Europese Defensie
Internationale vrede- en veiligheidsvraagstukken ♦ jaargang 38 ♦ nummer 4 ♦ 2013
Inhoud JASON Magazine is het kwartaalblad van stichting JASON Hoofd- en eindredactie Christiaan Duinmaijer Kevin Klerx Natalia Kadenko Redactie Alba León Enitsa Gabrovska Gijs Kist Ivo Roodbergen Maaike Kooijman Rigtje Jeeninga Vormgeving Amaya Hagelaar Lilian Timmers Dagelijks Bestuur Voorzitter – Paul Derikx Vicevoorzitter – Kevin Klerx Secretaris – Werner Kiel Penningmeester – Lennard Eussen Hoofdredacteur – Christiaan Duinmaijer Activiteitencoördinator – Ralph-Friso Belksma Algemeen Bestuur Dr. Bart Beltman Dr. Francoise de Companjen Kolonel b.d. Marco Hekkens Drs. Simon Minks Drs. Pim van der Putten Mw. Marjolein de Ridder MA Mw. Elsa Schrier MA Dr. Niels van Willigen Kapitein-ter-zee mr. Niels Woudstra
www.stichtingjason.nl
Raad van Advies Voorzitter – Dr. W.F. van Eekelen Prof. dr. J.Th.J. van den Berg Prof. dr. H. de Haan Luitenant-kolonel b.d. dr. M. de Haas Prof. drs. V. Halberstadt Generaal-majoor b.d. mr. drs. C. Homan Drs. D. Leurdijk R.W. Meines R.D. Praaning Mw. drs. L.F.M. Sprangers Prof. dr. A. van Staden Drs. L. Wecke
4
Al vijfenzestig jaar één?
25
7
Europese defensie: tussen pragmatisch en strategisch
30
12
Geen Grande Armée européenne
32
14
Europese missies in het buitenland
33
19
De Europese Unie: “normatief” in haar militaire operaties?
34
23
European Security and Defence in Berlin
35
Kevin Klerx
Lennart Landman
Hans van Baalen
Ivo Roodberg
Trineke Palm
Christiaan Duinmaijer
Adres Studentencentrum Plexus t.n.v. stichting JASON Kaiserstraat 25 2311 GN Leiden Telefoon: 071-527 7972 E-mail: info@stichtingjason.nl Website: www.stichtingjason.nl ISSN 0165-8336 Stichting JASON noch de redactie van JASON Magazine is verantwoordelijk voor de in de bijdragen weergegeven meningen Drukkerij Noordhoek, Aalsmeer
2
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Inhoud Terugkerende Europese jihadi’s als gevaar voor de Europese veiligheid Gijs Kist
Report: The Defence of Europe: Past, Present and Future
Elsa Schrier and Desi van de Laar
Column: Europees leger Leon Wecke
Report: The Rise of China as Maritime Power Kevin Klerx and Christiaan Duinmaijer
Volgend magazine: Weapons of Mass Disruption Mededelingen
Beste lezer,
Voorwoord
De wereld kende de Europese Unie al als een economische macht, maar sinds 2003 probeert de Unie zich ook als een politieke en militaire macht in de wereld te profileren. Dit proces heeft een grote vlucht genomen door de integratie van de West-Europese Unie en de pijler van het Gemeenschappelijke Buitenlandsen Veiligheidsbeleid in de Europese Unie via de verdragen van Nice (2003) en Lissabon (2009). Op de Europese top eind december 2013 wil de Europese Raad het toekomstige Europese beleid op het gebied van veiligheid en defensie verder uitstippelen. De Europese Commissie heeft op dit punt al een voorzet gegeven met drie speerpunten: verbetering en versterking van de operationele capaciteit, defensievermogen en defensie-industrie van de lidstaten. Maar hoe realistisch zijn deze plannen? De Eurocrisis heeft grote schade toegebracht aan de status van Europa als economische macht en de bezuinigingen, waarmee de lidstaten zich uit de crisis proberen te werken, raken ook hun Defensieapparaat hard. Nederland heeft al gedag gezegd tegen zijn tanks, hoewel deze nog wachten op een koper. Zijn de verschillende lidstaten überhaupt nog in staat om genoeg troepen leveren, zodat de Europese Unie zoals gepland met een Rapid Reaction Force snel kan ingrijpen bij crises en/of zijn geplande missies in het buitenland kan uitvoeren? Een ander struikelblok op dit punt zijn de verschillen in visie tussen de Europese Unie en haar individuele lidstaten. Een eigen leger is feitelijk het teken van staatssoevereiniteit, iets dat weinig landen zouden willen opgeven. Met name in een tijd waar landen, zoals Nederland en het Verenigd Koninkrijk, bevoegdheden terugeisen van Brussel. Bovendien heeft elk land zijn eigen agenda en prioriteiten. Frankrijk richt zich op zijn oude koloniën (Mali en Syrië), de Oost-Europese landen willen een sterk front tegen Rusland, terwijl het Verenigd Koninkrijk voorlopig lijkt te hebben besloten niet meer de poedel van de Verenigde Staten of Europese Unie te willen zijn. De sterkste pleitbezorger voor Europese samenwerking op gebied van defensie bevindt zich feitelijk buiten de Europese Unie. De Verenigde Staten wil graag dat de Europese Unie militair meer op eigen benen staat, zodat het Amerikaanse leger zich meer op het ‘gele’ dan wel ‘groene’ gevaar in het Oosten kan richten. De lidstaten zullen moeten beseffen dat op sommige gebieden samenwerking onontkoombaar is, indien de lidstaten hun eigen veiligheid en die van de Europese Unie willen bewaren. Doordat de Europese Unie grotendeels geen binnengrenzen meer kent, maar alleen buitengrenzen, kan iedereen en alles die deze laatste is gepasseerd zich vrij door Europese Unie bewegen. Dit kunnen migranten en namaakgoederen zijn, maar ook voor de Europese Unie gevaarlijkere elementen zoals criminelen of terroristen. Omdat de buitengrenzen van de Europese Unie even sterk zijn als de zwakste schakel, is samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de lidstaten op dit gebied nodig. Hetzelfde voor de bewaking van de veiligheid binnen de Europese Unie. Pak het probleem van migratie, criminaliteit of terrorisme individueel aan en het verplaatst zich. Door een gemeenschappelijke aanpak kan worden voorkomen dat het probleem zich verplaatst. Dit doet de lidstaten hopelijk beseffen dat Europese samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie in sommige gevallen noodzakelijk en onontkoombaar is. Dit gezegd hebbende, zal ik u niet verder ophouden en wens ik u veel leesplezier met de artikelen van onze redacteuren en gastschrijvers over Europese Defensie.
Christiaan Duinmaijer Hoofdredacteur JASON Magazine
JASON Magazine * Nummer 4 2013
3
Defensiesamenwerking
Al vijfenzestig jaar één? In zijn ‘State of the Union’ speech in september 2012 benadrukte de voorzitter van de Europese Commissie (EC), José Manuel Barroso, dat de wereld een Europa nodig heeft dat in staat is militair in te grijpen. Het rapport van de Europese Commissie uit juli van dit jaar zou daar een concreet plan voor moeten zijn, maar is het dat ook? In ieder geval staat dit plan in een (minstens) 65 jaar oude traditie. KEVIN KLERX
D
e moderne geschiedenis van het Europese defensiebeleid begint net na de Tweede Wereldoorlog. In 1948 wordt de Brusselse Verdragsorganisatie (beter bekend als Westerse Unie) opgericht,
aan de herbewapening, doordat de dreiging een gezicht kreeg. Toch lag dit gevoelig in Europa, want de andere landen wilden liever geen militair sterk Duitsland. Daarom kwam de Franse minister-president Pleven met een plan voor een gemeenschappelijk Europees leger, waaraan ook de Duitsers mochten deelnemen. Dit plan kwam tot stand met het ondertekenen van het Europese Defensie Gemeenschapverdrag (EDG-verdrag) in 1952. Mede omdat er geen orgaan was dat de EDG kon controleren, besloot men om een Europese Politieke Gemeenschap op te richten, waarbij een Europees Parlement de rol van
De Balkanoorlogen waren de trigger om goed na te denken over een samenwerking op het gebied van defensie
waarbij Frankrijk, Groot-Brittannië en de Benelux gaan samenwerken op het gebied van defensie. De grootste vijand in die tijd, de Sovjet-Unie, was echter veel te sterk voor deze Westerse Unie en het opslokken van Midden- en Oost-Europa werd dan ook als gevaar voor de veiligheid in Europa gezien.
www.stichtingjason.nl
Europese Defensie Gemeenschap Na de oprichting van de NAVO in 1949 herbewapende Duitsland zich met de steun van de Verenigde Staten tegen het gevaar van de Sovjet-Unie. Ook de Koreaoorlog was debet
4
toezichthoudend orgaan zou gaan vervullen. Dit plan werd echter nooit uitgevoerd, omdat het Franse parlement de EDG niet nodig vond en het plan in 1954 verwierp. West-Europese Unie Omdat de Verenigde Staten steeds meer aandrongen op een herbewapening van Duitsland en dit onderdeel was van de Marshall-hulp, werd er een andere oplossing bedacht. Het EDG-verdrag was verleden tijd, maar de Brusselse Verdragsorganisatie bestond nog steeds. Met de toetreding van West-Duitsland en Italië was er dan toch een gezamenlijk Europees orgaan op het gebied van defensie, de West Europese Unie (WEU). De WEU heeft echter nooit een grote militaire rol gespeeld, omdat de volledige Europese defensie in handen was van de NAVO. Einde Koude Oorlog Met het vallen van de muur en de ontbinding van de Sovjet-Unie was de grote vijand van het Westen ineens ver-
► Catherone Ashton is als Hoge Vertegenwoordiger onder meer het hoofd van de EDEO en Europese delegaties, president van de EDA en RAZEB en bestuursvoorzitter van het ISS. Bron: NAVO
Actieplan Europese Commissie Het actieplan van de Europese Commissie, dat in juli 2013 is uitgekomen, bestaat uit een achttal actiepunten. Deze punten moeten besproken worden in de Europese Raad in december 2013. Allereerst wil de Europese Commissie de interne markt per land versterken op het gebied van defensie. Om dit te bereiken zal de Europese Commissie de openheid van de markt staven, duidelijke regels en restricties opstellen met betrekking tot wapenproductie en -handel. Daarnaast moet het aantrekkelijker en eenvoudiger om producten die niet alleen militaire maar ook civiele toepassingen hebben, over de hele Europese Unie te verkopen door producten te standaardiseren en te certificeren. Daarnaast zou het onderzoek naar deze zogenaamde dual-use producten moeten worden gestimuleerd. Ook wil de Europese Commissie een dialoog voeren met betrokken partijen over hoe Europese Unie de Europese defensie-industrie te kunnen ondersteunen op markten buiten Europa. Daarnaast pleit de Europese Commissie voor meer onderlinge samenwerking om de defensiecapaciteiten te vergroten en de interne als de externe veiligheid van de Europese Unie te waarborgen. Civiele bescherming, crisismanagement, bewaken van grenzen en cybersecurity vinden nu voornamelijk op nationaal niveau plaats in plaats van op Europees niveau. Daarnaast wil de Europese Commissie middels civiel-militaire een European Space Surveillance and Tracking-systeem ontwikkelen dat zowel civiel als militair inzetbaar is. Daarnaast moeten er nieuwe beeldsatellieten worden ontwikkeld die het GVDB ondersteunen en bijdragen aan Europese missies binnen dit kader. De Europese Commissie wil dit plan allereerst bediscussiëren met de staatshoofden en overheden van de Europese Unie. De intentie is om op basis van deze discussie een roadmap op te stellen met concrete acties en deadlines. Zowel de EDA als de Europese Dienst voor Extern Optreden zullen nauw bij dit proces betrokken worden.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Defensiesamenwerking
▲ Letse militairen tijdens EU battlegroup-oefeningen op Salisbury Plain (VK) in 2012. Andere deelnemende landen waren Litouwen, Zweden, Nederland en het VK. Bron: Royal Navy Media/Jason Ballard
dwenen. Nieuwe problemen ontstonden echter snel, bijvoorbeeld in de Balkan, waar etnische spanningen ontstonden. De Europese Unie vond deze ontwikkelingen zorgwekkend en besloot een Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GVDB) in te stellen. Dit was geen samenwerking op het gebied van defensie, maar in samenwerking met de WEU werd er wel een militaire mogelijkheid ontwikkeld.
