KvINL
VAKWIJZER Vakinformatie voor KvINL-erkende en -gecertificeerde bedrijven
Jaargang 11 - maart 2018 - nummer 01
1
• Meldingsregeling BRL 1201 • Kaderregeling gasverbrandingstoestellen • Stand van zaken COEC-Richtlijn • BORG-regeling • Erkenningsregeling woningventilatie
INHOUD Voorwoord & Colofon
2
KvINL-nieuws
3
W-techniek 7
Nieuws
9
Technische vragen Basiskennis
11
E-techniek Nieuws
14
Basiskennis
16
De Geschillencommissie
17
Technische vragen
19
Uit de praktijk
20
Uitgelicht
22
COLOFON KvINL Postbus 7103 2701 AC Zoetermeer Tel. 079 321 79 93 Fax. 079 323 00 56 www.kvinl.nl info@kvinl.nl Met medewerking van Tekst: Mari van Lieshout, Therese van Warmerdam, Stéphanie Korpershoek, Fred Vos, Eric van der Blom, Anton Kerkhofs, Rob van Mil, Joop van Vierken, Paul Smorenburg. Fotografie: Arno Massee, Maarten de Vries (illustratie), industrie, John Evers, Linda Kindt.
2
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
Ga leren! De rol van de installateur bij de energietransitie is groot. We horen de boodschap op congressen, beurzen en lezen erover in de vakbladen. ‘De installatiebranche is er klaar voor’, hoor ik met zekere regelmaat. Maar zou het kunnen dat hier sprake is van ‘wishful thinking’; de wens die de vader is van de gedachte? Is de installateur werkelijk in staat en voldoende uitgerust om de energietransitie op een verantwoorde wijze tot stand te brengen? Ik ben van nature echt geen pessimist, maar ik wil er toch rekening mee houden dat we dit beeld misschien wel enigszins moeten bijstellen. Misschien moeten we hardop durven uitspreken dat er een niet-verwaarloosbare groep installateurs is die niet over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt. Ik zal u uitleggen waarom. Het heeft te maken met mijn recente bezoek aan het Nederlandse Warmtepompcongres. Het eerste wat mij tijdens mijn bezoek opviel, was dat het niet eens zo druk was. Althans, persoonlijk had ik het drukker verwacht. Maar wat mij nog meer in verwarring bracht, was de reactie van sommige aanwezigen toen ik mijn verbazing hierover uitsprak. Dit hoorde ik bijna woordelijk: ‘ We vinden het helemaal niet zo erg dat het hier niet storm loopt. Want dit is een congres waar ook veel opdrachtgevers rondlopen die investeringen in warmtepompen overwegen. Zij zullen niet zo snel aankloppen bij de installateur die hier afwezig is. Laat het nog maar even zo blijven.’ Dit antwoord bracht mij behoorlijk in verwarring. Ik begreep hier uit dat de aanwezige installateurs – vanuit commerciële overwegingen – de groeimarkt voor warmtepompen zolang mogelijk voor zichzelf willen houden. Maar zou het niet juist veel logischer zijn als de installateurs elkaar hadden verdrongen op de congresvloer? Een drukte van mannen en vrouwen die de kans met beide handen zouden aangrijpen om zich op de hoogte te stellen van wat er te koop is op warmtepompgebied? Ik heb het al eerder gezegd en ik herhaal het nu: wie denkt dat dat het zo’n vaart niet loopt, kan wel eens veel eerder aan de kant komen te staan dan verwacht. Natuurlijk moeten er de komende jaren heus nog wel nieuwe cv-ketels gemonteerd worden. En de reeds geïnstalleerde ketels moeten ook worden onderhouden. Maar er komt een eind aan en gauw ook, zeker nu de wettelijke verplichting om nieuwbouwwoningen aan te sluiten op het aardgasnet komt te vervallen. Apparaten worden ingewikkelder en de eisen aan het vakmanschap worden hoger. Dat geldt niet alleen voor de warmtepomptechniek, maar eigenlijk voor de volle breedte van het werkveld waarop de installateur actief is. Zonnewarmte, pv, besturing, domotica, ict, smart lighting, binnenklimaatsystemen… De lijst is eindeloos. De technieken ontwikkelen zich zo razendsnel dat leren een must is. Begin er vandaag nog mee. Er is voldoende aanbod van opleidingen. Misschien denkt u straks op een rijdende trein te kunnen springen. Ik wil u waarschuwen: die trein dendert straks misschien veel te hard door om er nog bij te komen.
Dick Tommel, voorzitter KvINL.
KvINL-Nieuws
Stand van zaken COEC-Richtlijn In de vorige Vakwijzer schreven we al over de coec-Richtlijn; het bijhouden van vakbekwaamheid. Een ‘Leven Lang Leren’ begint steeds meer vorm te krijgen. Sterker nog: voor de epa-W-adviseur en/of -opnemer is het volgen van opfrisactiviteiten vanaf 1 maart 2018 verplicht. De coec-Richtlijn is van toepassing op vrijwel alle vakgebieden binnen de installatie- en energiesector (zie kader). Wat behelst de richtlijn kortgezegd? Behalve een examen, draagt ook het volgen van bijscholing (opfrisser) voortaan bij aan het borgen van vakbekwaamheid en kwaliteit in de installatie- en energiesector. Met een periodieke opfrisactiviteit na een behaald examen, blijft theoretische en praktische kennis en kunde op een bepaald vakgebied aantoonbaar actueel. De coec-Richtlijn is een richtlijn. Het is de taak van de examencommissies voor het eigen vakgebied de richtlijn te vertalen in een specifieke regeling. Aantoonbaar vakbekwaam ‘Het doel van de coec-Richtlijn is het aantoonbaar of bewijsbaar maken van actuele vakbekwaamheid’, stelt Wil van Ophem, directeur technische zaken KvINL. ‘Veel professionals weten van zichzelf dat ze goed zijn in hun vak. Maar je moet steeds vaker je vakbekwaamheid bewijzen aan de opdrachtgever. Het eerste bewijs is natuurlijk een diploma op het betreffende vakgebied. Maar tegenwoordig veranderen de vakgebieden in de energie- en installatiesector soms bijna spectaculair. Dan loop je als professional al snel achter op veranderingen of ontwikkelingen. Denk aan nieuwe wet-
De COEC-Richtlijn geldt per 1 oktober 2016 voor de vakgebieden: • epa (U- en W-bouw) • Bio-energie (haarden, kachels, rookkanalen, biomassaketels) • Bodemenergie • Legionellapreventie (vanaf medio 2019) • Centrale Verwarming • Noodverlichting • Ventilatie • Betonkernactivering • Warmtepompen (U-en W-bouw) • Zonne-energie
en regelgeving, innovaties, of aan oplossingen voor veelgemaakte fouten. Die kennis en kunde moet je als professional mee kunnen krijgen. De oplossing is het volgen van een periodieke opfrisactiviteit. Als professional red je het niet meer zonder bijscholing, durf ik te stellen.’
Registratie op QBISnl Geaccrediteerde opleidingen en/of opfrisaanbod staan of komen op www.qbisnl.nl/professional/overzicht voor bouw- en installatietechniek. Daarop staan ook alle vakprofessionals die met succes examen hebben afgelegd op een bepaald vakgebied en (indien van toepassing) een opfrisser hebben gevolgd. Sinds februari krijgen alle op QBISnl-geregistreerde professionals per e-mail een uitnodiging om een persoonsgebonden QBIS-ID te activeren. Via hun QBISnl hebben ze inzage in de mogelijke geldigheidsduur van hun diplomering en in de verkregen studiepunten voor gevolgde opfrissers.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
3
KvINL-Nieuws
Opleiders en examencommissies aan zet Van Ophem: ‘Bij opleiders ligt er een mooie taak: die zijn capabel om opfrisactiviteiten aan te bieden. Geaccrediteerd opfrisaanbod wel te verstaan. Met het geven of volgen van gecertificeerde opfrissers, maak je het verschil in de markt met beunhazen. Het certificeren van de opfrissers betekent werk aan de winkel voor de examencommissies. Die moeten bepalen aan welke voorwaarden een bijscholing moet voldoen.’ ‘Het eerste schaap is al over de dam. Sinds februari heeft de epa-Examencommissie de voorwaarden vastgesteld voor de verplichte bijscholing van de epa-W-adviseur/-opnemer (zie kader). Die commissie werkt nu ook aan de voorwaarden van de andere epa-disciplines. Daar kunnen opleiders weer op inspelen met geschikt opfrisaanbod. Nu de andere vakgebieden nog!’ Webinar Zonne-energie wil voorbeeld stellen Van Ophem: ‘Waar moet je het zoeken als opleider of examencommissie? Een opfrisser wordt gestaafd aan de hand van eindtermen en voorwaarden. De eindtermen zijn bekend en staan op KvINL. De voorwaarden bepalen de examencommissies. Die van de epa-Examencommissie zijn weliswaar verplicht en daardoor streng, maar kunnen als voorbeeld dienen voor andere commissies. Ook KvINL wil een voorbeeld stellen. Binnenkort geven André Derksen, deskundig in Zonne-Energie, en ondergetekende een webinar over zonnepanelen die voldoet aan de eindtermen.’ ‘De Examencommissie Zonne-energie leggen we deze opfrisser voor, compleet met het aantal punten dat een deelnemer kan behalen. Ook andere opleiders kunnen de handschoen oppakken.
Bijscholing Het opfrisaanbod voor de installatie- en energiesector kan bestaan uit bijscholing in de vorm van onder meer productsessies, instructies, webinars, workshops, e-learning, lezingen, symposia en cursussen. Denk ook aan bijeenkomsten over nieuwe regelgevingen, normen of aan producttrainingen met specifieke, nieuwe technieken. Ook het opnieuw volgen van een complete diploma-opleiding en examinering kan worden gezien als bijscholing. Een opleiding of opfrisser, al dan niet afgesloten met een examen, krijgt een bepaalde hoeveelheid studiepunten toegewezen (minimaal 2 en maximaal 60) door de examencommissie op het vakgebied. Een punt staat voor de tijdsduur van een maand. Opfrissers kunnen worden gegeven door brancheverenigingen, opleidingsinstituten en kennisinstellingen. Ook bedrijfsscholen van grotere installatiebedrijven en importeurs van toestellen kunnen opfrissers aanbieden. Echter: voor vermelding van opfrissers op www.QBISnl is accreditatie nodig.
Opleiders kunnen zelf hun examencommissie een opfrisser aanbieden gestoeld op de eindtermen op hun vakgebied (http://bit.ly/COEC-KvINL). Daarvoor kunnen ze het algemene accreditatieformulier (http://bit.ly/form-KvINL) gebruiken op www.kvinl.nl’
Uitnodiging aan opleiders EPA-W KvINL nodigt opleiders epa-W uit voor de accreditatie van opfrisactiviteiten. Met een accreditatie voldoet een opfrisser aantoonbaar aan de uitbreiding van brl 9500-01, Energieprestatieadvisering. De uitbreiding van de brl is het gevolg van de Regeling epa-W, die is gebaseerd op de coec-Richtlijn (http://bit.ly/opfrisaanbod). De Regeling epa-W is opgesteld door de epa-Examencommissie en speelt onder meer in op: • de steeds hogere verwachtingen van de epa-W-adviseur/-opnemer; • veranderingen in de regelgeving en innovatieve toepassingen; • in de praktijk gemaakte fouten; • het stijgende marktbelang van het Energie-indexinstrument. De voorwaarden waaraan de bijscholing moet voldoen, staan in dit document van de epa-Examencommissie (http://bit.ly/completeset). De regeling geldt voor 2018, hierna zijn de eisen mede afhankelijk van de nieuwe bepalingsmethode nta 8800 (nog in ontwikkeling).
