JASON Magazine Jaargang 37 (2012), nummer 1

Page 1

w

Het JASON themanummer Internationaal Strafrecht boordevol informatie over de vervolging van internationale criminelen

Start van de JASON essay-wedstrijd Doe mee en maak kans op 200 euro!

Internationale vrede- en veiligheidsvraagstukken jaargang 37 nummer 1 2012


Inhoud

Inhoud JASON Magazine is het kwartaalblad van de Stichting JASON Dagelijks Bestuur Voorzitter • J.R.F. Spangenberg Secretaris • K. Klerx BA. Penningmeester • E. Baljic LL.M. Hoofdredacteur • F.G.J. Veringa Alumni-coordinator • R. Tacq MSc. Activiteiten Coördinator • P.S.M Rademakers PR-digitaal • P. van der Heide LL.B. Acquisitie • J. van der Voet en M. Schreuder

4

Internationale Rechtspraak – Een overzicht Eerke Steller

6

Trias Politica: ook op internationaal niveau? Eerke Steller

10

Voorwoord Beste Lezer, De Ivoriaanse ex-president Laurent Gbagbo wordt als eerste voormalig staatshoofd binnenkort door het Internationaal Strafhof in Den Haag (ICC) berecht. Hoofdaanklager Luis Moreno-Ocampo heeft vier aanklachten van misdaden tegen de menselijkheid tegen Gbagbo ingediend. Deze zaak toont aan dat het internationaal strafrecht actueel is, vooral vanwege de steeds grotere zaken die er op dit gebied spelen.

Qaddafi: victim of a war crime? Jorja Kotsires

Redactieleden R. van Rossum MSc. (Eindredacteur) C.L. Langendoen BA. (Layout) R. Tacq MSc. E. Steller LL.M. N. Kadenko MA. T. Smit MA. B.M. Hannink BA. J. Visser MSc. J.E. Schrier MA. R. Sonneveld BA. B. Smith

6 Het thema van het magazine staat in het teken van internationaal strafrecht. De eerste artikelen proberen vooral uit te leggen wat daar onder valt en hoe het in zijn werk gaat. Daarna worden de artikelen inhoudelijker en maken onze redacteuren mooie analyses over actuele zaken.

Algemeen Bestuur Drs. M. Valstar Drs. R. Korteweg Drs. Mr. S. Minks Dr. N. van Willigen Kapitein-ter-zee Mr. N. Woudstra Drs. P. van der Putten Mw. E. Schrier MA Dr. F. de Companjen

www.stichtingjason.nl

Raad van Advies Voorzitter - Dr. W.F. van Eekelen Prof. dr. J.Th.J. van den Berg Prof. dr. H. de Haan Prof. drs. V. Halberstadt Kolonel M.J.M.S. Hekkens Generaal-Majoor b.d. mr. drs. C. Homan R.W. Meines R.D. Praaning Mw. drs. L.F.M. Sprangers Drs. D. Leurdijk Prof. dr. A. van Staden Drs. L. Wecke Luitenant Kolonel M. de Haas Adres Studentencentrum Plexus tnv Stichting JASON Kaiserstraat 25 2311 GN Leiden 071-527 7972 www.stichtingjason.nl E-mail • info@stichtingjason.nl issn 0165-8336 De Stichting JASON noch de redactie van JASON Magazine is verantwoordelijk voor de in de bijdragen weergegeven meningen. Druk • Drukkerij JP OFFSET, Duiven

2

16 Een achtergrond over de moeilijkheden in Darfur, en de lastige zaak die het ICC hieraan heeft.

23

Ratko Mladic: Volksheld of misdadiger? Irene Arnold

25

Human Rights in Russia: Whose fault is it and what is to be bone? Natalia Kadenko

27

Column Leon Wecke

28

JASON & Peace Palace Library lectures “Fighting and Prosecuting Pirates” Eerke Steller

31

Mededelingen en Oproepen Schrijf een essay en win 200 euro !

JASON Magazine Nummer 1 2012

13

The Arab Spring and the politicization of international justice Matthijs Hannink

16

Het ICC & Darfur: het zwaard van vrouwe Justitia of illustratie van internationale onmacht? Frank Salome

20

Interview with Dr. Lamont: ‘Mladić’s transfer was some form of bargaining’ Irene Arnold

Het thema van dit magazine is de vervolging van internationale criminelen. Na een korte introductie in het internationaal strafrecht en de verschillende strafhoven, zullen een aantal zaken worden behandeld, zoals de eerste zaak van het ICC: Darfur, en het ‘laatste’ proces van het Joegoslavië-tribunaal: Mladic. Elk vanuit een andere invalshoek. De afgelopen periode zijn er uiteraard weer mooie activiteiten georgan¬iseerd. De Arabische Lente en maritieme strategieën zijn besproken. Daarnaast hebben we samen met de Peace Palace Library een lezing georganiseerd over de vervolging van piraten. Een verslag over deze activiteit leest u vanaf bladzijde 28. Het volgende thema is alweer in aantocht, namelijk: democratie. Verschillende activiteiten zullen worden georganiseerd en een essaywedstrijd wordt uitgeschreven hierover meer informatie op bladzijde 31. Ook heeft er een wisseling van de wacht plaatsgevonden bij Stichting JASON. De komende periode zal ik het hoofdredacteurschap vervullen. Met veel plezier en een goede redactie hoop ik het komende jaar te zorgen voor een aantal interessante en mooie edities. Kortom: de nieuwe JASON ligt voor u klaar! Boordevol artikelen over internationaal recht, de vervolging van internationale criminelen en andere actuele onderwerpen. Ik wens u veel leesplezier tijdens deze koude en regenachtige maanden. Fleur Veringa Fleur Veringa studeert politicologie aan de Universiteit Leiden en is hoofdredacteur van JASON Magazine.

Een interview met Dr. Christopher Lamont laat de andere kant van de uitlevering van Mladic aan Den Haag zien.

20 JASON Magazine Nummer 1 2012

3


Inleiding

INTERNATIONALE RECHTSPRAAK

EEN OVERZICHT

Inleiding Deze pagina geeft een overzicht van alle zes strafrechtelijke hoven en tribunalen ter wereld. Allen opgericht om grote misdaden als genocide te kunnen vervolgen, maar vele verschillen in hun organisatie en financiering. Samenstelling: Eerke Steller.

ICTY - International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia Joegoslavië-tribunaal in Nederland, Den Haag

ICC - INTERNATIONAL CRIMINAL COURT INTERNATIONAAL STRAFHOF IN NEDERLAND, DEN HAAG

Opgericht door Res. 827 VN-Veiligheidsraad op 25 mei 1993

VERDACHTEN, 11 ZAKEN IN 7 LANDEN 3 lidstaten hebben zaken verwezen: Oeganda, 1 lopende zaak omtrent 5 verdachten waarvan 1 overleden. Democratische Republiek Congo, 4 zaken rondom 5 verdachten waaronder 3 lopende zaken. Opgericht tijdens het Statuut van Rome Centraal-Afrikaanse Republiek, 1 lopende zaak 17 juli 1998 – adoptie door 120 staten 1 juli 2002 inwerkingtreding middels ratificatie omtrent 1 verdachte. door 60 staten De VN-Veiligheidsraad heeft twee zaken verwezen: Termijn: 3 jaar in beginsel, en totdat de Darfur, Soedan, 4 zaken omtrent 5 verdachten waarzaak waar de rechters zich over buigen onder 1 lopende zaak. afgelopen is. Libië, 3 verdachten, nog geen lopende zaken. 18 rechters De aanklager zelf is twee zaken begonnen: President: Sang-Hyun Song Kenia, 2 lopende zaken omtrent 6 verdachten. Aanklager: Luis Moreno-Ocampo Ivoorkust, nog geen verdachten. Griffier: Silvana Arbia

Termijn: 4 jaar 16 permanente rechters President: Patrick Lipton Robinson Aanklager: Serge Brammertz Griffier: John Hocking

VERDACHTEN 161 personen aangeklaagd 35 lopende zaken 126 zaken afgesloten 13 vrijgesproken 64 veroordeeld 13 verwezen naar nationale jurisdictie 36 aanklachten teruggetrokken of verdachte overleden

www.stichtingjason.nl

SCSL - Special Court for Sierra Leone Speciaal hof voor Sierra Leone in Sierra Leone, Freetown

VERDACHTEN 1 zaak met 4 verdachten 1 gerelateerde zaak met 3 verdachten

4

JURISDICTIE * Ernstige schendingen van internationaal humanitair recht * Misdaden onder Sierra Leoons recht gepleegd op het territorium van Sierra Leone sinds 30 november 1996 VERDACHTEN 13 aanklachten in 2003 2 teruggetrokken i.v.m. overlijden Opgericht tijdens de overeenkomst tussen de 8 zaken afgesloten waaronder de hoger beroep VN en Sierra Leone op 16 januari 2002 zaken Termijn: 3 jaar Het hof staat officieel in Freetown, Sierra Leone, 12 rechters: 8 door VN aangewezen en 4 maar de enige zaak waarvan nog een uitspraak wordt door Sierra Leone verwacht is die van Charles Taylor. Deze zaak is vanPresident: Jon Kamanda wege veiligheidsredenen verplaatst naar Nederland. Aanklager: Brenda Hollis Griffier: Binta Mansaray

JASON Magazine Nummer 1 2012

VERDACHTEN, 4 ZAKEN 1 tegen Kaing Guek Eav, alias Duch, veroordeeld en in hoger beroep gegaan

17 rechters: 7 door VN aangewezen en 10 door Cambodja 1 tegen 4 verdachten: Nuon Chea, Ieng Sary, Khieu President:Prak Kimsan, Nil Nonn, Kong Srim Samphan, en Ieng Tirith Aanklager: Lean Chea en Andrew T.Cayley 2 zaken tegen totaal 5 verdachten – nog niet geopend Griffier:Tony Kranh

JURISDICTIE * Grove schendingen van de Geneefse conventies 1949 * Schendingen van oorlogsrecht * Genocide * Misdaden tegen de menselijkheid * Gepleegd op het territorium van voormalig Joegoslavië sinds 1991

STL - Special Tribunal for Lebanon Libanon-tribunaal in Nederland, Leidschendam

Termijn: 3 jaar 11 rechters: 7 door VN aangewezen en 4 door Libanon President: David Baragwanath Aanklager: Daniel A. Bellemare Griffier: Herman von Hebel JURISDICTIE * De aanslag van 14 februari 2005

JURISDICTIE * Misdaden onder Cambodjaans recht: moord, marteling, en religieuze vervolging * Misdaden onder internationaal recht: genocide, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige schendingen van de Geneefse Conventies 1949, verwoesting van cultureel erfgoed, en misdaden tegen internationaal beschermde personen (diplomaten) Overeenkomst tussen de VN en Cambodja op 6 juni 2003

JURISDICTIE * Genocide * Misdaden tegen de menselijkheid * Oorlogsmisdaden

Opgericht tijdens de overeenkomst tussen de VN en Libanon op 23 januari 2007

ECCC - Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia Cambodja-tribunaal in Cambodja, Phnom Penh

ICTR - International Criminal Tribunal for Rwanda Rwanda-tribunaal in Tanzania, Arusha JURISDICTIE * Genocide * Misdaden tegen de menselijkheid * Schendingen van gemeenschappelijke art. 3 van de Geneefse Conventies 1949 en Aanvullend Protocol II 1977 * Oorlogsmisdaden gepleegd tussen 1 januari en 31 december 1994 door Rwandezen op het territorium van Rwanda en het territorium van aangrenzende landen Opgericht door Res. 955, VN-Veiligheidsraad alsmede door niet-Rwandezen op het territorium van op 8 november 1994 Rwanda Termijn: 4 jaar 13 permanente rechters President: Dennis C.M. Byron Aanklager: Hassan Bubacar Jallow Griffier: Adama Dieng

JASON Magazine Nummer 1 2012

VERDACHTEN 1 verdachte in afwachting van zaak 6 lopende zaken 69 zaken afgesloten: 10 vrijgesproken, 42 veroordeeld, en 17 in hoger beroep gegaan 2 overleden voor uitspraak 3 verwezen naar nationale jurisdictie 2 vrijgelaten 7 vrijgelaten na straf uitgezeten te hebben 9 voortvluchtig

5


Inleidende analyse

Thema

De invloed van staten en politiek op het aannemen van zaken en/of

vervolgen van verdachten door internationale strafhoven

Trias politica: ook op internationaal niveau? De rechtsprekende macht is op nationaal niveau een onafhankelijk orgaan en vormt samen met de uitvoerende en wetgevende macht de trias politica van Montesquieu. Maar geldt dit ook op internationaal niveau? Of wordt de internationale strafrechtelijke macht beïnvloed door staten en politiek? EERKE STELLER

www.stichtingjason.nl

H

6

et verschil tussen de nationale rechtsprekende macht en de internationale rechtsprekende macht is het feit dat de eerstgenoemde wetten niet zelf hoeft te maken, maar ‘slechts’ hoeft toe te passen. Laatstgenoemde echter beschikt nog niet over afdoende rechtsregels en jurisprudentie. Wetgeving wordt dan ook door de internationale rechtsmacht zelf ontwikkeld. ‘Maar het zijn op zichzelf staande systemen, zonder toezichthoudend orgaan met de bevoegdheid om de beslissingen te herzien.’1 De Nederlandse overheid stelt dat “een tribunaal een orgaan [is] van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat subsidie krijgt. Daarmee is het bij uitstek [een] politiek orgaan. Dit brengt het gevaar met zich mee dat ad hoc tribunalen kunnen worden beschuldigd dat zij politieke afwegingen maken.”2 De internationale strafrechtelijke macht

bestaat uit verscheidene tribunalen en hoven, al dan niet orgaan van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) en al dan niet tijdelijk of permanent.

