JASON magazine, jaargang 35, nummer 1

Page 1

Inhoud JASON Magazine is het kwartaalblad van de Stichting JASON Dagelijks Bestuur Voorzitter • B. van Eybergen

3

Een woord van de voorzitter Bas van Eybergen

4

Schildbewust Leon Wecke

6

Antiterrorismebeleid en haar zelfondermijning Shivant Jhagroe

10

Olympische lobby voor vrede Paul Steens

12

Elke stap telt: het eerste land zonder leger Miranda Geelhoed

15

Geef Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon een kans Ties Schelfhout

18

Op weg naar de ethisch geprogrammeerde gevechtsrobot? Kees Homan

24

FUEL-L: ‘Future Urban Extreme Littoral-Land’ 2015 and beyond Marco Hekkens

28

Investments in social sciences: key to a democratic Iran Damon Golriz

31

Vergeet de chaos in Irak niet Wladimir van Wilgenburg

34

De lange weg naar vrije en onafhankelijke media in Irak Laura Bianchi

37

Eerste proces Cambodja-tribunaal van start Janou Zoet

40

Frozen & Forgotten Deel 4: Ethiopië – Eritrea Roxy Tacq

43

De totstandkoming van mensenrechten Kelly Haak

46

Verslaggeving van de JASON activiteiten Johannes Visser, Elsa Schrier, Vladimir van Wilgenburg en Desi van de Laar

53

De beer is niet los Ko Colijn

54

Powerpoint to the point Leon Wecke

Vice-voorzitter • J.E. Schrier Penningmeester • J. van Loenhout Activiteiten Coördinator • J.R.F. Spangenberg Eindredacteur • J. Visser Redactieleden M. Geelhoed K. Haak S. van Huijgevoort J.E. Schrier P. Steens R. Tacq V. van Wilgenburg J. Zoet E-mail • redactie@stichtingjason.nl Algemeen Bestuur Mevr. drs. M. van den Berge Mevr. drs. C. Broersma Drs. W. ten Kate Drs. T. E. Westerhuis Raad van Advies Voorzitter • Dr. W.F. van Eekelen Prof. dr. J. Th. J. van den Berg Prof. dr. H. de Haan Prof. drs. V. Halberstadt Luitenant-Kolonel dr. M. de Haas Kolonel M.J.M.S. Hekkens Drs. D. Leurdijk Drs. R.W. Meines Mr. R. D. Praaning Prof. dr. J.G. Siccama Mevr. drs. L.F. M. Sprangers Prof. dr. A. van Staden Drs. L. Wecke Adres Studentencentrum Plexus tnv Stichting JASON Kaiserstraat 25 2311 GN Leiden www.stichtingjason.nl

071-527 7972 www.stichtingjason.nl E-mail • info@stichtingjason.nl issn 0165-8336 De Stichting JASON noch de redactie van JASON Magazine is verantwoordelijk voor de in de bijdragen weergegeven meningen. Abonnementen worden automatisch verlengd,

10

tenzij een schriftelijke opzegging vóór 1 december van het kalenderjaar is ontvangen.

10

Ontwerp • Phoelich Media Design, Rotterdam Lay-out • J.E. Schrier Druk • Drukkerij Karstens, Leiden

2

Oplage • 3.000 JASON Magazine * Jaargang 35


Artikelen

Een woord van de voorzitter

Op woensdag 17 november is het 35ste bestaansjaar van Stichting JASON begonnen. Dit zal een jaar zijn waarin definitief over de bijdrage van Nederland in Uruzgan wordt besloten, waarin het nieuwe strategische concept van de NAVO wordt gepresenteerd en waarin de Hr. Ms. Johan de Witt Den Helder uitvaart om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van piraterij in de Golf van Aden. Naast deze belangrijke ontwikkelingen in 2010 zal het voor JASON bovenal een jaar zijn waarin de Stichting aan de slag gaat met het implementeren van een nieuwe werkwijze. Een ontwikkeling die vooral zijn weerslag zal hebben op de studenten die zich voor JASON inzetten, al zal dit eveneens een oplettende JASON-geïnteresseerde niet kunnen ontgaan. Met de nieuwe werkwijze wordt getracht de doelgroep van JASON thematisch, en met een sterke koppeling tussen de website, het magazine en de activiteiten, te informeren over internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken.

slaagden erin om in enkele jaren weer voldoende financiële basis te creëren om vanaf het nulpunt te bouwen aan een breed gedragen studentenorganisatie voor vredes- en veiligheidskwesties. Met activiteitencommissies in onder andere Leiden, Den Haag en Groningen, een magazineoplage van drieduizend en een redactie gevuld met studenten van verschillende universiteiten uit heel Nederland slaagt JASON daar de afgelopen tijd behoorlijk in. Door mijn voorgangers is een goede basis gelegd om te kunnen groeien. In de eerste maanden van mijn voorzitterschap heb ik een beleidsplan ontwikkeld waarin een visie staat verwoord voor een hernieuwde werkwijze. JASON gaat in een periode van vijftien maanden experimenteren met een projectmatige manier van werken. Elke drie maanden zal JASON een project uitvoeren waarin studenten worden geïnformeerd over een specifieke kwestie binnen het spectrum van internationale veiligheid. Binnen deze projecten zal een redactie diepgaande artikelen schrijven over deze kwestie. Daarnaast zal een webredactie informerende artikelen en webfilmpjes publiceren op de website en zal een activiteitencommissie aan de slag gaan met het organiseren van openbare activiteiten als lezingen, JASON Magazine * Nummer 1 2010

debatten en conferenties. Het doel van dit beleidsplan is om een flexibele en een op outcomes gerichte studentenorganisatie neer te zetten, die eventueel in opdracht van of in samenwerking met externe organisaties kan werken. Per 1 januari zal stichting JASON door middel van een project de piraterijkwestie in de Golf van Aden belichten. Een projectredactie zal een reeks van interviews afnemen van (inter)nationale piraterijdeskundigen. Onder andere Kees Homan, Henri L’Honoré Naber enRob de Wijk zullen een bijdrage leveren aan het project. Daarnaast zal Commandeur Pieter Bindt een lezing geven over de EU-missie Atalanta waarover hij gedurende enkele maanden het commando voerde. Ten slotte zal Abdullahi Jama, minister van Binnenlandse Zaken van Puntland in Somalië, door middel van de JASON-media een oproep doen aan de Nederlandse overheid om samen met zijn regering een duurzame oplossing te vinden voor de armoede in Somalië, waarvan de piraterij een uitvloeisel is.

www.stichtingjason.nl

Stichting JASON is in de jaren zeventig opgericht om studenten op de hoogte te brengen van het belang van Atlantische samenwerking als onderdeel van internationale samenwerking. Gesteund door prominenten uit het bedrijfsleven, de politiek, de wetenschap en de journalistiek wist JASON als erkende NAVO jongerenorganisatie ruimschoots te slagen in het bereiken van deze doelstelling. Zelfs na de val van de Muur en het wegvallen van de gemeenschappelijke vijand van het Westen leken de glorieuze jaren van JASON niet voorbij. Met een bredere blik op de internationale samenwerking bleef JASON erin slagen een succesvolle en breed gedragen studentenorganisatie te zijn met alumni die op belangrijke posities in het veld van internationale betrekkingen terecht zijn gekomen. Een duidelijke oorzaak voor het gebrek aan draagvlak en de financiële tekorten waarmee de Stichting enkele jaren later zou kampen, is dan ook niet te duiden. Het is vermoedelijk een combinatie geweest van een onverantwoord financieel beleid, onvoldoende anticipatie op de nieuwe media en een overheid die steeds bedrijfsmatiger is gaan werken. Na het terugtreden van alle financiers waanden velen de Stichting ten dode opgeschreven. Toch bleven enkelen geloven in de relevantie van JASON. Deze die hards

Bas van Eybergen is sinds september 2009 bestuurvoorzitter van Stichting JASON

3


Artikelen

Schildbewust Door Leon Wecke

www.stichtingjason.nl

Willem van Oranje had God nog als een betrouwbaar schild, althans volgens Marnix van St. Aldegonde. Zodra het schild echter geen goddelijke garantie is, ligt de zaak wel anders. Men kan dat met name bij de Polen navragen, die ervan uitgingen dat de tien Amerikaanse onderscheppingsraketten niet alleen aanstormende raketten van verre schurkenstaten zouden tegenhouden, maar dat zij ook de belichaming zouden zijn van een Amerikaanse veiligheidsgarantie op Poolse bodem. Het beeld van de agressieve Russische beer is in Polen nog steeds zeer gedragsrelevant.

4

Het Pools-Tsjechisch rakettenschild gaat niet door. De president van de VS heeft het project als te ongeloofwaardig, te duur en vooral ook te zeer gericht op een nog lang niet actueel gevaar naar de schroothoop verwezen. Natuurlijk ging het hem vooral om verbeterde betrekkingen met Rusland, dat van dat relikwie uit de Star Wars droom van Reagan een halszaak had gemaakt. Een schild is, zullen de Russen geredeneerd hebben, immers niet alleen een defensief instrument, maar ook een voorwaarde om van achter het schild ongehinderd eigen pijlen te kunnen afschieten. Nu behoefden de Russen niet al te bang te zijn, want ook zij wisten evenzeer als de Amerikanen dat dit nog steeds ongeteste schild wellicht niet zou werken en in het onwaarschijnlijke geval dat het wel een beetje zo functioneren, gemakkelijk met een hoeveelheid nepraketten om de tuin te leiden zou zijn. Het onuitgesproken en zelfs met kracht ontkende doel van Obama is natuurlijk hulp van Rusland bij het intomen van Iranese nucleaire ambities. Het verder versterken van de hulp die Rusland al geeft in de vorm van vervoer van wapens en goederen over en boven haar grondgebied naar de Amerikaanse strijdkrachten in Afghanistan is een andere doelstelling. En het gaat vooral ook om Russische medewerking bij het tot stand brengen van een succesvolle opvolger van het Startverdrag, het AmerikaansRussische verdrag inzake reductie

van langeafstandswapens. Met nog veel lagere plafonds voor die wapens zou Obama zijn vredesgezindheid en wapenbeheersingsdrift ook feitelijk kunnen aantonen. Van belang in een tijd van economische crisis is uiteraard ook het beëindigen van een geldverslindend, ongeloofwaardig project. De prijs daarvoor is niet al te hoog: verdriet bij de Tsjechische en vooral Poolse regering, boze leden van de oppositie thuis, maar overigens ook hulde voor Obama bij de meerderheid van het Tsjechische volk en bij vele Polen. Instemming uiteraard ook van de eigen partij, van de NAVO en bijna alle Westerse regeringen. De verdediging van Obama is zeker geloofwaardig. De Iranese langeafstandswapens met een nucleaire kop zijn volgens eigen onderzoek nog verre Iranese toekomstmuziek. Maar de korte- en middellangeafstandsraketten zijn dat niet. Gelukkig bleek daarvoor een technisch hoogwaardig, goed getest antwoord voorradig; de SM3 raketten op schepen en, in een paar jaar, ook op land. Schepen zouden bijvoorbeeld in de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, en de Botnische Golf gestationeerd kunnen worden. En in de nabije toekomst ook op land, bijvoorbeeld op de Balkan, in Turkije, Israël (waar al Amerikaanse rakettenafweer aanwezig is) en mogelijk ook in Polen en Tsjechië, die daarmee alsnog aan een fysiek aanwezige Amerikaanse veiligheidsgarantie kunnen komen. El-

JASON Magazine * Jaargang 35

Baradei, de bijna scheidende directeur van het Weens Atoomagentschap, IAEA, heeft onlangs laten weten dat die Iranese langeafstandsraket met kernkop als een hype gezien kan worden, als een uitvergroting door regeringen en media van een dreigingsbeeld, dat kennelijk onvolledig en vertekend is, alsmede van enige fantasie-elementen voorzien. Niet ongebruikelijk was dat er berichten zouden verschijnen over rapporten, ook van de Weense VN-waakhond zelve, waarin wel degelijk het gevaar van Iranese kernwapenproductie onderstreept werd. Een geheime bijlage bij IAEA-rapporten zou gewagen van het feit dat ‘men kan denken dat Iran over voldoende informatie beschikt om een kernbom (…) te ontwerpen en te maken’. Maar ook als dat waar is, is het nog een hele hijs om tot werkelijke productie over te gaan en al helemaal om de kernbom zodanig te miniaturiseren dat het ding op een granaat of raket geschroefd kan worden. Dat Iran, ondanks de deels geruststellende woorden van Ahmadinejad ‘dat atoomwapens uit de tijd zijn, maar dat hij bezit van atoom wapens voor Iran in de toekomst toch ook niet uitsluit’, wel aan een atoomboom werkt, is meer dan waarschijnlijk. Iran, partij in het Non-proliferatieverdrag, ziet dichtbij of op enige afstand, nietondertekenaars van het NPV, die wèl over atoomwapens beschikken en daar nog steeds aan sleutelen. Israël heeft


Artikelen

er zo’n tweehonderd in de kelder liggen en ook Pakistan en India hebben hun bescheiden collectie. Niet ten onrechte meent Teheran dat met name de Westerse wereld met twee of drie maten meet, als het gaat om het tegengaan van nucleaire proliferatie. De vraag is wel of Iran, als opkomende regionale grootmacht, zich bedreigd wetend door Israël en als gevaar door de gehele Westerse wereld gezien, niet aan haar huidige en in de toekomst gewenste status verplicht is ook aan het bezit van atoomwapens te ruiken. Dat ze met zo’n wapen, stel dat ze er een of twee weten te produceren, ook daadwerkelijk oorlog willen voeren lijkt uitgesloten. Zelfs de meest godsdienstwaanzinnige onverantwoorde dictator kan weten dat daarna een honderdvoudige vergelding volgt, waarna Iran niet voor enige jaren, maar voor alle eeuwigheid van de kaart geveegd zal zijn.

en ruzie tussen de VS en Rusland. Nu die ruzie verdwijnt en voor goede verstandhouding plaats maakt, zou Rusland, ondanks zijn mededeling van het tegendeel, wel eens zaken kunnen doen met de VS die niet altijd in het voordeel van Iran zullen uitpakken. Het schild kon weliswaar een Iranese dreiging geenszins ongedaan maken, maar het was wel een garantie voor een Russische houding die zeer effectieve sancties in de Veiligheidsraad van de VN onmogelijk maakte. Alhoewel, mochten de Russen toch niet doen wat ze zeggen te zullen doen – een diplomatiek gebruik dat niet alleen Rusland geldt – dan is daar altijd nog China. Een van de niet bedoelde effecten van de huidige sancties is immers het feit dat Iran haar blik al meer naar het Oosten is gaan richten dan het Westen lief is. De vraag is of het schildbewust handelen van

JASON Magazine * Nummer 1 2010

de Amerikaanse president deze ontwikkeling kan terugbuigen. Dat laatste is geenszins zeker. Obama blijft immers in Iran niet in mindere maar kennelijk in meerdere mate een groot gevaar zien. En als dat niet terecht zou zijn is voor de VS, het machtigste land ter wereld met het modernste leger en een groot militair industrieel complex, een als zodanig ervaren echte vijand altijd als legitimatie van veel handel en wandel altijd meegenomen. Drs. Leon Wecke is werkzaam bij het Centrum voor Internationaal Conflictanalyse en Management (CICAM) van de Radboud Universiteit. Hij is een veelgevraagd commentator in de Nederlandse media en vaste columnist bij JASON Magazine.

www.stichtingjason.nl

Het feit dat Obama het wellicht nooit levensvatbare schild gaat vervangen door een effectiever schild, gericht op een meer geloofwaardige bedreiging, dient als positief ervaren te worden. Niet dat Iran met korte- en of middellangeafstandsraketten voorzien van een nog lang niet vervaardigde kernkop daadwerkelijk op het oorlogspad zal gaan. Kernwapens zijn geen vechtwapens maar politieke wapens en dat weet Iran ook wel. Iran weet ook dat haar isolement alleen maar nadelig is en dat het land met 70 miljoen inwoners, waarvan 60% onder de leeftijd van dertig jaar gebaat is met opheffen van sancties. De inflatie van 25%, een werkloosheid van meer dan 12%, dalende olieprijzen en achterstand in technische kennis, alsmede een steeds krachtiger oppositie tegen het huidig bewind, vormen een almaar nijpender probleem. De oplossing van die nationale problematiek is niet gebaat met een atoomwapen, maar wel met normalisering van betrekkingen. Een atoomwapen kan de nationale saamhorigheid en trots misschien ten goede komen, maar een politieke en economische verlies- en winstrekening zal zeer in het nadeel van het nucleaire wapen uitvallen. Een vraag is nog wel of Iran onverdeeld blij moet zijn met het afschaffen van het raketschild in Oost-Europa. Enerzijds zou Teheran blij moeten zijn nu het kennelijk niet meer als direct gevaar voor de Verenigde Staten gezien wordt. Maar dat schild leidde wel tot onmogelijke relaties

5


Artikelen

De terrorist als boemerang: antiterrorismebeleid en haar zelfondermijning Door Shivant Jhagroe

Sinds 11 september 2001 heeft het antiterrorismebeleid in landen als Nederland en de VS een enorme vlucht genomen. Talloze politieke en juridische mogelijkheden hebben ruimte geboden voor missies, operaties en beleidsmaatregelen in eigen land en in het buitenland. Eén van de meest pregnante exponenten hiervan is terrorismebestrijding in Afghanistan1. Vanuit een Westers perspectief zijn er voor dit Aziatisch land nobel ogende doelen geformuleerd. Echter de strijd tegen terroristen lijkt een gebed zonder eind. Ondanks debatten over militaire en diplomatieke strategieën, is er een onderliggende prangende vraag: waarom lijkt en blijkt het uitschakelen van terroristen veelal onbegonnen werk?

www.stichtingjason.nl

Dit artikel biedt voor deze vraag een alternatieve uitleg en betoogt dat de doelgroependefinities van antiterrorismebeleid2 contraproductieve gevolgen heeft. Om effectief en legitiem antiterrorismebeleid te voeren is de constructie van doelgroepen zoals ‘terroristen’, ‘burgers’ en ‘militairen’ noodzakelijk. Echter, de gehanteerde beleidssemantiek leidt tot een zelfondermijning van het beleid. Deze paradox zal worden geanalyseerd aan de hand van de werking van de beleidsdefinities ‘terroristen’, ‘burgers’ en ‘militairen’ en hun achterliggende essentialistische mensbeelden.

6

De beleidssemantiek nader beschouwd De afgelopen jaren hebben we via de massamedia het aantal slachtoffers en gewonden bij antiterroristische operaties in Afghanistan mogen meeturven. Interessant hierbij is de informatie over eventuele burgerslachtoffers. Er wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen de uitschakeling van ‘opstandelingen’ of ‘terroristen’ enerzijds en het vallen van ‘burgerslachtoffers’ anderzijds. In twee recente voorbeeldpassages uit Nederlandse krantenartikelen komt dit onderscheid treffend naar voren:

“Farrell [Britse journalist, SJ] werd met zijn tolk Sultan Munadi ontvoerd toen zij de plaats bezochten waar Amerikaanse vliegtuigen in opdracht van Duitse militairen vrijdag twee gekaapte tankwagens bombardeerden. Daarbij zijn vermoedelijk tientallen burgers omgekomen, naast tientallen Taliban.”4 “Bij een bombardement door de NAVO-troepenmacht ISAF in de Noord-Afghaanse provincie Kunduz zijn vanmorgen vermoedelijk negentig doden gevallen. Er zijn tegenstrijdige berichten over burgerslachtoffers.”5 In het eerste bericht worden naast ‘burgers’ ook tientallen ‘Taliban’ geteld. Dit vooronderstelt het onderscheid tussen ‘burgers’ en ‘niet-burgers’. Wellicht nog opvallender is het tweede bericht, omdat hier eigenlijk impliciet wordt erkend dat er een vaag en subjectief onderscheid bestaat tussen ‘burgerslachtoffers’ en ‘nietburgerslachtoffers’. Dezelfde logica wordt ook gehanteerd door de Nederlandse staat. In een kamerstuk van 17 juni 2009 over de stand van zaken in Afghanistan, maakt het ministerie van Defensie onderscheid tussen ‘burgerslachtoffers’ en ‘de

JASON Magazine * Jaargang 35

opstandelingen’6. Dit onderscheid wordt overigens niet alleen gemaakt door de Nederlandse staat, we kunnen dit vinden in vrijwel alle antiterrorismestrategieën van Westerse landen (VS, GrootBrittannië, Duitsland) en niet-westerse landen (Pakistan, Indonesië). Al deze landen hebben sinds enkele jaren een sterke nadruk gelegd op het uitschakelen van ‘terroristen’ via antiterrorismebeleid. De logische vooronderstellingen van antiterrorismebeleid De belangrijkste voorwaarde voor dergelijke militaire strategieën en operaties is een solide politiek-juridische basis. Deze fundamenten zijn in de afgelopen jaren in veel landen door de politiek gelegd. Op het gebied van internationale terrorismebestrijding willen staten eventuele risico’s op terroristische aanslagen wegnemen. Opvallend is dat dit in combinatie dient te gaan met het stimuleren van democratische, economische en liberaalhumanistische ontwikkelingen. Volgens Slavoj Žižek (2005) zijn er tegenwoordig twee legitimeringen voor staten om oorlog te voeren in de strijd tegen terrorisme. Ten eerste kan oorlog als legitiem worden gezien als minstens één van de Westerse mogendheden of -


Artikelen

allianties wordt aangevallen. Ten tweede is militaire interventie gelegitimeerd als er etnische en religieuze onderdrukking of conflicten plaatsvinden in de wereld7. Terrorismebestrijding wordt gelegitimeerd in de breedst mogelijke zin: (1) in naam van (in-) directe zelfverdediging; en (2) om liberaalhumanitaire redenen. Ondanks een sceptische houding van sommige politieke partijen kan op basis hiervan brede politieke steun worden gegenereerd voor een militaire interventie. Linkse partijen legitimeren dit op grond van liberaalhumanitaire doelen en rechtse partijen identificeren zich met het recht op zelfverdediging. Een belangrijke beleidsimplicatie van deze politiek-juridische redenering is dat degenen die liberaalhumanitaire grenzen overschrijden (bijvoorbeeld door vrouwen te onderdrukken), een centrale beleidsdoelgroep vormen. Een staat kan überhaupt weinig uitrichten zonder een doelgroep te hebben gedefinieerd zoals ‘gehandicapten’, ‘mensen met overgewicht’, ‘illegalen’, ‘werklozen’, ‘criminelen’, ‘graaiers’ of ‘alle Nederlanders’. Het Amerikaanse ministerie van Defensie expliciteert bijvoorbeeld dat het doel van de USFOR in Afghanistan is “to defeat terrorist networks and insurgents”, omdat dit zou bijdragen aan “economic development for the people of Afghanistan.” Ook het Nederlandse Afghanistanbeleid kent – in de zogenoemde 3D-strategie (Development, Diplomacy and Defence) - een onderscheid tussen ‘Talibanstrijders’ en (de hearts and minds van) de ‘burgerbevolking’.9

Drie figuren achter antiterrorismebeleid: homo sacer, homo sanctus en homo iuguolo Voordat we het contraproductieve

Een dergelijke logica zien we ook binnen antiterrorismebeleid. Er wordt een juridische ruimte gecreëerd binnen het recht om de ‘terrorist’ figuur buiten het recht te plaatsen. Hij verliest daarmee zijn burgerstatus waardoor het legitiem is deze ‘terrorist’ uit te schakelen13. En zoals de homo sacer geen religieuze offerwaarde had, kan de ‘terrorist’ als homo sacer in onze tijd niet worden opgeofferd voor de seculiere politieke theologie van democratie en mensenrechten. De Reformatie, de Renaissance en de Verlichting (15e tot en met de 18e eeuw) hebben voor een groot deel bijgedragen aan de verschuiving van het goddelijke in het religieuze, naar het heilige in de mens. Omdat de ‘terrorist’ een bedreiging zou vormen voor deze democratische (demos = volk) en humanistische (humanis = menselijk) idealen, bezit hij

JASON Magazine * Nummer 1 2010

geen ‘heilige’ betekenis. Daarom kan hij niet worden opgeofferd en mag hij wel worden gedood. ‘De burgerbevolking’ en ‘de militair’ kunnen daarentegen wel worden opgeofferd. De ‘burger’ is namelijk de tegenhanger van de ‘terrorist’, immers deze ‘burger’ dient beschermd en (economisch en democratisch) geholpen te worden. Het hoge offergehalte van deze ‘burgers’ zien we zelfs terug in de terminologie zodra ze sterven, namelijk als ‘burgerslachtoffers’. We kunnen dus voortbouwen op Agamben’s notie van de homo sacer. De ‘burger’ is namelijk een soort homo sanctus, als ‘heilige’ voor de liberaalhumanitaire beleidsdimensie14. Daarom kan deze figuur wel worden opgeofferd en mag dus niet worden gedood. De ‘militair’ heeft een opvallende dubbelrol als homo sanctus èn homo sacer. Enerzijds heeft deze figuur een zekere offerwaarde, immers hij vecht voor bovengenoemde idealen. Anderzijds hoort een eventuele uitschakeling van deze ‘militair’ nu eenmaal bij zijn beroep. De ambiguïteit van de ‘militair’ als een soort homo iuguolo (degene die doodt) is dus dat hij tegelijkertijd niet en ook weer wel kan worden opgeofferd en mag daarom zowel niet als wel worden gedood15. De scheidslijnen tussen en de constructie van de figuren ‘terrorist’, ‘burger’ en ‘militair’, lijken beleidspolitiek gezien noodzakelijk en uiterst nuttig. Echter, de wat instabiele posities van deze drie figuren achter antiterrorismebeleid, komen in de weerbarstige praktijk onmiskenbaar tot uiting. Zelfondermijnend antiterrorismebeleid Het uitschakelen van ‘terroristische elementen’ is een politiek doel dat ‘op de grond’ wordt uitgevoerd, maar lijkt en blijkt een utopisch doel. De afgelopen jaren hebben we namelijk gezien dat de haalbaarheid en legitimiteit van de missie in Afghanistan in toenemende mate ter discussie wordt gesteld. Naast het verzet in Afghanistan zelf, lijkt de steun voor de missie vanuit het parlement, de media en de samenleving ook af te kalven. Niet alleen in Nederland is er kritiek, ook in landen als de Verenigde Staten en Duitsland worden grote vraagtekens gezet bij terrorismebestrijding in Afghanistan. De tragiek van antiterrorismebeleid is dat 2009 zowel het dodelijkste jaar is voor

www.stichtingjason.nl

Hieruit kan worden opgemaakt dat er drie centrale beleidsgroepen bij terrorismebestrijding in Afghanistan worden geconstrueerd, te weten ‘terroristen’10, ‘burgers’, maar ook ‘militairen’ (die onder NAVO-vlag opereren). De politieke verwachting is namelijk dat ‘militairen’ de ‘terroristen’ actief opsporen en doden om zo de terroristische dreiging te minimaliseren, vooral voor de ‘burgerbevolking’. Tegelijk helpen ze deze ‘burgers’ via het zogenoemde opbouwwerk. Dit zou het uit te voeren antiterrorismebeleid effectief, legitiem en volkomen logisch maken.

karakter van antiterrorismebeleid kunnen beschouwen dienen we de noodzakelijke constructie van de ‘terrorist’, de ‘militair’ en de ‘burger’ nader te bekijken. Hiervoor is Giorgio Agamben’s analyse van de homo sacer zeer toepasselijk11. Volgens Agamben werd er ten tijde van dreiging of misdaad in het Romeinse Rijk een uitzonderingstoestand uitgeroepen. Hierin kreeg de vijandige figuur, de homo sacer, een juridische status zonder civiele rechten. Tevens was hij vervloekt en bezat geen offerwaarde meer voor de goden. Het leven van deze homo sacer viel dus eigenlijk buiten het juridische en het goddelijke. Het opmerkelijke van zijn situatie was deze dubbele uitsluiting en de hiermee gepaard gaande legitimering van geweld. Het doden van de homo sacer was namelijk door iedereen geoorloofd, zonder sanctie of vervolging. Omdat deze figuur zich binnen het recht als rechteloos wordt beschouwd, is hier sprake van een paradoxale positie. Parallel hieraan bevindt de homo sacer zich binnen de maatschappij als bedreiging en tegelijkertijd buiten deze maatschappij als vijand12. Hij bevindt zich in een min of meer vergelijkbare positie als een voetbalspeler die tijdens een wedstrijd buitenspel staat. Want hoewel de speler enerzijds onderdeel uitmaakt van het spel tijdens het buitenspel staan, is hij anderzijds ook niet betrokken bij het spel vanwege diezelfde buitenspelpositie. Om buitenspel te staan, moet de speler dus tegelijk binnen en buiten het spel staat.

7


Artikelen

www.stichtingjason.nl

‘militairen’ in Afghanistan tot nu toe16, als het jaar is waarin de ‘Taliban’ steeds meer terrein lijken te winnen.

8

Beleidsdefinities als excluderend mechanisme Het antiterrorismebeleid is contraproductief omdat de definities van de onderscheiden doelgroepen een excluderende werking tot gevolg heeft. De doelgroepen worden namelijk geconstrueerd vanuit de vooronderstelling dat deze figuren volledig zouden samenvallen met hun ‘mens-zijn’. Vrijwel elke definiëring van ‘mensen’ (bijvoorbeeld ‘schrijvers’, ‘vrienden’ of ‘bakkers’) is een inclusie van sommige aspecten die blind is voor andere aspecten. Voor de ‘klanten’ van een ‘bakker’ betekent deze ‘mens’ (als ‘bakker’) bijvoorbeeld iets totaal anders dan voor een ‘vriend’ van dezelfde ‘mens’. Deze ‘bakker’ kan zijn ‘vriend’ gratis een brood aanbieden, tenzij er bijvoorbeeld andere ‘klanten’ in zijn winkel aanwezig zijn en deze ‘vriend’ ook als ‘klant’ wordt gedefinieerd. Immers, laatstgenoemde kan het brood niet zomaar kosteloos aannemen. Zo excludeert het ‘vriend-zijn’ het

‘klant-zijn’ en andersom. ‘Mensen’ hebben zo meerdere sociale rollen tegelijk, ‘muziekliefhebbers’, ‘klanten’, ‘rechtssubjecten’, ‘werknemers’, ‘familieleden’ en/of ‘geliefden’. Staten (of supranationale instellingen) reduceren deze complexiteit door te focussen op datgene wat logischerwijs correspondeert met hun politieke doelen. Voor antiterrorismebeleid worden ‘mensen’ als fysieke lichamen zo gereduceerd tot ‘terroristen’, ‘burgers’ of ‘militairen’. Dit reductionisme binnen antiterrorismebeleid is de bron van haar zelfondermijning, omdat het ogenschijnlijk beleidsirrelevante zeer relevant wordt. Van homo sanctus tot homo sacer in Afghanistan De ‘burgerbevolking’ in Afghanistan zijn ‘burgers’ voor het antiterrorismebeleid van bijvoorbeeld ISAF, Nederland, VS of het Karzai-regime. Echter, dit perspectief sluit uit dat ‘burgers’ ook andere aspecten bezitten (als ‘partner’, ‘familielid’ of ‘talentvolle voetballer uit de buurt’). Deze ‘burgers’ kunnen preventief uit bed worden gelicht, of familie of vrienden kunnen

JASON Magazine * Jaargang 35

‘per ongeluk’ worden opgeofferd en tot ‘burgerslachtoffers’ worden ‘gepromoveerd’. Ook kunnen huizen van onschuldige ‘burgers’ in puin veranderen als collateral damage. Dergelijke (veel voorkomende) acties leiden tot een groeiend verzet en opstand bij ‘de burgerbevolking’ tegen ‘de bevrijdende militairen’. Op dezelfde wijze kan de uitschakeling van ‘terroristen’ voor ‘familieleden’ of ‘vrienden’ van deze ‘terrorist’ (eventueel als ‘vrijheidsstrijder’) resulteren in groeiend verzet. Het doden van ‘terroristen’ is dus de directe uitschakeling van een scala aan andere aspecten of sociale rollen. De uitschakeling van de figuren ‘burgers’ en ‘terroristen’ betekent voor het beleid een toename van ‘mensen’ met terroristische neigingen. Er zullen steeds meer ‘mensen’ als ‘terroristen’ worden gedefinieerd. De homo sanctus transformeert hier, door toedoen van de homo iuguolo, tot een homo sacer. Zo verwordt het offeren van ‘burgers’ en uitschakelen van ‘terroristen’ een contraproductieve beleidsactiviteit.


