Is er ruimte voor iedereen?
Carmel en het nieuwe ‘wij’
Is er ruimte voor iedereen?
Carmel en het nieuwe ‘wij’
In Carmelverband en alle subverbanden die we daarbinnen kennen, denken we al langer met elkaar na over de vraag hoe we vanuit een “hokjes”onderwijssysteem, een omgeving waarin “hoger” en “lager” niveau het denken stuurt, kunnen komen tot een situatie waarin gelijkwaardigheid regeert. Dat wordt momenteel vaak aangeduid met het woord kansengelijkheid.
Ongemakkelijk gevoel
Ik vind dat soms een ingewikkeld woord. Het leidt bij mij wel eens tot een gevoel van ongemak: het richt zich immers nog steeds op het bereiken van een “zo hoog mogelijk” niveau, waarbij het onderwijs dan de voorwaarden schept om dat hoogste niveau voor iedereen binnen bereik te brengen. Daarmee zijn we nog stééds gericht op “iedereen naar een zo hoog mogelijk niveau”. En alternatieven in taal (“theoretische” en “praktische” opleidingen), ook al goed bedoeld, helpen me nog niet van mijn ongemakkelijke gevoel af. Want nog steeds doet dat geen recht aan wat ik als de echte opdracht voel: hoe zorgen we ervoor dat ons kansrijk onderwijs bijdraagt aan de ontwikkeling van iedere leerling? Hoe kunnen we hier vanuit de kern iets aan doen?
In het westen denken wij individualistisch en worden we al decennialang getraind om het beste uit onszelf te halen. Dat klinkt mooi, maar de keerzijde is er ook: onze mensenplichten tegenover elkaar verdwijnen uit beeld. In Afrika staat dat juist centraal, dat heb ik vaak in Gambia mogen ervaren. Ik was daar betrokken bij de ontwikkeling van een middelbare school. In de Afrikaanse samenleving wordt niet uitgegaan van meritocratie, van maakbaarheid van het leven, maar zij leven vanuit “Ubuntu”. Dit betekent: ik ben omdat wij zijn. Hun kernwoord is ontmoeting: daar waar leerlingen samenkomen en samen leren, wordt geleerd voor het leven. Leerlingen worden dan niet met elkáár vergeleken, maar alleen maar met zichzelf. En leren niet alleen voor zichzelf, maar samen, met en voor elkaar in afhankelijkheid van elkaar. Iedereen als een pelgrim onderweg, binnen een gemeenschap met elkaar. Dat komt in de goede richting. Ik maak deel uit van wij, en het wij heeft ieder individu nodig om wij te kunnen zijn. "Ruimte in verbinding". Ubuntu.
Greetje Sulimma, Voorzitter centrale directie Bonhoeffer CollegeEen nieuw verschijnsel: ChatGPT. Stel een vraag en je krijgt meteen antwoord. Vrijwel foutloos geschreven, al klopt de inhoud (nog) lang niet altijd. Is dit een hulpmiddel voor docenten en leerlingen of juist niet? Denken we nog zelf of gaan we knippen en plakken? Dat is de vraag voor het Carmelpanel, aan de hand van de stelling:
Stijn Sok » leerling vmbo 1, Pius X College, Rijssen
‘Vorige week heb ik ChatGPT voor het eerst geprobeerd. Ik stelde in het Engels een vraag over de geschiedenis van Iran. Het antwoord kwam meteen, in goedlopende zinnen. Dat vond ik heel bijzonder. Je typt zelf één zin en je krijgt een heel verslag terug. En dat maakt lui. Stel, je moet een verslag maken. Daar ben je dan wel een paar avonden mee bezig. Nu hoef je alleen maar een zinnetje te typen. Ik weet niet of school daar iets tegen kan doen. Misschien moet je er dan als leraar extra vragen bij stellen, om uit te vinden wat de leerling zelf heeft gedaan. Zelf zou ik zo’n verslag van ChatGPT in elk geval niet zomaar inleveren. Ik zou echt heel goed checken of alles klopt.’
Erni Oostendorp » lid ouderraad, Marianum, Lichtenvoorde/Groenlo
‘Dit is een leuke stelling, het leeft nu heel erg. Met deze formulering ben ik het niet eens. Er zullen heus leerlingen zijn die gaan knippen en plakken. Maar dat kunnen ze nu ook al, met wat ze op internet vinden. Ik denk dat zo’n chatbot een mooi hulpmiddel voor leerlingen kan zijn. Daar vinden ze misschien meer informatie dan ze anders zouden hebben gevonden. En ze krijgen meteen ook een voorbeeld hoe ze dat kunnen opschrijven. Het kan leerlingen bovendien nog nieuwsgieriger maken. Als je vraagt of ze hun bronnen willen vermelden, sluit je misbruik uit. Het is nieuw, we moeten eraan wennen, maar het blijft. Dan is het veel beter om te kijken hoe we die chatbots in het onderwijs kunnen gebruiken.’
Nolan Dekkers » leerling
vwo 6, Augustinianum, Eindhoven
‘Bij het schrijven van mijn profielwerkstuk leek ChatGPT me wel handig. Daarom heb ik ernaar gekeken, ik was nieuwsgierig. Maar de informatie die ik daar kreeg was echt niet volledig en zeker niet altijd juist. Ik ben het eens met de stelling dat letterlijk overschrijven lui maakt, maar ik zie ChatGPT veel meer als een hulpmiddel. Voor een eerste oriëntatie, bijvoorbeeld, of om je op weg te helpen. Je leert er dan meteen mee omgaan. Want je moet de informatie uiteraard wel checken, dus je moet er ook goed bij nadenken. En dan kom je misschien ook nog tot nieuwe ideeën of invalshoeken. Wat je er vervolgens mee doet is de verantwoordelijkheid van de individuele leerling.’
Rinze Jacobs » docent economie, Potskampstraat, Twents Carmel College, Oldenzaal
‘In sommige opzichten zijn leerlingen lui. Dat hoort er misschien wel bij, al kan ik me daarover soms echt verwonderen. Een collega liet me zien wat met ChatGPT allemaal kan, leerlingen heb ik er nog niet over gehoord. Ik heb met verbazing staan kijken. We zullen er iets mee moeten, denk ik. Het bestaat, het blijft en je houdt het niet tegen. En dan zie ik zeker mogelijkheden. Mijn leerlingen vinden het fijn om praktisch aan de slag te kunnen, theorie vinden ze saai. Het zou mooi zijn als ChatGPT of een andere vorm van artificial intelligence daar iets zou kunnen betekenen. Dan biedt wat op het eerste gezicht bedreigend lijkt, toch volop nieuwe kansen. Voor de leerlingen zou dat fijn zijn.’