Eerste ROC met geaccrediteerde scholingen Mbo-studenten die bij roc Friese Poort afstuderen in installatietechnische opleidingen met de onderdelen warmtepompen en zonne-energie, zijn klaargestoomd voor de landelijke examens in die onderwerpen. ‘De lesstof bevat de theoretische en praktische kennis die nodig is om te kunnen slagen’, aldus Wil van Ophem van KvINL. De geaccrediteerde scholingen in warmtepompen en zonneenergie zijn bij roc Friese Poort te volgen in de dagopleiding voor jongeren en in bijscholingscursussen voor de al werkende installateur. roc Friese Poort, het grootste roc in Friesland, speelt met de accreditaties in op vraag uit de markt naar landelijk erkende kwalificaties van scholingen. Meerwaarde voor de student ‘Het is voor jongeren en installateurs interessant om geaccrediteerde scholingen te volgen’, aldus Wil van Ophem. ‘Op de eerste
4
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
plaats bevatten deze scholingen alle theorie en praktijk die de installateur nodig heeft voor het werken met warmtepompen en zonne-energie. Daarbij kan de student na het behalen van zijn mbo-diploma ervoor kiezen de aparte branche-examens af te leggen. Dat examen is dan nog een klein stapje te gaan. Slagen ze daarvoor, dan zijn ze aantoonbaar vakbekwaam in warmtepompen of zonne-energie. Hierdoor worden ze geregistreerd op het kwaliteitsregister www.qbisnl.nl en zijn ze vindbaar voor potentiële opdrachtgevers en consumenten. Als gekwalificeerde vakprofessional maken ze het verschil met concurrenten.’
KvINL-Nieuws
De accreditaties voor de onderdelen Warmtepompen en Zonne-energie zijn op 29 januari 2018 door Wil van Ophem van KvINL (derde van links) officieel overhandigd aan Paul Molenaar, directeur roc Friese Poort Bedrijfsopleidingen (vierde van links) en andere betrokken medewerkers van het roc.
Voorbeeld voor andere ROC’s in Nederland Volgens Van Ophem stelt roc Friese Poort een voorbeeld voor andere roc’s in het land: ‘Voor de accreditaties voldoen de scholingen warmtepompen en zonne-energie aan een aantal voorwaarden.
Daar heeft roc Friese Poort hard aan gewerkt. KvINL blijft het roc jaarlijks op de voorwaarden controleren. Daarmee zijn de studenten die de scholingen volgen, steeds voorbereid op de actuele theorie en praktijk.’
Gezamenlijke stand KvINL en Sterkin leidt tot succesvolle VSK 2018 Tijdens vsk 2018, die van 6 tot en met 9 februari in de Jaarbeurs plaatsvond, hadden KvINL en Sterkin een gezamenlijke stand. Daarin ontvingen zij vakmensen die vragen hadden over hun certificering of erkenningsregeling. Behalve gesprekken over het vakmanschap in het algemeen, ging het vaak over toekomstige eisen die worden gesteld bij werkzaamheden aan cv-installaties. De vertegenwoordigers van beide organisaties hadden het druk; op vrijwel elk moment van de dag was er wel een installateur of monteur die gerichte vragen had. Hoewel er vele certificerings- en erkenningsregelingen zijn waarover tijdens de vsk vragen konden worden gesteld, ging de meeste aandacht uit naar de verwachte, wettelijke regeling voor gasverbrandingstoestellen. ‘Natuurlijk is deze regeling nog niet van kracht, maar desondanks blijken veel vakmensen al vol met vragen te zitten over de voorwaarden en gevolgen’, zegt Wil van Ophem van KvINL. Wanneer de regeling exact van kracht wordt is nog ongewis. Op dit moment is er een consultatie gaande, wat betekent dat de sector zijn commentaren kan indienen. Uiteindelijk zal de regeling ergens in het komend jaar worden ingevoerd, zo is de verwachting. Hoe je je daar op kunt voorbereiden, was de strekking van de vragen waarop velen een antwoord wilden. ‘Er kwamen genoeg mensen naar de stand die nog niet zijn erkend of gecertificeerd, en zich nu afvragen wat zij moeten doen als ze straks nog aan gastoestellen willen werken’, merkte Van Ophem. ‘Want dat de regeling in werking zal treden, dat is vrijwel zeker. Wij kunnen alleen niet zeggen wanneer. Het belangrijkste advies wat we nu aan niet-erkende bedrijven kunnen geven is dat de mensen zich stap-voor-stap op de regeling voorbereiden, bijvoorbeeld door te starten met het opleiden en diplomeren.
Start op tijd, want als je het nog moet doen zodra de regeling een feit is of zelfs al in werking treedt, dan ben je erg laat, misschien wel te laat.’ De benodigde opleiding wordt nu, in de vorm van een pilot, al door enkele gastechnische opleidingscentra verzorgd. Volgens Van Ophem is het dus belangrijk om je te oriënteren en zo nodig zo snel mogelijk in te schrijven. ‘De mensen die al de juiste papieren hebben, kunnen zich met de volgende stap bezighouden. Zo moeten alle monteurs, als zij nog niet voorzien zijn van de juiste instrumentatie, dit op orde brengen. Als dat in gereedheid is, kun je eens (gezamenlijk) een controle op de werkzaamheden uitvoeren aan de hand van een checklist of 10-stappenplan. Zo’n controle geeft je een goed beeld van het proces en van alle kwaliteitsstappen die je moet zetten. Op deze wijze komen we tot de kern van het belangrijkste advies dat wij vanuit onze stand aan de bezoekers meegaven: geef structuur aan de acties die je moet ondernemen, zodat je straks helemaal klaar bent om aan die wettelijke regeling voor gasverbrandingstoestellen te voldoen.’
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
5
KvINL-Nieuws
BORG B-regeling ligt inmiddels ter inzage
Vernieuwde BORG-regeling op een oor na gevild Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (ccv) legt de laatste hand aan de vernieuwing van de borg 2005-regeling. Dat gebeurt samen met vertegenwoordigers van beveiligingsbedrijven, certificatie-instellingen en verzekeraars. De oude borg-regeling is opgesplitst in bouwkundige beveiliging (borg b) en elektronische beveiliging (borg e). De vernieuwde borg b-regeling is inmiddels afgerond en ter inzage gepubliceerd. Ruim 12 jaar is de borg-2005 regeling nu van kracht, maar gaandeweg is steeds duidelijker geworden dat installateurs van beveiligingssystemen binnen de regeling weinig ruimte hadden voor maatwerk. Grootste punt van kritiek was dat de regeling niet toegespitst was op een bepaald vakgebied en veel administratie met zich mee bracht. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (ccv) onderkende het probleem en stelde zich op het standpunt dat in een nieuwe regeling alleen een betrouwbare beveiliging tot stand kan komen door de juiste mix van bouwkundige maatregelen (B) en elektronische (E) beveiligingsmaatregelen die voortvloeien uit de Verbeterde Risicoklasse Indeling (vrki). Gedeelde verantwoordelijkheid De oude borg-regeling ging er impliciet vanuit dat een beveiligingsbedrijf voor alle elementen van het beveiligingsplan de verantwoording nam. Maar het uiteindelijke doel van de regeling – een beter beveiligd gebouw – is niet alleen de verantwoordelijkheid van het beveiligingsbedrijf. Inbraakpreventie betreft ook bouwkundige maatregelen en daarnaast heeft de eigenaar van het pand nog een eigen verantwoordelijkheid. Vele elektrotechnische installateurs liepen te hoop tegen de vele voorschriften in de borg-regeling die niet tot hun primaire uitvoeringspraktijk behoren, zoals de verplichting om bij de klant over bouwkundige en organisatorische maatregelen te adviseren. ‘Opnieuw opbouwen’ ‘We hebben de afgelopen jaren vele discussies gevoerd en kwamen uiteindelijk tot de conclusie dat we de borg-regeling opnieuw moesten opbouwen’, vertelt Rob Hartgerink, voorzitter van de Commissie van Belanghebbenden. ‘Een installateur kun je niet verantwoordelijk stellen voor het werk van de bouwkundig aannemer en evenmin voor de wijze waarop de klant met criminaliteitspreventie om gaat.’
6
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
De klanten van beveiligingsbedrijven zijn vaak onbekend met de dreigingen en kunnen moeilijk inschatten welke beveiligingsmaatregelen gewenst of nodig zijn. Zij hebben behoefte aan advies. Daardoor kwamen installateurs ongewild in een positie terecht waarbij zij de klant moesten adviseren over eventuele maatregelen. Zij liepen daarbij echter het risico dat de klant de installateur aansprakelijk zou kunnen stellen in het onverhoopte geval dat het mis zou gaan. Ruimte om mee te bewegen ‘ccv heeft er mede na aandringen van de vakgroep Beveiliging van uneto-vni daarom voor gekozen de nieuwe borg-regeling te bouwen rond de grenzen van de verschillende partijen die de producten leveren’, verduidelijkt Hartgerink. ‘De nieuwe, flexibele opzet sluit ook meer aan bij de markt en geeft ruimte om mee te bewegen met de snelle ontwikkelingen op technisch vlak. Daarmee wordt de kwaliteit geborgd.’ De B-maatregelen en de E-maatregelen zijn in de borg-regeling nu als twee aparte certificeringsregelingen vastgelegd. Zo kan bijvoorbeeld een bedrijf dat rolluiken levert en monteert zich in de nieuwe regeling volgens borg B laten certificeren. De installateur van beveiligingssystemen kiest voor het borg E-certificaat. Zekerheid en vakmanschap Aan de hand van de nieuwe borg-regelingen toont het beveiligingsbedrijf aan dat hij betrouwbaar is en over vakmanschap beschikt. Hierdoor weet de eindklant wat zijn risico is en in hoeverre de beveiligingsmaatregelen die genomen worden daarbij aansluiten. Uiteraard geeft het borg-certificaat ook aan dat de beveiligingsmaatregelen voldoen aan alle wettelijke eisen. Hoewel de aandacht nu is gericht op inbraaksystemen, is de verwachting dat separate systemen, zoals toegangscontrole en camerasystemen, gaan integreren tot een systeem. Ook daar sorteert de hernieuwde borg-regeling op voor. Publicatie BORG E De borg b-regeling is afgerond en is ter inzage gepubliceerd. De vernieuwde borg e-regeling laat nog iets langer op zich wachten. Naar verwachting vindt de publicatie plaats in de loop van deze maand. Het streven is erop gericht om nog deze zomer beide regelingen ter goedkeuring voor te kunnen leggen waarna ze van kracht worden.
