP-Logo Thomas Bos Redactie-e-mail

Naud Katerberg David Vos Myrthe Dilling

Marx, een van de grondleggers van de moderne sociologie, schreef er al over, maar ook vandaag de dag spreekt men nog van revoluties. Denk bijvoorbeeld aan de Arabische Lente, maar ook aan de digitale revolutie; welke beide grote gevolgen hadden (of hebben) op de maatschappij.

Redactie Gabriël Anthonio Bauke van der Kooij Sanne Tadema Iris de Jonge Rieneke Dalmolen Franck Fluitman Daan Bloem Onno Haagsma Rie Bosman Elise Kamminga Anouk Huisman

In deze eerste editie van dit jaar kunt u onder andere een aangrijpende tekst van prof. dr. Gabriël Anthonio lezen over kleine revoluties binnen het bureaucratische systeem. Ook kunt u, inmiddels traditiegetrouw voor de eerste editie, kennismaken met het nieuwe Sociëtasbestuur. We willen alle schrijvers hartelijk bedanken voor hun bijdrage aan deze prachtige editie. Maar een nieuw jaar betekent natuurlijk ook een vernieuwde SoAP-commissie. Zodat u weet wie dit jaar met veel liefde SoAP samenstellen, zullen wij ons allereerst voorstellen.

soap.redactie@gmail.com

Wij wensen u veel leesplezier toe!

Liefs, de SoAP-commissie 2


Inhoud REVOLUTIE

VOORAF

ARTIKELEN

2 2

Colofon

Voorwoord

10 Waarom Nederland (nog) helemaal niet naar de kloten is!

4

Voorstelrondje commissie

14 Boedapest: The city of lights

COLUMNS 20 Gabriël Anthonio

INTERVIEWS 6

Sociëtas- bestuur

16 Liesbet Heyse 24 Coby van Niejenhuis

27 Tijd voor de geestelijke revolutie?

30 Bauke van der Kooij

3

RECENSIES

28 Revolutie op micro- niveau


Over ons Voorstelronde van de SoAP-commissie

Naud (Links op foto) Ik ben Naud Katerberg, 19 jaar en woonachtig in Groningen. Ik ben tweedejaars student sociologie en dit is ook mijn tweede jaar bij SoAP. Net als vorig jaar vervul ik de rol van eindredacteur, en daar komt dit jaar ook de rol van voorzitter bij. Als eindredacteur controleer ik alle teksten op taal- en stijlfouten en houd ik nauw contact met de redactie. Als voorzitter zorg ik ervoor dat alles in goede banen wordt geleid en houd ik contact met het bestuur. In mijn vrije tijd ben ik vaak met vrienden in café Kult en bij concerten in Vera Groningen te vinden. Daarnaast ben ik geïnteresseerd in politiek en natuurlijk journalistiek. De legende zegt dat er ergens in mijn portemonnee een pasje van Basic Fit verscholen ligt, maar de tien minuten fietsen van huis naar de faculteit, is voor mij genoeg beweging. Gelukkig kan ik voor SoAP gewoon op een stoel blijven zitten. David (Rechts op foto) Mijn naam is David Vos, 20 jaar oud en woonachtig in Groningen, maar opgegroeid in het prachtige Assen. Dit jaar wordt alweer mijn derde jaar bij SoAP, waarbij ik als secretaris wederom verantwoordelijk ben voor de processen op de achtergrond en als penningmeester de financiën op orde probeer te houden. Naast deze commissie ben ik derdejaarsstudent sociologie en student-assistent bij de statistiekvakken van de eerstejaarsstudenten. In mijn vrije tijd loop ik graag een stukje hard en spreek ik zo veel mogelijk met vrienden af. Ook ben ik regelmatig te vinden in het mooiste stadion van Nederland (lees: de Kuip) om mijn favoriete voetbalclub weer eens te zien verliezen.

Myrthe Mijn naam is Myrthe Dilling, 22 jaar oud en derdejaars sociologie student. Dit jaar wordt mijn tweede jaar bij SoAP, waarbij ik als vormgever verantwoordelijk ben voor de de vormgeving van SoAP. Ik zorg ervoor dat de artikelen en columns voorzien zijn van een mooie lay-out en hierdoor aantrekkelijker gemaakt worden om te lezen. En voor elk thema gebruik ik weer andere lay-outs, afbeeldingen en vormen wat voor mij het vormgeven van SoAP elke keer weer anders maakt. In mijn vrije tijd ga ik graag naar concerten en festivals. Ik ga bijvoorbeeld al vier jaar op een rij naar het geweldige Lowlands. Daarnaast doe ik graag leuke dingen met mijn vrienden en blijf ik graag op de hoogte van alles wat er in de wereld gebeurt.

4


Volg ons op LinkedIn!

Linkedin.com/company/ SoAP-Groningen 5


‘‘Het snelle bestuur’’ Een interview met het 29e Sociëtas-bestuur Auteurs: Rieneke Dalmolen en Onno Haagsma

Het Sociëtasbestuur van dit academisch jaar bestaat uit voorzitter Elise Kamminga – de lange dame die zorgt dat alle koppen erbij blijven, Jildou Sijtsma – de secretaris die alle belangrijke uitspraken noteert, Penningmeester Nynke Veenstra – die gaat over het geld van Sociëtas (en dat is veel, hebben we uit betrouwbare bron vernomen), Commissaris interne contacten Kristian Kristo – die alle commissies goed in de gaten houdt, en Anouk Huisman – die als Commissaris externe contacten de connecties buiten Sociëtas onderhoudt. Omdat dit 29e bestuur op 9 oktober al is ingehamerd, wordt het hoog tijd om iets meer over hen te weten te komen. Want hoe zien zij dit jaar voor hun, gaan er drastische veranderingen komen of juist niet?

Wat is jullie belangrijkste streven voor dit bestuursjaar? Zelfs op deze vroege morgen noemt Kristian gelijk gezelligheid als belangrijkste streven. Elise vult dit aan: ‘Gewoon een leuk jaar ervan maken, we hebben niet echt een streven om heel veel te veranderen.’ Jildou benoemt dat ze als bestuur niet een erg afwijkende visie hebben in vergelijking met voorgaande besturen. ‘Ja, het gaat momenteel heel goed met Sociëtas en dat willen we gewoon zo houden!’, aldus Nynke. Anouk sluit zich hierbij aan: ‘Ja, helemaal mee eens! Daarnaast denk ik ook dat we gewoon heel veel gaan leren van dit jaar en dat we als groep heel hecht gaan worden, ook al zijn we dat nu ook al wel.’ Kristian benoemt dat het bestuursjaar ook een grote uitdaging is: ‘Soms is dat heel leuk, maar het kan ook lastig zijn. Maar daardoor kom je als groep wel dichter bij elkaar.’ Kenden jullie elkaar al voordat jullie in het bestuur zaten? Jildou: ‘Nynke was de echte surprise voor mij, want die kende ik helemaal niet. Ik was zelf ook een half jaar weg, dus ik kende Anouk en Elise ook nog niet heel goed’. Kris benadrukt dat iedereen elkaar eigenlijk verder wel een beetje kende. Wat hopen jullie zelf uit dit bestuursjaar te halen? ‘Ik denk dat het voornaamste ding is dat je dingen moet doen. Hier kun je heel erg tegenop zien, maar als je het ook echt doet leer je er wel van’, antwoordt Jildou. Anouk vult dit aan: ‘Ja eigenlijk doe je dingen waarvan je dacht dat je het niet zou kunnen’, waar iedereen in meegaat. ‘Je wordt soms best in het diepe gegooid’, aldus Elise. Nynke: ‘Ik merkte ook dat je ontzettend goed leert om met je tijd om te gaan en om goed te plannen’. Elise heeft het over hoe belangrijk het is om prioriteiten te stellen. ‘Als je alleen maar focust op bestuur ga je jezelf ook alleen maar in de weg zitten’, aldus Anouk. Kris voegt nog toe: ‘Je moet gewoon je eigen leven blijven leiden. Bestuur moet een mooie toevoeging aan je leven zijn’. Elise schiet nog iets te binnen: ‘Oh ja! Je leert ook heel veel samenwerken’. Nynke reageert: ’Ja precies dat wilde ik ook net zeggen!’ ‘Als het stressvol is zit je elkaar nog wel eens af te katten maar daar leer je dan dus ook mee omgaan’, zegt Elise lachend.

6


Omschrijf je bestuur in één zin. Nynke begint: ‘Nou, op de kandidaatsbestuur-bekendmakingsborrel kregen we zonnebrillen, wat men nu ook wel snelle planga’s noemt. Er werd toen gezegd dat we vanaf nu Snel KB waren en dat hebben we er best wel goed ingehouden.’ Ook noemen ze grappend “horizontaal bestuur”, een term waarvan ze wel een beetje moeten kotsen. Nynke: ‘Dit is naar voren gekomen toen we ons beleidsplan aan het maken waren. We vroegen ons af wat we zouden willen en het idee was eigenlijk dat we nooit willen dat mensen het gevoel krijgen dat wij boven ze staan omdat we bestuur zijn. Daar komt horizontaal vandaan’. Kris voegt toe: ‘Vrouwen, heel veel vrouwen’. Waar kijken jullie het meest naar uit dit jaar? Elise: ‘Liftweekend! Ik ben nog nooit mee geweest, dus daar heb ik heel veel zin in!’ Nynke vult aan: ‘Ik kijk heel erg uit naar de Trip, want ik mag dit jaar ook mee’. Anouk vertelt: ‘Ik moet zeggen dat ik ook wel heel veel zin heb in de commissie-etentjes, want dan kun je echt gezellig met iedereen praten, want over het algemeen praat je niet echt één op één met een commissie. En iedereen doet zijn best om lekker eten te maken’. Jildou heeft er een andere kijk op: ‘Ik denk dat ik niet per definitie uitkijk naar iets specifieks, het lijkt me allemaal wel gewoon heel leuk’. Iedereen sluit zich hierbij aan. ‘Het gaat om het proces wat je het hele jaar gewoon doorloopt, zegt Kris. Een toevoeging van Elise: ‘Ik ben ook benieuwd hoe we het gaan doen in de laatste paar maanden omdat we dan bijna alles al hebben gehad en er een nieuw bestuur moet komen. En gewoon het chillen in de bunker met alle leuke mensen’. Nynke stelt dat ze inderdaad meer uitkijken naar de hele ervaring van het bestuursjaar, dan naar één activiteit.

