Vakwijzer juli 2017

Page 1

KvINL

VAKWIJZER Vakinformatie voor KvINL-erkende en -gecertificeerde bedrijven

Jaargang 10 - juli 2017 - nummer 02

2

• Webinar Woningventilatie • Aangepaste BRL 6000-21 • Hot topic: NEN 3140 • Register ComfortInstallateurs • Studiepuntentraject KvINL


INHOUD Voorwoord & Colofon

2

KvINL-nieuws

3

W-techniek Agenda Nieuws

8 8

Basiskennis

10

Technische vragen

13

De Geschillencommissie

14

E-techniek Nieuws

16

Agenda

18

Basiskennis

19

Technische vragen

22

Uit de praktijk

23

Uitgelicht

26

COLOFON KvINL Postbus 7103 2701 AC Zoetermeer Tel. 079 321 79 93 Fax. 079 323 00 56 www.kvinl.nl info@kvinl.nl Met medewerking van Tekst: Bureau Stijlmeesters, Mari van Lieshout, Eric van der Blom, Fred Vos, Stéphanie Korpershoek, Anton Kerkhofs, Marjolein de WitBlok, Kerstin van Tiggelen. Fotografie: Arno Massee Fotografie (Met dank aan Hans Buitenhuis, DWA, Project buitenHUIS), Bram Budel, uneto-vni, Eric de Vries, Ton Borsboom, Twan de Veer, industrie.

2

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

Toekomstbestendig op contouren Er zijn weinig sectoren die de afgelopen jaren zo de ogen van politiek en samenleving op zich gericht zagen als de installatiesector. Deels is dat het gevolg van de rol die de installateur speelt bij de energietransitie, deels heeft het te maken met de kritische blik waarmee de activiteiten van de installateur worden gevolgd. Opgemerkt worden is prettig, maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat ik met de aandacht niet altijd onverdeeld gelukkig was. Ik breng nog maar eens de publiciteit rond het rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid over het koolmonoxidegevaar in herinnering. Het stelsel van erkenningen en certificeringen bleek te weinig garantie te bieden voor de kwaliteit van de installatie. Ook de installatiebedrijven zelf stonden volgens een onderzoek van tns Nipo uit 2014 tamelijk kritisch tegenover het stelsel. En ondertussen wordt steeds meer de impact van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) op onze sector duidelijk. Het zijn vele ontwikkelingen die voor KvINL de aanleiding vormen om de bestaande erkennings- en certificeringsregelingen eens goed tegen het licht te houden en om te vormen tot werkbare en toekomstbestendige instrumenten. Het heeft geresulteerd in ingrijpende aanpassingen van bestaande regelingen maar ook in het ontwerp van nieuwe regelingen met soms vergaande eisen. Enerzijds werden we daartoe gedwongen door de overheid. Anderzijds was het een eigen keuze. Een keuze, ingegeven door de installateurs die beseffen dat alleen transparante en degelijke regelingen inclusief controles een goede opleveringskwaliteit kunnen garanderen en daarmee ook continuïteit van de sector. We zijn inmiddels een stuk verder. De contouren van de nieuwe structuur beginnen zich steeds meer af te tekenen en intussen zijn we al zover dat we aan de details toekomen. Duidelijk is dat de scheidslijn tussen erkenningen en certificeren vervaagt. In de nieuwe en aangepaste regelingen is sterk de nadruk komen te liggen op de kwaliteit van de uitvoerend monteur en op de controle van de werkzaamheden. Het zal u duidelijk zijn dat bij de verdere vormgeving van de regelingenstructuur een hechte samenwerking essentieel is. En KvINL gaat die samenwerking dan ook aan met overheid, certificerende instellingen, onderwijsinstellingen en kennisinstituten; kortom alle organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan het doel dat zo mooi in onze naam besloten ligt: kwaliteit van installaties. Het zal van u de nodige investeringen vragen. Ik heb er al vaker op gewezen: personeel zal nog meer geschoold moeten worden en ook de administratie brengt extra kosten met zich mee. Maar daar staat tegenover dat u voldoet aan de wettelijke voorschriften en dat een goed kwaliteitssysteem uw faalkosten omlaag brengt. Het leer- en verbeteringsproces zal nooit helemaal afgerond zijn. Dat mag ook niet in een dynamische sector. Maar onze voortdurende inspanningen zullen er wél toe leiden dat het kwaliteitssysteem van de erkende installateurs toekomstbestendig is.

Dick Tommel, voorzitter KvINL.


KvINL-Nieuws

Na de zomer meer duidelijkheid over aangepaste erkenningsregelingen Zodra de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen van kracht wordt, zullen de erkenningsregelingen die KvINL uitvoert daarop moeten aansluiten. Met de Erkenningsregeling Woningventilatie (zie het artikel elders in deze Vakwijzer) is de eerste aangepaste erkenningsregeling een feit. Maar ook aan het aanpassen van de andere erkenningsregelingen wordt hard gewerkt. Na de zomer is daar meer duidelijkheid over. KvINL geeft de erkenning af voor verschillende werkgebieden. Dit zijn inmiddels al meer dan tien verschillende erkenningsregelingen voor vakdisciplines die variëren van gastechniek tot elektrotechniek en van riolering tot zonne-energie. Voor al die regelingen zijn aanpassingen nodig om aan de nieuwe Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen te voldoen. ‘Maar op dit moment is het nog niet duidelijk wat die aanpassingen zijn en hoe ingrijpend ze zijn. Dat verschilt echt enorm’, zegt Wil van Ophem, directeur technische zaken van KvINL. Template is gereed ‘Het belangrijkste is dat we nu wel de template met de algemene teksten gereed hebben op basis waarvan we die aanpassingen straks voor al die erkenningen gaan doorvoeren. Met zo’n model verwachten we dat het straks relatief eenvoudig is om dat voor alle regelingen op een voortvarende manier aan te pakken en per gebied de technische eisen toe te voegen. We zullen deze zomer dan ook niet stil zitten. De verwachting is dat we direct na de zomerperiode, begin september, de tweede en volgende, aangepaste erkenningsregelingen ter goedkeuring bij het College van Deskundigen kunnen aanbieden.’

Vakpaspoort als mogelijk bewijs van vakbekwaamheid

Criteria opleidingen vereisen afstemming Als er straks in het kader van de Regeling Gasverbrandingstoestellen strengere eisen gelden voor uitvoerend monteurs, zal die kennis en kunde bij controle ook aantoonbaar moeten zijn. Een speciale kaart waarop de kwalificaties staan vermeld – een vakpaspoort – zou een mogelijke oplossingsrichting zijn. Óf zo’n paspoort er überhaupt moet komen, wat de legitimiteit is en welke gegevens er dan precies op moeten staan, is momenteel een onderwerp waarover KvINL nadenkt. ‘We denken dat zo’n vakpaspoort een oplossing kan zijn’, zegt KvINL-directeur algemene zaken Hans van den Berg. Op dit moment praat KvINL met Otib en uneto-vni over de mogelijke invoering. Daarbij wordt ook gekeken naar al bestaande systemen, bijvoorbeeld het identiteitsbewijs voor epa-opnemers. ‘We moeten voorkomen dat uitvoerend monteurs straks meerdere passen bij zich moeten dragen.’ Afstemming opleidingen

Met het oog op de Regeling Gasverbrandingstoestellen is het zeer gewenst dat bijvoorbeeld roc’s inhoud en toetsing van hun opleidingen op elkaar afstemmen. Dat vindt Frank Herrebout,

docent en examencoördinator niveau 3 en 4 aan het Mondriaan College in de Haagse regio. De ervaren Herrebout is door KvINL gevraagd vanuit de onderwijssector mee te denken in een nog te vormen werkgroep. Wie een beroepsopleiding in de installatietechniek met een diploma heeft afgerond, voldoet daarmee nog niet vanzelfsprekend aan de vakbekwaamheidseisen die gekoppeld zijn aan de Regeling Gasverbrandingstoestellen. Daarvoor is eerst een toetsing nodig of deze opleiding voldoet aan de criteria. Deze criteria, die overigens nog geformuleerd moeten worden, zullen naar verwachting vergelijkbaar zijn met de opleidingseisen in de KvINL-erkenning. ‘Afstemming is goed om het veilig werken aan de installaties te garanderen en goed voor het perspectief van jongelui die van school komen,’ vertelt Herrebout. ‘Het Mondriaan College leidt op

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

3


KvINL-Nieuws

voor het mwti-diploma. Het bezit daarvan zou recht moeten geven om erkenning van de vakbekwaamheid aan te vragen.’ Belangrijke onderdelen

De mtwi-opleiding is de opvolger van de mit-opleiding en draait vanaf schooljaar 2016 – 2017. In tegenstelling tot de oude mit-opleiding zijn de modules over ontwerp, aanleg en onderhoud aan gas- en drinkwaterinstallaties in de mtwi-opleiding belangrijke onderdelen. ‘Wie deze opleiding heeft gevolgd heeft zoveel

kennis en kunde dat hij als erkend installateur kan werken’, vindt Herrebout. ‘Het is zeker vergelijkbaar met de vakbekwaamheid waarvoor ook Kenteq opleidt.’ Herrebout ziet al een praktische oplossing die hij in de werkgroep bespreekbaar wil maken: ‘Kenteq zou de toetsingscriteria voor haar vakbekwaamheidsopleidingen kunnen vertalen naar een landelijk examen. De roc’s zouden het examen kunnen inkopen en kunnen afnemen bij de leerlingen die deze opleidingsmodules hebben gevolgd.’

Studiepuntentraject geeft concrete invulling aan ‘Leven Lang Leren’ Na de zomer start de installatiesector met wat in de volksmond het studiepuntentraject heet. De officiële naam van de nieuwe regeling is de coec-Richtlijn, gericht op het bijhouden van het vakmanschap. Het doel is in elk geval helder: de vakman in de installatiebranche krijgt voor elke opleiding in een bepaalde discipline studiepunten. Die punten kan hij gedurende de jaren aanvullen als hij bijscholing volgt. Doet hij niets, dan verliest hij één punt per maand. Als hij zijn punten kwijt is, verliest hij ook zijn registratie als vakman in een bepaalde discipline.

De ontwikkelingen in het vakgebied gaan soms zo snel, dat het niet gewenst is dat iemand jaren achter elkaar niets aan bijscholing of kennisontwikkeling doet. Daarom zijn de verschillende organisaties in de installatiebranche unaniem in hun oordeel dat de invoering van het studiepuntentraject noodzakelijk is. Bovendien komt het ook voort uit een wens, een die breed in Europa leeft, om vakmensen breder en langer inzetbaar te houden. En dat kan alleen als mensen hun vakbekwaamheid, en de geldigheid daarvan, beter en langer aantoonbaar kunnen houden. Examencommissie bepaalt ‘Het meest uitdagende onderdeel ligt inmiddels achter ons,’ vindt Wil van Ophem, directeur technische zaken van KvINL, ‘namelijk zorgen dat we zoveel mogelijk partijen achter de door ons voorgestelde opzet en structuur krijgen. Inmiddels hebben we een

4

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

heldere beheersstructuur en de eerste examencommissie, in dit geval de epa-examencommissie, is al aan de slag om haar opleidingsaanbod en examens binnen het puntensysteem te gieten. KvINL heeft puur als taak om de structuur en de systematiek te waarborgen en te onderhouden. Wij zorgen ook dat de vakmensen hun punten bijgeschreven krijgen als de examencommissies bij ons aangeven dat iemand punten heeft verdiend. Maar het zijn de examencommissies van de verschillende opleidingen en

Op zoek naar ‘opfrisaanbod’ Diverse brancheverenigingen, opleidingsinstituten en kennisinstellingen zullen een zogeheten ‘opfrisaanbod’ aanbieden. Ook Isso en KvINL leveren daar een bijdrage aan.


