Intro 55 september def p%2018 hr%5b2%5d

Page 1

INTRO

55

10.2017

Medisch informatieblad van het Sint-Franciscusziekenhuis Heusden-Zolder

GYNAECOLOGIE & KRAAMAFDELING IN DE PICTURE


55 10.2017

4

Een afwijkend Cervix-uitstrijkje

8

Echografie tijdens de zwangerschap

16

Totaaloverzicht van de prenatale zorg

23

Het laatste nieuws vanuit de associatie Gynaecologie

COLOFON Algemeen Sint-Franciscusziekenhuis P. Paquaylaan 129 3550 Heusden-Zolder Tel. 011 71 50 00 (algemeen) 011 75 55 55 (polikliniek) Algemeen directeur Dhr. Rudy Poedts Eindredactie Diane Mombers Redactieraad Voorzitter, Dr. Stijn Loonbeek, Dr. Christoph Kenis, Dr. Nele Guion, Dr. Fons Henckens, Mevr. Diane Mombers, Dr. Philip Rijkers Foto’s Kris Dexters V.U. Dhr. Rudy Poedts Hebben meegewerkt Dr. Philip Rijkers, Dr. Fons Henckens, Dr. Nele Maeseele, Dr. Els Janssen, Dr. Els Beckers, Dr. Anneleen Reynders, Dr. Nele Raus, Dr. Luc Buekenhout, Dr. Sven Schepers, Dr. Mattias Seghers, Mevr. Griet Janssen, Mevr. Carmen De Groot

2

“Met meer dan 900 bevallingen per jaar en de hoogste ‘efficiëntieratio’ van heel Limburg heeft het SFZ een van de meest performante verloskundige afdelingen uit de regio.”


EEN BALLONNETJE OPLATEN OVER KRAAMBEDDEN EN GEBOORTES Dr. Philip Rijkers, medisch directeur

Het jaar vordert gestaag… Bij het vallen van de bladeren sta ik even stil bij het vele werk dat we, samen met onze partnerziekenhuizen, verricht hebben voor de uitbouw van een klinisch netwerk. In deze verdere ontwikkelingen willen we de huisartsen ook graag betrekken. We ontvingen aan het einde van de zomer al een uitgebreide delegatie van alle huisartsenkringen uit de regio. Deze collega’s waren aangenaam verrast en enthousiast dat wij hen hierin willen includeren. Nochtans blijft het wachten op het wettelijke kader. In het voorjaar werd al een ballonnetje opgelaten over de programmatie van kraamafdelingen en de sluiting van niet-performante afdelingen. Net voor de zomervakantie stelde het KCE haar rapport voor aan de minister, waarin ze dit ballonnetje nog wat hoger bliezen. Het KCE voorspelt immers een overcapaciteit die nog zal toenemen. Bijna alle Belgische ziekenhuizen beschikken over een materniteit: 64 in Vlaanderen, 36 in Wallonië en 11 in Brussel, voor een totaal van ongeveer 3.000 bedden. Het aantal bevallingen toont er vandaag een grote variabiliteit: van 212 (of 0,6 per dag) tot 3.333 bevallingen (9 per dag).

Hierdoor zijn er vandaag naar schatting meer dan 600 bedden te veel. Hoewel het aantal geboortes de komende jaren zal stijgen, zal de verblijfsduur verder blijven afnemen. Daardoor zullen in 2025 nog slechts ongeveer 2.100 bedden nodig zijn, dus in totaal een 1.000-tal bedden minder dan vandaag. De meest

efficiënte maatregel zou zijn om het teveel aan bedden weg te werken door de kleinste kraamklinieken te sluiten. Daarbij moet erover gewaakt worden dat alle toekomstige moeders nog altijd snel een materniteit kunnen bereiken. Na deze onheilspellende boodschap kan ik de bezorgde lezer al meteen geruststellen. Het SFZ heeft een van de meest efficiënte verloskundige afdelingen uit de regio. We verrichten meer dan 900 bevallingen per jaar met een enthousiast en gedreven team. Het aantal bevallingen per erkend bed is het hoogste van heel Limburg. In het nummer dat voor je ligt, stelt Dr. Sven Schepers (diensthoofd Gynaecologie) zijn team van toegewijde gynaecologen en medewerkers aan je voor. Elk hebben ze hun eigen specialisaties en interessegebieden, maar ze zetten zich wel in voor één gemeenschappelijk doel: kwaliteitsvolle zorg dichtbij huis bieden aan elke moeder en kind.

OKTOBER 2017 | INTRO

3


EEN AFWIJKEND CERVIX-UITSTRIJKJE Dr. Nele Maseele, gynaecologe

Een afwijkend cervix-uitstrijkje is voor de patiënte een grote bron van ongerustheid omdat er direct wordt gedacht aan baarmoederhalskanker. Als gynaecoloog kunnen we vaak een groot deel van deze ongerustheid wegnemen door goed uit te leggen wat een ‘abnormaal’ uitstrijkje precies betekent, hoe we dit zullen opvolgen en wanneer behandeling aangewezen is.

HPV-infecties Het HPV-virus is een wijdverspreid virus. Van de seksueel actieve vrouwen zal 80% op een bepaald ogenblik van haar leven HPV-positief testen. De prevalentie en incidentie van HPV-virusinfecties ligt het hoogst bij vrouwen op jonge leeftijd (< 30 jaar). Hoewel de meeste van deze HPVtypes oncogeen zijn, zal het overgrote deel van deze jonge vrouwen nooit een dysplastisch letsel ontwikkelen. In nog veel minder gevallen zal dit uiteindelijk evolueren naar invasieve kanker. Het meest agressieve HPV-type 16 leidt op 3 jaar tijd bij 25% van de geïnfecteerde vrouwen tot een voorloperletsel, het HPV-type 18 in 9% van de gevallen en alle andere hoogrisico-HPV-virussen bij 5% van de geïnfecteerde vrouwen. Het is dus van belang om niet te vroeg te screenen, maar pas vanaf 25 jaar ongeacht de leeftijd van het eerste

4

seksuele contact. Op jonge leeftijd is de kans groter dat het virus wordt geklaard en de HPV-infectie zonder enige gevolgen verloopt.

Classificatie Voor een juiste interpretatie moeten we een onderscheid maken tussen cytologie en histologie. De huidige screeningstest - de ‘PAP-test’ - is een controle van de cervixcytologie en wordt geclassificeerd volgens de ‘Bethesda-classificatie’: normaal, ACS-US/ASC-H, LSIL en HSIL. Een diagnose kan pas gesteld worden na colposcopisch onderzoek in combinatie met bioptname ter controle van de histologie. De colposcopie laat toe om het verschil te maken tussen een niet-verwikkelde HPV-infectie en een verwikkelde HPV-infectie of voorloperletsel. Voor de histologie (cervixbiopsie) is de

classificatie volgens CIN I-, CIN IICIN III-letsels vervangen door een tweedelige indeling: LSIL of HSIL. CIN I wordt geclassificeerd als LSIL, CIN III als HSIL. De CIN II-letsels worden nu op basis van bijkomende histopathologische kleuring (P-16kleuring) duidelijker onderverdeeld in een laag- of hoogrisicoletsel. De opdeling in een laaggradig letsel (LSIL) en dus een niet-verwikkelde HPVinfectie en een hooggradig letsel (HSIL) en dus een voorloperletsel vereenvoudigt de beslissing tot verdere follow-up of therapie.

Behandeling Behandeling is enkel aangewezen in geval van een hooggradig letsel dat via colposcopie of bioptname bevestigd wordt. De behandeling bestaat uit een conisatie van de cervix of ‘Large Loop Excision of the Transformation


Zone’ (LLETZ). Na aankleuring van de cervix om het letsel te visualiseren wordt met elektrocutting de oppervlakkige transformatiezone weggenomen. Deze ingreep kan worden uitgevoerd onder lokale verdoving en neemt 15 à 20 minuten in beslag.