► Uitvoerend directeur van de EDA, Claude-France Arnould. Bron: Europees Defensieagentschap
Toch hadden de inspanningen van de Europese Unie weinig invloed op de oorlog in voormalig Joegoslavië; de Verenigde Staten waren nodig om het conflict op te lossen. Dit was de trigger voor de Europese Unie om goed na te denken over een samenwerking op het gebied van defensie. EVDB In 1999 werd besloten om een Europese
Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) te creëren. Het besluit omvatte onder andere de oprichting van het Europese Defensieagentschap (EDA) dat in 2004 opgericht werd. Zij zouden een actieve troepenmacht (de Europese battlegroups) tot hun beschikking krijgen. Daarnaast werd in 2002 het Europese Institute for Security Studies opgericht, een autonome denktank die de belangrijkste veiligheidsvraagstukken voor de Europese Unie
Europees Defensieagentschap Het Europese Defensieagentschap (EDA) is het orgaan voor Europese defensie dat in 2004 is opgericht. Het agentschap moet ervoor zorgen dat de defensiecapaciteiten op Europees vlak vergroot en gestimuleerd worden. Het richt zich op het volledige defensiespectrum en probeert vaak innovatieve ideeën aan te dragen, zoals de European Air Transport Fleet en het toelaten van onbemande vliegtuigen in het reguliere luchtruim. Alle lidstaten van de Europese Unie nemen deel aan de EDA die wordt voorgezeten door Catherine Ashton, tevens Hoge Vertegenwoordiger voor de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Claude-France Arnould is sinds 2011 de uitvoerend directeur van de EDA en daarmee ook degene die in de praktijk de meeste beslissingen neemt. Zij is aangesteld om de werkdruk van Barones Ashton te verlichten.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
5
Defensiesamenwerking moest onderzoeken. Met het Verdrag van Lissabon in 2009 werd het beleid aangescherpt. Het EVDB wordt vervangen door het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) en wordt er een nieuwe functie gecreëerd, de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid. Catherine Ashton, voormalig Brits politica, vervult als eerste (en tot de dag van vandaag) deze functie. Het Verdrag van Lissabon betekende ook het einde van de WEU en gaf aanzet tot verdere ontwikkeling van de EDA en de Europese battlegroups. De top van de Europese Raad in december wordt gezien als eerste serieuze vervolg op het Verdrag van Lissabon op het gebied van defensie. De Europese Commissie heeft een plan hiervoor opgesteld (zie kader). Het probleem binnen het huidige beleid is dat de grote landen (Frankrijk, Duitsland, GrootBrittannië) hun soevereiniteit op dit gebied weigeren op te geven. De vraag is dus of er echt iets uit deze raad gaat komen. ▪
De WEU bleek net als de EDG een andere valse start te zijn op het gebied van Europese militaire samenwerking. Bron: Leo Reynolds
www.stichtingjason.nl
Summary The author describes the cooperation between European countries with regard to defence from 1948 until now. He describes the failures of the European Defence Community and West European Union and how the wars in former Yugoslavia acted as a catalyst for the formulation of a European defence policy. Although the European Union has made progress with regard to defence cooperation, the author doubts whether further cooperation is possible as this would imply a further limitation of the suzerainty of its countries.
6
Het standpunt van Nederland Nederland was op 6 en 7 september 2013 aanwezig bij de informele besprekingen in Vilnius voor het overleg van de Europese Raad in december. Dit overleg had een oriënterend karakter ten aanzien van het plan van de Europese Commissie en het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Uit dit overleg zijn een aantal punten naar voren gekomen die meegenomen worden naar de Europese Raad. Nederland kan zich vinden in het rapport van de Europese Commissie. Ze zien het als een solide basis voor de uitwerking van het GVDB. Belangrijke onderwerpen tijdens de debatten waren cybersecurity, satellietcommunicatie en maritieme veiligheid. Verder heeft onze minister van Defensie, Hennis-Plasschaert, te kennen gegeven dat Nederland hecht aan een verdere ontwikkeling van het GVDB. Nederland pleit voor een hedendaagse interpretatie van soevereiniteit, waarmee de minister doelde op meer bereidheid om samen te werken en beslissingen minder nationaal te laten zijn. Daarnaast is Nederland van mening dat de reactiecapaciteit van de Europese Unie moet verbeterd en versneld worden. Hierbij is een flexibele toepassing van de EU battlegroups van belang, waarbij wellicht de landen die de troepen leveren, zelf een besluit nemen alvorens het met de hele Europese Unie te bespreken. Tenslotte werd door zowel Nederland als de andere aanwezigen het belang van de dual-use aanpak benadrukt, waarbij zowel de civiele als de militaire markt bediend wordt. Wel moeten de lidstaten een transparanter beleid gaan voeren met betrekking tot
Kevin Klerx (1986) heeft een bachelor in Islam en Arabisch van de Radboud Universiteit en heeft daarnaast daar ook succesvol het Honours Programma doorlopen. Momenteel doet hij een researchmaster Middle Eastern Studies aan Universiteit Leiden en een master Arabische letterkunde aan de Radboud Universiteit. Daarnaast is hij hoofdredacteur van JASON magazine en vicevoorzitter van stichting JASON. Hij is penningmeester bij de studievereniging HIKMA in Leiden en lid van de VN-werkgroep bij de Nationale Jeugdraad.
EU Battlegroup Op de Europese Raad van 1999 in Helsinki werd de wens geuit dat de Europese Unie snel zou kunnen reageren bij crisissituaties. In 2003 was er de eerste daadwerkelijke Europese militaire actie in de vorm van operatie Artemis die plaatsvond in Kongo. Deze missie werd een groot succes, waardoor er in 2004 het doel werd gesteld om in 2007 de volledige operationele capaciteit te hebben om militaire missies te op te zetten. Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ontwikkelden een plan, het ‘Battlegroupconcept’, waarbij binnen 15 dagen 1500 man ingezet kan worden onder de Europese vlag. De groep moet dertig dagen gestationeerd kunnen blijven, met een eventuele uitbreiding van 120 dagen. In totaal zijn er dertien battlegroups opgericht. De grotere Europese landen hebben een eigen battlegroup, kleinere landen werken samen. Zo werkt Nederland in twee verschillende battlegroups: een met de Britten, een met de Duitsers en de Finnen. Het idee is dat steeds een van deze battlegroups paraat staat voor een periode van zes maanden. Dit gebeurt sinds 2005. Sinds 2007 is het systeem voor deze battlegroups volledig operationeel actief, wat wil zeggen dat er twee van deze eenheden paraat staan, waardoor de Europese Unie dus twee missies tegelijkertijd kan uitvoeren.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Defensie EU
Europese defensie: tussen pragmatisch en strategisch
▲ De Europese Unie heeft sommige voor de haar missies essentiële zaken, zoals luchtvervoer hier voor de missie EUTM Mali, zelf onvoldoende in huis. Bron: Europese Dienst voor Extern Optreden
Op 19-20 december 2013 staat defensie voor het eerst op de agenda van de Europese Raad sinds 2008. Hierdoor is de discussie over de staat en toekomst van Europese defensie opgeleefd. In de aanloop naar de Europese Raad lag de focus op de interne defensiemark en onderzoek en de verbetering van de samenwerking en gezamenlijke ontwikkeling op het gebied van defensiemiddelen. Op deze punten moeten kosten worden bespaard en de Europese defensie-industrie worden gestimuleerd, om zo ondanks de bezuinigingen een militaire capaciteit te behouden. De strategische visie die aangeeft waarvoor, en wát voor defensie we nodig hebben, ontbreekt door onenigheid tussen de lidstaten. Heeft het zin om over een Europese strategie voor veiligheid en defensie te praten? LENNART LANDMAN
E
uropese defensie zit al jaren in het slop. Hoewel de operationele uitgaven door missies zoals in Afghanistan toenamen, namen investeringen in materieel en onderzoek af. De bezuinigingen naar aanleiding van de financiële crisis doen hier nog een schep bovenop. Dit neemt niet weg dat we in Europa een flinke som besteden aan defensie: zo’n 211 miljard euro.1 Niet zoveel als de Verenigde Staten (525 miljard euro), maar een stuk meer dan China (127 miljard euro) of Rusland (69 miljard euro). Ondanks onze hoge defensie-uitgaven be-
schikken we niet over de nodige middelen om onze missies uit te voeren. Zo kwamen we tijdens de interventie in Libië tekort aan munitie, luchttransport, luchttankers en inlichtingen, waardoor de Amerikanen moesten bijspringen. De huidige bezuinigingsrondes zullen in de komende jaren uitgevoerd worden waardoor de investeringen in defensiecapaciteiten vooral afnemen. In dit licht is het geen wonder dat van Rompuy niet slechts het Gemeenschappelijk Veiligheidsen Defensiebeleid (GVDB) maar de ‘toestand van Europese defensie’ in algehele zin op de
JASON Magazine * Nummer 4 2013
agenda van de Europese Raad (ER) zette. Tegen de tijd dat dit magazine is gepubliceerd zijn de uitkomsten van de ER van 19-20 december bekend. Gelukkig zijn de onderwerpen genoeg afgebakend om hierop een voorschot te nemen. De Europese Commissie In de aanloop naar de ER zette de Europese Commissie de toon met een communiqué over de Europese defensie-industrie.2 Hierin komen een aantal speerpunten naar voren. De eerste is het voltooien van de interne defensiemarkt wat inhoudt dat de Commissie strakker gaat toezien op open competitie en dat aanbestedingsregels in de defensiesector worden nageleefd. Lidstaten zullen zich dan minder moeten beroepen op uitzonderingen onder Artikel 346b van het Verdrag van Lissabon en de politieke wil tonen om niet de directe nationale (industriële) belangen te bevoordelen ten koste van de gedeelde EU belangen. Daarnaast wil de Commissie de Europese defensie-industrie stimuleren zodat deze beter kan concurreren op de in-
7
Defensie EU
▲ Binnen de Europese Raad - hier ter gelegenheid van de toetreding van Kroatië als lidstaat – bestaan verschillende ideeën over de toekomst van de Europese defensie. Bron: Raad van de Europese Unie
nen worden ingezet, zoals een onbemand vliegtuig voor lange afstand (MALE drone). Met deze voorstellen lijkt de Commissie steeds meer een rol te gaan spelen in het GVDB, waar voorheen de lidstaten het vooral voor het zeggen hadden. Het inspectierapport van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) van afgelopen juli sprak ook van meer samenwerking tussen de Dienst en de Commissie op dit terrein. Voor de lid-
www.stichtingjason.nl
ternationale markt en Europa niet (te veel) afhankelijk wordt van derden voor de ontwikkeling en aankoop van nieuwe generaties defensiematerieel. De Commissie stelt ook voor om meer te investeren in onderzoek dat van belang is voor het GVDB en voor zowel civiele als militaire doeleinden gebruikt kan worden. Als sluitstuk stelt de Commissie voor om capaciteiten te ontwikkelen die zowel voor civiele als militaire doeleinden kun-
► Onder het Europese Nabuurschapbeleid (ENP) zoekt de Europese Unie (gestreept) nauwere economische en politieke samenwerking met landen in haar achtertuin (gestippeld). Bron: Siekierki
8
JASON Magazine * Nummer 4 2013