KvINL-Nieuws

cursussen die bepalen hoeveel punten mensen krijgen voor bepaalde opleidingen, cursussen of kennisactiviteiten.’ Van 60 punten naar 0 Wel zijn er door KvINL en de Centrale Opleidings- en Examen Commissie bepaalde uitgangspunten als richtlijn vastgesteld. Zo krijgt een persoon na het afleggen van een geslaagd examen voor een bepaalde vakbekwaamheid maximaal 60 studiepunten. Elke maand na het behalen van het examen verliest hij automatisch 1 punt. Dat betekent dat hij of zij na 5 jaar 0 punten over heeft en daarmee automatisch zijn registratie als vakbekwaam persoon in een discipline kwijt is. Dit kan echter worden voorkomen door in die periode geregeld – op dat desbetreffende vakgebied – cursussen, opleidingen of andere bijscholingsactiviteiten te volgen. Bewuster werken aan kennis ‘Als erkende of gecertificeerde installateur zal je wat alerter moeten zijn op het bijhouden van je vakkennis dan voorheen’, denkt Van Ophem. ‘Natuurlijk doet elke zichzelf respecterende vakman aan kennisontwikkeling. Al is het maar het lezen van vakliteratuur of het bezoeken van seminars of netwerkbijeenkomsten. Maar in de toekomst kan het geen kwaad er iets bewuster mee bezig te zijn. Je

kunt in elk geval jezelf afvragen, bij het wel of niet bezoeken van bijeenkomsten, of deze bijdragen aan het vergaren van studiepunten. Het kan goed zijn dat een lezing, webinar of symposium, die je voorheen bezocht vanwege de netwerkfunctie, nu ook meteen studiepunten oplevert. Denk aan bijeenkomsten waarin nieuwe regelgeving of nieuwe normen worden toegelicht. Maar dat kan ook gelden voor producttrainingen van specifieke, nieuwe technieken. Een symposium van een dag kan zo 5 studiepunten opleveren en een eendaagse cursus misschien wel 10 studiepunten.’

Studiepunten bij registratie op QBISnl Op de website van QBISnl zijn alle vakbekwame vakmensen geregistreerd. Daar worden straks ook de studiepunten geregistreerd. Een opdrachtgever die de site bezoekt, zal niet kunnen zien hoeveel studiepunten iemand nog heeft. Maar de vakman of -vrouw kan dat wel, door via zijn eigen account in te loggen. Mocht hij of zij in het ergste geval al zijn studiepunten in een bepaalde discipline kwijt raken, dan verdwijnt zijn registratie van die website. KvINL zal op zijn beurt zorgen dat nieuw behaalde punten aan het totaal op de website worden toegevoegd.

Werken voor Tennet? Dan wel gecertificeerd volgens de Veiligheidsladder TenneT wil dat bedrijven die deel uitmaken van haar supply chain de veiligheidscultuur in hun onderneming tot een belangrijk thema hebben gemaakt. De contractpartners waaronder diverse installatiebedrijven die voor de netbeheerder aan het werk gaan, moeten over niet al te lange tijd gecertificeerd zijn volgens de Veiligheidsladder (internationale benaming: Safety Culture Ladder). ‘Het is nu nog geen harde eis, maar bedrijven doen er goed aan zich alvast voor te bereiden.’ TenneT heeft in Nederland en Duitsland honderden actieve leveranciers die risicovolle werkzaamheden voor haar uitvoeren. Met de levering van producten en diensten is jaarlijks zo’n 2,5 miljard euro gemoeid. Een groot deel van de opdrachten wordt uitgevoerd door installatiebedrijven. Governance Code De beslissing van TenneT om straks met contractpartners te werken die volgens de Veiligheidsladder werken, komt niet uit de lucht komen vallen. Het past ook in de ontwikkelingen rond de Governance Code veiligheid in de bouw, een initiatief van opdrachtgevers en opdrachtnemers in deze sector om de veiligheid in de bouw te verbeteren. ‘TenneT is al enkele jaren met haar belangrijkste leveranciers in gesprek’, vertelt Ad Huijbregts, adviseur Safety bij TenneT. ‘Vorig jaar heeft onze directie uitgesproken dat certificering volgens de Veiligheidsladder een belangrijke eis wordt voor onze contractpartners. Dat willen we branche voor branche gaan implementeren, omdat in de ene branche het veiligheidsbewustzijn al sterker is dan in de andere. TenneT streeft er naar om in de navolgende jaren de eis formeel op te nemen in haar inkoopproces, met als streefdatum 2018. Bovendien willen we onze contractpartners ook niet onder

grote druk zetten door nu al deze eis te stellen, omdat het behalen van de certificering ook een bepaalde doorlooptijd kent. Dan zouden we wellicht van sommigen afscheid moeten nemen. Daar heeft niemand baat bij. We hebben elkaar nodig en willen dat we ‘partners in safety’ worden en blijven; doordat onze leveranciers het belang van een goede veiligheidscultuur binnen hun organisatie onderschrijven.’ Snel werk maken van de certificering TenneT moedigt de bedrijven aan om snel werk te maken van certificering omdat er later geen uitstel meer mogelijk. Een certificeringstraject neemt al gauw een jaar tot anderhalf jaar in beslag.

Veiligheidsladder maakt veilig werken inzichtelijk en aantoonbaar is sinds 1 juli 2016 beheerder van de ‘Veiligheidsladder’. Deze veiligheidsladder legt sterk de nadruk op de veiligheidscultuur binnen een organisatie. De Veiligheidsladder is oorspronkelijk ontwikkeld door ProRail en is een beoordelingsmethode om het veiligheidsbewustzijn en bewust veilig handelen in bedrijven te meten en continu te verbeteren. Hoe hoger het veiligheidsbewustzijn is in een organisatie, hoe hoger de score op de veiligheidsladder. Met de veiligheidsladder wordt de mate waarin een organisatie veilig werkt inzichtelijk en aantoonbaar. Het doel is het terugdringen van het aantal onveilige situaties met minder incidenten, verzuim en schades. nen

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

5


W-techniek Nieuws

Erkenningsregeling Woningventilatiesystemen klaar voor nieuwe wetgeving Naar verwachting gaat in 2019 de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen in. KvINL en Isso laten de erkenningsregelingen en certificering alvast aansluiten op de aanstaande wet. De eerste, aangepaste erkenningsregeling, die voor Woningventilatiesystemen, ligt nu klaar. Op donderdag 11 mei gaven Wil van Ophem van KvINL en Marco Hofman van Isso een webinar over deze nieuwe KvINLerkennings-regeling. ‘We willen graag dat opdrachtgevers gaan vragen om een bepaald kwaliteitsniveau’, zei Van Ophem, ‘het moet dus heel duidelijk zijn welk kwaliteitsniveau u de opdrachtgever levert als u voldoet aan onze erkenning.’

Als straks de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen (WkB) van kracht is, zijn de bouwer met zijn installateur verantwoordelijk voor het binnenmilieu van woningen. Er zal dan altijd een kwaliteitsborger zijn die de nieuwbouw of grote renovatie van een pand of huis nauwgezet in de gaten houdt. Na afloop moet deze kwaliteitsborger een ‘as-built’ gebouwdossier afleveren, waarin precies staat wat er in het pand zit en wat de kwaliteit daarvan is. Deze borger zal

6

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

voortdurend op zoek zijn naar data en informatie. De kwaliteitsborger heeft zelf niet alle kennis in huis van de technische aspecten van installaties. Het helpt hem daarom enorm als hij van de installateurs, betrokken bij het bouwproces, bijvoorbeeld een brl 6000-certificaat krijgt of een KvINL-erkennningsregeling. Dat maakt het voor de kwaliteitsborger direct duidelijk dat de kwaliteit van het werk in de werkmethode en processen van de installateur zijn vastgelegd.


W-techniek Nieuws

Kwaliteit aantonen Van Ophem stipte allereerst even aan waarom de regering de WkB nodig acht. Dat komt kortweg neer op het nog beter willen beschermen van de consument. ‘Of de wet er nu wel of niet is op 1 januari 2018, hij komt vrijwel zeker en wij willen er alvast klaar voor zijn.’ Marco Hofman gaf op gezette tijden vragen van deelnemers door aan Van Ophem. Deelnemers konden gedurende het interactieve webinar vragen insturen. ‘Komt er ook toezicht op de kwaliteitsborger?’, luidde een vraag. ‘Jazeker,’ vertelde Van Ophem, ‘de bouwsector gaat onder de nieuwe wet zelf de kwaliteit controleren en aantonen, bijvoorbeeld via erkenningen en gebouwdossiers. De kwaliteitsborger is onderdeel van dat hele toetsingsproces en hij heeft bovendien veel verantwoordelijkheid. Het is dus erg belangrijk dat ook hij wordt gecontroleerd.’ De deelnemers hadden meer vragen over de kwaliteitsborger, zoals: mag hij gebruikmaken van niet-erkende installateurs? ‘Ja,’ antwoordde Van Ophem, ‘dat mag. Maar als hij geen informatie heeft over de kwaliteit van werken van bijvoorbeeld een installateur, omdat die geen erkenningsregeling kan overhandigen, zal de kwaliteitsborger zelf op zoek moeten naar die data. Dat kost hem tijd, en die tijd wordt doorberekend aan de opdrachtgever. Zo is iedereen er bij gebaat als er met erkende installateurs wordt gewerkt.’ Opbouw aangepaste erkenningsregeling Van Ophem zoomde vervolgens in op de vernieuwde erkenningsregelingen, waarvan die voor Woningventilatiesystemen nu als eerste af is. ‘In de nieuwe KvINL-erkenningsregelingen zit een controle-aspect ingebouwd, vertelde hij. ‘Er zal eens in de twee jaar een externe kwaliteitsbewaking plaatsvinden.’ Van Ophem legde uit dat de regeling onder meer eisen stelt aan het installatiebedrijf, waaronder aan het personeel en het materieel. In de nieuwe erkenningsregeling staat van veel aspecten ook opgenomen hóe dat moet plaatsvinden, zoals het kalibreren van meetinstrumenten en een projectdossier correct samenstellen. De nieuwe regeling eist verder dat het bedrijf is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, en er moet een contract zijn met een erkenningsorganisatie. Verder stelt de regeling uiteraard eisen aan de werkzaamheden en opgeleverde installaties. Wat betreft werkzaamheden wordt zowel gelet op het ontwerp, het installeren, het

beheer en het onderhoud. Alle resultaten worden geregistreerd, wat uiteindelijk tot uitdrukking komt in een controleformulier. ‘We willen graag dat opdrachtgevers gaan vragen om een bepaald kwaliteitsniveau’, vertelde Van Ophem aan de webinar-kijkers, ‘dus het moet heel duidelijk zijn welk kwaliteitsniveau u de opdrachtgever levert als u voldoet aan onze erkenning.’ Ook randvoorwaarden checken Vervolgens nam Hofman het woord. Hij ging nog wat verder in op de nieuwe erkenningsregelingen. ‘In de nieuwe regeling ligt meer nadruk op de integrale prestaties van de voorzieningen’, zei Hofman. Het wordt belangrijker om ook de randvoorwaarden te controleren. Het ventilatiesysteem dat is geïnstalleerd kan goed zijn, maar is bijvoorbeeld de isolatie van het pand dat ook en zijn er voldoende ventilatieroosters? En maakt het ventilatiesysteem niet onnodig veel geluid, bijvoorbeeld door te nauwe ventilatiekanalen? Hofman vertelde de kijkers verder dat bedrijven onder de nieuwe erkenningsregeling ook verplicht zijn een meetrapport op te leveren. Daarnaast moet er minstens één werkverantwoordelijke persoon (wp) zijn per vestiging. Die moet in het bezit zijn van een elektrotechnische opleiding op mbo-niveau (niveau 4), of hij moet aantoonbaar aan die opleidingseis kunnen voldoen door zijn werkervaring. Drie klassen risicogebied Hofman noemde ook het verschil tussen brl 6000 en de erkenningsregeling. Vervolgens vertelde hij de deelnemers over de drie gevolgklassen waarin de nieuwe wet onderscheid maakt. Er zijn drie gevolgklassen benoemd, waarbij gevolgklasse 1 een laag-risicogebied is en gevolgklasse 3 het hoogste risicogebied. Klasse 1 gaat bijvoorbeeld om installaties in nieuwbouwwoningen en kleine utiliteitspanden. ‘De erkenningsregelingen passen goed bij de lage risico-classificatie’, vertelde Marco Hofman, ‘zoals woningen en kleine bedrijfspanden. Maar werkt u in grote gebouwen, zoals ziekenhuizen of de industrie, dan ontkom je er bijna niet aan om brl-gecertificeerd te zijn.’ Het complete webinar terugkijken? De opnames vindt u via www.isso.nl.