In de eerste zinnen vertelt Ronald waarom hij bij de redactie van het Carmel Magazine heeft gepleit voor een artikel over STO. ‘Ik vroeg me af: waar is het vmbo? En waar de techniek? Leerlingen van havo en vwo redden zich over het algemeen wel, voor veel vmbo’ers is dat vaak ingewikkelder. En zij vormen wel de grootste doelgroep.’
Juist ook daarom, vindt hij, verdient techniekonderwijs meer aandacht. Carmelschool Bonhoeffer College en het openbare Stedelijk Lyceum hebben hun vmbo-afdelingen ondergebracht in een futuristisch ogend complex aan de Wethouder Beversstraat in Enschede. En daar is plaats voor meer techniekleerlingen. Hier verbindt Ronald de economische noodzaak om leerlingen warm te maken voor techniek met meer algemene, pedagogische noties.
‘We willen toch dat onze leerlingen kansen krijgen en kunnen groeien. Ik hoor van ouders dat ze hun kinderen niet naar ons willen sturen. Dat raakt me. Onze leerlingen moeten kunnen ontdekken waarin ze goed zijn. Dat komt er niet van als de keuzemogelijkheden op voorhand worden beperkt.’
Samenwerking
Nu gaat het gesprek naar het eigenlijke onderwerp: Sterk Techniek Onderwijs Twente. Ronald vertegenwoordigt een van de vijf Twentse subregio’s (andere subregio’s zijn Almelo, Hengelo, Oldenzaal en Rijssen). De 21 deelnemende scholen werken samen om meer leerlingen te interesseren voor het techniekonderwijs, en de kwaliteit en kwantiteit van die opleidingen te versterken. Elke subregio stelt hiervoor een eigen activiteitenplan op. Belangrijk zijn de Technolabs, waar basisschoolleerlingen aan de slag gaan. In Oldenzaal hebben inmiddels bijna 4.000 kinderen het Technolab van het Twents Carmel College bezocht. Ook in Enschede komen basisschoolleerlingen naar de gezamenlijke techniekruimtes van Bonhoeffer en Stedelijk. Daar bedrukken ze hun eigen mok en metselen ze een muurtje. ‘Ze voelen het mooie van het maken door hoofd en handen te gebruiken. En ze ervaren deze school.’ Docenten zijn ervoor vrijgemaakt. Het is een succes, er is een wachtlijst.
Ervaren en voelen
Ook andere vormen van samenwerking komen op gang. Zoals met andere scholen voor voortgezet onderwijs in Enschede. Tweede- en derdeklassers komen met enige regelmaat naar de Wethouder Beversstraat om er praktisch aan de slag te gaan. ‘Ik zei: we hebben het hier, kom hiernaartoe. Zo leren die leerlingen zien wat er allemaal kan met techniek.’ Met het Zone College, een agrarisch opleidingscentrum (AOC) met vestigingen in Enschede en Almelo, zijn er vergelijkbare afspraken. ‘Techniek moet je ervaren en voelen’, vindt Ronald, ‘en je moet het laagdrempelig aanbieden. Zie maar wat er allemaal kan. >>
‘Het is een proces van lange adem.
Maar er gebeuren al veel mooie dingen’Fotografie: Technolab van het Twents Carmel College in Oldenzaal
Onderwijsontwikkeling moet op de vloer beginnen. Wij hebben elkaar als onderwijsaanbieders nodig om de leerling het beste onderwijs aan te bieden. Zo krijgen we elke leerling op de juiste plaats. STO maakt dit mede mogelijk.’
Meer gebruikmaken van elkaars faciliteiten hoort erbij. Onze leerlingen gaan al naar SMEOT, de vakschool voor metaal, mechatronica en verspaning in Hengelo, er komen hier docenten van het ROC. We gaan ook het bedrijfsleven meer betrekken. Dat kan, dankzij STO hebben we de middelen.’
Krachten bundelen
Onvermijdelijk gaat het denken verder. Ronald noemt een ander voorbeeld: ‘Technisch onderwijs is duur. We moeten meer de krachten bundelen om eigentijds technisch onderwijs te kunnen blijven geven.
In zo’n omgeving ontstaan vanzelf nieuwe initiatieven. Zoals een keuzedeel “drone”, dat vanaf het nieuwe schooljaar wordt aangeboden. ‘Het idee komt van de docenten’, vertelt Ronald. Zijn wens is een sterke technieken technologiecomponent in de onderbouw van het vmbo, in combinatie met een sterke loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). ‘Leerlingen moeten al vroeg hun profielkeuze maken, dan moeten ze wel weten wat er te kiezen valt.’ Zo keert hij zelf terug bij de opmerkingen uit het begin van het gesprek. ‘We moeten leerlingen geven wat ze nodig hebben om een volwaardig lid van de samenleving te kunnen zijn. Het mooist is toch als een leerling uitroept: ‘Yes! Ik weet wat ik wil.’ Dát is onze opdracht.’
Sterk Techniekonderwijs Twente: een tussenbalans
Nog even is Hans Meinders, verbonden aan het Twents Carmel College in Oldenzaal, de projectleider en penvoerder van het programma Sterk Techniekonderwijs Twente. In april gaat hij met pensioen. ‘Het programma ontwikkelt zich prachtig, de doorlopende financiering is geborgd, we zijn op de goede weg’, constateert hij tevreden.
Even de voorgeschiedenis. Sinds 2019 is er voor heel Nederland jaarlijks structureel 100 miljoen euro om meer vmbo-leerlingen te interesseren voor een technische opleiding. Twente ontvangt 19 miljoen, het bedrijfsleven vult aan. Maar geld alleen is niet voldoende. De 21 deelnemende Twentse scholen waren bij de start van het programma nagenoeg vreemden voor elkaar. ‘Nu werken ze allemaal samen. Het gaat immers om dat doel: uitstroom naar het technische bedrijfsleven.’
Dat betekent in eerste instantie verbindingen leggen: tussen de scholen, tussen scholen en basisscholen, tussen scholen en ROC, en tussen scholen en bedrijven. ‘Als je elkaar kent, weet je wie je moet hebben’, weet Hans. Inmiddels bezoeken veel basisschoolleerlingen de Technolabs in de scholen, waar ze nagenoeg spelenderwijs kennismaken met techniek.
‘Je moet het voelen, ruiken’, licht Hans toe. ‘Zo leg je lijnen. Iedere keer wanneer je over een drempel stapt, wordt die drempel weer lager.’
Faciliteren
Het kan allemaal dankzij STO. ‘We faciliteren die samenwerking, we kunnen mensen vrijstellen voor onderwijsontwikkeling en we hebben nauwe banden met het bedrijfsleven.’ Daar, weet Hans, liggen oplossingen voor meer problemen. ‘Techniekonderwijs is duur. Dat zie je bijvoorbeeld in Almelo en Hengelo, waar verschillende scholen samenwerken in, respectievelijk, het Alma College en het C.T. Stork College. Er zijn leerlingen die een deel van hun lessen extern volgen omdat daar apparatuur staat die voor scholen te kostbaar is. Steeds meer leerlingen krijgen een deel van hun lessen in een bedrijf.’