staten betekent dit dat er meer zeggenschap wordt overgeheveld naar het EU-niveau, maar ook dat er moet worden aangegeven waar de grenzen en verantwoordelijkheden van de Commissie liggen. Lidstaten en capaciteiten Een tweede aandachtspunt voor de discussie in de ER is het versterken van de defensiecapaciteiten doormiddel van betere en meer structurele samenwerking. Zo worden er verbeteringen voorgesteld door de harmonisering van verschillende standaarden, financiële (belasting) voordelen voor samenwerkingsprojecten en betere uitwisseling van informatie tussen lidstaten over defensieplannen. Door pooling & sharing - het samenvoegen of delen van middelen van de lidstaten - moeten essentiële capaciteiten die de individuele lidstaten niet meer effectief in stand kunnen houden gewaarborgd worden door samenwerking. Een belangrijk element hierin is de vroegtijdige afstemming van de defensieplanningen. De aanschaf van nieuw materieel is een lang traject, waarbij iedere lidstaat op basis van de eigen defensiestrategie een afweging maakt welke middelen nodig zijn en aan welke eisen het moet voldoen. Hierdoor ontstaan veel onderlinge verschillen in het type materieel, de specificaties en het moment waarop nieuw materieel gekocht wordt. Voor het samenvoegen en samen aankopen is dit natuurlijk problematisch. Het Europees Defensieagentschap (EDA) probeert daarom deze processen zoveel mogelijk te coördineren en op elkaar af te stemmen.3 Het EDA kan echter niets van
Defensie EU
▲ Defensie blijft binnen de EU een nationale gelegenheid; zo bestaat de stuurcommissie van het EDA uit de ministers van Defensie van de verschillende lidstaten. Bron: Raad van de Europese Unie
bovenaf opleggen en is afhankelijk van de medewerking van de lidstaten. Helaas schiet deze medewerking op het gebied van openheid en het delen van informatie tekort, en wordt er in de nationale defensieplanningen nog niet genoeg rekening gehouden met pooling & sharing. Voorbeelden van succesvolle samenwerking zijn er wel, zoals het Europees Luchttransportcommando (EATC), en er is goede hoop dat op het gebied van luchttankers een vergelijkbaar samenwerkingsverband komt. Het nut van strategie De genoemde voorstellen passen in de pragmatische en stapsgewijze aanpak die men vanwege politieke impasses verkiest boven ambitieuze grote projecten. De keuzes in samenwerking worden gemotiveerd door de praktische haalbaarheid van projecten en de lessen die getrokken zijn uit de tekorten die optraden tijdens de laatste interventie in Libië.4 Dit is niet genoeg. Het is maar de vraag of type operaties ‘interventies vanuit de lucht’ ook in de toekomst onze focus hebben; of dat wij ons moeten richten op andere missies waarvoor ook andere middelen nodig zijn, bijvoorbeeld stabilisatieoperaties in sub-Sahara Afrika of maritieme operaties in Arctisch gebied. Enerzijds hangt dit af van gebeurtenissen om ons heen die wij niet altijd in de hand hebben. Dit moeten we zoveel mogelijk proberen te anticiperen. Anderzijds hangt dit af van de keuzes die wij maken in ons veiligheidsbeleid, welke risico’s en welke verantwoordelijkheden we accepteren. Een gezamenlijke inschatting van de
wereld om ons heen, wat ons mogelijk bedreigd en hoe we daarmee om willen gaan zou daarom de basis moeten zijn waarop wij de keuzes maken over hoe we onze defensie inrichten. Helaas is deze strategische discussie op de achtergrond beland doordat een groep lidstaten - waaronder het Verenigd Koninkrijk en Nederland - weinig heil ziet in een dergelijke discussie. Het zou slechts de verschillen tussen de posities van de lidstaten pijnlijk duidelijk maken en resulteren in een strategisch document dat minder ambitieus is dan de Europese Veiligheidsstrategie uit 2003. Er is sinds 2003 echter veel veranderd in de wereld - zoals de Arabische Lente, de Amerikaanse heroriëntatie naar Azië en de gevolgen van de financiële crisis - waarop nieuwe strategische antwoorden moeten komen. Vanuit denktanks wordt al langer gesproken over de noodzaak om de 2003 strategie te vervangen of te vernieuwen.5 Daarnaast zou een dialoog over de externe strategie ook positieve effecten hebben op de interne politieke impasses die voortvloeien uit de meningsverschillen van de lidstaten. Door te praten over de verschillen in perspectieven komt wederzijds begrip tot stand, wat de basis is voor de convergentie en betere cohesie van de strategische blik op de toekomst. Dit benadrukt dat een veiligheidsstrategie, net als diplomatie, niet slechts een uitkomst is in de vorm van een document, maar een
gezamenlijk proces waardoor men nader tot elkaar komt. Informele strategische discussie Hoewel de lidstaten voorlopig niet lijken te beginnen aan het schrijven van een nieuwe strategie, hebben de denktanks in Europa zich al wel in de strategische discussie gestort. Naast vele individuele publicaties - bijvoorbeeld van het Egmont Instituut in Brussel en FRIDE in Madrid6 - zijn er ook grotere gezamenlijke projecten opgezet. Een daarvan is het ‘Think Global Act European’ rapport van Notre Europe, waaraan het afgelopen jaar 16 denktanks meewerkten.7 Een ander project, het European Global Strategy initiatief, werd geleid door de vier denktanks van
Strategie zou de basis moeten zijn waarop wij de keuzes maken over hoe we onze defensie inrichten
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Zweden, Polen, Italië en Spanje die samen met een brede groep van 24 deelnemende denktanks het strategische debat in Europa proberen te stimuleren.8 Het huidige debat binnen de denktanks laat zien dat angst over een gebrek aan overeenstemming tussen de verschillende Europese analyses weinig grond heeft, hoewel er zeker enkele punten van onduidelijkheid en onenigheid zijn. De gedeelde analyse omvat onder andere de machtsverschuiving van het Westen naar Azië en de opkomst van een internationaal
9
Defensie EU
▲ De EU probeert ook inter-militair overleg te stimuleren via bijvoorbeeld het EU militair comité met de verschillende nationale commandanten der Strijdkrachten. Bron: Raad van de Europese Unie
www.stichtingjason.nl
systeem dat uit meerdere machtscentra bestaat en waarin complexiteit en afhankelijkheid toenemen. Het spectrum aan veiligheidsdreigingen wordt daarnaast steeds breder: migratie, digitale veiligheid, gezondheid, klimaatverandering, schaarste worden onder andere als mogelijke bedreiging gezien. Hierbij wordt het onderscheid tussen ‘interne’ en ‘externe’ veiligheid steeds kleiner, omdat deze dreigingen gemakkelijk over grenzen heen gaan. Een belangrijk on-
10
als eerste in onze directe omgeving - de zogeheten neighbourhood die Oost-Europa, de Kaukasus en het zuiden en oosten van het Middellandse Zeegebied omvat - moeten verzorgen. In deze regio moet Europa ook op militair vlak het voortouw nemen, aangezien de Verenigde Staten de focus naar Azië hebben verlegd. Onze Amerikaanse partners verwachten ook dat wij niet langer meeliften op hun defensie-inspanningen en ook een bijdrage gaan leveren als ‘leverancier van veiligheid’.9 Over deze punten lijkt in ieder geval in de kringen van Europese denktanks een consensus te bestaan. De meningen lopen verder uiteen als het gaat over de mondiale rol van de EU en het gebruik van militaire machtsmiddelen voor geopolitiek. Sommigen zien de EU voornamelijk als een mondiale civiele actor, die in het uiterste geval ook militaire middelen moet kunnen inzetten. Dit standpunt ligt dicht bij het Duitse en Scandinavische civiel georiënteerde gedachtegoed. Anderen zien het militaire instrument als vast onderdeel van de geopolitiek en essentieel voor het projecteren van macht op mondiale
Meningen lopen uiteen als het gaat over de mondiale rol en het gebruik van militaire machtsmiddelen voor geopolitiek derdeel van het creëren van veiligheid is het bevorderen van stabiliteit en ontwikkeling. Democratisering, sociale ontwikkeling, mensenrechten en goed bestuur worden over het algemeen gezien als de beste manier om deze doelstelling duurzaam te bevorderen. Hiervoor hebben we een veelomvattende - comprehensive - aanpak nodig die allerlei facetten omvat van economie, diplomatie en defensie tot ontwikkelingshulp, onderwijs en cultuur. Veiligheid en stabiliteit zullen wij
JASON Magazine * Nummer 4 2013
schaal. Dit standpunt rijmt het meest met het Franse idee van een sterke rol voor de EU in mondiale veiligheid. Een derde groep is wel voorstander van een dergelijke geopolitieke rol voor Europa, maar wil dat deze wordt ingevuld door de NAVO of door (samenwerkende) autonome lidstaten in plaats van door de EU. De Britten zijn fervent voorstander van deze laatste visie. Door deze uiteenlopende visies blijft de rol van Europa als mondiale veiligheidsactor in het ongewis. Hoewel Europa mondiale economische en politieke belangen heeft, beschikt het niet over de militaire middelen of de wil om deze in te zetten om ook een sterke rol te spelen in mondiale veiligheid. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat Europa niet meepraat over de Aziatische veiligheidsarchitectuur en in grote mate afhankelijk wordt van het veiligheidsbeleid van de Verenigde Staten ten opzichte van China. De wenselijkheid hiervan is een serieus vraagstuk van politieke ambitie en visie waarbij op voorhand geen ‘goed’ antwoord is. Europa hoeft niet noodzakelijk deze mondiale rol te spelen. Door verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen regio en zo de Verenigde Staten te ontlasten kunnen wij bijvoorbeeld de transAtlantische relatie in leven houden en meer grip krijgen op de voorspoed van een regio die directe invloed op ons eigen welzijn kan
Defensie EU Summary The author notes that the European Union does not lack the funds, but the means to carry out military missions. The European Commission has stepped in to tackle this problem with proposals to promote the European defence industry and to enhance military cooperation between Member States. However, the different Member States hold different views on the role of the European Union, which hampers a strategic discussion within the European Union. European think tanks do not agree on the preferred international role of the European Union. Their proposals range from the European Union as a civil power to a more military power. The author calls on the Member States not to make only practical choices with regard to the European Defence, but also strategic ones. hebben. Over deze regionale focus bestaat meer consensus dan de mondiale rol en dit thema komt dan ook veelvuldig terug in het rapport dat de Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton opstelde ter voorbereiding op de Europese Raad.10 Pragmatisch of strategisch Er liggen serieuze strategische vraagstukken op tafel voor Europa, maar gemakkelijke oplossingen zijn er niet. Voor de mondiale rol bestaat geen consensus en is een gezamenlijk antwoord voorlopig een ‘onhaalbare droom’. Voor een autonome regionale rol is deze consensus veel dichterbij, maar dan moet hier wel voor gekozen worden. Door de discussie in aanloop naar de Europese
▲ Lady Catherine Ashton heeft leiding over Europese defensie en buitenlandse politiek. Bron: Foreign and Commonwealth Office
Raad te beperken tot de financiële efficiëntie van Europese defensie, laten de lidstaten een mogelijkheid onbenut om deze strategische keuze te maken, het ambitieniveau en de prioriteiten te verduidelijken en de middelen die we hiervoor nodig hebben te identificeren. Zonder strategische richting leidt de pragmatische aanpak wel tot finan-
ciële efficiëntie, maar zal de operationele geschiktheid en effectiviteit van de Europese defensie te wensen overlaten. ▪ Lennart Landman is promovendus aan de Rijksuniversiteit Groningen en research associate bij Instituut Clingendael.
