KvINL
VAKWIJZER Vakinformatie voor KvINL-erkende en -gecertificeerde bedrijven
Jaargang 11 - november 2018 - nummer 03
3
10 tips om personeel te werven • Erkenningsregeling ventilatie • scholingstraject koolmonoxide • nieuwe regelgeving binnenverlichting/led • monitoring BRL 9500
INHOUD Voorwoord & Colofon
2
KvINL-nieuws
3
W-techniek Nieuws Basiskennis
5 8
Technische vragen
11
De Geschillencommissie
12
E-techniek Nieuws
14
Basiskennis
16
Technische vragen
18
Uit de praktijk
20
Uitgelicht
22
COLOFON KvINL Postbus 7103 2701 AC Zoetermeer Tel. 079 321 79 93 Fax. 079 323 00 56 www.kvinl.nl info@kvinl.nl Met medewerking van Tekst: Mari van Lieshout, Therese van Warmerdam, Stéphanie Korpershoek, Bureau Stijlmeesters, Brenda van Rijn, Anton Kerkhofs, Fred Vos, Eric van der Blom, Jean Quist, Yvonne Keijzers. Fotografie: Ed Buying, uneto-vni, Sander van der Torren. Illustratie: Maarten de Vries.
2
KvINL-VAKWIJZER november 2018
Een déjà vu Het is afgelopen zomer een aantal keer goed misgegaan met zonnepanelen op Nederlandse daken. In zo’n twintig gevallen – volgens berichten zou dit nog maar het topje van de ijsberg zijn – ontstond er door defecte zonnecellen kortsluiting en oververhitting in de panelen of omvormers met brand tot gevolg. rtl bracht in september het slechte nieuws naar buiten. Volgens het kennisinstituut voor de brandweer, Instituut Fysieke Veiligheid, is de situatie ernstig en is het nu ‘alle hens aan dek’. tno onderzoekt nog de precieze oorzaak. Hoewel het niet in mijn aard ligt voortijdige conclusies te trekken, vrees ik dat de elektrotechnische- en branddeskundigen die rtl sprak het wel eens bij het rechte eind zouden kunnen hebben. Zonder uitzondering zijn ze van mening dat het vooral misgaat door het slechte installatiewerk van de panelen. Is dat verbazingwekkend? Mij verbaast het eerlijk gezegd niet. Zolang de consument zelf bij een bouwmarkt een paneel en omvormer kan kopen, zelf op het dak mag klimmen om de boel te monteren en vervolgens zelf de verschillende componenten aan elkaar mag knopen, blijft het vragen om dit soort problemen. En als hij het zelf niet aandurft, is er altijd wel een vriendelijke klusser die het voor een zacht prijsje wil doen. Toen ik kennis nam van het bericht, had ik een déjà vu. Ik moest onmiddellijk denken aan het alarmerende koolmonoxiderapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Die concludeerde dat onder meer de onduidelijkheid bij consumenten over certificeringen en erkenningen een wezenlijk risico vormt voor ongelukken met cv-ketels. Op het gevaar af dat ik voor mijn beurt spreek – het onderzoek door tno moet immers nog volgen – denk ik dat er bij de installatie van pv-systemen hetzelfde aan de hand was (en misschien wel is). Het is van wezenlijk belang dat voor iedereen bekend is waar nu precies een veilige installatie aan moet voldoen. Als daar onduidelijkheid over bestaat, omdat er verschillende organisaties zijn die overigens volstrekt legitiem en te goeder trouw hun eigen kwaliteitswaarborgen opstellen, ziet de consument door de bomen het bos niet meer. Dat is de les die we hebben geleerd uit het koolmonoxiderapport. Alleen al om die reden is het goed dat KvINL en Sterkin de mogelijkheden van een fusie serieus onderzoeken. Een fusie van twee organisaties met dezelfde kwaliteitseisen voor erkenningen en dezelfde doelstellingen kan alleen maar bijdragen aan meer duidelijkheid. In de achterliggende periode is veel werk verzet om de bestaande erkenningsregelingen aan te scherpen. Een belangrijke toevoeging betreft de eisen die worden gesteld aan de uitvoerende monteurs en de controle bij oplevering. Tegen de achtergrond van de ongelukken met gastoestellen en nu dus ook met de brandincidenten van pv-installaties was dat nodig ook. Garanties dat er nooit meer wat fout kan gaan met een installatie waar nog veel denkwerk en mensenhanden aan te pas komen, kunnen niet worden gegeven. Maar wanneer de techniek is uitgevoerd door u, door een KvINL-erkend installateur, is de kans daarop met de aangescherpte eisen wel erg klein geworden.
Dick Tommel, voorzitter KvINL.
KvINL-Nieuws
Technische Commissies buigen zich de komende maand over kritiekpunten De kritiekversies van de Erkenningsregelingen voor Gas, Water en Elektra zijn eind juli gepubliceerd op de website van KvINL. Een volgende stap is dat de punten worden voorgelegd aan de drie Technische Commissies.
Vanwege de vakantieperiode werd de kritiektermijn voor de Erkenningsregelingen wat opgerekt. ‘Een juiste beslissing, want er zijn de nodige kritiekpunten binnengekomen’, vertelt projectleider Hans Molhoek. ‘Veel punten betroffen kleine technische details. De punten leggen we voor aan de drie Technische Commissies die over de afzonderlijke erkenningsregelingen gaan. Deze beoordelen of de kritiek wordt gehonoreerd, waarna de voorstellen kunnen worden aangepast. Vervolgens gaat het aangepaste document naar het Centraal College van Deskundigen met het verzoek tot vaststelling. Als dit laatste college van oordeel is dat goed naar de kritiek is geluisterd en de procedure juist is gevolgd, zal het KvINL-bestuur de erkenningsregelingen bekrachtigen en tot publicatie overgaan.’
Een algemeen en specifiek deel Vast staat dat de regelingen worden gesplitst in een algemeen en een specifiek deel voor de betreffende discipline. Aanvankelijk waren deze twee delen samengevoegd, waarbij telkens opnieuw per vakgebied werd aangegeven welke algemene voorwaarden en welke specifieke voorwaarden van toepassing zijn. Dat leek aanvankelijk wel zo praktisch omdat de installateur daarmee, zo werd verondersteld, een duidelijk overzicht had zonder verschillende stukken te moeten raadplegen. Maar uiteindelijk gaf het samengevoegde pakket meer verwarring dan duidelijkheid. Het nieuwe algemene deel is vergelijkbaar met de evi 2017. In dit document staan de algemene voorwaarden waaraan de verschillende erkenningsregelingen moeten voldoen. Risicoklassen Een kritiekpunt in de erkenningsregelingen dat zeker wordt meegenomen, is dat een duidelijker onderscheid opgenomen moet worden voor werkzaamheden in de verschillende risicoklassen. Bij risicoklasse 0 is er geen sprake van bijzondere veiligheidsrisico’s, zijn specifieke maatregelen niet nodig en er volgt dan ook geen controle op het uitgevoerde werk. Risicoklasse 1 betreft die werkzaamheden waaraan wél daadwerkelijk risico’s kleven en hierbij zullen ook controles plaatsvinden op uitgevoerd werk. De erkenningsregelingen zullen daarmee aansluiten op de aanstaande wet Kwaliteitsborging voor de bouw. Wanneer we de publicaties tegemoet kunnen zien? Molhoek verwacht dat het wel eens het eerste kwartaal van 2019 kan worden voordat alles bestuurlijk wordt bekrachtigd waarna de installateurs de erkenningen kunnen aanvragen. ‘We hebben nu eenmaal procedures te volgen en dat doen we zorgvuldig.’
Klachtenprocedure voor geschillen over erkenningsregelingen en certificeringen Hoe zorgvuldig ook gewerkt is aan de totstandkoming van de erkenningsregelingen of kwaliteitssystemen, bij het beheer ervan kunnen zich altijd situaties voordoen waarbij partijen zich in hun belangen geschaad voelen. Een heldere klachtenprocedure is daarom nodig. In de door KvINL voorgestelde procedure moet een klacht schriftelijk worden ingediend. Na registratie gaat een kopie naar het Centraal College van Deskundigen (CCvD) dat vervolgens een Klachtencommissie instelt. De Klachtencommissie telt minstens vier leden: twee leden van het CCvD (dit mogen geen leden van de Commissie van Beroep zijn), de directie van KvINL, een lid-deskundige van de Technische Commissie en een secretaris. De Klachtencommissie kan besluiten tot uitbreiding met ter zake deskundigen en beoordeelt tevens of het advies van een externe deskundige gewenst is. Als blijkt dat na behandeling van de klacht door de Klachtencommissie een wijziging van de procedure, certificatie- of erkenningsregeling noodzakelijk is, volgt een advies aan het CCvD. Dat neemt vervolgens een standpunt in en stelt de klager hiervan in kennis. De klager kan tegen de uitspraak in beroep gaan bij de Commissie van Beroep.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
3
KvINL-Nieuws
KvINL en Sterkin gezamenlijk aanwezig in Hardenberg En opnieuw presenteerden KvINL en Sterkin zich gezamenlijk tijdens Installatie Vakbeurs Hardenberg. ‘We doen dit nu ruim een jaar, eigenlijk al sinds we in gesprek zijn over een fusie. Het is een mooi initiatief en dan is zo’n vakbeurs natuurlijk een ideaal platform om dat uit te dragen’, vertelt Miranda van Leeuwen, hoofd buitendienst van Sterkin. Dat gezamenlijk optrekken wordt ook door de erkenninghouders van beide organisaties goed gewaardeerd, merkt zij. ‘Veel installateurs vinden het maar lastig te begrijpen dat er zoveel verschillende organisaties zijn. Nee, het is prima dat we richting fusie gaan. Het leidt tot duidelijkheid voor zowel de installateurs als hun klanten.’
Over belangstelling voor de activiteiten van KvINL en Sterkin was er in Hardenberg weinig reden tot klagen. Volgens Van Leeuwen was het opvallend dat veel installateurs een antwoord willen op de vraag hoe het nu precies zit met de aanstaande wettelijke regeling voor het werken aan cv-toestellen. Over het verloop hiervan was er op de beurs een presentatie georganiseerd door uneto-vni | Techniek Nederland. ‘Voor de installateur is het alleen wel een beetje frustrerend dat we inhoudelijk niet meer kunnen vertellen totdat het wetsvoorstel door de Kamer is.’ De aanwezigheid van KvINL en Sterkin heeft ook tijdens deze vakbeurs weer een aantal nieuwe aanvragen voor erkenningen opgeleverd.
