Maastunnelcomplex Rotterdam
cultuurhistorische verkenning U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
1
PLANGEBIED
BUS BUS beukelsdijk
TRAM
TRAM
1e middellandstraat
TRAM
TRAM mathenesserlaan BUS
BUS
nieuwe binnenweg
rochussenstraat
2
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
verantwoording Verantwoording . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3 Essenties Tunnelcomplex. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .5 Plangeschiedenis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13 1 2 3 4 5 6 7 8
Stadsontwikkeling rond de ‘s-Gravendijkwal Een tweede vaste oeververbinding Lessen uit het buitenland Herbezinning: brug of tunnel? De tunnel als technisch hoogstandje Tunneltraverse Techniek in de Traverse De touch van Van der Steur
Literatuur / Afbeeldingen / Archief. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62 Maastunnel in beeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 Bijlage analysekaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 Bijlage detailbladen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Colofon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Het Maastunneltracé in Rotterdam bracht in de jaren dertig een ongekende innovatie in Nederland: een ontworpen route voor automobilisten, die met hoge snelheid de stad doorkruisten en en passant onder de Maas doorgingen. De traverse en de tunnel zijn een monument van automobiliteit en ingenieurskunst. Het ensemble is ook een monument voor de ambities van Rotterdam om het economisch succes van de transitohaven zichtbaar te maken in de stad zelf, zoals in de jaren tien met de aanleg van de Coolsingel en de bouw van het stadhuis gebeurde. Het Maastunnelcomplex is op te vatten als een ondergrondse boulevard, die niet alleen diende als een adembenemend onderdeel van de route van Amsterdam naar Parijs, maar ook bijdroeg aan de emancipatie van Rotterdam-Zuid, zelfs voor hen die zich geen auto konden permitteren en te voet of met de fiets van de tunnel gebruik maakten. De stad was zo trots op de tunnel, dat het tijdschrift van de Gemeentelijke Technische Dienst jarenlang de naam ‘De Maastunnel’ droeg. Tegenwoordig is de Maastunnelroute een zeldzaam restant van vooroorlogse wegenaanleg en automobiele vormgeving. Omwille van capaciteit, veiligheid en doorstroming zijn immers de meeste oude tracés in Nederland onherkenbaar veranderd. Minstens zo belangrijk is de verandering die heeft plaats gevonden in het denken over de manier waarop autoverkeer en de stad samengaan. Tot ver in de jaren zestig werd de auto geaccepteerd als een vanzelfsprekend onderdeel van het stedelijk leven, daarna trad echter een kentering op. Er bestaat nu een ambivalente haat-liefdeverhouding met de auto in stedelijk gebied. Functioneel is autobereikbaarheid een basisvoorwaarde voor stedelijke ontwikkeling. Mentaal zijn auto’s en verkeerswegen vooral een verstoring van stadsbeeld en stedelijke kwaliteit. In het rapport ligt de nadruk op de Linker Maasoever, vanaf Bentinckplein tot het Maastunnelplein. Bijzondere aandacht krijgt de verdiepte route op de ‘s Gravendijkwal. De waardering van het tracé heeft een aantal aspecten: automobiliteit, stedenbouw, architectuur en symboliek. Voor de toekomstige ruimtelijke opgaven zijn vooral de eerste drie waarden van belang, omdat ze een specifieke ruimtelijk component hebben. De inzet van het rijksmonument is wat ons betreft om op het tracé de automobiele ervaring, de architectuur van de tunnel en de tunnelbak, alsmede de stedenbouwkundige inpassing in de stad blijvend te ervaren. Dat betekent dat toevoegingen en wijzigingen ontworpen zouden moeten worden vanuit die kwaliteiten. Paul Meurs, Urban Fabric BV november 2009 I
N
H
O
U
D
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
3
Statentunnel, noordzijde
Statentunnel, zuidzijde
Ervaring van tunnelwand, bomendak, gevels Mathenesserlaan
Tunnelmond [bron Maastunnel 1938, nr 10, p252]
Het Maastunneltracé is van waarde als een zorgvuldig vormgegeven autoroute tussen de Statensingel en het Zuidplein, waarin de dynamische beleving van de stad centraal staat. Het tracé doorkruist van noord naar zuid verschillende stadsdelen, sferen en tijdslagen, met als koppeling de Maastunnel. De stad manifesteert zich gaandeweg steeds anders. De automobilist is afwisselend op maaiveld, in een tunnelbak en in een lange tunnel. Tussen de beleving van het noordelijk deel en het zuidelijke deel (met als koppeling de Maastunnel) bestaat een groot verschil. Op het noordelijke deel bestaat een grote diversiteit in bebouwing wat samen met het ‘bovenkomen’ en ‘afdalen’ een dynamisch beeld geeft. De gevelwanden op maaiveldniveau zijn zeer gevarieerd, soms terugliggend en leveren een fijnmazig beeld op. De waarde ‘automobiliteit’ gaat over de voor het tracé kenmerkende aaneenschakeling van ervaringen en de overgangen tussen de verschillende ‘etappes’.
Ervaring van tunnelwand, bomendak, gevels Mathenesserlaan
4
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Blijdorp In de wijk Blijdorp zijn de lange vrijwel gesloten bouwblokken uit de jaren dertig vier lagen hoog, uniform en strak vormgegeven, met een zorgvuldige
WAARDERING: automobiliteit gevelgeleding. Op hoge snelheid is de bebouwing in Blijdorp te ervaren als een wand. Het vervolgens inrijden van de Statentunnel geeft aan dat een nieuw stadsdeel betreden wordt. Centrum Met hoge snelheid en in een golvende beweging doorkruist de automobilist de stad. Ondergronds zijn de betonnen wanden van de tunnelbak, bovengronds wordt de automobilist begeleid door een dubbele bomenrij. Belangrijke onderdelen van de routebeleving is de gestroomlijnde vormgeving van het tunneltracé en de nadrukkelijke aanwezigheid van ´historische´ betonnen wanden in de verdiepte stukken. Ter plaatse van de verdiepte stukken benadrukken en bedekken de bomen het doorgaande tracé en geven de ervaring te rijden op een ondergrondse boulevard. De flarden van het veelkleurig en stads decor achter de bomenrij versterken het idee van de ondergrondse boulevard. De grote diversiteit in bebouwing geeft samen met het ‘bovenkomen’ en ‘afdalen’ een dynamisch beeld. Vanaf de onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg gaat de route in een bocht omhoog totdat net voor de kruising met de Rochussenstraat het maaiveldniveau bereikt wordt. Kenmerkend is de beëindiging (of van
het zuiden geredeneerd: het begin) van de verdiepte traverse die afleesbaar is aan drie elementen: de afwerking van het betonwerk van de traverse met een borstwering met een subtiel stalen hekwerk, de beëindiging van de kenmerkende boulevardbeplanting en het hoge gebouw op de hoek van de Rochussenstraat en de ’s-Gravendijkwal dat in samenhang met de traverse is ontworpen.
Linker Maasoever (Doklaan-Zuidplein) Net uit de tunnel op de Linker Maasoever komt de automobilist in aanraking met de havenbedrijvigheid met haar schoorstenen en loodsen die tot aan het Maastunnelplein het stadsbeeld bepaald. Vanaf het Maastunnelplein tot aan het Zuidplein wordt het idee van de groene boulevard opgepakt. De bebouwing bestaat uit rechtlijnige bouwblokken en is op hoge snelheid te ervaren als wanden.
Land van Hoboken De maat en schaal van de bebouwing in het Land van Hoboken (de grote blokken van onder andere het Erasmus MC en de Academie van Bouwkunst) betekent een breuk met de negentiende-eeuwse stad. Na deze blokkenstad en het Doorglever Fortuijnplein daalt de automobilist langzaam af richting de tunnelmond. Het garagegebouw (architect A. van der Steur, 1939) is herkenningspunt aan de westzijde, de Euromast (architect H. Maaskant, 1960) aan de oostzijde. Het groen van het naastgelegen Park dat de toegang tot de tunnel omgeeft is essentieel in de routebeleving.
Aanbeveling Routebeleving is een belangrijk thema bij mogelijke interventies aan het tracé. Met de toename van de automobiliteit is ook de snelheid in het verkeer toegenomen. De ervaring van het Maastunnelcomplex voor de automobilist is hierdoor nog dynamischer en uniek geworden. Van belang bij ontwikkelingen is de precisie in het routeontwerp, het zoveel mogelijk opnemen van componenten van de bestaande beleving in de toekomst en een ontwerpaanpak die de automobilist van de toekomst blijft confronteren zowel met de stad (groen, contouren van de stad) als met het wegbeeld van de jaren veertig. Waardevol voor de zone in de ´s-Gravendijkwal is op dit moment de afwisseling van stijgen en dalen, de gestroomlijnde vormgeving van het tunneltracé, de nadrukkelijke aanwezigheid van ´historische´ betonnen wanden in de verdiepte stukken, het groene dak boven de route en de voorbijflitsende panden.
Maastunnel: koppelstuk De Maastunnel is koppelstuk en hoogtepunt van de route. Zowel met de auto als met de fiets of te voet is het een bijzondere ervaring onder de Maas door te rijden. A
U
T
O
M
O
B
I
L
I
T
E
I
T
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
5
De tunneltraverse werd ontworpen voor twee stedelijke milieus en twee verkeersystemen die qua maat, schaal en dynamiek tegenpolen zijn: een woonboulevard en een snelweg, doorgaanden plaatselijk verkeer.
6
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
In elk stadsdeel heeft de route een eigen functie. In Blijdorp is de route de monumentale hoofdas
Inpassing centrum: pandsgewijze of uit kleine woningcomplexen opgebouwde straatwand, grotendeels uit het begin van de twintigste eeuw.
wAARDERING: stedenbouw Bepaalde stukken stad zijn in hun stedenbouwkundige opzet aangepast aan de snelle autoweg (door het tracé op te nemen als monumentale as). In andere delen past de weg zich aan het weefsel van de stad aan (door een verdiepte ligging). Specifiek voor de tunneltraverse geldt dat die werd ontworpen voor twee stedelijke milieus en twee verkeersystemen die qua maat, schaal en dynamiek tegenpolen zijn: een woonboulevard en een snelweg, doorgaand- en plaatselijk verkeer. Zowel de ontworpen architectuur als het groen bediende beide werelden, de langzame en de snelle. In één ontwerp was de stedenbouw en het detail gevat. Blijdorp: het tracé als monumentale hoofdas van een wijk uit de jaren dertig De wijk Blijdorp is ontworpen met de drukke verkeersroute in het achterhoofd. In de wijk fungeert het tracé als monumentale centrale as. Centrum: het tracé als ondergrondse boulevard in de pandsgewijze stad Het deel van het complex tussen de Statentunnel en de kruising met de Rochussenstraat doorkruist het centrumgebied van Rotterdam. Het rustige straatbeeld van Blijdorp maakt plaats voor een pandsgewijze of uit kleine woningcomplexen opgebouwde straatwand, grotendeels uit het begin van
de twintigste eeuw. De gevelwanden op maaiveldniveau zijn zeer gevarieerd, soms terugliggend en leveren een fijnmazig beeld op.
Aanbeveling
Land van Hoboken: het tracé als verbindend element van de blokkenstad Na de binnenstedelijke route-ervaring wordt de stad vlak en open. Dit is het oude Land van Hoboken, dat later ontwikkeld werd dan de omliggende stadsdelen. De maat en schaal van de bebouwing (de grote blokken van onder andere het Erasmus MC en de Academie van Bouwkunst) betekende een breuk met de negentiende-eeuwse stad.
Kenmerkend voor de zone in de ´s-Gravendijkwal is het profiel met de twee snelheden en twee duidelijk afgebakende werelden is een te koesteren kwaliteit. Concreet betekent het dat vanuit de stad de tunnel en vanuit de tunnel de stad moet zijn te ervaren. Verder zijn de heldere begrenzingen in het profiel van betekenis, waarbij de elementen een duidelijk onderdeel zijn van ofwel de langzame wereld (bomenrij) ofwel van de snelle wereld (relingen).
Linker Maasoever De Pleinweg was in de jaren twintig en dertig ontworpen en aangelegd als route naar een toekomstige Maastunnel. Zowel met het ontwerpen van de breedte van het straatprofiel als het karakter van de bebouwing (langgerekte bouwblokken, strakke, eenvoudige architectuur) is rekening gehouden met een brede verkeersboulevard.
In elk stadsdeel heeft het Maastunneltracé een eigen functie en een eigen manier van inpassing in het stedelijk weefsel.
kruispunt met de 1e Middellandstraat, waar de samenhang in het routeontwerp wordt doorbroken. Ongeacht de te kiezen variant voor een aangepaste route, is de 1e Middellandstraat een ontwerpopgave. Het is de uitdaging om de samenhang tussen stad en tunneltracé te herstellen (hetzij met een gelijkvloerse of ongelijkvloerse kruising).
Zone ´s-Gravendijkwal: van belang is de vormgeving van de overgang in het profiel (bomen, relingen), omdat hier immers ruimte gevonden zal moeten worden voor het mogelijk toevoegen van een derde element. Bij de gelijkvloerse kruisingen van het tunneltracé en de stadsboulevards is de ruimtelijk relatie met zowel het tunnelcomplex als de omliggende stad verloren gegaan, als gevolg van verkeersaanpassingen. De bomenrijen langs het zijn hier onderbroken, om ruimte te winnen voor opstelstroken (zie bijlage 4: kruisingen). Dit geldt bijvoorbeeld voor het gelijkvloerse S
T
E
D
E
N
B
O
U
W
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
7
De robuuste borstwering met krullende dragers van de Statentunnel is zowel voor langzaam als snelverkeer te beleven
Van belang bij de bijgebouwen is de herkenbaarheid als onderdeel van het tunnelcomplex: ze behoren duidelijk tot één familie door het gebruik van een zelfde kleurstelling en materialisatie (matgeglazuurde grèstegels in twee tinten bruin, een groen gepatineerd koperen dak en een crèmekleurige stucafwerking) Detail aangepast aan snelheid: ritmiek wordt verkregen door de vlakverdeling van de betonnen wanden
Op maaiveldniveau wordt de aanwezigheid van een menselijke maat in het ontwerp zichtbaar: sierlijke railing
8
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Voetgangerstunnel (Vreugdenhil, 1952, 104): de architectuur beperkt zich tot goede verhoudingen en met zorg gekozen materialen
Detail bij de entree van het roltrapgebouw
WAARDERING: Architectuur Het belangrijkste uitgangspunt bij de vormgeving van de tunnel, de bijbehorende gebouwen (ventilatie-, garage- en roltrapgebouwen) en de verdiepte tunneltraverse was het vormgeven aan twee gezichten: die richting het snelverkeer en die richting de voetganger en fietser. De ventilatiegebouwen waren bijvoorbeeld ontworpen om van veraf bezien te worden (herkenbare bouwvolumes, grote gevelvlakken), terwijl de roltrapgebouwen vormgegeven waren voor voetgangers en fietsers (met veel aandacht voor detail). In het rapport ligt de nadruk op de kunstwerken van de traverse, gedeelte Weena - Rochussenstraat. Voor een uitgebreide beschrijving en waardering van het gehele tunnelcomplex wordt verwezen naar de ‘redengevende omschrijving’ van de RCE.
het gebruik van een zelfde kleurstelling en materialisatie (matgeglazuurde grèstegels in twee tinten bruin, een groen gepatineerd koperen dak en een crèmekleurige stucafwerking).
gebruikt. Aanvankelijk had de bak hierdoor een oranje-rode kleur. De beplanting is onderdeel van het profiel van de woonboulevard en verzacht de abrupte overgang in dynamiek.
Vormgeving tunneltraverse voor de automobilist De architectuur is in de verdiepte tunnelbak aangepast aan het perspectief van de voorbij razende automobilist. Het uitgangspunt is eenvoud, herhaling van architectonische elementen en een gestroomlijnde, ronde belijning. Ritmiek wordt verkregen door de vlakverdeling van de betonnen wanden. Aan de zijde van het autoverkeer is de afwerking van het beton strak. De dubbele bomenrij fungeert als semi-transparant dak. Door het bladerdek zijn flarden van vroeg twintigste-eeuwse panden te zien.
Aanbeveling
Maastunnel en bijgebouwen Kenmerkend voor het interieur van de tunnel is een sobere architectuur. Volgens architect Van der Steur gaf ‘het wezen van de tunnel’ geen aanleiding tot een geforceerde vormgeving. De tunnel is een zuiver technisch werk en ontleent hier het grootste deel van zijn aantrekkingskracht aan. De architectuur beperkt zich tot goede verhoudingen en met zorg gekozen materialen. Van belang bij de bijgebouwen is de herkenbaarheid als onderdeel van het tunnelcomplex. Ze behoren duidelijk tot één familie door
Vormgeving tunneltraverse voor de voetganger en fietser Op maaiveldniveau wordt de aanwezigheid van een menselijke maat in het ontwerp zichtbaar. De architectuur van de traverse moet hier wedijveren met de allure van de groene stadsboulevard en de detaillering is hierop afgestemd. De tunnelwanden worden vanuit dit perspectief robuuste borstweringen afgewerkt met sierstenen banden en een sierlijke reling. De afwerking van het beton is korrelig. In het stucwerk is gemalen baksteen als toeslagmateriaal A
R
C
De bestaande vormgeving en materiële authenticiteit zijn te koesteren kwaliteiten. De aanbeveling is om zeer terughoudend met het bestaande om te gaan (zo min mogelijk hakken, boren en vervangen) en nieuwe onderdelen als toevoegingen te concipiëren. Het langzaam verkeer op maaiveldniveau maakt het mogelijk de menselijke maat van het Maastunnelcomplex te zien. Deze maat is te vinden in de details die het gehele tracé rijk is, bijvoorbeeld de curvende afwerking van de betonnen tunnelwanden en de sierlijke stalen relingen. In de ontmoeting tussen stad en infrastructuur spelen de beplanting en het (architectonisch) detail een grote rol.