Kortom: er staat nog veel te gebeuren. Begin februari werd bekend dat het aantal vmbo’ers in een technische opleiding met tien procent is gestegen. Hans nuanceert: ‘Is dit de oogst van Sterk Techniekonderwijs of spelen andere factoren een rol? Hier in Twente zien we ook groei, maar geen tien procent. Een programma als dit heeft doorlooptijd nodig. Het gaat niet van de ene op de andere dag. Maar groei is er, en we werken er hard aan om die te bestendigen en uit te breiden.’
‘Meer gebruikmaken van elkaars faciliteiten hoort erbij’
Acht jaar geleden kwam ik als spreekwoordelijke brugklasser binnen bij Carmel. Met volop werkervaring, maar groen in het onderwijs. De organisatie Carmel was voor mij op dat moment een relatief onbekende reus.
De afgelopen acht jaar heb ik als bestuurder mogen ervaren hoe groot de impact kan zijn van een krachtig scholennetwerk. De ongekende professionaliteit die je samen tot je beschikking hebt. Het vraagstuk hoe je deze professionaliteit op een goede manier kunt organiseren, aanspreken en gebruiken. En wat te denken van de aansprekende Carmelwaarden die je deelt, om samen de wereld een beetje mooier te maken. Om iedereen gelijke kansen te bieden. Om leerlingen op onze scholen te vormen en hen te laten ontdekken wie, en vooral hóé je wilt zijn en worden als mens.
In de afgelopen acht jaar is de wereld sterker gepolariseerd en is het belang van onze opdracht voor elke, heel en alle leerlingen gegroeid. Dat is makkelijk opgeschreven, maar verhult dat het toewijding vraagt van ons allen en het vertrouwen dat we samen het verschil kunnen maken voor die ene leerling. En dat kunnen we! Ieder vanuit zijn eigen professionaliteit: docenten, ondersteuners en leidinggevenden.
Inmiddels ben ik niet meer groen in het onderwijs en neem ik alle prachtige Carmelervaringen mee naar mijn volgende werkgever. Ik wens jullie voor de toekomst allemaal veel Carmelpowerrr toe.
‘We moeten leerlingen geven wat ze nodig hebben om een volwaardig lid van de samenleving te kunnen zijn’
»
Is er ruimte voor iedereen?
de regenboogvlag heeft verbrand. Verhalen over nare opmerkingen die je soms krijgt en over de moeite die het kost om in de klas geaccepteerd te worden. ‘Dat blijft je bij. En dat jongeren dan toch sterk blijven, toch blijven vechten om zichzelf te mogen zijn.’
Het recht om jezelf te zijn is binnen Carmel diep verankerd. Al sinds de dagen van Titus Brandsma gaat het over aandacht voor ‘elke mens, heel de mens, alle mensen’. Door het ondersteunen van bijvoorbeeld Gender & Sexuality Alliances (GSA’s) op school voegt Carmel steeds vaker de daad bij het woord. Die steun kan voor de betreffende mensen een groot verschil maken, zegt docent Anouk Kardijk van Carmelcollege Emmen. ‘De studiedag is daar een goed voorbeeld van. Ik heb die samen met leerlingen Esmee en Anna bezocht en daar zag je hoeveel het voor lhbtiq+leerlingen betekent om op een veilig podium hun verhaal te kunnen vertellen. Ze voelden zich gehoord.’
Verschillen
Je zou denken dat “je gehoord voelen” geen uitzondering mag zijn. Maar dat valt tegen, zegt Esmee. ‘Op school is lang niet iedereen zich bewust van de diversiteit van mensen. En als dat wel zo is, accepteren ze niet zonder meer dat iemand anders is dan de norm. Toen ik dit jaar op Paarse
Vrijdag namens de GSA achter een tafel met paarse nagellak zat, kreeg ik vervelende opmerkingen en aluminium propjes naar mijn hoofd.’ Natuurlijk hoeft zoiets niet alleen te spelen rond gender en seksualiteit. Herkomst, religie of andersoortige verschillen kunnen evengoed een aanleiding zijn. Soms overkomt het vluchtelingjongeren, soms leerlingen met adhd of autisme. Soms moslimjongeren, soms vmbo’ers, soms jongeren met overgewicht. En soms leerlingen, soms medewerkers.
Burgerschap
Dat al die verschillende mensen evenveel recht hebben om op school zichzelf te zijn, staat voor Carmel als een paal boven water. Het zit niet alleen in het DNA van de stichting, het staat ook zwart-op-wit in de Nederlandse Grondwet en in Europese en wereldwijde mensenrechtenverdragen die Nederland heeft ondertekend. En dus hoort het, concludeert docent Anouk, bij de burgerschapsopdracht van de school om daar aandacht aan te besteden. De vraag is hoe je dat aanpakt. Ga je expliciet naast mensen of groepen staan die minder worden gezien of gehoord, zoals in het voorbeeld van de GSA’s? In de geschiedenis heeft het vaak zo gewerkt, zegt Maartje Reitsma, die scholen begeleidt bij burgerschap en participatie, en betrokken was bij de Carmelbrede studiedag over diversiteit. ‘Met aandacht breng je een emancipatiegolf op gang, tot die golf zijn top heeft bereikt en het thema kan opgaan in het grotere geheel. Overigens denk ik dat veel Carmelscholen de top nog niet hebben bereikt als het gaat om gender en seksualiteit.’
Maar er zit ook een andere kant aan. Want door een of meer groepen nadrukkelijk in de spotlight te zetten, loop je het risico andere mensen en groepen van je te vervreemden. Mensen die de aandacht voor die ene groep als ‘over de top’ ervaren of die het gevoel krijgen dat zij hierdoor in hun eigen ruimte worden beperkt. >>
‘Op school is lang niet iedereen zich bewust van de diversiteit van mensen’Emily, Ben, Sophie, Sanne en Willem
Denk aan mensen die vanuit hun geloofsovertuiging moeite hebben met bepaalde uitingen van gender en seksualiteit, en die zich door een formulering als ‘hier vieren we Paarse Vrijdag’ misschien juist buitengesloten voelen. Het is de paradox van het bevorderen van inclusie: voor je het weet, bereik je het tegendeel van wat je wilt en drijf je mensen juist verder uit elkaar.