Monitoringrapportage 2017 onderstreept belang en noodzaak ‘opfrissers’
EPA-adviseurs hard aan het werk voor een betrouwbare energieprestatieberekening De betekenis en financiële waarde van energieprestatieberekeningen voor gebouwen in Nederland neemt toe. Koop- en huurprijzen voor gebouwen, subsidies en energieprestatievergoedingen, zijn mede gebaseerd op de berekende energieprestaties. Voor het vertrouwen bij gebouweigenaren, investeerders en gebruikers, is het van groot belang dat de uitkomst van de berekening een betrouwbaar beeld geeft van de energieprestatie. Jaarlijks monitort KvINL, in haar rol van schemabeheerder voor de Energieprestatiecertificering, de ontwikkelingen voor de kwaliteit van de onder het brl 9500-certificaat afgegeven energieprestatieberekeningen voor woningen en utiliteitsgebouwen. De kwaliteit hiervan staat al enkele jaren onder druk. Dit blijkt ook uit de gegevens en cijfers van de certificatieinstellingen, opgenomen in de
monitoringrapportage over 2017. Het percentage kritieke afwijkingen neemt, vooral door een strenger toezicht, maar ook door fouten en onzorgvuldigheid bij de opname, gemiddeld genomen ook in 2017 toe. Kwaliteitsverhogende maatregelen Naast intensivering van het externe toezicht is de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen om de kwaliteit te verhogen. Intensivering van de door adviseurs zelf uit te voeren audits waardoor fouten worden ontdekt en zijn opgelost voordat de certificerende instelling langskomt, levert in 2017 echter nog geen verbetering op. De in 2018 geïntroduceerde verplichting voor energieprestatieadviseurs en -opnemers in de woningbouw jaarlijks een ‘opfrisser’ te volgen is een logische en noodzakelijke stap. Alle opnemers en adviseurs in de woningbouw volgen voor 1 januari 2019 een opfrisdag met een verplichte eindtoets. Adviseurs in de utiliteitsbouw zullen in 2019 snel volgen. De reacties van de deelnemers aan de opfrisdag zijn overwegend positief: ‘We betwijfelden eerst het nut ervan, maar we hebben vandaag een hoop opgestoken.’ NTA 8800 Door onder andere technologische ontwikkelingen, veranderend beleid, regelgeving of normering, ontkomen vakmensen er niet aan regelmatig hun kennis op te frissen en nieuwe kennis en vaardigheden op te doen. In het verlengde van haar kwaliteitsrichtlijnen geeft KvINL inmiddels via diverse opleidings- en examencommissies invulling aan het ‘life long learning’, ook voor bedrijven die energieprestatieadviezen afgeven. Per 1 januari 2020 moet gewerkt gaan worden met de nieuwe energieprestatiebepalingsmethode nta 8800, als vervanger van de huidige nen 7120. KvINL en isso werken in diverse commissies inmiddels aan de implementatie van deze nta in een aangepaste brl 9500-serie en opnameprotocollen en opleidingstrajecten. Zodra hierover meer concrete informatie beschikbaar is, wordt deze via de website van KvINL gepubliceerd en worden de gecertificeerde bedrijven hierover rechtstreeks geïnformeerd.
4
KvINL-VAKWIJZER november 2018
W-techniek Nieuws
Theorie- en praktijkexamens ontwikkeld om vakbekwaamheid aan te tonen Vooruitlopend op de wettelijke certificeringsregels voor installateurs van gasverbrandingsinstallaties hebben KvINL, uneto-vni (vanaf 15 januari Techniek Nederland) en Otib samen met bedrijven, opleiders en kennisorganisaties een online tool en laagdrempelige theorie- en praktijkexamens ontwikkeld. Met deze tool kunnen gastechnische monteurs hun vakbekwaamheid toetsen, een eis die beslist in de wettelijke regelgeving zal worden opgenomen. Als de Tweede Kamer haar goedkeuring aan de nieuwe wetgeving heeft gegeven en de regels worden gepubliceerd, komt de tool onmiddellijk online. ‘We hoeven bij wijze van spreken alleen een enter te geven. De hele voorbereiding is afgerond’, vertelt Judith van Heeswijk, programmamanager Ontwikkeling en Scholing bij uneto-vni | Techniek Nederland. In de concept wettelijke certificeringsregeling staat dat monteurs moeten voldoen aan bepaalde vakbekwaamheidseisen voordat een bedrijf zich kan laten certificeren. In de achterliggende periode hebben KvINL en uneto-vni | Techniek Nederland samen met Otib,
opleiders en bedrijfsscholen een duidelijk en toegankelijk traject voor toetsing ontwikkeld. Dat traject begint met een online nulmeting, zodat een monteur direct weet wat zijn kennisniveau is. Feitelijk wordt hier getest of hij het vereiste kennisniveau heeft. De examens zijn met de input van bedrijven en opleiders opgesteld. Ze sluiten naadloos aan bij de eisen die in de concept-wet staan en staan heel dicht bij de praktijk. Wanneer de monteur voldoende kennis en kunde in huis heeft, kan hij meteen het theorie-examen afleggen, ook online. Daarna volgt het praktijkexamen. Landelijke dekking praktijktoetsen Monteurs kunnen de nulmeting en het theoretisch examen dus thuis of op het werk online afleggen. Voor de praktijktoetsen stellen opleiders en bedrijfsscholen straks hun locaties beschikbaar. Iedere aanbieder van een praktijkexamen moet zich daarvoor overigens wel eerst laten accrediteren. Van Heeswijk verwacht dat na de officiële publicatie van de regels meteen al enkele duizenden monteurs examens zullen afleggen. ‘Blijkt uit de nulmeting dat het kennisniveau nog niet voldoende is, dan zal een monteur die kennis kunnen bijspijkeren. Bijvoorbeeld door een dagtraining of een volledige cursus te volgen bij een opleider of kennisdagen die door bedrijven zelf worden georganiseerd.’ Direct nadat de Kamer akkoord is met de wettelijke maatregelen, worden op de sites van KvINL en uneto-vni | Techniek Nederland de links gepubliceerd waar gastechnische monteurs de tool kunnen vinden. Mogelijk volgt de publicatie nog dit jaar.
Nieuwe lidmaatschapscriteria per 1 januari 2019 Vanaf 1 januari gelden nieuwe toelatingscriteria voor alle leden van uneto-vni | Techniek Nederland. Daarmee zet de vereniging een grote stap op weg naar het kwaliteitsmerk dat het wil zijn.
uneto-vni | Techniek Nederland wil afrekenen met het gevoel ‘dat iedereen zomaar lid kan worden’ en voert strengere criteria in, ook met het oog op veranderende wetgeving. Bovendien gaat de organisatie volgend jaar campagne voeren om Techniek Nederland als kwaliteitsmerk in de markt te zetten. Zo kunnen leden zich nog beter onderscheiden. De nieuwe toelatingscriteria zijn samen met een brede vertegenwoordiging van leden opgesteld. Zo is bijvoorbeeld binnen de vakcommissies zorgvuldig gekeken naar welke
criteria per vakgebied de juiste zijn. De nieuwe criteria gelden voor bestaande leden en nieuwe leden. Nieuwe leden moeten vanaf 1 januari direct voldoen aan de eisen. Voor alle bestaande leden is er tot 31 december 2019 de tijd om hieraan te voldoen. Kijk op www.uneto-vni.nl/kwaliteit voor meer informatie over de criteria.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
5
W-techniek Nieuws
Landelijk examen voor herziene BRL 6010 in ontwikkeling De herziene brl 6010, ‘Legionellapreventie-advisering’, nadert zijn voltooiing. Op dit moment ligt de tekst ter goedkeuring bij de Raad van Accreditatie. In de aangepaste brl is veel aandacht voor de kwaliteit van de legionellapreventie-adviseur. Deze zal een Bewijs van Vakbekwaamheid moeten hebben. Momenteel wordt er hard gewerkt aan een landelijk examen, waarmee is te beoordelen of kandidaten voldoen aan de in de brl beschreven eindtermen. Er komt één landelijk examen van isso, dat wordt afgenomen door Cito. De isso-examencommissie stelt het examen samen. In deze commissie zijn onder meer diverse deskundigen, opleiders, isso, Cito, en een certificerende instelling (Kiwa) vertegenwoordigd. Het examen beoordeelt of de kandidaat voldoet aan de eindtermen die in de brl zijn beschreven. De examencommissie vindt het erg belangrijk dat de kandidaat over praktische installatietechnische kennis beschikt. In het examen wordt hier dan ook voldoende aandacht aan besteed, onder andere door een praktijkopdracht. De commissie hecht ook veel waarde aan kennis over de ‘alternatieve technieken’. Behalve uit een praktijkcase, zal de toets uit meerkeuzevragen bestaan. Toets op locatie Zodra de nieuwe brl 6010 bindend is verklaard, zal iedere legionellapreventie-adviseur, die op basis van brl 6010 risicoanalyses uit-
voert en beheersplannen opstelt, zijn kennis en kundigheid moeten aantonen via de toets. Het examen zal meerdere keren per jaar worden afgenomen op locatie bij Cito in Arnhem. Bij voldoende vraag kan het eventueel ook elders in het land plaatsvinden. Vanwege de praktijkcase geven kandidaten hun antwoorden grotendeels op papier. De isso-examencommissie gaat de opleidingsinstituten tijdig informeren, zodat zij hun opleidingen aan kunnen passen aan de eisen van het examen. Overgangstermijn van 15 maanden Vooralsnog is het streven de herziene brl 6010 Legionellapreventie-advisering op 1 januari 2019 van kracht te laten gaan. De overgangstermijn is 15 maanden, wat betekent dat Legionellapreventie-adviseurs tot 1 april 2020 de tijd hebben het examen te behalen.
Nieuwe regeling Bodemkwaliteit verwijst naar ‘oude BRL’ Op 1 oktober 2018 is de nieuwe Regeling Bodemkwaliteit in werking getreden. Deze regeling geeft de randvoorwaarden voor het toepassen of gebruiken van de bodem of het oppervlaktewater. Het doel is dat de overheid op deze manier de garantie heeft dat ongewenste verspreiding van stoffen naar het milieu niet plaatsvindt. Een van de zaken die de regeling Bodemkwaliteit wil garanderen, is een vakbekwame aanleg van wko-systemen. Om te zorgen dat daarvoor de juiste kwaliteitseisen gelden, wijst deze regeling brl 6000-21, ‘Bodemenergiesystemen’, aan als kwaliteitsrichtlijn. Dat betekent dat bedrijven die bodemenergiesystemen willen aan-
6
KvINL-VAKWIJZER november 2018
leggen volgens brl 6000-21 wettelijk verplicht gecertificeerd moeten zijn. Hoewel er inmiddels een brl 6000-21, versie 2017 is uitgebracht, verwijst de nieuwe Regeling Bodemkwaliteit nog altijd naar brl 6000-21, versie 2014. Inmiddels wordt er ook al aan een brl 6000-21, versie 2019 gewerkt. De verwachting is dat in de Regeling Bodemkwaliteit, die de overheid in 2019 opnieuw zal herzien en in de herfst van 2019 verplicht stelt, de brl 6000-21, versie 2019 zal worden aangewezen. Maar voor het komend jaar is het nog de versie van de brl uit 2014 die van toepassing is.
