ThemaTech Veiligheid
s e p t e m b e r 2 0 13
nr 29
“Waterleidingsprinkler kan mogelijk de brandveiligheid in woningen vergroten” - Jan Vreeburg, KWR Watercycle Research Institute
“Er is geen standaardoplossing voor de aanpak van brandveiligheid in parkeergarages” - Dave Hensen, Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs
“Adviseurs en installateurs moeten klanten informeren over brandveilige kabels”
“We stellen steeds hogere eisen aan de bruikbaarheid en de detaillering van camerabeelden” - Boudewijn Hak, Bosch Security Systems
“Een veilig en gezond binnenmilieu vereist meer preventief in plaats van curatief handelen” - Marc Lurvink, Kalsbeek
- Theo Bruijnse, Bruijnse Advies
“Dak met pv-panelen kan gevaren opleveren als brandweer gaat blussen” - Geert Vedder, Brandweer Oefencentrum Noord k e n n i s i n s t i t u u t v o o r d e i n s ta l l at i e s e c to r
Omslag 2 - advertentie Meku
Inhoudsopgave
Colofon
Waterleidingsprinklers kunnen woningen brandveiliger maken------- 4
De ThemaTech verschijnt 3 keer per jaar.
Eindredactie & vormgeving
auteur: Jan Vreeburg
Uitgever
Brandveiligheid van parkeergarages vraagt nieuwe aanpak------------ 8
De ThemaTech is een uitgave van ISSO. ISSO, het kennisinstituut voor de installatie sector, is opgericht om te voorzien in de tech nische kennisbehoefte van de sector. ISSO doet dit door de kennisvragen vanuit de sector te identificeren en het ontsluiten en toegankelijk maken van deze kennis in de vorm van prakti sche ISSO publicaties, instructiebijeenkomsten, digitale producten en overige diensten.
A.B. van Kleven-Pijpers, ISSO Stijlmeesters, Vlaardingen
auteur: Dave Hensen
Multifunctionele brandmeldinstallatie brengt maximale veiligheid- 12 auteur: Astrid Zoumpoulis-Verbraeken
Adviseur en installateur hebben informatieplicht bij brandveilig bekabelen-------------------------------------------------------- 16 auteur: Theo Bruijnse
Redactieadres ISSO Postbus 577 3000 AN Rotterdam Tel. 010-206 59 69 Fax 010-213 03 84 info@isso.nl www.isso.nl
Toezending
Mailing en adressering
auteur: Geert Vedder
Via www.isso.nl kunt u zich aanmelden voor de ISSO ThemaTech
Centrale noodverlichting vaak tegen lagere totaalkosten-------------- 24
Kosten
auteur: Richard Mooi
Losse nummers €9,00 (Exclusief BTW) Verkrijgbaat via de ISSO-winkel op www.isso.nl
Het gebruik van verschillende bestanden kan ertoe leiden dat u meerdere uitgaven ontvangt. Wij doen er alles aan om dit te voorkomen. Mocht u naar uw mening onjuist geregistreerd zijn of anderszins wijzigingen wensen, neem dan contact met ons op.
Zonnepanelen wekken energie, maar ook vragen op-------------------- 20
Detail en doelstelling maken het verschil--------------------------------- 26 auteur: Boudewijn Hak
Druk en advertentieacquisitie
Hoe periodieke controles bijdragen aan een veiliger binnenmilieu--- 30 auteur: Marc Leurvink
Het denken over netwerkbeveiliging moet fundamenteel veranderen--------------------------------------------------------------------- 33 auteur: Joep Remkes
Elma Multimedia B.V. Keizelbos 1 1721 PJ Broek op Langedijk Telefoon 0226-331600 Fax 0226-331601 e-mail elma@elma.nl Web www.elma.nl
In de volgende
ThemaTech
De uitgever kan niet aansprakelijk worden gesteld voor persoonlijke of materiële schade, veroorzaakt door onjuistheden in de redactionele kolommen. Niets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze worden gereproduceerd of vermenigvuldigd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
T h e m aTe c h n r. 30 d e c e m b e r 2013 Losse verkoopprijs € 9,00
Energieopwekking Onderwerpen die onder andere aan bod komen zijn:
✔ Brandstofcellen ✔ Biomassa ✔ Windenergie ✔ Stoominstallaties ✔ Zonne-energie ✔ Geothermie Interesse in het aanleveren van een artikel over een van de bovenstaande onderwerpen, stuur een mail naar a.vankleven@isso.nl
Interesse in adverteren in deze uitgave? Neem contact op met Elma Multimedia, stuur een e-mail naar info@elma.nl
I S S O T h e m a T e c h b i edt u c o m p a c te k e n n i s o p n i vea u !
1
SLIMMER
SAMEN WERKEN
EER R T S I REG R GRATIS O NU VO EGANG TO
30 SEPT. T/M 4 OKT.
JAARBEURS UTRECHT
UW ONTMOETING MET VERNIEUWING Elektrotechniek richt zich op de elektrotechnisch installateur en de industrie. Op de beurs worden de nieuwste systemen, technologieĂŤn en producten op het gebied van onder meer industriĂŤle elektronica, meet-, regel- en
bedieningsapparatuur, installatiemateriaal, verlichting, bekabeling, gebouwbeheersystemen en domotica gepresenteerd. Naast een breed exposantenaanbod wordt er een uitgebreid inhoudelijk programma samengesteld over actuele vraagstukken binnen de markt.
Meer info: www.elektrotechniek-online.nl
Veiligheid staat voorop! Er zal onder onze lezers wel niemand zijn die deze stelling niet onderschrijft. En daarmee hebben wij voldoende aanleiding om deze uitgave van ThemaTech aan veiligheid te wijden. Toch dienen zich bij dit onderwerp twee problemen aan. Als eerste is veiligheid een wel erg breed begrip. Ook al koppelen wij voor de artikelen in deze ThemaTech het onderwerp nadrukkelijk aan de installatietechniek in gebouwen, dan nog kunnen we alle kanten op. En dat doen we dan ook. Daarom vindt u in dit nummer een aantal interessante artikelen die het thema veiligheid gemeen hebben, maar tegelijk over zeer uiteenlopende onderwerpen gaan. Zo breed interpreteren wij namelijk ook onze bijdrage aan veiligheid in de gebouwde omgeving. Die bijdrage loopt van veilig drinkwater via brandveiligheid tot aan veilig werken. Het tweede probleem met de titel van dit voorwoord is dat iedereen de stelling onderschrijft en daarmee eigenlijk aangeeft dat hij/zij dit ook in al zijn beslissingen toepast. En daar wringt volgens mij de schoen. Want laat ik voor mezelf maar eerlijk toegeven dat het niet zo eenvoudig is als het lijkt. Allereerst doordat veiligheid geen absoluut begrip is. In veel gevallen kun je niet zeggen: dit is absoluut onveilig! Soms wel maar dan moeten we gewoon acuut en hard ingrijpen. Dat is meestal wel duidelijk uit teleggen. Vaker lopen we tegen situaties aan waarbij we een inschatting moeten maken van een veiligheidsrisico. Om gepaste (!) maatregelen te kunnen voorstellen, is dit noodzakelijk. Hier betreden we echter een subjectief terrein. Wat is nog wel veilig en wat niet? Het antwoord op deze vraag hangt samen met de omstandigheden. Over welk soort gebouw gaat het? Welke personen zijn erbij betrokken? Zijn dat professionals of leken? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Een goed voorbeeld van deze dilemma’s is de toepassing van de voorschriften uit het Bouwbesluit. Die zijn ervoor bedoeld om te zorgen dat een gebouw, dat in gebruik is, een voldoende mate van brandveiligheid biedt. Dit klink mooi totdat we ons realiseren dat de definitie van ‘voldoende mate van brandveiligheid’ vooral inhoudt dat de personen die in het gebouw aanwezig zijn in geval van brand het gebouw bijtijds kunnen verlaten (al dan niet geassisteerd). Is dit voldoende voor uw gebouwgebruikers, of voor de eigenaar van het gebouw? Bij ieder bouw- of renovatieproject zal het gesprek dus over veiligheid moeten gaan. Om de risico’s te inventariseren en passende maatregelen te bepalen. Deze Thematech wil u daar een handje bij helpen, al is het maar door het gesprek op gang te brengen. Rob van Bergen, directeur ISSO
3
Waterleidingsprinklers kunnen Jaarlijks vallen er in Nederland 60 tot 70 doden bij branden in woonhuizen en ongeveer tien keer zoveel gewonden. Naast slachtoffers, veroorzaakt brand in woningen ook veel materiële schade, met alle emotionele gevolgen van dien. Hoewel in de afgelopen decennia al veel is gedaan aan preventie en proactieve voorlichting om de brand veiligheid van woningen te verbeteren, is het aantal slachtoffers op jaarbasis niet of nauwelijks gedaald. Sprinklers hebben bewezen dat zij bijdragen aan het beheersen van brand en dus aan verbetering van de veiligheid, ook in woningen. Een nieuwe ontwikkeling daarbij is de waterleidingsprinkler. Auteur: Jan Vreeburg
Het aantal slachtoffers en de omvang van de vervolgschade van brand in woningen blijven onverminderd groot. De kans op grotere vervolgschade bij brand in woningen is zelfs gegroeid. Eén van de oorzaken daarvan is dat een brand zich in een modern ingericht woonhuis veel sneller ontwikkelt dan in een woonhuis ingericht in de ‘jaren vijftig en zestig stijl’. In plaats van massief houten meubels met wollen gordijnen en vloerbedekking bestaat de moderne inrichting veelal uit kunststoffen en samengestelde houtproducten. Hierdoor is de tijd tussen het uitbreken van een brand, door bekende oorzaken als een smeulende afvalemmer of een omgevallen kaars, en het uitgroeien tot nietoverleefbare situaties aanmerkelijk verkort. Dit heeft tot gevolg dat de effectieve vluchttijd van bewoners is terug gelopen van 15 tot 17 minuten naar slechts 3 tot 4 minuten. Opgeteld bij het feit dat ouderen en verminderd zelfredzame mensen steeds langer zelfstandig blijven wonen, is te verwachten dat het aantal slachtoffers eerder zal toenemen dan afnemen. Tenzij er een doorbraak wordt bereikt om de effectieve vluchttijd te verlengen.
Sprinklers in woningen
De schematische weergave van de proefopstelling voor de sprinklerkoppen. Het druppelscherm is met diverse opnametechnieken vastgelegd en later geanalyseerd. 4
Sprinklers hebben bewezen zeer effectief te zijn in het voorkomen van het uitbreiden van een brand. Een brede toepassing van sprinklers in woningen zou dus de benodigde doorbraak in het vergroten van de brandveiligheid in woningen kunnen betekenen. Veelal zijn sprinklers in staat om een beginnende brand volkomen te beheersen en zelfs te blussen. In ieder geval kunnen ze de ontwikkeling van de brand vertragen, waardoor meer vluchttijd ontstaat. De huidige eisen aan woningsprinklers staan echter een grootschalige toepassing in particuliere woningen in de weg. Zo zijn de hydraulische vereisten aan een woningsprinkler zodanig dat een directe aansluiting op het drinkwatersysteem niet mogelijk is. De benodigde volumestroom ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
woningen brandveiliger maken ligt in de orde van enkele kubieke meters per uur, terwijl een gewone drinkwateraansluiting slechts 1,5 tot 2,0 m3 per uur kan leveren. Bovendien is de gestelde druk-eis voor de sprinklerkop te hoog om dat op ieder punt in de installatie te kunnen realiseren met de gewone waterleidingdruk. Dit betekent dat, zoals gebruikelijk bij een sprinklerinstallatie, een voorraadvat en een pomp noodzakelijk zijn. De bedrijfszekerheid van een dergelijk systeem is alleen te waarborgen door regelmatige en deskundige controle. De kosten daarvan zijn hoog en vormen daarmee een tweede belemmering voor de uitrol van woning sprinklers. Bovendien is het inbouwen van een dergelijk systeem in een bestaande woning nauwelijks realistisch, gezien het vereiste volume van een voorraadvat.
De waterleidingsprinkler Een oplossing die de brandveiligheid in woningen sterk zal kunnen vergroten, is een sprinkler die men rechtstreeks kan aansluiten op de waterleiding: de waterleidingsprinkler. De randvoorwaarden daarvoor zijn dat de sprinklerinstallatie werkzaam en voldoende effectief is bij de volumestroom en de druk die een reguliere drinkwaterinstallatie kan leveren. Een belangrijk uitgangspunt is dat een waterleidingsprinkler extra veiligheid zal leveren, dus bovenop de maatregelen die men al neemt en die wettelijk verplicht zijn. Uiteraard moet de additionele veiligheid substantieel zijn, maar niet gericht op gelijkwaardigheid met andere maatregelen zoals brandwerende deuren, vluchtwegen en andere voorschriften uit het Bouwbesluit. Omdat in dit geval de sprinklerinstallatie rechtstreeks is aan te sluiten op de drinkwaterleiding, is het probleem van de kwetsbaarheid van de voeding en het daarmee samenhangende controlesysteem weggenomen. De waterleidingdruk is immers nagenoeg altijd aanwezig. Eventuele storingen daarin komen vrijwel
De verblijftijd c.q. de waterleeftijd vanaf de watermeter bij een zeker tappatroon op de koudwaterkraan in de badkamer op de eerste verdieping in een eengezinswoning. Het blijkt dat het type van de installatie niet veel verschil maakt in de verblijftijden. Het totale tapvolume is groter dan de inhoud van de leiding, zodat de leiding geheel wordt ververst en de verblijftijd overeenkomt met de reistijd tussen de watermeter en het tappunt.
direct aan het licht en zijn meestal snel te verhelpen. Leveringsonderbrekingen zoals gerapporteerd door de waterleidingbedrijven zijn gemiddeld per aansluiting korter dan onderbrekingen van de elektriciteit die de rookmelderinstallatie voedt. Dat maakt regelmatige controle van de sprinklerinstallatie overbodig. De belangrijkste uitdaging ligt in het realiseren van een sprinklerkop die onder de drinkwateromstandigheden effectief genoeg is.
Lage volumestroom en lage druk In samenwerking met BAM techniek, VSH Installatietechniek, de Brandweer Haaglanden en waterleidingbedrijven Vitens, Waternet, Dunea en Oasen is bij de TU Delft een onderzoek gestart naar de effectiviteit en de uitvoerbaarheid van een zogenaamde ‘low flow, low pressure’ sprinkler. Het gaat hier dus om een sprinkler met lage volumestroom en lage druk. Voor dit onderzoek is op basis van literatuur een model opgesteld voor de hydraulische prestatie van een sprinklerkop. Het werkingsgebied van de ‘low flow, low pressure’
sprinklerkop - 20 tot 30 liter per minuut bij 0,5 bar - werd door geen enkel bestaand model gedekt. Met een aanpassing van bestaande, veelal empirische modellen kwamen de onderzoekers tot de theoretische aanname dat het mogelijk moet zijn om een sprinklerkop te ontwikkelen die bij een lage druk en een lage volumestroom toch een effectief druppelscherm kan ontwikkelen. Door de geringere volumestroom is het gebied dat het druppelscherm van een waterleidingsprinklerkop kan bestrijken, in principe kleiner dan dat van een conventionele sprinkler. Dit verband bleek echter niet rechtlijnig te zijn, want volgens het onderzoek is met een lagere flow zelfs een relatief groter gebied te beschermen. In een experimenteel onderzoek is het ontwikkelde theoretische model getoetst en adequaat gebleken: de hydraulische prestatie laat zich goed met het model beschrijven. Tevens werd duidelijk dat de beoogde waterleidingsprinklerkop met relatief eenvoudige aanpassingen aan bestaande sprinklerkoppen is te realiseren.
