In de praktijk - 1ste trimester 2019

Page 1

in de praktijk informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts nr. 1 – 1ste trimester 2019

Waar halen we onze implantaten na een harde brexit? 2

3

6

Antibiotica krijgen klappen

Een stralende toekomst voor protontherapie?

(On)gepaste zorg bij kankerpatiĂŤnten


Welke toekomst voor antibiotica? De antibioticaresistentie rukt op. Als het probleem niet wordt aangepakt sterven er binnenkort 10 miljoen mensen per jaar aan banale infecties. Bieden nieuwe antibiotica een uitweg? 12 moordbacteriën De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) publiceerde een zwarte lijst van 12 bacteriën die onze gezondheid het meest bedreigen. Met stip op 1: de ‘Acinetobacter baumannii’, die nu al welig tiert in zieken- en rusthuizen en die zich kiplekker voelt in airco’s, op katheders en in beddengoed. Bij oude en verzwakte patiënten veroorzaakt ze een dodelijke infectie van de longen of de bloedbaan. “Maar nóg verontrustender”, schrijven de WHOexperts, “is dat er intussen stammen bestaan die ongevoelig zijn voor álle gangbare antibiotica.” Ook de carbapenems, de strafste antibiotica, bieden niet langer garantie op herstel.

“Antibiotica­ resistentie is een fundamentele bedreiging voor de menselijke gezondheid” — Ban Ki-moon

Nieuwe wapens tegen resistentie? We verliezen de strijd van bacteriën die zich razendsnel aanpassen. En dus moeten we op zoek naar nieuwe wapens, nieuwe antibiotica. Niet makkelijk, want een antibioticum ontwikkelen kost makkelijk meer dan 1 miljard euro. Nieuwe natuurlijke antibiotica ontdekken dan maar? Het kan, maar dan moeten wetenschappers wel aan de slag in minder onderzochte taxa. Of in obscure ecologische niches zoals mariene omgevingen. Ook in de grond zitten miljoenen micro-organismen die potentieel therapeutische verbindingen produceren, maar die kunnen meestal niet gekweekt worden in een labo en zijn dus moeilijk te onderzoeken. Wat we kunnen kweken is niet langer productief, wat wel productief is kunnen we niet kweken. Genomic sequencing biedt eveneens kansen. Sinds ‘Heamophilus influenza’ in 1995 werd gesequenced, is de interesse van de farma flink toegenomen. Het synthetisch modificeren van bekende ‘scaffolds’ is dan weer een prima kortetermijnoplossing om infecties met resistente pathogenen te behandelen. Duurzamer is om nieuwe scaffolds op te sporen.

Vorig jaar werd een nieuwe klasse antibiotica aangekondigd, de malacidines. Veelbelovend, maar het is nog wel enkele jaren wachten voor deze in de klinische praktijk opduiken.

Doeltreffender behandelen Terwijl onderzoekers vroeger op zoek gingen naar zo breed mogelijke antibiotica, hebben nieuwe antibiotica een smallere werkzaamheid. Ze doden bijvoorbeeld alleen de grampositieve bacteriën. Recent zijn zelfs antibiotica ontwikkeld die alleen doeltreffend zijn tegen stafylokokken. De toepassingen zijn beperkt, maar er zijn ook voordelen. Zo is er minder schade aan de endogene microflora van de patiënt. Combinatietherapie is een andere manier om slimmer om te gaan met het bestaande arsenaal aan antibiotica. Antibiotica met een hoge resistentie werken vaak wel in combinatie met een ander antibioticum. Combinatietherapie zou de ontwikkeling van resistentie zelfs kunnen onderdrukken. Natuurlijk ligt de sleutel niet volledig bij geneesmiddelenontwikkelaars of zorgverleners. Het veelvuldige gebruik in de veeteelt blijft bijvoorbeeld een zere plek. Bart Demyttenaere

Colofon

In de praktijk is een informatieblad van de Socialistische Mutualiteiten voor de arts, uitgegeven door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Redactieadres: In de praktijk • Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52 • E indepraktijk@socmut.be Hoofdredactie: Bart Demyttenaere Schreven mee aan dit nummer: Bart Demyttenaere, Kim Isenborghs, Véronique Mertens, Dimitri Neyt, Leen Snijkers, Hilde Van de Velde, Ines Watté, Didier Willaert Lay-out: artoos group Druk: Goekint Graphics Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 1ste trimester 2019