W-techniek Nieuws
Nieuwe erkenningsregeling Woningventilatie voorwaarde voor VLA Ventilatiekeur Stichting KvINL heeft op 1 juli 2018 de erkenningsregeling Ventilatie bindend verklaard. Daarin zijn richtlijnen opgenomen voor de uitvoering van en controle op het onderhoud van de installaties. Zo sluit de erkenningsregeling aan op de vereisten uit de Onderhoudsnorm woningventilatie van het vla-keurmerk ‘Ventilatiekeur’. Op zijn beurt verbindt branchevereniging fme/vla nu als voorwaarde aan het Ventilatiekeur dat bedrijven erkend moeten zijn volgens de KvINL erkenningsregeling. De Erkenningsregeling Woningventilatie is de eerste regeling nieuwe stijl van KvINL. Via deze bedrijfserkenning klasse 1 kan een installateur of monteur die werkzaam is met woningventilatie zich onderscheiden. Om te worden erkend, moet diegene aantonen dat hij of zij een bepaald kennisniveau heeft. Ook wordt zijn bedrijf en een van zijn ventilatieprojecten eens in de 2 jaar gecontroleerd. Andere belangrijke onderdelen in de regeling zijn de verplichte controles op het eigen werk, het verstrekken van een opleverrapport en het verrichten van (controle)metingen. Zo vormt de erkenningsregeling een waarborg voor kwalitatief goed uitgevoerde ventilatiesystemen. Controle aan achterzijde Onder meer door invloed van de Vereniging leveranciers van Luchttechnische Apparaten (vla) is ook controle aan de ‘achterzijde’ van het opgeleverde werk een belangrijk onderdeel van de erkennings-
regeling. Ventilatiesystemen die het vla Keurmerk dragen, geven bewoners en beheerders zekerheid over het binnenmilieu van hun woning. Het keurmerk bewijst dat vervuilde lucht goed wordt gefilterd, de luchtstroom perfect is afgesteld en het energiegebruik en geluid aan de eisen voldoen. Erkenningsregeling als voorwaarde voor Ventilatiekeur Afgelopen voorjaar heeft branchevereniging fme/vla aangegeven dat bedrijven die het vla Ventilatiekeur willen gebruiken, erkend moeten zijn volgens de nieuwe KvINL-erkenningsregeling Ventilatie. vla Ventilatiekeur bestaat sinds 2013. Het is een norm voor het onderhoud van ventilatiesystemen. Aanhaken bij de KvINL-erkenningsregeling geeft bewoners en beheerders die een ventilatiesysteem met het vla Ventilatiekeur hebben nóg meer zekerheid over het binnenmilieu van hun woning.
Legionellabestrijding in Abu Dhabi Holland Water uit Driebergen is er samen met haar partner Culligan in de Verenigde Arabische Emiraten in geslaagd een order te verwerven voor het leveren, plaatsen, onderhouden en monitoren van acht Bifipro-systemen voor legionellabestrijding in Masdar City in het emiraat Abu Dhabi. Het emiraat wil met de meest moderne technologieën de nieuwe stad Masdar City tot de duurzaamste stad ter wereld maken. De Bifipro-systemen worden ingezet om het water te behandelen van een aantal grote objecten in deze bijzondere stad in Abu Dhabi.
Proeftuinen aardgasvrije wijken Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) stelt 120 miljoen euro beschikbaar aan 27 gemeenten voor het aardgasvrij maken van een wijk. In het Programma Aardgasvrije Wijken doen gemeenten kennis en ervaring op om bestaande wijken haalbaar en betaalbaar te verduurzamen. In totaal hadden 74 gemeenten een plan ingediend. Hoewel het Klimaatakkoord even op de lange baan is geschoven, wil de minister met dit bedrag een bijdrage leveren aan de terugdringing van
de CO2-uitstoot. Ook helpt het aardgasvrij maken van wijken bij het beperken van de gaswinning in Groningen. De plannen zijn onder andere beoordeeld op kwaliteit en de financiële onderbouwing. Om zoveel mogelijk kennis op te doen voor andere wijken heeft het ministerie een gevarieerde groep gemeenten geselecteerd: groot en klein, landelijk en stedelijk, verschillende technieken en spreiding door heel Nederland: elke provincie heeft minimaal één proeftuin. Eerder werd al bekend dat Rotterdam-Zuid en minimaal vier gemeenten in Groningen geselecteerd zouden worden. Op die plaatsen zijn extra kansen om de woon- en leefomgeving te verbeteren. In Groningen kan bijvoorbeeld de verduurzaming samengaan met de versterking van woningen. Naast de proeftuinen ondersteunt het rijk het aardgasvrij maken van Nederland met een programma voor aardgasvrije en frisse basisscholen (5 miljoen euro) en een subsidie voor technische innovaties (12,8 miljoen euro). Het kabinet stelt door de grote hoeveelheid aanvragen meer geld beschikbaar dan aanvankelijk begroot. Met het toevoegen van het budget voor 2019 konden meer wijken worden geselecteerd. In 2019 wordt een nieuwe uitvraag voorbereid.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
7
Basiskennis W
Verhalen en adviezen van Peutz over aanleg klimaatinstallatie
‘Thermisch comfort is ook maatwerk’
Jarenlang modderen met de klimaatinstallatie en er steeds maar niet uitkomen… Meestal is een complexe samenloop van omstandigheden de oorzaak van dit euvel. Dit en meer werd duidelijk op de relatiemiddag van Peutz. Het ingenieursbureau kwam met verhalen en tips waar de aanwezige installateurs met veel belangstelling naar luisterden. We staan er doorgaans niet zo bij stil dat we ongeveer 80 procent van onze tijd in een gebouw doorbrengen’, vertelde Paul Steskens, specialist thermisch comfort bij Peutz. Dan moet zo’n gebouw veilig, gebruiksvriendelijk, gezond en comfortabel zijn, maar ook duurzaam in het gebruik. Een goed functionerend klimaatsysteem is wat Steskens betreft een van de voorwaarden voor zo’n gebouw. Klimaatklasse Het Programma van Eisen (pve) bepaalt de relatie tussen de klimaatinstallatie en het thermisch comfort. Daarin staat bijvoorbeeld dat de opdrachtgever voor Klimaatklasse A kiest en wil dat de temperatuur over een jaar genomen niet meer dan een bepaald aantal uur mag afwijken van wat hij wenst. Een korte stemming onder zijn gehoor leerde Steskens dat de meeste installateurs de termen uit een pve rondom binnenklimaat en thermisch comfort weliswaar kennen, maar dat zij in de praktijk niet precies weten wat die begrippen inhouden. ‘De installateur heeft overigens maar een beperkte invloed op het thermisch comfort’, vertelde Steskens. ‘Hij kan de aanvoertemperatuur controleren en debieten instellen en dan houdt het eigenlijk wel op. Uiteindelijk bepaalt ieders voorkeur of het ergens thermisch gezien comfortabel is.’ Er is volgens de comfortspecialist van Peutz wel enig houvast. De norm nen-en-iso 7730 legt een relatie tussen de temperatuur van het lichaam en de omgeving waar het zich bevindt. En er zijn klimaatklassen; A is de strengste en geldt oorspronkelijk voor ruimtes met 24-uurs bedrijf/bezetting, maar wordt steeds vaker ook voor kantoren toegepast. Het zijn ruimten waar mensen zich lichamelijk weinig inspannen. Klimaatklasse B geldt voor onder meer laboratoria waar veel staand wordt gewerkt, maar niet uiter-
8
KvINL-VAKWIJZER november 2018
mate intensief. En bij klimaatklasse C is er eigenlijk sprake van een lager verwachtingspatroon rondom het thermisch comfort. Modelleren Het pve en het installatietechnisch ontwerp bepalen uiteindelijk de mate van thermisch comfort. ‘Het is de taak van de installateur om het ontwerp te laten aansluiten op het pve’, zegt Steskens. Bureaus als Peutz toetsen het ontwerp met bijvoorbeeld een numerieke berekening of een luchtstromingsberekening. Een gebouw, of deel daarvan, wordt daarvoor in de ontwerpfase bouwkundig en met installaties gemodelleerd. Dan worden omgevingsvariabelen als temperatuur en luchtsnelheid getoetst en verrekend. Onder de streep blijkt dan of de comforteisen worden gehaald. Sommige gebouwen, zoals laboratoria, zijn te specifiek om er een model voor op te zetten, meent Steskens. In zo’n geval wordt klimaatkameronderzoek gedaan. Dan bouwt Peutz in de eigen laboratoria een ruimte compleet na, inclusief klimaatsysteem. Metingen verifiëren het thermisch comfort in de nagebouwde ruimte. Uit de bevindingen valt af te leiden of met het ontwerp de bepalingen uit het pve te halen zijn. Soms is dat te ingewikkeld en kun je met een scan achterhalen waar het mogelijk fout kan gaan en wat er nodig is om een bepaald thermisch comfort te kunnen bereiken. Weerwoord paraat Als koudeval en tochtklachten optreden, denken opdrachtgevers vaak dat de installateur iets niet goed heeft gedaan. Dus moet de installateur een goed weerwoord paraat hebben als hij vindt dat hem niets te verwijten valt. Die kan zich daarop voorbereiden door de schil van een gebouw na te lopen op eventuele mankementen en in het bestek op te zoeken of er isolerend glas is gebruikt, adviseert Steskens. ‘In combinatie met lt-verwarming kom je doorgaans goed weg met een U-waarde van minder dan 1,4 voor de hele gevel. Zonder ltv is 1,1 echt het maximum.’ Dat geldt volgens hem tot een hoogte van 4,5 m. Daarboven zijn berekeningen en specifieke oplossingen gevraagd. En passant waarschuwde Steskens voor vliesgevels; die willen nog weleens lekken en kunnen zo het thermisch comfort verminderen.