5
Binnenwerk 1 -advertentie Cable/NMC
6
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
De geteste sprinklerkoppen. De vlakke en rechthoekig ingekeepte verdelerplaatjes zijn gebruikt om het hydraulisch model te verifiëren.
Toepassing in de woning Nu de sprinklerkop goed realiseerbaar lijkt te zijn, doemt de volgende hindernis op: hoe de sprinklerinstallatie en de drinkwaterinstallatie met elkaar te integreren zonder de kwaliteit en de effectiviteit van één van beide negatief te beïnvloeden. Op dat onderwerp richt zich dan ook de volgende fase van het onderzoek. Daarbij gaan de onderzoekers uit van een installatie die nieuw wordt gebouwd, zodat de aanleg optimaal kan gebeuren. Op termijn zullen we ook moeten kijken naar de toepassing van deze woningsprinklers in bestaande bouw, bij renovatie of bij aanpassingen van gedeelten van de woning. In de oriënterende fase van het onderzoek stonden drie verschillende manieren van aansluiting centraal. De eerste is een aparte sprinklerinstallatie die met een keerklep en een afsluiter is aangesloten op de drinkwaterinstallatie. De tweede manier is de toepassing van een aparte sprinklerinstallatie met aan het einde van de installatie een verbruikspunt dat niet een direct consumptiepunt is, bijvoorbeeld een toilet of de voeding van de warmwater installatie. De derde manier is een volledig geïntegreerde installatie waarin zowel sprinklerkoppen als de reguliere tappunten zijn aangesloten. Elk van deze systemen heeft voor- en nadelen. Het voordeel van de aparte sprinklerinstallatie is dat er eenvoudig een alarm is aan te sluiten om te melden dat de installatie afgaat; het nadeel is dat de installatie per abuis kan worden
afgesloten zonder dit op te merken. Het tweede en het derde systeem kennen als voordeel dat onbedoelde afsluiting direct wordt opgemerkt. Waarborging van de voeding is daardoor inherent. Een daarmee samenhangend nadeel van deze systemen is dat het moeilijker is om een algemeen alarm aan te sluiten als een sprinklerkop afgaat. Alle systemen hebben als kenmerk dat in de loop van de tijd het systeem ‘vervuild’ kan raken. Bij veranderingen in installaties, bijvoorbeeld als de bewoner gaat verbouwen, zijn eenvoudig andere en nieuwe aansluitingen te maken. Als de waterleidingsprinkler succes heeft, zal de behoefte ontstaan om ook bestaande woningen geheel of gedeeltelijk te beschermen met een dergelijke sprinklerinstallaties. Op kwetsbare of ‘brandgevoelige’ plaatsen zal het installeren van enkele sprinklerkoppen de brandveiligheid aanzienlijk kunnen vergroten. Bijvoorbeeld bij een wasmachine/droger opstelling of in een keuken en zelfs in een meterkast. De aansluiting zal dan ongecontroleerd gebeuren, waarbij vermenging van de drinkwaterinstallatie en de sprinklerinstallatie onvermijdelijk zal zijn.
Waterkwaliteit in stand houden Om ervoor te zorgen dat de waterkwaliteit in de drinkwaterinstallatie in stand blijft, zal men in de installatie moeten zorgen voor zo kort mogelijke verblijftijden en zo min mogelijk opwarming. Dat is mogelijk
door het vermijden van kruisingen van koud- en warm waterleidingen en door het vermijden van de aanleg van koud waterleidingen op warme plaatsen. ThemaTech editie 27, die in december 2012 verscheen, besteedde hier uitgebreid aandacht aan. Voor de grotere installaties in de utiliteitsbouw zijn nieuwe rekenregels bepaald met behulp van realistische vraagpatronen die zijn gegenereerd met de SIMDEUM® systematiek. Deze methodiek om vraagpatronen op tapkraanniveau te ontwikkelen, is ook toegepast in het verkennende onderzoek naar de eerder genoemde manieren van aansluiten van sprinklerinstallaties om realistische verblijftijden en daaraan gekoppelde opwarming te kunnen analyseren. In deze studie bleek dat de inhoud van de gecombineerde installaties weliswaar groter is dan een enkele drinkwaterinstallatie, maar dat ook bij de verschillende tappatronen de installatie nog steeds wordt ververst. Dit blijkt al uit de inhoud van de installaties. Voor een standaard eengezinswoning heeft de installatie een inhoud van rond de 9 tot 10 liter. Een gecombineerde installatie die nodig is voor de tweede manier van aansluiten heeft een inhoud van 34 liter en de inhoud van de geheel geïntegreerde installatie is 30 liter. Dit betekent dat de verblijftijd in de installatie vooral afhangt van de intervallen tussen verschillende tappingen en niet van de inhoud van de installatie. In vervolgstudies krijgt dit een nadere uitwerking en komt ook de opwarming van het water bij de verschillende wijze van aansluiten aan bod, zowel modelmatig als experimenteel. Naar verwachting zal hier veel nieuwe kennis uit voortkomen over realistische verblijftijden en opwarming in reguliere woninginstallaties. Over de auteur: Dr.ir. Jan Vreeburg is principal scientist bij KWR Watercycle Research Institute en Universitair hoofdocent bij de Wageningen Universiteit op het gebied van (water)leidinginfrastructuur. Daarnaast is hij gastmedewerker bij de Technische Universiteit Delft, waar het onderzoek naar woningsprinklers wordt uitgevoerd.
Er zijn twee typen sprinkler koppen gebruikt, met smalle en bredere ‘armen’.
7
Brandveiligheid van parkeer Vanwege belangrijke, nieuwe inzichten, maar vooral door misvattingen in de verwachte verantwoordelijkheden van de brandweer, vraagt de brandveiligheid in parkeergarages om een nieuwe visie en aanpak. Eigenaren van parkeergarages, die baat hebben bij het beperken van de gevolgschade van een brand, kunnen met een serie aanvullende oplossingen de brandveiligheid op orde stellen. Belangrijk daarbij is dat er zoveel verschillende maatregelingen zijn, dat men bijna niet aan maatwerk kan ontkomen. Auteur: Dave Hensen
De brandveiligheid van parkeergarages is de laatste tijd in een nieuw daglicht komen te staan. Dat heeft meerdere oorzaken. Door sluiting van kazernes duurt het langer voordat de brandweer ter plekke is. Dat heeft weer tot gevolg dat de brandweer bij aankomst in een parkeergarage een
omvangrijkere autobrand kan aantreffen dan waar in de vergunning mogelijk van is uitgegaan. De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampbestrijding (NVBR) houdt de stelregel aan dat als het voor brandweermensen niet veilig genoeg is om de parkeergarage binnen te gaan, ze deze gecontroleerd zullen laten uitbranden. Het risico op gevolgschade is daardoor vergroot, terwijl bij de eigenaar de perceptie leeft dat de brandweer de verantwoordelijkheid draagt.
Beperkte eisen De Bouwregelgeving bevat voor parkeergarages groter dan 1.000 m2 beperkte eisen omtrent brandveiligheid. De realisatie wordt daarom toegestaan op basis van gelijkwaardigheid, met goedkeuring van het bevoegd gezag. De vuistregels van tienvoudige brandventilatie en brandcompartimentering, die in de voorheen gangbare praktijkrichtlijn jarenlang zijn gehanteerd voor parkeergarages groter dan 1.000 m², blijken in de praktijk niet toereikend te zijn. De NVBR noemt de NEN 6098 als veilig alternatief voor de praktijkrichtlijn, maar deze focust alleen op nieuwbouw van mechanisch geventileerde garages, niet op bestaande bouw of op parkeergarages die zijn uitgerust met een sprinklerinstallatie. De voorkeur van de NVBR gaat uit naar het 8
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
garages vraagt nieuwe aanpak alternatief van het toepassen van automatische blusinstallaties. Een veilige maar dure en eenzijdige oplossing die de eigenaar oneigenlijk achteraf belast. Tot slot is er een discussie losgebrand over de omvang van het autobrandvermogen waarop men kan rekenen in parkeergarages, mede aangewakkerd door recente incidenten en eerdergenoemde ontwikkelingen.
Grotere risico’s gevolgschade Uitgaande van de NEN 6098 worden nieuwe parkeergarages van veel zwaardere mechanische ventilatie voorzien dan voorheen; twintig- tot honderdvoudig per uur. Bestaande parkeergarages in Nederland zijn echter veelal voorzien van minder zware mechanische ventilatie, namelijk tienvoudige brandventilatie met als doel het rookvrij ventileren van de parkeergarage en uitvoering van nazorg. Eigenaren van parkeergarages rekenen altijd op een repressieve inzet van de brandweer om de parkeergarage te redden in geval van brand. Dit is uiteraard ook het streven van de brandweer maar als de situatie te onveilig is om de parkeergarage te betreden, dan zal de brandweer niet naar binnen gaan. Het primaire doel van de brandweer is het redden van mensen en het beperken van de totale brandomvang. Eigenaren en exploitanten delen uiteraard dit primaire doel, maar het beperken van de gevolgschade is voor hen uit oogpunt van continuïteit net zo belangrijk. Nu de aanrijtijden in het gedrang komen door sluiting van kazernes en bezuinigingen bij de korpsen, zal het vaker voorkomen dat de brandweer een garagebrand gecontroleerd laat uitbranden. De gevolgen voor de exploitanten en eigenaren kunnen hierdoor enorm zijn.
brand in een parkeergarage kan optreden. Eigenaren of exploitanten van parkeergarages worden min of meer gedwongen om zichzelf beter te beschermen tegen de gevolgen van brand. Vaak heeft het bevoegd gezag daarbij een voorkeur voor een automatische blusinstallatie, zoals sprinklers of watermist, of een omvangrijke ventilatie installatie. Een gecertificeerde installatie uitgevoerd volgens de huidige nomen lost immers in één keer alle problemen op. Een dergelijke conclusie houdt voor bestaande parkeergarages in dat de exploitant financieel moet opdraaien voor problemen die zijn ontstaan in het verleden. Cauberg-
Huygen vindt dat niet juist. Tegelijkertijd belemmert dit het bouwen van nieuwe parkeergarages, omdat de kosten van dergelijke omvangrijke installaties aanzienlijk zijn. De NVBR zou ook heel goed de optie van natuurlijk geventileerde parkeergarages als alternatief kunnen aandragen, maar doet dit niet. Het aanbrengen van gevel- en dakopeningen zijn in principe immers eenvoudige en goedkope maatregelen om op basis van thermische trek te ventileren. Een natuurkundig principe zorgt er zelfs voor dat naar mate het brandvermogen toeneemt, er steeds meer geventileerd zal worden.
Betere beschermingsmaatregelen Deze nieuwe praktijksituatie heeft een discussie doen ontstaan omtrent enerzijds de brandveiligheid van een parkeergarage en anderzijds de gevolgschade die door een
Twee voorbeelden van rookproeven, uitgevoerd door Cauberg-Huygen, die zowel het mechanisch als natuurlijk principe aantonen. 9
Binnenwerk 2 -advertentie NMC
10
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
Afwegingen door verzekeraars Met al deze gegevens in het achterhoofd, is het de vraag of de verzekeraar van het gebouw deze nog wel wil verzekeren. Verzekeraars gaan tot op heden uit van een brandcompartimentsomvang zoals beschreven in de afgegeven Bouw- of Omgevingsvergunning. Bij deze omvang voldoen de kans en de schadeomvang aan het door de actuaris vastgestelde risicoprofiel, tot een maximaal te vergoeden bedrag na de brand en een daarop afgestemde premiehoogte. Maar hoe kijken verzekeraars naar afwijkingen, gelijkwaardige oplossingen en uitbrandscenario’s? Los daarvan zal ook de brandwerendheid en het bezwijkgevaar van het totale bouwwerk bij een uitbrandscenario moeten worden beschouwd. Daartoe behoort bijvoorbeeld ook het gebouw dat bovenop een parkeergarage staat. Want wat gebeurt er met de bovenliggende en naastgelegen gebouwen als de constructie bijvoorbeeld instort?
Tekortkomingen in de richtlijnen Door de gewijzigde visie van de NVBR moet de markt nu in principe de tekortkomingen, die aan het licht komen door tot voor kort gehanteerde en vergunde richtlijnen, zien op te lossen. De overheid beraadt zich momenteel op een landelijk standpunt in deze. In veel gevallen is het ’rechtens verkregen niveau’ niet te achterhalen of onduidelijk en voldoen de aanwezige voorzieningen niet aan de huidige standaard. De brandweer of het bevoegde gezag kan dan zelfs overgaan tot aanschrijving op overschrijding van de grenswaarden van het niveau bestaande bouw. Incidenten zoals in parkeergarage Appelaar in Haarlem leggen de tekortkomingen van de tot voor kort gehanteerde richtlijn bloot. Er hoeft maar iets te vertragen of organisatorisch mis te gaan in de beschreven veiligheidsketen of de uitgangspunten van het brandscenario en de daarop afgestemde maatregelen kloppen niet meer. De huidige ontwikkelingen door bezuinigingen bij brandweerkorpsen dragen hier in negatieve zin aan bij.
Te eenzijdige voorlichting Op de gewijzigde visie van de NVBR spelen de leveranciers van automatische blus
installaties in door de gecertificeerde sprinkler als ultieme oplossing aan te dragen. Aan de andere kant zijn leveranciers van mechanische ventilatiesystemen bezig om de problemen met verzwaring of vervanging van de huidige ventilatie-installatie in parkeergarages op te lossen. De exploitant van de parkeergarage is hierbij de dupe en wordt in principe te eenzijdig ingelicht. Er wordt immers volledig voorbij gegaan aan het ‘rechtens verkregen niveau’, zoals beschreven in de bestaande bouwvergunning. De genoemde oplossingen, beoordeeld als ware het een nieuw te bouwen parkeergarage, leiden tot aanzienlijke kosten. Let wel: zowel een sprinklerinstallatie als een zwaarder ventilatiesysteem zijn uitstekende beveiligingen, maar er is geen autobrand mee te voorkomen. Een werkende sprinklerinstallatie kan een brand beheersen en neemt zo een deel van de taak van de brandweer over. Zonder afdoende ventilatie blijft echter de schade als gevolg van vrijkomende rook alsnog aanzienlijk. De auto waarin de brand ontstaat, brandt volledig uit maar het vuur zal niet overslaan naar andere voertuigen. Het stalen casco van de auto – zo blijkt uit onderzoek - beperkt de effectiviteit van de sprinkler behoorlijk. Ventilatie is in alle parkeergarages en in alle gevallen noodzakelijk volgens de Bouwregelgeving. Ook als er een sprinklerinstallatie is geïnstalleerd. Het is dus raadzaam om in de beoordeling van de brandveiligheid van een bestaande parkeergarage, ook altijd de bestaande ventilatie-installatie mee te nemen. Deze is er immers al, draait al en is doorgaans bestand tegen hoge temperaturen. In geval van brand kan de ventilatie altijd bijdragen aan de afvoer van rookwarmte.