Provincie Brabant staat garant voor boringen aardwarmte De provincie Noord-Brabant stelt zich voor maximaal 3,5 miljoen euro garant voor vijf boringen naar aardwarmte. De garantstelling is voor het Energiefonds Brabant dat samen met Hydreco Geomec de boringen uitvoert en exploiteert. Zij investeren circa 100 miljoen euro. Met de garantstelling van de provincie is de relatief risicovolle startfase van een boring gedekt. De 1e boring vindt plaats in Tilburg in 2018. Onderzoek heeft aangetoond dat de bodem daar op ongeveer 3 km diepte geschikt is om warm grondwater uit op te pompen. Dit water is ongeveer 90 °C. Nadat een groot deel van de warmte uit het water gehaald is, wordt het weer terug in de bodem gepompt. De boring moet uitwijzen of de doorlaatbaarheid van de grond ter plaatse voldoende is om het warme water te kunnen oppompen. Om het financiële risico van deze 1e boring af te dekken, is de

garantstelling van de provincie nodig. Als er geen beroep op hoeft te worden gedaan, kan de garantstelling worden ingezet voor de startfase van het volgende aardwarmteproject. Naast Tilburg zijn Lieshout, Helmond, Asten en Deurne als locaties in beeld voor boringen voor aardwarmte. Bij elkaar moeten deze vijf projecten jaarlijks 1,5 PJ aan energie leveren, wat overeenkomt met de warmte voor 35.000 woningen. Daarmee vormt aardwarmte een belangrijke pijler in de duurzame energieopwekking, naast wind- en zonne-energie. Het eerste aardwarmteproject in Nederland stamt uit 2007, inmiddels zijn er veertien gerealiseerd.

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

7


W-techniek Nieuws

Overgangstermijn maakt aanpassingen in BRL 6000-21 behapbaar Het aanpassen van brl 6000-21, ‘Ontwerpen en installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen en het beheren van bodemenergiesystemen’, waaraan al enige tijd druk wordt gewerkt, nadert zijn voltooiing. Als de laatste fase volgens planning verloopt, gaat de aangepaste brl 6000-21 op 1 januari 2018 in, maar hebben de gecertificeerde bedrijven tot 1 april 2019 om via een nieuw certificaat zich aan de aanpassingen te conformeren. regelt de certificering voor het werken aan en met zowel kleine als grote bodemenergiesystemen. Sinds op 1 juli 2013 de AMvB bodemenergie (officieel Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen) in werking trad, geldt dat bedrijven die werkzaam zijn aan bodemenergiesystemen daarvoor gecertificeerd moeten zijn. Deze certificering geldt voor alle bedrijven die bodemenergiesystemen ontwerpen, installeren en/of beheren en onderhouden. De eisen waaraan bedrijven moeten voldoen staan omschreven in brl 6000-21, die voor de technische uitwerking naar diverse Isso-publicaties verwijst, zoals publicaties 39 en 72, waarin nu de ontwerptabellen zijn opgenomen die eerst in de brl stonden. Sinds de start van de certificering werd duidelijk dat bepaalde onderdelen in de beoordelingsrichtlijn tot onduidelijkheden konden leiden, en om die reden is er in de afgelopen maanden gewerkt aan enkele aanpassingen. brl 6000-21

Twee soorten aanpassingen ‘Het gaat enerzijds om een beperkte uitbreiding van de scope en anderzijds gaat het om het nader omschrijven en verduidelijken van

8

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

bepaalde richtlijnen en protocollen’, vertelt Wil van Ophem, directeur technische zaken van KvINL. ‘De uitbreiding van de scope, die we in de nieuwe versie van de brl regelen, betreft de kleine warmtepompinstallaties met gesloten bronnen. In de huidige brl geldt de certificering nog niet voor dit type installaties, maar die zullen we in de nieuwe versie nu ook meenemen. Het is dus een keuze van het bedrijf dat nu al is gecertificeerd, of het zich ook voor deze installaties wil laten certificeren. Ieder kan dus voor zichzelf bepalen of dit relevant is. Als een bedrijf zich niet met deze installaties bezighoudt, dan hoeft het zich hiervoor natuurlijk niet te laten certificeren.’ Communicatie beter omschreven Bij de nadere omschrijving en verduidelijking van de nieuwe brl gaat het in grote lijnen om twee onderdelen. De nadere omschrijving heeft specifiek betrekking op de communicatieprotocollen tussen de verschillende onderdelen van een bodemenergiesysteem. ‘Zo’n systeem bestaat natuurlijk uit diverse onderdelen: er zit een installatie in de bodem, je hebt de energiecentrale met de warmtepomp en er is een afgiftesysteem in het gebouw’, zegt Van


W-techniek Nieuws

Ophem. ‘Het goed presteren van een bodemenergiesysteem is dan ook sterk afhankelijk van de samenhang en de communicatie binnen deze onderdelen. Daarom regelt de nieuwe brl straks in belangrijke mate hoe die communicatie er uit moet zien en welke protocollen daarin van toepassing zijn. De technische uitwerking staat overigens in de relevante Isso-publicaties, die ook in aangepaste vorm beschikbaar komen. Ook hebben we bij die nadere omschrijving intensief samengewerkt en afgestemd met sikb, de organisatie die verantwoordelijk is voor certificering van het ondergrondse deel van een warmtepompsysteem. Dat betekent dat die nadere omschrijving één-op-één ook in de certificering volgens sikb terugkomt.’ Duidelijkheid bij inhuren of uitbesteden ‘De verduidelijking gaat vooral over de wijze waarop marktpartijen, die aan bodemenergiesystemen werken, collega’s of externe specialisten inhuren of werk aan hen uitbesteden. De wetgever en de controlerende instanties hebben er wel degelijk begrip voor als gecertificeerde partijen voor specialistische werkzaamheden bepaalde mensen inhuren. Of dat men werkzaamheden aan derden overlaat. Alleen mag dat niet betekenen dat verantwoordelijkheden en verplichtingen niet goed zijn geregeld. Vandaar dat deze nieuwe brl nu expliciet omschrijft hoe marktpartijen mogen inhuren en uitbesteden.’ ‘Het komt er, heel in het kort, op neer dat bij het inhuren van externe specialisten degene die inhuurt gecertificeerd moet zijn en daarom ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de ingehuurde specialist. Deze man of vrouw werkt dan nadrukkelijk onder de verantwoordelijkheid van de brl-gecertificeerde marktpartij, die overigens wel moet kunnen aantonen dat degene die

hij inhuurt over de juiste opleiding en diploma’s beschikt. In het geval dat je werk uitbesteedt, leg je ook de verantwoordelijkheid bij degene die het werk aanneemt. Dan betekent het dat die partij - dus degene die het werk aanneemt - ook gecertificeerd moet zijn.’ In de brl zijn enkele uitzondering op deze regel benoemd. Overgangsperiode en -regeling Nu alle wijzigingen zijn doorgevoerd, wordt de nieuwe brl 6000-21 ter goedkeuring voorgelegd aan het ministerie van Infrastructuur en Milieu, dat formeel verantwoordelijk is voor de uitvoering. De minister en haar ministerie zullen het komende half jaar gebruiken om de aangepaste brl officieel toe te voegen aan de regeling Bodemkwaliteit, die de verplichte certificering voor het werken aan bodemenergiesystemen voorschrijft. Naast de brl zijn ook de desbetreffende Isso-publicaties voor 1 juli 2017 in aangepaste vorm beschikbaar. Als het proces van goedkeuring volgens planning verloopt, wordt de nieuwe beoordelingsrichtlijn vanaf 1 januari 2018 effectief ingevoerd. ‘Het betekent niet,’ zegt Van Ophem, ‘dat alle certificaathouders vanaf 1 januari ook meteen aan die nieuwe brl moet voldoen. Met de verantwoordelijke instantie Bodem+ is afgesproken dat de certificaathouders bij hun eerstvolgende, reguliere audit door de certificerende instelling kunnen aantonen dat zij volgens de aangepaste eisen uit de brl werken en daaraan voldoen. Omdat die audit elk jaar plaatsvindt, hoeft geen enkele certificaathouder extra kosten te maken of een extra audit aan te vragen. Wel zal men zich op de hoogte moeten stellen van de aanpassingen, de Isso-publicatie even moeten open slaan, en zich ervan moeten vergewissen of de aanpassingen van betekenis zijn voor de werkwijze die het bedrijf hanteert. Indien nodig moet je dat vastleggen in je procedures.’

‘Opname in register ComfortInstallateurs biedt geen omzetgarantie, wel erkenning’ Dit jaar heeft een tiental installatiebedrijven zich in laten schrijven in het register ComfortInstallateurs Nederland. De inschrijving werd mogelijk nadat de bedrijven de erkenning Langer Zelfstandig Thuis Wonen hadden verkregen. Waarom kozen deze bedrijven voor opname in het register en hebben ze er wellicht ook een voordeel mee behaald? Sinds begin dit jaar kunnen installateurs zich in het Register ComfortInstallateurs Nederland laten opnemen. Het register is een gezamenlijk initiatief van uneto-vni en installateurs die zich richten op de markt van woningaanpassingen. ComfortInstallateurs hebben zich gespecialiseerd in het voor ouderen en bewoners met beperkingen mogelijk maken langer zelfstandig thuis te blijven wonen met meer comfort en veiligheid. Om in het register ComfortInstallateurs Nederland opgenomen te kunnen worden, moeten de installateurs beschikken over de KvINL-erkenning Langer Zelfstandig Thuis Wonen. Installateurs die alleen elektrotechnisch of alleen werktuigbouwkundig zijn opgeleid moeten om de erkenning te kunnen verkrijgen aanvullende cursussen volgen. Daarnaast moeten zij ook zogeheten soft skills ontwikkelen. Deze vaardigheden zijn nodig om bijvoorbeeld een zorgvuldige woningcheck uit te voeren en op de juiste manier het gesprek in te gaan zodat een nauwkeurig beeld wordt verkregen van de klantvraag. Want bij een louter technische benadering, zo is de ervaring, is de kans groot dat de keuze valt op een voor de hand liggende oplossing, terwijl een andere keuze wellicht beter aansluit bij de situatie over enkele jaren.

Elektrotechnisch installateur P. Hoekwater uit Aalsmeer heeft zich meteen aangemeld toen het register werd opengesteld. Twee medewerkers van het bedrijf volgden de cursus. ‘Ik vind het register een heel goed marketinginstrument, alleen daarom al heb ik geen moment geaarzeld’, vertelt Frans Sparnaaij van het installatiebedrijf. ‘Het feit dat we daarin zijn opgenomen benadrukken we in al onze communicatie-uitingen. Vooral social media zetten we voor dit doel graag in. Wanneer onze leveranciers met innovatieve producten komen, delen we dat. Ook maken we zelf video’s waarin we mooie oplossingen laten zien die we voor particulieren hebben gerealiseerd. We willen ons hierin onderscheiden en voor ons was het dan ook een uitgemaakte zaak dat we wilden werken volgens de erkenningsregeling Langer Zelfstandig Thuis Wonen.’ De erkenning en opname in het register betekent volgens Sparnaaij niet dat de omzet in deze activiteiten ineens met sprongen omhoog is gegaan. ‘Maar klanten weten ons wel steeds beter te vinden. Het is een markt die door de vergrijzing almaar interessanter wordt. Dat is voor ons op zich al een reden om er vanaf het eerste uur bij te zijn.’

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

9


W-techniek Nieuws

Ook Assen Installatietechniek in Sleen merkt nog niet echt dat de opname in het register tot meer klanten leidt. ‘Maar het is goed dat er met de Erkenning Langer Zelfstandig Thuis Wonen nu een kwaliteitsstandaard is vastgesteld en dat de erkenning gekoppeld is aan het register’, zegt Linda Assen. Het installatiebedrijf is erg actief in de markt en beschikt over een showroom waarin ook ruimte is gereserveerd om opties te tonen die het mogelijk maken thuis te blijven wonen voor mensen die slecht ter been zijn. ‘Veel klanten die aan goed toegankelijke badkamers met hulpmiddelen denken, hebben al gauw associaties met kille en puur functionele inrichtingen. Wij laten zien dat zo’n levensbestendige badkamer ook gewoon erg mooi kan zijn met fraai tegelwerk en mooi sanitair. In onze klantenkring horen we steeds vaker dat ouderen aanpassingen overwegen omdat ze langer thuis willen blijven wonen. En wanneer we ze hier dan kennis nemen van de mogelijkheden, zijn ze daar enthousiast over.’ Zo’n bezoek aan de showroom biedt volgens Assen een uitgelezen kans om zorgvuldig te onderzoeken wat klanten precies willen. ‘Sommigen kiezen bij een badkamer nog niet onmiddellijk voor de beschikbare opties. Wij adviseren in die gevallen altijd om alvast rekening te houden met de indeling, eventuele hoogteverschillen en de plaats van het leidingwerk. Met de juiste voorbereidingen zijn de wensen in een later stadium eenvoudiger te realiseren.’

