ISSO-publicatie 27 Kwaliteitseisen luchtfilters voor ventilatiesystemen en luchtreinigers
44
ISSO
Kennisinstituut voor de Installatiesector
Kruisplein 25 3014DB Rotterdam Postbus 577 3000 AN Rotterdam Tel. 010-2065969 Fax 01 0-2130384 E-mail: isso@isso.nl
ISSO houdt zich bezig met het identificeren van kennisvragen binnen de installatiesector, het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van praktische ISSOpublicaties en het bevorderen van het gebruiken van 1550publicaties als norm stellende richtlijnen.
De in ISSO deelnemende organisaties zijn: NLingenieurs: Organisatie van advies- en ingenieursbureaus PIT: Stichting Promotie Installatietechniek TVVL: Nederlandse Technische Vereniging voor Installaties in Gebouwen UNETO-VNI: Ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel De werkzaamheden warden begeleid door de Raad van Begeleiding, welke ten tijde van het tot stand komen van deze publicatie als volgt was samengesteld: De heer ir. R.D. van Bergen De heer WJ.H. Scheffer De heer ing. H. Besselink De heer ir. J. Schonewille Mevrouw dr.ir. P.M. Bluyssen De heer ing. R. Steine De heer Ing. W.F.G. Hooijkaas De heer ir. P.A.L Stoelinga De heer H.M.A. Janssen Groesbeek De heer ing. A.A.L.Traversari MBA De heer T. Klinkenberg De heer ir. E.J. Wagenaar De heer ir. P.H.H. Leijendeckers prof.em De heer Ir. T.M.E. Zaal De heer ir. W. Plokker De heer prof. Ir. W. Zeiler De heer ir. W.G Ram De realisatie van de ISSO-publicatie ‘Kwaliteitseisen luchtfilters voor klimaatinstallaties en speciale toepassingen’ werd begeleid door de ISSOkontaktgroep 10166 die als volgt was samengesteld: De heer ir. J.S. Bosch (voorzitter) Bink software, Dordrecht/Hogeschool Rotterdam De heer ing. R. Bruins Zehnder Group Nederland B.V., Zwolle De heer ing. M.C. Hofman (secr.) Stichting ISSO, Rotterdam De heer ing. R. Kleijer Inatherm B.V., Waalwijk De heer M.B. Lightfoot Brink Climate Systems /Ubbink UK, Northampton De heer ing. M. Lurvink Kalsbeek B.V., Tynaarlo De heer R.W.A.L. Poppelaars Filtech Nederland BV, Udenhout De heer T.J.B. Roording Rijksgebouwendienst, Den Haag De heer ing. W.F. van der Schee Wolter & Dros, Amersfoort De heer drs L. Taeymans Filtech Nederland B.V., Udenhout De heer ing. F.A. Vos Uneto-VNI, Zoetermeer De heer ir. A.M. van Weele (rapp.) Stichting ISSO, Rotterdam De studies die ten grondslag liggen aan deze publicatie zijn mogelijk gemaakt door daadwerkelijke en financiële ondersteuning van :
Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij zowel het verzamelen als bij het verwerken en opstellen van de in deze publicatie vervatte gegevens. Nochtans moet niet worden uitgesloten, dat deze publicatie onvolledig is of dat zij onjuistheden of onvolkomenheden bevat. Degene die van deze publicatie en de daarin vermelde gegevens gebruik maakt, aanvaardt dan ook daarvoor zelf het risico. Stichting ISSO en degenen die aan de samenstelling van deze publicatie hebben medegewerkt sluiten iedere aansprakelijkheid uit voor zowel schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van de publicatie als schade die zou kunnen ontstaan als gevolg van eventuele (druk-)Ifouten, onvolledigheden en onvolkomenheden van deze publicatie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bestuur van Stichting 1550. Voor zover het maken van kopieën uit deze publicatie is toegestaan op grond van artikel 1 6h t/m 1 6m Auteurswet 1912 jo het Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the written permission of the foundation ISSO. Op alle publicaties van Stichting ISSO zijn de Algemene Leveringsvoorwaarden van toepassing. Deze kunt u lezen op www.isso.nl of opvragen bij Stichting ISSO. Aanvullingen en eventuele errata zijn te raadplegen via onze website: www.isso.nl Eventuele opmerkingen en vragen kunnen doorgegeven worden aan ISSO Postbus 577, 3000 AN Rotterdam e-mail:isso@isso.nl @ stichting ISSO-Rotterdam, mei 2013
ISSO-publicatie 27
Kwaliteitseisen luchtfilters voor ventilatiesystemen en luchtreinigers
ISBN: 978-90-5044- -
INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave .............................................................................................................................................. 1 Samenvatting ................................................................................................................................................. 3 Afkortingen .................................................................................................................................................... 4 Symbolenlijst ................................................................................................................................................. 5 Begrippenlijst................................................................................................................................................. 7 1
Inleiding.............................................................................................................................................11 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2
Achtergronden luchtkwaliteit ..........................................................................................................15 2.1 2.2
2.3 3
Samenstelling buitenlucht ...................................................................................................................................... 15 Binnenluchtkwaliteit en relatie met infiltratie en ventilatie....................................................................... 17 2.2.1 Invloed van de buitenlucht..................................................................................................................... 18 2.2.2 Invloed van mensen en menselijke activiteiten.............................................................................. 18 2.2.3 Invloed van het gebouw en de bouwmaterialen........................................................................... 18 Gezondheidseffecten van (fijn)stof...................................................................................................................... 19
Wetgeving, normen en richtlijnen ...................................................................................................21 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Algemeen....................................................................................................................................................................... 11 Doelstelling en kader................................................................................................................................................. 11 Opbouw publicatie..................................................................................................................................................... 12 Leeswijzer kwaliteitsniveau..................................................................................................................................... 13 Leeswijzer gebruik van de publicatie.................................................................................................................. 13
Wetgeving...................................................................................................................................................................... 21 Normen ........................................................................................................................................................................... 23 Richtlijnen ...................................................................................................................................................................... 24 Ecodesign....................................................................................................................................................................... 24
Programmafase .................................................................................................................................25 4.1 4.2
4.3
4.4
4.5
4.6 4.7 4.8
Inleiding en randvoorwaarden .............................................................................................................................. 25 Filterprincipes............................................................................................................................................................... 27 4.2.1 Mechanische luchtfilters .......................................................................................................................... 27 4.2.2 Elektrostatische luchtfilters..................................................................................................................... 28 4.2.3 Adsorptiefilters en absorptiefilters ...................................................................................................... 29 Filterkwaliteit ................................................................................................................................................................ 30 4.3.1 Filterrendement........................................................................................................................................... 30 4.3.2 Filterafmetingen.......................................................................................................................................... 35 4.3.3 Energiegebruik door drukverlies over luchtfilters ......................................................................... 35 4.3.4 Filtermontageframes................................................................................................................................. 38 4.3.5 Filtermaterialen............................................................................................................................................ 38 4.3.6 Luchtinlaat voor buitenlucht.................................................................................................................. 41 4.3.7 Filtermaterialen en gezondheid............................................................................................................ 41 Filter-applicaties .......................................................................................................................................................... 42 4.4.1 Woningbouw................................................................................................................................................ 42 4.4.2 Utiliteitsbouw ............................................................................................................................................... 43 4.4.3 Speciale toepassingen .............................................................................................................................. 43 Standtijd ......................................................................................................................................................................... 44 4.5.1 Standtijd op basis van gebruiksuren................................................................................................... 45 4.5.2 Standtijd op basis van drukverschil .................................................................................................... 45 4.5.3 Standtijd op basis van life cycle kosten............................................................................................. 45 4.5.4 Meting van het aantal door het filter doorgelaten deeltjes....................................................... 46 Relatie kwaliteit - onderhoud - betrouwbaarheid.......................................................................................... 46 Recente ontwikkelingen op het gebied van luchtfilters.............................................................................. 47 Luchtreinigers............................................................................................................................................................... 47 ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
1
versie 5
5
Ontwerpfase ......................................................................................................................................49 5.1
5.2
5.3 6
Uitwerkingsfase ................................................................................................................................65 6.1 6.2
6.3 7
Montage- en installatietechnische kwaliteitseisen........................................................................................ 68 Inbedrijfstellen ............................................................................................................................................................. 69 Oplevering ..................................................................................................................................................................... 69 Gebruikershandleiding ............................................................................................................................................. 69 Luchtreinigers............................................................................................................................................................... 70
Beheerfase .........................................................................................................................................71 8.1
8.2
8.3 8.4
8.5 9
Communicatie .............................................................................................................................................................. 65 Selectie systeemcomponenten ............................................................................................................................. 65 6.2.1 Selectie van luchtfilters............................................................................................................................. 65 6.2.2 Selectie van filtermontageframes ........................................................................................................ 66 6.2.3 Selectie van de overige componenten.............................................................................................. 66 Luchtreinigers............................................................................................................................................................... 66
Realisatiefase.....................................................................................................................................67 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
8
Filterselectie .................................................................................................................................................................. 50 5.1.1 Bepaling van de filterklasse .................................................................................................................... 50 5.1.2 Bepaling van het type luchtfilter .......................................................................................................... 53 5.1.3 Randapparatuur .......................................................................................................................................... 58 Ontwerpen van luchtfiltersystemen.................................................................................................................... 59 5.2.1 Filterafmetingen.......................................................................................................................................... 59 5.2.2 Locatie van de luchtfilters........................................................................................................................ 59 5.2.3 Bereikbaarheid voor service en onderhoud ..................................................................................... 60 5.2.4 Montage en afdichting ............................................................................................................................. 60 5.2.5 Aanvullende eisen ...................................................................................................................................... 61 Luchtreinigers............................................................................................................................................................... 62
Beheerplan..................................................................................................................................................................... 71 8.1.1 Inspecties ....................................................................................................................................................... 71 8.1.2 Luchtfiltervervanging................................................................................................................................ 72 Onderhoudsvoorschriften ....................................................................................................................................... 73 8.2.1 Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen........................................................................ 73 8.2.2 Verwisselen luchtfilters............................................................................................................................. 74 8.2.3 Afvoer van verontreinigde filters.......................................................................................................... 76 Aanpassen/upgraden filterinstallaties................................................................................................................ 77 Calamiteiten .................................................................................................................................................................. 77 8.4.1 Grote stofontwikkeling ............................................................................................................................. 77 8.4.2 Vrijkomen asbest en/of schadelijke stoffen na een brand in de omgeving ....................... 78 8.4.3 Deeltjes met een sterke chemische of toxische verontreiniging............................................. 78 8.4.4 Verontreiniging met radionucliden..................................................................................................... 78 Luchtreinigers............................................................................................................................................................... 78
Specificatiebladen.............................................................................................................................81 9.1
9.2
Opzet MKK ..................................................................................................................................................................... 81 9.1.1 Fases................................................................................................................................................................. 81 9.1.2 Kwaliteitsbeheeraspecten ....................................................................................................................... 82 MKK-matrix .................................................................................................................................................................... 83
BIJLAGE A
Bepaling reinheidsklasse volgens Luka-methodiek ...........................................................157
BIJLAGE B
Bepaling Eurovent energielabel..........................................................................................159
Trefwoordenlijst ........................................................................................................................................161 Literatuurlijst .............................................................................................................................................163
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
2
versie 5
SAMENVATTING De publicatie is een informatiebron voor hen die zich bezig houden met het ontwerpen, installeren en onderhouden van luchtfilters in ventilatiesystemen en luchtreinigers in zowel de woningbouw als de utiliteitsbouw. De publicatie geeft een overzicht van de invloeden die een rol spelen bij het selecteren van luchtfilters zoals die in ventilatiesystemen en luchtreinigers worden toegepast. Deze publicatie is een compleet herziene uitgave van ISSO-publicatie 27 “Luchtfilters voor comfortinstallaties” van 1990 [1]. Voor het juist toepassen van luchtfilters is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aard van de verontreinigingen die in de buitenlucht voorkomen en die in de leefruimte zelf. De filterklasse wordt gekozen op basis van deze verontreinigingen en de gewenste luchtkwaliteit. Met randvoorwaarden als vereiste standtijd, energiegebruik en filterkosten wordt de filterinstallatie ontworpen. Behalve voor de woningbouw en de U-bouw wordt ook aandacht besteed aan luchtfilters in luchtreinigers en in speciale toepassingen zoals operatiekamers, cleanrooms en klimaatkamers. Filtermontageframes moeten lekdicht in de ventilatie-unit/luchtbehandelingsunit gemonteerd worden. Op hun beurt moeten de filters weer lekdicht in de filtermontageframes gemonteerd worden. Dit kan alleen wanneer de frames correct zijn aangebracht en er voldoende werkruimte en verlichting rond de filters beschikbaar is. Het kanalenwerk van en naar de filters moet ook aan reinheidseisen voldoen om een goede luchtkwaliteit in de vertrekken te realiseren. Nadat een luchtfilterinstallatie geïnstalleerd en opgeleverd is, moet ervoor gezorgd worden dat de luchtfilterinstallatie blijft doen waar hij voor ontworpen was. Hiervoor is periodiek onderhoud noodzakelijk. In deze publicatie worden richtlijnen voor het opstellen van een onderhoudsplan gegeven. Het gaat hierbij niet alleen om vervangingstermijnen van luchtfilters maar ook om de werkwijze om de verontreinigde luchtfilters verantwoord te vervangen en af te voeren. Daarnaast wordt aangegeven hoe te handelen bij calamiteiten in de buurt van het beschouwde gebouw waardoor de luchtfilters vervuild raken.
Ten behoeve van kwaliteitszorgsystemen zijn in het 2e-deel van de publicatie specificatiebladen met kwaliteitseisen opgenomen, volgens het MKK-model.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
3
versie 5
AFKORTINGEN
EUROVENT
European Committee of Air Handling and Refrigeration Equipment Manufacturers
CADR
Clean Air Deliverance Rate
DALY
Disability Adjusted Life Years
EPA
Efficient Particulate Air filter
FFP
Filtering Face Piece Particles (bij stofmaskers)
GF
Gasfilter en/of chemisch filter
HEPA
High Efficiency Particulate Air filter
IDA
Indoor air
LML
Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
Luka
Nederlandse vereniging van luchtkanalenfabrikanten
MAC
Maximaal Aanvaarde Concentratie
MERV
Minimum efficiency reporting value
MKK
Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties
MPPS
Most Penetrating Particle Size
MTE
Minimum Test Efficiency
ODA
Outdoor air
PM
Particulate Matter
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
SFP
Specific Fan Power
ULPA
Ultra Low Penetration Air filter
VLA
Vereniging Leveranciers Luchttechnische Apparaten
VOS
Vluchtige Organische Stoffen
WTW
Warmteterugwinning
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
4
versie 5
SYMBOLENLIJST
a
[Pa/g4]
=
coëfficiënt
Am
=
gemiddeld vangstpercentage
[-]
b
=
coëfficiënt
[Pa/g3]
B
=
getalswaarde van de totale afvoercapaciteit van de rookafvoer
[kW]
c
=
coëfficiënt
[Pa/g2]
C1
=
coëfficiënt, afhankelijk van het type afvoer, conform NEN 1087
[-]
C2
=
coëfficiënt, afhankelijk van het type afvoer, conform NEN 1087
[-]
CN
=
klasse, afhankelijk van de deeltjes grootte bij cleanrooms
[-]
D
=
deeltjesgrootte
<ɅN>
d
=
coëfficiënt
[Pa/g]
E Em
= =
energiegebruik gemiddeld rendement op deeltjes
[kWh] [-]
kaf
=
kosten voor het afvoeren van vuile filters
[û]
ke
=
kosten elektriciteit
[û/kWh]
kener
=
energiekosten door filtratie
[û]
kin
=
kosten van een nieuwe filterinstallatie
[û]
ko
=
kosten voor filtervervanging (incl. loonkosten)
[û]
ktot
=
life cycle kosten van een filter
[û]
l
=
afstand tussen toe- en afvoer
[m]
m
=
massa toegevoerd stof
[g]
Mx
=
maximale stofbelading van het filter volgens tabel 4.7
[g]
N
=
klasse nummer volgens NEN-EN-ISO 1444-1
[-]
P
=
energiegebruik van de ventilator
[W]
q
=
luchtvolumestroom
[m3/s]
qs
=
luchtvolumestroom bij schoon filter
[m3/s]
qv
=
luchtvolumestroom bij vuil filter
[m3/s]
qv
=
luchtvolumestroom bij rendement bepaling
[m3/s]
S
=
zekerheidsfactor bij bescherming tegen virussen
[-]
t
=
bedrijfstijd
[h]
ts
=
standaard bedrijfstijd = 6000 h
[h]
ƅI
IPPHUF WFSTDIJM UVTTFO UPF FO BGWPFS
<N>
ƅQi
=
drukval over een schoon luchtfilter
[Pa]
ƅQ
ESVLWBM PWFS IFU MVDIUGJMUFS
<1B>
Ȝp
=
gemiddelde weerstand over het luchtfilter
[Pa]
=
rendement van de ventilator
[-]
s
=
rendement van de standaard test ventilator = 0,5
[-]
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
5
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
6
versie 5
BEGRIPPENLIJST Absorptie Het verschijnsel, dat een gas of een vloeistof (absorbaat) in een vaste stof of een vloeistof (absorbens) wordt opgenomen. Adsorptie Het verschijnsel dat een gas of een vloeistof (adsorbaat) aan het oppervlak van een vaste stof of een vloeistof (adsorbens) wordt opgenomen. ASHRAE-teststof Dit is een kunstmatig samengesteld stof voor het testen van filters. dat bestaat uit: ď&#x201A;ˇ 5% katoenvezels; ď&#x201A;ˇ 23 % roet; ď&#x201A;ˇ 72 % gestandaardiseerd fijnstof (ISO 12103-1 - A2). Begin weerstand De weerstand van een nieuw luchtfilter. CADR De Clean Air Deliverance Rate is een maat voor het reinigend vermogen op verontreinigen als tabaksrook, pollen en (fijn)stof. Als regel kan worden aangehouden dat het CADR-getal minimaal 2/3 van de ruimteinhoud moet zijn bij selectie van een luchtreiniger. Cleanroom Een cleanroom is een zeer zuivere werkomgeving, ontworpen om contaminatie aan het productproces of aan het onderzoek dat in die omgeving gebeurt te beperken, of indien mogelijk uit te sluiten. Condensaat Gecondenseerde waterdamp. Condensaat is bijvoorbeeld te vinden op relatief koude oppervlakken indien lucht relatief warm en voldoende vochtig is. DALY EĂŠn DALY (Disability Adjusted Life Years) wil zeggen dat ĂŠĂŠn mens ĂŠĂŠn jaar eerder dood gaat of leeft met een handicap (verlies van een â&#x20AC;&#x153;gezondâ&#x20AC;? levensjaar). Deeltjesgrootte 3FQSFTFOUBUJFWF BGNFUJOH WBO FFO EFFMUKF JO É&#x2026;N DEHS Di-Ethyl-Hexyl-Sebacat; test aerosol voor luchtfilters (NEN-EN 779en NEN-EN 1822). Diffusie Effect waarbij zeer kleine stofdeeltjes tegen luchtmoleculen botsen en daardoor geen rechte baan volgen maar â&#x20AC;&#x153;zwabberenâ&#x20AC;? om die baan en daardoor groter lijken en makkelijker in mechanische filters afgevangen worden. Eindweerstand De weerstand van een luchtfilter zijnde de begin weerstand verhoogd met de toegelaten drukval tgv stofbelading Electret-filter Een elektrostatisch geladen luchtfilter bestaande uit een di-elektrisch synthetisch polymeer met semipermanente statische lading.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
7
versie 5
Elektrostatisch luchtfilter Filter waarvan de werking berust op het elektrisch opladen en vervolgens door middel van een elektrostatisch veld vangen van deeltjes. Energieklasse Mate van het energiegebruik door het drukverlies over een luchtfilter. EPA Efficient Particulate Air filter; luchtfilter met hoog vangstrendement Eurovent Europese vertegenwoordiger van de Europese koeling, airconditioning, luchtbehandeling, verwarming en ventilatie industrie en vertegenwoordigt brancheorganisaties uit Europese en niet-Europese landen. Filterbypass Voorziening om lucht bij bijzondere omstandigheden om het filter heen te leiden. Filtermontageframe Raamwerk in een luchtkanaal/luchtbehandelingsunit waarin het luchtfilter lekdicht geplaatst kan worden. Filtermedium Filterend materiaal. Filterrendement Gedeelte van luchtverontreiniging dat door een luchtfilter wordt tegengehouden. Fijnstof Fijnstof bestaat uit in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10 micrometer. Fijnstof bestaat uit deeltjes van verschillende grootte, herkomst en chemische samenstelling. Fijnstof - primair: Fijnstof dat direct in de atmosfeer geĂŤmitteerd wordt door menselijk handelen en/of natuurlijke processen. Fijnstof - indirect: fijnstof gevormd in de atmosfeer uit ammoniak, stikstofoxiden en zwaveloxiden door chemische reacties. HEPA-filter High Efficiency Particulate Air filter, zeer efficiĂŤnt luchtfilter Hoofdfilter Filter met de voor de toepassing vereiste filterklasse of luchtreinigende werking. Inertie Vangmechanisme waarbij deeltjes richtingsveranderingen van de lucht niet volgen en daardoor op het filtermedium botsen en daaraan gehecht blijven. Inadembaar (respirabel) stof 4UPGGSBDUJF XBBSWBO WBO EF EFFMUKFT FFO BFSPEZOBNJTDIF EJBNFUFS IFCCFO LMFJOFS PG HFMJKL BBO É&#x2026;N %JU si stof dat tot (diep) in de longen kan doordringen. Infiltratie Luchtuitwisseling tussen binnen en buiten die optreedt via naden, kieren en andere lekken in de bouwkundige constructies. Deze ventilatie is ongecontroleerd en niet regelbaar. Inhaleerbaar stof Stoffractie waarvan 50% van de deeltjes een aerodynamische diameter hebben kleiner dan of gelijk aan 100 É&#x2026;N EBU JO EF OFVT FO LFFM XPSEU BGHFWBOHFO FO NFU IFU TMJKN IFU MJDIBBN LBO WFSMBUFO ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
8
versie 5
Interceptie Zie traagheid. Labyrinth-filter Filter waarbij de werking berust op botsing en blijven hangen van deeltjes bij het veranderen van de richting van de luchtstroom. Dit type filters wordt bijvoorbeeld toegepast in de afvoerlucht van verfspuitcabines. Mechanisch luchtfilter Filter waarbij de werking berust op botsing van deeltjes op een medium waaraan ze gehecht blijven. MERV-rating MERV (Minimum efficiency reporting value)-rating is een beoordelingsschaal die in 1987 door ASHRAE ontwikkeld is om de effectiviteit van luchtfilters te bepalen. De schaal is ontwikkeld om de minimale FGGFDUJWJUFJU WBO FFO GJMUFS WPPS EFFMUKFT NFU FFO HSPPUUF É&#x2026;N XFFS UF HFWFO MPPS De Most Penetrating Particle Size is de deeltjesgrootte waarbij het rendement van het filter minimaal is. Voor zowel kleinere als grotere deeltjes is het vangstrendement groter. Nafilter Filter dat na een absorptiefilter of adsorptiefilter geplaatst wordt met het doel eventuele deeltjes die uit de vorige filtertrap zijn vrijgekomen te vangen. Paintstop-filters Filters gebruikt in de luchtafvoer van verfspuitcabines om spuitnevels uit de afvoerlucht te verwijderen. Penetratie Percentage van luchtverontreiniging dat door luchtfilter wordt doorgelaten, in %. PM10 Het deel van de stof in de lucht met een deeltjes grootte (PM = Particulate Matter) van 10 micrometer en minder. PM2,5 Het deel van de stof in de lucht met een deeltjes grootte (PM = Particulate Matter) van 2,5 micrometer en minder. PM0,1 Het deel van de stof in de lucht met een deeltjes grootte (PM = Particulate Matter) van 0,1 micrometer en minder. Dit stof wordt ook ultra fijnstof genoemd. Respirabel stof zie inadembaar stof Stof Stof is een verzamelnaam voor zwevende deeltjes in de lucht. Standtijd Gebruiksduur van een luchtfilter, tijd gedurende welke een luchtfilter in bedrijf is zonder een bepaalde weerstand of penetratie te overschrijden. Teststof Dit is een kunstmatig samengesteld stof/aerosol voor het testen van filters. Veel gebruikt zijn ASHRAEteststof en DEHS.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
9
versie 5
Thoracaal stof (PM10) Stoffractie waarvan 50% van de deeltjes een aerodynamische diameter hebben kleiner dan 10 Âľm. Komt overeen met de buitenluchtnorm PM10 fractie. Traagheid Vangmechanisme waarbij deeltjes de richtingsveranderingen van de lucht niet meer volgen en daardoor op het filtermedium botsen en daaraan gehecht blijven. ULPA-filter Ultra Low Penetration Air filter; luchtfilters met een zeer hoog vangstrendement. Ultrafijnstof In de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer. Vangstcapaciteit Hoeveelheid luchtverontreiniging, die een luchtfilter kan opnemen zonder een bepaalde weerstand of penetratie te overschrijden (=opnamecapaciteit). Ventilatie De luchtvolumestroom die teweeg wordt gebracht door speciaal daartoe aangebrachte ventilatievoorzieningen. Ventilatie is gecontroleerd en regelbaar. Voorfilter Filter dat voor het hoofdfilter geplaatst wordt om grovere stofdeeltjes te vangen en daardoor de levensduur van het hoofdfilter te verlengen. Voorfilters worden ook wel groffilters genoemd. Weerstand Statisch drukverschil tussen voor- en achterzijde van een door lucht doorstroomt luchtfilter. Zeefwerking Filtereffect waarbij stofdeeltjes door hun afmetingen het filtermedium niet kunnen passeren.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
10
versie 5
1
INLEIDING
1.1
Algemeen
In de lucht komen stofdeeltjes voor met verschillende grootte en oorsprong. Belangrijke stofdeeltjes zijn bodemstof, zeezout en van stof van antropogene (door menselijk handelen veroorzaakte) emissies afkomstige bestanddelen. Bij het laatste gaat het om stoffen uit directe emissies, de zogenaamde primaire emissies, en om stoffen die in de atmosfeer zijn ontstaan uit onder andere zwaveldioxide (SO2 ), stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3 ), het zogenaamde secundair aerosol. Daarnaast kunnen in geringere mate nog andere bestanddelen aanwezig zijn die gezondheidsrelevant zijn. Stof wordt onderscheiden naar deeltjes grootte. Dit wordt weergegeven in PM (Particulate Matter) gevolgd door een cijfer. Dat cijfer geeft BBO IPF HSPPU EF EFFMUKFT [JKO 8BOOFFS EF TUPGEFFMUKFT LMFJOFS [JKO EBO É&#x2026;N TQSFFLU NFO WBO GJKOTUPG Stof en fijnstof zijn schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast kan stof ook schade veroorzaken aan installaties. Beide zijn redenen om luchtfilters toe te passen. Afhankelijk van de verontreinigingen in de buitenlucht en de gewenste binnenluchtkwaliteit moet een bepaald luchtfilter worden toegepast. Op het maken van deze keuze wordt nader ingegaan. Een luchtfilter kan alleen goed werken wanneer dit op een goede manier gemonteerd , op een correcte wijze aangestroomd en niet nat wordt. Daarom worden instructies gegeven voor locatie en montage van luchtfilters. Luchtfilters moeten regelmatig vervangen of gereinigd worden. De frequentie van het onderhoud hangt af van de omstandigheden en het al dan niet optreden van calamiteiten. Voor het reguliere onderhoud worden in deze publicatie aanwijzingen gegeven voor het opstellen van onderhoudsvoorschriften en de gebruikershandleiding. Richtlijnen worden gegeven voor het verwisselen van vervuilde filters en hoe om te gaan met de verontreinigde filters. Opmerking Het komt soms voor dat er bij een mechanische luchttoevoervoorziening zwarte strepen op de wand of het plafond voorkomen. Doorgaans wordt dit niet veroorzaakt door niet (goed) werkende filtering van de toevoerlucht maar door vervuilde binnenlucht die door inductie van de toevoerlucht wordt meegezogen en langs wand/plafond stroomt en zâ&#x20AC;&#x2122;n verontreinigingen achterlaat op wand/plafond (zie afb. 1.1). Voor richtlijnen m.b.t. plaatsing van toevoerventielen om vervuiling van wand/plafond te voorkomen zie ISSOpublicatie 62 par. 4.7.
Afb. 1.1 Vervuiling op een lijnrooster tgv meegezogen lucht uit het vertrek
1.2
Doelstelling en kader
De publicatie is bedoeld voor diegenen die klimaatinstallaties en/of ventilatiesystemen ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden. Het toepassingsgebied is gericht op partijen zowel werkzaam in de utiliteit alsook in de woningbouw:
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
11
versie 5
Advies- en ingenieursbureaus; Ontwerpende installateurs; Service- en onderhoudsbedrijven klimaatinstallaties; Leveranciers; Woningcorporaties; Ook is deze publicatie inzetbaar als ondersteunend lesmateriaal voor het vakonderwijs. De publicatie gaat in op alle aspecten bij het ontwerpen, uitvoeren en beheren/onderhouden van luchtfiltersystemen voor klimaatinstallaties. Het gaat hierbij zowel om filters in de ventilatiesystemen (zowel centraal als decentraal) als luchtfilters in losse luchtreinigers. Voor de filters in ventilatiesystemen gaat het zowel om luchtfilters in de woningbouw als utiliteitsbouw. In de publicatie wordt nader ingegaan op een aantal speciale toepassingen als operatiekamers, klimaatkamers en cleanrooms. De publicatie gaat niet in op luchtfilters voor industriële toepassingen of vetvangers/geurfilters in(groot) keukeninstallaties. Deze publicatie gaat ook niet in op luchtfilters voor ademhalingsbeschermingsmiddelen. Zie hiervoor NEN-EN 14387.
1.3
Opbouw publicatie
Deze ISSO-publicatie bestaat uit twee delen: 1. Een beschrijvend deel 2. Een set specificatiebladen volgens de MKK-structuur met kwaliteitseisen voor selectie, ontwerp, uitvoering en beheer. Bij verwijzingen in de tekst wordt dit weergegeven door SB XXX waarbij XXX het desbetreffende specificatiebladnummer is. Voor het structureren van de informatie is gebruik gemaakt van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties, de zogenaamde MKK-structuur. Het MKK (Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties) is een instrument voor het beheersen van het voortbrengingsproces van klimaatinstallaties en levert voor iedere fase van het proces de vereiste informatie aan partijen om een goed filtersysteem te kunnen realiseren. In de MKK-structuur wordt het realisatieproces verdeeld in 5 fasen: I Programmafase In de programmafase worden de eisen, wensen en verwachtingen met betrekking tot het luchtfiltersysteem geïnventariseerd en beperkende randvoorwaarden geformuleerd. Van de keuze voor verschillende luchtfiltersystemen worden de consequenties op hoofdlijnen zichtbaar gemaakt. Aan het eind van de programmafase heeft de opdrachtgever/architect /installatiedeskundige voldoende informatie om een voorlopige systeemkeuze te kunnen maken. II Ontwerpfase In de ontwerpfase worden op basis van de benodigde luchtvolumestromen eisen gesteld aan de regeling en wordt het luchtfiltersysteem door de installatiedeskundige uitgewerkt. Er vindt terugkoppeling met de uitgangspunten uit de programmafase plaats. Aan het eind van de ontwerpfase wordt een definitieve systeemkeuze gemaakt. III Uitwerkingsfase (bestekfase) In de uitwerkingsfase wordt het systeemontwerp tot in detail uitgewerkt. IV Realisatiefase In de realisatiefase wordt de installatie aangelegd en opgeleverd. V Beheerfase In de beheerfase wordt de woning/het gebouw en/of de installatie in gebruik genomen. Onderhoudsvoorschriften en instructie van bewoners zijn aspecten die in de beheerfase van belang zijn. Meer informatie over de MKK-structuur kan worden gevonden in hoofdstuk 9.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
12
versie 5
1.4
Leeswijzer kwaliteitsniveau
In deze publicatie zijn de ontwerptechnische kwaliteitseisen van een luchtfiltersysteem onderscheiden in drie categorieën: De wettelijke eisen; De kwaliteitseisen die als aanvulling op de wettelijke eisen moeten worden opgevolgd in verband met het goed functioneren van een installatie en het bereiken van een redelijkerwijs aanvaardbaar kwaliteitsniveau; De aanvullende kwaliteitseisen die een hoger kwaliteitsniveau bewerkstelligen dan het redelijkerwijs aanvaardbare kwaliteitsniveau. De aanvullende kwaliteitseisen bieden opdrachtgevers keuzemogelijkheden, waarbij in deze publicatie per keuze-item middelen zijn opgenomen om een passende keuze te kunnen maken. De in overleg tussen de installatiedeskundige en de opdrachtgever gemaakte keuzen worden vastgelegd in een vraagspecificatie (zie specificatiebladen SB I.8-2, SB II.8-2 en SB III.8-2). Wettelijke eisen De eisen volgend uit het Bouwbesluit en andere publiekrechtelijke wettelijke voorschriften zijn in deze publicatie benoemd als wettelijke eisen en dienen altijd te worden opgevolgd. Kwaliteitseisen Kwaliteitseisen zijn privaatrechtelijke eisen. Kwaliteitseisen dienen als aanvulling op de wettelijke eisen en garanderen de kwaliteit van het leidingsysteem. Aan de kwaliteitseisen zoals geformuleerd in deze publicatie dient altijd te worden voldaan. Aanvullende kwaliteitseisen Aanvullende kwaliteitseisen hebben veelal betrekking op het te realiseren (hogere) comfortniveau. Aanvullende kwaliteitseisen zijn facultatief en worden in overleg tussen opdrachtgever/gebruiker en opdrachtnemer privaatrechtelijk vastgesteld. De vraagspecificatiebladen over kwaliteit (beheeraspect 8) kunnen daarbij als hulpmiddel dienen. Bovengenoemde eisen zijn categorisch terug te vinden in de MKK-specificatiebladen per fase. De specificatiebladen met Eisen beginnen altijd met volgnummer 3, dus bijv. voor de ontwerpfase zijn dat de specificatiebladen II.3-XXX. Om te kunnen voldoen aan deze eisen wordt er tevens verwezen naar oplossingsrichtingen. Deze zijn per fase opgesomd in het specificatieblad Middelen, beginnend met volgnummer 4. Dus voor de realisatiefase is dat IV.4-XXX. Voor elke fase is één MKK-middelen-blad gemaakt met daarin een verwijzing naar de paragrafen in de publicatie waarin de oplossingsrichtingen worden uitgewerkt.
1.5
Leeswijzer gebruik van de publicatie
De publicatie behandelt luchtfilters voor zowel de woningbouw als de utiliteitsbouw. Het gaat hierbij niet alleen om het ontwerpen, maar ook om het beheer en het onderhoud. De publicatie bestaat uit twee delen: Een beschrijvend deel met het gehele proces van het ontwerpen, uitvoeren en beheren van luchtfiltersystemen; Een deel met specificatiebladen volgens de MKK-structuur ten behoeve van kwaliteitszorgsystemen. Beschrijvend deel In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de kwaliteit van de buitenlucht en de relatie met de gewenste binnenluchtkwaliteit. Hoofdstuk 3 geeft de wettelijke eisen, normen en richtwaarden voor luchtfilters in zowel woningen als de utiliteitsbouw. Hoofdstuk 4 gaat nader in op de verschillende filterprincipes, luchtfiltermaterialen en randvoorwaarden voor goede luchtfiltersystemen. Hoofdstuk 5 en 6 gaan in op het selecteren van de juiste filterklasse(n) en het ontwerpen van luchtfiltersystemen. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
13
versie 5
Het monteren, in bedrijfstellen en opleveren van luchtfiltersystemen wordt behandeld in hoofdstuk 7. Hierbij wordt aangegeven welke documenten opgesteld en overhandigd moeten worden aan de gebruiker. Het opstellen van een beheerplan, richtlijnen voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden en het afvoeren van vervuilde luchtfilters zijn beschreven in hoofdstuk 8. Tevens gaat hoofdstuk 8 in op de handelwijze na diverse calamiteiten waarbij de luchtfilters vervuild zijn. Specificatiebladen (volgens MKK) In de MKK-structuur wordt het realisatieproces van luchtfiltersystemen verdeeld in 5 fasen: I Programmafase; II Ontwerpfase; III Uitwerkingsfase (bestekfase); IV Realisatiefase; V Beheerfase. Voor iedere fase worden de benodigde eisen gegeven en wordt aangegeven wat en door wie gerapporteerd moet worden om de volgende fase goed te kunnen uitvoeren en wat de gebruikershandleiding en onderhoudsvoorschriften minimaal moeten bevatten.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
14
versie 5
2 ACHTERGRONDEN LUCHTKWALITEIT 2.1
Samenstelling buitenlucht
Lucht is samengesteld uit een aantal gassen en is verontreinigd met kleine vaste deeltjes. Deze vaste deeltjes worden ook wel stof genoemd. De stofdeeltjes zijn in het algemeen zeer klein. De samenstelling van droge, schone lucht is gegeven in tabel 2.1. Tabel 2.1 Samenstelling van droge, schone lucht Gas Gewichtspercentage zuurstof 23,01 stikstof 75,51 argon 1,286 kooldioxide 0,04 waterstof 0,001 neon 0,0012 helium 0,00007 krypton 0,0003
Volumepercentage 20,93 78,10 0,9325 0,03 0,01 0,0018 0,0005 0,0001
In de buitenlucht zijn stofdeeltjes aanwezig die enerzijds afkomstig zijn van natuurlijke bronnen (zout, pollen, schimmels, ammoniak, zand en dergelijke), anderzijds van kunstmatige bronnen (verbrandingsprocessen, industrie etc.). De afmetingen van de deeltjes zijn over het algemeen klein, zie tabel 2.2 en 2.3. Globale waarden voor gemiddelde stofconcentraties geeft tabel 2.3. Tabel 2.2 Procentuele verdeling deeltjes in buitenlucht Verdeling naar Deeltjesgrootte Aantal 99,9% ď&#x201A;Ł 1 ď m > 1 ď m
0,1%
Tabel 2.3 Gemiddeld stofgehalte van de lucht [2] Meetsituatie
Gewicht 25% 75%
Gemiddelde concentratie in mg per m3 lucht
op het platteland - bij regenachtig weer - bij droog weer in en om de grote stad - in woonwijken - in industriĂŤle omgeving industriegebieden woonruimten warenhuizen werkplaatsen nabij snelwegen, gebieden met megastallen cementfabriek schoorsteen van technische stookinrichting
0,05 0,10 0,10 0,30 - 0,50 1-3 1-2 2-5 1 - 10 10 - 60 100 - 200 1000 -15000
Gemiddeld stofgehalte van lucht Onder stof verstaat men deeltjes van willekeurige vorm, samenstelling, dichtheid en afmeting. Er wordt onderscheid gemaakt tussen organische stofdeeltjes, zoals pollen, schimmelsporen, stuifmeel, papier- en textielvezels en anorganische stofdeeltjes, zoals roet, kalk, zand en metaaloxiden. De stofdeeltjes zijn afkomstig uit de buitenlucht en uit de binnenlucht (kleding en huid van de mens, roken, textiel, papier). Stof kan naar grootte worden ingedeeld: ď&#x201A;ˇ grof stof : > 10 ď m; ď&#x201A;ˇ GJKOTUPG Ĺş ď m. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
15
versie 5
Globaal wordt gesteld, dat 99,9 % van alle stofdeeltjes in de buitenlucht kleiner is dan 1 m, terwijl 75 % van de massa wordt geleverd door het kleine aantal deeltjes groter dan 1 m [5]. Afbeelding 2.1 geeft de afmetingen van veelvoorkomende stofdeeltjes.