TIJDELIJKE VN-TRIBUNALEN

De tijdelijke, oftewel ad hoc, VN-tribunalen zijn het voormalig Joegoslavië-tribunaal en het Rwanda-tribunaal. Deze tribunalen worden gefinancierd door de VN en zijn daarmee verzekerd van inkomsten. Bij deze tribunalen werken rechters, aanklagers en advocaten, die in dienst zijn van de VN waardoor hun onafhankelijkheid wordt gegarandeerd. Het recht dat bij deze tribunalen wordt toegepast is uitsluitend internationaal recht. 1. Het voormalig Joegoslavië-tribunaal Naar aanleiding van de massale wreedheden die werden begaan in de oorlogen waarbij Kroatië en Bosnië-Herzegovina

JASON Magazine Nummer 1 2012

zich probeerden onafhankelijk te verklaren van het voormalig Joegoslavië werd het ICTY (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia) opgericht, middels VN-Veiligheidsraad resolutie 827 op 25 mei 1993. Het tribunaal is gevestigd in Den Haag in het oude Aegon-gebouw en berecht diegenen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden, en schendingen van internationaal humanitair recht, zoals vastgelegd in de vier Geneefse Conventies van 1949 en de twee Aanvullende Protocollen van 1977.3 Het tijdsbestek waarin deze misdaden gepleegd moeten zijn beslaat de periode vanaf 1991 waarin voormalig Joegoslavië uiteenviel. Tevens moeten de misdaden op het grondgebied van het voormalig Joegoslavië gepleegd zijn. De twee laatste voortvluchtige verdachten van het tribunaal, Ratko Mladic en Goran Hadzic, bevonden zich tot voor kort nog in Servië. Omdat Servië wil toetreden tot de EU, hebben bepaalde EU-lidstaten, waaronder Nederland, voorwaarden gesteld. Een van die voorwaarden was de arrestatie van deze twee heren. Beide heren zijn inmiddels, na vele jaren voortvluchtigheid, binnen een tijdsbe-

Nuon Chea, de tweede man van de Rode Khmer en rechterhand van Pol Pot, staat terecht in het Cambodja-Tribunaal. Foto: Flickr

stek van enkele maanden, opgespeurd en opgepakt, Mladic in mei 2011 en Hadzic in juli 2011. Beïnvloed door het aanlokkelijke perspectief van EU-lidmaatschap, heeft Servië na een jarenlange zoektocht binnen enkele maanden de laatste twee verdachten overgedragen aan het ICTY. Dat de gang van zaken bij het Joegoslavië-tribunaal onderhevig is aan de (Europese) politiek is onmiskenbaar: niet alleen schijnt het zo te zijn dat binnen Servië de politiek en het leger veel invloed hebben gehad op de ‘zoektocht’ naar Mladic en Hadzic, maar ook de Europese politiek heeft veel invloed op de samenwerking tussen Servië en het Joegoslavië–tribunaal. 2. Het Rwanda-tribunaal Naar aanleiding van de ernstige schendingen van humanitair recht in Rwanda werd het Rwanda-tribunaal (ICTR - International Criminal Tribunal for Rwanda) opgericht door de VN-Veiligheidsraad middels resolutie 955 op 8 november 1994. Het tribunaal is gevestigd in Arusha, Tanzania, en berecht diegenen die verantwoordelijk waren voor de genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden op het territorium van Rwanda tussen 1 januari 1994 en 31 december 1994. Het hof

is ook gerechtigd Rwandese burgers te vervolgen die misdaden hebben begaan op het territorium van omliggende staten gedurende dezelfde periode. Er worden nog een aantal verdachten gezocht door het tribunaal. Het vermoeden is dat deze verdachten zich schuil houden en beschermd worden door andere Afrikaanse landen. Het Rwanda-tribunaal wordt beschuldigd van victor’s justice, oftewel de overwinnaars worden niet berecht. De genocide in Rwanda leidde tot de dood van 800.000 Tutsi’s, letterlijk afgeslacht met machetes door Hutu’s. De Tutsi’s, samengekomen in Rwandan Patriotic Front (RPF) – onder leiding van huidig Rwandees president Paul Kagame – hebben echter ook zo’n 30.000 burgers vermoord hetgeen onder misdaden tegen de menselijkheid valt en dus berecht zou kunnen worden door het ICTR.4 Terwijl genocidenzaken niet overgedragen werden aan Rwanda omdat de rechters niet van mening waren dat Rwanda een eerlijk proces kon garanderen, en bang waren voor politieke inmenging, werden de RPF-zaken wel naar Rwanda verwezen. Helaas kan ook bij dit tijdelijke VN-tribunaal niet ontkend worden dat de politiek van onder andere president Kagame een

JASON Magazine Nummer 1 2012

sterke invloed heeft op het Rwanda-tribunaal, met name wanneer het aankomt op vervolging en verwijzing van zaken naar de nationale jurisdictie.

HYBRIDE TRIBUNALEN

Hybride tribunalen zijn opgericht door een overeenkomst tussen de VN en het desbetreffende land. Deze tribunalen worden gefinancierd uit vrijwillige bijdragen en zijn dus erg afhankelijk van bereidwillige landen en donoren. Bij deze tribunalen kunnen twee soorten recht naast elkaar worden toegepast: internationaal en nationaal recht. De mogelijkheid bestaat ook dat een hof zich uitsluitend op nationaal recht baseert. Een ander uniek aspect van deze tribunalen is dat internationale en nationale rechters, aanklagers, en in sommige gevallen ook advocaten, zij aan zij plaatsnemen in de rechtszaal. 1. Het Sierra Leone-hof Het Sierra Leone-hof (SCSL – Special Court for Sierra Leone) is opgericht op 16 januari 2002 als gevolg van de bilaterale overeenkomst tussen de VN en Sierra Leone. Het hof berecht diegenen die zich schuldig hebben gemaakt aan schendingen van internationaal humanitair recht,

7


Inleidende analyse

Thema en schendingen van nationaal recht tijdens de burgeroorlog (1991-2002). Het hof is gevestigd in Freetown, Sierra Leone. Een van de meest bekende zaken van het hof, die van Charles Taylor, is verplaatst naar Nederland vanwege veiligheidsredenen. Met name de getuigenis van Naomi Campbell in augustus 2010 heeft voor veel publiciteit gezorgd rondom deze zaak. Het topmodel werd als getuige opgeroepen omdat zij volgens haar voormalige zaakwaarnemer Caroline White meerdere bloeddiamanten van Charles Taylor ontvangen zou hebben tijdens een liefdadigheidsfeest van Nelson Mandela in 1997. De burgeroorlog in Sierra Leone, en

tribunalen. Binnen de huidige regering bevinden zich voormalig kaderleden van de Khmer Rouge, waaronder premier Hun Sen zelf. Hierdoor is het tribunaal onderhevig aan politieke bemoeienis en beïnvloeding. Als gevolg hiervan duurde het niet alleen eindeloos voordat het tribunaal werd opgericht, maar ook nu het tribunaal haar eerste vonnis heeft uitgesproken en bezig is met drie andere zaken, is politieke beïnvloeding duidelijk merkbaar. Internationale verdediger François Roux, advocaat van Kaing Guek Eav – ook bekend als Duch, werd ontslagen,6 en internationale aanklager Robert Petit nam zelf ontslag. In het eerste geval bestaat het vermoeden dat de aangeklaagde on-

“De vrijwillige bijdragen van staten politiseren de hybride tribunalen”

www.stichtingjason.nl

de strijd om diamanten, was voer voor de media. De film ‘Blood Diamond’ is op dit conflict gebaseerd. Ook muziek, zoals ‘Diamonds from Sierra Leone’ van Kanye West is ook geïnspireerd op deze burgeroorlog. De vrijwillige bijdragen van staten politiseren de hybride tribunalen. Een bekend voorbeeld is de theorie dat Moammar Gaddafi niet aangeklaagd zou zijn door het Speciale Hof voor Sierra Leone, omdat hij in die tijd nog beschermd werd vanwege zijn olievoorraad door leden van de VN-Veiligheidsraad zoals Engeland: “Britain put pressure on an international court not to indict Colonel el-Qaddafi for war crimes despite evidence that implicated him in the maiming of more than one million people in Sierra Leone, the Chief Prosecutor on the case has claimed.”5 Bovengenoemd voorbeeld toont aan dat in de internationale politiek economische belangen een grote rol spelen; bijvoorbeeld met betrekking tot invasies in olierijke landen in het Midden-Oosten of Noord-Afrika en met betrekking tot het vervolgen van verdachten door internationale strafhoven.

8

2. Het Cambodja-tribunaal Het Cambodja-tribunaal (ECCC – Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia) is opgericht in 2006. Het tribunaal past internationaal en nationaal recht toe. Het ECCC is gevestigd in Phnom Penh, Cambodja en berecht vermeende misdadigers die verantwoordelijk zijn voor de misdrijven die gepleegd zijn tijdens het bewind van de Khmer Rouge, onder leiding van Pol Pot van 1974 tot 1979. Dit tribunaal maakt, zoals de titel al suggereert, onderdeel uit van het Cambodjaanse rechtssysteem. Hiermee vormt het een uitzondering onder de hybride

der druk is gezet door de Cambodjaanse regering. Robert Petit gaf na zijn ontslag aan tijdens een persconferentie dat “de pogingen van de regering van Cambodja om het tribunaal te beïnvloeden zeer zorgwekkend” waren.7 3. Het Libanon-tribunaal Het Libanon-tribunaal (STL – Special Tribunal for Lebanon) is opgericht in 2006 en ging op 1 maart 2009 van start. Het tribunaal is gevestigd in Leidschendam in het oude AIVD-gebouw en zal diegenen berechten die verantwoordelijk worden gehouden voor de aanslag op en de dood van Rafik Hariri, oud-premier van Libanon, de dato 14 februari 2005. Tevens is het tribunaal bevoegd vermeende daders van andere aanslagen in Libanon te berechten, mits deze in verband staan met de aanslag op Hariri. Bij het tribunaal worden uitsluitend misdaden onder Libanees recht berecht, met als unieke misdaad die van terrorisme. Op de doodstraf, die in Libanon in de wet staat en wordt toegepast, wordt een uitzondering gemaakt. De financiering van dit tribunaal is uniek te noemen, gezien het feit Libanon 49 procent bijdraagt in de kosten en de internationale gemeenschap voor de resterende 51 procent zorgt. Geen van de andere hybride hoven heeft een dergelijk financieringssysteem waarbij het land van onderwerp een deel van de kosten voor eigen rekening neemt. De aanklager van het tribunaal heeft op 17 januari 2011 zijn zaak tegen vier verdachten voorgelegd aan de onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter heeft op 28 juni 2011 de aanklacht bevestigd. Gezien het feit dat de vier verdachten (nog) niet gearresteerd zijn, zullen de rechters nu beoordelen of aan de voorwaarden vol-

JASON Magazine Nummer 1 2012

daan is om de zaak in absentia te starten. Veroordeling in absentia, dus in afwezigheid van de verdachte(n), is een andere unieke eigenschap van het STL. Op 30 juni 2011 heeft de aanklager van het tribunaal de aanklacht tegen vier leden van de politieke beweging Hezbollah, te weten Salim Jamil Ayyash, Mustafa Amine Badreddine, Hussein Hassan Oneissi, en Assad Hassan Sabra, bekend gemaakt.8 Omdat Hezbollah deel uitmaakt van de regering leidde de speculaties rondom de hierboven genoemde aanklacht al in januari 2011 tot de val van de Libanese regering9; elf ministers van Hezbollah zijn toen uit de regering gestapt. Door dergelijke obstructies in de nationale politiek te veroorzaken waardoor men de regeringsbegroting niet kan vaststellen, waaronder de Libanese bijdrage aan het STL valt, heeft Libanon al twee jaar niet aan haar betalingsverplichting voldaan. Hezbollah probeert zodoende op een indirecte manier het tribunaal te boycotten.10

HET PERMANENTE EN ONAFHANKELIJKE HOF

Het Internationaal Strafhof (ICC – International Criminal Court) is opgericht in 2002. Het Statuut van Rome ligt aan de basis van dit hof. Het ICC is gevestigd in Voorburg in het oude KPN-hoofdkantoor en berecht internationale misdadigers voor misdaden gepleegd na de oprichting van het hof op 1 juli 2002. De rechtsmacht van dit hof strekt zich uit over vier misdaden, waaronder genocide11, misdrijven tegen de menselijkheid12, en oorlogsmisdaden13. Over de vierde misdaad, agressie, moet nog onder de leden van het statuut overeenstemming worden bereikt. Het hof mag in principe elke misdadiger berechten. Dit in tegenstelling tot de tijdelijke tribunalen die opgericht zijn voor misdaden gepleegd tijdens een specifieke oorlog in een specifiek land. Er zijn echter wel grenzen gesteld aan de vervolgingen van misdadigers door het hof: (1) alleen als het land waar het misdrijf is gepleegd lid is van het hof, (2) het land waar de misdadiger vandaan komt lid is van het hof, en (3) het land zelf niet in staat is of bereidwillig is de zaak zelf te voeren. Een land dat lid is van het hof kan een zaak voorleggen, evenals de VN-Veiligheidsraad. De aanklager van het hof mag ook zelf initiatief nemen en een zaak voorleggen aan het hof. Het hof is onafhankelijk, dat wil zeggen geen onderdeel van de VN. Maar is dat wel zo? De focus op Afrika heeft echter veel wenkbrauwen doen rijzen over de onafhankelijkheid en objectiviteit van het hof. Op dit moment behandelt het hof vijf situaties met betrekking tot conflicten in de

CONCLUSIE

Het Special Tribunal for Lebanon (STL) in Leidschendam. Foto: Caroline Langendoen

volgende Afrikaanse landen: de Democratische Republiek Congo, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Darfur, Soedan, Kenia en Libië. Naar aanleiding van conflicten in Ivoorkust rondom de presidentsverkiezingen en in Libië rondom de val van het regime van Gaddafi is de aanklager officiële onderzoeken begonnen naar misdaden in die situaties. Aan de ene kant hebben drie van de genoemde Afrikaanse landen hun conflict zelf naar het hof verwezen, te weten de Centraal Afrikaanse Republiek, de Democratische Republiek Congo en Uganda. De VN-Veiligheidsraad heeft de conflicten in Darfur, Soedan14 en in Libië15 naar het hof verwezen. De aanklager zelf heeft het initiatief genomen in Kenia en in Ivoorkust. Aan de andere kant heeft de meest recente verwijzing van de VN-Veiligheids-

Eindnoten

raad, de situatie in Libië, veel vragen opgeroepen. Met name nu de Arabische revolutie tot explosie is gekomen. Waarom wel de situatie in Libië verwijzen, en niet de situatie in Syrië of in Jemen? Dit leidt al snel tot de kwestie van een gepolitiseerde Veiligheidsraad; niet alleen is de Veiligheidsraad te politiek gedreven, ook zijn de politieke belangen van de permanente vijf leden te tegengesteld. Maar ook de beslissingen van de aanklager om onderzoeken te openen in Ivoorkust en Kenia stuiten op kritiek. Er lopen al geruime tijd zogeheten preliminary investigations in Afghanistan, Tsjaad, Colombia, Georgië, Honduras, Nigeria, de bezette Palestijnse gebieden, en Zuid-Korea. Maar Luis Moreno-Ocampo, hoofdaanklager van het ICC, heeft nog geen verdere actie ondernomen in deze zaken.

Eerke Steller is afgestudeerd in Public International Law aan de Universiteit Leiden, heeft stage gelopen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken op de politieke en juridische afdeling van de directie VNzaken en Internationale Financiële Instellingen, en bij de International Justice Desk van de Wereldomroep.

“Libanon-tribunaal maakt aanklacht bekend rond moord Hariri”, NRC Handelsblad, 17 augustus 2011. 9 “Libanese regering valt over Tribunaal”, De Midden-Oosten blogsite van medewerkers van IKV Pax Christi, 20 januari 2011. 10 “Hezbollah leader Nasrallah rejects Hariri indictments”, BBC News, 3 July 2011. 11 Handelingen die gericht zijn op het uitroeien van bepaalde nationale, etnische, en religieuze groepen. 12 Waaronder moord, deportatie, marteling, en verkrachting, die onderdeel zijn van een grote wijdverspreide of systematische schending gericht tegen een bevolkingsgroep al dan niet tijdens oorlogen. 13 Bijvoorbeeld marteling, verminking, lijfstraffen, het nemen van gijzelaars, en daden van terrorisme. Ook schendingen van de menselijke waardigheid, zoals verkrachtingen en gedwongen prostitutie, plundering, en terechtstellingen zonder proces. Deze misdaden vinden altijd plaats tijdens oorlogen. 14 Resolutie 1593 (2005), 31 maart 2005. 15 Resolutie 1970 (2011), 26 februari 2011. 16 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/internationale-rechtsorde, 29 oktober 2011. 8

Mia Swart, gepromoveerd op de vraag naar rechtsvorming door de rechterlijke macht bij het ad hoc Joegoslavië Tribunaal, International Criminal Tribunals for the former Yugoslavia (ICTY) en Rwanda (ICTR), http://www. leidenuniv.nl/nieuwsarchief2/1351.html. 2 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/ internationale-rechtsorde, 29 oktober 2011. 3 http://www.icrc.org/eng/war-and-law/treaties-customary-law/genevaconventions/index.jsp. 4 VN Commissie van Experts 1994 opgericht op grond van resolutie 935 (1994), 1 juli 1994, om gerapporteerde schendingen van internationaal humanitair recht te onderzoeken in Rwanda. 5 Blog van Professor William A. Schabas, Gadaffi and the Special Court for Sierra Leone: did UK let Gadaffi off the hook?, 26 februari 2011, http:// humanrightsdoctorate.blogspot.com/2011/02/gaddafi-and-special-court-forsierra.html. Zie ook The Times, Prosecutor Reveals How Britain Let Gadaffi Off, Soraya Kishtwari, p. 11, 25 februari 2011. 6 “Kampbeul Duch ontslaat advocaat”, NRC Handelsblad, 10 juli 2010. 7 “Aanklager tribunaal Cambodja stapt op”, NRC Handelsblad, 25 juni 2009. 1

Op nationaal niveau wordt de trias politica gevormd door de wetgevende macht, de uitvoerende macht, en de rechtsprekende macht. In Nederland zijn dit respectievelijk de Staten Generaal en de regering, de regering, en de rechters. Deze machten zijn onafhankelijk van elkaar, maar moeten wel verantwoording afleggen aan elkaar en aan de burgers. Op internationaal niveau zou de wetgevende macht gevormd kunnen worden door de VN, de uitvoerende macht door de 193 lidstaten, oftewel bijna alle landen ter wereld, en de rechterlijke macht door de internationale hoven en tribunalen. Zoals al in de inleiding werd gesteld is het de vraag of ook op internationaal niveau de drie machten onafhankelijk zijn van elkaar of dat de rechterlijke macht beïnvloed wordt door staten en politiek? Verschillende hoven en tribunalen zijn de revue gepasseerd. Aangetoond is dat niet alleen staten maar ook politieke beweegredenen op een of andere manier en op een of ander moment invloed hebben uitgeoefend op het aannemen van zaken en/of op het vervolgen van personen. De Nederlandse regering stelt dat: “ad hoc tribunalen kunnen worden beschuldigd van het feit dat zij politieke afwegingen maken.”16 Maar zijn het niet de staten en de internationale politiek die dat doen en daarmee de internationale rechtsgang beïnvloeden? ■

JASON Magazine Nummer 1 2012

9


Analyse

Thema

Qaddafi: victim of a war crime?