Over de vraag hoe dat kan worden voorkomen, is de laatste jaren veel nagedacht. SIRE heeft er in opdracht van de overheid zelfs een publiekscampagne aan gewijd. Op de bijbehorende website (polarisatieverlieselkaarniet.sire.nl) staan praktische adviezen als: ‘Weet je dat jullie het echt niet eens gaan worden, dan is het soms beter om te zeggen: let’s agree to disagree.’ Voor professionele opvoeders komt ook uit andere hoek advies. Onderzoekers Stijn Sieckelinck en Femke Kaulingfreks raden scholen aan om in te zetten op het vergroten van de veerkracht van jongeren. In het E-zine van het platform ‘Jeugd preventie van extremisme en polarisatie’ vertellen ze wat ze daarmee bedoelen: naarmate jongeren beter leren omgaan met veranderingen, tegenslagen en complexe situaties, zullen ze minder snel extreme standpunten innemen.
Het nieuwe wij
Dit begint er onder andere mee dat je jongeren aanspreekt op hun verbondenheid met hun omgeving, zeggen de twee onderzoekers. Ook Maartje Reitsma ziet dit als de sleutel. Zij heeft het in dit verband over “het nieuwe wij”.
‘”Elke mens, heel de mens, alle mensen” is een prachtige basis voor een pedagogisch klimaat waarin iedereen op school wordt gezien en gehoord’, zegt zij. ‘Maar daar hoort wel een mindset bij. Als je zegt: bij ons mag iedereen zichzelf zijn, moet je dat met zijn allen uitdragen. Dat is niet alleen iets van de docent maatschappijleer.’
Socratische gesprekken
Op zoek gaan naar het nieuwe wij vergt vooral dat je op een andere manier in gesprek gaat, zegt Yassin Elforkani, voormalig imam van de Blauwe Moskee in Amsterdam, die scholen hierbij begeleidt. Niet om te overtuigen, maar om samen te zoeken. Socratische gespreksvormen,
‘In mijn lokaal hangt een grote regenboogvlag
Want liefde hou je niet tegen en gedogen mag
We leren hier op school over verbindingswoorden
Maar zonder samenhang raken we daarin verloren
In gesprek met elkaar hoef je geen gelijk te krijgen
Soms is het beter te luisteren en even te zwijgen
Cijfer niets weg en luister naar de kids hun verhaal Verdeeldheid hoort alleen thuis in een wiskundelokaal’
Jeroen van Goor
Docent Twents Carmel College, locatie Lyceumstraat geef.acht
‘Wij mensen zijn
allen gelijk, in die zin dat wij allen van elkaar verschillen en uniek zijn’
Hannah Arendt
carmel.nl/nieuws/ nieuws-en-publicaties
waarin je samen op zoek gaat naar wijsheid, kunnen helpen. ‘Maar die werken alleen als je begint bij de vraag en je eigen antwoorden loslaat’, zegt Yassin. ‘Als je oprecht nieuwsgierig bent naar elkaar. Wat maakt dat jij er zo over denkt? Wat zijn jouw ervaringen en gevoelens? Zodra je vertrekt vanuit een vooropgezet oordeel (“we moeten in deze klas meer begrip voor moslims kweken omdat veel leerlingen van hun ouders PVV-denkbeelden meekrijgen”) zal het niet lukken. Alle waarheden moeten er mogen zijn.’
Ik-perspectief
Socratische gesprekken voer je meestal in een groep. Maar in veel gevallen werken een-op-een-gesprekken nog beter, vindt docent Anouk. ‘Het helpt als je praat vanuit je eigen perspectief: ik vind, ik voel. Dan voelt de ander dat er ook ruimte is voor diens ideeën en gevoelens.’ Als leerling Esmee met medeleerlingen in gesprek gaat over ruimte voor lhbtiq+-jongeren, probeert ze zich altijd in het perspectief van de ander in te leven. ‘Als die ander er bijvoorbeeld naar kijkt vanuit de bijbel, dan hebben we iets gemeen, want ik ben zelf ook gelovig opgevoed, en tóch heb ik een andere interpretatie. Zo probeer ik een bruggetje te slaan. Misschien worden we het niet eens, maar we begrijpen elkaar wel beter.’
In de komende nummers van Carmel Magazine vertellen verschillende mensen wat ‘ruimte krijgen’ voor hen betekent. Alvast meer lezen en kijken?
www.polarisatieverlieselkaarniet.nl
• www.magazines.platformjep.nl/jepzine
• www.schoolenveiligheid.nl
Nieuwe rituelen
Om elkaar niet te verliezen, adviseert Yassin om op school precies te zijn in het gebruik van taal. ‘Zeg je: “wij vieren Paarse Vrijdag” of zeg je: “we vinden het belangrijk dat leerlingen begrijpen dat iedereen anders is en dat wij respectvol met elkaar omgaan en daarom bieden we op Paarse Vrijdag ruimte aan activiteiten van de GSA”?’ Zoek naar wat je gemeen hebt, vult Maartje Reitsma aan. ‘Een GSA? Prima! Maar laat er als het even kan voor iedereen ‘een GSA’ zijn: een plek in de school waar ze mensen met gelijke passies, overtuigingen en behoeften kunnen ontmoeten. En kijk vooral wat je met zijn állen gemeenschappelijk hebt. Vertel elkaar verhalen, want in menselijke ervaringen kan iedereen zich herkennen. En maak nieuwe rituelen, die niet van de ene groep of de andere groep zijn, maar van iedereen. Zo vier je het nieuwe wij.’
‘Misschien worden we het niet eens, maar we begrijpen elkaar wel beter’
Verhalen over bijvoorbeeld spontane reacties van leerlingen, een gedicht van een collega of een impressie van een gesprek tussen docent en leerling. Betrokken collega’s geven je graag een kijkje in het leven op hun school. Waar lopen zij tegenaan in hun onderwijsbaan of wat maakt ze juist blij? Lees mee!
Met een bedachtzame blik kijk ik naar de vlag, die al zo’n 12 jaar in mijn leslokaal hangt: de regenboogvlag. Al die jaren een vanzelfsprekendheid en een bewust signaal aan de leerlingen die ik lesgeef: iedereen is welkom in mijn lokaal, ongeacht zijn/haar/diens geaardheid, uiterlijk, achtergrond enzovoort. Door het zien van deze vlag kunnen leerlingen dit, hopelijk, voelen. Maar soms schuurt het een beetje en merk ik dat leerlingen het wat ingewikkeld vinden dat die vlag er hangt. Ook als ik uitleg dat de vlag een teken is van welkom aan iedereen, een welkom dat verder gaat dan ‘alleen’ aan de lhbtiq+-leerlingen.