Basiskennis W
Luchtlekken doen dat altijd en het is dan zaak ze tijdig te ontdekken. Dat kan bijvoorbeeld door te zoeken naar dichtingen en de aansluitingen tussen de verschillende componenten. Steskens raadt installateurs aan om in het bouwkundig bestek na te gaan of ramen en deuren luchtdicht zijn volgens onder meer Klasse A4 of Klasse A3. ‘Zo valt veel leed te voorkomen. In een gerenoveerd pand zal die mate van luchtdichtheid pas ontstaan na het plaatsen van voor- of achterzetraamconstructies.’ Kantoren Wanneer Klimaatklasse A4 voor een kantoor wordt toegepast, moet de installateur zich van een aantal zaken vergewissen. ‘Dan moet je opletten welke systemen je toepast’, waarschuwt Steskens. Een inductie-unit is volgens hem bij klasse A minder goed geschikt. Installateurs kunnen de vuistregel aanhouden dat Klimaatklasse A4 de norm voor luxekantoren is en dat voor doorsneekantoren Klasse B volstaat. De praktijk leert Steskens verder dat koelen via het plafond als aangenamer wordt ervaren; verwarmen via het plafond eerder niet dan wel. ‘En let op’, waarschuwt Steskens, ‘een rooster dicht bij een kolom geeft eveneens geen aangenaam binnenklimaat. Verder wijs ik op de problemen die ontstaan met kantoorkamers die tot een kantoortuin zijn samengevoegd. De oorspronkelijke klimaatinstallatie is daar niet op ontworpen en is dan eigenlijk niet te gebruiken.’ Zelfs als er wel kloppend ontwerp is, kan er nog heel wat misgaan, weet Peutz-adviseur Ernst-Jan Lieskamp. Bijvoorbeeld omdat de werkplekken te dicht op de gevel staan of omdat een ruimte te veel afkoelt in het weekeinde en de installatie het net niet op tijd warm weet te krijgen. ‘Thermisch comfort is ook maatwerk’, zegt Lieskamp. ‘Wat de een als prettig ervaart is voor de ander niet comfortabel.’ Wijziging Het installatie-ontwerp en de gedachte die erachter zit, zegt op voorhand al veel over het binnenklimaat. De manier waarop het is gerealiseerd en hoe het wordt gebruikt, vertelt de rest. ‘Zelfs de kleinste wijziging in het systeem heeft invloed op het binnenklimaat’, waarschuwt Lieskamp. ‘De oorzaak van klachten ligt volgens hem niet zelden in aanpassingen die tijdens het oorspronkelijke ontwerp zijn gemaakt. Aanpassingen die niet altijd worden teruggekoppeld. Soms blijkt jaren nadien dat bijvoorbeeld een bypass is weggelaten’, geeft hij als voorbeeld. Wat soms ook gebeurt is dat er een verkeerde regeling is toegepast. ‘Dan kan een systeem dat niet perfect is ontworpen en uitgevoerd het soms nog heel goed doen, zolang het maar doorlopend in bedrijf is. Maar als een later aangebrachte regeling de installatie dan op enig moment uitzet, komen de klachten alsnog, aldus Lieskamp. Andersom kan het gebeuren dat een installatie geen enkele klacht oproept, omdat later blijkt dat die continu aanstaat; ook op de momenten wanneer dat niet moet. Betrouwbaarheid De markt biedt een ruime sortering aan producten die gegevens over de installatie en het gebruik ervan meten en vastleggen. De plek waar deze worden gemonteerd, bepaalt mede de betrouwbaarheid van de metingen. Een veelvoorkomend manco volgens Lieskamp: ‘Installaties worden niet of nauwelijks ingeregeld. Of er worden waarden ingesteld waarvan nog maar moet blijken of die te halen zijn.’ Het komt volgens hem nogal eens voor dat die fouten niet boven tafel komen, omdat een installatie na het inregelen vaak niet meer wordt gecontroleerd. Overigens zijn niet alle installatietechnische problemen volgens Lieskamp op te lossen. Hij vertelt uit
zijn praktijk over een erker in een schoolgebouw, die ingericht was als werkplek. ‘De gebruikers ervan klaagden over koude voeten. Dat had deels te maken met de mindere luchtdichtheid van de erker, maar er bleken ook problemen te zijn met de vloerverwarming. In de erker lagen de lussen minder dicht bij elkaar dan in de aangrenzende ruimte, terwijl de vloerlussen van de erker op een aparte groep waren aangesloten. En die bleek dan weer dicht te staan.’ De deskundigen van Peutz kwamen er niet uit. De schoolleiding kreeg het advies om de erker maar niet meer als werkruimte te gebruiken. Afwijken Niet alle klachten zijn vooraf te bedenken. Lieskamp herinnert zich een geval met een inductie-unit die het maar niet goed deed. De oorzaak daarvan bleek te zitten in de motortjes. Die bleken uit verschillende partijen te komen en hadden daardoor onderling net iets verschillende looptijden. ‘Andere klachten hebben de gebruikers zelf in de hand’, zegt Lieskamp. Bijvoorbeeld door de bezetting van een ruimte aan te passen aan de installatie. ‘Een systeem met een aanwezigheidsmelder krijgt het nooit comfortabel wanneer er maar weinig mensen in een ruimte zijn. Andersom gaat het mis wanneer meer mensen en apparatuur in een ruimte worden ondergebracht dan waarvoor de installatie is ontworpen.’ Een systeem werkt pas goed wanneer het in alle seizoenen is getest, bijvoorbeeld om tot de beste roosterverdeling te komen. Lieskamp adviseert zo’n systeem in een gedeelte van een gebouw uit te proberen en pas in het hele gebouw te installeren wanneer alle aspecten ervan duidelijk zijn geworden. ‘Dat is veel werk maar uiteindelijk bespaar je tijd, omdat mankementen op langere termijn worden voorkomen.’ Onderhoud Goed onderhoud helpt het binnenklimaat comfortabel te houden. De praktijk leert Lieskamp dat het daar regelmatig misgaat, bijvoorbeeld omdat filters van fancoils te lang blijven zitten. Dat gebeurt ook bij inductie-units. ‘Vaak wordt vergeten dat die veel lucht aanzuigen en dus behoorlijk kunnen vervuilen. Als dat te lang duurt trekt die vervuiling ook in de unit en ben je verder van huis, omdat je dan je hele batterij moet reinigen.’ Veel van zulke problemen zijn op te lossen met afdoende stofzuigen. ‘Want vuil dat er niet is, kan ook nergens intrekken’, zegt Lieskamp.
‘Installaties hebben beperkte invloed op het thermisch comfort’, omdat uiteindelijk ieders persoonlijke voorkeur bepaalt of het ergens thermisch gezien comfortabel is.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
9
Basiskennis W
De marktpotentie van de warmtepomp in de woningbouw 2017 20.000
Aantal warmtepompen Gemeten in aantal warmtepompen per duizend inwoners worden kleine landen groot en grote landen klein. aantal inwoners (x 1 miljoen) aantal wp per duizend inwoners aantal wp (x 1.000)
2021 100.000 per jaar
per jaar
2025 200.000
9,9 Zweden
per jaar
10,10 100
In 2025 zal het aantal geplaatste warmtepompen in Nederland per jaar net zo groot zijn als het aantal cv-ketelvervangingen.
5,5 Finland
10,73 59
64,7 GB
5,6 Denemarken
0,29 19
5 Ierland
5,18
62,8 Frankrijk
6,53
2,96
0,86
0,41 34,5
10,6 Tsjechië
69
0,85
0,6 Luxemburg
34
410
nihil nihil
9
2,07
15,19
10,8 Portugal
743
78
10
16,07 998
7,22 Bron: Nationaal Warmtepomp Trendrapport 2018
KvINL-VAKWIJZER november 2018
1
9,9 Hongarije
0,10 1
62,1 Italië
5,4 Slowakije
0,19
8,7 Oostenrijk 18
48,9 Spanje
34,5 Polen
80,6 Duitsland
51
11,5 België
17
0,36 1
3,00
3
14,17
2,8 Litouwen
29
17 Nederland
0,60
1,2 Estland
Vragen =
w et en !
W-techniek Vragen
Stroomsnelheid terreinleiding vakantiepark Wij ontwerpen een leidingwaterinstallatie voor een vakantiepark met 144 woningen. Een andere partij maakte de waterleidingberekening voor de terreinleiding. De diameters die hier uit volgen zijn nogal fors. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de 100 kPa voordruk op het verst gelegen tappunt en het niet plaatsen van een drukverhogingsinstallatie. Door deze forse diameter waterleiding is de maximale snelheid slechts 0,8 m/s. Moet er in de terreinleiding een minimale snelheid worden aangehouden om te zorgen voor voldoende verversing zodat kwalitatief goed drinkwater wordt geleverd aan alle woningen? De leiding in de grond op het park is te vergelijken met een sectie van een distributieleiding van een drinkwaterbedrijf. De ontwerprichtlijnen voor dergelijke leidingen (Kiwa SWE 99.011) zijn gebaseerd op een zelfreinigend vermogen bij een minimale snelheid van 0,4 m/s dat dagelijks optreedt bij het momentane verbruik in een vertakte netstructuur.
Aanwijzing NEN 1006
het WB 3.8 staat de (schatting van de) vloeistofklasse aangeduid. Deze gevarenetiketten zijn, evenals de ld50-waarde, niet te beschouwen als het resultaat van een volledige toxicologische beoordeling. In WB 3.8, dat eenvoudig is te downloaden via www.infodwi.nl, zijn veelvoorkomende etiketten van stoffen opgenomen en is zo mogelijk de vloeistofklasse vermeld. In het WB staat ook een uitgebreide toelichting hoe u de etiketten kunt interpreteren.
Flexibele leiding ingestort in de vloer Op zoek naar de oorzaak van een waterschade kwam een installateur een situatie tegen zoals op de foto. De sifon van de douchebak is aangesloten op een in het beton verwerkte flexibele afvoerleiding waarvan de ‘grijze’ pvc-delen - met de op de foto zichtbare twee blauwe streepjes - niet zijn verlijmd en los zitten. Er is een flexibele leiding gebruikt die lekkages vertoont. De installateur geeft bij de klant aan dat de flexibele leiding volgens het bouwbesluit helemaal niet mag worden gebruikt in een betonnen vloer. Maar de verzekeringsexpert is van mening dat de flexibele leiding gerepareerd kan worden. Mag de flexibele leiding op deze wijze worden toegepast? In het bouwbesluit is niets vermeld over toe te passen materiaal. Wel staat er dat de gebouwriolering aan een aantal eisen moet voldoen. Daarbij wordt verwezen naar nen 3215. Deze norm doet echter ook geen uitspraak over leidingmaterialen. De op de norm gebaseerde praktijkrichtlijn ntr 3216 gaat wel verder dan alleen de wettelijke eisen. Met deze praktijkrichtlijn kan een installateur een ontwerp maken van een goede gebouwriolering. Ook daarin is echter niets opgenomen over de toegepaste flexibele leiding op de foto. Toch moet je concluderen dat het in dit praktijkgeval gebruikte materiaal duidelijk niet is bedoeld om te gebruiken in een betonvloer, omdat er dan veel druk op de leiding komt. Het materiaal is slechts bedoeld om toe te passen voor bereikbare aansluitingen van lozingstoestellen. Het is ook altijd goed om de productinformatie van de leverancier van het materiaal na te lezen op de maximale belasting ervan.
nen 1006 is wettelijk aangewezen in Bouwbesluit 2012 (afdeling
6.3, artikelen 6.11, 6.12 en 6.13). Is deze norm ook wettelijk aangewezen in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit? nen 1006 is niet in de Drinkwaterwet aangewezen, maar wel in het Drinkwaterbesluit (artikel 34 lid 1).