7

Tijdens de actie ‘Steun jouw studentenvereniging’ van de Jumbo City, konden studenten-, studie- en studentensportverenigingen geld inzamelen voor hun vereniging door opdrachten uit te voeren en boodschappen te doen bij deze winkel, heeft Sociëtas de eerste prijs gewonnen. Wat is jullie hoogtepunt tot nu toe? Hier lijkt niemand over na te hoeven denken, iedereen wordt gelijk enthousiast. Anouk: ‘Ja! Het geld dat we hebben gewonnen met de Jumbo-actie!’ Jildou vertelt: ‘Ik was er zelf niet bij, maar Anouk wel. En toen ze mij belde, was ze zo blij dat ze moest huilen’. Elise vult aan: ‘Er mochten ook maar twee mensen van het bestuur aanwezig zijn bij de bekendmaking van de Jumboactie, maar op het moment dat ik hoorde dat we hadden gewonnen, ben ik meteen op mijn fiets gesprongen. Volgens mij heb ik nog nooit zo snel gefietst’. En een blunder? Iedereen denkt even na. Anouk zegt: ‘Ik heb nog nooit een contract in één keer goed geprint’. Jildou benadrukt lachend dat Anouk ook niet zo goed weet hoe ze moet inscannen. ‘Maar echt dikke blunders hebben we nog niet. In de eerste maanden


heb je misschien een paar kleine foutjes hier en daar, maar niet dingen die niet op te lossen zijn, of echt blunders te noemen zijn’, aldus voorzitter Elise. Wat is de favoriete uitgaansplek van het bestuur? Nynke roept enthousiast: ‘De karaokebar!’ Jildou is het er mee eens: ‘Ja inderdaad de karaokebar’. Kris zegt dat Klein Amsterdam, waar Sociëtas vaak te vinden is na borrels, ook een van de favoriete plekken is. Kris bedenkt zich: ‘En de doos is natuurlijk ook altijd erg gezellig tijdens de borrels!’. Iedereen stemt hiermee in. Wat is jullie favoriete guilty pleasure film? Kris zegt meteen: ‘Ja romantische komedies gewoon’. Elise: Alles is liefde heb ik laatst al voor de 15e keer gekeken. Anouk stemt hiermee in en zegt: ‘Oh ja! Alles is liefde is zo leuk’. Jildou heeft een zwak voor iets anders: ‘Ik ben fan van alles van Disney films gewoon’. Nynke houdt daarentegen meer van Marvel films. ‘Ja, maar wanneer is iets nou echt je guilty pleasure?’, vraagt Anouk zich af. Waarop Jildou antwoordt: ‘Utopia is bijvoorbeeld echt een guilty pleasure’. Elise vult nog aan:’ Ik vond vroeger die studio 100 dingen ook echt heel leuk. Dat heb ik ook nog wel gekeken toen ik al een beetje te oud er voor was’. Anouk: ‘Oh, en ik vind die kerstfilms ook altijd zo heerlijk om naar te kijken’. Kris schiet ineens te binnen: ‘Ik weet al wat mijn guilty pleasure films zijn! De hele reeks van de Police Academy, dat is hem’.

Als Kris een snackje zou zijn, zou hij aldus hemzelf een čupavci zijn: ‘Dat is Kroatisch. Het is heel lekker maar ook eenvoudig. Ik ben ook een simpele man’. Jildou bedenkt iets anders: ‘Kris is een gekookt ei: niet stoer maar wel heel lekker’. Nynke gaat er tegenin: ‘Nou hier ben ik het niet mee eens. Ik vind je wel stoer, Kris’. Elise vult aan: ‘Daarom is Nynke de saus, die ondersteunt iedereen’. Wat willen jullie de lezers van SoAP meegeven? Nynke zegt meteen: ‘Ga bij de SoAPCie!’ Kris: ‘Doe dingen waar je gelukkig van wordt, ga de wereld in’. Anouk geeft als advies mee: ‘Doe dingen waarvan je dacht dat je ze niet zou kunnen, zoek uitdagingen’. Elise eindigt met: ‘Geniet vooral van je studententijd’.

Nog een leuke vraag: Als je een snackje zou zijn, welke zou je dan zijn? ‘Elise dit is jouw vraag!’, zegt Anouk snel. Elise antwoord met: ‘Ik was afgelopen zaterdag op een feestje met het thema: Welke lekkernij ben jij? En toen was ik een Verkade koekje’. Maar Jildou vindt dat Elise eerder een komkommer is. Anouk: ‘Ja! #Fitgirl’. ‘Ja, en Jildou is een mexicano: lekker pittig’, gaat Elise verder. Nynke vindt Anouk wel een beetje een ‘bittergarnituurtje’. Maar Jildou zegt: ‘Haha nee, een Feierbal.’ Elise komt nog even terug op haar snackje: ‘Ik vind trouwens wel dat een komkommer vrij weinig inhoud heeft’. Anouk reageert lachend: ‘Nou kijk, mooie weerspiegeling’. 8


9


Waarom Nederland (nog) helemaal niet naar de kloten is! Wie zich wel eens door de virtuele loopgraven van ’s lands publieke debat heen worstelt, moet gegeven het daar heersende discours wel tot de onvermijdelijke conclusie komen dat Nederland tot heuse puinhoop verworden is, waarbij het, evenzeer op basis van dit discours, een reÍle vraag is of er niet eerder sprake is van een publieke burgeroorlog. Wie nog enige nuance zoekt temidden alle controverse moet steeds dieper graven, en het plegen van karaktermoord ter bekrachtiging van eigen overtuigingen wordt door geen van de kampen meer geschuwd.

Auteur: Daan Bloem

10


Dit artikel poogt een verklaring te vinden voor dit gebrek aan nuance dat het publieke debat anno nu zo kenmerkt, met als stelling dat polarisatie en verharding van de discussie voor een groot deel voortkomen uit een discours van fatalisme en doemdenkerij. Aan de hand van een interessante verhandeling waardoor ik onlangs uit mijn sociologenbubbel werd getrokken, zal ik proberen te betogen dat ons land, in tegenstelling tot wat inmiddels de publieke nobrainer lijkt, (nog) helemaal niet naar de kloten is! Daarbij wil ik de uitdagingen waar we als samenleving voor staan geenszins ontkennen, maar zij vergen meer van ons dan het roepen langs de zijlijn, waar wij Nederlanders zo goed in zijn. Kortom, nuance. Daar gaan we dan: Het inmiddels uiterst gemêleerd discussiegezelschap lijkt het continue moddergooien bijkans nooit te vermoeien. Trollenlegers en gekke lone wolfs smoren iedere poging tot rede vakkundig in de kiem, om nog maar niet te spreken van wat de gemiddelde complottheorist in zijn delier aan dogmatische waanzin neer weet de pennen. En dán zijn er nog de allerergsten: diegenen die met ziel en zaligheid een volle fte in het ‘debat’ pompen en daar onbegrijpelijkerwijs zelfs bekendheid en levensonderhoud aan kunnen ontlenen. Met al die mensen, “… nou, daar moeten we wat mee” (Van der Wal, Dit Was Het Nieuws, 13 mei 2009). De ironie wil echter dat juist door die afwezigheid van de nuance een opvallende consensus ontstaat: ons land is ‘naar de kloten’, of dendert zo niet op z’n minst die richting uit. Links- danwel rechtsom of rechtdoor, er is geen ontkomen aan. Alleen de toedracht blijft een dingetje. Waar rechts het vooral houdt op het verval van ‘onze’ Nederlandse cultuur (wat dat ook moge zijn) als gevolg van uit de hand gelopen immigratie en de lafheid van de linkse ‘Gutmensch’-elite, ziet men aan de linkerkant van het spectrum het monster vooral in de toename van schaamteloos racisme, klimaatontkenning en het genadeloze karakter van het grootkapitaal. Daarnaast voelt zelfs de goedgezinde polderaar ten slotte een groeiende paniek, waar zijn van oudsher brede set aan scenario’s inmiddels een wel erg dichotoom karakter krijgt. Zou dit dan kunnen verklaren waarom bijvoorbeeld de Nederlandse tak van de gele hesjes zich onlangs totaal niet heeft kunnen organiseren? Boos zijn we allemaal, altijd. En bang, want we worden continu blootgesteld aan het fatalisme dat het hedendaagse discours zo overheerst. Ons wacht niets dan ecologische rampspoed, klimaatontkenning blijkt keer op keer de dominante strategie in de ultieme prisoners game, de Europese Unie wordt door louter nog wat zijden remain-draadjes bijeen gehouden, de Russen dagen ons weer uit alsof het 1962 is, de ‘sterke’ patriarch kleurt opnieuw het wereldtoneel en het collectief geheugen dreigt ons tot slot volledig in de steek te laten, waardoor de wereld weldra die feodale apenrots weer zal zijn. Ten laatste male, dat dan weer wel. Het is door de zeer complexe aard van zowel de samenleving zelf als alle uitdagingen waar zij voor staat 11

