In de praktijk - 2e trimester 2023

Page 6

Een einde aan de numerus clausus 3 Verwijzen naar een BOV-coach 8 Menopauze feiten en fabels 6 in de praktijk informatieblad van Solidaris voor de arts nr. 2 – 2e trimester 2023 Minder borstklinieken, meer kwaliteit? 1 op 5 vrouwen wordt behandeld in een niet-erkende borstkliniek Minder dan 60 diagnoses per jaar in 9 op 10 niet-erkende borstklinieken

Digitale geletterdheid

Kan je meedraaien in onze samenleving als je niet overweg kan met digitale technologie? Digitale geletterdheid wordt almaar belangrijker en we riskeren een nieuwe kloof te creëren, ook in onze gezondheidszorg.

Meer dan smartphone kunnen bedienen

Je bent dus pas digitaal geletterd als je méér kan dan enkel digitale technologie gebruiken; je moet ook een aantal andere skills in je toolkit hebben zitten om verantwoord, kritisch en bewust met hulpmiddelen en informatie om te gaan. Ook in deze digitale tijden moeten we kritische lezers zijn. Weten hoe je omgaat met je data, wat echt en veilig is en wat niet, hoe je je privacy beschermt … zijn onmisbare vaardigheden geworden.

Voor Solidaris creëert de opmars van digitale technologie in alle uithoeken van onze levens nieuwe uitdagingen. Veel leden en patiënten bezitten nog onvoldoende kennis en vaardigheden. We gaan er nog te vaak vanuit dat iedereen ‘mee’ is en een smartphone op zak heeft. Ten 1ste gebruikt niet iedereen smartphones of computers en ten 2de zijn zelfs de geroutineerde gebruikers niet altijd in staat om alle mogelijkheden te benutten, informatie correct te evalueren of risico’s in te schatten. Dat vraagt om hybride en toegankelijke toepassingen van dienstverleners zoals Solidaris.

Digitale geletterdheid is een uitbreiding van geletterdheid. Dat laatste is méér dan gewoon alfabetisme: het gaat over de vaardigheden die je nodig hebt om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken. Digitale geletterdheid slaat dan specifiek op kennis over digitale technologie, die technologie kunnen gebruiken en kritisch en zelfbewust omspringen met de mogelijkheden én risico’s daarvan.

We kunnen 4 domeinen onderscheiden:

• ICT-basisvaardigheden: het kunnen gebruiken van digitale technologie

• mediawijsheid: de kennis, vaardigheden en mentaliteit om bewust en kritisch met digitale media om te gaan

• computational thinking: de vaardigheden en strategieën om problemen op te lossen met behulp van de computer

• digitale informatievaardigheden: hoe je informatie zoekt, vindt en deelt.

Colofon

Data als goudmijn

Data worden nu gezien als het nieuwe goud: wie data kan combineren, kan immers zeer veel te weten komen over het doen en laten van individuele burgers. We kennen allemaal de ‘gerichte’ reclame over onderwerp X of Y op sociale media nadat we iets over hetzelfde onderwerp hebben opgezocht in Google. Ooit hebben we hiervoor onze toestemming gegeven, allicht?

Maar ook het níét delen van data kan mijns inziens onethisch zijn. Als burgers maken we deel uit van een samenleving en die kan soms gebaat zijn bij data. Soms zijn die data schaars, denken we maar aan de patiënten met zeldzame ziekten. Voor hen kan het wel of niet willen delen van data door en met andere patiënten een wereld van verschil maken.

In de praktijk is een informatieblad voor de arts uitgegeven door Solidaris.