2


Een stralende toekomst voor protontherapie? Of dreigt desintegratie? Op amper 50 kilometer van elkaar worden tegelijkertijd 2 exclusieve centra voor protontherapie gebouwd, in Leuven en in Charleroi. En dat is misschien wat veel van het goede … Wat is protontherapie? Klassieke radiotherapie maakt gebruik van fotonen: pakketjes energie zonder massa die zich aan de snelheid van het licht voortbewegen. Proton- of hadrontherapie werkt met protonen, die een elektrische lading en een kleine massa hebben en dus een volstrekt verschillend effect uitoefenen op menselijke weefsels. In een speciale deeltjesversneller – zeg maar een mini-CERN – worden de protonen versneld tot 60 à 80 % van de lichtsnelheid. De stralingsbundel wordt zo afgesteld dat de protonen hun energie pas afgeven als ze de tumor bereiken, en niet daarvoor. Het voordeel spreekt voor zich: meer schade aan de tumor, minder aan het omliggende weefsel. Protontherapie is daarom vooral waardevol bij de behandeling van hersentumoren, zeker bij kinderen.

2 centra voor 51 patiënten In 2014 kondigden de KU Leuven en de UCL de bouw aan van een centrum voor protontherapie op de campus Gasthuisberg. Een serieuze onderneming, want zo’n deeltjesversneller bouw je niet zomaar. Datzelfde jaar nog pakte ook Charleroi uit met plannen voor een deeltjesversneller. Terwijl er net over de grens, in Maastricht, al een operationeel is. Nochtans is de investeringskost hoog – 159 miljoen euro volgens het Kenniscentrum (2007) – en de capaciteit laag. Ook de vraag is niet overweldigend: het KCE schat dat er in België jaarlijks 51 patiënten in aanmerking komen voor de therapie. Daarvoor is 1 centrum voldoende. Na de publicatie van het KCE-onderzoek werden er ernstige vragen gesteld bij de kosteneffectiviteit. België heeft

toen beslist om geen eigen centrum te bouwen en patiënten via een overeenkomst te laten behandelen in het buitenland (Heidelberg en Zürich). Dat was vóór 2014. Nu telt ons landje 2 centra waar binnenkort behandelingen van start gaan.

Aanbevelingen van het KCE Het RIZIV overweegt om protontherapie te vergoeden via de nomenclatuur. Omdat de vergoeding 4 keer zo hoog zou zijn als bij klassieke radiotherapie, is het cruciaal om goed af te bakenen wat de juiste indicaties zijn om hadrontherapie op te starten. Het KCE kreeg daarom de vraag om te onderzoeken voor welke tumoren de therapie een meerwaarde kan bieden. Dit zijn de conclusies van het KCE: • Er is onvoldoende bewijs om protontherapie aan te bevelen aan patiënten met laaggradig glioom, primaire sinusale tumoren en

recidieven van hoofd- en halstumoren, borstkanker, pancreas-, hepatocellulaire of lokaal recidiverende rectumkanker. • Momenteel volstaat de tegemoetkoming via een goedkeuringscommissie. Een nieuwe terugbetaling kan als er meer wetenschappelijke gegevens zijn over de werkzaamheid en veiligheid. • Een gedetailleerde registratie bij het Belgisch Kankerregister van de volledige therapeutische aanpak voor alle volwassen kankerpatiënten die werden behandeld, moet zo snel mogelijk in voege treden. • De patiënt moet goed geïnformeerd worden over de werkzaamheid, de veiligheid en de nog beperkte evidentie van de therapie. • Bijkomend onderzoek is nodig. Lees verder op www.kce.fgov.be. Bart Demyttenaere

3


Waar halen we onze implantaten na een harde brexit?