On the 20th of October 2011, 42 years of absolute rule over the Libyan people ended with the capture and subsequent death of Muammar el-Qaddafi. As the exact circumstances of the death of Qaddafi remain unclear, Amnesty International and the United Nations Office for the High Commissioner of Human Rights have urged the National Transitional Council (NTC) to ensure a full, impartial and independent investigation.1 The death of the former Libyan leader subsequent to his capture by NTC-forces, possibly constitutes a war crime under the bodies of international humanitarian law and international criminal law. JORJA KOTSIRES

www.stichtingjason.nl

INTERNATIONAL HUMANITARIAN LAW

10

The laws and customs of war, known as the body of international humanitarian law (ius in bello), aim to mitigate the human suffering caused by war by regulating the conduct of hostilities through minimum norms restraining the parties to an armed conflict from wanton cruelty and ruthlessness and providing protection to those most directly affected by the conflict.2 Modern international humanitarian law consists of the Hague Regulations,3 the four Geneva Conventions of 1949,4 the Additional Protocols I and II of 19775 and III of 20056 and customary international law.7 International humanitarian law applies to situations of armed conflict. An armed conflict exists ‘whenever there is a resort to armed force between states’ (international armed conflict) or ‘protracted armed violence between governmental authorities and organized armed groups or between such groups within a state’ (noninternational armed conflict).8 Depending on the type of armed conflict, different rules of international humanitarian law apply. In the event of an international armed conflict, all the provisions, rules and protections provided by the Geneva Conventions,9 Additional Protocol I10 and customary international humanitarian law apply. In the event of non-international armed conflicts, the application of international humanitarian law is different. Even though the Geneva Conventions only apply to armed conflicts between states, they have

at their disposal a common article 3.11 This article, ‘in the case of an armed conflict not of an international character occurring in the territory’ of one of the memberstates to the Conventions, provides for minimum norms that bind each party to the armed conflict.12 Additional Protocol II supplements and further develops Common Article 3 and serves to protect all persons affected by a non-international armed conflict.13 However, as opposed to Common Article 3, Additional Proto-

“The men that captured and, perhaps, killed Qaddafi have received massive popular support and have been portrayed as heroes” col II does not apply to all internal armed conflicts. Its material field of application is very narrowly defined and limited to armed conflicts between the armed forces of a state and an organized armed group (OAG) that controls part of the territory.14 Note that Additional Protocol II has not been universally ratified. As such, it is only binding upon states party to it. Common Article 3 and Additional Protocol II are complemented by rules of customary international humanitarian law.

JASON Magazine Nummer 1 2012

Protestcartoon during the Revolution against Qaddafi. Photo: Flickr

The violent struggle in Libya between Qaddafi’s armed forces (governmental authorities) and the NTC (an organised armed group that controls part of the territory) can be qualified as a non-international armed conflict. Therefore, the provisions of Common Article 3 and Additional Protocol II (Libya is a party) apply and are binding upon both parties to the armed conflict.

INTERNATIONAL CRIMINAL LAW

The international community has determined that the most serious offences governed by international law ought to be dealt with by an international institute. After the adoption of the Rome Statute of the International Criminal Court (ICC Statute) in 1998,15 the International Criminal Court (ICC) was established in The Hague in 2003. Ever since, the ICC can hold persons individually responsible and liable for punishment for crimes they have committed that fall within its jurisdiction.16 The jurisdiction of the ICC is limited to genocide,17 crimes against humanity,18 war crimes19 and aggression.20 A war crime is either a grave breach of the Geneva Conventions or any other serious violation of the laws and customs applicable to international armed conflict or, in the case of a non-international armed conflict, any serious violation of Common Article 3.21 Acts that qualify as war crimes are, for example, the killing or torture of civilians, intentionally directing attacks against the civilian population and the taking of hostages. As has been established above, the armed conflict between Qaddafi’s armed forces and the NTC has a non-internation-

Libyan rebels are celebrating a victory. Photo: Flickr

al character. In order to constitute a war crime, the conduct concerned must entail a serious violation of Common Article 3. The ICC Statute enumerates the acts that qualify as such when ‘committed against persons taking no active part in hostilities, including members of the armed forces who have laid down their arms and those placed hors de combat by sickness, wounds, detention or any other cause’.22 Violence to life and person, murder, mutilation, cruel treatment, torture and outrages upon personal dignity (humiliating and degrading treatment) committed against aforementioned persons, are war crimes. Albeit the circumstances surrounding the capture and death of Qaddafi are still being investigated, video material released

by NTC armed forces shows the heavily wounded former dictator in no shape to resist nor defend (i.e. hors de combat) himself against the raging crowds.23 Even if investigations show he died of injuries suffered before his capture, the treatment he was given is at least humiliating and degrading and might even entail cruel treatment. Any of these ‘forms’ of treatment might qualify as a war crime; murder of a captured person most definitely does.

INTERNATIONAL JUSTICE VERSUS POPULAR SUPPORT

Through the unanimous adoption of Resolution 1970,24 the United Nations Security Council referred the situation in Libya to the ICC; the Prosecutor decided to open

JASON Magazine Nummer 1 2012

an investigation into possible violations of the laws and customs of war. Thereafter, the Pre-Trial Chamber issued an arrest warrant for Qaddafi for crimes against humanity (murder and persecution) allegedly committed across Libya through the State apparatus and Security Forces.25 The international community welcomed the issuance of an arrest warrant, as the magnitude and gravity of the crimes committed within Libyan territory demand accountability and justice.26 The NTC and the Libyan people celebrated the news in the streets, feeling vindicated by the response of the international community.27 Their reaction to the death of Qaddafi was, however, similar: the people celebrated victory and justice.

11


Thema The men that captured and, perhaps, killed Qaddafi have received massive popular support and have been portrayed as heroes. To say that these men possibly committed a war crime against a man allegedly a war criminal himself might come across as unjust in the eyes of a people that has been repressed for 42 years. The ICC needs the cooperation of the NTC in order to investigate and subsequently prosecute those responsible for the death of Qaddafi. One can seriously

Endnotes

See http://www.amnesty.nl/nieuwsportaal/pers/libya-urged-investigatewhether-al-gaddafi-death-was-war-crime 2 Kalshoven and L. Zegveld, Constraints on the waging of war: an introduction to international humanitarian law, 4th edition, International Committee of the Red Cross 2001, p. 12. 3 Regulations Respecting the Laws and Customs of War on Land Annexed to the Hague Convention IV of 18 October 1907 4 Geneva Convention I for the Amelioration of the Condition of the Wounded and Sick in Armed Forces in the Field; Geneva Convention II for the Amelioration of the Condition of the Wounded, Sick and Shipwrecked Members of Armed Forces at Sea; Geneva Convention III Relative to the Treatment of Prisoners of War; and Geneva Convention IV Relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War of 12 August 1949 5 Geneva Protocol I Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and Relating to the Protection of Victims of International Armed Conflicts; Geneva Protocol II Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and Relating to the Protection of Victims of Non-International Armed Conflicts of 8 June 1977 6 Geneva Protocol III Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and Relating to the Adoption of an Additional Distinctive Emblem (Protocol III), 8 December 2005 7 Customary international law is made up of rules that come from “a general practice accepted as law” and that exist independent of treaty law, see M.N. Shaw, International Law, 5th edition, Cambridge University Press 2003 p. 70-74 8 ICTY Prosecutor v. Tadic, Appeals Chamber Decision on the Defence Motion for Interlocutory Appeal on Jurisdiction of 2 October 1995, par. 70 9 Geneva Conventions, Common Article 1 reads: (…) “the present Convention shall apply to all cases of declared war or any other armed conflict which may arise between two or more of the High Contracting Parties” (…) 10 Additional Protocol I, Article 1 reads: (…) “This Protocol, which supplements the Geneva Conventions of 12 August 1949 for the protection of war victims, shall apply in the situations referred to in Article 2 common to those Conventions” (…) 11 Geneva Conventions, Common Article 3 reads: “In the case of armed conflict not of an international character occurring in the territory of one of the High Contracting Parties, each Party to the conflict shall be bound to apply, as a minimum, the following provisions: (1) Persons taking no active part in the hostilities, including members of armed forces who have laid down their arms and those placed hors de combat by sickness, wounds, detention, or any other cause, shall in all circumstances be treated humanely, without any adverse distinction founded on race, colour, religion or faith, sex, birth or wealth, or any other similar criteria. To this end, the following acts are and shall remain prohibited at any time and in any place whatsoever with respect to the above-mentioned persons: (a) violence to life and person, in particular murder of all kinds, mutilation, cruel treatment and torture; (b) taking of hostages; (c) outrages upon personal dignity, in particular humiliating and degrading treatment; (d) the passing of sentences and the carrying out of executions without previous judgement pronounced by a regularly constituted court, affording all the judicial

www.stichtingjason.nl

1

12

doubt whether there is widespread support amongst the Libyan population, or even in international circles, to go ahead with the inquiry. As is the case more often than not with regard to international law, there is a need for a strong and consistent desire amongst the relevant state powers to effectuate an investigation, the eviction of those charged and the consequent trial of the suspected war criminal. These conditions haven’t been in place in those processes of trying the Balkan murderers,

Opinie Rwanda and Cambodia; they fail to materialize when they collide with direct great state interests (Iraq, Chechnya, Tibet). The death of Qaddafi, as vengeful and unlawful as it may have been, shall warrant little need for further investigation and will merely serve as an ugly chapter in these contentious times of the Arab Spring. ■ J.M. Kotsires LL.M studied Public International Law and Military Law at the University of Amsterdam.

guarantees which are recognized as indispensable by civilized peoples. (2) The wounded and sick shall be collected and cared for. An impartial humanitarian body, such as the International Committee of the Red Cross, may offer its services to the Parties to the conflict. The Parties to the conflict should further endeavour to bring into force, by means of special agreements, all or part of the other provisions of the present Convention. The application of the preceding provisions shall not affect the legal status of the Parties to the conflict.” 12 Id. 13 F. Kalshoven and L. Zegveld supra nt. 2, p. 132; Additional Protocol II, Article 1 14 Additional Protocol II, Article 1 reads: “This Protocol (…) shall apply to all armed conflicts (…) which take place in the territory of a High Contracting Party between its armed forces and dissident armed forces or other organized armed groups which, under responsible command, exercise such control over a part of its territory as to enable them to carry out sustained and concerted military operations and to implement this Protocol.” 15 Rome Statute of the International Criminal Court of 17 July 1998 (hereafter: ICC Statute) 16 ICC Statute, Articles 5 and 25 17 ICC Statute, Article 6; United Nations General Assembly Resolution 96 of 11 December 1946, first paragraph defines genocide as the ‘denial of the right of existence of entire human groups, as homicide is the denial of the right to live of individual human beings; such denial of the right of existence shocks the conscience of mankind, results in great losses to humanity in the form of cultural and other contributions represented by these human groups, and is contrary to moral law and to the spirit and aims of the United Nations.’; Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide of 9 December 1948, Article II defines genocide as an act ‘committed with intent to destroy, in whole or in part, a national, ethnical, racial or religious group.’ 18 ICC Statute, Article 7; ICTR Prosecutor v. Jean-Paul Akayesu Appeals Chamber Decision of 1 June 2001, par. 580 defines crimes against humanity as acts, such as murder, extermination, enslavement, rape and the crime of apartheid, committed as a part of a widespread or systematic attack directed against any civilian population, where ‘widespread’ refers to ‘a massive, frequent, large scale action, carried out collectively with considerable seriousness and directed against a multiplicity of victims’. 19 ICC Statute, Article 8 20 The international community has yet to adopt a definition of the crime of aggression 21 ICC Statute, Article 8 22 Id., paragraph 2 (c) 23 See http://www.cbsnews.com/video/watch/?id=7385384n (accessed October 30, 2011) 24 United Nations Security Council Resolution 1970 of 26 February 2011 25 ICC Warrant of Arrest for Muammar Mohammed Abu Minyar Gaddafi of 27 June 2011, see http://www.icc-cpi.int/iccdocs/doc/doc1099321.pdf 26 See http://www.bbc.co.uk/news/world-africa-13927208 27 Id.

JASON Magazine Nummer 1 2012

The Arab Spring and the politicization of international justice The system of international prosecution under a unified judicial mechanism, that of the International Criminal Court (ICC), has been brought to the forefront once again by the events of the Arab Spring. On the one hand, the Arab Spring shows that the ICC is a powerful institution that serves as the ultimate tool to delegitimize rulers. On the other hand, a number of highly problematic elements of it have surfaced. Above all, the quick way in which the United Nations Security Council referred the case of Libya to the Court, compared to the absence of justice in the cases of Bahrain, Syria and Yemen, highlights two different ways in which politicization of justice on the international stage has reached unacceptable limits. MATTHIJS HANNINK

Q

addafi versus the opposition was a black and white case of an evil, mad dictator against an oppressed people. Calling the demonstrators everything from ‘rats’, to ‘Al-Qaeda terrorists’ to ‘drugged youths’ in his numerous pathetic rants, Qaddafi showed to have totally lost it.1 He demonstrated no restraint in murdering his own people in any way possible. The Security Council, in an impressive display of international morality and consensus, powerfully reacted by intervening militarily in Libya and by referring Qaddafi and his henchmen to the ICC.2

BAHRAIN, SYRIA AND YEMEN

The cases of Bahrain, Syria and Yemen are as black and white as the Libyan one. In all these three countries, dictators who lost their legitimacy cling to power by killing their citizens. On 22 February 2011, 100.000 out of 500.000 Bahrainis took the streets,3 relatively making it the largest revolution of the Arab Spring and one of the largest in world history. The reaction: a violent crackdown that included targeting doctors and public figures such as football players who supported the people’s demands, widespread arrests and torture, and a foreign intervention by Gulf dictatorships invited by Bahrain’s monarch.4 As has been widely reported, the presence of the United States’ Fifth Fleet in Bahrain’s harbor hugely influenced the absence of a strong international reaction, as did trade interests with Bahrain’s Gulf allies.