Etiketten gevarenaanduiding Waterwerkblad 3.8 is uitgebreid met artikeletiketten die de mate van gevaar aanduiden (bijlage 3). Bij een aantal etiketten daarvan is de vloeistofklasse aangegeven. Hoe moet ik die etiketten lezen/interpreteren? De verpakking of de product datasheets van gevaarlijke stoffen moeten zijn voorzien van etiketten en/of kenmerken. Goed voorbeeld is het bekende symbool van het ‘doodshoofd’. De etiketten moeten de herkenning van het gevaar vergemakkelijken. Deze etiketten kunnen ook met een zwart pictogram zijn uitgevoerd. De etiketten kunnen worden gebruikt om een schatting te maken van de aard van de vloeistofklasse. In de laatste kolom van bijlage 3 van
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
11
Defecte warmtewisselaar wordt karpers fataal Bij de consument thuis wordt een zonneboiler geplaatst, waarvan de warmte ook wordt ingezet om de vijver te verwarmen. Helaas gaat dit niet zoals verwacht en ontstaat er zelfs schade aan het karperbestand. Een geschil is geboren. De consument spreekt met de ondernemer af dat er een zonneboiler wordt geplaatst, inclusief een transportpomp om warm water naar de vijver te brengen. Dit zou de consument verwarmingskosten besparen. De installatiekosten bedragen 5.620 euro. Helaas werkt het systeem niet naar behoren. Volgens de consument is de warmtewisselaar met pomp niet in staat om warmte naar de vijver te transporteren. Zelfs met een extra wisselaar die is aangesloten op de cv-ketel, wordt het water niet warmer. De consument vindt daarom dat de ondernemer in verzuim is en heeft daarop de overeenkomst buitenrechterlijk ontbonden. Daarnaast wenst hij terugbetaling van de initiĂŤle aanschafprijs. Ook lijdt de consument gevolgschade; zijn karpers gaan door het gebrek aan warmte dood. In totaal kost hem dat 2.682,46 euro. Nooit volledige verwarming De ondernemer is het hier niet mee eens. Volgens hem heeft hij een zonneboiler met een dubbele warmtewisselaar ter ondersteuning voor het verwarmen van de vijver aangeboden. Hij stelt nooit een volledige vijververwarming te hebben geoffreerd. Volgens hem is er al wel eerder contact geweest over het feit dat de consument vond dat de zonneboiler te weinig ondersteuning gaf en het elektraverbruik nog erg hoog lag. De ondernemer heeft geprobeerd dit op te lossen met een platenwisselaar, maar deze wisselaar bleek vervolgens niet goed te werken. De ondernemer heeft toen aangegeven de gemaakte kosten niet in rekening te brengen. De consument kwam hierna met een wisselaar die wel moest
12
KvINL-VAKWIJZER november 2018
werken. De ondernemer heeft hierop laten weten deze wel te willen aansluiten, maar er geen garantie op kon afgeven. Zo ver is het echter nooit gekomen, omdat de administratie van de ondernemer twee keer een fout maakte. De ondernemer stelt dat de aangeboden installatie naar behoren werkt en heeft ook niks gerekend voor de extra geplaatste platenwisselaar. Hij voelt zich daarnaast niet aansprakelijk voor de door de consument gevorderde schade. Wel biedt de ondernemer nog aan de oplaadpomp onder garantie te repareren. Deskundigenonderzoek Omdat de consument en de ondernemer er samen niet uit komen, dient de consument een klacht in bij de Geschillencommissie Installerende Bedrijven. Deze schakelt een deskundige in om ter plekke een kijkje te nemen. Tijdens het bezoek constateert de deskundige dat de regeling met ingebouwde oplaadpomp niet werkt. Om dit op te lossen, moet de regelunit met pomp worden vervangen. De kosten hiervan bedragen 810,70 euro. Volgens de deskundige is in overleg tussen de consument en ondernemer overeen gekomen dat de verwarming van de vijver werd aangesloten op de zonneboiler. Deze afspraak had tot gevolg dat het maximaal vermogen voor de vijver 3 kW zou bedragen en dat deze alleen kon worden verwarmd wanneer het zonneboilersysteem op temperatuur is. Het systeem is conform de afspraken geĂŻnstalleerd en kan weer worden ingeschakeld wanneer het systeem is gerepareerd. Hierna moet de inregeling plaatsvinden. De
De Geschillencommissie
kosten voor het inregelen bedragen 242 euro. Doordat de geplande verwarming via de zonneboilerinstallatie niet functioneerde, heeft de consument als ‘noodvoorziening’ een elektrische verwarming in de vijver aangebracht. De totale schade bedraagt hierdoor volgens de consument 2682,46 euro. De aanschafkosten van de nieuwe karpers bedroegen ruim 2.000 euro, voor de elektrische verwarming is 148,46 euro betaald en het extra energiegebruik bedroeg 420 euro.
verwarming. De commissie maakt uit de reactie van de ondernemer op dat ook hij deze insteek had. De door de ondernemer geleverde wisselaar heeft echter niet aan de verwachtingen voldaan. Dit leidt ertoe dat de door de consument betaalde prijs van 825 euro moet worden terugbetaald aan de consument en de door de ondernemer geleverde eerste wisselaar door de consument moet worden teruggegeven aan de ondernemer.
Herstelwerkzaamheden Omdat het niet tot een schikking komt, wordt aan de commissieleden gevraagd een uitspraak te doen in deze zaak. Na de zitting, waarbij beide partijen hun standpunten nogmaals konden toelichten, volgt enkele weken later de schriftelijke uitspraak. De commissie stelt voorop dat de ondernemer in haar schriftelijke reactie op het deskundigenrapport heeft erkend dat de regelunit met oplaadpunt van de zonneboiler defect is. Hij heeft aangeboden deze kosteloos te repareren. De commissie wil hem in elk geval de gelegenheid geven deze reparatie alsnog uit te voeren, en de installatie tevens kosteloos in te regelen. De consument heeft eerder aangegeven de overeenkomst buitenrechterlijk te willen beëindigen. De commissie kan de consument daarin volgen, voor zover het de geleverde en geplaatste warmtewisselaar betreft. De consument heeft ter zitting benadrukt dat het systeem zou functioneren als ondersteunende (en niet als volledige)
Betwiste schade Voor wat betreft de geleden gevolgschade aan de levende have van de consument is de Geschillencommissie Installerende Bedrijven kort. Als dit het geval was geweest, had de consument dit moeten onderbouwen met bewijsstukken. De consument heeft dit echter nagelaten, zodat de commissie hem de geleden schade niet kan toewijzen. De klacht van de consument is hiermee deels gegrond. De commissie bevestigt vervolgens dat de overeenkomst tussen partijen partieel buitenrechterlijk is ontbonden, namelijk als het gaat om de geleverde en gemonteerde wisselaar. De ondernemer moet 825 euro terugbetalen aan de consument en daarnaast 127,50 euro klachtengeld aan de consument vergoeden. Ook moet er een afspraak worden gemaakt zodat de voorgestelde werkzaamheden kosteloos en onder garantie kunnen worden uitgevoerd en de ondernemer de kans krijgt de wisselaar te demonteren en mee te nemen.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
13
E-techniek Nieuws
KWx biedt eerste geaccrediteerde bijscholingsopleiding zonne-energie aan KWx heeft een primeur door als eerste organisatie in Nederland een geaccrediteerde bijscholingsopleiding voor zonneenergie aan te bieden. Tijdens de workshop ‘Meten aan pv-installaties’ leren installateurs onder andere meer over de eigenschappen van zonnepanelen, het wisselstroomgedeelte van de installatie, het uitvoeren van metingen en uitlezen van gegevens en risicomanagement. Bij het opstellen van de opleiding gaven de docenten extra aandacht aan het behandelen van het gelijkstroomgedeelte van installaties met zonnepanelen. Verder informeert de opleiding de deelnemers uitgebreid informatie over het gebruik van meetapparatuur bij pv-installaties. Volgens Kees Compaan, manager afdeling meetinstrumenten en een van de opleiders bij KWx, is er vanuit het werkveld een grote behoefte aan kennis over pv-installaties. ‘De opleiding is ontstaan door de vraag naar extra kennis over het gebruik van de meetapparatuur van zonnepanelen. Tijdens de opleiding informeren we daarom niet alleen over het meten, maar lichten we ook de eigenschappen van de installaties toe zodat deelnemers de
installatie doorgronden. Zo kunnen zij concluderen waar storingen vandaan komen.’ Projectcoördinator André Derksen van isso maakte onderdeel uit van de accreditatiecommissie die de bijscholingsopleiding van KWx als eerste aan zonne-energie gerelateerde opleiding in Nederland accrediteerde. ‘Er is veel behoefte aan een opleiding over pv-installaties die geaccrediteerd is, dus we hopen dat er meer volgen.’ De deelnemers ontvangen na succesvolle afronding een bewijs van deelname en mogen 8 bijscholingspunten bijschrijven voor de certificaten ‘Deskundige zonnestroom’ en ‘Montage zonnestroom onderdaks’.
55 m hoge kolos naar windenergiegebied Borssele Het onderstel (jacket) van TenneT’s eerste offshore platform voor windmolengebied Borssele is klaar. De zogenoemde ‘load out’ van het jacket op de werf van hsm Offshore in Schiedam is de eerste grote mijlpaal voor TenneT in de realisatie van het project ‘Net op zee Borssele’. Op 5 augustus is het jacket op een ponton via de Nieuwe Waterweg richting het windmolengebied Borssele I gevaren. Op deze locatie wordt het jacket door een kraanschip op de zeebodem geplaatst. Het jacket is 55 m hoog, 50 m lang en 28 m breed en circa 2.730 ton zwaar. In het Energieakkoord is afgesproken dat in 2023 16 procent van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening uit duurzame energiebronnen moet komen. Om dat doel te halen, moet Nederland onder andere meer windenergie opwekken op land en op zee. De aanleg van een elektriciteitsnet op zee door TenneT is daar een belangrijk onderdeel van. In het Energieakkoord staat verder dat in 2023 windparken in de windgebieden Borssele, Hollandse Kust (zuid) en Hollandse Kust (noord) met een totale capaciteit van 3,5 GW moet zijn gerealiseerd. Samen met de bestaande windparken levert dat een totaal vermogen op van circa 4,5 GW. De Vervolgroutekaart voor Wind op Zee gaat uit van nog eens 7 GW extra windenergie op zee in 2030, waarmee het totaal in dat jaar neer zou komen op 11,5 GW geïnstalleerd windvermogen.
14
KvINL-VAKWIJZER november 2018
E-techniek Nieuws
KvINL werkt aan erkenningsregeling binnenverlichting Als alles volgens de huidige planning verloopt, wordt in het voorjaar van 2019 een nieuwe regeling aan de reeks erkenningsregelingen van KvINL toegevoegd: de Erkenningsregeling Binnenverlichting. Bij de totstandkoming van de erkenningsregeling zijn behalve KvINL onder andere de Commissie Verlichting van uneto-vni | Techniek Nederland, de vereniging van leveranciers en fabrikanten van verlichting (nla) en het opleidings- en ontwikkelingsfonds Otib betrokken. ‘uneto-vni | Techniek Nederland en nla willen op de markt acteren met goed geoutilleerde installatiebedrijven die gekwalificeerde mensen in dienst hebben en die hoogwaardige verlichtingsoplossingen en producten op de markt zetten,’ vertelt Terry Heemskerk, programmamanager van uneto-vni | Techniek Nederland. Met de ontwikkelingen op het gebied van onder meer smart lighting, human centric lighting en circulariteit staan installateurs voor grote uitdagingen. Vooral de rol van lichtadviseur kan bij veel elektrotechnische installatiebedrijven nog worden versterkt. In de nieuwe regeling worden daarvoor eisen opgenomen. Installateurs die straks over de erkenning binnenverlichting beschikken, kunnen aantonen dat zij meer in hun mars hebben dan armaturen vervangen. De erkenning betekent dat zij ook zijn gekwalificeerd om een deugdelijk en/of energie-efficiënt lichtplan te ontwerpen en te realiseren. Heemskerk: ‘Het gaat dus beduidend verder dan beschikken over technische vaardigheden. De erkenning bewijst dat de installateur tevens oog heeft voor de daadwerkelijke behoefte van de opdrachtgever of gebruiker. Voor het erkende installatiebedrijf is verlichting straks een combinatie van het aanbieden van hoogwaardige producten en optimale dienstverlening.’