Redactieadres: In de praktijk

• Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel

T 02 515 04 61 • F 02 515 05 52

E indepraktijk@solidaris.be

Hoofdredactie: Bart Demyttenaere

Schreven mee aan dit nummer: Roeland

Byl, Bart Demyttenaere, Ilke Montag, Gwen

Muylaert, Dimitri Neyt, Merel Ophoff

Lay-out: artoos group

Druk: Goekint Graphics

Verantwoordelijke uitgever: Paul Callewaert, Sint-Jansstraat 32, 1000 Brussel

Afgiftekantoor: Brussel X, driemaandelijks tijdschrift, 2e trimester 2023

2

Het standpunt van Solidaris

Numerus clausus op de schop

De numerus clausus in zijn huidige vorm moet op de schop. Was toegankelijkheid lange tijd de parel aan de kroon van de Belgische ziekteverzekering, tegenwoordig heeft ze door de toenemende schaarste aan artsen en tandartsen veel van haar glans verloren. Daarom pleit Solidaris voor het openbreken van de numerus clausus. Er is dringend nood aan een hogere instroom van huisartsen. Dat geldt trouwens ook voor sommige specialistische disciplines zoals geriaters, neurologen of psychiaters.

Bijna 1 op de 4 huisartsen hanteert op dit moment een patiëntenstop. En een tandarts vinden is ronduit problematisch geworden. De studiedienst van Solidaris bracht in kaart waar er een schaarste aan huisartsen dreigt. Verrassend genoeg is dat zowel in gemeenten op het platteland als in verstedelijkte gebieden het geval. Met gemiddeld 10,3 huisartsen per 10.000 inwoners is er nauwelijks marge: er dreigt op korte termijn een structurele schaarste aan huisartsen over het hele grondgebied.

Extra druk komt van de toegenomen zorgvraag als gevolg van de vergrijzing en het stijgende aantal chronisch zieken. Bovendien vullen artsen in groepspraktijken hun job anders in dan hun voorgangers uit de generatie die nu met pensioen gaat. Voor elke huisarts die nu met pensioen gaat, zijn 1,5 tot 2 nieuwe artsen nodig. De pensioneringsgolf in het

huisartsencorps die eraan zit te komen, dreigt de situatie met andere woorden nog te verergeren.

Om al die redenen pleit Solidaris de jongste tijd voor het opheffen van de numerus clausus in zijn huidige vorm. Meer studenten geneeskunde en tandheelkunde zijn nodig. Bovendien moet de selectie van specialisaties meer in functie van de noden op het terrein gebeuren. Elk beperkend quotum voor huisartsen is momenteel met andere woorden onaanvaardbaar.

De toelatingsproef kan behouden blijven, maar naast het testen van academische en wetenschappelijke kennis, zou er meer aandacht moeten komen voor andere relevante competenties. Wij hebben nood aan sociaalvoelende, communicatief sterke en professionele artsen. Het is toch betreurenswaardig dat we

heel wat gemotiveerde jonge mensen de toegang tot het beroep weigeren?

Als ziekenfonds ondersteunen we elk voorstel om iets te doen aan het tekort aan zorgverleners. Regels uit het verleden die zorgen dat er te weinig huisartsen en tandartsen afstuderen, mogen nu echt op de schop. We zijn daarom tevreden dat de Vlaamse regering positief reageerde op de uitgestoken hand van federaal minister Frank Vandenbroucke (Vooruit). Hij stelde voor om het quotum studenten dat volgend academiejaar in Vlaanderen aan een artsenopleiding kan beginnen, op te trekken. Dat stijgt nu tot 1600. Dat is een stap in de goede richting, vergeleken met de oorspronkelijk aangekondigde 1276 studenten die dit academiejaar aan hun artsenopleiding mochten beginnen.

3

Minder borstklinieken, betere kwaliteit?

De studie van het kenniscentrum (KCE) over de kwaliteitsverschillen tussen borstklinieken deed in maart heel wat stof opwaaien. Nog steeds komen er vanuit alle hoeken van de maatschappij felle reacties. Politici haastten zich om boude verklaringen af te leggen en te pleiten voor snelle beleidsaanpassingen. Ook minister Vandenbroucke sprak forse taal en eiste snelle actie.

centrum met een laag volume. Dat zijn dan centra met minder dan 60 nieuwe borstkankerdiagnoses per jaar. Het sterfterisico is 30 % hoger als borstkankerpatiënten worden behandeld in een centrum met een gemiddeld volume (60-124 nieuwe diagnoses per jaar).

