Talent november 2010 • jaargang 38 • nummer 336
38e jaargang nr. 336, november 2010 ISSN 0166-1930 Spiegeloog is een blad voor de Afdeling Psychologie, Universiteit van Amsterdam
Kamer A.903 Afdeling Psychologie Roetersstraat 15 1018 WB Amsterdam t: 020 - 525 67 58 e: spiegeloog-fmg@uva.nl
903 Talentinflatie
Hoofd-/Eindredactie Vera van der Molen & Tessa Velthuis.
Het is tegenwoordig een uitdaging om ’s avonds televisie te kijken zonder tijdens het zappen op een of andere talentenshow te stuiten. Je kunt het zo gek niet bedenken of je kunt er wel voor auditeren: voor zingen, dansen, koken, model zijn en kleding ontwerpen, maar ook als je gewoon een goed idee hebt. Het lijkt wel alsof iedereen een talent denkt te hebben waarmee hij door wil breken. Dit met talentinflatie tot gevolg. Idols, X-factor, Holland's Next Top Model, Popstars of The Voice of Holland winnen zegt niet veel meer; velen gingen je immers al voor, en nog velen zullen je volgen. De vraag rijst wie al die duizenden mensen zijn, die meedoen met deze talentenshows. In het artikel van Rosanne over het ontstaan en de ontwikkeling van talent kun je, alarmerend genoeg, lezen dat het grootste gedeelte van de bevolking geen enkel talent bezit. Uit de Wandelgang blijkt dat jullie psychologiestudenten redelijk wat gemeen hebben met de kandidaten van televisietalentenshows - iedereen kon wel een talentje van zichzelf benoemen. Van bakken, tot gitaar spelen, tot het alom bekende dansen. Zo denkt Kim er zelfs over mee te doen met So you think you can dance. Talent hebben lijkt leuk, maar bij sommige mensen is hun talent onlosmakelijk verbonden met een psychische ziekte. Tessa schreef over verschillende kunstenaars in haar artikel ‘Kunstenaars in de kliniek’. Er is een correlatie tussen psychopathologie en creativiteit, maar hoe zit dat dan precies? De Cliënt Bekent laat eveneens zien dat talentvol zijn niet altijd gelukkig maakt. Zo is Rosa hoogbegaafd, maar heeft zij meer last van de negatieve gevolgen van hoogbegaafdheid dan dat ze geniet van haar hoge cijfers. En dan blijkt uit het artikel ‘Het wonder van wonderkinderen’ ook nog eens dat wie als kind als een talent wordt beschouwd, zich op latere leeftijd opnieuw zal moeten bewijzen. Het hebben van een talent betekent niet automatisch dat je gelukkig bent. En misschien leven de talentlozen onder ons wel een heerlijk onbekommerd leventje. Dat houden wij voortaan maar in gedachten, als we weer kijken naar al die flexibele dansers op televisie...
Tessa en Vera
Redactie Rosanne Anholt, Tess Hol, Silvija Licina, Joost Molenaar, Bianca Muurman, Simon Nak, Kirsten Vegt. Medewerkers Denny Borsboom, Steven Scholte, Ruud Wetzels. Fotografie Tess Hol, Vera van der Molen, Tessa Velthuis. Omslagillustratie Daniel Johnston, met toestemming. Layout Vera van der Molen & Tessa Velthuis. Druk Drukkerij de Raddraaier Van Ostadestraat 233 b 1073 TN Amsterdam 020 - 673 05 78 Reacties, commentaren en ingezonden brieven zijn van harte welkom. Voor lange artikelen die ter publicatie worden aangeboden, is het verstandig eerst contact op te nemen met de redactie. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten of te wijzigen. Spiegeloog verschijnt zeven keer per jaar. Een abonnement op Spiegeloog kost € 15,- per jaar. Indien geïnteresseerd, stuur een bericht met uw naam en adres naar de redactie. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd worden zonder schriftelijke toestemming van de redactie.
Inhoud
8
18
26
Talentenshows
Het wonder van wonderkinderen
Wandelgang
Talent of goede show?
Een zeldzaamheid
Wat is jouw talent?
Oefening + aanleg = kunst Het ontstaan en de ontwikkeling van talent
4
CliĂŤnt bekent Rosa (19) is hoogbegaafd
12
Tabula Rasa Het Einde
22
OpKamers Sandra Raabe
6
Ivoren Toren Talentloos verhuizen
15
Mededelingen Activiteiten voor studenten
24
Filmrecensie Abel
7
Actueel/Opinie/Facultair Nieuwsrubriek
16
Bacchus Oneindig veel talenten
28
Rondvraag Wetzels aan Scholte
11 Kunstenaars in de kliniek Psychisch zieke kunstenaars
20
Oefening + aanleg = kunst Over het ontstaan en de ontwikkeling van talent
Als mens ben je uniek. Voor sommigen is het moeilijk te accepteren, voor anderen is het een bron van trots. We komen grofweg tot drie conclusies wanneer we onszelf vergelijken met een ander: dat we er anders uitzien, dat we anders denken en dat we goed zijn in andere dingen. Deze conclusies kunnen leiden tot racisme, oorlog en jaloezie, maar anderzijds is verschil ook hetgeen dat smaak geeft aan onze samenleving. De een kan goed voetballen, een ander mooi schilderen. Waar hangen die verschillen van af? En kun je talent beïnvloeden? Tekst: Rosanne Anholt en Tessa Velthuis
Spiegeloog
4 november 2010
Het woord ‘talent’ roept vaak het beeld op van historische zwaargewichten zoals Einstein, gemotiveerde studenten aan het conservatorium of schrijvers die de Pulitzer Prize winnen. Binnen wetenschappelijk onderzoek naar talent bestaat geen overeenstemming over de definitie. Aan de ene kant wordt het beschreven als een aangeboren gave, waarbij er een sterke nadruk wordt gelegd op de erfelijke component. Aan de andere kant wordt talent simpelweg gezien als een uitzonderlijk prestatieniveau binnen een specifiek domein. Het is niet verwonderlijk dat de onenigheid omtrent de definitie zijn oorsprong vindt in het eeuwige nature/nurture-debat. Over de oorsprong van talent valt nog veel te ontdekken.
Van je familie moet je het hebben Talent komt vaak voor binnen een gehele familie. De componist Bach kwam uit een familie vol muzikale talenten, en voor een recenter voorbeeld kunnen we denken aan Steven Tyler, de zanger van de succesvolle band Aerosmith en zijn dochter Liv Tyler, die Arwen speelde in The Lord of the Rings en fotomodel is. Vinkhuyzen, Van der Sluis, Potshuma en Boomsma (2009) deden onderzoek naar talent bij tweelingen en hieruit bleek dat de invloed van de gedeelde omgeving op talent klein was. Genetische factoren daarentegen bleken een grote bijdrage te leveren. Eveneens rapporteerden de onderzoekers dat het bestaan van een biologische basis voor
talent is bevestigd. Eerder onderzoek heeft veelal gefaald een erfelijke basis van talent te vinden. Simonton (2001) is van mening dat talent onterecht als een simpel construct is beschouwd dat óf niet, óf in zijn geheel wordt geërfd. Simonton suggereert een multidimensionaal en vermenigvuldigend (‘multiplicatief ’) model van de erfelijkheid van eigenschappen en talenten, gecombineerd met een dynamisch model van de ontwikkeling van talenten. Het multidimensionaal vermenigvuldigend model van de erfelijkheid van talent (emergenic heritance) gaat ervan uit dat de meeste talenten complex zijn en zodoende afhankelijk van verschillende genen. Je moet al die genen bezitten om het talent te bezitten. Een specifieke combinatie van fysieke, fysiologische, cognitieve en dispositionele eigenschappen maken het mogelijk om een uitzonderlijke prestatie te leveren. Het model wordt ‘vermenigvuldigend’ genoemd omdat het talent niet simpelweg een optelsom is van de genen; de interactie tussen de genen is belangrijk. Daarom is het talent ook niet aanwezig als er één van deze componenten mist. Simonton beschrijft dat dit vervolgens niet leidt tot een normaalverdeling van talent in de populatie, maar tot een extreem scheve distributie, waarbij het grootste deel van de bevolking géén talent heeft, omdat het één of meer essentiële componenten mist. Aan de andere kant van de verdeling zijn er dan die personen die zich een aantal standaarddeviaties boven het
- Het grootste deel van de bevolking heeft geen talent -
Oefening baart kunst De nurture-visie binnen het nature/nurture-debat pleit voor een dominante invloed van omgeving en opvoeding; sommige wetenschappers hebben zo hun vraagtekens gezet bij het bestaan van talent wanneer het wordt gedefinieerd als een aangeboren gave. Zo zou iemand die op topniveau presteert simpelweg ontzettend veel oefening hebben gehad. Bekeken vanuit dit perspectief kan iedereen in principe een ster worden, zolang ze zich maar de benodigde kennis en vaardigheden eigen weten te maken. Volgens Baker (2007) impliceert de nurture-visie op talent dat iedereen de benodigde genen bezit voor het bereiken van expertise in een bepaald domein, zolang ze maar de benodigde hoeveelheid oefening krijgen. Dit idee van genotypical equivalency klopt echter niet met de evolutieleer of gentheorie, die beiden berusten op variatie in genen om natuurlijke selectie te promoten. Baker geeft aan dat wetenschappers het erover eens zijn dat oefening nodig is, maar dat ze onzeker zijn of het ook voldoende is om tot een uitzonderlijk prestatieniveau te komen. Kiewra (2008) beschrijft een aantal tips voor het ontwikkelen van je eigen talent. Ten eerste moet je iets doen wat jou gelukkig maakt. Als je ergens echt in geïnteresseerd bent,
5
blijf je gemotiveerd en bereik je gemakkelijker je doelen. Ten tweede moet je tijd investeren in het ontwikkelen van je talent. Zorg dat je zo min mogelijk wordt afgeleid door andere dingen en maak tijd vrij voor je talent. Ten derde is het raadzaam om relaties aan te gaan die je kunnen helpen bij de ontwikkeling van je talent: zoek contact met iemand die een mentor voor je kan zijn. Samenwerken is de sleutel tot succes. Ten vierde moet je er altijd naar streven je eigen technieken te blijven verbeteren. Kiewra’s laatste tip is dat je je fouten in een positiever licht zult moeten bekijken; het zijn immers momenten waar je van kunt leren. Of we nu afhankelijk zijn van onze genen of van de hoeveelheid tijd die we besteden aan oefening, als mens wil je graag goed zijn in de dingen die je doet. Wanneer je gitaar speelt, zul je tijd steken in het oefenen om beter te worden. Misschien ambieer je het spelen in een band, waarvoor je over betere vaardigheden zult moeten beschikken dan voor het pingelen in de woonkamer. Maar of het nu gaat om het bespelen van een instrument, het beoefenen van een sport, een creatieve hobby of je werk, het is menseigen om dat wat je doet, goed te willen doen. Misschien vanwege de erkenning die we van anderen kunnen krijgen of simpelweg het gevoel van voltooiing, maar wanneer we succesvol zijn, zijn we gelukkig. <<
Bronnen - Kiewra, K. A. (2008). Advice for developing scholars. Educational Psychology Review, 20, 79-86. - Simonton, D. K. (2001). Talent development as a multidimensional, multiplicative, and dynamic process. Current Directions In Psychological Science, 10, 39-43. - Vinkhuyzen, A. A. E., Van der Sluis, S., Potshuma, D., & Boomsma, D. I. (2009). The heritability of aptitude and exceptional talent across different domains in adolescents and young adults. Behavior Genetics, 39, 380-392.
november 2010
Het tweede model van Simonton heeft betrekking op de dynamische ontwikkeling van talent. Volgens dit model manifesteren eigenschappen zich niet per se direct bij de geboorte, maar zullen ze groeien volgens de persoonlijke, geërfde ontwikkelingscurve epigenetic growth. Dit bepaalt wanneer de ontwikkeling van een eigenschap begint, de snelheid waarmee hij zich ontwikkelt en het punt waarop de groei stagneert en de ontwikkeling uiteindelijk stopt. Dit zou kunnen verklaren waarom monozygote tweelingen na verloop van tijd steeds meer op elkaar gaan lijken (in plaats van minder, zoals je zou verwachten als de omgeving steeds meer invloed uitoefent op het individu). Epigenetic growth gaat er vanuit dat wanneer een talent wordt geërfd, dat op jonge leeftijd nog niet duidelijk hoeft te zijn. Een talent kan op latere leeftijd naar boven komen (de zogenoemde ‘laatbloeiers’) of in de loop der tijd veranderen of verdwijnen. Dat is het geval als iemand andere eigenschappen ontwikkelt die slecht zijn voor de ontwikkeling van hun talent, zoals gewichtstoename bij atleten.
Spiegeloog
gemiddelde bevinden. Uitzonderlijk talent blijkt extreem zeldzaam in elk talentdomein.
Op Kamers Tekst & Foto's: Tessa Velthuis
Kamer: A 8.14 Bewoner: Sandra Raabe Sandra Raabe is docent en promovenda bij de vakgroep Klinische Psychologie. Ze doceert Klinische Gespreksvoering, is these- en stagebegeleider en doet onderzoek naar volwassenen met PTSS ten gevolge van vroegkinderlijke traumatisering. Gedoopt neefje
Spiegeloog
‘Dit is de enige foto die ik op mijn kamer heb, hij hangt er sinds mei. Het is mijn neefje van zeven maanden, tijdens zijn doop. Ik kreeg een hele serie foto’s van de doop en deze sprak me het meest aan vanwege het leuke contrast. Een doop is een heel plechtige gelegenheid, maar als je goed kijkt, zie je dat mijn neefje maar in één ding geïnteresseerd is: hoe ziet het eruit onder die jas? Dat explorerende van een kind vind ik grappig. Ik kijk niet vaak naar de foto, maar als ik er naar kijk, maakt hij me altijd vrolijk. Als je zoals ik een baan hebt die bij tijd en wijle erg druk kan zijn, is het fijn om iets te hebben wat je aan het lachen kan maken.’