Led Expo Benelux verplaatst naar november 2019 Op verzoek van exposanten is de datum van Led Expo Benelux aangepast naar 13 en 14 november 2019. De ruimte in het voorjaar is erg krap door de voorjaarsvakantie, Carnaval en het Chinees Nieuwjaar. Door de verplaatsing liggen de data van Light & Building en Led Expo verder uit elkaar, waardoor exposanten de mogelijkheid hebben om aan beide beurzen deel te nemen. Tijdens de editie van volgend jaar zal de beurs op woensdag tot 20.00 uur geopend zijn.
Hoffman Elektro wint UNETO-VNI Innovatie Award 2018
Met Ben Oude NijHuis, een verpleeghuis in Rotterdam dat begin oktober openging, heeft Hoffman Elektro woensdag 10 oktober de uneto-vni Innovatie Award 2018 gewonnen. Het elektrotechnisch installatiebedrijf ontving de Award uit handen van voorzitter Doekle Terpstra van de installatiekoepel.
Hoffman Elektro kreeg van de aanwezige branchegenoten de meeste stemmen tijdens de bijeenkomst die plaatsvond tijdens de Vakbeurs Energie in Den Bosch. De andere projecten in de finale waren de renovatie van de Maastunnel in Rotterdam en de renovatie en bouw van Naturalis Biodiversity Center in Leiden. Ben Oude NijHuis is een voormalig nonnenklooster dat is omgetoverd tot een verpleeghuis voor senioren met een lichte zorgvraag of dementie. Het initiatief voor deze kleinschalige woonvorm is afkomstig van Jan Slagter, directeur van Omroep Max. In Ben Oude Nijhuis zijn 57 appartementen gerealiseerd. Hoffman Elektro heeft het verpleeghuis onder meer voorzien van een zorgsysteem met valdetectie en dwaalpreventie. Daarnaast zijn video-intercoms en een brandmeldinstallatie geplaatst. Het dak is voorzien van zonnepanelen die 30 procent van de benodigde stroom opwekken. Bij de UNETO-VNI Innovatie Award hoort een cheque ter waarde van 1.500 euro die het bedrijf kan besteden aan ontwikkeling en innovatie. De winnaar mag bovendien een bezoek brengen aan een internationaal hightechbedrijf.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
15
Basiskennis E
Gezond verstand gebruiken in medische ruimtes Als installateur is het van belang in medische ruimtes de wet- en regelgeving te kennen. Deze worden specifiek behandeld in rubriek 710 van nen 1010, maar mede door veranderde eisen in 2015 is er soms verwarring over. Reden voor uneto-vni | Techniek Nederland om in het najaar een seminar te organiseren over de installatietechniek in medisch gebruikte ruimtes. Onder ‘medisch gebruikte ruimtes’ verstaat nen 1010 operatiekamers in ziekenhuizen of privéklinieken, tandheelkundige praktijken, gezondheidscentra en bedrijfsgeneeskundige ruimtes. Maar ook tatoeagestudio’s en dierenartsenpraktijken worden tot medisch gebruikte ruimtes gerekend. Om de veiligheid van elektrische installaties in deze kritische ruimtes – waar het kan gaan om leven en dood – te waarborgen, behandelt de norm deze ruimtes apart in rubriek 710. Mark van Abkoude, directeur-eigenaar van VeriMark, is actief betrokken bij het (inter-)nationale normalisatieproces over elektrische veiligheid in de medische omgeving: ‘Met de komst van nen 1010: 2015 is een aantal eisen aan installaties in medisch gebruikte ruimten gewijzigd. Zo zijn bijvoorbeeld de maatregelen ter voorkoming van netspanningsuitval verzwaard. Naar aanleiding van deze wijzigingen is door nen een speciaal informatieblad uitgebracht waarop de belangrijkste wijzigingen staan genoemd, maar ik merk dat het in de praktijk nog veel verwarring oplevert. Installa-
teurs zijn bijvoorbeeld helemaal niet op de hoogte of passen de norm verkeerd toe, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.’ Kennis en overleg Volgens Van Abkoude bestaat de beste manier om het uiteindelijk goed te doen uit meerdere componenten. ‘Ten eerste moet je uiteraard kennis hebben van de wet- en regelgeving waarin de aandachtspunten staan en handvatten worden gegeven voor de installatie en inspectie van de technische installaties in deze specifieke ruimtes. Hiervoor is het aan te raden een cursus of training te volgen. Maar daar blijft het niet bij. Sterker nog, wanneer je volledig aan nen 1010 voldoet, is de installatie niet per definitie veilig. Dat betekent dat installateurs méér moeten doen om de veiligheid te waarborgen, namelijk hun eigen gezond verstand gebruiken en in gesprek gaan met de klant of gebruiker.’ ‘In mijn dagelijkse werkzaamheden als docent en adviseur zie ik het op dat vlak regelmatig fout gaan. En dat is eigenlijk niet nodig. Ik ontken niet dat dit complexe materie is, maar wanneer je weet wat de eisen en wensen van de gebruiker zijn – en dat zijn bij medisch gebruikte ruimtes zowel de artsen én verpleegkundigen, áls de patiënt – kun je veel beter inschatten waaraan de installatie moet voldoen. Maak gebruik van deze mogelijkheden en ga alsjeblieft niet uit van het ontwerpen van een installatie op basis van kosten. Uiteindelijk kun je met het bouwen van een veilige installatie, met zo min mogelijk faalkosten, ook een goede boterham verdienen.’ Aandachtspunten In een gesprek met de eindgebruiker of klant is het noodzakelijk om verschillende gegevens op tafel te krijgen. Algemeen gaat het dan om het vaststellen van de patiëntenomgeving, de maximale aanraakspanning en het identificeren van vitale, levensondersteunende apparatuur. Zo moet bij het vereffeningssysteem rekening worden gehouden met de opbouw en het eventueel geïsoleerd opstellen van (metalen) delen. Daarnaast krijgt de installateur te maken met het medisch it-stelsel (beschermingstransformatoren) met bijbehorende groepen- en functiecoderingen van wandcontactdozen. Ook moet bekend zijn welke grote verbruikers of objecten met eventueel hoge aardlekstromen zijn te verwachten. Verder is het nodig het maximale aantal contactdozen en vereffeningspunten vast te stellen en het vermogen van de beschermingstransformator. Van Abkoude: ‘En uiteraard is het bij storingen van belang dat er direct een signaal volgt. Bijvoorbeeld door een rood of geel signaallampje bij een aardfout of overbelasting en een doormelding hiervan naar het gebouwbeheersysteem.’ Van klasse naar groep Voor een goede samenwerking tussen onder andere opdrachtgever en installateur, is het noodzakelijk dat alle partijen dezelfde taal
16
KvINL-VAKWIJZER november 2018
Basiskennis E
Start
Is onderbreking van de netvoeding gevaarlijk?
nee
ja Worden er patiëntendelen aangebracht?
nee
Groep 0
ja
Handelingen tot in of aan het hart?
nee
Groep 1
ja
Uitvoeringsvorm op basis van risicomanagement
Groep 2
Figuur 1. Beslissingsdiagram om de juiste groep te bepalen (bron: Nen).
spreken. En dat is een van de knelpunten van nen 1010: 2015. Om deze norm beter te laten aansluiten op de Europese wet- en regelgeving, is afgestapt van de indeling van medische ruimtes in de klassen 0, 1, 2 en 3 en zijn de groepen 0, 1 en 2 geïntroduceerd (figuur 1). Van Abkoude: ‘Hierbij ontstaat vaak verwarring omdat de klassen K2 en K3 in feite samen worden genomen in groep 2. Klasse 1 komt grotendeels overeen met groep 1. Bij groep 2 wordt er expliciet gewerkt op basis van risicomanagement – de norm geeft de basiseisen – en dat betekent dat je nu goed moet nadenken over de uitvoeringsvorm. Overigens geeft de nieuwe npr 5310 hiervoor een goede opzet.’ ‘Zoals bij meer nieuwe normen wordt nu alleen aangegeven wat het eindresultaat moet zijn, maar mag uiteindelijk zelfstandig worden bepaald hóe men tot dit eindresultaat komt. Een voorbeeld in dit kader is de maximale impedantie die alleen als waarde wordt opgegeven, maar waarbij de installateurs in hun berekeningen de overgangsweerstand vergeten. Hierdoor passen ze onterecht ‘standaard’ bekabeling toe, in plaats van bijvoorbeeld 6 mm2.’ ‘Soms zie ik ook dat er misbruik wordt gemaakt van de verwarring die ontstaat in de communicatie over klassen en groepen. Zo wordt de oude klasse 3 vaak gezien als de allerbeste en hiermee ook de allerduurste oplossing. Wanneer je puur technisch kijkt naar de ‘oude’ klasse 3-ruimte, kom je op een prijsverhoging van ongeveer 1 procent uit ten opzichte van de ‘oude’ klasse 2, maar in offertes wordt daar graag een schepje bovenop gedaan.’
Controle warmtehuishouding op locatie.
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
17
Vragen =
w et en !
E-techniek Vragen
Alert zijn bij aansluiten pv-omvormers De populariteit van pv-systemen neemt toe. Over het correct aansluiten van deze installaties rijzen vaak vragen. Moet de verdeelinrichting worden aangepast, moet de omvormer nu wel of niet achter een aardlekschakelaar, en welke dan? Maar ook: mogen de leidingen rechtstreeks op de omvormer worden aangesloten en aan welke eisen moet de bekabeling voldoen? We zetten de belangrijkste aandachtspunten uiteen. In nen 1010, bepaling 712, en npr 5310, deel 712, zijn de eisen beschreven waaraan de elektrische installatie van pv-systemen moet voldoen. Maar let op: ook andere delen van nen 1010 kunnen van toepassing zijn. Als een omvormer bijvoorbeeld wordt geïnstalleerd in een ruimte voor land- en tuinbouw, dan is ook nen 1010, bepaling 705, van toepassing. Voor vochtige ruimten en ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen, zoals in een stal van een melkveebedrijf, geldt ook nen 1010, bepaling 754. Elektrisch materieel dat in ruimten wordt geïnstalleerd met bijzondere omgevingsinvloeden moet daar de juiste beschermingsgraad voor hebben. De handleiding van de fabrikant en bijvoorbeeld de ip-codering geven daarin duidelijkheid. Het gebruik van aardlekschakelaars en vereffening, zoals beschreven in het betreffende deel van nen 1010, zijn vaak aanvullende eisen. De leiding Om overbelasting van de leiding te voorkomen, mogen er op een leiding tussen de omvormer en de verdeelinrichting geen andere toestellen kunnen worden aangesloten. Een directe leiding tussen de verdeelinrichting en de omvormer is daarom de geschiktste keuze. In een woning kan een leiding die voorheen als wasmachine-eindgroep werd gebruikt ook worden toegepast, ten minste als op het aansluitpunt naast de omvormer niet ook een ander toestel, zoals de wasmachine, is aangesloten. Er moet naar worden gestreefd de weerstand van de leiding tussen de omvormer en de meterkast zo laag mogelijk te houden. Dus: de leiding zo kort mogelijk en de doorsnede van de aders ruim. Hiermee beperk je het spanningsverlies en het vermogensverlies. • Een omvormer kan allen maar energie leveren als zijn opgewekte spanning hoger is dan die van het netbedrijf. Een omvormer kan in storing vallen als hij zijn uitgangsspanning te hoog moet opvoeren; hoger dan de netspanning + de spanningsval over de aansluitleiding.