Alarmerend, toch? Vanuit sommige hoeken komt er kritiek op de studie en op de methodologie. Anderen vinden dan weer dat het KCE de resultaten wel zeer scherp, te scherp heeft voorgesteld. Maar uiteindelijk zijn de cijfers wat ze zijn. Zelfs als je de scherpe randjes eraf haalt, dan nog blijft dit een wake-up call van formaat

Concentratiedrang

Zijn we echt zo slecht bezig? En vooral: who is to blame? Zijn het de ziekenhuizen die zichzelf willen etaleren als alleskunners die overal de eerste en de beste in willen zijn? Zijn het de artsen, chirurgen die uit winstbejag te allen prijze het volledige spectrum van de chirurgie willen blijven beoefenen? Of heeft de overheid gefaald door te weinig te controleren? Had ze sneller moeten ingrijpen omdat ziekenhuizen zich ten onrechte de titel van borstkliek aanmaten?

Blijkbaar heeft iedereen toch wel wat boter op het hoofd. Elkaar de zwarte piet doorschuiven, lost niks op. Laat ons het houden op een systeemfout waar velen in meer of mindere mate verantwoordelijk voor zijn. Maar al die commotie ís terecht: de patiënt en de zorgkwaliteit moeten hier centraal staan en daarom is een gevatte reactie (van de overheid) noodzakelijk.

Alarmerende vaststellingen

Uit de KCE-studie blijkt dat in 2018 ongeveer 1/5 van de vrouwen met borstkanker behandeld werd in een centrum

zonder erkenning voor borstkanker. De overgrote meerderheid (87 %) van die centra bleef onder een gemiddeld jaarlijks volume van 60 nieuwe diagnoses per jaar. Vrouwen die in zulke centra worden behandeld, hebben geen garantie op de (para)medische omkadering en faciliteiten die wettelijk wel zijn voorzien in de erkende borstklinieken.

Een 2de verontrustende vaststelling uit de studie is dat 20 van de 52 erkende coördinerende borstklinieken in 2018 de drempelwaarde van 125 nieuwe diagnoses per jaar niet haalden. Meer nog, 3 hiervan haalden niet eens een volume van 60 nieuwe diagnoses per jaar. Ook bij de satellietborstklinieken haalden 3 op de 13 centra het volumecriterium van 60 nieuwe diagnoses per jaar in 2018 niet.

Ook het volume-effect was duidelijk zichtbaar. Vergeleken met centra die een hoog volume van 125 of meer nieuwe diagnoses invasieve borstkanker per jaar deden, blijkt het risico om aan borstkanker te overlijden 44 % hoger voor vrouwen behandeld in een

Na elke diagnose moet normaal een behandeling volgen. In een reactie op de resultaten van het KCE wordt vanuit diverse hoeken forse taal gesproken om dit probleem te verhelpen. Minister Vandenbroucke wil dat er restricties komen voor het gebruik van de nomenclatuur, zowel voor het opstellen van een behandelplan via het multidisciplinair oncologisch consult (MOC) als voor de heelkundige behandeling. Het gebruik zal enkel nog worden toegelaten in erkende coördinerende borstklinieken. De nadere zorgonderdelen zullen wel nog mogelijk blijven buiten deze centra.

Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker in de Europese Unie. In 2020 was borstkanker goed voor 13 % van alle nieuwe kankerdiagnoses. Bij vrouwen was dat zelfs 29 %. In België krijgt 1 op de 7 vrouwen tijdens haar leven borstkanker, wat neerkomt op meer dan 10 000 vrouwen per jaar.

Maar ook mannen krijgen borstkanker. In België zijn er jaarlijks ongeveer 100 mannen die borstkanker krijgen. Man-

4

nen krijgen de ziekte gemiddeld iets later dan vrouwen, namelijk tussen 70 en 74 jaar.

De vraag is dan ook welke impact zo’n concentratiedrang heeft bij zo’n vaak voorkomende kanker. Zal de toegankelijkheid van een behandeling voor patiënten die met de diagnose van borstkanker worden geconfronteerd niet dalen? Hebben de centra die wel nog erkend zullen zijn of blijven voldoende capaciteit om die patiënten zonder al te lange wachttijden te behandelen?