Legio oplossingen Er is geen standaardoplossing voor de aanpak van de brandveiligheid bij bestaande of nieuwe parkeergarages. Iedere bestaande of nieuw te bouwen parkeergarage heeft zijn eigen geometrie, omvang, bestaande dan wel gewenste voorzieningen, natuurlijke openingen, constructieve eigenschappen, cascoverzekering en ‘rech-
tens verkregen niveau’. Iedere garage heeft te maken met het eigen, lokaal bevoegd gezag, brandweerkorps en het wensenpakket van de exploitant of eigenaar. Binnen dit spanningsveld is altijd een optimale, betaalbare en allesomvattende eindoplossing te vinden om de brandveiligheid van parkeergarages op een verantwoord niveau te brengen of te realiseren. Per situatie zal men moeten bepalen wat de meest kosteneffectieve maatregel is. Bij grote parkeergarages kan het best zijn dat de ventilatiestroom slimmer is aan te sturen. Ook is een hybride oplossing mogelijk. Bijvoorbeeld door lokaal te koelen met sprinklers, beperkte ventilatie in te zetten – bestaand of nieuw – en zo ook een beperkte, veilige, repressieve inzet van de brandweer mogelijk te maken. In sommige gevallen is het misschien juist goed om van een uitbrandscenario uit te gaan. Denk bijvoorbeeld aan een op zichzelf staande kleine parkeergarage zonder bovenbouw of een parkeergarage met relatief grote gevelopeningen met veel afkoeling waardoor het bezwijken van de bovenbouw niet in het geding is. Zo kunnen eenvoudige of juist complexe coatings als aanvullende maatregel bijvoorbeeld de gevolgschade voorkomen aan de constructie. Er zijn dus talloze mogelijkheden, elke garage verdient een eigen strategie.
Over de auteur: Dave Hensen is Senior Specialist Brandveiligheid bij Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV. Zijn specialisatie ligt bij brandveiligheid (zowel bouwals milieugerelateerd), externe veiligheid, ventilatie parkeergarages en gelijkwaardige beoordelingsmethoden.
11
Multifunctionele brandinstallatie Voor hotels is de veiligheid van gasten uitermate belangrijk. Zo ook voor Grand Hotel Huis ter Duin in Noordwijk. Het vijfsterrenhotel beschikt over een uniek brandveiligheids systeem. Het is gekoppeld aan een gebouwautomatiserings systeem op basis van de internationale standaard KNX. Daardoor zijn snelle, gedetailleerde alarmdiagnoses mogelijk, hoeft de brandweer nooit onnodig uit te rukken en zorgt de multifunctionaliteit van de installaties voor maximale veiligheid.
Kiezen voor wereldwijde standaard
Auteur: Astrid Zoumpoulis-Verbraeken
Shirley Bassey mag er graag logeren, regelmatig houden NAVO-vertegenwoordigers er belangrijke bijeenkomsten en het Nederlands elftal rust er steevast uit voor en na interlands. Grand Hotel Huis ter Duin is een internationaal gerenommeerd hotel waar luxe en veiligheid belangrijke vereisten zijn om de ‘groten der aarden’ te behagen. Op het gebied van brandveiligheid loopt het hotel duidelijk voorop. De
brandmeldinstallatie met een conventioneel knoppenpaneel is vervangen door een moderne installatie met een digitaal en dynamisch paneel. Het geeft ontzaglijk veel meer informatie dan voorheen, vanwege een koppeling met de op KNX gebaseerde gebouwautomatisering. Misschien wel de slimste brandveiligheidsinstallatie van Europa breekt met oude gewoontes en toont aan dat digitale, intelligente en integrale brandveiligheidssystemen mèt NEN 2535-certificering heel goed mogelijk zijn.
afgelopen drie jaar is daar flink in geïnvesteerd. De parkeergarage en het hotel zelf zijn voorzien van sprinklers en slimme rookmelders, de brandwerendheid van de trappenhuizen en de kamers is verbeterd en door bouwkundige aanpassingen creëerde men efficiënte vluchtwegen. De kers op de taart was het installatietechnische deel van de operatie. De oude
Eerst even wat achtergronden. KNX is een wereldwijd erkende standaard voor woning- en gebouwautomatisering. Het is een communicatieprotocol dat het mogelijk maakt om installaties en systemen binnen woningen en gebouwen te automatiseren en aan elkaar te koppelen. Zo kunnen installaties voor bijvoorbeeld verlichting, verwarming, zonwering, toegangscontrole en inbraakbeveiliging via KNX onderling met elkaar communiceren. Ze zijn vervolgens in samenhang te programmeren en aan te sturen via één of meerdere digitale bedieningspanelen. Daardoor ontstaat een maximum aan comfort, energie-efficiency en veiligheid.
KNX en brandmeldinstallatie
In Huis ter Duin, een van de meest prestigieuze hotels van ons land, is door een nauwe samenwerking tussen de system integrator, toeleveranciers en het bevoegd gezag een unieke brandinstallatie gerealiseerd. 12
De koppeling van brandmeldsystemen met installaties voor gebouwautomatisering wekte tot voor kort erg veel argwaan bij zowel de brandweer als de regelgevers. De autoriteiten zien de koppeling nog vaak als een mogelijke storingsfactor in de werking van brandmeldinstallaties, die volgens de NEN 2535 gedurende 99,7% van het jaar voor 100% dienen te werken. KNX-installaties mogen om die reden in principe alleen in eenrichtingsverkeer communiceren met een brandmeldinstallatie. Alle beschikbare informatie uit de brandmeldinstallatie – zoals alarmmeldingen, storings- en statusmeldingen – mogen via een interface beschikbaar worden gesteld aan de KNXISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
brengt maximale veiligheid het dynamische gedeelte van het brandmeldpaneel precies op welke verdieping, in welke kamer of welk deel van de ruimte de rookmelder in werking is gezet. Met zijn portofoon schakelt de functionaris de technische dienst in om te gaan kijken. In veel gevallen is er nog geen brand en kunnen de hotelmedewerkers de situatie zelf onder controle krijgen. De brandweer hoeft zo niet onnodig uit te rukken. Siemens staat daar zelfs garant voor.
Automatisch domino-effect
Het brandmeldpaneel van Huis ter Duin bevat een volledige integratie van de brandmeldinstallatie en het gebouwautomatiseringssysteem.
centrale, maar omgekeerd mag het KNXsysteem eigenlijk geen besturingen aan de brandmelding koppelen. Ook zijn digitale brandmeldpanelen nog buitenbeentjes. Hiervoor is namelijk nog geen regelgeving en tot die tijd houden de autoriteiten de boot liever af. Althans, tot voor kort.
waarschuwend vooralarm dat binnenkomt op de brandmeldcentrale. De dienstdoende functionaris van het hotel ziet op
Ontruimingspaneel
Vooralarm is aanzet tot interne
27” LED beeldscherm + PC / Mac mini
actie
Bij het brandveiligheidsproject in Grand Hotel Huis ter Duin doorbrak men de diverse taboes. Er kwam een digitaal brandmeldpaneel, dat geïntegreerd werd in de bestaande KNX-installatie en daardoor de mogelijkheden enorm vergrootte. De hele installatie werd gecertificeerd volgens de NEN 2535 norm en met enthousiasme goedgekeurd door de instanties. In de praktijk werkt het als volgt. Slimme en zeer gevoelige rookmelders van Siemens merken het meteen op als een sigaret in een prullenbak van een hotelkamer smeult of de accu van een achtergelaten laptop in de congresruimte vlam vat. Dit triggert een
Brandmeld paneel
Is er wel een ernstige situatie, dan gaat het ‘echte’ alarm af en treden ter plekke de sprinklers in werking. Het alarmsignaal wordt onmiddellijk doorgezet naar de brandweer en een gesproken bericht met veiligheidsinstructies treedt in werking in het hotel zelf. KNX heft de vergrendeling van alle toegangsdeuren tot de brandende ruimte op, sluit de brandweringsdeuren, schakelt de ventilatoren in de juiste stand, schakelt eventueel de verlichting in op volle kracht of laat de zonwering inrollen. De bedrijfshulpverlening krijgt automa-
Informatie paneel
Neven paneel 27” LED beeldscherm + PC / Mac mini
27” LED beeldscherm + PC / Mac mini
Informatie tasters + LED
Informatie tasters + LED
KNX
Informatie tasters + LED
KNX
KNX
Brandmeldcentrale (LAN)
Netwerk switch
Gesloten bac-net OPC server
WLAN Brandmeldcentrale
eVizion
OPC / KNX gateway
Server
I/O brandmeldcentrale
Service & onderhoud d.m.v. Ipad
PC databank
Sturingen
I/O KNX / EIB
Een schematische weergave die voor de automatisering van de brandmeldinstallatie en de gebouwautomatisering is ontworpen. 13
Huis ter Duin heeft een van de meest geavanceerde en moderne brandmeldinstallaties die bovendien snel en relatief eenvoudig aanpasbaar is. tisch een gedetailleerd sms-bericht bij alarmmeldingen en staat snel paraat. In de portiersloge kan de gearriveerde brandweer op een nevenpaneel in één oogopslag zien waar de brand zich afspeelt, welke routes er mogelijk zijn om daar snel en veilig te komen en waar de vulpunten zich bevinden. Mocht de brandweer met tablets op de brandweerwagens werken, dan kunnen ze al onderweg zien wat er zich van moment tot moment afspeelt in het hotel.
Toch tweerichtingsverkeer Het tweerichtingsverkeer tussen KNX en de brandmeldinstallatie werkt hier dus op volle kracht. Waarom mocht het hier wel? Eric Zwemmer van Instaver, de system integrator die het paneel maakte en de KNX-installatie verzorgde, legt uit: “Het was de wens van de opdrachtgevers om veel meer uit de installatie te halen dan wettelijk verplicht is. Op die manier kunnen ze brandmeldingen zelf adequater opvolgen. Het zorgt ervoor dat het management steeds exact op de hoogte is van wat er loos is. Dat kon alleen door alle informatie uit de brandmeldinstallatie via het KNX gebouwautomatiseringssysteem op één digitaal paneel te laten binnenkomen. Dat mocht, zolang we konden waarborgen dat alle installaties in principe autonoom hun werk kunnen doen en zolang we konden aantonen dat we de verbindingen constant bewaken. Ook moesten we op het paneel in ieder geval één gedeelte uitvoeren volgens de traditionele richtlijnen voor informatie richting de brandweer. Tevens 14
bouwden we een beveiliging in voor oververhitting van het paneel en de stroomtoevoer vanuit een noodaggregaat. Elke stap op de weg naar deze integratie hielden we voeling met de brandweer, Kiwa en andere instanties, om er zeker van te zijn dat het eindresultaat voldoet aan de regels. Toen we aankondigden dat we onder andere de toegangscontrole wilden koppelen aan de installatie, kregen we daar gek genoeg toestemming voor. Daarmee gaf men in feite groen licht voor tweerichtingsverkeer in de data-uitwisseling. Wat we voorheen niet voor mogelijk hielden, is dus toch gelukt. We zien het dan ook als het begin van een nieuwe ontwikkeling.”
Regelgeving loopt achter Ook voor Marcel Koene, mede-eigenaar van K&K Partners in Brandveiligheid, was dit project een uitdaging. Hij moest er voor zorgen dat alle leveranciers en installateurs samenwerkten om het uiteindelijke resultaat te bereiken: een gecertificeerde brandveiligheidsinstallatie. “Het was een complex project. Er waren vooruitstrevende wensen aan de ene kant en lastige certificeringsnormen – of een gebrek daaraan - aan de andere kant. Digitale panelen zijn een opkomende trend. NEN is druk bezig in een normcommissie met de brandweer om daar afspraken over te maken, maar er ligt nog niets vast. Knelpunten vinden we vooral nog bij de situatie rondom de noodvoeding. Deze zijn er namelijk wel, zoals die voor grote datacentrales worden gebruikt, maar voor brandmeldcentrales zijn die nog niet gecertificeerd. We hebben
uiteindelijk voor de hele installatie – inclusief het ontruimingsdeel – een NEN 2535 certificering gekregen, maar de voeding is daar uiteindelijk buiten gelaten. Het is jammer dat regelgeving achterloopt op trends in de markt, maar ook dat die vaak dingen dichttimmert zonder ruimte te bieden voor net zo goede of betere alternatieven.” Volgens Koene neemt de vraag naar digitale panelen toe, vooral vanuit de markt van grote, complexe gebouwen als ziekenhuizen en hotels. “In dat soort gebouwen hoef je je maar om te draaien, of er is al weer een verbouwing aan de orde. Bij conventionele panelen is het lastig om die aanpassingen steeds door te voeren. Ook is er lang niet zo veel informatie uit te krijgen. Veel van die informatie is voor de brandweer misschien overbodig, maar voor het gebouwbeheer en de beveiliging cruciaal.”
Dynamisch navigeren, sneller aanpassen
De visualiseringsoplossing die Instaver uiteindelijk al doende bedacht voor de brandmeldinstallatie heet eVizion Secure. Het is de slimme weergave van alle informatie die met brandgevaar te maken heeft op één centraal scherm. In plaats van de gegraveerde plattegronden op traditionele brandmeldpanelen, zijn deze in eVizon Secure digitaal weergegeven. Het maakt dynamisch navigeren mogelijk, maar ook is het eenvoudiger om toekomstige aanpassingen snel door te voeren. Een nieuwe vleugel bij het hotel, een nieuwe naam voor het restaurant of een andere functie voor een zaal zijn via de software makkelijker te veranderen in de digitale plattegrond dan in een gegraveerde versie.
Achter de schermen Zwemmer: “In plaats van 60 lampjes – zoals op het oude paneel – geeft het dynamische brandmeldpaneel meer dan 6.000 lampjes en dus meldingen weer. Het hotel is verdeeld in 55 zones, elk met een hoeveelheid rookmelders. Per rookmelder zijn er vijf meldingen mogelijk: vooralarm, alarm, storing, test of uitgeschakeld. Al deze meldingen, maar ook die van de sprinklers, de ontruimingsinstallatie en alarmmeldingen uit de invalidentoiletten ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
Eric Zwemmer, directeur van system integrator Instaver, bedacht met zijn collega’s en partner Siemens een intelligente koppeling tussen het brandmeldsysteem en de KNX gebouwautomatisering.
zijn beschikbaar in één het zelfde systeem. Het brandmeldsysteem van de Siemens rookmelders spuwt informatie uit op basis van OPC, een standaard om realtime informatie uit te wisselen tussen automatiseringssystemen. Dat vertalen we vervolgens, via een gateway, naar onze eigen standaard, KNX. Daarna gaat het naar de facility server die het weer vertaalt naar IP. Via IP komen de data binnen op eVizion Secure. Alle informatie die OPC logt en het management wil weten, kan eVizion Secure eruit halen en visueel weergeven op het scherm. KNX kan deze data vervolgens weer loggen in een databank. Zo is bijvoorbeeld altijd te achterhalen welke rookmelder als eerste afging en hoeveel minuten later de volgende in werking trad.” Ook logt het systeem beelden van brandoefeningen en historische gegevens die inzicht geven in trends of in de behoefte aan onderhoud. Al deze informatie is beschikbaar op het brandmeldpaneel, maar ook op geautoriseerde tablets en smartphones. Zo blijft het management zelfs op afstand altijd op de hoogte van de werking van de systemen.
Goed overzicht van wezenlijk belang
De grote voordelen van het systeem liggen uiteraard op het vlak van de veiligheid. Men kan een snelle diagnose maken van de aanleiding van het alarm en het vooralarm. De snelle acties die men op basis daarvan kan inzetten, behoeden het
In het scherm is met verlichte ruimtes snel en precies te zien waar de alarmmelding vandaan komt. Doordat het scherm dynamisch is, zijn veranderingen in het gebouw ook op het scherm snel aan te passen.
hotel voor kostbare, valse alarmmeldingen richting de brandweer. De brandweer kan, als er eens serieus gevaar dreigt, beter geïnformeerd en heel gericht aan het werk bij brand. De gekoppelde functies, zoals het openen en sluiten van deuren en zonwering, het inschakelen van paniekverlichting en het afsluiten van de ventilatoren, verhogen de veiligheid in gevaarlijke situaties. Johan-Jordi Noorlander, medeeigenaar van Grand Hotel Huis ter Duin, is dan ook zeer enthousiast over het resultaat en de effectiviteit van het nieuwe systeem. “In een zo groot gebouw als dit – het hotel beschikt over 254 kamers, veel grote zalen en een immense parkeergarage – is het van wezenlijk belang om goed overzicht te hebben. Het gebeurt twee tot drie keer per maand dat we een vooralarm en daarmee een mogelijk situatie van groot alarm krijgen. We kunnen het gevaar nu snel detecteren en lokaliseren en ook nog eens snel en gericht ingrijpen. We hebben geen valse meldingen meer gehad sinds het systeem werkt. Daarvan mag je er op 1000 meldingen maar 10 hebben, anders gaat het geld kosten.”
zeker een pre. Nu kunnen hun eigen beveiligers bijvoorbeeld ook meekijken in het systeem, wat hen een gerust gevoel geeft.” Het is zeker geen goedkope installatie geworden, maar volgens Noorlander is de installatie het geld meer dan waard. “Omdat we ons geen zorgen meer hoeven te maken over de brandveiligheid en we een schat aan extra informatie hebben verworven. Maar vooral ook omdat we enorm veel kosten uitsparen aan vervolgschade van brand en aan kosten van een vals alarm. De investering gaat zich ongetwijfeld dubbel en dwars terugverdienen. Met deze installatie zijn we volledig gecertificeerd; we voldoen zelfs als bestaand gebouw aan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit. Daar mogen we best trots op zijn”, zegt hij.