Eindnoten 1 Bedragen verschillen per rekenmethode. Het genoemde bedrag komt uit de SIPRI Military Expenditure Database: uitgaven in 2012 gecorrigeerd voor de Euro-Dollar koers. Voor Europa zijn de 26 EU landen in die meedoen aan het GVDB gerekend (dus zonder Denemarken). Het Europees Defensieagentschap (EDA) hanteert voor de Europese Unie lagere cijfers. 2 Europese Commissie, Towards a more competitive and efficient European defence and security sector, 24 juli 2013 3 Zie bijvoorbeeld Europees Defensieagentschap, Code of Conduct on Pooling & Sharing, 19 november 2012 4 Deze tekorten zijn overigens vrijwel identiek aan de tekorten die aan het licht kwamen tijdens de interventie in Kosovo in 1999; om maar aan te geven dat deze problematiek niet nieuw is en ‘snelle oplossingen’ niet waarschijnlijk. 5 Andersson, J.J., Brattberg, E., Häggqvist, M., Ojanen, H. en Rhinard, M., The European Security Strategy: Reinvigorate, Revise or Reinvent?, in UI Occasional Paper 7 (2011), Swedish Institute of International Affairs 6 Biscop, S., And What Will Europe Do? The European Council and Military Strategy, in Security Policy Brief 46 (2013), Egmont Instituut; Grevi, G., A progressive European Global Strategy, in Policy Brief 140 (2012), FRIDE 7 Fabry, E. en Rosselli, C. (eds.), Think Global- Act European IV: Thinking Strategically about the EU’s External Action, in Notre Europe, april 2013 8 Fägerstern, B., Marrone, A., Ortega, M. en Parkes, R., Towards A European Global Strategy - Securing European Influence in a Changing World, in European Global Strategy (EGS), mei 2013 9 Robert Gates, Reflections on the status and future of the transatlantic alliance, toespraak van de Amerikaanse minister van Defensie tijdens de Security and Defence Agenda conferentie in Brussel, 10 juni 2011 10 Ashton, C., Preparing the December 2013 European Council on Security and Defence: Final Report by the High Representative/ Head of the EDA on the Common Security and Defence Policy, 15 oktober 2013
JASON Magazine * Nummer 4 2013
11
Toekomst defensie
Geen Grande Armée européenne De slagkracht van de Europese defensie staat onder druk. De aanhoudende bezuinigingen ten gevolge van de economische crisis en overheidstekorten hebben geleid tot forse kortingen op de defensiebegrotingen van verschillende lidstaten. Eenheden worden ingekropen, materieel wordt afgestoten en deelname aan militaire missies wordt heroverwogen. Het staat buiten kijf dat, om uit het economische dal te klimmen, overheidstekorten teruggedrongen moeten worden. In het bijzonder moeten de Zuid-Europese economieën worden geherstructureerd, waarbij overheidsuitgaven beknot moeten worden. Ook defensie ontkomt hier niet aan en nationale defensieapparaten moeten de tering naar de nering zetten. HANS VAN BAALEN
H
technologieën, worden ingezet om piraten te traceren en te bestrijden. Ondanks de bezuinigingen, probeert het Nederlandse ministerie van Defensie zoveel mogelijk specialistische kennis en eenheden te behouden. Voorbeelden hiervan zijn de deelname van moderne Nederlandse marineschepen aan de anti-piraterij-missie Atalanta en de hoogwaardige Patriot-raketinstallaties, die thans aan de Turks-Syrische grens gestationeerd zijn en het Turkse grensgebied beschermen
www.stichtingjason.nl
et risico is echter dat specialistische defensie-expertise, die over een periode van tientallen jaren is opgebouwd, verloren gaat omdat volledige eenheden en afdelingen worden weggesaneerd. Kennis die verdwijnt, verdwijnt voorgoed. Dit is schadelijk, omdat moderne dreigingen juist om specialistische en gerichte oplossingen vragen. Bijvoorbeeld de piraterijbestrijding in de Golf van Aden, waarbij compacte marineschepen, uitgerust met moderne ICT-
tegen Syrische raketaanvallen. Nederland is echter een klein land, dat niet de middelen heeft om met alle defensieonderdelen op het hoogste niveau mee te spelen. We hebben een sterke marine en een hoogwaardige land- en luchtmacht, maar hun omvang is beperkt. Daarom is het van belang dat Europese defensieonderdelen intensiever met elkaar samenwerken tijdens operaties in regio’s die van strategisch belang zijn voor de Europese Unie. Op deze manier kunnen we onze militaire impact behouden, of zelfs vergroten, ondanks de bezuinigingen op defensie. In Brussel wordt al geruime tijd gediscussieerd over pooling and sharing, waarbij lidstaten materieel, militairen en expertise ter beschikking stellen voor gecombineerde missies. Maar wie wil delen moet wel iets hebben. Het is daarom van belang dat lidstaten gericht investeren in specifieke defensieonderdelen, die zij op een hoog niveau en voor langere duur kunnen inzetten. Militaire samenwerking op gebied van training, materieel en specialistische expertise is in geen geval de voorbode van een Grande Armée européenne. Nationale parlementen zijn en blijven verantwoordelijk voor het uitzenden van militairen en het besluit om deel te nemen aan militaire missies. Het Europees Parlement speelt hierin geen rol en dient zich te beperken tot materiële voorwaarden om effectieve militaire samenwerking tot stand te brengen. Het Europees Parlement zou bijvoorbeeld financiële middelen uit het innovatieprogramma horizon 2020 kunnen reserveren voor de ontwikkeling van hoogwaardige defensietechnologieën. Een bijkomend voordeel is dat aspecten van defensietechnologieën kunnen worden doorontwikkeld voor niet-militaire toepassingen (bijv. het internet). De ervaring leert dat dergelijke spin-offs een economische impuls geven aan andere sectoren. Tot slot moet een gezamenlijke inzet van Europese
◄ Geen Grande Armée européenne, maar slagvaardige militaire samenwerking tussen lidstaten. Bron: Hans van Baalen
12
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Toekomst defensie
▲ Ook historisch gezien lijkt de keuze tussen een Grande Armée en verdere militaire samenwerking tussen land een uitgemaakte zaak. Bron: Michel van Reysen
legeronderdelen worden gecoördineerd in NAVO-verband. De NAVO beschikt immers over uitgebreide commandofaciliteiten en een heldere gezagsstructuur. Het is onwen-
Nederland vervult een voortrekkersrol in de discussie over meer Europese defensiesamenwerking
selijk, onnodig en geldverspilling om naast de bestaande NAVO-structuren een nieuwe Europese commandostructuur op te tuigen. De NAVO en de Europese niet moeten elkaar versterken en niet beconcurreren. Nederland vervult een voortrekkersrol in de discussie over meer Europese defensiesamenwerking. De Nederlandse en Belgische marine werken reeds samen op het gebied van marine materieel en -opleidingen. Begin november was Jeanine Hennis, minister van Defensie, te gast in de commissie Veiligheid en Defensie van het Europees Parlement om te spreken over de ervarin-
Summary The author states that the defence capacities of European countries are hit hard by the recession and warns against the destruction of valuable knowledge and expertise in the army as result of budget cuts. Further cooperation between Member States is therefore necessary, especially for a small country like the Netherlands with a small, but excellent army. The author argues against the formation of a European army as this would only lead to duplication of existing military structures, like the NATO. Enhanced cooperation between Members States is the key to success and the decision how the armies of the Member States should be deployed and work together can best be decided by their respective parliaments.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
gen van ons land op het gebied van pooling and sharing. De Nederlands-Belgische samenwerking is een succesvol model dat als voorbeeld kan dienen voor andere lidstaten die, ondanks de noodzakelijke besparingen, slagvaardige legeronderdelen op de been willen houden. De dreigingen in de 21ste eeuw vragen niet om een Grande Armée européenne, maar om slagvaardige militaire samenwerking tussen lidstaten. Op basis van de aard van de dreiging moeten hoogwaardige defensieonderdelen van lidstaten, na goedkeuring door hun nationale parlementen, gezamenlijk worden ingezet. In tijden van bezuinigingen is dit de beste manier om onze belangen te verdedigen en de impact van de Europese defensieoperaties te vergroten. ▪ Hans van Baalen is de delegatieleider voor de VVD in het Europese Parlement, bestuurslid van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa (ALDE) en president van Liberale Internationale. Hij was eerder lid van de Tweede Kamer en voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie.
13
Missiebeleid
Europese missies in het
Samen
De Europese Unie is in staat om alle machtsinstrumenten gecoördineerd in te zetten, waaronder ook militaire, om crises op te lossen. De crisis in overheidsuitgaven leidt echter tot bezuinigingen op defensiebudgetten. Het gevolg is dat het totale vermogen van de Europese Unie om het hoofd te bieden aan crises afneemt. Maar hoe groot is dat vermogen in de praktijk eigenlijk gebleken, met andere woorden, hoe hebben EU-missies gepresteerd? IVO ROODBERGEN
www.stichtingjason.nl
O
p 19 en 20 december 2013 vergaderen de regeringsleiders van de landen van de Europese Unie over de toekomst van het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) van de Europese Unie. Voorheen werd gesproken over het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), dat zijn oorsprong vindt in de Verklaring van St. Malo uit 1998.1 Maar sinds het Verdrag van Lissabon van 1 december 2009 van kracht werd spreekt men over het GVDB. Op deze manier werd invulling gegeven aan de wens om het gemeenschappelijke veiligheidsbeleid scherper te formuleren. De voornaamste vernieuwingen van het GVDB ten opzichte van het EVDB zijn gericht op een geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europese defensiebeleid. De lidstaten kunnen deelnemen aan militaire of civiel-humanitaire missies en zijn voortaan gebonden aan een afspraak over onderlinge solidariteit op het gebied van Europese defensie. Belangrijk gegeven blijft wel dat het GVDB een intergouvernementele aangelegenheid betreft. Op Europees niveau wordt beslist of er een nieuwe EUmissie wordt gelanceerd, maar het is vervolgens een nationale afweging of een lidstaat eraan wil deelnemen. Er is dus geen overkoepelende organisatie die over de inzet van (nationale) manschappen beslist. In het licht van het agendapunt van verdere integratie van het GVDB is het interessant om eens te kijken wat de Europese Unie tot nu toe heeft gepresteerd met haar missies. Weinig militaire missies en gebrek aan coördinatie Het einde van de Koude Oorlog bracht een veranderd veiligheidsparadigma met zich mee. Betekende dit een monopolie van de NAVO wat betreft het veiligheidsbeleid? Of zouden de Verenigde Staten zich na het
14
wegvallen van de Sovjetdreiging terugtrekken van het Europese continent en het veiligheidsbeleid aan de Europeanen zelf overlaten? Tijdens de Eerste Golfoorlog of de slepende crisis in voormalig Joegoslavië – op Europees grondgebied – werd in ieder geval pijnlijk duidelijk dat dit laatste niet werkte. Dit wakkerde binnen de Europese Unie de drang naar gemeenschappelijk (veiligheids) beleid aan.2 Dit leidde kort gezegd via de Verklaring van St. Malo uit 1998 uiteindelijk tot het EVDB in 2003 en het GVDB in 2009.3 Het GVDB biedt een kader voor samenwerking op grond waarvan de Europese Unie operationele missies in derde landen kan uitvoeren. De Europese Unie stelt zichzelf hiermee tot doel de capaciteiten en strategische cultuur te ontwikkelen die het mogelijk maakt om vroegtijdig, snel en, waar
Betekende dit een monopolie van de NAVO wat betreft het veiligheidsbeleid? nodig, robuust en buiten de eigen grenzen op te treden om gewelddadige conflicten te voorkomen of om crises te beheersen die gewelddadig dreigen te worden. De missies zijn dus vooral gericht op vredeshandhaving en daarmee bevordering van de internationale veiligheid. Zij steunen hiervoor op civiele en militaire middelen die de lidstaten ter beschikking stellen. Aangezien de lidstaten samen 1,6 miljoen soldaten op de been kunnen brengen en gezamenlijk een jaarlijks defensiebudget van 194 miljard euro hebben, heeft de Europese Unie de capaciteit om als een strategische actor op het internationale