6
Kastposter
november 2010
‘Mijn kamergenoot Mark Spiering en ik zijn heel trots op deze poster aan de zijkant van de boekenkast. We krijgen er ook veel complimenten over en mensen vragen altijd waar het een afbeelding van is. Ik denk dat het een Noord-Italiaans meer is. Het geeft in ieder geval een lekker vakantiegevoel. Mark en ik delen sinds een jaar deze kamer en door de kast zo neer te zetten hebben we allebei een eigen kant voor onze boeken. Op een dag zijn we naar de Praxis gelopen, waar we een grote plank en een deurposter hebben gekocht. Die hebben we toen met visdraad aan de kast vastgemaakt. Elke dag zorgt Mark ervoor dat de poster precies recht staat. Thuis zou ik hem nooit ophangen, daar vind ik hem te kitscherig voor.’
Dierenmagneten ‘Dit is mijn beginnende magnetenverzameling. De rechter magneet komt van Curaçao en heb ik van een vriendin gekregen. Het glitterpaard heb ik zelf gekocht in Andalusië. De koe en de kikker zijn van de Xenos en hoe ik aan het visje gekomen ben, weet ik niet meer. Op de middelbare school verzamelde ik altijd pennetjes en gummetjes, maar daar ben ik nu toch echt te oud voor. Eigenlijk heb ik een gespleten leven, want thuis heb ik helemaal niks met van die speelgoeddingetjes. Maar op mijn werk kan ik me uitleven in mijn kleine hang naar kitsch. Het UvA-meubilair is niet bepaald supergezellig en de magneetjes fleuren het wat op. Onbewust begint er een dierenthema te ontstaan, zie ik. Ik ben wel kieskeurig in welke magneten ik koop. Mijn volgende aanschaf wordt denk ik weer iets met glitter.'
Filmrecensie Tekst: Joost Molenaar
kelen waarin een jongen verliefd wordt op zijn moeder en de rol van zijn verdwenen vader overneemt. Het rollenspel in het gezin gaat met vrolijke voorvallen een tijdje goed, totdat onverwachts Abels eigen vader op de stoep staat en zijn plaats als hoofd van het gezin wil opeisen. Cecilia steunt Abel, die zijn positie niet wil opgeven, en laat Abels vader beneden op de bank slapen. Nu wordt de situatie voor het eerst echt ongemakkelijk voor de kijker omdat je ziet hoe de personages worstelen met het rollenspel en de treurige ernst die erachter zit. Toch blijft er ergens iets wringen. Waarom houdt zijn moeder het verhaal van Abel zo halsstarrig in stand? Ergens moet ze toch weten dat het niet eeuwig kan blijven voortduren, omdat het geen oplossing is voor zijn probleem. Als haar moederliefde voor Abel werkelijk zo groot is als wordt voorgesteld, dan helpt ze hem niet door hem in zijn grootheidsidee te blijven steunen. Pas wanneer de omstandigheden tot de onvermijdelijke catastrofe leiden, beseft ze dat haar gedrag heeft bijgedragen aan dit verschrikkelijke gevolg. Abel is een mooi uitgelichte film, op lichte toon verteld waardoor de ernst van het verhaal wat minder beklemmend wordt. De grappige situaties die door Abels gedrag ontstaan zorgen voor een lichte glimlach en het dramatisch hoogtepunt van de film is heel poëtisch en indrukwekkend in beeld gebracht. Toch is de plot wat te dun om de hele film te dragen. Genoeg psychologie als interessant uitgangspunt, maar te weinig diepgang om daar een bevredigend gevolg aan te geven. Abel draait vanaf 28 oktober in de bioscoop
Spiegeloog
Abel is de negenjarige hoofdpersoon van de gelijknamige debuutfilm van de Mexicaanse acteur en regisseur Luna. Sinds het vertrek van zijn vader weigert Abel nog te spreken tegen zijn moeder Cecilia, zijn oudere zus Selene en zijn kleine broertje Paul. Vanwege angstaanvallen verblijft Abel een tijdje in een psychiatrische kliniek, maar dat heeft geen effect. Noodgedwongen wordt hij weer naar huis gestuurd, waar zijn moeder zich liefdevol over hem ontfermt. Abel blijft zwijgen en kijkt ’s nachts urenlang naar een cowboyserie op televisie, waarin een zoon ruzie heeft met zijn vader. Overdag blijft hij thuis, waar hij zijn moeder observeert en ziet dat het huishouden haar boven het hoofd lijkt te groeien. Langzamerhand neemt Abel de rol van zijn verdwenen vader over. Wanneer hij met zijn broertje in de speeltuin is, kopieert hij het gedrag van een vader die met zijn kind speelt. Hij verandert van plaats naar het hoofd van de eettafel. Hij gaat de pyjama van zijn vader dragen en slaapt naast zijn moeder in bed. Dat Abel zo’n affectie voor zijn moeder vertoont, vindt volgens regisseur Luna zijn oorsprong in de Mexicaanse cultuur, waar de moeder de centrale rol speelt in het gezin. Luna kreeg het idee voor de film Abel na het zien van een Hamletvoorstelling in Londen. Hij ervoer de relatie tussen Hamlet en zijn moeder als bijzonder seksueel geladen. Ooit las Luna een boek waarin een kind geloofde dat het een volwassene was en dat deed hem denken aan de psychologe waar hij als kind naartoe ging vanwege slapeloosheid. Die psychologe vertelde hem dat hij de persoonlijkheid had van een twintigjarige, maar ’s nachts die van een vijfjarige die bang is voor monsters onder het bed. Luna wilde altijd al eens iets doen met het Oedipus-thema en hij besloot een verhaal te ontwik-
7 november 2010
Abel
regie: Diego Luna
Talentenshows: talent of goede show? Talent om te dansen, te zingen, acrobatentrucs uit te halen… De nieuwe Evita, Tarzan of Joseph worden. Al sinds 2002 (het eerste seizoen van Idols) kun je geen televisie meer kijken zonder langs een talentenshow te zappen: Idols, Popstars, X-Factor, Holland’s Got Talent, The Voice of Holland... Maar heb je daadwerkelijk talent als je zo'n show meedoet wint? En wie bepaalt dat eigenlijk?
Tekst: Tess Hol
Spiegeloog
8
De jury
november 2010
Meedoen aan een talentenshow hoef je in ieder geval niet in je eentje te doen. Samen met jou staan er duizenden mede‘artiesten’ klaar om de wereld te laten zien hoe talentvol ze zijn. Daar sta je dan ineens voor een jury a capella te zingen in een geluidsdicht kamertje. Misschien bibbert je stem wat, maar de jury hoort vast of er een nachtegaaltje in je schuilt. En misschien valt de jury wel voor je spectaculaire buitenkant. De eerste ronde heeft wel wat weg van een vleeskeuring. De juryleden, ieder met hun eigen rol (de tiran, de apathische, het aardige jurylid), kunnen je zomaar bejubelen om je zuivere stem of juist afbranden om je slecht gekozen kledingsetje. Ze kunnen hun wenkbrauwen optrekken bij de keuze van het door jou gekozen nummer of hun gezichten niet meer in de plooi houden van het lachen. Ja, ze zullen jou wel eens even feedback geven. Dat deze ‘feedback’ soms zelfs uitmondt in grove beledigingen, bewijst Gordon, jurylid in X-Factor. Hij staat bekend om zijn grove uitspaken waar hij heel Nederland mee weet te choqueren. ‘Geef dat kind een nekschot’ en ‘je ziet eruit als een toiletvrouw die voor de gein zingt’, zei hij bijvoorbeeld tegen twee kandidaten. Talentenshows zijn al jaren op televisie en in elke talentenshow zit zo’n onaardig jurylid. Hoe kan het dat mensen toch aan talentenshows mee blijven doen, nadat ze gezien hebben dat anderen genadeloos afgebekt werden en vervolgens afdropen? In verschillende onderzoeken naar zelfvertrouwen kwam naar voren dat mensen met veel zelfvertrouwen hun eigen performance veel positiever evalueren
dan mensen met weinig zelfvertrouwen. Veel deelnemers beschikken dan ook over een flinke dosis zelfvertrouwen en zullen onaardige feedback positief opvatten. Ze zijn daadwerkelijk overtuigd van hun eigen talent en worden hierin meestal gestimuleerd door hun welwillende familie en vrienden. Wie heeft het nog niet gezien op televisie; het pleidooi van een moeder over haar uiterst getalenteerde zoon, zich afvragend waarom hij nog niet eerder ontdekt is. En ook al is de feedback eerder één grote afwijzing dan opbouwende kritiek, deelnemers met veel zelfvertrouwen zien hun eigen kunnen hierna positiever in dan onzekere deelnemers. Daarnaast kan het gedrag van de deelnemers ook nog verklaard worden aan de hand van de behaviorist Skinner. Volgens hem wordt al het menselijke gedrag gestuurd door middel van straffen en belonen. Als gedrag beloond wordt, komt het vaker voor en als gedrag bestraft wordt, zou het moeten afnemen. Een beloning hoeft echter niet altijd iets materieels te zijn, zoals geld. Er zijn ook sociale beloningen, die voor mensen erg belangrijk zijn. Deze kunnen gevormd worden door complimentjes, waardering of persoonlijke aandacht (Van Vliet, 2007). En dat laatste is precies wat er in een talentenshow gebeurt. De deelnemer wordt dan misschien wel om de oren geslagen met de meest onaardige opmerkingen; hij wordt wél beloond met aandacht. Beloond met aandacht van een vierkoppige jury, omringende camera’s en misschien wel even schitteren in de televisie-uitzending. Dat laatste is voor veel mensen een droom die uitkomt en tevens een beloning voor hun gedrag.
- Veel deelnemers vatten onaardige feedback positief op -
De media
De kijkers Het klinkt logisch dat een leuke uitstraling, oftewel je charisma, de kijkers week na week aan de buis zal kluisteren. Tenslotte hangt jouw geluk toch echt af van de fans thuis. Zij grijpen tijdens de liveshows hun mobieltje om jouw naam te sms’en. Zij adoreren je of verafschuwen je. Zij zullen je maken of kraken. Naast de jury en de media zijn zij de laatste stap naar roem; het winnen van de finale… Maar heb je nu eigenlijk talent nodig om een talentenshow te winnen? Waarschijnlijk wel. Talent om de jury te overtuigen dat jij speciaal bent, talent om de media in te pakken met jouw charisma, talent om de kijkers jou wekenlang te laten volgen. En talent om te zingen? Misschien ook wel, maar daar hoef je je in ieder geval op de eerste plaats niet gelijk druk om te maken als je mee doet!
De ervaringen van een talentenshowkandidaat Daisy van Tussenbroek deed in 2007 zelf mee aan de talentenshow Op zoek naar Evita. Anders dan talentenshows
9
Door welke rondes ben je heen gekomen bij de talentenshow? Ik heb in vier rondes gezeten. De eerste ronde was nog zonder camera. Daar werd beoordeeld of je überhaupt een goede zangstem had. Iedereen kon namelijk aan het programma mee doen, waardoor de voorselectie redelijk streng was. Ik kwam door de voorselectie heen en moest op diezelfde dag nog wachten totdat ik werd geroepen voor de volgende ronde. Dit keer was er wel een camera en een strengere jury. Deze jury stelde ook zwaardere eisen. Helaas was ik niet door, maar toen ik bijna wilde vertrekken werd ik tegengehouden met de mededeling dat de jury me tóch terug wilde zien voor een tweede kans. Er werd me verteld op een aantal punten te letten tijdens het zingen en vervolgens weer auditie te doen. Deze auditie haalde ik gelukkig wel! Ik was erg blij dat de jury me nog een kans had gegeven. Na deze drukke en vermoeiende dag kreeg ik een brief met informatie waar ik voor de volgende ronde moest zijn en wat ik precies moest voorbereiden. Deze ronde, de theaterronde, vond plaats in het Luxor Theater in Rotterdam. Het was allemaal heel groots en indrukwekkend opgezet. Het was de bedoeling dat je hier weer een nummer a capella zong, maar dit keer voor vier bekende juryleden. Ik was erg zenuwachtig. Eenmaal op de stip begon ik te zingen en toen ik klaar was, was iedereen stil. De jury gaf het commentaar dat ik wat moest doen aan mijn kleding, omdat ze vonden dat het nog niet in de stijl van Evita was. Ze waren echter wel te spreken over mijn stem en stuurden me door naar de volgende ronde: de Evita Academy. Ik was ontzettend blij dat ik deze ronde had behaald. De jury zag iets in mij, waardoor ik deze kans kreeg om mezelf te ontwikkelen op de Evita Academy. De Evita Academy was in een heel mooi kasteeltje in het bos. Op deze Academy waren alle potentiële Evita’s aanwezig; maar liefst dertig kandidaten, waaronder ik. Hier
Spiegeloog
als Idols of X-Factor, is het in deze talentenshow wel erg belangrijk dat de kandidaat goed leert zingen, aangezien de winnaar van het programma de hoofdrol gaat vertolken in de musical Evita. Daisy kwam door een paar rondes heen in de talentenshow en leerde de jury en de media goed kennen.