W-techniek Nieuws
Erkenningsregeling Woningventilatie; de eerste in een reeks Begin 2018 was de Erkenningsregeling Woningventilatie gereed. Deze regeling is de eerste in een reeks die KvINL en de markt de komende jaren gaan ontwikkelen. Naast een waarborg voor kwalitatief goed uitgevoerde ventilatiesystemen sorteert de erkenningsregeling ook voor op eventuele wetgeving voor kwaliteitsborging in de bouw. In de kern gaat deze erkenningsregeling puur over de praktische uitvoering van werkzaamheden, waarbij ook eisen worden gesteld aan de personen die binnen een bedrijf aan woningventilatie willen werken.
Project BuitenHUIS, dwa
Elk bedrijf dat straks ventilatiesystemen voor woningen of woongebouwen wil ontwerpen, installeren en/of onderhouden, kan zich via deze Erkenningsregeling onderscheiden. Het gaat hierbij om een bedrijfserkenning klasse 1, waarmee het bedrijf kan aantonen dat het een bepaald kennisniveau in huis heeft. Ook zal één keer in de twee jaar het bedrijf en een van de gerealiseerde ventilatieprojecten moeten worden gecontroleerd. Omdat het een erkenningsregeling voor uitsluitend woningventilatiesystemen betreft, zijn de eisen minder zwaar dan bij een certificeringsregeling voor ventilatie- en
luchtbehandelingssystemen waarbij hogere risico’s wat betreft veiligheid en gezondheid kunnen optreden. Woningventilatie wordt daarom door KvINL aangeduid als een ‘laag-risico’ werkklasse 1, in tegenstelling tot bijvoorbeeld ventilatie in een school of zorgcentrum, waarvoor een certificatieregeling beschikbaar is. Naast de controles van het bedrijf en het werk stelt de erkenningsregeling ook eisen aan de personen binnen het bedrijf die aan woningventilatie willen werken. De Erkenningsregeling Woningventilatie onderscheidt verschillende werkzaamheden die door diverse type vakmensen kunnen worden uitgevoerd. De geëiste mate van deskundigheid is in drie rollen onder te verdelen: 1. Een Voldoende Opgeleid Persoon (vop) – meestal een monteur die onder regie installeert. 2. Een Vakbekwaam Persoon (vp) – een monteur die zelfstandig kan installeren. 3. Een Werkverantwoordelijke (wv) – heeft mbo+-niveau en kan ook het ontwerp maken. Voor alle drie de vakmensen bevat de regeling eisen waaraan hun vakmanschap moet voldoen, en ook wat zij moeten doen – nu, maar ook later als technieken veranderen – om hun kennis actueel te houden. Elke bedrijf – dus ook een zzp’er – dat aan de erkenningsregeling wil voldoen, moet minimaal een Werkverantwoordelijke in huis hebben.
Nefit: veiligheidsrisico TopLine hr-serie is uiterst beperkt Vele tienduizenden cv-ketels van Nefit, gemonteerd in Nederlandse woningen, zouden levensgevaarlijk zijn. rtl Nieuws bracht begin januari het bericht in de Nederlandse huiskamers. Een lekkende warmtewisselaar zou volgens een onderzoek kunnen leiden tot brand of lekkage van koolmonoxide buiten het toestel. Volgens de fabrikant zelf valt het nogal mee. Bij 63 ketels is smeltschade aan de binnenkant ontstaan. ‘De ketels zijn veilig’. Honderdduizenden mensen in Nederland hebben een gevaarlijke cv-ketel in huis, berichtte rtl Nieuws in januari. Het gebruik van sommige type ketels van de TopLine hr-serie van Nefit kon aanleiding geven tot brand en risico opleveren voor koolmonoxidevergiftiging. Het betrof toestellen van de serie van de TopLine-ketel die tussen 2006 en 2009 is geproduceerd. De warmtewisselaar van die cv-ketels, zo bleek uit onderzoek door Peter Coppes van C+B advies, kan door de hitte vervormen. Daardoor kan heet rookgas lekken in de witte mantel van de ketel en de ketel in brand vliegen. rtl was op het spoor gezet door Jasper Backx uit Rotterdam. Een kromme warmtewisselaar leidde bij hem tot een beginnende brand in zijn ketel. Nefit heeft toen meteen een nieuwe wisselaar geplaatst. Nefit ontkent dat de ketels onveilig zijn. ‘Een toestel waarvan de brander op de juiste manier is gesloten en dat volgens
de voorschriften wordt onderhouden, kent geen verhoogd risico voor de gebruiker en zijn omgeving. Dit geldt zelfs als de warmtewisselaar defect is,’ reageerde Jan Bosch van Nefit onmiddellijk. ‘Koolmonoxidelekkage buiten het toestel door een defecte wisselaar is uitgesloten.’ Vervanging warmtewisselaars Volgens Bosch is bij de gewraakte serie in 63 gevallen smeltschade ontstaan binnen de ketel en was in acht gevallen smeltschade zichtbaar aan de buitenkant. Nefit erkent dat de warmtewisselaars in de ketel sneller dan verwacht bezwijken. Tot nu toe zijn in totaal bijna 25.000 wisselaars vervangen, een actie die voortkomt uit de belofte van Nefit aan de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit om nog dit jaar alle branders te vervangen. Het betreft totaal zo’n 128.000 toestellen. In het onderzoek waar de recente berichtgeving op is gebaseerd, wordt gesteld dat de lopende actie van Nefit waarbij de brander wordt vervangen, niet afdoende is. Ook zou Nefit volgens het onderzoek informatie hebben verzwegen voor de nvwa. ‘Deze stellingen zijn onjuist. Diverse onderzoeken door Nefit zelf en een onafhankelijke, gerenommeerde partij tonen aan dat een kapotte warmtewisselaar geen verhoogd risico oplevert op brand of lekkage van CO buiten het toestel. Deze onderzoeken zijn ook gedeeld met de nvwa.’
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
7
W-techniek Nieuws
Open kaart met NVWA Nefit benadrukt dat alle mogelijke risico’s voor de gebruiker en zijn omgeving zijn voorgelegd aan de nvwa. De conclusie daarbij is dat de originele brander bij dit type toestel een risico kan vormen voor de brandveiligheid. Maar dat geldt niet voor de warmtewisselaar. Voor de brander loopt sinds februari 2017 een preventieve vervangingsactie, die is afgestemd met de nvwa.
Woordvoerder Bosch begrijpt dat de berichtgeving twijfel kan veroorzaken bij gebruikers over de veiligheid van hun toestel. ‘Omdat wij alle mogelijke twijfel willen wegnemen, zullen wij opnieuw een gerenommeerde partij opdracht geven om een onafhankelijk onderzoek uit te voeren. Wij geven alle medewerking. En na afronding van dit onderzoek maken we de uitkomsten openbaar.’
Kaderregeling gasverbrandingstoestellen in 2019 gefaseerd van kracht Sinds de verschijning van het spraakmakende rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zet de installatiesector alles op alles om de veiligheid bij het installeren en onderhoud van verbrandingstoestellen te optimaliseren. Strenge maatregelen samengevat in een wettelijk kader moeten in de toekomst risico’s uitsluiten. Peter Ligthart schreef samen met Hajé van Egmond het Startdocument Erkenningsregeling Installateurs dat de basis moet vormen van de nieuwe regeling. In het Adviesrapport ‘Erkenningsregeling installateurs, Startdocument’ hebben Ligthart en Van Egmond de inrichting van het nieuwe stelsel verder uitgewerkt. Op onderdelen zullen er nog wijzigingen op het concept worden aangebracht, maar zoals de situatie zich nu laat aanzien, kan de regeling in de loop van 2019 gefaseerd worden ingevoerd. Dat heeft vooral te maken met het grote aantal partijen dat de komende jaren moet worden bijgeschoold. Fasering moet de markt voldoende tijd geven zich voor te bereiden. Geen overbodige luxe; ongeveer tweeduizend installatiebedrijven moeten immers worden gecertificeerd. ‘Uitgangspunt bij de regeling is dat werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen alleen mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn’, vertelt Ligthart. ‘De bedrijven moeten hun interne proces op orde hebben, de kennis van hun medewerkers moet gewaarborgd zijn en de medewerkers moeten de benodigde hulpmiddelen hebben voor het uitvoeren van hun werkzaamheden. Alleen personen die aantoonbaar aan de vakbekwaamheidseisen voldoen mogen de gasverbrandingstoestellen in gebruik stellen.’
Minimaal niveau 3 of 4 Een vakbekwaam persoon is goed opgeleid, heeft minimaal mbo-niveau, voldoende ervaring en wordt periodiek bijgeschoold. Deze eisen worden wettelijk vastgelegd. ‘Er is geen sprake van persoonscertificatie: de installateur bij wie een vakbekwaam persoon in dienst is, blijft verantwoordelijk. Een bedrijf zonder een of meer vakbekwame personen mag dus geen werkzaamheden aan
8
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
gasverbrandingstoestellen meer uitvoeren. Andersom geldt het ook: alleen aan de vakbekwaamheidseisen voldoen is onvoldoende. Het bedrijf moet gecertificeerd zijn.’ De branche zelf heeft al nadrukkelijk aangegeven dat de uitvoerend monteur specifiek over kennis moet beschikken van koolmonoxide. In de opleidingen is dat in het verleden te veel buiten beeld gebleven. Het uitgangspunt van een ‘open’ uniforme regeling is overeind gebleven. Zo kan een regeling specifiek geschreven worden op speciale werkzaamheden of doelgroepen. Ook maakt deze opzet het mogelijk dat bestaande regelingen, zoals ok-cv of erkenningsregelingen van Sterkin en KvINL na een aanpassing aan de wettelijke eisen kunnen worden toegepast. Conformiteitsbeoordeling Het stelsel is uitgewerkt op basis van conformiteitsbeoordeling en accreditatie. Voordat een regeling in de markt mag worden toegepast, vindt toetsing plaats aan de wettelijke eisen waarna een schema kan worden erkend. Erkenning kan alleen plaatsvinden als het schema wordt toegepast door een – door het Rijk – aangewezen conformiteitsbeoordelingsinstantie (cbi) die voor het betreffende schema geaccrediteerd is door de RvA. Op deze manier ontstaat een trapsgewijs toezicht op de werkzaamheden, waarbij de cbi’s op basis van steekproeven het werk van de gecertificeerde installateurs controleren. Het Rijk wijst de cbi’s aan en ziet ook toe op het juist functioneren van het stelsel door het voeren van stelseltoezicht Ook wat betreft het toezicht op de uitvoering van de regeling kunnen er volgens Ligthart nog wijzigingen komen. In het huidige document volgen steekproeven op het uitgevoerde werk. Een deel van de door de cbi gecontroleerde gasverbrandingsinstallaties zal door de rijksoverheid nog een keer worden gecontroleerd. Ligthart: ‘Daarmee is er dus niet alleen sprake van toezicht op het stelsel maar ook van toezicht op de vakbekwaamheid van de individuele medewerker.’ Duidelijkheid voor consument Onder het nieuwe stelsel komt er een verbod om niet-gerechtige personen aan een gasverbrandingstoestel te laten werken. Gebeurt dit wel, dan is zowel de installateur als de opdrachtgever in overtreding. Het is dus van belang dat een consument weet wie waarvoor moet worden ingeschakeld. Drie instrumenten moeten daarbij helpen: een landelijke database (website) waarop de erkende installatiebedrijven zijn geregistreerd, een duidelijk herkenbaar beeldmerk voor de erkende schema’s en een verplichte bedrijfslegitimatie. ‘Kiest een consument er voor zijn cv-ketel te laten onderhouden – verplicht is het niet – dan is in ieder geval duidelijk wie dat mag doen.’