JASON Magazine * Nummer 4 2013
politieke toneel op te treden– geheel in lijn met de waarden die de Europese Unie nastreeft.4 Sinds de eerste Europese missie in 2003 heeft de Europese Unie twaalf afgeronde missies uitgevoerd en momenteel zijn er nog zestien missies actief. Van deze in totaal achtentwintig missies zijn er negentien civiele missies, acht militaire missies en één civiel-militaire missie.5 Wanneer we ons concentreren op de militaire missies (zie kader) is te zien dat van de negen militaire missies er momenteel nog vier missies operationeel zijn. Sinds 2009 zijn er slechts twee nieuwe
Missiebeleid
buitenland
of elk voor zich? ◄ Letse EU Battlegroup in de verdediging gedrongen door Estse soldaten tijdens de militaire oefening “Saber Strike 13” (juni 2013). Bron: Gatis Dieziņš (RYC)
missies gestart, EUTM Somalië in 2010 en EUTM Mali in 2013, trainingsmissies met ‘slechts’ 125 en 500 manschappen respectievelijk. De omvang van de militaire EU-missies zijn vaak beperkt tot enkele tientallen dan wel honderden manschappen. Dit is zeker beperkt als men in ogenschouw neemt dat sommige missies verdeeld zijn over meerdere EU-lidstaten. Bovendien vindt participatie niet enkel plaats door lidstaten van de Europese Unie, maar ook niet-lidstaten wordt de mogelijkheid geboden te participeren. Dit zijn soms NAVO-leden, maar in andere gevallen bijvoorbeeld ook Zuid-Amerikaanse
landen, Nieuw-Zeeland of Zuid-Afrika. Het zijn dan ook vaak militaire missies die ter ondersteuning dienen van bestaande missies van de Verenigde Naties, de NAVO of, in het geval van de missie EU Support to Amis (Darfur) in Soedan, de Afrikaanse Unie. Er zijn enkele uitzondering wat betreft omvang, zoals de missie DRC/Artemis in de Democratische Republiek Congo uit 2003, de eerste operatie van de Europese Unie buiten Europa, met 1.800 manschappen en zonder gebruikmaking van bijvoorbeeld de NAVOfaciliteiten. Of de missie EUFOR Tchad/RCA uit 2008 in Tsjaad en de Centraal-Afrikaan-
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Supranationale oplossing moet worden losgelaten voor praktische verbanden van bilaterale of regionale oplossingen 15
Missiebeleid Afgeronde militaire EU-missies Concordia/FYROM – Macedonië maart 2003 – december 2003 DRC/Artemis– Democratische Republiek Congo juni 2003 – september 2003 EU Support to Amis (Darfur) – Soedan juli 2005 – december 2007 civiel-militaire missie EUFOR DR Congo – Democratische Republiek Congo juni 2006 – november 2006 EUFOR Tchad/RCA – Tsjaad/Centraal-Afrikaanse Republiek januari 2008 – maart 2009
vaak afweten. Dalende budgetten en noodzaak tot samenwerking De huidige voorzitter van de Europese Raad, de Belgische politicus Herman van Rompuy, heeft het onderwerp van het GVDB opnieuw op de agenda van de regeringsleiders gezet voor de Europese top in december 2013. Door de economische crisis lijkt het moment namelijk rijp voor verdergaande integratie op het gebied van defensie. Tussen 2005 en 2010 was er een afname van veertien procent tot negen miljard euro voor wat betreft Europese uitgaven voor onderzoek en technologische ontwikkeling (O&TO). Ter vergelijking, de Verenigde Staten geven momenteel zeven keer meer uit aan O&TO en vanaf 2015 geldt voor de BRIC-landen dat zij tweeënhalf keer zoveel geld uitgeven aan O&TO, waardoor het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie steeds verder onder druk zal komen te staan.7 Daarnaast is het totale budget dat de Europese landen jaarlijks aan defensie besteden tussen 2001 en 2010 geslonken van 251 miljard euro naar 194 miljard euro. Dit terwijl de kosten voor moderne militaire mogelijkheden juist stijgen. Europa bevindt zich met andere woorden op een belangrijk kruispunt. De roep om meer Europese defensiesam-
www.stichtingjason.nl
se Republiek, die met 3400 manschappen telde. De vooralsnog grootste militaire EUmissie, Althea/BiH in Bosnië en Herzegovina, gestart in 2004 en nog steeds actief, telde bij aanvang ruim 7.000 manschappen. De laatste gestarte omvangrijke militaire EU-
missie, EU NAVFOR Somalia in Somalië die in 2008 startte en eveneens nog actief is, is met 2.000 manschappen bovendien de eerste maritieme EU-missie.6 Waren of zijn de militaire missies succesvol? Succesvol misschien, maar niet altijd even effectief. Zo maakt de Europese Unie voor veel missies gebruik van bestaande NAVO-capaciteiten, maar betekent dit tegelijkertijd dat de Europese Unie daardoor niet volledig zelfstandig kan opereren. De keren dat de Europese Unie een provisorisch ‘eigen’ hoofdkwartier opzette, bleek die soms te beperkt in omvang en niet altijd over volledige commandoverantwoordelijkheid te bezitten. Waar de kleinschalige militaire missies vanwege het beperkte mandaat betrekkelijk succesvol waren, kampten de grotere missies soms met ineffectiviteit als gevolg van gebrekkige coördinatie. Zo daalde de bij aanvang grootste en nog steeds lopende EU-missie, Althea/BiH, van 7.000 naar 800 manschappen als gevolg van een gebrek aan onderlinge overeenstemming over het mandaat, ondanks herhaalde vaststelling dat dit de effectiviteit van de missie schaadt. En zo kan de maritieme missie van de Europese Unie, EU NAVFOR Somalia, wel een succes zijn qua opsporing en arrestatie van piraten, maar laat het juridische vervolg en daarmee de afschrikkende functie van de missie het
▲ Tot de taken van Europese maritieme missie NAVFOR Somalia behoort ook het inspecteren van schepen in de wateren van de Golf van Aden. Bron: EU Naval Force Media and Public Information Office
16
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Missiebeleid
▲ In kader van de trainingsmissie EUTM Somalia trainen Europese troepen samen met het Oegandese leger Somalische rekruten. Bron: Sebastian Wilke/Bundeswehr
enwerking is wijdverbreid met uitzondering van de meest verstokte nationalisten. Onder voorstanders is echter geen consensus hoe Europa militair sterker te maken.8 En dat leidt tot hachelijke situaties waarin bijvoorbeeld de missie in Tsjaad uit 2008 uitgesteld moest worden omdat het beschikbare materieel binnen de Europese Unie niet geschikt was genoeg was voor een dergelijke crisisbeheersingsoperatie. De Russen moesten uiteindelijk uitkomst bieden.9 Eenzelfde soort probleem kende Europa in 2011 toen het
Kleinschalige missies zijn vanwege beperkt mandaat succesvol, waar grotere missies kampen met de gebrekkige coördinatie wilde ingrijpen in Libië en voor het welslagen sterk afhankelijk bleek van Amerikaanse steun.10 Een ander punt is enorme diversiteit aan militair materieel: “De Europese Unie kent bijvoorbeeld vier verschillende types tanks, zestien verschillende types gepantserde voertuigen, elf verschillende types fregatten en 21 marinescheepswerven. Voor
de Verenigde Staten zijn dat respectievelijk één, drie, één en drie.”11 De grote potentiële kracht van de Europese Unie is dat het zowel over soft als hard power beschikt, ook wel smart power genoemd. Daarmee beschikt de Europese Unie als enige organisatie wereldwijd over alle crisisbeheersingsmiddelen die nodig zijn omvangrijke missies uit te voeren, te weten economische, juridische, humanitaire, financiële, civiele en militaire middelen.12 Toch blijft de Europese Unie voor essentiële capaciteiten zoals air-to-air refueling, inlichtingen, doelopsporing en precisiemunitie afhankelijk van Amerikaanse steun. Tegelijkertijd kampt de Europese Unie ook met de nationale belangen van de lidstaten en wordt de voortgang voor wat betreft het GVDB met unanimiteit besloten. Daardoor gaat de gedeelde uitkomst van overeengekomen beleid vaak ten koste van het individuele effect dat bijvoorbeeld een EU-missie in potentie zou kunnen hebben. Is verdere integratie dan noodzakelijk? Jazeker. De oplossing: een supranationaal droomleger? Dat zou bijzonder effectief kunnen zijn, maar is tegelijkertijd ook onhaalbaar, juist vanwege diezelfde nationale belangen. De grootste problemen waar de EU-missies tot nu toe mee te maken hebben gehad zijn de problematische financiering en coördinatie van de missies en de beperkte beschikbaarheid van capaciteit waardoor grootschalige missies zonder hulp van derden niet tot de reële mogelijkheden beho-
JASON Magazine * Nummer 4 2013
ren. Kortom, om als Europese Unie in het licht van de economische crises en de veranderde internationale veiligheidssituatie in de toekomst zelfstandig grootschalige missies te kunnen blijven uitvoeren, zal er iets anders moeten gebeuren. “Turn a crisis into an opportunity” Wat dat ‘iets’ wordt, is aan de regeringsleiders tijdens de EU-top van december. Vicepresident van de Europese Commissie, Antonio Tajani, roept om de crises te gebruiken als een kans om als Europese landen nauwer te gaan samenwerken op het gebied van defensie.13 Zo valt er op operationeel gebied winst te boeken qua samenwerking in de aanloop naar en tijdens EU-missies. En door de Europese defensie-industrie te Lopende militaire EU-missies Althea/BiH – Bosnië en Herzegovina december 2004 – heden EU NAFVOR Somalia – Somalië december 2008 – heden EUTM Somalia - Somalië april 2010 – heden EUTM Mali – Mali januari 2013 – heden
17
Missiebeleid hervormen kan juist in een tijd van economische crises veel geld bespaard worden en tegelijkertijd toch op een respectabel niveau civiel èn militair actief gebleven worden. Om dat te bereiken is het volgens Dick Zandee, research fellow van instituut Clingendael, noodzakelijk dat het idee van een supranationale oplossing wordt vervangen door praktische verbanden van bilaterale of regionale oplossingen: “Het verleden heeft aangetoond dat in kleine clusters van buurlanden het onderlinge vertrouwen het grootst is en dat verschillen in taal, cultuur, en organisatiewijze overbrugbaar zijn.”14 Te denken valt aan Brits-Franse defensiesamenwerking op basis van het Lancaster House Treaty van 2010, de BENELUX-verklaring over samenwerking op defensievlak uit 2012 of de Nordic Defence Cooperation van 2009. Maar om een dergelijke clusterbenadering vervolgens binnen de Europese Unie goed te coördineren, zal er helaas nog veel overlegd moeten worden. De top aankomende december zal hiervan slechts het begin zijn. ▪
www.stichtingjason.nl
Ivo Roodbergen is als Politicoloog afgestudeerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen en schreef zijn masterthesis over de vraag of in Egypte en democratische verandering heeft plaatsgevonden sinds de Arabische Lente. Hiervoor is hij ten tijde van het afzetting van president Morsi naar Egypte afgereisd om betrokkenen te interviewen over hun visie op de politieke context. Verder heeft hij stage gelopen bij het vakblad over ontwikkelingssamenwerking Vice Versa en het Algemeen Dagblad en tevens een minor Islam & Arabisch gevolgd.
18
▲ NAVFOR Somalia is de eerste Europese maritieme missie en richt zich tegen Somalische piraterij. Bron: EU Naval Force Media and Public Information Office
Summary The author states that the war in former Yugoslavia made the European Union aware that its security could only be safeguarded by military cooperation on a European level and by the ability to carry out its own military and civilian missions. This principle has been codified in the current Common Security Defence Policy. Although the European Union has the power and knowledge to carry out the envisaged military and civilian missions, the EU military missions often lack resources, mandate and coordination. These problems are partly caused by decreasing national defence budgets and partly because Members States cannot decide how they wish to cooperate militarily. The author concludes that the best solution is enhanced military cooperation between individual Member States. However, this approach still needs to be coordinated within the European Union.