helemaal niet verwonderlijk dat we op een gegeven moment niet meer precies weten op wie of wat we ook alweer boos zijn, of waarvoor we precies bang zijn. Onbegrip en het daaraan inherente gevoel van onmacht maken bang en boos, met weer nadelige gevolgen voor die ó zo belangrijke nuance. Logisch en niet per definitie onwenselijk, ware het niet dat juist die immer verheven stem van de uitersten plots zoveel podium krijgt. De verklaringen die zij bieden zijn, als ze al waar zijn, nog altijd veel te simplistische weergaves van de sociale werkelijkheid. Hierin laten vooral onze media grove steken vallen, want van politiek en bedrijfsleven kun je in een dynamiek van blame avoidance en electorale risico’s redelijkerwijs weinig verwachten. Vooropgesteld dat we de escalatie van het debat beslist serieus moeten nemen –opdat we dadelijk niet zonder de enige legitimering van onze sociaaldemocratie zitten – is het wel verstandig om ons af te vragen hoe algemeen die eigenlijk is. Hoe groot is werkelijk dat stille midden? En wat maakt dan dat zij stil is? En in hoeverre kan zij wel als ‘midden’ worden omgeschreven? Wat ik hier in ieder geval niet wil doen is ontkennen dat er verhoudingen onder druk worden gezet en dat sociale zekerheid, het pareltje van de naoorlogse democratie, helemaal niet meer zo zeker is. Ook wil ik de gevaarlijke retoriek die tegenwoordig aan begrip lijkt te winnen niet wegwuiven. Wat ik wel wil doen, is iets tegenover het fatalisme – dat volgens mij een voedingsbron vormt voor de huidige ideologische escalatie – zetten. Wie reeds tamelijk succesvol is in het oprecht verder willen denken over oplossingen in plaats van het bij een - al dan niet terecht - negatief verdict te laten, is de Britse denker George Monbiot, wiens boek Uit de puinhopen afgelopen Maart verscheen. In Uit de puinhopen vraagt Monbiot zich hoe de mensheid weer uit de reeds door eigen toedoen ontstane puinhopen omhoog zou kunnen krabbelen. In “een tijd van toenemende vervreemding, eenzaamheid en ecologische rampspoed,” pleit Monbiot


voor een “nieuw geluid op links, om zo de samenleving te bevrijden van het allesvernietigende rendementsdenken.” Kort gezegd, zou er bottom-up een linkse lente moeten ontstaan door met name het versterken van lokale gemeenschappen met behulp van compassie en samenwerking. De Tegenlicht-aflevering (15 april 2018) over Monbiot geeft ons hierover vast een heldere en hoopgevende samenvatting. Ondanks zijn zeer plausibele verhaal (waarbij ik mij overigens op betreffende Tegenlicht-aflevering baseer) heb ik één fundamenteel bezwaar. Het verhaal van Monbiot impliceert namelijk dat wij burgers van onze overheden weinig meer hoeven te verwachten, iets dat naar mijn mening – en zeker wat betreft de meer lokale overheden – zeker niet waar is in Nederland. Ik geloof heilig in intrinsieke goodwill achter het gemiddelde handelen van ons ambtelijke apparaat. Goede initiatieven ter bevordering van solidariteit en cohesie zijn er op (sub)lokaal niveau genoeg. Laten we ons liever afvragen waarom deze doorgaans niet het brede, Nationale draagvlak verkrijgen dat ze verdienen. Zoals eerder toegegeven: ik zit ook in een stille middenbubbel, waarin de oorzaak der dingen toch vooral vaak buiten wordt gezocht – ‘Fuck Shell en NAM en waarom mag ik hier maar 100?!’ – en van waaruit het makkelijk geloven is dat Nederland na drie neoliberale kabinetten inderdaad tot puinhoop verworden is. Toch valt het in Nederland allemaal echt nog wel mee met die afbraak van de cohesie en het gebrek aan solidariteit! Dit inzicht kwam voor mij pas onlangs toen, tijdens een weekendje Rome (met het vliegtuig) wij na de lunch (veel vlees) veel te lang moesten wachten op de busmaatschappij die ons naar het Colosseum zou vervoeren. Gelukkig was de gids die wij die middag tot onze beschikking hadden er één die van praten houdt, met als gevolg dat zij ons stante pede een prachtig kijkje in de dagelijkse keuken van de gemiddelde Romein gaf! Ik zeg keuken omdat het bij de Romein natuurlijk primair om goed eten en goede koffie draait. Maar gek genoeg begint de Romeinse dag niet in de eigen keuken, maar in het plaatselijke café om de hoek. Bijna iedere Romein ontbijt op doordeweekse dagen buiten de deur in een vast café in de eigen buurt, wat overigens weinig te maken heeft met hoe de Amerikanen dit aanpakken. Het nuttigen van een klein maar zoet ontbijtje, gecomplementeerd door goede koffie in het plaatselijke café, heeft primair een sociale functie: netwerken. In het café om de hoek wordt dagelijks in groepsverband de krant doorgenomen en plenair gesproken over zaken die op wijkniveau van belang zijn. Dit ochtendlijke samenzijn levert veel op: het leren kennen, helpen en kunnen vertrouwen van de mensen in de buurt, het voor op z’n minst een dagdeel bezighouden van de ouderen en het plannen van de nodige werkzaamheden in de wijk. Die werkzaamheden in de wijk zakelijk omdat de gemiddelde Romein

zijn noodop het ge12

bied van publieke werken helemaal niets van de Italiaans overheid te verwachten heeft. Burgers moeten dus op wijkniveau alles zelf maar regelen, zoals bijvoorbeeld het laten dichten van gaten in de wegen als in het najaar de regens weer beginnen. Het Romeinse rioolsysteem (waar dus ook niets aan gedaan wordt) kan zware regenval slecht aan, waardoor de gaten in de weg niet meer zichtbaar zijn voor de vele scooterrijders, met alle gevolgen van dien. Daarnaast wordt er bij verwachte storm gauw een snoeibedrijf ingeschakeld dat de bomen bijwerkt en van broze takken ontdoet. Er schijnen jaarlijks nogal wat Romeinen te overlijden door rondvliegende takken. Ook voor het plaatselijke onderwijs en sportfaciliteiten draagt de lokale gemeenschap volledige verantwoordelijkheid. Als er weer een schoolgebouw aan onderhoud toe is, staan vaders van elk allooi naast elkaar te schilderen, terwijl de moeders wedijveren om het lekkerste eten voor de hele buurt. Meedoen aan dit soort activiteiten is essentieel voor het persoonlijke netwerk: ‘die kent daar wel weer een mannetje voor, die kan zus of zo wel even voor je regelen’. Zo zoekt iedere Romein – of eigenlijk iedere Italiaan – zijn eigen inventieve manieren om het disfunctionerende Italiaanse ambtelijke apparaat te omzeilen, waarbij het hebben van een kennis bij de gemeente tot een van de meest prestigieuze network accomplishments behoort. In plaats van tweemaal vier uur in de rij staan voor een half bezet loket, geeft men gewoon de geboorteakte even mee aan betreffende kennis, zodat de stempel zonder al teveel moeite binnen is. Wel werd door onze gids nog even de expliciete notie gemaakt dat men elkaar nooit om gunsten vraagt die de ander in verlegenheid kunnen brengen. “Daar houdt een andere groep mensen zich in Italië zich wel mee bezig.” Ook vraagt niemand ooit iets terug voor zijn of haar gunsten aan anderen (Italiaans eergevoel). Het zal ongetwijfeld keurig worden bijgehouden door de godmothers van de buurt, maar over het algemeen is hier toch echt wel sprake van je


reinste uitgestelde wederkerigheid. In Italië komt ook sociale zekerheid voor een groot deel voor eigen rekening van de burger. De huizen in Rome zijn verschrikkelijk duur en de woningmarkt wordt, net als in Amsterdam, hevig onder druk gezet door private ondernemingen die grote proporties van het beschikbare vastgoed opkomen en tegen woekerprijzen doorverhuren. Het vervelende alleen, is dat voor veel Italianen de enige betrouwbare oudedagsvoorziening in een vrijgekomen huis zit. Kopen op relatief jonge leeftijd is dus essentieel, maar hoe doe je dat dan als starter? Bijvoorbeeld door op z’n Italiaans te trouwen, waarbij de hordes genodigde gasten op zijn minst honderd euro per persoon als bruidscadeau meebrengen. Italiaanse bruiloften leveren gemiddeld dan ook zo’n vijftig- tot zestigduizend euro op, waardoor jonge gezinnen een kickstart krijgen in het leven. Het klinkt voor een socioloog natuurlijk best romantisch, die sterke lokale gemeenschappen. De keerzijde ervan is echter evenzeer aanwezig. Het feit dat Romeinse burgers echt alles zelf moeten regelen maakt dat iedereen continu de portemonnee moet trekken (en dat vervolgens wel echt doet, want Italiaans eergevoel). Hoe kunnen die toch al niet rijke mensen dat dan allemaal steeds maar betalen? “Nou, door het met z’n allen zoveel mogelijk ontwijken en ontduiken van zoveel mogelijk belastingen, natuurlijk!” Ik hoop uiteindelijk dan ook niet dat bovengenoemd verhaal is wat Monbiot bedoelt met het ‘versterken van lokale gemeenschappen’ en ben daarnaast oprecht blij dat Nederland in bestuurlijk opzicht niet net zo’n bananenrepubliek is als Italië. Voor mijn gevoel zijn die Romeinse lokale gemeenschappen namelijk veeleer ontstaan uit bittere noodzaak dan uit intrinsieke goede wil en empathie van de Romein. Het valt in Nederland dus echt (nog) wel mee! Uiteraard neemt het niet weg dat we onze kop in het zand kunnen blijven steken en het geschreeuw aan de idioten over kunnen laten. Ook in Nederland neemt de maatschappelijke urgentie toe, zij het vooral in sociaal economisch en sociaal-cultureel opzicht. Onderling begrip en nuance dreigen, als gevolg van het gepolariseerde debat, volledig te verdwijnen.