november 2010
Als alles goed gaat en je positieve feedback ontvangen hebt, ben je door naar de volgende ronde. Vol adrenaline verlaat je de Room of Decision. Vanaf nu wordt jouw bescheiden talent aangepakt door de professionals. Je krijgt een coach die jou wel even leert zingen. Je krijgt een band, danseressen, een kostuum aan en het belangrijkst: een microfoon. Je wordt de hele week getraind en klaargestoomd voor je optreden. Daarbij wordt de media niet vergeten, want je zult de media en daarmee de kijkers thuis met je indrukwekkende verschijning om je vinger moeten winden. Want ook dat is belangrijk in een talentenshow. Talentenshows worden namelijk gemaakt om op televisie te verschijnen. En de media wil met deze shows natuurlijk zoveel mogelijk kijkers aan de buis kluisteren. Of je dat nu doet met je stem, je danskunsten of je bijzondere verschijning; in een talentenshow lijkt dit niet veel uit te maken. Je kunt nog zo mooi zingen, als je daar als een lappenpop op het podium staat te performen zal de media snel korte metten met je maken. Andersom is dit uiteraard ook het geval. Idols-finalist Jim werd in 2003 tweede in de finale. Volgens velen had hij dit helemaal niet direct aan zijn stemgeluid te danken, als wel aan zijn knappe verschijning. Belangrijk is dus om de media aan je kant te krijgen. Als dat met je stemgeluid niet mogelijk is, hoe dan wel? In de media is het toverwoord: ‘charisma’. Charisma is een sterke persoonlijke aantrekkingskracht die je uitoefent op andere mensen, die dit ervaren als een bijzondere uitstraling. Charismatische mensen zijn te herkennen aan het feit dat ze zelfvertrouwen uitstralen, goed uit hun woorden komen, het publiek weten te boeien en gemakkelijk op de voorgrond treden. De media zijn natuurlijk dol op charismatische mensen, want die trekken weer veel kijkers.
Daisy van Tussenbroek photos4ever.nl
Spiegeloog
10
kregen we kregen workshops van bekende musicalsterren. Aan de hand van de behaalde resultaten uit de workshop zou er weer een eliminatieronde plaatsvinden: een spannend moment. We stonden allemaal in rijen terwijl Erwin van Lambaart (directeur Joop van den Ende Theaterproducties, red.) langsliep. Als hij zijn hand op je schouder legde moest je gaan. Daar zat ik helaas ook bij. Dit was echt een teleurstelling, maar het had ook weer een positieve kant. Het programma was voor mij een goede leerschool en ik ben toch door veel rondes heen gekomen, waardoor ik veel heb mogen meemaken.
november 2010
Hoe vond je van de jury? Elk jurylid heeft een eigen persoonlijkheid. Iedereen heeft weer zijn eigen specialiteiten, vandaar ook een team van vier professionele mensen. Ze zeggen geen nare dingen, maar geven feedback. Ze geven je informatie mee waar je iets mee kunt en ik vind dat heel fijn. Heel veel mensen vatten het negatief op, maar je moet dat juist meenemen in je spel of zang en jezelf daarin verder ontwikkelen.
- je moet vooral ook zang- en spelkwaliteiten bezitten. Vond je het leuk om mee te doen, en zou je een volgende keer weer meedoen? Er was eigenlijk niets wat ik niet leuk vond. Ik heb het erg naar mijn zin gehad en heb veel mogen leren. Ik ben dan ook zeker blij dat ik heb meegedaan, maar ik weet niet of ik nu weer mee zou doen. Aan de andere kant ben ik in de tussentijd heel erg gegroeid: ik heb veel aan mezelf gewerkt en veel ervaring opgedaan met spel en zang. Daardoor zullen mijn kansen een volgende keer misschien wel groter zijn en dus kan het interessant zijn om weer mee te doen met een soortgelijk programma. Wat was de reden dat je uiteindelijk afviel? De reden was dat ik geen ervaring had in het musicalvak. En ik geef de jury groot gelijk, want ik had de rol van Evita toen nog niet aangekund. Aan de andere kant heb je tijdens het programma ook tijd om te groeien en over het algemeen hebben alle deelnemers dezelfde kansen, maar verschillende kwaliteiten. Je hebt het uiteindelijk zelf niet in de hand of je doorgaat. De jury moet toch keuzes maken. Hoe vond je het om jezelf later terug te zien op televisie? Heel confronterend. Je ziet goed wat je sterke en zwakke punten zijn. Hierbij ook een tip voor de mensen die mee willen doen: zorg dat je jezelf een keer opneemt en kijk wat je aan jezelf zou kunnen veranderen. Laat dit ook aan vrienden zien zodat ze jou feedback kunnen geven.
- Even later zing je hetzelfde stukje wel goed, maar dat laten ze niet zien op televisie -
Heeft de media de show anders op televisie laten verschijnen dan het in werkelijkheid was? Ja, ze laten soms dingen zien die niet representatief zijn voor wat er werkelijk gebeurde. Ik had op de Evita Academy een zangworkshop en om kijkers te trekken is het natuurlijk leuk om juist de dingen te laten zien die misgaan. Bij mij lieten ze ook zien dat het zingen een keertje misging, maar ze zenden niet uit dat het ook goed kan gaan; dat vind ik erg jammer. Ze zetten een negatief beeld van je neer, terwijl je een minuut later hetzelfde stukje wel goed zingt. Was uiterlijk/uitstraling naast het zingen ook belangrijk in de show? In elk programma wordt er op uiterlijk en uitstraling gelet, want dit is ook heel erg belangrijk voor een show of musical. Maar het is niet het enige waarop wordt geselecteerd
Heb je nog meer gouden tips voor mensen die mee zouden willen doen? Wees jezelf en kijk goed of de rol bij je past. Bekijk ook of je alle kwaliteiten bezit die de jury verwacht dat je bezit. Je moet echt realistisch inschatten wat je kansen zijn. EĂŠn ding is zeker, het is een heel mooie ervaring en het staat mooi op je CV. <<
Bronnen - van Vliet, P. (2007). Wat drijft de mens? Den Haag: Boom Lemma uitgevers. - http://en.wikipedia.org/wiki/Talent_show - http://www.mediacourant.nl/?p=4175 - http://www.wikihow.com/Run-a-Talent-Show
De Rondvraag
Beste Steven, Jij hebt de afgelopen jaren veel energie gestoken in de aanschaf van een erg dure fMRI-scanner. Deze 1,6 miljoen euro kan natuurlijk maar één keer besteed worden. Waarom moeten we bij psychologie eigenlijk blij zijn met zo'n duur apparaat, terwijl we met dat geld ook het onderwijs hadden kunnen verbeteren of meer onderzoekers hadden kunnen aannemen? Ruud
Het antwoord van Steven Scholte (Brein en Cognitie) Je vraagt je af of de 1,6 miljoen van de scanner niet beter in meer personeel of onderwijs gestoken had kunnen worden. Daarnaast zijn er nog bijkomende kosten voor personeel, huisvesting en IC-infrastructuur. De afschrijving geschiedt echter over een periode van tien jaar. Een derde alternatief is overigens dit belastinggeld niet uit te geven, waardoor de overheid of universiteit minder zou hoeven te bezuinigen op andere uitgaven. 1,6 miljoen euro is veel geld, maar ik zal je ervan proberen te overtuigen dat het ook goed besteed geld is. De FMG had in 2009 55 miljoen aan personele lasten en 9,5 miljoen aan materiële lasten. Van de 9,5 miljoen is maar een zeer beperkt deel aan onderzoeksmiddelen uitgegeven. De FMG besteedt dus maar een fractie van zijn geld aan onderzoeksmiddelen. Echter, de helft van de kosten van het wetenschappelijk personeel (598 mensen) worden gemaakt voor onderzoek. Dit onderzoeksdeel is slecht besteed als je de onderzoekers vervolgens niet de middelen verschaft om onderzoek te doen. Een voorbeeld: methodenleer is nu een experiment aan het opzetten op de MRI-scanner dat in reële zin twintig duizend euro gaat kosten. Dit experiment levert
data op voor waarschijnlijk drie tot vier goed te publiceren artikelen . De arbeidstijd die gepaard gaat met het verwerken van deze data (inclusief overhead) gaat vermoedelijk meer dan honderd duizend euro kosten. Zoals je aan dit voorbeeld ziet: een scanner is niet duur, mensen zijn duur. Door geld te investeren in onderzoeksmiddelen geef je onderzoekers de mogelijkheid om die tijd zinvol te gebruiken. Overigens heeft dit niet alleen betrekking op MRI-onderzoek. Voor bijvoorbeeld vragenlijstonderzoek gaat hetzelfde op. Je kunt een aantal vragenlijsten in de testweek afnemen en een jaar bezig zijn deze te verwerken en er een artikel over te schrijven. Dit kost bijna niets aan onderzoeksmiddelen, maar je geeft al vrij snel zestig duizend euro uit aan arbeidstijd. Door nu bijvoorbeeld zesduizend tot twaalfduizend euro uit te trekken voor het afnemen van deze vragenlijsten bij meer mensen die ook representatief zijn voor de bevolking, besteed je de zestigduizend euro arbeidsloon beter. Onderzoeksmiddelen (waaronder scanners) zijn in deze context niet duur. Onderzoekers zijn duur. Door tevens te investeren in onderzoeksmiddelen schat je die mensen, mijns inziens, ook op waarde.
Steven Scholte (Brein en Cognitie) geeft de Rondvraag door aan Sennay Ghebreab (Brein en Cognitie) Beste Sennay, Jij komt vanuit een heel andere hoek dan de meeste mensen bij psychologie, namelijk van de patroonherkenning. Wat valt je op aan het onderzoek aan deze faculteit in vergelijking met het onderzoek bij informatica, waar jij vandaan komt? Steven
11 november 2010
De vraag van Ruud Wetzels (Methodenleer)
Spiegeloog
Wetenschappelijk medewerkers stellen elkaar vragen
..
Client bekent Rosa (19) kon als kind ‘plotseling’ lezen, haar veters strikken en moeilijke sommen uitrekenen. Op haar zestiende ging ze naar de universiteit, waar ze nu bezig is met een Research Master. Rosa vertelt hoe het is om hoogbegaafd te zijn en dat het meer inhoudt dan een hoog IQ.
Tekst: Vera van der Molen en Tessa Velthuis
Spiegeloog
12 november 2010
Wanneer merkte jouw moeder dat je anders was? ‘Al heel vroeg waren er tekenen dat ik me anders ontwikkelde dan andere kinderen. Toen ik veertien maanden oud was en begon te praten, sprak ik meteen in volzinnen. En er waren allerlei dingen die ik ‘ineens’ kon, zonder dat mijn moeder wist hoe ik dat geleerd had. Lezen kon ik bijvoorbeeld al erg jong, ook al ontkende ik dat eerst tegenover iedereen. Ik kon ook heel goed rekenen, en niemand wist hoe ik dat deed. Ik had een soort systeem met mijn vingers, waarmee ik de moeilijkste sommen kon uitrekenen. Ik kan me nu jammer genoeg niet meer herinneren hoe ik dat precies deed. Mijn moeder is psychologe, dus die herkende de symptomen van hoogbegaafdheid al wel. Op school ging het in het begin vrij goed. Ik gebruikte mijn intelligentie om sociale systemen te doorzien en zo lukte het me om vriendinnen te maken. Toen ik zeven was, zei ik tegen mijn moeder: ‘Mam, iedereen is fan van de Spice Girls, dus ik moet ook fan zijn van de Spice Girls, want dan kan ik vriendinnen krijgen’. Ik kocht een gum van de Spice Girls en ja hoor, ik kreeg vriendinnen. Op een gegeven moment begon het in de klas echter op te vallen dat ik alles sneller snapte dan de anderen. Dat beviel de meeste van mijn klasgenoten niet zo. Daar kwam nog bij dat ik het zelf verschrikkelijk vond als ik iets fout deed. Ik moest geregeld huilen in de klas.’
meteen lukte. Ik vond dat ik overal goed in moest zijn. Na groep vier sloeg ik een klas over en ging ik naar groep zes. Dat ging helemaal mis; mijn oude vriendinnen vonden mij niet meer leuk en mijn nieuwe klasgenoten vonden me maar raar; omdat ik zo jong was, omdat ik moest huilen als ik iets niet begreep en omdat ik de hele tijd bijdehante opmerkingen maakte. Ik was een buitenbeentje geworden, ik paste er gewoonweg niet tussen. Dat jaar in groep zes verveelde ik me dood en was ik heel ongelukkig. Ik vond school verschrikkelijk en omdat ik mijn ei niet kwijt kon, deed ik thuis ook allerlei rare dingen. Ik stond de hele dag op m’n hoofd op de bank en ik ontwikkelde allerlei obsessiefcompulsieve systemen. Kinderen hebben wel vaker dat ze niet op de lijntjes van de stoeptegels mogen lopen of iets dergelijks, maar bij mij ging het een stuk verder. Ook had ik een soort systeem met het tikken van mijn vingers, voeten of benen, waarbij alles wat links werd gedaan, ook rechts moest worden gedaan. Helaas zijn deze dingen nooit helemaal weggegaan en heb ik er nog steeds last van.’