Vragen =
w et en !
W-techniek Vragen
Omruilen STEK-diploma voor F-gassencertificaat Tot 1 september 2015 bestond de mogelijkheid tot het omruilen van stek- of cfk-diploma voor een F-gassencertificaat. Onlangs is bij ons bedrijf een herintreder in dienst getreden die nog een stek-diploma heeft. Omdat hij een periode buiten de installatiesector werkzaam is geweest, heeft hij de berichtgevingen over het omruilen gemist. Kan hij alsnog zijn diploma omruilen? Nee, dat is helaas onmogelijk. Het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen is op 15 oktober 2015 gepubliceerd in het Staatsblad nummer 356. Daarnaast is de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen gepubliceerd op 16 oktober 2015 in Staatscourant nummer 30873. Het Besluit en de Regeling zijn in werking getreden op 1 december 2015. De overgangsperiode waarin de oude diploma’s konden worden omgeruild liep tot 1 december 2015. uneto-vni beveelt aan dat de medewerker bij hetzelfde exameninstituut van destijds herexamen aanvraagt en verzoekt om een korting op het examen, omdat zij hem over deze wijzigingen niet hebben aangeschreven.
Zowel bestaande als nieuwe brandmeldinstallaties, ontruimingsalarminstallaties, automatische brandblusinstallaties en rookbeheersingssystemen moeten in alle gevallen zijn voorzien van een geldig certificaat. Een automatische brandblusinstallatie (bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie) heeft tot doel een beginnende brand te blussen of een brand onder controle te houden, zodat de omvang van de brand beperkt wordt. Een rook- en warmteafvoerinstallatie (rookbeheersingssysteem) heeft tot doel om rook en warmte bij een brand uit het bouwwerk af te voeren. Zo’n installatie maakt het mogelijk gedurende een langere periode veilig te kunnen vluchten. Ook kan de installatie zijn bedoeld om te voorkomen dat reddings- en bluswerkzaamheden worden belemmerd door rook die in een ruimte blijft hangen. In het betreffende Bouwbesluitartikel gericht op het waarborgen van een goede werking van deze installaties, wordt gesproken van ‘bij’ of ‘krachtens de wet voorgeschreven’. Hiermee wordt bedoeld dat dergelijke installaties, hoewel ze niet in dit besluit worden voorgeschreven, wel een rol kunnen spelen bij een beroep op gelijkwaardigheid als bedoeld in artikel 1.3 van het bouwbesluit. Dit is een voorbeeld van bij of krachtens de wet. Genoemde installaties kunnen bijdragen tot een gelijkwaardige oplossing voor bouwkundige brandwerende voorzieningen of om een langere loopafstand dan bedoeld in bouwbesluit afdeling 2.12 toe te staan. Ook is het mogelijk een automatische brandblusinstallatie en/of een rookbeheersingssysteem te installeren als onderdeel van de invulling van de vereiste gelijkwaardige brandveiligheid van grote brandcompartimenten en de functionele brandveiligheidseisen van afdeling 2.14 (Hoge en ondergrondse gebouwen).
Afpersen cv-installatie
Certificaten voor brandveilige gebouwen
Welke norm geldt voor het afpersen van een cv-installatie?
Wat zijn de huidige eisen op het gebied van vereiste certificaten voor brandveilige gebouwen, zoals een automatische brandblusinstallatie en gelijkwaardige oplossingen?
Voor het afpersen van cv-installaties bestaan geen wettelijke eisen. Voor de consumentenmarkt geldt min of meer ‘the proof of the pudding is in the eating’, kortgezegd: ‘test het uit’. De cv-ketel/ installatie beschikt over een manometer waarop de waterdruk goed is af te lezen. Bij opvullen en proefstoken wordt er een paar keer ontlucht en opgevuld, waarna er een stabiele systeemdruk ontstaat. In die tussentijd loopt u de installatie langs om te ontluchten, en dan worden eventuele lekkages vanzelf zichtbaar. Isso-publicatie 49 adviseert om de installatie op druk te brengen en een zekere tijd aan te houden voordat u leidingen instort in dekvloeren. In de zakelijke markt kan er kwaliteit worden gevraagd of moet dit worden aangeboden. Dan kunnen in de overeenkomst Isso-publicaties worden aangewezen voor de uitvoering van de installaties. Er is een aantal Isso-publicaties waarin aanwijzingen wordt gegeven voor het beproeven, afpersen en in bedrijfstellen. Isso-publicatie 49 doet dat voor vloer- en wandverwarming en vloer- en wandkoeling; Isso-publicatie 50 voor warmwaterverwarmingsinstallaties.
Wettelijke eisen voor automatische brandblusinstallaties, zoals een sprinklerinstallatie, zijn vastgelegd in artikel 6.32 van het bouwbesluit. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, is het niet meer verplicht om een productcertificaat voor een automatische brandblusinstallatie te hebben. Vanuit het oogpunt van brandveiligheid is het verplichte geldige inspectiecertificaat voldoende. Een bestaande automatische brandblusinstallatie moet zijn voorzien van een geldig (= niet verlopen) inspectiecertificaat, dat is afgegeven op grond van het ccv-inspectieschema Vastopgestelde Brandbeheersings- en Brandblussystemen. Door die inspectie is geborgd dat automatische brandblusinstallaties ook in de gebruiksfase blijven voldoen aan de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd ten tijde van de installatie daarvan.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
9
Basiskennis W
Rioleur en installateur moeten bij elkaar aan tafel
‘Afkoppelen is meer dan de regenpijp doorzagen’ Het afkoppelen van de binnenriolering kan zeker bijdragen aan de oplossing van de wateroverlast in openbare riolen. Maar dan moet je het wel goed doen en daar schort het nog weleens aan, constateert John Evers van advies- en ingenieursbureau Kragten. Als consultant ziet hij veel problemen met stankoverlast en verstopping, waardoor water de woning instroomt. Verkeerd afkoppelen leidt uiteindelijk zelfs tot wateroverlast op straat, want de straatriolering heeft de gebouwriolering nodig om te ontluchten. De installateur ontwerpt de binnenriolering volgens ntr 3216 en de ontwerper van het straatriool ontwerpt op basis van de Kennisbank Stedelijk Water, voorheen Leidraad Riolering. Niks aan de hand zou je zeggen, maar volgens John Evers zien zij over het hoofd dat ze samen zouden moeten werken. ‘Het is raar dat twee systemen die op elkaar aansluiten, in het ontwerp niet op elkaar zijn afgestemd. Binnen- en buitenriolering zijn namelijk van elkaar afhankelijk om optimaal te kunnen functioneren. Rioleur en installateur moeten dus bij elkaar aan tafel.’ Twee disciplines John Evers, consultant bij ingenieursbureau Kragten, met vestigingen in Den Bosch en Roermond is al 38 jaar bezig met riolering. Het oplossen van rioleringsproblemen is zijn passie, zegt hij zelf. Hoewel klanten uit het hele land tevreden zijn met zijn probleemanalyses en oplossingsrichtingen bij stank- en wateroverlast in huis, merkt hij dat hij in ‘het wereldje’ van installateurs soms met scheve ogen wordt aangekeken. ‘Omdat ik die – in mijn ogen noodzakelijke – verbinding tussen de twee disciplines wil leggen. En ook omdat ik vaststel dat installateurs in de praktijk de voorschriften in ntr 3216, wat echt een heel goed en compleet boekwerk is, in de praktijk lang niet altijd volgen.’ Evers heeft nog gerekend met de hand, zoals hij het zelf uitdrukt.
Onvoldoende ontluchting via binnenriolering zorgt voor dansende buitenrioleringsdeksels.
10
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
‘Het voordeel daarvan is dat je rioolstelsels ‘begrijpt’. Bij wat ik ontwerp en bij een analyse van rioleringsproblemen heb ik een heel duidelijk beeld bij wat zich daadwerkelijk afspeelt in de binnenriolering én de buitenriolering. Ik ben een praktijkman die de theorie uit leerboeken, normen en richtlijnen als basis gebruikt. Maar uiteindelijk bepaalt de praktijk wat wel en niet werkt.’ Evers vindt het belangrijk om de dialoog aan te gaan met vakgenoten en is zeker niet het type dat vasthoudt aan zijn gelijk als anderen hem overtuigen met hún argumenten. ‘Het allerbelangrijkste vind ik dat het afkoppelen van de binnenriolering als een van de oplossingen om wateroverlast op straat te voorkomen, op een goede manier gebeurt. Daarmee creëer je namelijk draagvlak voor die oplossing in plaats van dat particulieren, woningbouwverenigingen of gemeenten afzien van die optie, omdat ze bijvoorbeeld te maken krijgen met stankproblemen, verstoppingen of dure aanpassingen achteraf.’ Lucht kan riool verstoppen Evers is naar zijn zeggen een van de weinigen die zich bezighoudt met binnenriolering én buitenriolering en vooral met de interactie tussen beide systemen. ‘Door beide systemen stroomt niet alleen water, maar ook lucht. En voordat water kan stromen moet de lucht eruit.’ Dat een particulier zich dat niet realiseert, snapt Evers nog wel, maar een installateur met basiskennis van natuurkunde en hydraulica zou zich moeten realiseren dat als de binnenriolering niet in orde is en onvoldoende ontluchtingskanalen biedt, ook het gemeentelijk riool niet optimaal functioneert of in het ergste geval zelfs helemaal niet. Ook gemeenten moeten zich volgens hem realiseren dat afkoppelen meer is dan de regenpijp doorzagen. ‘Afkoppelen is vooral de verantwoordelijkheid van de gemeente, dat de taak heeft de beluchting en ontluchting van haar eigen riool te borgen.’ In Nederland zijn vijf miljoen woningen aangesloten op een gemengd riool. Daar is grote winst te halen bij afkoppelen om het straatriool te ontlasten. Er moeten dan wel maatregelen worden genomen om stankoverlast te voorkomen en om te zorgen voor voldoende be- en ontluchting. Zomaar afkoppelen door hemelwaterafvoeren aan de voorkant en de achterkant van de woning los te koppelen van de buitenriolering zorgt ervoor dat tweederde van de be- en ontluchtingscapaciteit wordt weggehaald. Daardoor hoopt de lucht in het openbare riool zich op en dat gaat ten koste van de wateropvangcapaciteit. Dat water blijft dan op straat staan. In de woning blijven alleen de standleiding en de ontspanningslei-
Basiskennis W
Vier situaties van verkeerd aangelegde ontspanningsleidingen. Links: te kleine leiding en te veel bochten, 2e van links: afvoer van cv-leiding aangesloten op ontspanningsleiding, 3e en 4e foto: te veel bochten, horizontaal aangelegd en uitmondend ónder in plaats van boven de pannen.
ding over. Die zouden moeten worden vervangen door leidingen met een grotere diameter, maar dat is natuurlijk in de meeste gevallen in bestaande woningen onmogelijk. ‘De bewoner ziet je aankomen,’ zegt Evers, ‘als je zegt dat je zijn badkamermuur of -plafond moet openbreken om een veel grotere standleiding aan te leggen.’ Los van het afkoppelen, ziet Evers wel meer zaken die fout gaan bij het correct aanleggen van een binnenrioleringsinstallatie. ‘Vaak ontbreekt in de woning een ontspanningsleiding of is de diameter van de standleiding veel te klein om voor voldoende be- en ontluchtingscapaciteit te zorgen. Een ander probleem is dat als de ontspanningsleiding wél aanwezig is, deze deels horizontaal is aangelegd, met verspringingen in diameter of met meerdere bochten. Dat belemmert een optimale stroming van de lucht.