Afb. 2.1 Deeltjesgrootte van stof Met het blote oog is alleen het grove stof boven 15 à 25 m waarneembaar. Kleinere deeltjes zijn nog zichtbaar bij hoge concentraties, zoals sigarettenrook, waarvan de afmeting van de meeste deeltjes tussen 0,1 en 0,3 m ligt. Deeltjes kleiner dan 10 m kunnen gedurende lange tijd in de lucht blijven zweven. Deze deeltjes worden bij inademing door de mens opgevangen in de neus- en keelholte. Deeltjes tussen 3,5 en 10 m dringen door tot in de luchtwegen. Deeltjes kleiner dan 3,5 m komen bij inademing tot in de longblaasjes (alveoli) en worden gerekend tot de inadembare (respirabele) fractie. Deeltjes kleiner dan 0,3 m worden deels weer uitgeademd. Stof speelt een rol bij het transport van virussen en bacteriën. Virussen hebben afmetingen tussen 0,005 en 0,1 m en komen gewoonlijk voor in koloniën of samen met stofdeeltjes. Bacteriën hebben meestal afmetingen tussen 0,4 en 5 m en worden gedragen door stofdeeltjes met grotere afmetingen. Naast stof worden ook aërosolen onderscheiden. Dit zijn vaste of vloeibare stoffen in een zeer fijne verdeling in een gas of gasmengsel met een deeltjesgrootte van 0,01 tot 0,1 m. De deeltjes grootte van stof wordt weergegeven door de letters PM gevolgd door een cijfer voor de diameter van de deeltjes, bijvoorbeeld PM10. PM staat voor Particulate Matter. Fijnstof wordt onderverdeeld op grootte: PM10: deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer. PM2,5: deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer; PM1: deeltjes met een diameter kleiner dan 1 micrometer; PM0,1: deeltjes kleiner dan 0,1 micrometer (ultra-fijnstof). PM0,1, PM1 en PM2,5 worden vooral daarom als gezondheidsrelevanter beschouwd dan PM10. Echter, de gezondheidskundige relevantie van het grove deel van het fijnstof, met een diameter tussen 2,5 en 10 µm, is niet te verwaarlozen. Voor fijnstof zijn er luchtkwaliteitsnormen [2]. Daarnaast gelden er voor een aantal ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
16
versie 5
andere stoffen die op deeltjes in de lucht voorkomen specifieke luchtkwaliteitseisen. Dit laatste geldt voor benzo[a]pyreen en de zware metalen arseen, cadmium, nikkel en lood. Fijnstof is een verzamelterm. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende manieren in de lucht terechtkomen. Op basis hiervan wordt - vooral met het oog op beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden: De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste bronnen hiervan zijn transport, industrie en landbouw. De zee vormt in kustgebieden een belangrijke natuurlijke bron voor fijnstof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Ook opwaaiend bodemstof is deels van natuurlijke oorsprong; De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste gassen. Roetdeeltjes in de lucht tgv verbrandingsprocessen zijn voor het grootste deel ultrafijn PM0,1. Deze roetdeeltjes als volgt onder te verdelen: Organic carbon (OC); Elemental Carbon (EC). Elemental carbon is gedefinieerd als onverbrande zuivere koolstof. Organic Carbon ontstaat door onvolledige verbranding, slijtage producten van bijvoorbeeld banden of kunststoffen en door biologische processen. Roetdeeltjes in de atmosfeer hebben invloed op het klimaat (broeikaseffect) en hebben een negatieve invloed op de gezondheid van mensen. Elemental carbon in de lucht is te bepalen met een meetmethode als omschreven in VDI 2465-1 Messen von Ruß (lmmission). Thermographische Bestimmung des elementaren uitgegeven in 1999 De fijnstofconcentratie (PM10) bestond in 2011 en gemiddeld over Nederland voor 18% aan Nederlandse bronnen. Voor het fijnere deel van het fijnstof (PM2,5) was dit 21%. De belangrijkste bijdrage aan het Nederlandse stof wordt vooral veroorzaakt door het verkeer en de landbouw. 22% van de PM10 concentratie was van buitenlandse bronnen (vooral veroorzaakt door industrie en energieopwekking), 1% van de Noordzee (scheepvaart) en 59% door overige bronnen zoals zeezout, opgewaaid bodemstof en eventueel foutief ingeschatte andere bronnen. Risicogebieden Om de gezondheidsrisico’s in gebouwen te bepreken is een goede ventilatie noodzakelijk. Voor deze ventilatie wordt buitenlucht gebruikt. De hoeveelheid (fijn)stof en andere verontreinigingen in de buitenlucht is afhankelijk van o.a. het seizoen en de ligging/plaats. De achtergrondconcentraties van fijnstof blijven in het overgrote deel van Nederland onder de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties (niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m³ voor PM10). Alleen in stedelijke gebieden, gebieden nabij drukke snelwegen en in gebieden met veel agrarische activiteiten in het midden en zuiden van Nederland wordt de norm overschreden. Dit komt vooral door de bijdrage van lokale bronnen. In het midden en zuiden van Nederland wordt de norm vaker overschreden dan in het noorden. Dit komt door een hogere uitstoot van fijnstof in het zuiden van Nederland en een grotere invloed van bronnen in het omringende buitenland.
2.2
Binnenluchtkwaliteit en relatie met infiltratie en ventilatie
De kwaliteit van de binnenlucht in gebouwen is bijna altijd slechter dan de kwaliteit van de buitenlucht ter plekke, op zijn gunstigst even goed of even slecht. De binnenluchtkwaliteit wordt beïnvloed door de volgende vervuilingsbronnen: De buitenlucht; Mensen en menselijk handelen; Het gebouw. Op de verschillende aspecten wordt nader ingegaan.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
17
versie 5
2.2.1
Invloed van de buitenlucht
Buitenlucht bevat verontreinigingen. De luchtkwaliteit buiten varieert over het jaar (zomersmog) en over de dag (spits in het verkeer). Ook binnen varieert zowel de belasting (aanwezigheid van mensen, roken, koken) als de ventilatie. Gesteld kan worden dat als er wordt geventileerd, de buitenlucht vaak van doorslag gevende betekenis is voor de kwaliteit van de binnenlucht als er geen aanvullende maatregelen genomen worden. Door ventilatie en infiltratie komt buitenlucht het gebouw binnen. Ventilatie is het, bewust en gecontroleerd, toevoeren van buitenlucht in een gebouw. Ventilatielucht kan, afhankelijk van het toegepaste systeem al dan niet gefilterd en daarmee gereinigd worden. Infiltratie is lucht die door spleten en kieren binnen komt. Infiltratie is onbewust en ongecontroleerd. Infiltratie lucht kan niet gefilterd worden. Infiltratie Bij gebouwen met een goede luchtdichtheid is de hoeveelheid infiltratielucht beperkt en is de invloed op het binnenklimaat gering. Voor de infiltratielucht geldt dat wanneer de buitenlucht een beperkte hoeveelheid verontreiniging heeft de infiltratie meehelpt met de verdunning van de concentratie van de verontreinigingen van de binnenlucht. Wanneer de buitenlucht (sterk) verontreinigd is, neemt door infiltratie de verontreiniging van de binnenlucht toe. Ventilatie Ventilatie van een gebouw kan op natuurlijke wijze (door temperatuur en drukverschillen) of op mechanische wijze. Bij natuurlijke ventilatie is het niet mogelijk de toegevoerde buitenlucht te filteren. Bij de mechanische ventilatie is onderscheid te maken in de volgende systemen: ď&#x201A;ˇ Systemen met natuurlijke toevoer van ventilatielucht; ď&#x201A;ˇ Systemen met mechanische toevoer van ventilatielucht. Bij systemen met natuurlijke toevoer van ventilatielucht kan de lucht niet gefilterd worden. Hierdoor is de invloed op de binnenluchtkwaliteit hetzelfde als bij infiltratie. Bij een mechanische toevoer van ventilatielucht kan de lucht geconditioneerd worden. Hierdoor kan de buitenlucht een bijdrage leveren aan het verlagen van de concentraties van verontreinigingen in de binnenlucht. Voorwaarde daarbij is dat de luchttoevoer systemen schoon zijn en blijvend onderhouden worden [6]. 2.2.2 Invloed van mensen en menselijke activiteiten De mens voegt een aantal verontreinigingen aan de lucht/het binnenmilieu toe. Enerzijds betreft het de onvermijdbare emissies zoals kooldioxide (ademen), vocht en lichaamsgeur en anderzijds betreft het emissies van allerlei consumentenproducten (meubels, stoffering, schoonmaakmiddelen, cosmetica), fijnstof en andere verontreinigingen ten gevolge van doe-het-zelf activiteiten, roken, stofzuigen en koken. Als er niet (continu) wordt geventileerd hopen de door mens en gebouw geproduceerde verontreinigingen zich op in het binnenmilieu. Door te ventileren worden deze verontreinigingen en vocht afgevoerd. Als de buitenlucht niet of weinig is verontreinigd treedt er bij ventilatie met deze buitenlucht verdunning op. 2.2.3 Invloed van het gebouw en de bouwmaterialen Het gebouw, zowel bestaande bouw als nieuwbouw, kan een hoog vochtpercentage hebben met als gevolg schimmelgroei en andere biologische agentia. Daarnaast hebben met name beton, cement, gips en kalkzandsteen een radon en thoron emissie. Radon en thoron zijn radioactieve edelgassen die door binding aan (fijn)stof bijdragen aan de stralingsbelasting van ons lichaam. Radon en thoron komen van nature voor in de bodem en dus ook in de producten die daarvan gemaakt worden. In Nederlandse huizen is het overgrote deel van de straling afkomstig uit bouwmaterialen, maar een klein deel komt uit de bodem, bijvoorbeeld via de kruipruimte of de buitenlucht. In de buitenlucht zijn radon en thoron altijd in kleine hoeveelheden aanwezig. In woningen kunnen ze zich ophopen waardoor de hoeveelheid binnenshuis groter is. Naast de bouwmaterialen hebben meubels, verfstoffen, vloerafwerking etc. ook een negatieve invloed op verontreiniging van de binnenlucht door emissie van vluchtige organische stoffen (bijv. formaldehydes). Om de verontreinigingen af te voeren is ventilatie noodzakelijk. Sommige verontreinigende stoffen in de buitenlucht zoals zwaveldioxide en stikstofoxiden kunnen (basische) reacties aangaan met materialen van wanden en vloeren en met inrichtingsmaterialen, waardoor de concentratie binnen hiervan soms lager kan zijn dan in de buitenlucht.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
18
versie 5
2.3
Gezondheidseffecten van (fijn)stof
Gezondheidseffecten in de bevolking worden tegenwoordig, behalve uitgedrukt in aantallen mensen die vroeger overlijden, ook weergegeven in een nieuwe gezondheidsmaat, de zogenaamde DALY’s, Disability Adjusted Life Years. Eén DALY wil zeggen dat één mens één jaar eerder dood gaat of leeft met een handicap (verlies van een “gezond” levensjaar). De DALY werd in 1990 door de Harvard University geïntroduceerd en is door de WHO (World Health Organization) in 2000 overgenomen. De DALY wordt steeds meer gebruikt wanneer het gaat om de volksgezondheid. Omdat in de DALY omvang, ernst en duur van de effecten verdisconteerd worden, ontstaat een soort universele gezondheidsmaat voor het totaal aan sterfte en de ziektelast in de bevolking. De gezondheidseffecten die samenhangen met langdurige blootstelling aan fijnstof, kunnen zo ook in DALY’s worden uitgedrukt (zie afb.2.2).
Daly per miljoen inwoners
Blootstelling aan verschillende milieufactoren veroorzaakt een deel van de ziektelast in Nederland. Dit deel varieert, afhankelijk van welke milieufactoren worden meegenomen, van 2 tot meer dan 14% van de totale ziektelast in Nederland. Belangrijke milieufactoren zijn fijnstof in lucht, geluid, UV-straling en radon in binnenlucht. Daarnaast wordt een deel van de ziektelast veroorzaakt door bijvoorbeeld leefgewoonten (zoals voeding en beweging) en ongevallen. 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
Afb. 2.2 Milieu gerelateerde ziektelast in DALY’s per miljoen inwoners [35].
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
19
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
20
versie 5
3 WETGEVING, NORMEN EN RICHTLIJNEN 3.1
Wetgeving
Buitenlucht Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden er in Nederland alleen regels voor het terugdringen van de hoeveelheid fijnstof in de lucht. In mei 2008 is een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit [2] van kracht geworden. De grenswaarden voor PM10 zijn: 40 µg/m³ voor het jaargemiddelde; Niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3. Daarnaast legt de nieuwe richtlijn normen vast voor de fijnere fractie van fijnstof (PM2,5). De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie is 25 µg/m3. Hieraan moet vanaf 2015 worden voldaan; de grenswaarde is overal van toepassing. De grenswaarde voor de jaargemiddelde fijnstofconcentratie PM10 wordt voor 2011 gegeven in afb. 3.1. In Nederland worden de metingen van de luchtkwaliteit uitgevoerd door het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) onder verantwoordelijkheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het landelijke meetnet bestaat uit regionale stations, stadsstations en straatstations. Behalve fijnstof geven deze stations ook informatie over concentraties koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide. Uitgebreide gegevens betreffende de fijnstofconcentraties zijn te vinden op de website van het compendium voor de leefomgeving [39] . De algemene trend is dat de jaargemiddelde fijnstofconcentratie in de lucht licht dalend is.
Afb. 3.1 Concentratie fijnstof (PM10) voor 2011 in Nederland (bron: RIVM) Naast de gegevens voor PM10 zijn de gegevens voor PM2,5 ook beschikbaar voor Nederland. PM2,5 wordt in de regelgeving ook wel aangeduid met 'fijne zwevende deeltjes'. Afb. 3.2 geeft de concentratie PM2,5 voor 2011. De gemeten stedelijke achtergrondconcentraties van de fijnere fractie van fijnstof bedroeg in 2011 ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
21
versie 5
gemiddeld 17 µg/m3. Op straatlocaties lagen de concentraties ca. 1 µg/m3 hoger. Lokaal in straten en langs snelwegen zijn de concentraties verhoogd door de bijdrage van verkeer aan de PM2,5-concentraties. Voor PM2,5 gelden op dit moment nog geen wettelijk vastgelegde grenswaarden, deze gelden vanaf 2015 (grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie is dan 25 µg/m3).
Afb. 3.2 Concentratie fijnstof (PM2,5) voor 2011 in Nederland (bron: RIVM) Naast de jaargemiddelde waarde gelden er ook grenswaarden voor de daggemiddelde waarden PM10. Er is een jaarlijkse variatie in het aantal dagen waarop de concentratie van 50 µg/m3 wordt overschreden. Op langere termijn valt een duidelijke daling in het aantal dagen met een concentratie boven de norm waar te nemen. De variatie van jaar op jaar wordt vooral veroorzaakt door meteorologische verschillen tussen de jaren. De norm voor kortdurende blootstelling aan fijnstof is in 2011 op geen enkel meetstation overschreden. Wel is er mogelijk langs drukke straten en snelwegen en in de buurt van op- en overslag bedrijven en grote stallen sprake van overschrijding geweest. Afb. 3.3 toont het aantal dagen dat de HSFOTXBBSEF WBO ɅH N3 wordt overschreden voor de verschillende meetstations voor de periode van 1992 t/m 2011.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
22
versie 5
Afb. 3.3 Aantal dagen met daggemiddelde fijnstofconcentratie (PM10 CPWFO EF ɅH N3 (bron: RIVM) Binnenlucht Voor de kwaliteit van de binnenlucht zijn er geen directe wettelijke eisen. Wel zijn er eisen betreffende de minimaal vereiste ventilatieluchtvolumestromen om zo een voldoende luchtverversing (gebaseerd op het CO2-gehalte) te garanderen. Hierbij wordt niet gekeken naar (fijn)stof concentraties of andere verontreinigingen die met de ventilatielucht naar binnen gebracht worden.
3.2
Normen
In het vakgebied van de ventilatie/luchtfiltering zijn onder andere de volgende internationale normen relevant: NEN-EN 779 [3] ‘Particulate air filters for general ventilation — Determination of the filtration performance’; NEN-EN 1822 [4] deel 1-5 ’Luchtfilters met een hoog rendement (EPA, HEPA en ULPA)’; NEN-EN 13779 [8] ‘ Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen’; NEN-EN 15251[7] ‘Binnenmilieu gerelateerde input parameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek’. NEN-EN 779 geeft de definities behorende bij grof filters, medium filters en fijn filters en beschrijft de opstelling, de test aerosol en de procedures en benodigde apparatuur om luchtfilters te testen. NEN-EN 1822 doet hetzelfde als NEN-EN 779 echter nu voor de EPA-, HEPA- en ULPA-filters. NEN-EN 13779 geeft richtlijnen voor de luchtfilterselectie, afhankelijk van het buitenmilieu en de gewenste kwaliteit van het binnenmilieu. Hiertoe is een ruwe klasse-indeling van het buitenmilieu gemaakt : ODA 1 – 3. ODA staat voor Outdoor Air. Ook is en een klasseindeling gemaakt voor het gewenste binnenmilieu: IDA 1– 4. Hierbij staat IDA voor Indoor Air. Daarnaast worden in de NEN-EN 13779 alle luchtstromen in een gebouw en luchtbehandelingsinstallatie gedefinieerd. In paragraaf 5.1 is de NEN-EN 13779 toegepast en toegelicht. NEN-EN 15251 geeft richtlijnen voor de ventilatieluchtvolumestromen afhankelijk van de toepassing en de mate van emissie van verontreinigingen door het gebouw en het interieur..
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
23
versie 5
3.3
Richtlijnen
De VLA (vereniging van leveranciers van Luchttechnische apparaten) heeft een uitgave gemaakt betreffende het maken van een luchtfilterkeuze, gebaseerd op NEN-EN 779, en het beheer en onderhoud van luchtfilters voor comfortinstallaties. De uitgave “Specificatie Luchtfilters voor luchtbehandelingsinstallaties” [9] is opgesteld door de Nederlandse luchtfilterbranche. ISSO-publicatie 63 [10] geeft richtlijnen voor het beheer en onderhoud van luchtfilters in WTW-installaties in woningen.
3.4
Ecodesign
De Europese richtlijn 2009/125/EC [21] , de Ecodesign richtlijn (zie ook specificatieblad I.3-2) voor het energiegebruik van energie gerelateerde producten. Voor ventilatiesystemen met een vermogen van 125 W tot 500 kW is dit nader uitgewerkt in de richtlijn 2011/327/EC. Deze richtlijn gaat hoofdzakelijk over ventilatoren, maar voor systemen voorzien van luchtfilters zijn er ook een aantal richtlijnen/eisen. In deze publicatie wordt alleen ingegaan op eisen die betrekking hebben op luchtfilters. In de Ecodesign richtlijnen wordt onderscheid gemaakt in ventilatiesystemen voor woningen, RVU (Residential Ventilation Unit) en voor overige gebouwen, NRVU (Non Residential Ventilation Unit). Met de invoering van de Ecodesign richtlijnen moet op ieder ventilatiesysteem met luchtfilters de volgende informatie worden weergegeven: Een tekst met het belang van een regelmatige filtervervanging. Voor units die van één of meer filters zijn voorzien is de nominale luchtvolumestroom vastgelegd voor de unit met luchtfilter(s). Woningbouw De units voor woningventilatie zijn gedefinieerd als units met een vermogen tot 125 W. Voor grote woningen kan het vermogen tot 250 W zijn als uitdrukkelijk is aangegeven dat het een woningventilatie unit betreft en de drukval over het systeem niet groter is dan 100 Pa. Vier jaar na de invoering van de Ecodesign richtlijn, geldt dat de systemen voorzien moeten zijn van een optisch signaal op bijv. de ruimtethermostaat of de ventilatorcontroller dat aangeeft wanneer de einddruk van de toegepaste filters is bereikt. Utiliteitsbouw Ventilatie units voor andere toepassingen dan woningbouw zijn gedefinieerd als units met een vermogen van 125 W tot 500 kW. Na de aanscherping van de Ecodesignrichtlijn (2 jaar na de invoering) geldt dat indien een filtermodule benodigd is, het mogelijk moet zijn een fijnfilter met laag energiegebruik (d.w.z. een lage luchtweerstand) toe te passen. Een fijnfilter met een lage luchtweerstand is gedefinieerd als een luchtfilter, afmeting 592*592 mm, met 100 gram stofbelading dat bij een luchtvolumestroom van 0,944 m3/s bij een ventilator met een rendement van 50% gedurende 6000 uur maximaal 1200 kWh verbruikt. Het vangstrendement moet gemiddeld meer dan 80% zijn en mag minimaal niet minder dan 35% zijn (dit komt overeen met een A-label volgens Eurovent ; zie bijlage B). Vier jaar na de invoering van de Ecodesign richtlijn, geldt dat de systemen voorzien moeten zijn van een optisch signaal op bijv. de ruimtethermostaat of de ventilatorcontroller dat aangeeft wanneer de einddruk van de toegepaste filters is bereikt.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
24
versie 5
4
PROGRAMMAFASE
Luchtfilters hebben tot doel de toegevoerde buitenlucht en/of gerecirculeerde binnenlucht te reinigen alvorens deze aan het gebouw toe te voeren. Afhankelijk van de verontreiniging van de toegevoerde lucht en de in het gebouw gewenste luchtkwaliteit wordt een luchtfilter gekozen met de gewenste eigenschappen. Afbeelding 4.1 geeft een overzicht van de programmafase en geeft hierbij tevens aan of de betreffende onderwerpen voor de woningbouw of de utiliteitsbouw van toepassing zijn.
Afb. 4.1 Overzicht van de programmafase bij luchtfilters
4.1
Inleiding en randvoorwaarden
Bij mechanische ventilatie is de luchtkwaliteit van de aan het vertrek toegevoerde lucht niet alleen afhankelijk van de filtering/luchtbehandeling. Ook de toestand van het kanalensysteem tussen luchtfilter en vertrekken waar de lucht wordt toegevoerd speelt een belangrijke rol. Aan het kanalensysteem moeten daarom de reinheidseisen worden gesteld en lekdichtheidseisen conform NEN-EN 13779 [8]. De programmafase wordt afgesloten met een programma van eisen (PvE) dat als uitgangspunt voor het ontwerp dient (specificatieblad I.8-2). Om te reinheid van een kanalensysteem te beoordelen (specificatieblad I.0-2) zijn er twee methoden: ď&#x201A;ˇ NEN-EN 15780; ď&#x201A;ˇ Luka reinheidsklassen. Op beide methoden wordt onderstaand ingegaan. De methoden is geldig voor zowel toe- als afvoerkanalen.. De norm NEN-EN 15780 geeft voorzorgsmaatregelen om tot schone installaties te komen. In deze norm wordt onderscheid gemaakt in 3 niveaus op basis van gebruik en bezetting. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
25
versie 5
Tabel 4.1 geeft de indeling in klassen. Het transport van het kanaalwerk vanaf de fabriek naar de bouwplaats dient op verantwoorde wijze plaats te vinden. Rechte kanalen worden bij voorkeur gefixeerd, van elkaar geschieden en ondersteund vervoerd om transportschade te voorkomen. Het verdient aanbeveling voor het transport van hulpstukken gebruik te maken van dozen, netzakken, bundels, kratten of containers. Tabel 4.1 Indeling in niveaus op basis van gebruik en bezetting Niveau Voorbeelden basis ruimten met lage bezettingsgraad gemiddeld kantoren, hotels, scholen, theaters, woningen, tentoonstellingsgebouwen, sportgebouwen, ziekenhuizen hoog farmaceutische industrie, micro-elektronica industrie, voedingsmiddelenindustrie, laboratoria, cleanrooms, bijzondere ziekenhuisafdelingen (bijvoorbeeld ok’s) Tabel 4.2 (NEN-EN 15780 [14]) geeft aan wanneer kanalen tijdens transport in ieder geval van een deksel voorzien moeten zijn. Tabel 4.2 Voorzorgsmaatregel om tot een schoon ventilatiesysteem te komen Niveau Fabrieksafdichting Transportafdichting Opslag Bouwplaats schoon basis nee nee nee nee gemiddeld nee nee ja ja hoog ja ja ja ja
Afdichten op bouwplaats verticale kanalen ja ja
Tijdens het bewerken van de kanalen voor en tijdens de montage is het noodzakelijk dat losse verontreinigingen, zoals stof, zand, e.d. in en aan het kanaal worden verwijderd alvorens de kanalen worden geplaatst. Als tijdens het bouwproces sterk vervuilende werkzaamheden worden uitgevoerd die de reinheid van de luchtkanalen kan aantasten moet erop worden toegezien dat die kanaaldelen worden afgeschermd. Gedurende het bouwproces is het echter voor de installateur van de luchtkanalen op praktische gronden onmogelijk de inwendige reinheid van de luchtkanalen te garanderen. Na beëindiging van het bouwproces moet de reinheid van de luchtkanalen worden gecontroleerd. In voorkomende gevallen kan inwendige reiniging van het kanalensysteem nodig zijn. Kanalen die tijdens het transport en opslag niet afgedicht zijn of fabrieksmatig niet gereinigd zijn, kunnen vuilophopingen hebben en/of olieresidu van het productieproces bevatten. Ook is het mogelijk dat stofophopingen optreden voor de eigenlijke ingebruikname van de installatie of tijdens langdurig gebruik. Tabel 4.3 geeft richtwaarden wanneer het kanalensysteem gereinigd moet worden. Tabel 4.3 Maximale stofbelasting Niveau Systeem moet gereinigd worden indien stofgehalte basis geen eis HFNJEEFME Ż H N2 IPPH Ż H N2 Behalve de reinheid van het kanalensysteem is ook de lekdichtheid van de kanalen van groot belang. Tabel 4.4 geeft de richtlijnen conform NEN-EN 13779 [8] voor de lekdichtheid van kanalen. ISSO-publicatie 17 [15] geeft hoe aan de kwaliteitseisen voor luchtkanalen voldaan kan worden. Tabel 4.4 vereiste lekdichtheid van kanalen Niveau Minimale lekdichtheidsklasse basis B gemiddeld C hoog D De maximale stofbelasting als gegeven in tabel 4.3, is op de bouwplaats niet te bepalen. Daarom heeft de Luka (Nederlandse vereniging van luchtkanalenfabrikanten) een visuele keuring ontwikkeld die gebaseerd is ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
26
versie 5
op de NEN-EN-ISO 8503-3[20]. Dit is een zogeheten tape-testmethode. Deze methode is beschreven in bijlage A. Luka hanteert de volgende indeling: LR-L : Luka Reinheid klasse Laag; LR-M: Luka Reinheid klasse Midden; LR-H: Luka Reinheid klasse Hoog; In bijlage A worden aanbevelingen gegeven om aan de Luka reinheidsklassen te voldoen. Luchtreinigers Het kan wenselijk zijn de ruimtelucht te reinigen met zg luchtreinigers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verwijderen van virussen of ziektekiemen uitruimten als bijvoorbeeld (huis)artsen praktijken of medische behandelruimten en wachtkamers of het verwijderen van (fijn)stof, huisstofmijten, schimmels, pollen etc. uit ruimten voor mensen met longaandoeningen of kleine kinderen en baby’s. Er is een groot assortiment luchtreinigers in de handel. Zeker in het buitenland worden deze apparaten veel toegepast. Qua filtertechnieken wijken deze apparaten niet af van andere filterapplicaties. Wel is het zo dat deze apparaten vaak zijn uitgerust met aanvullende systemen als UV-technieken om ziektekiemen en bacteriën te doden of elektrostatische elementen om vuil te binden. Ionisatie van de lucht wordt ook vaak aan luchtreinigers toegevoegd. In het algemeen zijn het stekkerklare losse apparaten die in de ruimte staan. Ze komen ook voor als inbouwunits in (verlaagde) plafonds. Het onderhoud dient volgens de richtlijnen van de fabrikant/leverancier te worden uitgevoerd
4.2
Filterprincipes
Om stof uit de buitenlucht te filteren kan men gebruik maken van één van de volgende luchtfilterprincipes: Mechanische luchtfilters (par. 4.1.1); Elektrostatische luchtfilters (par. 4.1.2); Adsorptiefilters en absorptiefilters (par. 4.1.3). De eerste twee vangen de vaste, eventueel vloeibare, deeltjes terwijl de adsorptie- en absorptiefilters worden toegepast voor het vangen, binden of chemisch omzetten van bepaalde gassen en dampen. 4.2.1
Mechanische luchtfilters
Voor klimaatinstallaties in gebouwen worden in de praktijk voornamelijk mechanische luchtfilters toegepast. Bij deze luchtfilters berust de werking op: a. Het zeven. Als de afmetingen van de deeltjes groter zijn dan de openingen van het filtermedium, worden deze tegengehouden, zie afb. 4.2-a. b. Het botsen. Stofdeeltjes worden met de luchtstroom meegenomen. In de afbeeldingen 4.2-b1 tot en met 4.2-b3 wordt deze luchtstroom aangegeven door stroomlijnen. Zeer kleine deeltjes worden in langzaam bewegende lucht meegenomen in de richting van deze stroomlijnen. Zij raken dus een vezel van het luchtfilter, wanneer de afstand tot die vezel nul wordt. Zijn de deeltjes groter (hebben ze een grotere massa) en is de snelheid van de luchtstroming groter, dan hebben de deeltjes de neiging om in de bestaande richting door te gaan, wanneer de luchtstroom van richting verandert. Er treden dan de volgende situaties op: b 1. de deeltjes vliegen 'rechtdoor', terwijl de lucht vlak bij de vezel scherp afbuigt. Men noemt dit het traagheid- of inertie-effect; b 2. de deeltjes worden gedeeltelijk door de afbuigende luchtstroom meegenomen en worden door de vezel 'aangetrokken' (van der Waalskrachten e.d.). Dit noemt men interceptie. Praktisch gesproken zijn b 1 en b 2 identiek. b 3. zeer kleine deeltjes hebben, door de botsing met de luchtmoleculen, een onregelmatige eigen beweging. Dit is de zogenaamde Brownse-beweging. Doordat de deeltjes om hun baan slingeren hebben zij schijnbaar een grotere afmeting. De onder b 1 en b 2 beschreven verschijnselen treden dan ook op. Omdat de deeltjes kleiner zijn, zal het verschijnsel slechts merkbaar optreden, wanneer de luchtstroming zeer lage snelheden heeft.. Dit effect geldt alleen voor deeltjes 1m. Ten onrechte noemt men dit diffusie-effect.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
27
versie 5
Afb. 4.2 Mechanische luchtfilters 4.2.2
Elektrostatische luchtfilters
In een elektrostatisch luchtfilter worden de stofdeeltjes elektrisch opgeladen en vervolgens door middel van een elektrostatisch veld van baan veranderd en opgevangen op platen, zie afb. 4.3. In de eerste sectie, de ionisatiesectie, worden de deeltjes elektrisch geladen in het spanningsveld dat aanwezig is tussen de ionisatiedraden en de geaarde platen. Deze geladen deeltjes komen nu in de collectorsectie; deze bestaat uit een aantal parallel geplaatste metalen collectorplaten, afwisselend geaard of aangesloten op een hoge spanning. De positief geladen deeltjes worden door de positief geladen platen afgestoten en op de geaarde platen neergeslagen. De adhesiekrachten, al of niet geholpen door een stofbindmiddel, houden de deeltjes op hun plaats. Daar, zoals bij de mechanische luchtfilters, de deeltjes af moeten wijken van de luchtstroomrichting, werken hier analoge effecten. Hoe hoger de luchtsnelheid en hoe korter de collectorplaten, hoe minder kans er is dat de deeltjes gevangen worden. Op de geaarde platen klonteren kleinere deeltjes samen. Indien de kracht van de luchtstroom op een conglomeraat groter is dan de kleefkracht op de plaat, zal het conglomeraat met de luchtstroom meegevoerd worden. Om deze reden is het verstandig een elektrostatisch luchtfilter steeds te voorzien van een mechanisch nafilter. negatief geladen of geaarde platen
lucht stroom
ionenbaan
draden met een hoge positieve lading ionisatiesectie
positief geladen deeltje
collectorsectie
Afb. 4.3 Principe van elektrostatische luchtfilters Bij een hoge relatieve vochtigheid van de lucht, en zeker bij aanwezigheid van waterdruppels in de lucht, bestaat er kans op overslag, waardoor de werking teniet wordt gedaan.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
28
versie 5
4.2.3
Adsorptiefilters en absorptiefilters
Deze luchtfilters dienen voor het vangen van gasvormige verontreinigingen in de lucht. Per soort luchtfilter zijn er overzichten of het betreffende luchtfiltertype bepaalde gasvormige verontreiniging goed, matig of niet afvangt. Deze overzichten zijn te verkrijgen bij de fabrikant of leverancier. Adsorptiefilters Het adsorberende medium is hier vrijwel altijd actieve kool. Het actieve-koolfilter wordt gebruikt voor de adsorptie van schadelijke of ongewenste gas- of dampvormige verontreinigingen van lucht, zoals bijv. koolwaterstoffen en geurstoffen. Onder adsorptie wordt verstaan de binding van gas- of dampmoleculen aan het oppervlak van een vaste stof. Het weer verbreken van deze binding, bijv. voor de regeneratie, wordt desorptie genoemd. Een actieve-koolfilter wordt vaak in combinatie met een voorfilter toegepast. De adsorber is sterk gevoelig voor verstopping door verontreinigingen van vaste of vloeibare aard en wordt daarom als laatste stap in een systeem toegepast. Door een speciaal proces van verhitting en oxidatie wordt een materiaal verkregen met een groot aantal poriën met een diameter van 1 nm tot 1 m. Daardoor bevat het materiaal een groot intern oppervlak waaraan het te adsorberen materiaal kan hechten: 1 g actieve kool heeft een volume van ca. 2 cm3 en een intern (specifiek) oppervlak van 900 - 1200 m2. Actieve kool is in vele uitvoeringsvormen -bijvoorbeeld poeder, korrels en staafjes- verkrijgbaar, terwijl de kool op diverse manieren kan zijn geïmpregneerd om de selectieve bindingseigenschappen voor bepaalde stoffen te vergroten. Voor een optimale adsorptie dienen de impregnering en de te adsorberen stof op elkaar afgestemd te worden. Bij een wisselend aanbod van gasvormige verontreinigingen, verdringen zwaardere moleculen eerder gebonden lichtere moleculen en treedt desorptie op. Desorptie zal eveneens op kunnen treden bij verandering van relatieve vochtigheid en bij temperatuurschommelingen. De manier waarop een adsorptie-installatie wordt uitgevoerd, kan verschillen per toepassingsgebied en per leverancier. De volgende types worden toegepast: Platenadsorbers; Mattenadsorbers; Patronenfilters.
Afb. 4.4 Verschillende vormen van actieve koolfilters(bron: Camfil) De platenadsorber bestaat uit tot platen geperste actieve-koolkorrels, die in een raamwerk worden geplaatst. De platen kunnen naast elkaar maar ook achter elkaar worden gemonteerd. De zigzagvorm naast elkaar of boven elkaar is ook mogelijk. De platen hebben een oppervlakte van circa 0,1 tot 0,3 m2, een dikte van 15 à 30 mm en bevatten elk circa 1 à 2 kg actieve kool die in diverse specificaties kan worden geleverd. De uit een aantal platen opgebouwde eenheden kunnen worden samengebouwd tot grote installaties. In het mattenfilter wordt poedervormige of gegranuleerde actieve kool opgesloten in compartimenten van vezelvormig poreus materiaal. De compartimenten zijn samengebouwd tot matten met een oppervlakte van circa 0,1 à 0,25 m2 en een dikte van circa 20 mm. Bij hogere concentraties worden patronenfilters toegepast. Patronenfilters zijn opgebouwd uit een aantal patronen die door middel van schroefdraad gasdicht op een grondplaat worden geschroefd. De patronen bestaan uit een geperforeerde binnen- en buitenmantel waartussen zich een laag actieve-koolkorrels bevindt. Een voorfilter is nodig om de actieve kool tegen stof te beschermen. Typische toepassing is o.m. de binding van geurstoffen, koolwaterstoffen, oplosmiddelen, ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
29
versie 5
zwavelzuur, zoutzuur, zwaveldioxide/trioxide, fluorwaterstof, zwavelwaterstof, ammoniak, aminen, chloor, keukenluchtjes enz.. Naast installaties waar de actieve-koolunits na verloop van tijd zijn verzadigd en moeten worden vervangen, zijn ook installaties met continue aanvoer en afvoer van actieve kool mogelijk. Absorptiefilters Het is gebruikelijk om dit type zo te noemen als de chemische binding overheerst. Het absorptiemateriaal is geĂŻmpregneerd. De gasvormige verontreinigingen worden door de chemische omzetting aan het impregneermiddel gebonden. Desorptie zal niet optreden. Dit type luchtfilter wordt veelal gebruikt voor het vangen van ĂŠĂŠn of meer specifieke verontreinigingen. De volgende typen luchtfilters worden, afhankelijk van de toepassing, toegepast: ď&#x201A;ˇ Mattenfilters/compactfilters; ď&#x201A;ˇ Patronenfilters. Een beschrijving van deze typen luchtfilters is bij de adsorptiefilters gegeven.