18
KvINL-VAKWIJZER november 2018
De spanningsval U = Ι x Rleiding, kan worden beperkt door het gebruik van een korte, dikke leiding zonder overbodige verbindingen. • Het vermogensverlies Ι2 x R hangt direct samen met Rleiding. Hoe lager de weerstand van de leiding, des te kleiner het vermogensverlies en des te hoger het rendement van het pv-systeem. De verdeelinrichting Als een pv-installatie op een bestaande verdeelinrichting wordt aangesloten, dan moet deze daarvoor geschikt zijn. De kans bestaat namelijk dat een systeem, als dat is uitgebreid met een pv-eindgroep, wordt overbelast. Stel bijvoorbeeld dat een 1 ∼ 3,2 kW pv-omvormer wordt aangesloten op de verdeelinrichting. De nominale stroom van deze omvormer kan 3.200 W : 230 V = 14 A bedragen (zie schema’s). En stel dat de hoofdbeveiliging in de voeding van deze verdeler Ιn = 40 A bedraagt. De componenten in de standaardverdeler; het railsysteem, de nominale waarde van de beveiligingstoestellen en dergelijke, zijn bepaald op (maximaal) 40 A. De kans bestaat dan dat de bestaande installatie wordt overbelast, doordat de stroom door het railsysteem en door afgaande beveiligingen nu tot 54 A kan oplopen (40 A + 14 A). In een standaard woning zal de belastingstroom wellicht niet zo hoog oplopen door de gelijktijdigheidsfactor, maar in een bedrijfssituatie waar de gelijktijdigheidsfactor hoog is, is de kans op een overbelasting realistisch. Voor alle duidelijkheid: de installatie is niet veilig als deze niet wordt ‘geupgrade’. Om overbelasting te voorkomen, moet de verdeler met de beveiligingscomponenten worden vervangen voor een 63 A-uitvoering. Het zelf aanpassen van delen van een verdeelinrichting is tijdrovend en de verdeelinrichting voldoet mogelijk niet meer aan nen-en-iec 61439, de norm om te voldoen aan de LS-richtlijn. Daarom is het beter de verdeler te vervangen. Aardlekschakelaars Of een pv-eindgroep moet zijn beveiligd met een aardlekschakelaar hangt af van twee factoren: de waarde van de circuitimpedantie (Z-L-PE) en de keuze van de omvormer. Foutbescherming Een omvormer kan worden gezien als een aangesloten toestel. Als zich hierin een aardsluiting voordoet, dan moet de beveiliging in de verdeelinrichting zeer snel de installatie uitschakelen. In nen 1010, bepaling 411 ‘Automatische uitschakeling van de voeding’, staan de betreffende eisen beschreven. In tabel 41.1 zijn de maximale uitschakeltijden vermeld. Voor eindgroepen Ιn ≤ 32 A geldt: TN < 0,4 s, TT < 0,2 s* (0,4 s als de uitschakeling wordt bepaald door een smeltpatroon of installatie-automaat en dus niet door een aardlekschakelaar en de vereffeningsinstallatie voldoet - zie toelichting bij nen 1010, tabel 41.1) Stel dat een installatie is beveiligd met een installatieautomaat 16 A type B. Om deze automaat binnen 0,4 s te laten uitschakelen is een stroom nodig van 5 x 16 A = 80 A. Deze foutstroom kan er alleen gaan lopen als de circuitimpedantie (gemeten bij de omvormer) kleiner is dan 230 V : 80 A = 2,9 Ω (de circuitweerstand kan worden gemeten met een installatietester). Bij een aansluiting tot 80 A bepaalt het netbedrijf of een tt- of tnstelsel wordt toegepast; daarboven is tn-verplicht. Bij een tt-stelsel (aardelektrode bij het pand is onderdeel van het foutstroomcircuit) is een waarde van maximaal 2,9 Ω niet altijd te halen als gevolg van
E-techniek Vragen
de grondgesteldheid, bijvoorbeeld droge zandgrond. Om dan toch te kunnen voldoen aan nen 1010, bepaling 411, wordt een aardlekschakelaar toegepast van 300 mA of 30 mA. Nu hoeft er in het circuit immers geen 80 A te lopen, maar slechts de verschilstroom van de aardlekschakelaar. Bij het toepassen van een aardlekschakelaar mag de circuitweerstand maximaal 166 Ω zijn. De aardlekschakelaar wordt in dit voorbeeld toegepast om te beschermen tegen indirecte aanraking (foutbescherming). Als een pv-groep aanvullend wordt geïnstalleerd in deze installatie, dan moet ook deze pv-groep worden beveiligd tegen indirecte aanraking en dus ook zijn aangesloten achter een aardlekschakelaar. Als de circuitweerstand voldoende laag is - bij een B 16 automaat dus kleiner dan 2,9 Ω - dan zorgt de automaat voor bescherming tegen indirecte aanraking en hoeft ook een omvormer niet door een aardlekschakelaar te worden beveiligd. Dit is dus praktisch het geval in een tt-stelsel met een aardsysteem met zeer lage aardverspreidingsweerstand en in een tn-stelsel. Aanvullende bescherming nen 1010, bepaling 411.2.2, stelt dat eindgroepen met wandcontact-
dozen Ιn ≤ 20 A voor algemeen gebruik door leken, achter een aardlekschakelaar van 30 mA moeten. Deze eis geldt dus – mits goed aangesloten – niet voor een omvormer, omdat het aansluitpunt in deze eindgroep: 1. Niet is bedoeld voor algemeen gebruik. Hij vormt immers een aparte eindgroep, geïnstalleerd ten behoeve van de omvormer. 2. In het algemeen wordt een omvormer vast aangesloten en dus niet met een stekker, zodat een leek er niets anders op kan aansluiten. Let op: de omvormer moet dan uiteraard wel vast zijn aangesloten (of met een speciale stekker- contactstop) dat een leek hierop inderdaad niets anders voor algemeen gebruik kan aansluiten.
De omvormer moet dus wel achter een aardlekschakelaar worden aangesloten als de circuitweerstand te hoog is om een automaat of smeltpatroon te laten aanspreken bij de bescherming tegen indirecte aanraking. Dit geldt in het algemeen in tt-stelsels. Ook moet een omvormer wellicht worden aangesloten achter een aardlekschakelaar als deze wordt toegepast in een ruimte of omgeving waar sprake is van een verhoogd elektrocutie- of brandgevaar. Type aardlekschakelaar Als een aardlekschakelaar moet worden toegepast, dan moet deze geschikt zijn voor het type foutstroom. • Type ac zijn de oude aardlekschakelaars die sinds 1996 niet meer geïnstalleerd mogen worden, ook niet in deze situatie. • Type A zijn de gangbare aardlekschakelaars die functioneren bij sinusvormige- en pulserende foutstromen. • Type B zijn aardlekschakelaars die functioneren bij zowel sinusvormige, pulserende en gelijkstromen. De meeste omvormers die tegenwoordig worden toegepast zijn trafoloze omvormers; elektronische toestellen zonder een galvanische scheiding. Uit de handleiding van de omvormer kan worden opgemaakt of de omvormer zelf wel of niet is voorzien van een interne aardlekbeveiliging en zo niet, welk type aardlekschakelaar dan is vereist; type A of type B. In het algemeen vereist dit een type B aardlekbeveiliging. Samenvatting Een omvormer moet met een zo kort en dik mogelijke leiding direct in de verdeelinrichting worden aangesloten. Een aardlekschakelaar in de betreffende eindgroep is slechts verplicht als de circuitweerstand te hoog is om de overstroombeveiliging bij een aardsluiting tijdig te laten uitschakelen of als bijzondere omstandigheden dit als aanvullende bescherming vereisen.
Als een pv-installatie op een bestaande verdeelinrichting wordt aangesloten, dan moet deze daarvoor geschikt zijn
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
19
Uit de praktijk
Tien creatieve tips om personeel te werven Er is veel te weinig technisch geschoold personeel. Ruim de helft van de ondernemers in de technische sector verwacht dat de concurrentiepositie onder druk zal komen te staan. Bijna een derde ziet nu al negatieve effecten, zo bleek uit TechBarometer van ROVC. De zoektocht naar werkvoorbereiders, monteurs en andere technici is in volle gang. Maar is overal aan gedacht? 1. Speur in het eigen netwerk Het netwerk van je eigen medewerkers is goud waard. Zij kunnen optreden als ambassadeur voor het bedrijf en kennen wellicht mensen die interesse hebben om bij het bedrijf te komen werken. Deze methode levert hrm-adviseur Barbara Stoelhorst van DigitElektrotechniek goede resultaten op. ‘Wij geven onze medewerkers zelfs een bonus als zij een nieuw personeelslid werven. Dat helpt zeker.’ 2. Zorg goed voor het p ersoneel Job Beijer is sinds kort directeur van Installatiebedrijf Aquarius in Sleeuwijk. Hij nam het bedrijf over van zijn vader en is ervan overtuigd dat goed personeel vinden én houden, een kwestie van cultuur is. ‘Het klinkt misschien raar in deze tijd, maar er zijn veel mensen die bij ons willen werken. In ons bedrijf is het belangrijk dat iedereen wordt gewaardeerd. Iedereen is ergens goed in. En dat laten we ze weten. Binnen ons bedrijf zorgen we dat iedereen een plek krijgt. Zo werkt bij ons een oudere zinkwerker die doof is. Daardoor reageert hij niet altijd meteen. Dat leggen we uit aan klanten. Dan is het ineens geen probleem meer. Hij kan gewoon zijn werk doen. Een ander voorbeeld is een jongere uit een sociale werkplaats die in het magazijn werkt. Dat is best complex, want hij heeft veel begeleiding nodig. Maar we krijgen het voor elkaar. Hij voelt zich gewaardeerd.’ Deze aandacht voor het personeel betaalt zich volgens Beijer uit. ‘Personeel wil hier graag werken en eenmaal in dienst, willen ze graag blijven.’ 3. Werk samen met instanties Volgens Beijer is het ook belangrijk om een open blik te hebben en het avontuur aan te durven gaan. Hij refereert aan de Syrische medewerker die sinds enige tijd bij zijn bedrijf werkt. ‘Een van onze medewerkers is een oud-elektrodocent. Hij gaf vrijwillig twee dagen per week een technische taalcursus aan een man die in Syrië had gewerkt in de installatietechniek.’ Dit traject werd begeleid door re-integratieconsulent Jacqueline Monshouwer van de gemeente Werkendam, die mensen zonder baan begeleidt richting betaald werk. ‘We konden hem een proefplaatsing met behoud van uitkering geven. Zijn Nederlands was heel slecht, maar hij had wel 25 jaar ervaring. Doordat hij binnen Acquarius een goede begeleiding kreeg, is hij doorgegroeid naar een betaalde baan’, aldus Monshouwer. ‘Voor ondernemers is het ook mogelijk werkervaringsplaatsen aan te bieden’, vervolgt ze. ‘Dit is een interessante optie voor werkgevers om uiteindelijk aan goed personeel te komen, al vraagt het wel een investering in tijd en energie. Binnen de regeling kunnen we wel middelen beschikbaar stellen om bijvoorbeeld een vca-certificaat, of een Heftruck-diploma te bekostigen. Daar bovenop is er een mogelijkheid voor een incidentele loonkostensubsidie tot 5.000 euro per jaar, wanneer iemand in dienst wordt genomen.’