Eindnoten 1 In december 1998 ondertekenden Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de Verklaring van St. Malo met de inmiddels klassieke zin dat “the Union must have the capacity for autonomous action, backed up by credible military forces, the means to decide to use them, and the readiness to do so, in order to respond to international crises”. Deze werd in juni 1999 op de Top van Keulen door alle andere EU-lidstaten werd aanvaard en leidde een half jaar later tijdens de Top van Helsinki in december 1999 tot de institutionele vormgeving die uiteindelijk uitmondde in het EVDB. 2 Howorth, J., Security and Defence Policy in the European Union, 2007 3 Pas sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice op 1 februari 2003 is de reeds in 1999 bij de Top van Helsinki overeengekomen institutionele vormgeving van het EVDB operationeel en is de Europese Unie zelf bevoegd tot het uitvoeren van zowel militaire als civiele EVDB-missies. 4 Europese Commissie, A New Deal for European Defence: Towards a More Competitive and Efficient Defence and Security Sector, COM (2013) 542, juli 2013: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/defence/files/communication_defence_en.pdf 5 Europese Dienst voor Extern Optreden, Ongoing Missions and Operations, juni 2013: www.eeas.europa.eu/csdp/missions-andoperations/index_en.htm 6 Wessel, R.A., Tien jaar Europees Veiligheids- en Defensiebeleid: Een nieuwe rol voor de Europese Unie in de wereld, in Bomert, B., van den Hoogen, T. en Wessel, R.A. (eds.), Jaarboek vrede en veiligheid 2008: internationale veiligheidsvraagstukken en het Nederlands perspectief, 2008, blz. 66-84 7 Idem noot 4 8 Zandee, D, Europese veiligheid vereist Europese militaire capaciteiten, in Armex 6 (2012), blz. 37-42 9 Homan, C., Tien Jaar Europees Veiligheids en Defensie Beleid, in Armex 5 (2009), blz. 22-25 10 Idem noot 4 11 Idem noot 9 12 Van Osch, T., EU militairen?!, in Armex 6 (2012), blz. 31-36; Zandee, D., Europese veiligheid vereist Europese militaire capaciteiten, in Armex 6 (2012), blz. 37-42 13 Idem noot 4 14 Idem noot 8
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Normatieve macht
De EU: “normatief” in haar militaire operaties?
▲ In 1992-3 leed de Herzegovinische stad Mostar onder een beleg van 18 maanden. De oorlog in het gebied zou nog tot 1995 voortduren, voordat de NAVO (en niet de EU) een vredesakkoord wist af te dwingen. Bron: Lorenzo Man
“Where did we start? As a peace project among adversaries. What is our greatest accomplishment? The spread of stability and democracy across the continent. And what is our task for the future? To make Europe a global power; a force for good in the world.”1 TRINEKE PALM
L
ange tijd presenteerde de Europese Unie zich als een “onderscheidende” internationale speler die zich ten doel stelde om (universele) waarden en normen te verspreiden met politieke en economische instrumenten. De afwezigheid van militaire inzet maakte deel uit van hoe de Europese Unie zichzelf ging zien en werd beschreven door anderen: een civiele macht, een normatieve macht.2 Een normatieve macht onderscheidt zich door de nadruk op universele waarden en procedurele normen. Als zodanig suggereert het “goed” of “be-
ter” te zijn. Het vormde een onderdeel van het anders zijn dan de Verenigde Staten. Of, zoals politiek analist Robert Kagan dit onderscheid typeerde: de Verenigde Staten komen van Mars, de Europese Unie van Venus.3 De oorlog in Joegoslavië drukte de Europese lidstaten met de neus op de feiten. Wat zijn alle mooie woorden en verklaringen waard over mensenrechten, rechtstaat en democratie als deze uiteindelijk niet beschermd kunnen worden als ze met voeten worden getreden? Dit “trauma” wordt gezien als één van de belangrijkste drijfveren voor het Ge-
meenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) dat in 1999 werd gelanceerd.4 In de afgelopen 10 jaar zijn er acht militaire operaties onder de vlag van de Europese Unie uitgevoerd in de Balkan en CentraalAfrika. De meeste recente operatie is trai-
Robert Kagan. Bron: Editorial Taurus
De Verenigde Staten komen van Mars, de Europese Unie van Venus - Robert Kagan, politiek analist
JASON Magazine * Nummer 4 2013
19
Normatieve macht
www.stichtingjason.nl
ningsmissie EUTM Mali die werd gelanceerd in februari 2013. Hebben de militaire operaties van de Europese Unie het vermeende onderscheidende karakter van de Europese Unie veranderd? Wat zeggen de militaire operaties van de Europese Unie over haar karakter als internationale speler? Normatieve Macht Niet iedereen vindt de Europese Unie onderscheidend. Volgens sommigen kon de Europese Unie zich tijdens de Koude Oorlog presenteren als een civiele macht vanwege de security umbrella van de NAVO. Maar met het einde van de Koude Oorlog en de ontwikkeling van een eigen Veiligheids- en Defensiebeleid zien we het ware gezicht van de Europese Unie, zo stelt deze benadering. In de internationale arena gaat het om geopolitiek, economische en veiligheidsbelangen. Ook de Europese Unie laat zich als internationale actor daardoor leiden.5 Anderen stellen dat de Europese Unie wel degelijk onderscheidend was, maar dat de Europese Unie dit normatieve karakter heeft verloren met het lanceren van militaire operaties.6 Daarmee verruilde de Europese Unie Venus voor Mars. Maar zou het ook kunnen, en dat is de derde positie, dat er ook op Venus plaats is voor militaire operaties? Dat militaire operaties het normatieve karakter van de Europese Unie juist versterken, omdat die haar in staat stellen de daad bij het woord te voegen?7 Een normatieve macht stelt de human security van individuen en burgers centraal en niet de belangen van staten.8 En de Europese Unie is als normatieve macht een voorbeeld voor het overstijgen van de geopolitieke, economische en veiligheidsbelangen van nationale staten.9 Een centraal element van een normatieve macht is het type doelstellingen dat ze nastreeft.10 De doelstellingen van een normatieve macht zijn gebaseerd op (universele) normen. Deze zijn in de Europese Unie bijvoorbeeld vastgelegd in artikel 21, lid 1, van het Verdrag van Lissabon: “Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van
Daarnaast is een belangrijke kritiek (…) de selectiviteit in het uitblijven van actie 20
▲ De EU greep niet direct in het Darfur-conflict in, maar droeg wel bij aan de bescherming van en hulp aan vluchtelingen uit Darfur in Oost-Tsjaad via de missie EUFOR/Tchad. Bron: UNHCR/F. Noy
de Verenigde Naties en het internationaal recht.” De tegenhanger van een normatieve macht is een realistische macht, die de eigen geopolitieke en economische belangen vooropstelt. Wanneer de beveiliging van grenzen, het tegengaan van migratiestromen, het bestrijden van terrorisme en georganiseerde misdaad, en het beschermen van handelsroutes centraal staan, dan wijst dat op een realistische macht. Dit betekent niet dat bij een normatieve macht wordt verondersteld dat geopolitieke/economische eigenbelangen volledig afwezig zijn. Het gaat om de mate waarin belangen leidend zijn. Europese militaire operaties Als we naar de militaire operaties van de Europese Unie kijken aan de hand van het type doelstellingen zoals deze geformuleerd zijn in de documenten die de militaire operaties lanceren (Gemeenschappelijk Optreden en Besluiten), zien we dat de doelstellingen van Europese militaire operaties meestal in lijn zijn met normatieve macht.11 In Artemis en EUFOR Tchad ging het om het beschermen van burgers en vluchtelingen.12 EUFOR Congo ondersteunde de doorgang van democratische verkiezingen.13 Bij de trainingsmissies in Somalië staat training en advisering van
JASON Magazine * Nummer 4 2013
het leger centraal om de “nationale” capaciteit om de eigen burgers te beschermen te versterken.14 Tenslotte, Concordia en Althea hebben tot doel toe te zien op de naleving van de implementatie van een vredesakkoord.15 Dit zijn doelstellingen die niet in eerste instantie gericht zijn op het beschermen van eigenbelang van de Europese Unie. Er zijn twee operaties die hierop een uitzondering vormen. Hoewel de trainingsmissie EUTM Mali gelijkenissen heeft met EUTM Somalië ligt er minder nadruk op human security en is deze missie sterker geïnformeerd door het belang om terrorisme te bestrijden.16 Daarnaast geldt ook voor operatie Atalanta, de eerste maritieme operatie van de Europese Unie, dat deze minstens zo sterk is ingegeven door handelsbelangen als dat het bij deze operatie gaat om de bescherming van het VN-voedselprogramma.17 De omvang en vorm van de operatie heeft met name te maken met eerstgenoemde doelstelling. Selectiviteit Op basis van de doelstellingen is dus niet af te leiden dat militaire operaties gepaard gaan met een sterkere nadruk op geopolitieke en economische eigenbelangen. Echter, het sterkste argument tegen de claim dat de
Normatieve macht ◄ Net als bij EUTM Somalia leiden Europese troepen ook in Mali soldaten op, maar EUTM Mali legt minder nadruk op human security en meer op terrorismebestrijding. Bron: UK Ministry of Defence/Cpl Lu Scott (RLC)
◄ Is de missie in Mali een teken van een veranderende, minder normatieve, houding van de Europese Unie? Bron: Taxandriarock
Europese Unie een normatieve macht is, is misschien wel de selectiviteit van situaties waarin niet is opgetreden. Uiteraard kunnen niet alle conflicten opgelost worden, laat staan dat daarbij een militaire operatie altijd het aangewezen middel is. Het punt is dat vanuit het concept van normatieve macht de afwezigheid van geopolitieke belangen geen reden kan zijn om niet in te grijpen als daar vanuit het oogpunt van human security wel aanleiding toe is. Uitgaande van normatieve macht, zou het opkomen voor human security voorop dienen te staan. Cherry picking past niet bij een normatieve macht. Toch is een veelgehoorde kritiek is dat de EU operaties “uitkiest” die weinig “force and risk” vragen, “while ignoring some of the cries for help that ought to mean most for a European sense of values”.18 Twee concrete voorbeelden van het uitblijven van (militaire) actie door de Europese Unie zijn Darfur en Congo 2008.19 In het licht van deze kritiek lijkt de Europese Unie niet te voldoen aan wat van een normatieve macht wordt verwacht. Conclusie Zoals gezegd heeft de Europese Unie zich lange tijd gepresenteerd als een “onderscheidende” internationale speler die zich
ten doel stelde om (universele) waarden te verspreiden met politieke en economische instrumenten. De vraag is of militaire middelen bijdragen aan deze doelstelling of dat de Europese Unie de verleiding niet kan weerstaan zich als een grootmacht te gedragen die zich vooral bekommert om de directe eigen belangen. In bovenstaande korte uiteenzetting heb ik laten zien dat de militaire operaties van de Europese Unie qua doestellingen passen bij een normatieve macht. De vraag is wel of Atalanta en EUTM Mali het begin zijn van een nieuwe trend, waarin directe eigenbelangen een belangrijkere rol gaan spelen in de doelstellingen en rechtvaardiging van het militair optreden van de Europese Unie. Daarnaast is een belangrijke
kritiek op het “normatieve karakter” van de Europese Unie in het GVDB de selectiviteit in het uitblijven van actie; het is wellicht niet zozeer de “grootmacht” mentaliteit die de normatieve macht van de Europese Unie bedreigt, maar eerder het gebrek aan bereidheid om daar op te treden waar het echt nodig is. ▪ Trineke Palm is als promovenda verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, waar ze ook haar bachelor Politicologie en tweejarige Social Research Master deed. Zij doet onderzoek naar de invloed die het uitvoeren van militaire operaties heeft (gehad) op de rol van de Europese Unie in de wereldpolitiek.