29 maart 2019. Staat die datum al in je agenda genoteerd? Op die dag stapt het Verenigd Koninkrijk onherroepelijk uit de Europese Unie. Daarmee wordt het Europese grondgebied 5 % kleiner en verliezen we maar liefst 12,5 % van ons BBP. Ook op het gebied van gezondheidszorgen dreigt een ‘harde brexit’ zware gevolgen te hebben.

4


Hard brexit, soft brexit De brexit komt met rasse schreden dichterbij en het uiteindelijke scenario blijft onduidelijk. Bijt Theresa May in het zand en komt er een ‘no deal’ brexit, met harde grenzen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese lidstaten? Of krijgt de eerste minister er alsnog een deal door, waardoor er een overgangsperiode ingaat? Of vragen de Britten formeel uitstel tot ze een degelijke regeling hebben uitgewerkt? Over de mogelijke rampscenario’s voor bedrijven en jobs, voor expats en toeristen, is al veel gesproken en geschreven. Ook op de gezondheidszorg zal de brexit gevolgen hebben. In de eerste plaats voor Britse patiënten die in een Europees land zorgen krijgen en voor Europeanen die zorgen nodig hebben in het Verenigd Koninkrijk. Minder bekend is de impact van een harde brexit op de sector van de medische hulpmiddelen.

CE-markering Voor de sector van de geneesmiddelen is er een vrij strenge regeling op Europees niveau, waardoor er zich wellicht niet veel problemen zullen voordoen. Voor medische hulpmiddelen zoals implantaten is de situatie minder duidelijk. Heup- en knieprothesen, pacemakers, katheders, defibrillatoren en neurostimulatoren mogen in ons land namelijk maar op de markt worden gebracht als ze een CE-markering hebben en genotificeerd zijn. Een CE-marketing wordt toegekend door een zogenaamd ‘notified body’. Dat is een controleorgaan dat door de sector zelf wordt gefinancierd en dat instaat voor de behandeling van dossiers rond medische hulpmiddelen. Als het onderzochte hulpmiddel voldoet aan een aantal veiligheids- en kwaliteitscriteria en ‘doet wat het belooft’, dan krijgt het een CE-markering. Verschillende van die notified body’s zijn gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. Producenten kiezen vrij bij welk notified body zij hun aanvraag indienen en deden dat tot op heden dikwijls bij een van de grote Britse controleorganen. Gaan op 29 maart de grenzen opnieuw op rond de Britse eilanden, dan kunnen

de Britse notified body’s geen CE-labels meer uitreiken die geldig zijn binnen de Europese Unie. Wat velen niet weten is dat implantaten met een reeds toegekend label van een van de Britse notified body’s ook niet meer toegelaten worden tot de eengemaakte markt. Kortom: alle hulpmiddelen met een CE-label van een Brits notified body worden vanaf 29 maart 2019 van de Europese markt geweerd. Medische hulpmiddelen die daarvoor al hun weg vonden naar ons land, beschouwt men als ‘al op de markt in de Europese Unie’ en stellen geen problemen.

4 op 10 hulpmiddelen De Britten zijn een belangrijke producent van medische hulpmiddelen, met firma’s als GE Healthcare en tal van Amerikaanse dochterbedrijven. Maar uiteraard waren de Britse notified body’s tot voor kort ook aantrekkelijk voor Amerikaanse producenten. Volgens een schatting van het RIZIV zou een harde brexit gevolgen hebben voor 40 % van alle vergoedbare medische hulpmiddelen. Het is niet duidelijk welke hulpmiddelen het zwaarst getroffen zullen worden.

Tijdelijke tekorten Moeten Belgische zorgverleners het nu met 40 % minder hulpmiddelen doen? Vermoedelijk loopt het allemaal niet zo’n vaart en merkt de patiënt er niet al te veel van. Zorgverleners en -instellingen bereiden zich zo goed mogelijk voor op nieuwe douanecontroles en vervallen CE-markeringen. Vorige maand nog berichtte VTM Nieuws dat Vlaamse ziekenhuizen een extra voorraad geneesmiddelen en hulpmiddelen aanleggen. Ook de producenten zitten niet stil. De notified body’s – uiteindelijk zijn dit sectororganisaties – zijn zich aan het reorganiseren. Sommige openen een vestiging binnen de Unie, en dan vooral in Nederland, zodat ze hun CE-labels kunnen behouden. Andere leggen grote voorraden aan op het vasteland, zodat die hulpmiddelen zich zogezegd al op de Europese markt bevinden. Intussen zoeken regelgevers naar aangepaste procedures. Bart Demyttenaere, Véronique Mertens en Dimitri Neyt