Vaccinaties Er zijn momenteel 3 vaccins beschikbaar op de markt. Het bivalente vaccin ‘Cervarix’, het quadrivalente vaccin ‘Gardasil 4’ en het nonavalente vaccin ‘Gardasil 9’. Het bivalente en quadrivalente vaccin coveren de oncogene HPV-types 16 en 18 die verantwoordelijk zijn voor 70% van de cervixcarcinomen. De 9 andere HPV-types, omvat in het nonavalente vaccin, zijn verantwoordelijk voor 90% van de cervixcarcinomen. Ondanks kruisbescherming voor andere HPV-types bij het bivalente of quadrivalente vaccin, biedt het nonavalente vaccin een nog bredere bescherming. Ze worden alledrie terugbetaald voor meisjes tussen de 12 en 18 jaar. Onder de leeftijd van 15 jaar zijn 2 dosissen voldoende. Is de patiënte ouder dan 15 jaar, dan worden er 3 dosissen gegeven. Ideaal is vaccinatie voor het eerste seksuele contact, maar ook bij patiënten met nog wisselende seksuele contacten is vaccinatie aan te raden. Helaas zijn alle vaccins profylactisch en niet-therapeutisch. Er bestaan tot op heden nog geen therapeutische HPV-vaccins. Bij patiënten die omwille van een HSIL-letsel een conisatie ondergingen, kan HPV-vaccinatie nuttig zijn om te beschermen tegen een HPV-herinfectie. Het vaccin zal er echter niet toe leiden dat een actieve HPV-infectie sneller wordt geklaard.

Wat brengt de toekomst? In de toekomst zal onze screeningstest via cytologie vervangen worden door HPVtesting. De sensitiviteit van de HPV-test ligt veel hoger dan de PAP-test met een valsnegatief ratio van slechts 5%. Onderzoek heeft aangetoond dat er via primaire HPV-screening significant minder HSIL-letsels worden gemist. Dat zal een positief effect hebben op de incidentie en mortaliteit van cervixkanker. Patiënten met een positieve HPV-test zullen opgevolgd worden door controle van de cervixcytologie. Screening via HPV zal pas uitgevoerd worden vanaf 30 jaar. Bij patiënten tussen de 25 en 30 jaar zal de screening via cytologie behouden blijven om niet onnodig veel niet-verwikkelde HPV-infecties te detecteren.

“Ideaal is vaccinatie voor het eerste seksuele contact, maar ook bij patiënten met nog wisselende seksuele contacten is vaccinatie aan te raden.”

OKTOBER 2017 | INTRO

5


ACTUELE GEGEVENS INZAKE SCREENING EN BEHANDELING VAN ERFELIJKE BORSTKANKER Dr. Els Beckers, gynaecologe

Borstkanker is nog altijd de frequentste kanker bij vrouwen. Bij ongeveer 2% van de personen met borstkanker is er sprake van een erfelijke voorbeschiktheid tot deze aandoening op basis van een mutatie in de HBOC (hereditaire borst- en ovariumkanker)-genen: BRCA1, BRCA2, CHEK2, PALB2, TP53, ATM, PTEN, STK11 en CDH1. Wordt er een mutatie in deze HBOC-genen gevonden, dan is het mogelijk om over te gaan tot presymptomatische diagnose bij familieleden.

Criteria voor genetisch onderzoek Er zijn verschillende objectieve criteria vastgesteld die de mogelijkheid bieden om de meest uiteenlopende familiale voorgeschiedenissen te dekken. Het klinische oordeel blijft echter belangrijk bij het nemen van de uiteindelijke beslissing. We denken daarbij met name aan families met weinig leden, die dus minder informatief zijn. De Britse richtlijnen van het NICE en de Amerikaanse richtlijnen van het NCCN worden het meest gevolgd. Op grond daarvan hebben het KCE (Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg) in 2015 en de BeSHG (Belgische vereniging voor menselijke genetica) in 2014 Belgische criteria opgesteld:

6

Patiënte met borstkanker en een van de volgende kenmerken: • optreden van kanker op jonge leeftijd (< 35 jaar) • optreden van kanker voor de leeftijd van 50 jaar en een verwante met kanker van beide borsten ongeacht de leeftijd, ovariumkanker ongeacht de leeftijd of borstkanker voor de leeftijd van 50 jaar • kanker van beide borsten voor de leeftijd van 50 jaar • ovariumkanker ongeacht de leeftijd • drievoudig negatieve borstkanker voor de leeftijd van 50 jaar • 3 verwanten met borstkanker, van wie 1 eerstegraadsverwante is van de 2 andere, geen rekening houdend met mannelijke overdragers, en van wie er 1 borstkanker heeft gekregen voor de leeftijd van 50 jaar • afkomstig van een volk dat vaak drager is van een ‘founding’-mutatie (Asjkenazische joden) • alle andere gevallen waarbij de waarschijnlijkheid van dragerschap van een mutatie bij raming met een voorspellend model (BOADICEA, BRCAPRO, …) meer dan 10% bedraagt Patiënte met epitheliale ovariumkanker Mannelijke patiënt met borstkanker Patiënte zonder borstkanker die een hoog risico op borstkanker loopt gezien: • 2 eerstegraads- (minstens 1) of tweedegraadsverwanten met borstkanker voor een gemiddelde leeftijd van 50 jaar • 3 eerstegraads- (minstens 1) of tweedegraadsverwanten met borstkanker voor een gemiddelde leeftijd van 60 jaar • 4 eerstegraads- (minstens 1) of tweedegraadsverwanten met borstkanker ongeacht de leeftijd • kanker van beide borsten • borstkanker bij een man • ovariumkanker • een sarcoom voor de leeftijd van 45 jaar • een glioom of bijnierkanker tijdens de kinderjaren • een patroon van meerdere kankers op vrij jonge leeftijd


Even voorstellen: het team van de Borstkliniek in het SFZ Gynaecologie dr. Els Beckers

Medische beeldvorming dr. Kathleen Weemaes

Kiné Ellen Luts

Medische oncologie dr. Jeroen Mebis dr. Daisy Luyten

Anatomopathologie Dienst APO Jessa

Oncologisch revalidatieprogramma Nele Smits

Radiotherapie dr. Marc Brosens dr. Katleen Verboven

Borstverpleegkundige Veerle Breugelmans Verpleegafdeling C1

Centrum Menselijke Erfelijkheid UZ Leuven

011 71 52 16 van maandag tot vrijdag tussen 08u00 en 19u00

Beleid bij vrouwen met een hoog risico op borstkanker Mutatie van BRCA1 en BRCA2 Bij vrouwen met een pathogene mutatie van de genen BRCA1 en BRCA2 zal een bilaterale profylactische mastectomie het risico op ontwikkeling van borstkanker met meer dan 90% verlagen. Gewoonlijk wordt tegelijk een borstreconstructie uitgevoerd. Slechts een minderheid van de vrouwen met een mutatie van het BRCA1- of BRCA2-gen opteert in Europa voor profylactische borstchirurgie. De meeste vrouwen kiezen voor een nauwgezette surveillance. In die populatie is de sensitiviteit van MRI ongeveer tweemaal hoger dan die van een mammografie. Wordt er jaarlijks een MRI van de borsten uitgevoerd, dan daalt het aantal gevallen van plaatselijk gevorderd of gemetastaseerd borstcarcinoom met bijna 70%. In België wordt vanaf de leeftijd van 30 jaar of 5 jaar vroeger dan het jongste aangetaste familielid naast zelfborstonderzoek een halfjaarlijks klinisch borstonderzoek verricht en een halfjaarlijkse echografie afwisselend gecombineerd met mammografie en NMR. Bij patiënten met een mutatie van het BRCA1- en BRCA2-gen moet een profylactische bilaterale salpingoovariëctomie worden aanbevolen vanaf de leeftijd van 40 jaar en uiterlijk op de leeftijd van 50 jaar, bij voorkeur gecombineerd met hysterectomie. Daardoor verlaagt het risico op

ontwikkeling van ovariumkanker met bijna 80%.

Niet-geïdentificeerde genetische oorzaak

Er zijn geen wetenschappelijke bewijzen van het nut van echografie bij screening op ovariumkanker. Als beide ovaria voor de menopauze worden verwijderd, daalt ook het risico op borstkanker, hoewel in mindere mate.

Indien er geen mutatie wordt gevonden in een familie met belaste anamnese blijft er voor verwanten toch een verhoogd risico bestaan, maar zonder verdere mogelijkheid voor genetische diagnostiek. De huidige richtlijnen stellen in deze situatie met een verhoogd risico van 17% à 30% volgende onderzoeken voor vanaf de leeftijd van 40 jaar of ten minste 5 jaar vroeger dan de jongste persoon met borstkanker in de familie: • jaarlijks klinisch borstonderzoek door de arts • jaarlijkse mammografie en echografie • MRI op indicatie van de radioloog

Mutatie van een ander gen dat predisponeert tot borstkanker De Amerikaanse richtlijnen raden een screening met NMR van de borsten aan bij vrouwen met een pathogene mutatie van PALB2, CHEK2, ATM, TP53, PTEN, STK11 en CDH1. Een profylactische mastectomie kan overwogen worden bij een mutatie van PALB2, TP53, PTEN en CDH1. Een profylactische salpingo-ovariëctomie moet overwogen worden in geval van een mutatie van het STK11-gen.