“Wij doen de hele dag al dingen die niet mogen. Het verkeer is dus, anders dan in Nederland, voor ons geen uitlaatklep.” Het gevolg voor de solidariteit laat zich raden. Want waarom zou die - al dan niet gedwongen - flexwerker, uitzichtloos gebukt gaand onder zijn precaire voorwaarden, zich in godsnaam nog solidair willen verklaren met wat voor poldermodel dan ook? En waarom zou die tot wanhoop gediscrimineerde ‘buitenlandse’ jongere eigenlijk nog willen knokken om geen self fulfilling prophecy te worden? En waarom ook, aan de andere kant, 13

zou die boze witte man überhaupt nog willen geloven dat het niet ‘aan al die buitenlanders ligt?’ En waarom zou ’s lands neoliberaal niet in zijn vuistje blijven lachen als al zijn potentiële weerstand door (politieke) klimaatverandering verdrinkt? En waarom zou men in alle lagen van het bedrijfsleven niet lekker ‘rationeel’ utilistisch blijven handelen, als er van een sterke overheid als third party actor op het hoogste niveau geen zichtbare sprake meer is? Wij stille Nederlanders leven anno 2018 op z’n minst als zonnekoningen in het Frankrijk van de 17e eeuw en missen derhalve het gevoel van echte urgentie dat tot actie en mobiliseren aanzet. Zo modderen wij uiteindelijk maar wat aan in onze comfortabele, Gronings gas gestookte bubbeltjes en vinden wij heus genoeg van Zwarte Piet (terecht, laat daar geen enkel misverstand over bestaan), maar veel te weinig van de klassieke politieke essentie: de herverdeling van goederen en welvaart. Wat wij werkelijk nodig hebben om de discussie weer op redelijke wijze over wezenlijke maatschappelijke vraagstukken te laten gaan, is dat het stille midden minder stil wordt. Kom kortom, net als ik nu doe, uit uw comfortabele stille bubbel! Nog één keer terug naar Rome. Op de terugweg van het Colosseum, tot slot, werd door onze gids nog even stilgestaan bij de opportunistische doch wel degelijk galante Romeinse rijstijl. “Wij doen de hele dag al dingen die niet mogen. Het verkeer is dus, anders dan in Nederland, voor ons geen uitlaatklep.” Amen.


Boedapest: The city of lights Boedapest; een stad om eens (of meerdere keren) te bezoeken in je leven, een stad om te ontdekken, te genieten en te beleven. Ben je er nog nooit geweest en wil je er nog graag heen? Lees dan snel door (en anders ook gewoon gaan lezen). Wij genieten al bijna een semester lang van deze stad en willen dit graag met jullie delen. Boedapest is zeker een aanrader!

Auteurs: Sanne Tadema en Iris de Jonge

14


Wij, Iris en Sanne, kregen de mogelijkheid om onze minor in het buitenland te doen en konden hierbij kiezen uit verschillende steden, waaronder Boedapest. We hebben veel positieve verhalen over Boedapest gehoord en het leek ons beide de leukste stad om onze minor te doen, maar verder wisten wij ook niet wat ons te wachten stond. Boedapest staat natuurlijk onder de studenten bekend als een heerlijke uitgaansstad, met veel leuke bars (met op één Szimpla en de 360 graden bar) en grote discotheken met vele verschillende dansvloeren (zoals Instant/Fogas, Akvárium, Doboz en Anker’t). Ook is overal 24/7 eten te vinden, zelfs in de discotheken. Vooral pizza slices wordt hier veel gegeten na of tijdens het uitgaan. Daarnaast staat Boedapest bekend om de vele culturele activiteiten die er te doen zijn. Wij hebben geprobeerd zoveel mogelijk cultuur te snuiven (in hoeverre dat mogelijk was). Zo is het uitzicht vanaf de Gellért Hill over de stad ontzettend mooi (vooral tijdens de zonsopgang en zonsondergang), er zijn verschillende Spa’s (e.g. Széchenyibad; de Gellért Spa; Rudas) om te genieten en te relaxen, het Parlement is een ontzettend mooi gebouw (zowel vanbinnen als vanbuiten), in de avond is een bezoek aan Margaret Island zeker aan te raden vanwege de lichtgevende fontein, er zijn vele verschillende musea (House of Terror; World Exhibition; Frida Kahlo) en daarnaast zijn er veel plaatsen om Hongaarse gerechten en drank te proberen (e.g de Goulash, Palinka, Kűrtőskalács). Natuurlijk lopen we ook tegen moeilijkheden aan. Hongaars is bijvoorbeeld een erg lastige taal, maar een aantal woorden hebben we toch zeker wel geleerd. Het eerste woord dat we hier geleerd hebben is Egészségedre (zoals wij het uitspreken: ekkesjegedre), wat betekent “proost”. Als je het iets verkeerd uitspreekt betekent het “op je kont” in plaats van proost, dus hierbij alvast een waarschuwing voor als je een keer Hongarije gaat bezoeken. Naast dit woord is het ook 15

belangrijk om wat andere woordjes te kennen, zoals bedankt (köszönöm) en alsjeblieft (kérem). De oudere generatie waardeert toeristen niet zozeer. Dus de bevolking hier waardeert het als je een aantal woordjes Hongaars kan spreken. Daarnaast hadden we in het begin ook moeite met de valuta. Ondanks dat Hongarije tot de EU behoort, betalen ze hier met de HUF in plaats van met de euro. 1 euro staat gelijk aan grofweg 300 HUF. In het begin dachten we dus ook dat we miljonair waren met zulke grote geldbedragen op zak, maar niks bleek minder waar... Ook tijdens de koude wintermaanden is het prima vertoeven in Budapest. De stad is nog meer verlicht dan normaal en de kerststemming zit er vanaf midden november al goed in! Zo is er een straat helemaal versierd met kerstlichtjes en staat er een grote kerstboom. Ook is een klim op de Gellért Hill in de winter zeker de moeite waard! Wanneer je de top bereikt is er namelijk de mogelijkheid om te genieten van warme Glühwein en een waanzinnig schitterend uitzicht. Waar wij toch wel echt het meest van genieten in deze stad is het prachtige uitzicht als het donker is buiten. Na een lange dag op Corvinus University, maakt dit je dag zeker goed. Kortom, er is genoeg te zien en te beleven in Budapest, en zelfs wij hebben nog lang niet alles ontdekt!


Interview met de docent van het jaar Om het jaar wordt de Docent van het jaar bij de studie sociologie verkozen. De onderwijscommissie van de opleiding sociologie is hier de jury van, waarbij ze onder andere gebruikmaken van peilingen bij studenten. In het collegejaar 2017-2018 heeft Liesbet Heyse gewonnen. Naar aanleiding van de Docent van het jaarverkiezing hebben Anouk Huisman en Elise Kamminga een interview afgenomen met de winnares van de verkiezing bij sociologie. Auteurs: Elise Kamminga en Anouk Huisman

16


Wat doet u eigenlijk precies? U geeft natuurlijk les en doet onderzoek, maar kunt u daar iets meer over vertellen?

Zou u uzelf even voor willen stellen? “Ik ben Liesbet Heyse, 45 jaar oud, ik ben ondertussen al 13 jaar in dienst bij de universiteit en ik woon achter het Noorderplantsoen. Nadat ik bestuurskunde heb gestudeerd in Leiden heb ik een jaar in Amerika gestudeerd, in Boston. Daar heb ik politicologie gedaan. Dat was heel gaaf en ook ontzettend leerzaam. Toen ik terug was kreeg ik een promotiebaan aangeboden in Leiden, waar ik uiteindelijk ben gepromoveerd. Het proefschrift ging over besluitvorming in humanitaire organisaties. Daarvoor ben ik ook in Eritrea geweest om te kijken hoe het er in het echt aan toe gaat. Na mijn promotie ben ik in Enschede aangenomen. Helaas had mijn werk daar te maken met mijn passie voor humanitaire organisaties. Ik kwam in 2005 een advertentie tegen voor een baan in Groningen, voor twee dagen in de week, waarbij ik onderzoek kon doen naar humanitaire organisaties. Dit was bij Rafael Wittek, die betrokken was bij de interfacultaire master van het Network of Humanitarian Action (NOHA). Toen heb ik een tijdje drie dagen in de week in Enschede gewerkt en twee dagen in Groningen. Na tweëenhalfjaar heb ik de overstap gemaakt naar Groningen. Ik ben dus eigenlijk niet echt een socioloog, maar volgens mij ben ik ondertussen al aardig gesociologiseerd, wat geen woord is, maar je snapt wat ik bedoel.”

“Ik heb veel onderwijs gegeven zoals het vak Organisaties en Kwalitatieve onderzoeksmethoden. Ik heb daarnaast ook erg lang in de humanitaire master lesgegeven. De andere helft van mijn baan bestaat uit onderzoek doen. Ik heb vroeger veel onderzoek gedaan bij Artsen zonder Grenzen, waar het personeelsverloop een van de problemen was. Mensen werken vaak kort bij dit soort organisaties. Ik heb onderzoek gedaan naar de oorzaken hiervan. Op dit moment doe ik nog steeds onderzoek naar non-profit organisaties, maar dan focus ik meer op de decentralisatie van het beleid in Nederland en wat de effecten daarvan zijn. Ik ben dus iets meer overgegaan van het interne beleid naar de samenwerking tussen organisaties onderling, maar ook tussen organisaties en gemeenten. Dit doe ik in het veld van de jeugdzorg en op het gebied van arbeidsmarktintegratie van asielzoekers. In het team van Rafael Wittek werk ik mee aan een groot onderzoek naar duurzame samenwerking: hoe blijft samenwerking goed (SCOOP). Dit onderzoek gaat tien jaar duren, en brengt sociologen, sociaal psychologen, historici en filosofen samen van de RUG, de Universiteit van Utrecht en de VU in Amsterdam. Ik zal daar een grotere rol in gaan spelen als bestuurssecretaris en daarom stop ik met het doceren van de bachelor vakken bij sociologie.” Vind u het jammer om minder les te gaan geven? “Ja, ik vind het onderwijs geven heel erg leuk. Wel was het erg intensief omdat je bij vakken als kwalitatieve onderzoeksmethoden ook erg veel feedback moet geven. Ik vind het niet erg dat het nakijkwerk minder wordt, maar ik zal gelukkig wel betrokken blijven bij het onderwijs. Ik zit namelijk in de examencommissie en coördineer momenteel het Honourstraject, waar ik ook nog het vak Societal Challenge Lab doceer. Ook geef ik nog les in de Research Master van de faculteit.” Ondanks dat u minder les gaat geven, bent u wel docent van het jaar geworden, hoe voelt dat? “Ja dat is fantastisch natuurlijk. Het is heel erg leuk om gewaardeerd te worden voor de moeite die je doet. Soms haal ik ook leuke dingen uit de vak evaluaties, daar haal ik ook voldoening uit. Ik weet zelf dat ik veel vraag van studenten, aangezien ik graag met zijn allen meteen aan de slag ga. Daarnaast steek ik er veel tijd in om individuele inzages te organiseren. En ik merk nu dat studenten dat heel fijn vinden. Het is echt leuk daar waardering voor te krijgen.” Kunt u zelf uw manier van lesgeven iets verder omschrijven? Waarom denkt u dat dit goed werkt voor studenten? “Er zijn bij ons op de vakgroep heel veel mensen die prachtige 17