4.3
Filterkwaliteit
Luchtfilters voor klimaatinstallaties (de zogenaamde grof-, medium- en fijnfilters) worden conform NEN-EN 779 ingedeeld in negen klassen. De grenzen van deze negen klassen worden bepaald door de rendementen op stofvangst, zie tabel 4.5 en specificatieblad I.3-1. Voor speciale toepassingen en industriĂŤle ontstoffing zijn er luchtfilters met een (zeer) hoog vangstpercentage, ook voor zeer kleine stofdeeltjes. Deze luchtfilters zijn conform NEN-EN 1822-1 verdeeld in 8 klassen (zie tabel 4.6) en worden EPA-filters, HEPA-filters en ULPA-filters genoemd. Deze HEPA en ULPA filters worden in het algemeen niet in klimaatinstallaties toegepast. Deze zijn vooral terug te vinden in installaties voor operatiekamers, cleanrooms en industriĂŤle toepassingen waarbij stof niet aanwezig mag zijn. EPA filters worden in beperkte mate toegepast in klimaatinstallaties. Indeling van luchtfilters: ď&#x201A;ˇ G-filters (groffilter); Indeling in de klassen G1-G4; afhankelijk van het gemiddelde vangstpercentage van het luchtfilter op synthetisch stof; ď&#x201A;ˇ M-filters (mediumfilters); meer dan 40% maar minder dan 80% van de deeltjes met een grootte van 0,4 É&#x2026;N worden gevangen. Indeling in de klassen M5 en M6, afhankelijk van het gemiddelde rendement van het luchtfilter; ď&#x201A;ˇ F-filters (Fijnfilters); minstens 80% van de deeltjes met een grootte van É&#x2026;N worden gevangen. Indeling in de klassen F7 - F9, afhankelijk van het gemiddelde rendement van het luchtfilter; ď&#x201A;ˇ E-filters (EPA-filters (Efficient Particulate Air filter). Indeling in de klassen E10 - E12, afhankelijk van het rendement van het luchtfilter minimaal 85% op MPPS. ď&#x201A;ˇ H-filters (HEPA-filters, High Efficiency Particle Air filter ); indeling in de klassen H13- H14, minstens 99,95% rendement op MPPS. ď&#x201A;ˇ U-Filters (ULPA-filter; Ultra Low Penetration Air filter); Indeling in de klassen U15 - U17, afhankelijk van het rendement, minstens 99,9995% op de MPPS. 95% MPPS staat voor Most Penetrating Particle Size. Daarmee wordt de afmeting aangeduid van het deeltje dat IFU NPFJMJKLTU UF WBOHFO JT %PPSHBBOT MJHU EF HSPPUUF WBO EJU EFFMUKF UVTTFO EF FO NJDSPNFUFS É&#x2026;N 4.3.1
Filterrendement
MERV-rating MERV (minimum efficiency reporting value)-rating is een beoordelingsschaal die in 1987 door ASHRAE ontwikkeld is om de effectiviteit van luchtfilters te bepalen. De schaal is ontwikkeld om de minimale FGGFDUJWJUFJU WBO FFO GJMUFS WPPS EFFMUKFT NFU FFO HSPPUUF É&#x2026;N XFFS UF HFWFO [JF UBCFM %F TDIBBM JT beschreven in ASHRAE 52.2 van 1999. De MERV-classificatie wordt voor luchtfilters nagenoeg niet meer gebruikt. In Europa is deze vervangen door de NEN-EN 779 en de NEN-EN 1822. Is de verenigde staten wordt de ISO 29463 toegepast. Bij luchtreinigers wordt de MERV-rating af en toe nog gebruikt.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
30
versie 5
Tabel 4.5 Deeltjesgrootte bij MERV-rating MERV
Minimale deeltjesgrootte
EfficiĂŤncy
o
É&#x2026;N
Ĺť
o
o É&#x2026;N
o
o É&#x2026;N
o
o É&#x2026;N
o
É&#x2026;N
Ĺş
NEN-EN779, NEN-EN 1822 en ISO 29463 Het rendement van grof, medium en fijn filters wordt bepaald volgens de in NEN-EN 779 [3] beschreven meetmethode. Afb. 4.5 geeft schematisch de testopstelling volgens NEN-EN 779. Afb. 4.6 toont een testopstelling in de praktijk.
1 stof toevoer sectie 2 stof toevoer sectie 3 te testen luchtfilter 4 kanaalsectie met luchtfilter 5 kanaalsectie
6 kanaalsectie naar ventilator 7 HEPA-filter (minimaal H13) 8 toevoerpunt voor DEHS-deeltjes 9 stof injectie nozzle 10 vernauwing tbv mengen
11 geperforeerde plaat 12 monstername voor het luchtfilter 13 monstername na het luchtfilter
Afb. 4.5 Schematische weergave testopstelling voor bepaling filterrendement volgens NEN-EN 779
Afb. 4.6 Testopstelling volgens NEN-EN 779 (bron: Camfil) ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
31
versie 5
Voor de groffilters is de procedure als volgt: ď&#x201A;ˇ Bepaal de initiĂŤle drukval van een schoon luchtfilter. Dit gebeurt bij 25% tot 125% van de nominale luchtvolumestroom; ď&#x201A;ˇ Lucht met teststof wordt over het luchtfilter gevoerd tot de eindweerstand (= beginweerstand + 250 Pa) is bereikt; ď&#x201A;ˇ Bepaal het gemiddelde gravimetrische vangrendement (=rendement op afgevangen massa); ď&#x201A;ˇ Bereken de stofopnamecapaciteit op basis van gravimetrisch rendement en hoeveelheid toegevoerd stof. Voor de G1-G4 filters wordt lucht met ASHRAE teststof gebruikt. Voor filters vanaf M5 tot en met F9 wordt gebruik gemaakt van een DEHS-testaerosol. Hierdoor wordt in tabel 4.2 het rendement in twee verschillende kolommen weergegeven: voor de ASHRAE teststof zijn de gegevens in de kolom â&#x20AC;&#x153;gemiddeld vangstprecentage Am bij synthetisch stof â&#x20AC;&#x153;(een gemiddeld vangstpercentage) opgenomen en voor de DEHS teststof in de kolom â&#x20AC;&#x153;gemiddeld rendement Em PQ TUPGEFFMUKFT WBO É&#x2026;Nw ASHRAE-stof is een kunstmatig samengesteld stof bestaande uit: ď&#x201A;ˇ 5% katoenvezels; ď&#x201A;ˇ 23 % roet; ď&#x201A;ˇ 72 % gestandaardiseerd fijnstof (ISO 12103-1 - A2). %&)4 %J&UIZM)FYZM4FCBDBUF IFFGU FFO EFFMUKFT HSPPUUF JO EF SBOHF WBO É&#x2026;N In NEN-EN 779 (uitgave 2012), wordt bij de bepaling van het rendement ook uitgegaan van het minimale rendement. Bij luchtfilters met een statische lading wil dit zeggen dat de luchtfilter capaciteit in ontladen toestand wordt bepaald. Opmerking Het rendement van de luchtfilters wordt gebaseerd op een gemiddeld vangstpercentage. Voor de meeste luchtfilters geldt dat het vangstrendement toeneemt naarmate het luchtfilter meer stof heeft opgenomen. Een nieuw luchtfilter heeft hierdoor een lager vangstrendement dan een luchtfilter die tegen het eind van zâ&#x20AC;&#x2122;n levensduur loopt. Dit kan betekenen dat een nieuw luchtfilter minder stof vangt dan op basis van het gemiddelde rendement verwacht wordt. Bijvoorbeeld een type F7-filter heeft een gemiddeld vangstrendement van 80 - 90%. Dat wil dus niet zeggen dat een F7- filter altijd minimaal 80% vangstrendement heeft. Een nieuw F7-luchtfilter kan een vangstrendement van bijvoorbeeld 60% hebben. Het vangstrendement van de verschillende luchtfilters (grof, medium en fijn) volgens de NEN-EN 779 is gegeven in tabel 4.6. Tabel 4.6 Klasse-indeling van luchtfilters conform NEN-EN 779 Filtertype Klasse Maximaal Gemiddeld vangstdrukverschil percentage Am bij tijdens de test synthetisch stof [Pa] [%] G1 250 Ĺş "m < 65 G2 250 Ĺş "m < 80 groffilters G3 250 Ĺş "m < 90 G4 250 Ĺş "m medium M5 450 filters M6 450 F7 450 F8 450 fijnfilters F9 450 - niet van toepassing
Gemiddeld rendement Em op stofdeeltjes van 0,4 ď m [%] van 40 tot 60 van 60 tot 80 van 80 tot 90 van 90 tot 95 ď&#x201A;ł 95
Minimum rendement bij 0,4 ď m stofdeeltjes [%] 35 55 70
In NEN-EN 779 (uitgave 2012) wordt voor fijn filters een minimum test efficiency (MTE) ofwel een minimum rendement geĂŻntroduceerd. Tijdens de test moeten de fijnfilters een minimaal rendement voor deeltjes van NJDSPO IFCCFO %F[F XBBSEFO [JKO HFHFWFO JO UBCFM JO EF LPMPN iNJOJNVN SFOEFNFOU CJK É&#x2026;N stofdeeltjesâ&#x20AC;?. Voor medium en groffilters geldt geen MTE. Het toepassen van een MTE houdt in dat de efficiency bij (elektro)statisch geladen luchtfilters bepaald wordt in de ontladen toestand. Dit betekent dat ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
32
versie 5
met statische elektriciteit geladen luchtfilters nu in ontladen toestand gemeten worden en daardoor in het algemeen een (duidelijk) lager vangstrendement hebben. De achtergrond hierachter is dat de statische lading in luchtfilters na enige gebruikstijd verdwijnt en de werking van het luchtfilter daardoor vermindert. Sinds januari 2012 geven leden van Eurovent het energielabel voor luchtfilters af in de filterklassen G4 tot en met F9 met afmetingen zoals gedefinieerd in NEN-EN 15805 (zie 4.3.3). Dit zijn luchtfilters die gebruikt worden in de U-bouw. Het rendement van de hoogrendement luchtfilters (E-, H- en U-filters) wordt bepaald met een meetopstelling als beschreven in NEN-EN 1822 deel 3 (vlakfilters) of deel 5. Afb. 4.7 geeft schematisch de testopstelling volgens NEN-EN 1822-5. De gebruikte teststof wordt beschreven in NEN-EN-1822 deel 2. Bij de hoogrendement luchtfilters is de MPPS-efficiency leidend. MPPS ( Most Penetrating Particle Size) wil zeggen de afmeting van het deeltje dat het moeilijkst te vangen is. Doorgaans ligt de grootte van dit deeltje tussen EF FO NJDSPNFUFS É&#x2026;N 0N FFO IPPH SFOEFNFOU MVDIUGJMUFS UF LVOOFO UFTUFO NPFU FFSTU EF .114 bepaald worden. Dit geschiedt op een klein deel van het filtermateriaal. Daarna wordt het rendement bepaald. Hiervoor wordt een geheel filter gebruikt.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
voorfilter fijn filter ventilator verwarmer hoog rendement luchtfilter inlaat voor test aerosol
7. temperatuuropnemer 8. opnemer vochtmeter 9. monstername tbv deeltjesgrootte 10. monstername voor het luchtfilter 11. opnemers voor drukverschilmeting 12. manometer
13. te testen luchtfilter 14. meetbuis 15. meetpunt voor absolute druk 16. meting verschildruk 17. monstername na het luchtfilter
Afb. 4.7 Schematische weergave testopstelling voor bepaling filterrendement volgens NEN-EN 1822-5
Afb. 4.8 Testopstelling volgens NEN-EN 1822-5(bron: Filtech)
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
33
versie 5
Voor de hoog rendement luchtfilters is de klasse-indeling gegeven in tabel 4.7. Deze tabel is conform NEN-EN 1822-1. In de VS wordt NEN-EN 1822 niet gebruikt, maar gebruikt men ISO 29463. Deze norm wijkt op een aantal kleine punten af van NEN-EN 1822 maar hanteert wel dezelfde stappen in het rendement bij de indeling in filterklassen. In tabel 4.7 zijn zowel benamingen volgens NEN-EN 1822 als ISO 29463 gegeven. Tabel 4.7 Klasse-indeling van EPA-, HEPA- en ULPA-filters conform NEN-EN 1822-1 Doorlaat Filterklasse Rendement over gehele [%] filteroppervlak [%] NEN-EN 1822-1 & Ĺť Ĺş & Ĺť Ĺş & Ĺť Ĺş ) Ĺť Ĺş ) Ĺť Ĺş 6 Ĺť Ĺş 6 Ĺť Ĺş 6 Ĺť Ĺş EPA: Efficient Particulate Air Filter HEPA: High Efficient Particulate Air Filter ULPA: Ultra Low Penetration Air Filter
Classificatie volgens ISO 29463-1 *40 & *40 & *40 ) *40 ) *40 6 *40 6 *40 6
Opmerking Voor EPA-, HEPA- en ULPA-filters geldt dat deze een rendement hebben dat, ook bij nieuwe filters, voldoet aan de filterklasse. Het betreft dus niet een zg gemiddeld rendement, maar een rendement dat altijd gehaald moet worden. Voor HEPA- en ULPA-filter wordt ook bepaald of ze voldoende lekdicht zijn. De toegestane meetmethoden zijn gegeven NEN-EN 1822-4 [27]. Het rendement van EPA-, HEPA- en ULPA-filters is samengesteld uit een aantal afzonderlijke afscheidingseffecten. Afbeelding 4.8 geeft trendmatig weer hoe het totale vangstrendement is opgebouwd.
verklaring van de lijnen in afb. 4.9: groene lijn: elektrostatische effecten; paarse lijn: effecten op basis van gravitatie; zwarte lijn: zeefeffecten; rode lijn: thermische, hydrofobe en andere effecten; blauwe lijn: totale rendement van het filter (het dal in deze lijn bepaalt de MPPSwaarde)
Afb. 4.9 Trendmatige bepaling van het filterrendement Testen actieve koolfilters Er kunnen verschillende tests uitgevoerd worden waarvan de interpretatie van voornamelijk de combinatie een eindoordeel geeft. Bepaling van de dichtheid van actief kool, hoeveelheid vocht, hoeveelheid jodium en vluchtige componenten in actieve kool volgens de volgende ASTM standards: ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
34
versie 5
ASTM 4607: standaard testmethode voor restcapaciteit van actief kool [31]; ASTM 2854: standaard testmethode voor bepaling van de dichtheid van actief kool [32]; ASTM 2867: standaard testmethode voor hoeveelheid vocht in actief kool [33]; ASTM 5832: standaard testmethode voor hoeveelheid vluchtige componenten in actief kool (exclusief vocht) [34]. Deze tests kunnen in laboratoria uitgevoerd worden. 4.3.2
Filterafmetingen
In de woningbouw en in luchtreinigers worden in het algemeen toestelafhankelijke filtercassettes toegepast. Deze hebben geen standaard afmetingen. Alle luchtfilters, zoals die worden toegepast in de U-bouw, hebben standaardafmetingen. Deze zijn vastgelegd in NEN-EN 15805 [12]. Er zijn vierkante en rechthoekige filters. Standaardafmetingen van veel toegepaste vierkante filters zijn: 610 x 610 mm; 508 x 508 mm; 457 x 457 mm; 305 x 305 mm. Standaardafmetingen van veel toegepaste rechthoekige filters zijn: 508 x 610 mm; 305 x 610 mm; 610 x 762 mm. Bij het bepalen van de grootte van het benodigde filteroppervlak moet ervoor gezorgd worden dat dit gelijk is aan hele of halve afmetingen van het standaardmontageframe van 610 x 610 mm. Het minimaal benodigde filteroppervlak volgt uit de luchtvolumestroom en de maximaal toelaatbare snelheid over het luchtfilter. Een goede aanstroomsnelheid voor luchtfilters is in het algemeen 2,5 m/s. Dit is ook de genormaliseerde snelheid voor de luchtfiltertests en de genormaliseerde snelheid in de airconditioning techniek. Bij lagere snelheden, die op zich tot een lager energiegebruik leiden, moet erop worden gelet dat vooral bij zakkenfilters het volledige filteroppervlak wordt gebruikt, cq dat alle zakken volledig worden doorstroomd. Voor hogere snelheden tot circa 3,2 m/s zijn over het algemeen de luchtfiltertypes met verhoogd filtermediaoppervlak te kiezen. 4.3.3
Energiegebruik door drukverlies over luchtfilters
Luchtfilters hebben een luchtweerstand. Deze luchtweerstand moet door de ventilator(en) overwonnen worden. Dit kost energie (in deze publicatie energiegebruik van luchtfilters genoemd). Energiegebruik is één van de belangrijkste kostenposten van luchtfiltratie. Globaal gezien vormt het energiegebruik 70% van de kosten van filtratie. Het is dus belangrijk dat luchtfilters een beperkt drukverlies hebben (specificatieblad I.3-2). Het toegestane drukverlies over luchtfilters wordt bepaald op basis van de toegestane variatie van de luchtvolumestroom en de levensduurkosten. Omdat in testlaboratoria standaard stof gebruikt wordt, kan het rendement en de stofvangcapaciteit in de praktijk afwijken van de testen. Het rendement mag niet onder bepaalde, afgesproken, waarden dalen. Door het vangen van stof neemt de weerstand van luchtfilters toe en verandert het opgenomen vermogen van de ventilator bij een gelijkblijvend debiet. Veelal zal het opgenomen vermogen gelijk blijven maar daalt het debiet bij toegenomen weerstand in het systeem. Bij de invloed van de filterweerstand op de ventilator en het energiegebruik moeten twee situaties worden onderscheiden: De ventilator wordt aangedreven door een motor met een constant toerental (eventueel in een aantal stappen geregeld) ; De ventilator wordt zo geregeld, dat een constante luchtvolumestroom wordt geleverd.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
35
versie 5
Bij toenemende weerstand door stofbelasting van het luchtfilter, neemt de opvoerhoogte p van de ventilator toe. Dit geschiedt volgens de ventilatorkarakteristiek (“q-h-kromme”). Het energiegebruik P van de ventilator is evenredig met het product van opvoerhoogte h en de luchtvolumestroom q. In afbeelding 4.10 is dit voor de constant toerenventilator en de constant volumestroom ventilator toegelicht.
constant toerental ventilator
constant volumestroom ventilator
Afb. 4.10 Invloed van de luchtfilterweerstand op het ventilatorvermogen Opmerking: In het algemeen is het verlies aan luchtvolumestroom bij constant toerental ventilatoren door vervuiling van de filters beperkt tot enkele procenten. Dit is toelaatbaar. Bij systemen met een grote drukval (bijv. systemen met voorfilters en HEPA- of ULPA-filters) is de afname van de luchtvolumestroom duidelijk groter en kan dit een reden zijn om constant volume ventilatoren toe te passen. Sinds januari 2012 wordt door de Eurovent leden voor hun luchtfilters in de klassen G4 tot en met F9 een energielabel afgegeven. Bij het bepalen van het energiegebruik worden de luchtfilters belast met een hoeveelheid ASHRAE-stof. De hoeveelheid stof is gekozen op basis van de veronderstelde hoeveelheid stof die een luchtfilter bij installatie in een luchtbehandelingskast gemiddeld te verduren krijgt. Het energiegebruik E volgt uit:
E Waarin: q t ƅQ
= = =
q Ȝp t ɀ 1000
[kwh]
[m3/s] [h] <1B> [-]
luchtvolumestroom bedrijfstijd ESVLWBM PWFS IFU MVDIUGJMUFS rendement van de ventilator
Een eenvoudige rekensom laat zien dat het voordeliger kan zijn een duurder filter met een lagere luchtweerstand toe te passen. Voorbeeld: elektriciteitskosten û 0,25 per kWh (prijspeil 2013) bedrijfstijd t = 8760 uur (één jaar) rendement = 0,5 luchtvolumestroom q = 0,95 m3/s Uit formule (4.1) volgt E = 166,44 kWh besparing bij 10 Pa minder drukval over het filter. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
36
versie 5
( 4.1 )
Dit is een besparing in de kosten voor het energiegebruik van 166,44 * û 0,35 = û 41,64. Indien een luchtfilter met een 10 Pa lagere weerstand minder dan û 41,64 duurder is, is het, door de verminderde energiekosten, voordeliger het luchtfilter met de lagere luchtweerstand te kiezen. Eurovent-label Voor luchtfilters in de U-bouw heeft Eurovent een energielabel voor filters van de klassen G4 tot en met F9 ontwikkeld. Het energielabel wordt bepaald voor een volledig filterelement (filterafmetingen 592 mm x 592 mm; conform NEN-EN 15805). De labelling van luchtfilters conform de Eurovent eisen wordt thans (2013) uitgevoerd door onafhankelijke, door Eurovent aangewezen, testlaboratoria. De bepalingsmethode voor het Eurovent-label is opgenomen in bijlage B. Tabel 4.8 geeft voor filters van de klasse G4 tot en met F9 het energiegebruik van de verschillende energieklassen. De waarde van MX geeft aan bij welke stofbelading van het filter de voor het energiegebruik benodigde drukval wordt bepaald. Dit is voor de meeste filters minder dan de stofbelading bij de voor het filter opgegeven einddruk. Tabel 4.8 Energieklasse van luchtfilters Filterklasse A B C D E F G
G4
M5
M6
Mx = 350 g Mx = 250 g 0 – 600 kWh 0 – 650 kWh 0 – 800 kWh >600 – 700 kWh >650 – 780 kWh >600 – 950 kWh >700 – 800 kWh >780 – 910 kWh >950 – 1100 kWh >800 – 900 kWh >910 – 1040 kWh >1100 – 1250 kWh >900 – 1000 kWh >1040 – 1170 kWh >1250 – 1400 kWh >1000 – 1100 kWh >1170 – 1300 kWh >1400 – 1550 kWh >1100 kWh >1300 kWh >1550 kWh
F7
F8
F9
0 – 1200 kWh >1200 – 1450 kWh >1450 – 1700 kWh >1700 – 1950 kWh >1950 – 2200 kWh >2200 – 2450 kWh >2450 kWh
Mx = 100 g 0 –1 600 kWh >1600 – 1950 kWh >1950 – 2300 kWh >2300 – 2650 kWh >2650 – 3000 kWh >3000 – 3350 kWh >3350 kWh
0 – 2000 kWh >2000 – 2500 kWh >2500 – 3000 kWh >3000 – 3500 kWh >3500 – 4000 kWh >4000 – 4500 kWh >4500 kWh
Behalve de energieklasse geeft het Eurovent label (zie afb. 4.11) ook de volgende waarden: het startrendement van een nieuw filter (initial efficiency); het minimale rendement d.w.z. het rendement in ontladen toestand bij filters met een statische lading (minimum efficiency).
Afb. 4.11 Voorbeeld van een Euroventlabel.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
37
versie 5
Opmerking: Het Euroventlabel kent de volgende randvoorwaarden: Een vaste luchtvolumestroom van 0,944 m3/s; Een ventilatorrendement van 0,5; Een vaste stofbelading (zie MX in tabel 4.7) voor bepaling van de drukval. De stofbelading van een filter bij de einddruk is vrijwel altijd hoger of veel hoger dan de stofbelading waarvoor het label bepaald wordt. Daarnaast zijn veel filters ontworpen voor hogere luchtvolumestromen dan de 0,944 m3/s waarvoor het label bepaald is. 4.3.4
Filtermontageframes
In de woningbouw worden de luchtfilters in het algemeen in, vast in de ventilatie-unit opgenomen, kunststof montageframes aangebracht. Luchtfilters in installaties in de U-bouw worden in filtermontageframes, ook wel montageframes of holding frames genoemd, in de installatie gemonteerd. Deze montageframes moeten ervoor zorgen dat het luchtfilter goed op zijn plaats blijft zitten en lekkage van lucht langs het luchtfilter bij correcte montage (nagenoeg) onmogelijk is. Voor een snelle en eenvoudige verwisseling van filters zijn de montageframes veelal voorzien van klemmen of clips. Deze moeten aan de “vuile zijde” worden aangebracht. De afmetingen van de montageframes zijn vastgelegd in NEN-EN 15805 [12]`. In het algemeen zijn deze montageframes (zie afb. 4.12) gemaakt van roestvast staal of gegalvaniseerd staal. Wanneer meerdere frames naast elkaar worden gemonteerd, is het raadzaam extra verstevigingen toe te passen.
Afb. 4.12 Voorbeelden van filtermontageframes (bron ACS en Camfil) Op plaatsen waar verontreiniging van de luchtfilters met microbiologisch materiaal of materiaal met toxische eigenschappen kan plaatsvinden (bijvoorbeeld in laboratoria) kan het noodzakelijk zijn om een ander type filtermontageframe toe te passen. Dit zijn frames die naast een goede luchtdichte bevestiging van de luchtfilters aan de zijkant een voorziening hebben om de (HEPA-) filters via een ’ bag in/bag out’ systeem te vervangen. Dat wil zeggen dat het filter geen contact kan maken met de buitenlucht en dat via een plastic zak het filter gewisseld en afgevoerd wordt. 4.3.5
Filtermaterialen
In de luchtfiltertechniek wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten filtermaterialen. Deze hebben ieder bepaalde voor- en nadelen. Onderstaand wordt ingegaan op de toepassing van de verschillende materialen. Synthetische materialen Filters van synthetische materialen zijn opgebouwd uit synthetische vezels (bijvoorbeeld polyester of polypropyleen) die op een bepaalde manier geordend zijn en daarna verbonden/vastgelegd. Dat binden kan met chemisch (lijmen) of thermisch (verhitten) gebeuren. In het algemeen zijn synthetische vezels brandbaar. Door het toevoegen van bepaalde bestanddelen aan de bindmiddelen kunnen eigenschappen als brandwerendheid of antiseptische werking van het luchtfilter verbeterd worden.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
38
versie 5
Afb. 4.13 Synthetisch filtermateriaal; vergroting 700 x (bron: Camfil) Er zijn ook toepassingen waarbij de synthetische vezels in pakketten min of meer evenwijdig geplaatst zijn en waarbij door de langsstromende lucht de vezel statisch geladen worden en daardoor stof goed binden. Deze filters zijn gemaakt van zeer dunne vezels polypropyleen. Deze filters (ook wel Flimmer-filters genoemd) worden toegepast in een aantal typen luchtreinigers. Glasvezel Filters van glasvezel worden regelmatig toegepast. Glasvezel is onbrandbaar. Het gebruikte bindmiddel voor de filters is echter vaak wel brandbaar. Door het toevoegen van bepaalde bestanddelen aan de bindmiddelen kunnen eigenschappen als brandwerendheid of antiseptische werking van het luchtfilter verbeterd worden. Er zijn discussies over de invloed glasvezels op de gezondheid. Zie hiervoor paragraaf 4.3.7.
Afb. 4.14 Glasvezelfiltermateriaal vergroting 700 x (bron: Camfil) Papier Papieren luchtfilters worden vooral toegepast in de auto-industrie en verfspuitcabines. Voor de verfspuitcabines zijn er luchtfilters opgebouwd uit meerlaags gebaffeld filterpapier (ook wel Columbus filters genoemd (zie afb. 4.15).
Afb.4.15 Voorbeeld van Columbus filter
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
39
versie 5
Katoen Katoenenfilters worden in klimaatinstallaties nauwelijks toegepast. Wanneer ze toegepast worden gaat het om reinigbare/herbruikbare luchtfilters. In de houtverwerkende industrie worden katoenen filters (stofzakken) veel toegepast om zaagsel en houtstof te vangen. Na legen zijn deze luchtfilters direct weer bruikbaar. Metaal Metalen filters worden vooral in kleine afzuigkappen gebruikt als reinigbare vetvangers. Voor filters/vetvangers in grootkeukens wordt verwezen naar publicaties betreffende ventilatie van grootkeukens.
Afb. 4.16 Voorbeeld van metalen filter Actieve kool Actieve-kool wordt gebruikt voor de adsorptie van schadelijke of ongewenste gas- of dampvormige verontreinigingen van lucht, zoals bijv. koolwaterstoffen en geurstoffen. Door een speciaal proces van verhitting en oxidatie wordt een materiaal verkregen met een groot aantal poriën met een diameter van 1 nm tot 1 m. Daardoor bevat actieve kool een groot intern oppervlak waaraan het te adsorberen materiaal kan hechten: 1 g actieve kool heeft een volume van ca. 2 cm3 en een intern (specifiek) oppervlak van 900 1200 m2 (zie afb. 4.17).
Afb. 4.17 Microscopisch beeld van actieve kool (bron: Cabot Norit Activated Carbon) Actieve kool is in vele uitvoeringsvormen -bijvoorbeeld poeder, korrels en staafjes- verkrijgbaar, terwijl de kool op diverse manieren kan zijn geïmpregneerd om de selectieve bindingseigenschappen voor bepaalde stoffen te vergroten. Voor een optimale binding dienen de impregnering en de te adsorberen stof op elkaar afgestemd te worden. Afb. 4.18 toont staafjes actieve kool. Actieve kool wordt bij luchtfiltering op de volgende manieren toegepast (zie ook par. 5.1.2): Laagje actieve kool op fijnfilters; Korrels in patronenfilters; Platen van gebonden actieve kool granulaat.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
40
versie 5
Afb. 4.18 Staafjes actieve kool Opmerking: Bij patronenfilters met actieve kool en platen van gebonden actieve kool granulaat verandert de luchtweerstand gedurende de levensduur niet. 4.3.6
Luchtinlaat voor buitenlucht
Voor een goede werking van het luchtfilter is het noodzakelijk dat de inlaat voor de buitenlucht zo is uitgelegd dat de lucht zo schoon mogelijk is en dat de lucht droog is. Het is van belang dat geen regen of sneeuw in het systeem kan binnendringen. Wanneer luchtfilters toch nat worden treedt een sterke verhoging op van de weerstand en kan er sneller schimmelgroei in de luchtfilters voor komen. NEN-EN 13779 [8] geeft aan dat een relatieve vochtigheid lager dan 90% met kort durende overschrijdingen tijdens extreme weersomstandigheden acceptabel is. Over 3 dagen gemiddeld moet de relatieve vochtigheid dan wel lager zijn dan 80%. Nat worden van de luchtfilters kan worden beperkt door: Toepassing van druppelvangers; Voorverwarming van de ventilatielucht met een paar graden. Hierdoor daalt de relatieve vochtigheid van de lucht. NEN-EN 13779 geeft aanwijzingen voor het plaatsen van de luchttoevoer openingen. De belangrijkste aanwijzingen betreffen de positie om aanvoer van vervuilde lucht zoveel mogelijk te beperken. De belangrijkste richtlijnen om nat worden van luchtfilters te voorkomen: De luchtsnelheid in een onafgeschermde toevoeropening mag niet hoger zijn dan 2 m/s om te voorkomen dat vuil (incl. bladeren) of regen, sneeuw en mist in het systeem terecht komen; De toevoeropening moet minimaal 1,5 keer de maximale dikte van de sneeuwlaag die jaarlijks verwacht wordt boven het dak liggen. Locatie van de luchtinlaat. De luchtinlaat moet voldoende ver van luchtafvoerpunten en/of ontspanningsleidingen van de riolering gelegen zijn om geurhinder te voorkomen. NEN 1087 [13] geeft hiervoor richtlijnen (verdunningsfactor). Verder moet de luchtinlaat zo gelegen zijn dat verontreinigingen in de buitenlucht zo min mogelijk aangevoerd worden. Kies dus, als het mogelijk is, de luchttoevoer niet aan de straatzijde van het gebouw of op het dak van hoge gebouwen. Plaats geen luchttoevoer in struiken of boven waterpartijen om te voorkomen dat bladeren of ongedierte bij lichtbronnen aangezogen wordt. Plaats luchttoevoeropeningen ook zodanig dat er bij (sterke) zonnestraling geen sterke opwarming van de toevoerlucht plaatsvindt. 4.3.7 Filtermaterialen en gezondheid Er zijn discussies over de invloed van filtermaterialen (vezels) op de gezondheid. Het gaat hierbij vooral over het feit of glasvezels nu wel of niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Hierbij moet gekeken worden naar twee verschillende aspecten: Mogelijke invloed op gebruikers van gebouwen; Invloed op werknemers die filters moeten vervangen.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
41
versie 5
Opmerking: Op invloeden op de gezondheid van werknemers bij de productie van luchtfilters wordt in het kader van deze publicatie niet ingegaan. In de arbeidsveiligheid wordt, in toenemende mate van schadelijkheid, de volgende onderverdeling van stof gemaakt: Inhaleerbaar stof (totaal stof of PM100); Thoracaal stof (PM10); Respirabel (inadembaar) stof (PM3). Volgens de Europese richtlijn 67/548/EEC zijn glasvezelproducten niet geclassificeerd als zijnde gevaarlijk. Belangrijk hierbij is dat de glasvezels in diameter groter zijn dan 3 µm, hierdoor niet inadembaar (respirabel) zijn en niet is aangetoond dat ze longkanker veroorzaken. Er zijn echter luchtfilters die opgebouwd zijn uit glasvezelproducten met een diameter kleiner dan 3 µm[30]. Deze glasvezels zijn potentieel kankerverwekkend. Verder bestaat er een verdenking van mogelijke kankerverwekkendheid van glaswol. Glaswol is opgenomen in groep 2B van het IARC (International Agency for Research on Cancer). Er zijn op dit moment geen wettelijke grenswaarden (actuele term voor MAC-waarden). Oude MAC-waarden gaven de volgende eisen: Maximaal 2 vezels per cm3; Inhaleerbaar glasvezelstof maximaal 10 mg/m3 (tijdgewogen gemiddeld over 8 uur); inadembaar glasvezelstof maximaal 5 mg/m3. Internationaal worden grenzen tussen 5 en 15 mg/m3 (tijdgewogen gemiddeld over 8 uur) gehanteerd voor de totale hoeveelheid inadembaar en inhaleerbaar glasvezelstof. In een aantal landen zijn er normen betreffende het maximum aantal toegestane glasvezels in de lucht. Invloed op gebruikers In principe kunnen deeltjes uit filters losraken en zo de gezondheid van gebruikers in gevaar brengen. Zowel de filters opgebouwd uit synthetische vezels als uit glasvezels bevatten vezels die potentieel inhaleerbaar zijn. Blootstelling aan inhaleerbare vezels kan dus niet uitgesloten worden. *OIBMFFSCBSF HMBTWF[FMT NFU EJBNFUFST LMFJOFS EBO ɅN [JKO PQ CBTJT WBO CFTUBBOEF JOGPSNBUJF QPUFOUJFFM kankerverwekkend, maar een blootstellingslimiet is op basis van toxicologische gegevens niet vastgesteld. Voor polypropyleen vezels zijn geen gezondheidsrisico’s gevonden. Uit metingen blijkt dat de hoeveelheid vezels die, bij normaal gebruik, uit filters loskomen dermate klein is, dat er voor zowel de filters opgebouwd uit glasvezels als synthetische vezels geen problemen voor de gezondheid te verwachten zijn. Invloed bij onderhoudswerkzaamheden. Bij het verwisselen van filters opgebouwd uit glasvezelmateriaal komen beduidend meer vezels vrij dan bij bij synthetische vezels. Daar komt bij dat de glasvezels potentieel kankerverwekkend zijn. Hoewel er op dit moment geen wettelijke eisen zijn met betrekking tot het maximale aantal vezels in de lucht dat toegestaan is, zijn gezondheidsrisico’s niet uit te sluiten. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is daarom aan te bevelen (zie ook de richtlijnen bij onderhoud in paragraaf 8.2)
4.4
Filter-applicaties
Bij de luchtfilterapplicaties kan onderscheid gemaakt worden in installaties ten behoeve van: Woningbouw; Utiliteitsbouw; Speciale toepassingen. 4.4.1 Woningbouw In de woningbouw worden voornamelijk systemen met een mechanische luchttoevoer van luchtfilters voorzien. Bij de mechanische toevoersystemen worden veelal groffilters toegepast om de installatie te beschermen. Hoewel luchtfiltering met een groffilter altijd tot een verbetering van de luchtkwaliteit leidt, kan het soms wenselijk zijn een medium- of fijnfilter toe te passen. Dit valt dan onder de aanvullende kwaliteitseisen. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
42
versie 5
In de woningbouw is geen sprake van standaard afmetingen van luchtfilters. Deze zijn afhankelijk van de fabrikant van het ventilatiesysteem. 4.4.2 Utiliteitsbouw Luchtfilters in klimaatinstallaties in de utiliteitsbouw bestaan vaak uit meertraps filters. Deze luchtfilters zijn opgenomen in luchtbehandelingskasten en hebben standaard afmetingen (zie par. 5.2.1). 4.4.3 Speciale toepassingen In deze paragraaf wordt nader ingegaan op een aantal speciale toepassingen (zie ook specificatieblad (I.3-1): Luchtfilters in mogelijk explosieve omstandigheden; Luchtfilters in operatiekamers, cleanrooms en klimaatkamers. Onderstaand wordt nader ingegaan op de aspecten ten aanzien van luchtfiltering bij verschillende speciale toepassingen. Mogelijk explosieve omstandigheden Sinds 1 juli 2003, zijn de ATEX-normen ("ATmosphères EXplosibles" = explosieve atmosferen) 1999/92/EG (ook bekend als 'ATEX 137') en 94/9/EG verplicht in alle lidstaten van de Europese Unie. Ze zijn van toepassing op apparatuur die is ontworpen voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (gevaarlijke locaties). Voor klimaatinstallaties in industriële omgevingen (bijvoorbeeld een regelkamer in de petrochemische industrie) kan het nodig zijn ATEX gekwalificeerde luchtfilters toe te passen. Naast gekwalificeerde filters is een speciale filterbehuizing ook noodzakelijk. Diverse filterleveranciers hebben hiervoor speciale filters en filterbehuizingen. In het kader van deze publicatie wordt hier niet nader op ingegaan. Operatiekamers, cleanrooms en klimaatkamers Operatiekamers Door filtratie moet de aangevoerde lucht van (vrijwel alle) stof- en andere kiemdragende deeltjes ontdaan worden. Het luchtaanzuigrooster dient zodanig gesitueerd te zijn dat er geen risico bestaat dat verontreinigde lucht wordt aangezogen of dat sterke opwarming door de zon te verwachten valt. Voor de operatiekamers en steriele opdekruimten dient de voorbehandelde lucht nagefilterd te worden door het OKeindfilter (meestal een HEPA-filter). Dit filter is bij voorkeur achter het kanalennet geplaatst, dus zo dicht mogelijk bij de ruimte zelf. Cleanrooms Een cleanroom is een zeer zuivere werkomgeving: ontworpen om contaminatie aan het productieproces of aan het onderzoek dat in die omgeving gebeurt te beperken, of indien mogelijk uit te sluiten. Die contaminatie kan bestaan uit stof of vezels, in de lucht aanwezige micro-organismen, fijnstof of chemische dampen. Cleanrooms zijn in NEN-EN-ISO 14644-1 [17] geclassificeerd volgens het aantal deeltjes van een maximale omvang per hoeveelheid lucht. Afhankelijk van de eisen zal een hoofdfilter van de klasse E10 - H17-luchtfilters worden toegepast. Formule 4.2 geeft het verband tussen de klasse en de deeltjesgrootte. In tabel 4.8 is dit nader uitgewerkt. Tabel 4.9 geeft de deeltjes grootte per klasse indeling volgens NEN-EN-ISO 14644-1. Tabel 4.9 Aantal deeltjes per ISO-klasse bij cleanrooms [17]. Klasse volgens NENDeeltjes/m³ EN-ISO 14644-1 Ż N Ż N Ż N Ż N ISO 1 10 2 ISO 2 100 24 10 4 ISO 3 1000 237 102 35 ISO 4 10 000 2370 1020 352 ISO 5 100 000 23 700 10 200 3520 ISO 6 1 000 000 237 000 102 000 35 200 ISO 7 352 000 ISO 8 3 520 000 ISO 9 35 200 000 ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
43
Ż N
Ż N
8 83 832 8320 83 200 832 000 8 320 000
29 293 2930 29 300 293 000
versie 5
2 ,08
0 ,1 C N 10 N D Waarin: D = deeltjesgrootte N = klassenummer volgens NEN-EN-ISO 1444-1
[deeltjes/m3] ( 4.2 ) <ɅN> [-]
In cleanrooms is de luchtdruk hoger dan die van de omgeving daar buiten. Hierdoor kan er geen ongefilterde buitenlucht naar binnen. Voordat men een cleanroom kan betreden moet men via een luchtsluis of een luchtdouche om te zorgen dat er geen verontreinigingen mee genomen worden de cleanroom in. Voor de luchtsluis/luchtdouche gelden dezelfde filtereisen als voor de cleanroom. Om de hoofdfilters te beschermen wordt een voorfiltering in twee stappen toegepast. Klimaatkamers Klimaatkamers zijn afgesloten testruimten waarin de parameters als temperatuur, luchtvochtigheid, luchtsnelheid , lichtintensiteit, luchtsamenstelling, over- en onderdruk , op reproduceerbare wijze kunnen worden geregeld. In het kader van deze publicatie wordt alleen op de luchtfiltering ingegaan. Wil men een reproduceerbare luchtkwaliteit realiseren is filtratie via een hoofdfilter met filterklasse E10 of beter noodzakelijk. (zie opmerkingen in par. 4.3.1). Deze hoofdfilters worden in het algemeen vooraf gegaan door een klasse M-luchtfilter of een F7 luchtfilter.