Artikelen

Van homo iuguolo tot homo sanctus in het Westen Eenzelfde dynamiek vinden we in Westerse landen. De laatste tijd vermindert de politieke steun in diverse NAVO-landen. De groei van ‘terroristische elementen’, inherent aan antiterrorismebeleid, noopt tot de inzet van meer ‘militairen’ en de daaraan verbonden kostenstijging. In de binnenlandse politiek leidt dit ertoe dat in toenemende mate vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van het optreden. De oorlog wordt in deze zin niet verloren op het slagveld maar (in het antiterrorismebeleid zelf en daarmee) binnen de nationale politiek. Hiernaast speelt een tweede zelfondermijnende factor mee, namelijk de beleidsreductie van ‘mensen’ tot ‘militairen’. Op het moment dat er ‘militairen’ sneuvelen, zien we dat er kritische reacties komen uit de media en de politiek. Een opmerkelijk voorbeeld is dat de Canadese staat wil dat de media minder aandacht besteden aan omgekomen ‘militairen’ in Afghanistan en het halfstok laten hangen van de nationale vlag verbiedt17. De reden dat de staat op deze wijze handelt is dat ‘niet-militaire’ aspecten van ‘militairen’ niet mogen worden blootgelegd. Want op de manier waarop het uitschakelen van de ‘terrorist’ en de ‘burger’ het uitschakelen is van veel meer, is het sneuvelen van de ‘militair’ ook het

sneuvelen van een ‘zoon’, ‘dochter’, ‘collega’, ‘vriend’ en/of ‘Nederlander’. Op het politieke niveau wordt een omgekomen ‘militair’ vaak gelegitimeerd vanuit een homo sacer-logica, immers er kunnen nu eenmaal ‘militairen’ sneuvelen. Echter, hoe meer ‘militairen’ er worden uitgeschakeld, hoe meer weerstand er ontstaat. Op dat moment worden ‘niet-militaire’, ‘heilige’ en ‘menselijke’ aspecten relevant en is er sprake van een offer. De homo iuguolo transformeert binnen de nationale context dus tot een homo sanctus. Deze offers slaan dan logischerwijs om in kritiek door politieke partijen en de media, waardoor het beleid onder druk komt te staan (in Nederland specifiek door het Srebrenica-verleden). Het antiterrorismebeleid is op dit punt dus wederom contraproductief. Het resulteert namelijk tot datgene waar de verantwoordelijken en ontwerpers van antiterrorismebeleid niet op zitten te wachten: een groeiend verzet in de politiek en onder de bevolking. Een heilige boemerang? We zien dat terrorismebestrijding in Afghanistan paradoxale gevolgen heeft. De beleidspolitieke grondvraag luidt: wie definiëren we als ‘nietburgers’ tegenover ‘burgers’? Maar met deze beleidslogica gaan zelfondermijnende effecten gepaard. Dit alles biedt een cynisch vooruitzicht

want hoe harder wordt vastgehouden aan deze beleidssemantiek, hoe contraproductiever het beleid zal zijn. Is er een uitweg mogelijk uit deze zelfgeorganiseerde negatieve feedback? Eén perspectief is het creatief omgaan met de paradoxale vraag: hoe includeer je aspecten die ondemocratisch lijken in een democratisch systeem? Wat in elk geval weinig vruchtbaar blijkt, is spreken en denken in termen van ‘terroristen’ en ‘burgerslachtoffers’. Een eventueel geherdefinieerde focus van Afghanistan naar andere delen in de wereld, zoals Pakistan – omdat het internationale terrorisme nationale grenzen zou overschrijden – zou niks veranderen aan deze beleidssemantiek. Een politiek pijnlijke vraag die hieruit volgt is dan ook: hoeveel zijn wij bereid op te offeren van ons recht op zelfverdediging en onze democratische en liberaalhumanitaire idealen? Shivant Jhagroe MSc is bestuurskundige en als wetenschappelijk docent verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Noten: 5. Bron: ‘Bloedbad bij luchtaanval Afghanistan’, NRC, 4 september 2009. 6. Bron: Nederlandse ministerie van Defensie. Stand van zaken Afghanistan. http://www.defensie.nl/missies/afghanistan/ wederopbouw. 7.Žižek, S. (2002). Welcome to the desert of the real. London: Verso. 8. Bron: Amerikaanse ministerie van Defensie. United States Central Command. http://www.centcom.mil/en/afghanistanmedia-information.html. 9. Bron: Nederlandse ministerie van Defensie. http://www.defensie.nl/missies/afghanistan/ wederopbouw. 10. Andere termen met dezelfde beleidsbetekenis als ‘terroristen’ zijn: ‘insurgents’, ‘Taliban’, ‘moslimstrijders’ of ‘verzetstrijders’. 11. Agamben, G. (1998). Homo Sacer: Sovereign Power and Bare Life. Stanford, CA: Stanford University Press.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

12. Moderne exemplarische varianten hiervan zijn de Joodse inwoners van Nazi-Duitsland, maar ook pedofielen of illegale vluchtelingen. 13. Vergelijk de recentelijk geconstrueerde Somalische ‘piraten’. 14. Ondanks verschillen van burgerschap tussen Afghanistan en Nederlander, zijn ‘burgers’ in het Westen uiteraard ook sacraal, omdat deze ook diametraal tegenover ‘de terrorist’ staan, als (stilzwijgende) dragers van liberaalhumanitaire idealen. 15. Hier kan (anders dan bij Agamben) niet iedereen de homo sacer straffeloos doden, enkel deze homo iuguolo. Willekeurige mensen zonder militaire status zouden rechtsconsequenties ervaren voor het doden van een ‘terrorist’. 17. Zie iCasualities.org. 18. Bron: ‘Canada verdoezelt z’n dode soldaten’, NRC, 26 april 2006.

www.stichtingjason.nl

1. Equivalente Engelstalige benamingen die gehanteerd worden zijn War on Terror en de onlangs geïntroduceerde Overseas Contingency Operation. 2. In dit artikel ga ik niet uit van het antiterrorismebeleid van één specifieke staat. Omdat het ons gaat om de (algemene) contraproductieve logica van het uitschakelen van ‘terroristen’, wordt ‘antiterrorismebeleid’ hier als volgt gedefinieerd: het handelen van soevereine staten en/of supranationale entiteiten gericht op het uitschakelen van ‘terroristen’, zoals gedefinieerd door deze staten of entiteiten zelf. Hierbij kan worden gedacht aan Nederland, de VS, VK, maar ook de NAVO. 3. Dergelijke berichten zien we terug in het gehele medialandschap omdat ze vaak afkomstig zijn van de grote persbureaus zoals AP en Reuters. 4. Bron: ‘Bevrijdingsactie Kunduz: 5 doden’, NRC, 9 september 2009.

9


Artikelen

Olympische lobby voor vrede Door Paul Steens

Het streven van de Olympische Beweging naar het wereldwijd staken van gewelddadige conflicten voor de duur van de Olympische Spelen is het laatste decennium onder druk komen te staan. Toch moet het Internationaal Olympisch Comité (IOC) zich blijven inzetten voor mondiale vrede tijdens de Spelen. Deze non-gouvernementele sportorganisatie heeft in het verleden getoond in staat te zijn diplomatieke doorbraken te forceren. De Olympische Spelen in Vancouver zijn daarvoor een nieuwe kans.

www.stichtingjason.nl

In de nacht van 7 op 8 augustus 2008 sloeg op de Kaukasus de vlam in de pan. Na maanden van oplopende spanningen in de regio startte het Georgische leger een offensief tegen Russische opstandelingen in ZuidOssetië. Het Russische leger sloeg de aanval van Georgië af en militairen drongen diep het land binnen, om hun tanks net voor de Georgische hoofdstad Tbilisi tot stilstand te brengen.

10

Luttele uren na het begin van de gewelddadigheden in Georgië werden in het Bird’s Nest in Peking de Olympische Spelen geopend. Niet eerder was er op de openingsdag van de Spelen een oorlog begonnen. Van de kant van het IOC bleef het echter opmerkelijk stil. Een veroordeling van het Georgische conflict bleef uit. Een woordvoerder sprak slechts over een ‘trieste realiteit’.1 Deze terughoudendheid was een duidelijke breuk met de proactieve opstelling van het IOC in de jaren negentig, toen het zich actief inzette voor het bewerkstelligen van een wereldwijd staken van conflicten voor de duur van de Spelen. In 1994 reisde een delegatie van het IOC tijdens de Olympische Spelen in Lillehammer naar Sarajevo. Hier werd getracht om de belegering van de stad door Servische troepen te stoppen. In 1998 droeg een stevige lobby vanuit het IOC er toe bij dat een Amerikaanse luchtaanval tijdens de

Spelen op Irak werd afgewend. In de aanloop naar de Olympische Spelen van Sydney in 2000 bemiddelden vertegenwoordigers van de Olympische Beweging in het conflict tussen Noorden Zuid-Korea, resulterend in deelname van de twee landen onder dezelfde vlag in Sydney. Ekecheiria Het vredesideaal is sterk verankerd in de Olympische Beweging. Pierre de Coubertin, de bedenker van de moderne Olympische Spelen, koesterde de overtuiging dat internationale sportcompetities gebruikt moesten worden om vrede te bewerkstelligen. In sport zag hij de belangrijkste vredestichter.2 Coubertin riep sportmensen op om zich in te zetten als ambassadeurs van de vrede.3 Het vredesideaal is nog altijd opgenomen in het Olympic Charter, het handvest van het IOC. Een van de zogenaamde ‘Fundamental Principles’ verwijst naar het onderwerp vrede en het stichten van vrede.4 De Olympische Beweging wil door middel van sport een meer vreedzame en betere wereld creëren en is ervan overtuigd dat sport een rol kan spelen in het oplossen van conflicten. Aan het begin van de jaren negentig werd het streven naar vrede geconcretiseerd. Op aandringen van de toenmalige voorzitter Juan Antonio Samaranch begon het IOC

JASON Magazine * Jaargang 35

een internationale lobby waarmee het aandrong op een wereldwijde wapenstilstand voor de duur van de Olympische Spelen. Hiermee greep Samaranch terug op het concept van de Ekecheiria, zoals dat werd toegepast door de Grieken in de klassieke oudheid. Vanaf achthonderd voor Christus werd elke vier jaar, als de Olympische Spelen werden georganiseerd, een staakthet-vuren overeengekomen. Vanuit Olympia reisden boodschappers naar de verschillende uithoeken van Griekenland om een wapenstilstand af te kondigen, waarna vijandigheden tussen Griekse stadstaten voor een korte periode werden gestaakt.5 Het doel van de overeenkomst was niet om een einde te maken aan oorlogen. De bedoeling was om verstoring van de spelen tegen te gaan. De tijdelijke vrede maakte het voor atleten, pelgrims en bezoekers mogelijk om veilig naar en van Olympia te reizen.6 Dit gebruik hield twaalf eeuwen stand en gedurende deze periode werd het staakt-het-vuren nauwelijks geschonden.7 Teruglopende steun Voorafgaand aan de winterspelen van Lillehammer in 1994 slaagde het IOC erin om de Ekecheiria op de internationale politieke agenda te krijgen. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties roept sindsdien voor elke zomer- en winterspelen op


Artikelen

tot het in acht nemen van de Olympic Truce. Aanvankelijk ging het hierbij daadwerkelijk om een staakt-het-vuren, beginnend op de zevende dag voor de opening tot de zevende dag na sluiting van de Olympische Spelen.8 De interpretatie van de Olympische wapenstilstand veranderde echter drastisch in 2001. Enkele maanden na de aanslagen van 11 september en de daaropvolgende invasie van de Amerikanen in Afghanistan werden in Salt Lake City de winterspelen georganiseerd. De Amerikaanse regering weigerde als organiserend land een VN-resolutie voor te dragen waarin het opriep tot een volledige wapenstilstand voor de duur van de Spelen. Als compromis werd besloten in de resolutie niet langer te spreken over een volledig staakt-het-vuren, maar van ‘Ensuring the safe passage and participation of athletes at the Games.9

aan haar idealen verplicht om bij die gelegenheid een boodschap voor de vrede de wereld in te sturen.

Paul Steens studeerde politicologie aan de Universiteit Leiden en is thans werkzaam als journalist.

1. Karolos Grohmann - OlympicsIOC says Russia-Georgia conflict "a sad reality" Reuters 9 augustus 2008 2. Hoberman, J. (1986), The Olympic Crisis, New Rochelle, Caratzas Publisher Co. 1986: 33-34 3. Quanz, D.R. (1993), ‘Civic Pacifism and Sports-Based Internationalism: Framework for the Founding of the International Olympic Committee’, OLYMPIKA: The International Journal of Olympic Studies, 2(1), ppQuanz, 1993: 11-14 4. Olympic Charter: 9 5. Mandell, R.D. (1984), Sport a Cultural History, New York, Columbia University Press, p. 46 6. Finley, M.I. and Pleket, H.W. (1976), The Olympic Games : the first thousand years, London, Chatto and Windus, pp. 98-100 7. Hoberman, 1986: 5 8. UNGA/Res 48/11. 25 oktober 1993 9. UNGA/Res 56/75, 10 januari 2002

www.stichtingjason.nl

Die minder verstrekkende formulering is sindsdien telkens gebruikt. De Olympische Beweging heeft als direct gevolg daarvan een terugtrekkende beweging gemaakt. Zichtbare initiatieven als in 1994, 1998 en 2000 worden niet meer ondernomen. De start van de Georgische oorlog op de dag dat de Olympische Spelen in Peking van start gingen, was een bevestiging van teruglopende internationale politieke steun voor een ideaal dat aanvankelijk met veel enthousiasme werd ontvangen.

Invloedrijke speler Juist stevige ambities, zoals die direct na de lancering van de moderne Olympic Truce-gedachte door de Olympische Beweging werden geformuleerd, zijn nodig om de vredesidealen te realiseren. De Olympische Beweging beschikt over unieke kenmerken die het tot een invloedrijke speler maakt op het internationale diplomatieke podium. In een tijd waarin conflicten zich in toenemende mate niet tussen staten, maar binnen staten afspelen, is voor de Olympische Beweging een belangrijke bemiddelende rol weggelegd. De Olympische Beweging is niet gebonden aan staten of de belangen van staten, maar samengesteld uit internationale sportbonden en nationale federaties. Leden van het IOC, het hoogste orgaan binnen de Olympische Beweging, vertegenwoordigen niet hun land, maar fungeren juist als vertegenwoordigers van de Olympische idealen. Dit maakt het mogelijk om zowel op interstatelijk niveau als binnen staten te opereren. De universele idealen die de beweging nastreeft in combinatie met de globale aantrekkingskracht van sport maken van de Olympische Spelen een forum voor vrede. In Vancouver worden op 12 februari de Olympische winterspelen geopend. Het ligt niet voor de hand dat op die dag een wereldwijde vrede wordt bewerkstelligd. De Olympische Beweging is het

JASON Magazine * Nummer 1 2010

11


Artikelen

Elke stap telt: het eerste land zonder leger Door Miranda Geelhoed

Artikel 12 van de grondwet van Costa Rica stelt: “The Army as a permanent institution is abolished. There shall be the necessary police forces for surveillance and the preservation of the public order.

www.stichtingjason.nl

Military forces may only be organized under a continental agreement or for the national defense; in either case, they shall always be subordinate to the civil power: they may not deliberate or make statements or representations individually or collectively.”1

12

Recente geschiedenis Na de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog werden de Verenigde Naties opgericht, met als primair doel het handhaven van de internationale vrede en veiligheid.2 Ook Costa Rica sloot zich aan bij deze internationale organisatie op 11 november 1945.3 In 1948 zou de vrede in Costa Rica echter van binnenuit verstoord worden nadat jarenlange spanningen tussen de Nationaal Republikeinse Partij en de Sociaal Democratische oppositiepartij tot een hoogtepunt kwamen bij de verkiezingen van 1948. Deze werden gewonnen door oppositieleider Otilio Ulate, maar onder invloed van de Republikeinse presidentskandidaat Calderón verklaarde de toenmalige republikeinse regering de verkiezing nietig, omdat deze door fraude zou zijn gewonnen. José Figueres Ferrer, een geleerde koffieboer en de oprichter van de Democratische Partij, had zich al eerder fel uitgesproken tegen de Nationaal Republikeinse Partij en vond de nietigverklaring onacceptabel. Figueres achtte militair ingrijpen daarom noodzakelijk en verzamelde zijn strijdkrachten op zijn boerderij ‘La Lucha Sin Fin’.4 De zittende president Teodoro Picado Michalski maakte het Figueres even moeilijk, maar zag al snel in dat de koffieboer in een betere positie was. De revolutie zag na vierenveertig dagen al zijn einde. Hoewel de revolutie, waarin ongeveer

tweeduizend mensen het leven lieten, relatief kleinschalig was gebleken, heeft zij verstrekkende gevolgen gehad voor het land.5 Na de revolutie stond Figueres op als hoofd van de junta en voerde hij als voorlopig president een aantal ingrijpende veranderingen door. Op 1 december 1948, enkele dagen voordat de Algemene Vergadering de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens zou aannemen, zou zijn meest revolutionaire hervorming rechtskracht krijgen. Op deze historische dag schafte Figueres het Costaricaanse leger af, en maakte het land daarmee het eerste land ter wereld dat zich van zijn permanente militaire krachten zou ontdoen. In een symbolische ceremonie in het Cuartel Bellavista, de voormalige legerkazerne, sloeg hij een stuk van de muur van de kazerne af met een hamer. Het leger was niet langer. Zijn hervorming zou hij later motiveren met de woorden: “Las victorias militares por si solas valen poco. Lo que sobre ellas se construye es lo que importa”6, wat zoveel betekent als ‘De militaire overwinningen zijn op zichzelf van weinig betekenis. Datgene wat zij opbouwen is wat er toe doet’. Terugkijkend op de ontwikkelingen die hebben geleid tot het afschaffen van de krijgsmacht in Costa Rica, is het ironisch te noemen dat een gewapende opstand nodig was voor, en aan de JASON Magazine * Jaargang 35

basis lag van, het presidentschap van Figueres en de verwezenlijking van zijn pacifistische idealen. Doorwerking in het Costa Rica van nu De overige hervormingen die Figueres tijdens zijn voorlopige presidentschap door wist te voeren, waaronder de invoering van het vrouwenkiesrecht en het kiesrecht voor analfabeten, verschilden in wezen weinig van de hervormingen die de republikeinse presidentskandidaat Calderón ambieerde.7 Belangrijk was echter dat Figueres de vrijwel volledige en onvolwaardige steun genoot van de Ticos (zoals Costaricanen zichzelf doorgaans noemen). Na de machtsoverdracht van Figueres aan Ulate, zou het afschaffen van het leger een gecodificeerde plek verwerven in artikel 12 van de Costaricaanse Constitutie van 1949. Met enkele aanpassingen in 2003 is deze constitutie nog steeds van kracht. Costa Rica is daarmee het enige land ter wereld dat de ban op het leger in haar Grondwet heeft opgenomen.8,9 Tegenwoordig is Costa Rica een welvarend land; zeker in vergelijking met andere Midden-Amerikaanse staten is te zien dat Costa Rica sterk ontwikkeld is. Zo kan maar liefst 94.9% van de bevolking boven de 15 jaar lezen en schrijven, tegenover 67.5% in buurland Nicaragua. Rond de 5%


Artikelen

Costa Ricaanse levenswijsheid: “De beste erfenis die wij onze kinderen kunnen geven is liefde, wijsheid en een goed geplante boom”. Onverenigbaar met een politiek van geweld. (Foto: M. Geelhoed, La Catarata de la Fortuna)

Er lijkt geen twijfel over te bestaan dat Costa Rica het erg goed doet. De vraag is echter in hoeverre dit succes kan worden toegerekend aan het afschaffen van het leger, alsook aan overige hervormingen die voortvloeien uit de revolutie van 1948. De conclusie is al snel getrokken dat de algemene hervormingen van Figueres zeker in grote mate hebben bijgedragen aan de hoge levensstandaard van de gemiddelde Costaricaan. In de eerste

helft van de 20e eeuw was Costa Rica in sommige opzichten al op de goede weg, maar ontbrak er nog veel om van een welvarende democratie te spreken. De bevolking was voor het grootste gedeelte analfabeet en vele Ticos leefden onder de armoedegrens. Veel rechten waren beperkt tot bepaalde bevolkingsgroepen; zo kon de negroïde bevolking niet de Costaricaanse nationaliteit krijgen en hadden vrouwen geen stemrecht. Ook leverden de ‘mislukte’ verkiezingen van 1948 het bewijs dat er zo af en toe nogal wat schortte aan de democratische legitimatie van de volksvertegenwoordiging. Het afschaffen van het leger heeft in die zin bijgedragen aan de grote veranderingen in het land. Het geld dat normaal bestemd was voor defensie kon nu aan andere doeleinden worden besteed, zoals de gezondheidszorg en onderwijs. De investeringen in deze gebieden hebben ertoe geleid dat de toegankelijkheid van de gezondheidszorg sterk is verbeterd en de kwaliteit van de publieke gezondheidszorg zich naar een hoog niveau is getild. Onderwijs is tot en met het vijfde jaar van de middelbare school gratis12 en daarmee is analfabetisme onder nieuwe generaties vrijwel verdwenen. Op symbolische wijze is de oude legerkazerne Cuartel Bellavista in 1948 tot publieke school omgevormd, maar tegenwoordig dient het gebouw JASON Magazine * Nummer 1 2010

als nationaal museum. Belangrijk is ook dat sinds het afschaffen van het leger Costa Rica geen burgeroorlogen meer heeft gekend, in een regio waar interne conflicten aan de orde van de dag zijn. De steun van de Verenigde Staten heeft er verder aan bijgedragen dat Costa Rica zich op veel gebieden goed heeft kunnen ontwikkelen. Al tijdens de revolutie van 1948 verkoos de VS onder president Truman de idealen van Figueres boven die van de regering en stond het daarmee ferm achter het grootste gedeelte van de Costaricaanse bevolking. Tegenwoordig is het bondgenootschap tussen de twee staten sterk en in het hypothetische geval dat Costa Rica zou worden aangevallen, kan zij rekenen op de steun van de grootmacht. Echter is Costa Rica voor haar vrede niet geheel afhankelijk van buitenlandse strijdkrachten. Zoals in artikel 12 is opgenomen, slaat de ban slechts op het permanente leger en kent het land nog steeds een kleine politiemacht en een nationale garde die voor rechtshandhaving en vredesoperaties kunnen worden ingezet. Tot nu toe heeft Costa Rica haar internationale problemen op een vreedzame wijze kunnen oplossen. Zo koos het land er in juli van dit jaar voor om een conflict met Nicaragua voor te leggen aan het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.13

www.stichtingjason.nl

van het Bruto Nationaal Product wordt uitgegeven aan onderwijs, vergeleken met een magere 2.6% in Guatemala en 3.8% in buurland Panama. Slechts 16% van de Ticos leeft onder de armoedegrens, tegenover meer dan de helft van de bevolking in Honduras. Maar ook Latijns-Amerikaanse grootmachten kunnen in verscheidene opzichten het kleine Costa Rica niet bijbenen. Zo ligt de levensverwachting bij geboorte in Costa Rica op 77.58 jaar, waar men in Brazilië gemiddeld 72 jaar oud wordt. Een andere indicatie van de sterk ontwikkelde gezondheidszorg in Costa Rica is het zuigelingensterftecijfer, dat op 8.77 per 1000 levendgeborenen ligt, vergeleken met 11.44 in Argentinië10. Als klap op de vuurpijl komt Costa Rica in een vergelijkende studie van welvaart tussen 104 landen11 uit op plaats 32, en is het daarmee het hoogst gekwalificeerde land in Latijns-Amerika.

13


Artikelen

leger is dus zeker geen garantie voor welvaart. Geen utopie Maar Costa Rica zelf kent ook haar problemen, en hoewel welvarend en vooruitstrevend, is het nog ver van het welvaarts- en ontwikkelingsniveau als in het Westen. Wellicht dat dit er ook aan bijdraagt dat een vreedzaam initiatief van een land als Costa Rica niet echt op waarde wordt geschat in deze wereld. Een wonderlijke wereld waar de Nobelprijs voor de Vrede wordt uitgereikt aan de leider van de enige overgebleven militaire superstaat, die momenteel zelf betrokken is in twee oorlogen. Is echte vrede dan werkelijk zo onhaalbaar? En moet het afschaffen van een leger door landen als Costa Rica enkel als naïef worden gekwalificeerd?

www.stichtingjason.nl

Geen garantie voor succes De omstandigheden destijds en de mentaliteit van de Ticos hebben in grote mate bijgedragen aan het succes van nu. Dit komt goed naar voren indien we kijken naar een ander Midden-Amerikaanse land dat zonder leger vertoeft: Haïti. Dit eiland heeft in 1995 het leger ontbonden, omdat de voormalige president en dictator Aristide bang was voor een staatsgreep. Pas in 2006 werd in Haïti een nieuwe president gekozen, maar in de ruim veertien jaar heeft de ontbinding van het leger an sich niets goeds gebracht. Inmiddels maakt Haïti kleine stapjes vooruit met de opbouw van de staat en helpt de stabilisatiemissie van de VN (MINUSTAH) met het handhaven van de vrede en veiligheid. De cijfers spreken voor zich: een geschatte 80% van de Haïtianen leeft onder de armoedegrens. De ontbinding van een

14

Bij ontvangst van de Nobelprijs merkte Obama op dat het gebruik van strijdkrachten onder sommige omstandigheden niet alleen noodzakelijk, maar ook moreel te rechtvaardigen is. Tegelijkertijd stelt hij dat mensen zoals Martin Luther King Jr. en Gandhi, inspiratoren die streven naar het vreedzaam oplossen van problemen, niet louter als passief en naïef kunnen worden gekwalificeerd, en dat een geweldloze strategie zeker een morele kracht heeft.14 Het is daarom zeker niet onverstandig als het Westen ook om zich heen blijft kijken en kleine naties met grote ideeën zoals Costa Rica niet negeert. Dat wereldleiders internationale vrede vooralsnog onhaalbaar vinden, doet hier niet aan af. En dat verbeteringen in Costa Rica zelf in grote mate aan andere factoren dan het afschaffen van

het leger kunnen worden toegerekend, betekent niet dat het afschaffen een loze zet is geweest. Het is een stap van een kleine en moedige staat naar een vreedzame wereld en, hoewel idealistisch, kan zij zeker niet als naïef worden gekwalificeerd. In groter verband lijkt deze stap van Costa Rica heel goed verenigbaar met de doelstellingen uit het Handvest van de VN, waar het handhaven van internationale vrede als één van de belangrijkste doelstellingen naar voren komt.15 Het feit dat Costa Rica in het geval van een externe bedreiging noodzakelijkerwijs een beroep kan doen op de militair sterke noorderbuur is goed verenigbaar met haar beleid. Immers heeft in een wereld waar de meeste staten nog altijd beschikken over militaire krachten, elke staat het recht op zelfverdediging.16 De idealistische stap die Costa Rica heeft durven zetten, lijkt misschien een dooddoener in een wereld waarin militaire strijd niet is weg te denken, maar ruim een eeuw geleden leek het ook onmogelijk dat alle wereldleiders bijeen zouden komen om te spreken over internationale vrede en veiligheid. Misschien dat een wereld zonder strijdkrachten ooit geen utopie meer zijn. Costa Rica zal dan gezien worden als de staat die de eerste stap durfde te zetten, een voorbeeld voor de rest. Een stapje dichter naar vredesbeschaving toe. Miranda Geelhoed is eerstejaars student Rechten aan de Universiteit van Leiden.

Noten: 1. Origineel artikel: “Constitucion Politica de la Republica de Costa Rica de 1949. Artículo 12: Se proscribe el Ejército como institución permanente. Para la vigilancia y conservación del orden público, habrá las fuerzas de policía necesarias. Sólo por convenio continental o para la defensa nacional podrán organizarse fuerzas militares; unas y otras estarán siempre subordinadas al poder civil; no podrán deliberar, ni hacer manifestaciones o declaraciones en forma individual o colectiva.” 2. Artikel 1 lid 1 Handvest van de Verenigde Naties, 26/06/1945 3. List of UN member states, http://www.un.org/ 4. ‘La Lucha Sin Fin’: Spaans voor ‘De eindeloze strijd’.

5. ‘Costa Rica and the 1948 Revolution- Ethics of Development in a Global Environment Term Paper’, Christopher Michael Lorenz, 07/12/2001 6. José Figueres Ferrer, januari 1948 7. “Labor and the Costa Rican Revolution of 1948” D. LaWare 8. “Costa Rica’s history contains an unusual thread of decisions for peace” - http://www. gasummit.org/ 9. Er zijn meerdere landen die geen leger hebben, bijvoorbeeld IJsland, Panama en enkele kleine staatjes, maar deze hebben dit niet in hun Grondwet gecodificeerd. 10. CIA The World Factbook 11. The 2009 Legatum Prosperity Index

JASON Magazine * Jaargang 35

12. Handelswijzer Ambassade Koninkrijk der Nederlanden in Costa Rica 13. Case Concerning the Dispute Regarding Navigational and Related Rights (Costa Rica v. Nicaragua). International Court of Justice, Judgement, 13 July 2009 14. Nobelprijs voor de Vrede Speech , Barack Obama, 10/12/2009 15. Artikel 1 lid 1 Handvest van de Verenigde Naties, 26/06/1945 16. Artikel 51 Handvest van de Verenigde Naties, 26/06/1945


Artikelen

Geef Secretaris-Generaal Ban Ki-Moon een kans

Ter verdediging van nowhere man Ban

Door Ties Schelfhout September 2009 was de maand waarin de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) werd geopend, alsook de gelegenheid waarin het ‘Parlement van de Mensheid’ haar 64e zitting hield. Dit jaar houdt het ‘Parlement van de Mensheid’ haar 64e zitting. Tevens is de Zuid-Koreaan Ban Ki-Moon nu twee en een half jaar de hoogste ambtenaar, de SecretarisGeneraal (SG) van de VN. Tijd om de tussenbalans op te maken over zijn leidinggeven van het Secretariaat van de belangrijkste mondiale organisatie. Veel commentatoren zijn uiterst sceptisch over zijn functioneren: Ban zou onzichtbaar en zonder daadkracht zijn.1 Het is echter voorbarig om Ban Ki-Moon al af te schrijven, want zijn hervormingen zijn nog in volle gang. Zelfs op politiek vlak zou hij nog voor vuurwerk kunnen zorgen.