H
I
T
E
C
T
U
U
R
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
9
< Sigarenbandje van het merk Maastunnel, ca. 1950. (Eigen collectie). ^ Voorblad van tijdschrift De Maastunnel. De stad was zo trots op de tunnel, dat het tijdschrift van de Gemeentelijke Technische Dienst jarenlang de naam â&#x20AC;&#x2DC;De Maastunnelâ&#x20AC;&#x2122; droeg. (Eigen collectie) > Ansichtkaarten, ca 1950. Een groot aantal ansichtkaarten verscheen op de markt, met afbeeldingen van de verdiepte traverse door de stad tot de roltrappen en zelfs de technische installaties. (Eigen collectie) >> Brochure met de Maastunnelplannen, in het Frans, 1938. (GAR)
10
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
WAARDERING: symboliek Het Maastunneltracé in Rotterdam bracht in de jaren dertig een ongekende innovatie in Nederland: een ontworpen route voor automobilisten, die met hoge snelheid de stad doorkruisten en en passant onder de Maas doorgingen. De traverse en de tunnel zijn een monument van automobiliteit en ingenieurskunst. Het Maastunnelcomplex is op te vatten als een ondergrondse boulevard, die niet alleen diende als een adembenemend onderdeel van de route van Amsterdam naar Parijs, maar ook bijdroeg aan de emancipatie van Rotterdam-Zuid, zelfs voor hen die zich geen auto konden permitteren en te voet of met de fiets van de tunnel gebruik maakten. Het ensemble is ook een monument voor de ambities van Rotterdam om het economisch succes van de transitohaven zichtbaar te maken in de stad zelf, zoals in de jaren tien met de aanleg van de Coolsingel en de bouw van het stadhuis gebeurde. Onder het kopje ‘De nieuwe psyche van Rotterdam’ verwoordde toenmalig burgemeester Drooglever Fortuijn deze ambities als volgt: ‘ – Het eerste einddoel in nu het jaar 1941? – Ja. Dan is de tunnel klaar. De Coolsingel. De Beurs. De overbrugging van het stadion al eerder. De Diergaarde verplaatsing voltooid en de stadsuitbreiding op haar terrein goeddeels. De tunnel aan de Henegouwerlaan verviervoudigd.
belangstelling. Niet alleen van binnenen buitenlandse specialisten op excursie, maar ook van het gewone publiek dat op de Heuvel bij het Park de werkzaamheden volgde. Sommigen maakten hier dankbaar gebruik van: de bezoekers van de Heuvel werden op de hoogte gesteld van nieuwe ontwikkelingen door amateur-tunnelexperts (zoals ‘professor Boudewijn’) met zelfgemaakte informatieborden.
Het nieuwe station. En wat we al hebben: het Museum Boymans en het Museumpark. Onze nieuwe buurten, het Stadion. Daarbij groote geestelijke waarden: het ontroerend rijk arbeidende ‘Volkskracht’, de Volksuniversiteit, het Openluchttheater. Dit alles schenkt onze stad een heel ander karakter dan voorheen.’1 De bouw van de Maastunnel werd gezien als omslagpunt: ‘De ongunstige meening die te lang over Rotterdam werd gekoesterd en zelfs gepropageerd: een modderige, slecht verzorgd stad, waar het heele leven op materiaal gewin is ingesteld, een stad waaruit men zoo gauw mogelijk deserteert, heeft sinds enkele jaren zich wel gewijzigd en de Maastunnel zal bewijzen dat daartoe in alle opzicht reden is.’2
Aanbeveling Voor de toekomstige ruimtelijke opgaven zijn de voorgaande drie waarden (automobiliteit, stedenbouw en architectuur) van belang, omdat ze een specifieke ruimtelijk component hebben. Essentieel is echter ook de symboolwaarde van het complex voor Rotterdam als monument van automobiliteit en ingenieurskunst. De symbolische betekenis is niet in ruimtelijke termen (en randvoorwaarden) te vatten, maar rechtvaardigt een precisie bij opgaven op alle ruimtelijke schalen van het Maastunneltracé (van detail in architectuur tot stedenbouwkundige opgaven).
De stad was zo trots op de tunnel, dat het tijdschrift van de Gemeentelijke Technische Dienst jarenlang de naam ‘De Maastunnel’ droeg. Brochures (ook in vreemde talen), krantenartikelen en tijdschriftartikelen in zowel nationale als internationale bladen informeerden de lezer in detail over alle stappen in het bouwproces. Een groot aantal ansichtkaarten verscheen op de markt, met afbeeldingen van de verdiepte traverse door de stad tot de roltrappen en zelfs de technische installaties. De tunnelbouw trok dagelijks grote S
Y
1 ‘De nieuwe psyche van Rotterdam’, in: De Maastunnel 1 (1938), 124. 2 De Maastunnel. Een mijlpaal in de geschiedenis van de stad Rotterdam, Rotterdam 1937.
M
B
O
L
I
E
K
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
11
> De â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal rond 1904, beplant met vier rijen iepen. (Eigen collectie)
12
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
1. stadsontwikkeling rond de ‘s-gravendijkwal Van de uitzonderlijk brede ’s-Gravendijkwal werd bij de aanleg van de tunneltraverse dankbaar gebruik gemaakt. Zonder kostbare aanpassingen of verwoestende doorbraken kon de aanvoerroute naar de noordelijke tunnelmond door westelijk Rotterdam worden geleid (zie hoofdstuk 6). De ’s-Gravendijkwal was een bestaande route, ontworpen in de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Directeur van Gemeentewerken G.J. de Jongh ontwikkelde in 1887 een stratenplan voor een omvangrijk stadsdeel ten westen van de binnenstad: de Coolpolder. De structurerende elementen in zijn plan waren brede boulevards: de Heemraadsingel, Mathenesserlaan, Henegouwerlaan en ’s-Gravendijkwal. De Heemraadsingel was ontworpen als een esthetisch element: een parkachtige structuur met monumentale bomen en slingerende wandelpaden. De ’s-Gravendijkwal was van een andere orde. De route was bestemd als onderdeel van een belangrijke ringweg, inclusief spoorbaan, vanuit het noorden naar het Westelijk havengebied en het Park. De Jongh lichtte de toekomstige functie voor de ’s-Gravendijkwal in 1887 als volgt toe: ‘Over de Coolhaven leidt een breede brug naar een boulevard van 40 M. P L A N G E S C H I E D E N I S
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
13
14
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
breedte die in Noordelijke richting met flauwe bochten ontworpen is, naar den overweg van de Hollandsche Spoor bij den Beukelsdijk. Deze hoofdweg kruist den Binnenweg ter plaatse waar reeds een begin van aanleg van een dergelijken boulevard gemaakt is. Over deze breede straat kan een stoomtram loopen die zoo noodig goederenwagons van het Centraal Station brengt naar de zeeschepen in de Maas.’1 De uitzonderlijke breedte van de ’s-Gravendijkwal was vooral het gevolg van economische overwegingen: er moesten spoorlijnen naar de havenbekkens in kunnen liggen. De druk op de spoorlijn was gedacht op circa 50 wagons met stukgoederen per dag. In 1890 werd besloten de spoorlijn een ander tracé te geven en ten westen om Delfshaven te voeren. De veertig meter breedte van de ’s-Gravendijkwal werd echter aangehouden.
werd in 1892 opgehoogd en na 1894 aangelegd. In 1904 zouden iepen langs de route geplant worden. Pas tussen 1901 en 1908 werd de Henegouwerlaan aangelegd. Op een kaart van rond 1900 is te zien dat de ’s-Gravendijkwal is aangelegd, maar aan twee kanten doodloopt in het open land van de Beukelsdijksche en Coolsche Polder. Met rood omlijnd zijn de terreinen die verkocht zijn aan woningbouwexploitanten, die pandsgewijs, of met kleine woningbouwcomplexen, het gebied bebouwden. Dit gefragmenteerde, vroeg twintigste-eeuwse, stadsbeeld vormt nu het decor langs het grootste deel van de tunneltraverse. Met de aanleg van het tunneltracé kreeg de ‘s-Gravendijkwal het profiel waarvoor zij was aangelegd, zij het met een verdiepte verbindingsweg.
De ’s-Gravendijkwal werd niet in één keer aangelegd. Het deel tussen de 1e Middellandstraat en de Rochussenstraat
<< Het Coolpolderplan uit 1887. Structurerende elementen zijn de brede stadsboulevards, waaronder de ’s-Gravendijkwal. (Uit: De Klerk 2008) < boven Kaart met geprojecteerde stratenplannen, ca. 1900. De ’s-Gravendijkwal is aangelegd, maar loopt aan twee kanten dood in het polderland. (Uit: De Klerk 2008) < onder Het omzagen van de iepen op de ’s-Gravendijkwal in verband met de aanleg van de traverse, 1939 (GAR)
^ Het 40 meter brede profiel van de ’s-Gravendijkwal was berekend op spoorlijnen naar de havenbekkens. (Uit: De Maastunnel 1939) > Geveltekening, architect onbekend, 1911. Langs de ‘s-Gravendijkwal bouwden woningbouwexploitanten pandsgewijs of in kleine complexen hun woningen. (GAR)
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
15
> Witteveen ontwierp in zijn plan voor de uitleg van Rotterdam een groot aantal nieuwe oeververbindingen, 1928. (Uit: Mens 2007)
16
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
2. een tweede vaste oeververbinding Lokaal: filevorming Vóór de realisering van de Maastunnel kende Rotterdam slechts één vaste oeververbinding: via het Noordereiland, over de Willemsbrug (1878) en de Koninginnebrug (1876). Dit voldeed, totdat de bouwactiviteit op de Linker Maasoever exponentieel toenam. Vooral de aanleg van een aantal havenbekkens (Spoorhaven, Binnenhaven, Rijnhaven en Maashaven) betekende een groei in handels- en personenverkeer tussen beide Maasoevers. Rotterdam-Zuid ontwikkelde zich in de jaren twintig tot een stadsdeel waar ongeveer een derde van de Rotterdamse bevolking woonde. De Koninginnebrug moest een paar keer per dag open om schepen door te laten. De brugopening duurde soms wel een uur, een lange wachttijd voor de vele rijtuigen, hondenkarren en handwagens. Enige verlichting voor voetgangers en fietsers bracht het stoombootje ‘Koningshaven’, dat zodra de brug open ging werd ingezet. Per vaarbuurt kon de ‘Koningshaven’ dertig voetgangers en een paar fietsen meenemen. De verkeersdruk op de route werd groot. Tijdens spitsuur en met brugopeningen ontstonden lange files. Verbeteringen aan de bestaande bruggen – verhoging en verbreding van de Willemsbrug en
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
17
de vervanging van de oude draaibrug over de Koningshaven door een brede en moderne basculebrug – konden het probleem niet verhelpen. Als tijdelijke noodmaatregel werden wagenveerdiensten ingesteld.
Interlokaal: bottleneck De urgentie van een nieuwe snelle en efficiënte verbinding op lokaal niveau was hoog. Behalve voor het stadsverkeer was de schamele oeververbinding ook een bottleneck voor het interlokale verkeer. In 1928 verscheen een plan waarin de toekomstige groei van Rotterdam werd bestudeerd en opgetekend. Nieuwe oeververbindingen zouden onmisbaar zijn. Ze waren de noodzakelijke schakels in het stelsel van hoofdverbindingswegen en essentieel voor een gelijke ontwikkeling van beide Maasoevers. De ontwerper van het plan, directeur van Gemeentewerken W.G. Witteveen, stelde daarom een groot aantal nieuwe vaste oeververbindingen voor. De twee belangrijkste lagen in de stad: in de lijn Leuvehaven-Parallelweg en in de lijn Park-Charlois. Het plan van Witteveen werd nooit officieel vastgesteld, maar fungeerde lange tijd als raamwerk voor de ruimtelijke ontwikkeling van Rotterdam.
De keuze van het tracé In latere plannen werd op de twee locaties van Witteveen teruggegrepen. De realisatie van beide oeververbindingen was om financiële redenen niet haalbaar. Een keuze moest gemaakt worden. De locatie Parallelweg (nu de Erasmusbrug) leek aanvankelijk de voorkeur te hebben.
18
Drie argumenten leidden er echter toe dat de andere locatie voorrang kreeg.2 Voor een vaste oeververbinding in de lijn Park-Charlois pleitte ten eerste de sterke uitbreiding van de stad op de Rechter Maasoever richting het westen. Het westelijk deel van de stad op de Linker Maasoever was echter nog maar nauwelijks in exploitatie gebracht, wat voornamelijk te wijten was aan de slechte toegankelijkheid van het gebied. Een verbinding bij het Park lag een stuk westelijker en zou bijdragen aan een verdere ontwikkeling van de woongebieden op Zuid, en niet minder belangrijk, een impuls geven aan de bouw van nieuwe havens. Een tweede argument was spreiding van de verkeersdruk. Het historische centrum ving nu al het verkeer op, iets dat met het steeds toenemende gemotoriseerde verkeer nog wel eens voor problemen zou kunnen zorgen. Decentralisatie van belangrijke hoofdverkeerswegen zou dit oplossen: een grotere afstand tussen vaste rivierovergangen was te prefereren. Als laatste zou een verbinding in de lijn Park-Charlois uit oogpunt van het interlokaal verkeer voordelen bieden boven die bij de Parallelweg. Het concept van ‘Rijkswegen’ was in 1927 geïntroduceerd. Rotterdam had te maken met twee van deze routes, die zowel in het noorden (Rijksweg 13 naar Den Haag) en in het zuiden (Rijksweg 16 naar Dordrecht) bijna letterlijk op de stad botsten. Een oeververbinding in het verlengde van de ’s-Gravendijkwal zou de meest logische verbinding tussen beide Rijkswegen zijn.
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ Voor de realisering van de Maastunnel had Rotterdam één vaste oeververbinding: over de Willemsbrug en de Koninginnebrug. (Uit: Vreugdenhil 1952)
> File op de Willemsbrug, ca 1920. (Uit: Vreugdenhil 1952) >> Als noodmaatregel werden wagenveerdiensten ingesteld, foto 1930. (Eigen collectie)
3. lessen uit het buitenland
Nu de keuze van de locatie van de oeververbinding gevallen was op het punt Park-Charlois, bleef de vraag of dit met een brug of een tunnel tot stand gebracht moest worden. In 1929 sprak de Rotterdamse Directeur van Gemeentewerken L.W.H. van Dijk zijn voorkeur uit voor een tunnel. Dit zou voor het scheepsverkeer geen barrière vormen, en het autoverkeer zou met optimale snelheid de Maas kunnen kruisen. Nog nooit was er in Nederland een onderwatertunnel voor verkeer gerealiseerd. In Engeland, Amerika en Duitsland bestond bij elkaar al dertig jaar ervaring en kennis van het bouwen van tunnels. Gemeentewerken Rotterdam achtte vergelijkingsmateriaal noodzakelijk waarop een reeks van studiereizen naar het buitenland volgde. Op basis van het resultaat van de verschillende studiereizen zou bekeken worden of een tunnel in Rotterdam mogelijk was. Want liet de bodemgesteldheid het toe? Wat zouden de kosten zijn? En had Rotterdam (of Nederland) voldoende experts in huis om een riviertunnel te ontwerpen en uit te voeren?
1929: studiereis naar Amerika Holland Tunnel, New York (1922-1927)
In 1929 maakten L.W.H. van Dijk, L.J. van DunnĂŠ (adjunct-directeur van de
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
19
Belangrijk studiemateriaal was de Holland Tunnel in New York, aangelegd tussen 1922 en 1927. De tunnel was de eerste moderne autoverkeerstunnel. Er zijn twee tunnelbuizen, voor elke verkeersrichting één. Aan elke zijde van de rivier is een ‘bufferplein’ gemaakt zodat tunnelmond en contactpunt met de stad zo ver mogelijk van elkaar verwijderd zijn. Aan de Manhattan-kant is het plein meer gedrongen; tijdens spitsuur leverde dit regelmatig verkeersopstoppingen op. Bij het ontwerpen van de Maastunnel is vooral geprofiteerd van de kennis over verkeersafwikkeling en ventilatietechnieken. (Uit: De Maastunnel 1938)
20
Gemeentelijke Technische Dienst) en J.P. van Bruggen (Chef van de Tunnelafdeling van de Gemeentelijke Technische Dienst) een studiereis naar de Verenigde Staten. De ingenieurs vertrokken met een handboek vol vragen en grondmonsters van de geprojecteerde tunnellocatie. Een maand reisde het gezelschap door het land en bezocht tunnels en bruggen in Boston, Detroit, San Fransisco, New York, Buffalo en Philadelphia. Verreweg het belangrijkste studiemateriaal bleek de Holland Tunnel in New York. In Van Bruggens bewoordingen: het ‘pièce de résistance’. Dit was niet de nieuwste tunnel (1922-1927), maar wel de eerste tunnel die specifiek ontworpen was voor grote hoeveelheden autoverkeer. Dit bracht nieuwe vraagstukken met zich mee, die overeenkwamen met die in Rotterdam. De eerste was die van de bouwmethode. Voor de Holland Tunnel werd de schildmethode gekozen, waarbij ondergronds, en met behulp van samengeperste lucht, een tunnel werd gegraven. De keuze hiervoor had vooral te maken met de rotsachtige bodem, maar ook met het drukke verkeer van zeeschepen op de Hudson.