4.5
Standtijd
Woningbouw Bij woningen wordt door de fabrikant aangegeven hoe vaak de filters vervangen moeten worden. Met uitzondering van extra filtervervanging na calamiteiten is dit een vervanging op basis van het aantal draaiuren. Meestal moeten luchtfilters 1- 2 keer per jaar vervangen worden. Dit lijkt vaak, maar ventilatieinstallaties in woningen draaien 8760 uur per jaar. Utiliteitsbouw en speciale toepassingen De standtijd (zie ook specificatieblad I.3-4) van een luchtfilter is de gebruiksduur van het luchtfilter zonder een bepaalde weerstand of penetratie te overschrijden. De standtijd van een luchtfilter wordt beïnvloed door: Concentratie van verontreinigingen in de buitenlucht (zie ook par. 4.6); Filteroppervlak; Relatieve vochtigheid; Luchtsnelheid over het luchtfilter. De standtijd van een luchtfilter moet voldoende lang zijn zodat niet iedere week of iedere maand de luchtfilters vervangen moeten worden. Echter de standtijd moet ook weer niet te lang zijn omdat anders uit hygiënisch oogpunt (ontwikkeling van biologische verontreinigingen in het luchtfilter zelf) het luchtfilter vervangen moet worden. Om de standtijd van de hoofdfilters te verlengen worden regelmatig luchtfilters van een lagere filterklasse voor het hoofdfilter toegepast (zg. voorfilters). We spreken dan van filtertrappen. De gebruikstijd van een luchtfilter uit hygiënisch oogpunt ligt voor voorfilters op 1 jaar en voor luchtfilters in de tweede trap op 2 jaar. Afhankelijk van de stofbelasting en de beschikbare ruimte voor de luchtfilters wordt uitgegaan van standtijden van een half jaar tot een jaar voor de hoofdfilters. Voorfilters kunnen een kortere levensduur hebben. De standtijd van een filter is van belang bij het ontwerpen van luchtfiltersystemen en bij het beheer en onderhoud (zie hoofdstuk 7). De standtijd van een luchtfilter kan bepaald worden op basis van: Het aantal gebruiksuren; Het drukverschil over het luchtfilter; Levensduur kosten; Meting van het aantal door het filter doorgelaten deeltjes.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
44
versie 5
4.5.1
Standtijd op basis van gebruiksuren
Filters moeten gewisseld worden wanneer de einddruk bereikt is. Het kan zijn dat de einddruk nog niet bereikt is, maar dat het om hygiënische redenen toch gewenst is het luchtfilter te vervangen. Tabel 4.11 geeft hiervoor richtwaarden [9]. Het gaat er om welke van de twee aangegeven grenzen uit tabel 4.11 het eerst bereikt wordt. Tabel 4.11 Richtlijnen voor wisselfrequentie Wisselfrequentie [bedrijfsuren] Eerste filtertrap 2000 Tweede filtertrap 4000 Retour- of afvoerlucht 4000 4.5.2
Wisselfrequentie [jaren] max. 1 max. 2 max. 2
Standtijd op basis van drukverschil
Wanneer luchtfilters niet tijdig vervangen worden neemt enerzijds het drukverschil over het luchtfilter toe en anderzijds wordt het risico groter dat het luchtfilter stof gaat doorlaten. Luchtfilters zijn ontworpen om tot een bepaalde drukval over het luchtfilter goed te functioneren. Tabel 4.10 geeft richtlijnen voor de eindweerstanden van luchtfilters [8]. VLA –publicatie [9] gaat uit van systemen met een normaal drukverlies. De luchtweerstand heeft grote invloed op het energiegebruik van de ventilatoren. Een lager drukverlies resulteert in een lager energiegebruik.
Tabel 4.10 Begin- en eindweerstand van luchtfilters M5 Luchtvolumestroom [m3/h] luchtsnelheid [m/s] Eerste filtertrap Begin weerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) Eindweerstand normaal drukverlies [Pa]*) Eindweerstand hoog drukverlies [Pa]*)
M6
F7 3400 2,5
F9
zakken filter 50 60 75 begin+50 begin+40 begin+25 begin+100 begin+90 begin+75 begin+200 begin+190 begin+175
Tweede filtertrap Beginweerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) Eindweerstand normaal drukverlies [Pa]*) Eindweerstand hoog drukverlies [Pa]*)
compact filter 75 100 130 begin+25 begin+50 begin+25 begin+75 begin+150 begin+120 begin+175 begin+300 begin+270
GF filtertrap (actieve kool/ chemisch/moleculair Beginweerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) Eindweerstand normaal drukverlies [Pa]*) Eindweerstand hoog drukverlies [Pa]*) *) Standaard uitgaan van systemen met een normaal drukverlies over de filters. Voor energiezuinige systemen uitgaan van beperkte drukval over de filters 4.5.3
F8
moleculair 80 20 70 170
Standtijd op basis van life cycle kosten
Op basis van het energiegebruik en de luchtfilterkosten (materiaal en arbeidsloon) en kosten voor afvoer/verwerking van het oude luchtfilter kan berekend worden wanneer het lonend wordt een luchtfilter te vervangen. De lifecycle kosten ktot van een luchtfilter volgen uit: ktot = kin+ kener + ko + kaf
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
[û]
45
versie 5
(4.3)
waarin: kin = kosten voor de nieuwe filterinstallatie, dus filters, frames en montagekosten. kener = huidige energiekosten (elektriciteitskosten voor de ventilator) ko = kosten voor filter vervanging ( inclusief loonkosten). kaf = kosten voor het afvoeren van de filters, waarbij verbranding eventueel een (kleine) opbrengstbijdrage kan leveren.
[Ăť] [Ăť] [Ăť] [Ăť]
De berekening van de energiekosten kener is gebaseerd op de gemiddelde weerstand over het filter tussen begin- en eindweerstand. Het ventilatorrendement (meestal rond de 50%). De energiekosten kener volgen uit:
k ener ď&#x20AC;˝
k q ď&#x192;&#x2014; Č&#x153;p ď&#x192;&#x2014;t ď&#x192;&#x2014; e É&#x20AC; 1000
[Ăť]
waarin: q = luchtvolumestroom Č&#x153;p = gemiddelde weerstand over het luchtfilter t = aantal bedrijfsuren É&#x20AC; WFOUJMBUPSSFOEFNFOU ke = kosten elektriciteit
( 4.4 )
[m3/s] [Pa] [h] < > [Ăť/kWh]
Standtijden volgen uit ervaringswaarden of tijdslimieten zoals in EN 13779. 4.5.4
Meting van het aantal door het filter doorgelaten deeltjes
In de toevoerlucht achter het filter of bij de inblaas in de ruimte kan de gewenste luchtkwaliteit periodiek gemeten worden. Op basis van deze metingen kan bepaald worden of de filters vervangen moeten worden. Het betreft hierbij meting van de microbiologische vervuiling (aantallen en soorten), het aantal stofdeeltjes, en de grootte van deze deeltjes.
4.6
Relatie kwaliteit - onderhoud - betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van het filtersysteem is de kans dat het gekozen systeem presteert op een acceptabele manier voor een bepaald gebouw, in een bepaald klimaat, tussen de geplande onderhoudsbeurten (zie ook specificatieblad I.3-5). Hierbij kan de betrouwbaarheid van het filtersysteem onder verschillende condities beschouwd worden en de betrouwbaarheid van het systeem op de lange duur (30 jaar). De betrouwbaarheid van het filtersysteem is naast systeemeigenschappen ook afhankelijk van gebruikersgedrag en het onderhoud (zie tabel 4.12).
Tabel 4.12 Relatie tussen technische kwaliteit, onderhoud en betrouwbaarheid Technische kwaliteit van het systeem
minimaal vereiste kwaliteit goede kwaliteit hoge kwaliteit minimaal vereiste kwaliteit goede kwaliteit hoge kwaliteit minimaal vereiste kwaliteit goede kwaliteit hoge kwaliteit
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
hoog eengezinswoning + ++ ++ meergezinswoning + ++ ++ utiliteitsbouw + ++ ++
46
Onderhoudsniveau gemiddeld minimaal vereist -0 ++
--
-+ ++
--0
0 + ++
--0
versie 5
Niveau betrouwbaarheid: ++ hoge betrouwbaarheid, conform aanvullend kwaliteitseisen (zie SB I.3-4). + goede betrouwbaarheid, conform kwaliteitseisen (zie SB I.3-4). 0 voldoende betrouwbaarheid. matige betrouwbaarheid. -slechte betrouwbaarheid Technische kwaliteit van het systeem: Minimaal vereiste kwaliteit: Hierbij wordt voor een toereikend systeem gekozen om de investering te beperken. Er is weinig aandacht voor toekomstig onderhoud en “life-cycle-cost”; Goede kwaliteit: Dit is een installatie die gekozen is op basis van een goed ontwerp. Er is aandacht voor toekomstig onderhoud en “life-cycle-cost”, maar beperking van de investering spelt een belangrijke rol; Hoge kwaliteit: Hiervoor wordt het systeem zorgvuldig gekozen. Er is veel aandacht voor toekomstig onderhoud en een systeemkeuze op basis van “life-cycle-cost”. Onderhoudsniveau Hoog: Het onderhoud wordt ca. 50-100% vaker uitgevoerd als voorgeschreven is door de leverancier voor het gekozen systeem; Gemiddeld: Het onderhoud wordt uitgevoerd met een regelmaat als voorgeschreven is door de leverancier voor het gekozen systeem; Laag: Het onderhoud wordt ca. 30-50% minder vaak uitgevoerd als voorgeschreven is door de leverancier voor het gekozen systeem. Voor een gebouw wordt het gewenste niveau van betrouwbaarheid gekozen. Uit de tabel 4.13 volgt dan de vereiste technische kwaliteit van het systeem en het onderhoudsniveau.
4.7
Recente ontwikkelingen op het gebied van luchtfilters
Het energiegebruik door de drukval over luchtfilters bepaalt voor een belangrijk deel de kosten door luchtfiltering. Een luchtfilter met een lage luchtweerstand is daarom van groot belang. Er zijn daardoor , met name in de fijnstof filtering, diverse ontwikkelingen om goede vangstrendementen te realiseren bij een lage luchtweerstand. Een nieuwe, in de praktijk beschikbare, ontwikkeling is die waarbij de lucht eerst geïoniseerd wordt en daarna over een electret-filter met lage luchtweerstand geleid wordt. Hierdoor ontstaat een filter met E10E11 eigenschappen. Kenmerk van deze luchtfilterinstallatie is een zeer lage luchtweerstand (20 – 50 Pa) terwijl het vangstrendement overeenkomt met dat van een HEPA-filter en dus gemeten wordt volgens NENEN 1822 (zie ook par. 4.2.1).
4.8
Luchtreinigers
Luchtreinigers hebben het doel de luchtkwaliteit in een ruimte te verbeteren (zie ook specificatieblad (I.3-6). Afbeelding 4.19 geeft een overzicht van de programmafase bij het toepassen van luchtreinigers. Het kan wenselijk zijn de lucht in een ruimte te reinigen met een luchtreiniger (zie ook specificatieblad I.3-6). In het algemeen zijn het stekkerklare losse apparaten die in de ruimte staan. Er zijn ook luchtreinigers die in/op het (verlaagde) plafond gemonteerd worden (zie afb. 4.19). Door het verwijderen van micro-organismen zoals virussen, bacteriën en schimmels uit de lucht kan besmetting worden voorkomen in bijvoorbeeld de praktijkruimte van de huisarts of dierenarts, laboratoria en medische behandelruimten en wachtkamers, maar denk ook aan scholen, kinderdagverblijven en kantoren. Ook bij de productie van gevoelige producten kan het nuttig zijn de lucht te desinfecteren om bijvoorbeeld uitval te beperken of de houdbaarheid te verlengen.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
47
versie 5
Afb. 4.19 Overzicht programmafase bij toepassing van luchtreinigers. Het verwijderen van fijnstof en allergenen zoals huisstofmijt, pollen, schimmelsporen kan ook belangrijk zijn voor mensen met longaandoeningen of allergieĂŤn en ook voor kinderen en babyâ&#x20AC;&#x2122;s. Er is een groot aantal verschillende soorten luchtreinigers in de handel, die zeer verschillende technieken gebruiken. Sommigen zijn zeer werkzaam, andere minder. In Nederland wordt luchtreiniging nog relatief weinig toegepast vergeleken met andere landen.
Afb. 4.20 Voorbeelden van luchtreinigers voor montage op/in het plafond (bron: Interland-techniek) De veel gebruikte mechanische filters worden soms ook uitgerust met aanvullende systemen zoals UVC techniek de lucht te desinfecteren door micro-organismen te doden of elektrostatische elementen om stofdeeltjes te binden. Ook wordt relatief vaak ionisatie toegepast om de lucht te desinfecteren (tegen micro organismen), geuren te bestrijden stof te laten neerslaan en vooral negatieve zuurstof-ionen in de ruimte te brengen. Er zijn stekkerklare luchtreinigers als tafel- of wandmodel, grotere apparaten die los in de ruimte staan, maar ook apparaten die bedoeld zijn voor inbouw in luchtkanalen of (verlaagde) plafonds. Ook zijn er toestellen in de handel met (ultrasoon) bevochtigen. Het onderhoud dient altijd volgens de richtlijnen van de fabrikant/leverancier te worden uitgevoerd. De luchtfilters zijn in het algemeen toestelafhankelijk. Een aantal apparaten werkt met een voorfilter om een langere standtijd van het hoofdfilter te verkrijgen. Het onderhoud van deze toestellen gebeurt vrijwel altijd op basis van gebruiksduur.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
48
versie 5
5
ONTWERPFASE
In het algemeen geldt dat de binnenlucht meer (fijn)stof bevat dan de buitenlucht. Door ventilatie met buitenlucht wordt het stofgehalte van de binnenlucht gereduceerd. Om de stofconcentratie zo effectief mogelijk te reduceren moet de buitenlucht, indien mogelijk, gefilterd worden. Zeker in de gebieden waar een hoge stofbelasting heerst (zie hoofdstuk 4). Bij systemen waar filtering van de toevoerlucht niet mogelijk is, of in ruimten waar het aan te bevelen is bacteriën, virussen, schimmels en/of de huisstofmijt onschadelijk te maken. Denk bijvoorbeeld aan de behandelruimten van (huis)artsen, dan kan gebruik gemaakt worden van luchtreinigers (zie par. 6.3). Uit een recente studie [22] blijkt dat bij goed onderhoud van de filters het aantal bacteriën en micro-organismen in de toevoerlucht door filtering van de toevoerlucht kleiner is dan het aantal in de buitenlucht. Dit geldt ook al bij medium en fijnfilters. Het aantal bacteriën en microorganismen in een ruimte wordt bepaald door de toevoer in de buitenlucht en activiteiten in de beschouwde ruimte. Afbeelding 5.1 geeft een overzicht van de ontwerpfase en geeft hierbij tevens aan of de betreffende onderwerpen voor de woningbouw, utiliteitsbouw of speciale toepassingen van toepassing zijn.
Afb. 5.1 Overzicht van de programmafase bij luchtfilters
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
49
versie 5
5.1
Filterselectie
De selectie van het juiste type luchtfilter(s) is van belang om het beoogde filterresultaat te behalen bij een voldoende lange standtijd (levensduur) van het luchtfilter en bij minimale kosten. Het luchtfilter in de luchtbehandelingsinstallatie heeft de volgende taken: Stof uit de toegevoerde lucht afvangen, ter bescherming van de installatie en het gebouw; Stof uit de toegevoerde lucht afvangen om de gewenste luchtkwaliteit in de leef- of werkruimte te verkrijgen; deze taak wordt bij klimaatinstallaties steeds belangrijker. De bescherming van de installatie dient de volgende doelen: Vervuiling van warmtewisselaars zoals heaters en koelers tegen te gaan; hiermee wordt het optreden van een rendementsverlies vertraagd; Voorkomen van corrosie ten gevolge van aan stofdeeltjes gebonden zuren, bijvoorbeeld SO2 en H2SO4; Voorkomen van oxidatie; Voorkomen van vervuiling van ventilatoren; Voorkomen van vervuiling van de kanalen en opnemers van de meet- en regelapparatuur. Een bijzondere vorm van een luchtfilter om vervuiling van de kanalen/installatie te voorkomen/beperken is het zg. vetvangfilter. Dit groffilter wordt toegepast bij afzuigkappen en afzuiginstallaties in keukens. Bij dit type luchtfilters bestaat het filtrerende medium uit staalwol, gebreid (gegolfd) draad, strekmetaal, geperforeerde plaat of combinaties hiervan (zie afbeelding 5.2). Tegenwoordig wordt bij dit type luchtfilters steeds vaker kunststof in plaats van metaal gebruikt. Toepassing naast de afscheiding van olie- en vetnevels is ook het afvangen van verfnevel.
Afb. 5.2 Vetvangfilter Bij de luchtfilterselectie speelt een aantal factoren een rol: De filterklasse; Het type luchtfilter; De weerstand van het luchtfilter. 5.1.1
Bepaling van de filterklasse
Woningbouw In de installaties voor de woningbouw worden bij systemen met mechanische luchttoevoer regelmatig groffilters (G-filters) toegepast. Het primaire doel van deze luchtfilters is het beschermen van de installatie. Is het verbeteren van de binnenluchtkwaliteit het primaire doel, dan worden medium- of fijnfilters toegepast (zie ook specificatieblad II.3-1). De filterklasse is in het algemeen door de fabrikant bepaald. Utiliteitsbouw NEN-EN 13779 geeft voor de utiliteitsbouw aanbevelingen voor het toe te passen luchtfilter afhankelijk van de eisen/wensen van de binnenluchtkwaliteit en kwaliteit van de buitenlucht(zie ook specificatieblad II.3-1). De organen van kleine kinderen zijn nog in ontwikkeling en daardoor gevoelig voor verontreinigingen in de lucht. Kinderen ademen per kg lichaamsgewicht meer lucht in dan volwassenen. Ook hierdoor zijn kinderen
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
50
versie 5
gevoeliger voor verontreinigde lucht. Het is daarom belangrijk te kiezen voor een goede luchtfilters op scholen en kinderdagverblijven. Ook bij andere kwetsbare groepen (bijv. ouderen en mensen met COPD) moet speciale aandacht aan de filtering besteed worden. Ga daarom uit van minimaal IDA2 voor de gewenste luchtkwaliteit (zie tabel 5.1 en tabel 5.4) [36]. Vaak wordt de luchtkwaliteit geregeld op basis van de CO2-concentratie. De CO2-concentratie geeft geen informatie over het (fijn)stofgehalte in de lucht. CO2 is een goede indicator voor aanwezigheid van personen, maar geeft geen informatie over de hoeveelheid (fijn)stof of andere verontreinigingen in een ruimte. Tabel 5.1 gaat nader in op de gewenste/vereiste kwaliteit van de binnenlucht [8] (IDA=InDoor Air quality).. Tabel 5.2 geeft een toelichting op de kwaliteit van de buitenlucht (ODA=OutDoor Air quality) Tabel 5.1 Gewenste/vereiste kwaliteit van de binnenlucht Categorie Omschrijving IDA 1
ppm CO2 hoger dan buitenlucht <400
Buitenlucht per persoon*) [m3/h] >54
Hoge kwaliteit van de binnenlucht (minder dan 15% klachten) IDA 2 Gemiddelde binnenluchtkwaliteit 400 - 600 36 - 54 (tussen 15 en 20% klachten ) IDA 3 Matige binnenluchtkwaliteit 600 - 1000 22 - 36 (tussen 20% en 30% klachten) IDA 4 Lage kwaliteit van de binnenlucht >1000 <22 (meer dan 30% klachten) *) Dit betreft volwassen personen. Bij kinderen is de benodigde luchtvolumestroom lager
Tabel 5.2 Kwaliteit van de buitenlucht Categorie Omschrijving ODA 1 Schone lucht, voldoet aan de richtlijnen van het WHO (2005) en fijnstof ODA 2 Verontreinigingen in de lucht zijn tot 1,5 keer hoger dan de richtlijnen van het WHO (1999) en fijnstof. Dit betreft veelal stedelijke omgevingen, die niet vallen onder ODA 3 ODA 3 Verontreinigingen in de lucht zijn meer dan 1,5 keer hoger dan de richtlijnen van het WHO (1999) en fijnstof, dat wil zeggen hoge concentraties verontreiniging: geïndustrialiseerde omgevingen, omgeving van megastallen, stadscentra en gebieden met een hoge verkeersintensiteit cq in de omgeving van een vliegveld. In de richtlijn van het WHO (2005) [26] wordt gekeken naar een aantal gasvormige verontreinigingen. Voor het bepalen van de ODA-categorie is dit aangevuld met eisen betreffende fijnstof PM10. Tabel 5.3 gaat in op de eisen die gelden voor het bepalen van de ODA-categorie. De concentratie van deze stoffen in de lucht wordt in Nederland gemeten door het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). Actuele gegevens zijn te vinden op de website van het landelijk meetnet [37]. Tabel 5.4 geeft voor utiliteitsgebouwen de filterselectie op basis van NEN-EN 13779. Tabel 5.3 Richtlijnen voor de belangrijkste verontreinigingen bij bepaling ODA categorie Verontreiniging Meettijd voor Richtwaarde middeling zwaveldioxide SO2 24 uur 20 g/m3 zwaveldioxide SO2 10 minuten 500 g/m3 Ozon O3 8 uur 100 g/m3 Stikstofdioxide NO2 1 uur 200 g/m3 Stikstofdioxide NO2 1 jaar 40 g/m3 Fijnstof PM10 24 uur 50 g/m3 max. 35 dagen overschreden Fijnstof PM10 1 jaar 40 g/m3
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
51
versie 5
Bron WHO 2005 WHO 2005 WHO 2005 WHO 2005 WHO 2005 99/30/EC 99/30/EC
Tabel 5.4 Overzicht luchtfilters voor de utiliteitsbouw volgens NEN-EN 13779 Buitenluchtkwaliteit Binnenluchtkwaliteit IDA 1 IDA 2 IDA 3 ODA 1 (schone lucht) F9 F8 F7 ODA 2 (stof) F7 + F9 M6+F8 M5 + F7 ODA 3 (hoge concentraties) F7 + GF + F9* F7 + GF + F9* M5 + F7 *GF = Gas filter (koolstoffilter) en/of chemische luchtfilter
IDA 4 M5 M5 + M6 M5 + M6
Aanvullend op tabel 5.4 geldt: ď&#x201A;ˇ Bij toepassing van recirculatie moet minimaal een M5 luchtfilter worden toegepast om verontreiniging van systeemcomponenten te voorkomen. Indien mogelijk moet het luchtfilter in de recirculatie van dezelfde klasse zijn als het luchtfilter in de hoofdstroom; ď&#x201A;ˇ Om het afvoersysteem en de uitblaas te beschermen is een luchtfilter van minimaal klasse M5 vereist. ď&#x201A;ˇ Afvoerlucht uit keukens moet in de eerste stap gereinigd worden met een makkelijk uit te nemen en te makkelijk te reinigen vetvanger; ď&#x201A;ˇ WTW-systemen in de U-bouw moeten voorzien zijn van een luchtfilter met minimaal klasse M5. Warmtewielen moeten voorzien zijn van goed werkende reinigingssecties (let op de drukhierarchie); ď&#x201A;ˇ Bij luchtfilters voor warmtewielen en luchtfilters in de retourlucht moet dezelfde filterklasse als in de toevoerlucht worden gebruikt. Keuze van luchtfilters bij bescherming tegen virussen In de buitenlucht komen virussen voor. Een aantal van deze virussen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. Door het toepassen van luchtfilters kunnen virussen worden afgevangen. De hoeveelheid virussen die door het filter doorgelaten worden hangen vooral af van het toegepaste filter. De mate waarin een luchtfilter bescherming geeft tegen virussen kan worden weergegeven met een zg. zekerheidsfactor [28]. Hoe hoger deze zekerheidsfactor des te beter de bescherming tegen virussen is. De zekerheidsfactor S volgt uit:
Sď&#x20AC;˝
100 100 ď&#x20AC; vangstrendement
[-]
(5.1)
Uit deze definitie volgt dat voor een installatie zonder filter geldt dat S = 1. Voor een F7-filter met(startrendement voor nieuw filter van 38% geldt S = 1,6 (=100/(100-38)). Voor een H12-filter met een rendement van 99,99% geldt S = 10000 (=100/(100-99,99)). Voor fijnfilters wordt uitgegaan van het vangrendement bij nieuwe filters. Bij deze filters wordt uitgegaan van deeltjes met een grootte vanaf 0,4 ď m. Virussen zijn over het algemeen duidelijk kleiner dan de 0,4 ď m waardoor deze filters nauwelijks bescherming geven tegen virussen. Voor EPA, HEPA en ULPA-filters wordt bij het bepalen uitgegaan van de MPPS (deeltjesgrootte met het laagste vangstrendement). Hierdoor geven deze filters een veel betere bescherming tegen virussen. Bijzondere toepassingen Operatiekamers De filtering van de lucht moet voldoen aan de minimum eisen volgens tabel 5.5 [16]. Tabel 5.5 Minimale filtereisen voor operatiekamers [16] Klasse-indeling volgens /&/ &/ /&/ &/ 1e voorfilter M5 2e voorfilter F7 Hoofdfilter F9 OK-eindfilter H13 * MPPS = Most Penetrating Particle Size (zie ook par. 4.3.1)
Vangstpercentage voor verschillende testmethoden (FNJEEFME PQ É&#x2026;N Op mpps* 40-60 80-90 >95 >99,997 >99,95
Cleanrooms Tabel 5.6 geeft een overzicht per klasse (zie tabel 4.8) van de toegepaste minimale filterklassen. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
52
versie 5
Tabel 5.6 Filtereisen per ISO-klasse voor cleanrooms Cleanroom klasse 9 8 7 1e stap voorfilter G3 G4 M5 2e stap voorfilter F9 F9 hoofdfilter. F9 H13 H13
6 F7 E10 H14
5 F7 E10 H15
4 F7 E11 U16
3 F7 E12 U16
2 F7 E12 U17
1 F7 E12 U17
Klimaatkamers Het hoofdfilter is meestal een filter van de klasse E10 of beter. Als voorfilter wordt een M-filter of F7 filter gebruikt. 5.1.2
Bepaling van het type luchtfilter
Woningbouw In de woningbouw is er slechts een beperkte mogelijkheid om filters te kiezen. Filters zijn uitgevoerd in cassettevorm en deze cassette is fabricaat afhankelijk. Hierbij kan wel gekozen worden voor een grof- of mediumfilter (ter bescherming van de installatie) of een fijnfilter om naast het beschermen van de installatie ook het binnenmilieu te verbeteren. Afbeelding 5.3 geeft een unit met een groffilter en dezelfde unit met een fijnfilter.
Afb. 5.3 WTW-unit voor de woningbouw met een groffilter en een fijnfilter (bron: Brink) Afbeelding 5.4 geeft een aantal uitvoeringsvormen van luchtfilters voor de woningbouw. Het betreft synthetische filters (in het algemeen polypropyleen) waarbij de het reinigen kan gebeuren door eenmalig voorzichtig stofzuigen of wassen van het filter. De wasbaarheid van de filters is afhankelijk van leverancier en fabricaat: niet wasbaar; enige keren wasbaar; onbeperkt wasbaar. Volg bij het reinigen de aanwijzingen van de leverancier/fabrikant.
Afb. 5.4 Voorbeelden van uitvoeringsvormen van luchtfilters voor de woningbouw (bron: Orcon)
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
53
versie 5
Utiliteitsbouw Voor de U-bouw worden, afgezien van de filterklasse, luchtfilters geleverd in verschillende uitvoeringen/constructiewijzen. De belangrijkste vormen van luchtfilters zijn: Rolbandfilters; Mattenfilters; Paneelfilters; Zakkenfilters; Compactfilters; Patronenfilters. Actieve koolfilters zijn leverbaar in verschillende uitvoeringen: Compactfilters; Patronenfilters. Welk type luchtfilter toegepast kan worden hangt mede af van de beschikbare ruimte (zowel het beschikbare frontoppervlak als de inbouwdiepte). Onderstaand wordt nader ingegaan op de eigenschappen van de verschillende uitvoeringsvormen van de luchtfilters zodat er gefundeerd kan worden gekozen. Rolbandfilters Bij rolbandfilters is het filtermateriaal op een rol aangeleverd en wordt het vanaf de rol door een frame gevoerd en achter het frame weer opgerold. Op gezette tijden kan het filter worden “doorgeschoven” zodat weer een schoon filter beschikbaar is. Rolbandfilters worden in comfortinstallaties niet veel meer toegepast. Ze werden gebruikt op plaatsen waar de stofbelasting hoog was en men frequent het filter moest vervangen. Tegenwoordig zijn deze filters op veel plaatsen vervangen door zakkenfilters. Mattenfilters Mattenfilters of filtermedia op rol worden gebruikt als voorfilters in luchtbehandelingssystemen en in luchtverwarmers, in de woningbouwsystemen, verfspuitcabines en als nafilter na de filters om spuitnevel af te vangen ( de zg. paintstop). Luchtfilters zijn verkrijgbaar op rol of op maat gesneden in de filterklassen G2 tot en met M5. Toepassing veelal in een draadframe of frame met een gaas.
Afb. 5.5 Filter met filterframe verstevigd met gaas Voordelen van mattenfilters: Goedkoop; Eenvoudige installatie Eenvoudig zelf op maat te maken. Let bij het aanbrengen op een goede ligging in het frame en zorg ervoor dat het filtermedium goed vastgezet wordt. Paneelfilters Paneelfilters (zie afb. 5.5) worden in het algemeen gebruikt als voorfilters voor luchtbehandelingskasten en airconditioningssystemen. Paneelfilters zijn geplisseerde luchtfilters die geassembleerd zijn in een frame.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
54
versie 5
Deze luchtfilters zijn verkrijgbaar in de filterklassen G3 tot en met F9. De maatvoering van deze luchtfilters is conform NEN-EN 15805 [12] (zie par. 5.2.1).
Afb. 5.6 paneelfilters (bron: Interland Techniek) Voordelen van paneelfilters: Groot filteroppervlak; Geringe inbouwdiepte; Hoge stofopnamecapaciteit; Lange standtijd; Laag energiegebruik. Zakkenfilters Zakkenfilters (afb. 5.7) worden gebruikt in de eerste of tweede filtertrap in luchtbehandelingskasten, airconditioningssystemen en als voorfilter in cleanrooms en diverse industriële toepassingen. Het filtermedium wordt gemaakt van hoogwaardige en niet-breekbare synthetische vezels. Zakkenfilters zijn er in klassen van G3 tot F9. De maatvoering van deze luchtfilters is conform NEN-EN 15805 [12] (zie par. 5.2.1).
Afb. 5.7 Zakkenfilters (bron: Camfil) Voordelen van zakkenfilters zijn: Groot filteroppervlak; Zeer hoge stofopnamecapaciteit; Lange standtijd; Laag energiegebruik. Compactfilters Compactfilters (afb. 5.8) worden gebruikt als luchtfilter in luchtbehandelingskasten, airconditioningssystemen en als voorfilter in cleanrooms. Compactfilters zijn er in de klassen M5 tot en met H13. De maatvoering van deze luchtfilters is conform NEN-EN 15805 [12] (zie par. 5.2.1). Voor lage gasconcentraties kan het filterelement voorzien worden van een laagje actieve kool. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
55
versie 5
Afb. 5.8 Compactfilters (bron: Interland Techniek) Voordelen van de compactfilters: Zeer hoge stofopnamecapaciteit; Beperkte inbouwdiepte; Lange standtijd; Lage luchtweerstand. Patronenfilter Patronen filters kunnen gevuld zijn met een geplisseerd filtermateriaal of met actieve kool. Actieve kool filters worden veel toegepast op vliegvelden, archieven en musea. Wanneer een zeer groot absorberend vermogen voor gassen vereist is kunnen patronenfilters (afb. 5.9) worden toegepast. Deze luchtfilters zijn geschikt voor beperkte luchtvolumestromen (80 – 100 m3/h). Patronenfilters met actieve kool zijn gevuld met losse koolkorrels. Bij patronenfilters met actieve kool is altijd een goede voor- en nafiltering noodzakelijk.
Afb. 5.9 patronenfilter (bron: Camfil) Voordelen patronenfilters: Zeer groot absorberend vermogen voor verontreinigingen; Lage luchtweerstand; Inhoud actieve kool eenvoudig te vervangen. Nadeel is dat patronenfilters alleen geschikt zijn voor beperkte luchtvolumestromen (80 – 100 m3/h).
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
56
versie 5
Flimmer-filters Flimmer-filters (zie afb. 5.10) bestaan uit lange, zeer dunne polypropyleenvezels die in een kartonnen frame geplaatst zijn. Deze filters worden in luchtreinigers toegepast. Belangrijkste toepassing is het voorkomen van de neerslag van stof in magazijnen, showrooms en winkels. Door de langsstromende lucht worden de vezels statisch geladen en binden daardoor stof uit de lucht. Deze filters zijn, afhankelijk van de uitvoering, vergelijkbaar met M6- tot F9-filters. De belangrijkste eigenschappen zijn: grote stof opnamecapaciteit; lage luchtweerstand; volledig verbrandbaar.
Afb. 5.10 Flimmer-filter (bron: Zehnder) Filter van platen gebonden granulaat actieve kool Voor het reinigen van grote hoeveelheden lucht waarin kleine hoeveelheden gasvormige verontreinigingen zitten zijn er filters van platen gebonden granulaat van actieve kool [29]. Deze filters zijn leverbaar met een frame en hebben standaard filterafmetingen. De belangrijkste eigenschappen zijn: lage luchtweerstand; eenvoudig verwisselbaar; geen stof emissie van het filter; geschikt voor grote luchthoeveelheden.
Afb. 5.11 Platen gebonden actieve kool granulaat (bron: Cabot Norit Activated Carbon)
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
57
versie 5
5.1.3
Randapparatuur
Woningbouw In de woningbouw is een deel van de ventilatiesystemen voorzien van een indicatielampje voor filtervervanging. Veelal is dit lampje opgenomen in de (meerstanden) schakelaar. Er zijn ook toestellen waarbij een code op het display van het toestel aangeeft dat het filter vervangen moet worden. Niet alle systemen hebben een waarschuwing voor filtervervanging. Veelal wordt geadviseerd, mede om het energiegebruik te beperken, de filters 1 à 2 maal per jaar te vervangen. Utiliteitsbouw Naast de luchtfilters is een beperkte hoeveelheid randapparatuur nodig voor het beheer en onderhoud van de luchtfilterinstallatie (zie ook specificatieblad II.3-5). Het gaat hierbij minimaal één van de volgende voorzieningen: - een bedrijfsuren teller; - een verschildrukmanometer; - een verschildrukschakelaar. Daarnaast kan het gewenst zijn om voorzieningen aan te brengen om een te hoge relatieve vochtigheid te voorkomen. Onderstaand wordt kort op de verschillende systemen ingegaan. Bedrijfsuren teller De bedrijfsurenteller is vooral van belang wanneer het filteronderhoud gebaseerd is op gebruikstijd (zie par. 4. 8.2). De bedrijfsuren teller kan zowel digitaal als analoog uitgevoerd worden. De bedrijfsuren teller moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: Moet bij een eventuele spanningsloze periode de geregistreerde uren vasthouden; Moet voorzien zijn van een reset knop cq nulstelling; Bescherming tegen vocht en stof minimaal IP65. Verschildrukmanometer De verschildruk manometer is belangrijk bij onderhoud op basis van de drukval over een luchtfilter. De verschildruk meter is ook een goed hulpmiddel om na te gaan of een luchtfilter goed gemonteerd is of dat schade aan een luchtfilter is ontstaan. De verschildruk manometer moet minimaal voldoen aan de volgende eisen: Bereik van 0 - 1000 Pa; Mediumtemperatuur: -20 tot +70 °C; Onnauwkeurigheid: 1% full scale; Beschermklasse minimaal IP54; Verschildrukschakelaar Bij onderhoud op basis van de verschildruk kan een verschildrukschakelaar gebruikt worden om een signaal te activeren wanneer een bepaald drukverschil overschreden wordt. De verschildrukschakelaar moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: Bereik van 0 – 1000 Pa; Mediumtemperatuur: -20 tot +70 °C; Bescherming tegen vocht en stof minimaal IP65. Opmerking: Het eerste cijfer van de IP-code geeft de bescherming tegen aanraking en binnendringen van voorwerpen. Een 5 duidt op aanrakingsveilig en redelijk stofdicht. Een 6 wil zeggen aanrakingsveilig en volledig stofdicht. Het tweede cijfer heeft betrekking op de beschermingsgraad tegen vocht. Een 4 duidt op waterdichtheid bij een besproeien met maximaal 10 l/min. Een 5 wil zeggen waterdichtheid bij een besproeien met maximaal 25 l/min. Hier geldt een hoger cijfer duidt op een betere waterdichtheid. Regeling ter voorkoming van een te hoge relatieve vochtigheid Bij installaties in de woningbouw worden er geen maatregelen getroffen om filters droog te houden. Bij installaties in de U-bouw is er in het algemeen wel aandacht om de filters droog te houden. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
58
versie 5
Wanneer de relatieve luchtvochtigheid te lang achtereen (drie dagen met een relatieve vochtigheid van gemiddeld meer dan 80%) hoog is, kan het filtermateriaal nat worden en kan schimmelgroei gaan optreden en neemt de luchtweerstand sterk toe. Om dit te voorkomen wordt een tweetal maatregelen toegepast: Het toepassen van druppelvangers om kleine druppels uit de luchtaanvoer af te vangen; Voorverwarming van de toevoerlucht met een paar graden om zo de relatieve vochtigheid te beperken. De relatieve vochtigheid kan gemeten worden met een capacitieve hygrometer. NEN-EN 13779 geeft in Annex 2 richtlijnen om de invloed van vocht van buiten te beperken.
5.2
Ontwerpen van luchtfiltersystemen
Woningbouw Bij de woningbouw zijn de filters geïntegreerd in de mechanische luchttoevoerunits. Dit vereist geen apart ontwerp. De filtersectie moet goed toegankelijk zijn voor visuele inspectie en voor het wisselen van de filterelementen. Het “trekken van de filters” moet goed mogelijk zijn. Voor eisen met betrekking tot brandbaarheid zie par. 5.2.5. Utiliteitsbouw Bij het ontwerpen van een luchtfiltersysteem speelt een aantal zaken een rol. Denk hierbij aan: Filterafmetingen (zie par 5.2.1); Locatie van de luchtfilter(s) (zie par 5.2.2); Bereikbaarheid voor service/onderhoud en inspectie (zie par. 5.2.3); Montage en afdichting (zie par. 5.2.4); Eventuele aanvullende eisen (bijv. eisen met betrekking tot brandbaarheid) (zie par 5.2.5). Op de verschillende aspecten wordt hierna nader ingegaan. 5.2.1
Filterafmetingen.