De kritiek op zijn functioneren is niet van de lucht. In de juli/augustus editie van het gezaghebbende Foreign Policy magazine stelt Jacob Heilbrunn dat Ban de VN irrelevant zou maken.2 Na een jaar zouden veel wereldleiders nog steeds niet weten wat zijn vooren achternaam is.3 In een gelekte memo schreef Mona Juul, een Noorse diplomate, dat Ban Ki-Moon op alle fronten aan het falen is.4 Adviseurs rond Hillary Clinton en haar permanente vertegenwoordiger Susan Rice zouden spreken van een one term SG. Op webblogs zoals het goed ingevoerde Inner City Press wordt, naast dagelijkse kritiek, al gespeculeerd over de opvolging.

Daarmee zou hij de organisatie op de belangrijkste onderwerpen irrelevant maken. In plaats van de VN te sturen op onderwerpen als klimaatverandering, internationaal terrorisme en de financiële crisis zou hij volgens Heilbrunn een toevallige toerist zijn die honoraire doctoraten verzamelt en vergeetbare speeches houdt. Als voorbeelden worden genoemd zijn passieve houding in het conflict tussen de Srilankaanse overheid en de Tamils, waarin sprake was van grootschalige mensenrechtenschendingen.8 Tijdens de financiële crisis wordt Ban Ki-Moon verweten niet genoeg op te komen voor de overige 172 lidstaten, hoofdzakelijk ontwikkelingslanden die niet tot de exclusieve G20 behoren. In algemene zin lijkt het erop of staten, Westerse media en nietgouvermentele organisaties de SG meer competenties toedichten dan is voorzien in het oprichtingsverdrag van de VN. Wellicht kan men stellen dat het goed lezen van het VN Handvest de hoge verwachtingen had kunnen temperen. De relevante bepalingen van zijn functie zijn vastgelegd in JASON Magazine * Nummer 1 2010

hoofdstuk XV van het VN-Handvest. Ingevolge artikel 97 heeft de SG als hoofdtaak om chief administrative officer te zijn van de organisatie.9 De voormalige VN Ambassadeur voor de VS, John Bolton, was hier zeer stellig in: de vorige Amerikaanse regering had geen behoefte aan een gepolitiseerde SG. Men beoogde een effectieve, stille bureaucraat die de VN kon gaan hervormen. Ban, die als oud-minister van Buitenlandse Zaken in Zuid-Korea op zijn departement de bijnaam ‘de Bureaucraat’ had, voldeed perfect aan de functieomschrijving. Ook China en Rusland zagen in Zuid-Koreaanse Ban Ki-Moon een acceptabele kandidaat. De traagheid van de Secretariaatshervormingen zijn slechts ten dele te wijten aan Ban. Zoals bij iedere internationale organisatie is de SG van de VN afhankelijk van de machtigste lidstaten. Dit blijkt uit de politiek-financiële sturing vanuit de vijf permanente lidstaten van de Veiligheidsraad (P5), maar er zijn ook vele posities binnen het Secretariaat die ‘van oudsher’ naar de meest invloedrijke lidstaten gaan. Zo gaat de hoogste post in het Departement van Vredesoperaties traditioneel naar een Fransman. De gevolgen voor de mobiliteit van werknemers in het Secretariaat zijn desastreus. In de eerdergenoemde toespraak in Turijn stelde Ban dat sommige mensen al meer dan 15 jaar

www.stichtingjason.nl

Het belangrijkste punt van kritiek vormt zijn gebrek aan leiderschap. Ban zou zich moeten richten op organisatorische hervormingen. Volgens critici komt hier weinig van terecht. Hij beloofde bij zijn aantreden transparantie maar geeft tot dusver de voorkeur om de media te woord te staan via persvoorlichters. Hij gaf aan vrijwillige financiële openheid van zijn naaste medewerkers te verlangen, iets waarin weinigen hem volgden; sommigen laten zich steunen door bijdragen van hun lidstaten.5 Tevens bestaat er een groot gat tussen de speeches waar de nadruk ligt op samenwerken en de woede-uitbarstingen richting zijn naaste medewerkers.6 In een recente speech

voor het hoger leidinggevend kader van de VN in Turijn laakte Ban de traagheid, verkokering en egoïstische praktijken binnen het VN Secretariaat. “I tried to lead by example. Nobody followed.” constateerde hij bitter.7

15


Artikelen

op dezelfde positie zaten. Samen met zijn omnipresente vice-chefstaf Kim lijken zijn invoering van een roulatiesysteem en een persoonlijk ontwikkelingsplan voorzichtige stapjes naar de professionalisering van de VN. De tweede belangrijke competentie van een Secretaris-Generaal is politieker van aard. Zo kan hij op grond van artikel 99 van het Handvest onderwerpen agenderen bij de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering, en daarnaast goede diensten aanbieden. Het was onder oud-SG Annan een aanname geworden dat de SG pro-actief uiting gaf aan de mening van de wereld.10 De voorganger van Ban nam dergelijke interventies als vanzelfsprekend bij de functie, en probeerde die rol te verankeren. Annan stelde zelf in zoveel woorden, dat:

www.stichtingjason.nl

“the United Nations has almost certainly prevented many wars by using the Secretary-General’s “ good offices” to help resolve conflicts peacefully. And over the past 15 years, more civil wars have ended through mediation than in the previous two centuries, in large part because the United Nations provided leadership, opportunities for negotiation, strategic coordination and the resources to implement peace agreements.”11

16

Met dit statement had Kofi Annan wellicht iets weg van het teveel belovende collegelid. Het is zeker niet waar dat de huidige SecretarisGeneraal zich heeft teruggetrokken in de bemiddelingssector, zoals blijkt uit zijn recente bezoeken aan Myanmar. Echter, de politieke speelruimte van de SG wordt bepaald door de mogelijkheden tot onpartijdigheid, goede samenwerking met de P5 en persoonlijke eigenschappen. Deze cruciale factoren zijn na het vertrek van de charismatische Annan drastisch veranderd.

Bovendien maakt Ban zich op eigen wijze sterk voor deze bevoegdheid.12 De Veiligheidsraad, het Secretariaat en de suborganen spelen nog steeds een actieve rol in het voorkomen en beëindigen van conflicten, en de Secretaris-Generaal speelt hierin ex officio een belangrijke rol; hij meldt aan staten op discrete wijze wat zij moeten weten, niet wat zij willen horen. Ban delegeert veel naar Speciale Adviseurs en laat de ruimte voor particuliere initiatieven van niet-gouvermentele organisaties in bemiddeling. Zelf claimt hij ook een rol te hebben gehad in de vrijlating van twee Amerikaanse journalisten door Noord-Korea, toegeschreven aan Bill Clinton.13 Een ander voorbeeld is Ban’s indirecte steun aan de bemiddelingspoging van Kofi Annan tijdens de Keniaanse verkiezingscrisis in 2007. Dit laat zien dat Ban een diplomatieke teamplayer is die de spotlight deelt om de doelen van zijn organisatie te bereiken. Een extra complicerende factor voor Ban is dat het altijd makkelijk schieten is op de tekortkomingen van de Verenigde Naties. Het politieke kapitaal van een Secretaris-Generaal kan snel versnipperen, een overvloed aan wereldproblematiek ligt altijd op de loer. Zo kiest Ban ervoor zijn politieke kapitaal in te zetten op klimaatverandering. Dit lijkt een verstandige keuze: in vergelijking met de ontwikkelingen in het mensenrechtenregime van de afgelopen 65 jaar is het klimaatverdragsysteem nog pril te noemen. Critici van Ban dienen te beseffen dat het willekeurig uitzoeken van onderwerpen en dan de SG beschuldigen dat hij niet wezenlijk bijdraagt aan de oplossing, bijdragen aan een verkleining van de speelruimte die Ban op dit soort terreinen heeft.

voorganger. In tegenstelling tot Annan bevindt Ban zich in een multipolaire wereld, bestaande uit een bonte waaier van machtige actoren. Zijn eerste optreden in dit speelveld tijdens de belangrijkste internationale VN conferentie onder zijn leiderschap wordt alom geprezen. Tijdens de top van het UNFCCC te Bali in december 2007, gingen de Verenigde Staten, als belangrijkste mogendheid, alsnog overstag met een principeverklaring. Mocht het Noord-Koreaanse regime ineenstorten dan ligt er voor Ban een duidelijke sleutelrol weggelegd, en daarmee wellicht een mogelijke Nobelprijs voor zijn goede diensten in het verschiet. Overigens liggen de sleutels van zijn herbenoeming minder in handen van de VS, maar eerder in die van China en Rusland, die tot op heden zeer positief zijn over Ban. Hoewel uit het bovenstaande blijkt dat er veel kritiek is, kan men toch stellen dat Ban Ki-Moon nog niet kan worden afgeschreven. Het wordt dus tijd voor de critici om afstand te doen van de persoonlijke aanvallen en aan de nieuwe stijl te gaan wennen. Het eindoordeel op Ban’s functioneren zal afhangen van zijn resultaten in de professionalisering van de VN, zijn winsten op klimaatverandering en de invulling van goede diensten. Pas in de komende twee jaar (of in zijn tweede ambtstermijn) zal blijken of Ban Ki-Moon volgroeit tot een erkend wereldleider als Secretaris-Generaal van de belangrijkste internationale organisatie. Ties Schelfhout is afgestudeerd in Internationaal Recht aan de UVA (LL.M) en Politieke Wetenschappen in Leiden (M.A.).

Ten slotte lijkt het internationale speelveld niet op dat van zijn

Noten: 1. ‘Norwegian Memo Sparks Crisis for UN’s Ban Ki-Moon’ http://blogs.reuters.com/ global/2009/08/21/norwegian-memo-sparks-prcrisis-for-uns-ban-ki-moon/ 2. Nowhere Man, Why Ban is the Most Dangerous Korean, Foreign Policy July August. 3. ‘Ban Ki-who? UN Chief issues memo on name. http://www.independent.co.uk/news/ world/politics/ban-kiwho-un-issues-memo-onname-815431.html (25 April 2008) 4. Norwegian Diplomat Slams Ban Ki-Moon, http://blog.foreignpolicy.com/posts/2009/08/21/ norwegian_un_diplomat_slams_ban_ki_moon 5. Waaronder de voormalige Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

mevrouw Herfkens, die vaak als voorbeeld in discussies gebruikt wordt. 6. As UN's Ban Says Nobody Follows Him, He's Presiding Over Chaos on Ethics and Disclosure, http://www.innercitypress.com/ ban1turin090208.html 7. De volledige tekst van deze niet-publieke speech is beschikbaar op www.innercitypress. com 8. Bijvoorbeeld ‘Three Nobel Laureates Oppose Sri Lanka’s bid for the Human Rights Council. http://www.undispatch.com/archives/ un_reform/index.php (May 19, 2009). 9. VN Handvest, Artikel 97 (26 juni 1945, 24 oktober 1945) 892 UNTS 119.

JASON Magazine * Jaargang 35

10. Paul Kennedy, Parliament of Man, Allen Lane – Penguin Books, p. 60. 11. In Larger Freedom: Towards development, security and human rights for all. Report of the Secretary-General, UN Doc A/59/2005, par 108. 12. Secretary-General Ban Ki-Moon, My Priorities as a Secretary-General http://www.un.org/ sg/priority.shtml 13. Secretary-General Ban Ki-moon holds a press encounter following the meeting of the Group of Friends of the Secretary-General on Myanmar. http://un.org/webcast/stakeout.html 5 augustus 2009


www.stichtingjason.nl

JASON Magazine * Nummer 1 2010

17


Artikelen

Op weg naar de ethisch geprogrammeerde gevechtsrobot? Door Kees Homan*

www.stichtingjason.nl

In de nacht van 3 november 2002, explodeerde in de afgelegen Marib woestijn van Jemen plotseling een auto die een hooggeplaatste Al Qaeda leider vervoerde. De auto was vernietigd door een Hellfire raket die op een paar duizend meter hoogte was afgevuurd door een RQ-1A Predator, een onbemand vliegtuig van de CIA. De Predator werd op honderden kilometers afstand bestuurd vanaf een clandestiene lokatie in Djibouti. Deze aanval luidde een nieuwe dimensie in van het gebruik van robots in de oorlogvoering, namelijk die van bewapende onbemande vliegtuigen (Unmanned Combat Aerial Vehicles – UCAV’s), die tot dat moment voornamelijk voor verkennings-, surveillance- en doelopsporingdoeleinden waren uitgerust.

Bij militaire robots gaat het om onbemande (wapen)systemen die zowel op de grond als in de lucht en vanaf schepen kunnen worden ingezet. Peter Singer van het Amerikaanse Brookings Institution en auteur van het recente geruchtmakende boek Wired for War, meent dat militaire robots aan de basis van een nieuwe militaire revolutie staan. Hij acht de invloed ervan zelfs vergelijkbaar met die van het machinegeweer op de Eerste Wereldoorlog, de tank op de Tweede Wereldoorlog, en de atoombom daarna.1 Voor de Verenigde Staten zijn militaire robots inmiddels niet meer weg te denken uit de oorlogvoering. Zo opereerden er begin van dit jaar alleen al meer dan 5.500 onbemande Amerikaanse onbewapende en bewapende vliegtuigen van verschillende grootte en configuratie in Irak en Afghanistan.2 De Amerikaans strategisch denker Dick Szafranski relativeert daarentegen de betekenis van robots. Hij vindt dat ze slechts een aanvulling vormen op de reeds bestaande wapensystemen, maar deze niet zullen vervangen. Szafranski vindt dat de Amerikaanse strijdkrachten in staat moeten zijn om alle drie ‘golven’ van oorlogvoering of combinaties ervan te kunnen voeren, aangezien deze nog steeds een rol spelen in de

huidige tijd.3 Bij deze golven gaat het achtereenvolgens om het agrarische tijdperk, toen de oorlog gericht was op het veroveren en bezetten van territorium; in het industriële tijdperk, toen de oorlog het karakter van een uitputtingsslag had; en in het informatietijdperk, waar in de oorlog het verkrijgen en beschermen van informatie centraal staat.4 Voordelen van robots Het woord ‘robot’ is afgeleid van het Tsjechische woord ‘robota’, dat ‘slaaf’ betekent. Sinds de eerste geprogrammeerde robots in de industriële automatisering hun intrede deden in de jaren ‘60 en ‘70, is er opzienbarend veel veranderd. Zo is er veel vooruitgang geboekt in mobiele robots, dankzij nieuwe materialen, snellere, kleinere en goedkopere computers en steeds meer geavanceerdere software. Veelgenoemde voordelen van robots zijn dat ze taken kunnen vervullen die de mens als ‘dull, dirty and dangerous’ (saai, smerig en gevaarlijk) beschouwt. Robots kunnen in grote hitte werken of in een onaangename omgeving, zoals een riool. Een geprogrammeerde robot kan zijn werk keer op keer met een ongelooflijke nauwkeurigheid blijven verrichten. Daardoor is hij zo geschikt

in het uitvoeren van werk dat altijd hetzelfde is en die mensen saai vinden, zoals dozen inpakken of voorwerpen oppakken en op een lopende band zetten. …voor oorlogsvoering De Verenigde Staten zijn toonaangevend op het gebied van de robotisering van de oorlogvoering. Verschillende factoren spelen hierbij een rol. Het belangrijkste argument voor de inzet van militaire robots is dat zij slachtoffers aan eigen zijde sparen. Daarnaast is er het streven om het eerder genoemde saai, smerig en gevaarlijk werk, in plaats van door militairen, zoveel mogelijk door robots te laten verrichten. Zo geldt voor vele militaire missies dat ze zowel vervelend als fysiek vaak belastend zijn. Militairen die werk verrichten dat veel concentratie vereist, moeten bijvoorbeeld vaak pauzes nemen, maar de robot niet. Robots kunnen ook opereren in ‘besmette’ omgevingen, zoals gevechtszones waar chemische en biologische wapens zijn gebruikt. Bovendien zijn militaire robots nuttig in het opsporen van bermbommen, die verantwoordelijk zijn voor 40 procent van de vele slachtoffers onder de Amerikaanse militairen in Irak en Afghanistan.

*JASON Magazine heeft toestemming van de auteur verkregen voor publicatie van dit artikel, welke eerder is verschenen in Atlantisch Perspectief, oktober 2009, nr. 6, pp. 4-10

18

JASON Magazine * Jaargang 35


Artikelen

De onbemande MQ-9 (Predator) wordt door de VS op grote schaal ingezet in Afghanistan om gronddoelen uit te schakelen, alsook voor inlichtingen- en verkenningsmissies.

Andere vaak aangevoerde voordelen van militaire robots in vergelijking met bemande systemen zijn onder meer dat ze minder wegen dan bemande systemen, minder kosten, zich lenen voor aanschaf in grote aantallen, over een groter voortzettingsvermogen beschikken, veel sneller kunnen acceleren, niet aan overbelasting bezwijken, niet kwetsbaar zijn voor uitbuiting als krijgsgevangene, geen kostbare ondersteunende search-andrescue capaciteiten vereisen, en ook niet bang kunnen zijn.5

Types onbemande systemen Onbemande systemen worden ingedeeld naar de toepassing in de dimensies zee, lucht en land. Op basis hiervan wordt gesproken van respectievelijk onbemande boven- en onderwatervoertuigen (Unmanned Underwater/Surface Vehicles, UUV’s/ USV’s), onbemande vliegtuigen

Unmanned (Combat) Aerial Vehicles Naast onbemande vliegtuigen (UAV’s) voor bijvoorbeeld verkenningsdoeleinden, zijn er tegenwoordig ook onbemande bewapende vliegtuigen (UCAV’s) voor gevechtsoperaties. Een van de bekendste onbemande bewapende vliegtuigen is de Amerikaanse Predator. Met zijn lengte van negen meter is hij iets kleiner dan een Cessna sportvliegtuigje. De Predator kan 24 uur in de lucht blijven op hoogtes tot zo’n 8,5 kilometer. Predators worden gevlogen door wat wordt genoemd reach-back of remote-split-operaties. Terwijl de drones vanuit bases in de oorlogszone vliegen, bevinden de piloot en sensor operator zich duizenden kilometers verderop op de luchtmachtbases Nellis en Creech in Nevada, van waaruit ze de vliegtuigen vanuit trailers via satellieten besturen. Bij drones gaat het om voertuigen die volledig onder controle staan van de mens; bij robots gaat het om machines die over enige mate van autonomie beschikken. De Amerikaanse luchtmacht traint dit jaar voor het eerst

JASON Magazine * Nummer 1 2010

meer drone operators dan gevechtsen bommenwerperpiloten, namelijk 240 piloten om de Predator en Reaper drones te vliegen tegenover 214 gevechts- en bommenwerperspiloten.6 De Amerikaanse Predators hadden in februari jl. 500.000 vluchturen geboekt, en maken momenteel iedere week 40.000 vluchturen. De MQ-Reaper heeft inmiddels 40.000 vluchturen geboekt. Unmanned Ground Vehicles Onbemande grondvoertuigen (UGV’s) worden onder meer gebruikt voor verkenning en het opsporen en detoneren van Improvised Electronic Devices (bermbommen). Een voorbeeld hiervan is de Amerikaanse PackBot die uitgerust is met camera’s en verbindingsapparatuur. Zijn geringe omvang maakt het mogelijk gebouwen binnen te gaan, te rapporteren over mogelijke aanwezige personen en boobytraps af te laten gaan. Zo was de Packbot na 9/11 behulpzaam bij zoektochten in de puinhopen van het World Trade Center.

www.stichtingjason.nl

Tenslotte is ook de politieke druk van grote invloed. Het Amerikaanse Congres heeft namelijk in 2001 de National Defense Authorization Act aangenomen, die bepaalt dat tegen 2010 niet alleen een derde van alle deep-strike gevechtsvliegtuigen onbemand moet zijn, maar tegen 2015 ook een derde van alle gevechtsvoertuigen op de grond.

(Unmanned Aerial Vehicles, UAV’s) en onbemande grondvoertuigen (Unmanned Ground Vehicles, UGV’s). Hieronder volgen een aantal voorbeelden van de diverse systemen.

Een typisch bewapend grondvoertuig is de Talon SWORDS (Special Weapons Observation Reconnaissance Detection System) die kan worden uitgerust met machinegeweren, granaatlanceerders of antitankraketten, evenals camera’s en andere sensoren. Zowel PackBot als

19


Artikelen

Talon-robots worden op grote schaal in Irak en Afghanistan gebruikt Unmanned Underwater/Surface Vehicles De Amerikaanse marine beschikt ook over een variëteit aan onbemande voertuigen, zowel voor bovenwater(USV’s) als onderwateroperaties (UUV’s). Zij worden onder meer ingezet voor surveillance, verkenning, antionderzeeëroperaties, mijndetectie en -opruiming, oceanografie en verbindingen. De Nederlandse krijgsmacht en robots De rol die militaire robots in de Nederlandse krijgsmacht spelen is vooralsnog zeer bescheiden. De Explosieven Opruimingsdienst (EOD) beschikt over de Wheelbarrow. Dit is een rijdende robot met grijparm, die wordt ingezet bij bomdreigingen uit de Tweede Wereldoorlog en bij verdachte pakketjes.

www.stichtingjason.nl

De Nederlandse troepen in Uruzgan maken voor luchtwaarnemingscapaciteit bij patrouilles gebruik van de Aladin mini-UAV. Deze wordt met de hand of elastiek gelanceerd en weegt slechts 3,2 kg. Tijdens het in elkaar zetten van het vliegtuig, wat ongeveer 3 minuten duurt, kan het vluchtplan in het grondstation worden geprogrammeerd. Na een korte test wordt het vliegtuig gelanceerd voor een vlucht van maximaal 30 minuten.

20

Een robuustere UAV, die tot voor kort in gebruik was in Uruzgan, is de Sperwer. Lancering van deze 330 kg. wegende UAV vindt plaats vanaf een grondstation. De Sperwer is uitgerust met een daglicht- en nachtzichtcamera, en is een uitstekend middel voor het vergaren van inlichtingen en het vergroten van het actuele omgevingsbeeld. Het toestel beschikt over GPS, kan doelen op de grond markeren en heeft een vluchtduur van 4 uur. Vanwege de frequente uitzendingen van het bedienend personeel, is de taak van deze UAV sinds 1 maart jl. overgenomen door een ingehuurde Israëlische civiele UAV, de Aerostar, die bediend wordt door Britse civiele contractanten. Aangezien de reguliere verwerving van een vervanger van de Sperwer niet voor 2011 haalbaar is, zal tot die tijd een civiele capaciteit worden ingehuurd.

Sinds kort beschikt de landmacht over het onbemande mini verkenningsvliegtuig Raven. Dit vliegtuig heeft een bereik van rond de tien kilometer en blijft ongeveer een uur in de lucht. Het 91 centimeter lange toestel kent een spanwijdte van 1,40 meter en weegt ongeveer twee kilogram. De Raven geeft de tactische commandant ‘extra ogen over de schutting’. Plannen om een eigen Medium Altitude Long Endurance (MALE)UAV capaciteit te verwerven, zijn echter wegens bezuinigingen gestopt. Daarnaast stapte ons land ook uit het NAVO-project Alliance Ground Surveillance (AGS), toen dit niet langer een bemande vliegtuigencomponent maar alleen een onbemande vliegtuigencomponent ging omvatten.7 Gezien het gebleken belang van Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) voor troepen op de grond, rijst toch de vraag of het aantal aan te schaffen Joint Strike Fighters niet verminderd zou moeten worden, om financiële ruimte te bieden voor investeringen in onbemande vliegtuigen voor ISR. Autonomie Een belangrijk aspect van onbemande systemen is de mate van autonomie waarover ze beschikken. De meest simpele vorm van autonomie is directe afstandsbediening, aangeduid

als ‘tele-operated’. Wanneer een onbemand systeem volledig zelfstandig en zonder tussenkomst van de mens taken uitvoert, is sprake van volledige autonomie, waarbij gebruik wordt gemaakt van kunstmatige intelligentie.8 Tussen tele-operated en volledige autonomie bestaat een zeer breed overgangsgebied, dat kan worden aangeduid als semi-autonoom. In de praktijk zijn hybride vormen van aansturing ontstaan, waarbij bepaalde delen van een taak volledig autonoom worden uitgevoerd en voor bepaalde aspecten de mens virtueel aanwezig is om bepaalde beslissingen te nemen. Anders gezegd: bij de inzet van militaire robots is de mens nog steeds ingeschakeld bij het proces van besluitvorming en handelen in de militair-operationele context. Dit proces staat bekend als de zogenoemde OODA-loop (Observe, Orient, Decide and Act). Na Act volgt opnieuw Observe, zodat er sprake is van een cyclus. Technologische ontwikkelingen hebben de OODA-loop qua tijdsduur steeds verder verkort. Volledig autonome robots die hun eigen beslissingen nemen over dodelijk geweld, staan hoog op de Amerikaanse militaire agenda. De Amerikaanse Nationale Onderzoeks Raad adviseert op ‘agressieve’ wijze de aanzienlijke voordelen uit te buiten die autonome voertuigen voor de oorlogsvoering bieden.

De multifunctionele SWORDS is een op afstand bestuurbaar bewapend robotsysteem voor onbemande verkenningen en het opruimen van explosieven.

JASON Magazine * Jaargang 35


Artikelen

Momenteel beschikken de operationeel ingezette onbemande systemen echter (nog) niet over volledige autonomie, maar komen de bevelen van de mens. Inmiddels gaat de Amerikaanse luchtmacht er in haar lange termijnplanning vanuit dat in 2047 volledig autonome onbemande vliegtuigen ingezet kunnen worden.9 De mens zal echter wel in staat blijven het niveau van autonomie aan te passen aan het type of fase van de missie. Ethische vragen Het onderzoek naar autonome onbemande systemen heeft uiteraard een ethische discussie op gang gebracht. Helaas ijlen ethische

600 burgerdoden in Afghanistan in 2008, tengevolge van luchtaanvallen van ISAF en die (voor zover de auteur bekend) niet tot enige rechtsvervolging hebben geleid. Ethisch geprogrammeerde robots? De Amerikaan Ronald Arkin, hoogleraar aan het Georgia Institute of Technology, verricht al jarenlang met aanzienlijke financiële steun van het Amerikaanse ministerie van Defensie onderzoek naar de mogelijkheden van ethisch opererende gevechtsrobots.10 Anders gezegd, Arkin wil militaire robots met de regels van het oorlogsrecht en de Rules of Engagement (ROE’s) van de missie programmeren, zodat

“Hoe verder de mens fysiek en emotioneel van het slagveld verwijderd is, des te gemakkelijker het wordt om op de knop te drukken” aspecten veelal na bij technologische ontwikkelingen. Iedere uitvinding die het gemakkelijker maakt om oorlog te voeren en die de afstand tot het werkelijke slagveld groter maakt, vermindert namelijk de drempel die een persoon moet overwinnen om een medemens te doden. Hoe verder de mens fysiek en emotioneel van het slagveld verwijderd is, des te gemakkelijker het wordt om op de knop te drukken.

Zoals verwacht mocht worden, roept de ethische robot van Arkin vele vragen op. Zullen robots verschil kunnen maken tussen militair en burgerpersoneel? Kan een robot een gewonde militair herkennen, die hem er van zal weerhouden te

JASON Magazine * Nummer 1 2010

De Britse hoogleraar in de robotica Noel Sharkey is een fel tegenstander van de denkbeelden van Arkin.12 Hij gelooft dat militaire robots nooit in staat zullen zijn te kunnen discrimineren tussen combattanten en non-combattanten. Daarnaast noemt hij als een van zijn schrikbeelden, de potentiële verwoesting die zwaar bewapende robots in een missie over lange afstand kunnen aanrichten wanneer er geen radioverbinding meer mogelijk is. Sharkey bepleit een verbod op de inzet van deze nieuwe wapens, voordat de onvermijdelijke proliferatie plaats vindt. Een andere Britse hoogleraar Christopher Coker betoogt dat robots wel ‘informatie’ kunnen vergaren, maar niet over ‘kennis’ beschikken, in tegenstelling tot de mens. Ook kennen robots geen kameraadschap en de bereidheid om onder extreme omstandigheden zichzelf op te offeren voor een vriend. Dit verschaft volgens Coker nog steeds de morele context, waarin we de termen ‘goed’ en ‘slecht’ kunnen gebruiken. Hij vindt dat we ons zonder deze morele context in een zinloze wereld bevinden, waarin het beroven van het leven van een mens niet slechter is dan voorgoed de stekker uit een computer te trekken.13 Wie is verantwoordelijk? Een belangrijke vraag bij de inzet van militaire robots is ook waar de verantwoordelijkheid uiteindelijk berust in geval van onbedoelde of onwettige schade of andere negatieve gevolgen. Zijn het de programmeurs, de fabrikanten, de operators, commandanten, burgerambtenaren of politici?

www.stichtingjason.nl

Technologie heeft in de meeste postmoderne conflicten een paradoxale situatie gecreëerd. Over het algemeen lopen immers alleen zij die onschuldige burgers in een directe confrontatie doden of verminken het risico zich voor een militair tribunaal te moeten verantwoorden, terwijl zij die van een afstand opereren - en vaak meer schade aanrichten - zich zelden voor een gerecht hoeven te verantwoorden. Illustratief hiervoor is enerzijds de langdurige rechtsgang na het schietincident van sergeantmajoor der mariniers Eric O. in Irak en anderzijds de meer dan

de robots slechts dodelijk geweld kunnen uitoefenen wanneer die in overeenstemming is met de humanitaire oorlogsregels en ethiek. Aangezien stress bij robots geen rol speelt en vijandelijke haat ook geen factor is, vindt Arkin dat robots over het vermogen beschikken om humaner te handelen dan de mens. Hij beroept zich hierbij onder meer op rapporten van het Amerikaanse Army Surgeon General’s Office. Uit deze rapporten blijkt bijvoorbeeld, dat bijna de helft van de soldaten en mariniers niet vindt dat niet-combattanten met respect en waardigheid behandeld behoren te worden; meer dan een derde vindt dat martelen toegestaan is om het leven van een teamgenoot te redden of belangrijke informatie over de opstandelingen te verkrijgen.11

gaan schieten? Vertonen de militaire robots niet slechts de moraliteit van een slaaf? Anders gezegd: robots hebben geen eigen doelen, maar hun doeleinden staan allemaal ten dienste van de doelstellingen van iemand anders, namelijk de militair onder wiens bevel hij staat en die hem orders geeft. Wie is verantwoordelijk als de robot een oorlogsmisdrijf pleegt?