Er moet iets gebeuren, dat staat buiten kijf. Maar het oude spreekwoord dat oproept om te bezinnen alvorens te beginnen, lijkt hier zeker ook van toepassing. Een grotere concentratie van de gespecialiseerde zorg is aan te bevelen en zal de kwaliteit van zorg verbeteren evenals de uitkomst voor betrokken patiënten, niet enkel voor borstkanker maar ook voor een aantal andere kankers. Deze concentratiebeweging gebeurt idealiter geleidelijk en na analyse van de capaciteit van het globale zorgecosysteem om deze concentratiebeweging te ab-

conform zijn en trek ze in als drempels en criteria echt niet gehaald worden. Vandaag zijn er centra die 125 ingrepen moeten halen, maar er zelfs jarenlang geen 60 halen, terwijl ze ondanks alles toch erkend blijven.

Informeer de bevolking beter over wat een erkenning als borstkliniek inhoudt en wat de voordelen zijn voor mensen om zich enkel in erkende centra te laten behandelen.

Hou rekening met capaciteit voor de diverse zorgonderdelen op nationaal en regionaal vlak en plan concentratiebewegingen in functie van de beschikbare capaciteit en de potentiële capaciteitsgroei. Investeer in de nodige middelen waar meer capaciteit en vlottere doorstroming noodzakelijk is.

Wat is de impact voor vrouwen met borstkanker? Meestal wordt de diagnose gesteld binnen een vaak lang bestaande arts-patiëntrelatie. Nu riskeert men dat patiënten doorverwezen zullen moeten worden naar een andere arts en een ander team, zorgverleners die zij opnieuw moeten leren kennen. Sommigen zullen zich een stuk verder van huis moeten laten behandelen wat soms wel tot problemen en vertraging kan leiden. Zo was er tot voor kort geen borstkliniek erkend in de hele provincie Luxemburg.

We zien dat wat betreft het kwaliteitscriterium ‘tijdigheid van de behandeling ‘ (Aandeel vrouwen met invasieve borstkanker bij wie het tijdsinterval tussen de incidentiedatum en de start van de oncologische behandeling ≤ 6 weken was ), de Belgische borstklinieken gemiddeld een score van 87 % halen (EUSOMA beveelt 90 % aan). Bovendien weten we dat meer dan 3000 borstkankerpatiënten zich volgens de nieuwe regeling in een ander centrum zullen moeten laten behandelen. Beide vaststellingen laten toch wel vrezen dat de duur tussen diagnose en behandeling wel eens zou kunnen oplopen. En dat zal nefast zijn. Zowel voor de kwaliteit van de zorg, als voor de kansen op overleving op langere termijn en voor het mentaal welzijn van de patiënt in kwestie.

sorberen. Op die manier krijgen zorgverleners en patiënten de tijd om zich aan de nieuwe realiteit aan te passen.

Bovendien dient te worden nagedacht over een betere opvolging van erkenningen, een sneller ingrijpen bij ondermaatse kwaliteit en een betere datacollectie die toelaat om in real time de evolutie en kwaliteit op te volgen. overleving op langere termijn en voor het mentaal welzijn van de patiënt in kwestie.

Welke lessen kunnen we hieruit trekken ?

Stick to the plan. Waar oorspronkelijk in 2007 de regels vrij strikt waren en het minimumvolume aan borstingrepen op 150 werd gezet, wat overigens gebeurde op basis van wetenschappelijke literatuur en evidentie, werd in de jaren nadien, onder invloed van zwaar lobbywerk van artsen en ziekenhuizen, de drempel afgezwakt naar 125 ingrepen en werden er zelfs satellietcentra opgericht die maar 60 ingrepen per jaar moesten halen. Geen goed plan, blijkt nu achteraf. Na meer dan 15 jaar gaan we nu terug richting de oorspronkelijke criteria.

Maak erkenningen duidelijk zichtbaar, publiek toegankelijk en laat niet toe dat centra die er geen hebben, er toch een claimen. Volg erkenningen op, controleer ze, schors ze als ze niet meer

Zorg voor goeie dataregistratie via verplichtingen of correcte incentiveringen naar zorginstellingen en zorgverleners. Zorg dat de data niet al te versnipperd worden en gekoppeld kunnen worden om opvolging, analyse en evaluatie toe te laten.