De minimale filterafmetingen volgen uit de te filteren luchtvolumestroom en de over het filter toelaatbare luchtsnelheid. Een goede aanstroomsnelheid voor luchtfilters is in het algemeen 2,5 m/s. Voor luchtfilters met een verhoogde filtermedia-oppervlakte mag de luchtsnelheid tot 3,2 m/s worden verhoogd (zie ook specificatiebladen II.3-2 en II.3-7). Bij lagere snelheden, die op zich tot een lager energiegebruik leiden, moet er, vooral bij zakkenfilters, op worden gelet dat het volledige filteroppervlak wordt gebruikt, cq dat alle zakken volledig worden doorstroomd. De luchtsnelheid heeft invloed op het geluidniveau. Bij toepassing van de filters in de hoofdkanalen en aftakkingen is het geluid bij luchtsnelheden tot 3,5 m/s geen probleem. Bij filters in de laatste kanalen naar vertrekken moet de luchtsnelheid lager zijn dan 2,5 m/s of moeten aparte geluiddempende voorzieningen getroffen worden. 5.2.2
Locatie van de luchtfilters
Fabrikanten van ventilatiesystemen in de woningbouw passen bij systemen met een mechanische toevoer van ventilatielucht in het algemeen groffilters toe om de installatie (ventilator en/of WTW-unit) te beschermen tegen beschadiging door stof. Bij toepassing van twee of meer luchtfilters zoals in de utiliteitsbouw moet het eerste filter voor de ventilator worden geplaatst en het tweede filter en eventuele volgende luchtfilters na de luchtbehandeling. Om een gelijkmatige belasting en vervuiling van het luchtfilter te verkrijgen moet het luchtfilter zodanig gemonteerd worden dat het gelijkmatig aangestroomd wordt. Op die manier treedt een gelijkmatige opbouw van het drukverschil over de gehele filterwand op. Hieronder volgen enkele aandachtspunten voor het ontwerp: Positie en het ontwerp van de luchttoevoer is van groot belang om lokale verontreinigingen zo min mogelijk toe te voeren (luchtinlaat bijvoorbeeld op het dak of aan de achterzijde van het gebouw plaatsen);
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
59
versie 5
Bij plaatsing van luchtfilters achter een buitenluchtrooster moet het rooster ervoor zorgen dat geen directe regeninslag het luchtfilter kan treffen en dat er voldoende ruimte tussen luchtfilters en rooster is om een gelijkmatige aanstroming te hebben; Indien het luchtfilter na een geluiddemper geplaatst wordt, moet de ruimte tussen demper en luchtfilter voldoende ruim zijn omdat tussen de coulissen van de demper hogere luchtsnelheden optreden; Filters moeten gelijkmatig worden doorstroomd, drukstoten en dwarsstroming vermijden; Filters moeten niet direct na de ventilator of op plaatsen waar de stroming niet uniform is geplaatst worden; De eerste filtertrap moet zo dicht mogelijk bij de toevoerlucht of mengkamer worden geïnstalleerd. Een extra filtertrap voor de buitenlucht aanzuiging is alleen bij zeer hoge stofbelasting aan te bevelen; De tweede filtertrap is het laatste element van de luchtbehandeling. Bij gebruik van V-snaar gedreven ventilatoren moet deze tweede trap altijd geïnstalleerd zijn om (slijtage)stof van de aandrijving af te vangen; De filterelementen vanaf de vuile luchtzijde installeren en wisselen; Bij zakkenfilters moeten de zakken in verticale positie worden geïnstalleerd om vervuiling en/of doorweking op de bodem van de installatie te voorkomen; Na een koolstoffilter of een chemisch luchtfilter moet altijd nog een F8- of F9-filter geplaatst worden. Het risico op groei van micro-organismen is minimaal indien de relatieve vochtigheid altijd onder de 90% ligt. Uitzonderingen vormen korte perioden met uitzonderlijke weerscondities, waarbij de gemiddelde relatieve vochtigheid over 3 dagen in het gehele systeem, inclusief de luchtfilters, minder is dan 80%. Aan de eisen mbt luchtvochtigheid kan voldoen worden door: Luchttoevoervoorzieningen aanbrengen die inregenen en sneeuw in de luchtfilters voorkomen; Voorzieningen aan te brengen voor de controle van de relatieve vochtigheid (ook voor de tweede trap < 90%). Aanbevelingen Elke filtersectie moet aan de buitenzijde duidelijk gekenmerkt zijn met de volgende data: • Luchtvolumestroom van de installatie (niet van de luchtfilters); • Aantal luchtfilters; • Filterklasse volgens NEN-EN 779: • Afmetingen luchtfilters; • Aanbevolen eindweerstand van de luchtfilter installatie (niet van de luchtfilters); Een bedrijfsurenteller aanbrengen; De eindweerstand van de filtersectie vastleggen volgens energetische overwegingen (Life-Cycle-Costs) en beschikbare opvoerhoogte van de ventilator. 5.2.3
Bereikbaarheid voor service en onderhoud
De filtersectie moet goed toegankelijk zijn voor visuele inspectie en voor het wisselen van de filterelementen (zie ook specificatieblad II.3-6). Het “trekken van de filters” moet goed mogelijk zijn. Let op: Te weinig ruimte om luchtfilters goed te kunnen verwisselen/aanbrengen verhoogt de kans op foutieve montage, beschadiging van het luchtfilter en/of de kans op luchtlekkage langs het luchtfilter. Filters moeten toegankelijk zijn voor visuele inspectie en het wisselen van filterelementen. Zorg ervoor dat er voldoende licht/verlichting beschikbaar is. Bij inbouwdiepten van 1 meter of meer moet er binnenverlichting geïnstalleerd worden. 5.2.4
Montage en afdichting
Utiliteitsbouw en speciale toepassingen Luchtlekkage in een filtersectie heeft een sterke daling van het filterrendement tot gevolg. De eisen voor Luchtdichtheid en bypass lekkage moeten daarom voldoen aan de eisen uit NEN-EN 1886 [25]. De luchtfilters zijn standaard voorzien van een kader/frame. De filterinstallaties zijn voorzien van zg. holdingframes die voorzien zijn van een pakking en waar het luchtfilters met clips of klemmen worden vast gedrukt tegen de pakking om zo een goede afdichting bewerkstelligen. Bij HEPA- en ULPA-filters is de ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
60
versie 5
lekdichtheid van groot belang. Hier worden vaak andere oplossingen toegepast om ervoor te zorgen dat het filter strak tegen de pakking van het frame blijft zitten (zie ook specificatieblad II.3-4). Voor HEPA- en ULPA-filters moet de afdichting voldoen aan de eisen conform NEN-EN 1822. Dit is eventueel te testen met de oliesporentest als beschreven in NEN-EN 1822-4 bijlage A. Dit wil zeggen dat de filters/filtermontageframes voorzien moeten zijn van een afdichting en moeten de filters goed in het frame gedrukt worden. Voor de fijnfilters en EPA-filters moet worden uitgegaan van filters/frames met een afdichting. Bij toepassing van meerdere filtermontageframes naast elkaar moeten extra verstevigingen worden aangebracht. Na montage van meerdere filtermontageframes moeten deze afgekit worden om een goed luchtdichtheid op de frames te garanderen. Naast filtermontageframes worden ook zgn. filterbehuizingen toegepast. Dit zijn frames opgenomen in een behuizing die als complete unit in een luchtbehandelingskast of kanaal gemonteerd worden. Deze complete units zijn voorzien van beplating en een inspectieluik/deur met een goede afdichting. De behuizing moet voldoen aan dezelfde luchtdichtheidsklasse als het kanalensysteem. Indien het kanalensysteem/de luchtbehandelingskast ge誰soleerd zijn, moet de filterbehuizing met hetzelfde materiaal en dezelfde dikte ge誰soleerd worden. Om corrosie van de filtermontageframes te voorkomen zijn deze uitgevoerd in gegalvaniseerd staal, roestvast staal of worden voorzien van een epoxy-coating. 5.2.5
Aanvullende eisen
De aanvullende eisen betreffende de eisen met betrekking tot voorzieningen voor regeling/bewaking van filtersystemen en voor brandbaarheid. Regeling/bewaking In de woningbouw zijn er in het algemeen geen voorzieningen om het drukverschil over het filter/de filters af te lezen. Een deel van de installaties is voorzien van een controlelampje om aan te geven wanneer een filter vervangen moet worden. Eventuele voorzieningen zijn in de ventilatie-unit opgenomen. Kwaliteitseis: zorg ervoor dat er een waarschuwingssysteem is voor het verwisselen van filters. Als minimale eis voor installaties in de U-bouw kan gesteld worden dat een installatie beschikt over een aanwijzende verschildrukmanometer (geen vloeistof manometer) of een bedrijfsurenteller. Het is ook mogelijk systemen te voorzien van een zgn. drukverschilschakelaar die een waarschuwing geeft wanneer een bepaald drukverschil over een filter overschreden wordt. Eisen m.b.t. brandbaarheid. Bij eisen m.b.t. brandbaarheid van filter spelen twee totaal verschillende benaderingen een rol: - Het verbranden van een verontreinigd luchtfilter na filterwisseling - Het niet of slechts beperkt bijdragen aan de verspreiding van brand/rook in een gebouw en/of installatie. Op beide aspecten wordt nader ingegaan. Volledige verbrandbaarheid van luchtfilters Luchtfilters die geen toxische stoffen, radionucliden, cytostatica of pathogene stoffen hebben afgevangen kunnen als chemisch afval bij een afvalverbrander worden aangeboden. De meeste leveranciers hebben luchtfilters die volledig verbranden zonder dat door de verbranding van het luchtfilter schadelijke stoffen vrijkomen. Dit wordt bij de product eigenschappen weergegeven. Brandveiligheid Luchtfilters kunnen voorzien zijn van een zgn. UL 900 classificatie. Dit wil zeggen dat het luchtfilter (in nieuwe toestand) matig zal branden en/of waaruit matige hoeveelheden rook vrijkomen wanneer het in aanraking met vuur komt. Het luchtfilter zal geen vlamvatten en er komen geen vonken vrij. Dit geldt zowel voor het filtermateriaal als de toegepaste lijm, het frame en de afdichtingsmaterialen. De UL 900 classificatie geldt voor nieuwe filters omdat door het luchtfilter afgevangen stof de brandbaarheid zal be誰nvloeden.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
61
versie 5
NEN-EN 13501-1 geeft een classificatie voor de brandbaarheid van onderdelen van gebouwen/installaties.
5.3
Luchtreinigers
Luchtreinigers (specificatieblad II.3-8) hebben tot doel de luchtkwaliteit in een ruimte te verbeteren. Dit gebeurt door continu lucht uit de ruimte aan te zuigen en na reiniging weer in de ruimte terug te brengen. Het reinigen gebeurt op één of meer van de volgende aspecten: (fijn)stof, geuren, vluchtige stoffen, sigarettenrook, schimmels, bacteriën, virussen en allergenen. Er zijn verschillende luchtfilter technieken om lucht te reinigen: Mechanische luchtfilters. Deze zijn in het algemeen voorzien van voorfilters en een HEPA-filter. Deze voorfilters zijn meestal eenvoudig te reinigen. Fijnstof wordt goed afgevangen. Elektrostatische luchtfilters. Deze hebben een goed rendement bij het vangen van fijnstof en zijn gemakkelijk te reinigen. Elektrostatisch geladen mechanische luchtfilters (ook wel elektrostatische vangfilters genoemd). Vezel- of rasterfilters worden door elektriciteit statisch geladen. De statische lading trekt vuildeeltjes aan uit de lucht die door de luchtreiniger stroomt. Deze blijven dan aan het luchtfilter kleven. Statisch geladen luchtfilters. Hierbij worden kunststofvezel door de langsstromende lucht statische en binden daardoor stof. Ten onrechte worden deze filters soms aangeduid als elektrostatische filters. Bovengenoemde luchtfilters kunnen ook gecombineerd worden met UV-licht om micro-organismen in de lucht onschadelijk en beter filterbaar te maken, met actieve koolfilters om geuren te absorberen of met luchtbevochtigers. Afbeelding 5.12 geeft een overzicht van de ontwerpfase bij het toepassen van luchtreinigers.
Afb. 5.12 Overzicht ontwerpfase bij toepassing van luchtreinigers. In de VS wordt bij luchtreinigers gebruik gemaakt van de zg CADR (Clean Air Deliverance Rate). Deze is opgenomen in de nationale norm ANSI/AHAM AC-1-2006 [23]. Het CADR- getal wordt weergegeven voor het reinigen op tabaksrook, pollen en (fijn)stof. Deze waarde kan ook in Nederland worden gebruikt bij het selecteren van een luchtreiniger. Als vuistregel kan worden aangehouden dat het toestel minimaal een CADR-waarde moet hebben die gelijk is aan minimaal 2/3 van de inhoud van de ruimte. Bij een lagere CADRwaarde worden verontreinigingen te langzaam afgevoerd.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
62
versie 5
Af en toe wordt de MERV-rating (zie paragraaf 4.3.1 voor een toelichting) gebruikt om het reinigend vermogen van luchtreinigers te specificeren. Kies voor luchtreinigers een MERV-rating van minimaal De statisch geladen luchtfilters worden vooral toegepast in magazijnen, winkels en showrooms. Hier worden deze luchtreinigers toegepast om producten optisch stofvrij te houden. Bij ruimten met een verlaagd plafond kan om redenen van esthetica of, gebruik van de ruimte gekozen worden voor zg. inbouwsystemen (zie ook paragraaf 4.10). In de woning toepassingen zullen in het algemeen staande luchtreinigers worden toegepast.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
63
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
64
versie 5
6
UITWERKINGSFASE
Aan het einde van de ontwerpfase is het gewenste kwaliteitsniveau van het luchtfiltersysteem vastgesteld. De gemaakte keuzes zijn vastgelegd in het programma van eisen en het systeemontwerp. Hierin zijn tenminste de volgende gegevens opgenomen: Het aantal filtertrappen; De filterklasse van iedere filtertrap; Afmetingen van de luchtfilters (frontoppervlakte en inbouwdiepte); Het type filter van iedere filtertrap. Afbeelding 6.1 geeft een overzicht van de uitwerkingsfase en geeft hierbij tevens aan of de betreffende onderwerpen voor de woningbouw, utiliteitsbouw of speciale toepassingen van toepassing zijn.
Afb. 6.1 Overzicht van de uitwerkingsfase bij luchtfilters In de uitwerkingsfase wordt het systeemontwerp tot in detail uitgewerkt en besteksklaar gemaakt.
6.1
Communicatie
In de uitwerkingsfase is uitwisseling van informatie noodzakelijk tussen het bouwteam (de opdrachtgever, bouwdeskundige en installatiedeskundige) en de fabrikant, i.v.m. de productgegevens. Gedurende de uitwerkingsfase worden het ontwerp en de systeemcomponenten gevalideerd.
6.2
Selectie systeemcomponenten
6.2.1
Selectie van luchtfilters
Selecteer het luchtfilter/de luchtfilters conform de in het ontwerp opgenomen specificaties (zie ook specificatieblad III.3-2): ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
65
versie 5
Type luchtfilter; Filterklasse; Afmeting(en) van het luchtfilter cq de luchtfilters; Het aantal luchtfilters; Luchtvolumestroom over het luchtfilter; Begin drukverlies; Maximaal toegelaten drukval;
6.2.2
Selectie van filtermontageframes
Selecteer het filtermontageframe/de filtermontageframes conform de in het ontwerp opgenomen specificaties (zie ook specificatieblad III.3-1): Afmetingen; Afdichting van de luchtfilters (lekdichtheid); Bevestiging van de luchtfilters in het frame; Corrosiebestendigheid van het frame end e bevestigingsmiddelen; Stijfheid van het frame cq de frames. 6.2.3
Selectie van de overige componenten
Selecteer de overige componenten als drukverschilmeter of drukverschilschakelaar, hygrometer en eventuele naverwarming en/of bedrijfsuren teller conform de in het ontwerp opgenomen specificaties (zie ook specificatieblad III.3-3).
6.3
Luchtreinigers
Selecteer de luchtreiniger op basis van de gewenste specificaties (zie ook specificatieblad III.3-4): De grootte van de ruimte (luchtvolumestroom) of de CADR (zie par. 5.3); Filterklasse; Filterprincipe; Extra voorzieningen als: o ionisatie; o UV-reiniging; o actieve koolfilter; o luchtbevochtiging. Afbeelding 6.2 geeft een overzicht van de uitwerkingsfase bij het toepassen van luchtreinigers.
Afb.6.2 Overzicht van de uitwerkingsfase bij luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
66
versie 5
7
REALISATIEFASE
De systemen, inclusief de luchtfilters, moeten zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat zij regelmatig kunnen worden geïnspecteerd en onderhouden. De inspectie moet worden uitgevoerd door interne en/of externe professionals om een optimale technische en hygiënische werking te garanderen. Zowel NEN-EN 13779 als de VDI 6022-2 (2006) en VDI 3802(2002) geven hiervoor goede aanbevelingen en richtlijnen. Afbeelding 7.1 geeft een overzicht van de realisatiefase en geeft hierbij tevens aan of de betreffende onderwerpen voor de woningbouw, utiliteitsbouw of speciale toepassingen van toepassing zijn.
Afb. 7.1 Overzicht van de realisatiefase bij luchtfilters Bereikbaarheid Filters moeten goed toegankelijk zijn voor inspectie en onderhoud. Hierbij hoort ook dat er voldoende licht is om dat te kunnen uitvoeren. Woningbouw Bij systemen met centrale mechanische luchttoevoer moet er minimaal 0,8 m beschikbaar zijn voor de unit om filters uit het apparaat te kunnen halen en vervangen. Bij decentrale ventilatie-units moet voldoende ruimte worden aangehouden om filters te kunnen verwijderen en vervangen. Bij collectieve systemen is sprake van een grotere unit (veelal een dakunit) met luchtfilters. De ruimte voor de filters moet adequaat verlicht zijn en er moet voldoende ruimte zijn voor filtervervanging.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
67
versie 5
Utiliteitsbouw De ruimte voor het filter voorzien zijn van adequate verlichting. Is deze afstand vanaf het inspectieluik tot de achterwand van de filterunit meer dan 1,6 meter, dan moet zowel voor als achter het filter de ruimte toegankelijk en adequaat verlicht zijn.
7.1
Montage- en installatietechnische kwaliteitseisen
Woningbouw Bij woninginstallaties met centrale mechanische luchttoevoer is sprake van één toestel met daarin een filter/de filters. Hier wordt de unit als geheel gemonteerd. Volg hiervoor de richtlijnen van de leverancier/fabrikant. Bij units met decentrale luchttoevoer bevat iedere unit een eigen filter. Volg voor montage de aanwijzingen van de fabrikant/leverancier. Voor de eisen met betrekking tot collectieve systemen wordt verwezen naar de U-bouw. Utiliteitsbouw Een luchtfiltersysteem bestaat uit montageframes of een luchtfilterbehuizing met montageframes met luchtfilters aangevuld met randapparatuur als bijvoorbeeld druk(verschil)meters/drukverschilschakelaar, vochtigheidsmeters en/of bedrijfsurentellers (zie ook specificatieblad IV.3-1). Deze moeten conform het ontwerp gemonteerd worden. Bij het installeren van een luchtfiltersysteem kan voor iedere filtertrap de volgende werkvolgorde worden aangehouden (zie ook afb. 7.1) om tot een goed werkend luchtfiltersysteem te komen: - stap 1: zorg dat de ruimte voor het wisselen/inspecteren van de filters gereed is. Voor grote systemen betekent dit dat deze ruimte gecoat is en dat voor de werkzaamheden eventueel benodigde verlichting aangebracht is. - stap 2: monteer de filtermontageframes (zie ook specificatieblad IV.3-1). Indien meerdere filtermontageframes naast/boven elkaar gemonteerd moeten worden om het gehele oppervlak van luchtfilter te voorzien, moeten extra verstevigingen worden toegepast. Volg hiervoor de richtlijnen van de fabrikant/leverancier. Controleer voor montage van het frame of het afdichtingsprofiel/de pakking voor het luchtfilter onbeschadigd is. Bij beschadiging het frame niet gebruiken cq de pakking of het afdichtingsprofiel herstellen. Na de montage van het filtermontageframe/de filtermontageframes moeten de randen worden afgekit om luchtlekkage op/langs de frames te voorkomen. Let erop dat de klemmen voor het vastzetten van de filters aan de “vuile” luchtzijde gemonteerd worden. - stap 3: Monteer de behuizing om de filtermontageframes en sluit deze aan op de luchtkanalen/luchtbehandelings-kast. Deze aansluitingen moeten voldoen aan dezelfde eisen mbt luchtdichtheidsklasse als het ventilatiesysteem. Indien de luchtkanalen cq de luchtbehandelingskast waarin de filtersectie gemonteerd wordt geïsoleerd zijn, moet de filtersectie met hetzelfde materiaal en met dezelfde dikte geïsoleerd worden. Der rand van de filtermontageframes met de behuizing van de filtersectie moet luchtdicht afgekit worden. - stap 4: monteer de benodigde randapparatuur (zie ook specificatieblad IV.3-3). Monteer de randapparatuur (drukverschilmeter, drukmeter(s), bedrijfsurenteller etc.) volgens de richtlijnen van de leverancier/fabrikant. - stap 5: controleer of de ruimte voor het inspecteren/verwisselen van de filters schoon is. Reinig deze indien nodig. - stap 6: controleer of de toe- en afvoerkanalen vrij zijn van bouwstof en andere verontreinigingen (visuele controle). Reinig deze indien nodig. - stap 7: Monteer de luchtfilters in de frames (zie ook specificatieblad IV.3-2). Gebruik alleen luchtfilters die nieuw uit de verpakking komen en niet beschadigd zijn of nat geweest zijn. - stap 8: Breng de benodigde kenmerken aan op de buitenzijde van de filtersectie: o Luchtvolume stroom van de installatie; o Aantal filters; o Filter klasse volgens NEN-EN 779 of NEN-EN 1822; o Afmetingen filters; o Aanbevolen eindweerstand van de luchtfilterinstallatie; o Werk het logboek bij en stel een onderhoudsrapport op. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
68
versie 5
7.2
Inbedrijfstellen
Voordat de installatie in bedrijf gesteld wordt, moet men er eerst zeker van zijn dat de kanalen voldoende schoon zijn. Voor het leveren van verwarming/ventilatie tijdens het bouwproces: de installatie moet optisch schoon zijn. Zitten er zand of stofdeeltjes in de kanalen dan moeten deze eerst gereinigd worden met een zg. kleefdoek. Bij de oplevering: De kanalen moeten voldoen aan de vereiste reinheidklasse conform NEN-EN 15780 of de vereiste Luka-reinheidsklasse (zie par. 4.1). Nadat de luchtfilterinstallatie visueel gecontroleerd is op juiste montage van alle componenten en de overige componenten van het ventilatiesysteem conform het ontwerp uitgevoerd zijn, kan de installatie voor de eerste keer in bedrijf gesteld worden (zie ook specificatieblad IV.3-3). Doe dit in bedrijf stellen niet op het maximale vermogen maar op een lage ventilatiestand en controleer of alles naar behoren werkt. Werkt alles naar behoren kan in een aantal stappen de luchtvolumestroom opgevoerd worden tot de ontwerpcapaciteit. Controleer de drukval over de filtertrappen. Ga na of de filters gelijkmatig aangestroomd worden.
7.3
Oplevering
Bij de oplevering van de luchtfilterinstallatie (zie ook specificatieblad IV.3-3) moet een rapportage worden overgedragen met minimaal de volgende informatie: Filterklasse; Toegepast luchtfiltertype; Luchtvolumestroom over de filters; Aantal en afmetingen van de filters; Begin drukverlies en maximaal toegestaan drukverlies voor de totale filterinstallatie en per filtertrap; Standtijd van de filters; Frequentie van de visuele inspecties; Instructie hoe de filters te vervangen; Instructies voor de afvoer/verwerking van gebruikte filters. Naast het overdragen van de installatie moeten de volgende documenten aan de gebruiker overgedragen worden: Gebruikershandleiding (zie 7.5); Onderhoudsvoorschriften. Woninginstallaties bij voorkeur opleveren met een extra luchtfilter, zodat men na ca. 3 maanden het filter dat verontreinigd is met (ver)bouwstof kan vervangen.
7.4
Gebruikershandleiding
De gebruikershandleiding moet minimaal de volgende zaken bevatten: Filterklasse; Toegepast luchtfiltertype; Luchtvolumestroom over de filters; Aantal en afmetingen van de filters; Begin drukverlies en maximaal toegestaan drukverlies voor de totale filterinstallatie en per filtertrap; Standtijd van de filters; Frequentie van de visuele inspecties; Instructie hoe de filters te vervangen; Eigenschappen van de toegepaste randapparatuur als urentellers en drukverschilmeters; Instructies voor de afvoer/verwerking van gebruikte filters; Naam en adres van de installateur die de installatie aangelegd heeft/in onderhoud heeft.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
69
versie 5
Verder moet er een beknopte beschrijving zijn hoe om te gaan met storingen. Wat kan men zelf doen en wat niet.
7.5
Luchtreinigers
Staande luchtreinigers zijn stekkerklare toestellen die direct op een wandcontactdoos kunnen worden aangesloten. De wandcontactdoos moet voldoen aan de eisen van NEN 1010 [24]. Bij inbouwunits moeten deze conform de eisen van de leverancier/fabrikant ingebouwd worden. Zorg ervoor dat de plafondconstructie voldoende draagvermogen heeft voor de luchtreiniger. Zorg dat er in de nabijheid van de inbouwunit een wandcontactdoos is die voldoet aan de eisen van NEN 1010 [24]. Afbeelding 7.2 geeft een overzicht van de realisatiefase bij toepassing van luchtreinigers. SpecificatieBladen (SB)
Fase IV
Controle juiste montage van luchtfilters in luchtreiniger(s)
Toepassing: Woningbouw (W) Utiliteitsbouw (U) Speciale toep. (S)
Luchtreinigers
IV.3-4, IV.4-1
W/U/S
Rapportage
IV.8-1
W/U/S
afwijking Toets aan vraagspec. akkoord Documenteren realisatiefase
Fase V
Afb. 7.2 Overzicht van de realisatiefase bij luchtreinigers De luchtreiniger(s) moet(en) uitgepakt worden en gebruiksklaar gemaakt worden conform de richtlijnen van de fabrikant/leverancier (zie ook specificatieblad IV.3-4). In het algemeen betekent dit: Aanbrengen van het luchtfilter/de luchtfilters; Aanbrengen van extra voorzieningen (optie) als de ionisator; Controle op instelling juiste voedingsspanning. Oplevering De luchtreiniger samen met de door de leverancier/fabrikant opgestelde handleiding en, indien van toepassing, de afstandsbediening ter beschikking stellen aan de gebruiker.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
70
versie 5
8
BEHEERFASE
8.1
Beheerplan
Voer regelmatig inspecties uit en controleer daarbij of het filtersysteem nog naar behoren werkt. Naast inspecties moeten de luchtfilters ook regelmatig vervangen worden. Op beide aspecten wordt nader ingegaan. Afbeelding 8.1 geeft een overzicht van de beheerfase en geeft hierbij tevens aan of de betreffende onderwerpen voor de woningbouw, utiliteitsbouw of speciale toepassingen van toepassing zijn.
Afb. 8.1 Overzicht van de beheerfase bij luchtfilters 8.1.1
Inspecties
Woningbouw In het algemeen zijn hier geen tussentijdse inspecties nodig. Volg altijd de richtlijnen van de leverancier/fabrikant. Utiliteitsbouw Voer maandelijks de volgende inspecties uit: Visuele controle op het doorweken van de filterelementen om het risico van microbiologische aangroei te reduceren; Visuele controle op het afscheuren of opschuren van filterzakken of andere mechanische beschadigingen zoals beschadigde afdichtingen; Controle en registratie van de verschildruk en de bedrijfsuren; Controleer bij patronenfilters met actieve kool het niveau van de actieve kool (door trillingen kan de actieve kool inklinken waardoor een deel van de patroon geen actieve kool bevat) en vul eventueel aan.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
71
versie 5
8.1.2
Luchtfiltervervanging
Filters moeten periodiek vervangen worden. Behalve deze periodieke vervanging kan het door calamiteiten ook nodig zijn filters eerder te vervangen (zie par. 8.3). Woningbouw Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de eerste 6 maanden na oplevering van een nieuwe woning en het reguliere gebruik van de woning.
Afb. 8.2 Verwisselen (groffilter) in ventilatie-unit in de woningbouw Nieuwbouw Bij nieuwe woningen zijn units met een mechanische luchttoevoer voorzien van een filter (G3 –F9). Het hoofddoel van een G3-of G4-filter is het beschermen van de installatie tegen vervuiling. Aangezien er na oplevering nog veel bouwstof aanwezig zal zijn in de woning, ligt de onderhoudsfrequentie wat hoger dan bij regulier gebruik: Vervanging van het filter geschiedt minimaal 1x per 3 maanden; Gedurende de eerste 6 maanden na oplevering adviseert men om minimaal maandelijks te reinigen door het voorzichtig stofzuigen van het filter. De achterliggende installatie blijft daarbij voldoende schoon. Filters vanaf M5 zijn bedoeld om naast het beschermen van de installatie ook de luchtkwaliteit in de woning te verbeteren. Regulier gebruik van de woning In principe wordt het advies gegeven om de filters na de standtijd te vervangen. Voor een G3- of G4-filter wordt daarvoor minimaal 1x per 6 maanden aangehouden. Indien naast het schoonhouden van de installatie ook de gewenste luchtkwaliteit gehandhaafd moet worden kunnen betere filtertypen toegepast worden. Sommige fabrikanten geven het advies om na de eerste 6 maanden over te gaan op een type M6- of F7filter. Belangrijk hierbij is het vaststellen of de installatie geschikt is voor andere filtertypen (met een hogere weerstand, opnieuw inregelen e.d.). Voor regulier gebruik acht men het acceptabel om het toegepaste filter tussen de vervangingsbeurten maximaal 1x voorzichtig te reinigen. Opmerking: Volg voor het reinigen van het luchtfilter de aanwijzingen van de leverancier/fabrikant; Het reinigen kan bestaan uit: het uitwassen en drogen van het luchtfilterfilter (niet wringen omdat dan de filterstructuur beschadigd wordt!); het uitzuigen met een stofzuiger (voorkom mechanische beschadiging door een te ruwe behandeling of druk op luchtfilter. In het algemeen wordt de kwaliteit van het luchtfilter minder door reinigingsactiviteiten. Het vervangen van de filters kan door de bewoner zelf gebeuren.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
72
versie 5
Utiliteitsbouw Verwissel filters in ieder geval indien: Bij een visuele controle lekken en/of beschadigingen geconstateerd zijn (zie bijv. afb. 8.3); Bij doorweking van het luchtfilter; Na bouw of verbouwing van de installatie; Calamiteiten (zie ook par 8.3).
Afb. 8.3 Gescheurd luchtfilter Periodieke vervanging van de filters indien: De eindweerstand bereikt wordt die de fabrikant van de luchtbehandelingskast of systeemleverancier aangeeft (zie tabel 4.11); De wisselfrequentie (zie tabel 4.12) bereikt wordt; De standtijd bepaald op basis van life cycle costs gehaald is (zie par 4.9.3); Blijkt dat filters aan de hand van (stof en/of microbiologische) metingen te veel doorlaten zodat de filters zelf een bron van vervuiling zijn geworden.
8.2
Onderhoudsvoorschriften
8.2.1
Gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
Woningbouw Hier worden in het algemeen geen bijzondere maatregelen getroffen bij het vervangen van filters. Utiliteitsbouw en bijzondere toepassingen Beschermende kleding Bij het verwisselen van vervuilde filters die schadelijke stoffen (toxisch, pathogeen) hebben afgevangen is beschermende kleding noodzakelijk. Het is aan te bevelen ook bij het verwisselen van vervuilde luchtfilters die geen schadelijke of toxische stoffen hebben afgevangen beschermende kleding te dragen. Handschoenen Het gebruik van wegwerphandschoenen bij het verwisselen van “normaal “ vervuilde luchtfilters is aan te bevelen. Gebruik nieuwe wegwerphandschoenen bij het monteren van de schone filters. Gezichtsmasker Draag standaard een FFP3 halfgelaatsmasker (snuitje) bij “normaal” vervuilde filters van buiten/recirculatielucht tegen stofblootstelling. FFP3 staat voor Filtering FacePiece Particals klasse 3. Klasse 3 is bedoeld voor (giftig) fijnstof met een MAC-waarde kleiner dan 0,1 mg/m3 (waaronder asbest, carcinogene stoffen, sporen, virussen). Ademlucht Het gebruik van ademlucht is noodzakelijk indien de filters verontreinigd zijn met stoffen die bij inademing de gezondheid van de werknemer die de filters wisselt kunnen schaden.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
73
versie 5
8.2.2
Verwisselen luchtfilters
Verwissel de luchtfilters met de in par. 8.1.2 gegeven frequentie of ,indien nodig, na calamiteiten (zie 8.3). Zie ook specificatieblad V.3-1. Aandachtspunten bij het vervangen van filters zijn: Bij voorkeur wisselen na het pollenseizoen (in de herfst) of na het stookseizoen (in het voorjaar); Reservefilters droog en schoon in de originele verpakking opslaan; Woningen Na het verwijderen van het vervuilde filter bij voorkeur de handen wassen voor het schone filter gemonteerd wordt.
Afb. 8.4 Schoon en vuil filter van decentrale toevoerunit (bron: Brink) Utiliteitsbouw Stappenplan voor het verwisselen van vervuilde luchtfilters (zie afb. 8.5). Stap 1 Zorg voor persoonlijke beschermingsmiddelen (zie par. 8.2.1); Stap 2 Verwijder de vervuilde filters en pak deze zorgvuldig in om het ontsnappen van verontreinigingen te vermijden; Stap 3 Reinigen en controleren van de filterruimte: De installatie reinigen en bij voorkeur desinfecteren (binnenzijde wand, vloer, plafond en onderdelen); Beschadigde afdichtingen, klemmen e.d. vervangen; Indien nodig beschadigingen van de ruimte voor inspectie en filterwisseling bijwerken; Bij corrosie van frames deze vervangen wanneer sterkte minder wordt en wanneer corrosieproducten kunnen loslaten en in de luchtstroom terecht kunnen komen (zie afb. 8.6); Stap 4 Handen wassen of schone wegwerphandschoenen nemen alvorens de filters te vervangen; Stap 5 Het nieuwe filter/de nieuwe filters installeren volgens de voorschriften van de filterfabrikant om beschadigingen (zoals ingeklemde zakken) te voorkomen; Stap 6 Bedrijfsurenteller op nul zetten en de verschildruk controleren; Stap 7 Servicekaart bijwerken voor elke filtersectie. De servicekaart bevat minimaal: Datum van de filterwissel; Afgelezen beginweerstand; Uiterste datum volgende filterwissel; Naam uitvoerder. Stap 8 Filters afvoeren (zie par 8.2.3). ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
74
versie 5
Afb. 8.5 Stappenplan bij normale filtervervanging ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
75
versie 5
Afb. 8.6 Gecorrodeerde filtermontageframes en ruimte voor het filter 8.2.3
Afvoer van verontreinigde filters
Woningbouw De luchtfilters kunnen gewoon in de verpakking van het schone filter gedaan worden en met het huisvuil worden afgevoerd. De filters verbranden volledig. Utiliteitsbouw en bijzondere toepassingen Afvoer van vuile filters (buitenlucht en recirculatie) kan als industrieel afval plaatsvinden en kunt u deze bijvoorbeeld aanbieden bij een industriële afvalverbrander. Diverse typen filters verbranden volledig. Filters die schadelijke stoffen (toxisch, pathogeen) hebben afgevangen, moeten als chemisch afval worden afgevoerd. Deze filters moeten na het verwijderen meteen zorgvuldig ingepakt worden in plastic. Leef altijd de (lokale) milieuregels na en verwerk deze vervuilde filters op een veilige en gezonde wijze. Draag de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (zie 8.2.2). Voor luchtfilters van ruimten waar gewerkt is met pathogeen microbiologisch materiaal (bijvoorbeeld in laboratoria) kan gewerkt worden met zg “bag in / bag out” systemen of moeten filters gedesinfecteerd worden alvorens ze door medewerkers met eenvoudige persoonlijke beschermingsmiddelen verwijderd mogen worden. NEN-EN 12469 [18] geeft hiervoor richtlijnen. Voor zuurkasten worden de richtlijnen gegeven in NEN-EN 14175 deel 2 [19]. De actieve kool uit patronen kan worden verbrand of worden gereactiveerd. Het volledige reactivatieprocédé omvat de volgende drie stappen: Drogen van het materiaal bij temperaturen tot ± 105°C; Evaporatie van de vluchtige geadsorbeerde componenten en verassen van de niet vluchtige geadsorbeerde componenten bij temperaturen tot ± 600°C; Gasificatie van de veraste geadsorbeerde componenten onder invloed van stoom (temperatuur tot 900°C). Reactivatie geschiedt in speciale fabrieken. ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
76
versie 5
8.3
Aanpassen/upgraden filterinstallaties
Door gewijzigde omgevingsomstandigheden (bijvoorbeeld sterk toegenomen verkeer of meer industrie in de directe omgeving) en/of gewijzigde eisen met betrekking tot de binnenluchtkwaliteit kan het noodzakelijk zijn de luchtfilters te vervangen door luchtfilters die een beter vangstrendement hebben en/of een grotere stofvangcapaciteit hebben. Het volgende stappenplan kan hierbij gehanteerd worden: Stap 1: Ga op basis van de huidige situatie na welke filterklasse en filtertype gekozen zouden worden (zie o.a. par. 5.1); Stap 2: Ga na wat de ontwerpuitgangspunten van de huidige filterinstallatie waren (filterklasse, luchtvolumestromen, drukverschil over het filter/de filters, filterafmetingen) en wat de ventilatorkarakteristiek is. Stap 3: Pas de gewenste filtersituatie uit stap 1 zo goed mogelijk in, in de bestaande situatie. Hierbij kunnen de volgende problemen optreden: - Filtersectie heeft meer ruimte nodig. Indien dit een probleem is moet gezocht worden naar filters met een compacte bouw en toch een grote stofvangcapaciteit als bijvoorbeeld de compactfilters. Let er op dat er voldoende ruimte voor service en onderhoud overblijft. Eventueel moet genoegen genomen worden met een kortere standtijd van de luchtfilters; - Filtering veroorzaakt een groter drukverlies; kies een luchtfilter in de gewenste filterklasse met een lage luchtweerstand en ga met behulp van de ventilatorkarakteristiek na in hoeverre de gewenste luchtvolumestromen gehaald worden. Bij kleine afwijkingen kan het , na overleg met de opdrachtgever, acceptabel zijn dat de luchtvolumestroom iets daalt. Is dat niet acceptabel moet nagegaan worden of de ventilator eventueel vervangen kan worden. Let hierbij wel op geluidsproductie en energiegebruik. Stap 4: Lever de aangepast installatie op conform par. 7.4 en pas de gebruikershandleiding (zie par.7.5) aan.