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
< Traject Holland Tunnel, New York (19221927) ^ Interieur Holland Tunnel, New York (19221927) > Detroit-Windsortunnel, Detroit (1928-1930)
In tegenstelling tot de zinkmethode, waarbij de tunneldelen stuk voor stuk afgezonken moesten worden, hoefde met de schildmethode het rivierverkeer niet gehinderd te worden. De Amerikaanse tunnelconstructeurs adviseerden de Rotterdammers echter ook de zinkmethode te overwegen. Het was goedkoop en hoefde niet zo diep gelegd te worden als een schildtunnel. Voor Rotterdam was vooral dit laatste interessant omdat de tunnel op beide Maasoevers niet binnendijks mocht bovenkomen. Bij lekkage aan de tunnel zou in dat geval het onder rivierniveau gelegen achterland overstromen. Een ander belangrijk leerpunt waren de ontworpen toevoerroutes door de stad. In New York bleek dat het nodig was tussen tunnelmond en de contactpunten met de stad een bufferplein te maken, dat een gelijkmatige verkeersstroom richting de tunnel waarborgde. Aan de kant van Jersey kon, in tegenstelling tot de al volgebouwde Manhattan-oever, een langgerekt plein gemaakt worden zodat tunnelmond en contactpunt met de stad zo ver mogelijk uit elkaar lagen. Auto’s hadden op deze manier meer ruimte om in een gunstige verkeersstroom te manoeuvreren. Ook bleek de scheiding tussen ingangs- en uitgangspunten (elk in een eigen tunnelbuis) de verkeersafwikkeling te stimuleren. Secundair, maar erg handig, waren speciale nissen met deuren waarachter blikken benzine en olie waren opgeslagen. Regelmatig kwamen auto’s tot stilstand door een gebrek aan benzine. Tegen zeer hoge vergoeding konden deze
snel verkocht worden om verdere verkeersstagnatie te voorkomen. In Detroit was de Detroit-Windsortunnel (1928-1930) in uitvoering, waarbij drie constructiewijzen werden toegepast: tussen damwanden, de schildmethode en de zinkmethode. Een uitgelezen kans om de voor- en nadelen van beide systemen te bestuderen. Over de schildmethode waren de Rotterdamse ingenieurs enigszins onzeker: in Nederland waren er vrijwel geen ervaringsdeskundigen op dit gebied. De in Nederland veelgebruikte bouwwijzen zoals kaaimuur en caissonbouw kwamen meer overeen met de zinkmethode. In Detroit zagen de Rotterdammers het zinken van een tunneldeel. Dit bracht de voorkeur nog meer richting de zinkmethode. In Detroit kon dit al gedaan worden met ‘vrij primitieve hefwerktuigen’. Voor Rotterdam met zijn ‘voortreffelijke havenoutillage’ zou dit nog makkelijk gaan.3 De Geo. A. Poseytunnel te San Fransisco (1926-1928) was interessant als eerste onderwatertunnel voor verkeer die gebouwd was volgens de zinkmethode. Hier werd kennis opgedaan over het waterdicht maken van de tunnel en het zetten van de tunnelstukken. De Liberty-tunnel (1924) in Pittsburgh, weliswaar geen riviertunnel want gehakt in de Washingtonberg, was een voorbeeld van hoe het niet moest en leerde iets over ventilatie, verlichting en wandbekleding. In de Libertytunnel werd ‘langsventilatie’ toegepast, een systeem dat leidde tot hinderlijke luchtstroming en een U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
21
verhoogde vuilaanslag op de wanden. De donkere wanden van de tunnel maakten het belang van lichtweerkaatsende en gemakkelijk te reinigen wandbekleding duidelijk.
1930: Europese voorbeelden De Engelsen waren eind negentiende eeuw één van de eersten met het bouwen van verkeerstunnels. Net als bij hun inmiddels verouderde fabrieken, gold ook voor hun tunnels de wet van de remmende voorsprong. De beide Londense tunnels, de Blackwall Tunnel (1891-1897) en de Rotherhithe Tunnel (1904-1908), waren in 1930 al verouderd te noemen en absoluut niet berekend op het verwerken van grote hoeveelheden gemotoriseerd verkeer. De breedte van de verkeersbanen was te gering voor snelverkeer en aan kunstmatige ventilatie was bij de bouw geen behoefte. De verlichting bestond uit in de ruimte opgehangen lampen, wat zorgde voor onregelmatige verlichting en schaduwplekken. Ook de wandbekleding voldeed niet: de dertig jaar oude bekleding was bezet met haarscheurtjes, die volledig met vuil doortrokken was. Niet alleen riviertunnels konden als studiemateriaal dienen. In Hamburg werd een project bezocht van een ondergrondse spoorweg. De verkregen informatie over het vervaardigen van rechthoekige betonnen tunnellichamen in een open bouwput tussen damwanden kon toegepast worden bij de constructie van de landgedeelten van de Maastunnel. In Maagdenburg werd kennis genomen van een van de Amerikanen overgenomen
22
In Detroit zag het Rotterdamse reisgezelschap hoe ‘met vrij primitieve hefwerktuigen’ het zinken van een tunneldeel van de Detroit-Windsortunnel (1928-1930) in zijn werk ging. Dit wekte vertrouwen: de goed geoutilleerde Rotterdamse haven zou dit zeker aankunnen. Tevens werd de bouwplaats van de 60 meter lange plaatijzeren tunnelbuizen van ongeveer 9 meter diameter bezocht. De buizen werden onafgewerkt te water gelaten en in drijvende toestand van binnen en van buiten met beton bekleed. (Uit: De Maastunnel 1938 en eigen collectie)
De wet van de remmende voorsprong: de Londense Blackwall Tunnel (1891-1897). De tunnel was in 1930 al verouderd te noemen en absoluut niet berekend op het verwerken van gemotoriseerd verkeer. De tunnel leerde Rotterdammers hoe het qua verlichting, wandbekleding en ventilatie niet moest. (Eigen collectie)
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ Plaatijzeren tunnelbuis van de DetroitWindsortunnel < Blackwell tunnel, Londen (1891-1897)
> Traject Merseytunnel, Liverpool (19281934) > onder Interieur Merseytunnel, Liverpool
In Liverpool werden in 1930 de eerste werkzaamheden aan de Queensway Merseytunnel (19281934) bezocht. De Rotterdamse ingenieurs merkten de vreemde aanhechting met de stad op. Ook de merkwaardige ondergrondse splitsingen konden slechts matig bekoren. Na de oplevering in 1934 bezocht ir. Van Bruggen nogmaals de tunnel. Hij maakte een uitgebreid verslag van zijn bevindingen. In de afwerking waren diverse â&#x20AC;&#x2DC;nieuwighedenâ&#x20AC;&#x2122; toegepast. De bestrating bestond bijvoorbeeld uit, volgens de fabrikant slijtvaste, gietijzeren tegels, gelegd in asfalt. De wanden waren voor een deel bekleed met zwartglazen tegels. Esthetisch verantwoord, maar te donker, vond Van Bruggen. Verder zag hij problemen met het verkeerssignaleringssysteem en de tolhuisjes aan het begin en eind van de tunnel. (Uit: De Maastunnel 1938)
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
23
en in Zweden geperfectioneerde werkwijze, die een goede kwaliteit beton opleverde. Deze contractor-methode hield in dat uitwassen van cement onder water tegengegaan kon worden door het storten van beton binnen bekistingseenheden van beperkte afmetingen en met behulp van lange stortkokers. Als laatste werden de voorbereidingen voor de Scheldetunnel (1931-1933) te Antwerpen bekeken. Deze tunnel zou gedurende het hele bouwproces van de Maastunnel een belangrijk voorbeeld blijven, doordat de omstandigheden in Rotterdam en Antwerpen veel overeenkomsten toonden. Het bouwproces liep hier iets sneller omdat de financiĂŤn al rond waren. Belangrijke informatie die Rotterdam verkreeg van Antwerpen had betrekking op het ventilatiesysteem, de grootte van de bochten en hellingen, de verlichting, de bestrating en de wandbekleding.4
De Antwerpse Scheldetunnel (1931-1933) bleef gedurende het gehele bouwproces van de Maastunnel referentieproject. Informatie werd uitgewisseld over verlichting, roltrappen, bestrating en meer. (GAR)
^
Verlichtingselement
Een tunnel in Rotterdam?
24
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ Tunnelmond Scheldetunnel (1931-1933) Interieur Scheldetunnel ^
De bouw van een riviertunnel was zeker mogelijk in Rotterdam, concludeerde het reisgezelschap in 1929. De Dienst Gemeentewerken maakte op basis van de resultaten van de reis een zeer ruw schetsplan, dat in 1932 door een speciaal in het leven geroepen Tunnelcommissie als haalbaar werd beoordeeld. Gekozen was voor de zinkmethode (goedkoper en minder lange hellingen), een diepte van 11.50 meter onder laagwater en tunnelhellingen niet steiler dan 3,5%. De punten van bovenkomen werden zo dicht mogelijk bij de rivier gehouden. De in- en uitgangen van de tunnel
Roltrappen Scheldetunnel > Vergelijking tunnels naar bouwtijd, uitvoeringsmethode, kosten. (Uit: Maastunnel 1948)
moesten namelijk buiten de rivierdijken (Westzeedijk en dijk bij de Doklaan) uitkomen om bij lekkage overstromingen van het binnendijkse, lager gelegen, gebied te voorkomen. Om dit te kunnen verwezenlijken kwam een bocht in het tracĂŠ, met een straal van minimaal 300 meter zodat de automobilist ook in de bocht voldoende zicht had. Naar voorbeeld van de Holland Tunnel waren twee langgerekte bufferpleinen ontworpen tussen de tunnelingangen en de contactpunten met de stad. Op 13 mei 1933 nam de Rotterdamse Gemeenteraad een besluit omtrent de tweede oeververbinding: er zou een tunnel in de lijn Park-Charlois worden gebouwd.
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
25
> Impressie van de 58 meter hoge hangbrug naar ontwerp van ir. J Emmen, 1936. (Uit: Emmen 1936)
26
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
4. HERBEZINNING: BRUG OF TUNNEL? Een bijna 60 meter hoge hangbrug De financiering van het project was een probleem, waarop de hulp van het Rijk werd ingeroepen. De gemeente Rotterdam wees op het nationale belang van de tunnel, als verbindend element tussen de Rijkswegen 13 en 16. Op 5 maart 1935 gaf het Rijk te kennen het project onder voorwaarden te willen steunen. De belangrijkste voorwaarde ging over het heroverwegen van het soort oeververbinding. Met andere woorden: het Rijk twijfelde of de keuze van de gemeente voor een tunnel wel de beste was. De jaren dertig waren immers â&#x20AC;&#x2DC;crisisjarenâ&#x20AC;&#x2122;. Gedacht werd dat de bouw van een brug goedkoper was dan een tunnel. Aanleiding hiervoor was het ontwerp van een hangbrug van de Hoofdingenieur van de Rijksgebouwendienst, ir. J. Emmen. Met een hoogte van 58 meter konden alle in Rotterdam te verwachten schepen moeiteloos passeren. En niet minder onbelangrijk: de eerste kostenindicaties kwamen op 50% van de totale kosten van een tunnel. De brug zou een middenbaan hebben van 12 meter, twee fietspaden van 3 meter en twee voetpaden van 2,5 meter. In het futuristische ontwerp reed het autoverkeer omhoog op een
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
27
schroefbaantoren, fietsers en voetgangers konden met roltrappen het hoogteverschil overbruggen.
Aanbesteding Drie opties werden onderzocht door voor twee tunnels en een brug een aanbesteding te houden. De eerste was het ‘grote tunnelplan’: een tunnel met een rechthoekige buis - een innovatie - voor vierbanig autoverkeer én voor verkeer van wielrijders en voetgangers. De kosten hiervoor kwamen op fl 16 miljoen. De tweede was het ‘kleine tunnelplan’: twee gescheiden buizen, van buiten achthoekig, van binnen cilindervormig voor vierbanig verkeer met motorvoertuigen, waarvan de helft voorlopig in te richten voor verkeer van wielrijders en voetgangers. Het eindbedrag voor de afgeslankte tunnel werd geraamd op fl 13,3 miljoen. De 58 meter hoge hangbrug met schroeftorens bleek bijna fl 14,5 miljoen te kosten. Het was duidelijk dat het ontwerp voor een brug niet zo aantrekkelijk was als in eerste instantie werd gedacht. Niet alleen bleken de kosten van de brug een stuk hoger dan verwacht, ook waren er bezwaren tegen de grote lengte van de op- en afritten, de krappe bochten van de op- en afritten voor motorvoertuigen en de onzichtbare benzinekosten. In 1936 werd het plan voor een hangbrug definitief afgewezen.
en dit ontwerp werd daarom door de pers en de Rotterdamse burgers het meest geprezen. De gemeente zelf had echter een voorkeur voor het kleine tunnelplan, simpelweg omdat deze het goedkoopste was, maar merkte daarbij wel het volgende op: ‘De Raad besloot het kleine tunnelplan te aanvaarden, maar sprak bovendien uit dat indien de Regering bereid was de financiering van de hogere kosten voor de grote tunnel voor haar rekening te nemen, hij daaraan de voorkeur gaf ’.5 Omdat het besluit van het Rijk nog niet vaststond verscheen er nog een derde plan, een soort compromis tussen het kleine en grote tunnelplan. Het derde plan bestond uit een autobuis met een rijwegbreedte van 8 meter en daarnaast twee boven elkaar gelegen buizen voor wielrijders en voetgangers, elk met een breedte van 6 meter. Het kostenverschil tussen het derde tunnelplan en het grote tunnelplan bleek uiteindelijk gering waarop de regering besloot haar voorkeur te geven aan het grote tunnelplan. Op 25 maart 1937 werd het voorstel voor de bouw van de grote tunnel in de lijn Park-Charlois door de Raad aangenomen. Op 15 juni van hetzelfde jaar werd het startsein gegeven voor de bouw.
De grote of de kleine tunnel? Bleven over de twee tunnels. Het grote tunnelplan was het meest prestigieuze ontwerp. Een rechthoekige buis voor een tunnel was nog nooit eerder toegepast
28
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ Het autoverkeer reed omhoog via een schroefbaantoren, de fietsers en voetgangers met roltrappen. (Uit: Emmen 1936) < Het tracĂŠ over de Maas, van de brug en de tunnel. (Uit: Mens 2007)
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
29
> Werk in uitvoering (Uit: De Maastunnel, 1938)
30
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
5. de tunnel als technisch hoogstandje Als eerste onderwatertunnel in Nederland moest voor elk onderdeel van de Maastunnel de werking onderzocht en getest worden: van de bouwmethode tot het telefoonsysteem. De bezoeken aan tunnels in de Verenigde Staten, Duitsland, Engeland en BelgiĂŤ hadden bruikbare informatie opgeleverd, maar ook in Nederland werd heel wat afgetest. Het resultaat was een bouwwerk met een aantal bouwtechnische en verkeerskundige primeurs. Het onderstaande is absoluut niet volledig, maar beschrijft de belangrijkste vernieuwingen.
Wereldprimeur: een rechthoekige riviertunnel Rotterdam had niet alleen de primeur van de eerste Nederlandse riviertunnel, maar ook die van de eerste tunnel ter wereld die gebouwd werd met rechthoekige tunneldelen. Het idee kwam uit Denemarken. De Deense professor A.E. Bretting maakte het aannemelijk dat een rechthoekige tunnel wel degelijk mogelijk was. Met de firma waar hij aan gelieerd was ontwikkelde hij de onderspoelmethode. Na het zinken en afstellen van een tunneldeel moet de ruimte die eronder vrij is gehouden opgevuld worden met zand. In eerste
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
31
instantie dachten de Rotterdamse ontwerpers dat het bij een rechthoekige tunnel, in tegenstelling tot een ronde buis, niet mogelijk zou zijn werkelijk alle ruimten eronder op te vullen. Professor Bretting ontwikkelde een verrijdbare spuitinstallatie die met het tunneldeel mee zonk. Zo kon het zand vanaf vier zijden onder het tunnelstuk gespoten worden. Een speciaal systeem van drie buizen liet weten wanneer er voldoende zand op één plek lag. De middelste buis spoot zand en water. Tegelijkertijd werden door de twee buitenste buizen water weggezogen. Wanneer er voldoende zand lag voerden de twee buitenste buizen ook zand mee, dit was het sein op te schuiven naar een volgende plek. Het gebruik van de onderspoelmethode en de constructie met rechthoekige tunneldelen heeft op veel plekken navolging gekregen, en wordt nog steeds veelvuldig toegepast.
De zinkmethode Professor Bretting was tevens het technisch brein achter het zinkingsplan van de Maastunneldelen. De tunnel bestaat onder de Maas uit negen delen, die afgezonken werden in een brede, diepe geul. De constructie van de negen tunnelstukken begon in het gemeentelijk bouwdok aan de Heysche Haven, waar tegelijkertijd aan drie stukken gewerkt kon worden. Vervolgens werden ze versleept naar een aanlegsteiger in de Waalhaven waar ze verder afgebouwd werden. De stukken waren nu in ruwbouw gereed. De gehele afwerking (het aanbrengen van ventilatiekanalen,
32
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ Demonstratie van de ‘onderspoelmethode’ van de Deense professor A.E. Bretting. Door deze uitvinding werd het voor het eerst mogelijk een tunnel met een rechthoekige vorm te maken. Vlnr: ir. Van Bruggen, ir. Witteveen, prof. Bretting, Dhr. Elich, ir. Form en ing. Lassen Nielsen. (Uit: Vreugdenhil 1952) < De constructie van de negen tunnelstukken begon in het gemeentelijk bouwdok aan de Heysche Haven, waar tegelijkertijd aan drie stukken gewerkt kon worden. Hier wordt de vloer van de tunnel gestort. (Uit: Lassen Nielsen 1941)
> Maquette van de zinkmethode. Op het tunnelstuk zijn twee richttorens en de constructie voor het zandspoelen bevestigd. Om het geheel drijfbaar te maken zijn aan elke langzijde vijf drijfpontons bevestigd. (Uit: Lassen Nielsen 1941)
> Illustratie bij krantenartikel in NRC 1937: een tunnelstuk is getekend naast het recent opgeleverde GEB-gebouw. De GEBtoren was een tijd het hoogste Rotterdamse bouwwerk. (GAR) >> De ventilatiegebouwen van de Maastunnel zijn net ijsbergen, het grootste gedeelte bevindt zich ondergronds. Ze staan op de tunnel, in plaats van ernaast en fungeren tevens als ondergrondse schakels tussen de verschillende onderdelen van de tunnel: op dit punt komen de landtunnel, de riviertunnel en de roltrappenschacht samen. (Vreugdenhil 1952)
rijvloeren, afscheidingen tussen fietsers en voetgangerstunnel, betegeling en elektrische installatie) gebeurde onder water. De uiteinden van elk tunnelstuk waren tijdelijk gesloten, ook het doorbreken van de muren gebeurde onder water. Door de montage van twee stalen richttorens voor en achter op het tunnelstuk kon het tunneldeel inmiddels niet meer drijven. Vijf drijfpontons gevuld met lucht aan elke langszijde moesten het tunnelstuk naar de locatie brengen, waarna het werd afgezonken op al eerder geplaatste betonnen dwarsliggers. De richttorens staken nog boven water uit: hierop was alle bedieningsapparatuur gezet zodat nauwkeurig de plaats van het tunnelstuk bepaald kon worden. Wanneer het tunnelstuk was afgesteld (er zaten 8 stelpoten aan elk tunneldeel) kon de zandonderspoeling beginnen. Elk tunneldeel lag ĂŠĂŠn meter van het andere. De aanhechting gebeurde door eerst de zijkanten te dichten met halfronde stalen delen, gevuld met beton. Vervolgens werd een duikerklok op de bovenkant gezet, waardoor in een droge ruimte gewerkt kon worden aan het dichten van de bovenkant, met beton en staal. Vanuit deze dichte ruimte werden de schotten tussen de verschillende delen weggebroken. Dit gebeurde allemaal met behulp van duikerklokken, wat de arbeiders door de grote overdruk ongeveer een uur aan uitsluizen kostte.