Maar er bestaan ook zorgen dat robots niet deugdelijk functioneren en zelfs amok kunnen maken. Zo functioneerde een semiautonoom roboticakanon van de Zuid-

21


www.stichtingjason.nl

Artikelen

22

Afrikaanse landmacht in oktober 2007 niet goed, met als gevolg dat er negen ‘eigen’ militairen gedood werden en 14 gewond raakten.14 Ook is er het risico dat de tegenpartij robots gevangen neemt of hackt en vervolgens op ons loslaat. Er bestaat ook de vrees dat militaire robots de drempel om een conflict of oorlog te beginnen verlagen, aangezien minder levens aan eigen zijde op het spel staan. Maar robots kunnen ook van negatieve invloed op de groepscohesie zijn, bijvoorbeeld wanneer ze iedere actie van de militair vastleggen en mogelijk ‘kwaad’ terug rapporteren. Tactische generaal Nieuwe technologieën hebben een omgeving gecreëerd waarin het strategische, operationele en tactische niveau van oorlogvoering samengeperst worden en virtueel lijken op één functie. Toenmalig commandant van het Amerikaanse Korps Mariniers, generaal Charles C. Krulak, introduceerde in 1999 de term ‘strategische korporaal’. Daarmee bedoelde hij dat in de nieuwe dynamische en complexe gevechten op de grond een korporaal soms zeer

snelle beslissingen moet nemen, waarvan de gevolgen zich uitstrekken tot op het operationeel, soms zelfs tot het strategisch niveau.15 Peter Singer introduceert met de term ‘ tactische generaal’ een soortgelijk fenomeen, wanneer hij constateert dat de moderne technologie het mogelijk maakt dat generaals vanaf grote afstand kunnen ingrijpen op het tactisch niveau, ook wel aangeduid als micromanagement.16 Hierdoor bestaat het gevaar dat generaals in plaats van op strategisch niveau te opereren, vanachter een computerscherm tactische beslissingen gaan nemen. Zo kwam het in Afghanistan tijdens een operatie voor dat drie hogere commandanten tegelijkertijd verschillende bevelen aan een lagere commandant in het veld gaven. Civiele contractanten Zoals bekend maken Westerse strijdkrachten sinds het einde van de Koude Oorlog in toenemende mate gebruik van particuliere veiligheidsfirma’s. Hoewel het hier voornamelijk gaat om ondersteunende taken, zoals het aanleveren van JASON Magazine * Jaargang 35

accommodatie, voeding, transport e.d., zijn civiele contractanten soms ook bij militaire gevechtstaken betrokken. Dat geldt ook voor het opereren met onbemande systemen. Zo maakten 56 contractanten deel uit van een 82 personen tellend team, dat de eerste gevechtsoperatie van de RQ-4A Global Hawk UAV in de operatie Enduring Freedom ondersteunde. Verschillende van deze contractanten waren nodig om het voertuig te opereren en als Global Hawk-piloten te fungeren.17 Een belangrijk algemeen probleem bij de inzet van particuliere veiligheidsbedrijven is echter nog steeds de accountability. Er bestaan nog steeds lacunes in de bestaande rechtsregelingen (internationaal en nationaal) die relevant zijn voor de activiteiten van deze bedrijven. Bovendien hebben contractanten geen recht op de status van krijgsgevangene, behoudens een uitzondering die de Derde Conventie van Genève maakt. Ook is er onduidelijkheid over de grenzen van de staatsaansprakelijkheid.18


Artikelen

Zijn robots de oplossing? De toenemende Amerikaanse inzet van militaire robots getuigt van de Amerikaanse voorliefde voor technologie voor de oplossing van problemen. De moderne militaire technologie is echter het meest effectief in traditionele oorlogen tegen tegenstanders met reguliere strijdkrachten. Daarom was de Amerikaanse veldtocht in Irak in 2003 eenvoudig te winnen. Maar daarna geraakten de Amerikanen in een langdurige guerrillaoorlog verwikkeld. Ook Israël had met zijn meest moderne krijgsmacht in het Midden-Oosten geen adequaat antwoord op de fanatieke, irreguliere Hezbollahstrijders in de zogenoemde zomeroorlog in Libanon van juli 2006. Bedacht moet worden dat de aard van oorlog niet verandert, maar wel het karakter. De Pruisische militaire filosoof Carl von Clausewitz heeft in dit verband het begrip ‘frictie’ in de oorlogvoering geïntroduceerd. “Alles is zeer simpel in de oorlog, maar het simpele is moeilijk. Deze moeilijkheden hopen zich op en veroorzaken een frictie.”19 De mogelijke oorzaken van frictie zijn talrijk: weersomstandigheden, terrein, stress, vermoeidheid, toeval, geluk, misverstanden en onverwachte gedragingen van de tegenstander. Technologie werkt echter voornamelijk onder frictieloze omstandigheden. De Amerikaanse mariniersgeneraal James N. Mattis (voormalig Supreme

Allied Commander Transformation van de NAVO) meent dan ook dat technologie het oorlogsprobleem niet oplost en mechanistische benaderingen van oorlog niet werken. Mattis erkent dat robots een belangrijke rol kunnen spelen op het gebied van inlichtingen, surveillance en verkenningen. Maar hij gelooft niet dat militaire robots kunnen discrimineren als een vijand oorlog voert ‘among the people’, zoals het geval is in Irak en Afghanistan. Mattis vat zijn 35 jarige militaire ervaringen in drie woorden samen: “improviseer, improviseer, improviseer.”20 Oorlog is en blijft uiteindelijk een sociaal fenomeen, waarbij vooral menselijke inventiviteit en improvisatievermogen vereist is. Want ondanks alle nieuwe geavanceerde technologie die de Amerikaanse krijgsmacht de afgelopen jaren heeft ingevoerd, is de situatie in Afghanistan (en Pakistan) alleen maar verslechterd. Voor deze postconflictsituaties bestaan geen militaire oplossingen. Vereist is een geïntegreerde inzet van diplomatie, militairen, ontwikkelingshulp, politie en justitie. Tot slot Het bovenstaande beschrijft in het kort een aantal belangrijke aspecten van de stormachtige ontwikkeling op het gebied van militaire robots. Singer meent zelfs dat we op het gebied van de robots nog in het tijdperk van de T-Ford leven. Het gebruik van robots

in de oorlogsvoering van de laatste jaren, beperkt zich niet langer tot de ‘3D’ (dull, dirty and dangerous) taken. De toename in computerkracht en de ontwikkelingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie bieden mogelijkheden voor de toename in autonomie. Zoals in het verleden ook vaak het geval is geweest, loopt de regelgeving achter bij deze nieuwe technologische ontwikkelingen. Dat geldt in het bijzonder voor de ethische dimensie van robotisering. Met dalende prijzen en technologie die steeds makkelijker te verkrijgen is, kan er een robotwapenwedloop ontstaan die moeilijk te stoppen is. Totstandkoming van internationale regelgeving en een ethische code op het gebied van autonome militaire gevechtsrobots zijn dan ook dringend noodzakelijk - voor het te laat is.  Genraal-majoor der mariniers b.d. mr. drs. Kees Homan is werkzaam bij Instituut Clingendael. Hij zal op 25 januari 2010 een presentatie voor Stichting JASON verzorgen over de wenselijkheid en onwenselijkheid van robots in het leger. De lezing zal plaatsvinden op de Haagse Hogeschool. Kijk voor meer informatie op www.stichtingjason.nl

Noten: ervaringen en leren, ook met heel weinig informatie. 9. United States Air Force Unmanned Aircraft Systems Flight Plan 2009-2047, Headquarters, United States Air Force Washington DC, 18 May, 2009, pp. 50-51 10. Zie voor een uitgebreide opzet van het project van Arkin: Ronald C. Arkin, Governing Lethal Behavior: Deliberative/Reactive Robot Architecture, Mobile Robot Laboratory, College of Computing, Georgia Institute of Technology, 2008 11. Surgeon General’s Office, Mental Health Advisory Team (MHAT) IV Operations Iraqi Freedom 05-07, Final Report, 17 November 2006 12. Noel Sharkey, ‘Robot wars are a reality’, The Guardian, 18 August 2007; en Noel Sharkey, ‘Grounds for Discrimination: Autonomous Robot Weapons’, RUSI Defence Systems, October 2008, pp. 86-90 13. Christopher Coker, Ethics and War in the 21st Century, Routledge, London and New York, 2008, pp. 149-150 14. Noah Shachtman, ‘Robot Cannon Kills 9, Wounds 14’, Wired.com, 18 October 2007

JASON Magazine * Nummer 1 2010

15. Charles C. Krulak, ‘The Strategic Corporal: Leadership in the Three Block War’, Marines Magazine, January 1999 (http://www. au.af.mil/au/awc/awcgate/usmc/strategic_ corporal.htm) 16. P.W. Singer, ‘Tactical Generals, Leaders, Technology, and the Perils of Battlefield Micromanagement’, Air & Space Power, Summer 2009, pp. 78-88 17. Michael J. Guidry and Guy J. Wills, ‘21st century logistics: future UAV pilots: are contractors the solution?’, Air Force Journal of Logistics, Winter 2004 (http://www. findarticles.com/p/articles/mi_m0IBO/is_4_28/ ai_n14700022/?tag=content;coll) 18. Zie De inhuur van private militaire bedrijven – Een kwestie van verantwoordelijkheid, Adviesraad Internationale Vraagstukken, No. 59, december 2007 19. Carl von Clausewitz, Over de Oorlog, Het Wereldvenster, Houten, 1991, p. 98 20. Wired for War, The Brookings Institution, Anderson Court Reporting, January 26, 2009

www.stichtingjason.nl

1. P.W. Singer, Wired for War – The Robotics Revolution and Conflict in the 21st Century, The Penguin Press, New York, 2009 2. Tim Ripley and Caitlan Harrington, ‘ Mix and Match – Integrating UAVS into the Battlespace’, Jane’s Defence Weekly, 5 August 2009, p. 28 3. ‘Assimilating Unmanned Aircraft Systems’, Air & Space Power Journal, Summer 2009, p. 6 4. Alvin & Heidi Toffler, War and Anti-War, Warner Books, New York, 1995 5. Richard Szafranski, ‘The First Rule of Modern Warfare’, Air & Space Power Journal, Winter 2005 (http://www. airpower. maxwell.af.mil/airchronicles/apj/apj05/win05/ szafranski.html) 6. Tom van den Broek, ‘More training on UAV’s than bombers, fighters’, USA Today, 16 June, 2009 7. Kamerbrief Wereldwijd Dienstbaar, Kamerstuk 31243, nr. 1 8. Kunstmatige intelligentie (KI) is het laten denken en doen van machines op een intelligente wijze. Intelligentie is het kunnen oplossen van problemen op basis van eigen

23


Artikelen

FUEL-L: ‘Future Urban Extreme Littoral-Land’ 2015 and beyond By Marco Hekkens (Colonel Royal Netherlands Marine Corps)

www.stichtingjason.nl

A ‘curtain raiser’ about a multi-disciplinary study into future military/civil engagement in (mega) coastal conglomerations.1 This article is a brief introduction into this complex operating environment: speaking in military terms, it should be seen as the ‘orientation phase’ of any operational planning process. It is aimed to spark debate on the role of the future military (in a joint & combined, interagency setting); define future force structure and training and equipments requirements and crucial ‘enabling mechanisms’. Project FUEL-L is very much ‘work in progress’ and the interaction with respondents and insights gained will be most valuable for the research; and building a network of ‘co-thinkers’.

24

Introduction With increasing recurrence, articles are published that discuss the effects of migration towards the coastal (littoral 2) areas in the world, explaining a variety of reasons; and introducing possible future risks and threats, of which some can have regional, if not global security consequences. A common cause for many, if not all of the risks is the quest for resources and base necessities such as food and potable water. Other risks follow the prevailing level of criminal activity, where one could argue that there is at least a linear relation between the size of the population, the level of unemployment and the level of crime. Other authors will passionately discuss the risk to the environment, where functioning civil institutions find it increasingly hard, if not impossible to deal with the increasing influx of people into already poorly regulated and polluted areas, with defunct or no existing sanitation infrastructures. In certain regions all this is even further compounded by failing agricultural schemes due to changes in weather patterns. With more people moving into already congested areas, most of

which are ignorant to basic awareness and care for the(ir) environment, it will simply create a downward spiral of living circumstances, especially in the already, endemic poorer areas of the world. It will create a vicious cycle between poverty, urban poverty, and environmental burdens. “Cities are associated with environmental degradation, squalor, poverty and crime. It is only in recent years that policymakers have begun to understand that well-planned and well-governed cities can prevent the negative consequences of urbanisation, and can actually provide an opportunity to address and mitigate urban poverty and environmental degradation.” 3 Project FUEL-L will study the interlocking effects caused by an increasing expansion of urban littoral conglomerations, with the aim to distil insights that can contribute to and inform national, NATO and EU4 policy making for future military engagement in such specific ‘operating areas’. During this orientation stage, no geographical boundaries are set, although one JASON Magazine * Jaargang 35

should not deduce from this that for instance Dutch Forces will always be able to operate ‘world-wide’.5 From a military point of view, it will also assess options for methods of deployment and employment of combined/joint maritime, amphibious and other joint forces, and agencies in this complex operating environment by looking at the Decisive Capabilities, Decisive Conditions and Supporting Effects required in this unique environment. To quote: “Of course, the military can do any kind of task. The boundary between what the military should and should not do is maintained only by tradition, norms and principles: Changes loom large.” 6 But will they? On 26 November, Dr. Sebastian Reyn, Director of the Future Policy Survey regarding the future of the armed forces of The Netherlands reiterated that ‘the world becomes more uncertain, less secure.’7 Whilst many will probably concur, based on informed data or just on personal perception, it is far more difficult to draw the correct deductions and set ‘wheels in motion’ that will – for


Artikelen

instance – allocate financial resources to prepare the Armed Forces for 2020 and beyond, independent of the political bias of the in-place government. Maritime Focus – With inland reach and supporting effect Maritime expeditionary forces, operating in a cooperative, combined and joint context are forces of choice for operations in the littoral and adjacent land environment. Operations and type of missions can span across a broad range of employment options: ranging from military and/ or humanitarian assistance to local authorities in a benign environment by invitation, to discreet focused intervention in a specific area bounded by time and space, to more prolonged military operations in a much wider littoral environment including major urbanised conglomerations, industrial infrastructures; and with a diverse tapestry of economic, cultural, ethnic and/or historical influences. The latter

two can be by invitation by the local government, or under a mandate from the International Community or a Regional Security Cooperation Initiative (e.g. the UN, EU, AU, OSCE etc). Maritime expeditionary forces – now and in the future – bring niche capabilities that are uniquely suited to augment and complement in-place military, police, civil emergency services and institutions, and other agency capabilities. To fully anticipate and understand this future urban extreme littoral operating environment will become quintessential to maintain enduring ‘maritime relevance’. Not downgrading traditional maritime roles (which remain important), there should be increased focus on the littoral environment and all of the military must become intimately ‘at home’ in it, maintaining agility and adaptability and ensure ‘4-dimensional8 manoeuvre dominance’. Simply put, the maritime ‘security umbrella’ does not stop at the

edge of the water! By any stretch of imagination, this will not be an easy task, and it will require significant additional training for both joint staffs and forces. It will also require a new Mindset (with capital ‘M’), as recently stated by Lieutenant General Viereck during the 2009 Confined and Shallow water Conference.9 This new Mindset must foremost accept that military forces may, or even will play – more than before – a supporting role to local, foreign civilian institutions, and that Key Relation Building10 with local actors will precede ‘full flow’ military supporting operations in order to establish a viable ‘playing field’ from the outset. Shaping the future - Shaping the expectations It follows from the previous paragraph that both the political and military leadership at all levels of command must be ‘attuned’ to future engagement in these highly complex and demanding urbanised littoral environments. To

www.stichtingjason.nl

Little bit of littoral overcrowding? Source: Financial Times.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

25


Artikelen

Amphibious exercise Royal Netherlands Marine Corps in Constanta, Romania. (Picture by Pieter Rademakers)

www.stichtingjason.nl

understand ‘complexity’, one must look at the detail and the many interlocking factors to make an informed decision, clearly without losing the overview. However, ignoring the detail at an early stage will increase the risk of setting ourselves up for potential failure and/ or increasing operating costs at a future stage.

26

The ‘Age of Austerity’, the real and combined effects of the current financial crisis, but also climate change; and resource and energy concerns, may very well start to show at some distant time in the future despite sounds of optimism. And that therefore, while there may be a pressing reason and clear mandate for intervention, some nations may find it increasingly hard to contribute with appropriate capabilities ‘at readiness’, in the right quantities; at considerable distance from home. In this context, the decision to proceed with building a Joint Support Vessel to support expeditionary operations, will positively influence to what extend The Netherlands can continue to contribute to future joint operations ‘from the sea’ at strategic distance. Either as part of a ‘pre-positioned force’, or responding to

an emergency. In view of the ongoing migration towards the coast, this is of importance if The Netherlands wishes to be a responsible member of coalitions. It is for such reasons that one might cautiously predict that future missions by European nations will probably be less ambitious, and conducted at ‘less strategic distance’ (much closer to home), in North Africa, the Middle East and possibly Central Africa. There will possibly be a much greater emphasis on humanitarian disaster and/or conflict prevention, on defensive security and on policing the consequences of any state failures in the European neighbourhood. Far greater emphasis will need to be placed on ‘pre-conflict intervention’ and on the stabilisation of existing institutions.11 While this may sound promising or just ambitious, will the legal framework underpinning legitimacy for military engagement transform at a similar pace; and how will the International Community (IC) look at sovereignty issues when ‘immediate action’ for moral, humanitarian, environmental or other pressing unlawful acts is deemed necessary by

JASON Magazine * Jaargang 35

that same IC; or a group of (legitimate) Regional Actors?12 In confronting today’s and tomorrows challenges, civilian and military forces must increasingly work together in a cooperative fashion, oftentimes bringing to bear the same toolbox and similar procedures. Therefore, at least in theory only slight modifications and understanding will be required to make a truly combined and cooperative force, capable of organising complicated civil-military effect in complex places. Nowadays, an increased requirement for military-civilian cooperation is well understood and widely acted upon by most of NATO forces as operations in Afghanistan demonstrate. But turning to future engagement in the urban littoral, are we ready to accept that militarycivilian cooperation and cross-training would not only allow civilian and military to become much better acquainted with each other’s current and future capabilities, but that it would also promote seamless and complementary operations, and – in extremis – could replace each other….there where possible(!)?


Artikelen

As one consequence, I envisage future military forces working much closer with law enforcement and public safety agencies; and that therefore it must be clear from the outset what the military forces can do, and perhaps more importantly, what they should not do unless absolutely necessary in order to avoid creating seams along jurisdictional lines between military and law enforcement agencies. In this context, it is interesting to note that NATO is yet to formally decide its position on this particular type of cooperation with law enforcement agencies.13 Conclusion The comprehensive, multi-facetted approach of Project FUEL-L depends very much on the dynamic and creative interaction with a broad range of experts and enthusiasts through informed debate.

The JASON community, as an ‘intellectual environment of choice’, would be an ideal audience of potential ‘co-thinkers’ to contemplate, discuss and debate, and ultimately inform our political leaders of pertinent viewpoints and deeply rooted beliefs that will affect the foreign policy of The Netherlands, and by association its Armed Forces. Maintaining our traditional maritime relevance is only one facet thereof, albeit very close to my heart. ‘It is true that a person who looks 10 years ahead and says he knows exactly what the future will be – is, frankly, a Court Jester. But by using new and novel thinking we will be able to question current judgment – and through this questioning comes innovation and through innovation real and tangible improvements in European military capabilities can be

achieved’ .14 Project FUEL-L has been initiated exactly with this in mind.  The author currently serves as Deputy Commander Netherlands Maritime Force and Commander Landing Force. From January 2010 he will be on standby as Deputy Force Commander and Senior National Representative for the combined United Kingdom/Netherlands European Battlegroup rotation 2010/1. Col Hekkens is currently scheduled to talk about Project FUEL-L on February 22nd as part of the monthly JASON activity roster. This article is written on a personal title and does not necessarily represent official Defence, Navy or Marine or Marine Corps policy or viewpoints.

References: 4. With its new policy document unveiled on the 15th October–“Towards the integration of maritime surveillance: A common information sharing environment for the EU maritime domain”– the European Commission is setting in motion a hugely ambitious plan to knit together numerous national and regional maritime players and their incompatible databases (Defence IQ.com Newsletter 26 November 2009). 5. Unfortunately, this statement can be read as contrary to the motto of the Royal Netherlands Marine Corps: Qua Patet Orbis – ‘As wide as the world extends’! 6. Third Generation Civil-Military Relations and the ‘New Revolution in Military Affairs’ by Frederik Rosén (DIIS Working Paper 2009:03). 7. De Volkskrant, ‘Kamer krijgt keus uit vier opties voor leger’; 28 November 2009, p. 3. 8. Project FUEL-L introduces the term 4th Dimension to describe the future subterranean battlespace. Possibly, if not true, the most ‘expensive’ infrastructures are situated below ground level. The subterranean battlespace presents unique challenges and risks, with specialist skills required across wide fields of expertise. 9. Karlheinz Viereck, LtGen German Airforce - Deputy Chief of Staff Allied Command for Transformation, statement during his delivery of the Keynote Speech at the Centre of Excellence for Operations in Confined and Shallow Waters Conference in Kiel, 10 November 2009.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

10. This expression is a more appropriate term for ‘Key Leader Engagement (KLE)’ as it underscores the purpose of KLE: engagement with other stakeholders, not necessarily agreeing at first, in order to establish mutual trust as prerequisite for further constructive cooperation. Term introduced in Post Deployment Report of COMUKAMPHIBFOR on completion of their operational tour in Basra, Iraq. 11. Pre-conflict intervention does not per se exclude preventative activities. The timely application of ‘Soft Power’ by invitation, in the Host Nation, could be a forceful tool compared to diplomatic, financial and/or economic measures applied ‘at distance’. 12. It is beyond the scope of this article, but it is very well possible that nations will agree to ‘divide the world’ into areas where these nations accept a primary responsibility to assist or intervene. 13. Bob Mansergh, Commodore (UK Navy) – Deputy Director Combined Joint Operations from the Sea Centre of Excellence, speaking on Maritime Security Operations Concept and Alliance Maritime Strategy, Kiel, 10 November 2009. 14. www.europesworld.org; statement by Mr Paul Collins, Head of Capabilities Support Unit of the European Defence Agency (EDA), 20 March 2009.

www.stichtingjason.nl

1. Research areas are for instance: orchestrating the military – non-military interface; incl. the legal framework; and local jurisdiction and ‘routine’ delineation of responsibilities; demographic and socioeconomic considerations – to include delineation along lines such as: ‘have & have not’; historical, religious and cultural boundaries; public health and pandemic threats; innovative mass transportation developments; mass evacuation & area containment; media operations; robotics and remote sensing; cyber ‘warfare’; radicalisation; management of the safety and security of infrastructures and ‘critical nodes’ (avoid ‘domino effect’); future ‘entertainment’ trends (what is ‘cool’, and where?); bio/ chemical, incl. ‘natural’ pollution hazard mitigation; registration and tracking of people; building design (counter ‘vertical mobility’); ‘Gangland culture and warfare’, incl. gang & criminal critical nodes; implications of climate change (on infrastructure and ecosystems). 2. Defined as ‘the coastal sea areas and that portion of the land which is susceptible to influence or support from the sea, generally recognised as the region which horizontally encompasses the land-watermass interface from 100 kms ashore to 200 nm at sea, and extending vertically into space from the bottom of the ocean and from the land surface’. 3. “Here's how we can live with a global population of 9bn” by Anna Tibaijuka. Europe’s World, Summer 2009, no. 12.

27


Artikelen

Investments in social sciences: key to a democratic Iran By Damon Golriz

One of the main questions of the international political community at this moment seems to be: how can we stop Iran from obtaining nuclear weapons? One approach aims to ‘change the behavior’ of Tehran by using the containment-doctrine1, which has previously been used to seek a balance of power between Iran and Iraq in order to contain whichever nation seemed to present the greatest threat at the time. The other option is the ‘always on the table’ approach, and refers to the threat of (pre-emptive) military action, intending to menace Iranian strategists to adjust their calculations. In diplomatic terms, it is called the stick-and-carrot approach: punish them for ‘bad’ behavior and reward them for ‘good’ behavior.

www.stichtingjason.nl

The threat from Iran is not only its nuclear program, or its consequent support for terrorism, but also the ambition of the government to export its Islamic revolution to the world, institutionalized in article 2 of its Constitution.2 Due to their lack of understanding and empathy with Iranian decision makers, many Western countries assume that the Islamic leaders of Iran act rationally. However, this may not always be the case.

28

Iran’s nuclear program has misled the West Western countries think that the Iranian decision makers can be restrained with constant and endless dialogues, threatening them with sanctions or military action. In addition, they think that the nuclear issue has a central priority for Iranian decision makers, as it does for the West. That is in reality not the case. The main concern of the Islamic leaders right now is not the national sovereignty and interests of Iran, but their own political agenda to stay in power. According to article 176 of Iran’s Constitution3, the Supreme Leader has the last word with regard to "preserving the Islamic Revolution, territorial integrity, and national sovereignty." For the Supreme Leader, national sovereignty does not exist. Instead, "sovereignty and divine laws" reside uniquely in

Allah. Depriving a nation of its rights to sovereignty and making it "godly" means withdrawing from a nation its right to self-determination. In this case, the branches of government derive their power not from the people, but from God.4 Iran’s military power is not its conventional military capability but its unique capacity to manage an asymmetric proxy war far from its own border. Iran facilitates and indirectly directs the militias of Hizballah (Libanon), Hamas (Palestine), Al-Mahdi (Iraq) and Shia’s at the Yemen-Saudi border. Iran’s regional supremacy is not a result of its conventional military power, but its capability to supervise these proxies and motivate them to start small-scale proxy hostilities, such as the 33 days war between Hizballah and Israel in 2006.5 That is the reason why an atomic bomb does not really make Iran stronger militarily – as Israel and Pakistan are nuclear already - but it does give Tehran major strategic benefits, as well as a perfect rhetorical overconfidence to export its Islamic Revolution in the region and perhaps to the world on the long term. Pretending that the nuclear ambition is Iran’s first priority has been the most successful strategy of Tehran of the past 10 years. In the shadow of going nuclear, Tehran has managed to institutionalize a major JASON Magazine * Jaargang 35

misinformation over the real threat to their ability to stay in power, the people of Iran. Countering the ‘soft’ war A structural analysis of statements made by the highest political power Ayatollah Khamenei, especially after the internal polarization caused by the tumult around the presidential election last summer, gives insight into the real political substances of the government. In a meeting with the members of the Basij Resistance Force, Khamenei underlined that Iran’s main priority is to counter the ‘soft war’ waged by the enemy.6 He delineated the aspects of this war and stated: “in a soft war, the enemy tries to make use of advanced cultural and communication tools to create suspicion and discord among the people.” Then he referred to the post-election events in the country as an example of this method. The terms ‘soft war’ or ‘cultural NATO’ refers to the archenemy of the Islamic Republic: the principles of liberal democracy and secularism disseminated implicitly by the West. Earlier that week Ali Jafari the highest General of the Revolution Corps (IRGC) stressed that the uprising of the people is “the primary menace” for the regime and Islamic Revolution in the last 30 years. He qualified it further and said


Artikelen

that “these fitna (enemy’s conspiracies) are even more dangerous’ than the Iran-Iraq war (1980-1988), a ‘hard war’ which cost more than a million lives. Both Khamenei and Jafari, as the two highest officials in Iran at the moment, are unanimous about the impacts of the ‘soft war’ and consider confronting it as “the most important need of the Islamic ruling system”. The conclusion is evident: the greatest threat to the Iranian government is not one of economic sanctions or even military action, but the elements of Western liberal democracy, which target the very existence of the Islamic regime. This concept, along with secularism, is the worst and most frightening enemy of Iran. This should be the strongest weapon of the West against Iran and exactly the key to restraining the Islamic leaders of Iran. A young, strong middle-class One of the prerequisites to a flourishing liberal democracy is secularism, where state and religion (in this case Islam) are separated. A second, more material condition is an educated middle-class yearning for democratic rights, as is currently present in theocratic and

totalitarian Iran. The middle-class is growing due to urbanization: 75% of the 70 million Iranians live in the cities. Increasing numbers of the youth (70% of the population is younger than 35 years old) are well educated and have more affinity with the modern way of life than the regime’s prescription. There is a strong Women’s right movement, which is at the forefront of protests in the country, demanding more rights and equality for all citizens. There is an explosive growth of information flow (35% of the people have access to the Internet, almost 20 million have mobile phones and more than half of the population has access to satellite televisions).7 Literacy is expanding (85%), along with the thirst for knowledge, which leads to a perfect breeding ground for the most important condition against the Iranian ideological and totalitarian regime: political development. In a country such as Iran where political parties and media are severely kept in check, the young and educated play a very decisive role as the vehicle of the avant-garde movement. As students were crucial in the Velvet revolution

of Yugoslavia in the 90’s and the Color Revolutions in the Balkan at the beginning of the 21st century, we see similarities reflected in the Iranian Student Day demonstration on the 7th of December 2009. On this day, many students fearlessly demonstrated against the regime and chanted: “Khamenei is a murderer, his leadership is invalid.” By that chant, they attacked the heart of the Islamic Republic of Iran. Student Day is traditionally an anti-US event that commemorates the killing of three students during the Pahlavi-era in 1953. Nevertheless, the students hijacked this official protest by chanting their own anti-government slogans. They went even further and ripped pictures of Ayatollah Khomeini, the founding father of present Islamic government.8 By doing so, they declared a clear message to the world: We do not want an Islamic regime anymore! Those who were intended to have a fundamental role in ‘ensuring the uninterrupted process of the revolution of Islam’ (Article 2 Constitution19) now call their leader an ‘illegitimate slayer’. Western countries reacted with surprise when the stable autocratic regime of

www.stichtingjason.nl

JASON Magazine * Nummer 1 2010

29


Artikelen

the Pahlavi-dynasty crumbled down thirty years ago. Thirty years later, they are again surprised about the continuous protestors who chant almost the same slogans as then: “Esteghlal, Azadi, Jomhouri Irani”; (Independence, Freedom and Iranian Republic), instead of “Jomhouri Islami” meaning ‘Islamic Republic’ of Iran.9 That is the reason for the Supreme Leader’s concern about the real peril of

philosophy. Studying at the universities causes doubt, suspicion and discord in the fundamental grounds of the Islamic system and the revolution. This analysis provides the ideological establishment of a ‘soft combat’ with another enemy: Humanities and Social Sciences. The authorities’ suppression of humanities and social sciences happened during the Cultural Revolution in 1980, so they believe

“The greatest threat to the Iranian government is not one of economic sanctions or even military action, but the elements of Western liberal democracy, which target the very existence of the Islamic regime.” his regime. This was visible at the start of the 2009 school year.10 Khamenei said that 2 million of the total 3.5 million students who study Humanities and Social Sciences are ‘a source of great worry’. He added that education of these social sciences at the universities ‘induces disbelief’ in celestial and Islamic culture. The authority’s solution: Islamization of Sciences The supposed reason for Khamenei’s assertion that social sciences induce disbelief in Islamic culture, is that the sciences are based on Western materialistic (humanistic and secular)

they can do it again. However, the Iranian attempt at a second Cultural Revolution that aims to Islamize education and Humanities and Social Sciences is a useless effort, because unlike Islam, science is not a religion that can be made into an ideology. Meanwhile, many policies have been put in force. Several lecturers in Humanities and Social Sciences have been purged and discharged from the universities,11 and books have been rewritten with Islamic history, replacing the ancient history of Persian Kingdomdynasty. Clerics are being appointed in all schools to impart religious values,

and to propagate a culture of ‘altruism and martyrdom’.12 In the end, this project will fail because eliminating or restricting Humanities and Social Sciences will not limit questioning and rebellion in the name of political ideologies. Conclusion Advanced communication technologies, especially the Internet with its democratic power to make information accessible, allows anyone to stay connected with an interconnected world. Through mediums like the Internet, young Iranians obtain knowledge about the institutionalized liberal democratic values of the West. In time, it cannot but lead to the adaptation of these values that could incrementally establish a democratic Iran. This new generation of liberal democrats would perceive the institutionalization of their values as their main objective, raising that priority higher than Iran’s nuclear program. Due to this development alone, the threat of a nuclear Iran would diminish. The solution is right under our nose, yet we are searching far and wide for it. As a Persian mystical poet Rumi said it wisely in the 13th-century: “Ab dar kooze O Ma Teshne laban migardim.” “Water is in the jug, yet we are wandering around with parched lips.”  Damon Golriz (1981) is born in Iran and lives since 1995 as a political refugee in The Netherlands. He is a lecturer at The Hague University of Applied Science and studies philosophy at the Leiden University.

www.stichtingjason.nl

References:

30

1. Nasr, V. and Takeyh, R., 2008, The Costs of Containing Iran: Washington's Misguided New Middle East Policy, The Foreign Affairs, January/February 2. Iran Chamber Society. The Constitution of Islamic Republic of Iran [Online] 3. Iran Chamber Society. The Structure of Power in Iran [Online] 4. Dastmalchi, P. ‘Democracy and National Sovereignty in the Islamic Republic, Iran Press Service 5. Small War or Big Problem? Fighting on the Yemeni-Saudi Border (The Washington Institute) november 2009; Iran and Hizballah: Significance of the Francop Interception (The Washington Institute), november 2009. 6. Countering Enemy's Soft War, Main Priority (Khamenei.ir), 25 november 2009

7. According to FarsNewsAgency, the influential cleric Ayatollah Ahmad Khatami said the young generation is being ideologically and ethically injected by more than 3,000 programs which are broadcasted by the satellite televisions. According to him, their messages are for 99.5% lies 8. Tait, Robert, 2009 ‘State broadcaster Irib faces anger over footage of Ayatollah Khomeini’s image being burned by protesters’, in: The Gaurdian 13 december 9. The Wall Street Journal. ‘Protestors now demand an 'Iranian Republic, not Islamic Republic’ 10 december, 2009 9. BBC Persian (6 september 2009), later repeated with the same context by Ebrahim Kalantari the chief Representative of Supreme Leader for the Universities (FarsNewsAgency)

JASON Magazine * Jaargang 35

10. Slackman, M. ‘Purge of Iranian Universities Is Feared’, The New York Times, 1 September 2009 11. HuffingtonPost (25 November 2009) Iran clerics start taking control of schools


Artikelen

Vergeet de chaos in Irak niet Door Wladimir van Wilgenburg

Sinds enige tijd staat Irak minder in de belangstelling van de media en het lijkt alsof Irak niet meer bestaat. Het geweld is afgenomen, de Amerikanen willen in augustus 20101 vertrekken en men is in de veronderstelling dat de komende verkiezingen in 2010 gaan bijdragen aan stabilisatie in het land. De Irakezen konden echter nauwelijks overeenstemming vinden over een verkiezingsdatum, laat staan over hun eigen toekomst. Wat kunnen we verwachten van Irak en de aankomende verkiezingen?