8.4
Calamiteiten
Na het optreden van calamiteiten in de buurt van het gebouw/de woning kan het noodzakelijk zijn de luchtfilters meteen te vervangen (zie ook specificatieblad V.3-2). Onderscheid wordt gemaakt in de volgende soorten calamiteiten: ď&#x201A;ˇ Grote stofontwikkeling in de directe omgeving; ď&#x201A;ˇ Vrijkomen asbest en/of schadelijke stoffen na een brand in de omgeving; ď&#x201A;ˇ Deeltjes met een sterke chemische verontreiniging. 8.4.1
Grote stofontwikkeling
Na een grote stofontwikkeling in de omgeving, waarbij de installatie niet uitgeschakeld geweest is, bijvoorbeeld door sloopwerkzaamheden of bouwactiviteiten moet nagegaan worden of de filters nog niet hun eindweerstand bereikt hebben. Bij systemen met een verschildrukmanometer of een verschildrukschakelaar is dit direct te beoordelen. Is de eindweerstand bereikt, moet het filter meteen vervangen worden. Woningbouw. Hier is meestal geen mogelijkheid de weerstand over het filter te bepalen. Een visuele inspectie is bepalend of een filter vervangen moet worden of niet. Is het oppervlak als het ware dichtgeslagen met stof, moet het filter worden vervangen. Bij twijfel over de kwaliteit van het filter, het filter vervangen en afvoeren als bij normaal onderhoud. Utiliteitsbouw De verschildruk over het filter kan gemeten worden. Bij overschrijding van de eindweerstand moet het filter direct vervangen worden. Indien de eindweerstand niet bereikt is, maar wel een drukverschil dat volgt uit de bepaling van de standtijd op basis van de life cycle kosten, moet het filter ook vervangen worden. In de andere situaties kan men het filter blijven gebruiken. Echter bij de maanden tot de vervanging van het filter is wel een maandelijkse controle noodzakelijk totdat het economische of technische drukverschil over het filter is bereikt. Werkwijze bij het vervangen wijkt niet af van de werkwijze bij een normale periodieke
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
77
versie 5
filtervervanging. Afvoer van de vuile luchtfilters wijkt niet af van de methode van afvoer bij regulier onderhoud. 8.4.2
Vrijkomen asbest en/of schadelijke stoffen na een brand in de omgeving
Na het vrijkomen van asbestdeeltjes en/of schadelijke stoffen na een brand in de directe omgeving, te merken aan bijvoorbeeld een asbestsanering in de wijk, moeten de filters meteen vervangen worden. Deze af te voeren als asbesthoudend afval en behandelen conform de richtlijnen hiervoor. In de omgeving neergeslagen (roet)deeltjes zijn mogelijk kankerverwekkend en bevatten stoffen als PAKâ&#x20AC;&#x2122;s en dioxinen (verbrand PVC en andere kunststoffen). Filters behandelen en afvoeren als chemisch afval (zie 8.2.3) Bij twijfel is een visuele inspectie nodig. Zijn de filters verontreinigd met roetdeeltjes van de brand, moeten de filters vervangen worden. Bij woningen bij voorkeur gebruik maken van een halfgelaatsmasker (snuitje)/FFP3 stofkapje bij het verwijderen van het vervuilde filter. Het vervuilde filter inpakken in plastic. Handen wassen alvorens het schone filter aangebracht wordt. Bij de utiliteitsbouw gebruik maken van beschermende kleding, een volgelaats-adembeschermingsmasker en wegwerphandschoenen bij het verwijderen en inpakken van de vervuilde filters. Gebruik de werkwijze als omschreven in paragraaf 8.2.2 voor de vervanging van de filters. Voor het monteren van de nieuwe, schone filters gebruik maken van nieuwe wegwerphandschoenen. Bij luchtfilters met een asbest verontreiniging de filters laten vervangen en afvoeren door een asbestsaneerder. Dit niet zelf doen. 8.4.3
Deeltjes met een sterke chemische of toxische verontreiniging
Na een ongeval in bijvoorbeeld een chemische fabriek waarbij mensen geĂŤvacueerd zijn geweest vanwege giftige stoffen in de lucht, moeten de luchtfilters vervangen worden voor men de gebouwen weer in gebruik neemt. Deze filters inpakken, behandelen en afvoeren als chemisch afval (zie 8.2.3). Gebruik de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen volgens de richtlijnen van paragraaf 8.2.1. Bij luchtfilters van systemen die de afvoerlucht reinigen alvorens deze naar buiten wordt afgevoerd (bijvoorbeeld laboratoria), moeten de luchtfilters extra vervangen worden na calamiteiten in de ruimte waarbij ziektekiemen en/of toxische stoffen zijn vrijgekomen. Maak bij het verwisselen van de filters gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en voer de filters af op de voor deze toepassing gebruikelijke manier. 8.4.4
Verontreiniging met radionucliden
Na verontreiniging met radionucliden moeten de luchtfilters door gespecialiseerde bedrijven met speciaal geschoolde medewerkers worden verwijderd en op dezelfde wijze als radionuclidenafval worden afgevoerd en verwerkt.
8.5
Luchtreinigers
Luchtreinigers hebben periodiek onderhoud nodig. Enerzijds bestaat dit uit het (veelal maandelijks) reinigen van de luchtinlaat in het apparaat anderzijds uit het reinigen of vervangen van het filter/de filters (zie ook specificatieblad V.3-3). Afbeelding 8.7 geeft een overzicht van de realisatiefase bij toepassing van luchtreinigers.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
78
versie 5
Afb. 8.7 Overzicht van de beheerfase bij luchtreinigers Bij systemen die zijn uitgerust met elektrostatische filters kan de stofcollector meestal uit het apparaat genomen worden, waarna de stofcollector met een zachte, licht vochtige doek gereinigd kan worden en daarna weer in het toetel teruggeplaatst kan worden. Voor systemen met vaste HEPA-filters moet het filter vervangen worden. Dit moet meestal 1 keer per jaar. Bij toepassing in ruimten met patiĂŤnten de filters meerdere keren per jaar vervangen. Deze filters zijn toestel afhankelijk. Sommige toestellen hebben een voorfilter om ervoor te zorgen dat het hoofdfilter een langere standtijd heeft. Dit voorfilter kan meestal gereinigd worden met een stofzuiger. Bij toepassing van elementen met actieve kool moeten deze filters , afhankelijk van de voorschriften van de leverancier/fabrikant, 1- 4 keer per jaar vervangen worden. Bij toestellen die voorzien zijn van UV-lampen moeten de lampen jaarlijks vervangen worden. Volg in ieder geval de instructies van de fabrikant/leverancier. Bij systemen met Flimmer-filters is de levensduur sterk afhankelijk van de hoeveelheid verontreiniging in de lucht. De filters moeten minimaal iedere 2 jaar vervangen worden. Houd voor luchtreinigers ook een logboek bij waarin aangegeven wordt wanneer welk onderhoud is uitgevoerd.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
79
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
80
versie 5
9
SPECIFICATIEBLADEN
Een ISSO-publicatie heeft, wanneer mogelijk, een praktische insteek. Dit betekent dat de gebruiker snel en adequaat toegang moet kunnen krijgen tot de relevante informatie en dat die informatie wordt aangeboden in de volgorde die in de praktijk gewenst is. Een belangrijk aspect hierbij is het selecteren van (de combinatie van) de juiste componenten. Voor het structureren van de informatie is gebruik gemaakt van het Model Kwaliteitsbeheersing Klimaatinstallaties, de zogenaamde MKK-structuur. Het doel van het MKK is het bewerkstellingen van een kwalitatief goede installatie. Dat doel wordt nagestreefd door een project op te delen in een vijftal fasen en per fase een vast aantal deelaspecten te behandelen. Het MKK is daardoor een instrument voor het beheersen van het voortbrengingsproces van installaties binnen het bouwproces. Het toepassen hiervan betekent dat er zicht komt op de informatiestroom: zowel wanneer welke informatie nodig is, als welke partij die informatie genereert danwel ontvangt. De betrokken partijen waarvoor de publicatie informatie beoogt te geven zijn: ▪ De opdrachtgever: de opdrachtgever kan op basis van de geboden informatie een goed onderbouwde beslissing nemen over de principekeuze van een installatietype; ▪ De adviseur/constructeur/ontwerper: dit kan een constructeur of installatieadviseur/ ontwerpend installateur of zijn. Voor hen is deze publicatie een handleiding voor het ontwerpen van de installaties; ▪ De installateur/bouwer: dit betreft degene die de installatie aanlegt en in gebruik stelt; ▪ De gebruiker: behalve dat de gebruiker als opdrachtgever invloed kan hebben op het programma van eisen wordt, indien van toepassing, ook het beheeraspect van een installatie(-deel) behandeld. Een groot voordeel van de zaken opschrijven volgens het MKK is dat de juiste informatie op het juiste moment beschikbaar is. Voorwaarde is dat de lezer de moeite neemt om de opzet en de structuur te doorgronden. Het MKK is geënt op het zogenaamde 'Kader-MKS'. MKS staat voor Model Kwaliteits Systeem. Het 'KaderMKS' is de aanduiding van het algemene basismodel, waarop diverse brancheorganisaties in de bouw hun branchemodellen voor kwaliteitszorg hebben gebaseerd. Voorbeelden van die branchemodellen zijn het Model Kwaliteitssysteem Bouw (MKS-Bouw), het Model Kwaliteitssysteem voor Architectenbureaus (MKA) en het NL-ingenieurs Kwaliteitssysteem (OKS). Lidbedrijven van die brancheorganisaties kunnen de branchemodellen gebruiken als onderlegger bij de ontwikkeling van hun eigen, bedrijfsgerichte kwaliteitssystemen.
9.1
Opzet MKK
In deze paragraaf wordt de opzet van de MKK-structuur toegelicht. Besproken wordt in welke fasen het bouwproces is opgedeeld, welke kwaliteitsbeheeraspecten een rol spelen en hoe dit schematisch wordt weergegeven in de MKK-matrix. 9.1.1
Fases
In de MKK-structuur wordt het realisatieproces verdeeld in 5 fasen: I Programmafase In de programmafase (initiatieffase) worden de eisen, wensen en verwachtingen ten aanzien van het gebouw/systeem geïnventariseerd, en eventuele beperkende randvoorwaarden geformuleerd. De consequenties voor verschillende systemen worden op hoofdpunten zichtbaar gemaakt. Aan het eind van de programmafase is er voldoende informatie om een (voorlopig) ontwerp te kunnen maken. II Ontwerpfase In de ontwerpfase worden vanuit de voorlopige systeemkeuze de voorzieningen voor het systeem/de installatie door de adviseur/constructeur uitgewerkt. Er vindt terugkoppeling met de uitgangspunten uit de programmafase plaats. Op grond van die terugkoppeling kunnen uitgangpunten wijzigen. Aan het eind van de ontwerpfase wordt een definitief systeem gekozen.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
81
versie 5
III Uitwerkingsfase In de uitwerkingsfase wordt de installatie tot in detail uitgewerkt. IV Realisatiefase In deze fase wordt de complete installatie aangelegd en opgeleverd. V Beheerfase In de beheerfase (beheer en onderhoud) wordt de installatie in gebruik genomen. Onderhoudsvoorschriften, instructies en/of handleidingen voor gebruikers zijn aspecten die in de beheerfase van belang zijn. 9.1.2
Kwaliteitsbeheeraspecten
In elke fase spelen 10 kwaliteitsbeheeraspecten een rol. 0 Algemeen Hierin wordt de doelstelling van de betreffende bouwfase omschreven. Daarnaast worden de uitgangspunten, aandachtspunten en (interne) randvoorwaarden nader uitgewerkt. 1 Organisatie De taken en verantwoordelijkheden worden omschreven. 2 Communicatie Bijzondere uitgangspunten en voorwaarden voor een efficiënte informatie-uitwisseling tussen de betrokkenen worden hier vastgelegd. 3 Eisen De eisen, voorwaarden en voorschriften worden vastgelegd. Bij het weergeven van de eisen is een onderscheid gemaakt tussen de wettelijke eisen, kwaliteitseisen en aanvullende kwaliteitseisen: ▪ Wettelijke eisen: eisen volgend uit bijvoorbeeld het Bouwbesluit, ARBO en andere wettelijke ▪ voorschriften waaraan een installatieontwerp minimaal moet voldoen; ▪ Kwaliteitseisen: eisen waaraan de installatie moet voldoen om in de praktijk goed te kunnen ▪ Functioneren. Hoewel deze eisen geen wettelijke basis hebben valt het voldoen aan deze eisen onder de kwalificatie 'goed vakmanschap'; ▪ Aanvullende kwaliteitseisen: eisen, instructies, verwerkingsvoorschriften e.d. van fabrikanten en leveranciers moeten te allen tijde worden opgevolgd. De aanwijzingen uit deze ISSO-publicatie dienen te worden beschouwd als aanvulling op de eisen van fabrikanten en leveranciers. 4 Middelen Berekeningsmethoden, uitvoeringsprotocollen, meetinstrumenten en dergelijke, doorgaans gekoppeld aan één of meerdere eisen. 5 Inkoop Hierin wordt bijvoorbeeld het inschakelen van externe expertise geregeld, worden inkoopspecificaties gegeven en wordt aangegeven waarop wordt gecontroleerd bij levering. 6 Tijd Zowel de objectplanning als de procesplanning wordt hierin bewaakt. 7 Financiën Zowel de objectkosten (investeringskosten, exploitatiekosten), de projectkosten (materiaal, arbeid, e.d.) als de proceskosten (advieskosten e.d.) worden hier bewaakt.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
82
versie 5
8 Documentatie Hierin wordt bepaald wat van de betreffende procesfase moet worden vastgelegd. Deze documenten dienen vaak als input voor de volgende fase. Hieronder vallen o.a. het specificatieblad waarop de opdrachtgever kan specificeren waaraan het ontwerp moet voldoen. 9 Ervaringen Men evalueert het voortbrengingsproces van de installatie aan het eind van de betreffende fase in het bouwproces. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot ontwerpaanbevelingen die in een volgend project als eisen worden meegenomen. Aangezien ISSO-publicaties zijn gericht op installaties dekken de ingevulde cellen binnen deze publicatie niet het gehele bouwproces. Er wordt voornamelijk aandacht besteed aan de aspecten 'Algemeen', 'Communicatie', 'Eisen', 'Middelen' en 'Documentatie'.
9.2
MKK-matrix
Niet alle cellen in de MKK-matrix zijn in deze publicatie behandeld. Het onderstaande overzicht geeft weer welke cellen van de MKK-matrix in deze publicatie ingevuld zijn. Beheeraspect I Programma
Projectfase III Uitwerking
II Ontwerp
IV Realisatie
0 Algemeen 1 Organisatie 2 Communicatie 3 Eisen 4 Middelen 5 Inkoop 6 Tijd 7 FinanciĂŤn 8 Documentatie 9 Ervaringen De grijs gearceerde velden worden in de specificatiebladen ingevuld.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
83
versie 5
V Beheer
CELINHOUD EN SPECIFICATIEBLADEN Onderstaand een overzicht van de celinhoud van de specificatiebladen I. Programma 0. Algemeen Onderwerp Programma van Eisen Randvoorwaarden
I.0 Specificatieblad I.0-1 I.0-2
I. Programma 2. Communicatie Onderwerp Uitwisseling informatie
I.2 Specificatieblad I.2-1
I. Programma 3. Eisen Onderwerp Filterkwaliteit Energie Brandveiligheid/brandbaarheid Standtijd Betrouwbaarheid Luchtreinigers
I.3 Specificatieblad I.3-1 I.3-2 I.3-3 I.3-4 I.3-5 I.3-6
I. Programma 4. Middelen Onderwerp Overzicht middelen programmafase
I.4 Specificatieblad I.4-1
I. Programma 8. Documentatie Onderwerp Rapportage Specificatieblad kwaliteitseisen
I.8 Specificatieblad I.8-1 I.8-2
II. Ontwerp 0. Algemeen Onderwerp Algemeen
II.0 Specificatieblad II.0-1
II. Ontwerp 2. Communicatie Onderwerp Uitwisseling informatie
II.2 Specificatieblad II.2-1
II. Ontwerp 3. Eisen Onderwerp Bepalen van de filterklasse(n) Filteroppervlak/filterafmetingen Filtertype Filtermontageframes Randapparatuur
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
II.3 Specificatieblad II.3-1 II.3-2 II.3-3 II.3-4 II.3-5
84
versie 5
II. Ontwerp 3. Eisen (vervolg) Ruimte voor service en onderhoud Energiegebruik Luchtreinigers
II.3 II.3-6 II.3-7 II.3-8
II. Ontwerp 4. Middelen Onderwerp Overzicht middelen ontwerpfase
II.4 Specificatieblad I.4-1
II. Ontwerp 8. Documentatie Onderwerp Rapportage Specificatieblad kwaliteitseisen
II.8 Specificatieblad II.8-1 II.8-2
III. Uitwerking 0. Algemeen Onderwerp Algemeen
III.0 Specificatieblad III.0-1
III. Uitwerking 2. Communicatie Onderwerp Uitwisseling informatie
III.2 Specificatieblad III.2-1
III. Uitwerking 3. Eisen Onderwerp Filtermontageframes Luchtfilters Randapparatuur Luchtreinigers
III.3 Specificatieblad III.3-1 III.3-2 III.3-3 III.3-4
III. Uitwerking 4. Middelen Onderwerp Overzicht middelen uitwerkingsfase
III.4 Specificatieblad III.4-1
III. Uitwerking 8. Documentatie Onderwerp Rapportage Specificatieblad kwaliteitsaspecten
III.8 Specificatieblad III.8-1 III.8-2
IV. Realisatie 0. Algemeen Onderwerp Algemeen
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
IV.0 Specificatieblad IV.0-1
85
versie 5
IV. Realisatie 2. Communicatie Onderwerp Uitwisseling informatie
IV.2 Specificatieblad IV.2-1
IV. Realisatie 3. Eisen Onderwerp Montage en installatietechnische eisen filtermontageframes Montage en installatietechnische eisen luchtfilters Montage en installatietechnische eisen randapparatuur Oplevering Luchtreinigers IV. Realisatie 4. Middelen Onderwerp Overzicht middelen realisatiefase
Specificatieblad IV.3-1 IV.3-2 IV.3-3 IV.3-4 IV.3-5 IV.4 Specificatieblad IV.4-1
IV. Realisatie 8. Documentatie Onderwerp Rapportage
IV.8 Specificatieblad IV.8-1
V. Beheer 0. Algemeen Onderwerp Randvoorwaarden
V.0 Specificatieblad V.0-1
V. Beheer 2. Communicatie Onderwerp Uitwisseling informatie
V.2 Specificatieblad V.2-1
V. Beheer 3. Eisen Onderwerp Onderhoud Calamiteiten Luchtreinigers
V.3 Specificatieblad V.3-1 V.3-2 V.3-3
V. Beheer 4. Middelen Onderwerp Overzicht middelen in de beheerfase
V.4 Specificatieblad V.4-1
V. Beheer 8. Documentatie Onderwerp Rapportage
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
IV.3
V.8 Specificatieblad V.8-1
86
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
0. Algemeen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Programma van Eisen
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.0-1 1-5-2013
PROGRAMMA VAN EISEN In de Programmafase wordt in overleg met een opdrachtgever het kwaliteitsniveau van het luchtfiltersysteem vastgesteld en in een vraagspecificatie vastgelegd. De vraagspecificatie dient als basisdocument voor het ontwerp en de keuze van toe te passen materialen en componenten. Aan het ontwerp van een luchtfiltersysteem moet een Programma van Eisen (PvE) ten grondslag te liggen dat voldoende bruikbare informatie bevat. In het Programma van Eisen worden behoeften, eisen en wensen en verwachtingen van een opdrachtgever en de toekomstige gebruikers verwoord. Het dient als communicatiemiddel tussen opdrachtgever, toekomstige gebruikers en ontwerpende partijen, via een samenhangend geheel van activiteiten, gericht op het eenduidig en volledig verzamelen, bewerken, evalueren en overdragen van informatie op basis van uitgangspunten en voorwaarden. Van belang is dat in de programmafase het PvE en de vraagspecificatie worden vastgesteld. VERWIJZINGEN Specificatiebladen I.8-1 Rapportage I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
87
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
0. Algemeen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Randvoorwaarden
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.0-2 1-5-2013
STAPPENPLAN Het stappenplan voor de programmafase van een luchtfiltersysteem is gegeven in afbeelding I.1. Die voor een luchtreiniger is gegeven in afbeelding I.2.
Afb. I.1 Stappenplan voor een luchtfiltersysteem
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
88
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
0. Algemeen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Randvoorwaarden
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.0-2 1-5-2013
Afb. I.2 Stappenplan voor een luchtreiniger REINHEID VAN DE KANALEN Voorwaarde voor een goede werking van een luchtfilterinstallatie is dat de luchtkanalen voor en na het filter voldoende rein zijn. Het luchtkanalensysteem moet daarom voldoen aan de eisen conform: a) NEN-EN 15780 of b) Luka reinheidsklassen minimaal klasse LR-M voldoen(zie bijlage A). INSTALLATIES Het ontwerp van een luchtfilterinstallatie hangt nauw samen met het ontwerp van het ventilatiesysteem. KWALITEITSNIVEAU Naast bovengenoemde aspecten worden nadere voorwaarden gesteld aan de kwaliteit van het luchtfiltersysteem. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in:
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
89
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
0. Algemeen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Randvoorwaarden
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.0-2 1-5-2013
Wettelijke eisen De eisen volgend uit het Bouwbesluit en andere wettelijke voorschriften zijn opgenomen als wettelijke eisen en dienen altijd te worden opgevolgd. Kwaliteitseisen Kwaliteitseisen dienen als aanvulling op de wettelijke eisen en garanderen de kwaliteit van het luchtfiltersysteem. Ook aan deze eisen moet altijd worden voldaan. Aanvullende kwaliteitseisen Aanvullende kwaliteitseisen hebben veelal betrekking op het te realiseren (hogere) comfortniveau of zijn gebaseerd op eisen vanuit het oogpunt van een beter binnenmilieu, energiebesparing etc. Aanvullende kwaliteitseisen zijn facultatief en worden in overleg tussen opdrachtgever/gebruiker en opdrachtnemer vastgesteld. Het vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten (SB I.8-2) kan daarbij als hulpmiddel dienen.
VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 13779, ‘Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen’, NEN, Delft, 2007. NEN-EN 779, ‘Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie’, NEN, Delft, 2012. NEN-EN 1822, ‘Luchtfilters met een hoog rendement’, NEN, Delft, 2009. NEN-EN 15251, ‘Binnenmilieu gerelateerde input parameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek’, NEN, Delft, 2007. NEN-EN 15780 ‘Ventilatie van gebouwen – luchtleidingen – Reinheid van ventilatiesystemen’, NEN, Delft, 2008.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
90
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
2. Communicatie
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Uitwisseling informatie
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.2-1 1-5-2013
INFORMATIEDRAGERS In de volgende informatiedragers liggen de uitgangspunten voor de programmafase vast: Het ontwerp van de luchtbehandelingsinstallatie; De locatie en situering van de woning of het gebouw; Aanvullende randvoorwaarden. VERSLAGLEGGING EN COMMUNICATIE De momenten waarop overleg tussen de genoemde partijen heeft plaatsgevonden en de daaruit volgende beslissingen ten aanzien van het programma van eisen dienen schriftelijk te worden vastgelegd in de rapportage (SB 1.8-1) en het vraagspecificatieblad kwaliteit (SB I.8-2). VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen I.8-1 I.8-2
Rapportage Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
91
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Filterkwaliteit
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Bij toepassing van luchtfilters om de installatie te beschermen minimaal een G3-filter toepassen.
KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW De filterklasse moet minimaal voldoen aan NEN-EN 13779 [8]. KWALITEITSEISEN SPECIALE TOEPASSINGEN Bij operatiekamers moet het OK-eindfilter minimaal klasse H13 zijn. Bij klimaatkamers moet het hoofdfilter minimaal klasse E10 zijn [16]. Bij cleanrooms moet de filterklasse voldoen aan NEN-EN-ISO 14644-1 [17]. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN WONINGEN Bij toepassing van een luchtfilter om de binnenluchtkwaliteit te verbeteren minimaal een F7-filter toepassen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW Het luchtfilter moet altijd een bepaalde filterklasse/vangrendement hebben; ook als het filter nieuw is.
VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN-ISO 14644-1, Stof- en kiemarme ruimten en omgevingen - Deel 1: Indeling van luchtreinheid, NEN, Delft, 1999. NEN-EN 13779, ‘Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen’, NEN, Delft, 2007. Walenkamp, G.H.I.M., Beheersplan Luchtbehandeling voor de operatieafdeling, Stichting Werkgroep Infectie Preventie, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, 2005. Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 4.3 Filterkwaliteit Specificatiebladen I.4-1
Overzicht middelen in de programmafase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
92
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Energie
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-2 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN EU-richtlijn 2009/125/EC: Ecodesign Volgens de Ecodesign richtlijn moet op ieder ventilatiesysteem met luchtfilters de volgende informatie moet worden weergegeven: Een tekst met het belang van een regelmatige filtervervanging. Twee jaar na de invoering van de Ecodesign richtlijn geldt voor de niet-woningbouw dat indien een luchtfiltermodule benodigd is, het mogelijk moet zijn een fijnfilter met laag energiegebruik (d.w.z. een lage luchtweerstand) toe te passen. Een fijnfilter met een lage luchtweerstand is gedefinieerd als een luchtfilter met: Afmeting 592*592 mm; 100 gram stofbelading ; Luchtvolumestroom van 0,944 m3/s ; Een ventilator met een rendement van 50% gedurende 6000 uur maximaal 1200 kWh verbruikt; Het vangstrendement moet gemiddeld meer dan 80% zijn en mag minimaal niet minder dan 35% zijn. Vier jaar na de invoering van de Ecodesign richtlijn moeten alle luchtfiltersystemen voorzien zijn van een optische waarschuwing wanneer de einddruk van de luchtfilters bereikt is. KWALITEITSEISEN Luchtfilters toepassen met een beperkt drukverlies (20-50 Pa). AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Bij de G4 tot en met F9-klasse luchtfilters alleen luchtfilters toepassen met een maximaal energiegebruik conform tabel I.1. Randvoorwaarden: Geheel filterelement 592x 592 mm gebruiken; Luchtvolumestroom 0,944 m3/s; Ventilatorrendement 0,5 en 6000 bedrijfsuren; Een vaste stofbelading (zie MX in tabel I.1). Tabel I.1 Toegestaan maximaal extra energiegebruik door luchtfilters. Filterklasse
G4
M5
stofbelading
Mx = 350 g 600 kWh
650 kWh
M6
F7
F8
F9
800 kWh
1200 kWh
Mx = 100 g 1 600 kWh
2000 kWh
Mx = 250 g
Luchtfilters conform Eurovent energieklasse A voldoen aan deze eis. VERWIJZINGEN Regelgeving EU Richtlijn 2009/125/EC met betrekking tot de Ecodesign richtlijnen voor ventilatie-units. Specificatiebladen I.4-1
Overzicht middelen in de programmafase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
93
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Brandwerendheid/brandbaarheid
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN Brandwerendheid Het kan zijn dat door het specifiek gebruik van de ruimte, eisen gesteld worden aan de brandveiligheid van het luchtfiltersysteem. Dit wil zeggen dat het luchtfilter (in nieuwe toestand) matig zal branden en/of waaruit matige hoeveelheden rook vrijkomen wanneer het in aanraking met vuur komt. Het luchtfilter (filtermateriaal, frame, lijm en afdichtingsmaterialen) mogen niet spontaan vlam vatten en er mogen geen vonken vrijkomen. Door stofbelading branden filters beter.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Brandbaarheid Luchtfilters die geen toxische stoffen, radionucliden, cytostatica of pathogene stoffen hebben afgevangen kunnen worden na hun levensduur als klein chemisch afval gezien en moeten volledig verbranden.
VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 13501-1 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag, NEN, Delft, 2007 met A1 van 2009. Specificatiebladen I.4-1
Overzicht middelen programmafase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
94
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Standtijd
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-4 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen
KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De standtijd van de luchtfilters (geselecteerd conform tabel 5.4) moet minimaal 6 maanden zijn. KWALITEITSEISEN UTILITIETSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Kantoren, cleanrooms, klimaatkamers en operatiekamers De standtijd van de hoofdfilters (geselecteerd conform tabel 5.4) moet minimaal 6 maanden zijn.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN WONINGBOUW EN UTILITEITSBOUW De standtijd van de luchtfilters (geselecteerd conform tabel 5.4) moet minimaal 1 jaar zijn. Opmerkingen: Het kan noodzakelijk zijn de luchtfilters vaker dan 1 keer per 6 maanden cq 1 keer per jaar te vervangen bij: Industriële omgevingen of bij zware stofbelasting; Bij toepassingen met 24-uursbedrijf gedurende 7 dagen per week. Op basis van hygiëne eisen mag de standtijd nooit langer zijn dan 2 jaar. VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 4 5 Specificatiebladen I.4-1
Overzicht middelen programmafase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
95
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Betrouwbaarheid
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-5 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen
ALGEMEEN De betrouwbaarheid van het filtersysteem is de kans dat het gekozen systeem presteert op een acceptabele manier voor een bepaald gebouw, in een bepaald klimaat, tussen de geplande onderhoudsbeurten. Hierbij kan de betrouwbaarheid van het filtersysteem onder verschillende condities beschouwd worden en de betrouwbaarheid van het systeem op de lange duur (30 jaar). De betrouwbaarheid van het systeem onder verschillende condities De condities waaronder het systeem voldoende presteert, zijn gegeven in specificatieblad I.3-1 met betrekking tot filterkwaliteit. De betrouwbaarheid op lange termijn De betrouwbaarheid op de lange duur wordt bepaald door de volgende aspecten: De kwaliteit van het systeem; Het onderhoud van het systeem; Gebruikersinvloed. Gebruikersinvloed De invloed van bewonersgedrag op het filtersysteem is van belang voor het functioneren van het filtersysteem. Aspecten van gebruikersinvloed zijn: Gedrag: hiertoe behoren onder andere het onderhouden van het systeem door de gebruiker; “life-style”: hieronder worden koken, roken , hygiëne, huisdieren etc. verstaan; Karakteristieken van gebruikers: hiertoe behoren de betrokkenheid en de kennis van de gebruiker van het systeem en de fysieke conditie van de gebruiker met betrekking tot onderhoud en gebruik van het systeem. KWALITEITSEISEN Er moet een goede betrouwbaarheid (niveau +) worden gerealiseerd.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Er moet een hoge betrouwbaarheid (niveau ++) worden gerealiseerd. VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 4.6 Relatie kwaliteit – onderhoud - betrouwbaarheid
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
96
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
3. Eisen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Luchtreinigers
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.3-6 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN Belangrijkste eisen zijn: Het reinigen van de lucht met filterklasse F9 of beter; Geluiddrukniveau op 1 meter afstand mag maximaal 30 dB zijn; Standtijd filters en andere componenten moet minimaal 1 jaar zijn; CADR-waarde moet minimaal 2/3 van de ruimte-inhoud zijn.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Aanvullende eisen voor luchtreinigers: Het doden van micro-organismen; Ioniseren van de lucht (monopolair of Bi-polair); Geen kosten voor filtervervanging; Geluiddrukniveau op 1 meter afstand mag maximaal 25 dB zijn; Geringe kosten voor vervanging onderdelen als bijv. de ionisator; CADR-waarde moet minimaal de ruimte-inhoud zijn.
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen paragraaf 4.8
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
97
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
4. Middelen
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Overzicht middelen in de programmafase
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.4-1 1-5-2013
FILTERPRINCIPES De verschillende luchtfilterprincipes worden beschreven in paragraaf 4.2 FILTERKWALITEIT De luchtfilterkwaliteit en filterafmetingen worden gegeven in paragraaf 4.3. Paragraaf 4.3.5 behandelt de luchtfiltermaterialen. Paragraaf 4.5 geeft hoe de standtijd bepaald kan worden. ENERGIE Paragraaf 4.3.3 en bijlage B gaan nader in op het energiegebruik ten gevolge van het drukverlies t.g.v. luchtfilters. BRANDVEILIGHEID EN BRANDBAARHEID Speciale eigenschappen als volledige verbranding van filters bij de afvalverwerking of de brandveiligheid van luchtfilters komen in paragraaf 5.2.5 aan de orde. STANDTIJD Paragraaf 4.5 gaat nader in op het vaststellen van de standtijd. RELATIE ONDERHOUD-KWALITEIT Paragraaf 4.6 geeft het verband tussen kwaliteit van de installatie en de keuze van componenten en de hoeveelheid te plegen onderhoud.
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Hoofdstuk 4 Programmafase. Specificatiebladen I.3-1 I.3-2 I.3-3 I.3-4 I.3-5 I.3-6
Filterkwaliteit Energie Brandbaarheid/brandwerendheid Standtijd Betrouwbaarheid Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
98
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
8. Documentatie
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Rapportage
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.8-1 1-5-2013
PROGRAMMA VAN EISEN LUCHTFILTERSYSTEMEN In het Programma van Eisen moet minimaal zijn vastgelegd: Kwaliteit van de binnenlucht; Luchtvolumestromen; Eisen met betrekking tot brandwerendheid/brandbaarheid; Filterprestaties; Energiegebruik ten gevolge van de weerstand van luchtfilters; Standtijd van het filter/de filters; Beschikbare ruimte (frontoppervlak en inbouwdiepte. Naast de eisen en randvoorwaarden worden in het Programma van Eisen de protocollen, contracten, verklaringen e.d. aangewezen die bij oplevering moeten worden overlegd: Opleveringsprotocol; Onderhoudsverklaring; Garantieverklaring.
PROGRAMMA VAN EISEN LUCHTREINIGERS In het Programma van Eisen moet minimaal zijn vastgelegd: Kwaliteit van de binnenlucht; Luchtvolumestromen; Filterprestaties; Standtijd van het filter/de filters Gewenste extra opties: o Ionisatie; o UV-reiniging; o Actieve koolfiltering; o Luchtbevochtiging. Geluidproductie van de luchtreiniger; Onderhoudsfrequentie.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
99
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
8. Documentatie
III. Uitwerking
Vraagspecificatieblad kwaliteitseisen
IV. Realisatie
V. Beheer
SPECIFICATIEBLAD: I.8-2 1-5-2013
VRAAGSPECIFICATIE Tijdens de programmafase worden diverse keuzes gemaakt m.b.t. de eisen die door de opdrachtgever aan de kwaliteit van het luchtfiltersysteem worden gesteld. Dit vraagspecificatieblad is bedoeld om alle gemaakte keuzes met betrekking tot het luchtfiltersysteem te specificeren, en dient als middel om de eisen en wensen van de opdrachtgever door te geven naar de ontwerpfase. Invulblad en uitgangspunten 1. Project:
..........................................................................................................
2. Plaats:
..........................................................................................................
3. Contactpersoon / deskundige:
..........................................................................................................
4. Offerte nummer:
..........................................................................................................
5. Datum vaststelling uitgangspunten:
..........................................................................................................
Luchtfilterinstallatie 6. Type gebouw
o o o o o o
7. Beschikbare ruimte
o frontoppervlak: ………. x …………….. mm o inbouwdiepte: ………… mm
8. Filterklasse
Eisen
Middelen
I.2-1
I.8-1
Eisen
Middelen
woning/woongebouw utiliteitsgebouw operatiekamer cleanrooms klimaatkamer ………………………..
Luchttoevoer: o voorfilter 1: ……………………………………….. o voorfilter 2: ……………………………………….. o hoofdfilter: ……………………………………….. o OK-filter: …………………………………………. Luchtafvoer: o filterklasse: ………………………………………. Recirculatie: o filterklasse: ……………………………………….
9. Filterprincipe
o o o o
10. Temperatuur
o geen specifieke eisen
I.4-1
I.3-2
mechanisch filter elektrostatisch filter adsorptie/absorptiefilter ……………………………………
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
100
I.4-1
I.4-1
I.3-1
versie 5
I.4-1
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
8. Documentatie
III. Uitwerking
Vraagspecificatieblad kwaliteitseisen
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.8-2 1-5-2013
bestendigheid filter 11. Energiegebruik
o filter bestand tegen temperaturen tot …...°C o o o o
Energieklasse …………. filters kleine drukverschillen over luchtfilters normale druk verschillen over luchtfilters hoge drukverschillen over luchtfilters
I.3-2
I.4-1
half jaar jaar twee jaar ………………………………
I.3-4
I.4-1
12. Standtijd
o o o o
11. Oplevering
Te overleggen documenten bij oplevering: o ontwerpgegevens o controle rapport o gebruikershandleiding o filterstaten o …………………………..
12. Reinheid van toevoerkanalen
o o o o o o o
geen eisen conform Luka reinheidsklasse LR-L conform Luka reinheidsklasse LR-M conform Luka reinheidsklasse LR-H conform NEN-EN 15780 …………………………………………. testen op olie en vetresten: ja/nee
101
I.8-1
par. 4.1
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
8. Documentatie
III. Uitwerking
Vraagspecificatieblad kwaliteitseisen
IV. Realisatie
V. Beheer
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: I.8-2 1-5-2013
Luchtreiniger
Eisen
Middelen
I.3-6
I.4-1
13. Type gebouw
o o o o
woning/woongebouw utiliteitsgebouw wachtkamer van …………………………. ………………………..
13. Extra opties
o o o o o
ionisator UV-reiniging actieve koolfiltering bevochtiging ………………………………………………
14. Filterklasse
o hoofdfilter: ……………………………………….. o voorfilter ……………………………………….