Bovendien eindigt de ontspanningsleiding vaak - tegen de voorschriften van ntr 3216 in – ónder de dakpannen, omdat het esthetisch minder mooi wordt gevonden deze boven de dakpannen te laten eindigen. Wat ook regelmatig voorkomt is dat in de meterkast alleen een beluchter zit en de installateur denkt dat die ook als ontluchter dient, wat natuurlijk onzin is.’ Een situatie die Evers in zijn adviespraktijk ook nog vaak tegenkomt, is dat de ontspanningsleiding inpandig eindigt. ‘De leiding wordt dan wel belucht, maar niet ontlucht. Als ook de beluchter nog eens ontbreekt, functioneert de binnenriolering in het geheel niet. Het zijn allemaal zaken die keurig vastliggen in ntr 3216, maar uiteindelijk gaat het erom hoe je in de praktijk omgaat met die onderliggende theorie die zo belangrijk is voor een optimaal functionerend rioleringsstelsel.’
O2-put als oplossing Eerder schreef K&S over de O2-put (www.bit.ly/KS-put) die John Evers bedacht om de hemelwaterafvoer (hwa) af te koppelen van het openbare riool. De vinding waarop hij octrooi heeft en die inmiddels al op veel plaatsen wordt toegepast, zorgt ervoor dat de afgekoppelde hwa de zo noodzakelijke be- en ontluchtingsfunctie houdt. De hwa aan de gevel wordt op de bovenzijde van de put aan de aansluitopening gekoppeld. Bij elke regenbui vult de hwa het waterslot aan. Vanuit de putbodem voeren twee leidingen omhoog. De ene leiding zorgt voor de afvoer van het regenwater naar een regenwatervoorziening; de andere leiding is aangesloten op de buitenriolering van huishoudelijk afvalwater. De bovenzijde van deze leiding steekt in de put ruim boven het waterslot uit en heeft daardoor een open verbinding met de hemelwaterafvoer aan de gevel. De voordelen van de O2-put zijn volgens Evers: zonder problemen blijven afkoppelen, de capaciteit van het openbare riool wordt vergroot, het straatriool kan beter ontluchten, er loopt geen water in de woning en stankklachten blijven achterwege. Hij kent de kritiek dat je niet zou merken als de huisaansluiting is verstopt, omdat de overloop naar de regenwatervoorziening onder het maaiveld zit. ‘Daarom hebben we inmiddels meerdere varianten ontworpen die dat probleem ondervangen, hoewel ik het zie als een ‘theoretisch probleem’. Bij regelmatig onderhoud van de O2-put wordt het probleem van verstopping snel herkend en kunnen tijdig maatregelen worden getroffen. Vergelijk het met een terugslagklep: als je die niet regelmatig controleert en schoonmaakt, kan het ook helemaal mis gaan. Bij de genoemde varianten zit ook een oplossing voor het bovengronds afkoppelen, waar in sommige gemeenten vraag naar is.’ De keuze voor het daadwerkelijk in productie nemen van de varianten is afhankelijk van de vraag, maar ingenieursbureau Kragten geeft aan dat de ontwerpen klaar zijn. De kritiek dat de plaats van de aansluiting van de ontluchtende hemelwaterafvoer op de gootuitloop ten opzichte van dakkapellen, dakramen of ventilatietoevoervoorzieningen niet altijd de volgens ntr 3216 vereiste minimale 6 m is, wimpelt Evers weg. ‘Indien de gootuitloop in de bestaande situatie geen overlast oplevert, gebeurt dit ook niet met de O2-put.’ Hij is fel tegenstander van het plaatsen van een sifon in de hwa om overlast te voorkomen. ‘Dat belemmert de be- en ontluchting. Ik ken gevallen waarbij de sifon in de hemelwaterafvoer zorgde voor een slecht functionerend toilet (meestal het eerste aangesloten toestel).’ De O2-put is volgens Evers ook toe te passen als gewone ontlastput, wanneer de O2-put zonder stankoverlast kan be- en ontluchten en automatisch wordt gevuld bij elke regenbui. Als je naderhand alsnog besluit om af te koppelen, kun je eenvoudig het breekdeksel verwijderen en aansluiten op de infiltratievoorziening.’
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
11
Oud vloerverwarmingssysteem zorgt voor misser De consument heeft een vloerverwarmingssysteem uit 1989 en komt met de installateur overeen dat deze niet alleen de cv-ketel onderhoudt, maar ook de vloerverwarming. Na verschillende werkzaamheden vanwege verstoppingen worden de problemen echter alleen maar groter. De consument heeft een vloerverwarmingssysteem uit 1989 met leidingen die niet zuurstofdicht zijn. In 2009 is door de ondernemer een nieuwe cv-ketel geplaatst, volgens de consument is toen mondeling afgesproken dat de ondernemer ook het onderhoud van de vloerverwamingsinstallatie op zich zou nemen. Begin 2017 raakt de vloerverwaming echter verstopt; de temperatuur blijft op 19 °C steken en delen van de vloer blijven koud. Op verzoek van de consument probeert de ondernemer het probleem op te lossen; de leidingen worden in de periode januari – maart tot twee keer toe doorgespoeld, ook vervangt de ondernemer de pomp. De consument moet hier 615,14 euro voor betalen. 4 kg aan ijzerdeeltjes In april werkt de installatie nog steeds niet en op 31 mei constateert de ondernemer dat het expansievat kapot is. Mogelijk is dat het gevolg van het eerder spoelen van het systeem. Al snel blijkt ook de verdeler kapot te zijn. Op 11 juni wordt de hele vloerverwarming gloeiend heet omdat de driewegklep in de ketel vast zit. Dit wordt veroorzaakt door vervuiling van de buizen. Voor het vervangen van de verdeler en het plaatsen van een filter stuurt de ondernemer een offerte van 1.837,05 euro. De consument heeft inmiddels geen vertrouwen meer in de ondernemer en schakelt een andere partij in. Deze maakt begin augustus de buizen van de vloerverwarming schoon. Daarbij wordt zo’n 4 kg aan ijzerdeeltjes uit het systeem gehaald. Deze nieuwe partij plaatst vervolgens een kunststof verdeler en een magneetfilter. Verder wordt er een platenwisselaar geïnstalleerd, waardoor beide systemen van elkaar zijn gescheiden.
12
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
De consument vindt dat de ondernemer niet zorgvuldig genoeg is omgegaan met de installatie. De verstopping is volgens hem het gevolg van gebrekkig onderhoud door de ondernemer. De ondernemer heeft bovendien nagelaten de consument te waarschuwen of te vragen om de vloerverwarming door te spoelen. Nadat de ondernemer de leidingen had doorgespoeld, zijn er nog meer problemen ontstaan. Onderhoudscontract Vanwege de problemen weigert de consument om de factuur van 615,14 euro volledig aan de ondernemer te betalen. De ondernemer blijft echter voet bij stuk houden; het afgesloten onderhoudscontract heeft volgens hem alleen betrekking op de in 2009 geplaatste cv-ketel en niet op het onderhoud van de vloerverwarming. Ook al schrijft de consument meerdere brieven, de ondernemer reageert niet op de klachten. Om die reden besluit de consument naar de Geschillencommissie Installerende Bedrijven te stappen. Deze verzoekt de ondernemer om een verweer in te dienen, maar ook hier komt geen reactie op. Tijdens de zitting maakt de consument nogmaals gebruik van de gelegenheid om zijn standpunt toe te lichten. Omdat in zijn ogen het voorstel van de ondernemer niet voldoende was om de vloerverwarming weer draaiend te krijgen, is er door de consument een andere partij ingeschakeld. De consument is namelijk van mening dat de eerdere benadering van de ondernemer niet de juiste was. Achteraf heeft dat goed uitgepakt, want het nieuwe bedrijf heeft binnen één dag de verwarming weer in orde gekregen. Zij konden met een infraroodcamera meteen zien waar het probleem zat.
De Geschillencommissie
Daarna hebben ze de leidingen gespoeld en bij een nieuwe meting vastgesteld dat alle buizen weer open waren. De consument geeft tijdens de zitting ook nogmaals aan dat er door hem meerdere brieven en e-mails naar de ondernemer zijn gestuurd en dat hij graag met hem in overleg was getreden. De ondernemer reageert echter niet inhoudelijk op de vragen van de consument. De consument zegt geen problemen te hebben met de ondernemer, maar dat het onderhoudscontract inmiddels wel is opgezegd. Dit heeft te maken met het feit dat het bedrijf dat de herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd een garantie van 10 jaar op het systeem geeft. De door de ondernemer gestuurde factuur voor de uitgevoerde werkzaamheden wil hij niet betalen, daarnaast wil hij een vergoeding van 2.128,90 euro voor de gemaakte kosten. Corrosie door zuurstof Nadat de zitting is geweest buigt de commissie zich over de uitspraak. Deze wordt enkele weken na de zitting aan de betrokken partijen gestuurd. Hieruit blijkt dat het tussen de consument en ondernemer afgesloten onderhoudscontract echt alleen betrekking had op het onderhoud van de cv-ketel. Dat de vloerverwarming van de consument kapot is gegaan door gebrekkig onderhoud door de ondernemer kan de consument dus niet hard maken. De commissie merkt op dat het om een relatief oud vloerverwarmingssysteem gaat dat is aangelegd met leidingen die indertijd nog niet zuurstofdicht waren en waarbij geen gescheiden watercircuits werden toegepast voor enerzijds het door de ketel te verwarmen water en anderzijds het door de leidingen in de vloer te voeren water. Hierdoor was niet uitgesloten dat zuurstof in het water kon dringen en corrosie kon ontstaan.