De focus van Obama lijkt zich steeds meer te verschuiven naar Afghanistan en Pakistan. Momenteel zijn er nog 120.000 Amerikaanse soldaten in Irak. De terugtrekking begint zestig dagen na de verkiezingen2, maar de Irakezen konden het niet eens worden over de verkiezingswet, en de grondwettelijke deadline werd niet gehaald. In Irak wordt weinig waarde gehecht aan legitimiteitseisen. De politici aldaar vinden het belangrijker de belangen van de eigen gemeenschap te volgen dan haast te maken met een verkiezingsdatum. Om de hedendaagse problemen in Irak te kunnen begrijpen, is het niet alleen zaak om te kijken naar de meest recente ontwikkelingen, maar ook naar de historische context van het land.

www.stichtingjason.nl

Irakese geschiedenis in vogelvlucht Historisch bezien speelt de erfenis die buitenstaanders hebben nagelaten een grote rol bij de problemen die momenteel gaande zijn in Irak. Na bijna 400 jaar deel te hebben uitgemaakt van het Ottomaanse Rijk, waarbij het gebied voortdurend een slagveld was tussen allerlei rivaliserende koninkrijken en stammen, werd Irak aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door de Britten uit het Osmaanse rijk gesneden.3 Deze artificieel gecreĂŤerde koloniale staat kende een fragiele demografische basis door de diverse etnische en religieuze groeperingen die er leefden. De grootste religieuze entiteit, de sjiieten, zijn eeuwenlang onderdrukt door de soennitische minderheid, die lange tijd de elite vormden in Irak. Daarnaast speelt de kwestie van de Koerdische

Een Iraakse vrouw stemt bij de verkiezingen in 2005.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

31


Artikelen

www.stichtingjason.nl

bevolking die, verspreid over de regio, streeft naar een onafhankelijke staat. Deze problemen bleven voortbestaan na de onafhankelijkheid van Irak in 1932, de vele coup d‘états die volgden en het schrikbewind van Saddam Hoessein vanaf 1979. Na de Amerikaanse invasie en de val van de dictator in 2003 kwam er een eind aan de soennitische dominantie en kwamen de sjiieten via verkiezingen aan de macht. De Koerden kregen erkenning voor hun eigen federale regio en regering. Toch blijven de verschillen tussen deze groepen bestaan, ook tijdens het vaststellen van de verkiezingsdatum en kieswet.

32

De verkiezingswet in gevaar De kieswet kon in oktober niet tot stand komen vanwege een meningsverschil over de olierijke stad Kirkuk. Deze provincie, bewoond door Koerden, Arabieren en Turkmenen, is tot een speelbal verworden tussen de Regionale Regering van Koerdistan (KRG), gezeteld in Erbil in Noord-Irak, en de Centrale Regering in Bagdad. Het centrale gezag in Bagdad weigert artikel 140 van de Iraakse grondwet uit te voeren, zoals de Koerden eisen. Dit artikel schrijft een referendum voor in de provincie Kirkuk en in andere ‘betwistte’

(etnisch gemengde) gebieden, om te bepalen of de provincie bij de regio Koerdistan of bij Bagdad gevoegd zal worden. Vooralsnog blijft Kirkuk een onopgeloste puzzel. De deadline voor de uitvoering van artikel 140 is al meerdere malen overschreden. Voorts wilde Bagdad Kirkuk uitsluiten van de verkiezingen, waarna de Koerden dreigden de verkiezingen te zullen boycotten. Uiteindelijk werd onder druk van Amerika en de VN4 begin november een compromis gevonden voor de kwestie.5 De verkiezingen in Kirkuk gaan gewoon door en er werd afgesproken dat deze in het geval van fraude in Kirkuk opnieuw zullen plaatsvinden. Dit was ook een geruststelling voor de Turkmenen en Arabieren uit Kirkuk, die de Koerden tijdens de vorige verkiezingen hadden beschuldigd van verkiezingsfraude. Soennieten willen meer, krijgen minder Alleen de kiezersregistratie bleef een probleem: er is geen bevolkingscensus meer geweest sinds 1950. De statistieken van Irak zijn net zo onbetrouwbaar als Iraakse politici.6 De Iraakse Hogere Kiescommissie (IHEC) besloot op 11 november om het aantal kiezers vast te stellen op basis van de statistische gegevens JASON Magazine * Jaargang 35

van het ministerie van Handel uit 2005, aangepast aan 2009 met schattingen van bevolkingsgroei. De cijfers van het ministerie geven inzicht in de bevolkingsgrootte, omdat het ministerie voedselrantsoenen verstrekt. Als gevolg steeg het aantal zetels in de soennitische provincie Nineveh met 63% (13 zetels), terwijl de Koerdische provincie Sulemaniyah geen extra zetels kreeg. Ondanks dat de zetelverdeling goed uitpakte voor de soennieten, werd de wet geboycot door de soennitische Iraakse vice-president Tariq al-Hashimi, lid van de driekoppige Presidentiële Raad. Volgens Hashimi waren er te weinig zetels voor de twee miljoen voornamelijk soennitische Iraakse vluchtelingen7 in het buitenland. Hij wilde hier meer stemmen voor krijgen. Het gevolg was uiteraard ontevredenheid van de Koerdische kant. De Koerdische regionale president Massoud Barzani dreigde de verkiezingen te boycotten als de Koerden niet meer zetels kregen ter compensatie van de ‘verkeerde bevolkingsstatistieken’. De Koerden wilden uiteindelijk 17 zetels extra krijgen, omdat er geen rekening was gehouden met bevolkingsgroei in hun


Artikelen

stad Sulemaniyah.8 De soennische Hashimi kreeg niet zijn zin, de sjiieten en de Koerden gooiden het op een akkoordje en op 23 november werd de wet aangepast door het Iraakse parlement. De nieuwe wet baseert het aantal kiezers op de dezelfde statistieken uit 20059, met een groei voor alle provincies van 2.8 procent per jaar om de bevolkingsgroei te compenseren. Als gevolg kregen de soennieten minder vertegenwoordiging en de Koerden meer. Volgens Sam Parker van het U.S. Institute of Peace gingen er zeven zetels van soennitische provincies naar de Koerdische regio‘s.10 Al-Hashimi dreigde met een tweede veto en eiste dat de kieswet rekening zou houden met de soennieten. Aanvankelijk wilden de sjiieten en de Koerden zijn veto terzijde schuiven door middel van een tweederde meerderheid in het parlement.11 Na een kort reces kwamen de partijen in december toch tot een compromis, na zware druk van de Amerikanen die zo snel mogelijk verkiezingen willen. Het compromis was dat de kieswet nu weer gebaseerd zou worden op de statistieken van het ministerie van Handel uit 2009, incluis de aanpassingen. Om de Koerdische eisen tegemoet te komen, kregen ze drie extra zetels voor Duhok en Sulaymaniiyah. De stemmen van de vluchtelingen werden in de wet geteld in hun districten van herkomst.12 De Koerden werden onder druk gezeten door de Amerikanen13 om de wet te accepteren. In ruil daarvoor verleenden de Amerikanen hun steun aan grondwetsartikel 140 en een bevolkingstelling.14 De Amerikanen

gaven echter ook aan dat ze eventuele grondwetswijzigingen (artikel 142) door het Iraakse parlement zouden accepteren. Dreigende fragmentatie De verkiezingen staan nu gepland voor 7 maart.15 Hoewel de media de vorige verkiezingen van januari 2009 prezen als een non-sektarische en nationalistische overwinning, stemmen de Irakezen nog wel steeds voor hun eigen gemeenschap, aldus Irak-expert Patrick Cockburn.16 Ze veranderen hierbij wel van partijen binnen de eigen gemeenschap. De sjiieten stemden bijvoorbeeld in Basra op de lijst van Premier Maliki, in plaats van de Islamitische Hoge Raad van Irak.17 De meerderheid van de Arabieren steunen een sterke nationale overheid wel, in tegenstelling tot de Koerden, maar ze blijven ook op hun eigen stam of gemeenschap stemmen. Het Iraakse nationalisme neemt dus wel toe, maar een Koerd stemt op een Koerd, een sjiiet op een sjiiet en een soenniet op een soenniet. Er zijn zes grote coalities die een kans maken op de meeste politieke macht. Volgens de Irak-experts van het Carnegie Endowment for International Peace presenteren hiervan alleen de Koerden zichzelf niet als een multietnische en multi-religieuze factie, wat in de praktijk een façade is gebleken.18 De Koerden zijn echter ook versplinterd tussen de nieuwe oppositiegroep Veranderingslijst (Gorran) en de regerende partijen KDP en PUK. De overige partijen zijn: Tawafuq (islamistische soennitische partij), de

Iraakse Nationale Alliantie (voornamelijk islamitische sjiieten), Coalitie voor de Rechtsstaat van Premier Maliki (centralistisch en seculier), Eenheid van Irak (non-sektarisch, met veel soennitische stammenleiders) en de Iraakse Nationale Beweging (gedomineerd door nationalistische soennieten en ex-Baathist Allawi). Volgens Irak-expert Joost Hilterman19 zal de grootste winnaar hoogstens een kwart van de stemmen krijgen. Dit is een groot verschil met de Iraakse verkiezingen van 2005, toen de sjiietische alliantie nog maar tien zetels nodig had voor een absolute meerderheid. In totaal zullen 296 partijen en onafhankelijke kandidaten meedoen aan de verkiezingen.20 Deze grote fragmentatie binnen de Irakese politiek zal de besluitvorming in de toekomst flink compliceren, omdat alle coalitiepartijen tevreden gehouden moeten worden om consensus te bereiken. Vage verkiezingsbeloftes en een chaotische Iraakse politiek liggen in het verschiet. Daarnaast zal het conflict over Kirkuk blijven voortmodderen, met een vooruitzicht op mogelijk gewelddadige escalatie. Het is nog maar de vraag of Amerika zich zo snel kan terugtrekken. Wladimir van Wilgenburg studeert politieke wetenschappen en internationale betrekkingen aan de Universiteit van Utrecht. Hij schrijft onder meer voor de Iraaks-Koerdische krant Rudaw, de Jamestown Foundation en het Turkije Instituut.

Noten: 8. Ryan Lucas, ‘Kurdish, Sunni demands may derail Iraqi elections‘, Associated Press, 17 november 2009 9. Khaloud Ramzi, ‘Iraqi election faces inevitable postponement’, Niqash.org, 27 november 2009 10. Liz Sly en Caesar Ahmed, ‘January elections in Iraq? Doubtful‘, Los Angeles times, 24 november 2009 11. ‘Kieswet aangenomen met tegenzin soennieten’, Rudaw, 23 november 2009 12. ‘Parlement Irak stemt in met kieswet‘, NRC Handelsblad, 7 december 2009 13. Eli Lake, ‘U.S. makes political pledge to Kurds in Iraq‘, The Washington Times, 16 december 2009 14. Persverklaring Witte Huis, 7 December 2009

JASON Magazine * Nummer 1 2010

15. ‘Official: Iraqi Elections Now Set for March 7’, VOA news, 8 december 2009 16. Patrick Cockburn, ‘Sunni bombers will not restart the war‘, The Independent, 9 december 2009, 17. Sam Dagher en Steven Lee Myers, ‘Disparate Iraqis Vote for Stability and Security‘, NY Times, 2 februari 2009 18. ‘Iraq elections 2010’, Carnegie Endowment for International Peace 19. Joost R. Hiltermann, ‘Spoils of Babylon‘, National Interest online, 12 december 2009 20. Marina Ottaway, ‘Fragmentation of Iraq‘s Political Spectrum‘, Carnegie Endowment for International Peace

www.stichtingjason.nl

1. Joost Hilterman, ‘The US Exit from Iraq: How to Steer Clear of Danger’, Christian Science Monitor, 27 maart 2009 2. ‘‘Parlement Irak stemt in met kieswet‘, NRC Handelsblad, 7 december 2009 3. M.m. al-Adhami, “The elections for the constituent assembly in Iraq, 1922-4’, in: Abbas Kelidar, The Integration of modern Iraq, (London: Croom Helm 1979), pag. 13 4. ‘Irak neemt laatste horde voor verkiezingen’, De Pers, 8 november 2009, URL: 5. Marc Lynch, ‘Iraqi election law passes’, Foreign Policy, 8 november 2009 6. Marina Ottaway en Danial Kaysi. ‘Election Law, Take Two‘, Carnegie Endowment for International Peace 7. ‘Irak staakt voorbereiding verkiezingen’, De Pers, 18 november 2009

33


Artikelen

De lange weg naar vrije en onafhankelijke media in Irak Door Laura Bianchi

www.stichtingjason.nl

De Britse krant The Guardian plaatste enkele weken geleden een opmerkelijke foto: een demonstratie van Irakese journalisten in de straten van Bagdad, die actie voerden voor de vrijheid van meningsuiting. Aanleiding van het protest van de journalisten was volgens de krant de woede over geweld door veiligheidsbeambten tegen journalisten die verslag deden over aanslagen, waarbij doden en gewonden zijn gevallen. De journalisten zijn ook boos over door de overheid ingestelde nieuwe licenties voor werkvergunningen, waarvoor ze een flinke smak geld moeten betalen.1 Een dergelijke demonstratie zou onder het bewind van Saddam Hoessein ondenkbaar zijn geweest. Het feit dat journalisten de straat op kunnen gaan om hun mening over persvrijheid te uiten, duidt op grotere vrijheden dan voorheen. Maar de inhoudelijke reden van het protest toont een groot ongenoegen over de huidige werking van de media. Die zijn namelijk nog lang niet vrij en onafhankelijk.

34

Journalisten in Irak werken onder moeilijke omstandigheden. De wederopbouw van het land is in volle gang, er is veel onrust en er worden nog steeds aanslagen gepleegd waarbij veel slachtoffers vallen, waaronder ook journalisten. Volgens de International Federation of Journalists (IFJ) was Irak in 2008 het gevaarlijkste land voor journalisten, al is het aantal doden onder hen drastisch verminderd in vergelijking met het jaar ervoor. In 2007 kwamen er 65 journalisten om, in 2008 waren het er 16.2 Het beroep van journalist is dus risicovol en bovendien volop in ontwikkeling. De media zijn door het voormalige strenge regime nog niet gewend om onafhankelijk te denken en publiceren. De route naar werkelijk vrije media is dan ook een lange weg die met strubbelingen, protest en geweld gepaard gaat. Het belang van de vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie wordt onderstreept door artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: “Everyone has the right to freedom of opinion and expression; this right includes freedom to hold opinions without interference and to seek, receive and impart information and ideas through any media and regardless of frontiers.� 3

Bovenstaande bepaling vormt veelal het fundament onder het beleid en de doelstellingen van media- en hulporganisaties, die in diverse postconflictgebieden en ontwikkelingslanden actief zijn. Bij de ontwikkeling van Irakese media valt winst te behalen en veel organisaties schieten hierbij te hulp. Zo controleert USAID de nieuwsvoorziening tijdens de verkiezingen4, is de BBC in 2005 de onafhankelijke radiozender Al Mirbad Radio in het zuiden van Irak gestart5 en is de Nederlandse journaliste Judit Neurink met steun van onder meer Press Now het Independent Media Center Kurdistan (IMCK) gestart. De rol van de media is volgens de hulporganisaties evident: hoewel media met hun berichtgeving haat en geweld kunnen aanwakkeren, zijn ze ook in de positie om een positieve bijdrage te leveren aan het democratiseringsproces van een land. Naast educatieve programma’s kunnen burgers via onafhankelijke, kritische nieuwsmedia informatie en opvattingen vergaren en zich op basis daarvan een mening vormen. De diverse politieke stromingen, waaronder oppositiepartijen, maatschappelijkeen belangenorganisaties, krijgen de gelegenheid om hun mening te uiten. Vrije media fungeren idealiter JASON Magazine * Jaargang 35

als waakhond van de democratie, onder meer door autoriteiten ter verantwoording te roepen. Vanwege deze positieve bijdrage van de onafhankelijke journalistiek aan een duurzaam democratiseringsproces, richten hulporganisaties media-instituten op in wederopbouwgebieden, waar ze journalisten trainen en mediaprojecten financieel ondersteunen. Deze organisaties beogen met de mediaprojecten een bijdrage aan een democratiseringsproces te leveren, maar in de praktijk mislukt dat vaak. De projecten hebben meestal een kortstondig effect en ze zijn niet voldoende gericht op democratisering. De oorzaak hiervan is te vinden in de gebrekkige aandacht voor het opbouwen van instituties6, waardoor de projectresultaten niet goed beklijven. De daadwerkelijk duurzame bijdrage aan het democratiseringsproces zoals de organisaties zich hebben voorgenomen, dreigt daardoor niet te worden gerealiseerd.7 Meer aandacht voor instituties blijkt voor het langetermijneffect van de hulp relevant. Nieuwe werkwijze UNESCO Deze kritiek wordt gedeeld door Mogens Schmidt van UNESCO. Hij werkt op de afdeling die zich bezighoudt


Artikelen

met vrijheid van meningsuiting, democratie en vrede. Volgens Schmidt is de werkwijze van UNESCO de laatste jaren sterk veranderd. De focus is verplaatst van de individuele journalisten naar het opbouwen van institutionele capaciteit. De organisatie verwacht via het ontwikkelen van instituties een duurzamer resultaat te kunnen bereiken. Dat begint volgens Schmidt bij het helpen instellen van

starten. Samenwerken met bestaande instituten, bijvoorbeeld universiteiten, is niet eenvoudig. Er zitten nogal wat conservatieve figuren, die niet altijd even happig zijn op veranderingen. Maar als je aan duurzaamheid wil werken, moet je wel met hen samenwerken.” Daarnaast ziet Schmidt de mediaprojecten niet als op zichzelf staande projecten, maar als onderdeel van een ‘multi-level program’. “Je

“Veel Irakese journalisten weten wel wat ze moeten doen, maar ze doen het niet” wetgeving. “We willen een geschikte werkomgeving creëren door aan een wettelijk kader te werken waarin het mogelijk is om vrijheid, onafhankelijkheid en pluralisme na te streven. Dit dient ook ter bescherming tegen commerciële invloeden of druk vanuit de overheid of criminelen.” Verder hanteert UNESCO het ‘train de trainers’ model: “Via opleidingscentra proberen we op de lange termijn een hoger journalistiek niveau te bereiken. In Afrika bestaan inmiddels dertien van dit soort instellingen en in 2011 willen we ook in Zuidoost Azië starten. Misschien volgen Latijns Amerika en de Arabische wereld ook nog.” Naast wetgeving en kennis van het journalistieke vak, richt UNESCO zich ook op de verantwoordelijkheden van journalisten. “Ze moeten hun eigen rechten kennen, maar we geven ook aan welke verwachtingen wij hebben van hun ethische en professionele standaarden. Vervolgens moeten ze hun eigen systeem opzetten en zich pro-actief opstellen om te voorkomen dat de overheid het voor hen regelt en de regels heel streng uitpakken.”

Media-instituties in Irak Mogens Schmidt erkent dat het geweld in grote delen van Irak voor een gevaarlijke werksituatie voor veel Irakese journalisten zorgt. De druk van de overheid op journalisten en het uitdelen van boetes na publicaties komen hem bekend voor. Hij kent twee gevallen waarin journalisten naar aanleiding van hun werk in de gevangenis terecht zijn gekomen. Toch gaat het met de ontwikkeling van de media volgens hem de goede kant op: “Geduld en realisme zijn een schone

De ontwikkeling van de media in Irak is in volle gang en hulporganisaties proberen op allerlei manieren de rechten en plichten van vrije media in instituties, maar ook in de hoofden van burgers, te verankeren. Het IMCK in Koerdistan richt zich behalve op journalisten bijvoorbeeld ook op politici en ondernemers. Tijdens trainingen leren zij hoe ze hun boodschap begrijpelijk kunnen maken en op welke manieren ze die aan de burgers kunnen overbrengen. UNESCO geeft workshops over mediawetgeving en geeft ook les aan leraren en politieagenten om het bewustzijn van de constitutie en het belang van democratie en

www.stichtingjason.nl

Voor een grote organisatie als UNESCO, die veel zaken doet met overheden en uiteenlopende hulporganisaties, is deze werkwijze wellicht gemakkelijker te hanteren dan voor kleinere organisaties. Toch zouden deze er volgens Schmidt goed aan doen om minder op zichzelf gericht te zijn: “Ze hebben hun eigen samenwerkingsverbanden en hun eigen opleidingsorganen opgericht. Dat is op een bepaalde manier heel sympathiek en is vaak ook een wat gemakkelijker weg om projecten op te

moet samenwerken met mensen die op andere manieren een democratie proberen te consolideren, bijvoorbeeld degenen die zich met verkiezingen en wetgeving bezighouden.”

zaak. Het medialandschap van een postconflictland verander je niet van de ene op de andere dag. Door de instabiele situatie in het land bestaat er een zeker instortingsgevaar voor allerlei initiatieven. Maar ik ben positief gestemd.” Schmidt vindt het niveau van persvrijheid vooral in Koerdistan heel redelijk. Volgens hem doet 30 procent van de journalisten onpartijdig verslag. Dat is beter dan in Afghanistan, waar ook veel projecten lopen: “Afghaanse journalisten, zoals veel Irakese journalisten, weten wat ze moeten doen, maar ze doen het niet. Dat komt omdat de media in het bezit zijn van politici.” Het kan slechter. Hij schat het aantal onpartijdige journalisten in Ivoorkust op 10 procent. Een land dat het volgens hem wel goed doet is Mozambique, waar 65 procent van de journalistiek onpartijdig is.

Iraakse journalisten demonstreren voor de vrijheid van meningsuiting en tegen excessieve bemoeienis van de autoriteiten

JASON Magazine * Nummer 1 2010

35


Artikelen

zijn voortdurend opstanden tegen het bestuur en milities grijpen de macht waar ze maar kunnen. Het land loopt het risico om een falende staat te worden, met desastreuze consequenties voor de regio. De ICG dringt erop aan om de Grondwet te herzien, de macht van de milities drastisch in te perken en om het leger, de politie, de inlichtingendiensten en de grensbewaking uit te breiden teneinde de veiligheid te kunnen waarborgen.9

www.stichtingjason.nl

mensenrechten te vergroten. Het resultaat ziet er veelbelovend uit. Zo zijn er over de werking van de media in verkiezingstijd (gedrags) regels opgesteld en vastgelegd in bijvoorbeeld de Code of Conduct for the Media During Elections.8 Deze code is door de Irakese Communicatie en Media Commissie opgesteld en schrijft voor wat er voor en tijdens de verkiezingen van de media wordt verwacht. De Commissie is een constitutioneel orgaan en de code grijpt terug op internationale standaarden, waaronder ook het bovengenoemde artikel 19 van de Verklaring van de Rechten van de Mens. Verder is er een opleiding journalistiek aan de Universiteit van Bagdad en tijdens verkiezingen is gebleken dat politici en burgers de mogelijkheid hadden om via uiteenlopende bronnen informatie te verstrekken en te vergaren.

36

Aan het opbouwen van instituties wordt dus gewerkt, maar de inspanningen leiden nog niet tot de aanpassingen die nodig zijn om journalisten daadwerkelijk veilig, onafhankelijk en kritisch hun

werk te kunnen laten uitvoeren. Journalisten lopen in grote delen van Irak gevaar en de berichtgeving is grotendeels partijdig. In Koerdistan is de situatie vergeleken met de rest van Irak relatief rustig en veilig. Maar de ontwikkeling van vrije media staat ook hier duidelijk nog in de kinderschoenen. “Onafhankelijk blijkt vaak te worden verward met ‘anti’, wat in de praktijk betekent dat onafhankelijke journalisten eigenlijk bij de oppositie horen. Tijdens trainingen proberen we ze ervan te overtuigen dat ‘onafhankelijk’ iets anders betekent dan oppositioneel”, aldus Judit Neurink van het IMCK. Volgens haar wordt de Perswet selectief toegepast. Na kritische stukken worden onafhankelijke media verplicht om bronnen te vermelden of boetes te betalen. Er is volgens Neurink dringend behoefte aan een Raad voor de Journalistiek en regelgeving op het gebied van openbaarheid van bestuur. Ondertussen waarschuwde de International Crisis Group in 2009 dat Irak in een bestuurscrisis zit. De regering is weliswaar door het volk gekozen, maar is zwak. Er

De verdere ontwikkeling van vrije media in Irak zal nog jaren vergen. Met een zwak bestuur en corruptie op de loer is er nu sprake van een heel breekbare situatie in het land. Wel beginnen de mediaprojecten wortel te schieten; journalisten nemen kennis van nieuwe zienswijzen om hun werk uit te voeren en politici wennen eraan dat van hen wordt gevraagd om zich te verantwoorden. Maar met het terugtrekken van de Amerikaanse troepen uit Irak en de toenemende aandacht voor andere brandhaarden in de wereld, bestaat het risico dat de internationale gemeenschap haar aandacht voor de situatie in Irak langzaam maar zeker verliest. Ook de mogelijk verslechterende financiële situatie van hulporganisaties als gevolg van de economische crisis, kan ertoe leiden dat mediaprojecten voortijdig worden beëindigd. Terwijl juist nu de mediawetgeving ter bescherming van journalisten moet worden aangescherpt, mediabedrijven moeten worden geholpen om financieel onafhankelijk te kunnen opereren en de opgebouwde instituties moeten worden uitgebreid en ook nageleefd zoals zij zijn bedoeld. Met aanhoudende inzet kunnen vrije media in Irak ontstaan en behouden blijven. En dat is waar het de demonstrerende journalisten in Bagdad om te doen was. Laura Bianchi studeerde journalistiek en

Noten: 1. http://www.guardian.co.uk, 2009 2. UNESCO. IFJ Media Release. Iraq, India and Mexico most dangerous places for journalists in 2008, says IFJ (12 juni 2009) 3. United Nations (1948) ‘Article 19’, The Universal Declaration of Human Rights; Republic of Iraq. Code for Media during Elections (11 juni 2009) 4. USAID | Iraq. Volume 2, Issue 1, Jan-Feb 2009

5. BBC World Service Trust. Al Mirbad: local radio for southern Iraq (21 maart 2009) 6. Onder media-instituties wordt onder meer verstaan: journalistenverenigingen, specifieke mediawetgeving en een toezichthouder in de vorm van bijvoorbeeld een Commissariaat voor de Media. 7. De Zeeuw, 2005: de J. (2005) ‘Projects Do Not Create Institutions: The Record of Democracy Assistance in Post-Conflict

JASON Magazine * Jaargang 35

Societies’, Democratization 12 (4):499 8. Code for Media during Elections. Republic of Iraq, Communications and Media Commission, 2008 (11 juni 2009) 9. International Crisis Group (6 juni 2009)


Artikelen

Gruweldaden Khmer Rouge: Eerste proces Cambodjatribunaal van start Door Janou Zoet

Khmer Rouge-leider Pol Pot en zijn aanhangers raasden dertig jaar geleden door Cambodja en vernietigden in vier jaar tijd bijna een kwart van de bevolking. De verschrikkingen van het Khmer Rougeregime speelden zich onder andere af in de Tuol Sleng gevangenis in Phnom Penh. In het voorjaar van 2010 doet het Cambodja-tribunaal haar eerste uitspraak in de zaak tegen toenmalig gevangenisdirecteur Kaing Guek Eav.