Conclusie Genetische factoren zijn een belangrijke risicofactor voor borstkanker op populatieniveau. Er moet altijd navraag gedaan worden naar de persoonlijke en de familiale voorgeschiedenis om een eventuele erfelijke oorzaak niet over het hoofd te zien. Er zijn veel genen ontdekt die predisponeren tot borstkanker. Het risico hangt evenwel af van het gemuteerde gen en moet worden geïnterpreteerd in het licht van de stamboom. Voor een groot aantal genen moet het risico nog nader worden gepreciseerd. Er bestaan criteria die aangeven wanneer een patiënte doorverwezen moet worden naar het spreekuur oncogenetica. Als het risico inderdaad verhoogd blijkt te zijn, kunnen verschillende preventieve en screeningsmaatregelen worden voorgesteld. Die worden aangepast aan de klinische casus, de penetrantie van de ontdekte mutatie en de desiderata van de patiënten. In dit kader werkt onze borstkliniek multidisciplinair samen met het borstcentrum ZuidWest Limburg en met het Centrum Menselijke Erfelijkheid van UZ Leuven. OKTOBER 2017 | INTRO

7


ECHOGRAFIE TIJDENS DE ZWANGERSCHAP Dr. Anneleen Reynders, gynaecologe

Indien mogelijk wordt ook reeds de localisatie van de placenta en placentaire insertie van de navelstreng bepaald. Dit onderzoek gebeurt bij voorkeur door middel van transabdominale echografie. In geval van limiterende factoren zoals maternale obesitas of moeilijke foetale positie kan een transvaginale echografie echter noodzakelijk zijn.

Echografie tijdens het tweede trimester (18 à 22 weken) Structureel echografisch onderzoek in het tweede trimester van de zwangerschap maakt het mogelijk om een aantal congenitale malformaties op te sporen. De aanleg van de foetale organen laat het structurele echografische onderzoek toe ten vroegste vanaf 18 weken. Vanaf 20 weken is dit onderzoek haast altijd mogelijk, maar rond 21 à 22 weken is de uitvoering ervan voor de echografist eenvoudiger. Bovendien is de detectieratio voor afwijkingen dan groter dan een echografie bij vroegere zwangerschapsduur. In het SFZ staat de vroedvrouw in voor een eerste intakegesprek en ze voert een dating echografie uit rond 8 à 9 weken amenorroeduur (AD). Vervolgens voert de gynaecoloog nog 3 belangrijke echografieën uit tijdens het verdere verloop van de zwangerschap. In wat volgt, zetten we de indicaties voor de echografieën overzichtelijk op een rijtje.

8

Dating echografie rond 8 à 9 weken door vroedvrouw:

Echografie tijdens het eerste trimester (12 à 14 weken)

Deze echografie wordt uitgevoerd door de vroedvrouw en heeft volgende doeleinden: • Bevestigen van de aanwezigheid van de vruchtzak in de baarmoeder en dus uitsluiten van een extrauteriene graviditeit • Aantonen van de foetale hart­ activiteit • Dateren van de zwangerschap door middel van kruinromplengte (Crown Rump Length of CRL) • Opsporen van meerlingzwanger­ schappen en bepalen van de amnio­ ni­ci­teit en chorioniciteit

Tijdens deze echografie bevestigt de gynaecoloog eerst en vooral de viabiliteit van de zwangerschap. Vervolgens gebeurt er foetaal anatomisch onderzoek ter detectie van grote foetale abnormaliteiten, inclusief nazicht van de nuchale regio. Evaluatie van het nekoedeem gebeurt ook indien de patiënte een ‘Niet-Invasieve Prenatale Test’ (NIPT) laat uitvoeren of indien het koppel geen screening wenst naar trisomie, aangezien een toegenomen nuchaal oedeem gelinkt kan zijn aan vele andere foetale abnormaliteiten.

Wordt er een structurele afwijking vastgesteld, dan wordt dit best gevolgd door een doorgedreven echografisch onderzoek en eventueel aanvullend cytogenetisch, DNAen/of microbiologisch onderzoek. Hiervoor werken we samen met het ZOL Genk en UZ Leuven waarnaar de patiënten zo nodig doorverwezen worden. Limiterende factoren bij deze structurele foetale echografie zijn: maternale obesitas, oligo- of polyhydramnion, meerlingen van hogere rangorde (≥ 3) of afwijkende foetale ligging. Deze echografie wordt transabdominaal uitgevoerd en de patiënte heeft bij voorkeur een lege blaas tijdens het onderzoek. Aanvullend vaginaal onderzoek is vaak interessant voor de lager gelegen en vaak moeilijk abdominaal te bereiken foetale delen, voor evaluatie van een laagreikende placenta en eventueel voor nazicht van de baarmoederhals.


NIEUWE ARTSEN

Dr. Nele Raus en Dr. Anneleen Reynders leggen zich specifiek toe op de echografische evaluatie van de foetus rond 20 weken. Zij doen dit voor de patiënten die ze zelf opvolgen tijdens de zwangerschap, maar desgewenst ook voor patiënten van andere gynaecologen. Die worden in dat geval naar hen doorverwezen rond 20 weken voor structureel nazicht van de foetus.

Echografie tijdens het derde trimester Tijdens het derde trimester gebeurt nog minstens 1 echografisch onderzoek waarbij de foetale groei, foetale ligging, hoeveelheid vruchtwater en ligging van de placenta worden nagekeken. Een beperkt structureel nazicht kan nog bijdragen aan late prenatale diagnoses en opsporing van afwijkingen.

Dr. Aso Dilan, geriater Dr. Aso Dilan werd geboren in 1966 in Irak. Hij groeide op in Sulaimania en behaalde daar zijn artsdiploma. In 1998 vestigde hij zich in Nederland en legde hij zich toe op de Nederlandse taal. Aansluitend studeerde hij verder geneeskunde aan de Universiteit in Maastricht. Hij heeft een bijzondere interesse in de specialisatie ‘geriatrie’. Als assistent was hij binnen de diensten geriatrie actief in het MMC (Eindhoven), AMC (Heerlen), Maasziekenhuis (Sittard), Elkerliek ziekenhuis (Helmond), Rijnstate ziekenhuis (Arnhem), Radboud UMC (Nijmegen) en Laurentius ziekenhuis (Roermond). Dr. Dilan heeft de Nederlandse nationaliteit en woont met zijn echtgenote en 3 kinderen in Maastricht. Met veel enthousiasme heeft hij op 1 juli 2017 de dienst geriatrie in het SFZ vervoegd, samen met Dr. Michel Schellemans.

Op indicatie (op basis van een voorgaande echografie, in geval van vaginaal bloedverlies, preterme contracties, …) wordt tijdens het derde trimester soms een transvaginale echografie uitgevoerd voor verdere evaluatie van een laagliggende placenta of voor nazicht van de lengte van de baarmoederhals. In geval van andere indicaties (vermindering van foetale bewegingen, intra-uteriene groeirestrictie, indruk van ruptuur van de vliezen, …) kan echografische evaluatie van het foetale welzijn soms noodzakelijk zijn door middel van een biofysisch profiel en/of Doppler-analyse.

Dr. Mattias Seghers, radioloog

“Dr. Nele Raus en Dr. Anneleen Reynders leggen zich specifiek toe op de echografische evaluatie van de foetus rond 20 weken.”