verhalen kunnen vertellen. Daar ben ik naar mijn mening iets minder goed in. Ik werk meer vanuit het principe ‘al doende leert men’: probeer het zelf maar te onderzoeken en ga het maar doen. Natuurlijk levert dit altijd heel veel vragen op, maar ik denk dat je daar wel het meeste van leert. Daarvoor moet ik zelf ook heel goed in de stof zitten, zodat ik alle vragen kan beantwoorden. Het is voor mij dus ook erg leerzaam. Soms heb je natuurlijk wel grotere groepen waarbij het nodig is om toch meer de klassieke collegevorm aan te houden. Daarbij probeer ik toch altijd de relatie met de praktijk te belichten. Ik ben daarom ook overgestapt op open boektentamens waarbij vaardigheden zoals het toepassen van kennis ook belangrijk zijn.” U heeft van alles verteld over uw werk maar wat zijn uw interesses buiten het werk? “Ik zing in een koor en ik ben niet de enige in de vakgroep. Ik weet niet of jullie het weten maar op het vorige lustrum van Sociologie hebben we gezongen met onder andere Rie Bosman, Nardi Steverink, Jacob Dijkstra, Theo van der Zee, Tom Snijders, Marijtje van Duijn en nog een aantal mensen. Toen hebben we verschillende genres gezongen. Bijvoorbeeld een Gronings liedje en natuurlijk kon een Duits liedje ook niet ontbreken, want er zijn aardig wat Duitsers hier. Toen Rafael Wittek op sabbatical ging een paar jaar geleden werd er een Oktoberfest voor hem georganiseerd met de hele vakgroep. Daar zijn nog hele leuke foto’s gemaakt die ik denk ik niet mag delen. Toen hebben we met ongeveer dezelfde mensen nog een aantal bierdrinkliedjes en het Beiers volkslied ingestudeerd en voor hem gezongen. Dus zingen vind ik heel erg leuk om te doen. Het is ook gewoon heel gezellig om te doen, dus dat doe ik elke week. Daarnaast treden we ongeveer twee keer per jaar op. Naast het zingen ben ik allerlei fictieschrijfcursussen aan het doen. Ik schrijf natuurlijk vaak, maar dat is wetenschappelijk en vaak in het Engels. Ik wilde me graag meer bezighouden met Nederlands schrijven, dus nu zit ik op een cursus poëzie. Verder houd ik heel erg van lekker eten, daar kun je me altijd blij mee maken. Ik noem eten zelf altijd een van mijn kerncompetenties. Daarnaast houd ik heel erg van reizen.” Wat zijn uw ambities voor de toekomst? “Ik ben natuurlijk veel bezig met het grote onderzoek van Wittek. Dat vind ik heel interessant om te doen omdat ik daarbij moet samenwerken met onder andere filosofen, die een hele andere manier van denken hebben dan sociologen. Dat maakt het erg leuk maar ook moeilijk. Verder vind ik het heel leuk aan dit project dat je actief bezig bent met het werkbaar houden van de maatschappij. Ik vind dat zelf heel belangrijk en hoop ook in de toekomst met maatschappelijk relevante onderwerpen bezig te blijven. Daarnaast vind ik het leuk om bezig te blijven met het creatieve schrijven. 18

Ik wil ook graag betrokken blijven bij het onderwijs. Ik ben zoals ik eerder noemde betrokken bij het Honoursprogramma. Ik blijf ook een aantal promotietrajecten begeleiden en ik zit in het bestuur van de Nederlandse Sociologische Vereniging. Daarbij zijn we onder andere bezig met een manier om alumni voor te bereiden en te begeleiden bij hun loopbaan. Dat is niet echt onderwijs, maar meer voor de mensen die net klaar zijn met studeren. Het is eigenlijk extra mooi dat ik dit jaar Docent van het jaar ben geworden, net nu ik iets minder de op de klassieke manier bij onderwijs betrokken zal zijn.” Hoe ziet de rest van de Docent van het jaarverkiezing eruit? “Ik ga nu door voor de facultaire docent van het jaar. Dit wordt beoordeeld door een jury die komt kijken bij de colleges van de genomineerden. De jury bestaat uit de vorige docenten van het jaar in deze faculteit. Ze hebben onder andere een college van me gevolgd en we hebben een heel leuk gesprek over onderwijs gehad. De winnaar van de faculteit gaat door voor de verkiezing voor de hele RUG. Ik heb nu natuurlijk al een prachtige beker gekregen. Maar ik weet eigenlijk niet of ik bij de volgende rondes nog iets kan winnen. Wie weet komt er nog iets leuks uit, maar ik ben nu al volledig tevreden!”


Oproep Alumni-editie Ook dit jaar zal SoAP weer een alumni- editite uitbrengen met als thema: ‘‘De Socioloog’’. Lijkt het je leuk om wat te schrijven of een alumni te interviewen? Mail dan voor 22 februari naar: soap.redactie@gmail.com

19


De vervreemding voorbij, terug naar de menselijke maat Vervreemding in organisaties ontstaat als het systeem van bureaucratie, economie en macht de overhand krijgt en onderlinge betrekkingen tussen mensen domineert. CliĂŤnten ervaren een dergelijke situatie als vervreemdend, als een niet bij hun leefwereld passende bejegening of werkwijze. Tijdens mijn promotieonderzoek en werk als directeur in de TBS-kliniek in Groningen werd mij duidelijk dat niet alleen de TBS-gestelden, maar ook de medewerkers een groot aantal procedures als vervreemdend ervoeren. De verplichte toegangscontrole en fouillering van medewerkers, bezoekers en TBS-gestelden, ook als er geen enkele aanleiding tot wantrouwen of risico was, is hier een voorbeeld van.

Prof. dr. GabriĂŤl Anthonio is bijzonder hoogleraar van de sociologie van leiderschap, organisaties en duurzaamheid, bij Sociologie aan de RUG en is Lector aan de NHL-Stenden Hogeschool te Leeuwarden en Voorzitter Raad van Bestuur bij Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). 20


Maar ook de formele rollen bij het verlengen van een TBS-maatregel of intrekken van de verlofmogelijkheden, die rechters, advocaten en ikzelf als directie van de TBS-kliniek vervullen, werkten vervreemdend. Ik kon verloven intrekken namens de minister van Justitie. De TBSgestelde kon hiertegen in beroep gaan bij een klachtencommissie. Ik hoefde zelf bij een dergelijk ingrijpende maatregel geen uitleg te geven, maar moest slechts een formulier (laten) overhandigen. Er is bij deze ervaren vervreemding vooral veel aandacht voor de juistheid van de procedure zelf en in verhouding weinig tot geen aandacht voor het contact met de TBS-gestelde zelf. Dit maakt dat procedures als betekenisloos en kil worden ervaren. Ik heb deze en andere vormen van vervreemding zelf geregeld als inhumaan, vernederend ervaren. Hiervan doe ik verslag in mijn proefschrift (Anthonio, 2005).

afnemen gaat ons gelukkig niet zonder slag of stoot af. Dat wordt in Nederland gelukkig grondig door de rechtbank getoetst. Als mentorschap of bewindvoering niet toereikend is, kan iemand onder curatele worden gezet. Iemand is dan handelingsonbekwaam. Het is om meerdere redenen een moeilijke kwestie om iemand onder curatele te zetten. Het heeft nogal wat voeten in de aarde voordat het zover is. Er zijn verklaringen van deskundigen zoals een psychiater nodig, en ook ouders, broers en zussen hebben er wat over te zeggen. Is iedereen het er mee eens? Is onze zoon, broer of zus of een van onze ouders echt handelingsonbekwaam? Moeten anderen, de curatoren, de financiĂŤn, medische zorgkeuzes en allerlei regelzaken van huur tot uitkering in zijn of haar leven wel volledig overnemen? Ik ben vanuit mijn beroep als gedragswetenschapper en hulpverlener in de zorg bij meerdere zaken van curatele stelling betrokken geweest. Het waren ingewikkelde, formele en tegelijk emotioneel beladen trajecten. Ook kregen familieleden het geregeld met elkaar aan de stok. Men vertrouwde elkaar de verantwoording over de centen van de handelingsonbekwame niet toe. Dat werd dikwijls hardop in de rechtszaal over en weer uitgesproken. En de betrokkene zelf heb ik meermalen luidkeels horen protesteren tijdens de rechtszitting. Het zal je maar gebeuren, je bent ineens alle keuzevrijheid kwijt. Iemand anders bepaalt, bij voorkeur in overleg, alle belangrijke keuzes in je leven. Hij of zij kan en mag vanaf dat moment de betrokkene ook overrulen. Het is aan de rechter dat te bepalen.