Syrische statushouder aan de slag bij Aquarius installatietechniek Aimen Torani (52) kreeg twee jaar geleden asiel in Nederland. Op 22 mei tekende hij een arbeidscontract bij Aquarius installatietechniek in Sleeuwijk. Directeur Job Beijer zag Torani aan het werk tijdens een proefplaatsing van drie maanden, maar kwam al snel tot de conclusie dat het wel goed zat. Na twee maanden bood hij de Syriër een arbeidscontract aan. Voordat Torani naar Nederland kwam woonde hij in Duitsland en de Verenigde Arabische Emiraten. Nu woont hij met zijn vrouw en zijn nog jonge kinderen in Woudrichem. Wethouder Mathijs van Oosten van de gemeente Werkendam was speciaal voor deze gelegenheid

AGENDA 12 – 14 september Installatie Vakbeurs Hardenberg Evenementenhal, Hardenberg www.evenementenhal.nl

10 – 12 oktober Vakbeurs Energie Brabanthallen, Den Bosch www.vakbeursenergie.nl

10

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

naar Aquarius gekomen samen met de bedrijfscontactfunctionaris Danielle Ernst van de gemeente waar het bedrijf is gevestigd. Voor zover bekend is nog in géén van de drie gemeenten op dit eiland tussen de rivieren een monteur met een vluchtelingenstatus actief. Beijer heeft een gepensioneerd docent elektrotechniek van het Albedacollege ingezet als taal- en techniekbegeleider. Die is zo enthousiast dat hij twee keer per week zowel Nederlands als de Normen en beschrijvingen vaktechniek doorneemt met Torani. Beijer hoopt dat zijn collega’s net zo gebruik zullen maken van de kennis en kunde die er is onder asielzoekers.

Normontwerp brandveiligheid rookgasafvoersystemen gepubliceerd Eind mei is een normontwerp gepubliceerd voor de bepalingsmethode waarmee de brandveiligheid van rookgasafvoersystemen (schoorstenen) wordt bepaald. Deze norm is van belang voor installateurs, ontwerpers en inspecteurs van verbrandingstoestellen en rookgasafvoersystemen. nen 6062, ‘Bepaling van de brandveiligheid van rookgasafvoervoorzieningen – Algemeen’, is onderdeel van het normenpakket waarnaar Bouwbesluit 2012 verwijst. De belangrijkste wijzigingen die in dit normontwerp worden voorgesteld, hebben te maken met de veegvastheid, de eisen aan de aansluitleiding, de relatie tussen verbrandingstoestel en de daarbij passende temperatuurklasse van het rga-systeem, de afstand tot brandbare materialen en de minimale wanddikte. Commentaar op dit normontwerp kan tot 1 september 2017 worden ingediend op www.normontwerpen.nen.nl.


W-techniek Vragen

Vragen =

w et en !

Verzakt riool onder betondek

Zwanenhals Bij ontstoppingswerk in de woningbouw merken we dat er verschillende typen zwanenhalzen worden gebruikt. Ontlasting en papier blijven vaak hangen in die zwanenhals. Bestaat er een minimumeis voor de grootte van de opening van de zwanenhals? Er zijn verschillende aspecten die een rol spelen: • Voor het doorspoelen worden aan closets prestatie-eisen gesteld, geen dimensionele eisen. Dit betekent dat het waterslot voor bijvoorbeeld 6-literclosets per afzonderlijke spoelbeurt vier testspoellichaampjes (met naspoelmeting) en twaalf vellen toiletpapier moet kunnen doorspoelen. Dit is de minimumeis. De dimensionering van het waterslot wordt door de fabrikant zelf bepaald. • Om aan de prestatie-eis voor doorspoelen te kunnen voldoen, is de doorstroomopening van closets in de loop van de tijd inderdaad verkleind. • Het valt nooit uit te sluiten dat er closets op de markt zijn die niet aan deze elementaire prestatie-eis voldoen. • Foutief ingestelde spoeltoestellen en incorrect aangelegde afvoersystemen beperken het spoelgedrag van het aangesloten toilet in sterke mate. In de praktijk kan het dus voorkomen dat door verschillende omstandigheden verstopping plaatsvindt.

Schrobputje Wij krijgen het verzoek om een schrobputje onder een buitenkraan aan te sluiten op de hemelwaterafvoer. Wij willen dit niet zo uitvoeren omdat wij van mening zijn dat dit op de vuilwaterafvoer aangesloten moet worden. Waar is vastgelegd dat dit zo is?

Een riolering met een diameter 110 mm is bij een nieuwbouwwoning een aantal jaar geleden aangelegd op breedplaatvloer. Het toilet spoelt niet goed door en nu blijkt na camera-inspectie dat het riool 1– 2 cm over een lengte van 1 m is verzakt De riolering loopt precies onder de badkamervloer over een lengte van ongeveer 6 à 7 m; de verzakking zit op 5 m. vanaf het inbouwreservoir in de buurt van een T-stuk. Door al het aanwezige leidingwerk in het betondek en de grootte bouwkundige schade, is het openhalen van het betondek geen optie. De monteurs hebben bij aanleg de riolering ook nog eens goed vastgezet met montageband om er zeker van te zijn dat tijdens het storten van de betondek alles op de juiste plaats bleef zitten. Hoe kunnen wij dit oplossen? Er zijn twee mogelijke oplossingen. U zult zelf in de praktijk moeten kijken welke in de door u geschetste situatie mogelijk is en afdoende functioneel. De eerste mogelijkheid is het bodemprofiel van het verzakte leidinggedeelte opvullen met een aangepaste reline-methode (indien deze techniek hiervoor beschikbaar is) of een andere methode. De leiding heeft een diameter van 110 mm, waardoor voldoende doorlaat overblijft. De tweede optie is de toepassing van een pompinstallatie overeenkomstig D.10 van ntr 3216, bijvoorbeeld achter een voorzetwand. Belangrijk is dat de niet meer te gebruiken afvoerleiding ter plaatse van de aansluiting op een in bedrijf te houden leiding wordt afgedicht. Dit voorkomt onhygiënische toestanden, zoals rioolmuggen. Ook die ingreep is niet eenvoudig. Mogelijk is een ballon gevuld met een uithardende massa, een optie.

Minimale gronddekking riolering Wat is bij een project van nieuwbouwwoningen de minimale gronddekking voor de aanleg van de vuilwaterafvoer (vwa) en hemelwaterafvoerriolering (hwa) naar de straat of het gemeenteriool? In ntr 3216 hoofdstuk 12.1 Buitenriolering staat de volgende formulering: ‘Terreinleidingen moeten een gronddekking hebben van tenminste 500 mm. Vindt er verkeer boven de leiding plaats, dan is een diepere ligging van de leiding en/of verdichting van het zand boven de leiding gewenst. Het leidingmateriaal moet voldoende sterk zijn om de grond- plus eventuele verkeersbelasting te weerstaan. Ook moet rekening worden gehouden met de diepteligging van overige kabels en leidingen in de grond. Let op dat sommige gemeenten afwijkende eisen stellen voor de gronddekkingshoogte bij aansluiting op het gemeenteriool.’

Vanuit Bouwbesluit 2012 wordt nen 3215 hiervoor aangewezen. Uit deze norm kan worden opgemaakt dat het niet is toegestaan om een put onder een buitenkraan aan te sluiten op een hemelwaterafvoerleiding. Volgens de norm is een hemelwaterafvoerleiding uitsluitend bestemd voor afvoer van regenwater en smeltwater van het buitenoppervlak van een gebouw. Het bouwbesluit is een landelijk wettelijke eis waar niet van mag worden afgeweken (behoudens met een gelijkwaardigheidsverklaring).

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

11


Basiskennis W

Infoblad en handreiking voor veiliger rookgasafvoeren woongebouwen Onlangs nog belandden vijftien bewoners van een appartementencomplex in Amsterdam in het ziekenhuis na het inademen van koolmonoxide (CO). Het giftige gas kwam vrij bij werkzaamheden aan de gemeenschappelijke rookgasafvoer. Het ongeluk toont wederom aan hoe risicovol lekkende rookgasafvoeren in gestapelde bouw zijn. Betere voorlichting kan veel leed voorkomen. En een nieuwe handreiking en infoblad helpen daarbij. In het najaar van 2015 presenteerde de Onderzoeksraad voor de Veiligheid het inmiddels beruchte rapport over het koolmonoxidegevaar. De schokkende conclusie was dat het merendeel van de ongelukken met koolmonoxide het gevolg is van slecht onderhouden cv-toestellen. Het rapport was voor het ministerie van bzk dat verantwoordelijk is voor de Bouwregelgeving aanleiding nadrukkelijk te kijken naar de risico’s die er zijn met collectieve rookgasafvoeren (rga) van de gestapelde bouw. Het onderzoek waarbij een groot aantal partijen was betrokken, waaronder uneto-vni, moest resulteren in een handreiking en een infoblad ‘De veiligheid van collectieve rookgasafvoeren in woongebouwen’. Het afgelopen jaar werkte het ministerie van bzk hieraan en beide documenten zijn nu gereed. Gestapelde bouw De handreiking is bedoeld voor professionele VvE-beheerders en verhuurders en het infoblad voor appartement-eigenaren. Het infoblad heeft vooral een voorlichtend karakter, het moet de risicoperceptie verhogen maar ook perspectief tot handelen bieden. Het probleem in de gestapelde bouw met een VvE is onder meer dat de rookgasleidingen door schachten lopen en vrijwel altijd aan het zich onttrokken zijn. Door de vele varianten die zich kunnen voordoen, is het voor een leek niet eenvoudig om de eigen situatie goed in beeld te brengen. Daarnaast vraagt het beoordelen of de verschillende componenten van de installatie in goede staat zijn en of de combinatie van componenten een veilige situatie waarborgen, de expertise van een erkend installateur of installatie-adviseur.

De handreiking en het infoblad kunnen bijdragen om problemen met de rookgasafvoer onder de aandacht te brengen.

12

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

Verschillende eigenaar ‘Maar er is nog een andere complicerende factor,’ vertelt Fred Vos van uneto-vni. ‘De cv-ketel is vrijwel altijd eigendom van de eigenaar van het appartement, terwijl de centrale voorzieningen eigendom zijn van de VvE. De installateur krijgt meestal van de eigenaar van het appartement de opdracht om de ketel te vervangen of te onderhouden. Maar bij de ketel hoort ook de rookgasafvoer. Met het bestuur of een vertegenwoordiger van de VvE heeft de installateur op dat moment geen contact. Het is belangrijk dat juist op die momenten ook het contact met de VvE tot stand wordt gebracht. De handreiking en het infoblad, documenten waarin dus zowel de eigenaar van het appartement als de VvE wordt gewezen op goed functionerende rga’s, kunnen daarbij heel goed hun dienst bewijzen. Juist omdat niet de belanghebbende installateur maar een neutrale partij als de Rijksoverheid op de risico’s wijst.’ Toekomstvisie In de handreiking wordt de VvE opgeroepen een langetermijnvisie en uitvoeringsplan op te stellen. Daarbij kan worden nagedacht over vragen als hoe te handelen als een van de individuele cv-ketels moet worden vervangen. Zijn in die gevallen aanpassingen van het collectieve rookgasafvoersysteem nodig. Is het wellicht mogelijk van collectieve rookgasafvoer en luchttoevoer over te stappen naar individuele rookgasafvoer en luchttoevoer? Ook wordt VvE’s gevraagd na te denken over eventuele gefaseerde vervanging van ketels, welk type (energiezuinige) verwarming voor de toekomst de voorkeur heeft en welk type verwarmingstoestel daarbij past. Door het ontwikkelen van een toekomstvisie voor de installatie en alle op de collectieve rookgasafvoer aangesloten woningen, wordt voorkomen dat er ad hoc een maatregel wordt uitgevoerd wanneer er snel een ketel moet worden vervangen. Want in zo’n situatie is het niet ondenkbaar dat de installateur voor een optie kiest die achteraf niet past in een meer structurele, toekomstgerichte oplossing. VvE’s wordt ook opgeroepen hiervoor de nodige middelen te reserveren. Belangrijk is verder dat rga’s worden opgenomen in een onderhoudsplan, bij voorkeur vastgelegd in het meerjarenonderhoudsplan (mjop). Een mjop biedt de structuur om de momenten van onderhoud en vervanging vast te leggen en de kosten en investeringen voor deze activiteiten te begroten en mee te nemen in een financieringsplan. Probleem benoemen Installateurs doen er goed aan de handreiking in elk geval onder de aandacht van de VvE’s te brengen aan wie zij hun diensten nu al