Dr. Mattias Seghers werd in 1986 geboren in Beveren. In 2011 behaalde hij met grote onderscheiding zijn diploma als arts aan de Universiteit Antwerpen. Na een buitenlandse stageperiode in het Royal Children’s Hospital in Melbourne en op het hoofdkwartier van de Wereldgezondheidsorganisatie in Genève, werd zijn interesse voor radiologie geprikkeld. Tijdens zijn specialisatie was Dr. Seghers tewerkgesteld in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen in Edegem en het AZ Klina in Brasschaat. Binnen zijn kennis van verschillende radiologische technieken focust hij zijn interesse vooral op musculoskeletale en abdominale MRI. Naast zijn medische activiteiten is Dr. Seghers ook sportief bezig met voetbal, tennis en fietsen. Sinds 1 augustus 2017 versterkt hij het gedreven team van radiologen in het SFZ. OKTOBER 2017 | INTRO

9


GEBRUIK VAN GENEESMIDDELEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP EN BORSTVOEDING Dr. Anneleen Reynders, gynaecologe

De eerste vraag die gesteld moet worden bij een zwangere of borstvoedende patiënte met recent gestelde diagnose is of een medicamenteuze behandeling essentieel is. Ook niet-medicamenteuze opties moeten overwogen worden. De vraag ‘is medicatie aangewezen?’ moet vervolgens geherevalueerd worden wanneer contra-indicaties erg belangrijk blijken.

Men schat het aantal belangrijke afwijkingen bij de geboorte in de orde van 1% tot 3%, afhankelijk van wat men verstaat onder een ‘belangrijke’ afwijking. Hiervan zou ongeveer 1 op 10 het gevolg zijn van externe factoren zoals straling, chemicaliën, (infectie)ziekten, roken, alcohol, drugs en medicaties. Verschillende factoren liggen aan de basis van een ontwikkelingsstoornis als gevolg van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap. Het tijdstip van toediening bijvoorbeeld of beter het ontwikkelingsstadium van de foetus. In de periode tussen conceptie en innesteling (ongeveer 10 dagen) is er via passieve diffusie contact tussen de moeder en de bevruchte eicel. Tijdens de organogenese (week 4 tot 10) kan het embryo vooral morfologisch beschadigd worden. Vanaf week 10 tot het einde van de zwangerschap dreigt er minder gevaar voor misvormingen, maar worden functionele beschadigingen belangrijker door interferentie van sommige geneesmiddelen met de differentiatie en de groei van de organen. Voor sommige geneesmiddelen hangt de mate van ongunstige invloed af van de dosering en de duur van de behandeling. In deze gevallen is het te verwachten dat de kans op misvormingen en ontwikkelingsstoornissen stijgt bij toegenomen dosering of duur van de therapie. Een belangrijk element bij geneesmiddelgebruik tijdens de zwangerschap is ook het ‘no effect level’, dit is een drempelwaarde waaronder geen schadelijke effecten door het geneesmiddel worden geïnduceerd.

Meer weten over geneesmiddelengebruik tijdens zwangerschap en lactatie? Volgende websites worden in het SFZ vaak aangeraden. www.lareb.nl Bijwerkingencentrum Lareb is het Nederlandse meld- en kenniscentrum voor bijwerkingen van geneesmiddelen en mogelijke effecten van geneesmiddelengebruik en andere blootstellingen op de zwangerschap, het ongeboren kind en de lactatieperiode. www.cybele.be Dit is een website met nuttige informatie van de faculteit farmaceutische wetenschappen van de KU Leuven.

10


SUBFERTILITEIT: OORZAKEN EN DIAGNOSTISCH ONDERZOEK Dr. Els Janssen & Dr. Luc Buekenhout, gynaecologen

Subfertiliteit is per definitie het niet-optreden van een zwangerschap na minstens 12 maanden onbeschermde coïtus. Ongeveer 85% van de koppels zal spontaan zwanger worden binnen een periode van 1 jaar. In de meeste gevallen is het dus niet aangewezen om al onderzoeken te starten binnen dit jaar. Bij vermoeden van ovulatiestoornissen (bv. oligo- of amenorroe > 6 maanden), mogelijke tubapathologie (bv. voorgeschiedenis van chlamydia-infectie) of problemen met de spermakwaliteit (bv. voorgeschiedenis van cryptorchidie) kan het nuttig zijn om al vroeger de diagnostische fase op te starten.

Kans op spontane zwangerschap Bij een vrouw jonger dan 38 jaar met een regelmatige cyclus en in afwezigheid van een ernstige mannelijke factor, kan op basis van de duur van de actieve kinderwens, de leeftijd van de vrouw, de graviditeit en de spermakwaliteit de spontane zwangerschapskans in 1 jaar resulterend in een levend geboren kind berekend worden via het model van Hanoult. Dit kan helpen om het koppel te counselen richting een afwachtend beleid, verdere diagnostiek of opstart van een behandeling.

Een bloedname zal worden uit­ gevoerd vanuit preconceptionele interesse enerzijds en anderzijds om een hormonaal bilan op te stellen (bepalen van LH, FHS, oestradiol en progesteron) tussen de tweede en de vijfde cyclusdag. Daarna kunnen nog enkele bloednames volgen om het progesterongehalte te bepalen op bv. cyclusdag 18, dag 25, dag 32, … (+ 7 dagen) tot aan de menstruatie.

Dit om (an)ovulatie op te sporen of te bevestigen en de luteale fase te beoordelen. Daarnaast is een spermiogram een essentieel onderdeel van het basisonderzoek. Dit biedt informatie over het aantal, de motiliteit en de morfologie van de spermatozoa en over het volume van het zaadstaal (gemiddeld 2 ml).

Opstart van een vruchtbaarheidsonderzoek De oorzaken van verminderde vruchtbaarheid zijn terug te brengen tot een probleem op het vlak van één of meerdere essentiële stappen in de voortplanting: • de aanwezigheid van gameten • de doorgankelijkheid van de tubae • de bevruchting • de migratie en innesteling van het embryo in de baarmoeder Deze stappen systematisch nakijken is dan ook de basis voor de opstart van een vruchtbaarheidsonderzoek. Een transvaginale echografie geeft informatie over de uteriene caviteit, het endometrium en de aanwezigheid en werking van de ovaria.

Dr. Els Janssen

OKTOBER 2017 | INTRO

11


Dr. Luc Buekenhout

Onderzoek van de eileiders Na deze eerste basisonderzoeken kan verder onderzoek aangewezen zijn zoals het nazicht van de doorgankelijkheid van de tubae. Tot voor kort waren de 2 meest gebruikte onderzoeken hiervoor de RX hysterosalpingografie en de diagnostische laparoscopie. RX hysterosalpingografie (RX HSG) Dit is een onderzoek waarbij een contrastvloeistof via de cervix wordt opgespoten. Zo wordt de doorgang van deze vloeistof via de uteriene caviteit en de tubae naar de buikholte

in beeld gebracht. De belangrijkste nadelen van deze test zijn de noodzaak van rĂśntgenstralen op niveau van de ovaria en het risico op een allergische reactie op de contrastvloeistof. Diagnostische laparoscopie Bij een diagnostische laparoscopie wordt vanuit de cervix methyleenblauw opgespoten in de uteriene caviteit. Zo is het mogelijk om met direct zicht vast te stellen of deze kleurstof al dan niet doorloopt via de tubae in de buikholte. Het belangrijkste nadeel is uiteraard het feit dat het een operatieve ingreep betreft met de nood aan een

algemene narcose en de risico’s op peri-operatieve complicaties. Een voordeel is wel het directe zicht en de mogelijkheid om eventuele problemen meteen op te lossen door bv. een salpingostomie uit te voeren bij een hydrosalpinx. Echografie (HyCoSy) De laatste jaren is er uitgebreid onderzoek gedaan om de doorgankelijkheid van de tubae met echografie na te gaan. Daarbij wordt er een contraststof op basis van galactose met luchtbelletjes met een katheter via de cervix ingebracht. De doorgang van deze luchtbelletjes

1

2 HyFoSy

RX hysterosalpingografie (RX HSG)

12


doorheen de eileiders wordt in beeld gebracht via echografie oftewel Hysterosalpingo-Contrast Sonografie (HyCoSy). Het grote nadeel is de kostprijs van deze oplossing. Echografie (HyFoSy)

“Sinds 1 januari 2017 is het ook in het SFZ mogelijk om een HyFoSy uit te voeren. Een belangrijke stap in de diagnostische fase van het fertiliteitsonderzoek.”