- Dankzij de WEBB-kampen voelde ik me geen complete idoot -
Waar moest je dan bijvoorbeeld om huilen? ‘Ik weet nog dat ik leerde schrijven, maar dat de ‘a’ me maar niet lukte. Ik kon al schrijven in blokletters, maar nu moest het ineens aan elkaar. Nooit eerder had ik ergens moeite voor hoeven doen. Ik vond het heel erg dat er iets was wat me niet
Was je toen al officieel getest op hoogbegaafdheid? ‘In dat jaar aan het einde van groep zes ben ik getest, omdat mijn moeder wilde weten wat voor lesplan geschikt zou zijn voor mij in groep zeven en acht. Bij het testbureau in Nijmegen – het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek – moest ik een intelligentietest doen, maar die mislukte. De ene helft van het onderzoek deed ik nagenoeg perfect, maar zodra er een stopwatch op tafel kwam, raakte ik in paniek en deed ik alles fout. De stopwatch stond in mijn hoofd symbool voor De Ultieme Test, waardoor ik mezelf druk oplegde. Precies dezelfde opdrachten zonder stopwatch gingen weer fout-
Ben je voor je problemen wel eens naar een psycholoog geweest? ‘Mijn moeder wilde me wel eens meenemen naar een psycholoog, vanwege mijn faalangst. Ik wilde dat toen echter absoluut niet. Ongeveer een jaar geleden ben ik uit mezelf gegaan en heb ik cognitieve gedragstherapie gekregen. Dat heeft niet veel geholpen. Misschien komt dat doordat faalangst bij hoogbegaafden heel anders in elkaar steekt dan bij de meeste mensen. Nu overweeg ik om een keer te gaan praten met een psycholoog die gespecialiseerd is in hoogbegaafden; de hoogbegaafdheid zie ik namelijk grotendeels als aanleiding van die faalangst. Als je altijd een van de besten bent, dan ontstaat er een druk dat je dat ook moet zijn. Ik moet van mezelf altijd maar presteren, en meestal doe ik het in mijn ogen niet goed genoeg. Als ik een keer een onvoldoende haal, dan denk ik meteen dat ik dom ben. Natuurlijk weet ik ergens wel dat dat niet zo is, maar toch blijft dat gevoel er. Een 8,5 halen voor een opdracht voelt soms als ‘niet goed genoeg’. Als ik iets niet snap, kan ik er ook heel lang over nadenken hoe erg dat wel niet is en waardoor dat dan komt. Een ander is dat na een kwartiertje vergeten, maar bij mij blijft het spoken. Dat is best vermoeiend en ik zou er graag van af willen. Laatst ging ik het spelletje Set spelen met twee vrienden. Ook bij zoiets leg ik mezelf veel druk op, omdat ik bang ben om dom te zijn als ik niet win. Gelukkig won ik, alle drie de keren. Ik zei toen een beetje voor de grap dat als ik verlies, ik denk dat ik dom ben. Die vriendin reageerde stomverbaasd: ze begreep werkelijk niet hoe ik dat nou kon denken. Tja, ik begrijp het zelf ook niet. Bij mij voelt iets nu eenmaal snel als falen.’
- Een 8,5 halen voor een opdracht voelt soms als 'niet goed genoeg' -
Zie jij je hoogbegaafdheid als een stoornis? ‘Eerder als een eigenschap. Misschien ook wel als een stoornis, maar dat heeft zo’n negatieve bijklank. Ik ben veel meer dan alleen hoogbegaafd, hoewel het zich wel in veel delen van mijn leven laat zien. Ik heb geaccepteerd dat ik het ben, maar ik weet nog steeds niet precies hoe ik ermee om moet gaan. Gek genoeg heb ik ook over mezelf het ‘hoogbegaafdheidsvooroordeel’ dat ik altijd alles goed moet doen. Ik vind het ook moeilijk om te zeggen dat ik hoogbegaafd ben; het klinkt al snel als opscheppen en daar houd ik niet
Spiegeloog
Kende je andere hoogbegaafde kinderen? ‘Helaas lopen ze niet in bosjes rond, dus ik had lange tijd geen contact met andere hoogbegaafden. Op mijn tiende ging ik voor het eerst naar een kamp speciaal voor hoogbegaafde kinderen, georganiseerd door stichting WEBB. Dat vond ik geweldig! Het was voor mij heel prettig om zoveel kinderen bij elkaar te hebben die op dezelfde manier nadachten als ik. Toen mijn moeder me na een week weer kwam ophalen, schijn ik gezegd te hebben: ‘Mam, er zijn er veel meer zoals ik!’ Ik viel met zo’n tevreden glimlach in slaap dat mijn moeder me sindsdien twee keer per jaar naar een WEBB-kamp bracht. Daar voelde ik me geen buitenbeetje. Toen ik wat ouder werd, sprak ik soms af met kinderen die ik had leren kennen. Ik had op de middelbare school wel andere vrienden gemaakt, maar deze vrienden begrepen me volledig. Op zo’n kamp deden we voornamelijk wat ‘normale’ kinderen ook op een kamp doen: tafeltennissen, kletsen, spelletjes, voetballen. Alleen waren we allemaal slim en begrepen we elkaar. Dus niks geen wiskundesommen maken of elkaar aftroeven wie de meeste klassen had overgeslagen – daar ging het echt totaal niet om. Aan de manier waarop we alles deden denk ik wel dat je kon merken dat we hoogbegaafd waren. Bovendien praatten we er ook wel eens over, maar dan meer over hoe stom het was dat niemand je goed begreep in je dagelijks leven. Dankzij de kampen voelde ik me geen complete idioot meer. Ik wist tenminste dat ik niet de enige was.’
van. Mensen gaan dan ook allerlei eigenschappen aan me toeschrijven die ik helemaal niet heb, of ze geven me het gevoel dat ik me moet bewijzen. Als iemand met ADHD een keertje rustig op de bank zit, ga je hem toch ook niet meteen vragen of hij wel zeker weet dat hij ADHD heeft, en of hij niet eens als de wiedeweerga door de kamer wil gaan rennen? De vooroordelen die er bestaan over hoogbegaafdheid vind ik erg vervelend. Dat je de hele dag aan het leren bent, je enorm van wiskundepuzzels houdt, alleen maar tienen haalt, je geen andere hobby’s hebt dan schoolwerk maken. Dat je geen vrienden hebt, en ga zo maar door. Natuurlijk voldoe ik wel aan bepaalde kenmerken van hoogbegaafdheid, maar ik heb genoeg vrienden, meerdere hobby’s en ik sta gemiddeld een acht en geen tien.’
13 november 2010
loos. Uit de eindscore van de IQ-test was geen kloppende IQ-score op te maken, omdat ik half hoogbegaafd en half superdom leek te zijn. Voor de mensen bij het testbureau was het overigens wel duidelijk dat ik hoogbegaafd was. Ze hebben mijn school toen uitgelegd hoe het onderwijs er het beste uit zou kunnen zien voor mij. Helaas was dat erg moeilijk te realiseren en ben ik na een paar weken in groep zeven toch doorgegaan naar groep acht.’
Uit Rosa's begaafdheidsonderzoek... Voorgeschiedenis (informatie van de ouders)
Spiegeloog
14
'Ze was veertien maanden toen ze begon te praten; daarvoor praatte ze nauwelijks en imiteerde ze het praten door mondbewegingen te maken. Ze sprak meteen in hele zinnen van vijf woorden en meer ene gebruikte de ik-vorm.’ ‘De overgang naar de basisschool verliep moeizaam; ze ging er graag naar toe, maar speelde de eerste vier tot zes maanden nauwelijks met andere kinderen en hield zich afzijdig. Ze moest lang wennen, vooral aan de hoeveelheid kinderen en de organisatie. Ze wilde wel graag naar school, maar had een lange aanloop nodig, en als haar moeder haar ophaalde was ze altijd druk bezig. Later ging het beter.'
Algemene indruk
november 2010
'Rosa reageerde hard huilend toen haar moeder het onderzoek aankondigde en was volgens haar voor het onderzoek dagenlang gespannen. Bij de kennismaking is Rosa zeer gespannen en weinig spraakzaam. (…) Ze is zeer gemotiveerd bezig met de opdrachten, maar blijkt er erg faalangstig en onzeker op te kunnen reageren. Ze is erg op tijd gefixeerd en heeft moeite met het werken onder tijdsdruk en is dan extra gespannen. Falen lijkt haar te frustreren en te demotiveren en ze kan er ongedurig en verdrietig op reageren. Wanneer het pauze is loopt ze met een bedrukt gezicht naar haar moeder toe en een grote huilbui volgt. Ze vertelt over wat niet lukte, fouten e.d..'
Testresultaten
'Ook op de schriftelijke subtest Substitutie (SU) scoort Rosa ruim gemiddeld. Naast het sequentieervermogen, gaat het hier (net als bij de subtest Rekenen en Cijferreeksen) om het concentratievermogen. Ze verliest wat tijd doordat ze een fout corrigeert en ook omdat ze zoals ze zelf zegt ‘voor de zekerheid’ terug blijft kijken naar het voorbeeld. Wanneer ze een regel zonder voorbeeld doet, blijkt ze alle tekens goed te hebben. Na de instructie van de TCT-DP vraag Rosa: ‘mag er ook iets bij of moeten alleen deze vier figuren af ?’. Over haar tekening merkt ze op: ‘is in verhouding niet zo goed’. Bij het aanvullen van de zinnen van de ZAT maakt Rosa af en toe geërgerd opmerkingen en stelt ze vragen: ‘een moeder… wat moet ik daarmee!’. Een deel van haar antwoorden: Het fijnste ogenblik van mijn leven… ‘heb ik nog niet beleefd’. Het lukt me niet… ‘om een lamp aan te sluiten’. Jokken… ‘is mijn gewoonte niet’. Wanneer Rosa gevraagd wordt of ze iets aan school zou willen veranderen, antwoordt ze: ‘dat we meer mochten
lezen… meer mochten per week, meer werk, krijgen nu maar drie taken rekenen per week, is heel weinig vind ik’.'
Samenvatting en conclusies
'Rosa komt uit dit onderzoek naar voren als een faalangstig meisje met verbale capaciteiten van een hoogbegaafd niveau. Haar performale capaciteiten liggen op een gemiddeld niveau, maar met name haar prestaties aan die kant van het intelligentieprofiel lijken negatief beïnvloed te zijn door haar faalangst. Haar logisch redeneer- en probeemoplossend vermogen is sterk ontwikkeld. Wat creativiteit betreft scoort ze bovengemiddeld voor haar leeftijd. Haar leervermogen is goed.'
Advies
'Rosa heeft terecht een groep overgeslagen, maar alleen deze versnelling is onvoldoende, ook haar lesprogramma zal verder aangepast moeten worden om haar optimaal te kunnen begeleiden binnen de schoolomgeving. Om gemotiveerd en leergierig te blijven zal haar voldoende uitdaging geboden moeten worden. (…) Geadviseerd wordt gebruik te maken van de resultaten van (didactische en methodegebonden) toetsen die worden afgenomen voor het aanbieden van nieuwe lesstof, zodat uitgegaan kan worden van haar didactisch niveau bij het opstellen en evalueren van haar lesprogramma. De regulier stof zal voornamelijk Rosa’s informatieverwerkende capaciteiten aanspreken, maar in mindere mate haar creatieve en probleemoplossende vermogens stimuleren en haar sterke kanten benadrukken, wat juist haar motivatie voor school in het algemeen zou kunnen vergroten. Daarom zal naast het versneld verwerken van de reguliere stof een groot deel van haar lesprogramma moeten bestaan uit het verwerken van extra lesmateriaal dat haar vermogens wel voldoende aanspreekt. Voorbeelden van verbredings-, verdiepings- en verrijkingsstof naast Vooruit zijn: het leren van een vreemde taal, Superlogo, werken met Windows e.d.. Door Rosa op haar eigen niveau onderwijs te bieden zal ze net als haar leeftijdsgenoten de gelegenheid krijgen te leren leren op de basisschool. Daarbij zal Rosa haar leeromgeving als prettiger en veiliger kunnen gaan ervaren door haar uitzonderingspositie in de klas zo veel mogelijk te beperken door het bespreekbaar te maken in de klas. Met haar moeder is besproken Rosa aan te melden bij een psycholoog, die bekend is met hoogbegaafdheidsproblematiek, voor (spel)therapie waarbinnen vanuit een breder kader zoals het zelfbeeld aandacht kan worden geschonken aan haar (faal)angst.'
De ivoren toren Talentloos verhuizen
De naam Rosa is gefingeerd.