I.3-6
I.4-1
15. Filterprincipe
o mechanisch filter o elektrostatisch filter o ……………………………………
I.3-6
I.4-1
16. Maximaal geluiddrukniveau op 1 meter afstand
o 30 dB o 25 dB o ……………………………………
I.3-6
I.4-1
102
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
SPECIFICATIEBLAD: II.0-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Aan wettelijke eisen moet altijd voldaan worden. KWALITEITSEISEN Kwaliteitseisen dienen als aanvulling op de wettelijke eisen en garanderen de kwaliteit van het luchtfiltersysteem. Kwaliteitseisen zijn afgeleid van bijvoorbeeld eisen betreffende technische uitvoeringseisen. Ook aan deze eisen moet altijd worden voldaan. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Aanvullende kwaliteitseisen hebben veelal betrekking op het te realiseren (hogere) bedrijfszekerheid of zijn gebaseerd op eisen vanuit energiebesparing. Aanvullende kwaliteitseisen zijn facultatief en worden in overleg tussen opdrachtgever/gebruiker en opdrachtnemer vastgesteld. Het vraagspecificatieblad kwaliteit kan daarbij als hulpmiddel dienen. In het vraagspecificatieblad kwaliteit ( SB I.8-2) zijn de keuzes met betrekking tot kwaliteit volgend uit de programmafase vastgelegd
VERWIJZINGEN Specificatiebladen I.0-2 Uitgangspunten I.8-2 Vraagspecificatieblad kwaliteitseisen
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
103
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
2. Communicatie
Uitwisseling informatie
SPECIFICATIEBLAD: II.2-1 1-5-2013
STAPPENPLAN In elke ontwerpfase kunnen de volgende stappen doorlopen worden om het filtersysteem te dimensioneren: Woningbouw Ventilatie-units voor mechanische toevoer van ventilatielucht hebben een groffilter om de installatie te beschermen. Een aantal units kan ook geleverd worden met een fijnfilter om de kwaliteit van de binnenlucht te verbeteren. In de woningbouw wordt het filtersysteem doorgaans door de leverancier van de ventilatie-unit bepaald. Men kan in deze fase wel bepalen welke filterklasse men wenst en op basis daarvan een passende ventilatieunit kiezen. Luchtfilters zijn toestelafhankelijk. Utiliteitsbouw Hier moet de luchtfilterinstallatie ontworpen worden. Uitgangspunt is het programma van eisen. Het stappenplan voor het ontwerp van een luchtfiltersysteem is gegeven in afbeelding II.1. Voor luchtreinigers is het stappenplan gegeven in afbeelding II.2.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
104
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
2. Communicatie
Uitwisseling informatie
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.2-1 1-5-2013
Afb. II.1 Stappenplan voor het ontwerp van luchtfiltersystemen
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
105
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
2. Communicatie
Uitwisseling informatie
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.2-1 1-5-2013
Afb. II.1 Stappenplan voor luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
106
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Bepalen van de filterklasse(n)
SPECIFICATIEBLAD: II.3-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De toevoerlucht bij mechanische ventilatiesystemen filteren met minimaal filterklasse G3 wanneer het doel van het filteren het beschermen van de installatie is. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW De eisen aan de binnenluchtkwaliteit, uitgedrukt in de categorie IDA volgt uit tabel II.1 Tabel II.1 Gewenste/vereiste kwaliteit van de binnenlucht Categorie Omschrijving IDA 1 IDA 2
Hoge kwaliteit van de binnenlucht (minder dan 15% klachten) Gemiddelde binnenluchtkwaliteit (tussen 15 en 20% klachten )
ppm CO2 hoger dan de buitenlucht <400
Buitenlucht per persoon*) [m3/h] >54
400 - 600
36 - 54
IDA 3
Matige binnenluchtkwaliteit 600 - 1000 22 - 36 (tussen 20% en 30% klachten) IDA 4 Lage kwaliteit van de binnenlucht >1000 <22 (meer dan 30% klachten) *) Dit betreft volwassen personen. Bij kinderen is de benodigde luchtvolumestroom minder De buitenluchtkwaliteit, uitgedrukt in categorie ODA volgt uit tabel II.2 Tabel II.2 Kwaliteit van de buitenlucht (ODA=Outdoor Air quality) Categorie Omschrijving ODA 1 Schone lucht, voldoet aan de richtlijnen van het WHO (2005) en fijnstof ODA 2 Verontreinigingen in de lucht zijn tot 1,5 keer hoger dan de richtlijnen van het WHO (1999) en fijnstof. Dit betreft veelal stedelijke omgevingen, die niet vallen onder ODA 3 ODA 3 Verontreinigingen in de lucht zijn meer dan 1,5 keer hoger dan de richtlijnen van het WHO (1999) en fijnstof, dat wil zeggen hoge concentraties verontreiniging: ge誰ndustrialiseerde omgevingen, omgeving van megastallen, stadscentra en gebieden met een hoge verkeersintensiteit cq in de omgeving van een vliegveld. Bepaald de filterklasse voor de woning- en utiliteitsbouw met behulp van tabel II.3.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
107
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Bepalen van de filterklasse(n)
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-1 1-5-2013
Tabel II.1 Overzicht luchtfilters voor de utiliteitsbouw volgens NEN-EN 13779 Buitenluchtkwaliteit Binnenluchtkwaliteit IDA 1 IDA 2 IDA 3 ODA 1 (schone lucht) F9 F8 F7 ODA 2 (stof) F7 + F9 M6+F8 M5 + F7 ODA 3 (hoge concentraties) F7 + GF + F9* F7 + GF + F9* M5 + F7 *GF = Gas filter (koolstoffilter) en/of chemische luchtfilter
IDA 4 M5 M5 + M6 M5 + M6
Aanvullend op tabel II.3 geldt: ď&#x201A;ˇ Bij toepassing van recirculatie moet minimaal een M5 luchtfilter worden toegepast om verontreiniging van systeemcomponenten te voorkomen. Indien mogelijk moet het luchtfilter in de recirculatie van dezelfde klasse zijn als het luchtfilter in de hoofdstroom; ď&#x201A;ˇ Om het afvoersysteem en de uitblaas te beschermen is een luchtfilter van minimaal klasse M5 vereist. ď&#x201A;ˇ Afvoerlucht uit keukens moet in de eerste stap gereinigd worden met een makkelijk uit te nemen en te makkelijk te reinigen vetvanger; ď&#x201A;ˇ WTW-systemen in de Utiliteitsbouw moeten voorzien worden van een luchtfilter met minimaal klasse M5. Warmtewielen moeten voorzien worden van goed werkende reinigingssecties; ď&#x201A;ˇ Bij luchtfilters voor warmtewielen en luchtfilters in de retourlucht moet dezelfde filterklasse als in de toevoerlucht worden gebruikt; KWALITEITSEISEN OPERATIEKAMERS (OK) De filtering van de lucht moet voldoen aan de minimum eisen volgens tabel II.4 Tabel II.4 Minimale filtereisen voor operatiekamers Klasse-indeling volgens /&/ &/ /&/ &/ 1e voorfilter M5 2e voorfilter F7 Hoofdfilter F9 OK-eindfilter H13 * MPPS = Most Penetrating Particle Size (zie ook par. 4.3.1)
Vangstpercentage voor verschillende testmethoden (FNJEEFME PQ É&#x2026;N Op mpps* 40-60 80-90 >95 >99,997 >99,95
KWALITEITSEISEN CLEANROOMS Cleanrooms worden in de NEN-EN-ISO 14644-1 geclassificeerd als het aantal deeltjes van een maximale omvang per hoeveelheid lucht. Afhankelijk van de eisen moet een hoofdfilter van de filterklasse E10 - H17luchtfilters worden toegepast (zie tabel II.6). Formule II.1 geeft het verband tussen de klasse en de deeltjesgrootte. In tabel II.5 is dit nader uitgewerkt. 2 ,08
ď&#x192;Ś 0 ,1 ď&#x192;ś C N ď&#x20AC;˝ 10 N ď&#x192;&#x2014; ď&#x192;§ ď&#x192;ˇ ď&#x192;¨Dď&#x192;¸ Waarin: D = deeltjesgrootte N = klassenummer volgens NEN-EN-ISO 1444-1
[deeltjes/m3] ( II.1 ) <É&#x2026;N> [-]
Tabel II.5 geeft de deeltjes grootte per klasse indeling volgens NEN-EN-ISO 14644-1.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
108
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Bepalen van de filterklasse(n)
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-1 1-5-2013
Tabel II.5 Aantal deeltjes per ISO-klasse bij cleanrooms Klasse volgens Deeltjes/m³ NEN-EN-ISO Ż N Ż N Ż N Ż N 14644-1 ISO 1 10 2 ISO 2 100 24 10 4 ISO 3 1000 237 102 35 ISO 4 10 000 2370 1020 352 ISO 5 100 000 23 700 10 200 3520 ISO 6 1 000 000 237 000 102 000 35 200 ISO 7 352 000 ISO 8 3 520 000 ISO 9 35 200 000
Ż N
8 83 832 8320 83 200 832 000 8 320 000
Ż N
29 293 2930 29 300 293 000
Tabel II.6 geeft een overzicht per klasse (zie tabel II.5) van de toe te passen minimale filterklassen. Tabel II.6 Filtereisen per klasse voor cleanrooms Cleanroom klasse 9 8 7 e 1 stap voorfilter G3 G4 M5 2e stap voorfilter F9 F9 hoofdfilter. F9 H13 H13
6 F7 E10 H14
5 F7 E10 H15
4 F7 E11 U16
3 F7 E12 U16
2 F7 E12 U17
1 F7 E12 U17
KWALITEITSEISEN KLIMAATKAMERS Het hoofdfilter moet van de klasse E10 of beter zijn. Als voorfilter moet een M-filter of F7 filter gebruikt worden. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De toevoerlucht bij mechanische ventilatiesystemen filteren met minimaal filterklasse F7 wanneer het doel van het filteren het beschermen van de gebruikers van de ruimte is. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN UTILITIETSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Aanvullend aan de eerder genoemde kwaliteitseisen kunnen er eisen gesteld worden aan de brandbaarheid van filters. Bij eisen m.b.t. brandbaarheid van filter spelen twee totaal verschillende benaderingen een rol: Het verontreinigde luchtfilter moet volledig verbranden; Het luchtfilter mag in schone toestand niet of slechts beperkt bijdragen aan de verspreiding van brand/rook in een gebouw en/of installatie.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
109
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Bepalen van de filterklasse(n)
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-1 1-5-2013
VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 779, ‘Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie’, NEN, Delft, 2012. NEN-EN 1822, ‘Luchtfilters met een hoog rendement’, NEN, Delft, 2009. NEN-EN 13779, ‘Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen’, NEN, Delft, 2007. NEN-EN-ISO 14644-1, Stof- en kiemarme ruimten en omgevingen - Deel 1: Indeling van luchtreinheid, NEN, Delft, 1999. Walenkamp, G.H.I.M., Beheersplan Luchtbehandeling voor de operatieafdeling, Stichting Werkgroep Infectie Preventie, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, 2005. Specificatiebladen II.4-1 Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
110
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Filteroppervlak/filterafmetingen
SPECIFICATIEBLAD: II.3-2 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De filterafmeting is door de leverancier/fabrikant van de ventilatie-unit bepaald. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN De aanstroomsnelheid voor en de luchtsnelheid over de luchtfilters mag niet meer dan 2,5 m/s zijn.. Voor luchtfilters met een verhoogd filtermedia-oppervlakte geldt dat de luchtsnelheid maximaal 3,2 m/s mag zijn. Het benodigde filteroppervlak kan worden berekend uit de luchtvolumestroom en de toelaatbare maximale aanstroomsnelheid: Oppervlak = luchtvolumestroom / aanstroomsnelheid Met de standaardafmetingen volgens NEN-EN 15805 en het minimaal benodigde filteroppervlak en de filtergegevens per type filter worden de standaardafmetingen van het filter/de filters vastgelegd. Bij toepassing van meerdere filtertrappen mag geen vernauwing of verwijding van het kanaal optreden. Fijnfilters en EPA-filters moeten voorzien zijn van een afdichting tegen luchtlekkage langs het filter. Voor HEPA- en ULPA-filters moet de afdichting van filter en filtermontageframe voldoen aan de NEN-EN 1822. VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 15805 â&#x20AC;&#x2DC;Luchtfilters voor stofdeeltjes voor algemene ventilatiedoeleinden - Genormaliseerde afmetingenâ&#x20AC;&#x2122;, NEN, Delft, 2010. Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
111
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Filtertype
SPECIFICATIEBLAD: II.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Geen KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Bij het kiezen van een filtertype moet gekozen worden op basis van de volgende voorwaarden: Kies een luchtfilter met een lage luchtweerstand; Kies de standtijd voldoende lang (bij voorkeur 0,5 - 2 jaar); Maatvoering conform NEN-EN 15805 [12]; Inbouwdiepte moet passen bij het ontwerp van het ventilatiesysteem. Bij voorkeur moet het luchtfilter volledig verbranden bij de verwerking van vuile filters. VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 15805 ‘Luchtfilters voor stofdeeltjes voor algemene ventilatiedoeleinden - Genormaliseerde afmetingen’, NEN, Delft, 2010. Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
112
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Filtermontageframes
SPECIFICATIEBLAD: II.3-4 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De leverancier van de ventilatie-unit dient in het toestel een filtermontageframe op te nemen. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN De filtermontageframes moeten aan de volgende eisen voldoen: Afmetingen conform NEN-EN 15805; Snelsluiting met clips/klemmen of dergelijke voor een goede montage van de luchtfilters. Rondom gesloten afdichting van gesloten celmateriaal of gelijkwaardig voor een lekdichte montage van de luchtfilters. De eisen voor luchtdichtheid moeten voldoen aan de eisen uit NEN-EN 1886. Voldoende corrosiebestendigheid, d.w.z. uitvoering in gegalvaniseerd staal, ROESTVAST STAAL of epoxy gecoat; Voldoende mechanische stevigheid;
Bij toepassing van meerdere filtermontageframes naast elkaar moeten extra verstevigingen worden aangebracht. Na montage van meerdere filtermontageframes moeten deze afgekit worden om een goede luchtdichtheid op de frames te garanderen. Op plaatsen waar verontreiniging van de luchtfilters met microbiologisch materiaal of materiaal met toxische eigenschappen kan plaatsvinden (bijvoorbeeld in laboratoria) kan het noodzakelijk zijn om een ander type filtermontageframes toe te passen. Bij ernstige gevaren voor de volksgezondheid moeten de filtermontageframes naast een goede luchtdichte bevestiging van de luchtfilters aan de zijkant een voorziening hebben om de (HEPA-) filters via een zg.’ bag in/bag out’ systeem te vervangen. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Bij toepassing van F7- of betere filters moet het filtermontageframe voorzien zijn van een extra afdichting. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN De filtermontageframes altijd voorzien van een goede afdichting zodat luchtfilters lekvrij gemonteerd kunnen worden. VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 1886 Ventilatie van gebouwen - Luchtbehandelingskasten - Mechanische eigenschappen en beproevingsmethoden, NEN, Delft, 2007. NEN-EN 15805 ‘Luchtfilters voor stofdeeltjes voor algemene ventilatiedoeleinden - Genormaliseerde afmetingen’, NEN, Delft, 2010. Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
113
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Randapparatuur
SPECIFICATIEBLAD: II.3-4 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN EU Richtlijn 2009/125/EC (Ecodesign richtlijn) Vier jaar na invoering van de ECodesign richtlijn is een optisch signaal bij het overschrijden van het toegestane drukverlies over de filterinstallatie verplicht. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW De leverancier van de ventilatie-unit dient een complete ventilatie-unit af te leveren met daarin opgenomen een luchtfilter en eventueel voorzieningen om aan te geven wanneer een luchtfilter vervangen moet worden. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Om de conditie van het luchtfilter te bewaken is een aantal opties mogelijk: Een bedrijfsurenteller; Een drukverschilmeter; Een drukverschilschakelaar. Een regeling voor de relatieve vochtigheid Op de kwaliteitseisen voor de verschillende voorzieningen wordt onderstaand ingegaan. Bedrijfsurenteller De bedrijfsuren teller (digitaal of analoog) moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: Bij een eventuele spanningsloze periode moeten de geregistreerde uren vastgehouden worden; Moet voorzien zijn van een reset knop cq nulstelling; Bescherming tegen vocht en stof minimaal conform IP65. Drukverschilmeter De verschildruk manometer moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: Bereik van 0 – 1000 Pa; Mediumtemperatuur: -20 tot +70 °C; Onnauwkeurigheid: 1% full scale; Beschermklasse minimaal IP54; Drukverschilschakelaar. De verschildrukschakelaar moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: Bereik van 0 – 1000 Pa; Mediumtemperatuur: -20 tot +70 °C; Bescherming tegen vocht en stof minimaal IP65. Regeling voor de relatieve vochtigheid Luchtfilters mogen niet vochtig worden. Dit betekent dat de relatieve luchtvochtigheid gedurende drie dagen gemiddeld niet meer dan 80 % mag zijn. Om dit te voorkomen wordt een tweetal maatregelen toegepast: het toepassen van druppelvangers om kleine druppels uit de luchtaanvoer af te vangen; voorverwarming van de toevoerlucht met een paar graden om zo de relatieve vochtigheid te beperken. De relatieve vochtigheid kan gemeten worden met een capacitieve hygrometer.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
114
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Randapparatuur
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.3-5 1-5-2013
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN WONINGEN Alle ventilatie-units met een luchtfilter moeten zijn voorzien van een verschildruk gebaseerd signaleringssysteem. Hiermee wordt aangegeven wanneer een filter vervangen moet worden. VERWIJZINGEN Regelgeving EU Richtlijn 2009/125/EC met betrekking tot de Ecodesign richtlijnen voor ventilatie-units. Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
115
versie 3
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Ruimte voor service en onderhoud
SPECIFICATIEBLAD: II.3-6 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN De luchtfiltersectie moet goed toegankelijk zijn voor visuele inspectie en voor het wisselen van de luchtfilterelementen. Het “trekken van de filters” moet goed mogelijk zijn. Dat wil zeggen dat er minimaal 1 meter vrije ruimte beschikbaar moet zijn voor de filters. Bij inbouwdiepten van 1 meter of meer moet er binnenverlichting geïnstalleerd worden. De ruimten voor de luchtfilters die toegankelijk zijn voor onderhoud, moeten voorzien zijn van een afdoende bescherming tegen corrosie.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
116
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Energiegebruik
SPECIFICATIEBLAD: II.3-7 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN EU Richtlijn 2009/125/EC (Ecodesign richtlijn) Voor alle systemen behalve die voor de woningbouw geldt vanaf 2 jaar naar de invoering van de Ecodesign richtlijn dat indien een filtermodule benodigd is, het mogelijk moet zijn een fijnfilter met lage luchtweerstand toe te passen. Een fijnfilter met een lage luchtweerstand is gedefinieerd als een luchtfilter, afmeting energiegebruik (d.w.z. een lage luchtweerstand) toe te passen.592x592 mm, met 100 gram stofbelading dat bij een luchtvolumestroom van 0,944 m3/s bij een ventilator met een rendement van 50% gedurende 6000 uur maximaal 1200 kWh verbruikt. Het vangstrendement moet gemiddeld meer dan 80% zijn en mag niet minder dan 35% zijn. KWALITEITSEISEN Het kost ventilatorenergie om de luchtweerstand van filters te overwinnen. Pas daarom luchtfilters met een lage luchtweerstand toe.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Pas een drukverschilmeter of een drukverschilschakelaar toe, voorzien van een, met optische signalering bij overschrijding van het toegestane drukverschil. VERWIJZINGEN Regelgeving EU Richtlijn 2009/125/EC met betrekking tot de Ecodesign richtlijnen voor ventilatie-units. Specificatiebladen II.4-1
Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
117
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Luchtreinigers
SPECIFICATIEBLAD: II.3-8 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN Luchtreinigers zijn stekkerklare apparaten of zijn ingebouwd in het plafond. In deze fase moet een toestel gekozen worden dat voldoet aan het programma van eisen. Het gaat hierbij om de volgende eisen: Inhoud van de ruimte of CADR-waarde (maximaal 2/3 van de ruimte-inhoud); Filterklasse (zie specificatieblad II.3-1); Filterprincipe; Geluiddrukniveau op 1 meter maximaal 30 dB; Extra opties als: o Ionisatie van de lucht; o UV-reiniging; o Actieve koolfiltering; o Bevochtiging. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Geluiddrukniveau op 1 meter maximaal 25 dB. CADR-waarde maximaal gelijk aan de ruimte-inhoud.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.3-1 II.4-1
Filterselectie Overzicht middelen in de ontwerpfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
118
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
4. Middelen
Overzicht middelen ontwerpfase
SPECIFICATIEBLAD: II.4-1 1-5-2013
BEPALING VAN DE FILTERKLASSE(N) Het vaststellen van de benodigde filterklasse(n) wordt behandelt in paragraaf 5.1.1. FILTERAFMETINGEN Standaard filterafmetingen worden gegeven in paragraaf 5.2.1. De eigenschappen van diverse filtermaterialen worden gegeven in paragraaf 5.1.2. FILTERMONTAGEFRAMES De eigenschappen van filtermontageframes worden gegeven in paragraaf 5.2.4. RANDAPPARATUUR De eigenschappen van de voor een goede werking van het filtersysteem benodigde randapparatuur zijn gegeven in paragraaf 5.1.3. RUIMTE VOOR SERVICE EN ODNERHOUD Minimale afmetingen en overige eigenschappen van de ruimte voor de luchtfilters (benodigd voor onderhoud en filtervervanging) zijn gegeven in paragraaf 5.2.3, ECODESIGN RICHTLIJN De Ecodesign richtlijn wordt in paragraaf 3.4 behandeld. LUCHTREINIGERS De eigenschappen van luchtreinigers zijn beschreven in paragraaf 5.3. VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Hoofdstuk 5 Specificatiebladen II.3-1 II.3-2 II.3-3 II.3-4 II.3-5 II.3-6 II.3-7
Bepaling van de filterklassen Filterafmetingen Filtermontageframes Randapparatuur Afmetingen Energiegebruik Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
119
versie 5
Projectfase
I. Programma
Beheeraspect
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
8. Documentatie
Rapportage
SPECIFICATIEBLAD: II.8-1 1-5-2013
RAPPORTAGE Aan het einde van de ontwerpfase dienen de volgende gegevens minimaal te zijn vastgelegd: Woningbouw De vereiste filterklasse Utiliteitsbouw en speciale toepassingen De installatietekeningen van het filterontwerp met daarin aangegeven: De gebruikte filterklasse(n); Afmetingen en type(n) van de luchtfilters; Afmetingen en omschrijving van de filtermontageframes; Toegepaste randapparatuur (bedrijfsurenteller, drukverschilmeter/-schakelaar, vochtregeling); Afmetingen en voorzieningen van de serviceruimte voor de luchtfilters; Aanstroomsnelheden bij de filters; Luchtvolumestromen over de filters. Luchtreinigers De volgende eisen van de luchtreiniger moeten gegeven zijn: De gewenste minimale filterklasse; Filterprincipe; De CADR of de luchtvolumestroom; Gewenste extra’s als o Ionisatie; o UV-ontsmetting; o Actieve koolfiltering; o Bevochtiging. Bovengenoemde gegevens dienen als uitgangspunt voor de uitwerkingsfase.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
120
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
8. Documentatie
Vraagspecificatieblad kwaliteitseisen
SPECIFICATIEBLAD: II.8-2 1-5-2013
VRAAGSPECIFICATIE Tijdens de ontwerpfase worden diverse keuzes gemaakt m.b.t. de eisen die door de opdrachtgever aan de kwaliteit van het luchtfiltersysteem worden gesteld. Dit vraagspecificatieblad is bedoeld om alle gemaakte keuzes met betrekking tot het luchtfiltersysteem te specificeren, en dient als middel om de ontwerpgrootheden door te geven naar de uitwerkfase. INVULBLAD EN UITGANGSPUNTEN
Eisen
Middelen
1. Project:
II.2-1
II.8-1
Eisen
Middelen
II.3-1
par 5.1.1
Utiliteitsbouw en speciale toepassingen
Eisen
Middelen
6. Voorfilter 1
O Nee O Ja, filterklasse: ……….. afmetingen: ………. mm x ……… mm type filter:
II.3-1
par. 5.1 par 5.2.1
7. Voorfilter 2
O Nee O Ja, filterklasse: ……….. afmetingen: ………. mm x ……… mm type filter:
II.3-1
par 5.1 par. 5.2.1
8. Hoofdfilter
O Nee O Ja, filterklasse: …… afmetingen: ………. mm x ……… mm type filter:
II.3-1
par 5.1 par. 5.2.1
8. Materiaal van de filtermontageframes
O gegalvaniseerd staal O roestvast staal O staal voorzien van epoxy lak O ……………..
9. Nafilter
O Nee O Ja, filterklasse: ……….. afmetingen: ………. mm x ……… mm type filter: ……………………
II.3-1
par 5.1 par. 5.2.1
2. Plaats: 3. Contactpersoon / deskundige: 4. Offerte nummer: 5. Datum vaststelling uitgangspunten:
Woningbouw 6. Filterklasse
filterklasse: ………..
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
121
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: II.8-2 1-5-2013
10. Bedrijfsuren teller
O Nee O Ja; beschermklasse IP…… …………………………….
II.3-4
II.4-1
11. Drukverschilmanometer
O Nee O Ja; Bereik ….. tot ….. Pa beschermklasse IP…… ………………………………
II.3-4
II.4-1
12 Drukverschilschakelaar
O Nee O Ja, beschermklasse IP…… ………………………………
II.3-4
II.4-1
13. Relatieve vochtigheidsregeling
O Nee O Ja door : O voorverwarming buitenlucht O druppelvanger in luchttoevoer O ………………………………..
II.3-4
II.4-1
14. Calamiteitenschakelaar
O Nee O Ja; gemonteerd op plaats ………………………
15. Stroomsnelheid
O …. m/s
16. Standtijd
O op basis van drukval over het filter O op basis van gebruiksuren: ……………….uur O op basis van life-cycle-costs
II.3-2
Luchtreiniger
Eisen
Middelen
6. Voorfilter
O Nee O Ja, filterklasse ……
II.3-8
II.4-1
7.Hoofdfilter
Filterklasse ……….. Filterprincipe: O elektrostatisch filter O mechanisch filter O Flimmer-filter
II.3-8
II.4-1
8. Geluid
Geluiddrukniveau max. ….. dB
II.3-8
II.4-1
9. Luchtvolumestroom
O …………... dm3/s O CADR: ……………….
II.3-8
II.4-1
10. Extra voorzieningen
O Ionisatie O UV-reiniging O Actieve kool O Bevochtiging O ……………………………
II.3-8
II.4-1
122
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
SPECIFICATIEBLAD: III.0-1 1-5-2013
DOELSTELLLING In de uitwerkingsfase wordt het filterontwerp tot in detail uitgewerkt en besteksklaar gemaakt. WERKWIJZE Afbeelding III.1 geeft het stappenplan voor de uitwerkingsfase voor luchtfiltersystemen. Voor luchtreinigers is het stappenplan gegeven in afbeelding III.2.
Afb. III.1 Stappenplan voor de uitwerkingsfase van luchtfiltersystemen.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
123
versie 5
Projectfase Beheeraspect
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: III.0-1 1-5-2013
Afb. III.1 Stappenplan voor de uitwerkingsfase van luchtreinigers.
124
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
2. Communicatie
Uitwisseling informatie
SPECIFICATIEBLAD: III.2-1 1-5-2013
INFORMATIE UITWISSELING In de volgende informatiedragers liggen de uitgangspunten voor de uitwerkingsfase vast: Het programma van eisen conform specificatieblad I.8-1; Het filtersysteemontwerp conform specificatieblad II.8-1. In de uitwerkingsfase worden de systeemcomponenten geselecteerd. Gedurende de uitwerkingsfase worden de volgende toets momenten onderscheiden: Validatie van de gekozen systeemcomponenten op basis van de ontwerpspecificaties; Controle van de definitieve installatietekeningen door de installatiedeskundige. VERWIJZINGEN Specificatiebladen I.8-1 Rapportage II.8-1 Rapportage
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
125
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Filtermontageframes
SPECIFICATIEBLAD: III.3-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Het filtermontageframe is een onderdeel van de ventilatie-unit en hoeft niet apart geselecteerd te worden. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW Selecteer de filtermontageframes conform de in het ontwerp opgenomen specificaties. Ga na of aan de gestelde en de te stellen eisen voldaan wordt. Luchtfilters moeten lekdicht in de filtermontageframes bevestigd kunnen worden.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.8-2 II.4-1
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten Overzicht middelen ontwerpfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
126
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Luchtfilters
SPECIFICATIEBLAD: III.3-2 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW In de ventilatie-unit is meestal een groffilter opgenomen om de installatie te beschermen tegen stof om zo beschadiging van de installatie te voorkomen. Een aantal leveranciers biedt ook de mogelijkheid een fijnfilter te plaatsen. Dit ter verbetering van het binnenklimaat. Deze filters zijn niet universeel maar merk gebonden. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW Selecteer de luchtfilters conform de in het ontwerp opgenomen specificaties: Filtertype; Filterklasse; Filter afmetingen; Standtijd; Begindrukverlies; Toegelaten drukval.
VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN-EN 779, ‘Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie’, NEN, Delft, 2012. NEN-EN 1822, ‘Luchtfilters met een hoog rendement’, NEN, Delft, 2009. NEN-EN 15805 ‘Luchtfilters voor stofdeeltjes voor algemene ventilatiedoeleinden - Genormaliseerde afmetingen’, NEN, Delft, 2010. Specificatiebladen II.8-2 II.4-1
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten Overzicht middelen ontwerpfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
127
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Randapparatuur
SPECIFICATIEBLAD: III.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW In de woningbouw is de filtersectie een onderdeel van de ventilatie-unit. Eventueel benodigde randapparatuur is hierin opgenomen. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW Selecteer randapparatuur als bedrijfsurentellers, drukverschilmeters/drukverschilschakelaars of de regeling voor de relatieve vochtigheid conform de in het ontwerp opgenomen specificaties. Ga na of aan de gestelde eisen voldaan wordt.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.8-2 II.4-1
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten Overzicht middelen ontwerpfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
128
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Luchtreinigers
SPECIFICATIEBLAD: III.3-4 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN De luchtreiniger moet geselecteerd worden op basis van de volgende eisen: Grootte van de ruimte (luchtvolumestroom) of CADR-waarden minimaal 2/3 van de ruimte-inhoud; Filterklasse; Filterprincipe; Geluiddrukniveau op 1 meter maximaal 30 dB; Gewenste extra voorzieningen als : o Ionisatie; o UV-reiniging; o Actieve koolfilter; o Bevochtiging.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Geluiddrukniveau op 1 meter maximaal 25 dB;
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen paragraaf 6.3 Luchtreinigers Specificatiebladen III.4-1
Overzicht middelen in de uitwerkingsfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
129
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
4. Middelen
Overzicht middelen uitwerkingsfase
SPECIFICATIEBLAD: III.4-1 1-5-2013
SELECTIE FILTERMONTAGEFRAMES De afmetingen en eigenschappen van filtermontageframes zijn in paragraaf 6.2.2 SELECTIE LUCHTFILTERS Selectie van luchtfilters is beschreven in paragraaf 6.2.1. SELECTIE VAN RANDAPPARATUUR De selectie van randapparatuur is beschreven in paragraaf 6.2.3.
SELECTIE LUCHTREINIGERS Selectie van luchtreinigers is beschreven in paragraaf 6.3
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Hoofdstuk 6 Uitwerkingsfase. Specificatiebladen III.3-1 III.3-2 III.3-3 III.3-4
Filtermontageframes Luchtfilters Randapparatuur Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
130
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
Beheeraspect
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
8. Documentatie
Rapportage
SPECIFICATIEBLAD: III.8-1 1-5-2013
RAPPORTAGE LUCHTFILTERSYSTEMEN Aan het einde van de uitwerkingsfase moet in ieder geval zijn vastgelegd: Installatietekeningen van de luchtfilterinstallatie met daarin de gegevens (afmetingen en filterklasse) per filter; Montagetekeningen en de montage voorschriften De bestekomschrijving of werkomschrijving met daarin: o Algemene informatieoverdracht (tekeningen, onderhoudsvoorschriften en garantiebepalingen); o Tekeningen; o Opleveringsprotocol; o Onderhoudsverklaring. Eventuele afwijkingen ten opzichte van de ontwerpspecificaties conform II.8-1 en II.8-2; Kosten. Bovengenoemde gegevens dienen als uitgangspunt voor de realisatiefase.
RAPPORTAGE LUCHTREINIGERS Aan het einde van de uitwerkingsfase moet in ieder geval zijn vastgelegd: De bestekomschrijving; Eventuele afwijkingen ten opzichte van de ontwerpspecificaties conform II.8-1 en II.8-2; Kosten.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
131
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
8. Documentatie
Vraagspecificatieblad kwaliteitsaspecten
SPECIFICATIEBLAD: III.8-2 1-5-2013
VRAAGSPECIFICATIE Tijdens de uitwerkingsfase worden diverse keuzes gemaakt m.b.t. de eisen die aan de kwaliteit van het luchtfiltersysteem worden gesteld. Een aantal keuzen zijn reeds vermeld in specificatieblad II.8-2. Dit vraagspecificatieblad is bedoeld om alle gemaakte keuzes met betrekking tot het luchtfiltersysteem te specificeren, en dient als middel om de eisen en wensen van de opdrachtgever te vertalen in een ontwerp en door te geven naar de uitvoeringsfase.
Invulblad en uitgangspunten
Eisen
1. Project:
..........................................................................................................
2. Plaats:
..........................................................................................................
3. Contactpersoon / deskundige:
..........................................................................................................
4. Offerte nummer:
..........................................................................................................
5. Datum vaststelling uitgangspunten:
..........................................................................................................
III.2-1
Middelen III.8-1 III.8-2
Luchtfiltersystemen Geselecteerde componenten
Merk/Type/Uitvoering
Eisen
Middelen
Filtermontageframes
..........................................................................................................
III.3-1
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-1
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-2
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-2
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-2
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-2
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-3
III.4-1
..........................................................................................................
III.3-3
III.4-1
Filters
Appendages
luchtreinigers Geselecteerd systeem
Merk/Type/Uitvoering
Eisen
Middelen
Luchtreiniger
..........................................................................................................
III.3-4
III.4-1
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
132
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
SPECIFICATIEBLAD: IV.0-1 1-5-2013
DOELSTELLING In de realisatiefase wordt het luchtfiltersysteem ge誰nstalleerd en opgeleverd. WERKWIJZE Afbeelding IV.1 geeft het stappenplan voor de realisatiefase voor een luchtfiltersysteem. Voor luchtreinigers is het stappenplan gegeven in afbeelding IV.2.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
133
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
0. Algemeen
Algemeen
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: IV.0-1 1-5-2013
Afb. IV.1 Stappenplan voor de realisatiefase van een luchtfiltersysteem
Afb. IV.2 Stappenplan voor de realisatiefase van een luchtreiniger
134
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
2. Communicatie
Uitwisseling informatie
SPECIFICATIEBLAD: IV.2-1 1-5-2013
INFORMATIEDRAGERS In de volgende informatiedragers liggen de uitgangspunten voor de realisatiefase vast: Het programma van eisen conform specificatieblad I.8-1; Het filterontwerp conform de specificatiebladen II.8-1 en III.8-1; Het opleveringsrapport (specificatieblad IV.3-3). INFORMATIE VERWERVEN In de realisatiefase worden de systeemcomponenten geïnstalleerd, gecontroleerd en opgeleverd. Tijdens de realisatiefase is er een aantal controles: Controle van juiste montage volgens de montagevoorschriften; Controle op reinheid van de kanalen. De resultaten van de verschillende controles worden opgenomen in het opleveringsrapport ( zie specificatieblad IV.3-3).
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Hoofdstuk 7 Specificatiebladen I.8-1 Rapportage II.8-1 Rapportage III.8-1 Rapportage
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
135
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Montage en installatietechnische eisen filtermontageframes
SPECIFICATIEBLAD: IV.3-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Het filtermontageframe is onderdeel van het ventilatietoestel en wordt door de fabrikant gemonteerd. Als bij een inspectie blijkt dat de afdichting van het filter onbeschadigd is, mag ervan uitgegaan worden dat de afdichting voldoende is. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Bij montage van de filtermontageframes geldt: Voorzieningen voor (snelle) verwisseling van de filters moeten aan de vuile zijde (zijde van de ongefilterde lucht) gemonteerd worden; Voor een luchtdichte montage van de filters in de filtermontageframes moeten de filtermontageframes voorzien zijn van een rondom gesloten pakking met gesloten celafdichtingen of een soortgelijk materiaal; Frames moeten zodanig gemonteerd worden dat bij toepassing van meerdere filtermontageframes er (nagenoeg) geen luchtlekkage langs/tussen de frames optreedt; Pas , indien nog, extra verstevigingen toe bij toepassing van meerdere filtermontageframes; Pas bij bevestiging van roestvast staal filtermontageframes ook roestvast staal bouten/bevestigingsmiddelen toe; Bij beschadiging van gegalvaniseerde of epoxy gelakte filtermontageframes de beschadigingen bijwerken met zinkhoudende verf of roestwerende verf; Bij montage van een filtersectie in een geïsoleerd kanaal/geïsoleerde luchtbehandelingskast moet de filtersectie met hetzelfde isolatiemateriaal en dezelfde isolatiedikte geïsoleerd worden; Filtermontageframes moeten luchtdicht in de behuizing gemonteerd worden.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.4-1 IV.4-1
Overzicht middelen ontwerpfase Overzicht middelen realisatiefase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
136
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Montage en installatietechnische eisen luchtfilters
SPECIFICATIEBLAD: IV.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Breng het filter/de filters aan conform de richtlijnen van de fabrikant/leverancier. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Bij het monteren van luchtfilters gelden de volgende eisen: De eerste filtertrap moet het dichtste bij de luchtinlaat/mengkamer geplaatst worden; De filterelementen moeten vanaf de vuile zijde (zijde van de ongefilterde lucht) aangebracht worden; De luchtfilters moeten luchtdicht in het frame gemonteerd worden; Bij zakkenfilters moeten de zakken in verticale positie worden geïnstalleerd om vervuiling of doorwekking op de bodem van de installatie te voorkomen; Werk de filterstaat van de betreffende filtertrap bij. Deze bevat minimaal de volgende gegevens: o Luchtvolumestroom van de installatie; o Het aantal filters; o De filterklasse; o Afmetingen van de filters; o Aanbevolen eindweerstand van de filtertrap; o Datum van aanbrengen van de filters.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.8-1 III.8-1 IV.4-1
Rapportage Rapportage overzicht middelen realisatiefase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
137
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Montage en installatietechnische eisen randapparatuur
SPECIFICATIEBLAD: IV.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Geen. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Bedrijfsurenteller Monteer de bedrijfsurenteller conform de eisen van de fabrikant/leverancier en sluit deze aan volgens de door de leverancier geleverde aansluitschemaâ&#x20AC;&#x2122;s. Verschildruk manometer Zorg voor een goede afdichting van de opnemers in de wand. Verschildrukschakelaar. Zorg voor een goede afdichting van de opnemers in de wand. Sluit de verschildrukschakelaar aan volgens het aansluitschema van de fabrikant/leverancier. Regeling relatieve vochtigheid. Sluit de opnemer van de relatieve vochtigheid aan conform de eisen van de leverancier en zorg voor een goede afdichting van de opnemer in de wand.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen II.8-1 III.8-1 IV.4-1
Rapportage Rapportage overzicht middelen realisatiefase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
138
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Oplevering
SPECIFICATIEBLAD: IV.3-4 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Europese richtlijn 2011/327/EC (Ecodesign). Met de invoering van de Ecodesign richtlijnen moet op ieder ventilatiesysteem met luchtfilters de volgende informatie worden weergegeven: Een tekst met het belang van een regelmatige filtervervanging; Vier jaar na de invoering van de Ecodesign richtlijnen moet ook de plaats waar het (optische) filterwaarschuwingssignaal geplaatst is worden weergegeven. Dit signaal geeft aan wanneer de eindweerstand van het filter cq de filters bereikt is. KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Bij oplevering moet: Visuele inspectie plaatsvinden; Een opleverrapportage opgesteld worden; De gebruikershandleiding overgedragen worden. De opleverrapportage moet minimaal de volgende punten bevatten: Filterklasse; Luchtvolumestroom over de filters; Standtijd van het filter/de filters. De gebruikershandleiding moet minimaal de volgende gegevens bevatten: Filterklasse; Luchtvolumestroom over de filters; Standtijd van de filters; Instructie hoe de filters te vervangen; Instructies voor de afvoer/verwerking van gebruikte filters; Naam en adres van de installateur die de installatie aangelegd heeft/in onderhoud heeft. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Bij oplevering moet: Visuele inspectie plaatsvinden; een opleverrapportage opgesteld worden; de gebruikershandleiding overgedragen worden. Bij de inspectie moeten minimaal de volgende punten geïnspecteerd worden: Zijn de filtermontageframes conform de voorschriften gemonteerd; Zijn de filters van de juiste filterklasse; Zijn de filters conform de voorschriften gemonteerd; Is er voldoende ruimte en verlichting voor inspectie en onderhoud; Zijn controlevoorzieningen als bedrijfsurentellers, verschildrukmanometers of verschildrukschakelaars aangebracht en op werking gecontroleerd; Is een eventuele regeling voor de relatieve vochtigheid aangebracht en op werking gecontroleerd; Zijn de kanalen visueel schoon.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
139
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Oplevering
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: IV.3-4 1-5-2013
De opleverrapportage moet minimaal de volgende punten bevatten: Filterklasse(n); Toegepast luchtfiltertype; Luchtvolumestroom over de filters; Aantal en afmetingen van de filters; Begin drukverlies en maximaal toegestaan drukverlies voor de totale filterinstallatie en per filtertrap; Standtijd van de filters. De gebruikershandleiding moet minimaal de volgende gegevens bevatten: Filterklasse; Toegepast luchtfiltertype; Luchtvolumestroom over de filters; Aantal en afmetingen van de filters; Begin drukverlies en maximaal toegestaan drukverlies voor de totale filterinstallatie en per filtertrap; Standtijd van de filters; Frequentie van de visuele inspecties; Instructie hoe de filters te vervangen; Eigenschappen van de toegepaste randapparatuur als urentellers en drukverschilmeters of regeling van de relatieve vochtigheid; Instructies voor de afvoer/verwerking van gebruikte filters; Naam en adres van de installateur die de installatie aangelegd heeft/in onderhoud heeft. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW EN SPECIALE TOEPASSINGEN Voor de reinheid van de luchtkanalen na het filter de tapetest conform de Luka-methode uitvoeren. Lekdichtheidstest van de filtermontageframes: bij HEPA en ULPA-filters moet de lekdichtheid van de filterunit voldoen aan de NEN-EN -1882-4
VERWIJZINGEN Wetten en normen EU Richtlijn 2009/125/EC met betrekking tot de Ecodesign richtlijnen voor ventilatie-units. Hoofdstukken en bijlagen Bijlage A: Bepaling van de reinheidsklasse volgens de Luka-methodiek. Specificatiebladen I.8-1 IV.4-1
Rapportage Overzicht middelen realisatiefase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
140
versie 3
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
3. Eisen
Luchtreinigers
SPECIFICATIEBLAD: IV.3-5 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen. KWALITEITSEISEN Luchtreinigers zijn stekkerklare apparaten. Het enige dat deze apparaten nodig hebben is een wandcontactdoos. Deze wandcontactdoos moet voldoen aan de eisen conform de NEN 1010. Controleer voor de ingebruikname of het filter/de filters goed zijn aangebracht en of de netspanning op de juiste waarde (230 V) ingesteld is. VERWIJZINGEN Normen en richtlijnen NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, NEN, Delft, 2007 en C1: 2008/A1:2011 en C1: 2011. Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 7.5 Luchtreinigers Specificatiebladen IV.4-1
Overzicht middelen in de realisatiefase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
141
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
4. Middelen
Overzicht middelen realisatiefase
SPECIFICATIEBLAD: IV.4-1 1-5-2013
MONTAGE VAN FILTERMONTAGEFRAMES EN LUCHTFILTERS De procedure voor het monteren van de filtermontageframes en filters is beschreven in paragraaf 7.1. IN BEDRIJF STELLEN De procedure voor het inbedrijfstellen van filterinstallaties is opgenomen on paragraaf 7.2 OPEVERING Paragraaf 7.3 behandelt het opleveren van de filterinstallatie. GEBRUIKERSHANDLEIDING Paragraaf 7.4 gaat nader in op de minimaal vereiste inhoud van de gebruikershandleiding.