Kosten wegen op tegen baten Noorlander ziet ook commerciële voordelen. “We hebben hier vaak buitenlandse diplomaten over de vloer. Zij zijn erg gevoelig voor veiligheid, nemen zelfs vaak hun eigen beveiliging mee. Als ze weten dat het in dit hotel optimaal is gesteld op het gebied van brandveiligheid, is dat
Over de auteur: Astrid Zoumpoulis-Verbraeken is journalist en tekstschrijver bij Stijlmeesters, een communicatiebureau dat zich richt op de bouw-, installatie- en energiesector. 15
Adviseur en installateur hebben bij brandveilig bekabelen Bekabeling in gebouwen speelt een toenemende, negatieve rol bij brand omdat de kabelbundels steeds omvangrijker worden. Als die kabels ook nog eens minder brandveilig zijn dan mogelijk, ontstaat er al snel een verhoogd risico op aansprakelijkheidsstelling. Adviseurs en installateurs moeten zich ervan bewust zijn dat zij hierin een verantwoordelijkheid hebben. Zij
strekkende meter 5 tot 10 liter brandbare kunststof bevatten. Per vierkante meter kantoorgebouw varieert de hoeveelheid kabel van ongeveer twee kilo voor een eenvoudig kantoor tot wel vijf kilo voor een moderne ICT-omgeving. Hieruit volgt dat bij het installeren van ‘een beetje project’ al gauw vele tonnen aan kabels naar binnen worden gesleept.
hebben minimaal de plicht om hun klanten te informeren over het bestaan en het belang van de toepassing van brandveilige kabels. Alleen zo maken we van de brandveiligheid van bouwwerken – ook voor wat betreft de kabels – een zaak van alle partijen. Auteur: Theo Bruijnse
Figuur 1: Bundels met netwerkkabels die in steeds grotere aantallen in gebouwen aanwezig zijn. Brand; je moet er niet aan denken. Het lijkt allemaal heel gewoon dat je woonhuis of je bedrijf er ’s ochtends nog staat. Toch is de realiteit jaarlijks voor vele mensen anders. Uit de CBS-uitgave ‘Brandweerstatistiek 2011’ blijkt onder meer het volgende: • In 2011 zijn bijna 41 duizend branden geregistreerd. Dat zijn er 1,2 duizend minder dan in 2010. • In 2011 vielen 63 doden bij brand. In 2010 vielen 65 dodelijke slachtoffers, waarvan een brandweerman die tijdens zijn werk om het leven kwam. • In 2011 was sprake van ongeveer 900 gewonden en werden ongeveer 700 personen bij een brand gered, waarvan 500 door de brandweer. • De branden in 2011 veroorzaakten een 16
totale directe schade van 764 miljoen euro. Dat is 115 miljoen euro meer dan in 2010. Deze cijfers maken duidelijk dat brandveiligheid niet vanzelfsprekend is. Er vallen doden en gewonden en er is veel materiële schade. Nederland is minder veilig dan men denkt of verwacht. Daar komt bij dat we steeds hoger boven de grond, maar ook dieper onder de grond gaan bouwen, wat het ontvluchten bemoeilijkt. Brandveiligheid verdient dan ook meer aandacht om de gevolgen van brand te beperken.
Brandveiligheid en kabels De hoeveelheid kabels in vooral moderne bouwwerken is bijzonder groot. Veelal liggen de kabels in draagsystemen, die per
Dat de gevaren van een dergelijke hoeveelheid kabel bij brand niet gering zijn, mag blijken uit het volgende: uit één kilo pvc, dat onder meer op grote schaal in conventionele kabels wordt verwerkt, ontstaat bij verbranding 360 liter zoutzuurgas (HCl) en onder bepaalde omstandigheden het uiterst giftige dioxine. Dezelfde hoeveelheid pvc is voldoende om bij verbranding een ruimte van circa 500 m3 volledig met rook te vullen.
Grote invloed Hoewel kabels op zich zelden de directe oorzaak zijn van brand, kunnen ze wel grote invloed hebben op het verloop en de gevolgen ervan. 1. Kabels verbinden de verschillende ruimISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
informatieplicht ten en verdiepingen van een gebouw met elkaar. Daardoor kunnen ze een rol spelen bij de brandvoortplanting. 2. Afhankelijk van het soort kunnen kabels bij verbranding veel of weinig rook produceren en deze rook kan al of niet ondoorzichtig zijn. Dit is mede bepalend voor de snelheid van de ontruiming en de effectiviteit van de brandbestrijding. 3. Indien er bij de verbranding van kabels corrosieve gassen en dampen ontstaan, is dit extra schadelijk bij inademing, maar ook voor de inventaris en het interieur. 4. Een deel van de kabels zorgt bij brand voor onder andere de aansturing en voeding van de brandbeveiligingsinstallaties en mag daarom niet vroegtijdig uitvallen (functiebehoud). Kortom, er zijn meerdere redenen om vanuit het oogpunt van brandveiligheid de juiste kabel te kiezen. Natuurlijk is dat ook afhankelijk van het type bouwwerk en de toepassing. Kennis van de verschillende kabels en hun brandgedrag is hierbij een eerste vereiste.
Conventioneel versus brandveilig Gelet op de rookontwikkeling bij brand zijn er twee soorten kabels te onderscheiden: conventionele en brandveilige kabels. Een ander aspect van het brandgedrag van kabels is de brandvoortplanting. Voor alle conventionele (pvc) kabels geldt
dat ze bij verbranding veel ondoorzichtige en corrosieve rook veroorzaken en dat de verbrandingswaarde of ‘brandlast’ (de hoeveelheid warmte die vrijkomt bij volledige verbranding) aanzienlijk hoger ligt dan bij brandveilige kabels. Daarnaast kunnen we nog een onderscheid maken naar de mate van brandvoortplanting langs de kabel respectievelijk de kabelbundel in geval van brand. Zelfdovende kabels kunnen we veilig toepassen voor enkelvoudige verbindingen, echter niet bij toepassing in bundels (twee of meer kabels); hierlangs kan bij brand namelijk een snelle brandvoortplanting optreden. Een voorbeeld is het kabeltype XMvK (zie tabel 1). Moeilijk brandbare (mb) kabels zijn zowel geschikt voor enkelvoudige verbindingen als voor toepassing in bundels. Dergelijke kabels voldoen, in tegenstelling tot zelfdovende kabels, aan een brandproef die is uitgevoerd met bundels. Daardoor is een snelle brandvoortplanting langs de kabelbundel bij brand uitgesloten. Een voorbeeld is het kabeltype YMvKmb (zie tabel 1).
conventioneel/pvc brandveilig
Adequate kabelkeuze Voor de keuze van kabels met het oog op brand- en rookverspreiding, verwijst de NEN 1010 naar de NTA 8012. Echter, in de praktijk leidt het toepassen van de NTA 8012 niet altijd tot de gewenste brandveiligheid. Met name om die reden werkt men aan een herziening van deze NTA. Gelukkig kunnen we met de NEN 1010 zelf ook een adequate kabelkeuze maken met het oog op brand- en rookverspreiding.
Brandveilige kabels Voor alle brandveilige kabels geldt dat de verbrandingswaarde relatief laag ligt en dat ze bij verbranding nauwelijks rook veroorzaken. Tevens is deze rook nagenoeg doorzichtig en niet corrosief. Ook hier kunnen we een onderscheid maken
eigenschap kabelsoort
op basis van de brandvoortplanting langs een kabel respectievelijk kabelbundel in geval van brand. Halogeenvrije zh-kabels zijn hooguit zelfdovend en dus verminderd brandveilig. Bij toepassing in bundels is een snelle brandvoortplanting nog altijd mogelijk! Een voorbeeld zijn de gangbare, halogeenvrije (LS0H) datakabels. Daarentegen zijn halogeenvrije mbzh-kabels moeilijk brandbaar, waardoor een snelle brandvoortplanting langs de kabelbundel is uitgesloten. Een voorbeeld is het kabeltype YMz1Kmbzh (zie tabel 1). Een bijzondere categorie binnen de brandveilige kabels vormen de functiebehoudkabels. Deze functiebehoud(FB-)kabels blijven bij brand gedurende langere tijd functioneren (t.o.v. kabels zonder functiebehoud) en hebben verder dezelfde brandveilige eigenschappen als ‘gewone’ halogeenvrije mbzh-kabels. Een voorbeeld is het kabeltype SMz1Kmbfbzh (zie tabel 1).
voorbeeld kabeltype
geen brandvoortplanting
geen corrosieve ondoorzichtige rookvorming
aanduiding
enkele kabel
kabelbundel
zelfdovend moeilijk brandbaar (mb)
X X
X
YMz1K mbzh
moeilijk brandbaar zonder halogenen (mbzh)
X
X
X
SMz1K mbfbzh
functiebehoud (fb)
X
X
X
XMvK YMvKmb
geen vroegtijdig functieverlies
X
Tabel 1: Overzicht van het brandgedrag van verschillende kabels.
17
Hiervoor dient de tabel ‘Mogelijkheden van ontruiming in noodsituaties’ (zie NEN 1010 ‘Bijlage 51B - Indeling van uitwendige invloeden’). Indien er sprake is van een verhoogd ontruimingsrisico, dan is men verplicht materiaal toe te passen met weinig brand- en rookverspreiding. Een praktische ‘vertaling’ van deze tabel voor de keuze van kabels met het oog op branden rookverspreiding vormt onderstaande tabel. Hieruit blijkt dat in zeer veel situaties een halogeenvrij kabeltype (bijvoorbeeld YMz1Kmbzh) vereist kan zijn. Tot aan de definitieve herziening van de NTA 8012 is het raadzaam om de uitkomsten van deze NTA te verifiëren met tabel 2 en de meest brandveilige kabel te kiezen.
Tot aan de definitieve herziening van de NTA 8012 is het raadzaam om de uitkomsten van deze NTA te verifiëren met tabel 2 en de meest brandveilige kabel te kiezen.
veiligheid in het algemeen, waarom worden deze dan toch zo weinig geïnstalleerd? Het antwoord ligt in de wet- en regelgeving gecombineerd met een gebrek aan inzicht in de aansprakelijkheidsrisico’s van de verschillende marktpartijen. De ‘terugtredende overheid’ legt de verantwoordelijkheid voor de (brand-)veiligheid steeds meer bij de eigenaar of gebruiker van een gebouw. Niet alleen in de Arbowet maar ook in de bouwregelgeving spreekt men daarom over ‘zorgplicht’. De eigenaar/ge-
Waar welk product toepassen? (indicatief; voor een nauwkeuriger bepaling zie NTA 8012) Type bouwwerk
Product
Laagbouw met eenvoudige elektrische installatie (woningen e.d.)
VD, XMvK
Laagbouw, utiliteit (garage, supermarkt e.d.)
YMvKmb
Hoogbouw (verzorgingsflats, kantoren) Publiekstoegankelijke gebouwen (theaters, warenhuizen, ziekenhuizen e.d.) Ondergrondse bouwwerken (tunnels, metrostations e.d.) Projecten met materiële / afbreuk-risico’s (industrie, musea, datahotels, telefooncentrales e.d.)
YMz1Kmbzh
Tabel 2: Kabelkeuze met het oog op brand- en rookverspreiding.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid De in Nederland gebruikte, conventionele kabel is een pvc-kabel met alle risico’s van dien. Slechts een beperkt deel van de kabels die we in Nederland toepassen, is moeilijk brandbaar èn halogeenvrij (mbzh). Als de toepassing van halogeenvrije kabels zo’n positieve invloed heeft op de brand-
1
bruiker van het gebouw wordt geacht zorg te dragen voor een veilig gebouw. Datgene wat de overheid daarbij voorschrijft, is zeer beperkt[1]. De adviseur c.q. installateur speelt hierin een essentiële rol door zijn klant (eigenaar/gebruiker) keuzemogelijkheden aan te reiken om die zorgplicht op een goede wijze gestalte te geven. Op
die manier kunnen de partijen mogelijk al bij een offertegesprek stil staan bij de risico’s die men loopt. Hiermee voldoet de adviseur resp. installateur dan weer aan zijn ‘informatieplicht’ vanuit zijn vakkennis en wordt aansprakelijkheid beperkt. Alleen zo maken we van de brandveiligheid van bouwwerken – ook voor wat betreft de kabels – een zaak van alle partijen.
Zorgplicht en informatieplicht Wat betekent de hierboven geschetste situatie nu in de praktijk? Met name opdrachtgevers en gebruikers/werkgevers zijn zich vaak onvoldoende bewust van de toegenomen risico’s die ze lopen bij brand. Bijna altijd worden deze risico’s bewust (wanneer overkomt mij dat nou) of onbewust (ik had nooit gedacht dat het mij zou overkomen) onderschat. Forse schadeclaims (onder meer vanwege materiële schade, gevolgschade en al of niet dodelijk letsel) liggen in het verschiet als het een keer echt fout gaat. Het volstaat immers niet meer om simpelweg de (minimum) regelgeving aan te houden. Men is verplicht een (minimum) veiligheidsniveau te waarborgen. Het is voor alle betrokkenen belangrijk goed geïnformeerd te zijn over de bestaande regelgeving - zowel verplicht als niet verplicht - en ‘best practices’ om deze ook te kunnen (laten) toepassen wanneer dat nodig is. Veel meer dan voorheen is het zaak om de potentiële risico’s van een gebouw, zijn gebruikers en de omgeving zo vroeg mogelijk in kaart te brengen. Bij twijfel zal men proactief met andere marktpartijen (met name gespecialiseerde advies- en inspectiebureaus) in discussie moeten gaan om tot goede brandveilige oplossingen te komen. Niet alleen omdat het aansprakelijkheidsrisico sterk is toegenomen, maar juist ook omdat men tegenwoordig verwacht dat professionals
In de Nederlandse wet- en regelgeving zijn weinig eisen opgenomen ten aanzien van het beperken van de bijdrage van kabels aan de ontwikke-
ling van brand en rook. Tegenwoordig beperkt de overheid zich steeds meer tot het vaststellen van ‘minimum veiligheidsniveaus’ in het Bouwbesluit. Hoe die veiligheidsniveaus worden ingevuld en nageleefd ziet zij als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle partijen in de keten.
Wel utiliteit maar geen laagbouw? Dan zeker mbzh-kabel!
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Begrippen als zorgplicht en informatieplicht zijn in dit verband cruciaal. Daarbij kan men niet langer heen om grootschalige toepassing van halogeenvrije mbzh-kabel, vooral in de utiliteitsbouw. De nieuwe ISSO-publicatie 93 ‘Brandveilige bekabeling’ kan een zeer bruikbaar instrument zijn bij deze overgang naar daadwerkelijk brandveilige bekabeling.