Zorg voor een meer geïntegreerd kwaliteitsbeleid voor kankerzorg en daarbuiten. Organiseer het ziekenhuislandschap dermate dat de betrokken zorgopdrachten op een kwaliteitsvolle manier kunnen opgenomen worden.

Last but not least: zet de patiënt centraal in het hele verhaal en zorg dat wij als natie de beste borstkankerzorg ter wereld kunnen aanbieden. Zorg waar we trots op mogen en kunnen zijn.

Kaarttool

Welke ziekenhuizen zijn erkende borstklinieken? Om onze leden te informeren, bieden we op onze website een kaarttool aan. Surf naar www.solidaris.be en zoek op ‘borstklinieken’.

5
“Een grotere concentratie van gespecialiseerde zorg verbetert de kwaliteit van de zorg. Maar zo’n concentratiebeweging moet geleidelijk gebeuren. En na analyse van de capaciteit van ons zorgecosysteem om die beweging te absorberen.”

Feiten en fabels over menopauze

Opvliegers, slapeloze nachten, lichamelijke veranderingen of minder zin in seks. De menopauze verandert heel wat voor vrouwen, maar toch beleven ze die vaak in stilte. Veel vrouwen weten zelfs niet wat de menopauze inhoudt. Wat is de overgang en wat is de menopauze? En zijn klachten van de menopauze behandelbaar?

Professor Herman Depypere en menopauzeconsulente Caroline Oosthuyse geven uitleg bij 6 feiten en fabels.

1. De overgang is hetzelfde als de menopauze

FABEL

“Er is vaak onduidelijkheid over de termen overgang en menopauze”, legt professor Depypere uit. “Maar ze zijn niet hetzelfde. De menopauze gaat in vanaf de 1ste dag van je laatste maandstonden. Meestal zijn vrouwen rond 51-52 jaar wanneer de menopauze start. Je eierstokken stoppen met werken, waardoor je geen vrouwelijk hormoon meer aanmaakt. De periode vóór de menopauze noemen we de transitie of de overgang. Die begint meestal ongeveer 5 jaar eerder. We splitsen de overgang op in 2 delen: de vroege en de late overgang. Tijdens de vroege overgang slaat een vrouw 1 of 2 keer haar maandstonden over, maar ze blijft wel nog regelmatig menstrueren. Tijdens de late overgang is de periode tussen de maandstonden veel langer en kunnen ze maandenlang uitblijven.”

2. De menopauze kan je seksleven beïnvloeden

FEIT

“Als je vrouwelijk hormoon wegvalt, heeft dat uiteraard een invloed op je libido”, knikt professor Depypere. “Maar ook de typische klachten spelen een rol. Wie regelmatig opvliegers heeft of moe is, kan zich minder aantrekkelijk voelen. Daarbij komen nog vaginale klachten. Door het gebrek aan vrouwelijk hormoon stroomt er minder bloed richting de vagina. De huid is dunner en dat geeft droogte of irritatie. Soms kunnen er zelfs wondjes ontstaan. Ook de geur van de vagina verandert en is soms sterker dan voordien. Dat heeft te maken met de vaginale flora die zich aanpast.”

“Toch betekenen die veranderingen niet het einde van je seksleven”, benadrukt menopauzeconsulente Caroline Oosthuyse. “Want intimiteit is meer dan seks alleen. Je kan genieten van elkaars gezelschap en meer knuffelen om het lichamelijk contact te vergroten. Erover praten kan al een grote hulp zijn. Maar seks hoeft zeker niet te verdwijnen. Lokale hormonale behandelingen of een glijmiddel kunnen helpen. En weet dat een actief seksueel leven zelfs preventief kan helpen voor vaginale droogte.”

3. De menopauze heeft gevolgen voor het mentale welzijn

FABEL

“De menopauze is een periode van grote fysieke verandering voor de vrouw”, benadrukt professor Depypere. “En dat heeft invloed op haar mentale welzijn. Vrouwen voelen zich op een vrij korte termijn verouderen, en dat is natuurlijk niet fijn. Hun zelfbeeld verandert.”