A wallpainting of Qaddafi in Libya. Photo: Flickr

Furthermore, Iran’s support for the Shi’adominated opposition made this a popular uprising that the West hoped would silently pass by. And so it did, at least for now. The Syrian regime quickly learned its lesson after Ben Ali and Mubarak were toppled by peaceful mass protests. By waging a full-scale war against its own people, Assad managed to remain in power so far, albeit uncomfortably.5 China and Russia, two permanent members of the Security Council, silently back the Syrian regime and will never support measures they perceive as going too far, such as military intervention or ICC-referral. The case of Yemen shows another side

JASON Magazine Nummer 1 2012

of the politicization of international justice. Unlike Bahrain and Syria, the embattled Yemeni president Ali Abdullah Saleh does not have any strong international allies. Despite being a safe haven for Al-Qaeda, the country is strategically (and economically) too unimportant for that. Therefore, Saleh has so far successfully counted on his vile diplomatic skills to stretch his rule as much as possible, especially by trying to divide the international community on their stance towards international prosecution. The Gulf Cooperation Council (GCC) proposal, to let Saleh leave office, has been welcomed by the Security Council6 despite strong protest of e.g. Yemeni

13


Thema

Opinie plan, exactly because they have the power to refer situations (or refrain from doing so) to the ICC. The situations of Darfur and Uganda have already shown the tension between political decision making to achieve peace on the one hand, and achieving justice on the other.13 Numerous African heads of state have taken a stance against prosecuting Sudan’s Omar

“China and Russia silently back the Syrian regime and will never support measures they perceive as going too far, such as military intervention or ICCreferral”

Bahreini people are showing a picture of a deceased person, Ali Ahmed Al-Muamin, in the Bahreini revolution. Photo: Flickr

Nobel Peace laureate Tawakel Karman.7 The proposal shelters Saleh from prosecution for human rights violations and by welcoming it, the most important United Nations organ in effect promotes impunity. The United Nations High Commissioner for Human Rights rightly opposed this amnesty provision.8

www.stichtingjason.nl

SECURITY COUNCIL REFERRAL

The problem that is most forcefully exemplified by the cases of Libya versus Bahrain and Syria, is the link between the political institution that is the Security Council, and the judicial institution that is

“The intertwinement of international political power and international justice is highly problematic, especially regarding Security Council referral” the ICC. To explain this problematic link, a short overview of the territorial jurisdiction mechanisms of the Court is necessary. Territorial jurisdiction refers to the countries in which and of which the ICC can prosecute gross human rights violators.9 It can prosecute persons that are nationals

14

of states that are parties to the Rome Statute, or have otherwise accepted the ICC’s jurisdiction. The Court can also prosecute persons that commit crimes on the territory of State Parties/countries that accept the Court’s jurisdiction. Lastly, prosecution is possible if the Security Council, operating under Chapter VII of the United Nations Charter,10 refers the situation to the Court. This is also possible for situations in states that do not accept the jurisdiction of the Court. Naturally, the intertwinement of international political power and international justice is highly problematic, especially re-

garding Security Council referral. Justice is, with this mechanism, solely dependent on the mood, morality and interests of the members of a political entity. And their mood, morality and interests have not been so present during the violent oppressions in the Arab world except for Libya.

JASON Magazine Nummer 1 2012

The Bahraini, Syrian and Yemeni rulers absolutely qualify for prosecution regarding gravity of their crimes, but being nonsignatory states, the Court is dependent on the will of the international community to start prosecuting. This will has been shamefully absent in cases where citizens were massacred.

IMPUNITY FOR PEACE

The Yemen case highlights a second problematic element of the politicization of justice on the international level. In the cases of Bahrain and Syria, the absence of a Security Council referral can be explained with Great Power interests, whereas the lack of prosecuting Saleh is better understood by a GCC peace plan in which impunity for Saleh, his family and his aides is a vital element.11 To speak with Germany’s UN ambassador Peter Wittig’s words, this plan quickly became “the only game in town”.12 Immunity from prosecution became the starting point of negotiations for Saleh, and a minimal demand that he will never relinquish. Even though the lines between politics and justice in this specific case are less direct than the absence of Security Council referral, they are still overly obvious.

The permanent members of the Security Council have the power to make immunity from prosecution an element of any peace

Endnotes

al-Bashir, exactly because they state that creating a lasting peace is not possible with ICC prosecution in place.14 Several Northern Ugandan religious and community leaders have expressed concern with ICC prosecution of the Lord’s Resistance Army’s Joseph Kony, because it would upset the peace process on a local level.15 A call to end international prosecution for the sake of peace is therefore not new. But the decision of the highest international political organ (the Security Council) to

The Telegraph, via: http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/ africaandindianocean/libya/8341567/Libya-Col-Gaddafi-damns-the-rats-ashe-clings-to-power.html 2 Security Council resolution 1970, which referred the Libyan situation to the International Criminal Court, can be read here: http://daccess-ods. un.org/TMP/5475365.51952362.html. Resolution 1973, which authorized military intervention, can be read here: http://daccess-ods.un.org/ TMP/2615047.99127579.html. 3 http://www.nytimes.com/2011/02/23/world/middleeast/23bahrain.html?_ r=2 4 For an impressive and detailed report on the course of events of the Bahraini uprising, see Al-Jazeera’s documentary ‘Bahrain: Shouting in the Dark’ via: http://english.aljazeera.net/ programmes/2011/08/201184144547798162.html 5 This article was written at the end of October/the beginning of November, 2011. Therefore, any changes in the political situation in the Middle East since then cannot be accounted for. 6 The United Nations Security Council Resolution 2014 can be accessed via: http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N11/559/61/PDF/ N1155961.pdf?OpenElement 7 AFP, via: http://www.google.com/hostednews/afp/article/ ALeqM5iH2ZeqgaMINbPDDzaRbqtKeP0S6w?docId=CNG. e1771690f71c3d2c94aa0c8833fbddc0.361 1

welcome a peace plan that prevents prosecution shapes a powerful, and possibly dangerous, precedent for the future. It uses immunity from prosecution as a carrot, but without using a stick with it. It is also possible that this immunity will, from now onwards, become a standard demand for gross human rights violators. In that case, it will encourage these criminals to continue with their abhorrent acts until the carrot is secured.

CONCLUSION

The Arab Spring has brought to the forefront two problematic elements of the mechanisms under which the ICC operates: the arbitrariness of Security Council referral and the danger of making immunity from prosecution part of an internationally accepted peace plan. These two aspects of the politicization of justice are unacceptable for an independent judicial institution. On the other hand, these controversies at least show that the Court is on the forefront of attention. It has rapidly become an institution that is feared by dictators and known by their oppressed peoples. Its mechanisms may be far from perfect, but the presence and power it has today offer a promising outlook for the future. ■ Matthijs Hannink loopt momenteel stage bij de Nederlandse ambassade in Jordanië. Aan de UvA volgt hij de master International Relations waar hij zich bezighoudt met de onderwerpen burgeroorlog, state building, democratische transitie en democratische consolidatie.

Foreign Policy, via: http://turtlebay.foreignpolicy.com/posts/2011/10/21/ did_the_un_security_council_just_grant_amnesty_to_yemens_saleh 9 Another element of the ICC’s jurisdiction is gravity: the Court only prosecutes the worst human rights violations (genocide, crimes against humanity, war crimes and the crime of aggression, see article 5 of the Rome Statute, via: http://www.icc-cpi.int/Menus/ICC/ Legal+Texts+and+Tools/Official+Journal/Rome+Statute.htm). Furthermore, the temporal jurisdiction allows the Court to assess crimes that have taken place only after 1 July 2002 (for the crime of aggression, this is after 1 January 2017). 10 Charter of the United Nations, Chapter VII, via: http://www.un.org/en/ documents/charter/chapter7.shtml 11 Information on the peace plan is reported on BBC News, via: http://www. bbc.co.uk/news/world-middle-east-13165818 12 Foreign Policy, via: http://turtlebay.foreignpolicy.com/posts/2011/10/21/ did_the_un_security_council_just_grant_amnesty_to_yemens_saleh 13 It is debatable whether this is a tension at all, or whether the two are part of the same process. Many academics and policy makers argue the second. 14 Voice of America, via: http://www.voanews.com/english/news/a-13-200906-08-voa30-68788472.html 15 The Economist, via: http://www.economist.com/node/7141854 8

JASON Magazine Nummer 1 2012

15


Achtergrond

Thema

Het ICC & Darfur: Het zwaard van Vrouwe Justitia of illustratie van internationale onmacht?

maakt aan oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Hoewel Soedan het Statuut van Rome niet heeft ondertekend, heeft het ICC ook jurisdictie als de VN-Veiligheidsraad een

“De vrijwillige bijdragen van staten politiseren de hybride tribunalen” daartoe bestemde resolutie aanneemt, welke het geval was inzake Darfur. Zowel de Verenigde Staten als China onthielden zich van stemming bij resolutie 1593.3

HOUDING SOEDAN

FRANK SALOME

S

www.stichtingjason.nl

ONTSTAAN CONFLICT DARFUR

16

Soedan werd in 1956 een onafhankelijk land, nadat het vanaf 1899 op papier door Egypte en het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk werd bestuurd, al waren het vooral de Britten die het gezag uitoefenden. Het geografisch grootste land van Afrika ligt in een ‘conflictrijke’ regio, met buurland Tsjaad ten westen, Ethiopië en Eritrea ten oosten, de Democratische Republiek Congo ten zuiden en als relatief stabiele noordelijke buurman Egypte. Zoals de meeste Afrikaanse landen is Soedan qua etniciteit, religie en taal zeer heterogeen, hoewel in de media veelal enkel de simplistische tegenstelling van het Arabische, islamitische noorden ten opzichte van het Afrikaanse, christelijke zuiden wordt benoemd.1 Het politiek centrum ligt in de hoofdstad Khartoum, dat wordt gedomineerd

door de noordelijke elites van het land. De meest westelijke regio van Soedan is Darfur, met een bevolking van zes miljoen. In 2003 kwamen de groeperingen Justice and Equality Movement(JEM) en Sudan Liberation Movement/Army(SLM/A), na eerdere conflicten in de regio in opstand tegen het centrale gezag in Khartoum. Als reactie hierop ondersteunde en bewapende de regering Arabische milities die een golf van gewelddadigheden en gruwelijke oorlogsmisdaden pleegden in Darfur.

SEARCH FOR PEACE

Julie Flint en Alex de Waal, beiden gespecialiseerd in Darfur, zetten in het boek War in Darfur and the Search for Peace drie oorzaken uiteen, elk hun oorsprong hebbend in de jaren 1980, om het conflict dat in 2003 begon en waarnaar het ICC meerdere zaken aanhangig maakte te begrijpen.2 Een eerste oorzaak die wordt genoemd is de droogte en voedselschaarste in het seizoen 19841985. Doordat de overheid hierop niet reageerde of anticipeerde, veranderde zowel het sociale, politieke als economische landschap. Groeperingen migreerden, konden niet meer in hun levensonderhoud voorzien en werden een makkelijk doelwit voor de rekruterende milities, die vanuit Khartoum de opdracht kregen onrusten keihard neer te slaan. Een tweede oorzaak is de opkomst van een Arabische overheersings-ideologie, die in de jaren

JASON Magazine Nummer 1 2012

1980 ontstond en uitmondde in een door Flint en de Waal genoemde derde oorzaak, de Arub-Fur oorlog (1987-1989). De onlangs gedode Libische leider Gaddafi probeerde in de jaren 1980 zijn omringende buurlanden waaronder Tsjaad, te ‘Arabiseren’ door het gedachtegoed te ontplooien dat Arabieren meer geciviliseerd zouden zijn dan de Afrikanen. Hoewel zijn plan politiek mislukte, zijn grootste doelwit was buurland Tsjaad, bleven de door hem opgerichte milities (onder Gaddafi het Islamitische Legioen) bestaan. Een van deze milities wordt in Darfur teruggezien in de Janjaweed-militie, een van de groeperingen die volgens het ICC ernstige misdaden heeft gepleegd in Darfur.

Het ICC heeft verscheidene actoren binnen het conflict in Darfur onderzocht. Zo zijn tegen meerdere personen arrestatiebevelen uitgegeven, hoewel dit niet inhoudt dat het ICC hierbij al uitgaat van vervolging: onder de ICC-procedures moet een ‘voorverhoor’ plaatsvinden voordat de aanklager kan besluiten daadwerkelijk de zaak voor te leggen aan het ICC. In mei 2007 vaardigde het ICC een arrestatiebevel uit tegen voormalig Soedanese minster van

misdaden tegen menselijkheid, gepleegd onder hun autoriteit in 2003 en 2004. Soedan weigert echter tot dusver elke medewerking aan het ICC, volgens het land onderzoekt het zelf eventuele misdaden begaan in Darfur, en twee jaar na het uitvaardigen van het arrestatiebevel tegen Harun werd deze aangesteld als gouverneur van een deelstaat binnen Soedan.4

REBELLENLEIDERS

In december 2007 opende het ICC een ander onderzoek tegen drie rebellenleiders, die in verband worden gebracht met oorlogsmisdaden waarbij een aantal medewerkers van de Afrikaanse Unie gedood zouden zijn. Bahar Idriss Abu verscheen in mei 2009 vrijwillig voor het ICC, maar werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. In juni 2010 gaven ook de andere twee rebellenleiders, Abdallah Ban-

Soedan EGYPTE

SAUDIARABIĒ

LIBIĒ

Rode Zee

TSJAAD

SOEDAN

Khartoum ERITREA

DARFUR N ijl

De weerzinwekkende beelden van Darfur die enkele jaren geleden de gehele wereld overgingen zullen de meeste mensen nog helder op het netvlies staan: ongeveer twee miljoen inwoners van Darfur die op de vlucht waren geslagen door het aanhoudende geweld, getroffen door droogte en hongersnood, opgejaagd tot aan de vluchtelingenkampen. Kinderen die stierven van de honger, stelselmatige verkrachtingen van vrouwen door milities en een bewind dat buitenlandse inmenging resoluut weigerde.

inds 2003 zijn meer dan tweehonderdduizend mensen in Darfur omgekomen, al blijven de precieze cijfers door de talloze massagraven onbekend. Begin 2009 werden meerdere hulporganisaties, waaronder Artsen zonder Grenzen, Soedan ‘uitgezet’: een reactie van de Soedanese overheid op de zaak die het Internationaal Strafhof startte onder andere tegen de huidige president van Soedan, Omar al-Bashir. In hoeverre is het Internationaal Strafhof (International Criminal Court, hierna ICC) echter succesvol, en welke rol speelt de internationale gemeenschap hierbij?

Binnenlandse Zaken Ahmad Muhammed Harun en Ali Kushayb, een Janjaweed leider ten tijde van de gevechten in Darfur. Beiden worden door het ICC verdacht van meer dan veertig oorlogsmisdaden en

HET ICC & DARFUR

De zaak Darfur werd in juli 2005 formeel doorverwezen naar de aanklager van het ICC, nadat de VN-Veiligheidsraad resolutie 1593 aannam. Het ICC, opgericht in 2002 met als basis het Statuut van Rome, heeft de jurisdictie om individuen te onderzoeken en berechten die zich schuldig zouden hebben kunnen ge-

CENTRAAL AFRIKAANSE REPUBLIEK

100km

ZUID-SOEDAN

DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO

JASON Magazine Nummer 1 2012

ETHIOPIĒ

Juba

OEGANDA

KENIA

CL

17


Thema da Abakaer Nourain en Saleh Mohammed Jerbo Jamus zich vrijwillig aan bij het hof, twee voormalig leiders van de JEM en SLM/A. Beide worden verdacht van drie feiten gerelateerd aan violence to life. De zaak tegen beide rebellenleiders is na onderzoek op 7 maart 2010 definitief aanhangig gemaakt en het proces hiervoor is in voorbereiding.5

OMAR HASSAN AL-BASHIR

www.stichtingjason.nl

De belangrijkste verdachte in het onderzoek van het ICC inzake de casus Darfur betreft Omar Hassan al-Bashir, de huidige president van Soedan. In het arrestatiebevel tegen Al-Bashir wordt deze verdacht van vijf delicten met betrekking tot misdaden tegen de menselijkheid, en twee delicten met betrekking tot oorlogsmisdaden. De zaak tegen Al-Bashir is uniek omdat het arrestatiebevel van het ICC voor het eerst eveneens drie aanklachten bevat die in verband staan met genocide. Hoewel de aanklachten zeer zwaar zijn, is Al-Bashir nog steeds de machtigste man in Soedan en schatten experts de kans klein in dat Al-Bashir gearresteerd zal worden in Soedan. Al-Bashir is niet alleen president van Soedan, maar benoemde zichzelf eveneens tot opperbevelhebber van het leger en Minister van Defensie. Het arrestatiebevel tegen Al-Bashir betekende de uitzetting van alle hulporganisaties die verdacht werden van banden met

Westen en het ICC, waaronder Artsen zonder Grenzen.6

INTERNATIONALE HOUDING TEN OPZICHTE VAN DARFUR

Een kritische blik op de zaak van het ICC inzake Darfur laat zien dat het ICC er tot dusver niet in is geslaagd de regeringsleiders die een grote inbreng hebben gehad bij de misdaden in Darfur voor het gerecht te brengen. De rol van de internationale gemeenschap is hierbij belangrijk aangezien het ICC alleen de arres-

“Het arrestatiebevel tegen Al-Bashir versterkt eerder zijn interne positie dan dat deze wordt verzwakt” tatiebevelen uitbrengt, maar afhankelijk blijft van medewerking van de landen die in de eerste plaats het Statuut van Rome hebben ondertekend. In een breder spectrum is het hof eveneens afhankelijk van landen die lid zijn van de Verenigde Naties aangezien resolutie 1593 via de VNVeiligheidsraad de jurisdictie verschaft aan het ICC om de gepleegde misdaden in Darfur te onderzoeken.