In de praktijk Wanneer een installateur op het scherpst van de snede moet aanbieden, omdat bijvoorbeeld een opdrachtgever of projectontwikkelaar te weinig budgetteert, valt de keuze vaak op conventionele (pvc) kabel in plaats van halogeenvrije kabel. Wat de betrokkenen (lees: de verantwoordelijken) zich lang niet altijd realiseren bij de keuze voor pvc-kabel, zijn de gevolgen ervan: 1. Men geeft in veel gevallen onvoldoende invulling aan de wettelijke zorgplicht. 2. Bij brand ontstaat vaak een veel grotere
schade (niet alleen gevolgschade, maar mogelijk ook letselschade). 3. Indien er ten onrechte voor pvc-kabel is gekozen, loopt men een verhoogd risico op aansprakelijkheidsstelling na een brand (zie 1 en 2).
Over de auteur: De expertise van Theo Bruijnse wordt al jaren gebruikt bij het normalisatiewerk voor brandveilige bekabeling (NEN, ISSO), aanvankelijk als Application Engineer bij Draka Kabel en tegenwoordig als zelfstandig adviseur. Bruijnse Advies is een onafhankelijk elektrotechnisch adviesbureau gespecialiseerd in de kabeltechniek. Daarnaast wordt het bureau ingehuurd bij de afhandeling van elektrotechnische schades én verzorgt Bruijnse Advies opleidingen en trainingen.
19
Zonnepanelen wekken energie, Om brandweerpersoneel beter te informeren over de ‘mogelijke gevaren’ van zonnepanelen bij brand, heeft Brandweer Oefencentrum Noord in Wijster een deel van haar dak voorzien van zonnepanelen. De installatie levert elektriciteit terug aan het elektriciteitsnet, maar wordt ook gebruikt bij oefeningen. Tevens zijn er nauwere contacten gelegd met de installatiebranche, opdat brandweermensen een beter beeld krijgen van de installaties en ook op een realistischer wijze hun oefeningen kunnen uitvoeren. Auteur: Geert Vedder
Bij het Brandweer Oefencentrum Noord ontwikkelden wij een speciale presentatie over pv-installaties voor de brandweer. In deze presentatie komen zaken aan bod als netgekoppelde- en autonome systemen, omvormers, veiligheidsschakelaars maar ook PBM’s (persoonlijke beschermings middelen) en het gebruik van water op pvinstallaties. In één van de instructielokalen op het oefencentrum in Wijster hangen inmiddels de veiligheidsschakelaars van onder andere Eaton Holec en Santon. Ook hebben we een omvormer van Refusol en Mastervolt als scholingsmateriaal opgehangen. Zo kan de brandweer bij de oefeningen en instructies kennis opdoen van zo veel mogelijk componenten die men in de praktijk tegenkomt.
Kennis uitwisselen Om meer kennis uit de installatiebranche te verzamelen, zaten André Derksen (ISSO), Michel Wijbrands (Uneto-Vni) en ondergetekende in maart jongstleden samen om 20
tafel. Onder het motto ‘Installatiebranche en Brandweer, wat kunnen we voor elkaar doen en wat kunnen we voor elkaar betekenen’, wisselden de partijen kennis uit en onderzochten wij de mogelijkheden voor samenwerking. De achterliggende reden voor de toenadering zijn de mogelijke gevaren die een brand kan opleveren als er een pv-installatie op het dak ligt en de brandweer moet gaan blussen. In dat geval doemen er verschillende aandachtspunten en vragen op, zoals: • Waar bevindt zich de meterkast? • Kunnen we de gelijkspanning uitschakelen? • Waar zit de omvormer?
Acties bij brandbestrijding Bij het betreden van een woning schakelt de brandweer vaak direct de aardlekschakelaar uit. Maar als er een pv-installatie aanwezig is, moet ook de omvormer, wanneer de brandweer de aardlekschakelaar uitschakelt, niet meer functioneren. Het
gelijkstroomgedeelte van de pv-installatie fungeert op zo’n moment als een zwevend net en zal geen gevaar opleveren voor de brandweer. Het wordt een ander verhaal wanneer er al vier eindgroepen achter de aardlekschakelaar zijn aangesloten. De pv-installatie krijgt in dat geval haar eigen voeding en wordt vaak beveiligd door een Alamat aardlekautomaat. De voeding is dan afgetakt onder de aardlekschakelaar. Dit is een nieuwe situatie voor de brandweer. Uitschakelen van alleen de aardlekschakelaar volstaat dan niet meer. Men zal ook de Alamat moeten uitschakelen om een veilige situatie te creëren. Hiervoor heeft de brandweer dus extra scholing en kennis van de installatietechniek nodig.
Realistisch oefencentrum inrichten Het Brandweer Oefencentrum Noord in Wijster speelt hier goed op in. In het oefen gebouw bouwt men de meterkasten zo natuurgetrouw mogelijk na. Samen met de ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
maar ook vragen op
PV-panelen op Brandweer Oefencetrum in Wijster
installatiebranche kan de brandweer in de toekomst werken aan een nog realistischer oefenomgeving. Het oefencentrum is dan ook geïnteresseerd in oude of hedendaagse onderdelen die als studie-objecten in het oefencentrum te gebruiken zijn. Men kan daarbij denken aan verouderde meterkasten, een afgeschreven cv-installatie, een geiser die niet meer wordt gebruikt, enzovoorts. Een andere wens van de brandweer is dat installateurs die pv-installaties aanleggen dit kenbaar maken door een sticker op de meterkast te plakken. Deze sticker moet aangeven dat er in de woning of het gebouw een pv-installatie aanwezig is. De brandweer wordt hierdoor veel eerder geïnformeerd. Uneto-vni gaat deze sticker ontwikkelen en uitdragen. Aangezien pvpanelen altijd op het zuiden liggen en de brandweer vanuit verschillende richtingen naar een woning komt rijden, is het niet vanzelfsprekend dat hij de pv-panelen bij aankomst heeft zien liggen.
Denk aan veiligheidsschakelaar Ook is de brandweer van mening dat een gebouw met pv-installatie over een veilig heidsschakelaar moet beschikken. Met name bij pv-installaties boven de 6kWp is deze veiligheidsschakelaar uiterst wenselijk. Op dit moment maken we immers ook gebruik van een neonschakelaar; waarom dan niet van een veiligheidsschakelaar bij pv-installaties. Binnenkort zullen er gesprekken worden gevoerd met het IFV (Instituut Fysieke Veiligheid) om te kijken wat de mogelijkheden hiervoor zijn. Een en ander zal later worden voorgelegd aan de verzekeringsmaatschappijen. Na de zomervakantie heeft het Brandweer Oefencentrum in Wijster de beschikking over een drietal demo pv-daken met pvinstallaties. Om daar goed mee te kunnen oefenen worden de demo-daken op verrijdbare karren geplaatst. Het ontwerp en de installatie gebeurt in samenwerking met BDA dak- en gevelopleidingen. Uiteindelijk zullen deze opstellingen ertoe
leiden dat brandweerpersoneel een beter beeld krijgt van pv-installaties, hoe deze zijn gemonteerd en aangesloten op het elektriciteitsnet.
Conclusie De eerste stappen voor een goede samenwerking tussen de brandweer en de installatiesector voor de toekomst zijn gezet. Een mogelijkheid voor het intensiveren hiervan is het organiseren van een TVVL-bijeenkomst bij het oefencentrum. Een kijkje in andermans keuken kan nooit kwaad en Paul Verkaik van BDA noemde ons oefencentrum eerder al als ‘de Efteling voor de Brandweer’: vol vermaak doch uiterst leerzaam. Wanneer brandweer en installatiebranche nauwer gaan samenwerken dan biedt dit niet alleen voordelen voor het realistischer oefenen, maar zal dit uiteindelijk ook effect hebben op preventie en voorlichting waarmee we de veiligheid van bewoners en gebruikers van panden sterk kunnen bevorderen. 21
Binnenwerk 3 -advertentie Draka
22
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
Innovatieve techniek vereist nieuwe kennis K E N N I S I N S T I T U U T
Handboek HBze
Zonne-energie Bouwkundige- en installatietechnische richtlijnen voor zonne-energiesystemen
VO O R D E I N S TA L L AT I E S E C T O R
Zelf kennis ontwikkelen
HANDBO EK ZO NNE - ENERG IE - BO UWK UND IG E - EN INS TALL ATIE TECHNIS CHE RICHTLI JNEN VO O R ZO NNE - ENERG IE S YS TEMEN
In de afgelopen periode heeft de installatiebranche intensief gewerkt aan kennisontwikkeling op het gebied van zonne-energie. Het belangrijkste kennisdocument op dit moment is het ISSO Handboek Zonne-energie. Dit handboek bevat ook een bijlage met als titel ‘PV en Brandweer’. Echter, de informatie in deze bijlage is summier, beaamt André Derksen, projectcoör dinator bij ISSO. Dit komt mede doordat de brandweer in ons land nog geen definitief, allesomvattend document heeft over hoe te handelen bij brand in combinatie met pv-installaties. De meest concrete informatie op dit gebied komt van de Duitse brandweer, hoewel die ook verschillende documenten en richtlijnen hanteert, afhankelijk van welke deelstaat bij onze Oosterburen de brandweer is gevestigd. Toch heeft ISSO met enkele brancheorganisaties in de bijlage bij het Handboek Zonne-energie een serie aanbevelingen opgesteld die voor installateurs, maar ook voor de brandweer, belangrijk kunnen zijn voor wederzijds begrip en kennisuitwisseling.
Ook in Europees verband werken diverse partijen momenteel aan voorstellen en aanbevelingen voor het ontwerpen van brandveilige pv-installaties, maar die zijn nog niet concreet. Daarom bekijken ISSO en Holland Solar met enkele experts welke kennis zij in elk geval nu al aan de installatiesector kunnen overdragen zodat de bedrijven hun aandeel in veilige installaties kunnen leveren. Ook voert ISSO gesprekken met het Instituut Fysieke Veiligheid, waarbij ook Geert Vedder is betrokken, om te bezien hoe zij de informatie ‘PV en Brandweer’ in het ISSO Handboek Zonne-energie kan uitbouwen, mede omdat volgend jaar een geüpdate versie van het handboek verschijnt. Mogelijk kunnen er nu al algemene richtlijnen en standpunten worden opgesteld die mede door de brandweer in ons land worden onderschreven. Opleidings- en
ontwikkelingsfonds v o o r h e t Te c h n i s c h Installatiebedrijf
ISBN 978-90-5044-229-9
Cursus ‘pv en NEN1010’ Tegelijk is ISSO bezig om de cursus ‘pv en NEN1010’ op te zetten, die eind dit jaar beschikbaar moet zijn. Het blijkt na melijk dat installateurs, vaak zonder succes, in de NEN1010 op zoek gaan naar informatie voor het correct aansluiten van pv-panelen op de elektrotechnische installatie in een woning of gebouw. Vervolgens blijkt dat de NEN1010 maar zeer summier informatie bevat die relevant is bij het aansluiten van een pv-installatie op de conventionele, elek trotechnische installatie. Dat komt mede doordat pv-installaties gelijkspanning opwekken. De NEN1010 behandelt dit onderwerp praktisch niet en de kennis die nodig is voor het koppelen van gelijkspanning via een omvormer aan het wisselspanningnet blijkt in de markt nog relatief gering. Uiteindelijk zal toch elke installateur die pv-installaties aanlegt en voor een koppeling van de systemen met de netten zorgt, over de juiste kennis moeten beschikken. Ook waar het gaat om een veilige installatie, voor zowel de gebruiker als de brandweer. Over tien jaar ligt er op misschien wel de helft van alle daken een pv-systeem. En als daardoor ook steeds meer woningen en gebouwen een opslag systeem laten installeren voor de zelf opgewekte, duurzame energie, dan zijn algemene en voor iedereen werkbare richtlijnen voor de (brand)veiligheid van gelijkspanningsinstallaties geen overbodige luxe. Over de auteur: Geert Vedder is werkzaam bij Brandweer Oefencentrum Noord
23
Centrale noodverlichting vaak Noodverlichting wordt vaak als decentraal systeem uitgevoerd, maar soms is het verstandig om voor een centraal systeem te kiezen. In ISSO-publicatie 79.1 ‘ontwerpen en installeren van noodverlichtinginstallaties’ kan een ontwerper via een beslisboom voor de juiste noodverlichtinginstallatie kiezen. “Als men aan het begin van een project alle aspecten goed zou afwegen, dan zou men vaker voor een centrale oplossing kiezen.” Auteur: Richard Mooi
Lopend over vakbeurzen, of bladerend in catalogi of nieuwsbrieven van leveranciers krijg je de indruk dat een noodverlichtinginstallatie uitsluitend bestaat uit losse armaturen voor vluchtwegaanduiding/ armaturen of anti-paniekverlichting. Feit is in ieder geval dat verreweg de meest verkochte noodverlichting is voorzien van een eigen voeding die zorgt voor een uur autonomie. Maar er is een wat minder populair alternatief: een centraal gevoede noodverlichtinginstallatie. Het vorig jaar verschenen handboek noodverlichting en de binnenkort te verschijnen ISSO-publicatie 79.1 gaan in op de voor- en nadelen van beide noodverlichtingsystemen. Projectcoördinator André Derksen beaamt dat in ons land decentrale noodverlichting veel bekender is en dat een centraal noodverlichtingsysteem veel minder vaak wordt toegepast. Er zijn een paar situaties waar het vaak al snel lonend is om voor een centraal systeem te kiezen. Derksen: “Als je de armaturen heel hoog moet plaatsen, in een kerk of zoiets, en je moet onderhoud uitvoeren, dan is dat eenvoudiger met een centraal systeem.” Immers, jaarlijks is een gebouweigenaar wettelijk verplicht om de noodverlichting te laten controleren. De installateur controleert de armaturen van een decentraal systeem door het indrukken van een testknop of het uitlezen van de leds van de zelftestfunctie. Dan wordt duidelijk of de lichtbron nog brandt en dat de accu nog in goede conditie is. “Als dat op 10 meter hoogte is, moet je steeds een hoogwerker laten komen.”
Vrieshuizen Daarnaast speelt ook de omgevingtemperatuur een rol bij de keuze. “De batterijen zijn gevoelig voor lage of hoge temperaturen. Als je boven de 30-35 graden komt, en dat heb je al gauw als het over een hoge ruimte gaat waar het bovenin echt warm wordt, dan neemt de levensduur van de batterij af. En dat heb je ook bij heel lage temperaturen, bijvoorbeeld in vrieshuizen. 24
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
tegen lagere totaalkosten
Volgens Derksen is een centraal noodverlichtingsysteem niet alleen financieel interessant bij veel moeilijk te bereiken armaturen, of in gebouwen met hogere temperaturen, maar in veel meer situaties. Bijvoorbeeld als je de zogenaamde ‘total cost of ownership’ (TCO) van een decentraal en centraal noodverlichtinginstallatie tegen elkaar afzet. Bij een TCO-berekening wordt niet alleen de investering meegenomen, maar ook de onderhoud- en energiekosten over de totale levensduur. Dat geeft een veel reëlere vergelijking. “Je moet echt naar de TCO kijken. Wat kost nu jouw installatie totaal?” In de nieuwe publicatie 79.1 (na de zomer op de markt) staat een zogenaamde beslisboom. Op basis van het aantal armaturen, maar ook omgevingtemperatuur, de hoogte en de bereikbaarheid van armaturen en energieen onderhoudskosten leidt dit beslismodel
publicatie
k e n n i s i n s t i t u u t v o o r d e i n s ta l l at i e s e c to r
Total Cost of Ownership (TCO)
zo tot de meest gunstige installatie met de laagste kosten tijdens de gehele levensduur. “Dan denk ik dat je eerder uitkomt op een centraal systeem dan een decentraal systeem.” Maar wie kiest voor een centraal systeem moet al wel vroegtijdig bij de bouwplannen worden betrokken, waarschuwt Derksen. Nu komt de noodverlichtinginstallateur meestal pas tegen het einde van de bouwtijd om de hoek kijken. Het moet anders: De installateur van noodverlichting moet al in de planfase aan tafel zitten. “Als de elektricien weg is en alle kabels zijn getrokken dan moet je niet nog gaan nadenken over een centraal systeem. Je moet de kabels meetrekken met de reguliere bekabeling. Dan gaat ook de voedingkabel voor de noodverlichting in één keer mee. En een centrale ruimte regelen voor de batterij en UPS.” Doordat noodverlichting nu vaak een sluitpost is, rest niets meer dan voor allemaal losse armaturen te kiezen. “Dan kun je het niet meer regelen en wordt er voor een decentrale installatie gekozen. Als alle projecten goed waren opgestart zodat de betrokkenen van te voren alle aspecten hadden afgewogen, zouden er meer centrale systemen in gebouwen gezeten hebben dan er nu zitten.”