Oog en oor
Dit thema blijft actueel en soms zelfs controversioneel. De kunst is om zowel oog en oor te houden voor de lhbtiq+-gemeenschap, als stil te staan en erop te anticiperen dat dit gevoelig kan liggen. Omarm maar eens datgene wat van huis uit wordt afgewezen, of wat vanuit een levensbeschouwing niet geaccepteerd en getolereerd wordt. Caught in the middle tussen botsende waarden. Kom daar maar eens uit, als jongere. Aan de ene kant voel ik een onverzettelijkheid, die zegt dat de vlag sowieso blijft hangen. De vlag raakt namelijk een belangrijke kernwaarde: gelijkwaardigheid. Aan de andere kant wil ik ook voor een andere invulling openstaan.
De dialoog
Moeten we niet (nog) meer met ouders/verzorgers de
dialoog aangaan? Over kernwaarden in ons onderwijs, die aan de ene kant zo vanzelfsprekend (geworden) zijn, maar die soms mijlenver afstaan van de manier waarop veel mensen dit van vroeger uit of vanuit een andere cultuur, gewend zijn. Ik volgde afgelopen najaar een workshop over interculturele communicatie en cultuurverschillen. Waar in Nederland zelfstandigheid, zelfvertrouwen en een goede schoolopleiding de boventoon voeren, is dat in andere culturen juist het geloof, respect voor ouders en gehoorzaamheid. Het was een echte eyeopener om te zien en te horen wat zowel ouders, docenten, als leerlingen belangrijk vinden in het onderwijs in Nederland, en hoe onderwijs in andere culturen wordt gegeven en ervaren.
Leerlingen aan zet
Terug naar de vlag. Hoewel ik weet dat er tegenwoordig varianten op de originele regenboogvlag verkrijgbaar zijn, is het misschien mooier om samen met mijn leerlingen een vlag te ontwerpen, die niet alleen gaat over lhbtiq+ maar óók over culturen, religies en huidskleur. Dit zou zelfs vakoverstijgend kunnen, bijvoorbeeld samen met het vak beeldende vorming. De voorjaarsvakantie is wellicht een mooie tijd om dit idee eens rustig verder uit te werken.
Elies Schledorn
Docent
levensbeschouwingen mentor op Twents Carmel College
Al is Vincent Assink, directeur Carmel Bedrijfsvoering Collectief, bij dit verhaal niet betrokken, het begint toch bij hem. In een recente blog beschrijft hij het doel van Samen Slimmer: ‘We willen van een bedrijfsvoering per school naar een efficiënte en gezamenlijke manier van bedrijfsvoering voor heel Carmel.’
In zijn blog staat Vincent nog eens stil bij de ‘driehoek van verbinding’. Samen Slimmer draait om drie hoofdlijnen. Als eerste de ‘stem van de klant’ (leerling, docent, medewerker) met een vraag of een wens. Daarnaast de ‘stem van de professional’ die kennis en kunde inbrengt. De derde hoofdlijn is ‘aandacht en kennis’. En dat betekent: kennis van de context waarin de klant werkt. Samen Slimmer betekent daarom ook, nog steeds in de woorden van Vincent: ‘Met elkaar in gesprek gaan om te bepalen wat je samen kunt oppakken en standaardiseren, en waar lokale ruimte nodig is.’
Uit eerdere artikelen over Samen Slimmer kwam al naar voren dat het traject even onvermijdelijk als ingrijpend is. Om de ondersteuning aan het onderwijs ook in tijden van teruglopende leerlingaantallen (en dus minder inkomsten) op peil te houden, is meer uniformiteit en standaardisering nodig. Overal dezelfde werkwijze dus, en meer samenwerking tussen collega’s op het bestuursbureau en in de scholen die in hetzelfde vakgebied werken. Om de werkbaarheid hiervan te beproeven, vormen het Marianum in Groenlo en Lichtenvoorde, Carmelcollege Gouda en het Twents Carmel College in Oldenzaal, Denekamp en Losser sinds het begin van dit schooljaar een ‘proeftuin’. Daar gaat de aandacht vooral uit naar de pilots Servicedesk ICT en Bestelservice.
Dat is de theorie. Nu de praktijk.
Danny Eulderink, ICT-coördinator van het Twents Carmel College, Mark Bouwmeester, medewerker Servicedesk ICT en werkplekondersteuner (WPO) van het Marianum, en Sam van der Putte, medewerker Servicedesk ICT van het Twents Carmel College, zijn nauw betrokken bij de pilot Servicedesk ICT. Hier kunnen medewerkers van de drie scholen uit de proeftuin terecht met vragen en klachten.
Mark noemt meteen een voordeel. Eerder had hij niet bij de WPO-dagen kunnen aanschuiven, want dan had Marianum geen werkplekondersteuner in huis gehad. ‘Maar je ziet het: ik ben hier. Een collega uit Oldenzaal zit nu in Groenlo.’ In dit ogenschijnlijk kleine gegeven komt veel samen: de continuïteit en beschikbaarheid van de werkplekondersteuning is gegarandeerd, ook als Mark afwezig is. De schooloverstijgende samenwerking in de proeftuin leidt ertoe dat telefoontjes uit de drie scholen naar de Servicedesk ICT in Oldenzaal worden opgenomen.
‘Alles komt voorbij’, weet Sam. Van softwareproblemen en wachtwoordveranderingen tot en met storingen in de wifi-verbinding. Hij registreert
elke melding en tekent aan wanneer het probleem verholpen moet zijn. Duurt het langer, dan krijgt de melder bericht.
De voordelen zijn groot, vindt Danny. ‘Als we horen dat in school X een bepaald probleem speelt, kunnen we proactief handelen in andere scholen. We werken allemaal op dezelfde manier en delen onze expertise, zodat we het onderwijs nog meer kunnen bieden.’ Hij noemt nog iets: ‘We maken het collega’s en leerlingen gemakkelijker om problemen zelf op te lossen. Maar als dat niet lukt, krijg je áltijd iemand aan de lijn die je helpt.’
In de opmerkingen van Danny, Mark en Sam klinkt de gelaagdheid van Samen Slimmer door. Ook de ‘driehoek van de verbinding’ is herkenbaar. De vraag of behoefte van de klant moet leiden tot een passend antwoord. Dat vereist de nodige organisatie achter de schermen, waar collega’s van bedrijfsvoering de vraag van de klant verbinden met hun eigen producten en diensten of die vanuit de markt. >>
Carmel kletskaartjes
Binnenkort ontvangt elke schoollocatie een aantal exemplaren van de Carmel kletskaartjes. Wil je de band met je klas verstevigen? Wil je even wat anders aan het eind (of aan het begin) van een reguliere les? Wil je het goede gesprek in de huiskamer op school stimuleren? Stel elkaar dan eens een vraag! Of je nu twee minuten hebt of een half uur, klassikaal werkt, in groepjes of één op één... Met de kletskaartjes ga je op een laagdrempelige manier met elkaar in gesprek. Dat stimuleert verbondenheid en zelfreflectie. Heb je vragen of wil je meer weten? Mail naar f.soepboer@carmel.nl.