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
33
Ventilatiesysteem Bij de buitenlandse bezoeken was de manier van ventileren altijd een belangrijk onderwerp. Want hoe hou je de lucht vers in een praktisch gesloten ruimte waar dagelijks tienduizenden auto’s vervuilende gassen uitstoten? In de oude Londense Blackwall Tunnel uit 1897 werd kunstmatige ventilatie nog niet nodig geacht, maar met de toename van het gemotoriseerde verkeer werd het een essentieel onderdeel van elk tunnelontwerp. Bij het ontwerpen van de New Yorkse Holland Tunnel was een uitgebreid onderzoek verricht met verscheidene proefpersonen, ‘waarbij werd nagegaan hoe lang men zonder bezwaar in een met uitlaatgassen […] bezwangerde atmosfeer kan verblijven zonder schadelijke gevolgen’.6 In oude mijngangen werden tunnelbuizen met daarin circulerend verkeer nagebootst. Aan de hand van de onderzoeksresultaten ontwikkelden de Amerikanen een ventilatiesysteem: de zogenaamde transversale ventilatie. In dit systeem wordt de ruimte geventileerd door bij de rijvloer op korte onderlinge afstand verse lucht in te blazen, terwijl hoger in de ruimte deze door spleten in het plafond werd afgezogen. Tot de jaren ’30 was dit het meest gebruikte systeem voor tunnels van grote lengte en ook voor de Maastunnel werd het geschikt geacht. De informatie uit Amerika was inmiddels verouderd: nieuwe benzinesoorten waren op de markt gekomen, andere benzinemotoren, en de dieselmotor kwam op. Voor nieuwe data wendden de
34
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
< Werking van de ventilatiegebouwen. Transversale ventilatie: in dit systeem wordt de ruimte geventileerd door bij de rijvloer op korte onderlinge afstand verse lucht in te blazen, terwijl hoger in de ruimte deze door spleten in het plafond werd afgezogen. Door de schoepen in het ronde dak wordt verse lucht aangevoerd, vervuilde lucht wordt door het smalle hoge bouwdeel (de ‘schoorsteen’) uitgeblazen. (Uit: Vreugdenhil 1952)
<< Per gebouw verzetten de acht pers- en acht zuigventilatoren 1 miljoen m3 lucht. (Eigen collectie) < Het signaleringsysteem. De Maastunnel was verdeeld in ‘posten’ elk met een lengte van 60 meter. Bij elke post hoorden nissen, met daarin een telefoonaansluiting, een bedieningstableau voor het tunnelpersoneel, alarmknoppen en benodigdheden bij ongelukken (brandslang, schuimblussers). Elke post had daarnaast seinlampen: met groen, oranje en rood licht. Op de afbeelding een ‘alarmtrekbord’ voor bestuurders van gestrande auto’s. Wanneer ergens in de tunnel alarm geslagen was gingen alle seinlampen op oranje. In de controlekamer kon het personeel zien waar in de tunnel het obstakel zich ophield, waarna het tunnelpersoneel ter plekke de schade op ging nemen. (Uit: Vreugdenhil 1952).
> Het aanbrengen van waterdichte bekleding in de landtunnels. (Uit: Lassen Nielsen 1941)
>> De roltrappen waren essentieel voor een efficiënte verkeersafwikkeling. De firma Carl Flohr A.G. uit Berlijn was de bouwer van de ‘mechanische trappen’. Langs een muur van het bedrijf werd een proefopstelling gemaakt, waarop elke roltrap testen moest ondergaan. Ten tijde van de bouw waren de roltrappen, die een hoogte van 17 meter moesten overbruggen, de langste van het Europese vasteland (alleen in de Engelse ‘tube’ waren langere roltrappen). In Rotterdam werd een model van een roltrapschacht nagebouwd om de verlichting te testen. (GAR)
ontwerpers zich onder andere tot prof. dr. J.M. Burgers, onderzoeker aan de Technische Hoogeschool Delft (nu de TU), en deskundige op het gebied van luchtstromen. De Maastunnel heeft twee ventilatiegebouwen. Die op de Rechter Maasoever verzorgt de luchtverversing van het noorden tot het midden, die op de Linker Maasoever de luchtverversing van het midden tot het zuiden. Per gebouw verzetten de acht pers- en acht zuigventilatoren 1 miljoen m3 lucht. De ventilatiegebouwen van de Maastunnel zijn net ijsbergen, het grootste gedeelte bevindt zich ondergrond. Ze staan op de tunnel, in plaats van ernaast en fungeren tevens als ondergrondse schakels tussen de verschillende onderdelen van de tunnel: op dit punt komen de landtunnel, de riviertunnel en de roltrappenschacht samen. Deze bouwmethode was gebaseerd op die van de ventilatiegebouwen van de New Yorkse Holland Tunnel. In de riviertunnel lopen de ventilatiekanalen onder de rijbaan (niet aan de bovenzijde, de rijvloer zou dan verlaagd moeten worden en de tunnel zou daarmee langer en dus duurder zijn) in de landtunnels aan de bovenzijde (dit zou diepere bouwputten en dus hogere kosten betekenen). De bouwwijze van de ventilatiegebouwen was bijzonder. Aan de oppervlakte werd begonnen met de bouw van de onderste delen (de betonnen onderwanden zijn 2,6 meter dik) die vervolgens naar een diepte van 21,85 meter werden gezonken. In een werkruimte onder de U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
35
betonnen vloer, een caisson, werd continu grond weggegraven en het met water losgemaakte bodemmateriaal weg te zuigen. Om het grondwater uit de caisson te houden stond de ruimte onder een verhoogde luchtdruk. Arbeiders moesten eerst in een luchtsluis langzaam aan de verhoogde druk worden blootgesteld. Met deze bouwwijze was het noodzakelijk de openingen voor de autobuizen en roltrapschachten tijdens de bouw dicht te laten: later zijn de tussenmuren doorgebroken.
Opstelpleinen Een belangrijk verkeerstechnisch onderdeel waren de opstel- en circulatiepleinen op beide oevers. Het plein kon bij stagnaties fungeren als voertuigenreservoir. Hoe langgerekter het bufferplein hoe beter: auto’s hadden op deze manier ruimte om in een gunstige verkeersstroom te manoeuvreren. Op de Rechter Maasoever garandeerde een verhoogd circulatieplein (het Droogleever Fortuijnplein) dat bestemmingsverkeer en doorgaand verkeer elkaar niet in de weg zaten. De doorgaande route richting ’s-Gravendijkwal lag vier meter lager dan het plein. Het circulatieplein werd gelegd ter plaatse van van de Westzeedijk, een belangrijke waterkering die hierdoor enkele honderden meters verlegd moest worden.
^ Werkzaamheden (Uit: Maastunnel 1938) < Het autotracé van de tunnel werd verlicht met 1005 natriumlampen, geleverd door Philips. De lampen bevinden zich in de bovenste schuine delen van de wanden, buiten werden ze gemonteerd in hoge masten. De sterkte van het licht kon worden aangepast en was sterker ingesteld bij de ingangen van de tunnel. Bij de inritten is ook nog eens plafondverlichting aangebracht zodat de overgang tussen dag- en kunstmatig licht niet te groot zou zijn. De gele klinkerkeien die er oorspronkelijk lagen en de lichte keramische wandtegels ondersteunden de werkzaamheid van de verlichting. (Uit: Maastunnel 1942) > Mist en drijfijs tijdens de bouw. (Uit: Lassen Nielsen 1941)
36
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
37
> Rotterdam in 1938. De Maastunnel staat ingetekend, de route door de stad is nog gedacht met gelijkvloerse kruisingen. (Uit: De Maastunnel 1938)
38
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
6. tunneltraverse
Losse eindjes aan elkaar knopen: het Rijkswegenplan 1936 De bouw van de tunnel leek lange tijd een autonoom project. Het was voor de stad prioriteit dat er een tweede oeververbinding kwam: naar het fysieke kunstwerk ging vrijwel alle aandacht uit. De toevoerroutes waren nog niet exact vastgelegd. Wel was al vroeg in het planproces duidelijk dat de stadsboulevard â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal door het veertig meter brede wegprofiel geknipt was voor het verwerken van aardig wat verkeer (zie ook hoofdstuk 1). De exacte betekenis die de route door de stad zou krijgen en de verkeersdruk die daaraan verbonden was werd pas duidelijk in 1936, toen het tweede Rijkswegenplan werd vastgesteld. Het eerste was ontworpen in 1927 en was het eerste plan voor een samenhangend wegennetwerk in Nederland. De verkeerswegen die de overheid overeenkomstig dit plan voor ogen had waren nog niet volledig het domein van de automobilist. De toevoeging van fietspaden, voetpaden of een trambaan aan de verkeersweg bleek recept voor ongelukken en vertragingen.7 In het Rijkswegenplan 1936 werden de verkeerswegen uit het eerste plan van 1927 gedegradeerd tot secundaire routes en vervangen door kaarsrechte
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
39
en alleen voor gemotoriseerd verkeer bestemde autosnelwegen. Het plan was vrij schematisch en gaf met kaarsrechte lijnen aan welke steden met elkaar verbonden moesten worden. De jurisdictie van Rijkswaterstaat liep tot de gemeentegrenzen, wat tot gevolg had dat een nieuw aan te leggen rijksweg bij de administratieve grens stuitte op een lokale invalsroute. Het aan elkaar knopen van de losse eindjes in het Rijkswegenplan leidde tot een botsing van twee qua maat en schaal verschillende verkeersystemen. Juist voor de problematische contactpunten van een of meerdere rijksautosnelwegen met het bestaande stedelijke weefsel was de stad zélf verantwoordelijk. Rijksweg 13 (Den Haag -Rotterdam) en Rijksweg 16 (Rotterdam - Dordrecht) behoorden tot de eerste elf snelwegen. Rotterdam stond voor de opgave twee snelwegen met een hoge dynamiek via een route door de stad aan elkaar te koppelen. Voor de hand lag het geplande tracé over de ’s-Gravendijkwal op te schalen: aanleiding om nog eens goed te kijken naar de Maastunnelplannen.
Doorgaand snelverkeer op een Rotterdamse ‘Autostrada’ Tussen de toekomstige noordelijke Maastunneluitmonding en de bestaande smalle tunnel aan de Beukelsdijk bevonden zich minstens een dozijn wegkruisingen. De meeste waren geen doorgaande routes, maar de Rochussenstraat, de Nieuwe Binnenweg, de Mathenesserlaan, de Middellandstraat en de geplande aanhechting van de Diergaardelaan (nu
40
> Het Rijkswegenplan uit 1927. De verkeerswegen moesten nog gedeeld worden met fietsers, wandelaars en trams. (Uit: Provoost 1996)
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Weena) met de Beukelsdijk waren allen ontworpen als belangrijke stedelijke verbindingswegen. De twee meest voor de hand liggende verkeerskundige oplossingen, een wegkruising dan wel met voorrangsverkeer of met automatische verkeersregeling (een vrij nieuwe techniek), zou het idee te niet doen van een autostrada waar auto’s ‘met zoo min mogelijk oponthoud door de stad […] vliegen met groote snelheid’, met filevorming tot gevolg. Toch was dit in de eerste plannen voor de traverse het uitgangspunt.
Tunnelcontract
> In het Rijkswegenplan 1936 werden de wegen uit het plan van 1927 gedegradeerd tot secundaire routes en vervangen door kaarsrechte autowegen. Rotterdam stond voor de opgave twee snelwegen (13 en 16) met een hoge dynamiek via een route door de stad aan elkaar te koppelen. (Uit: Provoost 1996)
Een zo snel mogelijke verbinding tussen de Rijkswegen 13 en 16 was zowel in het voordeel van de gemeente als van het Rijk. In een zogenaamd Tunnelcontract werd in 1938 de rol van beide partijen vastgelegd.8 De gemeente verplichtte zich tot het bouwen van een tunnel (een formaliteit, de tunnel was al in aanbouw), alle werken die daarbij kwamen kijken (verkeerspleinen, opritten ed.) en het verbeteren van de verbindingsroute door de stad van de Rijkswegen 13 en 16 (het tracé ’s-Gravendijkwal - Doklaan). De Staat verplichtte zich tot het geven van een drietal financiële voorschotten, die bij terugbetaling in één keer, renteloos verstrekt zouden worden. Het tunnelcontract is interessant omdat precies vermeld wordt hoe de route aanvankelijk door de stad was gedacht. Uit de eerste plannen blijkt dat alle kruisingen gelijkvloers waren ontworpen. De route was als volgt: de Rijksweg 13 zou aansluiten op de Blijdorpschebrug
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
41
(nu uitgegroeid tot het Kleinpolderplein); dan met een nieuw aan te leggen weg in het verlengde van de Gordelweg aansluiten op de Statenweg. Via de bestaande Statentunnel (onder het spoor), de Henegouwerlaan, de ’s-Gravendijkwal en een nieuw te maken verlengde van de ’s-Gravendijkwal tot aan de noordelijke toerit van het Droogleever Fortuynplein was de Maastunnel te bereiken. Op de Linker Maasoever zou de Rijksweg 16 via de Kreekweg (nu Stadionweg) en daarna een aan te leggen viaduct over het spooremplacement aansluiten op de Bree, en vervolgen over de route Strevelsweg, het Centrale Plein (nu Zuidplein), Pleinweg, naar de zuidelijke toerit van de Maastunnel (Maastunnelplein, Doklaan). Alle kruisingen waren gelijkvloers, behalve die met het spooremplacement in het verlengde van de Statenweg. Hier lag al een, uitermate smalle, tunnel die verbreed zou worden tot twee rijbanen en extra doorgangen voor voetgangers en fietsers.
Studeren op een tunnel Dat het tracé op verscheidene plekken met vrije kruisingen aan bestaande drukke oost-westwegen verbonden zou worden strookte niet met het idee van een hoogstedelijke Rotterdamse snelweg. Het liefst zouden de gemeentelijk ontwerpers het probleem opgelost zien door de aanleg van een hoog viaduct of een verdiepte traverse, zodat het tracé als het ware los van het stedelijk weefsel kwam te liggen. Een hoog viaduct zou een te grote impact op de stad hebben (net als bijvoorbeeld het Hofpleinviaduct): een
42
tunnel was te prefereren. Drie zaken maakten het tunnelidee pas halverwege 1938 mogelijk.9 Ten eerste werd in 1938 besloten af te zien van het oorspronkelijke plan tramsporen op het tunneltracé aan te leggen, die op de kruisingen een bocht naar links of naar rechts zouden maken. Was ondertunneling onmogelijk door de tramsporen, nu werd het opeens een reële optie. Daarnaast kwam er plotseling schot in de zaak in de onderhandelingen tussen de Diergaarde en de Spoorwegen over de plannen voor een nieuwe verbindingsweg tussen Beukelsdijk en Diergaardelaan (nu het Weena). Een kruising van een dermate belangrijke nieuwe route met de drukke tunneltraverse zou bijzonder bezwaarlijk zijn.
> Ontwerp van een verdiepte traverse door de stad: het deel tussen de Statentunnel en Droogleever Fortuynplein bevatte vijf belangrijke kruisingen, waarvan er twee gelijkvloers bleven. (Uit: De Maastunnel).
^ rechts De Statentunnel in 1922. Met de komst van de tunneltraverse zou deze tunnel opgeschaald worden naar maar liefst vier doorgangen. (Eigen collectie)
>> Het inpassen van de route in de stad had grote ruimtelijke gevolgen. Bij het deel dat over de ’s-Gravendijkwal liep was het woekeren met de ruimte, maar met een speciale damwandconstructie was het mogelijk een tunnelbak uit te graven in het midden. (Uit: Rotterdamsch Nieuwsblad 13 april 1940)
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Ten derde was er een belangrijk financieel voordeel te behalen bij de aanleg van een verdiepte tunneltraverse. In het Tunnelcontract uit 1938 was vastgelegd dat de gemeente de Rijksvoorschotten van acht miljoen gulden pas terug hoefde te betalen één maand nadat de Staat een derde oeververbinding had opgeleverd (de latere Brienenoordbrug).10 Met de bouw van een traverse die zo min mogelijk aanknopingspunten met de stad had kon het doorgaand verkeer sneller door de stad razen. Dit zou de Staatsplannen voor nóg een oeververbinding wellicht op de langere baan zetten, waardoor het voorschot pas later terugbetaald hoefde te worden. Dit bleek een goede berekening: de Brienenoordbrug werd pas in 1965 opgeleverd.
Inpassen van de route door de stad Het idee van een verdiepte traverse werd doorgezet. Het deel van het Maastunnelcomplex tussen de Statentunnel en het Droogleever Fortuynplein bevatte vijf belangrijke kruisingen, waarvan er twee gelijkvloers bleven. Deze bevonden zich op de 1e Middellandstraat en de Rochussenstraat, het werden de functionele schakels tussen het complex en de stad. Waarom op deze plekken gelijkvloerse kruisingen zijn ontstaan is niet duidelijk. In vergaderingen van de Commissie Plaatselijke Werken werd wel gezegd: ‘De kruisingen à niveau, welke als hoofdtoegangsweg tot de tunneltraverse fungeren, zijn […] op regelmatige afstanden gekozen.’11 En over de 1e
Middellandstraat: ‘zou ook deze straat worden ondertunnelt, zoo zou het contact van het stadscentrum met de traverse te zeer worden beperkt’.12 Aannemelijk is dat de voorkeur van gelijkvloerse kruisingen niet lag bij de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg omdat deze dicht op elkaar volgden en daarmee de beoogde snelheid uit het tracé zouden halen. Het deel van de route op de Linker Maasoever had bijna allemaal gelijkvloerse kruisingen, met uitzondering van de onderdoorgang onder de Groene Hilledijk. Het kruisende verkeer werd op de Linker Maasoever van minder belang geacht, zodat daar met kruisingen à niveau kon worden volstaan.13 De nieuwe verkeersbaan bestond, zowel bovengronds als in de tunnelbak uit twee rijbanen elk van 6 meter breedte, gescheiden door een verhoogde middenstrook. De breedte kwam overeen met die van de rijbanen in de Maastunnel en was gebaseerd op de normen voor Rijkswegen. Het inpassen van de route in de stad had grote ruimtelijke gevolgen. Bij het deel dat door de ’s-Gravendijkwal liep was het woekeren met de ruimte, maar met een speciale damwandconstructie was het mogelijk een tunnelbak uit te graven in het midden. In de ontwerpen voor de stadsdelen Blijdorp en Rotterdam-Zuid kon wèl rekening worden gehouden met het reserveren van ruimte voor de geplande hoofdverkeersroute.