Basiskennis W

aanbieden, stelt Vos: ‘De Rijksoverheid heeft uiteraard de documenten op hun site staan, maar communiceert niet actief met de VvE’s. We ontwikkelen momenteel een toolbox voor de maatregelen die installateurs kunnen nemen om de kans op koolmonoxide te verminderen. De handreiking en het infoblad zijn twee van de instrumenten die in de toolbox worden opgenomen.’ ‘Het probleem is ernstig, maar wat het vooral lastig maakt is het probleem aan de orde te stellen’, zegt Vos. ‘Een installateur die tegen de eigenaar van een appartement zegt dat hij graag een andere ketel wil plaatsen, maar dat er nog wel een flink bedrag bij zal komen voor de aanpassing of vervanging van de rga, zal die opdracht makkelijk mislopen. Zo’n publicatie kan het VvE-bestuur helpen de leden als het ware tot de orde te roepen’, raadt hij installateurs aan. ‘Want bij veel VvE’s loopt het verre van soepel; scheve gezichten, onenigheid of zelfs verwijten over van alles en nog wat. Zie in zo’n situatie maar eens aandacht te krijgen voor een rga die nodig moet worden aangepakt. Wellicht dat een installateur die wijst op de publicatie net dat duwtje kan geven.’ Niet zo nauw Dick Gunst van installatiebedrijf Gunst Warmtetechniek uit Den Haag heeft veel te maken met eigenaren die hun ketel moeten aansluiten op een collectieve rookgasafvoer. ‘Ik loop veel tegen situaties aan waarbij een installateur – als die persoon die naam al verdient – het niet zo nauw heeft genomen met de voorschriften. Vooral als er wordt verketeld van vr-toestel naar hr-ketel ligt het gevaar op de loer. Dan is er gewoon niet gekeken of het bestaande rookgasafvoerkanaal nog wel aan de kwaliteitseisen voldoet en of het kanaal er überhaupt wel voor geschikt was. Een hr-ketel die is aangesloten op een dunwandige rookgasafvoer of afvoerbuizen die horizontaal zijn gemonteerd. Dat soort zaken komen we maandelijks tegen.’ Het is volgens Gunst de adder die langzaam gegroeid is na het wegvallen van een effectieve controle op installatiewerk en die nu zijn giftanden laat zien. ‘Iedereen mag een ketel kopen en zelf monteren als maar wordt voldaan aan de veiligheidseisen. Er zijn genoeg particulieren die zich goed hebben ingelezen en perfect een ketel hebben geïnstalleerd. Maar lang niet al die handige jongens hebben weet van montagevoorschriften en er is geen instantie die controleert.’ Gunst zegt dat hij niet eens een offerte voor het monteren van een nieuwe ketel uitbrengt, als hij vaststelt dat de bestaande RGA moet worden aangepast, maar daarvan nog niets bekend is bij de VvE. ‘In die situaties neem ik contact op met de VvE en dring er bij de eigenaar van het appartement op aan dat die druk uitoefent, zodat de VvE in actie komt.’ Als het allemaal geen succes heeft en de klant zoekt in arren moede zijn toevlucht tot iemand die de ketel wel op de bestaande rookgasafvoer wil monteren, zou zo’n bedrijf of klusser volgens Gunst aansprakelijk gesteld moeten worden voor de gevolgen als het fout gaat. Verantwoordelijkheid nemen Ook Gunst komt in lastige situaties. ‘Een gezin met kleine kinderen wil je niet in de kou en zonder warm water laten zitten. In zo’n geval willen we nog weleens afspreken toch te installeren, maar dan verbinden we aan de werking van de installatie een termijn. We plaatsen dan voor de zekerheid meteen ook een paar CO-melders.

De ketel is meestal eigendom van de bewoner van het appartement, terwijl de VvE over de rookgasafvoer gaat. Een installateur heeft vaak maar met één partij contact en daar kan het misgaan.

Rookgasleidingen zijn in gestapelde bouw meestal aan het zicht onttrokken.

Zo neem je als installateur niet alleen je verantwoordelijkheid, maar heb je ook een verklaring op papier dat de klant weet dat er nog vervolgwerk moet komen.’ Vroeger kon een erkend gastechnisch installateur volgens Gunt nog een stookverbod opleggen; een formele aanzegging dat de klant het toestel niet meer mocht gebruiken. Dat middel staat installateurs niet meer ter beschikking. De eerdergenoemde toolbox zal onder andere rapportages bevatten om een gevaarlijk functionerend gastoestel buiten werking te stellen, dit vast te leggen en zo nodig door te melden naar het bevoegd gezag. Gunst neemt nu al de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van zijn klanten: ‘In situaties waarin het echt niet meer veilig is, waarin je al een paar keer hebt aangedrongen de installatie volgens de voorschriften aan te passen, maar de klant nog steeds niet de ernst van de situatie goed inschat, moet je toch wat. Dan zeg ik: het spijt me verschrikkelijk maar zo kunnen we niet verder. We zorgen dat u niet meer kunt stoken. U krijgt van mij een elektrisch kacheltje te leen, maar nu is het genoeg. En het gebeurt echt met grote regelmaat dat we dan de ketel loskoppelen van de gasleiding en de stekker van het toestel gaat. We knippen hem gewoon door.’

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

13


Uitgebreide verbouwing levert niet het gewenste eindresultaat op De consument wil een aantal zaken in en rond zijn woning laten aanpassen. Aanvankelijk zouden de badkamer en keuken worden aangepakt maar zo gaandeweg is het een complete renovatie en uitbreiding geworden van de hele woning. Het lijkt allemaal goed te gaan, maar uiteindelijk komt de consument toch van een koude kermis thuis. Op een zekere dag besluit de consument dat zijn badkamer en keuken wel toe zijn aan een opknapbeurt. Hij schakelt hiervoor de ondernemer in. Al pratend worden de dromen groter en dit resulteert in een opdracht voor een complete renovatie en uitbreiding van de gehele woning. De uiteindelijke opdracht heeft een waarde van 26.759,11 euro inclusief btw. Het eindresultaat is een prachtig luxe afgewerkte woning met mooi sanitair en sfeerverlichting. Toch is de consument uiteindelijk niet tevreden. Zo zou op het terras buiten, bij de koud- en warmwaterkraan, een schrobput worden geplaatst. Deze is er niet gekomen ook de riolering daar naartoe is niet gemaakt. Ook de beloofde buitenkraan op de gevel (met warm en koud water om de hond te kunnen afspoelen) is niet zoals de consument die had verwacht. Hij vraagt zich af of de geleverde kraan wel geschikt is voor buiten. Daarnaast is met het aanbrengen van deze buitenkraan het stuckwerk aan de buiten gevel nogal beschadigd. Ook is de ventilatie in de badkamer en het toilet niet uitgevoerd zoals overeen was gekomen. Zo zijn niet alle roosters geplaatst en is er geen mechanische afzuiging in het toilet. Als oplossing is er een directe verbinding naar buiten gemaakt met een dakkap. En is er op de dakkapel van de badkamer een dakventilator gemaakt zonder nadraaitijd en een geluidsproductie van meer dan 60 DBa. Geld terug van de ondernemer En de lijst gaat nog door. Zo zijn bij het plaatsen van de airco’s de wanden nogal beschadigd. De aansluitleidingen hadden achter de apparaten moeten uitkomen, maar dit is dus nu niet zo. Nu zijn de leidingen duidelijk zichtbaar en in strijd met het wegwerken van alle leidingen en aansluitingen door het hele huis. Ook de sfeerverlichting is op verschillende punten niet goed gegaan. Zo zou de gekozen sfeerverlichting door het hele huis 2-aan-1 worden aangebracht. Op 15 cm uit elkaar en op dezelfde hoogte. Op foto’s is duidelijk te zien dat dit niet zo is gedaan. In de schakeling van sfeerverlichting en de keuken hoofdverlichting is het ook niet goed

14

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

gegaan met de schakelaars en de bedrading. Met de hoofdverlichting in de keuken wordt meteen de sfeerverlichting aan- en uitgeschakeld. De consument kaart dit aan bij de ondernemer. Deze ondernemer geeft aan dat het werk naar behoren is uitgevoerd, dat hij tekortkomingen deskundig heeft willen herstellen en dat voor het ontbreken van een schrobputje 75 euro kan worden gecrediteerd. Door naar de Geschillencommissie Omdat de consument het hier niet mee eens is schakelt deze de Geschillencommissie Installerende Bedrijven in. Deze stuurt een deskundige langs. Hoewel de ondernemer voorafgaand aan het onderzoek had laten weten hierbij aanwezig te willen zijn, lukt dat hem niet wegens ziekte. De deskundige en de consument bekijken de gebreken dus samen. De deskundige stelt hier vervolgens een rapport over op dat zowel aan de consument, de ondernemer en de geschillencommissie wordt gestuurd. Volgens hem is in de woning, zoals die nu is, er over alle details nauwkeurig nagedacht en is er getracht dit als zodanig uit te voeren. Er zijn echter verschillende punten die hier ter discussie staan. Het klopt dat de schrobput niet is geplaatst en dat er ook geen riolering naartoe is gemaakt. Om dit alsnog te verwezenlijken moet het terras worden opengehaald, de riolering worden gemaakt en het terras moet daarna weer aanhelen. De buitenkraan op de gevel is een standaardbadmengkraan voor binnen, en niet geschikt voor buiten. Hier waren volgens de deskundige twee tapkranen beter geweest. Daarnaast is door het aanbrengen van deze buitenkraan het stuckwerk aan de buitengevel beschadigd. In de badkamer is er een andere badkamerradiator uitgezocht dan waar vanuit gegaan was, hiervoor heeft de ondernemer een bedrag van 140 euro afgetrokken. Een bedrag van 450 euro zou volgens de deskundige eerder in de buurt komen. De ventilatie in de badkamer en het toilet zijn niet naar behoren uitgevoerd. Om dit aan te pakken moet er eigenlijk worden gesloopt.


De Geschillencommissie

Dit is haast niet te doen en dit wil de consument ook niet meer. Het feit dat het toilet niet goed ventileert, moet maar zo blijven. Het geluid in de badkamer is beslist onacceptabel. Dit kan enkel met dempers worden gereduceerd en met een schakeling voor nadraaitijd en toeren plus een behoorlijke isolatie van de dakkap. En dan doet de consument behoorlijk wat stappen terug ten opzichte van wat was overeengekomen, maar gezien de toestand wil de consument niet meer. Wel wil de consument minimaal de badkamer kunnen gebruiken zoals bedoeld. Zonder ventilatie en vochtproblemen en zonder geluidsoverlast. Ook wil hij het aanzicht van het huis niet beschadigd hebben omdat de dakkapel vanaf de straat helemaal in het zicht staat. Bij het plaatsen van de airco`s zijn de wanden beschadigd. Deze moeten alsnog worden afgewerkt, de wanden zijn overigens overal al afgewerkt en geschilderd. De sfeerverlichting is inderdaad nog een punt. De consument heeft het probleem echter zelf inmiddels al opgelost, dit heeft 1.080,40 euro gekost, deze kosten wil hij terugbetaald zien. De schakeling van sfeerverlichting en de keukenhoofdverlichting is inderdaad ook niet goed gegaan. Met de hoofdverlichting in de keuken wordt meteen de sfeerverlichting aan- en uitgeschakeld. De consument kan niet in de open keuken, eetkamer en woonkamer de sfeerverlichting brandend hebben (als over de gehele begane grond het geval is) terwijl de keukenverlichting uit is. Omdat overal door het gehele huis alles is weggewerkt kan dit niet zonder haken breekwerk hersteld worden. Een alternatief is een dimschakelactor, die dan geschakeld wordt met een draadloze bediening. Volgens het voorstel van een plaatselijke installateur zijn de kosten hiervan 1.065 euro inclusief btw.

van de overeenkomst. Dit heeft tot schade voor de consument heeft geleid. Omdat consument en ondernemer niet meer door een deur kunnen – en de ondernemer dus niet zelf de herstelwerkzaamheden uit kan voeren – kent de commissie een schadevergoeding toe. Voor het plaatsen van een schrobput en aansluiten op de riolering lijkt 615 euro redelijk, voor het plaatsen van een vorstvrije buitenkraan met mengventiel, het slopen van de bestaande kraan en reparatie van de muur is een bedrag van 385 euro redelijk. Het plaatsen van het dakventilator volgens offerte kost 950 euro. Het totaalbedrag van de schadevergoeding komt daarmee uit op 4.249 euro, inclusief btw. De consument had voor aanvang een nog openstaand bedrag van 3.798,17 in depot gestort, dit bedrag moet hier nog mee worden verrekend. Hierdoor moet de ondernemer uiteindelijk nog 450, 83 euro aan de consument betalen. Bovendien moet de ondernemer een bedrag van 127,50 euro aan de consument te vergoeden inzake het betaalde klachtengeld. Plus nog 160 euro behandelingskosten aan de Stichting Geschillencommissies.