Mijn Blik en Ik
Ook Bonhoeffer College lanceerde een mooi initiatief: Mijn Blik en Ik. Aan de hand van gesprekskaartjes met vragen en stellingen, ga je een themagesprek aan met jongeren. De thema's zijn: armoede, eenzaamheid, grensoverschrijdend gedrag, perfectionisme en rotgevoel. Interesse of meer informatie? Mail naar expertisecentrum@bc-enschede.nl!
Carmel bestond in 2022 honderd jaar! Wie jarig is, trakteert. Dat is een traditie. Daarom wilden wij graag iets blijvends geven aan alle scholen. Iets zichtbaars en tastbaars, dat de ontdekkingstocht naar ons gezamenlijke verhaal kan inspireren en verbinden. Daarom kregen alle Carmelinstellingen een kunstwerk. Bij dit magazine zit een inspiratiekatern waarin je kunt lezen hoe het kunstwerk de mensen in onze scholen heeft geïnspireerd en verbonden, en welke verhalen zij elkaar erover vertellen. We zijn benieuwd of het jou inspireert en welk verhaal het bij jou oproept!
Het College van Bestuur benoemde een aantal nieuwe eindverantwoordelijk schoolleiders:
• Wiebo Spoelstra, voorzitter centrale directie
Etty Hillesum Lyceum per 1 januari 2023.
• Greetje Sulimma, voorzitter centrale directie
Bonhoeffer College per 1 augustus 2023.
@stgcarmel @CarmelVacatures
stgcarmel
stgcarmel
stichting
• Harald Huijssoon, rector Pius X College/Canisius per 1 augustus 2023.
Daarnaast is Karin Schrederhof per 1 januari 2023 benoemd tot lid Raad van Toezicht.
Ruim 35 jaar werkte Herbert Theunissen in de techniek en trainde hij in zijn vrije tijd jonge voetbalteams. Na een burn-out besloot hij werk en hobby te combineren. Nu is hij instructeur bij het technisch vmbo van Marianum, coördineert hij daar het Future Lab en is hij promotor van Sterk Techniekonderwijs.
‘Zenders, crossauto’s, licht en geluid: ik ben altijd aan het prutsen geweest met techniek. Momenteel ben ik samen met mijn zwager onze derde oude tractor aan het opknappen. Van de basisschool kreeg ik een havo/vwoadvies, maar ik wilde naar de technische school. Ik ben nog steeds blij dat mijn ouders dat ondersteund hebben. Bij het gros van mijn leerlingen zie ik dat ook: die willen iets met de handen doen, leren in de praktijk. En als je iets leuk vindt, dan gá je ervoor. In het vmbo leer je niet één vak, je kunt overal van proeven. Het is mijn taak om jongeren enthousiast te maken voor de techniek, zo zie ik dat. Er is zo’n gigantisch tekort aan mensen! Ik zal niet zeggen dat het licht werk is, maar als je ziet hoe schoon een bouwplaats tegenwoordig is, hoeveel er gedaan wordt met robots en computers… dat oude beeld van zwaar en vies werk
moeten we kwijt. Het enthousiasme van leerlingen raakt me elke keer. De trots als er met een beetje hulp iets moeilijks is gelukt – ‘ik kan het tóch!’. Dat maakt dat ik fluitend naar mijn werk ga. En dan is het mijn missie om al die individuen tot één team te maken. Hoezo ga je dat niet opruimen omdat jij het niet hebt gebruikt? We doen het samen. Want zo is het straks ook in de techniek: als collega’s help je elkaar.’
Herbert Theunissen » instructeur bij het technisch vmbo van MarianumLeeftijd » 55 jaar.
Werkzaam bij Carmel » sinds 2019.
Interesses » Techniek, koken, tuinieren, lezen.
Bijzonder » Verzorgt samen met een vriend vuurwerkshows, onder meer op de Zwarte Cross.
Leerlingen in het voorgezet onderwijs hebben tegenwoordig zoveel moeite met taal, dat de Inspectie gericht gaat kijken of scholen genoeg aandacht besteden aan taalvaardigheid. Voor Etty Hillesum Lyceum (EHL) Het Stormink is dit aanleiding om het bestaande taalbeleid uit te bouwen.
Taalcoördinator Elsbeth Nijhuis van Het Stormink (zie coverfoto) vindt de gedachte van de Inspectie helemaal niet gek. ‘We merken namelijk al een tijdje dat steeds minder brugklassers bij binnenkomst over het taalniveau beschikken dat ze nodig hebben. Internationale PISAonderzoeken onderstrepen dit: Nederlandse jongeren scoren steeds lager op taal. In onze maatschappij draait álles om communicatie. Wil je leerlingen gelijke kansen geven, dan moet je dus op taal inzetten. Voor een deel doen wij dat al: in de internationale schakelklas (ISK) dompelen we jongeren helemaal onder in taal en ook in de rest van de school voeren we taalbeleid.’
Talenknobbel
Leerling Belinay Polat, die nog niet zo lang in Nederland is, weet maar al te goed waar je tegenaan loopt als je taalvaardigheid onvoldoende is. ‘Je kunt niet precies zeggen wat je bedoelt, of de docent gebruikt vaak woorden die voor jou nieuw zijn. Dan moet je eerst de betekenis opzoeken voordat je de uitleg kunt begrijpen.’ Toch gaat Belinay razendsnel vooruit: na 3,5 jaar beheerst ze het Nederlands al zo goed dat ze mag proberen of 3 vwo haalbaar is. Misschien heeft ze inderdaad een talenknobbel, lacht ze. ‘Maar het helpt ook dat de school rekening met je houdt.’
Remediërend programma
Op Het Stormink krijgen ISK-leerlingen, die naar een reguliere klas doorstromen, bij toetsen extra tijd en ze mogen een woordenboek gebruiken. Ook kunnen ze voor begeleiding bij een onderwijsassistent terecht. Maar eigenlijk hebben veel méér leerlingen dit soort aandacht nodig. ‘Schrik niet: bijna al onze basis- en kaderleerlingen, alle brugklassers kader en mavo, en sommige havo/vwo-leerlingen hebben behoefte aan een remediërend programma op het gebied van taal’, zegt Elsbeth. ‘Dat weten we omdat we van alle leerlingen bij de determinatie met methode-onafhankelijke toetsen het taalvaardigheidsniveau vaststellen.’ Op Het Stormink is het remediërende programma inmiddels een feit:
vmbo-leerlingen krijgen het klassikaal aangeboden, de betreffende havo/vwo-leerlingen individueel, twee keer zes weken per jaar.