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
43
Tijdens het ontwerpen van de wijk Blijdorp was de discussie tunnel of brug al gaande. Duidelijk was dat er in de toekomst in ieder geval een doorgaande route zou komen. In zijn ontwerp voor de wijk uit 1927 hield W.G. Witteveen hier al rekening mee. Witteveen situeerde alle woningbouw ter weerszijden van een brede centrale as. Deze hoofdverkeersweg liep van noord naar zuid en sloot aan op de noord-zuidader in de bebouwde stad, de Henegouwerlaan. Het was de bedoeling dat die in de toekomst door een brug of een tunnel met Charlois verbonden zou worden. De bebouwing langs dit deel van de route was qua bouwhoogte en architectuur meer berekend op een rol als stedelijke wandbebouwing, dan bijvoorbeeld die langs de â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal. Voor Rotterdam-Zuid gold hetzelfde. Op de Linker Maasoever werd tot 1937 zelfs nog rekening gehouden met een brug in het verlengde van de Parallelweg (waar nu de Erasmusbrug ligt), ook al ging de gedachtevorming over een tweede oeververbinding op dat moment in de richting van een tunnel tussen Charlois en het Park. De Pleinweg werd ontworpen als verbindingsweg zodat een eventuele oeververbinding hierop aan kon sluiten. De automobilist kon dan via de bestaande brede boulevards door de nieuwe woonwijken rechtstreeks doorrijden naar Rijksweg 16. Geluk was dat het Land van Hoboken nog deels onbebouwd was: de woonbebouwing in dit deel van de stad was maar voor een klein deel tot stand gekomen, wat onder andere te maken had
44
^ Ontwerp Blijdorp, W.G. Witteveen, 1929. Tijdens het ontwerpen van de wijk was de discussie tunnel of brug al gaande. In zijn ontwerp hield Witteveen rekening met een doorgaande route door een brede centrale as aan te laten sluiten op de Henegouwerlaan. (Uit: Mens 2007)
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
> De Statenweg omstreeks 1935 en de Pleinweg omstreeks 1960. De bebouwing langs de delen van de route door Blijdorp en op Zuid was qua bouwhoogte en architectuur meer berekend op een rol als stedelijke wandbebouwing dan die langs de â&#x20AC;&#x2DC;s-Gravendijkwal. (Uit: Voet 2002 en eigen collectie)
met de tunnelplannen. Het plan voor dit deel van de stad kon nog herzien worden om het Droogleever Fortuynplein te accommoderen, dat nodig bleek om het verkeer dat van de tunnel gebruik maakte te verwerken.
Bederving van het stadsbeeld
^ Uitbreidingsplan Linker Maasoever 1923. Tot 1937 werd rekening gehouden met een brug in het verlengde van de Parallelweg (nu Erasmusburg). Ook de Pleinweg was ontworpen als route naar een toekomstige oeververbinding. (Uit: Mens 2007)
De gemeenteraad stelde de plannen voor een verdiepte traverse in september 1938 vast. Veel aandacht of weerstand van het publiek was er op dat moment niet: juist in deze maand was er belangrijk nieuws over een oorlogsdreiging vanuit Duitsland. Reactie kwam een paar maanden later, voornamelijk in de vorm van kritieken in de Rotterdamse nieuwsbladen. Wat was voor de stad het voordeel automobilisten de gelegenheid te geven zo snel mogelijk en met de minst mogelijke hinderpalen Rotterdam te doorkruisen? De traverse werd bestempeld als ‘superweg’, en niet in de positieve zin van het woord. De Duitse Autobahnen, die geheel zonder kruisingen buiten de stadscentra geleid werden, leken voor velen slechts een kleine stap verder. De kritiek richtte zich ten eerste op de ingrijpende ruimtelijke gevolgen: ‘[…] dat een mooie, breede boulevard, weliswaar door de gemeente in de laatste jaren schromelijk verwaarloosd, totaal wordt verknoeid terwijl als gevolg daarvan het geheele mooie stadskwartier wordt bedorven.’14 Daarnaast zou het voor de Rotterdamse middenstand een schadepost zijn wanneer al het doorgaande verkeer in razend tempo de stad passeerde. Een situatie als op de Coolsingel was te prefereren: auto’s uit
den vreemde die er misschien wel even stopten om een hapje te eten of rond te kijken, in plaats van automobilisten die in een ruk doorreden naar Den Haag ‘dat voor hen die vertier zoeken, nu eenmaal een betere naam heeft dan Rotterdam’.15 Kortom: het plaatselijk belang zou opgeofferd worden ten bate van het doorgaand verkeer. In andere grote Europese centra, waar het verkeer een stuk intensiever was dan in Rotterdam, was nergens gekozen voor het concept van een verdiepte tunnelbak dwars door het bestaande stadsweefsel. ‘Waarom zou Rotterdam het verkeer niet met lichtsignalen kunnen regelen op een weg met uitsluitend rechthoekige dwarswegen, terwijl dit systeem in de groote Europeesche centra met succes wordt toegepast?’ 16 Navolging Vóór de oorlog werkte het concept van kruispunten met verkeerslichten in steden inderdaad nog redelijk; maar in de jaren vijftig veranderde de mening snel. Rotterdam had met de aanleg van de verdiepte tunneltraverse een vooruitziende blik gehad. Uit Amerika afkomstige cijfers bleek dat in steden met een inwoneraantal tussen 100.000 en 500.000 slechts de helft van het verkeer in de ‘city’ daar ook werkelijk moest zijn, terwijl de andere helft op doortocht was.17 Volgens onderzoekers gold dit ook voor de grote Nederlandse steden. De uitgaven van het rijk voor een efficiënt en snel wegennet werden teniet gedaan door alle tijdwinst die verloren ging in de steden.
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
45
Hoe dit op te lossen? Verkeerscongestie in binnensteden werd een veelbesproken onderwerp. In 1948 wijdde de vereniging ‘Het Nederlandsche Wegencongres’ een bijeenkomst aan het vraagstuk van autosnelwegen in en rond de stad. Rond deze tijd verschenen in tijdschriften als Publieke Werken en Wegen artikelen over verkeer en de stad. De Commissie van Wegen gaf in 1947 op verzoek van de Minister van Verkeer en Waterstaat advies over de kwestie. Om de vaart erin te kunnen houden was duidelijk dat de routes door de stad kruisingsvrij en alleen toegankelijk voor autoverkeer konden zijn. De mogelijkheden beperkten zich tot: een hooggelegen weg, een weg à niveau met onderdoorgangen dan wel met viaducten of een verdiepte weg.18 Optie één was, zoals eerder al in Rotterdam besloten, esthetisch niet wenselijk, want zou een visuele scheiding tussen stadsdelen teweegbrengen. De tweede mogelijkheid was te prefereren als het ging om het straatbeeld en de lage kosten die eraan verbonden waren. De fysieke afsluiting van de verkeersweg met het omliggende stedelijk weefsel zou een probleem vormen (spelende
46
kinderen etc.). Optie drie zou alle voorgaande bezwaren opheffen en kon, indien aangelegd met een flauw talud, een redelijk groene route opleveren. Een ‘kuipidee’ diende vermeden te worden. De aanwezigheid van parkeerbermen is gewenst, maar een ongevallendienst, zoals in de Rotterdamse tunnel, was ook denkbaar. De commissie concludeert dat op esthetische en veiligheidsoverwegingen verdiepte wegen de voorkeur verdienen boven verhoogde of gelijkvloerse kruisingen. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het idee van een (deels) verdiepte verkeersroute door de stad gemeengoed. Den Haag bijvoorbeeld had al jaren problemen met de rijkswegen uit Utrecht (RW 12) en Rotterdam (RW 13) die op het bestaande wegennet aantakten. In 1958 verscheen een plan van de ‘Commissie Wederopbouw Bezuidenhout’, dat echter zo kostbaar bleek dat het nooit verder uitgewerkt werd. In het plan werd de bereikbaarheid van het centrum verbeterd door verdiepte interlokale wegen uit Utrecht en Rotterdam. Een bijgaand schetsje geeft een impressie van een straatbeeld dat sterk
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
op de Rotterdamse Maastunneltraverse lijkt. Zelfs de betonnen wanden van de tunnelbak hebben een soortgelijke geleding. Het idee van de verdiepte weg uit Utrecht is pas in de vorm van de Utrechtse Baan (aangelegd rond 1975) werkelijkheid geworden. Ook de grote buitenlandse verdiepte autotraversen door de stad zijn merendeels naoorlogs, zoals die in Brussel. Ter voorbereiding van de Expo ‘58 werden de lanen van de zogenaamde Kleine Ring (een ringweg op de oude stadswallen) gedeeltelijk ondertunnelt om het verkeer van en naar de wereldtentoonstelling vlotter te laten verlopen. Samen met beplanting en nieuwe bakengebouwen was het één routeontwerp waar de automobilist afwisselend in een gesloten tunnel of op een boulevard reed. In de Louizalaan, een aftakking van de Kleine Ring, werd ook een tunnelbak gelegd. Het is de Brusselse variant van de ’s-Gravendijkwal. De laan werd aangelegd rond 1850 en was gedacht als kaarsrechte brede route met kastanjebomen tussen het Louizaplein en het Ter Kamerenbos. Na 1950 werden voor de Expo ’58 de belangrijkste kruispunten van deze boulevard ondertunnelt.
^ Krantenkoppen uit het Rotterdamsch Nieuwsblad, december 1938: kritiek op de ingrijpende ruimtelijke gevolgen. (Uit Rotterdamsch Nieuwsblad, 17 en 30 december 1938). > Schetsje van een verdiepte route door Den Haag, 1958. De impressie lijkt sterk op de Rotterdamse Maastunneltraverse. Zelfs de geleding van de tunnelwanden is soortgelijk. (Uit: Gemeentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stadsontwikkeling 1958) >> De Utrechtsebaan vlak na de aanleg, ca. 1975. (Eigen collectie)
Ter voorbereiding van de Expo ‘58 werden de lanen van de zogenaamde Kleine Ring (een ringweg op de oude stadswallen) gedeeltelijk ondertunnelt om het verkeer van en naar de wereldtentoonstelling vlotter te laten verlopen. Samen met beplanting en nieuwe bakengebouwen was het één routeontwerp waar de automobilist afwisselend in een gesloten tunnel of op een boulevard reed. (Foto: Flickr: jeankes)
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
47
^ Werk aan de tunneltraverse bij de kruising met de Mathenesserlaan, 1940. (GAR)
48
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
7. techniek in de traverse
De traverse door de â&#x20AC;&#x2DC;s-Gravendijkwal bestaat uit vijf, uit constructief oogpunt, van elkaar gescheiden delen: twee opritten (helling 1:25) in bakprofiel, twee kokervormige onderdoorgangen en een open diepliggend gedeelte in bakprofiel tussen de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg. De bak is 13.50 meter breed en uitgevoerd in gewapend beton. De tunnelvloer is 70 centimeter dik op een 15 centimeter dikke werkvloer. Op het diepste punt ligt de tunnelvloer ongeveer 6 meter onder R.P. De bovenkant van de borstwering ligt 1 meter boven R.P. Aan de voet zijn de tunnelwanden 65 centimeter dik, aan de bovenkant 24 centimeter met een granieten afdekking. Onder de tunnel moesten zinkers voor waterleiding en riolering worden gemaakt en installaties voor bijvoorbeeld bemaling. De betonpalen onder de constructie zijn rond de 17 meter lang. De hoofdverkeersbaan bestond uit twee rijbanen, elk 6 meter breed, overeenkomstig de norm voor rijkswegen, net als de rijwegen in de tunnel. De rijbanen werden voorzien van een op beton gefundeerd gemetseld klinkerdek. De bekisting werd zo gemaakt dat zich in de betonnen wanden een vlakverdeling aftekende. In de onderdoorgangen werden de wanden bekleed met tegels.
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
49
Zowel bij de onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg als die bij de Mathesserlaan was een ondergronds gebouwtje ontworpen, respectievelijk een transformatorhuisje en een klein gemaal voor de afvoer van regenwater. Om de verkeersoverlast tot een minimum te beperken werd de betonnen tunnelbak in de ’s-Gravendijkwal in vier fasen aangelegd. Eerst werd het gedeelte tussen de Rochussenstraat en de Nieuwe Binnenweg aangelegd, vervolgens de ondertunneling van de Mathenesserlaan en de afrit in de ’s-Gravendijkwal en als laatste het verbindingsstuk tussen de Nieuwe Binnenweg en de Mathenesserlaan. Stap vier was de bestrating en afwerking. Het was woekeren met de ruimte: een bouwput onder talud was geen mogelijkheid. Met behulp van stalen damwanden gestut door een stempelconstructie werd de grond ontgraven.
^ De onderdoorgang bij de Mathenesserlaan, 1953. (GAR) > Langsdoorsnede van de onderdoorgang bij de Mathenesserlaan. (Uit: De Maastunnel 1939) >> De verdiepte tunnelbak in de ’s-Gravendijkwal, ca. 1960. (Voet 2002)
50
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
51
> Stadsarchitect A. van der Steur ontwierp de twee roltrapgebouwen, de twee ventilatiegebouwen, de twee garagegebouwen en de afwerking van de tunnelbuizen. De vormgeving kenmerkt zich door het gebruik van hoogwaardige materialen en de afleesbaarheid van de functies van de verschillende gebouwen. (Eigen collectie)
52
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
8. architectuur en beplanting De touch van stadsarchitect Van der Steur Vanaf 1931 was A. van der Steur (18931953) werkzaam als stadsarchitect van Rotterdam. In de jaren dertig werd in Rotterdam bijzondere aandacht besteed aan de esthetisering van publieke en infrastructurele elementen in de stad. Spoorwegovergangen, rioolhuisjes, gemalen en bruggen werden met een zelfde zorgvuldigheid vormgegeven als scholen, kerken en woningbouw. Het ‘Bureau Stadsarchitect’, onder leiding van A. van der Steur, was verantwoordelijk voor deze werken. Voor de Maastunnel ontwierp Van der Steur de twee toegangsgebouwen voor fietsers en voetgangers, twee ventilatiegebouwen, de afwerking van de tunnelbuizen en twee garagegebouwen. De vormgeving kenmerkt zich door een afwisseling van bouwvolumes, het gebruik van een bijzondere kleurstelling en materialen (de matgeglazuurde grèstegels in twee tinten bruin, het groen gepatineerde koperen dak en de crèmekleurige stucafwerking) en de afleesbaarheid van de functies van de verschillende gebouwen. Na het ontwerp voor de tunnel zelf kreeg het ‘Bureau Stadsarchitect’ tevens de opdracht voor de architectuur van alle kunstwerken van
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
53
de traverse (de wanden van de verdiepte tunnelbak, borstweringen en reling). De architectuur van A. Van der Steur is eerder gekenmerkt als schakel tussen de werkwijze van de ‘modernen’ en de ‘traditionalisten’.19 Van der Steur was bijzonder omdat hij niet vasthield aan één bouwstijl, maar voor elke opdracht een nieuwe ontwerpbenadering leek te ontwikkelen. Museum Boijmans heeft een zakelijk voorkomen, de H.B.S. aan het Afrikaanderplein is groots en monumentaal, het Gymnasium Erasmianum heeft een klassieke strengheid, terwijl het Oogziekenhuis of het Centraal gebouw voor de Volksgezondheid een uitermate eclectisch gevelbeeld laten zien. De architectuur kwam altijd voort uit de functie van het gebouw en zijn stedenbouwkundige context. In zijn functie als stadsarchitect kreeg Van der Steur te maken met steeds grotere en meer complexe opdrachten, met de Maastunnel als absoluut hoogtepunt.
^ De vormgeving in de tunnel beperkte zich tot goede verhoudingen en met zorg gekozen materialen: ‘Naar opzettelijke versiering is niet gestreefd’, aldus Van der Steur. (eigen collectie) > De wanden en de Tunnelmond op de Linkermaasoever bij het Maastunnelplein. (eigen collectie)
54
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
< In de tunnelportalen werden de twee openingen voor het verkeer vormgegeven als een schelp van beton. De splitsing tussen beide tunnelruimtes wordt beëindigd door een vooruitstekende granieten muur. Geïntegreerd in de wanden van de landtunnels zijn lichtmasten op pylonen van beton. (Uit: De Maastunnel 1938) ^ Ontwerp ventilatiegebouw A. Van der Steur. De vormgeving kwam voort uit de functie van de verschillende onderdelen: in het smalle hoge bouwdeel zijn schoorstenen waar vervuilde lucht uitgelaten wordt, voor de ‘dienende’ elementen (machine- en bedieningskamer) koos Van der Steur een verfijndere vormgeving. (Uit: De Maastunnel 1938) Omdat de schoepen uit technische overwegingen bekleed werden met koper besloot de architect ook de goten en daken met dit (relatief dure) materiaal te bekleden. De roodbruine grèstegels werden op maat gebakken, in afmeting en kleur ontworpen voor zowel ventilatie-, roltrappen- en garagegebouwen. (Eigen collectie)
Architectuur in de tunnel: geen opzettelijke versiering De vormgeving van de Maastunnel was sober, volgens Van der Steur gaf ‘het wezen van de tunnel’ geen aanleiding tot een geforceerde vormgeving. De tunnel was een zuiver technisch werk en ontleende hier het grootste deel van haar aantrekkingskracht aan. De architectuur beperkte zich tot goede verhoudingen en met zorg gekozen materialen: ‘Naar opzettelijke versiering is niet gestreefd’.20 In de tunnelportalen werden de twee openingen voor het verkeer vormgegeven als een schelp van beton. De splitsing wordt duidelijk door een vooruitstekende granieten muur. De detaillering van de wanden van de landtunnel is eenvoudig en toegespitst op het voorbijrazende verkeer: een kromming in de voet met daarboven een geribd betonnen vlak. Geïntegreerd in de wanden zijn lichtmasten op pylonen van beton.