Dat dit zo is opgetreden, is volgens de commissie een kenmerk van het systeem, zoals dat in de woning aanwezig was voordat het systeem werd aangepast. De commissie is wel van oordeel dat de ondernemer ten onrechte het systeem is gaan spoelen en de pomp heeft vervangen zonder eerst deugdelijk onderzoek (met een infraroodcamera) uit te voeren naar de oorzaak van het probleem. De commissie vindt daarom dat de ondernemer de factuur van 615,14 euro moet laten vervallen. Upgrade naar 2017 Dat het expansievat kapot zou zijn gegaan door het spoelen, is volgens de commissie niet aan te tonen. Vervanging van het vat bij een systeem op leeftijd kan namelijk ook tot het normale onderhoud behoren. De kosten zijn hier dus ook terecht voor in rekening gebracht. Volgens de commissie geldt dit ook voor de vervanging van de verdeler. De kosten voor het vervangen van de verdeler, het plaatsen van het magneetfilter en een platenwisselaar betreffen kosten die naar het oordeel van de commissie zijn gemaakt om het systeem aan te passen aan de huidige stand der techniek, en geen noodzakelijke herstelkosten door een tekortkoming van de ondernemer. De claim van de consument – 2.128,90 euro voor geleden schade – wordt daarom door de commissie afgewezen. De moraal van het verhaal is dat je als ondernemer altijd afspraken zwart op wit moet stellen, zodat hier later geen misverstanden over kunnen ontstaan. De ondernemer had echter beter onderzoek moeten uitvoeren alvorens tot een spoeling van de leidingen over te gaan. En wellicht had een betere communicatie – reageren op brieven en e-mails – de ondernemer een gang naar de geschillencommissie kunnen besparen.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
13
E-techniek Nieuws
Meldingsregeling is extra kwaliteitsborging in BRL 1201 Bliksembeveiliging Met een nieuwe meldingsregeling is brl 1201, het kwaliteitssysteem voor bedrijven die zich voor bliksembeveiliging certificeren, een stuk sterker geworden. Gebouweigenaren hebben nu, als zij een gecertificeerd bedrijf inschakelen, meer zekerheid dat een eventuele onveilige situatie wordt onderkend en aangekaart. En gecertificeerde bedrijven worden door collega’s scherp gehouden, wat de kwaliteit van hun werk ten goede komt. brl 1201 Bliksembeveiliging is als systeem gebaseerd op enerzijds Europese technische
normen, maar stelt anderzijds ook eisen aan het management en de bedrijfsvoering. Daarmee is de brl een waarborg voor een deskundige en op kwaliteit gerichte werkmethode. De nieuwe meldingsregeling en de daarbij behorende afwikkeling van klachten, die nu aan de brl wordt toegevoegd, versterkt dit kwaliteitssysteem. In de praktijk komt het geregeld voor dat een brl-gecertificeerd bedrijf een inspectie van een bliksembeveiligingsinstallatie uitvoert. Wanneer het bedrijf daarbij onregelmatigheden tegenkomt, omdat een deel van de installatie niet goed is aangelegd, kan en zal het bedrijf de opdrachtgever waarschuwen. Maar als de installatie door een brl 1201-gecertificeerd bedrijf is aangelegd, moet het inspectiebedrijf zijn bevindingen ook bij het gecertificeerde bedrijf neerleggen. Deze krijgt dan de kans om de gebreken of onregelmatigheden recht te zetten. Mochten de bedrijven het oneens zijn, of het bedrijf wil de onregelmatigheden niet aanpassen, dan kan dit bij de brl-commissie worden aangemeld. Deze commissie schakelt dan deskundigen in die de case zullen onderzoeken. Uiteindelijk doen zij een uitspraak die voor alle betrokkenen bindend is. Op deze wijze vormt de meldingsregeling met bijbehorende mogelijkheid tot onderzoek en een uitspraak een verbreding van het certificeringssysteem via brl 1201. In de afgelopen weken hadden de gecertificeerde bedrijven de mogelijkheid om op deze aanvulling hun reactie te geven. Als de aanpassing en eventuele reacties in de brl zijn verwerkt, wordt de nieuwe brl 1201 in het tweede kwartaal van 2018 van kracht.
TenneT zet groen op de kaart TenneT publiceert een groene kaart met initiatieven die de inzet voor natuur in beeld brengen. De energietransitie zorgt voor veranderingen in het landschap. Er verrijzen meer windturbines op land en op zee. TenneT stimuleert haar medewerkers om bij hoogspanningsverbindingen en -stations samen met de omgeving ideeën aan te dragen die de natuur actief bevorderen. Zo is in Boxmeer het bosgebied onder de bestaande 150 kV-verbinding omgevormd tot een heidegebied met een schaapskudde. TenneT bespaart op kosten voor het kap- en snoeiwerk en de gemeente Boxmeer krijgt er een prachtig stuk natuur voor terug.
Audi slim met groene stroom In het Audi Smart Energy Network vormen auto, huis en energieleverancier samen een intelligent energienetwerk. Wat het pilotproject uniek maakt, is de interactie tussen het Audi Smart Energy Netwerk en het elektriciteitsnet. Bij het pilotproject van Audi zijn huishoudens in de omgeving van Ingolstadt en Zürich betrokken. De hardware bestaat uit zonnepanelen van verschillende groottes en vaste batterijen voor de opslag van groene stroom. De software van de Zürichse start-up Amapard verdeelt de zonne-energie op een slimme manier op basis van de huidige of geplande vraag van de auto, het huishouden en het verwarmingssysteem. Wat de proef uniek maakt, is dat er interactie met het elektriciteitsnet plaatsvindt. Via een geïntegreerde communicatie-interface zijn alle systemen met elkaar verbonden en vormen zo een virtuele krachtcentrale in een slim energienetwerk.
Prepaid energie Tientallen Rotterdamse en Arnhemse huishoudens testen de komende maanden een nieuwe, prepaid energiedienst die hoge kosten door afsluiting moet voorkomen. De dienst werkt als een prepaid telefoonabonnement; deelnemers kopen een tegoed aan energie en kunnen dit zelf opwaarderen. Afgesloten worden van energie drukt gezinnen vaak in een isolement en kost de energiesector bovendien veel geld. De proef in Rotterdam wordt door netbeheerder Stedin, energieleverancier Greenchoice en Alliander
14
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
gerealiseerd, de pilot in Arnhem door netbeheerder Liander, Nuon en Stichting Energiebank Nederland. Deelnemende huishoudens kunnen via een webportal hun verbruik en energiesaldo zien, vertaald naar het aantal dagen dat ze nog energie hebben. Dit wordt berekend op basis van hun gemiddelde verbruik per dag. Als hun energiesaldo te laag is ontvangen ze een bericht en kunnen ze via de portal snel opwaarderen.
E-techniek Nieuws
Deze zomer meer duidelijkheid over nieuwe salderingsregeling
Minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat wil nog voor de zomervakantie met details komen over de vervanger van de salderingsregeling. Holland Solar, de brancheorganisatie van dienstverleners en leveranciers van zonne-energiesystemen is optimistisch. ‘De regeling wordt gewijzigd, dat staat vast. Maar onder aan de streep zal de consument er weinig van merken. Het ziet er niet naar uit dat de wijzigingen vervelend zullen uitpakken.’ In het regeerakkoord gaf het kabinet al aan in 2020 de salderingsregeling te willen vervangen. Een beetje schrikken voor de eigenaren en de zonne-energiesector. Henk Kamp maakte immers als demissionair minister vorig jaar zomer nog bekend dat de salderingsregeling zeker tot 2023 in haar huidige vorm zou blijven bestaan. Maar in de plannen van het nieuwe kabinet bleek deze verlenging plotseling niet meer voor te komen. Reden voor onder anderen Agnes Mulder (cda) om te vragen hoe het nu precies zit. ‘Onbedoelde bijwerking’ In zijn antwoord stelt minister Wiebes dat het noodzakelijk is de salderingsregeling te hervormen. Want, zo legde hij nog eens uit, ‘in het huidige systeem geef je impliciet een soort subsidie waarvan de hoogte wordt bepaald door de hoogte van de belastingen. Als je de belasting verhoogt, krijgt iemand dus ook meer subsidie. Dat is een onbedoelde bijwerking. De subsidie die je eigenlijk wil geven zou zich moeten beperken tot de omvang van de rendabele top. Dus als zonnepanelen goedkoper worden, wil je daar je subsidie op kunnen baseren en niet op hoger
wordende belastingen. De huidige salderingsregeling is op dit moment dus een verkeerd instrument.’ Volgens Amelie Veenstra van brancheorganisatie Holland Solar heeft Wiebes toegezegd om nog de komende zomer met een plan te komen waaruit duidelijk wordt welke kant het op moet gaan met de saldering. ‘Onze branche geeft hem het voordeel van de twijfel. De minister wil er serieus haast mee maken, want hij beseft ook dat we niet in een soort impasse terecht moeten komen waarin niemand meer kan bewegen en leveranciers noch afnemers meer weten wat hun te wachten staat. Hoe de regeling ook verandert, ons is verzekerd, dat het uitgangspunt blijft dat de investering in zonnepanelen in maximaal 7 jaar moet kunnen worden terugverdiend. Eigenlijk zoals nu ook het geval is. Maar harde garanties zijn er nu nog niet en die wil de minister ook niet geven.’ Eigenaren niet duperen De minister heeft eerder al laten blijken dat eigenaren van pv-installaties niet de dupe mogen worden van een nieuwe regeling. Volgens Veenstra blijkt dat vooral uit zijn opmerking ‘dat de nieuwe regeling op een verstandige manier rekening moet houden met de rechten van mensen die al begonnen zijn aan dit avontuur.’ Ondanks alle onzekerheden signaleert Holland Solar nog amper een daling in de verkopen van zonnepanelen aan particulieren. ‘Hierbij moet wel worden aangetekend dat de vraag in de winter sowieso lager is dan in het voorjaar en de zomer. Als de dagen gaan lengen, is er natuurlijk wel een kans dat consumenten hun investeringsplannen in de ijskast zetten, tot duidelijk is wat ze van de overheid kunnen verwachten.’
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
15
Basiskennis E
Utopie: één standaard voor woning- en gebouwautomatisering Wanneer komt er nu eindelijk een toonaangevend winnaar in de standaardisering van woning- en gebouwautomatisering? Het zou voor veel installateurs en consumenten duidelijkheid scheppen, maar het is een vraag die onbeantwoord zal blijven. Vanaf het begin zijn er meerdere standaarden in omloop, en die zullen zeker voortbestaan. Wel zijn er strategische keuzes te maken, afhankelijk van werkveld en doelgroep. In de eerste plaats is het zinvol om de begrippen protocol en standaard uit elkaar te halen. Bijna alle vormen van woning- en gebouwautomatisering gebruiken voor de communicatie tussen apparaten, sensoren en schakelaars een of meer protocollen. Een protocol is een ‘taal’ waarmee componenten met elkaar ‘praten’. Sommige protocollen zijn beperkt, en werken tussen enkele componenten of systemen. Vaak zijn dat fabrikantspecifieke protocollen. Zodra meerdere leveranciers hun protocollen op elkaar afstemmen of, beter nog, hetzelfde protocol gebruiken, dan spreken we over een standaard. De drager en het protocol Het internet is, in tegenstellig tot wat vaak wordt gedacht, op zichzelf geen protocol. Het is wel een drager voor protocollen. Zo zijn er uiteenlopende internetprotocollen, erg veel zelfs, zoals er ook vele wifi-protocollen zijn. Maar de internettechnologie is feitelijk een
16
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
gestandaardiseerde drager voor protocollen. Dat is een belangrijk uitgangspunt wanneer het gaat over standaarden, aangezien veel standaarden communiceren via internet (of ethernet), bekabeld of draadloos. Andere gestandaardiseerde protocollen communiceren ook via buskabels, over 230 V-kabels, of gebruiken specifieke draadloze frequenties. Nieuwe toetreders Om het nog iets ingewikkelder te maken, zijn er de laatste tijd nieuwe toetreders in de smart home-markt met een eigen systeem. Veel mensen denken dat Homekit van Apple, Weave van Google of ifttt (if this than that) aparte protocollen zijn; je kunt er tenslotte apparaten mee aansturen. Dat is niet zo. Het zijn overkoepelende ‘informatieschema’s’, waarmee je vastlegt wat een apparaat kan, en hoe het communiceert met andere apparaten. Deze schema’s zorgen ervoor dat apparaten met elkaar kunnen praten.