O n t w e r p e n e n i n s ta l l e r e n va n n O O d v e r l i c h t i n g s i n s ta l l at i e s e n v l u c h t r O u t e a a n d u i d i n g v O O r g e b O u w e n
Bij zulke temperaturen moet je eigenlijk naar een centraal systeem toe. Anders wordt het een kostbare zaak om het goed te houden.” Het onderhoud bij een centrale noodverlichtinginstallatie is veel eenvoudiger. De centrale bedieningunit met de voeding en UPS, geeft op een mooi display aan welk armatuur een storing heeft. Heel uitgebreide systemen kunnen zelfs storingmeldingen via SMS of app naar een onderhoudsbedrijf doorgeven. Zo kan de installateur in één oogopslag zien welke lichtbron vervangen moet worden. Hoewel sommige leveranciers zelfs spreken over onderhoudsvrije armaturen, is dat niet helemaal waar, benadrukt Derksen. “Het laat onverlet dat je toch ieder jaar bij de units langs moet. Je moet kijken of er niets veranderd is in de ruimte. Of dat er geen wandjes tussen zijn gekomen, zodat je een extra ruimte hebt.” Overigens schrijdt ook de techniek bij decentrale units voort en zo zag Derksen al decentrale armaturen die draadloos op één centrale plek zijn uit te lezen.
79.1
Ontwerpen en installeren van nOOdverlichtingsinstallaties en vluchtrOuteaanduiding vOOr gebOuwen
de bekabeling, dan heb je ergens verderop geen noodverlichting. Bij een decentrale installatie blijven de armaturen net zo lang branden totdat ze van het plafond vallen.” Bij een centraal noodverlichtingsysteem moet men daarom brandveilige bekabeling toepassen of de bekabeling wegwerken in brandwerende schachten. ISSO-publicatie 79.1 verschijnt naar verwachting in het najaar en is dan te bestellen via www.isso.nl.
Omslagpunt Een omslagpunt is niet direct aan te geven, maar bij een gebouw met tientallen armaturen vindt Derksen het verstandig om de beslisboom uit publicatie 79.1 te doorlopen. “Er zijn niet echt keiharde getallen te geven, maar als je boven 50, 60 of 70 armaturen zit, moet je echt serieus nadenken over een centrale oplossing. Als je drie armaturen hebt, moet je er niet aan denken.” Overigens is het veiligheidsniveau bij decentrale noodverlichting wat gemakkelijker op het hoogste niveau te houden. “Omdat je bij een centrale installatie toch bekabeling hebt. Als je vooraan in de ruimte bij de receptie, waar ook de centrale voeding staat, een brand hebt en het gaat mis met
Over de auteur: Richard Mooi is freelance journalist, gespecialiseerd in installatietechniek. 25
I n g r ij p e n d e v e r b e t e r i n g e n d o o r k o m s t di g i ta l e c a m e r at e c h n o l o g i e
Detail en doelstelling maken het De markt voor beveiligingscamera’s kenmerkt zich door een verschuiving van analoge technologie naar digitale IPtechnologie. De belangrijkste drijvers zijn de kwaliteit en bruikbaarheid van het camerabeeld. Steeds vaker publiceren officiële instanties opgenomen camerabeelden om misdaad en criminaliteit op te lossen. Daarnaast worden intelligente camera’s, die onderdeel uitmaken van een beveiligings systeem, frequenter gezien als belangrijke input voor diverse marketingdoeleinden. Beide trends hebben tot gevolg dat we steeds hogere eisen stellen aan de bruikbaarheid en de detaillering van het camerabeeld. Auteur: Boudewijn Hak
Als gevolg van de huidige ontwikkelingen zijn HD en zelfs Ultra-HD in de wereld van de beveiligingsbranche de belangrijke ‘buzz-woorden’ geworden. Het betekent in de praktijk dat toekomstige camerabeveiligingssystemen allemaal hun basis zullen moeten hebben op IP-technologie, omdat we dan tegemoet kunnen komen aan de HD en Ultra-HD trend. Concluderend kun je dus stellen dat elk beveiligingsproject moet beginnen met het vastleggen van het doel. Waarvoor gaat de gebruiker het beveiligingssysteem, nu en in de toekomst, inzetten? Deze vraag is relevant omdat bruikbaar beeld niet alleen bepaald wordt door de technologie en de prestatie van de camera of het beveiligingssysteem. Het is voornamelijk de toepassing van het camerabewakingssysteem dat de specificatie, de installatie en het benodigd aantal componenten bepaalt.
Intelligentie en integratie De branche maar zeker ook de installerende partijen zullen steeds beter in kaart moeten brengen wat de huidige en toekomstige eisen en wensen van de verschillende eindgebruikers zijn. De
eindgebruikers wensen ‘slimme’ oplossingen. Dit betekent dat zij een optimale prijs/kwaliteit-verhouding hebben, dat ze toekomstgericht en flexibel zijn en een lage Total Cost of Ownership (TCO) met zich meebrengen. De toepassing van intelligentie en mogelijkheid tot integratie van verschillende systemen gaat hierdoor een alsmaar belangrijkere rol spelen. Gelet op het bovenstaande zal de branche in toenemende mate rekening moeten houden met de gehele keten: camera, objectief, transmissie, opslag en weergave. Afhankelijk van het gestelde doel bereikt men de beste resultaten wanneer men de juiste componenten kiest en deze optimaal met elkaar laat samenwerken. Tot slot mogen installatie en onderhoud niet uit het oog worden verloren. De beste componenten komen nog steeds niet tot hun recht wanneer ze verkeerd geïnstalleerd zijn. Tevens is regulier onderhoud noodzakelijk voor een goed camerabeveiligingssysteem. Dit varieert van normale reiniging tot regulier testen en er structureel voor zorgen dat de camera’s, opslagoplossingen en andere componenten voorzien zijn van de laatste firmware versies.
Optimale bruikbaarheid Bij elk op video gebaseerd bewakingssysteem maakt de beeldkwaliteit het
Figuur 1: De totale keten van IP Video Solutions. 26
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
verschil verschil. Het definiëren van de benodigde beeldkwaliteit is een belangrijk onderdeel bij het vastleggen van de specificaties van een videobeveiligingssysteem. De belangrijke vraag hierbij is: ‘wat is het doel van de installatie?’ Dit is, zoals eerder aangegeven, een cruciale vraag tijdens de definitiefase van het videobeveiligingssysteem. Hiermee kan men voorkomen dat het systeem niet aan de verwachtingen van de eindgebruiker voldoet. Het systeem kan slechter presteren dan de gebruiker verwacht, maar het kan ook overgespecificeerd zijn waardoor de kosten hoger zijn dan noodzakelijk. De toepassing van de CCTV-camera bepaalt uiteindelijk de specificaties waaraan de camera moet voldoen en het aantal camera’s dat nodig is. Een
hulpmiddel hierbij is de DCRI-classificatie (Detection, Classification, Recognition, Identification). Wanneer is vastgesteld op welke locaties identificatie noodzakelijk is en op welke locaties detectie voldoende is, kan men het aantal benodigde camera’s en het gezichtsveld van iedere camera bepalen. Dit is de basis van het samenstellen van een CCTV-installatie. Een CCTV-installatie bestaat uit verschillende componenten (zie figuur 1) die er samen voor zorgen dat en hoe een scène op een monitor wordt weergegeven. Al deze componenten, van scène tot scherm, zijn belangrijk in het verkrijgen van optimale bruikbaarheid van een CCTVinstallatie ofwel videobeveiligingssysteem.
Minimale beeldresolutie voor SD- en HD camera’s (gebaseerd op persoon van 1,8 x 0.5 meter)
Detection
Objectief De eerste component in de keten is het objectief. Het objectief zorgt ervoor dat het beeld van de scène op de sensor van de camera terecht komt. Zeker bij HDcamera’s is de kwaliteit van het objectief zeer belangrijk. Het heeft geen zin om een camera met HD-resolutie te kiezen wanneer het objectief geen HD-resolutie doorlaat. Bij gebruik van HD-camera’s moet men Super Resolutie (SR) objectieven gebruiken; deze objectieven zorgen ervoor dat in alle omstandigheden de volledige resolutie op de sensor terecht komt. Bij een traditioneel objectief zal bij een fel verlichte scène de iris zover mogelijk worden dichtgeknepen. Een kleine irisopening (F/16 in figuur 2b) zorgt er echter voor dat het objectief niet de volledige resolutie doorlaat. Er gaat dus scherpte in het beeld verloren. Een SR-objectief heeft de eigenschap dat de iris nooit zover wordt dichtgeknepen (niet verder dan F/8, zie figuur 2a) dat het beeld onscherp wordt. Het resultaat: scherpe beelden ook bij een scène met veel licht.
20 pix/meter
Classification 40 pix/meter
Figuur 2a: Afbeelding via objectief met F/4 iris, die de volledige resolutie weergeeft.
Recognition 60 pix/meter
identification 150 pix/meter
Figuur 2b: Afbeelding via objectief met F/16 iris; het beeld is onscherp omdat niet de volledige resolutie wordt doorgelaten.
Camera
Aan de hand van bovenstaand schema kan met behulp van de volgende formule het gezichtsveld van de camera bepaald worden: Gezichtsveld camera = Camera Resolutie (horizontale pixels) pixels per meter
De camera is uiteraard een zeer belangrijk onderdeel van de keten. Belangrijke eigenschappen van camera’s die invloed hebben op de bruikbaarheid / kwaliteit zijn: • Resolutie - Zoals aangegeven bij de DCRIclassificatie is een minimaal aantal pixels nodig voor identificatie. Dit kan uiteraard 27
zowel met SD- als HD-camera’s worden gerealiseerd. Met een HD-camera is identificatie op grotere afstand mogelijk. • Lichtgevoeligheid - Voor het duidelijk herkenbaar weergeven van personen in omstandigheden met weinig licht is de lichtgevoeligheid van een camera zeer belangrijk. Veel camera’s gaan beelden integreren bij weinig licht, dit verhoogt de lichtgevoeligheid maar zorgt ervoor dat bewegende objecten onscherp worden door ‘motion blur’. Hiermee is identificatie van bewegende personen haast onmogelijk. Een echt lichtgevoelige camera kan ook bij weinig licht bewegende objecten scherp vastleggen. De huidige sensortechnieken zorgen ervoor dat zelfs camera’s met hoge resolutie zeer lichtgevoelig zijn. De nieuwste generatie HD-camera’s overtreft zelfs de meest lichtgevoelige SD-bewakingscamera, het licht van de sterren is voldoende om een bruikbaar beeld te genereren. Bosch gebruikt hiervoor de zogenaamde starlight technologie. • Ruisonderdrukking - In omstandigheden met weinig licht gaan camera’s hun signaal versterken, hiermee wordt de lichtgevoeligheid verhoogd. Hierbij moeten we bedenken dat iedere sensor ruis genereert. Wanneer we het signaal versterken, zal ook de ruis worden versterkt tot een niveau dat het zichtbaar kan worden in het weergegeven beeld. Goede ruisonderdrukking zorgt ervoor dat de ruis beperkt blijft en geen invloed heeft op de herkenbaarheid van objecten in beeld. Een bijkomend voordeel van goede, ‘intelligente’ ruisonderdrukking is bandbreedte besparing. Hiermee wordt niet alleen het netwerk minder belast maar zijn ook forse besparingen op opslagkosten te realiseren. Bij slechte ruisonderdrukking zal ruis de overhand krijgen in het beeld. Of de ruis wordt teveel onderdrukt waardoor details verloren gaan. In beide gevallen is identificatie zeer lastig of zelfs onmogelijk. De nieuwste generatie IP-videocamera’s beschikken over het zogenaamde CPP4 (Common Product Platform) en zijn daarmee voorzien van intelligent Dynamic Noise Reduction (iDNR) voor een substantiële reductie van de bandbreedte. 28
Figuur 3a: Vorige generatie HD-camera’s, conditie: scène verlicht door licht van de sterren.
Figuur 3b: Nieuwe generatie HD-camera’s, conditie: scène verlicht door licht van de sterren.
• Kleurreproductie - Voor een goede herkenbaarheid is het zeer belangrijk dat kleuren natuurgetrouw worden weergegeven. Zeker in situaties waar camera’s met straatverlichting (natriumlampen en led-verlichting) te maken krijgen, levert kleurreproductie vaak problemen op. Een goede automatische witbalans zorgt ervoor dat de camera ook in lastige omstandigheden de juiste kleuren weergeeft.
Dynamisch bereik Bewakingscamera’s krijgen vaak te maken met tegenlicht situaties, bijvoorbeeld bij een ingang van een gebouw. Wanneer buiten de zon schijnt is het lastig om personen die naar binnen lopen goed herkenbaar in beeld te krijgen. Een camera met een hoog dynamisch bereik zorgt ervoor dat zowel de felverlichte als de minder verlichte delen goed worden weergegeven. Dit is mogelijk door gebruik van ‘dual exposure’. De camera legt de scène twee maal vast, met een korte belichting van de felverlichte delen en met een langere belichting van de donkere delen. Deze twee beelden wor-
den gecombineerd tot één beeld waardoor personen die de ingang binnenkomen goed herkenbaar zijn.
Intelligentie Steeds vaker zijn camera’s voorzien van intelligentie waarmee we de inhoud van het beeld kunnen analyseren. Hiermee kan de camera zelf bepaalde situaties herkennen en eventueel een operator alarmeren. Tegenwoordig zijn er ook camera’s die de aanwezige intelligentie gebruiken om hun beeldinstellingen te optimaliseren. De camera identificeert zelf de belangrijke objecten, zoals gezichten of bewegende objecten en past zijn beeldinstellingen aan zodat deze objecten optimaal worden weergegeven. Omdat de camera zijn instellingen dynamisch kan aanpassen is optimale herkenbaarheid te realiseren, ook bij wisselende omstandigheden. Een echte allround (24/7) bewakingscamera combineert bovenstaande eigenschappen zonder dat men handmatig instellingen hoeft te wijzigen. Een lichtgevoelige camera moet ook een hoog dynamisch bereik hebben; wanneer in het donker een ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
Figuur 4a: Camera waarbij de witbalans problemen heeft met de straatverlichting.
Figuur 4b: Camera waarbij de witbalans zorgt voor goede kleurweergave ondanks de straatverlichting.
auto door het beeld rijdt moet het beeld niet overbelicht raken door de koplampen van de auto. Een camera die deze eigenschappen combineert kan in de moeilijkste omstandigheden beelden genereren die optimale herkenning en dus bruikbaarheid mogelijk maken.