Humanisering Vernedering kunnen we opheffen of verminderen door een organisatie te humaniseren. Hierdoor worden procedures ondersteunend aan het ntermenselijke verkeer en krijgen ze weer betekenis. Het formeel afwerken van een procedure is niet langer een doel op zich. Terug naar de menselijke maat. Hiervoor kunnen we een sociologische voorstelling maken, door beelden of vergezichten te schetsen die ons helpen om organisaties waar het risico op vervreemding groot is, zoals binnen de justitieketen, te humaniseren. Soms helpt het leven mee, praat het terug. Dan hebben we geen sociologische voorstelling nodig maar biedt een sociologische observatie van een concrete ervaring of gebeurtenis reeds een wenkend perspectief. Hieronder doe ik verslag van een sociologische observatie, die de vervreemding voorbij gaat. Onder curatele Iemand zijn vrijheid

en

Onze zoon Ik ga met onze autistische en verstandelijk beperkte zoon van 21 jaar, functionerend op het niveau van een kind van nog geen drie jaar, naar de rechtbank. Hij heeft geen taalontwikkeling en we praten in gebarentaal met elkaar. Hij is 21 geworden en moet onder curatele gesteld worden omdat hij rondom zijn financiĂŤn, diverse regelzaken en de zorg geen regie kan voeren over zijn eigen leven. Hij is handelingsonbekwaam. De gang naar het gerechtsgebouw met hem valt me zwaar. Ik ga met ons prachtkind, uniek en kwetsbaar, naar

verantwoordelijk 21


vragen en wil toespreken. Hij heeft gelijk, ik houd mijn mond. Er komt geen zichtbare reactie van onze zoon. Hij luistert alleen aandachtig, kijkt de rechter vriendelijk aan en houd Grover stevig vast. Dan richt de rechter zich tot mij met allerlei vragen. Ik vind het moeilijk. Hoe kan ik over dit mooie en lieve mens, onze zoon van 21 maar in wezen nog een klein kind, nu zoveel narigheid vertellen? Hoe kan ik onze zoon vertellen over de problemen in zijn functioneren, al zijn beperkingen en risicovolle gedrag? En hoe kan ik hem vertellen dat hij onder curatele moet?

een overweldigend instituut met eigen rollen en voorschriften. Ik stap de vervreemding binnen. De detectiepoort Het gerechtsgebouw ziet er imposant uit. We worden eerst naar de detectiepoort gedirigeerd. Onze zoon huppelt vrolijk door de poort en geeft de stoere beveiliger een hand. Alle bellen gaan achter hem af. Onze zoon lacht vriendelijke en wappert vrolijk met zijn handen. De beveiliger moet even nadenken en vraagt aan hem om even te wachten totdat ik door de procedure heen ben. Onze zoon kijkt hem alleen maar lachend aan en blijft zijn hand vasthouden. Hij wacht. Dan moet ik door de poort. Ook bij mij gaan de bellen af. Onze zoon lacht, hij vindt het geluid mooi. De beveiliger: “U bent de advocaat meneer?’’ “Nee, ik ben zijn vader.’’ “Oh, dan moet u terug.” Mijn zoon laat de hand van de man los en loopt mij achterna, hij heeft het woord ‘terug’ goed gehoord. Ik verontschuldig me voor onze zoon en leg aan de beveiliger uit dat hij niet kan praten. Onze zoon loopt nu tussen de beveiliger en mij heen en weer. De alarmbellen blijven rinkelen. Onze zoon lacht, hij geniet van het geluid. Ik doe mijn tas, riem en horloge op de band. Maar de man gebaart met een grote glimlach op zijn gezicht dat het allemaal niet meer hoeft en we door kunnen lopen. Hij schudt lachend zijn hoofd, en steekt zijn duim omhoog naar onze zoon. “Loop maar door heren, ziet er allemaal goed uit bij jullie.” Door zijn gedrag zien we er kennelijk veilig genoeg en niet bedreigend uit, we mogen verder.

De rechter besluit, mijn zoon ook! Na mijn toelichting geeft de rechter aan dat hij het besluit neemt tot curatele. Ik slik even een brok in mijn keel weg. Ik ben het er mee eens, maar het is nogal wat. Het is een definitief keerpunt in het leven van ons gezin en van onze zoon. Onze zoon is vanaf vandaag alle regie definitief kwijt, zo voelt het. Ik gebaar naar hem dat we nu op mogen opstaan en gaan vertrekken. Dan neemt mijn zoon ook een besluit. Spontaan, nog voordat ik kan ingrijpen, huppelt onze zoon met zachte blauwe Grover in zijn hand naar voren en geeft de rechter een hand. Uiteraard is dat, het naar voren lopen en aanraken van de rechter niet toegestaan in de rechtbank! Onze zoon houdt de hand van de rechter even vast, kijkt hem vriendelijk diep in de ogen aan. Alsof hij wil zeggen, dankjewel! De rechter verkleurt, ik zie een traan, de griffier krimpt ineen. Onze zoon loopt na de handdruk rustig terug en zwaait nog even naar de rechter en griffier. De griffier en de rechter staan met een zucht op, buigen licht naar hem. Steken beiden zwaaiend hun hand uit hun toga omhoog. “Dag jongen”, klinkt het hees en hoestend. “Een fijne dag verder.” En mijn zoon huppelt met Grover in zijn hand met me mee naar buiten. Mijn zoon wil ook nog even afscheid nemen van de beveiliger. Die gebaart lachend en zwaaiend dat hij door mag lopen. Mijn zoon zwaait terug. Als we buiten staan kijkt mijn zoon me opgelucht en glimlachend aan alsof hij zegt: “Bedankt papa en meneer de rechter, ik sta nu onder curatele….” Hij vraagt daarna voorzichtig, in gebarentaal, om een ijsje. Uiteraard krijgt hij een ijsje, ook al is het nog maar negen uur in de ochtend!

In de rechtszaal In de rechtszaal richt de rechter, in toga gekleed, zich na de inleiding over het doel van de zitting eerst tot onze zoon. Hij kijkt naar de rechter, schommelt zacht heen en weer met zijn favoriete blauwe pop, Grover uit Sesamstraat, in zijn hand. Ik geef aan dat hij niet kan praten. De rechter zegt dat hij dat wel weet, maar eerst de betrokkene zelf toch even wat wil 22


Vervreemding voorbij Als sociale wetenschapper is het zaak om het leven zo nauwkeurig mogelijk te onderzoeken en het door middel van observaties en dataverzamelingen te beschrijven. Soms ben ik zelf op zoek naar feiten en mechanismen in dat leven, maar soms gaat het precies andersom. Dan dringt het leven zich als het ware aan mij op. Het leven praat terug, doet een appèl op mij.

interventies die de situatie in een ander perspectief zetten, de humaniteit benadrukken en daarmee naar voren halen. Het begint met aandacht geven aan de mens in de functionaris. Alle formaliteiten, de categorie waarin we verschijnen op het toneel van het systeem, verdwijnen naar de achtergrond. We kunnen de ander ‘gewoon’, als medemens zien. De ander ontmoeten, een hand geven, even goed aankijken en ruimte maken voor plezier, humor en misschien zelfs ontroering. Langs de weg van humanisering, de vervreemding voorbij. Hiermee wordt niet de procedure op zich veranderd, maar wel de houding en het gedrag van mensen. De procedure krijgt hierdoor meer betekenis en waarde voor alle betrokkenen. Wat in de rechtszaal werkt, zou ook kunnen werken in andere organisaties, waaronder het academische onderwijs.

Tijdens deze gebeurtenis heb ik medewerkers van de beveiliging en de rechter en griffier tijdens de rechtszitting qua houding en bejegening zien veranderen. Ze stapten als het ware uit hun formele rol en maakten contact met mijn zoon. Ze transformeerden van functionarissen naar mensen, zonder hun formele werk op zich geweld aan te doen. Door het gedrag van onze zoon werd het formele, rationele en bureaucratische systeem, zonder dat hij er erg in had, op zijn kop gezet. De verschillende functionarissen gingen hierin mee, hun houding en gedrag veranderde naar een meer menselijke maat. Ineens was daar een kortstondig, persoonlijk en non-verbaal contact. Er was zichtbaar en aanstekelijk plezier en humor en tegelijk wederzijds respect. We voelden allemaal enige ontroering. De vervreemding voorbij, het systeem overwonnen en terug naar de menselijke maat.

Terwijl ik dit opschrijf staat onze zoon achter mij. Ik kijk hem aan. Hij klapt in zijn handen, danst op het ritme van het liedje Lang zal hij leven. En zo is het, iedere dag kunnen we het leven samen vieren, ook als er formeel niemand jarig is! Het leven heeft ons als academische functionarissen, maar vooral als mensen, nog zoveel meer te vertellen.