The year zero Democratic Kampuchea, het gebied dat nu Cambodja heet, raakte in de jaren ’70 betrokken bij de oorlog tussen de Verenigde Staten en Vietnam. In de hoop de daar verscholen Viet Cong uit te schakelen, bombardeerde de VS grote delen van het ‘neutrale’ Cambodja. Als militaire tak van de toenmalige Maoïstische Communistische Partij, en toendertijd gepresenteerd als revolutionaire redding van de

Amerikaanse bombardementen, kwam de Cambodjaanse Khmer Rouge in opstand. Onder leiding van Pol Pot ontketende zij een beweging die op het eerste gezicht een bevrijding leek van de gevestigde orde, waarbij een kleine minderheid de macht en rijkdom had en de meerderheid in armoede leefde. Maar niets was minder waar. Toen de Rode Khmers, na een burgeroorlog van vier jaar met zo’n 600.000 slachtoffers, in 1975 de Cambodjaanse hoofdstad Phnom Penh binnenvielen, kon niemand nog vermoeden welke gevolgen dit zou hebben.5 Pol Pot (echte naam: Saloth Sar)6 verstootte de toenmalige president Lon Nol van de troon. Door Pol Pot’s verbond met de populaire Cambodjaanse koning Sihanouk werd hij door de bevolking volledig vertrouwd. Pol Pot werd echter de leider van één van de bloedigste perioden uit de wereldgeschiedenis. Het jaar 1975 werd door Pol Pot en de zijnen omgedoopt tot ‘the year zero’, waarna grootscheepse hervormingen werden ingezet.7 Binnen 72 uur werd de gehele populatie van de stad Phnom Penh verhuisd naar het platteland. Een ‘stadsmens’ bestond niet meer, individualiteit werd verboden. Voortaan zou Cambodja enkel bestaan uit landarbeiders die gezamenlijk en als één natie zouden werken aan de wederopbouw van de agrarische oorsprong van het land. Rigoureuze maatregelen werden in sneltreinvaart door de Khmer Rouge doorgevoerd:

JASON Magazine * Nummer 1 2010

buitenlanders mochten het land niet meer in en geld werd verbannen, evenals het Boeddhistische geloof.8 Iedereen moest dezelfde zwarte kleding dragen en vrouwen moesten het haar op gelijke lengte knippen. Kinderen, volwassenen, ouderen: iedereen werkte 12 tot 18 uur per dag en zeven dagen per week in collectieve boerderijen, om aan de regels van Pol Pot en zijn aanhangers te voldoen. Vaak met de dood tot gevolg, want het door henzelf verbouwde voedsel bleek niet voldoende voor iedereen. De stedelingen en leiders van de Rode Khmer wisten weinig over het verbouwen van rijst, waardoor de oogsten steeds kleiner werden. Bovendien werden, in ruil voor onder andere wapens, grote delen van de oogst geëxporteerd naar het buitenland, zodat er onvoldoende eten in eigen land bleef om iedereen van een volle maag te voorzien. Mensen stierven van de honger, maar er was meer aan de hand: Pol Pot en zijn rode Khmers bleken meedogenloos. Een mensenleven in Cambodja was weinig waard.9 ‘Westers gedachtegoed’, maar vooral Amerikaans kapitalisme moest verdwijnen uit het Cambodjaanse bestaan. Dit had tot gevolg dat eenieder die iets van doen had met de Verenigde Staten, of ‘het Westen’ in het algemeen, werd beschouwd als vijand van Cambodja. Ook beleerdheid of wetenschap werd als

www.stichtingjason.nl

Het was “To kill or be killed.” 1 Voormalig wiskundeleraar Kaing Guek Eav – beter bekend als ‘Duch’ – stond tijdens het Khmer Rouge regime van Pol Pot (van 1975 tot 1979) aan het hoofd van de beruchte Tuol Sleng gevangenis, een voormalig schoolgebouw midden in het centrum van de hoofdstad Phnom Penh. Onder zijn leiding werden daar naar schatting 14.000 tot 20.000 mensen de dood in gemarteld.2 Nu staat hij terecht voor de Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia. “Duch moest slaafs gehoorzamen aan het regime om zijn eigen leven en dat van zijn familieleden veilig te stellen”, zo pleitte de advocaat van het Rode Khmer-kopstuk tijdens het slotpleidooi van ‘Case 001’ op 27 november jl.3 Niet iedereen in Cambodja is blij met het tribunaal, waar Duch tot nu toe als enige van de vijf nog in leven zijnde en opgespoorde verdachten, zich heeft uitgelaten over de zwartste bladzijde uit de Cambodjaanse geschiedenis.4

37


Artikelen

www.stichtingjason.nl

Killing Prison: in S-21 zijn tienduizenden Cambodjanen gemarteld en vermoord. (Foto: Janou Zoet)

38

onnodig en bedreigend beschouwd door het regime.10 Iedereen moest gelijk zijn. Executies reikten steeds verder: geen leraar, arts of anderszins geleerd persoon was zijn leven nog zeker. Monniken, leden van het voormalige Lon Nol regime of andere oppositieleden, mensen die een buitenlandse taal spraken, of maar een buitenlands boek in bezit hadden, werden zonder pardon geëxecuteerd. In het bijzonder moesten Vietnamezen het ontgelden, Pol Pot was bang dat Cambodja zou worden ingelijfd door Vietnam. Om zijn land niet van de landkaart te laten verdwijnen, werd iedereen die Vietnamees was of daarmee iets van doen had, als vijand beschouwd.11 S-21 Naast directe executies werden vele ‘vijanden’ verplaatst naar security offices zoals de Tuol Sleng gevangenis -bekend als S-21-, om daar te bekennen dat zij tegenstanders waren van het regime.12 De terechtstaande Duch, leider van S-21, was niet alleen verantwoordelijk voor de communicatie met zijn leidinggevenden vanuit S-21. Ook de afdelingen van bekentenissen, fotografie van nieuwe gevangenen, verhoor en de bewakers vielen onder zijn gezag. Voordat er een executie plaatsvond, werd iedereen

nauwkeurig geregistreerd met foto en nummer en werden de gevangenen net zo lang gemarteld totdat deze een schuldbekentenis tekenden, ter rechtvaardiging van de executie. “Ik was het hoofd van S-21. Alle misdaden die daar zijn gepleegd, vielen onder mijn verantwoordelijkheid,” bekende Duch tijdens zijn verhoor in april jl. “Ik wil dat de hele wereld weet dat ik iets heel verkeerds heb gedaan.”13 Wie S-21 inging, kwam er niet meer uit. Duch: “Elk security office, inclusief S-21, had de taak om mensen gevangen te nemen, te martelen en een bekentenis los te krijgen. Om ze uiteindelijk te vermoorden; te laten verdwijnen.”14 De overgebleven documentatie en vooral de vele foto’s van die tijd, maken duidelijk dat in vier jaar tijd 14.000 tot 20.000 volwassenen en kinderen naar Tuol Sleng zijn gebracht en op gruwelijke wijze zijn gemarteld en vermoord. Slecht zeven gevangen overleefden de martelgang, één persoon daarvan werd vroegtijdig vrijgelaten. De anderen werden gedwongen een bekentenis van vijandschap af te leggen. Daarbij werden de wreedste martelmethoden toegepast. “We gebruikten allerlei vormen van marteling: zweepslagen, elektrocutie, uithongeren.15 Bewakers moesten ervoor zorgen dat de JASON Magazine * Jaargang 35

gevangenen niet doodgingen voordat hun bekentenis was afgerond”16, aldus Duch. Ook het ondersteboven ophangen van gevangenen in een ton water was een vaak gebruikte methode om een bekentenis op papier te krijgen.17 Voor de Khmer Rouge bleef het niet alleen bij executeren van directe vijanden. Duch: “Als een man werd geëxecuteerd, wachtten zijn vrouw en andere familieleden dezelfde behandeling.”18 Het voormalige gevangenishoofd bekende zelfs dat baby’s van oppositieleden tegen een boom werden doodgeslagen. Om kogels te sparen.19 “Als een leidinggevende uit de weg moest worden geruimd, waren zijn ondergeschikten de volgende. Dat maakte iedereen heel voorzichtig en volgzaam.” De werknemers van S-21 waren hierdoor hun leven ook niet zeker. “Mijn taak was niet alleen het geven van orders,” verklaarde Duch, “maar ook het trainen en onderwijzen van bewakers en andere teams. Ik moest hen indoctrineren zodat ze gevangenen durfden te verhoren, dúrfden te martelen.” Als orders niet werden opgevolgd, wachtten de bewakers hetzelfde lot als de gevangenen. Hierdoor deden ze wat hen werd opgedragen. “Ik maakte hen


Artikelen

onmenselijk”, aldus Duch.20 Op 21 december 1977 stormden 150.000 Vietnamese troepen Cambodja binnen. Pol Pot vluchtte naar het noorden van het land naar de grens met Thailand. De Vietnamese troepen bereikten in juni ’78 Phnom Penh, installeerden een nieuwe regering en maakten daarmee een einde aan het moordregime van Pol Pot en zijn Khmer Rouges. Nadat de Rode Khmers waren verdreven, werd pas echt duidelijk wat zich de jaren ervoor in het land had afgespeeld. Pol Pot en zijn volgelingen hadden voor een massamoord gezorgd, maar vele Cambodjanen konden amper geloven dat de ‘betrouwbare’ en ‘vriendelijke’ Pol Pot dat alles op zijn geweten had. Zelfs Duch verklaarde nooit geweten te hebben van de omvang van de daden van de Khmer Rouge: “Ik wist niet dat er nog zoveel meer plaatsen waren als S-21.”21 Door verhongering, marteling en executies, overleefden naar schatting 1,7 miljoen mensen het regime niet. Tribunaal Na moeizame onderhandelingen bereikte toenmalig SecretarisGeneraal van de Verenigde Naties Kofi Annan in 2004 een overeenkomst met de Cambodjaanse regering tot oprichting van het Cambodja-tribunaal. Het tribunaal, bestaande uit zowel Cambodjaanse- als internationale rechters en medewerkers, heeft een beperkte jurisdictie. Deze reikt niet verder dan de opsporing en berechting van ‘leidinggevenden’ van het toenmalige regime. Pol Pot overleed

reeds in 1998 en ook veel andere kopstukken zijn inmiddels overleden. Na opsporing wachten nu slechts vijf overgebleven Khmer Rouge kopstukken op een oordeel van het Cambodjatribunaal.22 Aangezien de meeste leiders van toen op leeftijd komen, is haast geboden bij hun berechting. Het is een laatste kans om de Cambodjaanse bevolking, die nu voor 70% uit mensen onder de 30 jaar bestaat, een gevoel van rechtvaardiging te bezorgen.23 Het werk van het Cambodja-tribunaal wordt echter bemoeilijkt. Ondanks de meedogenloze geschiedenis van de Khmer Rouge, speelt de partij nog steeds een rol in het land. Een aantal van de toenmalige partijleden zetelt in de huidige overheid, wat verhoor en eventuele veroordeling van meer (oud-) Khmer Rouge leden gevoelig maakt. Op 3 december jl. verklaarde de huidige Cambodjaanse minister-president Hun Sen tijdens een toespraak dat hij liever ziet dat het Tribunaal faalt in haar taken, dan dat er nog meer Khmer Rouge aanhangers opgepakt of gehoord worden. Volgens Hun Sen zou het tot onlusten leiden in zijn land en ligt er zelfs een burgeroorlog op de loer als het Cambodja-tribunaal verdere stappen onderneemt.24 Duch werd na een zoektocht gevonden in een hutje in de rimboe van Cambodja. Daar leefde hij onder een andere naam en werkte als vrijwilliger in een vluchtelingenkamp.25 Hem

wordt moord, verkrachting, foltering, uitroeiing en slavernij ten laste gelegd, evenals ernstige schendingen van de Geneefse Conventies. Duch zou ook ernstige inbreuk hebben gemaakt op de Cambodjaanse Penal Codes van 1956, waaronder bijvoorbeeld de aanklacht van moord met voorbedachten rade valt.26 De openbaar aanklagers van het Cambodja-tribunaal hebben 40 jaar gevangenisstraf tegen Duch geëist.27 Hoewel Duch eerder zijn excuses aanbood aan het Cambodjaanse volk en verklaarde elke straf te zullen accepteren, kwam zijn verdediging op de slotdag van het proces met een verrassing uit de hoge hoed. Bij monde van zijn Cambodjaanse advocaat, eindigde Duch met het verzoek tot vrijspraak en vrijlating. De advocaat stelde dat zijn cliënt niet door het tribunaal mag worden berecht, omdat deze is ingesteld voor berechting van ‘leiders’ van het Khmer Rouge regime en Duch slechts een onderofficier was: “Hij gaf dus geen orders, maar volgde deze enkel op”,28 aldus de advocaat. Hoe dan ook neemt het slotpleidooi in het eerste proces van het Cambodjatribunaal de eerdere woorden van Duch niet weg: “Niemand kan weten wat er zou zijn gebeurd als het Khmer Rouge regime niet een halt was toegeroepen. De misdaden waren extreem.”29 Gezien de omvang van de zaak en het bewijsmateriaal30 wordt de uitspraak in het ‘Duch-proces’ begin 2010 verwacht.

Noten: 11. ‘The Khmer Rouge killing machine’, 2004 12. Ibid 13. ECCC, Transcript of Proceedings, 22 april 2009 14. ECCC, Transcript of Proceedings, 23 april 2009 15. ECCC, Transcript of Proceedings, 29 april 2009 16. ECCC, Transcript of Proceedings, 27 april 2009 17. Informatie verkregen bij bezoek aan Tuol Sleng Museum, Central Phnom Penh, Cambodia 18. ECCC, Transcript of Proceedings, 23 april 2009 19. ECCC, Transcript of Proceedings, 08 juni 2009 20. ECCC, Transcript of Proceedings, 27 april 2009 21. ECCC, Transcript of Proceedings, 23 april 2009 22. Website Extraordinay Chambers in the Courts of Cambodia

JASON Magazine * Nummer 1 2010

23. PBS Newshour, ‘Justice delayed. Cambodia’, 2 februari 2008 24. Channel News Asia, “Cambodian PM denies interfering with Khmer Rouge Court”, december 2009 25. Website Extraordinay Chambers in the Courts of Cambodia 26. Case Information Sheet, Kaing Guek Eav, alias Duch Case File No 001/18-07-2007-ECCC/ TC 27. Co-Prosecuters’ Final Trial Submission With Annexes 1-5, Case File No 001/18-07-2007ECCC/TC, E159/9, 11 november 2009 28. ECCC Transcript of Proceedings, 27 nov 2009 29. ECCC Transcript of Proceedings, 29 april 2009 30. ECCC Transcript of Proceedings, 27 nov 2009

www.stichtingjason.nl

1. ECCC Transcript of Trial Proceedings – Kiang Guek Eav “Duch”, Public, Case File No 001/1807-2007-ECCC/TC, 0902H, Trial Day 77, 27 nov 2009 2. Documentaire (John Pilger) ‘Year Zero: The Silent Death of Cambodia’, 2004 3. ECCC Transcript of Trial Proceedings, 27 nov 2009 4. Reuters AlertNet, “Khmer Rouge torturer had to “kill, or be killed”, 26 november 2009 5. Documentaire (Rithy Panh) ‘The Khmer Rouge killing machine’, 2004 6. ECCC, Transcript of Proceedings, 30 april 2009 7. ECCC, Transcript of Proceedings, 22 april 2009 8. Documentaire History Channel, ‘The most evil men in history’, aflevering Pol Pot 9. Informatie verkregen bij bezoek aan Tuol Sleng Museum, Central Phnom Penh, Cambodia 10. ECCC, Transcript of Proceedings, “DuchTrial”, 30 april 2009

39


Artikelen

Frozen & Forgotten Deel 4: Ethiopië – Eritrea Door Roxy Tacq

Sinds Eritrea zich ontworstelde van Italiaanse kolonisatie heeft het land weinig rust gekend. Nadat het geannexeerd werd door Ethiopië ontstond een onafhankelijkheidsbeweging die na 30 jaar slaagde in haar missie. Hoewel de relatie tussen beide landen in het begin goed was, liepen de spanningen al snel op. Ethiopië viel Eritrea in 1999 binnen, wat leidde tot een tweejarige grensoorlog over de grensstad Badme. Ondanks het ondertekenen van een staakt-het-vuren, bekend als de Algiers overeenkomst, heeft het bemiddelingsproces en een beslissing van de bijhorende grenscommissie niet kunnen leidden tot vrede. In 2002 verwierp Ethiopië de beslissing van de grenscommissie, nadat ze zich realiseerde dat Badme volgens deze overeenkomst aan de Eritreese kant lag.

www.stichtingjason.nl

Voor de buitenwereld lijkt het conflict over de woestijnstad Badme misschien buitensporig. Echter, wanneer de casus onder de loep wordt genomen is er meer aan de hand. Het conflict gaat niet alleen over de acceptatie van de grensbeslissing, maar ook over economische aspecten zoals toegang van Ethiopië tot de havens aan de Rode Zee, interne legitimiteit en nationale identiteit.

40

Impact Sinds het stuklopen van het vredesproces zijn beide landen in een staat van koude oorlog met elkaar. De grens is dicht, wat ertoe leidt dat beide markten voor elkaar gesloten zijn. Eritrea is hierdoor niet in staat om genoeg voedsel te importeren uit Ethiopië en een vitale economie op gang te brengen. Tot nu toe heeft het land kunnen overleven op een aantal jaren van goede regen en geld dat gevluchte Eritreërs naar hun familie sturen. Dat deze strategie op den duur mis gaat was te zien tijdens de voedselcrisis in 2008. Hoewel Ethiopië niet kampt met een voedseltekort, schaadt het conflict de economie, omdat ze een afzetmarkt verloren heeft en in- en export via de havens van Eritrea niet meer mogelijk is. Daarnaast leidt de allocatie van extra budgetten voor defensie ertoe dat er minder geïnvesteerd wordt in de sociaaleconomische ontwikkeling van beide landen.

Eritrea Op Eritrea heeft het conflict meer invloed, gezien de grootte van het land. Om de grensgebieden te beschermen is een groot deel van de bevolking in militaire dienst. Er bevinden zich een kwart miljoen troepen in de loopgraven langs de grens. Eritrea behoort hiermee tot een van de meest gemilitariseerde landen ter wereld.1 Door de economische isolatie en de hoge defensie-uitgaven is het economische leven gestagneerd en hebben privéondernemingen weinig bestaansmogelijkheden. Velen ontvluchten de dienstplicht en voedseltekorten, waardoor nu een kwart van de bevolking over de grens woont.2 Een andere belangrijke reden voor de grote stroom vluchtelingen is het politieke klimaat. Sinds september 2001 staat de vrije pers onder druk, worden studenten en critici gearresteerd, en zijn de verkiezingen voor onbepaalde tijd uitgesteld. De overheid wordt steeds repressiever en voert een politiek van isolatie. Vandaag de dag heeft een kleine cirkel om de president de totale macht over alle politieke, economische en sociale aspecten van het leven. Eritrea behoort nu tot een van de meest repressieve regimes ter wereld.3 Ethiopië Ook in Ethiopië veranderde de politieke situatie. Direct na de oorlog werd binnenlands protest bruut neergeslagen en werden duizenden JASON Magazine * Jaargang 35

partijleden van hun positie gehaald. Sindsdien is Ethiopië stap voor stap autoritairder geworden.4 Nadat de bevolking de verkiezingen in 2005 had aangegrepen om hun onvrede over het regime en de uitkomst van de oorlog te uiten, werd dit proces snel geneutraliseerd. De administratieve structuur en de controles door de autoriteiten werden zodanig aangepast en verscherpt dat protest in de toekomst in de kiem gesmoord kan worden. Ook heeft de regering nieuwe wetten aangenomen, die onderdrukking en het aan banden leggen van elke electorale oppositie mogelijk maken.5 De laatste groep waarvan de overheid nog weerstand kreeg, de internationale “Donor Assistance Group”, werd eind 2005 monddood gemaakt.6 Somalië De destabiliserende effecten van het conflict zijn ook te zien in Somalië. Hoewel verscheidene fracties hier al jaren vechten om de macht, heeft de steun van Ethiopië en Eritrea aan respectievelijk de “Transitional Federal Government” (TFG) en de “Union of Islamic Courts” (UIC) het conflict geïntensiveerd en verlengd. Ethiopië had 6000 tot 8000 troepen in Somalië, en Eritrea bood zowel militaire steun in de vorm van 2000 troepen, als onderdak aan verschillende militante fracties.7 Voor Ethiopië was de deelname aan het Somalische conflict een manier om tegen te gaan dat


Artikelen

er een machtsvacuüm ontstaat. Nog belangrijker, Ethiopië wil voorkomen dat separatistische rebellen aan de macht komen in de Somalische regio Ogaden, in het oosten van Ethiopië. Ondertussen voert Eritrea met haar steun aan de tegenpartij een strategie waarin ze hoopt de Ethiopische troepen bezig te houden in het oosten.8 Het hoogte- (of diepte)punt van het conflict in Somalië kwam in december 2006 toen de leiders van de UIC de Ethiopische regering uitdaagde door een claim te leggen op Ogaden. Hoewel de verwezenlijking van deze claim niet realistisch was, voelde Ethiopië zich toch gedwongen te reageren op de dreiging die de verhoogde aanwezigheid van Eritreese troepen samen met nationale militanten in het UIC gebied uitoefenden. Om te voorkomen dat ze hun machtsbasis konden uitbreidden verdreven ze de UIC uit Mogadishu en hielpen ze de TFG aan de macht.9 De aanwezigheid van de Ethiopische troepen zorgde voor een extreem hoog niveau van geweld. Hoewel de Verenigde Staten de interventie van Ethiopië in Somalië eerst goedkeurde, zorgde het verhoogde geweld ervoor dat de regering-Bush op den duur de voorkeur gaven aan strategische terugtrekking.10 Door de afhankelijkheid van de TGP van de Ethiopische steun, nam haar macht drastisch af toen Ethiopië haar troepen in januari jl. terugtrok. Sinds juli beheert de TFG alleen nog delen van Mogadishu en staat Centraal -en Zuid Somalië onder controle van Al Shabaab (een aan Al-Qaeda gelieerde groep) en bondgenoten.11

Oorzaken Al voor de tweejarige grensoorlog begon was er meerdere malen onenigheid over de precieze territoriale grens. Eritrea berust haar claims op de

federale etnische vertegenwoordiging, zoals dat in Ethiopië bestaat, zou aanslaan bij (en mogelijk overslaan naar) haar burgers.17 Het zelfbeeld van het Eritreese volk, als meer ontwikkeld en ‘geciviliseerd’ volk, heeft ook niet bepaald bijgedragen aan vreedzame relaties tussen beide landen18 (tijdens het Britse bestuur over Eritrea werkte veel Tigrayans uit noord-Eritrea over de grens, waar ze slecht betaald werden en een lage status hadden). De introductie van een eigen munteenheid door Eritrea verhoogde de druk op de economie alsook de binnenlandse druk op de politici, wat leidde tot een escalatie van het conflict naar oorlog.19 Zoals vaak het geval was oorlog met de nationale vijand voor beide landen een nuttige bliksemafleider voor de feitelijke economische en politieke crises.20 Conflict over de beslissing van de grenscommissie Het conflict dat vandaag de dag nog voortduurt, gaat formeel over de beslissing van de grenscommissie, waarmee Ethiopië geen vrede kon hebben. Het oorspronkelijke conflict ging voor Ethiopië om meer dan alleen de territoriale grens, namelijk

Tijdslijn: 1890- 1941

Kolonisatie Eritrea door Italië

1942-1952

Eritrea onder Britse administratie

1952

Eritrea werd onderdeel van de federatie van Ethiopië, onder VN mandaat

1962

Annexatie Eritrea als provincie van Ethiopië

1993

Referendum over onafhankelijkheid Eritrea, internationale erkenning als staat

1999- 2000

Grensoorlog

2000

Algiers overeenkomst

April 2002

Ethiopië verwerpt grens in gebied Badme

2007 Juli 2008

Explosie geweld in Ogaden, Somalische regio in Ethiopië Veiligheidsraad besluit missie te beëindigen

2008

Humanitaire crisis in Eritrea, VN voedselhulp

www.stichtingjason.nl

Hoewel het conflict in Somalië haar eigen dynamiek heeft en het einde van het Ethiopisch-Eritrese conflict niet genoeg is om stabiliteit te brengen in Somalië, is het een extra horde die genomen moet worden om tot een vreedzame en langdurige vrede te komen.12 Omgekeerd zorgt het conflict in Somalië niet alleen voor instabiliteit in dit land, maar ook tussen Ethiopië en Eritrea, omdat het de (militaire) verhoudingen kan ontwrichten. Wanneer dit gebeurt, zal het conflict opnieuw oplaaien.13

grens van 1934, destijds bepaald door Italiaanse kolonisatie. Dit is op zich al problematisch, omdat deze grens door Italië niet duidelijk afgebakend was.14 Daarnaast heeft Ethiopië ook historische gefundeerde argumenten voor haar aanspraak op sommige grensgebieden. Zo beargumenteert het op dat er tijdens de koloniale tijd al geen respect was voor de grens, omdat de verdragen met Italië ongeldig werden vanaf het moment dat het Ethiopië binnenviel in 1935.15 De voortdurende onenigheid over de grens is echter niet de enige oorzaak of de aanleiding van de oorlog. Na de onafhankelijkheid van Eritrea was de relatie tussen beide landen voor enkele jaren goed. De divergerende ontwikkeling in economisch beleid en staatsinrichting tussen beide landen zijn belangrijke factoren die hebben bijgedragen aan de breuk. Zo ging Ethiopië de competitie aan op goederen die voorheen uit Eritrea werden geïmporteerd en voerde Eritrea hoge import- en exportbelastingen in op de goederen die via de haven van Asseb werden getransporteerd.16 Er ontstonden politieke spanningen, omdat de EPLF in Eritrea vreesde dat het idee van

JASON Magazine * Nummer 1 2010

41


Artikelen

economische factoren zoals de toegang tot de havens. Voor Eritrea speelt de grens wel een belangrijke rol, omdat haar identiteit deels bepaald wordt door de oorspronkelijke koloniale grenzen.21 Inmiddels gaat het conflict over prestige, soevereiniteit, en nationale identiteit. Voor Ethiopië stond het verlies van Badme na de beslissing van het EEBC in 2002 symbolisch voor het verlies van Eritrea in 1991.22 Het conflict is onderdeel geworden van de perceptie van de nationale identiteit en de expressie van nationalisme.23 Deze vorm van nationalisme waarin buitenlandse agressie de overheid, oppositie en bevolking samendrijft, staat in de weg van het vinden van een vreedzame oplossing van het conflict. In deze visie is het verlies van land niet langer het verlies van land, maar het verlies van hetgeen de groepsidentiteit maakt.24 In Eritrea worstelt de overheid met de eigen elite en gebruikt president Isaias het verzet tegen Ethiopië als middel om zijn eigen populariteit te verhogen.25 Tegelijkertijd gebruikt Isaias het conflict als voorwendsel voor de totalitaire controle van het land.26 In Ethiopië bestaat de vrees dat de implementatie van de Algiers-overeenkomst het einde zal betekenen voor de regering. Nationalistische elementen schrijven het falen van Ethiopië in het conflict toe aan de regering.27 Naast bovenstaande oorzaken van het conflict speelt de aard van het “diplomatieke” spel tussen Issaias en Premier Meles van Ethiopië ook een rol. Het conflict tussen beide landen wordt door sommige analisten

ook wel een privédispuut tussen beide leiders genoemd.28 De slechte werkrelatie, gecombineerd met een politieke cultuur waarin compromissen gezien worden als capitulatie, leiden tot weinig stimulans om het conflict definitief op te lossen (mede omdat beide landen de perceptie hebben dat de ander het niet langer kan volhouden). De toekomst De toekomst ziet er vooralsnog weinig rooskleurig uit. De Afrikaanse Unie heeft zich nog niet gebogen over de grensvraag en de grens blijft voorlopig dicht. Geen van de beide kemphanen hebben de directe behoefte om de patstelling te doorbreken; hoewel Eritrea het internationale recht aan haar zijde kent, is het Ethiopië dat in feite de controle over Badme voert. Ook lijkt laatstgenoemde internationaal meer krediet te hebben, mede omdat Eritrea de vredesmacht naar huis heeft gestuurd. De internationale gemeenschap heeft weinig aandacht voor de implementatie van de Algiers-overeenkomst en zet Ethiopië nauwelijks onder druk om de grens te accepteren. Men lijkt de status quo te accepteren. De impasse in de Algiersimplementatie is wel een ernstige verstoring van het Amerikaanse antiterreur beleid in de regio. In de strijd tegen het terrorisme verstrekt de VS inlichtingen aan Ethiopië over de verscheidene islamitische radicale groepen in de regio. Deze hechte relatie bemoeilijkt de betrekkingen met overige buurlanden en vermindert de mogelijkheden om kritiek te uiten

op de mensenrechtenschendingen in Ethiopië. Ook stelt de hoge prioriteit van de ‘War on Terror’ regimes in de regio in staat om politieke tegenstanders als terroristen af te schilderen. Het is de vraag of er mogelijk weer oorlog kan uitbreken. Ethiopië heeft de beschikking over meer wapens, geld en mankracht, terwijl Eritrea in een gevecht hooguit posities kan behouden. Ethiopië heeft eerder gewaarschuwd dat het bereid is in een nieuwe oorlog tot het einde door te gaan. Het advies van de International Crisis Group in 2008 was om de bufferzone opnieuw in te stellen en de grens wederom fysiek af te bakenen. Beide landen zijn gebaat bij een normalisering van de relaties en het herstel van de wederzijds economisch afhankelijke relatie, bijvoorbeeld door een heropening van de toegang tot de havens en grensoverschrijdende ontwikkelingspakketten. Een dergelijk plan heeft echter wel steun van de internationale gemeenschap nodig, en met name van de VS. Hopelijk zal deze afname van de vijandigheden en de stabilisering van de economische betrekkingen uiteindelijk ook leiden tot de in het Westen gewenste politieke hervormingen in beide landen. Roxy Tacq is als bestuurskundige afgestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Momenteel werkt zij als vrijwilliger op het gebied van microkrediet in Kenia.

www.stichtingjason.nl

Noten:

42

1. Martell, Peter (2008). 'A View from Eritrea: Any Chance of Change Without War?', Review of African Political Economy, 35: p. 331 2. Lyons, T. (2006). Avoiding Conflict in the Horn of Africa: U.S. Policy Toward Ethiopia and Eritrea. Center for preventive action, no. 21, december. New York: Council on Foreign Relations, p. 171 3. Ibid, p. 11-12 4. Aalen, L. & K. Tronvoll (2009). “The End of Democracy? Curtailing Political and Civil Rights in Ethiopia”. In: Review of African Political Economy, 36:120, p. 203 5. Ibid, p. 203 6. Ibid, p. 204 7. Lyons (2006), p. 173 8. Ibid, p. 173 9. Ibid, p. 174

10. IISS (2008) 11. ICG (2009) 12. Lyons, (2006), p. 175 13. Ibid, p. 9-10 14. Gedamu, Kalewongel (2008). Ethiopia and Eritrea: The quest for peace and normalizations. Universitity of Tromsø, Noorwergen, Centre for Peace Studies, p. 43 15. Zegeye, A. and M. Tegegn (2008). “The Post-war Border Dispute between Ethiopia and Eritrea. On the Brink of Another War?”. In: Journal of Developing Societies, Vol. 24, No. 2, p. 268 16. Gedamu, Kalewongel (2008), p. 47-48 17. Ibid, p. 48-49 18. Ibid), p. 44-45 19. Ibid, p. 47 20. Ibid, p. 46

JASON Magazine * Jaargang 35

21. Healy, S. (2008). “Lost Opportunities in the Horn of Africa. How Conflicts Connect and Peace Agreements Unravel”. Londen: Catham House, Royal Institute of International Affairs, p. 18-19 22. Zegeye and Tegegn (2008), p. 85-86 23. Ibid, p.268 24. Ibid, p.90-94 25. Lyons, Terrence (2009). 'The EthiopiaEritrea Conflict and the Search for Peace in the Horn of Africa', Review of African Political Economy, 36: 120, p. 170-171 26. Healy (2008), p. 18 27. Zegeye & Tegegn (2008), p. 86-87 28. Healy (2008), p. 18


Artikelen

De totstandkoming van mensenrechten Door Kelly Haak

De Iraanse overheid heeft de Nobelprijs van de Iraanse Shirin Ebadi in beslag genomen. Ebadi, een mensenrechtenactiviste die zich inzet voor vrouwenrechten in Iran, zou volgens de autoriteiten een aanhanger zijn van Amerika en Israël. Haar huis in Teheran is beklad met leuzen en zowel haar privé-kantoor als het kantoor van het door haar opgerichte Verdedigers van de Mensenrechten zijn gesloten. Bij demonstraties voor haar huis wordt zij niet beschermd door de politie.1 Dit is een goed voorbeeld van wat mensenrechtenactivisten in veel landen overkomt. Waarom blijven activisten zich toch inzetten voor mensenrechten? Wanneer en hoe zijn deze rechten tot stand gekomen? En waarom zijn deze activisten tot op de dag van vandaag nog steeds nodig? Dit is de eerste aflevering van een nieuwe reeks met een specifieke focus op mensenrechten.