Op reis Na een harde brexit is de Europese Ziekteverzekeringskaart (EZVK) niet meer geldig in het VK. Wie op reis ziek wordt of een ongeval meemaakt, kan alleen nog een financiële tussenkomst krijgen via zijn reis- of hospitalisatieverzekering. Een reisverzekering is dus aanbevolen. Wie lid is van Bond Moyson of De VoorZorg, kan wel nog op de wereldwijde bijstand van Mutas rekenen. De voorwaarden en tarieven kunnen natuurlijk wel afwijken voor het VK.

Ziekte-uitkering Een harde brexit brengt onzekerheid voor wie permanent aan de overkant van het Kanaal verblijft en een Belgische ziekte-uitkering ontvangt. Wanneer het VK niet meer tot de EU en de EER behoort en er geen bilaterale overeenkomst bestaat, kunnen langdurig zieken geen Belgische ziekte-uitkering meer ontvangen in het VK.

Noodmaatregelen De Europese Commissie bereidt zich voor op een mogelijke no-deal brexit en werkt aan een tijdelijke oplossing voor de socialezekerheidsrechten van Europese burgers in het VK.

5


Eigen onderzoek

(On)gepaste zorg bij kankerpatiënten Hoe bestudeer je het fenomeen therapeutische hardnekkigheid – of in minder veroordelende terminologie – gepaste en ongepaste zorg? De Socialistische Mutualiteiten waagden zich 3 jaar geleden aan een enquête bij alle Vlaamse ziekenhuizen. Dat onderzoek vullen we nu aan met een kwantitatieve analyse in samenwerking met onderzoekers van de End-of-Life Care Research Group aan de VUB.

Opzet Studies naar ongepaste zorg zijn een hele opgave. Toch kunnen ze een vrij accuraat beeld geven op populatieniveau. Als bepaalde therapeutische handelingen in bepaalde regio’s – na correctie voor bevolkingskarakteristieken – veel meer voorkomen dan in andere regio’s, wijst dat toch op een verschil in gepaste of ongepaste zorg. We definiëren gepaste zorg hier als het krijgen van een behandeling of medicatie waarbij de voordelen op vlak van gezondheid en levenskwaliteit van de patiënt met een ruime marge de nadelen overstijgen (Van den Broeck 2017). De studie beperkt zich tot patiënten die aan kanker overleden en kijkt retrospectief naar welke (on)gepaste behandelingen, zorgen of medicatie ze in de loop van 2 jaar voor hun dood hebben gekregen. De gebruikte indicatoren zijn gevalideerd door de onderzoekers van de VUB. Retrospectie heeft een aantal nadelen. Misschien was een bepaalde ‘ongepaste’ zorg op dat moment noodzakelijk of was het moment van overlijden toen nog onzeker. We spreken hier dus van potentieel ongepaste of te vermijden zorgen. Onze data dekken bijna 30 % van de Belgische populatie; de Socialistische Mutualiteiten hebben een marktaandeel van 28 %. We selecteren leden die in 2010 of 2016 overleden. Zo trachten we zicht te krijgen op evoluties. We nemen ook regionale verschillen onder de loep. Eerder onderzoek wees namelijk uit dat Vlaamse artsen – meer dan Waalse – inzetten op levenskwaliteit dan op levensverlengende behandelingen in de laatste maand voor het overlijden van de patiënt (Van den Block et

6

al. 2008). Ook het aantal geregistreerde verzoeken voor euthanasie en de uitbouw van palliatieve zorgen tonen grote regionale verschillen. Om de patiënten die aan kanker overleden te identificeren, gebruiken we een multidisciplinair oncologisch consult (MOC) of chemotherapie als proxy. Verder wordt geselecteerd op kankerpatiënten die gespecialiseerde palliatieve zorg kregen.

sche testen, chirurgie, bloedtransfusie en spoedopname. Bij de indicatoren voor gepaste zorg (Tabel 2) is een hoog percentage een goed teken. Hier valt vooral op dat behoorlijk veel patiënten hun gespecialiseerde palliatieve zorg te laat of zelfs niet krijgen.