Schadevergoeding Omdat de consument en ondernemer na verschijning van dit deskundigenrapport beiden bij hun standpunt blijven, volgt een zitting. De commissie neemt de bevindingen en conclusies over van het deskundigenbericht. Het rapport verwijst helaas wel naar een offerte van een derde die op verzoek van de consument is opgemaakt. Verwijzing daarnaar verdient volgens de commissieleden niet de schoonheidsprijs, maar de kostenraming is aldus niet inhoudelijk bestreden door de ondernemer. De commissie vind dat de ondernemer ten opzichte van de opdracht toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

15


E-techniek Nieuws

Duurzaamste onderwijsgebouw van Nederland officieel geopend Het Energy Academy Europe-gebouw op de Zernike Campus Groningen is een nieuw topinstituut waarin bedrijfsleven, onderwijs en wetenschap gezamenlijk werken aan onderzoek en innovatie op energiegebied. Vooral kennisontwikkeling in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening vindt hier zijn plek. Het bouwwerk heeft Breeam Outstanding en is in het najaar van 2016 opgeleverd. Woensdag 17 mei was de officiële opening. Om de duurzame energie-uitgangspunten te realiseren, heeft het gebouw een bijzondere bouwvorm dat uit twee delen bestaat. Aan de noordzijde worden onderzoeksruimtes met laboratoria en aanverwante werkruimtes ingericht; aan de zuidkant bevinden zich werklandschappen, onderwijsruimten en een wintertuin. Om een maximale energiebesparing te behalen wordt onder meer gebruikgemaakt van een wko-installatie, pv-panelen en een speciaal ventilatiesysteem met zonneschoorsteen. Natuurlijke ventilatie is duurzaam, maar veroorzaakt vaak klachten over tocht en kou. Om dit te voorkomen, is een labyrint (kanalenstelsel) ontworpen dat ervoor zorgt dat de natuurlijke ventilatie comfortabel wordt en daarnaast veel langer te gebruiken is. Met de zonneschoorsteen wordt het energiegebruik van de Energy Academy verder verlaagd. Als er geen energieterugwinning meer mogelijk is uit de ventilatielucht van het gebouw, wordt het retoursysteem van de luchtbehandeling uitgeschakeld. De zonneschoorsteen neemt de taak van het retoursysteem over en verzorgt op basis van natuurlijke trek de ventilatieafvoer uit het gebouw.

AGENDA 10 – 12 oktober Vakbeurs Energie Brabanthallen, Den Bosch www.vakbeursenergie.nl

14 – 15 november Smart Homes & Intelligent Buildings Jaarbeurs, Utrecht www.jaarbeurs.nl

16

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

Gemeente Leidschendam-Voorburg zet robot in Begin juni is een robot ‘in training’ gegaan in het Servicecentrum van de gemeente Leidschendam-Voorburg om de dienstverlening aan bezoekers verder te verbeteren. In een pilot van vijf maanden gaan programmeurs en gemeente het contact tussen bezoekers en robot onderzoeken en verbeteren op basis van klantbeoordelingen en -ervaringen. Leidschendam-Voorburg is de eerste gemeente van Nederland die een robot inzet bij ontvangst van bezoekers. De komst van deze robot is niet nieuw. Eind vorig jaar konden medewerkers en inwoners al kennismaken met robot Pepper. De reacties waren toen positief. Lia de Ridder, wethouder dienstverlening: ‘We gaan onderzoeken of de robot toegevoegde waarde kan bieden in de dagelijkse dienstverlening aan onze inwoners.’ De robot begint de training met bezoekers welkom heten en de weg wijzen. De interactie tussen de robot en bezoekers wordt gemeten door feedback aan bezoekers te vragen. De samenwerking met de medewerkers wordt gemeten via interviews met medewerkers. Op basis van alle informatie wordt de robot gedurende de vijf maanden steeds verbeterd en ontwikkeld. De robot heeft de roepnaam Elvie gekregen. De achternaam is ‘Pepper’. In het Engels klinkt Elvie als de afkorting van de gemeentenaam ‘LV’. De pilot is een uniek samenwerkingsverband tussen Decos, Qmatic en de robotwerkgroep van de gemeente Leidschendam-Voorburg.


E-techniek Nieuws

Windenergie met energieopslag

Windpark Giessenwind is het eerste project van Nederland dat windenergie en energieopslag combineert. Alfen en C-Wind (een consortium van Scholt Energy Services en Giessenwind) zijn verantwoordelijk voor deze primeur van duurzame energieopslag uit windmolens bij Giessenburg. Giessenwind is met drie turbines van 108 m een van de hoogste windparken in Nederland. De turbines voorzien gezamenlijk ongeveer vijfduizend huishoudens van energie. Aangezien stroomopwekking uit

duurzame bronnen zoals wind fluctueert, moet het elektriciteitsnet die schommelingen opvangen. Wim Meerkerk (windpark Giessenwind): ‘Batterijopslagsystemen zijn noodzakelijk om onze ambities met duurzame energie op het Nederlandse elektriciteitsnet in te passen.’ Alfen heeft voor dit project een totaaloplossing geleverd, waaronder het energieopslagsysteem van circa 1 MWh, een transformatorstation en de netaansluiting.

‘Door schaarste aan technici stagneert groei’ Meer dan een kwart van de technische bedrijven ziet dat de groei van de organisatie stagneert door het kwalitatieve tekort aan technici (27 procent). Dat laat rovc zien in de tweede editie van de ‘rovc TechBarometer’, een onderzoek uitgevoerd onder 1.164 respondenten uit de technische branche. Het rapport geeft inzicht in de markt-, hr- en opleidingstrends binnen de techniek. Door het kwalitatief tekort geeft 26 procent aan hogere lonen te bieden aan technici. Het kwantitatieve tekort is vooral te merken op de werkplek. 39 procent wijst stress op de werkvloer aan als grootste gevolg van het kwantitatief tekort. Een lagere kwaliteit van het werk volgt met 18 procent op de derde plek. Dat bedrijven al jaren zoeken naar goed opgeleide technici vanwege grote tekorten is bekend. Het tekort werd het afgelopen jaar door 33 procent van de bedrijven zowel op kwalitatief als kwantitatief niveau ervaren. De komende vijf jaar loopt het percentage naar verwachting zelfs op naar 45 procent.

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

17


E-techniek Nieuws

Platform Duurzame Huisvesting wil tempo maken met verduurzaming vastgoed Tijdens het Cobouw-kenniscafé op donderdag 11 mei hebben de leden van het Platform Duurzame Huisvesting de nieuwe samenwerkingsovereenkomst ondertekend. De leden verbinden zich hiermee aan de nieuwe, strategische doelstelling van het platform om vastgoed versneld te verduurzamen. De leden van het platform die de hele vastgoedketen vertegenwoordigen, spreken af om energiebesparing op te nemen als strategische doelstelling in de organisatie en de doelmatigheid van vastgoedorganisaties te verbeteren. Een eenduidige systeemaanpak moet daarbij zorgen voor slimme verduurzaming. Ook spreken de elf platformleden af voortaan te sturen op een meetbare kwaliteitsimpuls voor mens, milieu en overheid. Platform-voorzitter en vicevoorzitter van uneto-vni Claudia Reiner is trots op de stappen die het Platform zet. ‘Met het ondertekenen van deze samenwerkingsovereenkomst zetten we volledig in op de verduurzaming van vastgoed in ons land. We pakken nú de kans om gebouwen in

ons land toekomstbestendig te maken en meerwaarde te creëren.’ Het komend jaar gaat het Platform aan de slag om knelpunten in de keten op te lossen, tools en andere hulpmiddelen te ontwikkelen en te zorgen voor kennisdeling. Ook agendeert het Platform het belang van verduurzaming van vastgoed bij de overheid. Het Platform Duurzame Huisvesting is een alliantie van branche-, beroeps, kennis- en koepelorganisaties in de vastgoedketen. Leden zijn uneto-vni, Facility Management Nederland, tno, Rijksvastgoedbedrijf, Dutch Green Building Council, ivbn, tvvl, Vastgoed Belang, Bouwend Nederland, nvdo, Isso en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Kwart boardrooms ziet continuïteitsmanagement niet als topprioriteit

Nederlandse bedrijven hebben steeds meer inzicht in de kosten van een dag downtime en geven topprioriteit aan het beschermen van informatiesystemen en productie- en operationele processen. Het inschatten van risico’s wordt echter steeds complexer. Modern risicomanagement beschouwt continuïteit in de gehele keten en niet alleen binnen de eigen organisatie. Dat blijkt uit onderzoek van Siemens Building Technologies Nederland. Na eerdere onderzoeken in 2012 en 2014 onderzocht Siemens Building Technologies afgelopen maanden opnieuw de structurele en planmatige aanpak van businesscontinuïteit binnen Nederlandse organisaties. De aandacht voor deze vorm van risicomanagement neemt toe. Waar twee jaar geleden nog

18

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

30 procent van de bedrijven zei dat continuïteitsmanagement niet op de agenda van het hoogste management stond, is dit nu gedaald. Maar bij 24 procent van de boardrooms is het nog altijd geen topprioriteit. Evenals in de voorgaande jaren geldt: hoe groter een organisatie, hoe meer aandacht voor continuïteitsmanagement. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven de kosten van één dag downtime steeds beter kunnen inschatten. 21 procent van de bedrijven zegt bij downtime meer dan 1 miljoen euro schade per dag te lijden. 18 procent geeft aan de schadehoogte voor een dag downtime niet te kennen. Het onderzoeksrapport is gratis en anoniem te downloaden via www.siemens.nl/bcmonderzoek.


Basiskennis E

Symmetrische netbelasting bij 3-fase aansluiting

Netbeheerder vraagt aandacht installateur De netbeheerder is verantwoordelijk voor een gelijkmatige belasting van het net. Door steeds meer apparatuur met een hoog vermogen, krijgen veel nieuwe woningen een 3-faseaansluiting. De netbeheerder is dan afhankelijk van hoe de installateur de beschikbare fasen gebruikt. En dat gaat niet altijd goed. Nog niet zo lang geleden hadden de meeste woonhuizen een 1-faseaansluiting waarop verschillende groepen waren aangesloten die alle elektrische apparaten in een woning van stroom voorzagen. De netbeheerder zorgde voor een zo gelijkmatig mogelijke verdeling van het net, door de huizen gelijkmatig over de fasen te verdelen. Hiervoor is een relatief eenvoudige formule beschikbaar (zie kader). Simpel gezegd: huis 1 op fase L1, huis 2 op L2 en huis 3 op L3 en vervolgens weer opnieuw beginnen bij L1. Deze gelijkmatige verdeling is van groot belang. Ten eerste om de stabiliteit van het net te behouden; wanneer de fasen niet ongeveer evenveel worden belast (asymmetrisch) kan het net letterlijk ‘plat’ gaan. Dit kan zich beperken tot die ene overbelaste fase, maar levert in alle gevallen problemen op. Daarnaast is een asymmetrisch belast net minder efficiënt, waardoor er meer stroomverliezen in het net ontstaan dan nodig. 3-fase aansluiting Een 1-fase aansluiting is inmiddels niet standaard meer, omdat vooral nieuwe, duurzame en all electric-woningen meer stroom verbruiken. Nul-op-de-meterwoningen hebben bijvoorbeeld geen gasaansluiting meer om te koken en te verwarmen, maar maken hiervoor ook gebruik van elektrische energie als belangrijkste energiebron. Voor verwarming wordt steeds vaker gekozen voor een

warmtepomp. Een mooi apparaat, maar het relatief hoge vermogen vraagt vaak om een 3-faseaansluiting in de woning. Nieuwe woningen of volledige wijken waarin standaard warmtepompen worden geplaatst, worden daarom voorzien van een 3-faseaansluiting. Vincent Dekker, nom-coördinator bij netbeheerder Liander: ‘Dit levert een nieuwe situatie op, waarin de netbeheerder geen controle meer heeft op de gelijkmatige belasting van de afzonderlijke fasen. Een enkele gebruiker heeft immers alle drie de fasen tot zijn beschikking en de installateur ter plekke bepaalt de belasting per fase. Op welke manier dit problemen kan opleveren hebben wij, maar ook collega’s bij andere netbeheerders, de afgelopen tijd al een aantal keer meegemaakt.’ Dertig huizen Als concreet voorbeeld noemt Dekker een woonwijk met dertig huizen voorzien van een warmtepomp. ‘Bij grotere projecten met meerdere woningen is het niet vreemd dat installateurs alle woningen op een identieke manier aansluiten. Je zoekt een keer goed uit hoe je de groepen moet verdelen en vervolgens sluit je alles aan. Hierdoor gebeurde het dat alle warmtepompen in alle dertig huizen werden aangesloten op fase L1. Dit leidde tot een overbelasting van deze fase, met als gevolg een stroomstoring. De situatie weer op de rit krijgen valt dan niet mee. Elke keer wanneer je de beveiliging herstelt zal hetzelfde fenomeen optreden en de fase opnieuw uitvallen. De enige mogelijkheid is dan om langs de betreffende huizen te gaan en fysiek de belasting op die ene fase op te heffen door overal de warmtepomp uit te schakelen. Wanneer het om tientallen huizen gaat kun je je voorstellen dat dit geen eenvoudige situatie is. Vervolgens moet dan eerst de situatie worden veranderd door een derde deel van de warmtepompen aan