Reflectie Als ik deze gebeurtenis op me in laat werken en aan al die (sociologische) onderzoeken en literatuur over bureaucratie, rationalisering en vervreemding in organisaties denk, vraag ik me af wat het leven mij hier door mijn zoon heen vertelt. Misschien moet ik de gebeurtenis als kwalitatieve dataset niet proberen te categoriseren en te ordenen. De gebeurtenis spreekt voor zichzelf en heeft verder bewerking nodig. Wat ik heb gezien en ervaren is dat systemen en hun functionarissen snel kunnen veranderen, via de weg van kleine revoluties: 23


‘‘Integratie moet echt van twee kanten komen’’ Coby van Niejenhuis is docente aan de universiteit van Groningen (RUG). Daarnaast doet zij onderzoek naar taalbeheersing en integratie onder immigranten in Nederland. In opdracht van het Honours College interviewde ik haar over haar onderzoek en onderwijs. Auteur: Bauke van der Kooij

24


Ik ontmoet haar op een terras in de zon, op nog geen honderd meter van de collegezalen waar ze zojuist heeft lesgegeven. Op de vraag of ze liever lesgeeft of onderzoek doet, kan ze geen antwoord geven. “Onderwijs geven vind ik heel erg leuk: het contact met de studenten, de dynamiek. Bovendien leer je veel nieuwe dingen als je lesgeeft. Maar onderzoek is ook heel leuk. Werken aan één specifiek onderwerp, iets helemaal uitpluizen. Het is juist de combinatie van onderwijs en onderzoek dat mijn werk leuk maakt.” Haar proefschrift (I speak thus I belong), gaat over het leren van de Nederlandse taal en de culturele integratie van immigranten. Zijn immigranten die de taal beter spreken ook beter geïntegreerd? En zijn er andere factoren die minstens zo belangrijk zijn in de integratie of misschien zelfs belangrijker? Uit een van de studies uit het proefschrift, bleek dat hoogopgeleide tijdelijke immigranten (sojourners) zich in toenemende mate met Nederland gingen identificeren terwijl ze de taal leerden. Alleen voor tijdelijke immigranten met een hoge mate van sociaal initiatief, dat wil zeggen immigranten die makkelijk sociale contacten leggen, gingen de toenemende taalvaardigheden gepaard met een positieve verandering in de houding ten aanzien van de Nederlandse cultuur. Tijdelijke immigranten met een heel open karakter werden na verloop van tijd overigens sowieso positiever ten opzichte van de Nederlandse cultuur, of zij nou de taal leerden of niet. Taalontmoetingen Coby haar promotietraject was deels gericht op het evalueren van de interventie ‘Taalontmoetingen’: vrijwilligers die taalles gaven aan sociaal geïsoleerde immigranten. “Het Oranje Fonds, voor wie dit onderzoek destijds werd gedaan, had denk ik gehoopt op nóg

“Uiteindelijk hebben we de instrumenten in zes talen vertaald” sterkere effecten. Maar dat hoort er ook bij onderzoek doen: de effecten en resultaten die je uiteindelijk krijgt zijn niet altijd zo sterk als je zou willen. Soms zijn er helemaal geen resultaten. Maar geen resultaat is ook resultaat.” Het onderzoek was complex: zelfs Coby moet even nadenken over de precieze opzet. Het Oranje Fonds financierde uiteindelijk 22 lokale organisaties in meer dan 35 gemeenten. De lokale organisaties koppelden één (of 25

Fotograaf: Rita Smaniotto

enkele) immigrant(en) aan één vrijwilliger. De taalontmoetingen moesten zowel de taalvaardigheid van de immigranten stimuleren als de mate waarin ze meededen in de samenleving. Het betrekken van de deelnemende immigranten bij het onderzoek viel echter niet mee. Coby: “De oorzaak hiervan was grotendeels dat het om immigranten ging die de Nederlandse taal nauwelijks spraken. Aangezien ze doorgaans ook geen Engels, spraken moesten we de vragenlijsten en interviews in de moedertaal van de immigranten doen. Uiteindelijk hebben we de instrumenten in zes talen vertaald. Meer was financieel niet haalbaar. Immigranten die een andere taal spraken, konden niet meedoen aan het onderzoek. Een ander lastig punt in het onderzoek was dat het, zoals het programma beoogde, om sociaal geïsoleerde en dus veelal kwetsbare mensen ging waarvan een deel niet aan het onderzoek mee ‘durfde’ doen. Dat is heel jammer, maar wel begrijpelijk. De groep bestond deels uit vluchtelingen. Die hebben heel andere dingen aan hun hoofd dan een onderzoek. Ze zijn vaak erg beschadigd. Probeer maar eens uit te leggen waarom ze jou zouden moeten vertrouwen. Dat valt niet mee.


Maar dat is niet alles. “Bovendien waren er ook veel uitvallers. Bij de eerste meting werden 134 vragenlijsten ingevuld. Bij de derde meting, na ongeveer tien maanden, werden er nog maar 25 vragenlijsten ingevuld.” Van twee kanten Coby kan zich vaak irriteren aan hoe door zowel linkse als rechtse politieke partijen wordt gesproken over integratie. “Neem bijvoorbeeld van Haersma Buma van het CDA, die zegt dat hij het onbestaanbaar vindt dat zo veel nieuwkomers in Nederland de taal niet machtig zijn. Hij legt de schuld volledig bij hen neer zonder stil te staan bij hoe het Nederlandse systeem dat het leren van de taal veelal bemoeilijkt in plaats van faciliteert.” Gelukkig is de aandacht hiervoor de laatste tijd toegenomen. Neem bijvoorbeeld het ‘Rapport inburgering’ uit 2017 van de Algemene Rekenkamer en meer recent het rapport ‘Valse start’ van de Nationale Ombudsman. “De inburgeringscursussen zijn geprivatiseerd en asielzoekers zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen inburgering, terwijl ze dergelijke zelfredzaamheid in een nieuw land doorgaans nog helemaal niet aankunnen.” Coby neemt snel een slok van haar tweede kop koffie. Er zijn meer problemen. “Daarnaast is er voor deze cursussen wel een ‘kwaliteitskeurmerk’, maar deze blijkt niet betrouwbaar te zijn. De cursussen zijn vaak niet goed, en lokken asielzoekers door ze bijvoorbeeld ‘gratis’ laptops aan te bieden. Inburgeraars die de taal- en inburgeringstoetsen niet binnen de gestelde termijn halen, moeten de lening die ze daarvoor van de overheid hebben gekregen

“Veel immigranten die gemotiveerd aankwamen in Nederland, raken gedesillusioneerd” geheel terugbetalen. Bovendien komt hun verblijfsvergunning dan in gevaar. De regels zijn vooralsnog hetzelfde voor alle immigranten. Dit is onterecht. Een analfabeet heeft bijvoorbeeld meer moeite om te taal te leren dan een alfabeet.”

26

Dit leidt tot frustratie, zowel bij immigranten als bij van Niejenhuis. “Veel immigranten die gemotiveerd aankwamen in Nederland, raken gedesillusioneerd. Integratie kun je mensen niet door de strot duwen. Het moet van twee kanten komen. Allereerst moeten wij ons integratiebeleid drastisch veranderen, wat gelukkig gaat gebeuren! Daarnaast zouden Nederlanders zich mijns inziens wat meer open kunnen stellen voor immigranten. Het is voor immigranten moeilijk om te integreren als de sociale netwerken van Nederlanders gesloten zijn. Dit maakt het bijvoorbeeld lastig om de Nederlandse taal te oefenen. Terwijl dit essentieel is om de taalvaardigheden te ontwikkelen en op niveau te houden. Daarom vind ik een initiatief als Taalontmoetingen ontzettend inspirerend. Nederlanders en immigranten nemen beide verantwoordelijkheid. Ze zetten zich gezamenlijk en vrijwillig in voor integratie. En dan blijkt het ook nog daadwerkelijk mooie resultaten op te leveren: uit het onderzoek naar de taalontmoetingen bleek namelijk dat zowel de taalvaardigheid van de deelnemers als de zelfstandige deelname aan de Nederlandse maatschappij wel degelijk vooruit gaat.” Als ik haar, wanneer de bodem van de beker in zicht komt, tot slot vraag wat ze in de toekomst zou willen doen, zegt ze gemotiveerd: “In vervolgonderzoek zou ik het interessant vinden om verder te kijken naar beleid en interventies die zijn gericht op integratie. Per 2020 wordt het integratiebeleid gedecentraliseerd. Gemeenten zijn dan verantwoordelijk. Er gaan dan dus meer lokale verschillen ontstaan. Ter voorbereiding daarvan, maar ook na de invoer zou het heel mooi zijn om good practices in kaart te brengen. Zaken die heel veelbelovend zijn, hoeven niet perse effectief te zijn. Onderzoek hiernaar is mijns inziens dan ook hoognodig.”


Tijd voor geestelijke revolutie? Auteur: Franck Fluitman

De materialistische waarden binnen onze samenleving nemen toe. De moderne samenleving is jong. Wij zijn amper een bladzijde in encyclopedie van de mensheid. We staan echter zelden stil bij de gigantische vooruitgang die is geboekt in de afgelopen 150 jaar. Vooruitgang die is mogelijk gemaakt door een exponentiële groei in onze kennis en heeft gezorgd voor de industriële revolutie. Deze vooruitgang heeft, in de westerse wereld, een hoge levensstandaard mogelijk gemaakt. De materialistische waarden zijn hierdoor steeds sterker geworden, wat ten koste is gegaan van onze idealistische waarden. Materialisten hechten vooral waarde aan fysieke spullen, in tegenstelling tot idealisten, die meer waarde hechten aan alles wat geestelijk is. Uit onderzoek blijkt dat mensen met meer materialistische waarden ongelukkiger zijn (Dittmar et al., 2014). Zijn we daarom niet compleet doorgeslagen? Zelf ben ik van mening dat deze vooruitgang goed is geweest voor de mensheid, maar dat het zijn doel heeft vervuld. Het is tijd geworden voor een nieuw soort revolutie: de geestelijke revolutie. Deze toename in materialistische waarden maakt mensen ongelukkiger. We willen alsmaar meer. We zijn immers onverzadigbaar, vertelt de overheid ons wanneer economische groei bovenaan de politieke agenda staat. De middelen zijn het doel voorbij gegaan. Een toename in fysieke spullen zorgt namelijk maar voor een

kortstondige verzadiging, waarna vrijwel meteen een nieuw doel wordt gesteld. Doelen worden dus constant naar boven bijgesteld, vaak zelfs al voor het doel überhaupt bereikt is. Dat wat wij allemaal willen, hetgeen waarvan wij denken gelukkig te worden, is altijd iets wat in de toekomst zal liggen. Het streven naar een doel dat nooit gehaald zal worden zal zorgen voor een leven dat nooit helemaal voldaan zal voelen. Het is tijd voor een verandering in de manier waarop we denken. Op school leer je hoe je x moet vinden, hoe hoog- en laagconjunctuur werkt en wanneer je een d of t aan het einde van een woord moet plaatsen. Maar wat je niet leert op school is hoe je gelukkig wordt, dat het normaal is