Transmissie en opnemen Het hart van een CCTV-installatie is het netwerk waarover de beelden ‘gestreamd’ worden. Een goed stabiel netwerk met voldoende bandbreedte is essentieel voor een betrouwbare CCTV-installatie met goede kwaliteit beelden. Om identificatie achteraf mogelijk te maken is het belangrijk dat we de beelden in de volledige kwaliteit opnemen. Systemen worden groter, meer camera’s verzorgen de opnames en de beelden worden voor langere tijd bewaard. Wanneer er een incident plaatsvond, moet men dus een grote hoeveelheid data doorzoeken om bijvoorbeeld tot identificatie van een dader te komen. Door gebruik te maken van intelligentie kunnen we opgenomen beelden slim doorzoeken. Een zoek
opdracht kan zijn: ‘geef alle personen met rode kleding weer’. Binnen enkele seconden wordt vervolgens uren aan opgenomen beeld geanalyseerd en worden alleen relevante resultaten weergeven. Dit is mogelijk wanneer de intelligente camera naast de beelden ook metagegevens opneemt. Voor een optimale bruikbaarheid is ook snelle toegang tot de relevante beelden belangrijk. Moderne camera’s kunnen uitgerust zijn met IVA (Intelligente Video Analyse) en zijn daardoor in staat de genoemde metagegevens op te nemen die later het zoeken vergemakkelijken en het tevens mogelijk maken bepaalde gegevens voor marketingdoeleinden ter beschikking te stellen. Via het IPP (Integration Partner Programma) van Bosch is het mogelijk voor (potentiële) business partners om gebruik te maken van de “intelligentie” van de Bosch camera’s middels Video SDK’s of andere tools / protocollen. Zie www.ipp.boschsecurity.com.
binatie van hardware en software nodig. Voor optimale herkenbaarheid is een echte CCTV-monitor belangrijk. Een goede CCTVmonitor biedt, naast dat hij geschikt is voor 24/7 gebruik, nog enkele andere voordelen. De monitor en de camera zijn gekalibreerd, en zijn dus optimaal op elkaar afgestemd. Hierdoor zijn op de monitor de details in zowel de lichte als donkere delen van het beeld duidelijk zichtbaar, waarbij ook de kleuren natuurgetrouw worden weergeven. Een goede monitor is zeer belangrijk om optimale herkenbaarheid en bruikbaarheid te realiseren en is dus een belangrijk sluitstuk in de CCTV-keten. Tegenwoordig gebruikt men ook steeds vaker mobiele apparaten om beelden op weer te geven. Een voordeel hiervan is dat vanaf elke gewenste locatie toegang tot de beelden mogelijk is. De beschikbare bandbreedte is in de meeste gevallen beperkt. Hierdoor is het haast onmogelijk hoge kwaliteit HD-beelden weer te geven. Nieuwe technieken als Dynamic Transcoding zorgen ervoor dat hoge kwaliteit beelden beschikbaar zijn over zeer lage bandbreedtes. Hiermee kunnen we HDbeelden naar mobiele apparaten streamen en is identificatie via mobiele apparaten ook mogelijk. Uit het voorgaande blijkt dat naast onderhoud en installatie alle componenten van de gehele CCTV-keten van scène tot scherm een belangrijke rol spelen om te komen tot een bruikbaar beeld. Een optimaal resultaat kan men alleen bereiken wanneer de verschillende componenten perfect op elkaar aansluiten ofwel te integreren zijn. Dit is het eenvoudigste te realiseren door componenten van één fabrikant te gebruiken.
Over de auteur: Boudewijn Hak is product marketing manager Video Systems bij Bosch Security Systems B.V.. Binnen deze functie is hij verantwoordelijk voor het gehele Video Systems portfolio in de Benelux.
Weergeven van beelden De laatste schakel in de keten is het weergeven van beelden. Hierbij is een com29
Hoe periodieke controles bijdragen Naar verwachting wordt eind september de herziene ISSOpublicatie 27 ‘Luchtfilters’ gepubliceerd. Deze publicatie draagt bij aan het maken van de juiste keuze ten aanzien van de te plaatsen filters in luchtbehandelingsinstallaties en het onderhoud hierop. De publicatie richt zich op de kwaliteitseisen die we aan luchtfilters voor ventilatiesystemen en luchtreinigers mogen stellen. Uiteindelijk blijkt namelijk dat we, als het gaat om een veilig en gezond binnenmilieu, de meeste winst behalen wanneer we niet meer curatief maar preventief gaan handelen. Auteur: Marc Lurvink
Voor het juist toepassen van luchtfilters is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de soort verontreiniging die in de buitenlucht voorkomt en in de betreffende ruimte. Op basis hiervan en op basis van de gewenste luchtkwaliteit kan men het juiste filter kiezen. Naast een correcte en lekdichte montage van het filter is het van belang dat de luchtkanalen schoon zijn en dat de installatie op de juiste manier blijft functioneren. Onderhoud is van wezenlijk belang, evenals het regelmatig vervangen van luchtfilters. Aanvullend hierop pleiten wij voor periodieke controles. Niet alleen van de filters zelf, maar ook van de ruimtelucht, de luchtbehandelingsinstallatie en de kanalen. In dit artikel gaan we in op het belang van een veilig binnenklimaat, zowel op de korte als op de lange termijn. We staan stil bij de preventieve mogelijkheden en leggen vervolgens uit op welke manier we controles uitvoeren, geïllustreerd met enkele praktijkvoorbeelden. 30
Een veilig binnenklimaat We maken onderscheid tussen de veiligheid van het binnenklimaat op korte termijn en die op de lange termijn. Een veilige werkplek op de korte termijn heeft te maken met het voorkomen van acute vergiftiging door giftige stoffen en verdringing van zuurstof. Een voorbeeld hiervan is het werken in de omgeving van
processen waarbij gevaarlijke chemische of biologische stoffen vrijkomen zoals op een industriecomplex of in de afvalverwerking. Naast het voorkomen van vergiftiging moeten we zware vervuiling van de luchtkanalen voorkomen. Dit kan er namelijk voor zorgen dat een eventuele brand zich snel weet te verspreiden. Wanneer we bijvoorbeeld naar offshore locaties kijken, zien we dat de werknemers volledig zijn aangewezen op de luchtbehandelingsinstallatie. Ramen kunnen de werknemers uit veiligheidsredenen niet openen. De afzuigkanalen van keukens (met vet vervuilde kanaalwanden) en wasserettes (droog stof) raken als eerste vervuild (zie afbeelding 1). Deze afbeelding geeft duidelijk de noodzaak van periodieke controles en inspecties aan. De reiniging van vervuilde kanalen kan in deze gevallen uitkomst bieden. Een veilig binnenklimaat op de lange termijn staat voor een gezonde omgeving zonder hinder en/of gezondheidsklachten. Onder andere in kantoorsituaties zien we met regelmaat bovengemiddeld veel klachten. Vaak zijn er al diverse acties ondernomen om deze klachten weg te nemen. Wanneer resultaat uitblijft, wordt er vaak een arbeidshygiënist ingeschakeld, onder meer om een objectieve beoordeling te kunnen geven van de luchtbehandeling en de kwaliteit van de ingeblazen lucht.
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
aan een veiliger binnenmilieu Voorkomen van kosten Op het moment dat mensen klachten uiten over het binnenklimaat, is er vaak al iemand door ziekte uitgevallen. Uit ervaring weten we dat we veel werkplekken veiliger kunnen maken door preventief controles uit te voeren. Vooraf controleren of het binnenklimaat goed is en op tijd bijsturen helpt om problemen te voorkomen. We begrijpen dat bedrijven dit vaak zien als een extra investering. De vraag is alleen of zij wel eens hebben nagedacht wat het hen kost wanneer een werknemer uitvalt wegens ziekte? Of wat het kost om alle interne klachten af te handelen? En welke kans het bedrijf loopt op reputatieschade op het moment dat er iets mis gaat met de veiligheid van het personeel? Daarnaast is algemeen bekend dat het binnenklimaat in steeds belangrijkere mate de prestaties van de werknemers bepaalt en grote invloed heeft op de arbeidsvreugde van medewerkers. Uit preventief oogpunt verdienen de kwaliteitseisen die we aan de lucht en het binnenklimaat stellen ook een meer prominente plaats tijdens nieuw- of verbouwprojecten. Vaak zien we dat de eisen in een bestek zich beperken tot de ventilatie per ruimte, temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. Dit terwijl de kwaliteitseisen over bijvoorbeeld microbiologische vervuiling en (fijn)stof minstens zo belangrijk zijn voor een veilig binnenmilieu.
Controle van de lucht
nen andere soorten luchtmonsters worden genomen afhankelijk van de omgeving waarin men werkt. Voorbeelden hiervan zijn metingen van (fijn)stof in kantoorpanden die langs wegen of bouwputten zijn gevestigd. Of metingen van oplosmiddelen en aldehyden op nieuwbouwlocaties. Tevens is het mogelijk om een scala aan controle- en inspectiemiddelen in te zetten om bijvoorbeeld de herkomst van een irritante geur te achterhalen. Metingen van de ruimtelucht geven een duidelijk beeld van de vervuiling van de ingeblazen lucht en de vervuiling van de ruimte zelf. Als referentiekader moeten we altijd een buitenluchtmonster nemen om deze te vergelijken met de andere monsters. Aan de hand van de uitkomst van deze metingen kunnen we de juiste acties ondernemen. Schone inblaaslucht gecombineerd met een vervuilde ruimtelucht geeft bijvoorbeeld te denken over de kwaliteit van de schoonmaakdienst. Is de buitenlucht schoon maar wordt er een sterke vervuiling achter het filter gemeten, dan is er sprake van een vervuild filterpakket of vervuilde secties in de HVAC-installatie. Als de lucht buiten en in de filtersectie schoon is maar verderop in de luchtbehandelingsinstallatie meten we vervuiling, dan kan het betekenen dat het tussenliggende deel vervuild is.
Controle van de luchtbehandelings installatie en kanalen
Naar aanleiding van de luchtmetingen kan het nodig zijn om de vervuiling in luchtbehandelingsinstallaties en kanalen aan een nader onderzoek te onderwerpen. Doorgaans gebeurt dit door middel van een visuele inspectie. Op moeilijke plaatsen en bij inwendige kanalen wordt een boroscoop/endoscoop gebruikt (zie afbeelding 3). Een meerwaarde van een dergelijk onderzoek is dat we de warmte/ koude-afgifte van de condensors in de HVAC kunnen controleren. Ervaring leert dat reiniging een verbetering geeft van de temperatuurafgifte van 3 tot 6°C en in het algemeen een energiebesparing van ruim 30%. Hierdoor betaalt een reiniging zich snel terug. Reiniging van de HVAC-installatie heeft ook het voordeel dat vervuiling beperkt blijft en dat bijvoorbeeld bodemplaten en ventilatorframes niet versneld oxideren. Daarnaast kijkt men bij monstername van de lucht in de kasten (luchtmonsterstrips) en van de oppervlakken (swabs) naar de mate van microbiologische vervuiling. Als men in de installatie luchtbevochtiging toepast, is het verstandig om de microbiologische groei in de gaten te houden. Dit is zelfs verplicht ten aanzien van legionella als het adiabatische luchtbevochtiging betreft. Controleer in dat geval direct of er een actuele legionellarisicoinventarisatie en beheersplan is en of men de benoemde maatregelen opvolgt.
De eerste stap naar een veiliger binnenklimaat is een controle van de luchtkwaliteit. Dit kan aan de hand van een klimaatmeting (T, RH en CO2). Maar er kunnen ook microbiologische monsters worden genomen, wat een goed beeld geeft van de algehele luchtkwaliteit. Deze monsters worden geanalyseerd op bacteriën, schimmels en gisten. De soorten en hoeveelheid van de aangetroffen micro-organismen geven belangrijke informatie over de luchtkwaliteit (zie afbeelding 2 en 2a). Daarnaast kun
31
Controle van de filters Een vuile filtersectie in een HVAC-installatie (zie afbeelding 4) hoeft tijdens een visuele inspectie niet per definitie aan te tonen dat dit filter de doorgezogen lucht sterk vervuilt. Wanneer meer informatie nodig is over de werking van het filterpakket en de vervuiling hiervan dan kunnen we door diverse labtesten (o.a. druktesten en microscopie) de mate van vervuiling, verzadiging en effectiviteit bepalen. Het rendement van de luchtfilters wordt gebaseerd op een gemiddeld vangstpercentage. In de NENEN 779 staan de verschillende meetmethodes nader uitgelegd. Wanneer na een dergelijke controle blijkt dat de eigenaar de filters moet vervangen, is het belangrijk dat dit op een hygiĂŤnische manier gebeurt. Dit betekent dat de medewerkers tijdens het vervangen van vuile filters wegwerphandschoenen dragen en/of de handen moeten wassen. Dit voorkomt een kruisbesmetting met de nieuwe schone filters. Ook wordt het dragen van adem32
bescherming geadviseerd om inademing van hoge concentraties micro-organismen, vezels en/of verzameld stof te voorkomen. Deze aandachtspunten staan uiteraard in de herziene ISSO-publicatie 27.
Opbrengst en meerwaarde Concluderend kunnen we stellen dat een veilig binnenklimaat aandacht nodig heeft. Aandacht in de zin van controles van de luchtkwaliteit, de luchtbehandelingsinstallatie, filters en kanalen. De meeste winst valt te behalen door een omslag te maken van curatief handelen naar preventief handelen. Op die manier kunnen we klachten voorkomen en reinigingsacties voortijdig inzetten. De meerwaarde voor bedrijven is het voorkomen van klachten en uitval van medewerkers, het voorkomen van mogelijke, toekomstige claims (we zien dat bedrijven met Amerikaanse moederbedrijven bovengemiddeld voor de veiligheid en gezondheid zorgen) en voor besparing van
energiekosten. We adviseren om los van eventuele klachten periodieke controles ten behoeve van de luchtkwaliteit in te plannen. Gecombineerd met meer aandacht in een bestek voor kwaliteitseisen op het gebied van micriobiologische vervuiling en (fijn)stof, zal dit zeker bijdragen aan een veiliger binnenklimaat.
Over de auteur: Ing. Marc Lurvink is register arbeidshygiĂŤnist en adviseur bij Kalsbeek BV. Het bedrijf richt zich al meer dan 65 jaar op de Water, Legionella en lucht. Binnen deze laatste discipline helpt hij bedrijven met het voorkomen en verhelpen van arbo- en veiligheidsvraagstukken. Hij is betrokken geweest bij de totstandkoming van de ISSO-publicatie 27.
ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
Het denken over netwerkbeveiliging moet fundamenteel veranderen Wie het thema Veiligheid behandelt, kan en mag vandaag de dag niet voorbij gaan aan computerveiligheid. De gevolgen en de schade wanneer internet het op landelijke schaal een dag lang niet doet, zijn niet te overzien. En denk ook maar eens aan de diverse, essentiële diensten die we binnen onze maatschappij op zo’n moment niet meer kunnen leveren. Dit zorgt niet alleen voor grote overlast maar zelfs voor potentieel gevaarlijke situaties. In dit artikel willen wij als Cisco, maker van netwerkapparatuur, uiteen zetten waarom in een snel veranderende wereld, met grenzen die steeds verder vervagen, het denken over netwerkbeveiliging fundamenteel moet veranderen. Auteur: Joep Remkes
De razendsnelle opkomst van mobiele apparatuur vraagt om een hele andere kijk op hoe we computernetwerken moeten beveiligen. De oplossingen die op dit moment gebruiken, zijn erop gericht om de fysieke infrastructuur te beschermen. Het traditionele beveiligingsbeleid praat in termen als ‘de bedrijfs-pc’, een IP-adres, een netwerkpoort of een applicatieprotocol. Maar in onze steeds mobielere wereld, waarin grenzen vervagen, is deze aanpak steeds minder doeltreffend. Om een antwoord te vinden op de nieuwe netwerk- en beveiligingsdynamiek moeten we beveiligingsarchitecturen veel intelligenter maken. Wat we nodig hebben is een ‘taal’ waarmee we beveiligingsbeleid kunnen definiëren in termen als wie, wat, waar, wanneer en hoe. We moeten beveiliging scheiden van de fysieke infrastructuur eronder. En het moet zo in elkaar steken dat we deze regels direct overal ter wereld kunnen toepassen.