Aan het zicht onttrokken voorbereiding kan spectaculaire resultaten opleveren. Dat is niet alleen zo met talent. Er wordt bijvoorbeeld al jaren stilletjes een verhuizing van de faculteit voorbereid die u met stomheid zal slaan. Er zullen universitaire kantoortuinen ontstaan op het Roeterseiland. Nu zult u zeggen: kantoortuinen? Op een universiteit? Dat kan niet! Het kan wel. En het gaat ook gebeuren. UvA-medewerkers beschikken straks niet langer allemaal over een kamersleutel. Kasteloze ongelukkigen, zoals AiO's en UD's, krijgen een afsluitbare kast en daarmee moeten zij het doen. Dat heeft veiligheidsconsequenties. Bijvoorbeeld: studenten kunnen nu zomaar bij een docent binnenlopen. Dat is binnenkort afgelopen. Zij worden van docenten gescheiden door een glazen wand en hebben een pasje nodig om een docent te kunnen spreken. Waarom ziet niemand dit aankomen? Docenten zijn voornamelijk op publicatiejacht, studenten gedragen zich als onderwijsconsument. Sinds de stelselherzieningen van de jaren '90 is er geen medezeggenschapsorgaan met tanden meer over. Ik zit in een grijs klankbordgroepje dat onze bestuurders hebben ingesteld om ons later te kunnen voorhouden dat we er zelf bij zijn geweest. Maar een klankbord heeft geen stemrecht. Uw bestuurders zullen u straks in zeer korte tijd versteld doen staan met een groot aantal zeer slagvaardige beslissingen die onafwendbaar leiden tot een Open Kantoorconcept. Net als met talent zult u zult zich daarover verbazen, omdat u de voorbereiding niet waargenomen heeft. Het is gemakkelijker een ring naar de Doemberg te brengen, dan een universiteitsbestuur van koers te laten veranderen. Maar we moeten het proberen. Sluit u aan bij het verzet: dennyborsboom@gmail.com. De plicht roept. Iedereen die aan de UvA werkt, AiO of hoogleraar, verdient een kamersleutel. Anders moet het College van Bestuur ook maar in een kantoortuin. Denny Borsboom
Spiegeloog
Daar is onderzoek naar gedaan. Het voornaamste verschil tussen u en een topviolist is het aantal aan vioolspelen bestede uren. De vraag is niet wat het talent van die violist genetisch gezien is, of waar dat zit in de hersenen. De vraag is waarom die topviolist zichzelf tien jaar lang in een schuur opgesloten heeft met een viool.
15
Zou je ‘normaal’ willen zijn? ‘Nu wil ik mijn hoogbegaafdheid niet meer kwijt. Het is onderdeel van wie ik ben. Maar mijn eigen kinderen wens ik het niet toe. Ik was zelf als kind niet gelukkig, omdat ik echt buiten de boot viel. Volgens de resultaten van het testbureau vertoonde ik zelfs depressief en agressief gedrag. Als ik het voor het zeggen had gehad, had ik er waarschijnlijk voor gekozen om ‘gewoon slim’ te zijn. Uit ervaring weet ik dat het niet leuk is om té anders te zijn dan anderen.’ <<
Talent bestaat niet. Meestal bedoelt men met dat woord aan het zicht onttrokken voorbereiding. Bijvoorbeeld: een voetbaltrainer meent dat een jongetje van vijf ‘talent’ heeft voor het spel. Dan heeft dat jongetje er doorgaans al een paar duizend balcontacten meer op zitten dan zijn leeftijdsgenoten. Die balcontacten heeft de trainer gewoon niet waargenomen.
november 2010
Op welke manier gedraag jij je nu anders door je hoogbegaafdheid? ‘Ik vertoon nu meer sociaal wenselijk gedrag dan als kind. Ik zeg niet meer bij alles ‘weet ik’ of ‘kan ik al’ en ik probeer anderen niet meer constant te verbeteren. In bepaalde opzichten houd ik me dus altijd een beetje in. Soms neem ik me voor m’n mond te houden als een docent een vraag stelt. En ik zeg vaak niet precies wat of hoe ik denk, omdat ik bang ben dat anderen dat gek vinden. Ik ben altijd bang dat ik per ongeluk opschep. Als ik een acht haal en niet tevreden ben, dan snappen mensen dat niet. Een acht is toch hartstikke goed? Andersom vind ik het soms vreemd als mensen met veel moeite nog steeds een vijf halen, maar dat ga ik ze ook niet in het gezicht wrijven. Zoals iedereen ben ik graag omringd door mensen die een beetje op me lijken, dus mijn vriend en mijn vrienden zijn ook slim. Ze zijn trouwens allemaal ouder dan ik. Ik kan goed praten met oudere mensen en heb eigenlijk geen vrienden van mijn eigen leeftijd.’
/Actueel/Opinie/Facultair/ Studenten somber over plannen studentenhuisvesting De gemeente Amsterdam wil de komende vier jaar 9000 extra studentenwoningen realiseren: 4000 woningen uit de bestaande woningvoorraad tijdelijk verhuren en 5000 woningen door noodoplossingen zoals containers. ASVA-voorzitter Lodewijk Berkhout is kritisch: ‘Beide onderdelen beslaan tijdelijke oplossingen, over vijf jaar zijn we terug bij af’. Berkhout doelt hiermee op de duizenden tijdelijke woningen aan de Wenckebachweg, Zuiderzeeweg,
Spiegeloog
16
Houthavens en NDSM-werf, waarvan komende jaren de vergunning afloopt. De ASVA studentenunie denkt ook dat het niet haalbaar is om 4000 woningen uit de bestaande voorraad worden gehaald. Berkhout: ‘Voor tijdelijke verhuur is een vergunning nodig, die alleen wordt afgegeven als de eigenaar een concreet plan heeft. Door de bouwstop en de financiële crisis staan veel bouwprojecten op losse schroeven’. De gemeente wil ook leegstaande
kantoren omvormen tot studentenwoningen. Tot nu toe loopt dat traag, omdat onwelwillende eigenaren de gemeente dwarszitten in haar plannen. De ASVA is wel blij dat studentenhuisvesting in Amsterdam nu op de agenda staat. Berkhout: ‘Projectontwikkelaars nodigen ons uit om mee te denken over randvoorwaarden van studentenhuisvesting, dat doen wij graag’. Bron: ASVA Studentenunie
Gebrek aan controle maakt God aantrekkelijker dan Darwin
november 2010
Mensen die het gevoel hebben de controle kwijt te zijn, laten een grotere voorkeur zien voor religie dan voor de evolutietheorie van Darwin, vergeleken met mensen die wel controle ervaren. Dat blijkt uit onderzoek van psychologen Bastiaan Rutjens, Joop van der Pligt en Frenk van Harreveld van de Universiteit van Amsterdam. Darwins evolutietheorie is, ondanks de hoeveelheid wetenschappelijk bewijs, nog altijd omstreden; uit surveyonderzoek blijkt dat veel mensen moeite hebben om de evolutietheorie te aanvaarden. Uit het onderzoek van de UvAwetenschappers blijkt dat één van de redenen voor het afwijzen van de evolutietheorie gelegen is in het feit dat de theorie een grote rol aan willekeur toekent. Een belangrijke psychologische behoefte is de handhaving van orde en voorspelbaarheid, een behoefte waarin de theorie minder goed kan voorzien dan bijvoorbeeld religie. De onderzoekers lieten proefpersonen een bedreigende situatie uit het verleden voor de geest halen, dan wel een waarover zij wel controle hadden gehad, dan wel een waar-
bij dat niet het geval was geweest. Daarna moesten de proefpersonen kiezen tussen de evolutietheorie, een intelligent design-theorie (de wereld verklaard vanuit een intelligente ‘ontwerper') en een theorie waarbij de evolutie een geordend proces is. De onderzoekers vonden dat de proefpersonen bij wie een gevoel van geen controle was opgeroepen een voorkeur hadden voor intelligent design. Proefpersonen die wel het gevoel hadden controle te hebben gehad kozen massaal voor de evolutietheorie. Een aangepaste versie van de evolutietheorie, waarin beargumen-
teerd wordt dat evolutie een ordelijk proces is, deed de toegenomen voorkeur voor intelligent design geheel verdwijnen. Deze ordelijke kijk op evolutie bestrijdt gevoelens van willekeur dus even goed als het geloof in een universum dat door een hogere macht is gecreëerd.
Weekblad Elsevier heeft ook dit jaar veelgekozen opleidingen aan de Nederlandse universiteiten laten beoordelen. Ruim 140.000 studenten en 2.450 hoogleraren (en universitair hoofddocenten) velden hun oordeel over in totaal 47 opleidingen. In het hooglerarenoordeel komt de Universiteit van Amsterdam landelijk op de eerste plaats met Communicatiewetenschap en Psychologie. Ook in 2009 stonden deze opleidingen op nummer
één bij de hoogleraren. In het totaaloordeel van de hoogleraren over de brede universiteiten is de UvA een plaats gezakt, naar een vierde positie. De UvA-opleidingen scoren volgens het oordeel van studenten allemaal voldoende tot ruim voldoende. Biologie en Wiskunde worden het beste beoordeeld met een 7,3, Notarieel recht het laagst; studenten gaven deze opleiding gemiddeld een 6,5.
Rutjens, B., Van der Pligt, P., & Van Harreveld, F. (2010). Deus or Darwin: Randomness and belief in theories about the origin of life. Journal of Experimental Social Psychology , 46, 1078-1080. Bron: Universiteit van Amsterdam
Psychologie beste opleiding
als zij vlak daarvoor iemand de stoep hadden zien vegen. Hiermee zet het zien van iemand met respect voor de norm aan tot normconformerend gedrag. Volgens Keizer biedt dit mogelijkheden: laat de gemeentelijke reinigingsdienst de stad niet meer voor dag en dauw schoonmaken. ‘Daarmee mist zo’n veegdienst een positief effect, want er is niemand die ziet dat het werk gedaan wordt. Maak dat werk beter zichtbaar!’ Keizers onderzoek biedt ook mogelijkheden voor de vormgeving van
campagnes. De huidige televisiespotjes laten bijvoorbeeld zien dat veel mensen het foute gedrag vertonen en dat er daarom een probleem is, maar dit werkt normovertredend gedrag in de hand. Keizer: ‘Wat je wel moet laten zien is mensen die het gewenste gedrag vertonen.’ Kees Keizer, proefschrift: ‘The spreading of disorder’. Bron: Rijksuniversiteit Groningen
Goed voorbereid naar de carrièrebeurs De komende tijd is er weer een aantal carrièredagen en carrièrebeurzen gepland, waarbij werkgevers en werkzoekenden elkaar ontmoeten. Het Loopbaan Advies Centrum, dat helpt bij loopbaanoriëntatie voor, tijdens en na je studie, geeft advies over hoe je zo’n carrière-evenement het beste kunt bezoeken. Zo is het belangrijk dat je van te voren weet wat je motieven zijn. Wil je vrijblijvend oriënteren? Verzamel dan zoveel mogelijk informatie en ga dat thuis eens rustig bekijken. Heb je al een specifieke werkgever of branche op het oog? Dan kun je het beste als volgt te werk gaan. 1: Bereid je voor. Kijk van te voren op de website van de beurs welke interessante werkgevers aanwezig zullen zijn. Verdiep je in de interessante werkgevers: kijk op de website om een
indruk te krijgen en zoek eventueel aanvullende informatie. Blijf je enthousiast? Schrijf dan de vragen die bij je opkomen op en neem ze mee naar de beurs. Bereid een korte presentatie over jezelf voor: de elevator pitch. Hierin stel je jezelf kort en bondig voor, op een manier die relevant is voor de luisteraar.
2: Leg contact met een organisatie op de beurs. Stel open vragen. Hierdoor toon je interesse en krijg je informatie die je later kunt gebruiken bij je sollicitatie. Praat met de recruiter van het bedrijf als je meer wilt weten over de bedrijfscultuur, wat er van je verwacht wordt als starter, de ontwikkelingsmogelijkheden en hoe je een sollicitatie moet aanpakken. Praat met mensen die in de organi-
satie werken voor meer inhoudelijke informatie, zoals hoe een werkdag er binnen deze organisatie uitziet. 3: Onderhoud contact. Zorg voor een contactpersoon binnen de organisatie: vraag om een visitekaartje van je gesprekspartner en neem binnen een week contact op. Geef je visitekaartje af - houd deze zakelijk. Laat je opnemen in de database van potentiële werknemers. Bedenk wel welke gegevens je over jezelf kwijt wilt. Het is mogelijk om je CV achter te laten, maar doe dit alleen als er om gevraagd wordt en als je je CV op maat hebt gemaakt voor de desbetreffende organisatie. Bron: http://www.student.uva.nl/ loopbaanadvies/
17 november 2010
Uit het onderzoek van promovendus Kees Keizer (Rijksuniversiteit Groningen) blijkt dat de invloed van regels op ons gedrag voor een groot deel wordt bepaald door de omgeving. Zo blijken straatvegers de hulpvaardigheid van mensen te vergroten en blijkt het essentieel te zijn dat leidinggevenden zich aan regels houden. In Keizers onderzoek verdubbelde het aantal mensen dat een envelop met geld stal als er graffiti of rommel in de omgeving was; zo leidde één normovertreding tot een andere. Dit effect werd nog eens versterkt als de geobserveerde normovertreder veel status had; een directeur die fraudeert is bijvoorbeeld een heel invloedrijke normovertreder. Aan de andere kant verdubbelde het aantal mensen dat iemand hielp die zijn boodschappen had laten vallen
Spiegeloog
Rommel op straat leidt tot stelen
Het wonder van een wonderkind De maatschappij staat sceptisch tegenover wonderkinderen. Bezitten ze wel echt een uitzonderlijk talent of zijn ze gewoon heel jong begonnen met oefenen? Zelfs Wolfgang Amadeus Mozart, misschien wel 's werelds bekendste wonderkind, heeft zich in zijn tijd moeten bewijzen. Hoewel ze zeldzaam zijn, bestaan wonderkinderen wel degelijk!