“De zaak tegen AlBashir is uniek omdat het arrestatiebevel van het ICC voor het eerst eveneens drie aanklachten bevat die in verband staan met genocide”

Een analyse van de New York Times, gepubliceerd in 2009, toonde aan dat het arrestatiebevel tegen Al-Bashir zijn interne positie echter eerder versterkt dan verzwakt.7 De regionale impact van het arrestatiebevel is eveneens miniem gezien het feit dat de Afrikaanse Unie heeft besloten niet mee te werken aan de arrestatiebevelen van het ICC inzake Darfur. Zo reisde Al-Bashir na het uitbrengen van het arrestatiebevel ongehinderd naar landen als Egypte, Ethiopië, Libië, Qatar, Saoedi-Arabië en zelfs China, landen die weliswaar geen lid van het ICC zijn maar wel de morele verplichting zouden moeten hebben om Al-Bashir te arresteren. Tsjaad en Kenia, landen die wel lid zijn het ICC, weigerden eveneens Al-Bashir te arresteren toen deze de desbetreffende landen bezocht. Hoewel Al-Bashir deels geïsoleerd is door het arrestatiebevel, in westersgeoriënteerde landen zal hij worden gearresteerd, zijn er dus meerdere landen die Al-Bashir genoeg bewegingsruimte bieden en hiermee het onderzoek ondermijnen. De rol van China typeert hierbij het gevoerde buitenlandse beleid van het land: geen bemoeienis aan de interne politieke aangelegenheden van andere landen. Een ander, waarschijnlijk belangrijker motief van China, is de economische band met Soedan: zeventig procent van de olie uit Soedan wordt naar China geëx-

“Soedan weigert echter tot dusver elke medewerking aan het ICC, volgens het land onderzoekt het zelf eventuele misdaden begaan in Darfur”

porteerd, waarbij ongeveer driekwart van de opbrengsten hier wordt uitgegeven aan wapenmateriaal. Hierdoor vloeit een aanzienlijk gedeelte van de olieopbrengsten weer terug naar China. Hoewel de rol van China de laatste tijd enigszins lijkt te veranderen, China waarschuwde Soedan in 2008 omtrent de gang van zaken in Darfur, versterkt deze de positie van het ICC tot dusver niet.8

SOEDAN & DE VS

Ook de positie van de Verenigde Staten is gecompliceerd. Het land ondertekende het Statuut van Rome, maar weigerde dit onder president Bush te ratificeren. Het onthouden bij de stemming van resolutie 1593 betekende echter een voorzichtige omslag in het Amerikaanse standpunt, aangezien de Amerikanen het onderzoek ook tegen hadden kunnen houden. In 2009 sprak president Obama als een van de eerste wereldleiders uit dat er een genocide was gepleegd in Darfur, en bestempelde dit als een ‘millstone around Africa’s neck’.9 Hoewel de Verenigde Staten het onderzoek van het ICC lijken te ondersteunen, heeft Soedan enige betekenis voor de Verenigde Staten. Vele islamitische militanten reizen namelijk door Soedan tijdens hun reis naar Pakistan en Irak. Bovendien beschikt het land over belangrijke informatie omtrent Al-Qaeda. De veiligheidsdiensten van Soedan werken dan ook samen met de CIA, en in 2007 werd Soedan nog bestempeld als een ‘strong partner in the war on terror’.10

‘NO PEACE WITHOUT JUSTICE’

De zaak Darfur typeert de enigszins frustrerende omstandigheden waarmee het ICC wordt geconfronteerd. Zonder een sterke internationale druk op Soedan zullen figuren als Al-Bashir, zolang ze aan de macht zijn, uit de handen van het ICC blijven. De rol van China en de Verenigde Staten zijn hierbij cruciaal, al zou ook de Europese Unie een krachtiger maar

Het Internationaal Strafhof verkondigde op 4 maart 2009 Omar Hasan Ahmad al-Bashir te zullen vervolgen voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Darfur. Het is voor het eerst dat een zittend president door het Strafhof wordt vervolgd. Foto: U.S. Federal Government

18

Achtergrond

JASON Magazine Nummer 1 2012

Boven: Een oudere vrouw is gevlucht van haar huis in Abyei, Darfur, voor de gevechten tussen de gewapende troepen van Soedan en de Sudan Liberation Army. Rechts: Soldaten van het Soedanese Vrijheidsleger. Foto’s: UN Photo/Tim McKulka

vooral eensgezinder standpunt in moeten nemen. In dit artikel is de rol van de EU niet besproken, maar Soedan-expert Gérard Prunier formuleert in zijn boek Darfur in the Ambiguos Genocide de tekortschietingen van Europa kort en krachtig: “In its usual way of treating diplomatic matters, the European Union presented a spectacle of complete lack of resolve and coordination over Sudan problem in general and the Darfur question in particular”.11 Hoewel het onderzoeken en vervolgen van individuen die verantwoordelijk zijn voor het plegen van ernstige misdaden vaak als een morele zaak wordt gezien, heeft deze ook een praktische kant: het

is onmogelijk om een staat op te bouwen waarbij gepleegde (ernstige) misdaden onbestraft blijven. Saleh Mahmoud Osman, een advocaat die Darfur-slachtoffers bijstaat en werd beloond met de Sakharov-prijs voor zijn strijd voor de mensenrechten, benadrukt de cruciale rol die het ICC moet spelen: “There is no peace without justice, and the reason why justice is so important is not revenge but accountability”.12 ■ Frank Salome is student Geschiedenis van Internationale Betrekkingen en student Rechtsgeleerdheid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Eindnoten

Johan Brosché, Darfur. Dimensions and Dilemmas of a Complex Situation, Uppsala University Department of Peace and Conflict Research (2008) PhD-thesis; Uppsala University, Zweden. 2 Alex de Waal e.d., War in Darfur and the Search for Peace (Harvard University 2006) 141. 3 Alexis Arieff e.d., International Criminal Court Cases in Africa: Status and Policy Issues, Congressional Research Service, july 2011. 2, 11-13. 4 Arief, International Criminal Court Cases in Africa, 13. 5 Arief, International Criminal Court Cases in Africa, 13,14. 6 Abdelmoniem Abu Edries Ali, “Defiant Beshir in Darfur, Warns Foreigners,” AFP, March 8, 2009. 7 Marlise Simons, “Court Issues Warrant for Arrest of Sudan President”, The New York Times, 5 Maart, 2009. 8 “War in Sudan? Not Where the Oil Wealth Flows”, The New York Times, 24 oktober 2009; “China issues a warning to Sudan over Darfur crisis”, http://www.sudantribune.com/spip.php?article25753. 9 AFP, “Sudan: Obama Comments ‘A Step Back,”, 11 juli 2009. 10 “US relies on Sudan Despite Condemning it”, Los Angeles Times, 11 juni 2007. 11 Gerard Prunier, Darfur the Ambiguous Genocide (New York 2007) 140-141. 12 Mahmoud Osman Salih, Advocate Human Right Lawyer MP Sudan National Assembly, interview 14 November 2007, door Johan Broscché in Johan Brosché, Darfur. Dimensions and Dilemmas of a Complex Situation, Uppsala University Department of Peace and Conflict Research (2008) PhDthesis; Uppsala University, Zweden. 1

JASON Magazine Nummer 1 2012

19


Interview

Thema

Lamont:

‘Mladić’s transfer was some form of bargaining’

When Serbia was granted permission by the European Commission to apply for EU membership in 2009, in a whim the two remaining accused fugitives Ratko Mladić’ and Goran Hadžić, whose arrest was set as a final pre-conditions for Serbia’s EU advance, were found. On the 31st of May of this year Bosnian-Serb ex-General Mladić was extradited to the International Criminal Tribunal for Former Yugoslavia (ICTY) in The Hague to face trial as a suspect of war crimes committed in the former Yugoslavia during the civil war of the 1990s. IRENE ARNOLD

www.stichtingjason.nl

T

20

he timing and context of his arrest raises some questions. Because of the sudden fast transfer of Mladić to The Hague, it seems like Serbian authorities waited for a good moment to proceed with this transfer. Did the Serbian authorities know where Mladić was hiding? And what would be the significance of his trial proceedings for the ICTY, which has to deal with its pending closure, hanging as the sword of Damocles above concluding court procedures? We ask Christopher Lamont for his opinion. In his Groningen office we are talking about the current proceedings of Mladić’s pre-trial and subsequent possible residuary legacy of his case trial in Serbia and across the region of former Yugoslavia. Dr. PhD Christopher K. Lamont is an assistant professor at the University of Groningen where he lectures in the Department of International Relations and International Organisation. His fields of research include international criminal justice with a focus on understanding compliance on the part of states and international organizations with orders and requests from international judicial bodies. He carried out extensive field research in particular in the former Yugoslavia exploring compliance with International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia arrest orders. Previously Christopher Lamont was a Fulbright fellow at the University of Zagreb (2002-2003), where he undertook research on post-conflict party system development in the city of Sisak, Croatia.

tial Mladić trial for Serbia? “I think this is interesting on two levels. On one level you have a strategic discussion that centres on how Mladić’s defence attorneys will pursue their case. When settling on the defence strategy for Mladić, there has been this internal conflict between those in Belgrade who wish to just focus on outright denial - which seems to be what the preference of Belgrade is and those who wish to locate the blame somewhere else within the chain of command. I think the outcome has potential to be of importance for Belgrade. The later strategy would entail Mladić actually implicating Belgrade for the events of Srebrenica and elsewhere in Bosnia and Herzegovina. That is something that is problematic to Belgrade for a number of reasons. The long-running In-

What, Dr. Lamont, would you believe could be the significance of the poten-

President of the European Council Herman Van Rompuy meets Mr. Boris Tadic, President of the Republic of Serbia, in Brussels in June 2011. Photo: Council of the European Union

JASON Magazine Nummer 1 2012

ternational Court of Justice (ICJ) genocide lawsuit against the then Federal Republic of Yugoslavia that Bosnia brought to The Hague largely revolved around demonstrating the extent to which Belgrade was directly responsible for genocide committed by Bosnian Serb armed forces in Bosnia and Herzegovina. In 2007 Serbia was found not to be liable for the genocide charges. That case was controversial, because the ICJ did not have access to a lot of evidence that did come into the hands of the ICTY. Because of that, the ICJ was not able to demonstrate the level of culpability that Sarajevo would have liked to demonstrate. Instead, the ICJ ruled that Belgrade was found responsible for having violated the Genocide Convention by not preventing, by not punishing and by not cooperating with the ICTY in relation

to the transfer of the remaining two accused Radovan Karadžić and Mladić who were still fugitives at large. But, on another level sometimes people tend to ask about what will be the result of these trials within the former Yugoslav region itself, and the symbolism of Ratko Mladić in Serbia and the wider public opinion across former Yugoslavia. It is unlikely that the trial itself will change this radically. I say this within the context of Slobodan Milošević, who in fact became more popular during his trial process in The Hague than when while he was in Belgrade.” If I may interrupt, what in particular here are you referring to as unlikely to be changing? “Well, Mladić himself has become a symbol of the far right in Serbia. The symbol of the Serbian nation, in that respect. So, amongst those, that use the symbolism of Mladić, the content of the indictment, the evidence that will be delivered in trial, and the subsequent verdict is unlikely to resonate among that particular core constituency within Serbia. Moreover, these trials are often seen as very far removed and so it is disputed in terms of wider public opinion as well, when you were having the arrest splashed all over the front pages of the domestic newspapers. You saw it for example in the Gotovina trial in Croatia. There was initially a lot of interest in the trial when it started, but very few people actually followed it day-to-day. Moreover, the main communication to the domestic media about what was going on in The Hague was delivered by Gotovina’s defence team. The impression was given that the defence was proving his case and that the general was going to be acquitted. That is why, when the judgement was read, it was a pretty big shock generally speaking. Nobody in Croatia was expecting that outcome. That case is still on appeal, but you can probably draw some parallels between how Gotovina as a national symbol in Croatia has been preserved in spite of the judgement, and what might happen with Ratko Mladić. On the other hand, the Mladić trial is something that is difficult to envision at the moment, because you had a prosecution attempt to break the case in two separate trials. And, pretty recently, the ICTY trial chamber came back and said: ‘we cannot do that’.” You are talking here about the proposal that Chief Prosecutor Serge Brammertz recently made to split up the indictment against Mladić in two separate cases. One would pertain the Srebrenica genocide charge and the other the persecution of non-Serbs, hostage

taking during the siege of Sarajevo and war crimes committed across Bosnia. What considerations have brought to this Prosecutorial attempt? “To really understand this proposal we need to go back to the Milošević case, which was seen as having failed in large part due to the fact that Carla del Ponte had everything included in one massive indictment. You had the Kosovo charges, the Bosnian war, and the Croatian war all being dealt within one mega trial that lasted for years. Milošević was transferred in 2001 to the ICTY and he died in 2006 without being found by the court to be guilty of a crime. His death and the absence of a verdict are seen as a prosecutorial failure. When the defendant died, the ICTY simply had to withdraw the indictments, since you cannot convict individuals after they have died. Fast forward to this year, you have got

to be put on trial for just the Srebrenica genocide, potentially you could have a relatively quick trial and a judgement rendered on Mladić’s role and the facts. If the trials are not going to be put together, you risk having something similar to what happened to Milosevic in his trial.” One of the assumed functions of the Tribunal is that judicial reckoning will facilitate post-conflict reconciliation in the region. Do you believe that the fact of Mladić’s final arrest and his transfer to the ICTY will foster among the involved parties of Former Yugoslavia a process of slowly starting up towards realizing their role in the past? “Potentially. But then again, in terms of reconciliation we need to ask questions about what is it exactly that we expect these international tribunals to do and not to assign unreasonable functions and

Source: Website of the Serbian newspaper Corax.