Evolutie 2010-2016 Wat leert een vergelijking van de cijfers van 2016 met die van 2010 ons (Tabel 3)? De meeste indicatoren evolueren in gunstige richting of blijven stabiel. Minder hoopvol is de sterke toename van opnames op een spoeddienst tijdens de laatste 180, 90 en 30 dagen voor het overlijden.

Indicatoren potentieel (on)gepaste zorg De indicatoren voor potentieel ongepaste zorg (Tabel 1) maken duidelijk dat sommige voor verbetering vatbaar zijn, met name chemotherapie, diagnosti-

Tabel 1: indicatoren potentieel ongepaste zorg bij leden van de Socialistische Mutualiteiten overleden aan kanker (selectie) in 2016. Indicator

Aantal dagen voor overlijden 7

14

Chemotherapie *

0,7%

2,2%

6,1% 20,0% 32,0% 42,5% 50,7%

30

90

180

360

720

Voedingssonde of intraveneuze voeding **

1,4%

1,9%

3,0%

4,5%

5,2%

5,6%

6,1%

Cisplatine bij 80-plussers

0,0%

0,0%

0,0%

0,2%

0,4%

0,6%

0,7%

Diagnostische testen — alle

18,5% 32,5% 56,5% 87,4% 96,3% 99,2% 99,9%

Medische beeldvorming

17,1%

30,9% 54,9% 86,8% 96,0% 99,1% 99,9%

ECG of testen van longfunctie

5,8% 0,0%

10,6% 22,3% 49,2% 65,8% 80,6% 90,1% 0,1% 0,6% 3,0% 6,7% 13,5% 21,7%

Begonnen met (nieuwe) behandeling antidepressiva ***

1,7%

3,2%

Operatie

0,2%

0,6%

Bloedtransfusie ****

21,4% 24,2% 21,2% 34,7% 50,8% 75,9% 87,9% 95,9% 100% 11,2% 18,0% 32,7% 57,9% 70,5% 78,5% 84,6%

Draagbare katheder geïnstalleerd

Late start van palliatieve zorg * Spoedopname Ziekenhuisopname (excl. opname in dienst palliatieve zorg)

1,0%

2,4%

5,8% 1,3% 5,9%

11,3%

16,2% 22,0% 30,6%

5,4%

10,8% 19,7% 32,7%

13,0% 17,8%

21,5% 33,9% 53,4% 77,7% 87,6% 93,3% 97,1%

Vetgedrukt: gevalideerd door experten als een indicator voor ongepaste zorg; * maakt deel uit van de selectie om personen overleden aan kanker te identificeren; ** inclusief personen overleden aan gastro-intestinale kanker; *** ongepast als in de periode van 2 maanden voor het overlijden een (nieuwe) behandeling wordt opgestart; **** inclusief personen overleden aan hematologische kanker.


Tabel 2: indicatoren gepaste zorg bij leden van de Socialistische Mutualiteiten overleden aan kanker (selectie) in 2016. Indicator Opioïden

Aantal dagen voor overlijden N. gesp. 7 14 30 90 180 360 720 — 43,3% 60,5% 75,3% 84,4% 87,9% 90,6% 93,2%

Opioïden en neuropathische geneesmiddelen

Gespecialiseerde palliatieve zorgen *

100%

72,0%

46,9%

Officieel palliatief statuut Thuis overleden

3,4% 6,4% 10,9% 16,5% 19,1% 21,3% 22,8%

Toename van het aantal huisartscontacten

Gemiddeld aantal contacten per week met de huisarts

3,0

2,0

1,2

0,7

0,5

0,4

0,3

Gemiddeld aantal contacten per week met eerstelijnsverstrekkers

3,7

3,5

3,3

2,8

2,5

2,0

1,5

Multidisciplinair oncologisch consult *

43,0% 60,5% 75,3% 84,4% 87,9% 90,6% 93,2%

2,7% 5,4% 12,3% 35,5% 56,2% 78,1% 93,8%

Vetgedrukt: gevalideerd door experten als een indicator voor gepaste zorg; N. gesp.: niet gespecifieerd; * maakt deel uit van de selectie om personen overleden aan kanker te identificeren.