“Daarbij komt het taboe dat op de menopauze rust, waardoor veel vrouwen ze nog altijd in stilte doormaken. Terwijl het net belangrijk is om de menopauze bespreekbaar te maken, zodat vrouwen hun lichaam en de klachten beter begrijpen. Ook de omgeving, de partner en de werkgever van vrouwen mogen de impact van de menopauze niet onderschatten.”

“We zien ook dat tijdens de menopauze onverwerkte problemen weer opduiken”, voegt Caroline toe. “Het gaat dan om zaken waaraan vrouwen soms al tientallen jaren niet meer hebben gedacht, maar die plots opnieuw hun gedachten domineren. Dat kunnen angsten zijn, maar ook een verlies of rouwproces.”

6

FABEL

“Omdat de hormoonproductie stilvalt, vertraagt je metabolisme”, stelt professor Depypere. “En ook je spiermassa neemt af. Daardoor komen vrouwen makkelijker aan. Maar toch word je niet noodzakelijk dik vanaf de menopauze, want veel hangt af van je levensstijl.”

“Hoe gezonder en actiever je leeft, hoe minder je zal verdikken. Het probleem is dat vrouwen in de menopauze vaak net minder bewegen, omdat ze sneller spierpijn hebben”, vult Caroline aan. “In zulke gevallen kunnen kleine aanpassingen helpen: een dagelijkse wandeling bijvoorbeeld, of vaker de trap nemen.”

5. Je kan de menopauze niet behandelen

FABEL

“Door het taboe op de menopauze denken veel vrouwen nog altijd dat ze de klachten maar moeten ondergaan”, zegt professor Depypere. “Maar dat is absoluut niet het geval. Bovendien zien we dat de communicatie met hun arts niet goed verloopt.”

“Als vrouwen niet kunnen slapen, krijgen ze bijvoorbeeld eerst een slaapmiddel. Als hun cholesterol stijgt, wordt ook daarvoor medicatie gestart. Als ze het lastig hebben op het werk door opvliegers of stress, gaan artsen snel uit van een burn-out. En dan raden ze antidepressiva aan, terwijl de kern van de oorzaak de overgang is. Ik vind het daarom belangrijk dat vrouwen zich goed informeren, zodat ze klachten van de overgang en de menopauze makkelijker herkennen.”

“Kleine aanpassingen kunnen een wereld van verschil betekenen”, voegt Caroline toe. “Het kan gaan van medicatie die de gynaecoloog voorschrijft tot praktische tips. Dat gerichte advies geven is meestal de taak van een menopauzeconsulent. Wij hebben een waaier van tips die we met elke vrouw persoonlijk afstemmen. Voor opvliegers raad ik bijvoorbeeld aan om kledij in laagjes te dragen. Of je polsen onder koud water houden, wat helpt om opvliegers te onderdrukken.”

“Algemeen draagt een gezonde levensstijl bij aan een draaglijke menopauze”, besluit Caroline. “Minder vet eten, minder alcohol drinken en voldoende bewegen kunnen klachten al veel verminderen.”

6. Hormoonsubstitutie kan klachten wegnemen

FEIT

“We starten een hormoonbehandeling bij ernstige symptomen van de menopauze, of wanneer het welzijn van vrouwen in het gedrang komt”, vertelt professor Depypere. “Vroeger hadden hormonen een negatieve bijklank, maar dat is onterecht. De mythe van kankerverwekkende hormonen klopt niet. De wetenschap staat intussen veel verder en bovendien evolueren we meer naar een behandeling op maat. In de toekomst zullen we zelfs kunnen voorspellen welke vrouwen meer kans hebben op borstkanker, dementie en botverkalking. Zo kunnen we ook preventief te werk gaan.”

“Ik ben ervan overtuigd dat niet alle vrouwen hormoonsubstitutie nodig hebben tijdens de menopauze. Toch is het belangrijk om de natuur te helpen als het nodig is: als een vrouw langdurig last heeft, is het belangrijk om haar welzijn te herstellen.”

“De nodige dosis kan sterk verschillen. Een beperkte dosis kan al voldoende zijn om het lichaam weer in balans te brengen. Ons doel is om vrouwen op lange termijn te laten genieten van hun menopauze.”