Ratko Mladić in The Hague. The charge sheet is massive. It chronicles the atrocities of the Bosnian Serb armed forces, a specific catalogue of crimes across the entire country, a massive number of vic-

“Mladić himself has become the symbol of the Serbian nation” tims plus the charge of genocide, which is a charge that is legally speaking very difficult to prove. Taken all together, we have a recipe for another very long process. Ratko Mladić is ill, he is old, and he probably does not have a very long life expectancy. Now knowing that, if Mladić was

JASON Magazine Nummer 1 2012

aims to what is nothing more than a judicial institution on an international level. If we think that an international crime tribunal can act as a panacea for interethnic conflict in the region: that is ridiculous. It cannot do that. Courts don’t do that type of work. I think that is important to keep in mind when looking at this. Yet, while we recognize that the ICTY has not really carried out a function of promoting reconciliation in former Yugoslavia, you can still look at the ICTY as a documentation type of resource that I think in the long term will have a pronounced legacy within the region. What is interesting here is that a lot of civil society groups, like for example the coalition of NGOs that support the creation of the Truth Commission (these include various Helsinki orga-

21


Analyse

Thema nizations across the Former Yugoslavia and also the Humanitarian Law Center in Belgrade and Documenta in Zagreb), took up on this role. For example, the Mladić trial is very important among other human right groups in Serbia. Because what it will do hopefully is, if Mladić lives long enough to be convicted, provide a judgement that will clearly document Mladić’s role in the Srebrenica genocide and the atrocities committed elsewhere in Bosnia. Also it will potentially implicate Belgrade. On the other hand, when you look at the circumstances that led to Ratko Mladić’s arrest, they are very unsettling. The fact that Mladić, as the most wanted fugitive within Serbia for years, was found in a relative’s home in Northern Serbia while not having a false identity suggests that there were elements within the Serbian government that were protecting Mladić. It also suggests that Mladić’s transfer occurred within the context of, unfortunately, some form of bargaining between Belgrade, Brussels and The Hague.” You envision Mladić’s transfer as a bargaining chip in a broader negotiation process between the triangle Serbia, EU and the ICTY. Would this not conflict with the nature of the ICTY? “Paradoxically, there shouldn’t be bargaining, right? The ICTY was created through the UN Security Council on resolution chapter seven of the UN Charter, placing on all member states legal obligations to comply with the orders of the Tribunal.

Het gebruik van contempt procedures om de rechtsgang te vertragen

Ratko Mladic: Volksheld of misdadiger? Source: Website of the Serbian newspaper Corax.

able export commodity and Serbia could receive a lot of money for having transferred him. Koštunica in 2004, when he became Prime Minister of the Republic of Serbia, had adopted a pragmatic line in that he supported a voluntary surrender to the ICTY. However, it wasn’t really a secret that Belgrade could have arrested the two major accused Karadžić and Mladić in relatively short orders if political elites decided that that was something they were going to do. In fact up to 2008, you have

www.stichtingjason.nl

“If we think that an international crime tribunal can act as a panacea for interethnic conflict in the region: that is ridiculous”

22

But, as we have seen through the ICTY history, voluntary cooperation is very rare and instead the ICTY has had to bargain with those states of Former Yugoslavia to get people transferred to the ICTY and also in terms of access to evidence as well. In Serbia, the arrest of the two major accused Radovan Karadžić and Ratko Mladić happened in the advance process of attempting to secure the candidate status in the European Union. With the 2008 elections what was and is considered to be a more cooperative government was being elected. And there you had a willingness to arrest individuals, if Serbia could receive some sort of material gains for arresting. So you have gone the full circle: Milošević was transferred in 2001, because then Prime Minister Đinđić considered him as Serbia’s most valu-

the suggestion in the context of the final status negotiations of Kosovo that if these resolved in a more favourable outcome for Belgrade, then perhaps Belgrade could more easily have found Mladić. Now, Belgrade has hoped to decouple the Kosovo process from the European Union accession process, but it was not successful in attempting to decouple ICTY cooperation from the accession process, which it sought to do so by denominating it as an administrative task that the security services were working on. I think it probably also had an importance and symbolic effect for Serbia of Croatia having concluded the treaty negotiations by giving an event date of July 2013, that was pranced a little bit as a shock. And because it was clear that Serbia would not be able to come to candidate status without transferring these people to the ICTY, at that point

JASON Magazine Nummer 1 2012

the arrest became something inevitable. Serbia felt it had to do so to jump to the next step in process.” Following the Completion Strategy, the ICTY has set its ambitions for having concluded all the trials and appeals before the end of 2014. What do you expect, will a judgement against Mladić be rendered before or after the scheduled completion? “That is very difficult to predict. If his indictment is going to be tried as one single case, it probably won’t be concluded towards the end of 2014. Mladić is apparently very ill and is getting medical treatment. We saw in the Milošević trial that medical treatment can result in numerous delays to proceedings. In fact, there is a suspicion that the Serbian government was aware of how ill Mladić was when they transferred him, and they probably knew that he might not see the end of the trial, so that it was less problematic to transfer him now than it would have been to transfer him three, four, five years ago. Just speculation, but potentially.” ■ This is a short summary of the interview with Christopher Lamont held on November 1st 2011. Irene Arnold is a Masters student Russian Studies at the Leiden University and has followed in addition South East European Studies at the University of Ghent. For her graduation thesis she stayed six months in Belgrade where she conducted fieldwork research to the symbolic utilisation of Russian-Serbian relations in the Serbian nationalist discourse.

“Ik wens om te leven en de vrijheid te ervaren. En als zodanig verdedig ik mijn land en mijn volk, en niet mijzelf als Ratko Mladic. En ik vraag u om akkoord te gaan, dat u mij niet meer aan de armen leidt als ware ik een blindeman. Ik ben Generaal Ratko Mladic en de hele wereld weet wie ik ben.”1 Met deze woorden sprak de Servische Ratko Mladic bij zijn eerste voorgeleiding op 3 juni zijn verontwaardiging uit toen de Nederlandse rechter Alphons Orie over hem sprak als verdachte voor de Srebrenica genocide en de Sarajevo bezetting. IRENE ARNOLD

M

ladic weigerde verder in te gaan op de aanklacht. Ook tijdens latere zittingen weigerde de ex-generaal zich aan de binnen de rechtsbank geldende gedragsregels te houden (dragen van een pet, knipogen, schreeuwen). De vertraging die de daaropvolgende schorsing en opschorting van de zittingen als gevolg hadden, worden aangevuld met het ziektebeeld van Mladic. Tot tweemaal toe is hij opgenomen in het Bronovo Ziekenhuis in Den Haag.

MINACHTING VOOR HET HOF

In 2009 sprak ICTY president Patrick Robinson al zijn waarschuwing uit voor de ondermijnende invloed die een rechtsprocedure voor minachting van het Strafhof heeft op zijn twee voornaamste doelstellingen: een eerlijke, maar ook vooral voorspoedige afhandeling van de rechtszaken en beroepen.2 Een reeks aan kopstukken hebben de zittingen van het ICTY al op verschillende manieren proberen te boycotten. Zo publiceerde Florence Hartmann vertrouwelijke informatie; weigerde Shefqet Kabashi op de zittingen te verschijnen; en wilde Radovan Karadzic zijn eigen verdediging voeren. Wanneer het aannemelijk is te geloven dat het primaat van het recht wordt geschonden door het doelbewust en wel afgewogen laken van het hof, kan deze dit gedrag afstraffen door het inzetten van zogenaamde contempt procedures.3 Dit juridisch middel dient om het gezag en de orde voor de rechtsbeambten te bewaken en als afschrikmiddel voor terechtgestel-

den die de rechterlijke uitspraken aan hun laars willen lappen. Ondertussen zijn binnen het ICTY tegen twintig individuen aanklachten voor minachting van het hof geïnitieerd. De Servische ultranationalist en politicus Vojislav Seselj - die op 31 oktober werd veroordeeld voor achttien maanden celstraf - heeft er zelfs een sport van gemaakt: zijn record staat op drie contempt zaken. De reden dat de verdachten dit gedrag aandurven, komt wellicht door de relatief lage straffen. Toch is er vooralsnog geen effectieve afschrikfunctie en het juridisch systeem van het Tribunaal lijkt niet bij machte effectiever met het rechtsgezag om te gaan.

MANDAAT VAN HET TRIBUNAAL

De kwestie van de contempt zaken steekt vooral op doordat het mandaat van het Tribunaal afloopt. De arrestatie van Mladic als een van de ‘belangrijkste oorlogsmisdadigers uit de regio’ zou de kans zijn om de geloofwaardigheid, de logica en het succes van de internationale gemeenschap en het ICTY te bewijzen, zoals hoofdaanklager Serge Brammertz het belang van Mladic’ zaak aanduidt.4 Als Mladic de huidige ‘lakmoesproef’ van het ICTY is, kan Brammertz’ voorspelling negatief beïnvloed worden als ook het verdedigingsteam van Ratko Mladic voor vertragingstactieken gaat kiezen. Volgens Dr. Christopher Lamont is de impact op de procesgang van dit contempt gedrag niet noodzakelijk problematisch voor het Tribunaal.5 Het zijn veelal

JASON Magazine Nummer 1 2012

charismatische individuen afkomstig uit de top van de autoritaire machtsverhoudingen, of politieke elites die overheidsposities bekleedden, die zich plotseling in de positie van misdadiger bevinden. Daarnaast zijn hun aangenomen internationale misdaden, zoals genocide, veelal onder een groter en vaak nationaal ideologisch project uitgevoerd. Hierdoor zijn zij oprecht verbouwereerd wanneer zij plots voor dergelijke daden worden aangeklaagd. Ook tijdens de Neurenbergprocessen (1945) kon Hermann Göring niet begrijpen waarvoor hij terecht stond. Het is dus niet vreemd dat wanneer verdachten zichzelf vervolgd zien voor internationale misdaden, dit respectloos of opstandig gedrag in de hand werkt.

“Een reeks aan kopstukken hebben de zittingen van het ICTY al op verschillende manieren proberen te boycotten” Het gedrag kan echter problematisch worden wanneer de verdediging van de terechtgestelden de contempt procedures gaat gebruiken om de behandeling van de beschuldigingen te ontlopen. Toch is er voor deze contempt procedures wellicht ook een belangrijke rol weggelegd in het verloop van de uiteindelijke rechtsgang. Hoe beter de oppositie wordt gevoerd in de rechtszaal, hoe minder middelen er voor de verdachte overblijven om zijn ideologische gedachtesystemen te representeren, aldus Lamont.6

HELDENCULTUS VAN DE MISDADIGERS

De invloed van de rechtszaal kan echter ook een negatief effect hebben door juist de heldencultus van de misdadigers levend te houden. De schrijver en partijleider van de Servische Radicale Partij

23


Thema

Achtergrond

Human Rights in Russia: Whose fault is it and what is to be bone? In Soviet Russia, human rights violate you. (A popular joke)

Een tekening van Mladic: de volksheld van Servië. Foto: Flickr

www.stichtingjason.nl

(SRP) Vojislav Seselj is een uitstekend voorbeeld van hoe minachting voor het hof als instrument ingezet kan worden om enerzijds zijn procesgang aanzienlijk te vertragen – hij bevindt zich nu acht jaar in voorarrest – maar anderzijds ook als showmiddel om openlijk de legitimiteit van het Tribunaal in twijfel te trekken. Seselj – die zich als leider van de SRP een trouw publiek weet onder de nationalistische kringen in Servië - heeft openlijk verklaard het tot zijn doelstelling gemaakt te hebben zoveel mogelijk contempt zaken na te streven, om: ‘het Tribunaal langzaamaan in de modderput te zien zakken’ en zo de hele situatie zo absurd mogelijk te maken.7 Ratko Mladic, die ten dele de voorvechter van het ‘Groot Servisch Project’ symboliseert, wordt in de Servische nationalistische discourse als held geportretteerd. Die frictie tussen zijn twee rollen, die van held én van misdadiger, doet denken aan het dictum van de laatste president van de

24

Eindnoten

Socialistische Republiek van Joegoslavië en de huidige populaire volksschrijver Dobrica Cosic, die veel werd geciteerd ten tijde van de oorlog: “De Serviërs gaan ten onder in vrede en winnen in de oorlog”.8 Deze uitspraak, die stelt dat het optimale Serviërschap slechts bereikt wordt wanneer een Serviër vecht, maar dat diezelfde krijgsheld in vrijheid een lafaard wordt, vormt een belangrijk onderdeel van de Servische heldencultus. De collectieve heldenrol die Mladic in de oorlogscultuur van de jaren 1990 voor veel Serviërs vervulde, biedt dit historisch-cultureel perspectief op zijn gedrag wellicht een ander begrip, en zijn ziektebeeld lijkt deze slachtofferrol te verduidelijken.

PUBLIEKE OPINIE IN SERVIË

De beeldvorming in de Servische media komt al gauw tot een beeld van een Tribunaal dat eenzijdig is gericht tegen Servische misdadigers. De fysieke afstand tussen het Tribunaal en het land van af-

„Želim da živim i da doživim slobodu. I ovakav kakav sam, branim svoju zemlju i svoj narod, a ne Ratka Mladića. I molim vas da se dogovorimo, neću da me vodaju ispod ruke kao slepca. Ja sam general Ratko Mladić i ceo svet zna ko sam”. Carnic, D., ‘Ratko Mladic: Ceo svet zna ko sam’, Politika, 3/6/2011 2011, http://www.politika.rs/rubrike/tema-dana/Pocelosudjenje-Ratku-Mladicu.lt.html, (bekeken op 6 november 2011). 2 Milutinovic, R., ‘Utter contempt of court at the ICTY’, Radio Nederland Wereldomroep, 5/10/2011, http://www.rnw.nl/international-justice/article/ utter-contempt-court-icty (bekeken op 6 november 2011). 3 ICTY Rules of Procedure and Evidence Rule 77: Contempt of the Tribunal, Revised ed. 20th October 2011. http://www.icty.org/x/file/Legal%20Library/Rules_procedure_evidence/ it032rev46e.pdf (bekeken op 6 november 2011). 1

komst, en het feit dat de rechtszaak onder internationale jurisprudentie valt, draagt bij aan het gevoel dat het niet ‘hun’ rechtszaak betreft. De slachtofferrol van Mladic kan dit sentiment alleen maar versterken. Wanneer ook het verdedigingsteam van Mladic kiest voor dergelijke vertragingstactieken, is Mladic’ rechtsgang juridisch gezien een uitdaging voor het ICTY, waarbij het zal moeten laveren tussen zijn recht op medische behandelingen, en de vertraging van contempt procedures te vermijden. Daarbij is het goed om in het achterhoofd te houden dat de publieke beeldvorming niet ongevoelig is. Dit zien we ook al in onze eigen landelijke media, waarin Mladic’ gedrag centraal staat. Dit kan alleen een pleidooi zijn voor alle ruimte en tijd in de afwikkeling van alle details in zijn aanklacht. ■

Human rights in Russia are a notorious topic provoking mixed reactions from both citizens and the international human rights defenders. Basic human rights seem to be a universally recognized and undisputable concept, and yet the implementation process has to turn into human rights enforcement at times.

by the ruling elites. While the former empire has made huge progress in the area of human rights and freedom of speech, it is clear that Russia uses those issues as a bargaining chip more often than it is acceptable in the international politics etiquette.

NATALIA KADENKO

SERGEI MAGNITSY

H

ow far can the world community reach without disturbing state sovereignty? It is no secret that, for

instance, freedom of press and transparent investigation procedures often clash with state interests, as they are perceived

NATALIA ESTEMIROVA

Another major issue is Chechnya, which has repeatedly come into focus of different human rights organizations, such as Human Rights Watch and Amnesty International, for systematic violations of different kinds that happened on its territory: kidnapping, using torture during investigation, passing laws that violated citizens’ privacy by regulating the acceptable forms of sexual intercourse, serious infringement of women’s rights et cetera.2 Also, various human rights groups criticized the parliamentary elections in Chechnya in 2005 as unfairly influenced by the central Russian government and military.3 The murder of journalist Natalia Estemirova, who

Irene Arnold dankt Dr. Christopher K. Lamont voor zijn interessante uiteenzetting over Mladic op 1 november 2011.