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

19


Om een zo goed mogelijke belasting bij pv/panelen tot stand te brengen kan een 3-fase meter worden gebruikt. Deze verdeelt de opgewekte stroom gelijkmatig over de drie fasen.

vaak ook op halve kracht laden als het net al flink belast is, of het opladen kan ’s nachts plaatsvinden. Nieuwe woningen waarin standaard warmtepompen worden geplaatst, worden voorzien van een 3-fase aansluiting.

te sluiten op L2 en een derde deel op L3, voordat ze weer kunnen worden ingeschakeld. Meerwerk voor de installateur en projectleider, dat meestal niet is ingecalculeerd.’ Formule Het voorbeeld van Dekker is typisch een probleem dat relatief eenvoudig is te voorkomen. De installateur zal apparaten als warmtepompen binnen een groep woningen op verschillende fasen moeten aansluiten. Roland Wiersma, adviseur technische installaties bij Liander: ‘Hierbij is dezelfde formule te gebruiken als de netbeheerder hanteert in het geval van 1-fase woningen. Dat betekent dat in de eerste woning de installatie met de volgende fase-volgorde wordt aangesloten: L1, L2, L3. Voor woning 2 geldt: L2, L3, L1, en voor nummer 3: L3, L1, L2. Bij woning 4 begin je dan weer van voren af aan. Sec gezien zou je met drie fasen zes mogelijkheden kunnen creëren, maar omdat we consequent een rechtsdraaiende of linksdraaiende installatie willen hebben, wordt dat aantal gehalveerd en moet de volgorde van de aangesloten fasen steeds gelijk zijn.’ Zonnepanelen en laadpalen Warmtepompen zijn niet de enige stoorzenders waar het de netbelasting betreft. Ook zonnepanelen en laadpalen voor elektrische auto’s vragen extra aandacht. Zonnepanelen zijn fasevoedend en laadpalen nemen, net als warmtepompen, juist stroom op uit het net. Om een zo goed mogelijke belasting van het net tot stand te brengen, raadt Wiersma aan om bij de aansluiting van pv-panelen op het net, een 3-fase meter toe te passen. Deze verdeelt de door de pv-panelen opgewekte stroom gelijkmatig over de drie fasen. ‘Wanneer je boven de 5 kWp komt, ben je door de Netcode verplicht dit component te gebruiken, maar ook voor kleinere installaties is het een betere oplossing. En ja, deze componenten zijn duurder dan de 1-fasevarianten, maar voorkomen onnodig spanningsopdrijving op één fase die – wanneer de spanning boven de 253 V komt – weer kan leiden tot het uitschakelen van de inverter. En dan moet je als installateur weer opdraven.’ Verder is het goed om rekening te houden met de plaatsing van laadpalen. Ook dit zijn grootverbruikers waar het stroom betreft. In tegenstelling tot warmtepompen nemen laadpalen niet continue stroom af, maar is de afname beter te sturen. Ze kunnen

20

KvINL-VAKWIJZER juli 2017

Projectrisico Dekker: ‘Het realiseren van een symmetrische belasting van het net is geen rocket science, maar wel iets voor installateurs om goed rekening mee te houden. Dat geldt ook voor de werkvoorbereider die de tekeningen voor de installateurs maakt. Het is tegenwoordig dus niet alleen van belang om ín de huizen goed te kijken naar een gelijkmatige belasting van de verschillende fases, maar ook tussen de huizen onderling. Bedenk dat een goede verdeling het projectrisico verkleint. Dit zal ook blijken bij het maken van een risico-inventarisatie. En uiteraard helpt het ons als netbeheerder ook om onze afnemers zo goed en betrouwbaar mogelijk te voorzien van een hoge kwaliteit spanning.’

Fase-volgorde Methode om vast te stellen hoe een woning onder de installatie-hoofdschakelaar moet worden aangesloten: 1. N eem het huisnummer van de betreffende aansluiting, 2. n eem de toevoeging (geen toevoeging is nul) aan het huisnummer en zet deze om in een cijfer: A = 1, B = 2, C = 3, D = 4 enzovoort), 3. t el het huisnummer en de (omgerekende) toevoeging bij elkaar op, 4. deel de uitkomst door 3, 5. bepaal de rest, 6. i s de rest gelijk aan 1? Dan is de fase-volgorde: L1, L2, L3, 7. i s de rest gelijk aan 2? Dan is de fase-volgorde: L2, L3, L1, 8. i s de rest gelijk aan 0? Dan is de fase-volgorde: L3, L1, L2.

Voorbeelden

Het huisnummer is 1. Dit is niet deelbaar door 3, dus rest =1. De fase-volgorde is dan dus: L1, L2, L3. Het huisnummer is 21. 2 + 1 = 3. 3 gedeeld door 3 = 0, dus rest = 0. De fase-volgorde is dan dus: L3, L1, L2. Het huisnummer is 35. 3 + 5 = 8. 8 gedeeld door 3 = 6 + rest 2. De fase-volgorde is dus: L2, L3, L1. Een automatische fasevolgorde generator is te vinden op: http://fasulator.dnwg.nl/


Vragen =

w et en !

E-techniek Vragen

Supermarktinspectie op verzoek van de verzekering De verzekeringsmaatschappij van een klant vraagt om een nen 3140-inspectie van een supermarkt. Wat omvat zo’n inspectie en wie mag een dergelijke inspectie uitvoeren? De eigenaar van de installatie in de supermarkt en de eigenaar van de elektrische arbeidsmiddelen hebben twee plichten om te inspecteren: 1. De plicht om een veilige werkplek te realiseren voor personeel en winkelend publiek in het kader van de Arbowet. In het Arbobesluit (Arbobesluit 3.4) staat daarover: ‘Elektrische installaties zijn zodanig ontworpen, aangelegd, onderhouden en gekenmerkt, dat een veilig gebruik zo goed als mogelijk is gewaarborgd’. Om de veilige staat te borgen is een periodieke inspectie van de elektrische installatie en elektrische arbeidsmiddelen en het verhelpen van eventuele gebreken nodig. 2. In de polisvoorwaarden van een verzekerde staat bijvoorbeeld de volgend tekst: ‘De elektrische installatie dient te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties nen 1010. De installatie dient tenminste eenmaal per drie jaar (overeenkomstig nen 3140) door een erkend elektrotechnisch bedrijf gecontroleerd te worden en eventuele geconstateerde gebreken dienen onverwijld te worden verholpen. In geval van schade is de verzekeraar slechts gehouden tot vergoeding van dat gedeelte van de schade waarvan door verzekerde wordt bewezen dat deze niet het gevolg is door het niet nakomen van de garanties’. Deze clausule betekent dat als de verzekerde, indien er schade door een elektriciteitsbrand ontstaat en er geen aantoonbare deskundige inspecties zijn uitgevoerd, de verzekeraar niet overgaat tot uitkeren. NEN 3140 Een nen 3140-inspectie moet periodiek worden uitgevoerd op bestaande elektrische installaties. Het doel van deze inspectie is gebreken te ontdekken die een veilige bedrijfsvoering kunnen belemmeren. Let wel: de definitie van elektrische installatie in nen 3140is: ‘Het samenstel van al het elektrisch materieel voor de opwekking, het transport, de omzetting, de distributie en het gebruik van elektrische energie, inclusief bronnen van opgeslagen energie, zoals accu’s, batterijen en condensatoren’. Vrij vertaald: dit zijn dus alle elektrische installaties, inclusief arbeidsmiddelen, machines enzovoort. De keuringscriteria die worden gesteld zijn minimaal de eisen aan de elektrische installaties die van toepassing waren toen de installaties zijn aangelegd en die aan de elektrische arbeidsmiddelen werden gesteld toen deze werden aangeschaft (productie-eisen). Voor de laagspanningsinstallatie is dit bijvoorbeeld de bij aanleg geldende nen 1010-versie. Er kunnen ook andere normen van toepassing zijn, bijvoorbeeld die van de schakel- en verdeelinrichting (nen-en-iec 61439), machines (nen-en-iec 60204), brandmeldinstallaties (nen 2535) enzovoort.

In nen 3140, bepaling 5.101, staat beschreven wat een nen 3140inspectie aan de elektrische installatie omvat. Voor elektrische arbeidsmiddelen is dit te vinden in bepaling 5.102. De feitelijke omvang van de inspectie die de inspecteur moet uitvoeren kan worden afgestemd met de eigenaar, maar moet wel een afspiegeling zijn van nen 3140. Afhankelijk van de risico’s moet de ene installatie namelijk vaker worden geïnspecteerd dan de andere. Als er bij de klant een installatieverantwoordelijke is aangewezen, dan bepaald deze de omvang en diepgang en wellicht ook de wijze van rapportage. Als voor de installaties geen installatieverantwoordelijke is aangewezen, dan kan het inspecterende bedrijf wellicht advies uitbrengen en een inspectieplan opzetten. Wie mag inspecteren? In NEN 3140 staat: ‘Elektrische installaties moeten worden geïnspecteerd door vakbekwame personen die deskundig zijn in het inspecteren van gelijksoortige installaties’. Zo vraagt het inspecteren van een elektrische installatie in een woning een andere expertise dan die in een industriële omgeving of in een Atex-omgeving. Inspecteur is een vrij beroep. Wel vereisen sommige bedrijven een aantoonbare deskundigheid van een inspecteur. Bij de supermarkt vereist in dit geval de verzekeraar dat de inspecteur in dienst is bij een ‘Erkend elektrotechnisch bedrijf’. De inspecteur, zelfstandig of in dienstverband, is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het geleverde inspectiewerk. Een gedegen rapportage die een goede afspiegeling toont van gedegen nen 3140-inspectie is dus altijd een vereiste. Als na calamiteit, bijvoorbeeld brand, blijkt dat de inspectie ondeskundig is uitgevoerd dan kan de inspecteur medeaansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade. Nieuwe ontwikkelingen In veel polisvoorwaarden staat vaak nen 3140 nog als norm vermeld voor periodieke inspecties. Deze norm is echter primair ontwikkeld in het kader van de Arbowetgeving en is in mindere mate geschikt om specifiek te toetsen op brandveiligheid waar het een verzekeraar in het algemeen om te doen is. Elektrotechnische inspecteurs, verenigd in uneto-vni en iKeur, hebben samen met het Nederlands Verbond van Verzekeraars een nieuwe norm ontwikkeld voor de ‘periodieke beoordeling van het brandrisico van elektrische installaties en arbeidsmiddelen’: de nta 8220. Begin 2017 heeft nen het ontwerp voor deze nta gepubliceerd voor commentaar. nta 8220 is een ‘methode voor het beoordelen van elektrisch materieel op brandrisico’. Wellicht dat deze nta de nieuwe norm wordt om periodiek te inspecteren op brandveiligheid. Daarnaast heeft stichting scios een certificeringsregeling waarmee de deskundigheid kan worden aangetoond voor het uitvoeren van elektrotechnische inspecties. Bij een erkend exameninstituut kunnen technici zich laten certificeren als inspecteur voor een specifiek certificaat; een scope. Er zijn nu ruim een jaar twee scopes actief: Scope 8 heeft betrekking op elektrische installaties en scope 9 op elektrische arbeidsmiddelen. Zowel scope 8 en 9 zijn gebaseerd op nen 3140-inspecties. Er zijn ook twee nieuwe scopes in de maak: Scope 10 over inspecties volgens nta 8220 en Scope 11 over elektrotechnische installaties op basis van de Atexnormen voor explosieveiligheid.

juli 2017 KvINL-VAKWIJZER

21


Uit de praktijk

Profiteren van cijfers collega-installateurs Bent u een ondernemer die elke dag vrolijk roept ‘we zien wel hoe het loopt’? Of houdt u liever de vinger stevig aan de pols als het gaat om kosten en omzet? In 2016 namen 235 installatiebedrijven deel aan het bedrijfsvergelijkend onderzoek dat het Management Centrum jaarlijks uitvoert in opdracht van uneto-vni.