Geïnspireerd door de gel die wordt opgespoten om de uteriene caviteit goed te kunnen beoordelen bij een ‘gel infusion’-sonografie, is er een gel ontwikkeld die aangelengd wordt met steriel water. Door de mechanische menging van de gel met water komen er ook kleine luchtpartikels in dit mengsel terecht en ontstaat er een schuim of ‘foam’ (zie foto hiernaast). Met behulp van een katheter wordt deze schuim intracavitair aangebracht van waaruit het schuim via de tubae naar de buikholte loopt. De luchtbelletjes laten de eileiders lichtjes opzwellen en zijn door hun echogeniciteit goed zichtbaar op de echografie oftewel Hysterosalpingo-Foam Sonografie (HyFoSy). Net zoals bij de RX HSG is het onderzoek enkel conclusief over de doorgankelijkheid van een eileider als de passage van het schuim doorheen de eileider tot in de buikholte gevisualiseerd is. Een spasme van het myometrium rond het interstitiële deel van de tuba kan een valsnegatief resultaat geven, net zoals een klontertje of mucuspropje in het proximale deel van de tuba. Sommige patiënten kunnen pijnlijke uteriene opspanningen ervaren of door de prikkeling van de cervix een vasovagale reactie krijgen. Er wordt dan ook vaak aangeraden om 1 uur vóór het onderzoek een pijnstiller in te nemen.

De HyFoSy is een betrouwbaar en eenvoudig alternatief voor de RX HSG. Het geeft vergelijkbare resultaten en kan ambulant op de raadpleging gynaecologie worden uitgevoerd. Het wordt door patiënten ook beschreven als minder oncomfortabel dan een RX HSG. HyFoSy: door de mechanische menging van de gel met water ontstaat er een schuim

HyFoSy voortaan ook in het SFZ Sinds 1 januari 2017 is het ook in het SFZ mogelijk om een HyFoSy uit te voeren. Het onderzoek gaat door op de raadpleging gynaecologie in Heusden tussen cyclusdag 6 en 10. Gezien zwangerschap een overduidelijke contra-indicatie is, wordt het onderzoek niet uitgevoerd in de postovulatoire fase. We raden de patiënten aan 1 uur voor het onderzoek een pijnstiller in te nemen (indien er geen contra-indicatie is voor NSAIDs: Ibuprofen® 400 mg - 600 mg, Neurofen® 400 mg, Apranax® 275 mg 550 mg of anders 1 g paracetamol). Daarnaast worden er profylactisch 2 tabletten voorgeschreven van 500 mg azithromycine om onmiddellijk in te nemen na het onderzoek. Sinds 1 juli 2017 heeft de patiënte ook recht op terugbetaling van de kit voor de aanmaak van het schuim. Hierdoor is dit onderzoek een patiëntvriendelijke en belangrijke stap geworden in de diagnostische fase van het fertiliteitsonderzoek.

3

4 HyFoSy HyFoSy

OKTOBER 2017 | INTRO

13


KRAAMVROUW EN ZORGVERLENER, SAMEN OP WEG NAAR RUST Carmen De Groot, vroedvrouw

Elke pas bevallen moeder doorloopt lichamelijke, hormonale, emotionele en sociale veranderingen. Een kleine baby is bovendien zeer kwetsbaar en vraagt veel zorg en aandacht. Vaak komt het nieuwe gezin slaap te kort. Rust tijdens de postpartumperiode is van doorslaggevend belang voor het lichamelijke herstel én voor het psychologische herstel.

Fysieke uitputting en slaapstoornissen zijn enkele factoren die kunnen leiden tot een postnatale depressie1. Uit de cijfers van Kind en Gezin (2015) en het Vlaams Parlement (2014-2015) blijkt dat op 65.000 bevallingen 10.000 vrouwen in Vlaanderen erdoor worden getroffen2. Dit zijn enkel de cijfers van geregistreerde depressies, dus het aantal ligt wellicht nog hoger gezien het taboe dat nog steeds bestaat rond depressie in de postpartumperiode. Rust is essentieel voor het herstel. Ook na de bevalling is dit een belangrijke factor om aandacht aan te schenken.

Op de kraamafdeling Op de kraamafdeling van het SFZ wordt het belang van rust sterk benadrukt. Regelmatig adviseren we de kraamvrouw om het bezoek af te stemmen op haar behoefte aan rust. In de praktijk blijkt echter dat dit moeilijk ligt en dat er weinig gevolg gegeven werd aan dit advies. Uit de cliënttevredenheidsmeting van 2015 bleek dat de kraamvrouw te weinig rustmomenten ervaarde tijdens haar verblijf.

Onze vernieuwde werkwijze wordt zeer positief onthaald door de kraamvrouwen. Ook de medewerkers van de kraamafdeling zijn enthousiast over de aanpak met nog meer ‘zorg op maat’!

Bronnen: 1. Friedman & Resnick, 2009; Seyfried & Marcus, 2003; Sit et al., 2015 2. h ttp://docs.VlaamsParlement.be en http:// www.kindengezin.be

14

Bijzonder project in het SFZ Dankzij een project in het kader van een opleiding zorgmanagement is onze kraamafdeling erin geslaagd om meer rustmomenten voor de kraamvrouw te voorzien. De kraamvrouwen werden zelf betrokken bij dit project door middel van een focusgroep. Een 10tal pas bevallen vrouwen kwamen 6 tot 8 weken na de bevalling samen om te brainstormen rond rust tijdens de kraamperiode. Hierin werden de organisatie van de zorgmomenten, de bezoektijden en de rustmomenten uitgebreid bevraagd. Uit de ervaringen van de pas bevallen moeders blijkt dat de drukke bezoekmomenten van de eerste dagen soms zwaar doorwegen. De vroege ochtendzorgen na een moeizame en/of slapeloze nacht komen ook niet altijd op het gewenste moment. Vanuit de feedback van deze focusgroep - samen met de ideeën van het vroedvrouwenteam en de artsen werkte een groepje van 6 vroedvrouwen een nieuwe dag­ indeling uit met vernieuwde bezoektijden.

Open communicatie en optimale betrokkenheid van de kraamvrouw en de zorgverlener waren hierin essentieel. De aangepaste dagindeling met nieuwe bezoekuren voorziet voortaan meer rust voor de kraamvrouw en blijft toch haalbaar voor de zorgverlener.

Aangepaste dagindeling in de praktijk • Concreet betekent dit dat de vroedvrouwen ’s ochtends wachten met het toedienen van zorgen en het controleren van de parameters tot na het ontbijt of tot de kraamvrouw zelf aangeeft wakker te zijn. • Verder kan elke mama gebruik maken van een deurhanger om aan te geven dat ze aan het rusten is. Elke zorgverlener zal deze melding zoveel mogelijk respecteren. • Onze doorlopende bezoektijden werden aangepast en worden nu onderbroken door een rustmoment tussen 13u00 tot 15u00. We vragen aan alle bezoekers om deze rust zoveel mogelijk te respecteren.


DE NIET-INVASIEVE PRENATALE TEST (NIPT) Dr. Nele Raus, gynaecologe

De NIPT is gebaseerd op het ‘cell free fetal DNA’ (cffDNA) aanwezig in het maternale bloed. Dit cffDNA komt in het bloed terecht door apoptose van placentaire cellen. Er is een geleidelijke toename van cffDNA in het maternele bloed en vanaf 11 weken is de fetale fractie van het cffDNA voldoende groot om een NIPT uit te voeren.

Detectieratio De detectieratio van NIPT voor trisomie 21 bedraagt een fantastische 99,8%, met een valspositieve ratio van < 1%. Dit is ver boven de detectieratio voor trisomie 21 van de voordien ruim toegepaste gecombineerde eerstetrimesterscreening (op basis van leeftijd, biochemische PAPP-A en HCG en echografische nekplooimeting). Deze gecombineerde screening biedt een detectie van ongeveer 80% voor een valspositieve ratio van 5%. De detectiescore van NIPT voor trisomie 18 bedraagt 98% en voor trisomie 13 bedraagt die 99%. Natuurlijk onthult de NIPT ook het geslacht van de baby.