Bewustzijn van de context Cisco ontwikkelde een nieuwe architectuur voor de beveiliging van deze grenzeloze
33
netwerken. Daarmee is het mogelijk om beveiligingsbeleid op een hogere laag te definiëren en af te dwingen. Hiervoor moeten we kijken naar de context van de gebruiker; hebben we te maken met bijvoorbeeld een sales manager, een receptioniste of een engineer. Welk device heeft deze gebruiker, is dit een beveiligde laptop of een privé meegenomen, mobiel device (een Bring Your Own Device)? Maakt de gebruiker een verbinding met het bedrade netwerk, met het draadloze netwerk, of komt hij via een VPN-verbinding op het netwerk? Al deze informatie is van invloed op het beveiligingsniveau binnen het netwerk. Het is belangrijk om te kijken met welke applicaties de gebruiker verbinding maakt, zeker als dit applicaties zijn die op het internet beschikbaar zijn. Vaak onbewust maken gebruikers verbinding met een applicatie die door hackers is gemaakt. Deze applicaties zijn op het eerste gezicht niet van echt te onderscheiden, maar kunnen veel schade toebrengen. Ook een ogenschijnlijk onschuldige advertentie op een nieuwswebsite kan een gebruiker naar zeer schadelijke websites leiden. Om dit te voorkomen worden dit soort websites en applicaties in een database bijgehouden. Deze intelligente beveiliging gebruikt scanmethoden - sensoren die netwerken afspeuren op onraad - van een nieuwe generatie. Cisco integreert deze scantechnieken volledig binnen de Cisco’s SecureX Architecture. Op deze manier kunnen de activiteiten van een hacker aan de andere kant van de wereld direct worden opgemerkt. Vervolgens delen wij deze informatie met andere netwerkapparatuur en eindpunten, waarna het verkeer van de server van de hacker naar het bedrijfsnetwerk wordt geblokkeerd. Dat netwerk ‘weet’ immers dat dit afkomstig is van iemand die niet te vertrouwen is.
Einde van het statische eindpunt De meeste beveiligingsoplossingen die nu in gebruik zijn, zijn ontworpen in een tijd waarin zakelijke netwerken relatief statisch waren. Medewerkers kwamen op kantoor, gingen aan hun bureau zitten en gebruikten een pc die maar zelden van plaats wisselde, omdat die met een netwerk34
kabel aan de muur was verbonden. De pc beschikte over een beperkte hoeveelheid software, waaronder programma’s voor beveiliging en configuratie. Dit zakelijke eindpunt was één van de primaire plekken voor beveiligingsmaatregelen. Tegenwoordig is dit traditionele eindpunt uiteengespat in duizenden brokstukken. De hoge snelheid van innovaties op het gebied van eindpunttechnologie veroorzaakt de ene na de andere golf van consumentenapparatuur, die stuk voor stuk ook de onderneming zijn binnengekomen. Bovendien functioneren bedrijven in steeds complexere relaties met partners, toeleveranciers, onderaannemers en klanten. Dit heeft tot gevolg dat de heldere lijn tussen werknemers en niet-werknemers verdwijnt. Bij verschillende ondernemingen is het aantal niet-werknemers dat bepaalde bedrijfsinformatie moet kunnen inzien, al vele malen groter dan het aantal werknemers in vaste dienst die de desbetreffende informatie nodig heeft. Deze trends en ontwikkelingen hebben bij veel IT-strategen het besef doen ontstaan dat een gecontroleerde configuratie van het eindpunt niet meer volstaat.
Ook data worden mobiel Mobiel werken en het proces van wereldwijd outsourcen naar de goedkoopste productieplekken creëren dynamische, ongecontroleerde en zeer mobiele gebruikersgemeenschappen. Toch zijn niet alleen de gebruikers die mobiel zijn geworden, zakelijke data zijn dat ook! De snelle groei van virtualisatietechnieken in het datacenter, cloud computing en bijvoorbeeld Software-as-a-Service (SaaS) betekent dat het voor IT-teams steeds lastiger wordt om met hun vinger ergens naar te wijzen en te zeggen: ‘Kijk, mijn data zijn daar’. Niettemin zijn de zakelijke voordelen van virtualisatie en cloud computing moeilijk te onderschatten. Cisco kiest ervoor om computertechnologie aan te bieden zoals nutsbedrijven dat doen: je doet de kraan open en er komt water uit, zonder dat je je hoeft te bekommeren waarom dat zo is, of waar dat water vandaan komt. Dit zogeheten Cisco Unified Computing System bevat de bouwblokken op het gebied van computers, opslag en
netwerkcapaciteit, en dat alles binnen een nutsraamwerk. Nieuwe applicaties kunnen we op die manier dynamisch ter beschikking stellen en naar wens via de infrastructuur naar een publieke cloud, een private cloud of naar het bedrijfsnetwerk verplaatsen. Dit computermodel biedt enorme voordelen, maar het breekt ook met het traditionele beveiligingsmodel. Want waar zet je in deze gevirtualiseerde infrastructuur de firewall? Traditionele firewalls zijn gebouwd op noties als IP-adres, netwerkpoort en applicatieprotocol. Nu datacenters meer en meer gevirtualiseerd worden, moeten we dit concept opnieuw tegen het licht houden.
Blauwdruk voor nieuwe beveiliging Om de nieuwe onderneming in deze nieuwe wereld te beveiligen, hebben we een nieuwe architectuur nodig. Volgens Cisco heeft dit nieuwe model onder meer de volgende belangrijke kenmerken: • We gaan een hogere beleidstaal gebruiken die de complete context van een situatie begrijpt - het wie, wat, waar, wanneer en hoe van beveiliging. • We kunnen securitybeleid consistent afdwingen, voor elk type gebruiker, het apparaat dat hij gebruikt en de manier waarop hij verbinding maakt met het netwerk. • De architectuur zal hybride van aard zijn en virtuele en fysieke werelden omspannen, alsmede bedrijfsnetwerken en de cloud; ook dat maakt dat we securitybeleid naadloos en consistent kunnen afdwingen. • De architectuur beschikt over wereldwijde kennis van dreigingen op het moment dat ze ontstaan en kan die kennis gebruiken om applicaties en gebruikers in realtime te beschermen. • We gaan naar zeer gedistribueerde beveiliging, wat betekent dat beveiliging dichter naar de eindgebruiker of de applicatie wordt gebracht, op welke plek deze zich ook bevinden. Feitelijk is dit geen blauwdruk voor de toekomst, maar een concept dat we vandaag al nodig hebben. Daar heeft Cisco de SecureX Architecture ontwikkeld. Dit concept werkt op een solide basis, ISSO ThemaTech - september 2013 - veiligheid
gebouwd met technologie die garandeert dat de netwerkarchitectuur op geen enkele manier is gecompromitteerd. Er bovenop plaatst men appliances, modules of clouddiensten die beveiliging afdwingen. Deze architectuur kan met alle apparatuur in de organisatie omgaan, variërend van de traditionele zakelijke pc of Mac tot aan iPads en smartphones. Al dan niet met hulp van Cisco AnyConnect kunnen we deze apparaten aan de netwerkbeveiliging koppelen - uiteraard allemaal naadloos.
Inspectie op basis van context De kern van de SecureX-architectuur zit ‘m in de mogelijkheid om informatie in een context te kunnen bekijken. Dit is een belangrijke verandering ten opzichte van de traditionele architectuur, die focust op contentinspectie, ofwel het kijken naar data. Inmiddels hebben hackers al weer nieuwe wegen gevonden om hun content te maskeren en zo beveiligingsmaatregelen te omzeilen. Vooruitlopend op deze ontwikkeling heeft Cisco al meer dan tien jaar geleden contextinspectie succesvol geïntroduceerd om het probleem van e-mail spam tegen te gaan. Behalve naar de data zelf, kijken we daarbij ook naar de identiteit van de zendende mailserver, de zendgeschiedenis ervan, zijn locatie, enzovoorts. Is dit een verdachte mailserver, dan accepteren we hier geen mail van. Dezelfde logica gebruiken we ook portfoliobreed voor webproxy’s, firewalls en IPS-systemen. Al deze apparaten kunnen immers profiteren van de beschikbare contextinformatie. Vervolgens breiden we dit ‘contextuele bewustzijn’ uit met een op regels gebaseerde toegangscontrole voor alle gebruikers en alle apparatuur die willen inloggen op het gedistribueerde netwerk. Autorisatie van gebruikers vindt plaats op basis van het inmiddels bekende rijtje wie, wat, waar, wanneer en hoe. Ook vindt er analyse van apparatuur plaats om vast te stellen of ze voldoen aan het beveiligingsbeleid van het bedrijf. Zijn de apparaten eenmaal verbonden met het zakelijke netwerk, dan krijgt al het verkeer een uniek, contextgebaseerd label dat aangeeft welke toegangsrechten dit apparaat heeft. Wanneer deze data
door het netwerk bewegen, bijvoorbeeld met het verzoek om salesinformatie in te zien, dan lezen de netwerkapparaten langs het datapad dit label en zetten op basis daarvan bepaalde netwerkbestemmingen of resources ‘open’, terwijl andere dichtblijven. Ook introduceren wij een vorm van databeveiliging die men gebruikt om verbindingen automatisch te versleutelen. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer het beveiligingsbeleid bepaalt dat elke medewerker van de boekhoudafdeling die op de salarisserver wil kijken zijn data moet beveiligen.
Vervagende grenzen
De beveiligingsarchitectuur van Cisco gebruikt scanelementen die voor vervaging zorgen van de lijnen tussen een firewall, een inbraakpreventiesysteem voor netwerken, antivirusmaatregelen, een web-proxy en een oplossing om de toegang tot het netwerk te beheren. Belangrijk is dat deze architectuur van zichzelf intelligent is. Zij weet welke applicatie men gebruikt of op welke specifieke site de gebruiker inlogt. Ze weet ook wanneer een gebruiker op het netwerk inlogt, welk uur van de dag het is en met welk device men het netwerk benadert (iPad, smartphone, desktop-pc of welk ander apparaat dan ook). Bovendien onthoudt deze techniek of dat apparaat ooit gecompromitteerd is geweest en welke rol de gebruiker in de organisatie vervult. De werkplek verandert, en dat dwingt ons allemaal om op een andere manier over beveiliging na te denken. Cisco vereenvoudigt het opstellen en afdwingen van beveiligingsbeleid en doet voor beveiliging wat content delivery networks (CDN’s) voor webpagina’s doen - namelijk pagina’s sneller afleveren. We verplaatsen het proces van scannen en beschermen richting de gebruiker, waar die zich ook bevindt. Door security opnieuw uit te vinden, kunnen we de traditionele portier voor de deur veranderen in een enabler, die organisaties in staat stelt de vruchten van de nieuwste technologie te plukken. Beveiliging wordt zo een wapen in de concurrentiestrijd, niet door wat ze allemaal buiten houdt maar door wat ze naar binnen laat: de grote vernieuwingen van de toekomst.
Over de auteur Joep Remkes is System Engineer Security & Wireless bij Cisco in Amsterdam.
35
Elektrotechniek 2013: kennis delen en slimmer samenwerken
Va k b e u r s h e l p t e - i n s ta l l at e u r n i e u w e k a n s e n t e b e n u t t e n
Meer dan ooit gunt de vakbeurs Elektrotechniek 2013 bezoekers een kijkje in de toekomst, voorbij de crisis. Waar liggen de kansen voor de elektro-installateur? Met welke innovaties creëer je morgen business? Slimmer samenwerken en kennis delen om gezamenlijk de kansen te grijpen die er zijn dankzij een aantal maatschappelijke trends.
E-Future Arena Nieuw op de beurs is de E-Future Arena in hal 10. Hier krijgt de bezoeker trends gepresenteerd die de sector in de toekomst gaan beïnvloeden. Waar gaat de elektro-installatietechnische branche naar toe in 2020? Iedere ochtend wordt er begonnen met een wake-up call, een prikkelende presentatie; daarna komen thema’s die van belang zijn voor de sector zoals e-mobility, energieneutrale stad en smart grids, e-health, thuiszorg van de toekomst dankzij e-technology aan de orde. ‘s Middags geeft een captain of industry zijn visie op het beursthema Slimmer Samen Werken. Uneto-VNI presenteert elke dag een ander blok uit de studie Radar 2020, gevolgd door een paneldiscussie. Onder andere BIM, de human capital agenda en de nieuwe werkelijkheid zijn onderwerpen die vanuit verschillende invalshoeken bediscussieerd zullen worden. Om de dag vol energie af te sluiten wordt geëindigd met een Power Up. Bij ‘Durf te vragen on stage’ wordt Twitter naar de beurs gebracht. Vragen en problemen die leven in de zaal zullen met en door iedereen worden behandeld, een levendige livecase die leidt tot tips en oplossingen.
Slimmer Samen Werken Samen met de activiteiten die de exposanten ondernemen, biedt Elektrotech-
niek 2013 de bezoekers veel inspiratie en innovaties om gezamenlijk het herstel na de crisis in te zetten. Michiel Nijhuis: “Niet voor niets hebben we als algemeen thema Slimmer Samen Werken gekozen. We willen met de brancheverenigingen een oproep doen aan de sector: willen we uit deze crisis geraken, dan moeten we elkaar meer opzoeken, kennis brengen en delen om met zijn allen de stap vooruit te maken. Daar gaat deze beurs over: kennis delen en Slimmer Samen Werken.”
Drie pijlers De drie beurspijlers energie, industrie en installatie zijn dit jaar nadrukkelijk zichtbaar op de beurs, die opnieuw de hallen 7 tot en met 12 van de Jaarbeurs Utrecht beslaat (van 30 september tot en met 4 oktober). Project manager Michiel Nijhuis: “Zodra de bezoeker zich registreert, geeft hij zijn voorkeur op. Aan de hand daarvan maken we automatisch voor elke bezoeker individueel een soort dagprogramma,
inclusief een plattegrond met interessante exposanten rond dit thema en een lijstje van lezingen en presentaties die aansluiten bij de interesses.”
Veel congressen en lezingen Elektrotechniek biedt dit jaar naast een hoeveelheid aan exposanten een breed aanbod van lezingen, presentaties en andere activiteiten. Op maandag vindt er in samenwerking met de Nederlandse Licht Associatie (NLA) het Lichtcongres plaats. Dinsdag is er het Domotica-congres, onder andere in samenwerking met de stichting SmartHomes. “Twee jaar geleden was dit een groot succes. Er zijn echter veel nieuwe ontwikkelingen sindsdien geweest zodat we er ook dit keer veel van verwachten”, zegt projectmanager Michiel Nijhuis. De vakbeurs Elektrotechniek 2013 richt zich op de elektrotechnische installateur en de industrie. De beurs vindt van 30 september tot en met 4 oktober plaats in de Jaarbeurs Utrecht. Meer informatie: www.elektrotechniek-online.nl.
Elektrotechniek 2013 richt zich op de elektrotechnische installateur en de industrie. De beurs vindt van 30 september tot en met 4 oktober plaats in Jaarbeurs Utrecht. Meer informatie en gratis toegang is verkrijgbaar op www.elektrotechniek-online.nl.
Omslag 3 - advertentie Van Liem
Omslag 4 - advertentie Technische Unie