De bijgebouwen Ook de vormgeving van de ventilatiegebouwen kwam voort uit de functie van de verschillende onderdelen. In het smalle, hoge bouwdeel zijn de luchtkanalen ondergebracht, één voor de toevoer van verse lucht, één voor de uitlaat van vervuilde lucht. Van der Steur ontwierp dit ‘stoere’ onderdeel in beton, zonder enige decoratie. Voor de ‘dienende elementen’, de machinekamer met de ventilatoren en de ruimten met de bedieningsapparatuur, koos Van der Steur voor een verfijndere vormgeving en bijzonder materiaalgebruik. Voor de machinekamer was meer daglicht U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
55
vereist, terwijl de elektriciteitsruimte vrijwel geheel omsloten was, behalve één rond venster in de richting van de rivier. Vanuit het functioneren van het gebouw was besloten dat in de wanden schoepen kwamen voor de aanzuiging van verse lucht. Koper was het meest geschikte bekledingsmateriaal voor de schoepen. Om het geheel een uniforme uitstraling te geven besloot Van der Steur ook de goten en het dak met dit materiaal te bekleden. Het ondergedeelte van het gebouw is vlak met afgeronde hoeken en bekleed met harde grèstegels. Deze tegels werden op maat gebakken, in afmeting en kleur ontworpen voor zowel ventilatie-, roltrappen- en garagegebouwen. De ventilatiegebouwen hadden naast hun technische aard een icoonfunctie. De verwachting van de architect was dat: ‘De hooge silhouetten zullen domineeren in het beeld van stad en haven, dat daar zich voor ons opendoet als monument van durf en ondernemingslust van Rotterdam in de jaren dertig van deze eeuw’.21 Gezet tussen overige havenelementen als schepen, kranen, elevatoren, bokken moesten de gebouwen uitdrukking geven van de grootte van de tunnelonderneming.22 Vanaf de Maasoever waren de beide gebouwen zichtbaar: ze markeerden precies de loop van de riviertunnel. In tegenstelling tot het ventilatiegebouw, dat vooral ontworpen was om van veraf bezien te worden, werd het roltrappengebouw vormgegeven voor voetgangers en fietsers. Veel aandacht werd besteed aan de detaillering.
56
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ De ventilatiegebouwen waren symbool voor de ‘durf en ondernemingslust’ van de stad en fungeerden als icoon temidden van schepen, kranen en bokken in de Rotterdamse haven. (Eigen collectie) < Het aanbrengen van de grèstegels op een van roltrapgebouwen, 1941 (Uit: De Maastunnel 1941)
De entree en de hal moesten bij het betreden een prettige indruk geven. Ter voorkoming van tocht waren aan twee zijden toegangsdeuren ontworpen, die afhankelijk van de windrichting open of dicht gezet konden worden. Door eenzelfde materiaal- en kleurgebruik en de toepassing van ronde vormen zijn ventilatie- en roltrappengebouw een eenheid.
Traverse: stedenbouw en detail in één ontwerp
^ Een impressie van de tunnel onder de Nieuwe Binnenweg uit 1939 (Rotterdamsch Nieuwsblad 1939) Tunneltraverse bij Nieuwe Binnenweg (eigen collectie) ^ Een ansichtkaart van de tunnel onder het Droogleever Fortuijnplein, jaartal onbekend. Het Maastunnelcomplex is in twee delen ontworpen: de riviertunnel met bijgebouwen en opstelpleinen én de traverse door de stad. Het verschil is zichtbaar in de betonwerken: De vormgeving van de tunnels onder het Droogleever Fortuijnplein is eenvoudig en robuust, het ontbreekt aan decoratie. Voor de architectuur van de traverse door de stad koos het Bureau Stadsarchitect voor een zwieriger aanzien, met meer allure.
Nadat in 1938 duidelijk werd dat de traverse verdiept kon worden aangelegd betekende dit dat er extra vormgeving bij kwam kijken: de architectuur van borstwering, tunnels en viaducten. Het ‘Bureau Stadsarchitect’ kreeg ook hier de opdracht voor. Dat tunnel en traverse niet in één keer zijn ontworpen is zichtbaar. De vormgeving van de tunnels onder het Droogleever Fortuijnplein (wel tegelijk met de tunnel ontworpen) is eenvoudig en robuust, het ontbreekt aan decoratie. Voor de architectuur van de traverse door de stad koos het Bureau Stadsarchitect voor een zwieriger aanzien, met meer allure. De tunneltraverse werd ontworpen voor twee stedelijke milieus en twee verkeersystemen die qua maat, schaal en dynamiek tegenpolen zijn: een woonboulevard en een snelweg, doorgaand- en plaatselijk verkeer. Zowel de ontworpen architectuur als het groen bediende beide werelden, de langzame en de snelle. In één ontwerp was de stedenbouw en het detail gevat.
De architectuur werd in de verdiepte tunnelbak aangepast aan het perspectief van de voorbij razende automobilist. Het uitgangspunt was eenvoud, herhaling van architectonische elementen en een gestroomlijnde, ronde belijning. Ritmiek werd verkregen door de vlakverdeling van de betonnen wanden. Op maaiveldniveau werd de aanwezigheid van een menselijke maat in het ontwerp zichtbaar. De architectuur van de traverse moest hier wedijveren met de allure van de groene stadsboulevard en de detaillering is hierop afgestemd. De tunnelwanden werden vanuit dit perspectief robuuste borstweringen afgewerkt met sierstenen banden en een sierlijke reling. Waardering RACM: ‘Het Maastunnelcomplex met bijbehorende onderdelen als de eerste onderwatertunnel voor auto-, fiets- en voetgangersverkeer in Nederland is van algemeen belang vanwege grote cultuur- en architectuurhistorische waarde, alsook van stedenbouwkundige en bouwtechnische innovatieve waarde. Binnen het oeuvre van architect Van der Steur neem het Maastunnelcomplex bovendien een belangrijke positie in’. Een uitgebreide beschrijving en waardering van de afzonderlijke onderdelen van het tunnelcomplex is niet opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar de ‘redengevende omschrijving’ van de RACM.
Beplanting: het stedelijk landschap als uitgangspunt Over de beplanting langs de nieuwe (rijks)wegen door het landschap was uitvoerig gepubliceerd door G.A. Overdijkink, adviseur bij Staatsbosbeheer. Hij was deskundige op het gebied
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
57
van esthetische en landschappelijke vormgeving langs autowegen. Overdijkink pleitte voor het gebruik van beplanting die aansloot op de bestaande planten- en boomsoorten in de omgeving, waardoor de karakteristiek van het landschap zich zo fraai mogelijk aan de automobilist toonde. De inbreuk die een weg op het landschap maakte kon hersteld worden door het camoufleren of inpassen van een route. Maar hoe zat dat bij een snelweg dwars door Rotterdam? De ‘karakteristiek van het landschap’ was hier een stadsboulevard, de bestaande beplanting waren oude iepen, toen al een schaarse laanboom door de iepenziekte. De iepen werden geveld voor de aanleg van de traverse. Toch werd ook in dit stedelijke landschap het bestaande karakter als uitgangspunt genomen: de beplanting is onderdeel van het profiel van de stadsboulevard en verzacht de abrupte overgang in dynamiek. Voor de automobilist in de tunnelbak fungeert de dubbele bomenrij als semi-transparant dak. Door het bladerdek zijn flarden van de stad te zien.
Het beplantingsontwerp uit 1943 In het ontwerp van de Dienst Plantsoenen uit 1943 was de boomsoort langs de gehele lengte van de ’s-Gravendijkwal en de Henegouwerlaan gedacht als esdoorn, minder vatbaar voor ziektes en snelgroeiend. In het ontwerp trad bij de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg een korte onderbreking op van de bomenrij, hier slaat de stad ten oosten van het complex letterlijk een brug
58
lelijke pagina! aanpassen
met het deel ten westen van het complex. Door deze kleine onderbreking bleef de groene boulevard op het niveau van de stad behouden. Slechts op de plek van de onderbroken bomenrij werd voor de stad plotseling de lange dynamische lijn van het tracé zichtbaar. Voor de automobilist ontstond ook hier een korte onderbreking in ervaring en werd het bomendak vervangen door het fraai vormgegeven tunneldak. Alle zijstraten van de ’s-Gravendijkwal waren beplant met een afwijkende boomsoort en daarom herkenbaar: de Mathenesserlaan met iepen, de Schermlaan met kastanjes, de Schietbaanlaan met lindes en de 1e Middellandstraat met essen. Onder de esdoorns die direct langs de tunnelbak stonden was lage heesterbeplanting. Waar de tunneltraverse gelijkvloers
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
^ De tunneltraverse op de Rechter Maasoever met beplanting en profielen, 1939. (GAR)
liep was een haagbeplanting onder de esdoorns en tussen de rijbanen. De hagen maakten de scheiding tussen de ventweg en autoweg duidelijk. In tegenstelling tot de strakke laanbeplanting langs de â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal, was het ontwerp voor de Maastunnelingang op de Rechtermaasoever meer landschappelijk, waarbij voor een deel gebruik werd gemaakt van de bestaande dichte beplanting van Het Park. Het Maastunnelplein, direct bij de fietsers- en voetgangersuitgang, was ingericht als een verblijfspark met een grasveld omzoomd door borders met diverse heestersoorten.
^ In tegenstelling tot de strakke laanbeplanting langs de â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal, was het ontwerp voor de Maastunnelingang op de Rechtermaasoever meer landschappelijk, waarbij voor een deel gebruik werd gemaakt van de bestaande dichte beplanting van Het Park. (Archief dS+V)
Zowel voor de ongelijkvloerse- als de gelijkvloerse kruisingen was in het ontwerp uit 1943 groenvoorziening opgenomen. Echter alleen bij de ongelijkvloerse kruisingen komt de werkelijkheid nog steeds overeen met het ontwerp. Bij de gelijkvloerse kruisingen (vooral bij de 1e Middellandstraat) is de ruimtelijk relatie met zowel het tunnelcomplex als de omliggende stad verloren gegaan, als gevolg van verkeersaanpassingen.
> Onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg, 2009. Voor de automobilist in de tunnelbak fungeert de dubbele bomenrij als semitransparant dak. Door het bladerdek zijn flarden van de stad te zien. (Eigen collectie)
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
59
‘Intussen moeten we over 10 jaar nog eens over diezelfde Henegouwerlaan en ’s-Gravendijkwal kuieren. Dan is de stenen kraag van de traverse één haag van groen en bloemen geworden en zijn de nieuwe, nu nog uiterst dunne boompjes weelderig uitgegroeid. Dan is weer sprake van een allee. En tussen de bomen en bloemen reppen zich soms hoog, soms laag, knorrende auto’s voort met zingzang van melodieuze radiomuziek, terwijl ’s avonds de hoge hanglampen een toverachtig schijnsel in de bomen dromen.’ Uit: ‘Wandelingen door mijn nieuwe stad III. Een lelijke verkeersader die toch nog mooi wordt’,Rotterdamsch Nieuwsblad, 15 juni 1946.
< ’s-Gravendijkwal gezien vanaf de 1e Middellandstraat, ca. 1950. (GAR) > Kruising van de ’s-Gravendijkwal en de 1e Middellandstraat. (Eigen collectie) >> Kruising van de ’s-Gravendijkwal en de Nieuwe Binnenweg, ca. 1950. Onder de esdoorns die direct langs de tunnelbak stonden was lage heesterbeplanting. (GAR)
< Kruising van de ’s-Gravendijkwal en de Mathenesserlaan, ca. 1950. In het ontwerp van de Dienst Plantsoenen uit 1943 was de boomsoort langs de gehele lengte van de ’s-Gravendijkwal en de Henegouwerlaan gedacht als esdoorn, minder vatbaar voor ziektes en snelgroeiend. (GAR) > De Henegouwerlaan richting de Statentunnel, ca. 1950. Waar de tunneltraverse gelijkvloers liep was een haagbeplanting onder de esdoorns en tussen de rijbanen. De hagen maakten de scheiding tussen de ventweg en autoweg duidelijk. (Eigen collectie)
60
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
61
NOTEN A., ‘Uit de geschiedenis van ’s-Gravendijkwal’, in: De Maastunnel 2 (1939) 12, 293. van B., ‘De eerste stappen in zake het Maastunnelplan’, in: De Maastunnel 1 (1938) 5, 100. Van Bruggen, ‘Na de Holland-tunnel verdere Amerikaansche tunnelvoorbeelden’, in: De Maastunnel 1 (1938) 9, 213. M. Panman, ‘Een kunstwerk onder de Nieuwe Maas’, in: Bulletin KNOB 89 (1990) 2, 29. A.C. Vreugdenhil, De Maastunnel, Haarlem 1952, 21 Van Bruggen, ‘Bestudeering van Amerikaansche autotunnels in verband met de Maastunnelplannen’, in: De Maastunnel 1 (1938) 7, 155. 7 M. Provoost, Asfalt. Automobiliteit in de Rotterdamse stedebouw, 1996, 23. 8 GAR, NSA, Verzameling 1938, volgnummer 6. 9 GAR, NSA, Gedrukte Verzameling no. 165, 9 september 1938. 10 GAR, NSA, Verzameling 1938, volgnummer 6. 11 GAR, Notulen Commissie Plaatselijke Werken, juni 1938. 12 GAR, NSA, Gedrukte Verzameling no. 165, 9 september 1938. 13 GAR, Notulen Commissie Plaatselijke Werken, juni 1938. 14 R.M., ‘De tunnel-traverse’, in: Rotterdamsch Nieuwsblad, januari 1939. 15 ‘Een duur plan, waarmee Rotterdam zichzelf dupeert’, in: Rotterdamsch Nieuwsblad, 30 december 1938. 16 R.M., ‘De tunnel-traverse’, in: Rotterdamsch Nieuwsblad, januari 1939. 17 R.A. Tjalkens, ‘Autosnelwegen in bebouwde kommen’, in: Publieke Werken (1948) 3, 31. 18 R.A. Tjalkens, ‘Autosnelwegen in bebouwde kommen’, in: Publieke Werken (1948) 3, 31. 19 A. Gielen, Ad van der Steur 1893-1953, Rotterdam 2002. 20 A.C. Vreugdenhil, De Maastunnel, Haarlem 1952, 28. 21 A. van der Steur, ‘Tunnelarchitectuur’, in: De Maastunnel 1 (1938) 10, 250. 22 NAi, CAND BURG, inv.nrs. 433-466.
1 2 3 4 5 6
62
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
literatuur/noten/archief LITERATUUR
Nieuwsblad, 30 december 1938.
A., ‘Uit de geschiedenis van ’s-Gravendijkwal’, in: De Maastunnel 2 (1939) 12.
J. Emmen, Tweede ontwerp oeververbinding over de Nieuwe Maas te Rotterdam, Amsterdam 1936.
J.P. van Bruggen., ‘De eerste stappen in zake het Maastunnelplan’, in: De Maastunnel 1 (1938) 5.
Gemeentelijke Dienst van de Wederopbouw en de Stadsontwikkeling, Den Haag een snel groeiende stad, Den Haag 1958.
J.P. van Bruggen, ‘Bestudeering van Amerikaansche autotunnels in verband met de Maastunnelplannen’, in: De Maastunnel 1 (1938) 7. J.P. van Bruggen, ‘Na de Hollandtunnel verdere Amerikaansche tunnelvoorbeelden’, in: De Maastunnel 1 (1938) 9. ‘De historie van de oeververbinding voor den oorlog’, in: De Maastunnel 1 (1938) 3. De Maastunnel. Een mijlpaal in de geschiedenis van de stad Rotterdam, Rotterdam 1937. De Maastunnel. Maandblad gewijd aan de belangen van de stad Rotterdam in het algemeen en den bouw van de Maastunnel in het bijzonder. Jaargangen 1938-1942. ‘Een duur plan, waarmee Rotterdam zichzelf dupeert’, in: Rotterdamsch
Gemeentewerken Rotterdam, Ontwerp voor de Maastunnel te Rotterdam, Rotterdam 1935. A. Gielen, Ad van der Steur (1893-1953), Rotterdam 2002.
Rotterdamsch Nieuwsblad, 0? januari 1939. A. van der Steur, ‘Tunnelarchitectuur’, in: De Maastunnel 1 (1938) 10, 250. R.A. Tjalkens, ‘Autosnelwegen in bebouwde kommen’, in: Publieke Werken (1948) 3, 31. A.C. Vreugdenhil, De Maastunnel, Haarlem 1952.