Voorkomen is natuurlijk wel beter dan genezen. Het taalbeleid moet nog beter van de grond komen, bijvoorbeeld via goede voorzieningen, zegt Elsbeth, die hierbij samen optrekt met collega-taalcoördinatoren van EHL. Op Het Stormink resulteert dit bijvoorbeeld in interactieve taalpilaren voor levend taalonderwijs, leesconsulenten (komen er), een goede mediatheek in samenwerking met de openbare bibliotheek (komt er), deelname aan stadsbrede leesprojecten (vindt al plaats) en een schoolbreed leesuur (vooralsnog een ambitie).
De grootste verandering is echter te verwachten van aandacht voor taal binnen de vakles. ‘Docenten geven vaak de prachtigste lessen: interactief, begrijpelijk en boeiend’, zegt Elsbeth. ‘Maar het leesniveau van veel leerlingen is te laag om de link te leggen met het boek en toetsvragen waarin het over dezelfde stof gaat. Dat maakt het essentieel dat docenten in de vakles aandacht aan taalvaardigheid besteden. Taalgericht vakonderwijs: daar willen we alle collega’s in scholen. Want of je nu aardrijkskunde of maatschappijleer geeft: elke docent is taaldocent!’
We willen dat leerlingen zich ontwikkelen vanuit eigenaarschap en betrokkenheid, staat in Koers 2025: ze leren vanuit hun eigen interesses, motivatie en toekomstdromen. Wat betekent dat voor de loopbaanbegeleiding op school? Vmbo-leerlingen van Etty Hillesum Lyceum De Marke (Deventer) gingen een ochtend aan de slag met hun eigen toekomstplannen en dachten mee over adviezen voor hun school.
Leerlingen
Romy Baltus, Bram Bannink, Elise Bevers, Tessa Broekhof, Senna Faber, Baran Yeleser, Nisa Sahan, Sema Eldemir
Gespreksleiders
Jonne Koremans (mentor en docent Dienstverlening & Producten) en Ellen Hertong (mentor en docent Economie & Ondernemen).
In elke editie van Carmel Magazine gaan we op een Carmelschool met leerlingen in gesprek over één van de drie speerpunten in Koers 2025 uit de paragraaf ‘De Carmelleerling: wereldwijs en klaar voor de toekomst’.
Ditmaal praten we op het Etty Hillesum Lyceum locatie De Marke over het speerpunt: kunnen leerlingen zich vanuit hun interesses en motivatie doelgericht ontwikkelen op weg naar hun toekomst?
Voor de tweede keer schuiven de denkbeeldige liftdeuren dicht; op de telefoon van docent Jonne Koremans tingelt een liftmuziekje. Zojuist heeft Senna zich aan zijn vrienden Bram en Baran gepresenteerd. Nu is het de beurt aan Baran, die precies 60 seconden heeft om zichzelf voor te stellen. Na even diep ademhalen gaat hij van start: “Mijn naam is Baran en ik wil later een baan waar ik elke dag blij naartoe ga. Ik werk graag alleen en vind het fijn om aan duidelijke opdrachten te werken. Maar dat doe ik het liefst wel voor een baas, bijvoorbeeld in een klein bedrijf waar ik kan doorstromen en misschien zelf de baas kan worden. Het gaat me niet om veel geld verdienen. Ik wil vooral werk waar ik blij mee ben, zonder stress.”
Deze “elevator pitch” is het derde onderdeel van de les die docenten Jonne Koremans en Ellen Hertong vanochtend geven aan een groep van acht vierdejaars vmboleerlingen. Ze gaan in gesprek over hoe je kunt ontdekken waar je interesses liggen en hoe je aan de hand daarvan doelgerichte keuzes voor je toekomst kunt maken. Dat onderwerp ligt de twee docenten na aan het hart. Zelf maakten ze allebei pas later in hun loopbaan de keuze voor het onderwijs. Jonne werkte voorheen als kok en Ellen als filiaalmanager in een kledingwinkel. Zij willen hun leerlingen meegeven dat het belangrijk is om een opleiding te kiezen die bij je past. Maar ook dat zo’n keuze minder zwaar weegt dan leerlingen nu misschien denken. Geen keuze is allesbepalend: als je later toch iets anders wilt, kun je het roer omgooien, en dan is je eerdere keuze geen verloren tijd geweest. “Ik had mijn jaren als kok niet willen missen, daar heb ik nog elke dag plezier van”, zegt Jonne.
Bewuste keuzes
Het komt er vooral op aan dat leerlingen leren hoe ze op elk moment in hun leven de keuze kunnen maken die bij hen past, zeggen de docenten. En dat begint nu, hier in het vmbo. Gelukkig is er op Etty Hillesum Lyceum locatie De Marke veel aandacht voor loopbaanoriëntatie (LOB). >>
‘Geen keuze is allesbepalend’
In het mentoraat bijvoorbeeld, waarvoor Jonne een werkvorm heeft ontwikkeld waarbij leerlingen aan hun ouders een presentatie geven over hun toekomstkeuzes. Maar ook in de vakken. “In onze profielvakken maakt LOB een derde van het programma uit en in de algemene vakken gebeurt ook veel”, zegt Ellen. “Bij Nederlands leren leerlingen bijvoorbeeld een sollicitatiebrief schrijven. Maar als je wilt dat leerlingen vanuit eigenaarschap en betrokkenheid leren, is bewust kiezen zo belangrijk dat die aandacht voor LOB wat Jonne en mij betreft nóg groter zou mogen zijn. Vooral bij de algemene vakken. Beperk je niet tot het oefenen met de vorm van een sollicitatiebrief, maar ga ook met ze in gesprek over de inhoud!”
Docenten Jonne Koremans en Ellen Hertong maakten een handige lesbrief bij dit speerpunt. In vijf stappen krijgen leerlingen inzicht in hun eigen interesses, motivatie en toekomstdromen; daarna formuleren ze in twee aanvullende stappen concrete adviezen voor hun eigen school. De lesbrief is voor alle Carmelscholen beschikbaar. Je vindt ‘m via de QR-code en hij staat ook op Carmel Intranet bij Carmeldocumenten!
Je vindt ‘m via de QR-code!
Stages
Vanuit die gedachte hebben Jonne en Ellen ook de les van vanochtend ontwikkeld. Ze zijn begonnen met een rondje langs de leerlingen, waarbij bleek dat de meesten al een aardig idee hebben wat ze na het vmbo willen doen.
Tessa wil labassistent worden, Senna hovenier, Bram software developer, Elise wil naar de fotovakschool, Sema wil een juridische baan, en Nisa gaat het liefst Bouwkunde doen. Romy en Baran zijn er nog niet helemaal uit.