Maar zelfs ver voor deze tijd, nog voor onze jaartelling, werden al de eerste pogingen ondernomen om de rechten van de burgers te beschermen. Rond 2500 jaar geleden erkende de Perzische Cyrus de Grote de rechten van de volken in de veroverde gebieden. Deze hadden onder andere het recht op vrijheid en veiligheid, het recht van bezit en overige economische en sociale rechten. Ook konden de overwonnen volkeren in relatieve vrijheid hun eigen godsdienst blijven bedrijven. Cyrus was

echter niet de enige, noch de eerste. In het Oude Egypte gold dat de eis of het verzoek van een rekwestrant uit Bovenof Beneden-Egypte volgens wettelijke procedures moest worden afgehandeld, en dat men respectvol moest omgegaan met de rechten van deze persoon. Koning Hammourabi van Babylon liet aan het einde van zijn bewind van 1792-1750 voor Christus het meest uitgebreide wetboek uit de Oudheid in steen uithakken, met als proloog “het recht te handhaven, het kwaad en de goddeloosheid te vernietigen, zodat de sterken niet de zwakken kunnen

onderdrukken, en om het goede in de mensen aan te sporen”.4 Eeuwen later leverden de Romeinen een grote bijdrage aan de ontwikkeling van het recht in het algemeen, alsook een kleinere bijdrage aan de ontwikkeling van mensenrechten. Zo liet Keizer Justinianus I rond 500 na Christus het Romeinse burgerlijk recht en bijbehorende jurisprudentie (Corpus Juris Civilis) codificeren, met als uitgangspunten “een fatsoenlijk leven voor vrije burgers, niemand benadelen en ieder het zijne geven (of voluit: de wil om ieder zijn recht toe te delen).

www.stichtingjason.nl

Magna Carta In de afgelopen eeuwen is er veel gebeurd op het gebied van mensenrechten. Het meest bekend is de Universal Declaration on Human Rights uit 1948, maar al in 1215 werd in Engeland de Magna Carta van kracht. De grootste verdienste van de Magna Carta is de documentatie van het rechtsbeginsel dat we nu kennen als habeas corpus, ofwel de bescherming van de burger tegen onrechtmatige gevangenneming door de autoriteiten. Voor het eerst hadden mensen recht op een eerlijk proces, doordat in de 13e eeuw de macht van de Britse Kroon aan banden werd gelegd.2 In 1689 werd de Magna Carta in Groot-Brittannië aangevuld met de Bill of Rights, waarin de rechten van burgers verder werden beschermd en het bestaansrecht van het parlement werd gewaarborgd door de wetgevende macht van de monarch af te schaffen.3

Tijdens de conventie in Philadelphia in 1787 werd de Amerikaanse grondwet ondertekend

JASON Magazine * Nummer 1 2010

43


www.stichtingjason.nl

Artikelen

De 18e eeuw De 18e eeuw was een bewogen tijdperk op het gebied van de mensenrechten. In 1772 werd in Groot-Brittannië als eerste de slavernij afgeschaft, maar omdat het niet mogelijk bleek om alle slaven onmiddellijk vrij te laten, werd ervoor gekozen om eerst de slavenhandel af te schaffen. Pas in 1807 werd de handel van slaven in de Britse kolonies afgeschaft.5 In de jaren hiervoor was in de VS al veel gebeurd op het gebied van de mensenrechten van de vrije burger. Zo werd in 1774 the Bill of Rights vastgesteld, bestaande uit voornamelijk rechten die de macht van de federale regering inperkten6, en welke later werd aangevuld met amendementen, zoals de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst.7 De politieke filosofie hierachter was het onveranderlijke natuurrecht, dat ook als basis diende voor de rechten van de koloniën, en werd aangehaald als rechtvaardiging in de onafhankelijkheidsstrijd (en genoemd in de Declaration of Independence) tegen het Britse Rijk. Een politieke sleutelfiguur binnen deze filosofische stroming was medeauteur van de Declaration Thomas Jefferson,

44

die sterk was beïnvloed door de theorieën van Charles Montesquieu en John Locke.8 Laatstgenoemde speelde een grote rol in de ontwikkeling van het recht, mede door de fundamentele positie uit zijn politieke theorie dat het recht op vrijheid en bezit van alle mensen doorslaggevend is in een staat. Historici zijn het erover eens dat het gedachtegoed van Locke van invloed is geweest op de Franse Revolutie in 1789.9 In dat gewelddadige jaar trad in Frankrijk de Declaration des droits de l’homme et du citoyen in werking, een document waarin de rechten van de mens en de burger werden opgenomen. Samen met het Liberté, Egalité et Fraternité werd dit beeldbepalend voor de rechten die het volk kreeg. Met de Franse verovering van grote delen van Europa na de revolutie, werd ook het Franse Code Napoléon ingevoerd, die tot op de dag van vandaag relatief ongewijzigd is gebleven. Drie generaties In 1979 benoemde de Tsjechische jurist Karel Vasak drie generaties van mensenrechten die zich in de loop van de geschiedenis hebben ontwikkeld. Hoewel de eerste generatie mensenrechten al ver JASON Magazine * Jaargang 35

voor onze jaartelling ontstond (bijvoorbeeld in het Oude Egypte), worden deze rechten pas sinds de tweede helft van de vorige eeuw als zodanig erkend. Tijdens de Koude Oorlog werden de verschillen tussen de drie generaties mensenrechten echt duidelijk. De eerste generatie mensenrechten, bestaande uit burger- en politieke rechten, kreeg in Westerse democratieën de meest vooraanstaande rol. De tweede generatie mensenrechten, gestoeld op een sociaaleconomisch en cultureel gelijkheidsbeginsel, werd beschouwd als “iets voor de lange termijn, of rechten die stapsgewijs ingevoerd konden worden”. Waar de eerste generatie mensenrechten gezien wordt als een negatieve verplichting voor de overheid, behelst de tweede generatie vooral haar positieve verplichtingen. Na de val van de Muur werd duidelijk dat de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat de eerste generatie niet kan bestaan zonder de tweede, en vice versa. De derde generatie van mensenrechten ontstond hierna, en omvat een diffuus en algemeen geformuleerde variëteit aan rechten, waaronder het recht op een gezonde leefomgeving, het zelfbeschikkingsrecht, cultureel


Artikelen

erfgoed en intergenerationele gelijkheid.10 Zo was de aanbeveling tijdens de Wereldconferentie voor Mensenrechten in Wenen (1993) dat, “States should strive to eradicate illiteracy and should direct education towards the full development of the human personality and the strengthening of respect for human rights and fundamental freedoms.” 11 Verenigde Naties Na de Eerste Wereldoorlog werden de eerste pogingen gewaagd om een systeem van mensenrechten te ontwikkelen door de staten die waren aangesloten bij de Volkenbond. Deze voorloper van de Verenigde Naties had als doel het bevorderen van internationale samenwerking en het bereiken van vrede en veiligheid.12 Zo werd er onder andere aandacht besteed aan klachten van etnische minderheden binnen het Minority Committee. Ook werd een Mandate Committee opgericht, die individuele petities onder de loep nam van de bewoners in mandaatgebieden. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had echter een stopzetting van de activiteiten van de Volkenbond tot gevolg. Na deze oorlog, waarin men geconfronteerd werd met de wreedheid van Hitler jegens andere rassen in naam van het nationaal-socialisme, kwam men tot de conclusie dat zoiets nooit meer mocht voorkomen.13 In 1948 werd er binnen de inmiddels opgerichte Verenigde Naties een nieuwe verklaring ontwikkeld en ondertekend: de Universal Declaration on Human Rights. Dit document was bedoeld als een na te streven standaard, in tegenstelling

tot een juridisch bindende bepaling of pressiemiddel. Aangezien ondertekening van dit document volledig vrijwillig is, is het gegeven dat 48 van de 56 VN-lidstaten hier in die tijd gehoor aan gaven, een goede maatstaf voor de waarde die men hechtte aan de bescherming van mensenrechten. Na de wereldwijde impact van de Tweede Wereldoorlog was het doel van de leden van de VN om vrijheid, recht en vrede in de wereld na te streven. De auteurs van de Declaratie hadden voor ogen dat men overal ter wereld kan leven in waardigheid, zonder angst, slavernij of onderdrukking.14 De praktijk blijkt vooralsnog weerbarstiger dan het ideaal; niet alleen hebben een aantal staten de Declaratie (nog) niet ondertekend, nog te vaak worden deze rechten geschonden door landen die deze formeel wel onderschrijven. Een positieve ontwikkeling is echter dat een groot aantal rechten, opgetekend in de Declaratie, zijn opgenomen in de grondwet van veel landen. Zo blijven de mensenrechten zich wereldwijd ontwikkelen. Momenteel hebben 72 landen het International Covenant on Civil and Political Rights van 1966 ondertekend, een uitbreiding van de Declaratie met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten. In 1984 is de Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment aangenomen door de VN. Hierin zijn materiële en procedurele zaken vastgelegd, waaronder de bepaling dat de ondertekenaars alle vormen van marteling in het wetboek van strafrecht moeten opnemen. Ten slotte nam de VN in 1989 de Convention on the Rights of the Child aan, waarin een aantal “universele

en niet-verhandelbare basisnormen, rechten en vrijheden”15 zijn vastgesteld. Ook hier geldt weer dat aan de feitelijke uitvoering van deze nobele afspraken in een aantal landen nog veel schort. Recentere ontwikkelingen Op regionaal en subregionaal niveau (Europese Unie, formeel ook de Association of South-East Asian Nations) wordt eveneens aan mensenrechten gewerkt. Daarnaast zijn naast staten ook steeds meer non-gouvernementele organisaties betrokken bij dit vraagstuk. De bovengenoemde verklaringen, die volgens sceptici niet meer zijn dan een papieren tijger, kunnen in sommige gevallen als juridische platform fungeren voor tal van tribunalen om oorlogsmisdadigers op te sporen, te vervolgen en berechten. Ook worden er gerechtshoven in het leven geroepen die zich specifiek richten op mensenrechten. De ontwikkeling van mensenrechten is constant in beweging en ontwikkeling door de gebeurtenissen in de wereld, waaronder oorlogen en sociale veranderingen16, nieuw opkomende visies van internationaal recht zoals het Responsibility to Protect beginsel, en rechtelijke uitspraken die nationaal en internationaal verregaande consequenties hebben. Desondanks zijn mensenrechten nog verre van vanzelfsprekend in veel uithoeken van de wereld, waar de menselijke waardigheid veelal met de voeten wordt getreden. In de komende aflevering van deze serie zal verder worden ingegaan op deze gebieden in de wereld.  Kelly Haak is studente aan de Haagse Hogeschool

Noten: 1996, Manchester University Press, vierde druk, blz. 7. 5. Human Rights in the World. An introduction to the study of the international protection of human rights. Robbertson, A.H., Merrills, J.G., 1996, Manchester University Press, vierde druk, blz.15. 6. Voorbeelden zijn het verbod een staatsgodsdienst in stellen, het recht van burgers om wapens te dragen in te perken, en burgers het leven, vrijheid en bezit te ontnemen. 7. Bill of Rights (USA) 8. Human Rights in the World. An introduction to the study of the international protection of human rights. Robbertson, A.H., Merrills, J.G., 1996, Manchester University Press, vierde druk, blz 5.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

9. A dictionary of Human Rights, Robertson, David, 1997, Europa Publications Limited, Londen, eerste druk, blz.134. 10. UN Chronicle. International Human Rights Law: A Short History, Viljoen, Frans. 11. World conference on Human Rights, UN (1993).Gevonden op de website van de VN 12. History of the United Nations, UN (2005). 13. UN Chronicle. International Human Rights Law: A Short History, Viljoen, Frans 14. The universal declaration of human rights: A living document, department of Public Information, 2008. 15. www.unicef.org 16. UN Chronicle. International Human Rights Law: A Short History, Viljoen, Frans http://www.un.org

www.stichtingjason.nl

1. Zware druk op Iraanse Nobelprijswinnaar. Iraanse autoriteiten sluiten kantoren Shirin Ebadi, Thomas Erdbrink, 18 januari 2009, website NRC Handelsblad; Iran neemt Nobelprijs Ebadi in beslag. AP, Reuters, ANP, 26 november 2009, website NRC Handelsblad. 2. Human Rights in the World. An introduction to the study of the international protection of human rights. Robbertson, A.H., Merrills, J.G., 1996, Manchester University Press, vierde druk, blz. 4. 3. A dictionary of Human Rights, Robertson, David, 1997, Europa Publications Limited, Londen, eerste druk, blz. 24-25. 4. Human Rights in the World. An introduction to the study of the international protection of human rights. Robbertson, A.H., Merrills, J.G.,

45


Verslag

Verslaggeving van de JASON activiteiten In deze rubriek kunt u de verslagen lezen van enkele van de activiteiten die de afgelopen vier maanden zijn georganiseerd door Stichting JASON. Er is de afgelopen tijd hard gewerkt aan het creëren van goed functionerende activiteitencommissies. Het is de bedoeling dat er in verschillende studentensteden binnen Nederland lokale activiteitencommissies verrijzen die, los van de nieuwe thematische werkwijze, activiteiten organiseren. Op dit moment zijn de commissies gehuisvest in Den Haag, Groningen en Leiden, waarvan eerstgenoemde het meest actief is. Gedurende de maanden januari tot en met mei zal deze commissie een lezingenreeks en een aantal excursies organiseren naar onder andere de Luchtmacht in Eindhoven, het Joegoslavië-tribunaal, het Internationaal Gerechtshof en de Duitse ambassade.

JASON op bezoek bij de NAVO en EU

www.stichtingjason.nl

Door Johannes Visser

46

Brussel - Op vrijdag 2 oktober heeft een delegatie van geïnteresseerde studenten onder leiding van Stichting JASON een bezoek gebracht aan de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Raad van de Europese Unie. Bij beide organisaties hebben de studenten een briefing bijgewoond over het militaire reilen en zeilen binnen de Euro-Atlantische gemeenschap. De interesse van de groep lag voornamelijk bij de vraag wat de relatie is tussen de NAVO en het Gemeenschappelijk buitenlands – en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU; in hoeverre deze complementair zijn, dan wel niet concurreren met elkaar; en welke effecten ze genereren. Hoewel de deelnemers enig retorisch vuurwerk tussen de vertegenwoordiging van beide organisaties hadden verwacht (gehoopt), bleef dit uit. Wel werd de groep al snel duidelijk gemaakt dat een aanzienlijk aantal institutionele, politieke en culturele obstakels in de weg staan van de gewenste samenwerking. De NAVO en EU zouden elkaar optimaal moeten aanvullen, maar er is wel degelijk sprake van een duplicatie van missies, onderlinge concurrentie om (specialistische) middelen en

mankracht, en verwarring over deze roulerende capaciteiten (double hatting). Allereerst arriveerden de studenten bij de NAVO, gehuisvest in het politieke hoofdkwartier (HQ) dat nog altijd de uitstraling heeft van het tijdperk waarin het in gebruik werd genomen. De eerste presentatie werd verzorgd door persvoorlichter van de NAVO, Eric Povel, die direct het antwoord gaf op de vragen waar JASON naar zocht. De NAVO is als militair verbond een intergouvernementele organisatie pur sang, waarin het legerloze IJsland formeel evenveel stemrecht heeft als de grootste militaire macht van de wereld, de Verenigde Staten. Dat er te allen tijde naar besluitvorming moet worden gezocht waarin werkelijk ieder lid zich kan vinden, ligt voor de hand en brengt natuurlijk de nodige complicaties met zich mee (in het bijzonder bij de bekende twistpunten, waar de oudere lidstaten beslissingen blokkeren terwijl nieuwere leden liever effectieve besluiten nastreven). Toch bestaat er onder de leden wel degelijk JASON Magazine * Jaargang 35

De Haagse activiteitencommissie bestaat uit: Hester Torn Vincent Nieuwpoort Jeroen Spangenberg Pieter Rademakers Yernaz Ramautarsing Jaouad Khamkhami Bora Gunes

‘consensus over consensus’ en zal het stemmensysteem voorlopig intact blijven. In tegenstelling tot de NAVO geldt binnen de EU wel dat de grotere staten meer te vertellen hebben: besluiten van het GBVB (voornamelijk op de lange termijn gericht) worden met een eenvoudige meerderheid van stemmen aangenomen. Dit heeft wellicht ook te maken met het volgende verschil tussen de NAVO en EU: eerstgenoemde is met zijn militaire focus een ‘one trick pony’, terwijl de EU veel meer doet dan dat. Als enige intergouvernementele militaire organisatie in de wereld heeft de NAVO een volledig geïntegreerde commandostructuur, welke in staat is onafhankelijk te trainen, missies te plannen en uit te voeren. De EU heeft


Verslag

een enigszins gelijksoortige Militaire Staf, al zijn de lidstaten er fel tegen gekant het een HQ te noemen. Voor militaire missies kan de EU, in de vorm van EU Battlegroups, aanspraak maken op middelen en manschappen van de NAVO (Berlijn plus akkoorden), wat de EU militair gezien een vrij beperkte reikwijdte geeft. De overig besproken thema’s in het NAVO-hoofdkwartier waren de hoop op een toekomstige verbetering in de relatie met de Russen, die ondanks de vele meningsverschillen (raketschild, uitbreiding van de NAVO naar het Oosten, de oorlog in Georgië in 2008) ook veel overeenkomstige belangen met de organisatie hebben (een stabiel Afghanistan, het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens, piraterijbestrijding); alsook de update en/of vervanging van het strategisch concept uit 1999 over de rol en taken van NAVO onder leiding van de Amerikaanse oud-minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright. Uiteraard kwam ook de missie in Afghanistan ter sprake, waar de NAVO weinig meer kan bieden dan haar militaire diensten. Dat het voor de NAVO in Afghanistan erop of eronder is, behoeft geen verdere uitleg voor de burger die ook maar enigszins het nieuws bijhoudt. De veiligheidssituatie verslechtert nog steeds en er blijft een behoefte aan meer manschappen, niet alleen voor de veiligheid op de korte termijn, maar ook om Afghaanse veiligheidstroepen op te leiden. Echter zijn op de lange termijn voornamelijk civiele experts nodig voor (enige vorm van) wederopbouw van het land. De militaire organisatie ziet in dat het onderdeel governance cruciaal is voor een stabiel Afghanistan. De mistige

gang van zaken rondom de recent gehouden verkiezingen voorspellen weinig goeds voor een geloofwaardige en betrouwbare Afghaanse partner. De presentaties op het NAVOhoofdkwartier werden afgesloten door de Nederlandse politieke vertegenwoordiging (namens Defensie en Buitenlandse Zaken) bij de NAVO en de Nederlandse Permanente Militaire Vertegenwoordiger (namens de Nederlandse Commandant der Strijdkrachten) voor de NAVO en de EU. De Nederlandse positie is dat de NAVO en EU complementair aan elkaar moeten zijn; dat beide organisaties zich zoveel mogelijk moeten richten op - en specialiseren in eigen (militaire en soft power) niches; en dat er zoveel mogelijk concurrentie en overlap van taken en missies moet worden voorkomen. Desondanks bestaat er helaas wel een dure duplicatie van taken in de antipiraterij missie (ATALANTA). Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn dat de NAVO zich hier exclusief op richt, terwijl de EU een missie op het vasteland van Somalië aangaat. De recent aangetreden Secretarisgeneraal Rasmussen heeft als ambitie opgegeven een betere samenwerking met de EU na te willen streven. Echter kunnen beide organisaties vooralsnog alleen maar praten over de Berlijn plus akkoorden als gevolg van de Turkse blokkade in de Cyprus impasse.

bij de Brits-Nederlandse Battlegroup. Eerstgenoemde herhaalde nog maar eens dat het GBVB zoveel meer inhoudt dan militair optreden, en hij benadrukte de waarachtigheid van de vaak gehoorde uitdrukking: “The US fights, the UN feeds and the EU funds”. Uniek aan het planningsproces van het GBVB is dat er op ieder niveau politieke ratificatie vereist is. Hoewel dit het besluitvormingsproces behoorlijk kan vertragen, of zelfs verhinderen, is het voordeel dat de uitvoering een hoge mate van legitimiteit kent. Een groot obstakel voor de EUBG is dat deze in de praktijk reactief in plaats van preventief ingrijpt, veelal in een laat stadium optreedt wanneer het ergste leed al geleden is. Een ander probleem is dat de EU weinig waar voor haar geld krijgt (bijvoorbeeld in vergelijking met de VS), omdat de lidstaten veelal op individuele basis investeren in soms obsolete wapens en systemen. Deze impuls is met name terug te vinden bij sommige Oost-Europese regeringen, omdat de oppositie en publieke opinie gerustgesteld moet worden met imposante militaire speeltjes tijdens de Nationale Parade. De integratie van nationaal gespecialiseerde eenheden binnen het GBVB zou het meest gebaat zijn bij een gecoördineerd militair aankoopbeleid, maar zolang het volledig vertrouwen en goede militaire interoperabiliteit nog niet daar is, zal ook de politieke wilskracht ontbreken.

Na een door de NAVO aangeboden lunch vervolgde het gezelschap de tocht naar het imposante Justus Lipsius gebouw van de Europese Raad, waar de presentaties werden verzorgd door luitenant-kolonel Tim Cook, als Brits marineofficier verbonden aan het Directoraat Operaties van de Raad van EU, en kolonel Marco Hekkens, vanaf 2010 plaatsvervangend commandant

Een belangrijk thema van de presentatie betrof de huidige inspanningen van de EU om de scheepvaart voor de kust van Somalië (de Golf van Aden) te beschermen tegen piraten. Piraterij is hierbij niet zozeer de oorzaak van de problemen, maar een symptoom. De werkelijke oorzaak ligt bij Somalië, de staat waar het centrale gezag volledig is ingestort, het territoir in drie delen is

www.stichtingjason.nl

JASON Magazine * Nummer 1 2010

47


Verslag

opgedeeld, en waar lokale krijgsheren vrijwel onafgebroken oorlog voeren tegen elkaar en de bevolking. Een ieder die bekend is met Black Hawk Down zal begrijpen waarom men huiverig is voor een militaire missie in het gebied. Toch zal het Westen de terugkeer van de islamitische rechtbanken, die toch enige rust en orde konden garanderen en de piraterij konden indammen, om de bekende redenen niet toejuichen. Binnen de missie verloopt de samenwerking van de EU met de betrokken partners, waaronder de NAVO, wel voorspoedig. Echter, gezien de politieke en institutionele obstakels die er al bestaan om de EU en NAVO geïntegreerd te laten optreden, is de samenwerking met andere mogendheden (waarvan sommigen het niet zo nauw nemen met de mensenrechten), politiek gezien al helemaal een ‘no go’. Desondanks bestaat er op tactisch en operationeel gebied een uitstekende verstandhouding en coöperatie met deze landen. De communicatie voert

hierbij langs zowel de gebruikelijke militaire (Mercury) systemen, maar wringt zich ook langs allerlei informele kanalen, bijvoorbeeld met behulp van cryptische boodschappen via private websites. Verder heeft de EU een overdrachtsovereenkomst met Kenia gesloten om te voorkomen dat gevangengenomen eendagspiraten via detentie- en asielprocedures een staatsburgerschap in Europa weten te bemachtigen. De afsluiting van de dag werd verzorgd door kolonel Hekkens over de gezamenlijke Battlegroup tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (UK/NL EUBG 2010/1) voor de eerste helft van 2010. Hekkens is betrokken bij deze EUBG rotatie enerzijds als de Deputy Force Commander, anderzijds is hij de Senior National Representative, de ogen en oren van de Commandant der Strijdkrachten. Als de Nederlandse vertegenwoordiger bij deze UK/NL EUBG adviseert hij, gevraagd of ongevraagd, zijn Britse collega (de Force Commander) over de

Nederlandse (rand)voorwaarden voor inzet van de Nederlandse eenheden binnen deze Battlegroup. Hierbij moet hij voortdurend de balans opzoeken tussen militaire wenselijkheid en de opgelegde politieke kaders. Een interessant voorbeeld is de rode kaart die hij kan trekken indien hij zich onvoldoende gehoord voelt. Gelet op de reeds jarenlange en hechte samenwerkingsrelatie tussen de Britse en Nederlandse mariniers zal er weinig redenen zijn om deze kaart daadwerkelijk te hanteren. Ten slotte merkt de kolonel op dat “defensie ook meebetaalt aan de economische crisis”. Ondanks deze uitdagingen is hij sterk van mening dat de EUBGs niet gebruikt dienen te worden om lopende missies te versterken. Conclusie: het is meer dan ooit van belang dat de militaire samenwerking in Europa politiek beter op elkaar moet worden afgestemd ten einde een beter uitgeruste, kosteneffectieve en robuuste en snel inzetbare veiligheidsmacht te realiseren.

Hoever zijn we nog af van een Europese geïntegreerde krijgsmacht?

www.stichtingjason.nl

Door Elsa Schrier

48

Den Haag - Op maandagavond 7 december sprak commandeur Michiel B. Hijmans op uitnodiging van Stichting JASON voor een grote groep geïnteresseerden. Hijmans herinnerde het publiek eraan dat op die dag precies 68 jaar geleden de aanval op Pearl Harbor plaatsvond, een aanval die even schokkend was als de aanslagen van 11 september. Met deze twee voorbeelden kaartte Hijmans de noodzaak van internationale samenwerking aan. Niemand weet welke veiligheidsdreigingen zullen volgen in de toekomst en een gedegen voorbereiding op uiteenlopende scenario’s is dan ook noodzakelijk. Dit kan Nederland niet alleen. Goede internationale militaire samenwerking is daarom onontbeerlijk. Internationale militaire samenwerking vindt zowel plaats op bilaterale als op multilaterale basis. De coördinatie hiervan ligt in handen van het ressort IMS. Binnen de organisatiestructuur van de Defensiestaf heeft IMS directe toegang tot de Commandant der Strijdkrachten. Hijmans benadrukte echter dat de basis voor goede samenwerking een sterk internationaal netwerk is. Nederland heeft op dit moment 35 defensieattachés op buitenlandse posten, die de defensieontwikkelingen in meer dan 90 landen volgen. Daarnaast heeft Nederland zo’n 560 mensen geplaatst binnen de NAVO en zijn er 300 Nederlandse militairen, waaronder liaison-officieren, werkzaam over de gehele wereld. Op het gebied van bilaterale samenwerking beschouwt

Nederland de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland en Frankrijk als de belangrijkste strategische partners. Bij bilaterale samenwerking is er zoveel mogelijk sprake van win-win situaties, waarbij er wordt gewerkt op basis van wederkerigheid met gesloten beurzen. Tegenwoordig is bilaterale samenwerking eveneens voor een belangrijk deel gericht op nieuwe NAVO-partners zoals Albanië. Bilaterale samenwerking beperkt zich echter niet tot NAVO en EU bondgenootschappelijke partners. Van Chili tot Suriname en van Egypte tot Zuid-Afrika is er sprake van bilaterale militaire samenwerking. Zo wordt bijvoorbeeld Nederlands chirurgisch personeel in Zuid-Afrikaanse ziekenhuizen getraind in de behandeling van ernstige snijwonden. Multilaterale samenwerking vindt vooral plaats binnen de NAVO en de EU. Beide organisaties werken momenteel aan het uitkristalliseren van hun mogelijkheden in de 21ste eeuw. Zo ontwikkelt de NAVO momenteel een nieuw strategisch concept dat dient ter vervanging van het concept uit 1999. Artikel 5, een aanval op één is een aanval op allen, blijft echter een belangrijk uitgangspunt voor het Atlantisch bondgenootschap. Het veiligheidsbeleid van de EU maakt eveneens de nodige ontwikkelingen door. In 2003 nam de Europese Raad de Europese Veiligheidsstrategie aan waarin vijf dreigingen

JASON Magazine * Jaargang 35


Verslag

voor Europa geïdentificeerd zijn. Dit zijn terrorisme, de verspreiding van massavernietigingswapens, regionale conflicten, mislukte staten en georganiseerde misdaad. Om deze dreigingen het hoofd te bieden, zal de EU haar capaciteiten moeten versterken en actiever en meer coherent optreden. Het Verdrag van Lissabon dat op 1 december jl. in werking is getreden, biedt hiertoe nieuwe perspectieven. Zo voorziet het Verdrag in de mogelijkheid tot de vorming van een militaire kopgroep binnen Europa op basis van permanent gestructureerde samenwerking. Ondanks alle ontwikkelingen die de EU op militair gebied doormaakt, heeft zij verklaard dat de NAVO onvervangbaar is. De NAVO en de EU zijn dan ook geenszins concurrenten van elkaar. De EU richt zich in het bijzonder op civiele en civiel-militaire taken, waar de juist NAVO geschikt is om in het hoge geweldsspectrum op te treden. Ondanks dat de NAVO is voorbereid op zware militaire taken, is zij in haar optreden sterk afhankelijk van haar lidstaten als het gaat om het leveren van militaire en financiële bijdragen. Het financieringsprincipe op basis van “the costs lie where they fall” vormt dan ook een zekere belemmering in haar slagkracht. De EU op haart beurt beschikt over meer financiële middelen. Zo was de EU in tegenstelling tot de NAVO in staat om in Kenia de rechtsvervolging van piraten in de Golf van Aden zeker te stellen. Dit draagt bij aan de effectiviteit van de antipiraterij-missie Atalanta. Hijmans ging tot slot in op de vraag of een Europees staand leger realiteit kon worden of een utopie zou blijven. De EU heeft zeker voordelen bij een (staand) leger. Een Europees leger zou de EU als politieke en economische macht geloofwaardiger maken. Een gezamenlijke belangenbehartiging zou bovendien de kostbare defensie binnen Europa efficiënter, effectiever en daadkrachtiger maken. Aan de andere kant zijn er grote obstakels te bespeuren. Zo bestaan er tussen de 27 EU-lidstaten grote verschillen in cultuur, ambitie en belangen. Daarnaast wordt betwijfeld of een EU-leger kan bestaan naast of binnen het Atlantisch bondgenootschap. Het zal dan ook aan de politieke bereidheid van de lidstaten liggen om een deel van de zeggenschap over de nationale defensie over te dragen aan ‘Brussel’. Het Verdrag van Lissabon vergroot in ieder geval kansen om tot een EU-leger te komen.