Aan welke ‘knoppen’ kan ik gericht draaien om onderaan de streep meer over te houden? Het was een vraag die Maarten Kruitwagen, directeur van Stein Installaties, zichzelf stelde. Hij besloot deel te nemen aan het bedrijfsvergelijkend onderzoek dat uneto-vni sinds 1995 elk jaar laat uitvoeren onder geïnteresseerde leden. ‘Dankzij de op maat gesneden toelichting die ik ontving, heb ik nu handvatten om de juiste verbeteringen door te voeren’, constateert Kruitwagen. Door de crisis was het personeelsbestand van zijn bedrijf teruggelopen van dertig naar vijftien man. Tegenwoordig schijnt de zon weer volop, ziet hij met plezier, maar dat neemt niet weg dat je scherp moeten blijven op de bedrijfsvoering. ‘Door het vergelijkend onderzoek krijg je een geweldig inzicht wat je goed of fout doet. Dat stelt je in staat de winstgevendheid van je bedrijf op te krikken door gericht bij te sturen.’ Extern bureau ‘Wij vinden het belangrijk dat onze leden over goed cijfermateriaal beschikken waarmee zij hun eigen bedrijfsprestaties naast het gemiddelde van vergelijkbare bedrijven kunnen leggen’, aldus Laurens de Vrijer van uneto-vni, die bij de brancheorganisatie de economische onderzoeken coördineert. ‘Het is belangrijk om het gevoel dat je als ondernemer hebt, terug te zien in concrete getallen. Natuurlijk hebben onze installatiebedrijven het hartstikke druk. Maar hoe zit het met hun marges? En wat houden zij nu echt onder aan de streep over na verrekening van allerlei kosten? Wellicht blijkt uit dit onderzoek wel dat je er heel onrendabele bedrijfs-

activiteiten tussen hebt zitten. Activiteiten die veel werkdruk opleveren, maar weinig winst.’ Om de privacy van de deelnemende bedrijven te beschermen, is het onderzoek uitbesteed aan een extern bureau, het Management Centrum Nederland, vertelt De Vrijer. ‘Wij krijgen alleen verzamelgegevens; die zijn heel nuttig om de trends te ontdekken, waarop wij als brancheorganisatie onze producten en diensten kunnen afstemmen, zoals lobbytrajecten, themabijeenkomsten en bedrijfsadviezen die wij aan leden geven.’ Verleden overleven Het onderzoek wordt elk jaar weer opnieuw aangeboden aan de leden. ‘In het laatste onderzoek uit 2016, dat gaat over het jaar 2015, zie je dat de cijfers gemiddeld beter zijn geworden. Dat komt overeen met de uitslag van de conjunctuurenquête die we ieder kwartaal houden’, analyseert De Vrijer de uitkomsten. ‘Er zijn wel verschillen per segment’, vult Ger Zwartendijk aan, die samen met collega Peter van Peer vanuit het Management Centrum Nederland betrokken is bij het onderzoek. ‘De verwachte omzetstijging bij kleine bedrijven was 6 procent hoger dan het jaar ervoor, maar bleek in werkelijkheid slechts 1 procent. En de middenbedrijven scoorden 6 procent hoger in plaats van de verwachte 8 procent. Bedrijven die actief zijn in de woningbouw scoorden bovengemiddeld, terwijl we in de segmenten utiliteit en industrie een aanhoudend goed gevulde orderportefeuille zien.’ ‘Belangrijker nog dan zekerstellen dat je sterk genoeg bent voor

Dit verdienen ­monteurs voor u kleine bedrijven tot 50 werknemers

middelgrote bedrijven tot 250 werknemers

per kracht productie per kracht toegevoegde waarde per kracht winst per kracht per directe kracht

120.600

131.200

66.500

68.100

5.200

5.100

per jaar

per uur

per jaar

per uur

172.800

108,00

195.900

122,40

-/- materiaal/werk derden per monteur

77.500

48,40

94.200

58,90

toegevoegde waarde per monteur

95.300

59,60

101.700

63,60

productie per monteur

-/- winst per monteur

7.400

4,60

7.700

4,80

87.900

54,90

94.100

58,80

100%

10,9

100%

77,1

eigen monteurs/totaal personeel

59%

6,4

56%

43,0

ingeleende monteurs/totaal personeel

11%

1,2

11%

8,5

kosten per monteur en kostprijsuurloon verdeling personeel totaal aantal personeel (incl. directie)

indirect personeel/totaal personeel loonkosten loonkosten per eigen kracht loonkosten per monteur loonkosten per indirecte eigen kracht

22

KvINL-VAKWIJZER maart 2017

30%

3,3

33%

25,5

per jaar 46.000

per uur

per jaar 50.100

per uur

39.800

24,90

43.300

27,10

58.200

62.200


Uit de praktijk

kleine middelgrote bedrijven tot bedrijven tot 50 werknemers 250 werknemers € 367.300

€ 304.600

€ 591.900

€ 2.648.000

€ 2.206.000

€ 4.857.000

€ 56.300

€ 395.000

inkoopkosten loonkosten overige kosten exploitatieresultaat Durft u uw eigen winst- en verliesrekening hiernaast te leggen?

de toekomst, is ontdekken of je bedrijf wel voldoende vitaal is om het verleden te overleven’, zegt Van Peer. ‘Er zijn nog heel veel pijnplekken en achterstallig onderhoud uit de jaren dat de broekriem stevig moest worden aangehaald’, legt hij uit. ‘Denk aan langlopende projecten die je nu nog moet uitvoeren tegen de slechte prijzen van tijdens de crisis, te hoog gewaardeerde voorraden of achterstallige ontwikkeling van je personeel.’ Doordat het Management Centrum Nederland gelijksoortige onderzoeken ook uitvoert voor de bouwmaterialenbranche, kleine bouwers, dakdekkers en retailbedrijven, kunnen de uitkomsten ook op bedrijfstak-overstijgend niveau worden vergeleken. Van Peer: ‘Het valt op dat de installatiebranche meer afhankelijk is van het verkopen van de kennis en kunde van de monteurs en veel minder van materiaalverbruik. Een aannemer koopt wel 80 procent van zijn omzet in en heeft een veel hogere omzet per man dan een installateur. Je kunt stellen dat een installateur bij een gelijk omzetniveau drie keer zoveel eigen vast personeel heeft als een aannemer. Het denken in productieve uren is daarom erg belangrijk. Bij een installateur kunnen weersinvloeden het aantal productieve uren met 20 – 25 procent verlagen. Voor de bouwmaterialenbranche zijn voorraadoptimalisatie, kapitaalintensiteit en bruto marge per verkoper en per type levering weer interessante gegevens.’ Concrete tips Naar aanleiding van het basisonderzoek zijn in februari gesprekken gevoerd met groepjes installateurs om gezamenlijk over de uitkomsten te discussiëren. In totaal namen daar dertig installateurs aan deel. ‘Bedrijven die ruimte zien om zichzelf te verbeteren, maar ook bedrijven die nu al excelleren en de lat nog hoger willen leggen’, merkte Zwartendijk. ‘De beste ondernemers zijn die ondernemers die inzicht in hun cijfers hebben. Omdat ze daardoor precies weten

met welke soorten werk in welke markten zij geld kunnen verdienen.’ Maar de vraag die je volgens Zwartendijk als bedrijf moet stellen is natuurlijk: waarmee ben je tevreden? ‘Iemand zei me ooit: ‘hoeveel biefstukken wil je eten per dag?’ Hoe dan ook, hoe hoger de prestaties, hoe meer het ondernemen topsport wordt. Deze installateurs in de eredivisie zijn uit zichzelf al erg geïnteresseerd in de cijfers, want die drukken uit hoe goed ze zijn. Maar ook de installateurs met een mindere financiële focus kunnen ontzettend veel leren uit de rapportage die er voor hun bedrijf uitrolt. Behalve cijfers staat er namelijk ook heel veel ‘leesbare’ informatie in. Zoals concrete tips waarmee je meteen aan de slag kunt.’ Jezelf opnieuw uitvinden Wat willen de onderzoekers de installateurs nog meegeven? Van Peer: ‘Onze ervaring is dat ondernemers altijd net iets positiever zijn dan de realiteit uitwijst. De tegenvallers in omzet blijken vaak toch iets groter te zijn, en de meevallers vaak net niet zo groot. Maar daarom zijn het ook ondernemers geworden. Vooral geen fouten maken, dat is misschien wel tachtig procent van het succes. Blijf dus iedere dag scherp. Af en toe moet je jezelf echt opnieuw uitvinden, want soms zit het echt bij jezelf.’

Zo verdient u geld

• Een 1 euro betere prijs levert 1 euro extra winst op • 1 procent scherpere inkoop levert 10 procent extra winst op • 1 procent efficiënter werken levert 6 procent meer winst op • 1 procent minder overige kosten levert 3 procent meer winst op

maart 2017 KvINL-VAKWIJZER

23


Uitgelicht: A.J. Coppens & Zoon BV

‘Kwaliteit, aandacht voor de wensen van de klant en dienstverlening gaan bij ons hand in hand’

Wie Jan Roobeek, directeur A.J. Coppens & Zoon BV Alkmaar. Waarom KvINL? ‘Het is zonneklaar dat de eigenaar van een installatiebedrijf heeft aangetoond dat hij vakbekwaam is en weet waarover hij praat. Wij zijn hofleverancier. Klanten zouden vreemd opkijken wanneer wij niet erkend zouden zijn.’

24

bij velen bekende Alkmaarders. We zoenen de helft van onze klanten. Men gunt ons de klus. Natuurlijk moet je het telkens waarmaken, maar dat doen we gewoon altijd. Ik hoef niet een ingewikkelde technische installatie te maken in een fabriek. Ik maak wel de badkamer en de cv bij de fabrieksdirecteur thuis. Kwaliteit, aandacht voor de wensen van de klant en dienstverlening gaan bij ons hand in hand.’

Onderneming ‘Ons bedrijf richt zich volledig op de particuliere markt binnen een straal van 10 km. We zijn gehuisvest in de binnenstad van Alkmaar, als laatste der Mohikanen. Wij wonen bij onze werkplaats en onze kleine showroom in dezelfde fraaie grachtenpanden waar mijn overgrootvader van moederszijde ooit begon. Het betekent dat wij ook altijd kleinschalig zijn gebleven. We werken met vijf monteurs en vier kleine bedrijfsauto’s; gaat precies. Naast het compleet verzorgen van badkamers bemoeien wij ons eigenlijk met alles wat kan lekken.’

Trots op? ‘Ons personeel. Het is bij ons gevormd en onze manier van werken zit in onze genen. Ik geef ze veel verantwoordelijkheid. Zij communiceren voortdurend met de klant, bestellen soms ook materialen en maken afspraken. Die één-op-éénrelatie met de klant is uiterst belangrijk. Alles draait om vertrouwen. We werken als een team. Het gaat erom dat de klant ieder van ons team vertrouwt. Iedere klant moet een ambassadeur zijn van ons bedrijf. Imago is datgene wat iemand je gunt. Ik ben er trots op dat wij dit imago telkens vast hebben kunnen houden.’

Onderscheidend ‘Omdat wij in zo’n klein werkgebied al 135 jaar opereren, genieten we een grote naamsbekendheid. Daarbij zijn mijn echtgenote en ik

Wilt u ook met u bedrijf in de vakwijzer komen? Mail dan naar info@kvinl.nl.

KvINL-VAKWIJZER maart 2017


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.