Regionale verschillen Tabel 4 toont de verschillen tussen de 3 gewesten. We zien dat Wallonië en Brussel minder goed scoren op vlak van diagnostische testen en spoedopnames. Ook worden er in beide gewesten beduidend meer nieuwe behandelingen met antidepressiva gestart in de laatste levensmaanden.

Besluit Elke situatie is anders – en daar houdt dit onderzoek geen rekening mee. Wat in de statistieken ‘potentieel ongepast’ is, is in de praktijk misschien perfect te verantwoorden. Toch leggen deze gegevens enkele tendensen bloot die wijzen op therapeutische hardnekkigheid. Dat blijkt ook uit de regionale verschillen. Diagnostische

Tabel 3: indicatoren ongepaste zorg bij leden van de Socialistische Mutualiteiten overleden aan kanker (selectie), evolutie 2010-2016. Indicator Chemotherapie

Aantal dagen voor overlijden 30

Overleden in 2010 10,6 %

Overleden in 2016 6,1 %

Evolutie in procentpunt -4,6

Voedingssonde of intraveneuze voeding

30

3,0 %

3,0 %

0,0

Cisplatine bij 80-plussers

720

3,5 %

0,9 %

-2,8

Diagnostische testen — alle

30

56,9 %

56,5 %

-0,4

Begonnen met (nieuwe) behandeling antidepressiva

90

15,0 %

11,3 %

-3,7 +1,4 / +0,6 / -0,1

Operatie

180 / 90 / 30

9,4 / 4,8 / 1,4 %

10,8 / 5,4 / 1,3 %

Bloedtransfusie

30

4,7 %

5,9 %

+1,2

Late start van palliatieve zorg

14

35,1 %

34,7 %

-0,4

Spoedopname

180 / 90 / 30

63,8 / 52,7 / 29,4 %

70,5 / 57,9 / 32,7 %

+6,7 / +5,2 / +3,3

Ziekenhuisopname (excl. opname in dienst palliatieve zorg)

180 / 90 / 30

87,1 / 77,7 / 52,0 %

87,6 / 77,7 / 53,4 %

+0,5 / +0,0 / +1,4

Tabel 4: indicatoren ongepaste zorg bij leden van de Socialistische Mutualiteiten overleden aan kanker (selectie), naar woonplaats, 2016. Indicator Chemotherapie

Aantal dagen Vlaanderen Wallonië voor overlijden 30 5,2 % 6,9 %

Brussels Gewest 6,7 %

Voedingssonde of intraveneuze voeding

30

Cisplatine bij 80-plussers

720

0,9 %

0,6 %

0,0 %

Diagnostische testen — alle

30

54,6 %

58,4 %

57,7 %

Draagbare katheter geïnstalleerd

14

0,2 %

0,0 %

0,0 %

Begonnen met (nieuwe) behandeling antidepressiva

90

7,3 %

15,2 %

17,3 %

11,0 / 5,7 / 1,5 % 6,1 %

10,5 / 5,0 / 1,1 % 5,8 %

11,0 / 5,5 / 1,2 % 4,7 %

Operatie Bloedtransfusie Late start van palliatieve zorg Spoedopname Ziekenhuisopname (excl. opname in dienst palliatieve zorg)

180 / 90 / 30 30

2,3 %

3,9 %

2,8 %

14 180 / 90 / 30

31,8 % 38,4 % 32,2 % 69,0 / 56,5 / 72,6 / 59,8 / 68,2 / 56,9 / 33,4 % 33,2 % 25,5 %