ARCHIEF Gemeentearchief Rotterdam: Toegang 164.01 Gemeente Elektriciteitsbedrijf (GEB) Toegang 294.01 Commissie Plaatselijke Werken / Dienst van Gemeentewerken Toegang 444.01 Gemeentesecretarie Rotterdam afd. Algemene Zaken: Raad; B&W (NSA) Toegang 465.01 Gemeentesecretarie Rotterdam afd. Openbare Werken Archief dS+V: Groen Oud Nai, CAND BURG
L. de Klerk, G.J. de Jongh. Havenbouwer en stadsontwikkelaar in Rotterdam, Bussum 2008. M. Lassen Nielsen, De Maastunnel. Rotterdam 1937-1941, Rotterdam 1941. N. Mens, W.G. Witteveen en Rotterdam, Rotterdam 2007. M. Panman, ‘Een kunstwerk onder de Nieuwe Maas’, in: Bulletin KNOB 89 (1990) 2, 25-31. M. Provoost, Asfalt, automobiliteit in de Rotterdamse stedebouw, Rotterdam 1996. R.M., ‘De tunnel-traverse’, in: U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
63
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
Routebeleving Vanaf het Kleinpolderplein, over de Stadhoudersweg, draait de automobilist richting het zuiden de Statenweg op. De tunneltraverse vangt hier aan. De wijk Blijdorp is ontworpen met een toekomstige drukke verkeersroute in het achterhoofd. In de wijk fungeert de traverse als monumentale centrale as. De bebouwing is in de jaren ’30 ontworpen (architecten W.Th.H. ten Bosch, A.B.P. Otten, J.H. van den Broek) en passend bij haar functie als gevelwand: lange vrijwel gesloten bouwblokken, vier lagen hoog, uniform, eenvoudig en met een mooie gevelgeleding. Het Bentinckplein is de eerste gelijkvloerse kruising vanuit het noorden. Verschillende naoorlogse gebouwen markeren de kruising: de Statenflat (H. Nefkens) en het winkelcentrum Bentinckplein (J.P.L. Hendriks). Zelfs de markante ingangspartij van Diergaarde Blijdorp (S. van Ravesteijn) is, wachtend voor de stoplichten, zichtbaar voor de automobilist. Na het Bentinckplein verbreedt de traverse zich: het stadsverkeer kan net voor de Statentunnel voorsorteren en gaat door de buitenste autowegen onder het spoor door. Het snelverkeer gaat de twee middelste buizen in en de eigenlijke traverse op, richting de Henegouwerlaan. Fietsers rijden op een verhoogde baan door 1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
Maastunnel LMO
Maastunnelplein
de autotunnels voor het langzame verkeer, voetgangers hebben aan beiden zijden van de autotunnels een eigen tunnelbuis. Met de afnemende snelheid van de passant (auto – fiets – voetganger) neemt het detail toe. In het ontwerp is rekening gehouden met de verblijfsduur in de tunnel en de mogelijkheid om detail te ervaren (zie bijlage detailbladen p.107). Dit betekent dat in de tunnels voor het snelverkeer de vormgeving robuuster is, en in de tunnels voor langzaamverkeer verfijnder. Groen De bomenrij op de Statenweg is maar liefst vijf rijen dik, het is zowel onderdeel van de monumentale groenstructuur van de wijk Blijdorp als van de tunneltraverse. Om het groene karakter van de Statenweg door te zetten tot aan de tunnel werden beplantingsbakken in het ontwerp van de Statentunnel meegenomen. De huidige invulling ervan is schamel. Ontwerp Statentunnel De oude Statentunnel uit de jaren twintig was slechts één baan smal en was een beruchte bottleneck tijdens spitsuur. De verbreding van de Statentunnel rond 1940 naar maar liefst zes banen was een essentieel onderdeel van de traverseplannen.
Zuidplein
64
De tunnelstukken zijn gefundeerd met het Franki-systeem (heistelling met beperkte hoogte, het spooremplacement zat in de weg), de opritten met gewapend betonpalen. Als bouwmateriaal werd gewapend beton gebruikt, met uitzondering van de tunneldekken (daken) van de vier middelste tunnels. Deze werden vervaardigd van ingebetonneerde stalen Differdinger-balken. In de ruimte onder de verhoogde fietspaden lagen stroomkabels, in de ruimten tussen de snel- en stadsverkeertunnels water- en gasleidingen. De vormgeving van de tunnel is, vergeleken met de overige onderdoorgangen van de traverse, uitermate gedetailleerd en sierlijk. De tunnelwanden zijn bekleed met tegels en ter verfraaiing van het in het
zicht zijnde beton werden kunststenen afdekbanden en lijsten aangebracht. Alle hoeken zijn afgerond en elke wand, sierlijst of afdekband eindigt in een krul. (foto 1) Beplantingsbakken en lichtmasten zijn in het beton ‘meegegoten’. Eenvoudige stalen hekwerken scheidden de voetgangers, fietsers en auto’s van elkaar. Een zware frontbalk sluit de zes tunnelopeningen aan de bovenzijde af en bepaald grotendeels het robuuste uiterlijk van de Statentunnel (foto 2). Voor de beide tunnelingangen is een andere decoratie gekozen, volgens de ontwerper overeenkomstig het verschillende karakter van de beide stadsdelen: gekrulde ‘schouders’ aan de noordzijde, meer eenvoud aan de zuidzijde (foto 2)
1. Alle hoeken zijn afgerond en elke wand, sierlijst of afdekband eindigt in een krul.
2. De robuuste gekrulde ‘schouders’ aan de noordzijde zijn zo vormgegeven dat zowel de automobilist als de fietser
METRO
TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
maastunnelCOMPLEX in beeld BENTINCKPLEIN BEUKELSDIJK dsn d. snelverkeer
dwarsdoornsnede Statentunnel [uit: De Maastunnel 1939]
a
b
c
d
e
f
dsn f. voetgangers Stadhoudersweg 3. Ingang voetgangers en fietsers noordzijde
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven
dsn a. stadsverkeer
Rijksmonument Gemeentelijk monument
Bentinckplein
Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten TRAM
Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure
dsn b. stads- en dsn c. snelverkeer
Statentunnel
spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen BUS
N
dsn a. voetgangers Beukelsdijk
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
65
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
Routebeleving Het snelverkeer dat door de Statentunnel is gereden blijft ondergronds en kruist vrijwel direct de Beukelsdijk. Daarna gaat de route omhoog en komt de automobilist gelijkvloers uit op de Henegouwerlaan. Het uniforme, rustige jaren dertig straatbeeld van Blijdorp maakt plaats voor een uit enkel panden of kleine complexen opgebouwde straatwand, grotendeels uit het begin van de twintigste eeuw. (zie gevelwand boven) Dit afwisselende beeld blijft tot aan de kruising met de Rochussenstraat het decor langs de tunneltraverse.
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Groen Bovengronds wordt de automobilist begeleid door een dubbele bomenrij. De boombeplanting van esdoorns is nog grotendeels gelijk aan het zestig jaar oude
groenontwerp. De hagen die de één meter hoge borstwering aan het oog moesten ontrekken zijn verdwenen, net als de haagbeplanting onder de esdoorns en in de middenberm. Ontwerp Beukelsdijktunnel De overgang van de Statentunnel naar de Beukelsdijk is in de architectuur van de traverse aangegeven door een knik in zowel hekwerk als natuurstenen band. (zie foto’s 4 en 5) Een dergelijke knik wordt in de traverse vaker toegepast: op plekken waar het in aanraking komt met langzaamverkeer, of om niveauverschillen aan te duiden. De tunnel onder de Beukelsdijk heeft geen banen voor fietsers of voetgangers. Het ontwerp is volledig toegespitst op het snelverkeer; de enige versiering is
de vlakverdeling van de wanden. De rijrichtingen zijn van elkaar gescheiden met een muur waarbij bijzondere aandacht is besteed aan de gestroomlijnde beëindiging (zie foto 6). De borstwering van het tunneldek is gebogen, in tegenstelling tot de overige tunnels op de Rechter Maasoever waarvan de borstwering recht is. Waarom dit onderscheid is gemaakt is niet teruggevonden in het bronnenmateriaal. Waar het verkeer op de Henegouwerlaan bovenkomt wordt het betonwerk beëindigd door een stalen hek met een krul (foto 7).
Maastunnel
Maastunnel LMO
4. ‘Overgangsknik’ in wand en natuurstenen band
66
5. ‘Overgangsknik’ in reling
Maastunnelplein
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
METRO
6. Ronde belijning tunneldek, ondersteund door gestroomlijnde beeindiging van scheidingsmuur
7. Detail reling krul en natuurstenen band
maastunnelCOMPLEX in beeld Stadhoudersweg
BEUKELSDIJK 1E MIDDELLANDSTRAAT
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
Maastunneltraverse Rotterdam BUS
wand bebouwing Industrie / haven Beukelsdijk
Rijksmonument Gemeentelijk monument TRAM
Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
1e Middellandstraat
water groen bomen
N
TRAM
bron: Archief Groen dS+V
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
67
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
bron: Archief Groen dS+V
Ontwerp kruising 1e Middellandstraat 1943 Zuidplein
68
Huidig groen 1e Middellandstraat 2009
8. Gelijkvloerse kruising door de plotselinge ruimte en weidsheid een onduidelijk punt TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Stadhoudersweg
maastunnelCOMPLEX in beeld KRUISING 1E MIDDELLANDSTRAAT Bentinckplein TRAM
Na de duidelijke begrenzing die de Statentunnel, Beukelsdijktunnel en de forse boombeplanting op de Henegouwerlaan bieden is de kruising met de 1e Middellandstraat door de plotselinge ruimte en weidsheid een onduidelijk punt (zie foto 8). De heldere lijn van de traverse wordt hier onderbroken. Bij het gelijkvloerse kruispunt met de 1e Middellandstraat trekt de bomenrij zich veel eerder terug waardoor een vrije ruime kruising ontstaat. Dit is nodig om voldoende opstelstroken bij de stoplichten te krijgen, maar onderbreekt de samenhang in het routeontwerp. De stad wordt hier geconfronteerd met een hoge dichtheid van autoverkeer en tegelijk wordt de automobilist losgekoppeld van het complex. Ongeacht de te kiezen variant voor een aangepaste route, is de 1e Middellandstraat een ontwerpopgave. Het is de uitdaging om de samenhang tussen stad en tunneltracĂŠ te herstellen (hetzij met een gelijkvloerse of ongelijkvloerse kruising).
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk
Maastunneltraverse Rotterdam TRAM
wand bebouwing Industrie / haven Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure
1e Middellandstraat
Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure
TRAM
spoor tram bus metro bovengronds water groen
Mathenesserlaan
BUS
bomen
N
Nieuwe Binnenweg
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
69
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Routebeleving en groen Al snel na de kruising met de 1e Middellandstraat wordt de heldere lijn van het tracé weer opgepakt door de dubbele bomenrij. Vanaf de gelijkvloerse route over de ’s-Gravendijkwal duikt de bestuurder voor de tweede keer een tunnelbak in, onder de Mathenesserlaan door. Dit is het meest ‘spannende’ deel van de traverse: met een flauwe bocht rijdt de automobilist de verdiepte bak in, ziet twee onderdoorgangen achter elkaar liggen (Mathenesserlaan en Nieuwe Binnenweg) én ervaart het stadsverkeer dat à niveau de traverse kruist (zie foto 10). Voor de automobilist in de tunnelbak benadrukken en bedekken de bomen het doorgaande tracé en geven de ervaring te rijden op een ondergrondse boulevard. De flarden van gevelwanden achter de bomenrij versterken
het idee van de ondergrondse boulevard. Herkenningspunten langs de route zijn het imposante HBS-gebouw en voorplein (architectenbureau Van der Kloot Meijburg, 1905) met het Van ’t Hoffmonument (Charles van Wijk, 1915), een interessant blok herenhuizen (hoek Mathenesserlaan en de ’s-Gravendijkwal, architect Jac. van Gils, 1910) en het strak vormgegeven bijkantoor van de firma Mees & Zoonen (architectenbureau Brinkman & Van der Vlugt, 1932).
foto11). Onderdeel van het ontwerp van de onderdoorgang bij de Mathenesserlaan is een ondergronds gebouwtje met een klein gemaal voor de afvoer van regenwater. De toegang tot deze ruimte zit in de oostelijke wand van de tunnelbak (zie afbeelding 12).
Ontwerp onderdoorgang Mathenesserlaan Zowel bij de onderdoorgang van de Mathenesserlaan als die van de Nieuwe Binnenweg is een rechte belijning toegepast. De vlakverdeling in het beton van de tunnelwanden domineert (zie
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
9. Betonbak is borstwering aan stadszijde Zuidplein
70
10. Het ´spannende deel´ van de traverse
11. Dominante vlakverdeling betonnen wanden TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
12. Entree tot gemaal in tunnelbak
maastunnelCOMPLEX in beeld Bentinckplein TRAM
1E MIDDELLANDSTRAAT MATHENESSERLAAN
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven 1e Middellandstraat
Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht TRAM
Mathenesserlaan
Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
BUS
water groen
Nieuwe Binnenweg
bomen
N
bron: Archief Groen dS+V
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
71
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
TRAM Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
BUS
Maastunnelplein
bron: Archief Groen dS+V
Ontwerp kruising Mathenesserlaan 1943 Zuidplein
72
Huidig groen Mathenesserlaan 2009
13. Mathenesserlaan, ongelijkvloerse kruizing TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Bentinckplein
maastunnelCOMPLEX in beeld KRUISING MATHENESSERLAAN TRAM
Statentunnel
BUS
Vanaf de Mathenesserlaan, op maaiveldniveau, Beukelsdijk treedt een korte onderbreking op van de bomenrij, hier slaat de stad ten oosten van het complex letterlijk een brug met het deel ten westen van het complex. Door deze kleine onderbreking blijft de groene boulevard op het niveau van de stad behouden. Slechts op de plek van de onderbroken bomenrij wordt voor de stad
plotseling de lange dynamische lijn van het tracĂŠ zichtbaar. Voor de automobilist ontstaat ook hier een korte onderbreking in ervaring en wordt het bomendak vervangen TRAM door het fraai vormgegeven tunneldak. De onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg heeft de automobilist al in het vizier.
1e Middellandstraat
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven
TRAM
Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Mathenesserlaan
Beschermd stadsgezicht
BUS
Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
Nieuwe Binnenweg
water groen bomen
14. Mathenesserlaan, dynamiek in de traverse
N
Rochussenstraat
TRAM
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
73
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Routebeleving Tussen de onderdoorgangen bij de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg ligt de traverse volledig in een open diepliggende bak. In dit deel van de tunnelbak is het idee van de ondergrondse boulevard optimaal te ervaren. De gebouwen op het maaiveld vormen een opvallend, en veelkleurig, stads decor. De bak is 13.50 meter breed en uitgevoerd in gewapend beton. Onder de tunnel moesten zinkers voor waterleiding en riolering worden gemaakt en installaties voor bijvoorbeeld bemaling. De betonpalen onder de constructie zijn rond de 17 meter lang.
Ontwerp onderdoorgang Nieuwe Binnenweg Zowel bij de onderdoorgang van de Mathenesserlaan als die van de Nieuwe Binnenweg is een rechte belijning toegepast. De vlakverdeling in het beton van de tunnelwanden domineert. Onderdeel van het ontwerp van de onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg is een ondergronds transformatorhuisje, dat met een toegang op maaiveld te bereiken is (zie foto 16 en 17).
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
Zuidplein
74
15. De tunnelbak zicht op Nieuwe Binnenweg
16. Toegang tot ondergronds transformatorhuisje TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
17. Detail toegang transformatorhuisje
Bentinckplein
maastunnelCOMPLEX in beeld TRAM
MATHENESSERLAAN NIEUWE BINNENWEG
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven
TRAM
Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Mathenesserlaan
Beschermd stadsgezicht
BUS
Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
Nieuwe Binnenweg
water groen bomen
N
Rochussenstraat bron: Archief Groen dS+V TRAM
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
75
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
BUS
Maastunnel RMO
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
bron: Archief Groen dS+V
Ontwerp kruising Nieuwe Binnenweg 1943 Zuidplein
76
Huidig groen Nieuwe Binnenweg 2009
18. Nieuwe Binnenweg, ongelijkvloerse kruizing TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Bentinckplein
maastunnelCOMPLEX in beeld KRUISING NIEUWE BINNENWEG TRAM
Statentunnel
BUS
Net als bij de kruising met de Mathenesserlaan treedt op maaiveldniveau een korte onderbreking op van de bomenrij. Ondanks de aanwezigheid van de tunneltraverse blijft op de kruisingen de sfeer van de stad overheersend door de bomen en de afwerking van de betonnen borstweringen met sierlijk hekwerk (zie foto 18). De situering van de boombeplanting is nog volledig overeenkomstig het oorspronkelijke groenontwerp.
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven
TRAM
Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Mathenesserlaan
Beschermd stadsgezicht
BUS
Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
Nieuwe Binnenweg
water groen bomen
N
Rochussenstraat
TRAM
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
77
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Routebeleving en groen Vanaf de onderdoorgang bij de Nieuwe Binnenweg gaat de route in een bocht omhoog totdat net voor de kruising met de Rochussenstraat het maaiveldniveau bereikt wordt. De route door de stad houdt op en gaat na de Rochussenstraat over in het oude Land van Hoboken: met een totaal verschillende maat en schaal van bebouwing. De beëindiging (of van het zuiden geredeneerd: het begin) van de traverse wordt zichtbaar gemaakt door drie elementen: de afwerking van het betonwerk van de traverse met een borstwering met een subtiel stalen hekwerk, de beëindiging van de kenmerkende boulevardbeplanting en het hoge bouwwerk op de hoek van de Rochussenstraat en de ’s-Gravendijkwal dat in samenhang met de traverse is ontworpen. Dit ‘torenhuis’
met zestig grote flatwoningen (architect J.P.L. Hendriks, 1939) werd tijdens de aanleg van de tunneltraverse gebouwd. Het ontwerp was qua volume en architectuur op de tunneltraverse afgestemd: op het binnenterrein had de gemeente een opslagplaats voor materialen gereserveerd, ten behoeve van het onderhoud van de tunnel.
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
19. Dynamische aanblik vanaf Rochussenstraat naar Nieuwe Binnenweg: de Traverse slingert zich ondergronds door de stad Zuidplein
78
TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Bentinckplein
maastunnelCOMPLEX in beeld TRAM
NIEUWE BINNENWEG ROCHUSSENSTRAAT
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven
TRAM
Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure
20. Begeleidende bomendek
Beeldbepalende objecten Mathenesserlaan
Beschermd stadsgezicht
BUS
Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds
Nieuwe Binnenweg
water groen bomen
N
Rochussenstraat bron: Archief Groen dS+V TRAM
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
79
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Routebeleving Het stadsdeel tussen Rochussenstraat en Droogleever Fortuynplein is, vergeleken met het deel van de traverse door de â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal, vlak en open. Omdat dit stuk land tot 1924 in bezit was van de Heer van Hoboken werd het later ontwikkeld dan de omliggende stadsdelen. Het open weiland was een uitgelezen plek voor het circulatieplein van de Maastunnel. In 1961 vestigde het Dijkzigt ziekenhuis zich op het terrein, met gebouwen die wat betreft maat en schaal een breuk betekende met de negentiende-eeuwse stad.
Maastunnelingang meer landschappelijk, waarbij voor een deel gebruik werd gemaakt van de bestaande dichte beplanting van Het Park. In het eerste groenontwerp (uit 1942) dat is teruggevonden maskeren bomen en heesters de buitenzijden van het cirkelvormige plein. De taluds waren beplant met gras, evenals de middenberm. Het na de oorlog uitgevoerde groenplan bouwde voort op dit ontwerp. In de huidige situatie is de middenberm beplant met heesters en een enkele boom, waardoor het vrije zicht naar de andere rijbaan niet meer bestaat (zie foto 1952).