Summary The author discusses whether the European Union can still be considered a normative power or has become a realistic power as result of its military missions. A normative power stresses universal values, while a realistic power puts its own interests first. The author concludes that most European military missions fit the profile of a normative power as their goal is to protect individuals and universal values. However, the European Union does not intervene in every humanitarian crisis and two recent missions (Mali and Somalia) seem to be primarily aimed to protect its own interests. The author concludes that this does not signal a growing super power mentality within the European Union, but a lack of willingness to act.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
21
www.stichtingjason.nl
Normatieve macht
22
Eindnoten 1 Solana, J., Speech by Javier Solana, op Sound of Europe Conference, Salzburg, 27 januari 2006, S030/06 2 Duchêne, F., Europe’s role in the world, in Mayne, R. (ed.), Europe Tomorrow, 1972; Manners, I., Normative Power Europe: a contradiction in terms?, in JCMS 40-2 (2002), blz. 235-258 3 Kagan, R., Power and Weakness, in Policy Review 113 (2002) 4 Bijvoorbeeld: Emerson, M. en Gross, E. (eds.), Evaluating the EU’s crisis missions in the Balkans, 2007; Howorth, J., Security and Defence Policy in the European Union, 2007 5 Hyde-Price, A., Normative power Europe: a realist critique, in Journal of European Public Policy 13-2 (2006), blz. 217-234 6 Smith, K.E., Beyond the civilian power debate, in Politique Européenne 1-17 (2005), blz. 63-82; Manners, I., Normative power Europe reconsidered: beyond the crossroads, in Journal of European Public Policy 13-2 (2006), blz. 182-199 7 Börzel, T.A. en Risse, T., Venus approaching Mars? The European Union as an emerging civilian world power, in Berlin Working Paper on European Integration 11 (2009); Björkdahl, A., Normative and Military Power in EU Peace Support Operations en Juncos, A.E., Power discourses and power practices: the EU’s role as a normative power in Bosnia, in Whitman, R.G. (ed.), Normative Power Europe. Empirical and Theoretical Perspectives, 2012, blz. 83-102; Sjursen, H., Security and Defence, in Carlsnaes, W., Sjursen, H. en White, B. (eds.), Contemporary European Foreign Policy, 2012; Sjursen, H., The EU as a normative power: how can this be?, in Journal of European Public Policy 13-2 (2006), blz. 235-251; Stavridis, S., Militarising the EU: the concept of Civilian Power Europe Revisited, in International Spectator 4 (2001), blz. 43-50 8 Voor een overzicht van de debatten en verschillende concepties van human security verwijs ik naar Osler Hampson, F., Human security, in Williams, P.D. (ed.), Security Studies. An Introduction, 2013 9 Manners, I., Normative Power Europe: a contradiction in terms?, in JCMS 40-2 (2002) 10 Het type doelstellingen is niet de enige manier om “normatieve macht” te evalueren. Andere benaderingen richten zich o.a. op de procedurele kant van normatieve macht; hoe normatieve macht wordt uitgeoefend (Manners, I., The concept of Normative Power in World Politics, in DIIS Brief, 2009) en/of de impact of uitkomst van normatieve macht (zie Forsberg, T., Normative Power Europe, once again: a conceptual analysis of an ideal type, in JCMS 49-6 (2011), blz. 1-22). 11 Ik kijk hierbij dus nadrukkelijk niet naar de intenties of motivaties van afzonderlijke lidstaten die mogelijk minder gemotiveerd waren door “normatieve macht” principes. 12 Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk Optreden 2003/423/GBVB van de Raad van 5 juni 2003 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Democratische Republiek Congo, 2003; Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van de Raad van 15 oktober 2007 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, 2007 13 Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk optreden 2006/319/GBVB van de Raad van 27 april 2006 inzake de militaire operatie van de Europese Unie ter ondersteuning van de missie van de Organisatie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC) tijdens het verkiezingsproces, 2006 14 Raad van de Europese Unie, Besluit 2010/96/GBVB van de Raad van 15 februari 2010 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden, 2010 15 Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk optreden van de Raad 2003/92/GBVB van 27 januari 2003 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, 2003; Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina, 2004 16 Raad van de Europese Unie, Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali), 2013 17 Raad van de Europese Unie, Gemeenschappelijk optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust, 2008 18 Bailes, A.J.K., The EU and a better world: what role for the European Security and Defence Policy?, in International Affairs 84-1 (2008), blz. 115-130; Lucarelli, S. en Menotti, R., The use of force as coercive intervention. The conflicting values of the European Union’s external action, in Lucarelli, S. en Manners, I. (eds), Values and principles in European Union Foreign Policy, 2006, blz. 147-163; Matlary, J.H., Much ado about little: the EU and human security, in International affairs 84-1 (2008), blz. 131-143 19 Björkdahl, A., Normative and Military Power in EU Peace Support Operations, in Whitman, R.G. (ed.), Normative Power Europe. Empirical and Theoretical Perspectives, 2012, blz. 103-126; Menon, A., Empowering paradise? The ESDP at ten, in International Affairs 85-2 (2009), blz. 227-246; Merlingen, M., EU security policy. What it is, how it works and why it matters, 2012
JASON Magazine * Nummer 4 2013
EU Defence
European Security and Defence in Berlin REPORT BY CHRISTIAAN DUINMAIJER
S
talin's remark on the number of armed divisions led by the pope may still serve as a reminder to the European Commission that if you want to taken seriously as a political power, you should have an army to substantiate it. Although not everyone is enthusiastic about the prospect of a European army, it is clear that the current defence cooperation in the European Union (EU) is inadequate. The European defence industry should be strengthened, cooperation between European armies improved, and European Member States should be able to defend themselves inside and outside Europe. These and others questions were discussed during the two-day Berlin Security Conference organised by Behörden Spiegel. The congress welcomed more than 800 representatives and speakers from the defence industry, academia, politics and security forces, including Igor Morgulov, Deputy Minister of Foreign Affairs of the Russian Federation, Claude-France Arnould, Chief Executive of the European Defence Agency (EDA), General Mieczyslaw Bieniek, former Deputy Supreme Commander in the NATO, and Dr. Andrew Murrison, Minister for International Security Strategy of the United Kingdom. One of the main issues debated by the speakers was the necessity to reform the European defence industry. Currently, the European Union may have one market for civilian goods, but 28 for military goods. This has to become one market with common standards in order to preserve the competitive advantage of the European defence industry and to ensure that Europe can defend itself with the rebalancing of the US towards Asia. The compatibility of the military material is also paramount, because European armies carry out their missions in ever changing international coalitions (UN, NATO, EU, etc.). Also, the barrier between civil and military should be removed to stimulate the research into and production of dual-use products (i.e. having both military and civilian use). Moreover, innovative SME’s should play an important role in the development of new defence material. Finally, cooperation in this area does not have to be limited to the European Union, but can also be extended to countries as Turkey, who is developing a strong defence industry on its own.
▲ The signs of European fraternization are encouraging in the Berlin neighborhood of Friedrichshain. Source: DarioJacobo Laganà
The speakers acknowledged the importance of a Common Defence and Security Policy, because it helps the international position of the European Union and its Member States. Moreover, European countries cannot depend for ever on the protection of the US and NATO is not always willing to intervene abroad to ensure stability and safety in the countries close to the European Union like Mali. However, speakers stressed that EU military capabilities should be a supplement to NATO capabilities and not a duplication of these.
Although the NATO and EU have tried to cooperate with Russia on the BMD, little has been achieved Another important and recurring topic of the conference was Afghanistan after 2014. This year is crucial, because of the Afghan elections and withdrawal of ISAF forces from
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Afghanistan. The new Afghan president will decide what form any post-2014 cooperation with ISAF will take. The speakers reminded the public of the successes of the ISAF mission (creation of Afghan security forces, more female education) and their worries for the future (deteriorating security situation, corrupt politicians and fraudulent elections). Afghanistan’s future is uncertain, but several scenarios are possible: The Taliban will return to power (possible), the country will become politically divided (likely), or civil war will ensue (unlikely). Russia is worried about the withdrawal of the ISAF troops, because of the Afghan drug trade en resurgence of terrorist elements. It chooses to support the Afghan government by non-military means: Rebuilding of its infrastructure (often built by the Russians in the first place in the seventies) and training Afghan technicians. Finally, several speakers stressed that non-military help and development may even be more important for Afghanistan’s future than military support. Other hot topics were discussed during separate panel sessions including the European Ballistic Missile Defence (BMD) and cyber defence. The first remains a controversial topic between the NATO/EU and Russia.
23
EU Defence
â–˛ Although Germany prefers a civil role for the EU, the German defence industry could profit from more European defence cooperation. Source: Huzaifa Das
www.stichtingjason.nl
Russia complains that although the threat against the EU comes from the south, the EU aims its powerful anti-missile radars against Russia. Although the NATO and EU have tried to cooperate with Russia on the BMD, little has been achieved. Russia wishes to work on an equal footing (i.e. not under NATO or EU command), which is not acceptable by the NATO and European countries. European
24
tion of Turkey through its patriot missions. With regard to cyber defence, speakers remarked that in the past the main worry was the theft, sabotage and manipulation of confidential information by states through direct, physical interference. Now, the opponents include criminal groups, hacktivists and disgruntled individuals and the attacks take place through indirect, virtual access from anywhere in the world. Hostile governments can enlist these groups to wreck enormous havoc, which would have constituted an act of war if carried out by physical means. The speakers disagreed whether cyber should be seen as a fifth domain (after air, land, sea and space) or as an integral part of these domains. However, they agreed that more attention should be given to cyber security within armies as they become more depended on real-time information and global communication. Currently, armies spend too little on cyber security and as a result they cannot keep up with current technolo-
Hostile governments can wreck enormous havoc, which would have constituted an act of war if carried out by physical means countries have realised the necessity of the BMD to protect their civilians and infrastructure as part of European collective defence and that they should not expect the US to build the BMD for them. Although only the US can deliver certain technology, European countries should contribute what they can to the BMD. The Netherlands was mentioned in this respect regarding its contribution to the radar capacities of the BMD and protec-
JASON Magazine * Nummer 4 2013
gical developments. Although a part of this can be outsourced to dedicated companies, armies have to develop their own expertise and professionals to ensure the safety of their own networks. The conference gave also European defence companies the opportunity to show their capabilities and give lectures on recent developments with regard to body army and helmets, ICT, contractor services, satellite communication and choppers. Also several awards were presented, including one to an American chopper crew in Afghanistan who went back under heavy fire to collect the body of a fallen German soldier. The award ceremonies, lectures and discussions all evoked the hope that the EU Member States would overcome their differences in the field of security and defence. However, during the conference it became clear that political differences remain. Several lectures were given in German in order to promote Germany as an official European language next to French and English and the CiDAN European Awards were presented in the name of the French president. European cooperation on a technical level may be achievable, but cooperation on a political level may prove to be a lot harder. â–Ş