Basiskennis E
Het idee achter Homekit en Weave is dat apparaten met elkaar kunnen communiceren zonder specifieke details van het apparaat te weten, zoals de fabrikant, onderdelen of besturingssysteem. Zo kan Homekit werken met wifi, Bluetooth of Zigbee, door die specifieke protocollen aan elkaar te verbinden. In de toekomst zullen deze informatieschema’s steeds meer protocollen ondersteunen. Inventarisatie van standaarden Er zijn, afhankelijk van de toepassing, wel een aantal veelgebruikte protocollen die zich tot standaard hebben opgewerkt. In de woning is dat in de eerste plaats wifi, maar ook Bluetooth en ip (zoals gezegd zijn hier meerdere varianten van). Daarnaast zijn Z-wave, Zigbee en knx minstens zo belangrijk. Relatief nieuw is de standaard Thread, dat via IPv6 (dus een internetprotocol) werkt. In de utiliteit zijn de bekendste en meest gebruikte standaarden knx, Bacnet, Dali en Modbus.
De belangrijkste standaarden uitgelicht: Wifi Wifi is een veelgebruikt protocol voor communicatie tussen smart home-apparaten. Grote voordeel is dat wifi al in veel huishoudens aanwezig is. Dit voordeel is tegelijk een nadeel. Doordat veel apparaten wifi gebruiken, ontstaan er makkelijk en snel storingen door ruis in het signaal. Dit komt de reactiesnelheid en accuraatheid van de apparaten niet ten goede. Daarnaast vreet wifi energie. Veel slimme apparaten, zoals sensoren, sloten of schakelaars, hebben snel een lege batterij als ze via wifi communiceren. Bluetooth Mesh Bluetooth Sig, de organisatie achter de Bluetooth-verbinding, introduceert de standaard Bluetooth Mesh als smart homeprotocol. Apparaten met low-power Bluetooth aan boord kunnen zo een eigen mesh-netwerk opzetten en in stand houden. Met een mesh-netwerk in huis, op basis van wifi, zorg je ervoor dat je een betere verbinding hebt, ongeacht de locatie van het ontvangende product. Z-Wave Z-Wave is specifiek ontwikkeld voor smart home-apparaten. Z-Wave maakt een eigen netwerk aan, naast het bestaande wifi-netwerk. Via een hub die met een router communiceert, kun je apparaten via smartphone of tablet bedienen. Z-Wave is geschikt voor specifieke commando’s die weinig data vragen en via een lage frequentie communiceren. Daardoor is er relatief weinig interferentie. Er kunnen zowel draadloze als bedrade apparaten via het Z-Wave protocol samen in een mesh-netwerk zitten. Er zijn inmiddels zo’n zeshonderd bedrijven lid van de Z-Wave alliance, samen goed voor 2.100 producten. Zigbee Ook Zigbee is specifiek voor smart homes ontworpen. Kenmerk is dat het protocol weinig energie vraagt, zodat batterijen lang meegaan. Ook voor Zigbee bouw je een draadloos mesh-netwerk op. Zigbee heeft wel een probleem doordat niet elk product van alle fabrikanten exact dezelfde Zigbee-specificaties gebruikt, waardoor onderlinge communicatie soms problemen geeft. Zigbee kent een paar honderd bedrijven die ofwel als promotor, als partner of als lid bij Zigbee betrokken zijn. Het aantal producten met Zigbee is onbekend.
Wifi is wereldwijd het bekendste communicatieprotocol.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
17
Basiskennis E
Philips Hue maakt gebruik van Zigbee dat specifiek voor smart homes is ontworpen.
KNX knx bestaat als gestandaardiseerd protocol voor woning- en gebouwautomatisering al meer dan 25 jaar. In 2006 is de huidige naam ontstaan na de fusie van de protocollen eib, Batibus en ehs. Het protocol knx werkt volgens verschillende technieken: via aparte busbekabeling, maar ook via internetbekabeling, draadloos, via powerline (elektriciteitskabels) of een combinatie van deze technieken. knx is als een van de weinige internationaal genormeerde en gecertificeerde protocollen. Er zijn wereldwijd meer dan vierhonderd fabrikanten die gezamenlijk vele duizenden knx-compatibele producten op de markt brengen.
knx is als een van de weinige protocollen internationaal genormeerd en
gecertificeerd.
Thread Samsung en Nest stonden aan de basis van het draadloze protocol Thread. Dit protocol werkt op basis van het IPv6-protocol. Het protocol ontstond omdat deze bedrijven te veel problemen ondervinden met Bluetooth en wifi. In totaal kan via Thread een netwerk van maximaal 250 apparaten worden opgezet. Het nieuwe protocol kan ook overweg met bestaande hardware die het Zigbee-protocol gebruikt. Bacnet Bacnet is een door Ashrae, Ansi en Iso gestandaardiseerd protocol dat sinds eind jaren tachtig bestaat. Het protocol wordt vooral gebruikt voor regelapplicaties in de hvac, zoals verwarming-, ventilatie-, airconditioning-, verlichting-, toegangscontrole- en branddetectie-systemen. Daarnaast is het Bacnet-protocol geschikt voor beheer en bediening in managementsoftware, complexe en minder complexe regelaars en specifieke applicatieregelaars, sensors en actuators. Dali Dali, afkorting voor digital addressable lighting interface, is een onafhankelijke standaard voor verlichtingbesturing in gebouwen. Het protocol functioneert als een universele interface voor dimbare elektronische voorschakelapparaten, waardoor meer functionaliteit en meer gebruiksgemak ontstaat. Schakelen en dimmen worden via de besturingslijn uitgevoerd. Via een tweedraads besturingslijn kun je via Dali maximaal 64 Dali elektronische voorschakelapparaten zeer flexibel (stuk voor stuk of in groepen) regelen.
18
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
Dali functioneert als een universele interface voor dimbare elektronische voorschakelapparaten.
Modbus De open standaard Modbus werkte aanvankelijk via een interface op het protocol RS-232, maar de meeste latere Modbus-versies gebruiken RS-485 (Modbus-RTU) omdat het langere afstanden, hogere snelheden en de mogelijkheid van een echt multi-drop network toelaat. Op dit moment is er ook Modbus-communicatie op basis van ethernet (Modbus TCP/IP) mogelijk. Een Modbus-netwerk wordt opgebouwd uit 1 master en maximaal 247 slave units, elk met een uniek adres. Afhankelijk van de toegepaste bussnelheid mag de bekabeling een lengte hebben van ongeveer 1.200 m. Modbus wordt veel gebruikt in hvac via toepassing in plc’s, ruimteregelaars, temperatuur- en drukopnemers en energieen watermeters.
Vragen =
w et en !
E-techniek Vragen
Toegankelijkheid van elektrische verbindingen Elektrische verbindingen moeten bereikbaar zijn. nen 1010 beschrijft eisen aan deze toegankelijkheid van elektrische verbindingen, maar geeft geen concreet antwoord op alle mogelijke praktische oplossingen. In sommige gevallen kan er een meningsverschil ontstaan tussen installateur en inspecteur. Dan moet soms zelfs de technische commissie nec 64-tc van nen ernaar kijken om tot een antwoord te komen. Een praktisch voorval, waarbij het lichtplan werd aangepast gedurende de bouw, bracht een installateur ertoe om creatief te werk te gaan. Bij oplevering ontstond er discussie met de opdrachtgever omdat een inspecteur aangaf dat de gekozen oplossing niet was toegestaan volgens nen 1010. De installateur had op basis van het ontwerp centraaldozen in een verlaagd plafond laten storten, op plaatsen waar conform het lichtplan de inbouwspots zouden komen in het verlaagde plafond, dat hier direct onder zou komen. Nadat deze installatie was gemaakt, werd het verlichtingsplan aangepast. De installateur koos er vervolgens voor om opbouwlasdozen op de centraaldozen te monteren. Hierin zijn de draden met klemverbindingen verbonden om te verlengen naar de nieuwe locatie, waar de inbouwspots worden aangesloten. Nadat het verlaagde plafond was aangebracht, waren sommige lasdozen niet meer toegankelijk. Grote vraag: voldoet de installatie nu wel of niet? Uitzonderingen In nen 1010: 2015, bepaling 526.3, staat: ‘Alle verbindingen moeten toegankelijk zijn voor inspectie, beproeving en onderhoud, met uitzondering van: a. verbindingsconstructies die zijn ontworpen om in de grond te worden gelegd, b. met compound gevulde of omhulde verbindingsconstructies, c. verbindingsconstructies tussen een koude uitloper en het verwarmingselement van plafond-, vloer- en lintverwarmingssystemen, d. een verbindingsconstructie gemaakt door lassen, solderen of hardsolderen of met hiervoor geschikt persgereedschap, e. een verbindingsconstructie die deel uitmaakt van materieel dat voldoet aan de van toepassing zijnde productnorm.