JASON-voorzitter Bas van Eybergen en commandeur M.B. Hijmans

Of de EU de nieuwe mogelijkheden zal benutten om daadkrachtiger en ambitieuzer op te treden, hangt af van politieke wil. Zeker is echter dat Nederland steeds meer in internationaal verband zal opereren. Nederland kan zich immers niet volledig zelfstandig voorbereiden op nieuwe veiligheidsdreigingen. Het ressort IMS zal daarbij voor defensie een sleutel- en poortwachterfunctie blijven vervullen. Gedurende het betoog en daarna kwamen vele vragen uit het enthousiaste publiek. Dit leverde een interessante discussie op die na de lezing werd voortgezet in de foyer.

Door Johannes Visser Leiden - Op 28 oktober 2009 heeft Stichting JASON in samenwerking met het Student Society of Slavonic Languages and Russian Studies (MOST) een debat georganiseerd over het Russische buitenlandbeleid vanaf 2000. Aanleiding van dit debat was het boek over dit onderwerp van dr. Marcel de Haas, welke binnenkort zal worden gepubliceerd. De avond bestond uit

drie discussierondes: het Russische veiligheidsbeleid van de afgelopen negen jaar; de recente toenadering tussen Rusland en het Westen na de speech van NAVO secretaris-generaal Rasmussen over relaties met Rusland; en het rapport van de Europese Unie over het conflict in Georgië in 2008. Het discussiepanel werd gevormd door Luitenant-Kolonel Dr. Marcel JASON Magazine * Nummer 1 2010

de Haas (Krijgskundig onderzoeker, Instituut Clingendael), Alexander Rylov (Ambassaderaad, Russische Ambassade Den Haag) en Hubert Smeets (Voormailig NRC-correspondent in Moskou). Daarnaast was er een breed publiek aanwezig bestaande uit studenten, professionals en overige geïnteresseerden.

www.stichtingjason.nl

Rusland: een nieuwe koers of een nieuwe Koude Oorlog?

49


Verslag

www.stichtingjason.nl

De avond begon met een uitgebreide uitleg over de dualistische lijn in het Russische veiligheidsbeleid sinds het aantreden van Poetin. Het veiligheidsbeleid an sich is in die jaren relatief ongewijzigd gebleven, maar de pro-westerse Poetin gedurende zijn eerste ambtstermijn (20002004) is niet meer. Rusland stelde zich steeds assertiever op naar het Westen toe, mogelijk gemaakt door een aantrekkende economie vanwege de hoge gas- en olieprijzen. Vaak genoemde oorzaken van deze stemmingswisseling zijn de felgekleurde revoluties in de voormalige Sovjetsatellietstaten Oekraïne en Georgië, de uitbreiding van NAVO in de Russische invloedssfeer en de Amerikaanse invasie van Irak. De assertieve houding (of reactie?) van Rusland is een mix gebleken van provocatie en weinig fijnzinnige acties, zoals het deels dichtdraaien van de gaskraan naar Europa, militair borstgeklop met parades en zwervende bommenwerpers, en natuurlijk de invasie van het ministaatje Georgië. Rusland onder Poetin, en in navolging onder Medvedev, wil in binnen- en buitenland serieus genomen worden en presenteert zich graag als de superpower die terug is van weggeweest. De Russische genodigden tijdens het debat leken optimistisch gestemd over de verbeterde betrekkingen tussen Rusland en het Westen. Het belangrijkste Russische argument was dat sinds de regime change in Washington gesprekken gaande zijn over een breed scala aan onderwerpen, waarover tussen de beide landen gemeenschappelijke standpunten bestaan. Om dit kracht bij te zetten gaven de gasten tal van voorbeelden, waarin uiteraard de officiële lijn overduidelijk doorklonk: het raketschild is van de baan en een verregaand verdrag voor de vermindering van nucleaire wapens staat in de steigers, er is voortgang in de gesprekken tussen Rusland en de NAVO, meer internationale samenwerking in Afghanistan etc. De niet-Russische tafelgasten konden zich allerminst vinden in dit optimistische verhaal en wezen op de grote binnenlandse problemen als corruptie, armoede en de slechte staat van het financiële systeem in Rusland. Ook bestaat er grote onduidelijkheid over wie nou werkelijk de touwtjes in handen heeft in Moskou, iets wat

50

schadelijk is voor de stabiliteit. De oorzaak van deze interne problemen (die direct van invloed zijn op de gedragingen richting de buitenwereld) ligt volgens Hupert in de top-down aanpak van de Russische autoriteiten, die weinig constructieve feedback toelaten vanuit de maatschappij. Ondanks bemoedigende tekenen van rapprochement tussen Rusland enerzijds en de VS, EU en NAVO aan de andere kant, blijven er bijna onoverkomelijke obstakels te bestaan. De perceptie van een nucleair bewapenend Iran is fundamenteel

Zuid-Abchazië militair te hulp te komen, werd fijntjes geantwoord dat het Westen met twee maten meet: want steunden wij destijds de onafhankelijkheid van Kosovo niet, zeer tegen de zin in van de Russen, die zelf te maken hebben met een lappendeken aan regio’s met opstandige etnische minderheden? Echter stelde het recent verschenen rapport van de EU dat, hoewel Georgië officieel was begonnen, het Rusland was dat stelselmatig en op grote schaal de internationale regels overtrad. Uit het publiek kwam de vraag van een voormalig inwoner uit het zwaar

anders in Rusland (en China) dan bij ons. Dit geldt ook voor Hamas, dat door Poetin warm werd onthaald. Het koppelen van een AmerikaansEuropees-Russisch raketschild is technisch niet haalbaar. De avances van Obama aan Moskou hebben vooralsnog een koude reactie opgeleverd. Zolang er een vijandbeeld blijft bestaan (vooral van Russische zijde) zal de ‘Gezamenlijke Evaluatie van de 21ste-eeuwse Veiligheidsproblemen’ de partijen niet nader brengen.

getroffen Gori: waarom het Russische leger na het staakt-het-vuren door bleef gaan met de gewelddadigheden jegens de Georgische bevolking? De Russische respons was dat Georgië niet was veroverd en dat Saakashvili nog steeds aan de macht is.

Het laatste onderdeel van de avond betrof de oorlog in Georgië, onvermijdelijk een emotionele aangelegenheid voor de Russische en Georgische aanwezigen. Op de vraag of Rusland het internationale recht had geschonden door de separatisten in JASON Magazine * Jaargang 35

Mede dankzij het vermogen van de panelvoorzitter om al te scherpe bewoordingen van menig heethoofd te masseren tot eerlijke meningsverschillen, kon de discussies vreedzaam worden afgesloten. Na afloop konden de studenten en deskundigen onder het genot van gerstenat de discussie voortzetten.


Verslag

Separatisme wordt veroorzaakt door onderdrukking Door Vladimir van Wilgenburg

Amsterdam - Op maandag 14 december organiseerde Stichting JASON een debat over (etnisch) separatisme. Uitgenodigd hiervoor waren verscheidende deskundigen op het gebied van separatisme: Kaukasus-expert Françoise Companjen van de Vrije Universiteit in Amsterdam, minister in ballingschap van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) Willem Sopacua en Mirko Jouamér, de oprichter van de Nederlandse tak van de Iraaks-Koerdische krant Rudaw. Companjen schetste een algemeen beeld van separatistische bewegingen die zij deels verklaarde binnen lokale identiteiten en trends van de globalisering. Hoewel er sprake was van een grote groei in separatistische bewegingen na het einde van de Koude Oorlog, zijn er nu minder (militante) groepen actief. Volgens haar wordt de spanning van separatisme gevoed door enerzijds het recht van volkeren op zelfbeschikking, versus de statelijke soevereiniteit en de territoriale integriteit aan de andere kant. Mirko Jouamér uit Noord-Irak sprak namens de Koerden, de grootste etnische groep in de wereld zonder een eigen staat. Hij benadrukte dat vooral ook militaire en economische machtsfactoren (of het ontbreken daarvan) een grote rol spelen: might makes right. Je kunt met een wetboek gaan zwaaien, maar dit heeft geen zin tegen tanks. Een goed voorbeeld is Georgië, waar de separatistische elementen in Ossetië werden ondersteund door Russische tanks.

RMS minister Sopacua stelde dat de territoriale integriteit niet van toepassing is indien “de staat zelf illegitiem is, zoals in het geval van Indonesië.” Deze archipel, die een zeer grote variëteit aan volkeren, culturen en talen kent, heeft zich ooit een federaal jasje aangemeten, waarna de staat Indonesië een feit was. Desondanks zijn er volgens Sopacua voldoende historische, antropologische en zelfs linguïstische redenen waarom zijn volk, evenals Papua, Atjeh en West-Timor onafhankelijk moet worden, “zolang deze maar een gedeelde culturele identiteit hebben.” Wellicht de belangrijkste vraag van de avond was of separatistische bewegingen nog bestaansrecht hebben indien de etnische minderheid niet meer wordt onderdrukt en het relatieve autonomie krijgt toebedeeld. Een Oeigoerse vluchteling in het publiek was van mening dat de onafhankelijkheidskwestie voor hem niet meer zou spelen wanneer zijn volk dezelfde behandeling en rechten zou krijgen, zoals in Nederland. Wat dat betreft kan men aan Europa, wat ook een geschiedenis van bloedige onafhankelijkheidsstrijd heeft gekend, een voorbeeld nemen. Overdracht van de nationale soevereiniteit naar de EU vindt nu plaats in dit deel van de wereld, op vrijwillige basis, door onderhandeling en met de wetenschap dat minderheden en andersdenkenden zullen worden beschermd.

www.stichtingjason.nl

Vlnr: mediator Jassar Ramautarsing, Mirko Jouamér, Françoise Companjen en Willem Sopacua JASON Magazine * Nummer 1 2010

51


Verslag

Maatschappelijk verantwoord ondernemen als groeistrategie Door Desi van de Laar

www.stichtingjason.nl

Den Haag - De laatste JASONlezing van 2009 vond plaats op een gure decemberavond, met veel wind en sneeuw. Toch heeft dit vele geïnteresseerden er niet van weerhouden naar de lezing te komen van de oprichter van Stichting JASON, Rio D. Praaning Prawira Adiningrat. De onderwerpen van zijn lezing waren onder meer de werkzaamheden van zijn recent opgerichte onderneming PA CSR, een consultancy die bedrijven en overheden adviseert over corporate social responsibility (CSR), ofwel maatschappelijk verantwoord ondernemen. Naast PA CSR heeft Rio Praaning dochterondernemingen in Europa, Azië en Rusland opgericht. Deze vallen allemaal onder de paraplu van The Public Advice International foundation (PA international). Doordat een groot aantal wetenschappers, oudpolitici en mensen uit het bedrijfsleven van over de hele wereld zitting nemen in de adviesraad, is er veel kennis is huis. Corporate Social Responisibility is een actuele, maar vaak moeilijk op te starten procedure. Steeds meer bedrijven willen een bijdrage leveren aan de maatschappij, maar weten vaak niet hoe dit aan te pakken. Ook overheden zitten soms met de handen in het haar wanneer het gaat over bepaalde kwesties zoals crisismanagement of milieubeleid. Hoewel maatschappelijk verantwoord ondernemen een gangbare term is, lijkt het vooral een etiket te zijn van bedrijven om hun goede kant te laten zien, iets ‘goeds’ willen doen voor de maatschappij. Echter is deze definitie voor Praaning te breed. Daarom heeft PA SCR de laatste jaren gewerkt aan een eigen definitie, die goed bruikbaar is in de praktijk en een uitgangspunt kan zijn voor bedrijven die verantwoord willen ondernemen: CSR is an organic link between enterprising, profit-making and social development, that is conducted as a win-win solution in areas where a company requires something from

52

society that cannot be bought and requires investment through a business plan. Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent dus niet dat bedrijven hun winstoogmerk moeten laten varen. Integendeel, indien goed uitgevoerd, kan het een win-win situatie zijn voor zowel bedrijven als de maatschappij. De maatschappij kan zich ontwikkelen door investeringen van een bedrijf. In ruil hiervoor krijgt het bedrijf ‘iets’ terug wat niet met geld te kopen is, bijvoorbeeld werknemers die meer kennis bezitten (over de lokale context) en loyaler zijn aan het bedrijf, omdat deze heeft geïnvesteerd in scholing voor haar werknemers. Zodoende hoeft het bedrijf geen dure buitenlandse krachten in te huren, en kan het efficiënter produceren, terwijl ook de gemeenschap aldaar profiteert. SCR speelt vooral een belangrijke rol voor multinationals die wereldwijd actief zijn. Deze komen vaak in aanraking met overheden die langzaam en inefficiënt werken, of simpelweg corrupt zijn. Vaak is de infrastructuur in erbarmelijke staat; zijn gebouwen niet geplaatst volgens de bouwvoorschriften (wat desastreuze gevolgen kan hebben bij een aardbeving) en is er geen, of slechte sociale zekerheid. In dat laatste geval kan een bedrijf haar werknemers zelf voorzien van gezondheidszorg. Hoewel dit op het eerste gezicht kostbaar lijkt, zal het bedrijf hier op de langere termijn van profiteren. Volgens Praaning is het “cruciaal om een goede band te hebben met de plaatselijke bevolking, want wanneer zij het bedrijf eenmaal de rug toekeren, kun je het als bedrijf schudden en maar beter vertrekken.” Bedrijven moeten in bepaalde delen van de wereld dus vaak zelf het heft in handen nemen om te zorgen voor een veilige werkomgeving. Praaning illustreert dit aan de hand van een aantal wereldkaarten met verschillende indexen, waaronder corruptie, effectiviteit van overheden; JASON Magazine * Jaargang 35

wereldrampen en een kaart met wereldwijde conflicten. Wat blijkt: hoe hoger de corruptie en hoe minder effectief een overheid is, hoe vatbaarder het gebied is voor gewapende conflicten en hoe minder men in die gebieden in staat is om te herstellen na menselijke of natuurlijke rampen. Momenteel is PA CSR in samenwerking met verschillende overheden (bijvoorbeeld in China) betrokken bij projecten ter verbetering van de voedselveiligheid. Volgens Praaning is de samenwerking tussen de private en publieke sector bij een kwestie als deze cruciaal: wanneer de overheid teveel eenzijdige maatregelen oplegt, zal het bedrijfsleven zich tegen de overheid keren. Anderzijds kan het bedrijfsleven een kwestie van deze omvang niet alleen te lijf, omdat goede regulering van de markt noodzakelijk is. In het geval van het verbeteren van de voedselveiligheid betekent dit bijvoorbeeld –volgens het plan van PA SCR- dat de overheid een nationale standaard moet bepalen en aan de hand hiervan certificaten moet uitreiken aan bedrijven die hun voedsel op een veilige manier produceren; mensen op moet leiden om het productieproces te controleren; en een fonds moet opzetten om bedrijven te helpen aan deze eisen te voldoen. Maar de overheid kan onmogelijk elke schakel in het productieproces van een iedere bedrijfskolom controleren. Daarom is het bedrijfsleven nodig: aan hen wordt gevraagd datgene te doen waar ze al mee bezig zijn en in excelleren. Een bedrijf overziet vaak het gehele productieproces, van de boer tot het eindproduct. Door een kleine uitbreiding van hun controlemechanismen kan aldus een heel productieproces veiliggesteld worden. Met dit voorbeeld komt Praaning terug op de kern van maatschappelijk verantwoord ondernemen: de overheid, het bedrijfsleven en de burger werken allemaal samen om een win-win-win situatie te bereiken voor allen.


Column

De beer is niet los Door Ko Colijn*

Is de Koude Oorlog terug? ‘De klimaatverandering heeft nog een toneel voor gewelddadige conflicten in het leven geroepen: de onder het Noordpoolijs vermoede reusachtige hoeveelheden delfstoffen zullen weldra toegankelijk zijn, en sinds lang is omstreden wie op de winning daarvan aanspraak kan maken. De Russische poolexpeditie ‘Akademik Fjodorov’ heeft in de zomer van 2007 soevereiniteit geclaimd door op een diepte van 4200 meter een vlag van titanium te planten.’ Professor Harald Welzer pakte flink uit met deze passage, gelezen in NRC-H bijlage Opinie&Debat van 21 maart. De Klimaatoorlog is al begonnen, heet zijn betoog, een ingekorte tekst van een lezing uit de cyclus Grensconflicten van de Democratie. Toe maar, daar gaan ze weer, die Russen. Communistisch of niet, nooit zijn ze te vertrouwen.

Maar wat betreft die Noordpool geef ik voorzichtig tegengas (al kan mijn hoop nog wegsmelten als het ijs daar). Lees goed wat Welzer schrijft:

omdat Amerika – onder Bush al – eieren voor zijn geld begon te kiezen. Wie geen partij is, zit namelijk ook niet aan de tafel waar over territoriale claims wordt gesproken.

Natuurlijk vonden andere regeringen dat gedoe van die Russen met dat vlaggetje ontzettend flauw. Het had niets te betekenen, inderdaad niet meer dan sociale psychologie. Dat weten de Russen zelf ook wel. Op 21 augustus 2007, kort na de expeditie, schreef de Russische ambassadeur Yury Fedotov een ingezonden stuk in de Financial Times waarin hij de zaak rechtzette. ‘Laat ons duidelijk zijn. De Russische regering heeft nooit beweerd dat het planten van een vlag op de zeebodem van de noordpool enige vorm van territoriale aanspraak is. Onze minister van Buitenlandse Zaken, Sergei Lavrov, heeft hier meteen geen enkel misverstand over laten bestaan en president Poetin heeft dat herhaald. Het tijdperk van vlaggetjes planten als een bewijs van staatssoevereiniteit is al lang voorbij.’

Hoewel het zeerecht nog veel gaten kent en puur machtsvertoon een flinke rol kan spelen in de arctic scramble, is een aardige bijkomstigheid van het noordpoolprobleem juist dat de regels er nu eens eerder waren dan het probleem. Het is helaas bijna altijd andersom. Er wordt soms meewarig gedaan over verdragen en organisaties die problemen regelen die er niet zijn. Zo besloot de wereld ergens in de jaren zestig dat je geen massavernietigingswapens op de maan of elders in de ruimte mag ‘hangen’. Eerder was de zuidpool gedemilitariseerd. Geen atoomwapens in Afrika. Zo zijn er nog wel een paar voorbeelden van ‘overbodige’ verdragen, waar we achteraf erg tevreden mee zijn omdat fantasie plotseling technisch binnen bereik leek te komen.

Rusland legt zich neer bij de internationale regels. Wie aanspraak maakt op een stuk zeebodem buiten zijn gewone continentaal plat, moet een officiële claim indienen bij de zogeheten Commissie voor de Grenzen van het Continentaal Plat. Je moet je claim met wetenschappelijk bewijs, dus niet met geurvlaggen of oorlogsschepen, onderbouwen. Elk land dat een oogje op de poolzee heeft laten vallen, stuurt dus geologen en hydrografen naar die wateren, en Denen, Noren en Russen doen dat soms zelfs samen.

Niemand had er in 1982 op gerekend dat het noordpoolijs zou smelten. Dat er nu zeeregels bestaan die ongedachte conflicten daar behoorlijk kunnen regelen, is een zegen bij een klimaatramp. Het begin is er misschien al. Midden in de Boekenweek, op het moment dat Welzer de klimaatoorlog verkondigde, vergaderden Rusland, de VS en de andere poolstaten in Tromsö over de redding van de ijsbeer. De klimaatoorlog is daar dus nog niet begonnen. 

Laten we ook even onthouden dat er tot nu toe één land is dat zich niet gebonden acht aan deze regels, en dat is Amerika, dat met Alaska ook een poolstaat is. De VS is nog altijd geen partij bij het UNCLOS, het internationale zeerechtverdrag van de VN. Dat gaat binnenkort waarschijnlijk wel gebeuren

Prof. dr. Ko Colijn is docent bestuurskunde en bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen aan de Erasmus Universiteit, senior onderzoeksmedewerker bij het Instituut Clingendael en columnist bij Vrij Nederland. Hij is een veel gevraagde commentator bij diverse media inzake defensie- en terrorisme-onderwerpen.

www.stichtingjason.nl

Goed, ik weet dat de defensie-uitgaven daar weer omhoog gaan – al zal dat niet meevallen als de olie- en gasprijs laag blijft. Ik besef dat de roemruchte Noordelijke Vloot weer gaat varen op de ijszeeën, en dat de Beerbommenwerpers uit de mottenballen gehaald worden om rondjes te vliegen boven de poolcirkel. Maar Welzer veegt alle problemen tussen pakweg de evenaar (Darfur en Tsjaad) en de noordpool op een hoop, duikt niet in de details en zaait – hij is hoogleraar sociale psychologie – vrees: de milieuconflicten zijn er al en ‘drukken nu al hun stempel op de menselijke realiteit – er woeden klimaatoorlogen, er wordt gedood, gestorven, gevlucht’.

‘de Russische poolexpeditie heeft soevereiniteit geclaimd.’ Dat is een vals zinnetje. Partijcongressen kopen geen straaljagers, en poolexpedities claimen geen soevereiniteit. Dat doen staten.

* JASON Magazine heeft toestemming van de auteur verkregen voor publicatie van deze column, welke in maart 2009 is verschenen in Vrij Nederland.

JASON Magazine * Nummer 1 2010

53


Column

Powerpoint to the point

www.stichtingjason.nl

Door Leon Wecke

54

Het is al heel lang geleden. Ik herinner mij dat wij, nog ver voor de Tweede Wereldoorlog, thuis een toverlantaarn bezaten. Het was een erfstuk, afkomstig van een van onze overgrootouders. Oorspronkelijk was de lichtbron achter de lens een kaars, maar mijn vader had een fitting voor een elektrisch lampje gemonteerd zodat de lichtbron van alle flakkering ontdaan was. De voorstelling was altijd een feestelijk gebeuren, al bestond het gebodene uit slechts twee mogelijkheden: een zeeslag en de gelaarsde kat. Mijn vader, die het commentaar verzorgde, verzon ter plekke de al dan niet zichtbare heldendaden die tijdens de zeeslag bedreven zouden zijn, maar de gelaarsde kat werd van waarheidsgetrouw commentaar voorzien. Toen wij, mijn tweelingbroer en ik, ook zelf het knopje van het elektrische licht mochten bedienen werd bioscoopje gespeeld, waarvoor buurtkinderen zich gaarne als publiek aanmeldden. Een probleem was dat soms het elektrische licht verstek liet gaan, de plaatjes op de kop geprojecteerd werden of, wat nog erger was, de gelaarsde kat in toenemende mate incompleet bleek. Ook kon de toverlantaarn, geplaatst op een stapel boeken en gericht op een strak gespannen laken, nog wel eens omvallen. Bij het zien van de eerste powerpoint-presentatie moest ik aan die oude toverlantaren denken: ongeveer dezelfde soort gebreken bleken nog steeds aanwezig. Maar er was nog iets, wat kwalijker is. Was de oude toverlantaarn er alleen ter recreatie, zonder de bijgedachte dat iets werd uitgelegd en overgedragen, bij de powerpoint is dat wel anders. Er kan geen lezing of voordracht met goed fatsoen gegeven worden zonder dat de moderne toverlantaarn de bijeenkomst domineert. En dat geldt ook voor lezingen en colleges over de problematiek van oorlog en vrede. Plaatjes hebben, zoals bekend, snel de aandacht, maar het gesproken woord is bijzaak. Het verdwijnt in een moeilijk nader te omschrijven niets. Wat in feite een hulpmiddel moet zijn om het

proces van uitleg nog efficiënter te doen zijn, is een vertoning, die juist het tegenovergestelde teweeg brengt. De getoonde afbeeldingen verdringen het gesproken woord en al helemaal als de inleider zich beperkt tot het oplezen van de tegelijk geprojecteerde tekst. De snelheid waarmee de projecties elkaar opvolgen is meestal voldoende om de toehoorder, of beter toekijker, al spoedig het maken van aantekeningen onmogelijk te maken. Het publiek, dat als kind plaatjes kijken ook al leuk vond, leunt achterover en laat de vertoning over zich heen komen. De spreker is een aanhangsel geworden van de toverlantaarn en zijn woorden gaan onder de hersenpan verloren in de strijd met het overheersende beeld. Het verstand kan dan op nul gezet worden en de hersenen kunnen hun werkzaamheid beperken tot de prikkeling tot ademen, hartslag en stofwisseling, zoals in sommige powerpoint-kritische commentaren wordt opgemerkt. Uit onderzoek van de universiteit van New South Wales (Australië) zou volgens der Spiegel blijken dat powerpoint volledig contraproductief werkt. De onderzoeksleider, John Sweller, formuleerde het zo: ‘het gebruik van powerpointpresentaties is een ramp: het zou verboden moeten worden’. Zo ver zou ik niet willen gaan. Maar dat het vaak een testimonium paupertatis is van een inleider, die niet tot een verantwoorde overdracht van kennis in staat is, lijkt mij wel buiten kijf. En niet alleen kan de powerpoint in veel gevallen het gebrek aan het vermogen tot kennisoverdracht verhullen, het kan ook zelf een verhulling zijn van de onbelangrijkheid van de gepowerpointe boodschap. Als het geheel er maar goed uitziet, de tekst gelikt is en de beelden elkaar logisch lijken op te volgen, kan iedere onzin als een belangrijke aangelegenheid gepresenteerd worden. Powerpoint biedt de mogelijkheid voor een glanzende verpakking van heel wat zotteklap. Een geluk bij een ongeluk is dat men zich van een met veel beelden toegeruste powerpoint wel

JASON Magazine * Jaargang 35

weinig zal herinneren. Het is, zoals een commentator in der Spiegel opmerkte, als met de nieuwsuitzending op de televisie: ‘wat het avondnieuws aan informatie biedt is ten tijde van het weerbericht alweer grotendeels vergeten.’ In bepaalde gevallen zal het zo zijn dat de toehoorder/toekijker niet alleen niets leert, maar ook nog verward wordt door de flarden beeld, die in zijn gepowerpointed geheugen achterblijven. Nee, geef mij maar een krijtje dat je bij uitzondering kan gebruiken. Maar helaas, de krijtjes zijn inmiddels verleden tijd en het bord is door een projectiescherm voor de beamer vervangen. We leven in een tijd van videoten. Onlangs woonde ik een voordracht bij over een voor mijn vak interessant onderwerp. Het duurde nogal enige tijd voordat de powerpoint in stelling was gebracht en toen eindelijk de beamer het beeld projecteerde, bleek de man de verkeerde stick te hebben meegenomen. Uiteindelijk heeft hij het zonder powerpoint gedaan, overigens met veel succes. Toch wil ik nog eens zelf een powerpoint maken, maar dan een over de negatieve kanten van dit in zeer vele opzichten overschatte quasi-leermiddel. Als men het na afloop niet begrepen heeft, kan ik altijd nog aanvoeren dat zulks het bewijs is van de ondeugdelijkheid van de powerpoint als middel tot enige kennisoverdracht.


Mededelingen

Wat is Stichting JASON? Stichting JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren om te voorzien in een duidelijke behoefte aan evenwichtige informatie over internationale vraagstukken. De afkorting JASON staat voor Jong Atlantisch Samenwerkings Orgaan Nederland. In de beginjaren van JASON lag het accent vooral op vredes- en veiligheidsvraagstukken binnen de transatlantische betrekkingen. Gaandeweg verbreedde JASON, mede in aansluiting op internationale gebeurtenissen, haar aandachtsveld tot het gehele spectrum van internationale betrekkingen en veiligheidskwesties. JASON is daarbij niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen levensbeschouwelijke grondslag.

JASON informeert op twee manieren. Ten eerste door de uitgifte van dit magazine, dat eens per kwartaal verschijnt en gratis beschikbaar is voor geïnteresseerden. In elk nummer wordt getracht een gevarieerd overzicht te geven van relevante en actuele onderwerpen binnen het brede spectrum van de internationale veiligheidskwesties. Ten tweede informeert JASON door het organiseren van tal van activiteiten, zoals conferenties, debatten, lezingen, simulatiespelen en excursies. Stichting JASON heeft geen leden, het magazine is gratis verkrijgbaar voor iedereen en alle geïnteresseerden zijn van harte welkom om aan onze activiteiten deel te nemen.

Oproepen Word gratis abonnee! Het JASON-magazine verschijnt eens per kwartaal en is gratis verkrijgbaar voor studenten en andere geïnteresseerden. U kunt uw persoonsgegevens, contactgegevens en adresgegevens sturen naar redactie@stichtingjason.nl voor een kosteloos abonnement. Op de hoogte blijven? Stichting JASON brengt twee keer per maand een nieuwsbrief uit. Via de website kunt u zich hiervoor aanmelden. Vacatures Stichting JASON is voortdurend op zoek naar ambitieuze en gemotiveerde studenten die zich willen inzetten voor de stichting. Momenteel staan de volgende vacatures open: - Penningmeester en lid van het Dagelijks Bestuur - Beheerder van de website, Linkedingroep en Hyves - Redacteuren voor het magazine en de website - Leden voor de activiteitencommissies

Adverteren? Voor bedrijven en andere organisaties is het mogelijk om te adverteren in het magazine, op onze website of gedurende onze activiteiten. Via Stichting JASON is het mogelijk om zowel de specifieke doelgroep te bereiken van studenten die geïnteresseerd zijn in internationale politieke vraagstukken, alsook een interdisciplinaire doelgroep van studenten, professionals en andere geïnteresseerden. Neem voor meer informatie of een vrijblijvende offerte contact op met fondsenwerving@stichtingjason.nl

JASON Magazine * Nummer 1 2010

www.stichtingjason.nl

Neem voor meer informatie contact op met Bas van Eybergen via basvaneybergen@stichtingjason.nl

55


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.