Belemmeringen Helaas zijn er enkele omstandigheden die het uitvoeren van de NIPT bemoeilijken. Obesitas bij de moeder zorgt voor een kleinere fetale fractie, m.a.w. het deel van het celvrije DNA van de moeder is veel groter dan die van de foetus. Hierdoor is de uitvoering van een NIPT moeilijker tot soms onmogelijk. Hoe obeser de moeder, hoe kleiner de fetale fractie. De fetale fractie blijft ongeveer stabiel tussen 11 en 20 weken, hierna stijgt die verder. Bij een BMI > 35 kan het uitvoeren van de NIPT eventueel na 21 weken overwogen worden. Faalt de NIPT, dan blijkt het risico op een aneuploidie ook iets gestegen. Bij tweelingen in het algemeen bedraagt de detectie voor trisomie

21 van de NIPT 96%. Hierbij moet gezegd worden dat de detectieratio bij monozygote twins vergelijkbaar is met die van eenlingen. Bij een ‘vanishing twin’ (miskraam van 1 embryo in geval van een tweeling) wordt een NIPT erg moeilijk, zoniet onmogelijk en eigenlijk af te raden. De fetale fractie van het overleden lid (met bovendien hoger risico op aneuploidie) blijft in dat geval het resultaat van de NIPT beïnvloeden. Andere, erg zeldzame en evidente contra-indicaties zijn orgaantransplantatie en kanker bij de moeder en een drie- of meerlingzwangerschap.

Screening, maar geen diagnose Men mag niet vergeten dat NIPT een screeningtest is en geen diagnostische test. Bij een abnormaal resultaat van de NIPT moet er steeds bevestiging (of weerlegging) van de diagnose gebeuren via een invasieve test. Dit kan door middel van CVS (chorion villus sampling) vanaf 11 weken. Maar bij CVS worden net zoals bij de NIPT cellen van de placenta onderzocht, dus in geval van mozaïcisme (2% à 4%) geeft dit geen oplossing. Via amniocentese is het wel mogelijk om de cellen van de foetus te onderzoeken en dit probleem te omzeilen, maar dit kan

pas op 15 weken en halfveilig worden uitgevoerd.

Terugbetaling In België wordt de uitvoering van de NIPT sinds 1 juli 2017 terugbetaald en het remgeld bedraagt slechts € 8,86. Hiermee bombardeerde België zich tot eerste land in Europa dat de NIPT terugbetaalt aan iedereen.

Belangrijke randbemerkingen Het is van het grootste belang om de patiënten goed te counselen. Trisomie 21 is immers meestal perfect leefbaar. Er moet absoluut vermeden worden om druk uit te oefenen op koppels om de test uit te voeren en de zwangerschap af te breken in geval van trisomie 21. Zoals reeds aangehaald, werd voordien bij wens tot screening een gecombineerde eerstetrimesterscreening uitgevoerd die ook een echografische nekplooimeting of NT (Nuchal Translucency) inhield. Deze risicoberekening is sinds de terugbetaling van de NIPT overbodig geworden. Laten we echter niet vergeten dat er nog vele andere aandoeningen zijn buiten trisomie 21 (genetisch en niet-genetisch).

Het blijft dus belangrijk om een grondige echografie in het eerste trimester (rond 12 à 13 weken) uit te voeren, inclusief een nekplooimeting en de visualisatie van de basisanatomie. Een verdikte nekplooi kan bv. wijzen op anatomische - voornamelijk cardiale - afwijkingen. OKTOBER 2017 | INTRO

15


TOTAALOVERZICHT VAN DE PRENATALE ZORG Dr. Nele Raus, gynaecologe

Preconceptie/ Eerste raadpleging 7 - 10 weken VRVR

11 - 13 weken GYN

Voorlichting

• preventie toxo, CMV, listeria • prenatale screening • lifestyle: roken/gewicht • moederboekje • attest werkgever

Klinisch onderzoek

• BD • gewicht + lengte / BMI

• BD • gewicht

Klinische biologie e.a.

• bloedname: complet + ferritine nuchtere glycemie BG + IC HepBsAg -HIV Syfilis (Hep C) Rubella CMV-toxo TSH vrij T4 nier- en leverfunctie stolling ionogram • MA/C ratio urine

Technisch Onderzoek

Behandeling

• • • • •

attest erkenning brochure infoavonden kraamgeld

20 - 22 weken GYN

24 - 26 weken HA

• KB

• alarmtekens: • KB, KT • BV, VV

• BD • gewicht

• • • •

• BD • gewicht • fundushoogte

• urine dipstick • bloedname: • NIPT zo gewenst (11 weken) • urinecultuur: ASB (of op 20 weken)

• • • •

• urine dipstick • urinecultuur: ASB (of op12 weken)

• • • • •

• echografie: • dating (VBD) • opsporing eerling en • chorioniciteit

• echo 1 (12 à 13 weken): • CRL, NT, • basisanatomie

• doptone

• echo 2: • anatomie, biometrie, VW, placenta

• doptone

• FZ

• eventueel multivitaminepreparaat

• influenza-vaccin >12 weken, in oktober of november

Legende

16

14 - 17 weken HA

() optioneel ASB asymptomatische bacteriurie BD bloeddruk BG bloedgroep BMI body mass index BV bloedverlies CMV cytomegalovirus CRL crown-rump length

urine dipstick bloedname: (AFP) (toxo en CMV)

BD gewicht fundushoogte (vanaf 24 weken)

urine dipstick bloedname: GCT complet +ferritine IC zo resusnegatief

• Boostrix • (24 tot 32 weken)

CTG cardiotocogram FZ foliumzuur GBS groep B streptococci GYN gynaecoloog HA huisarts Hep Bs Ag Hepatitis B surface antigeen Hep C Hepatitis C IC indirecte coombs KB kindbeweging


Dit schema is in te plannen in een 7-tal raadplegingen voor een multipara en een 10-tal raadplegingen voor een primipara.

28 - 30 weken GYN

32 - 33 weken HA of VRVR

35 - 37 weken GYN

38 - 39 weken HA

40 - 41 weken GYN

• alarmtekens • attest kraamgeld

• • • • •

alarmtekens bevalling epidurale verdoving borstvoeding prenatale kiné

• alarmtekens

• alarmtekens

• alarmtekens

• BD • gewicht • fundushoogte

• • • •

BD gewicht fundushoogte handgrepen van Leopold

• • • •

• • • •

• • • •

• urine dipstick

• urine dipstick

• urine dipstick • GBS wisser

• urine dipstick

• urine dipstick

• echo 3: anatomie, biometrie, VW, placenta

• doptone

• echo pro deo: biometrie, VW

• doptone

• CTG • echo (VW)

• Anti D profylaxis (Rhogam) zo resusnegatief

• Boostrix • (24 tot 32 weken)

KT contracties MA/C ratio micro-albumine over creatinine ratio NT nuchal translucency = nekplooimeting Toxo Toxoplasmose VBD verwachte bevallingsdatum VO vaginaal onderzoek VRVR vroedvrouw VV vruchtwaterverlies VW vruchtwater

BD gewicht fundushoogte (VO)

BD gewicht fundushoogte (VO)

BD gewicht fundushoogte (VO)

OKTOBER 2017 | INTRO

17


MRI VAN HET VROUWELIJK KLEIN BEKKEN Dr. Mattias Seghers, radioloog

Beeldvorming van het vrouwelijk klein bekken via Magnetic Resonance Imaging (MRI) kan de huisarts en/of de gynaecoloog helpen om verschillende pathologieën te bepalen, zowel bij jonge als oudere patiënten. In tegenstelling tot Computer Tomografie (CT) en de klassieke röntgenfoto’s (RX) wordt er bij een MRI geen straling, maar magnetische resonantie gebruikt. Hierdoor is dit een veilig onderzoek voor de zwangere vrouw, zonder risico voor moeder of kind.

MRI bij vage onderbuikspijn Wanneer een vrouw gedurende langere tijd last heeft van (aspecifieke) onderbuikspijn, waarbij er zowel na bloedname als klinisch onderzoek geen afwijkingen worden gevonden, kan de huisarts of gynaecoloog overwegen een MRI te laten uitvoeren. Zo wordt de vrouwelijke anatomie goed in kaart gebracht en kan de positie van de baarmoeder ten opzichte van de blaas en endeldarm bepaald worden. Tevens is het mogelijk om te kijken naar de vorm en structuur van de eileiders en baarmoeder. Met behulp van verschillende kijkrichtingen (dwars, schuin en lengterichting) is het

18

mogelijk om nauwkeurig te bepalen waar het probleem zich juist bevindt.

MRI voor de oppuntstelling van een cyste Als een patiënt bij de huisarts of gynaecoloog op consultatie of controle komt, kan die met behulp van een MRI vaak een betere diagnose stellen van het onderliggende probleem. Meestal gaat het om vrouwen met cysten op de eierstokken. Via een MRI kan de radioloog een nauwgezette analyse uitvoeren van de grootte van de cyste, de verhouding tot de onderliggende organen en de inhoud van de cyste. Het MRI-toestel is uitgerust met de

laatste nieuwe sequenties die kunnen bepalen of een cyste enkel uit vocht bestaat of uit bloed of ander materiaal. Zo kan de radioloog in samenspraak met de gynaecoloog meebeslissen of de cyste opgevolgd of weggenomen moet worden.