Tekst: Tess Hol
Spiegeloog
18 november 2010
De één werd op zijn dertiende jongste schaakkampioen ter wereld, de ander werd op zijn derde al lid van Mensa (The High IQ Society), en weer een ander speelde op diezelfde leeftijd viool met André Rieu. Wonderkinderen duiken al eeuwen overal op en kunnen op verschillende gebieden erg begaafd zijn. Misschien wel het bekendste wonderkind ter wereld was Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791). Hij wordt als één van de grootste meesters van de klassieke muziek beschouwd. Toen hij acht was componeerde hij zijn eerste symfonie en op zijn twaalfde schreef hij zijn eerste opera La finta semplice. Mozart bespeelde piano (klavecimbel), orgel, viool en altviool. Hij componeerde meer dan zeshonderd muziekstukken. Maar was hij daarom een wonderkind? Een wonderkind staat erom bekend dat het op enig gebied van kunst, wetenschap of sport op jonge leeftijd aantoont dat het over bijzondere vermogens beschikt. Dit bijzondere vermogen, ook wel talent genoemd, zou men op deze leeftijd nog niet verwachten. Dit vermogen ontstaat door middel van een ontwikkelingsvoorsprong. Zo is het bij een wonderkind zo, dat het kind voor zijn tiende levensjaar al op een bepaald terrein net zo hoog pres-
teert als een hoog presterende volwassene. Dit was bij Mozart het geval. Hij speelde zo goed dat hij op zijn elfde al werd benoemd tot hofconcertmeester in Salzburg, waar hij compositieopdrachten kreeg. Daarna reisde hij door heel Europa, om zijn publiek de opera’s, symfonieën en kerksonates te laten horen die hij zelf schreef. Daines Barrington, een Engelse advocaat, stond sceptisch tegenover de sensatie rondom Mozart. Hij vroeg zich af of Mozart wel echt zo talentvol was. Barrington besloot Mozarts talent wetenschappelijk te testen door de meest moeilijke testen voor hem te verzinnen. Zo zette hij de achtjarige Mozart een ingewikkeld vijfdelig muziekstuk voor, dat hij nog nooit eerder gezien had. Meteen begon Mozart de symfonie te spelen. Barrington beschreef Mozarts spel als meesterlijk. Volgens hem speelde hij het stuk zelfs meteen in de stijl van de oorspronkelijke componist. Onder de indruk van Mozarts optreden, vroeg Barrington Mozart een love song te improviseren. Het moest in de stijl zijn van een beroemde operazanger in die tijd, Manzoli. Mozart deed wat hem gevraagd werd en speelde een symfonie, bestaande uit twee delen. Het niveau van de symfonie lag volgens Barrington ver boven het gemiddelde. Nadat hij Mozart had gevraagd nog wat moeilijke technische opdrachten op de klavecimbel uit te voeren, kwam Barrington tot de conclusie dat Mozarts talent niet voort kwam uit alleen maar heel veel oefenen. Volgens Barrington bezat Mozart zelfs een brede kennis over de fundamentele principes van een compositie. Hij speelde buitengewoon natuurlijk en kon erg goed moduleren en transities maken. Barrington was overtuigd en schreef dat de gave van deze jongen ongelooflijk was.
Bron: www.harpercollins.com
- Het zijn van een wonderkind geeft geen garantie op een succesvol leven -
Bronnen - Barrington, D. (1770). Account of a Very Remarkable Young Musician. In a Letter from the Honourable Daines Barrington, F. R. S. to Mathew Maty, M. D. Sec. R. S.. Philosophical Transactions, 60, 54-64. - van der Neut, D. (2005). Het raadsel van extreme begaafdheid. Psychologie magazine, juni. - Simonton, D. K. (1998). Gifted child, genius adult: Three lifespan developmental perspectives. In Friedman, C. Reva (Ed), Rogers, B. Karen (Ed), Talent in context: Historical and social perspectives on giftedness (pp. 151-175). Washington DC: American Psychological Association. - http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/
19
sloot hij een belangrijke fase van zijn leven af. Hij was geen wonderkind meer, maar een adolescent. Een wonderkind zijn, geeft later geen garantie op een succesvol leven. Wat een wonderkind kan, is vaak geen wonder meer als het als volwassene nog steeds hetzelfde kan. Maar als het wonderkind op volwassen leeftijd flexibel, vernieuwend en creatief is en ingaat tegen de status-quo, kan het uitgroeien tot een creatief genie. Mozart componeerde als kind stukken die de maatschappij mooi vond, maar werd in zijn adolescentiefase vernieuwend en brak met bepaalde conventies die in die tijd heersten. Destijds ervoer men dat als schokkend, terwijl zijn stukken nu als geniaal beschouwd worden. Hij zou daarom gezien kunnen worden als een opgegroeid wonderkind en een creatief genie. Of het zijn van een creatief genie de sleutel tot een succesvol leven is, is de vraag. Wonderkinderen hebben allemaal hun eigen levensverhaal. Mozart stierf al op 35-jarige leeftijd. Er wordt gespeculeerd dat hij griep had, fysiek verwaarloosd was, of juist vergiftigd door een rivaal. Desalniettemin heeft deze meestercomponist de muziekwereld met zijn vele composities enorm verrijkt en weet hij zelfs nu nog - honderden jaren na zijn dood - concertzalen te vullen met zijn muziek. <<
november 2010
Of een kind met talent uiteindelijk uitgroeit tot een wonderkind, wordt ook bepaald door eigenschappen als motivatie, doorzettingsvermogen, concentratievermogen en doelbewustheid. Vaak zijn wonderkinderen hoogbegaafd, met een IQ dat boven de 120 ligt. Daarbij schijnen wonderkinderen informatie ook sneller te verwerken en toe te passen dan hun leeftijdsgenootjes. Maar het belangrijkste is dat het kind actief bezig blijft met zijn talent. Daarbij is een dosis zelfvertrouwen noodzakelijk, omdat het kind hierdoor gestimuleerd wordt om door te zetten. Het gedrag van een wonderkind kan door de omgeving wel eens als autistisch of asociaal geïnterpreteerd worden. Dit kan in werkelijkheid voortkomen uit het feit dat het kind zich verveeld of onbegrepen voelt door zijn omgeving of leeftijdsgenoten. Het viel Barrington echter op dat Mozart zich, naast dat hij een professioneel componist was, ook als een normaal achtjarig kind gedroeg. Zo kon hij tijdens het spelen op de klavecimbel net zo snel afgeleid worden als een ‘normaal’ kind van acht. Volgens Barrington rende de kleine Mozart liever achter zijn favoriete kat aan dan dat hij een pianostuk speelde. Naast het talent en bijkomende persoonlijke eigenschappen, zijn de leefomstandigheden van een wonderkind ook erg belangrijk. Opgroeien in een milieu dat het wonderkind stimuleert, is van groot belang om het talent verder te ontplooien. Het kan zijn dat er thuis helemaal geen geld is voor bepaalde benodigdheden om het wonderkind zijn talent mee te laten uitoefenen. Hierdoor kunnen potentiële wonderkinderen hun talent gemakkelijk mislopen. Mozart had de omstandigheden in zijn omgeving mee. Hij groeide op in een welgesteld gezin, waarin zijn vader hem leerde verscheidene instrumenten te bespelen. Daarbij reisde zijn vader met hem rond om de wereld kennis te laten maken met zijn talentvolle zoon. Uiteindelijk is aangeboren talent, persoonlijkheid, motivatie en de juiste omstandigheden de gouden combinatie om als jong talent uit te groeien tot een wonderkind. In 1773 keerde Mozart na jaren terug naar Salzburg en
Spiegeloog
Bron: www.sfgate.com
Kunstenaars in de kliniek De depressieve dichter, de geobsedeerde singer-songwriter die ieder liefdesliedje opdraagt aan dezelfde onbereikbare vrouw, de schizofreen die zijn beangstigende wereld probeert te vangen in een schilderij – er bestaan vele clichébeelden van creatievelingen die psychisch niet helemaal gezond zijn. Het lijkt een kunstenaar vaak zelfs interessanter en talentvoller te maken. Hij kan iets bereiken wat ‘normale’ mensen niet kunnen. Uit onderzoek blijkt dat er inderdaad een correlatie bestaat tussen geestenziekten en creativiteit. Tekst: Tessa Velthuis
Spiegeloog
20 november 2010
Daniel Johnston (1961) is een bekende singer-songwriter en kunstenaar, en hij heeft een bipolair stoornis. Zijn stoornis helpt zijn talent, maar remt het tevens af. In zijn jonge jaren, voordat zijn ziekte echt ernstig werd, is Johnston begonnen aan een kunstopleiding. Hij wilde een beroemd kunstenaar worden. In verschillende interviews en ook in songteksten laat hij merken dat hij the Beatles ‘wil zijn’. In art class zit hij naast het meisje Laurie, op wie hij verliefd wordt. Zij heeft echter geen interesse in hem en bovendien is ze al verloofd, met een begrafenisondernemer. Johnston wordt steeds geobsedeerder in zijn verliefdheid; hij schrijft liedjes voor haar en zorgt dat hij haar steeds ‘per ongeluk expres’ tegenkomt op haar werk. Het is het cliché van de kunstenaar en zijn onbereikbare, onmogelijke liefde. Rond die tijd wordt Johnston ook voor het eerst echt ziek en wordt hij opgenomen in een inrichting. Johnston zegt hierover: ‘I really didn't do that much art and I didn't write any songs, cos they kept experimenting on me. They just kept me like a zombie. They just said take these pills. But the worst thing was runnin' out of cigarettes. Trying to bum a cigarette, smoking a butt of a cigarette, I had to have a cigarette. Never enough. And I'd get a carton of cigarettes and I'd give everybody cigarettes and then I ran out and they wouldn't give me any of their cigarettes. And then if we had some money, there was a soda-pop machine and we'd always split up the soda pop with little cups and take shots of soda. But I'd read the Bible all day and watch TV and have a fantasy like I was a wolfman, I remember that. But it was just like endless melodramas, like being in a movie or something, sometimes horror, sometimes a surrealistic dream of being in a mental hospital with a bunch of crazy people.’ Die medicatie die hij krijgt helpt hem om de ziekte in
Tekening door Daniel Johnston (evenals het coverontwerp)
toom te houden, maar het bemoeilijkt zijn functioneren. De medicijnen versuffen hem en vlakken zijn stemmingen af. In de jaren tachtig en negentig ging Johnston inrichting in, inrichting uit. Steeds als hij een beetje succesvol werd met zijn muziek, werd hij volkomen manisch omdat hij dacht dat hij wereldberoemd was. Vervolgens kreeg hij dan weer een inzinking, dacht hij dat de duivel achter hem
Stemmingsstoornissen, waar ook de bipolaire stoornis onder gerekend wordt, komen buitenproportioneel veel voor bij creatieve mensen. De eerste studies over dit onderwerp bestonden, naast postume hersenvergelijkingen, uit analyses van historische documenten en biografieën van kunstenaars, schrijvers, artiesten en musici. De onderzoeker nam een steekproef (bijvoorbeeld Britse poëten tussen 1705 en 1805) en vergeleek hoeveel vaker zij leden aan stemmingsstoornissen dan de normale populatie (de uitkomst was in dit geval: twintig keer zo vaak). Na een paar van zulke studies werd duidelijk dat er inderdaad een empirische link moest zijn tussen geestesziekten en creativiteit. Deze manier van analyseren is later bekritiseerd, omdat de diagnose van een stemmingsstoornis meestal pas achteraf gesteld werd. Ook zou het zo kunnen zijn dat bijvoorbeeld hypomanie in heel creatieve mensen geen oorzaak is van hun creativiteit, maar een gevolg: mensen die helemaal worden opgezogen in hun bezigheden en enthousiast zijn over wat ze maken, kunnen manisch aandoend gedrag gaan vertonen. Maar hoe zit het dan? Leidt psychopathologie tot creativiteit of andersom? Of is er een derde variabele bij betrokken? Het is een complexe relatie, dat is zeker. Meer bewijs voor een correlatie tussen creativiteit en hypomanie komt van studies waarbij mensen zijn geselecteerd op basis van hun diagnose en vervolgens creativiteitstesten hebben gedaan, in plaats van andersom. Mensen met mood swings scoorden hoger op creativiteitstesten dan mensen
- Psychisch zieke kunstenaars zijn vaak vernieuwend -
De patiënt als voorloper Psychisch zieke kunstenaars vallen vaak op doordat ze nieuwe methoden en technieken gebruiken om hun kunst te maken. Meestal worden deze vernieuwingen niet direct erkend als iets goeds en hebben de ‘normale’ mensen tijd nodig om in te zien hoe talentvol de artiesten waren. Als je hierover nadenkt in het licht van het onderzoek van Sass (2000) zou je kunnen zeggen dat sommige kunstenaars alleen maar bekend zijn geworden omdat ze later hoog gewaardeerd werden. Ze zijn in retrospectief pas aangemerkt als voorlopers van een nieuwe kunststroming. Hun ziekte heeft hier zeker een aandeel in gehad.