‘Beperk je niet tot het oefenen met de vorm van een sollicitatiebrief, maar ga ook met ze in gesprek over de inhoud!’Senna houdt zijn elevator pitch
Hoe doe je dat eigenlijk: keuzes maken die bij je passen?, willen Ellen en Jonne van de leerlingen weten. “Als ik bij andere leerlingen iets zie dat ik leuk vind, laat ik me daardoor soms beïnvloeden”, zegt Nisa. Maar bij haar keuze voor Bouwkunde is dat anders: daar kiest ze echt haar eigen weg. “Ik heb twee weken stagegelopen bij een architectenbureau en vooral de tweede week, toen ik mee mocht werken aan een ontwerp, vond ik heel erg leuk.”
Sowieso zijn stages zinvol om te kijken of een keuze bij je past, zeggen de leerlingen. Bram dacht dat hij het leuk zou vinden om bij Primera te werken, maar ontdekte tijdens een stage dat de hele dag klanten te woord staan, niet is wat hij wil. “Ik werk liever zelfstandig en bepaal zelf hoe ik een opdracht aanpak. Als software developer kan dat.”
Tessa weet al lang dat ze in een laboratorium wil gaan werken. Ze is zelfs al aangenomen voor de opleiding tot lab-assistent. En dat brengt haar meteen bij een advies voor haar school. “Nu moet iedereen Qompas (online LOB-programma, red.) helemaal doorlopen, anders krijg je geen vinkje in Somtoday en dan mag je geen examen doen. Maar voor mij was dat echt overbodig. Dus mijn advies is: kijk meer naar wat iedere leerling nodig heeft.” Daar zijn de andere leerlingen het mee eens. En Ellen en Jonne ook, blijkt als we na afloop van de les nog even doorpraten. “Als docenten lopen we er vaak tegenaan dat er grote verschillen zitten in wat leerlingen nodig hebben om tot een bewuste keuze te komen”, zegt Ellen. “De een heeft juist heel veel behoefte aan Qompas, de ander weet al lang wat zij wil en is veel meer gebaat bij een verdiepende opdracht of stage. Verschillen hebben ook met de thuissituatie te maken. Hebben leerlingen mensen in hun omgeving die vertrouwd zijn met de manier waarop je in onze samenleving een loopbaankeuze maakt? Zo niet, dan is het extra van belang dat ze zich goed oriënteren en naar open dagen en informatieavonden van het vervolgonderwijs gaan. Krijgen ze steun van rolmodellen, zoals een oudere broer of zus? En welke waarden worden in hun omgeving belangrijk gevonden? Moet een beroep vooral bij jou passen of is ook het aanzien van het beroep van belang of het geld dat je ermee kunt verdienen?” Jonne: “Met al die zaken wil je rekening houden. Eigenlijk komt het allemaal hierop neer: laten we kijken hoe we binnen LOB zo kunnen differentiëren dat iedere leerling een bewuste en passende keuze kan maken.”
Dit adviseren leerlingen van Etty Hillesum Lyceum, locatie De Marke:
1. Ga bij álle vakken over bewuste keuzes in gesprek Beperk je bij algemene vakken niet tot het oefenen van vaardigheden (hoe schrijf ik een goede sollicitatiebrief?) maar ga ook over de inhoud in gesprek (aan wat voor baan denk je?).
2. Sluit aan bij de fase waarin de leerling zit Laat leerlingen die ‘er al uit zijn’, niet alsnog het hele beroepskeuzeprogramma doorlopen, maar bied een verdiepende stage of extra opdracht aan.
3. Stimuleer buitenschoolse LOB-activiteiten Open dagen, informatieavonden en andere buitenschoolse LOB-activiteiten zijn heel zinvol, zeker voor leerlingen uit gezinnen die minder vertrouwd zijn met loopbaankeuze in Nederland.
4. Wees je bewust van culturele verschillen Niet in alle culturen zijn individuele voorkeuren en talenten bij beroepskeuze doorslaggevend, soms wegen ook andere factoren mee. Ga daar respectvol mee om, altijd met het belang van de leerling voorop.
5. Maak de keuze niet té zwaar
Help leerlingen een opleiding te kiezen die nu bij hen past, in de wetenschap dat keuzes niet voor altijd zijn en dat ze later altijd een andere weg kunnen inslaan.
‘Hoe doe je dat eigenlijk: keuzes maken die bij je passen?’Romy
Voor Bonhoefferdocent Marco Aydin komt alles samen in het landelijke project ‘Alleen jij bepaalt’: zijn liefde voor voetbal én voor zijn leerlingen van de vmbo-locatie Wethouder Beversstraat in Enschede. Iedere donderdagmiddag rond de klok van 15.00 uur stromen de kleine stuiterballen de Diekmanhal in Enschede binnen om voornamelijk plezier te maken. Zo ook Britt en Liam (zie foto). ‘Alleen jij bepaalt’ is in het leven geroepen, zodat vmbo-jongeren tussen de 12-18 jaar gelijke kansen krijgen als het gaat om sporten.
Dromen
Tijdens het eerste jaar van de sportopleiding
Calo was het al Marco’s droom om ooit voetbal te combineren met onderwijs of huiswerkbegeleiding. Een voetbalschooltje eigenlijk, die er later min of meer kwam in de vorm van Zaalvoetbalvereniging (ZVV) Twente, maar die nu nog beter uit de verf komt.
Een carrière als profvoetballer zat er net niet in, dus ging Marco zeven jaar geleden aan de slag als docent lichamelijke opvoeding bij het Bonhoeffer College. Met zijn droom in zijn achterhoofd, werd hij natuurlijk super enthousiast toen hij via via werd benaderd of zijn school en vereniging wilden deelnemen. Zoals hij zelf zegt: ‘Ik zie alleen maar winnaars in dit project’.
Wat zien we hier?
Het is zo’n vraag waarmee een docent leerlingen tot nadenken aanspoort. Een open vraag, die de nieuwsgierigheid prikkelt. Die deuren opent voor eigen inbreng en creativiteit. Speel maar met de stof. Koppel wat je hebt geleerd aan wat je nu voor je ziet. Gebruik je verbeeldingskracht: kennis is immers maar de helft.
Dus: wat zien we hier? De verbinding tussen docent en leerling. Die voorafgaat aan de vaardigheid van de docent om de leerling wegwijs te maken in de Nederlandse taal. Want die taal heeft ze nodig om voort te kunnen.
Verbinden, elkaar kennen en waarderen, is de basis van alles wat we doen. In de klas en daarbuiten. Dus ook in de teams, in de samenwerking tussen docenten en ondersteuners, in de samenwerking tussen scholen. Want het doel is altijd hetzelfde: onze leerlingen voorzien van de bagage die ze nodig hebben voor hun verdere tocht.
Zo leggen we steeds weer nieuwe verbanden. Voor elke mens, heel de mens en alle mensen.