20
KvINL-VAKWIJZER november 2018
4. Word Erkend Leerbedrijf en maak gebruik van de Beroeps Begeleidende Leerweg Opleidingen, leerlingen en studenten vormen een geweldig goede bron voor het werven van personeel. De Wet educatie en beroepsonderwijs verplicht mbo-studenten voor de beroepspraktijkvorming (bpv) het praktijkgedeelte van hun opleiding te volgen bij een erkend leerbedrijf. Daar kunnen installatiebedrijven gebruik van maken. De Beroeps Begeleidende Leerweg, waarbij studenten tegelijkertijd leren en werken, biedt volop kansen op nieuwe werknemers. Studenten leren het bedrijf al tijdens hun studie kennen en kunnen doorstromen in meerdere studierichtingen en vervolgopleidingen. Marianne de Wolff is p&o-manager bij Mansveld Group. Het bedrijf heeft vijf vestigingen en in totaal 350 medewerkers. ‘Wij zijn van oudsher een leerbedrijf en hebben veel leerwerkplekken en stageplekken. Wij vinden het heel erg belangrijk om contacten met scholen te hebben. Dus organiseren wij Open Dagen, staan we op contactdagen en vacaturemarkten. Daarmee wakkeren we bij jongeren de interesse in techniek aan om daar op termijn van te profiteren.’
Uit de praktijk
5. Neem contact op met oud-medewerkers Oud-medewerkers zijn om een bepaalde reden vertrokken. Maar situaties en wensen veranderen. Wellicht zijn zij inmiddels uitgekeken bij hun nieuwe werkgever en willen ze best eens praten over terugkeren. Een middel om schaars in te zetten, maar het kan succesvol zijn. 6. Adverteer creatief en gebruik alle communicatiekanalen Het is natuurlijk nog altijd mogelijk een advertentie te plaatsen in een lokale krant. Maar er zijn veel meer mogelijkheden om personeel te werven. Sollicitanten willen weten bij wat voor soort bedrijf ze gaan solliciteren. Laat hen de cultuur van het bedrijf ervaren via de website en social media. Laat medewerkers bijvoorbeeld in columns vertellen hoe zij de sfeer ervaren en deel dit. Zoek naar onverwachte plekken om een advertentie te plaatsen. De bedrijfsauto ligt voor de hand. Maar er zijn ook mogelijkheden via de kanalen van schoolkranten, verenigingsbladen en sportclubs. 7. Zorg voor een goede opleiding van het eigen personeel Digit-Elektrotechniek zet sterk in op het opleiden van eigen medewerkers. Elk jaar bespreekt hrm-adviseur Barbara Stoelhorst, samen met de leidinggevende, de opleidingswensen met elk personeelslid. ‘Het is een bewezen manier om medewerkers aan het bedrijf te binden. Goed opleiden levert gemotiveerd personeel op dat efficiënter kan worden ingezet en eenvoudiger kan doorstromen, wat een bedrijf wendbaarder maakt. Een ander groot voordeel is dat structureel investeren in medewerkers het imago van een bedrijf versterkt. Daardoor wordt het bedrijf gezien als een interessante werkgever.’ 8. Aandacht voor privé-werkbalans Voor jongeren is het salaris vaak doorslaggevend. Naarmate werknemers ouder worden en in een andere levensfase terechtkomen, is geld niet het enige middel om medewerkers te binden. Een goede werksfeer en de mogelijkheid om tijden zelf in te delen, zelfstandig te werken of vrij te krijgen als dat nodig is. Of zoals Job Beijer het verwoordt: ‘Bij ons kan iedereen altijd mantelzorger zijn. Wij zorgen ervoor dat dat geregeld wordt.’
Neem contact op met opleidingen buiten de techniek Het is ook belangrijk dat bedrijven en opleidingen ‘uitvallers’ uit niet-technische opleidingen in beeld houden. Ton Broekmans, decaan van het vmbo Kandinsky College in Nijmegen, dat zich in eerste instantie richt op Sport en Organisatie, ziet dat sommige leerlingen na twee jaar ervaren dat sporten wel leuk is, maar daar niet beroepsmatig in willen of kunnen werken. ‘Om hen een breder perspectief te bieden, gaan leerlingen van het derde leerjaar op excursie naar het Technovium van het roc in Nijmegen, waar zij kennis maken met de bouw- en installatietechniek. Dat kan een escape betekenen voor uitvallers van onze school. Zelfs in het vierde jaar blijken studenten die een stageplaats zoeken uiteindelijk toch nog voor techniek te kiezen. Het is dus voor bedrijven zaak ook leerlingen van andere opleidingen in beeld te houden om mogelijk een deel van hun personeelstekort op te lossen.’
10. Kijk naar werkprocessen Soms hebben dingen tijd nodig. Naast de race voor meer personeel, zouden installatiebedrijven ook eens naar hun processen moeten kijken, vindt Marianne de Wolff van Mansveld. ‘Laten we bijvoorbeeld de oprukkende bureaucratie gezamenlijk tegengaan. Dan kunnen de technici zich weer bezighouden met de techniek, in plaats van met formulieren. Dat scheelt veel tijd. Met prefab bouwen, 3D-printing en automatisering kunnen we als branche deze personeelscrisis te boven komen’, aldus De Wolff, die aangeeft dat ze ook goed kijkt naar wát voor medewerkers Mansveld nodig heeft. ‘Door meer te sturen op data, verandert bijvoorbeeld het onderhoudswerk drastisch en hebben we andere medewerkers nodig.’
9. Zoek in onverwachte hoeken Ieder contact kan een nieuwe werknemer opleveren. Directie en medewerkers van een bedrijf komen elke dag in situaties waar zij kunnen lobbyen of als ambassadeur kunnen optreden. Maar denk ook aan verenigingen, vluchtelingenwerk, jobhunters of werkgeversservicepunten (WSP). Dat is een samenwerking van gemeenten, UWV, onderwijsinstellingen, kenniscentra en andere partijen.
‘Maak installatiewerk concreet door het te laten zien’ Judith van Heeswijk is programmamanager Ontwikkeling, Scholing en Arbeidsmarkt bij uneto-vni | Techniek Nederland. Zij werkt samen met Otib dat verschillende initiatieven ondersteunt bij het werven van personeel. Een van die initiatieven is Techniektalent. nu, dat is opgezet door meerdere partijen, waaronder uneto-vni | Techniek Nederland en fme. Een ander voorbeeld is Gastlessenzogeregeld.nl, een website die vraag en aanbod van gastlessen aan elkaar knoopt. Van Heeswijk noemt verder de ‘Dag van de Bouw’ en ‘Girlsday’; promotionele activiteiten die bedrijven volgens haar de kans biedt onder de aandacht te komen van leerlingen en studenten. ‘Want installatietechniek wordt voor jongeren pas concreet als ze het in de praktijk zien’, zegt ze. Verder raadt Van Heeswijk bedrijven aan contact op te nemen met Otib om zij-instromers binnen te halen via steunpunt.otib.nl. ‘Otib zorgt voor een assessment van de zij-instromer en een opleidingsplan. Dat gaat meestal om een korte training, gekoppeld aan een meerjarig opleidingstraject, zodat de zij-instromer snel aan de slag kan. Het opleidingsfonds vergoedt deze trajecten ook deels.’
november 2018 KvINL-VAKWIJZER
21
Uitgelicht: Gutami Solar
‘Onze klanten vertrouwen op onze producten, onze aanpak en onze expertise’
Wie? Marina Doggen, ceo Gutami Solar. Onderneming ‘Gutami Solar België is actief als importeur, groothandel en leverancier van zonnepanelen en materialen. Daarnaast werkt Gutami Solar samen met Tautus en Global Solar Investments. Tautus verduurzaamt maatschappelijk vastgoed en Global Solar Investments investeert wereldwijd in grote zonne-energieprojecten. Gutami Solar is een van de marktleiders voor het plaatsen van zonnepanelen op residentiële gebouwen. Daarbij richt het bedrijf zich ook op collectieve inkoop onder meer in samenwerking met Vereniging Eigen Huis. Een nieuwe markt vormen de grotere b2b-projecten.’ Waarom KvINL? ‘Onze klanten vertrouwen op onze producten, onze aanpak en onze expertise. Daarom verdienen zij een hoogwaardige installatie. Dat kan alleen worden bereikt door elk aspect die aandacht te geven die het verdient. We denken goed na over het ontwerp, de geselecteerde materialen, de wijze waarop we de installatie uitvoeren en plaatsen. Om deze redenen is het een vanzelfsprekende keuze om voor de erkenning van KvINL te gaan. Overigens is niet alleen goede kwaliteit en perfecte uitvoering voor ons van groot belang.
22
KvINL-VAKWIJZER november 2018
Een installatie moet bovenal veilig zijn. Onze werknemers worden voortdurend en intensief geschoold en zijn buitengewoon goed op de hoogte van de recente ontwikkelingen en vernieuwingen in de solar-wereld. Dat is wat ons betreft ook een voorwaarde om in dit dynamische vakgebied verder te kunnen evolueren.’ Onderscheidend? ‘Door onze gepersonaliseerde aanpak zijn wij in staat onze klanten totaal te ontzorgen. Van A tot Z ofwel van front-office tot plaatsing en nazorg voor onze klanten. Daarom kunnen onze klanten rekenen op een langdurig en vruchtbaar gebruik van de pv-installaties.’ Trots op? ‘Op de vele tevreden klanten. En natuurlijk ook op ons team van 32 vaste medewerkers en de bijna honderd vaste onderaannemers die dag in dag uit onze producten aanbrengen. Zij allen zorgen ervoor dat Gutami jaarlijks een sterke groei neerzet. Maar trots zijn we vooral op het feit dat we werken aan de verduurzaming van onze samenleving.’
Wilt u ook met uw bedrijf in de Vakwijzer komen? Mail dan naar info@kvinl.nl.