MRI en fertiliteit Vrouwen met fertiliteitsproblemen kampen soms met endometriose, dit is een aandoening waarbij baarmoederslijmvlies (endometrium) buiten de baarmoeder aangetroffen wordt. Tussen de 20% en de 25% van de vrouwen die onvruchtbaar zijn, heeft last van deze aandoening. Met behulp van een MRI is het mogelijk om endometriose in een zeer vroeg stadium op te sporen en te checken of dit de omliggende organen (bv. darmwand, blaas en/of urineleider) aantast.

MRI en massa’s In het geval van een zwelling in het klein bekken zal een MRI worden uitgevoerd om te kijken of deze goedaardige dan wel kwaadaardige kenmerken vertoont. Vertoont de massa kwaadaardig kenmerken, dan zal de radioloog een gedetailleerde beschrijving voorzien met oog op een operatie. Zo is het mogelijk om de ingreep optimaal voor te bereiden waardoor de kans op genezing maximaal wordt.

Figuur 1: MRI van het klein bekken met beoordeling van de baarmoeder bij een 38-jarige vrouw. In dit geval werd gebruik gemaakt van een watergevoelige sequentie.

Figuur 2:

“Met behulp van een MRI is het mogelijk om endometriose in een zeer vroeg stadium op te sporen en te checken of dit de omliggende organen aantast.”

MRI-opname van diezelfde vrouw met dezelfde sequentie in de lengterichting. Links en rechts van de baarmoeder kunnen we goed de eileiders (groene pijlen) beoordelen.

Figuur 3: MRI-opname van een 26-jarige vrouw met vruchtbaarheidsproblemen. Deze sequentie met vetonderdrukking toont een vormafwijking van de uterus geassocieerd met infertiliteit.

OKTOBER 2017 | INTRO

19


BEGELEIDING DOOR DE VROEDVROUW: VAN ZWANGERSCHAP TOT POST PARTUM Griet Janssen, hoofdvroedvrouw

Een zwangerschap is telkens weer een heel uniek en bijzonder gebeuren. Lang verwacht, gepland, gewenst, soms ongepland, … en telkens weer een groeiend wondertje dat uitkijkt naar een warme thuis om in geboren te worden. Elke zwangerschap brengt ongetwijfeld vragen, verwachtingen en zorgen mee. Tijdens de zwangerschapsbegeleiding dragen we zorg voor zowel het fysieke als het emotionele welbevinden van moeder en kind en besteden we bewust aandacht aan de ouder-kindrelatie. Dat doen de vroedvrouwen in het SFZ door zich elke dag in te zetten op verschillende domeinen.

Eerste zwangerschaps­ raadpleging / intakeraadpleging Enkele gespecialiseerde vroedvrouwen staan in voor de eerste zwangerschapsraadpleging. Zo komen we tegemoet aan de wens van toekomstige mama’s om zo snel mogelijk - bij vermoeden van zwangerschap - langs te komen voor een eerste raadpleging. Tijdens deze intakeraadpleging wordt de zwangerschap op zich bevestigd alsook de duur (via echografie). Daarnaast stelt de vroedvrouw een zwangerschapsdossier op met een uitgebreide anamnese en geeft meer informatie over prenatale screening en gezonde leefwijze. Rond 12 weken zwangerschap wordt een eerste consult bij de gynaecoloog ingepland.

20

Vroedvrouwenraadpleging Tijdens de kantooruren is er steeds een vroedvrouw aanwezig op de raadpleging Gynaecologie. Zij helpt de zwangere vrouwen verder die met een dringende klacht op consult komen en de patiënten die voor een CTG langskomen. Ook voor een prenatale standaardraadpleging (alternerend met de gynaecoloog) kunnen de mensen bij het team van vroedvrouwen terecht. Zij zijn 24/7 telefonisch bereikbaar op 011 71 53 10.

Infoavonden en prenatale kiné Toekomstige ouders helpen om bewuste keuzes te maken door hen goed te informeren, dat is het uitgangspunt van onze prenatale infoavonden. De prenatale voorbereiding

wordt aangeboden in beperkte groepjes. Het koppel kan kiezen voor een korte inforeeks (2 sessies bij de vroedvrouw) of een lange reeks (2 sessies bij de vroedvrouw gekoppeld aan 3 sessies bij een gespecialiseerde kinesitherapeut). Tijdens de infosessies worden de toekomstige ouders geïnformeerd over het verloop van arbeid en bevalling, het verblijf op de afdeling, wanneer, waar en hoe binnenkomen, … Verder bieden we informatie rond borstvoeding, kunstvoeding en pijnstilling tijdens de bevalling. Ook voorzien we steeds een rondleiding op de afdeling en in het verloskwartier. Tijdens de sessies van de kinesitherapeut komen volgende topics aan bod: de houding tijdens de zwangerschap en bevalling, onderrugmassage, ademhalings- en perstechniek en relaxatieoefeningen.

Begeleiding tijdens de bevalling en het kraambed Onze vroedvrouwen en gynaecologen staan in voor de zorg van vrouwen en hun partner tijdens een heel belangrijke tijd in hun leven: de zwangerschap, de geboorte van hun kind en de postpartumperiode. In onze tevredenheidsmetingen zien we dat onze professionele, vriendelijke en behulpzame aanpak en het persoonlijke contact heel erg geapprecieerd worden door onze patiënten. Hierdoor voelen ze zich thuis bij ons.

Borstvoedingsbeleid Ons team telt een aantal vroedvrouwen-lactatiekundigen die ons borstvoedingsbeleid op de voet volgen en bijsturen wanneer nodig. Ruim 80% van alle moeders start met borstvoeding. We zijn ons ervan bewust dat ondersteuning van borstvoeding vanaf het kraambed een belangrijke eerste stap is voor een geslaagde borstvoedingsperiode. Voor de opvolging na het ontslag werken we samen met de eerstelijnsvroedvrouwen.


Peripartumcoaching en relatietherapie Wanneer een zwangerschap of bevalling anders loopt dan verwacht, een patiënte niet zwanger geraakt of te maken krijgt met een miskraam of vroeggeboorte biedt Annick Jossa als peripartumcoach extra ondersteuning. Ze zet ook in op detectie, preventie en begeleiding bij postnatale depressie. Verder werkt ze als relatietherapeute: koppels kunnen dus bij haar terecht als hun relatie onder druk komt te staan tijdens de perinatale periode. Mensen kunnen haar zowel prenataal als postnataal consulteren.

Zwangerschapscoaching An de Middelaer is zwangerschapscoach en biedt op sociaal vlak steun tijdens de zwangerschap en na de bevalling. Zwangere vrouwen en prille moeders kunnen tijdens haar raadpleging rekenen op informatie, administratieve hulp, steun bij de aanvraag van kinderbijslag en kraamgeld en het uitzoeken van mogelijkheden om thuishulp in te schakelen.

Postnatale begeleiding in samenwerking met de eerste lijn Door het korte ziekenhuisverblijf na de bevalling is de verdere opvolging thuis door vroedvrouwen nog belangrijker geworden dan vroeger. We werken samen met een aantal vroedvrouwen en vroedvrouwenteams in de regio. We organiseren minimaal 1 keer per jaar een vormings- en informatiemoment voor vroedvrouwen die met het SFZ samenwerken. Zo stemmen we de zorgverlening maximaal op elkaar af.

“Onze vroedvrouwen en gynaecologen staan in voor de zorg van vrouwen en hun partner tijdens de zwangerschap, de geboorte van hun kind en de postpartumperiode.”

OKTOBER 2017 | INTRO

21


GENEES-KUNST

TWEE WERELDEN ONTMOETEN ELKAAR Dr. Fons Henckens, kinderarts

Marc Quinn is een Engels kunstenaarbeeldhouwer die werd geboren in London in 1964. Verschillende aspecten uit de geneeskunde worden door hem gebruikt in kunstwerken die veel vragen oproepen.

stromen dat ten grondslag ligt aan elk leven, wordt in Self letterlijk stopgezet door de permanent bevroren staat van het afgietsel. Het herinnert aan de dodenmaskers die vroeger gemaakt werden van dierbaren.