21
Psychopathologie en creativiteit
met een stabiele stemming. Er werd ook gevonden dat bipolaire creatievelingen het productiefst waren tijdens een hypomane periode. Hypomanie maakt iemand energiek, vlug van begrip, flexibel en brengt gedachtenstromen en verbeelding op gang. De stemming is in zo’n periode wel verhoogd, maar minder extreem dan bij een manie, wanneer coherent denken en gedrag nauwelijks meer mogelijk zijn. Inmiddels is het zo vaak bevestigd dat er een link is tussen creativiteit en geestesziekte dat het onderzoeksgebied is verschoven naar wélke vormen van psychopathologie geassocieerd zijn met creativiteit. Onderzoeker Sass (2000) meent dat er rekening gehouden moet worden met vanuit welke traditie je creativiteit en kunst bekijkt. Cultuur en maatschappelijke normen dragen bij aan ons idee van wélke 'gek' wij creatief vinden. Volgens het romantische gezichtpunt is creatieve inspiratie een emotioneel gebeuren, een primitieve staat van zijn. Hier passen bipolaire stoornissen bij. Modernisme en postmodernisme zijn stromingen die kunst waarderen waar vervreemding en hyperzelfbewustzijn uit spreekt. Je voelt al wel aan dat hier schizofrenie en haar aanverwanten bij passen. Mensen met een milde vorm van schizofrenie scoren op creativiteitstesten hoger dan ‘normale’ mensen. Eysenck met zijn theorie over persoonlijkheidsdimensies claimt dat psychoticisme (P) direct gerelateerd is aan creativiteit (‘out of the box’-denken, lage inhibitie en een verhoogd dopamineniveau).
movember 2010
aan zat en ging hij wildvreemde mensen dopen in een rivier. Voor Johnston zijn de zaken waarover hij tekent en zingt geen metaforen of symbolen. Als hij zingt over de duivel, bedoelt hij niet ‘iets duivels’ – in Johnstons werkelijkheid vormt de duivel een heel reëel gevaar en hij voelt zich persoonlijk geroepen hem te bevechten. Die letterlijkheid vind je ook terug in zijn songteksten; dingen die normaal gesproken als metafoor een cliché zijn, gebruikt Johnston zo letterlijk dat ze toch weer een bepaalde kracht krijgen. De wereld van Daniel Johnston bezit een andere logica dan de onze. Als je naar zijn kunst kijkt, kun je bijna niet anders dan je verbazen over die werkelijkheid van hem en ervan onder de indruk raken. Johnston geeft zijn leven zin, vorm en betekenis door kunst te maken, maar zodra hij waardering krijgt voor wat hij doet, zorgt zijn ziekte ervoor dat hij doordraait.
Spiegeloog
Bron: www.postsecret.com
Spiegeloog
22
Een van de meest bekende psychisch zieke kunstenaars is Vincent van Gogh. Hij leed aan hallucinaties en depressies, maar een precieze diagnose is nooit gesteld. Er wordt gedacht aan schizofrenie. Een kenmerk van creatieve schizofrenen is dat zij enorm veel werken produceren. De laatste drie jaar voor zijn dood produceerde Van Gogh ruim vierhonderd schilderijen, waaronder beroemde werken als Sterrennacht. In 1889 schreef Van Gogh in een brief over zijn ziekte: ‘Tijdens mijn hersenkoorts of waanzin – ik weet niet goed, hoe ik me moet uitdrukken of hoe ik het noemen moet – hebben mijn gedachten vele zeeën bevaren. Mijn dromen gingen tot aan De Vliegende Hollander en tot aan de Horla, en het schijnt, dat ik toen gezongen heb – ik, die anders helemaal niet zingen kan - , en wel een oud bakerlied, in herinnering aan het lied van de Berceuse, dat de matrozen in slaap zong en die ik, voordat ik door de ziekte gegrepen werd, in haar kleurige compositie heb proberen te verwezenlijken.’ (Van den Bos, 2007, p.52) Ernst Josephson (1851-1906) was een Zweedse schilder die leed aan paranoïde schizofrenie. Voor zijn opname in een psychiatrische kliniek schilderde hij realistische werken en portretten. Door zijn ziekte kreeg hij last van religieuze en paranoïde wanen en visuele en auditieve hallucinaties. In de kliniek ging hij in tekeningen zijn ‘nieuwe werkelijkheid’ vastleggen. Hij geloofde dat hij Sint Peter was, de bewaker van de hemelpoort. Josephson was zo gefascineerd door het getal zeven dat hij vaak in zeven lijnen een afbeelding tekende. Zijn naturalistische stijl van voor de opname verdween. De door hem ontwikkelde nieuwe vormen van expressie werden door sommige critici gezien als het begin van moderne kunst. <<
november 2010
Bronnen - http://www.guardian.co.uk/film/2006/apr/21/2 - Gray, P. (2006). Psychology (5th ed.). New York: Worth. - Sass, L. A. (2000). Schizophrenia, modernism, and the ‘creative imagination’: on creativity and psychopathology. Creativity Research Journal, 13, 55-74. - Van den Bos, J. (2007). Kunst / psychiatrie: kunst als communicatiemiddel. (Masterscriptie Kunstgeschiedenis). Universtiteit Utrecht.
ramsj! leesvoer voor psychologen
Tekst: Joost Molenaar
Leer om te onthouden, Dominic O’Brien (1998) Hoe onthoud je alles voor het aankomende tentamen? Talent is niet een eerste vereiste; oefening baart kennis! Koop dit boekje met tips van achtvoudig wereldkampioen Memory O’Brien en na enige geheugentraining zul je versteld staan van je eigen prestaties. O’Brien weet in een plezierige stijl kort de geschiedenis en de werking van het geheugen te schetsen en bespreekt vervolgens een groot aantal technieken om feiten en lijstjes handig te kunnen onthouden. Het boekje is ook nog eens fraai vormgegeven en bevat leuke illustraties. Kerkdriel: Librero Books, €5,95, 160 p.
Hersenkronkels, Reinoud de Jongh (2006) Hoe uw hersenen u maken tot wie u bent of maak op onverwachte wijze kennis met jezelf, zo luidt de ondertitel van dit alleraardigste boekje. Waarom kunnen we ons zo weinig herinneren van een dronken avond of waarom kunnen we onszelf niet kietelen? In Hersenkronkels verklaart psycholoog De Jong deze fenomenen aan de hand van verrassende weetjes en eenvoudige experimenten. Hij geeft tien wetenschappelijke tips voor een beter brein! Amsterdam: Pandora/Contact, van €7,00 voor €2,99, 111 p.
Leonardo da Vinci, alle schilderijen en tekeningen, Frank Zöllner (2007) Prachtig verzamelboek in een stevige box van alle schilderijen en tekeningen van een van de allergrootste talenten uit de geschiedenis, Leonardo Da Vinci (1452-1514). Met veel schitterende illustraties en vergrotingen van zijn belangrijkste werken, zoals de Mona Lisa en de schilderingen uit de Sixtijnse Kapel. Bij de in het boek opgenomen brieven en tekeningen blijf je je eindeloos verbazen over de wetenschappelijke blik van Da Vinci en de enorme verbeelding waarmee hij allerhande uitvindingen bedacht, zoals bijvoorbeeld een machine voor het maken van gedraaide touwen of een mechanisch drumstel. Keulen: Taschen, jubileumuitgave, €49,95, 695 p.
Bovenstaande boeken zijn te koop bij de Slegte, Amsterdam.
Tabula Rasa Het Einde Chris Impey
Impey, astronoom aan de universiteit van Arizona, heeft zeker een punt. De dood, en ook het einde in een bredere betekenis, is iets waar wij liever niet aan denken. Om die reden besloot hij een boek te schrijven waarin alles wat we over het einde weten besproken wordt. Hij geeft casusbeschrijvingen, haalt onderzoeken aan en gebruikt illustrerende tabellen om al die kennis over te brengen. Het resultaat is een boek vol met korte betogen over de eindigheid van alles. Veel interessante weetjes, maar vooral ook heel véél weetjes. Wellicht heeft Impey met ‘het einde’ een iets te breed onderwerp gekozen. Daar komt nog bij dat hij bij elke bespreking, of die nou over de menselijke dood of het einde van een zonnestelsel gaat, behoorlijk snel de diepte in gaat. Daardoor is het, ondanks de korte hoofdstukjes en vlotte schrijfstijl, geen makkelijk boek.
23
De schrijfstijl is vlot en bevat humor, maar komt af en toe ook wat gemaakt over. Het lijkt soms alsof het Impey moeite kostte om te schrijven zoals hij hier schrijft. Misschien doordat hij normaal wetenschappelijke artikelen schrijft, of doordat het boek erg letterlijk is vertaald. Zo is Roadrunner in dit boek een 'renkoekoek'. Daar komt bij dat Impey, met name in de latere hoofdstukken, de neiging heeft veel te speculeren. Niet helemaal onlogisch, het einde van het universum voorspellen is vrij speculatief, maar soms wel erg in strijd met het wetenschappelijke karakter van het boek. Een deel van de beschreven eindes zijn weliswaar leuk om te lezen, maar mogen duidelijk wel met een korreltje zout genomen worden. Ondanks de mogelijke kritiek op de veelomvattendheid, de schrijfstijl en de vele speculaties, is Het Einde geen slecht boek. Om af en toe wat in te lezen en je bewust te zijn van je eigen nietigheid, is het bijzonder geschikt. Bovendien is de poging van Impey om een taboe te doorbreken sowieso al prijzenswaardig.
november 2010
Zoals de titel al suggereert wordt in dit boek het einde besproken, zowel met een kleine letter als met een hoofdletter. In opeenvolgende hoofdstukken komen persoonlijke eindes aan bod, wordt het einde van de mens als soort besproken en wordt vooruit geblikt naar het einde van onze planeet, ons zonnestelsel, de melkweg en het universum. De boodschap lijkt te zijn dat er maar weinig over al die eindes gesproken wordt, terwijl er zoveel over te zeggen is. Inderdaad ligt er op praten over de dood een zeker taboe. De auteur, Chris Impey, betoogt dat er met name in de westerse wereld naar de dood wordt gekeken als een onderwerp dat zo veel mogelijk vermeden en weggestopt moet worden. Terwijl het een natuurlijk onderdeel van het leven is; iets dat in sommige andere culturen veel meer wordt geaccepteerd.
Spiegeloog
Tekst: Simon Nak
SPUI25 is een academisch-cultureel centrum aan het Spui in Amsterdam. Het is een levendig podium dat een verbinding vormt tussen de Universiteit van Amsterdam en de wereld van de culturele praktijk in de breedste zin. De volledige agenda staat op www.spui25.nl
Mededelingen voor nummer 337 kunnen tot 18 november 2010 worden ingeleverd, liefst via e-mail. De redactie behoudt zich het recht voor stukken in te Spiegeloog
24
korten. Nummer 337 komt begin december uit. zaterdag 13 november Tilburg
november 2010
Landelijke Publieksdag Eetstoornissen De dag is bedoeld voor alle mensen die een eetprobleem of eetstoornis hebben (anorexia nervosa, boulimia nervosa of een eetbuistoornis), voor betrokkenen (ouders, partners, broers, zussen en vrienden) en voor degenen die vanuit hun professie betrokken zijn bij eetstoornissen. Het ochtendprogramma staat in het teken van het thema 'Een eetstoornis heb je niet alleen' met speciale aandacht voor de invloed van eetstoornissen op het hele gezin. Scarlet Hemkes, oprichter van de website 'Proud 2 B me' zal ingaan op het doel van deze website en de waarde ervan voor jongeren. Sharmeela de Roo en Natasza Tardio zullen ver
tellen over de ervaring van Sharmeela met een eetstoornis die op zeer jonge leeftijd begon. Deze ervaring heeft zij beschreven in het boek Spiegelbeeld. De Oudergroep Limburg, onderdeel van SABN, zal tot slot vertellen over hun zelfhulpgroepen, specifiek bedoeld voor ouders van een kind met een eetstoornis. Aansluitend aan elke lezing is er gelegenheid om vragen te stellen aan de sprekers. Het middagprogramma: men kan deelnemen aan lotgenotengroepen/gespreksgroepen waarvoor men zich bij aanmelding kan inschrijven. Los hiervan wordt aan hulpverleners en andere belangstellenden de mogelijkheid geboden met elkaar in gesprek te gaan over een thema; de gespreksgroepen zijn niet voor hen bedoeld. Meer info op www.sabn.nl
dinsdag 9 november 12.20 - 12.40 (gratis) Broodje Kennis met Matthijs Baas Matthijs Baas geeft antwoord op de vraag of onze alledaagse opvattingen over creativiteit kloppen. Hoe beïnvloedt stemming de creativiteit? En wat blijkt? Blije, boze en angstige mensen zijn creatiever dan verdrietige en ontspannen mensen. De stemming blijkt daarnaast niet alleen de mate van creativiteit te beïnvloeden, maar ook de manier waarop mensen tot hun creatieve creaties komen. Blije mensen worden creatief doordat ze associatief kunnen denken. Angstige mensen zijn juist creatief op een grondige en volhardende wijze. Voor creativiteit lijkt de inrichting van dure ontspanningsruimtes dus weggegooid geld te zijn. Ook is de blues niet behulpzaam in een creatief proces. Maar wat werkt dan wel? Matthijs Baas werkt als Universitair Docent bij de programmagroep Arbeids- en Organisatiepsychologie van de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde in maart 2010 cum laude op zijn proefschrift getiteld The psychology of creativity. Moods,
minds and motives waarin hij onderzoek deed naar de rol van stemming en motivatie in de totstandkoming van creativiteit. Naast zijn onderzoek naar de processen die ten grondslag liggen aan creativiteit, doet hij onderzoek naar beslissingen in het pokerspel. dinsdag 9 november 20.00 - 22.00 (gratis) Het krankzinnigengesticht: sociale afvalput of laatste redmiddel? Wat was de maatschappelijke functie van de krankzinnigengestichten voor 1950? In het spoor van onder andere Michel Foucault is de krankzinnigeninrichting vaak beschreven als een repressief instituut, waar mensen die afweken van de normaliteit naar uitgestoten werden en hun verdere leven sleten. Onderzoek van Joost Vijselaar in patiëntendossiers naar de sociale processen van opname, verblijf en ontslag tussen 1890-1950 uitgewerkt in zijn recente boek Het gesticht, enkele reis of retour - leert anders. Daarover spreekt de auteur vanavond, waarna wetenschappers Geertje Boschma en Stephen Snelders zullen reageren. Wim Brands leidt de discussie.
donderdag 4 november 19u CREA Theater (gratis) Filosofische films: waarheid en het recht Bestaat er zoiets als waarheid? En zo ja, hoe valt die te ontdekken? In 12 Angry Men (1957, Sidney Lumet) zien we hoe een juryoverleg bijna unaniem besluit de gedaagde schuldig achten tot één jurylid een discussie op gang weet te brengen die de jury unaniem doet
Stapel te lijf - studievaardigheden Studeren aan de universiteit betekent ook: je door grote stapels boeken, verslagen en syllabi heen werken. Heb jij moeite met deze stapels en met het omgaan met literatuur, volg dan deze workshop. Je leert hoe je de leerstof kunt benaderen en hoe je zorgt dat het geleerde ook blijft hangen. Plan je studie In deze workshop proberen we te achterhalen op welke punten je planning zo verbeterd kan worden dat het voor jou een praktisch hulpmiddel wordt, dat voldoende houvast biedt, maar geen doel op zich meer is.