Serge Brammertz in: VPRO Buitenhof, 29/5/2011, http://www.vpro.nl/ programma/buitenhof/afleveringen/44774854/, (bekeken op 4/11/2011). 5 Interview met Dr. Christopher K. Lamont, Rijksuniversiteit Groningen, 1 November 2011. 6 Interview met Dr. Christopher K. Lamont, Rijksuniversiteit Groningen, 1 November 2011. 7 ‘Seselj gets 18 months for contempt of UN tribunal’, Radio Nederland Wereldomroep, 31/10/2011, http://www.rnw.nl/international-justice/article/ seselj-gets-18-months-contempt-un-tribunal, (bekeken op 6 november 2011). 8 Colovic, I. (2000), Politika Simbola. Ogledi o politickoj antropologiji, Beograd:Biblioteke XX vek, (Politiek van symbolen. Essays over politieke antropologie), p.92. 4

JASON Magazine Nummer 1 2012

One of the latest scandals was connected with the case of Sergei Magnitsky, a Russian lawyer who was investigating an alleged €175 million embezzlement committed by Russian police. He was imprisoned and died in 2009 under suspicious circumstances after a year of pre-trial detention, while the information on denying him medical assistance and contact with his family during the imprisonment leaked into press. The human rights activists have launched the website ‘Stop the Untouchables’1, which is currently fully dedicated to information about the Magnitsy’s case and contains profiles of officials who are accused of complicity in the alleged murder and stalling the investigations, including the possible lists of their property – since many of those people had been accused by Magnitsky of involvement in the above-mentioned fraud.

Memorial gathering for Natalia Estemirova in St. Petersburg 16th of July. Photo: Flickr

JASON Magazine Nummer 1 2012

25


Actueel repeatedly wrote, among others, about human rights violations in Chechnya, has become another notorious case, with the state-conducted investigation moving along a slow and obscure path. The issue has been repeatedly raised by various human rights organizations, of which many activists knew Ms. Estemirova personally. Well, what of the many leverages were employed in order to influence the state of affairs? The US and Canada have imposed sanctions against the officials sus-

“The demanded ‘bringing to justice’ is still on its way” pected of the complicity in Magnitsky’s case which included travel ban and freezing their assets abroad. To what became known as ‘Magnitsky list’ including the names of the suspects, Russia promptly responded with a list of their own, mirroring travel bans for the US officials involved in the investigation.

BRINGING TO JUSTICE

The European Parliament adopted in December 2010 the non-legislative resolution on the Annual Report on Human Rights in the World 2009 and the European Union’s policy on the matter, which especially mentioned Magnitsky’s case in the paragraph on human rights in Russia: “Parliament calls on the Council, in the absence of positive moves from the Russian authorities to cooperate and investigate the case of Sergey Magnitsky, to insist that the Russian authorities bring those responsible to justice and to consider imposing an EU entry ban for Russian officials involved in this case, and encourages EU law enforcement agencies to cooperate in freezing bank accounts and other assets of these Russian officials in all EU Member States.”4 This initiative was later followed by some countries, such as

Eindnoten

http://russian-untouchables.com/rus/ “Russian Federation. Rule without law: Human rights violations in the North Caucasus”. Amnesty international report, July 2009, AI Index: EUR 46/012/2009. 3 “United Russia is leading in the Chechnya parliamentary elections”, November 28, 2005. http://www.newsru.com/russia/28nov2005/vote.html 4 Resolution on the Annual Report on Human Rights in the World 2009, http://www.europarl.europa.eu/oeil/file.jsp?id=5872042 5 See Stemminguitslagen van Tweede Kamer, http://www.tweedekamer.nl/ images/30-06-2011_tcm118-222571.pdf 6 “MFA of Russia accuses EP of pressuring the Russian court”, November 25, 2010, http://www.rusnovosti.ru/news/121281.Accessed on November 19, 2011. 7 Stratton, A. “Cameron denies swapping rights for roubles during Kremlin talks”, The Guardian, http://www.guardian.co.uk/world/2011/sep/12/camer-

www.stichtingjason.nl

1

26

the Netherlands, passing domestic resolutions demanding from their governments to impose those sanctions.5 Needless to say that Russia’s Ministry of Foreign Affairs immediately denounced the EP’s decision as ‘interference into the internal affairs of the state’6, despite the fact that it was a non-legislative document without a massive follow-up in the member states’ parliaments. The demanded ‘bringing to justice’ is still on its way. Russia methodically responds with mirror action and ‘do not interfere’ rhetoric to almost every accusation and resolution by foreign media and parliaments. It has to be noted that Russia possesses a number of potent economic leverages; there are many ways to keep Europe warm, and gas generally does a better job of it than the burning issue of human rights. In fact, the past history of the joint summits has demonstrated that the discussions on those two are always somewhat related. More recently, Great Britain’s PM David Cameron was accused of ‘swapping rights for roubles’7 after his visit to Russia, when the progress he had managed to achieve was far more significant for the interests of businesses than the sphere of human rights. To those accusations he responded by stressing the necessity of cooperation, even if the states’ positions remain different on the certain key issues, which is understandable: a statesman has to set his priorities for the best benefit of his people, and universal human rights are quite abstract if applied universally, out of the immediate reach of the concerned citizens. It can not be denied that, to certain extent, the demands to respect the state’s sovereignty in its internal affairs, such as internal investigation of a crime, are justified. However, Russia is not the only country whose competence to deal with its own citizens has been put into doubt, and, just like in the majority of cases, the outraged international demands for justice

2

Column are met with the lack of real means to exercise punishment, and the whole affair becomes, yet again, a game of balance and trading bargaining chips with many other issues beside human rights coming into play. Many articles on human rights in Russia feature the word ‘gas’ without even bothering to draw the clear connection between the two;8 it is an open secret that Russia doesn’t bother to deny as slander or ‘interference in economic affairs’, which is telling in itself.

ATTITUDE OF THE RUSSIAN PEOPLE

It is interesting that the majority of Russian citizens feel very strongly about the right of the states to exercise justice on their territory. For instance, two thirds of Russians didn’t support military operation in Libya, and the same amount of people thought that the conflict should be resolved by the citizens themselves.9 Speaking of international human rights violations, 44 percent of respondents don’t consider ICTY ‘impartial’,10 with the leader of the Communist Party of Russian Federation Gennadiy Ziuganov saying that ICTY ‘has actually turned into a retributive organ that is meting out punishment to the Serbs’.11 The attitude of an average citizen of Russian Federation towards human rights, while generally positive, ranges from skeptical to disbelieving when it comes to fully implementing those rights in their own country. Defending human rights is a complex work of careful diplomatic manipulations, work of activists of different degrees of selflessness, but a key component are the citizens. While their majority remains skeptical of their inherent rights instead of demanding them, it is unlikely that significant progress can be achieved. ■ Natalia Kadenko studied International Relations in Ukraine and the Netherlands and holds a minor in English translation.

on-kremlin-talks-alexander-litvinenko. Accessed on November 22, 2011. 8 See, for instance, the MP’s Werner Schulz website: “EU-Russia: Gas or human rights?”, http://www.werner-schulz-europa.eu/russisch/47-russisch/276-2011-06-01-17-05-05.html 9 “Poll: the Russians Do Not Approve of the Operation in Libya”, Kyiv Post, March 24, 2011. http://www.kyivpost.ua/russia/news/opros-rossiyanam-nenravitsya-operaciya-v-livii-17513.html. Accessed on November 15, 2011. 10 “Slobodan Milosevic: a Hero or a Villain?”, Press Release, VCIOM (Russian Publiv Opinion Research Centre), March 23, 2006. http://wciom.ru/ index.php?id=268&uid=2420. Accessed on November 17, 2011. 11 “Karadzic Plus the Hague Equals the EU?”, Interfax, July 23, 2008. http:// www.interfax.ru/politics/txt.asp?id=23077&sw=%E3%E0%E0%E3%F1%E A%E8%E9+%F2%F0%E8%E1%F3%ED%E0%EB&bd=1&bm=1&by=2008 &ed=15&em=11&ey=2011&secid=0&mp=2&p=1. Accessed on November 17, 2011.

JASON Magazine Nummer 1 2012

Afrika Een aantal in een kring dansende kannibalen, gekleed in veren en met een bot door de neus en dat rond een pot met kokend water waarin een blanke man wanhopig aan een spoedige consumptie tracht te ontkomen. Zoiets was de associatie met het woord ‘Afrika’ dat je als kind, voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog, had. Ik meen een plaatje uit de serie ‘Bulletje en Boonestaak’. Een beeld dat niet gecorrigeerd werd door een jaknikkende neger als je een stuiver in zijn busje voor zending of missie doneerde. Afrika, in mijn jeugdige verbeelding versmald tot het land waar onze godvruchtige Paul Kruger de boerenopstand tegen het Perfide Albion leidde. Het continent waar wij Nederlanders, helaas geen echte koloniën meer bezaten, maar waar we in het vaderland met Transvaalbuurten, Paul Kruger-, Cronjé- en De Wetstraten toch nog een koloniale Afrika-illusie in stand konden houden. Afrika, overigens ook een werelddeel waar de mensen kennelijk voor ons wat minder meetellen dan elders in de wereld. Landen en volkeren die het, naar onze mening, bij oorlog en rampspoed vooral zelf moeten rooien, alsof zij ooit zelf die conflicterende grenzen dwars door eigen stam en cultuur getrokken hebben en hongersnoden tot een nationale traditie hebben verheven. Nog op 10 februari 2010 kon de oud-diplomaat Peter van Walsum in een interview met NRC Handelsblad opmerken: “Wat ik bijna racistisch vind, is het idee: Afrika is zo’n rotzooi, daar kunnen we maar beter ver van blijven. Of: wij hebben ook eeuwenlang oorlog gevoerd, laat die Afrikanen dat ook maar doen. De Afrikanen hebben deels gelijk met hun kritiek dat ze verwaarloosd worden.” Ons Afrikabeleid was, althans volgens Van Walsum, niet om over naar huis te schrijven. Wat moet je trouwens onder ‘beleid’ verstaan? Ooit was ik lid van een Faculteit der Beleidswetenschappen, waar jarenlang een discussie werd gevoerd over wat nu eigenlijk ‘beleid’ is. Maar dit tussen haakjes.

“Alsof zij ooit zelf hongersnoden tot een nationale traditie hebben verheven” Van Walsum’s mening over het Nederlands Afrikabeleid luidde: “De blamage is dat ik heb geprobeerd dat beleid te ontdekken, en dat mij dat niet is gelukt. Als je Den Haag zou vragen wat nou precies dat Afrikabeleid is, dan ben ik bang dat er behalve algemeenheden geen duidelijk verhaal uit voortkomt. We geven niet thuis als we kunnen meehelpen militaire situaties op te lossen, we zijn wel bereid geld te pompen in de bodemloze put van de ontwikkelingshulp.” En: “Ik vind het gênant als je in de VNVeiligheidsraad verantwoordelijkheid neemt voor vredesoperaties en die vervolgens alleen maar door derdewereldlanden laat uitvoeren.” Overigens zowel vóór als na zijn kritiek heeft Nederland wel degelijk iets in Afrika gedaan. Ruim dertig keer hebben we met militaire middelen de vrede in Afrika bevorderd, zij het wel met missies van enkele manschappen en/of officieren, met als uitzondering enkele honderden personeelsleden in Liberia en

de missie in Eritrea/Ethiopië. Maar tot op heden blijken grootschalige Nederlandse en andere Westerse bijdragen tot vrede in Afrika een fata morgana. Zelfs de ‘bodemloze put’, waarvan van Walsum gewaagde, is er straks niet meer. Het devies van onze huidige regering is: ‘ontwikkelingssamenwerking, ja, maar dan alleen in het eigen belang.’ En dat onderschrijft Uw columnist van harte, althans als onder eigen belang vooral het eigen belang van de Afrikaanse volkeren wordt verstaan. En dat impliceert dat we voor grootschalige, ook militaire missies, niet meer op een uitnodiging van de VS moeten wachten, maar op basis van veel kennis van de ontwikkelingen in Afrika op dat continent in bepaalde gevallen een wezenlijke bijdrage tot vrede en welzijn moeten en kunnen leveren. Afrika wordt belangrijker in een wereld waarin grondstoffen en energie schaarser worden. Iets dat de Chinezen, die doende zijn dat continent op te kopen, al lang begrepen hebben. Sinds we geen slaven meer naar Amerika verschepen is er het een en ander gebeurd. Afrika ontgroeit aan de koloniale erfenis van politieke en maatschappelijke instituties waarmee de kolonisatoren het hebben opgescheept. Een markt en een productiepotentieel van een miljard mensen maakt zijn opwachting. Wie dat niet ziet is blind, dom of geïndoctrineerd met de verkeerde doctrines. Geen grote mogendheid, geen bekrompen zogenaamd nationaal belang, maar het belang van Afrikaanse volkeren, dat telt. Hun belang bij vrede en welzijn is overigens ook het onze. Prof. Drs. Leon Wecke is werkzaam bij het Centrum voor Conflictanalyse en Management (CICAM) van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is een veelgevraagd commentator in de Nederlandse media en vaste columnist bij JASON Magazine.

JASON Magazine Nummer 1 2012

27


Verslag

Actueel

JASON & Peace Palace Library lectures

“Fighting and Prosecuting Pirates”

The Operational & Legal Aspects of Fighting Piracy

“I have an ancestor who was a very successful pirate” The new book of International Law Professor Nico Schrijver of Leiden University, entitled ‘Public international Law as World Law’, was launched on January 10, 2012. Professor Schrijver, who admitted he has an ancestor who was a very successful pirate, gave former Dutch Minister of Foreign Affairs Bernard Bot a first copy of his new book, and thereby performed the kick-off for the lecture organized by JASON and the Peace Palace Library.

The Peace Palace Library Lectures is a lecture series on issues of gen¬eral international law. This was a first lecture in a row of four for the year 2012. JASON Institute was co-organizer was this first event. The Peace Palace Library Lecture series are open to everyone. They are especially interesting for researchers and students, as well as diplo¬mats, international civil servants, journalists and other professionals working in de field of public international law.

EERKE STELLER

T

he subject of the lecture was: ‘Fighting and Prosecuting Pirates’. Commodore Michiel Hijmans, of the Royal Netherlands Navy, discussed the operational aspects of military operations to combat piracy, focusing on NATO’s counter-piracy operations. Marten Zwanenburg, Senior Legal Advisor at the Ministry of Defense of The Netherlands, but speaking on a personal basis, covered the legal aspects of counter-piracy operations. Henny Baan, Dutch Public Prosecutor to the Rotterdam District Court, talked about the challenges of prosecuting pirates. She used the first prosecution in Europe in modern times for the ancient crime of attempted ‘sea robbery’ as an example: on 12 August 2011 the court of Rotterdam1 sentenced five Somali men suspected of piracy to four-and-a-half to seven years imprisonment.

www.stichtingjason.nl

THE CRIME OF PIRACY

Piracy is an ancient crime2 with its ‘golden era’ dating from 1650 to 17303. Nowadays, when mentioning piracy, people will probably either connect it to the illegal copying and/or downloading of music and movies, or the movie featuring Captain Jack Sparrow “The Pirates of the Caribbean”. However, piracy is also still committed in its original form, such as portrayed by the main characters of the aforementioned movie, that is the looting and/or stealing of ships. The official definition can be found in the United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS), article 101: Piracy consists of any of the following acts: (a) Any illegal acts of violence or detention, or any act of depredation, committed for private ends by the crew or the

28

passengers of a private ship or a private aircraft, and directed: (i) On the high seas, against another ship or aircraft, or against persons or property on board such ship or aircraft; (ii) Against a ship, aircraft, persons or property in a place outside the jurisdiction of any State; (b) Any act of voluntary participation in the operation of a ship or of an aircraft with knowledge of facts making it a pirate ship or aircraft; (c) Any act of inciting or of intentionally facilitating an act described in subpara-

“I have an ancestor who was a very successful pirate” graph (a) or (b). Fighting pirates, but especially prosecuting them, is a novelty in the 21st century and poses several challenges to modern time crime fighting and prosecutions. First of all, piracy was considered an outdated crime. Thus it was assumed that this crime was rarely committed nowadays. However, the opposite is true and the international community does not know how to respond. Secondly, people seem to think that the international rules, and thus the law, on piracy are outdated and are now longer applicable to modern day piracy. This would mean that there are no rules on piracy on which the international community or national prosecutions can rely. However, opinions differ as will be discussed in this article. Thirdly, there is the challenge of jurisdiction: the acts of piracy are often committed by people who come from countries

JASON Magazine Nummer 1 2012

without a judicial system with respect for human rights, and often even without a functioning government. Furthermore, the merchant vessels that are attacked often sail under a different flag – the nationality of the flag is often different from the nationality of the crew that is manning the vessel. This could raise several questions, such as which state has jurisdiction and which state would want to prosecute the pirates and imprison them? There is namely a good chance the pirates will apply for asylum once released from prison.