Voor alle duidelijkheid: met compound gevulde of omhulde constructies zijn eenmalig verbindingsconstructies te maken, die slechts destructief te verwijderen zijn. Discussie De laatste regel ‘Een verbindingsconstructie die deel uitmaakt van materieel dat voldoet aan de van toepassing zijnde productnorm’ zou als volgt uit te leggen zijn: de centraaldoos, de lasdoos, de Waco-klemmen en de toegepaste leidingen voldoen aan een productnorm; dus daarmee wordt voldaan aan de eis. Maar wat wordt in deze zin bedoeld met ‘de norm van de toegepaste producten’? Verbindingen De technische commissie nec 64-tc van Nen keek bij deze vraag naar nen 1010: 2015, bepaling 132.12 en bepaling 526.3. Zij kwam tot de volgende opmerking: ‘Bepaling 526.3 heeft betrekking op verbindingen die geen onderhoud behoeven. De productnorm moet dat garanderen, nen-en-iec 61535 garandeert dit niet. De fabrikant moet garanderen dat de verbinding onderhoudsvrij is.’ Wat betekent dit nu? De algemene eis voor bereikbaarheid kan ook worden opgemaakt uit nen 1010: 2015, bepaling 132.12, hoofdstuk 1 ‘Fundamentele uitgangspunten’: elektrisch materieel moet zo zijn opgesteld dat: • er voldoende ruimte is voor de eerste aanleg en latere vervanging van afzonderlijke onderdelen van de installatie, • het voldoende toegankelijk is voor bediening, inspectie en het opsporen van fouten, beproevingen, reparaties en onderhoud. Regel e is wellicht toegevoegd om het toepassen van stekkerbare verbindingen volgens nen-en-iec 61535 mogelijk te maken. Deze norm beschrijft namelijk de eisen aan ‘toestelverbindingsstopcontacten bestemd voor vaste aansluiting in vaste installaties’. Met gebruik van deze connectoren kan een installatie tot een betrouwbare, vaste installatie worden gemaakt. De uitspraak van de technische commissie lijkt dit weer tegen te spreken. De exacte maatvoering van pennen en bussen is niet vastgelegd in nen-en-iec 61535, waardoor het niet vanzelfsprekend is dat een connector van het ene merk past op de contraconnector van het andere merk. Dit kan tot gevolg hebben dat er een verbinding tussen deze twee connectordelen wordt gemaakt met producten volgens nen-en-iec 61535, die onbetrouwbaar is (npr 5310-521: 2016 geeft nadere informatie over stekerverbindingen). Standaard moeten deze verbindingen daardoor ook bereikbaar blijven. Alleen als de fabrikant kan garanderen dat de verbinding deugdelijk en passend is, en onderhoudsvrij is en blijft, dan kan deze ook worden toegepast daar waar hij niet bereikbaar is, zoals bijvoorbeeld in een holle wand of boven een plafond. Verbindingen met lasdoppen en lasklemmen moeten worden ondergebracht in een daarvoor geschikte, gesloten omhulling, zoals een lasdoos. Ook deze doos moet zodanig worden geplaatst dat deze bereikbaar is. Met bereikbaar wordt bedoeld dat een inspecteur of monteur zonder muren weg te kappen of plafonds eruit te slopen bij de verbinding kan komen, en deze daarna weer eenvoudig kan herstellen.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
19
Uit de praktijk
Zeven gouden marketingtips
Bewoners verleiden tot energiebesparing Het blijkt voor installatiebedrijven nog altijd lastig om hun energiebesparingsproducten aan de man te brengen. Dat komt vooral doordat ze te veel vanuit het product denken, terwijl energiebesparing bepaald niet hoog op de prioriteitenlijst staat bij de particulier. Voor installatiebedrijven die consumenten toch willen verleiden tot energiebesparende maatregelen, beschrijft marketingspecialist Marcel Aalders zeven gouden marketingtips. ‘Mentaal concurreer je als installateur met de keukenbranche of een reisbureau’, vertelt marketingspecialist Marcel Aalders. ‘Als mensen ergens geld aan willen uitgeven, doen ze dat liever aan een nieuwe keuken of een vakantie dan aan energiebesparing. Energie is helaas geen sexy product en dat stelt andere eisen aan marketing.’ Het is daarom belangrijk dat installateurs weten aan te sluiten bij bestaande levensgebeurtenissen, zegt Aalders. ‘Wanneer mensen kinderen krijgen of juist de kinderen de deur uit hebben, willen ze vaak verbouwen. Als je daarbij kunt aansluiten, heb je een veel grotere kans dat mensen bereid zijn om energiebesparende maatregelen te nemen dan wanneer je zelf een trigger moet creëren.’ Koplopers Aalders verzamelde samen met Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) de afgelopen drie jaar inzichten over het vermarkten van energiebesparing in de bestaande bouw. Hij komt met zeven gouden tips waarmee je woningeigenaren kunt stimuleren te investeren in een energiebesparende woning. ‘Denk vanuit de klantreis’, is de eerste van deze zeven marketingtips. Dat impliceert een stap-voor-stap-benadering. ‘Iemand die nog amper over energiebesparing heeft nagedacht en in de bewustwordingsfase zit, gaat echt niet meteen over tot het nemen van maatregelen. Zorg dan eerst voor een positieve intentie, die tot oriëntatie op oplossingen leidt. Als je het stap voor stap doet, kun je de klant veel makkelijker meenemen naar de volgende fase.’ Aalders denkt dan ook niet dat complete nom-renovaties echt aan zullen slaan in de
20
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
Uit de praktijk
particuliere woningmarkt. ‘Er zullen wel een paar koplopers zijn die dat willen, maar de meeste mensen hebben de motivatie niet om hun huis in een keer aan te pakken.’ Slimme propositie De manier waarop installatiebedrijven hun producten nu aan de man brengen, is niet optimaal, vindt Aalders. ‘De meeste bedrijven redeneren vanuit het product, terwijl mensen daar nog niet in geïnteresseerd zijn. Bij de meeste mensen staat energiebesparing nog steeds niet bovenaan de prioriteitenlijst en die zullen dus ook niet op zoek gaan naar spouwmuurisolatie.’ Het is daarom volgens hem essentieel dat bedrijven focussen op rationele én emotionele drijfveren; de tweede gouden marketingtip. ‘Ja, een lage energierekening speelt een rol, maar comfort is vaak een belangrijkere beweegreden. De rationele benadering is dus zeker niet het enige antwoord. Daarom is het ook zo belangrijk om daar te zijn waar de consument bezig is met zijn woning. Kijk goed waar mensen in beweging zijn. Waar wordt veel verbouwd of gerenoveerd? Kom vervolgens met een slimme propositie en probeer zo bij de mensen binnen te komen. Als je ergens al zonnepanelen mag plaatsen, is het makkelijker om daarna een voorstel te doen voor isolatie. Dat werkt beter dan andersom, omdat zonnepanelen veel zichtbaarder zijn.’ Warmtescan Concreet zouden installateurs bijvoorbeeld gratis warmtescans kunnen aanbieden, stelt Aalders voor. ‘Dan kom je makkelijk met mensen in contact, kun je ze triggeren en heb je hun gegevens. Als je vervolgens met een aanbod komt dat simpel en behapbaar is en binnen een of twee dagen is te realiseren, zullen klanten veel makkelijker ja zeggen tegen je aanbod. Houd het vooral simpel!’ Bedrijven die dit volgens Aalders al goed
Huiswerk In het kader van het Blok voor Blok-project zijn veertien consortia aan de slag gegaan met grootschalige energiebesparing in de bestaande bouw. Belangrijkste leerervaring - gebundeld in het boek Huiswerk – is dat gemeentelijke beleidsmakers nauw moeten samenwerken met ondernemers uit de regio. Dan krijgt de woningeigenaar gerichte informatie zodat hij de verduurzaming van zijn woning slim kan toepassen. Tevens profiteert de ondernemer van de extra omzet en is de overheid blij met de extra economische groei in de gemeente én klimaatdoelen worden eerder gehaald. Het boek is gratis te lezen via: www.bit.ly/KShuiswerk
Zeven gouden m arketingtips 1. Denk vanuit de klantreis 2. Focus op rationele én emotionele motieven 3. Organiseer collectieve vraag en gevoel van urgentie 4. Prikkel mensen met zelfinzicht 5. Neem barrières zoveel mogelijk weg 6. Hou het simpel, persoonlijk en toegankelijk 7. Mobiliseer tevreden klanten
doen zijn TonZon en Pluimers. ‘Zij richten zich heel concreet op één maatregel, die ook nog eens binnen zeer korte tijd te realiseren is.’ Bovendien zijn niet alleen de strategieën die bedrijven inzetten ouderwets, ook de middelen zijn volgens Aalders dringend aan vernieuwing toe. ‘De meeste bedrijven hebben wel een website, maar worden in Google nauwelijks gevonden. Vergis je niet; de klantreis begint vandaag de dag toch echt in Google, en steeds meer via de smartphone. Sommige websites zien er echt ronduit knullig uit en zijn nog niet responsive, waardoor ze op mobiele apparaten slecht bruikbaar zijn. Als je ‘isoleren’ en de woonplaats intypt en je staat niet bij de bovenste drie, dan vindt de consument je niet. Bedrijven die dit wel goed doen, hebben nu al een streepje voor.’ Energiebespaar-projecten Onder de naam Blok voor Blok ondersteunde de Rijksoverheid van 2012 tot 2014 veertien gemeentelijke energiebespaarprojecten (zie kader). Doel was per gemeente tweeduizend woningen te verbeteren en te leren wat wel en niet werkt. De lokale samenwerkingen tussen energiebedrijven, ondernemers, overheden en particuliere energiecoöperaties gingen ermee aan het werk. Maar de projecten hadden vaak niet altijd de juiste insteek, legt Aalders uit. ‘Het ene project was veel te rationeel en het andere was meer een financieel product, waardoor de vermelding ‘Geld lenen kost geld’ erbij moest. Dat schrikt mensen toch af. Andere projecten waren weer te veel gericht op complete ontzorging van de bewoner. Ook dat gaat voor veel mensen te ver. Als je beter vanuit de consument denkt, dan kom je gewoon met één simpel aanbod. En vervolgens kun je vanuit die maatregel meer bereiken.’ De laatste van de zeven gouden marketingtips ‘Mobiliseer tevreden klanten’ is ook erg belangrijk voor de installatiesector, denkt Aalders. “De bouw heeft vanuit het verleden toch te maken met een slecht imago, waardoor mensen huiverig zijn om met een verbouwing te beginnen. Dit kan alleen op de lange termijn opgelost worden, door te laten zien dat je wel betrouwbaar bent. En maak van tevreden klanten promotors. Er is geen betere reclame denkbaar’, besluit hij.
maart 2018 KvINL-VAKWIJZER
21
Uitgelicht: Saman Groep Zierikzee ‘We zijn onderscheidend door onze innovatiekracht’
Wie? Daniël Lodders, Algemeen Directeur, Saman Groep Zierikzee Waarom KvINL? ‘Wij vinden het belangrijk om aan te kunnen tonen dat we als bedrijf gecertificeerd zijn door een organisatie waar daadwerkelijk aandacht is voor de installatietechniek. Een organisatie die eisen durft te stellen aan de bedrijven en hun medewerkers. KvINL biedt dit, dus is het logisch dat we bij deze organisatie aansluiting hebben gezocht.’ Onderneming ‘Ons bedrijf heeft zich ontwikkeld tot een voorname speler op het gebied van duurzaam en comfortabel wonen en werken. Een behoorlijk deel van de omzet realiseert Saman Groep met het installeren van duurzame systemen, zoals pv-panelen, laadstations, zonnecollectoren en warmtepompen. We zitten boven op de ontwikkelingen in ons vakgebied. Naast de aanleg van nieuwe systemen zijn service en onderhoud uiteraard nog steeds belangrijke onderdelen. Daarnaast beschikken we over een constructieafdeling voor staal, rvs en aluminium. Op deze afdeling produceren we onder andere frames op maat voor pv-panelen.’
22
KvINL-VAKWIJZER maart 2018
Onderscheidend ‘Saman Groep is de afgelopen 12 jaar getransformeerd van een traditioneel installatiebedrijf naar een onderneming die voorop loopt in de energietransitie in haar werkgebied Zuidwest Nederland. Ik denk dat we zonder overdrijving mogen stellen dat we onderscheidend zijn met onze innovatiekracht. Bovendien zijn we sterk in communicatie en marketing. Dat verklaart voor een belangrijk deel onze bijzondere positie in deze regio.’ Trots op? ‘In de afgelopen zes jaar heeft ons bedrijf een ongekende groei doorgemaakt. We zijn van een bedrijf met 25 medewerkers gegroeid naar ruim 130. Allemaal voortreffelijke collega’s die blijk hebben gegeven van een tomeloze inzet, doorzettingsvermogen en de wil om er iets moois van te maken. Want reken maar dat zo’n groei niet vanzelf tot stand is gekomen. Ja, op deze collega’s ben ik trots.’
Wilt u ook met uw bedrijf in de vakwijzer komen? Mail dan naar info@kvinl.nl.