‘‘The present moment is all you ever have. There is never a time when your life is not this moment.”- Tolle Eckhart om mindere momenten te hebben en dat het niet erg is om je slecht te voelen. Is het niet eens tijd om onze waarden en die van onze kinderen te veranderen? Het blijkt namelijk dat het aantal mensen met psychische klachten toeneemt (CBS, 2018), en ik merk in mijn omgeving dat de onzekerheid in mensen alsmaar toeneemt, vooral onder jongeren. Dit heeft grote negatieve gevolgen voor de mensen zelf, andere mensen en het 27

klimaat, omdat ons onverzadigbare onbewustzijn geen rekening houdt met de consequenties voor mens en milieu. Dit geldt voor zowel voor de allerrijksten die nog rijker willen worden als voor de consumenten die alles voor de laagste prijs willen. De manier waarop verschilt, maar oorzaak is hetzelfde: we willen meer, ongeacht de gevolgen. We weten namelijk allemaal donders goed wat de gevolgen zijn, maar we doen alsof we het niet weten. Ik zeg niet dat we terug moeten gaan naar een landbouwsamenleving, of dat we allemaal monnik moeten worden. Ik pleit voor een doelverschuiving, waarbij goederen enkel ondersteuning bieden voor de nieuwe doelen: innerlijke rust en het geluk dat vanuit daar kan groeien. Doelen die wel realiseerbaar zijn. Dan kunnen we met zijn allen vanuit daar een mooiere, liefdevollere en gelukkigere samenleving opbouwen. Het is tijd voor de volgende revolutie. Het is tijd voor de geestelijke revolutie. Bronnen: CBS. (2018). 1 op de 12 jongeren is psychisch ongezond. Geraadpleegd van https://www.cbs.nl/nl-nl/ nieuws/2018/45/1-op-de-12-jongeren-ispsychisch-ongezond Dittmar, H., Bond, R., Hurst, M., & Kasser, T. (2014). The relationship between materialism and personal well-being: A meta-analysis. Journal of Personality and Social Psychology, 107(5), 879-924.


Revolutie op micro-niveau Auteur: Rie Bosman

In april 2017 schreef ik in mijn laatste ‘boekenrubriek’ in SoAP over Strangers in their Own Land van Arlie Hochschildt. Ik vind het erg leuk om nu de pen weer op te nemen, maar het eerste probleem is direct: welk boek? Welke boeken? Want ondanks de drukte die mij noopte de rubriek te staken, ben ik wel (veel) blijven lezen. Ik kan de boeken naar verschillende thema’s rangschikken, maar het thema van deze SoAP, ‘revolutie’ is daar niet bij. Om toch een beetje in de buurt te blijven kies ik ten eerste het boek Cécile en Elsa, strijdbare freules, van Elisabeth Leijnse (2015). Een gelauwerde en bekroonde dubbelbiografie van twee adellijke dames (1866-1944 resp. 1868-1939) aan wier levens tal van revoluties voorbij trokken. Ten tweede kies ik een weinig revolutionair boek dat - alhoewel ook net verschenen en bekroond - in alle opzichten het tegendeel is: het speelt zich af in het hier en nu tussen een meisje en een jongen die eindexamen doen en gaan studeren (met een Erasmusbeurs naar Zweden bijvoorbeeld), maar die niet met en niet zonder elkaar kunnen.

Eerst het boek van Elisabeth Leijnse, hoogleraar letterkunde aan de universiteit van Namen in België. De biografie van Cécile en Elsa de Jong van Beek en Donk is gebaseerd op dagboeken, brieven en historische documenten en is zowel levensgeschiedenis, cultuurgeschiedenis als maatschappijgeschiedenis. Het is onvoorstelbaar dat zoveel persoonlijke correspondentie bewaard is gebleven; naar alle brieven wordt nauwgezet verwezen in een uitgebreid noten-apparaat. Vooral de dagboekfragmenten en de brieven geven de biografie een persoonlijk en zelfs intiem en emotioneel karakter - de hoofdpersonen zijn zèlf aan het woord. De revoluties die zich voltrekken tijdens het leven van Cécile en Elsa - de Russische Revolutie, de Eerste Wereldoorlog, en de Tweede Wereldoorlog – spelen allemaal een voorname rol, maar de meeste aandacht gaat toch naar de 28


feministische golf. Cécile schreef de eerste feministische roman in Nederland (Hilda van Suylenburg, ik heb het tot mijn schande niet gelezen), en wijdde zich fanatiek aan de organisatie van de eerste tentoonstelling van vrouwenarbeid. Beide zussen voeren ook hun eigen persoonlijke revolutie, ze worstelden met een onafhankelijk bestaan, hun vooruitstrevende en autonome opvatting van de vrouwenrol, en de eisen die hun echtgenoot, huwelijk en omgeving aan hen stelden. Naast godsdienstige en politieke ontwikkelingen spelen kunst en vooral muziek een voorname rol in het boek: de adellijke dames hadden weliswaar geen groot familiebezit, maar hun cultureel en sociaal kapitaal was onmetelijk. Het boek is prachtig geschreven en een genot om te lezen, maar ik weet niet of veel lezers van SoAP dit boek zullen kiezen. Misschien zullen ze het liever aan hun moeder geven (waardoor het dan toch voor ze beschikbaar blijft!). Ik heb het boek vooral gekozen omdat deze rijke biografie, als tussenvorm tussen een roman en een geschiedenisboek, zo’n ongelofelijk breed venster biedt op bijna een eeuw sociale, culturele en politieke ontwikkelingen in Nederland.

belangrijkste thema: dat is het fascinerende proces van miscommunicatie in een prille liefde, van aantrekken en afstoten, van echte liefde die niet direct door de betrokkenen herkend wordt of erkend wil worden. De hoofdstukken worden beurtelings beschreven via de ogen van de jongen en het meisje, waardoor hun beider gedachten en emoties invoelbaar worden. Onder het vertelde verhaal ligt nog een onverteld verhaal, dat af en toe in een woord of een bijzin de kop opsteekt. Show, don’t tell.

Over het tweede boek, Normal People van Sally Rooney, wil ik kort zijn: ik wil daar ook niet te veel van weggeven. De Ierse schrijfster is geboren in 1991 en nauwelijks ouder dan haar hoofdpersonen. Ook het boek speelt zich af in Ierland, in de periode 2011 tot 2015. De hoofdpersonen zitten bij elkaar in de eindexamenklas, de (ongehuwde) moeder van de jongen werkt als werkster bij de moeder van het meisje, een advocate die weduwe is. Op school doen ze alsof ze elkaar nauwelijks kennen, en dat blijft zo als ze een relatie krijgen. Ze zijn beiden de beste van de klas, en het meisje gaat als vanzelfsprekend naar het prestigieuze Trinity College in Dublin. Op haar aandringen – en om bij haar in de buurt te blijven - volgt de jongen haar voorbeeld en geeft zich ook op. Hij wordt aangenomen en krijgt later zelfs een selectieve beurs waardoor zijn materiële omstandigheden sterk verbeteren. De meritocratie werkt, ook in Ierland. Maar ook het klasse-onderscheid blijft werken: de universiteit lijkt hoofdzakelijk bevolkt te worden door verwende kinderen van rijke ouders, die in één oogopslag zien dat de jongen alhoewel briljant, niet van hun komaf is. Het meisje heeft hier onvoldoende oog voor, en dat is één van de thema’s in het boek. Niet het

Ik ga niet proberen de beide boeken te vergelijken, daar is ook totaal geen reden voor. Lees het boek van Rooney (ik las het twee keer), lees romans, maar … lees ook biografieën.

29


Bauke van der Kooij

S u i k e r b i e t In een klein dorpje in Texas, genaamd Coleman (niet te verwarren met de socioloog James Coleman of jazzsaxofonist George Coleman) zaten vier mensen op de veranda. Het was zeer heet. De stiefzoon stelt voor om te gaan eten in Abilene (ook bekend van het nummer ‘Abilene’ door George Hamilton IV), bijna op 100 kilometer afstand. De vrouw van de stiefzoon zegt: ‘wat leuk, wat een goed idee’. De schoonvader zegt ‘is goed, ik hoop dat moeder ook mee wil’. De schoonmoeder zegt: ‘goed idee, ik ben al lang niet meer in Abilene geweest’. De rit is warm en zweterig, het eten is koud en niet lekker. Ze rijden terug, en komen na een even lange terugreis vermoeid thuis. Stiefvader zegt dat het erg leuk was, en vraagt wat de anderen vonden van het uitstapje. Moeder zegt dat ze het niet zo leuk vond, maar dat ze meeging omdat stiefvader ook meeging. Stiefvader antwoordt dat hij alleen

mee is geweest, om de anderen een plezier te doen. De vrouw zegt op haar beurt dat zij meeging omdat de stiefzoon het voorstelde. De stiefzoon zegt dat hij het voorstelde, omdat hij dacht dat de rest zich verveelde. Alle leden van de groep waren liever thuisgebleven, maar toch hadden ze dat niet op tijd aangegeven en hadden zij de vermoeiende tocht gemaakt. Dit heet de Abilene-paradox. Dan nog even drie weetjes over suikerbieten. De suikerbiet is een tweejarige plant, wordt tot 80 centimeter hoog en wordt tegenwoordig in Nederland niet zo heel veel meer gebruikt. Er zijn nog twee fabrieken in Nederland die suikerbieten verwerken. Eén daarvan staat in Hoogkerk.

30


Om SoAP drie keer per jaar uit te brengen, zijn we altijd op zoek naar redactieleden. Hierbij kun je denken aan schrijvers, fotografen of vormgevers. Het schrijven voor SoAP is volledig vrijblijvend: als je de eerste editie schrijft, betekent dat niet dat je de volgende edities ook mee moet schrijven. Stuur ons een mailtje als je benieuwd bent!

www.soapgroningen.nl Facebook SoAP-Groningen Twitter SoAP_Groningen Instagram soapgroningen

31 31


soap.redactie@gmail.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.