Studie op de rails Verloopt je studie niet naar wens en wil je daar verandering in aanbrengen? De training zorgt ervoor dat je studie (weer) een succesvol onderdeel van je leven wordt. Centraal daarin staat dat je op zoek gaat naar díe studiehouding die voor jou het beste werkt. Het is noodzakelijk dat je in de periode dat je de training volgt, ook daadwerkelijk actief met de studie bezig bent.
Trainingscentrum Studenten Services
Het Trainingscentrum Studenten Services van de UvA biedt trainingen en workshops aan om je studievaardigheden te ontwikkelen. Kijk voor het volledige aanbod op www.student.uva.nl/a-z/workshops.cfm
Studeren met dyslexie Tijdens deze training krijg je informatie over studeren met dyslexie en over de regelingen waarvan je als student aan de UvA gebruik kunt maken. Verder maak je kennis met digitale hulpmiddelen die het studeren kunnen vergemakkelijken. Ook leer je je eigen sterke en zwakke kanten bij het studeren kennen en ga je actief aan de slag met het toepassen van strategieën op het gebied van leren, lezen en schrijven. Afstuderen een probleem De afstudeeropdracht is voor velen een zware opgave. Het is onduidelijk wat er precies van je wordt verwacht. Je hebt weinig contact met medestudenten en docenten. Bovendien: afgestudeerd… en wat dan? Dreig je te stagneren vlak voor het eindpunt dan kan steun van de afstudeergroep helpen.
Effectief solliciteren Solliciteren is meer dan alleen vacatures zoeken en een brief en c.v. sturen. De training begint bij jezelf. Een realistisch zelfbeeld en je toekomstwensen helder krijgen zijn belangrijk
om de stage of werkplek te vinden die bij je past! Daarnaast zal er aandacht besteed worden aan het verkennen van je eigen arbeidsmarkt, netwerken, brief en c.v. schrijven en aan het oefenen van een sollicitatiegesprek.
Studeren in het Buitenland Een periode studeren in het buitenland is een goede aanvulling op je studieprogramma aan de UvA. Maar hoe plan je dat in je studie, wat zijn eigenlijk de mogelijkheden, hoe kom je tot een keuze en waar vind je de informatie? Welke uitwisselingsprogramma’s biedt de UvA aan en wat moet je doen om er voor in aanmerking te komen?
Aan de slag Wekelijks gaan we op donderdag van 17.00 - 18.00 uur letterlijk en figuurlijk aan de slag met een thema en met oefeningen die je helpen om je actieplan of je voornemenslijstje te concretiseren. In november de thema’s: mindmappen, masterkeuze, mindfullness, promoveren, motivatie verhogen en ontspannen het tentamen in.
Spiegeloog
Stand van de Wetenschap. Leermeester en gezel over psychologie In Stand van de Wetenschap presenteren duo's van UvA-wetenschappers samen de stand van zaken op hun vakgebied. Twee wetenschappers die hun vakgebied delen en een generatie schelen, houden ieder een minicollege en gaan vervolgens in gesprek over hun discipline. Hoe heeft die zich de afgelopen decennia ontwikkeld? Hoe verschillen de onderzoeksmethodieken? Wat zijn de baanbrekende ontdekkingen, wat de vernieuwende inzichten? In deze aflevering gaat het om het vakgebied psychologie. Victor Lamme (1959) is hoogleraar Cognitieve Neurowetenschap aan de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Nico Frijda (1927) is psycholoog en emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam.
beslissen dat de gedaagde persoon onschuldig is. In de film Rashomon (1950, Akira Kurosawa) wordt het bestaan van zoiets als een absolute waarheid helemaal in twijfel getrokken. De films worden ingeleid door dr. Johan Hartle, UD Filosofie van kunst en cultuur (UvA). Georganiseerd door AmFiBi en CREA.
25 november 2010
maandag 6 december 20.00 - 22.00 (gratis)
de Wandelgang Er bestaan honderden talenten, dus het is waarschijnlijk dat iedereen er wel een bij zichzelf kan ontdekken. Spiegeloog was benieuwd naar de verscheidenheid aan talenten onder psychologiestudenten, en vroeg daarom: Wat is jouw talent? Tekst & Foto's: Tess Hol
Spiegeloog
Juliette: ‘Mijn talent is schilderen. Ik heb dit talent eigenlijk pas sinds kort ontdekt, maar ik weet nu al dat ik dit mijn hele leven wil blijven doen. Dit jaar ben ik samen met mijn beste vriendinnetje les gaan nemen, en ik bleek echt mooie schilderijen te kunnen maken. Ik hoop eigenlijk dat ik nog beter word, en uiteindelijk een hele tentoonstelling op mijn naam krijg. ‘Durf te dromen’, zeg ik altijd maar.’
26 november 2010
Eline: ‘Mijn talent is gitaar spelen. Mijn zus kon goed spelen, dus thuis slingerde er altijd een gitaar rond. Die pakte ik steeds vaker om erop te leren spelen. Ik bleek ook aanleg te hebben, dus het zit waarschijnlijk in de familie. Het moeilijkste is het trainen van je vingers, zodat je ze steeds verder kunt strekken. Ik wil er in ieder geval nog veel beter in worden, dus ik moet nog veel blijven oefenen. Dit tot grote spijt van mijn buren.’ Jeroen: ‘Mijn talent is schaatsen, dat doe ik al zestien jaar. Ik heb er aanleg voor, maar ik heb er ook veel voor getraind. Je moet er namelijk veel voor doen om er goed in te worden. Ik ben doorgedrongen tot de landelijke subtop van schaatsen, maar heb net besloten dat ik niet meer landelijk ga schaatsen, maar op een lager niveau. Ik doe een tweede studie en die wil ik gewoon kunnen blijven volgen.’
Nienke: ‘Mijn talent is bakken. Dat klinkt misschien grappig, maar het is helemaal niet zo makkelijk; ik ben al een paar jaar bezig om de perfecte cupcake te bakken. Volgens mij heb ik inmiddels de hele kookwinkel leeg gekocht met allerlei kookgerei! Vroeger ging het geregeld mis; dan brandde de taart aan of wilde hij maar niet rijzen. Toen volgde ik altijd precies het kookboek, nu bak ik meer op gevoel. Aan het resultaat te zien heb ik er wel talent voor gekregen, maar wel pas na heel veel oefening!'
Alexander: ‘Mijn talent is roeien, een intensieve maar vooral gezellige sport, doordat je met meerdere mensen in een boot zit. Momenteel stomen drie vrouwelijke coaches mij klaar voor de grote selectie dit jaar. Ik zet me in de training altijd voor de volle honderd procent in en ben elk vrij moment bezig met roeien. Als het zo doorgaat, win ik ooit misschien nog een keer de Varsity, een heel belangrijke roeiwedstrijd voor studenten.’ Vincent: ‘Mijn talent is dat ik mezelf en anderen goed kan verdedigen. Hierbij maak ik gebruik van mijn Krav Maga training, een verdedigingskunst uit Israël waarbij je jezelf leert verweren met en zonder wapen. Ik kan dreigende situaties veranderen in situaties waarin ik de macht heb en ik kan goed voor anderen opkomen, waardoor ik met zelfvertrouwen over straat loop.’
Spiegeloog
Matthias: ‘Mijn talent is dat ik altijd problemen kan ontwijken. Ik kom echt nooit in de problemen en ik krijg nooit de schuld. Het lijkt wel een soort natuurlijke charme, want ik lijk overal onderuit te kunnen komen. Misschien komt het omdat ik er lief bij lach. Even afkloppen dit.’
Kim: ‘Mijn talent is dat ik erg goed modern kan dansen. Ik zou graag mee willen doen aan de talentenshow So You Think You Can Dance, maar dat durf ik nu nog niet. Mijn talent heeft zich ontwikkeld door van jongs af aan veel te dansen; ik ben er nog nooit mee gestopt. Naast mijn talent is dansen ook echt mijn uitlaatklep.'
Raïsa: ‘Mijn talent is waterskiën. Ik doe dit al vanaf mijn elfde. We hebben altijd al een boot gehad en ik ben dus elke zomer op het water te vinden. Waterskiën is een intensieve sport, maar omdat ik jong ben begonnen ligt het me goed. Ik ben een keer op skivakantie geweest, maar bleek helemaal niet goed te kunnen skiën. Blijkbaar ben ik alleen getalenteerd op het water!’
27
november 2010
Roy: ‘Mijn talent is voetballen. Sinds mijn vijfde doe ik dat. Voor mij was het meer dan gewoon een hobby, ik wilde er heel goed in worden. Dat lukte, want ik werd op de plaatselijke voetbalclub altijd doorgeschoven naar hogere teams. Ik ben ook eens gescout, maar werd helaas niet toegelaten tot Ajax, Vitesse of Nac. Nu voetbal ik niet meer, maar het was wel mijn jeugdtalent.’
bacchus Oneindig veel talenten
Als klein meisje zat ik een keer samen met een vriendinnetje te kleuren. Elke keer liepen we met onze kleurplaten naar mijn moeder om haar te vragen welke het mooist was. Steeds koos mijn moeder de tekening van dat vriendinnetje, waarschijnlijk omdat ze mij – als haar dochter– niet wilde voortrekken. Toen ik dat in de gaten kreeg, zei ik heel sneaky tegen het meisje: ‘Kom, we wisselen voor de grap onze kleurplaten om. Jij die van mij en ik die van jou. En dan kijken wie ze kiest!’ Mijn moeder koos wederom de plaat die mijn vriendinnetje vast had, maar deze keer was dat dus stiekem die van mij. Die actie met de kleurplaten was een eenmalig voorval. Normaal gesproken overspoelde mijn moeder me met complimentjes als ik mijn creatieve uitingen aan haar toonde. Soms overdreef ze dat zelfs een beetje. Volgens mijn moeder heb ik een oneindige schare aan talenten. Als ik bij wijze van spreken een huis teken, begint zij een betoog af te steken over dat ik misschien toch naar de kunstacademie had moeten gaan. Wanneer ik als kind op de bank ging staan en lekker tekeer ging op muziek, moedigde zij mij aan om verder te oefenen, omdat ze toch echt een danstalent in mij herkende. Een van haar favoriete uitspraken is volgens mij: ‘Hoe kan het toch dat jij overal goed in bent?’ Ze bedoelt het goed, de schat. Toch ben ik er redelijk van overtuigd dat ze de plank meestal behoorlijk mis slaat. Toen ik jong was geloofde ik haar wel altijd en dat voelde goed. Heel af en toe betrap ik mijzelf er ook op dat ik zonder enige aanleiding overtuigd raak van bepaalde talenten. Als ik bijvoorbeeld naar So You Think You Can Dance kijk, kan ik tijdens de reclame vaak de drang niet onderdrukken om zelf ook te gaan dansen. Terwijl ik dan door
de kamer sta te springen, kijkt mijn vriend mij met opgetrokken wenkbrauwen aan en zegt iets als: ‘Euhh schat, ga nou maar weer zitten’. Dan ben ik zo weer terug in de realiteit. Ik heb heus ook wel echte talenten; schrijven is er hopelijk één van, en zo zijn er wel meer. Vandaag realiseerde ik mij dat één talent er toch wel echt uit springt. Namelijk het talent voor uitstellen. Zolang ik me kan herinneren, ben ik een chronische uitsteller. Alles wat uitgesteld kán worden, zál ook uitgesteld worden – zo werkt het bij mij. Tentamens worden voor het grootste gedeelte een dag van te voren geleerd. En gek genoeg vaak ook nog eens goed gemaakt. Dit talent heeft al vaak tot hilarische taferelen geleid, vooral op de middelbare school. Ik zie mijzelf nog zitten, met mijn toenmalig beste vriendin om vijf uur ’s ochtends in het donker met koekjes en melk in de woonkamer. Na een hele nacht doorgehaald te hebben en toch ook nog even een joint naar binnen te hebben gewerkt met z’n tweeën. Tegelijk keken we naar de klok, vervolgens naar elkaar en toen barstten we in lachen uit omdat de absurditeit van de situatie tot ons doordrong. Ik gok overigens dat het toen wel tot een hertentamen is gekomen. Ondanks de vele nachten dat ik met brandende ogen van de slaap mijzelf en mijn uitstelgedrag heb vervloekt, heb ik dit gedrag nog steeds niet afgeleerd. Sterker nog: ik zit deze Bacchus nu, twee uur voor de deadline, tijdens mijn college te schrijven. Wat kan ik zeggen? Iedereen heeft zo zijn talenten.
Silvija Licina