THE CHALLENGES OF PROSECUTING PIRATES

First of all, the public prosecutor has to deal with the difference between military operations as executed by, for example, NATO and the EU in respectively the counter-piracy operations ‘Ocean Shield’4 and ‘ATALANTA’5 on the one hand, and law enforcement operations, which are initiated by the public prosecutor, on the other. It can be argued that the main difference between the two kinds of operations is the legal basis on which they are executed: law enforcement operations follow the ‘capture-and-prosecute’-principle while military operations follow the principles of the law of armed conflict, also known as international humanitarian law. Secondly, there is the challenge of jurisdiction. Since the pirates mostly originate from states without a well-functioning judicial system, they often will not be prosecuted by their nation-state thus leaving it up to the international community. However, the merchant vessels that are attacked by pirates often have multiple nationalities: one of the company which merchant it is transporting, one of the flag it is sailing under, and one of the crew

which is on the ship, where another difference can be made between the nationality of the captain and the crew itself. These multiple nationalities give each of those states in principle the right of jurisdiction, and thus prosecution. However, most of those states are either not willing or able to prosecute, or do not want to prosecute the pirates out of fear that they will apply for asylum if convicted and after serving their sentence. Thirdly, there are two main actors concerning piracy: those who are immediately involved, namely the pirates themselves, and those who are involved behind the scenes, namely the financiers and the negotiators. It is the goal of the Dutch public prosecutor to not only capture and prosecute the pirates, but also the ‘hidden’ actors. The latter are unfortunately much harder to locate, capture and prosecute. Henny Baan concluded that the prosecution of pirates is not the ultimate solution to the problem of piracy, but a useful addition to navy action at sea, such as the counter-piracy operations. Piracy is a crime with international consequences, which are triggering the counter-piracy operations. Commodore Hijmans discussed the practical aspects of these kinds of operations, while Marten Zwanenburg tackled the legal aspects. These operations will be discussed in the following paragraph.

PIRACY HURTS THE WORLD

The first way in which piracy hurts the world is by causing economical and financial damage. Pirates are costing the international community a lot of money in multiple ways: ● Pirates hold up oil transports, and other goods, by attacking merchant vessels. The main shipping routes run through the ‘pirated’-areas in the Gulf of

Aden, the Arabian Sea, and the Somali Basin; ● Pirates take hostages in order to demand a large amount of ransom money, which in turn supports the act of piracy; ● Pirates scare away cruise ships. Tourists are avoiding the area out of fear of the pirates, thus taking away the most valuable source of income for the inhabitants of the countries and islands in the region such as Yemen, Oman, The Seychelles, Ethiopia, Somalia, and India. The international community is responding in multiple ways. For example, NATO, the EU and the Combined Maritime Forces, led by Bahrain, are all part of a comprehensive approach. This approach includes: ● Key leadership engagement, such as in Puntland; ● Capacity building in the region, such as in Kenya, the Seychelles, and Tanzania, aiming to create long-term commitment; and ● Improving the situational awareness in the merchant community. This approach is supported by independent deployment, such as performed by China, India, Iran, Russia, Japan and South Korea, and Regional National Authorities, such as Djibouti, the United Arab Emirates and Yemen. The legal basis used for these operations is formed by UNCLOS, especially article 100, article 101 (see above), article 105 and article 110. There are a few problems with these articles however. First of all, article 100 clearly sets out the duty for signatory states to cooperate, but it does not mention the scope of the act of repression: All States shall cooperate to the fullest possible extent in the repression

of piracy on the high seas or in any other place outside the jurisdiction of any State. Secondly, article 105 and article 110 give states the right to seize or board a pirate ship. However, this is not a duty and therefore states are free to use this right, or not. Although the short-term results look promising, Commodore Hijmans concludes that in order to prevent piracy in the future, it is necessary to become more pro-active and prevent people from becoming a pirate. Trust and commitment must be built, and the focus must be on cooperation, communication and networking. As in the words of Commodore Hijmans: “Failure is not an option.”

WHO ARE TODAY’S PIRATES?

Modern day pirates mainly come from poor and unstable states like Somalia, Yemen, and Ethiopia. It is not unjustified to think that there is a relation between the political instability – in 1991 the government of Somalia ruptured – the utterly poor living conditions, and the reason why Somalis become pirates. Other actors are taking advantage of the fact that Somalia is an ungoverned, and most importantly unprotected state. The waters right under the coastline have been used for the dumping of chemical and nuclear waste and many ships started to fish the waters of Somalia illegally. Since fishing is the main source of income, and of nutrition, the Somali started ‘protecting’ this source of income by trying to scare away these ‘perpetrators’. This initially innocent Voluntary Coastguard of Somalia turned into violent piracy6. However, there are also Somalis that just see piracy as a relatively fast, easy and secure way of making a lot of money in a short amount of time. In the case of Somalia, the United Na-

Commodore Michiel Hijmans in front of the full room with 330 persons present. Photo: Peace Palace Library

JASON Magazine Nummer 1 2012

29


Actueel

Mededelingen More information

The three speakers on a row. From left to right: Hennie Baan, Commodore Michiel Hijmans and Marten Zwanenburg. The fourth person is Onno Spijkers, co-organizer of the event. Photo: Peace Palace Library

www.stichtingjason.nl

tions Security Council (UNSC) stepped in and adopted two resolutions: UNSCR 1846 (2008) and UNSCR 1851. The first resolution gives third states7 the right to enter the territorial waters of Somalia, since Somalia itself cannot take effective actions against pirates when they enter its territorial waters. Third states can also use all necessary means, which includes military force, if the transitional government of Somalia notifies the United Nations Secretary-General. Resolution 1851 (2008) extends this right to the territory of Somalia. These resolutions of the UNSC are unique and only apply to the case of Somalia: (1) The resolutions are a creative step of the UNSC, because UNCLOS does not fit this specific case. They can be described as an ‘emergency exit through UNSC action’; (2) Somalia is a specific and special case. Piracy and armed robbery are not directly a threat to international peace, but the two crimes do exacerbate the crisis situation in Somalia, which is a threat to international peace, thus making it possible for the UNSC to step in and act; (3) The action of the UNSC was actually superfluous, because prior notification can be seen as consent from the government. Consent itself is legally sufficient for third states to act on the territory or in the territorial waters of a

30

Endnotes

state. However, the UNSC is politically important in order to ‘silence’ the critics of the legal regime concerning piracy. Marten Zwanenburg concludes that there is an adequate legal regime concerning piracy, but that there are questions of interpretation. However, as Mr. Zwanenburg himself indicates, this also applies to other fields of international law, for example human rights law, thus such questions are not unusual in international law.

CONCLUSION

Piracy is not a crime of the past. Pirates exist nowadays and still wreak havoc on the high seas. Therefore the international community has sprung into action, trying to fight and prosecute these sea robbers. However, the challenges are great, especially once the pirates have been captured. The detention, transfer and prosecution of the pirates poses serious challenges and makes critics wonder if the international legal regime on piracy, laid down in the United Nations Convention on the Law of the Seas, is still adequate. Pirates usually do not have any kind of identification on them, making it hard to determine who they really are, what their real name is, or when they were born - the pirates purposefully give a year of birth which will ensure that they must be treated as minors. The detention on a navy ship poses challenges, because there are

http://blogs.rnw.nl/vredeenveiligheid/2010/06/17/rechtbank-rotterdam-vijfjaar-cel-voor-somalische-piraten/; http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/ Rechtbanken/Rotterdam/Nieuws/Pages/RechtbankRotterdamdoetuitspraakinSomalischepiraten-zaak.aspx; http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Rechtbanken/Rotterdam/Nieuws/Pages/Uitspraak-Somalische-piraten. aspx; http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BM8116; http:// en.wikipedia.org/wiki/List_of_ships_attacked_by_Somali_pirates; http:// www.defensie.nl/english/latest/news/2011/04/20/48181114/Somalian_piracy_suspects_arrive_in_the_Netherlands. 2 Recommended reading: Marcus Rediker – Villains of All Nations. 3 Johann Hari, You are being lied to about pirates, Monday 05 January 2009, The Independent, http://www.independent.co.uk/opinion/commentators/johann-hari/johann-hari-you-are-being-lied-to-about-pirates-1225817. html. 1

- Manusama, Kenneth (2010) Prosecuting Pirates in The Netherlands: the Case of the MS Samanyolu / In: Revue de droit militaire et de droit de la guerre; vol. 49, afl. 1-2, pag. 141-168. - Guilfoyle, Douglas (2010) Counter-Piracy Law Enforcement and Human Rights / In: International and Comparative Law Quarterly; vol. 59, afl. 1, pag. 141-169. - Murphy, Martin N. (2011) Somalia: the new Barbary?: piracy and Islam in the Horn of Africa / [Reprinted ed.] / Columbia University Press. - United Nations Security Council Resolutions on piracy off the coast of Somalia, Resolutions: 1816, 1838, 1846, 1851, 1897, 1918, 1950, 1976, 2015 & 2020 / www.un.org certain rules to be followed. These rules were drafted based on a detention on land, not on water. The prosecution is the last and largest challenge. Most states therefore maintain a ‘catch-and-release’ policy, which means pirates are not prosecuted, but simply released along the 300km coastline of Somalia, as far away from their base camp on land as possible. And to make matters even more challenging, there is always the difficulty of gathering evidence. Even though piracy is considered to be an age-old crime, it is actually a crime of all times with repercussions affecting more and more people. The international community has made striding steps towards effectively fighting piracy, but it is clear that much more needs to be done in order to truly make piracy a crime of the past. Eerke Steller (LL.M.) graduated in Public International Law at the Universiteit Leiden. Eerke was an intern at the Dutch Ministry of Foreign Affairs in judicial and political affairs at the UN-department and international financial institutions. She also did an internship at the Justice Desk of Radio Netherlands Worldwide.

Operation Ocean Shield is NATO’s contribution to international efforts to combat piracy off the Horn of Africa, http://www.manw.nato.int/page_operation_ocean_shield.aspx. 5 As a result and as part of a comprehensive approach, the EU has launched Operation ATALANTA to protect vessels of the World Food Program, to deter, prevent and repress acts of piracy and armed robbery off the Somali coast, to protect vulnerable shipping and to contribute to the monitoring of fishing activities. http://www.eunavfor.eu/about-us/mission/. 6 See note 3. 7 . An ‘interested’ or ‘third’ state can be defined as one which is not directly affected or injured by an internationally wrongful act, yet has a legal interest in compliance by reason ‘of the importance of the rights involved’. Barcelona Traction, Light and Power Case [1970] ICJ Rep 32, at paras 33–34. 4

JASON Magazine Nummer 1 2012

Aan de vrienden van JASON

Stichting JASON Jong Atlantisch Samenwerkings Orgaan Nederland heeft, zoals de meesten waarschijnlijk al weten, als kerndoel het waardevrij informeren van jongeren over internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken. Dit doet de Stichting doormiddel van het organiseren van activiteiten en van het uitbrengen van een magazine. Graag wil Stichting JASON het magazine vaker uitbrengen en ook de informatievoorziening vergroten en verbeteren via onze website. Hiervoor is extra geld nodig. Als optie is een verplichte contributie overwogen, na jarenlang gratis ten dienste te hebben gestaan aan onze achterban. Toch hebben wij besloten om ons nog meer in te zetten als een organisatie voor het algemene nut en ons open karakter te behouden, doormiddel van vrijwillige donaties vanuit onze achterban.

Sinds korte tijd heeft de Stichting de ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling), wat het belastingtechnisch aantrekkelijk maakt voor vrienden van JASON (ook met een eigen bedrijf) om een donatie te doen aan de Stichting. Het rekeningnummer van de Stichting is 667315802. Voor meer informatie kunt u contact opnemen via info@ stichtingjason.nl. Alvast veel dank voor de ondersteuning van de activiteiten van Stichting JASON en voor de ondersteuning aan onze vrijwilligers om u te voorzien van dit niet politiek gebonden magazine. Met vriendelijke groeten, Voorzitter Stichting JASON, Jeroen Spangenberg

Wat is Stichting JASON? Stichting JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren om te voorzien in een duidelijke behoefte aan evenwichtige informatie over internationale vraagstukken. De afkorting JASON staat voor Jong Atlantisch Samenwerkings Orgaan Nederland. In de beginjaren van JASON lag het accent vooral op vredes- en veiligheidsvraagstukken binnen de transatlantische betrekkingen. Gaandeweg verbreedde JASON, mede in aansluiting op internationale gebeurtenissen, haar aandachtsveld tot het gehele spectrum van internationale betrekkingen en veiligheidskwesties. JASON is daarbij niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen

levensbeschouwelijke grondslag. JASON informeert op twee manieren. In eerste door de uitgifte van dit magazine, dat drie à vier keer per jaar verschijnt. In elk nummer wordt getracht een gevarieerd overzicht te geven van relevante en actuele onderwerpen binnen het brede spectrum van internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken. Ten tweede informeert JASON door het organiseren van tal van activiteiten, zoals conferenties, debatten, lezingen, simulatiespelen en excursies. Stichting JASON heeft geen leden, het magazine is gratis verkrijgbaar voor iedereen en alle geïnteresseerden zijn van harte welkom om aan onze activiteiten deel te nemen.

Oproepen Word gratis abonnee! Het JASON-magazine is gratis verkrijgbaar voor studenten en andere geïnteresseerden. U kunt uw contactgegevens sturen naar magazine@stichtingjason.nl voor een kosteloos abonnement. Op de hoogte blijven? Stichting JASON brengt twee keer per maand een nieuwsbrief uit. Via de website kunt u zich hiervoor aanmelden. Doe mee aan de JASON-essaywedstrijd en win! JASON organiseert een essaywedstrijd voor ons lezerspubliek. Ben je na het lezen van dit magazine geïnsprireerd geraakt voor het schrijven van een artikel, laat dan van je horen. Het onderwerp van je essay moet passen binnen het thema van het volgende magazine: Democratie. Daarnaast zijn er een aantal voorwaarden waar het essay aan moet voldoen: - Mag niet langer zijn dan 1500 woorden; - Mag geschreven worden in het Engels en Nederlands; - Graag ontvangen wij er ook beeldmateriaal bij, vrij van copyright; - Opgestuurd vóór 1 maart naar redactie@stichtingjason.nl. De ingestuurde essays worden beoordeeld door een professionele commissie die voor het beste artikel een prijs uitreikt van 200 euro! Daarnaast worden de beste artikelen gepubliceerd in dit magazine of op de website. Vacatures Stichting JASON is altijd op zoek naar ambitieuze studenten die onze redactie (vast of freelance) willen versterken. Heb je interesse? Stuur dan een mail naar: redactie@stichtingjason.nl Daarnaast is het dagelijks bestuur van de stichting op zoek naar een vice-voorzitter en een projectleider. Interesse? Stuur dan een mail naar: info@stichtingjason.nl Adverteren? Voor bedrijven en andere organisaties is het mogelijk om te adverteren in het magazine, op onze website of gedurende onze activiteiten. Via Stichting JASON is het mogelijk om zowel de specifieke doelgroep te bereiken van studenten die geïnteresseerd zijn in internationale politieke vraagstukken, alsook een interdisciplinaire doelgroep van studenten, professionals en andere geïnteresseerden. Neem voor meer informatie of een vrijblijvende offerte contact op met fondsenwerving@stichtingjason.nl JASON Magazine Nummer 1 2012

31



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.