180 / 90 / 30

87,6 / 77,0 / 87,6 / 78,4 / 88,2 / 78,0 / 53,7 % 53,0 % 53,3 %

onderzoeken die niet meer substantieel bijdragen aan de behandeling of de levenskwaliteit blijven een werkpunt. Dat er nog altijd veel patiënten in het ziekenhuis overlijden, al dan niet na een spoedopname, gaat ook in tegen de internationale aanbeveling om palliatieve zorg naar de thuissituatie te verschuiven. Positief is wel dat bepaalde indicatoren er tussen 2010 en 2016 merkbaar op vooruitgingen. Dat huisartsen meer betrokken zijn bij de laatste levensfase van hun patiënten zit daar zeker voor iets tussen. Lees de volledige studie op www.socmut.be/studies. Bart Demyttenaere en Didier Willaert

7


Donorregistratie ook online en bij de huisarts Orgaantransplantaties vormen een van de succesverhalen van de moderne geneeskunde, maar er is een nijpend tekort aan donororganen. Daarom wil de wetgever het makkelijker maken voor potentiële donors om hun uitdrukkelijke toestemming te registreren. Huidige situatie Sinds 1986 is orgaandonatie en -transplantatie wettelijk geregeld in België. Om het tekort aan organen op te vangen werd voor een veronderstelde toestemming gekozen: iedere Belg en iedereen die 6 maanden in het vreemdelingenregister staat ingeschreven is na zijn overlijden automatisch orgaandonor. Toch is het zinvol dat burgers zich laten registreren. Toestemming of verzet registreren bij het gemeentebestuur is een algemene keuze, want potentiële donors kunnen niet kiezen om enkel bepaalde organen of weefsels af te staan. Voorwaarden stellen aan het gebruik ervan kan evenmin. Als arts moet je de geregistreerde keuze respecteren. Als de patiënt daarentegen nooit zijn uitdrukkelijke toestemming of verzet liet registreren, dan is het je wettelijke plicht om de nabestaanden te vragen wat de wil van de patiënt was. De familie kiest dan in zijn plaats om al dan niet te doneren.

Blijvend tekort Ondanks de wet van 1986 blijft de vraag naar organen groter dan het aanbod. De meeste mensen laten het na om zich als donor te registreren (hoewel de actie van het televisieprogramma ‘Make Belgium Great Again’ vorig jaar maar

liefst 26 000 extra registraties opleverde). Daardoor moeten artsen het vraagstuk vaak aan de familie voorleggen. Had de patiënt zijn organen en weefsels willen doneren? Een moeilijke vraag op een al heel moeilijk moment. Door het rouwproces, religieuze overtuigingen of een negatief beeld van orgaandonatie kiest de familie veelal voor een afwijzend antwoord.

MyHealthViewer Wil je jouw patiënten inzicht geven in hun medisch dossier? Nu kan je ze doorverwijzen naar de online toepassing MyHealthViewer. Je patiënt vindt er röntgenfoto’s, resultaten van bloedonderzoeken, uitnodigingen voor bevolkingsonderzoeken, vaccinaties, zijn medicatieschema … Als huisarts kan je je patiënt ook inzicht geven in zijn beknopt medisch dossier (Sumehr). Maak zelf kennis met de toepassing op www.myhealthviewer.be. MyHealthViewer werd ontwikkeld door de Vlaamse overheid en de ziekenfondsen.

8

Registratie wordt eenvou­diger De wetgever wil dit euvel verhelpen – en de keuze écht bij de potentiële donor zelf leggen – door de registratie te vergemakkelijken. Op 8 maart 2018 werd een wet aangenomen die het mogelijk maakt om de expliciete toestemming of het verzet ook te laten opnemen door een erkende huisarts of door elektronische zelfregistratie. We wachten echter nog op een Koninklijk Besluit om de praktische uitwerking ervan te bepalen. Momenteel denkt de regering aan het globaal medisch dossier (GMD) en het e-Health-platform om alles netjes in neer te schrijven. Hoe dan ook blijft de vraag of de nieuwe registratiemogelijkheden daadwerkelijk gaat leiden tot meer registraties van toestemmingen. Véronique Mertens


in de praktijk Bijlage bij in de praktijk nr. 1 – 1ste trimester 2019

ViviPlan, onze nieuwe verzekering voor medische kosten buiten het ziekenhuis Met ViviPlan biedt ons ziekenfonds sinds 1 januari 2019 een verzekering aan voor ambulante medische kosten die niet gedekt zijn door de verplichte ziekteverzekering. Het gaat om wat we de ‘onvervulde noden van de ziekteverzekering’ noemen: brilglazen, lenzen, ooglasering, hoorapparaten, psychologische consultaties … Voor deze kosten zijn er geen of beperkte terugbetalingen, wat mensen weerhoudt om hiervoor te kiezen. Dankzij ViviPlan blijven die kosten betaalbaar. Daarnaast biedt ViviPlan extra financiële ondersteuning in specifieke situaties, zoals geboorte, chronische ziekte of palliatieve zorg.