Groen In tegenstelling tot de strakke laanbeplanting langs de â&#x20AC;&#x2122;s-Gravendijkwal, was het ontwerp voor het groen rond het Droogleever Fortuynplein en voor de
Ontwerp Droogleever Fortuynplein Het Droogleever Fortuynplein is in samenhang ontworpen met de Maastunnel. Het circulatieplein was essentieel voor de verkeersafwikkeling op de Rechter
Maastunnel
24. Ronde borstwering met rechthoekige buisreling
25. Gekromde betonwand [uit: De Maastunnel, 1939]
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
21. Detail in wand naar Droogleever Fortuynplein Zuidplein
80
22. Binnenwand Droogleever Fortuynplein
23. Onderdoorgang snelverkeer en fietsers TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
26. Gekromde betonwand
Beukelsdijk
maastunnelCOMPLEX in beeld TRAM
ROCHUSSENSTRAAT DROOGLEEVER FORTUYNPLEIN 1e Middellandstraat
Talud en middenberm beplant met gras, 1952
Maasoever. Stadsverkeer rijdt gelijkvloers over het plein. Onder het plein werd in het verlengde van de tunnelas twee onderdoorgangen met zes meter rijbreedte ontworpen, zodat het tunnelverkeer van en naar de ’s-Gravendijkwal het circulatieplein niet belastte en voor het plaatselijke oostwestverkeer geen belemmering vormde. Mathenesserlaan Voor fietsers werden twee aparte tunnels ontworpen. Dat tunnel en traverse niet in
één keer zijn ontworpen is hier zichtbaar. De vormgeving van de tunnels onder het circulatieplein is eenvoudig en robuust, TRAM het ontbreekt aan decoratie. Dit betekent niet dat ze minder interessant zijn. De tunnelingangen worden op een aantal plekken geflankeerd door betonnen ‘vleugels’ (een gekromde betonwand) die de aarden taluds van de groenaanleg op de BUS plaats houden (zie foto 25 en 26).
Nieuwe Binnenweg
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven Rijksmonument Gemeentelijk monument
Rochussenstraat
Gemeentelijk monument in procedure TRAM
Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure
Droogleever Fortuynplein
spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen
N
bron: Archief Groen dS+V
Maastunnel RMO
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
81
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Routebeleving en groen Van het Droogleever Fortuynplein richting de tunnelmond daalt de automobilist langzaam af. Het garagegebouw (architect A. van der Steur, 1939) is herkenningspunt aan westzijde, de Euromast (architect H. Maaskant, 1960) aan de oostzijde. Het weelderige groen dat nu het decor vormt langs de tunnelbak is voor een deel afkomstig van het naastgelegen Park en voor een ander deel van de in 1960 gehouden Floriade.
detaillering van de wanden van de landtunnel is eenvoudig en toegespitst op het voorbijrazende verkeer: een kromming in de voet met daarboven een geribd betonnen vlak. Geïntegreerd in de wanden zijn lichtmasten op pylonen van beton (foto 28). De wanden van de landtunnel eindigen in een gekruld ornament (zie foto 37).
Ontwerp landtunnel Rechter Maasoever In de tunnelportalen zijn de twee openingen voor het verkeer vormgegeven als een schelp van beton. De splitsing wordt duidelijk door een vooruitstekende granieten muur (zie foto 36). De 30. Interieur fiets- en voetgangerstunnel
Maastunnel
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
27. Detail ‘meegegoten’ lichtmast Zuidplein
82
28. Geribbelde binnenwand Maastunnel
29. In groen gehulde toegang Maastunnel TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
31. Terugblik op Droogleever Fortuynplein
TRAM
maastunnelCOMPLEX in beeld Mathenesserlaan
Nieuwe Binnenweg
DROOGLEEVER FORTUYNPLEIN MAASTUNNEL RMO BUS
Rochussenstraat
TRAM
32. Door bomen omgeven Maastunnel RMO
33. Ingang fiets- en voetgangerstunnel Droogleever Fortuynplein
34. Ventilatiegebouw
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven Rijksmonument
Maastunnel RMO
Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen
bron: Archief Groen dS+V
N
Maastunnel
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
83
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk
Routebeleving en groen Het Charloisse Hoofd, direct bij de fietsersen voetgangersuitgang, was ingericht als een verblijfspark met een grasveld omzoomd door vorder met diverse heestersoorten. De huidige inrichting is wat strakker en eenvoudiger.
TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Ontwerp landtunnel Linker Maasoever De tunnelmond op de Linker Maasoever is identiek aan die op de Rechter Maasoever, met een schelp van beton, geribde wanden, geïntegreerde lichtmasten en een beëindiging in een gekruld ornament.
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
35. Toegang Maastunnel LMO
38. ‘Meegegoten’ lichtmast
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
Zuidplein
84
36. Vooruit stekende granieten muur
37. Gekruld ornament (idem bij Maastunnel RMO) TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
39. Geribbelde betonwand
maastunnelCOMPLEX in beeld MAASTUNNEL LMO MAASTUNNELPLEIN
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
40. Ventilatiegebouw Maastunnel
41. Ingang fietsers- en voetgangerstunnel
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Industrie / haven Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure
Maastunnel LMO
spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen
N
bron: Archief Groen dS+V
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
85
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
bron: Archief Groen dS+V
Ontwerp kruising Maastunnelplein
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
Zuidplein
86
Huidig groen Maastunnelplein
42. Maastunnelplein, ongelijkvloerse kruising TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
maastunnelCOMPLEX in beeld KRUISING DORPSWEG
Maastunnel RMO
Vrijwel alle kruisingen op de Linker Maasoever zijn Ă niveau, omdat het kruisende verkeer hier van minder belang werd geacht. Maastunnel De Dorpsweg/Brielselaan was echter een belangrijke verkeersader en werd daarom wel ondertunnelt. Net als bij het Droogleever Fortuynplein was het groenplan erop gericht de betonwerken deels te maskeren door brede boomgordels.
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing Maastunnel LMO
Industrie / haven Rijksmonument Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure METRO
Maastunnelplein
spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen
N
Zuidplein
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
87
Stadhoudersweg
Bentinckplein TRAM
Statentunnel
BUS
Beukelsdijk
Routebeleving en groen Net uit de tunnel op de Linker Maasoever komt de automobilist in aanraking met de havenbedrijvigheid met haar schoorstenen en loodsen die tot aan het Maastunnelplein het stadsbeeld bepaald. Vanaf het Maastunnelplein tot aan het Zuidplein wordt het idee van de groene boulevard opgepakt. De Pleinweg was in de jaren twintig en dertig ontworpen en TRAM
1e Middellandstraat
TRAM
Mathenesserlaan
BUS
Nieuwe Binnenweg
Rochussenstraat
aangelegd als route naar een toekomstige Maastunnel. Zowel met het ontwerpen van de breedte van het straatprofiel als het karakter van de bebouwing (langgerekte bouwblokken, strakke, eenvoudige architectuur) is rekening gehouden met een brede verkeersboulevard. Een belangrijk baken aan het einde van de route is de Zuidpleinflat (architecten W. van Tijen en E.F. Groosman), die tijdens de oorlog werd
ontworpen en in 1949 is opgeleverd.
44. Tunneldek met detail in betonwand/ borstwering
45. Detail in betonwand/borstwering
Ontwerp onderdoorgang Dorpsweg De vormgeving van de onderdoorgang bij de Dorpsweg komt sterk overeen met die van het Droogleever Fortuynplein. Ook hier zijn twee tunnels speciaal voor fietsers opgenomen. Het ontwerp is robuust en zonder decoratie. De tunnelingangen worden geflankeerd door
betonnen â&#x20AC;&#x2DC;vleugelsâ&#x20AC;&#x2122; die de aarden taluds van de groenaanleg op de plaats houden. De wanden hebben niet de typerende vlakverdeling van de tunnelwanden op de Rechter Maasoever.
TRAM
Droogleever Fortuynplein
Maastunnel RMO
Maastunnel
43. Onderdoorgang met gekromde betonwand (vleugel)
46. Robuuste vormgeving, zonder decoratie
Maastunnel LMO
METRO
Maastunnelplein
Zuidplein
88
Vooruit stekende granieten muur
47. Bekisting zichtbaar in betonwand TRAM
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
maastunnelCOMPLEX in beeld MAASTUNNELPLEIN ZUIDPLEIN
bron: Archief Groen dS+V
48. Groen langs het Maastunnelplein
49. Betonnen vleugels
Maastunneltraverse Rotterdam wand bebouwing METRO
METRO
Industrie / haven Rijksmonument Gemeentelijk monument
Maastunnelplein Maastunnelplein
Gemeentelijk monument in procedure Beeldbepalende objecten Beschermd stadsgezicht Beschermd stadsgezicht in procedure
Zuidplein Zuidplein
spoor tram bus metro bovengronds water groen bomen
N
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
89
90
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
BIJLAGE ANALYSEKAARTEN 1 INFRASTRUCTUUR 2 MAASTUNNELTRAVERSE 3A GROEN 3B GROEN 4 KRUISINGEN 5 MONUMENTEN 6 TOTAAL
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
91
Infrastructuur Rotterdam Maastunnelcomplex bebouwing langs Maastunnelcomplex snelwegen (A13, A16, A15, A20) hoofdwegen secundaire wegen tertiaire wegen spoor water
92
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
N
BIJLAGE 1 INFRASTRUCTUUR
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
93
94 U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Maastunnelcomplex Rotterdam Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat
Beukelsdijk
Statentunnel
Bentinckplein
Stadhoudersweg
BUS
TRAM
TRAM
BUS
TRAM
TRAM
bomen bomen
groen water spoor spoor groen tram sportveld tram bus bomen sportveld bus metro bovengronds metro bomenbovengronds water water groen groen
N N
N
N
Beschermd stadsgezicht metro Beschermd stadsgezicht bus bovengronds Beschermd stadsgezicht water metro bovengronds Beschermd stadsgezicht in in procedure procedure
Tunneltraverse Rijksmonument Rijksmonument Rijksmonument Gemeentelijk monument spoor Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument tram Gemeentelijk monument in in procedure procedure spoor Beeldbepalende objecten bus Beeldbepalende objecten tram
wand wand bebouwing bebouwing wand bebouwing Industrie // haven Industrie havenRijksmonument wand bebouwing Tunneltraverse
Maastunneltraverse MaastunneltraverseRotterdam Rotterdam Maastunneltraverse Rotterdam Maastunneltraverse Rotterdam
I
N
Zuidplein
Maastunnelplein
Maastunnel LMO
Maastunnel
Maastunnel RMO
Droogleever Fortuynplein
BIJLAGE 2 MAASTUNNELTRAVERSE
L
E
I
D
I
N
G
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
95
96 U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Maastunnelcomplex Rotterdam Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat
Beukelsdijk
Statentunnel
Bentinckplein
Stadhoudersweg
BUS
TRAM
TRAM
BUS
TRAM
TRAM
bomen
sportveld
groen
water
spoor tram bus metro bovengronds
N
Tunneltraverse Rijksmonument
wand bebouwing
Maastunneltraverse Rotterdam
I
N
Zuidplein
Maastunnelplein
Maastunnel LMO
Maastunnel
Maastunnel RMO
Droogleever Fortuynplein
BIJLAGE 3A GROEN
L
E
I
D
I
N
G
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
97
Bentinckplein Statenweg
98
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat â&#x20AC;&#x2DC;s-Gravendijkwal
Statentunnel
â&#x20AC;&#x2DC;s-Gravendijkwal
BIJLAGE 3B GROEN 1e Middellandstraat
Beukelsdijkl Henegouwerlaan
Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg â&#x20AC;&#x2DC;s-Gravendijkwal
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
99
N
Ontwerp kruising 1e Middellandstraat 1943 [bron: Archief Groen dS+V]
Ontwerp kruising Mathenesserlaan 1943 [bron: Archief Groen dS+V]
Ontwerp kruising Nieuwe Binnenweg 1943 [bron: Archief Groen dS+V]
Huidig groen 1e Middellandstraat 2009
Huidig groen Mathenesserlaan 2009
Huidig groen Nieuwe Binnenweg 2009
1e Middellandstraat, gelijkvloerse kruising
Mathenesserlaan, ongelijkvloerse kruising
Nieuwe Binnenweg, ongelijkvloerse kruising
100
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Naast het doorgaande ondergrondse verkeer zijn op dit traject een aantal gelijkvloerse kruisingen toegepast die het tracé verbinden met het stedelijk weefsel. Het deel van het Maastunnelcomplex tussen de Statentunnel en het Droogleever Fortuynplein bevat vijf kruisingen, waarvan er twee gelijkvloers zijn. Deze bevinden zich op de 1e Middellandstraat en de Rochussenstraat, het zijn de functionele schakels tussen het complex en de stad. Waarom op deze plekken gelijkvloerse kruisingen zijn ontstaan is ons nog niet duidelijk. Wel is aannemelijk dat de voorkeur van gelijkvloerse kruisingen niet lag bij de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg omdat deze dicht op elkaar volgden en daarmee de beoogde snelheid uit het tracé zouden halen. Het ontwerp van deze kruisingen is van groot belang voor de beleving van het Maastunnelcomplex. Langs het gehele complex zijn bomen geplaatst, zo ook bij de kruisingen. Zowel voor de ongelijkvloerse- als de gelijkvloerse kruisingen was in het ontwerp (1943) groenvoorziening opgenomen. Echter alleen bij de ongelijkvloerse kruisingen komt de werkelijkheid nog steeds overeen met het ontwerp. Bij de gelijkvloerse kruisingen is de ruimtelijk relatie met
BIJLAGE 4 kruisingen
zowel het tunnelcomplex als de omliggende stad verloren gegaan, als gevolg van verkeersaanpassingen. Bij de Mathenesserlaan en de Nieuwe Binnenweg treedt een korte onderbreking op van de bomenrij. Hier slaat de stad ten oosten van het complex letterlijk een brug met het deel ten westen van het complex. Door deze kleine onderbreking blijft de groene boulevard op het niveau van de stad behouden. Slechts op de plek van de onderbroken bomenrij wordt voor de stad plotseling de lange dynamische lijn van het tracé zichtbaar. Voor de automobilist ontstaat ook hier een korte onderbreking in ervaring en wordt het bomendak vervangen door het fraai vormgegeven tunneldak. Bij de gelijkvloerse kruispunt met de 1e Middellandstraat trekt de bomenrij zich eerder terug waardoor een ruime kruising ontstaat, in verbrand met de opstelstroken bij de stoplichten. Dit onderbreekt de samenhang in het routeontwerp. Ongeacht de te kiezen variant voor een aangepaste route, is de 1e Middellandstraat een ontwerpopgave. Het is de uitdaging om de samenhang tussen stad en tunneltracé te herstellen (hetzij met een gelijkvloerse of ongelijkvloerse kruising).
K
R
U
I
S
I
N
G
E
N
101
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
102 U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Maastunnelcomplex Rotterdam Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat
Beukelsdijk
Statentunnel
Bentinckplein
Stadhoudersweg
BUS
TRAM
TRAM
BUS
TRAM
TRAM
bomen
groen
water
spoor tram bus metro bovengronds
N
Beschermd stadsgezicht in procedure
Beschermd stadsgezicht
Beeldbepalende objecten
Gemeentelijk monument in procedure
Gemeentelijk monument
Rijksmonument
Industrie / haven
wand bebouwing
Maastunneltraverse Rotterdam
Zuidplein
Maastunnelplein
Maastunnel LMO
Maastunnel
Maastunnel RMO
Droogleever Fortuynplein
BIJLAGE 5 MONUMENTEN
103
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
104 U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Maastunnelcomplex Rotterdam Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat
Beukelsdijk
Statentunnel
Bentinckplein
Stadhoudersweg
BUS
TRAM
TRAM
BUS
TRAM
TRAM
bomen
groen
water
spoor tram bus metro bovengronds
N
Beschermd stadsgezicht in procedure
Beschermd stadsgezicht
Beeldbepalende objecten
Gemeentelijk monument in procedure
Gemeentelijk monument
Rijksmonument
Industrie / haven
wand bebouwing
Maastunneltraverse Rotterdam
Zuidplein
Maastunnelplein
Maastunnel LMO
Maastunnel
Maastunnel RMO
Droogleever Fortuynplein
BIJLAGE 6 TOTAAL
105
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
106
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
BIJLAGE DETAILBLADEN
107
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
ONTWERP STATENTUNNEL
108
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
TUNNELMOND WAND RELING ORNAMENT
109
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
ONTWERP BEUKELSDIJK
110
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
111
ONTWERP MATHENESSERLAAN
112
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Zicht naar Nieuwe Binnenweg
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
113
ONTWERP NIEUWE BINNENWEG
zicht naar mathenesserlaan
114
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
115
ONTWERP DROOGLEEVER FORTUIJNPLEIN
116
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
117
ONTWERP MAASTUNNEL NOORD
118
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
DETAIL MAASTUNNEL ZUID
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
119
ONTWERP MAASTUNNELPLEIN
120
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
121
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
COLOFON
Dit onderzoek is uitgevoerd door Urban Fabric in opdracht van dS+V Rotterdam. Projectteam: prof.dr.ir. Paul Meurs, drs. Lara Voerman, ir. Elisabeth Boersma Lange Haven 9, 3111 CA Schiedam www.urbanfabric.nl Schiedam, maart 2009
122
Maastunnelcomplex Rotterdam
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
123
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Š
124 U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p
Maastunnelcomplex Rotterdam BUS
TRAM
TRAM
BUS
TRAM
TRAM
maar t 2009 Urban Fabric l Steenhuis stedenbouw/landschap
Zuidplein
Maastunnelplein
Maastunnel LMO
Maastunnel
Maastunnel RMO
Droogleever Fortuynplein
Rochussenstraat
Nieuwe Binnenweg
Mathenesserlaan
1e Middellandstraat
Beukelsdijk
Statentunnel
Bentinckplein
Stadhoudersweg
METRO
bomen
groen
water
spoor tram bus metro bovengronds
N
Beschermd stadsgezicht in procedure
Beschermd stadsgezicht
Beeldbepalende objecten
Gemeentelijk monument in procedure
Gemeentelijk monument
Rijksmonument
Industrie / haven
wand bebouwing
Maastunneltraverse Rotterdam
125
U r b a n Fa b r i c l S t e e n h u i s s t e d e n b o u w / l a n d s c h a p