Dit artikel werd geschreven door HeadOffice en verscheen eerder op www.solidaris.be.

4. De menopauze maakt je dik
7

Bewegen is een medicijn

Bewegen Op Verwijzing, een hulp voor artsen

Als arts krijg je dagelijks te maken met patiënten met een gezondheidsrisico en een passieve levensstijl. Zij hebben baat bij een beweegplan op maat en nauwe opvolging. Een Bewegen Op Verwijzing-coach of BOV-coach kan dan een antwoord bieden. Iedereen die de aanbevelingen van bewegen en lang stilzitten niet haalt, kan voordeel halen uit coaching. Er zijn heel veel ziektes en aandoeningen waarbij meer beweging een grote meerwaarde kan zijn voor de patiënt, zoals overgewicht, lichte depressies, diabetes en bepaalde kankers.

Hoeveel kost het?

De patiënt betaalt zelf een klein deel van de vergoeding van de BOV-coach. Het andere deel van de vergoeding van de coach wordt betaald door de Vlaamse overheid. Dit gaat via een puntensysteem waarbij patiënten gedurende 2 kalenderjaren elk jaar 84 punten te besteden hebben.

Wat doet een BOV-coach?

Een BOV-coach helpt de patiënt op weg naar een gezondere en actievere levensstijl. De coach maakt samen met de patient een beweegplan met als doel om de patiënt elke dag meer te laten bewegen. De BOV-coach volgt de patiënt ook op en stuurt bij waar nodig. In het laatste gesprek zet de coach de successen op een rijtje en krijgt de patiënt tips om te blijven bewegen. De patiënt krijgt dus vaardigheden om zelfstandig te blijven bewegen, ook wanneer de coach de patiënt niet meer zal opvolgen.

Elke coach volgt een 3-daagse opleiding bij het Vlaams Instituut Gezond Leven. De coach maakt kennis met gezondheidsbevordering, de redenen waarom mensen actief of juist inactief zijn, Bewegen Op Verwijzing, kwetsbare doelgroepen en motiverende gespreksvoering.

Een BOV-coach heeft ook de nodige achtergrond. Naast een functie- en competentieprofiel waar de coach aan moet voldoen, beschikt de BOV-coach ook over de nodige opleiding: een master in lichamelijke opvoeding en be-

wegingswetenschappen of in revalidatiewetenschappen en kinesitherapie, of is die erkend als kinesitherapie, of heeft die een bachelor in sport en bewegen of in lichamelijke opvoeding en bewegingsrecreatie.

Waarom doorverwijzen?

Beweging heeft een positief effect op gezondheid. Het verbetert dagelijks functioneren en welzijn en helpt bij verschillende ziektes. Coaches hebben daarbij de tijd om alles grondig door te spreken met de patiënt en een persoonlijk bewegingsprogramma te maken. Ook kennen ze het lokaal sport- en beweegaanbod en kunnen patiënten hierin helpen hun weg te vinden en dit met hen opvolgen.

Voor wie?

Iedereen die de richtlijnen van te lang stilzitten niet haalt, heeft baat bij meer beweging. Ook bij bepaalde ziekten en aandoeningen is bewegen aangewezen. Regelmatig bewegen helpt bij bijvoorbeeld overgewicht en obesitas, chronische nek- en rugpijn, diabetes type I en II, depressie en hartfalen. Je leest er meer over op www.bewegenbijziekte.be.

Een patiënt betaalt zelf 5 euro per kwartier voor een individuele sessie, en 1 euro per kwartier voor een groepssessie. Heeft je patiënt recht op een verhoogde tegemoetkoming, dan betaalt de patiënt 1 euro voor een individuele sessie en 0,50 euro voor een groepssessie.

Hoe doorverwijzen?

Je maakt een online verwijsbrief aan via www.gezondleven.be/forms/bov/1. Er worden automatisch contactgegevens van BOV-coaches in de omgeving van de patiënt gegeven. Als arts blijf je betrokken, de BOV-coach koppelt namelijk terug. Meer weten? Bekijk de website van het Vlaams Insituut Gezond Leven.

8
Merel Ophoff

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.