Overzicht van de verschillende dekkingen Voor heel het gezin Een ViviPlan wordt afgesloten voor alle personen op het ziekenfondsboekje. Het is niet mogelijk om alleen voor een persoon ten laste een ViviPlan af te sluiten of alleen, zonder een persoon ten laste.

Remgeld artsen € 1500

Remgeld geneesmiddelen € 1500

Consultaties psycholoog € 250

Oogzorg (brillenglazen, lenzen en ooglasering): tot € 750

Hoorapparaten € 750

Maximaal € 1500 per jaar

werkelijke kosten

Geboorte € 250 forfait

Chronisch ziek € 150 forfait € 650 zorg

Palliatieve zorg € 650 forfait

vaste vergoeding

Tot 1500 euro per jaar terugbetaald Per verzekerde betaalt ViviPlan elk jaar tot 1500 euro terug, opgeteld voor de verschillende dekkingen.


Voor welke medische kosten voorziet ViviPlan een terugbetaling? Remgeld artsen

ViviPlan betaalt 75 % van de remgelden terug voor onderzoeken en consultaties bij artsen (verpleegkundige zorg, kinesi­ therapie, gynaecologie, logopedie …).

Remgeld geneesmiddelen

ViviPlan betaalt 75 % van het remgeld terug voor geneesmiddelen die door een erkend arts worden voorgeschreven en waarvoor een wettelijke tegemoet­ koming is voorzien.

Consultaties psycholoog

ViviPlan betaalt 75 % van de kosten van de raadplegingen bij een erkende psy­ choloog, met een maximum van 250 euro per verzekeringsjaar.

Palliatieve zorg

Voor patiënten die thuis palliatieve zorg nodig hebben, voorziet ViviPlan een vast forfait van 650 euro per jaar.

Oogzorg (brillenglazen, lenzen en ooglasering)

ViviPlan voorziet 2 waarborgen die on­ derling cumuleerbaar zijn: • Een terugbetaling tot 75 %, met een maximum van 250 euro per 3 ver­ zekeringsjaren, voor corrigerende glazen en contactlenzen. Wijzigt de dioptrie van je glazen met 0,5 of meer, dan krijg je per verzeke­ ringsjaar een terugbetaling. • Een terugbetaling tot 75 %, met een maximum van 500 euro per 3 verze­ keringsjaren, voor een ooglaserbe­ handeling en de implantlenzen.

Hoorapparaten

ViviPlan betaalt 75 % terug, met een maximum van 750 euro, voor een hoor­ apparaat op voorwaarde dat de ver­ plichte ziekteverzekering ook een wet­ telijke tegemoetkoming voorziet en dat het hoorapparaat is voorgeschreven door een erkende audioloog.

Geboorte

Bij de geboorte van een kind betaalt ViviPlan een vast bedrag van 250 euro dat helpt om zorg en ondersteuning in de eerste weken te betalen.

Chronisch zieken

Voor mensen met het statuut van chro­ nisch zieke, voorziet ViviPlan een dub­ bele tegemoetkoming: • Een vast jaarlijks forfait van 150 euro. • Een tegemoetkoming tot 650 euro per jaar voor gezinszorg en zorg op afstand. De gezinszorg moet wor­ den uitgevoerd door een door het Vlaams Agentschap Zorg en Ge­ zondheid goedgekeurde dienst voor gezinszorg. Voor zorg op afstand wordt 100 % van de kosten vergoed, maar geldt er een maximum van 10 euro per maand. Lees alle informatie over ViviPlan op bondmoyson.be/viviplan of devoorzorg.be/viviplan


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.