Even voorstellen Marc Quinn was één van de kunstenaars van de spraakmakende groep Young British Artists die begin jaren 90 de internationale kunstwereld veroverde. Hij volgde een opleiding aan Cambridge University en is als BritArt kunstenaar vooral geïnteresseerd in de fysieke processen, maar tegelijk ook de emotionele expressie van het lichaam. Door de stoffelijke kanten van het leven te tonen, confronteert Quinn de toeschouwer met tegenstellingen tussen het fysieke en het spirituele, schoonheid en lelijkheid, het eeuwige en het vergankelijke. Het werk van Quinn is soms spectaculair en confronterend, op andere momenten is het ingetogen en ontroerend. Het thema is steeds de bezinning op het wonder van het leven. Het oeuvre van Marc Quinn oogt zeer divers. Hij maakt sculpturen, ruimtelijke installaties, foto’s en schilderijen. Hij kiest voor traditionele materialen als brons, glas en marmer, maar maakt ook minder voor de hand liggende creaties met ijs, brood, bloed, lood en zelfs DNA.

The Complete Marbles Na jaren zijn eigen lichaam als uitgangspunt te hebben gebruikt, begint de kunstenaar in 1999 aan de serie, waarbij hij zich op anderen richt, met de titel The Complete Marbles. Het is een serie portretsculpturen van mensen die een of meerdere ledematen missen. Deze indrukwekkende serie is sterk maatschappelijk geëngageerd en is een pleidooi voor emancipatie van de gehandicapte mens. Dat hij deze beelden in wit Italiaans marmer uitvoert, werkt bevreemdend. Wit marmer wordt immers al sinds de oude Grieken gebruikt om een ideaal beeld van perfecte schoonheid vorm te geven. Toch zijn de witte marmeren beelden uit de klassieke oudheid

Self, 1991 Quinn is vooral bekend door het afgietsel van zijn hoofd in 5 liter van zijn eigen afgetapte en bevroren bloed. Dit afgietsel wordt in een speciale vriesvitrine tentoongesteld en bewaard: Saatchi kocht het voor 10.000 pond en verkocht het aan een Amerikaans verzamelaar voor 2,2 miljoen euro.Het proces van vloeien en

meestal ook gehavend omdat zij bv. ledematen missen. Dit wordt zelfs eerder gezien als een accentuering dan als een aantasting van de perfecte schoonheid, zoals bij de ontbrekende armen van de Venus van Milo. Op de Biënnale van Venetië in 2013 viel Marc Quinn in de prijzen met zijn inzending Alison Lapper Pregnant voor een beeld op Trafalgar Square. Het beeld is een 4,70 m hoog naaktportret uitgehakt in massief wit marmer. Het stelt de BritArt kunstenares Alison Lapper voor die op het moment van poseren hoogzwanger was van haar zoontje Parys. Behalve zwanger is Alison Lapper ook zwaar gehandicapt en dat is duidelijk zichtbaar: ze werd geboren zonder armen en met hele korte benen.

Chemical Life Support In 2001 maakte Quinn DNAportretten. De basis bestaat uit het DNA dat met behulp van een standaard kloontechniek in bacteriën is gerepliceerd. Een portret is dus geen kopie van het uiterlijk van de geportretteerde, maar van diens genetische code en is meer dan levensecht, namelijk echt levend. Ook creëerde hij Chemical Life Support, een serie van modellen waarbij de handicap niet direct zichtbaar is. Toch lijden ze aan een chronische ziekte en zouden ze zonder medicijnen niet kunnen overleven. Elk beeld is vervaardigd van kunstwas waarin de medicijnen van de betreffende persoon zijn verwerkt.

INTERESSANTE TENTOONSTELLINGEN

22

Robert Doisneau

Christo

Gerhard Richter

fotografie, Museum Elsene 19 oktober 2017 tot 4 februari 2018

ING, Brussel 25 oktober 2017 tot 25 februari 2018

SMAK, Gent 21 oktober 2017 tot 18 februari 2018


HET LAATSTE NIEUWS VANUIT DE ASSOCIATIE GYNAECOLOGIE Dr. Sven Schepers, diensthoofd gynaecologie

Uitbreiding van de medisch staf Sinds ruim 1 jaar versterken Dr. Anneleen Reynders en Dr. Nele Maeseele onze dienst Gynaecologie. In totaal bestaat de groep nu uit 7 vaste gynaecologen (zie ook p. 24). Dr. Wilfried Gyselaers verzorgt als externe consulent 1 voormiddag per week de expertise verloskunde en screeningsecho’s.

Dr. Sven Schepers

Communicatie met externe zorgverleners Speciaal voor professionele zorgverleners hebben we een aparte VIP-telefoonlijn opgestart.

Maatregelen voor kortere wachttijden Lange wachttijden om op consultatie te komen zorgen voor veel ongenoegen en frustraties. Daarom hebben we een aantal initiatieven gelanceerd. Zo nemen de vroedvrouwen voortaan een actieve rol op bij de opstart van de intakeraadpleging voor beginnende zwangerschappen. Liesbet Bamps, Anke Vounckx en Lieselot Kerkhofs hebben hiervoor een speciale echo-opleiding gevolgd. Gedurende deze uitgebreide raadpleging van 40 minuten bevestigen ze de nieuwe zwangerschap, counselen de koppels en stellen het zwangerschapsdossier op. Problemen worden uiteraard steeds besproken met de superviserende arts.

Het nummer 011 71 58 16 verbindt hen dadelijk met het hart van ons secretariaat en heeft prioriteit op andere lijnen. Deze lijn dient wel uitsluitend voor dringende vragen of problemen van professionelen. Dringende vragen over zwangere vrouwen kunnen voortaan ook gesteld worden aan de aanwezige vroedvrouw op 011 71 53 10 (raadpleging) of 011 71 53 00 (kraamafdeling).

Daarnaast hebben we de vroedvrouwraadpleging verder uitgebouwd. Zo kunnen tussentijdse verloskundige controles en monitoring in de loop van de zwangerschap beter worden ingepland. Ook hebben we een 24-uurswachtsysteem ingevoerd waarbij één gynaecoloog tijdens die tijdspanne verantwoordelijk is voor de verloskamer en de spoedgevallen. Dit proefproject loopt van begin 2017 en wordt om de 6 maanden geëvalueerd. De gynaecoloog van wacht verzekert de continuïteit van de zorg en kan gefocust en uitgeslapen de arbeid en bevalling begeleiden. Zo kunnen de overige gynaecologen ook efficiënt en zonder onverwachte onderbrekingen de geplande afspraken afwerken. Preventieve gynaecologische controles worden om de 3 jaar aangeraden. We pleiten ook voor een actieve rol van de huisarts in deze preventieve onderzoeken.

Voorjaarscongres Gynaecologie- Pediatrie Op zaterdagochtend 27 januari 2018 organiseert het SFZ een voorjaarscongres over Gynaecologie en Pediatrie. Noteer deze datum alvast in je agenda, meer info volgt nog!

OKTOBER 2017 | INTRO

23


HET TEAM VAN GYNAECOLOGEN, ELK MET EIGEN SUBSPECIALISMES Op de afdeling Gynaecologie hebben alle artsen uiteraard uitgebreide algemene professionele kennis en ervaring in het vakdomein. Daarnaast verdiepen ze zich stuk voor stuk ook in bijzondere deelgebieden van de verloskunde en gynaecologie. We lijsten ze even kort op…

Dr. Sven Schepers • Diensthoofd gynaecologie • Algemene gynaecologie Verloskunde • Benigne gynaecologie • Prolapsproblematiek

Dr. Nele Maeseele • Algemene gynaecologie – Verloskunde • Benigne gynaecologie • Urogynaecologie prolapsproblematiek

24

Dr. Els Beckers

Dr. Els Janssen

• Algemene gynaecologie Verloskunde • Borstpathologie (verbonden met Borstcentrum Jessa Hasselt)

• Algemene gynaecologie Verloskunde • Vruchtbaarheidsproblemen • Non-IVF-behandelingen

Dr. Nele Raus • Algemene gynaecologie Verloskunde • Verloskundige echografie

Dr. Anneleen Reynders • Algemene gynaecologie – Verloskunde • Verloskundige echografie

Dr. Luc Buekenhout • Algemene gynaecologie Verloskunde • Vruchtbaarheidsproblemen • Non-IVF-behandelingen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.