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 7.1 Paragraaf 7.2 Paragraaf 7.3 Paragraaf 7.4 Paragraaf 7.5
Montage- en installatietechnische kwaliteitseisen In bedrijf stellen Oplevering Gebruikershandleiding Luchtreinigers
Specificatiebladen IV.3-1 IV.3-2 IV.3-3 IV.3-4
Montage en installatietechnische eisen filtermontageframes Montage en installatietechnische eisen luchtfilters Oplevering Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
142
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer
8. Documentatie
Rapportage
SPECIFICATIEBLAD: IV.8-1 1-5-2013
RAPPORTAGE LUCHTFILTERSYSTEMEN Aan het einde van de realisatiefase moet een opleverrapport samengesteld worden conform het opleveringsprotocol. Het opleveringsrapport moet de volgende informatie bevatten: Ontwerpspecificaties en eventuele afwijkingen hiervan; Controlerapport mbt montage en installatie; Gebruikershandleiding. De rapportages bevatten minimaal de gegeven onderdelen uit de specificatiebladen IV.3-1, IV.3-2 en IV.3-3. RAPPORTAGE LUCHTREINIGERS Aan het einde van de realisatiefase is de luchtreiniger gebruiksklaar. Gecontroleerd is of het luchtfilter/de luchtfilters goed zijn gemonteerd en of het apparaat ingesteld is op de juiste voedingsspanning. Het apparaat is gebruiksklaar. De gebruikershandleiding van de fabrikant moet aanwezig zijn.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen I.8-1 I.8-2 IV.3-1 IV.3-2 IV.3-3
Rapportage Rapportage Montage en installatietechnische eisen filtermontageframes Montage en installatietechnische eisen luchtfilters Oplevering
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
143
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 0. Algemeen
Randvoorwaarden
SPECIFICATIEBLAD: V.0-1 1-5-2013
DOELSTELLING In deze fase is het luchtfiltersysteem in gebruik genomen en moet het onderhouden worden. WERKWIJZE Afbeelding V.1 geeft het stappenplan voor de beheerfase van luchtfiltersystemen. Voor luchtreinigers is het stappenplan opgenomen in afbeelding V.2.
Afb. V.1 Stappenplan voor de beheerfase van luchtfiltersystemen
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
144
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
Beheeraspect
IV. Realisatie
V. Beheer 0. Algemeen
Algemeen
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: V.0-1 1-5-2013
Afb. V.1 Stappenplan voor de beheerfase van luchtreinigers VERWIJZINGEN Specificatiebladen Specificatiebladen fase V.
145
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 2. Communicatie
Uitwisseling informatie
SPECIFICATIEBLAD: V.2-1 1-5-2013
INFORMATIEDRAGERS De uitgangspunten van de beheerfase liggen vast in de volgende documenten: De opleveringsrapportage; De onderhoudsvoorschriften; De gebruikershandleiding. VERWIJZINGEN Specificatiebladen I.8-1 II.8-1 III.8-1 IV.8-1
Rapportage Rapportage Rapportage Rapportage
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
146
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Onderhoud
SPECIFICATIEBLAD: V.3-1 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN WONINGBOUW Vervang en/of reinig de filters conform de richtlijnen van de fabrikant/leverancier of na een calamiteit. Afvoer vervuilde filters De luchtfilters kunnen in de verpakking van het schone filter gedaan worden en met het huisvuil worden afgevoerd. De filters verbranden volledig. KWALITEITSEISEN UTILITEITSBOUW Maandelijkse inspecties Voer de volgende maandelijkse inspecties uit: Visuele controle op het doorweken van de filterelementen om het risico van microbiologische aangroei te reduceren; Visuele controle op het afscheuren of op schuren van filterzakken of andere mechanische beschadigingen (bijv. beschadigde afdichtingen); Controle en registratie van de verschildruk en de bedrijfsuren. Filtervervanging Vervang de filters indien: De wisselfrequentie (zie tabel V.1) bereikt wordt; De eindweerstand bereikt wordt die de LBK-fabrikant of systeemleverancier aangeeft (zie tabel V.2); De standtijd bepaald op basis van life-cycle-costs gehaald is (zie par 4.9.3); Blijkt dat filters aan de hand van (stof en/of microbiologische) metingen te veel doorlaten zodat de filters zelf een bron van vervuiling zijn geworden; indien nodig na een calamiteit.
Tabel V.1 Richtlijnen voor wisselfrequentie Wisselfrequentie [bedrijfsuren] Eerste filtertrap 2000 Tweede filtertrap 4000 Retour- of afvoerlucht 4000
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
Wisselfrequentie [jaren] max. 1 max. 2 max. 2
147
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
V. Beheer
Beheeraspect
3. Eisen
Onderhoud
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: V.3-1 1-5-2013
Tabel V.2 Begin- en eindweerstand van luchtfilters M5 Luchtvolumestroom [m3/h] luchtsnelheid [m/s] Eerste filtertrap Begin weerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) Eindweerstand normaal drukverlies [Pa]*) Eindweerstand hoog drukverlies [Pa]*)
M6
50 begin+50 begin+100 begin+200
Tweede filtertrap Beginweerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) begin+75 begin+175
F7 3400 2,5
F8
F9
zakken filter 60 75 begin+40 begin+25 begin+90 begin+75 begin+190 begin+175
75 begin+25 begin+120 begin+270
GF filtertrap (actieve kool/ chemisch/moleculair) Beginweerstand [Pa] Eindweerstand beperkt drukverlies [Pa]*) Eindweerstand normaal drukverlies [Pa]*) Eindweerstand hoog drukverlies [Pa]*) *) Standaard uitgaan van systemen met een normaal drukverlies over de filters. Voor energiezuinige systemen uitgaan van beperkte drukval over de filters
compact filter 100 130 begin+50 begin+25 begin+150 begin+120 begin+300 begin+270 moleculair 80 20 70 170
Volg het stappenplan bij het vervangen van verontreinigde filters (zie ook afb. V.3): Stap 1 Zorg voor persoonlijke beschermingsmiddelen (zie par. 8.2.1); Stap 2 Verwijder de vervuilde filters en pak deze zorgvuldig in om het ontsnappen van verontreinigingen te vermijden; Stap 3 Reinigen en controleren van de filterruimte: De installatie reinigen en bij voorkeur desinfecteren (binnenzijde wand, vloer, plafond en onderdelen); Beschadigde afdichtingen, klemmen e.d. vervangen; Indien nodig beschadigingen van de ruimte voor inspectie en filterwisseling bijwerken; Bij corrosie van frames deze vervangen wanneer sterkte minder wordt en wanneer corrosieproducten kunnen loslaten en in de luchtstroom terecht kunnen komen. Stap 4 Handen wassen of schone wegwerphandschoenen nemen alvorens de filters te vervangen; Stap 5 Het nieuwe filter/de nieuwe filters installeren volgens de voorschriften van de filterfabrikant om beschadigingen (zoals ingeklemde zakken) te voorkomen; Stap 6 Bedrijfsurenteller op nul zetten en de verschildruk controleren; Stap 7 Servicekaart bijwerken voor elke filtersectie. De servicekaart bevat minimaal: Datum van de filterwissel; Afgelezen beginweerstand; Uiterste datum volgende filterwissel; Naam uitvoerder. Stap 8 Vervuilde filters afvoeren.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
148
versie 3
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Onderhoud
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: V.3-1 1-5-2013
Afb. V.3 Stappenplan normale filtervervanging
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
149
versie 3
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Onderhoud
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: V.3-1 1-5-2013
Afvoer vervuilde filters ď&#x201A;ˇ Filters die schadelijke stoffen (toxisch, pathogeen) hebben afgevangen, moeten als chemisch afval worden afgevoerd. Deze filters moeten na het verwijderen meteen zorgvuldig ingepakt worden in plastic. Leef altijd de (lokale) milieuregels na en hanteer deze vervuilde filters op een veilige en gezonde wijze. Draag de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen (zie 8.2.2). ď&#x201A;ˇ Afvoer van vuile filters (buitenlucht en recirculatie) kan als bedrijfsafval plaatsvinden en kunt u deze bijvoorbeeld aanbieden bij de reguliere afvalverwerker. Diverse typen filters verbranden volledig. VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 4.5 Standtijd Specificatiebladen V.3-2 Calamiteiten V.4-1 Overzicht middelen beheerfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
150
versie 3
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Calamiteiten
SPECIFICATIEBLAD: V.3-2 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN Na het optreden van calamiteiten in de buurt van het gebouw/de woning kan het noodzakelijk zijn de luchtfilters meteen te vervangen. Onderscheid wordt gemaakt in de volgende soorten calamiteiten: Grote stofontwikkeling in de directe omgeving; Vrijkomen asbest en/of schadelijke stoffen na een brand in de omgeving; Deeltjes met een sterke chemische verontreiniging. Onderstaand wordt nader op de verschillende calamiteiten ingegaan. Grote stofontwikkeling Na een grote stofontwikkeling in de omgeving, waarbij de installatie niet uitgeschakeld geweest is, moet nagegaan worden of de filters hun eindweerstand nog niet bereikt hebben. Woningen. Hier is er meestal geen mogelijkheid de weerstand over het filter te bepalen. Hier moet een visuele inspectie bepalen of een filter vervangen moet worden of niet. Is het oppervlak als het ware dichtgeslagen met stof, moet het filter voorzichtig gereinigd worden met de stofzuiger of worden vervangen. Bij twijfel het filter vervangen en afvoeren als bij normaal onderhoud. Utiliteitsbouw Bij overschrijding van de eindweerstand moet het filter direct vervangen worden. Indien de eindweerstand niet bereikt is, maar wel het drukverschil dat volgt uit de bepaling van de standtijd op basis van de life-cycle kosten, moet het filter ook vervangen worden. In de andere situaties kan men het filter laten zitten, maar is bij de maanden tot de vervanging van het filter wel een maandelijkse controle op het bereiken van het economische of technische drukverschil over het filter noodzakelijk. Werkwijze bij het vervangen wijkt niet af van de werkwijze bij een normale periodieke filtervervanging. Afvoer van de vuile luchtfilters wijkt niet af van de methode van afvoer bij regulier onderhoud. Vrijkomen asbest en/of schadelijke stoffen na een brand in de omgeving Na het vrijkomen van asbestdeeltjes en/of schadelijke stoffen na een brand in de directe omgeving (bijvoorbeeld na een asbestsanering in de wijk) moeten de filters meteen vervangen worden. Deze afvoeren als asbesthoudend afval en behandelen conform de richtlijnen (goed inpakken en aanbieden aan gemeentereiniging/afvalverwijderaar. In de omgeving neergeslagen (roet)deeltjes zijn mogelijk kankerverwekkend en bevatten stoffen als PAK’s en dioxinen (verbrand PVC en andere kunststoffen). Filters behandelen en afvoeren als chemisch afval (zie 8.2.3) Bij twijfel is een visuele inspectie nodig. Zijn de filters verontreinigd met roetdeeltjes van de brand, moeten de filters vervangen worden. Bij woningen bij voorkeur gebruik maken van een gezichtsmasker bij het verwijderen van het vervuilde filter. Het vervuilde filter inpakken in plastic. Handen wassen alvorens het schone filter aangebracht wordt. Bij de utiliteitsbouw gebruik maken van beschermende kleding, een gezichtsmasker en wegwerphandschoenen bij het verwijderen en inpakken van de vervuilde filters. Gebruik de werkwijze als
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
151
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Calamiteiten
VERVOLG SPECIFICATIEBLAD: V.3-2 1-5-2013
omschreven in paragraaf 8.2.2 voor de vervanging van de filters. Voor het monteren van de nieuwe, schone filters gebruik maken van nieuwe wegwerphandschoenen. Deeltjes met een sterke chemische of toxische verontreiniging Na een ongeval in bijvoorbeeld een chemische fabriek waarbij mensen geĂŤvacueerd zijn geweest vanwege giftige stoffen in de lucht, moeten de luchtfilters vervangen worden voor men de gebouwen weer in gebruik neemt. Deze filters inpakken, behandelen en afvoeren als chemisch afval (zie specificatieblad V.3-1). Gebruik de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen volgens de richtlijnen van paragraaf 8.2.1. Bij luchtfilters van systemen die de afvoerlucht reinigen alvorens deze naar buiten afgevoerd (bijvoorbeeld laboratoria), moeten de luchtfilters extra vervangen worden na calamiteiten in de ruimte waarbij ziektekiemen en/of toxische stoffen zijn vrijgekomen. Maak bij het verwisselen van de filters gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen en voer de filters af op de voor deze toepassing gebruikelijke manier. Verontreiniging door radionucliden Luchtfilters verontreinigd met nucliden (bijv. door een calamiteit) moeten door gespecialiseerde bedrijven met speciaal geschoold personeel worden verwisseld en op dezelfde wijze als radionuclidenafval worden afgevoerd en verwerkt. AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Na een calamiteit de filters altijd vervangen en op gepaste wijze afvoeren.
VERWIJZINGEN Specificatiebladen V.4-1
Overzicht middelen beheerfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
152
versie 3
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 3. Eisen
Luchtreinigers
SPECIFICATIEBLAD: V.3-3 1-5-2013
WETTELIJKE EISEN Geen KWALITEITSEISEN De filters van luchtreinigers hebben regelmatig onderhoud nodig. Volg hiervoor de instructies van de leverancier/fabrikant. Onderstaand zijn de eisen voor de verschillende componenten, voor zover toegepast, opgenomen. Luchttoevoerrooster Bij de meeste apparaten moet de luchtinvoer maandelijks gereinigd worden met de stofzuiger. Voorfilters Volg de richtlijnen van de leverancier/fabrikant. Hoofdfilter Dit moet 1 of 2 keer per jaar gereinigd/vervangen worden. Elektrostatisch filter De stofcollector moet met een licht vochtige zachte doek gereinigd worden. Meestal kan de stofcollector uit het toestel gehaald worden voor reiniging. HEPA-filter Dit moet het filter minimaal 1 keer per jaar vervangen worden. Actief koolfilters Deze moeten, afhankelijk van de voorschriften van de leverancier/fabrikant, tussen de 1 en 2 keer per jaar vervangen worden. UV-lampen De UV-lampen moeten jaarlijks vervangen worden. Ionisator Vervang deze met de door de fabrikant/leverancier aangegeven frequentie.
AANVULLENDE KWALITEITSEISEN Houdt een onderhoudslogboek bij. VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Paragraaf 8.5 Luchtreinigers Specificatiebladen IV.4-1
Overzicht middelen in de beheerfase
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
153
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 4. Middelen
Overzicht middelen in de beheerfase
SPECIFICATIEBLAD: V.4-1 1-5-2013
BEHEERPLAN Paragraaf 8.1 beschrijft wat er in het beheerplan opgenomen moet zijn en de frequentie van het verwisselen van de luchtfilters is. ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN Paragraaf 8.2 geeft richtlijnen voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen bij het verwisselen van luchtfilters. Verder geeft paragraaf 8.2 richtlijnen voor de werkwijze bij verwisseling van luchtfilters en de afvoer van vervuilde luchtfilters. CALAMITEITEN Paragraaf 8.4 geeft richtlijnen hoe om te gaan met luchtfilters na calamiteiten. LUCHTREINIGERS Paragraaf 8.5 geeft richtlijnen voor het beheer en onderhoud van luchtreinigers.
VERWIJZINGEN Hoofdstukken en bijlagen Hoofdstuk 8 Beheerfase Specificatiebladen V.3-1 V.3-2 V.3-3
Onderhoud Calamiteiten Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
154
versie 5
Projectfase
I. Programma
II. Ontwerp
III. Uitwerking
IV. Realisatie
Beheeraspect
V. Beheer 4. Middelen
Rapportage
SPECIFICATIEBLAD: V.8-1 1-5-2013
RAPPORTAGE LUCHTFILTERSYSTEMEN In de beheerfase moeten de volgende documenten worden beheerd: Uitgevoerde periodieke onderhoudswerkzaamheden; Uitgevoerde werkzaamheden na calamiteiten; Servicekaart/logboek.
RAPPORTAGE LUCHTREININGERS In de beheerfase moeten de volgende documenten worden beheerd: Uitgevoerde periodieke onderhoudswerkzaamheden; Servicekaart/logboek. VERWIJZINGEN Specificatiebladen V.3-1 V.3-2 V.3-3
Onderhoud Calamiteiten Luchtreinigers
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
155
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
156
versie 5
BIJLAGE A
Bepaling reinheidsklasse volgens Luka-methodiek
De Luka reinheidsklassen zijn direct gekoppeld aan en gebaseerd op de internationale norm NEN-EN- ISO 8502-3 [20]. Deze klassen kunnen voor zowel de luchttoevoer als de luchtafvoer gehanteerd worden. In de beoordeling van het systeem bij filtersystemen wordt alleen naar de luchttoevoer gekeken. De NEN-EN- ISO 8502-3 hanteert vijf dust quantity ratings van stofhoeveelheden. Deze zijn als volgt geïmplementeerd in de drie Luka reinheidsklassen (LR): Luka reinheidsklasse Laag, LR - L; komt overeen met NEN-EN-ISO 8502-3, dust quantity rating 5 en hoger; Luka reinheidsklasse Midden, LR - M; komt overeen met NEN-EN- ISO 8502-3, dust quantity rating 3 en 4; Luka reinheidsklasse Hoog, LR - H; komt overeen met NEN-EN- ISO 8502-3, dust quantity rating 1 en 2. Opmerking: De Luka reinheidsklasse is niet automatisch gekoppeld aan de Luka Luchtdichtheid klasse en dient apart in het bestek of uitgangspunten beschreven te worden. Tabel A.1 bevat aanbevelingen om aan de verschillende reinheidsklassen te voldoen. De aanbevelingen leveren een duidelijke bijdrage aan het realiseren van een bepaalde reinheidsklasse, maar geven geen garantie. In par. A.1 wordt nader ingegaan op de procedure om de reinheid te bepalen. Naast vervuiling van vaste deeltjes kan er na fabricage ook een vervuiling van olie- en vetresten in het product aanwezig zijn. Voor het fabricageproces worden wellicht smeermiddelen toegepast. Deze smeermiddelen kunnen in sommige gevallen ongewenst zijn. Indien Luka reinheidsklasse Midden of Hoog wordt geëist is de aanwezigheid van olie en/of vetresten in het aangevoerde product ongewenst. In par. A. 2 wordt ingegaan op de methode om de aanwezigheid van olie- en vetresten te testen. Tabel A.1 Aanbevelingen om te voldoen aan Luka reinheidsklassen. Reinheidsklasse Maatregel LR-L LR-M Afdichten openingen kanaaldelen en componenten Bescherming tijdens transport Bescherming tijdens opslag Afdichten openingen geïnstalleerde delen Olie en vetresten tgv fabricage toegestaan Slijpen toegestaan Verspanen (zagen) toegestaan Zelfborende Parker schroeven toegestaan Plasma aanslag toegestaan Werkvloer Extra handelingen betreffende reinheid van de installatie *) **) ***)
A.1
LR-H
*)
Nee
Ja
Ja
Nee Nee Nee
Ja Ja Ja
Ja Ja Ja
Ja
Nee
Nee
Ja Ja
Ja Ja
Ja
Ja
Nee Ja, mits spanen na bewerking verwijderd Nee**)
Ja Geen eisen Geen
Ja Nee Schoon en droog***) Schoon en droog Visuele inspectie en Visuele inspectie en eventueel reinigen eventueel reinigen met met kleefdoek kleefdoek Indien op de bouwplaats bouwvuil wordt geproduceerd Alleen toegestaan indien de zelfborende schroeven niet verspanend zijn. Op de werkvloer mogen geen stof producerende werkzaamheden door derden plaatsvinden.
Het meten van de Luka reinheidsklasse
Benodigdheden: Luka testformulieren; Vergrootglas met een vergrotingsfactor 10; Gecertificeerde zelfklevende tape die voldoet aan NEN-EN-ISO 8502-3; Aandrukroller die voldoet aan NEN-EN-ISO 8502-3 (niet verplicht). ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
157
versie 5
De testprocedure is als volgt: 1. Verwijder de eerste drie omwentelingen van de tape voor aanvang van een test. Een test bestaat uit meerdere bemonsteringen, dus niet voor elke bemonstering behoeft dit gedaan te worden; 2. Knip een strook tape van minimaal 200mm lengte af. Deze strook mag alleen aan aan de uiteinden aangeraakt worden. De tape dient over een lengte van minimaal 150 mm stevig op het inwendig te testen oppervlak gedrukt te worden. Daarna moet de tape aangedrukt worden. Dit kan met de duim met een flinke druk. Drie maal gedurende circa 5 seconde per keer moet de tape aangewreven worden. Als alternatief kan dit met een aandrukroller uitgevoerd worden. Met de aandrukroller moet een aandrukkracht van tussen de 39N en 49N uitgeoefend worden. 3. Verwijder de tape voorzichtig en breng deze aan op het Luka Reinheid Testrapport “Luka Technical Paper 3 Rev.1; 4. Er moeten per test 3 bemonsteringen per sectie (d.w.z. schacht, technische ruimte en een representatieve verdiepingsvloer ) uitgevoerd worden. Vergelijk met behulp van het vergrootglas de tape met de referentiekaders; 5. Indien alle drie de bemonsteringen minimaal overeen komen met de eis dan is het geteste akkoord. Indien er maximaal één afwijking is dan dienen er twee aanvullende bemonsteringen genomen te worden. Indien deze twee aanvullingen beide minimaal voldoen aan de eis dan is de test alsnog akkoord. In alle andere gevallen wordt er niet voldaan aan de gestelde eis; 6. Het formulier moet ter plaatse door een getuige geaccordeerd te worden. Het Luka lid houdt het formulier in beheer en verstrekt een kopie als rapportage. Het origineel bevat het gecontamineerde stof en kan achteraf indien gewenst nogmaals beoordeeld worden.
A.2
Het meten van olie en vetresten
Benodigdheden: Testinkt 38mN/m; Wattenstaafje (toegestaan voor testinkt). Opmerking: De toe te passen testmaterialen zijn van het fabricaat Arcotest, of gelijkwaardig. Een stift met vilten punt of andere wattenstaafjes zijn niet toegestaan in verband met mogelijke besmetting van de inkt/vloeistoffen. Hierdoor kan een foutief oordeel geveld. De testprocedure is als volgt: 1. Druk de pen op het oppervlak zodat de punt inveert voor een nieuwe dosis inkt; 2. Breng de testinkt aan met een lengte van minimaal 6 cm; 3. Klok de tijd waarbinnen de inkt reageert, zie onderstaande mogelijke waarnemingen: - De testinkt wordt parelig binnen 2 seconden; - De testinkt wordt parelig tussen de 2 à 3 seconden; - De testinkt wordt parelig na méér dan 3 seconden; 4. Neem 3 testen, indien alle testen eenzelfde resultaat geven dan is dat resultaat de conclusie; 5. Indien er een afwijkend resultaat is dan dienen er twee aanvullende testen gedaan te worden; 6. Indien er 4 van de 5 testen eenzelfde resultaat geven dan is dat resultaat de conclusie. 7. Indien er een resultaatverhouding is van 2:3 dan is de meerderheid de conclusie.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
158
versie 5
BIJLAGE B
Bepaling Eurovent energielabel
Eurovent heeft een energielabel voor G4 tot en met F9 ontwikkeld. Het energielabel wordt bepaald voor een volledig filterelement (filterafmetingen 592 mm x 592 mm; conform NEN-EN 15805 [12]). De labelling van luchtfilters conform de Eurovent eisen wordt uitgevoerd door onafhankelijke testlaboratoria. Werkwijze bij de bepaling van het energielabel: 1. ga uit van luchtvolumestroom qv = 0,944 m3 T FO CFQBBM IFU ESVLWFSMJFT ƅQi voor het schone filter. 2. gebruik ASHRAE-teststof om het filter met stof te laden tot het maximale drukverschil over het filter is bereikt (zie tabel 4.2). Bepaal op tenminste 5 stappen het drukverschil en de in het filter geladen hoeveelheid stof. 3. bepaald de coëfficiënten a, b,c en d in de vierde graads polynoom 4.
p a m4 b m3 c m2 d m pi Waarin: a b c d m ƅQi
5.
( B.1 ) [Pa/g4] [Pa/g3] [Pa/g2] [Pa/g] [g] [Pa]
coëfficiënt coëfficiënt coëfficiënt coëfficiënt massa toegevoerd stof drukval over een schoon filter
bepaal de gemiddelde drukval over het filter volgens Ȝp
1 Mx
Waarin: a b c d m Mx ƅQi 6.
= = = = = =
[Pa]
Mx
Ȝpm dm 5 a M 1
4 x
0
= = = = = = =
1 1 1 b M x 3 c M x 2 d M x Ȝp i 4 3 2
[Pa]
( B.2 )
[Pa/g4] [Pa/g3] [Pa/g2] [Pa/g] [g] [g] [Pa]
coëfficiënt coëfficiënt coëfficiënt coëfficiënt massa toegevoerd stof maximale stofbelading van het filter volgens tabel 4.3 drukval over een schoon filter
bereken het energiegebruik volgens
E
qv Ȝp t s ɀ 1000
Waarin: qv ts Ȝp s
7.
[kwh]
= = =
luchtvolumestroom = 0,944 m3/s standaard bedrijfstijd = 6000 h gemiddelde drukval over het luchtfilter volgens (4.3)
[m3/s] [h] [Pa]
=
rendement van standaard test ventilator = 0,5
[-]
bepaal de energieklasse met behulp van tabel B.1.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
159
versie 5
( B.3 )
Tabel B.1 Energieklassen voor luchtfilters Filterklasse stofbelading A B C D E F G
G4
M5
M6
Mx = 350 g Mx = 250 g 0 – 600 kWh 0 – 650 kWh 0 – 800 kWh >600 – 700 kWh >650 – 780 kWh >600 – 950 kWh >700 – 800 kWh >780 – 910 kWh >950 – 1100 kWh >800 – 900 kWh >910 – 1040 kWh >1100 – 1250 kWh >900 – 1000 kWh >1040 – 1170 kWh >1250 – 1400 kWh >1000 – 1100 kWh >1170 – 1300 kWh >1400 – 1550 kWh >1100 kWh >1300 kWh >1550 kWh
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
160
F7
F8
F9
0 – 1200 kWh >1200 – 1450 kWh >1450 – 1700 kWh >1700 – 1950 kWh >1950 – 2200 kWh >2200 – 2450 kWh >2450 kWh
Mx = 100 g 0 –1 600 kWh >1600 – 1950 kWh >1950 – 2300 kWh >2300 – 2650 kWh >2650 – 3000 kWh >3000 – 3350 kWh >3350 kWh
0 – 2000 kWh >2000 – 2500 kWh >2500 – 3000 kWh >3000 – 3500 kWh >3500 – 4000 kWh >4000 – 4500 kWh >4500 kWh
versie 5
Trefwoordenlijst aanstroomsnelheid ............................................................59 absorptiefilters ..............................................................29, 30 adhesie ....................................................................................28 adsorptiefilters .....................................................................29 afvoer vervuilde filters ................................................... 150 antropogene .........................................................................11 asbestdeeltjes.................................................................... 151 bedrijfsuren teller................................................................58 bereikbaarheid ...........................................................60, 67 betrouwbaarheid ................................................................46 binnenluchtkwaliteit .........................................................50 brandbaarheid .....................................................................61 brandveiligheid ...................................................................61 brandwerendheid...............................................................94 Brownse-beweging ............................................................27 buitenluchtkwaliteit...........................................................52 CADR ........................................................................................62 calamiteiten............................................................... 77, 151 cleanroom.................................................................... 53, 108 compactfilter ........................................................................55 DALY.........................................................................................19 Ecodesign ......................................................................24, 93 eindweerstand ........................................................... 45, 147 elektrostatisch luchtfilter .................................................28 energiekosten.......................................................................46 energielabel ................................................................ 37, 159 EPA-filter.................................................................................30 fijnfilter....................................................................................30 fijnstof...............................................................................16, 17 fijnstofconcentratie............................................................17 filterafmetingen................................................................59 filterklasse ........................................................................... 107 filterkwaliteit ......................................................................30 filtermaterialen .................................................................38 filtermontageframe......................................................... 113 filtermontageframes..........................................................38 filterprincipes.....................................................................27 filterrendement....................................................................31 filterselectie ...........................................................................50 filtervervanging ................................................................ 147 Flimmerfilter .........................................................................57 gebruikershandleiding................................. 69, 70, 140 gemiddeld vangstpercentage .......................................32 gemiddelde rendement ...................................................30 grenswaarde .........................................................................22 groffilter..................................................................................30 HEPA-filter..............................................................................30 IDA ............................................................................................51 inadembaar stof ..................................................................42 inbedrijfstellen ..................................................................69 infiltratie .................................................................................18
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
inhaleerbaar stof ................................................................. 42 inspectie ...............................................................................139 interceptie ............................................................................. 27 jaargemiddelde fijnstofconcentratie .......................... 21 klimaatkamer........................................................................ 53 lekdichtheidsklasse ........................................................ 26 life cycle kosten .................................................................. 45 luchtfilter................................................................................ 11 luchtfiltervervanging..................................................... 72 luchtkwaliteit........................................................................ 15 luchtlekkage ......................................................................... 60 luchtreiniger ................................................................ 62, 78 Luka Reinheidsklassen....................................................157 maandelijkse inspecties .................................................147 mattenfilter ........................................................................... 54 mechanische luchtfilters.................................................. 27 mediumfilter......................................................................... 30 MERV-rating .......................................................................... 30 montage.......................................................................60, 136 MPPS........................................................................................ 30 ODA.......................................................................................... 51 onderhoud........................................................................... 60 onderhoudsniveau............................................................. 47 operatiekamer.............................................................52, 108 oplevering...................................................................69, 139 paneelfilter ............................................................................ 54 Particulate Matter ............................................................... 16 patronenfilter ....................................................................... 56 persoonlijke beschermingsmiddelen.................... 73 programma van eisen................................................ 87, 99 radon emissie ....................................................................... 18 reinheid .................................................................................. 89 reinheidseisen...................................................................... 25 respirabel stof ...................................................................... 42 risicogebieden ..................................................................... 17 samenstelling buitenlucht .......................................... 15 standtijd ................................................................................. 45 stofbelasting......................................................................... 26 stofdeeltjes............................................................................ 15 stofgehalte ............................................................................ 15 stofontwikkeling ...............................................................151 testinkt ..................................................................................158 thoracaal stof........................................................................ 42 ULPA-filter ............................................................................. 30 vangstpercentage .............................................................. 30 ventilatie ................................................................................ 18 Verschildrukmanometer .................................................. 58 verschildrukschakelaar ..................................................... 58 vetresten ..............................................................................157 vetvanger............................................................................... 50 zakkenfilter............................................................................ 55
161
versie 5
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
162
versie 5
Literatuurlijst [1] [2] [3] [4] [5] [6] [7]
[8] [9] [10] [11] [12] [13] [14] [15] [16] [17] [18] [19] [20]
[21] [22] [23] [24] [25] [26] [27] [28] [29] [30]
ISSO-publicatie 27 ‘Luchtfilters voor comfortinstallaties’, ISSO, Rotterdam, 1990. EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. NEN-EN 779, ‘Luchtfilters voor ventilatiedoeleinden - Bepaling van de filterprestatie’, NEN, Delft, 2012. NEN-EN 1822, ‘Luchtfilters met een hoog rendement’, NEN, Delft, 2009. Ventilatie & Stof, Woning Bedrijf Rotterdam, november 2007. Verwarming en Ventilatie, artikel ‘Luchtfilters als verontreinigingsbron – standtijd luchtfilters beïnvloedt luchtkwaliteit’, Laura Hulsman, Jaap Hogeling, Atze Boerstra, 2004. NEN-EN 15251, ‘Binnenmilieu gerelateerde input parameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek’, NEN, Delft, 2007. NEN-EN 13779, ‘Ventilatie voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en luchtbehandelingssystemen’, NEN, Delft, 2007. VLA-Publicatie ‘Specificatie luchtfilters voor luchtbehandelingssystemen (comfortsystemen)’, VLA kring luchtfilters, 2011. ISSO-publicatie 63 ‘Beheer en onderhoud ventilatiesystemen woningen en woongebouwen, ISSO, Rotterdam, 2008. Bouwbesluit 2012. NEN-EN 15805 ‘Luchtfilters voor stofdeeltjes voor algemene ventilatiedoeleinden - Genormaliseerde afmetingen’, NEN, Delft, 2010. NEN 1087 Ventilatie van gebouwen. Bepalingsmethoden voor nieuwbouw (2007). NEN-EN 15780 ‘Ventilatie van gebouwen – luchtleidingen – Reinheid van ventilatiesystemen’, NEN, Delft, 2008. ISSO-publicatie 17 ‘Kwaliteitseisen voor luchtkanaalsystemen in woning- en utiliteitsbouw’, ISSO, Rotterdam, 2010. Walenkamp, G.H.I.M., Beheersplan Luchtbehandeling voor de operatieafdeling, Stichting Werkgroep Infectie Preventie, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, 2005. NEN-EN-ISO 14644-1, Stof- en kiemarme ruimten en omgevingen - Deel 1: Indeling van luchtreinheid, NEN, Delft, 1999. NEN-EN 12469, Biotechnologie - Prestatie-eisen voor microbiologische veiligheidswerkkasten, NEN, Delft, 2000. NEN-EN 14175 deel 2, Zuurkasten - Deel 2: Eisen voor veiligheid en juiste werking, NEN, Delft, 2003. NEN-EN-ISO 8502-3 Voorbehandeling van staal voor het aanbrengen van verven en aanverwante producten - Beproevingen voor de beoordeling van de oppervlaktereinheid - Deel 3: Beoordeling van stof op stalen oppervlakken die voorbehandeld zijn om te verven (methode met drukgevoelig band), NEN, Delft, 1999. EU (2009). Richtlijn 2009/125/EC met betrekking tot de Ecodesign richtlijnen voor ventilatie-units. S. Caillou, P. van den Bossche, “Ventlation systems: Monitoring of performances on site, BBRI, Brussel, 2012. ANSI/AHAM RAC-1-2006, Method for Measuring the Performance of Portable Household Electric Room Air Cleaners, AHAM, 2006 (www.aham.org). NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties, NEN, Delft, 2007 +C1: 2008/A1:2011 en C1: 2011. NEN-EN 1886 Ventilatie van gebouwen - Luchtbehandelingskasten - Mechanische eigenschappen en beproevingsmethoden, NEN, Delft, 2007. WHO (air quality guidelines 20055), Air Quality and Health, factsheet no 313, september 2011. NEN-EN 1822-4 Luchtfilters met een hoog rendement (EPA, HEPA en ULPA) - Deel 4: Beproeving van filterelementen op lekken (scan-methode), NEN, Delft, 2009. Information über die Berücksichtigung des A/H1N1-virus in Lüftungsanlagen, Blankenberg-Messtechnik, Neukirchen, 2009. Technical Bulletin 33 Norithene, Bonded Activated Carbon Plates, Norit Nederland. TNO-rapport, TNO2013 R10367, Literature search on possible exposure and health risks due to glass fibres from air filters, maart 2013.
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
163
versie 5
[31] [32] [33] [34] [35] [36]
ASTM D4607: Standard Test Method for Determination of Iodine Number of Activated Carbon, ASTM, 2011. ASTM D2854: Standard Test Method for Apparent Density of Activated Carbon, ASTM, 2009. ASTM D2867: Standard Test Methods for Moisture in Activated Carbon, ASTM, 2009. ASTM 5832: Standard Test Method for Volatile Matter Content of Activated Carbon Samples, ASTM, 2008. Knol A.B., Staatsen B.A.M., Trends in the environmental burden of disease in the Netherlands 1980 – 2020, RIVM report 500029001/2005. Arbocatalogus, theorielokaal binnenklimaat, september 2008.
Websites [37] Landelijk meetnet luchtkwaliteit: www.lml.rivm.nl [38] Emissieregistratie: www.emissieregistratie.nl [39] Compendium voor de leefomgeving, www.compendiumvoordeleefomgeving.nl
Belangrijke normen, richtlijnen en artikelen Normen VDI 6022, deel 3 Hygiënebewust ontwerpen, uitvoeren, bedienen en onderhouden van klimaatinstallaties, 2006. Richtlijnen en publicaties REHVA-guidebook 3 ‘Electrostatic precipitators for industrial applications’, 2003 REHVA-guidebook 8 ‘Cleanliness of ventilation system’, 2007 REHVA-guidebook 9 ‘Hygiene Requirement for ventilation and air-conditioning’, 2007 Programma van eisen “Frisse Scholen”, uitgave april 2012. Artikelen ISSO-Thematech, artikel’ inhaalslag toepassing luchtfilters woonhuisventilatie’, R. Poppelaars, VLA, 2009 Verwarming en Ventilatie, artikel ‘Beschermt ventilatie ons van vervuilingen in de buitenlucht?’, ir. Jaap Balvers, BBA Binnenmilieu, 2009 Indoor air, artikel ‘Does extra maintenance improve airborne-particle retainment of a HVAC system? A case study’, Jaap R. Balvers, Francesco Franchimon, Johanna E.M.H. van Bronswijk
ISSO-publicatie 27 Luchtfilters
164
versie 5