Europese jihadi's
Terugkerende Europese jihadi’s als gevaar voor de Europese veiligheid Europees beleid ten aanzien van terugkerende jihadstrijders Een toenemend aantal jonge moslims met een Europees paspoort reist naar Syrië om de rebellen te steunen in de strijd tegen het regime van Bashar al-Assad.1 Zij komen daar in aanraking met extremistische en antiwesterse ideologieën en internationale terroristische organisaties en kunnen militaire training en gevechtservaring opdoen. Hun terugkeer vormt zodoende een gevaar voor de Europese veiligheid. Het fenomeen van Europese jihadi’s die als foreign fighters buiten Europa vechten en vervolgens terugkeren overigens niet nieuw en staat bij westerse inlichtingendiensten bekend onder de term “blow back”.2 In het verleden zijn terugkerende strijders betrokken geweest bij terroristische aanvallen in Europa.3 Omdat de huidige blow back van de oorlog in Syrië groter lijkt te zijn dan die van eerdere conflicten klinkt steeds vaker de roep om een intensievere gecoördineerde Europese aanpak. Individuele aanpak door de lidstaten is niet langer afdoende, ook gezien het internationale karakter van het probleem en de kwetsbaarheid van Europa. GIJS KIST
H
et onderwerp van dit artikel is de Europese moslim die een periode in een conflictgebied doorbrengt bij een jihadistische groepering en daarna terugkeert naar het Europese continent. Tachtig procent van de Europese jihadstrijders is geboren moslim.4 Zij zijn over het algemeen van Arabische afkomst en zijn naar Europa geëmigreerd of gevlucht of in Europa geboren en opgegroeid. Een klein deel is van Europese afkomst en heeft zich pas op latere leeftijd bekeerd tot de islam.5 Het zijn vaak gemarginaliseerde individuen als gevolg van slechte integratie of economische kansen. Zij zijn door hun vaak jonge leeftijd en persoonlijke frustraties of onvrede over de westerse buitenlandse politiek vatbaar voor radicale ideologieën van jihadistische ronselaars en charismatische of internationaal vermaarde religieuze leiders. Door zich aan te sluiten bij een religieuze groepering hopen zij een betekenis te geven aan hun leven en aanzien te krijgen of het gevoel te krijgen ergens bij te horen.6 Momenteel trekken zij voornamelijk naar Syrië, maar de afgelopen tien tot vijf-
▲ De vermaarde Egyptische geleerde en prediker sjeik Yusuf al-Qaradawi (links, met de vlag van de Syrische rebellen omgeslagen) riep in juni 2013 op tot de jihad in Syrië. Bron: Bilal al-Dweik
tien jaar trokken Europese jihadi’s naar conflicten in Pakistan, Afghanistan, Irak, Tsjetjenië, Mali, Nigeria, Somalië en Jemen. Het is overigens lastig in te schatten hoe groot en gevaarlijk de groep terugkerende Europese jihadi’s zijn. Een deel heeft geen gewelddadige intenties en ziet de jihadistische groeperingen als de beste manier om de lokale moslimbevolking humanitaire hulp te bieden. Daarnaast komt niet iedereen die wil vechten aan het front terecht, omdat ze
JASON Magazine * Nummer 4 2013
ongeschikt worden geacht of uiteindelijk zelf voor de strijd terugschrikken. Zij gaan achter het front aan de slag of keren terug naar Europa.7 De groep die met militaire ervaring naar hun land van herkomst terugkeert, is dus beperkt. Maar om de Europese veiligheid effectief te beschermen moeten de hierna te bespreken veiligheidsmaatregelen gelden voor eenieder die zich heeft aange sloten bij jihadistische organisaties, ongeacht de aldaar verrichte handelingen. Het
25
Europese jihadi's onderwerp van dit artikel is de Europese moslim die een periode in een conflictgebied doorbrengt bij een jihadistische groepering en daarna terugkeert naar het Europese continent. Tachtig procent van de Europese jihadstrijders is geboren moslim.4 Zij zijn over het algemeen van Arabische afkomst en zijn naar Europa geëmigreerd of gevlucht of in Europa geboren en opgegroeid. Een klein deel is van Europese afkomst en heeft zich pas op latere leeftijd bekeerd tot de islam.5 Het zijn vaak gemarginaliseerde individuen als gevolg van slechte integratie of economische kansen. Zij zijn door hun vaak jonge leeftijd en persoonlijke frustraties of onvrede over de westerse buitenlandse politiek vatbaar voor radicale ideologieën van jihadistische ronselaars en charismatische of internationaal vermaarde religieuze lei-
Een jihadist zonder gevechtservaring kan evengoed een aanslag voorbereiden en plegen
Verhoogde Europese waakzaamheid De afgelopen jaren is er een verhoogde Europese waakzaamheid voor de blow back van de terugkerende Europese jihadstrijders uit Syrië. De hoofdoorzaak hiervan is de ongekende aantrekkingskracht van dit conflict. Deze eeuw waren er alleen tijdens de oorlog in Irak van 2003 tot 2011 meer Europeanen betrokken dan in het conflict in Syrië, dat nu bijna drie jaar duurt. Volgens de schattingen hebben 140 tot 1.000 personen uit Europa deelgenomen
www.stichtingjason.nl
ders. Door zich aan te sluiten bij een religieuze groepering hopen zij een betekenis te geven aan hun leven en aanzien te krijgen of het gevoel te krijgen ergens bij te horen.6 Momenteel trekken zij voornamelijk naar Syrië, maar de afgelopen tien tot vijftien jaar trokken Europese jihadi’s naar conflicten in Pakistan, Afghanistan, Irak, Tsjetjenië, Mali, Nigeria, Somalië en Jemen. Het is overigens lastig in te schatten hoe groot en gevaarlijk de
groep terugkerende Europese jihadi’s zijn. Een deel heeft geen gewelddadige intenties en ziet de jihadistische groeperingen als de beste manier om de lokale moslimbevolking humanitaire hulp te bieden. Daarnaast komt niet iedereen die wil vechten aan het front terecht, omdat ze ongeschikt worden geacht of uiteindelijk zelf voor de strijd terugschrikken. Zij gaan achter het front aan de slag of keren terug naar Europa.7 De groep die met militaire ervaring naar hun land van herkomst terugkeert, is dus beperkt. Maar om de Europese veiligheid effectief te beschermen moeten de hierna te bespreken veiligheidsmaatregelen gelden voor eenieder die zich heeft aangesloten bij jihadistische organisaties, ongeacht de aldaar verrichte handelingen. Immers, aan de grens valt het onderscheid niet te maken tussen jihadstrijders met of zonder gevechtstraining en –ervaring en bovendien kan een jihadi zonder gevechtservaring evengoed een aanslag voorbereiden en plegen of andere moslims rekruteren voor de jihad.
Het aantal personen actief in Syrië per lidstaat België: 14 tot 85 Bulgarije: 1 Denemarken: 3 tot 78 Duitsland: 3 tot 40 Finland: 13 Frankrijk: 30 tot 92 Ierland: 26 Nederland: 5 tot 107 Oostenrijk: 1 Spanje: 6 Verenigd Koninkrijk: 28 tot 134 Zweden: 5 Bron: The International Centre for the Study of Radicalisation van het King’s College in Londen aan de strijd in Syrië sinds het begin van de opstand in maart 2011.8 Zij komen uit verschillende Europese landen, waaronder opvallend genoeg veel West-Europese landen, zoals Nederland, België en het Verenigd Koninkrijk. Gilles de Kerchove, de Contraterrorisme Coördinator van de Europese Unie, zei op 28 maart 2013 dat deze omvang van jihadterrorisme nog nooit eerder gezien is.9 En het einde aan de oorlog in Syrië lijkt nog erg ver weg. Het veiligheidsrisico wordt bovendien vergroot door de toenemende aanwezigheid en invloed van jihadistische groeperingen in Syrië. Met name de aan al-Qaïda gelieerde groepen Jabhat al-Nusra en Islamitische Staat van Irak en al-Sham (ISIS) genieten een groot aanzien door hun religieuze discipline, militaire overwinningen en effectieve gezag in veroverd gebied. Volgens sommigen draagt Syrië bij aan een “resurgence of extremism that is becoming reminiscent of Afghanistan in the 1980s.”10 Gevreesd wordt dat in Syrië een internationaal jihadistisch netwerk wordt opgebouwd vergelijkbaar met het ontstaan van Al-Qaïda in de jaren tachtig in de strijd tegen de Sovjet-Unie en dat Europeanen een belangrijk onderdeel van dit netwerk zullen vormen. Europa is een kwetsbaar doelwit. Syrië ligt relatief dichtbij Europa en is gemakkelijk te bereiken via Turkije. Daarnaast is Europa relatief klein met veel ste-
◄ Drie Afghaanse moedjadidien (jihadstrijders) tijdens de strijd tegen de communistische bewind en de Sovjet-Unie in 1985. Vier jaar later vormden militante moedjahidien al-Qaïda. Bron: Erwin Lux
26
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Europese jihadi's delijke centra. De moslimgemeenschap leeft in veel steden geconcentreerd bij elkaar, waardoor geradicaliseerde moslims kunnen eenvoudig zielsverwanten kunnen vinden en een transnationaal netwerk kunnen opbouwen. Zij worden hierbij geholpen door de vrijheid van verkeer en moderne communicatie- en vervoersmiddelen. Tenslotte worden terugkerende strijders met een Europees paspoort nauwelijks gecontroleerd. Uitzondering hierop is België, dat alle teruggekeerde Syriëreizigers oppakt. Dit is echter ineffectief zonder een gecoördineerde Europese aanpak, want terugkerende jihadi’s kunnen zich eenvoudig in een ander Europees land vestigen.11 De Europese reactie De Europese Unie beseft zich dat het een krachtige strategie nodig heeft om het specifieke gevaar van de terugkerende jihadstrijders aan te pakken. Op 28 mei presenteerde de Kerchove de eerste voorstellen voor Europese maatregelen tegen dit gevaar, die door de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken positief zijn ontvangen. In december 2013 presenteert de Contraterrorisme Coördinator een verder uitgewerkte versie.12 Daarnaast zijn er voorstellen gedaan door Europese instanties en individuele lidstaten. Al deze voorgestelde maatregelen zijn te groeperen volgens de fasen die de foreign fighter doormaakt: preventieve maatregelen om rekrutering voor de jihad te voorkomen; maatregelen ten einde het uitreizen van jihadi’s te voorkomen en te monitoren; en maatregelen gericht op de teruggekeerde jihadstrijder. Met betrekking tot de eerste categorie moeten Europese veiligheidsdiensten samenwerken om radicaalislamitische predikers, ronselaars en ronselnetwerken op te sporen. Deze opereren vaak transnationaal, waarbij zij onder meer informatie en tactie-
▲ Syrische FSA-strijders in Damascus, Syrië. Het FSA krijgt steeds meer concurrentie van radicale en terroristische rebellengroeperingen. Bron: Freedom House
ken online delen. De Britse minister van Binnenlandse Zaken Theresa May stelde voor om onder andere het oproepen tot en het dienen van de internationale jihad op Europees niveau strafbaar te stellen, zoals in Nederland reeds het geval is. Ook zou het mogelijk worden om organisaties te verbieden, bankrekeningen te bevriezen en radicale predikers uit te zetten.13 Het Entry-Exit System (EES) biedt de mogelijkheid om radicale predikers of ronselaars buiten de Europese Unie te houden. Door de elektronische registratie van reisgegevens en persoonlijke gegevens van Europese staatsburgers, kunnen ongewenste en verdachte personen gemakkelijk
geïdentificeerd worden. De Europese Commissie heeft al een voorstel tot invoering van dit systeem ingediend, maar zal waarschijnlijk niet eerder dan in 2017 in werking treden.14
Ook moet de Europese Unie een counter-narrative ontwikkelen om de legitimiteit van jihadistische groeperingen onderuit te halen Verder moeten de ‘slachtoffers’ van deze ronselaars, de Europese moslims, worden ontmoedigd om naar conflicthaarden te trekken. De Europese Unie duidelijk uitdragen dat de Europese politieke steun aan de Syrische oppositie geen oproep of argument Online maatregelen In iedere fase van de foreign fighter speelt het internet een belangrijke rol. Sinds 2007 analyseert Europol door middel van het Check the Web-project online activiteiten van radicale islamistische groeperingen die Europeanen overtuigen van het internationale jihadisme. Sociale media zoals Facebook, YouTube en Twitter worden gecontroleerd en geanalyseerd zodat informatie over predikers en ronselaars gedeeld kan worden. Het voorstel van de Contraterrorisme Coördinator roept lidstaten op tot het opnieuw ondersteunen en financieren van dit project met nadruk op foreign fighters.
▲ Syrische rebellen tijdens wapentraining. Bron: Media Salon
JASON Magazine * Nummer 4 2013
27
Europese jihadi's Summary The author stresses the need for a European strategy to deal with returning European jihad fighters. The influence of groups linked to al-Qaeda grows in Syria, where more European fighters are present than in any conflict since Iraq. Europe may be an easy target for returning radicalized European fighters. Existing measures of the European Union and individual Member States are not sufficient to handle this transnational problem. Proposed European measures to counter this danger includes the tracking of anyone who takes part in the jihad, outlawing participating in the jihad and developing counter-narratives to challenge the jihadist message. The author concludes that European Union seems to move too slowly to effectively tackle this problem, even though a European approach to this problem is paramount. ties te vergemakkelijken.16 De tweede categorie maatregelen richten zich op de reisbewegingen van de Europese jihadstrijders. Bekend is dat het overgrote deel van de Syriëgangers via Turkije reist. Turkije onderneemt momenteel weinig actie om te voorkomen dat individuen de grens met Syrië oversteken en dat jihadistische groeperingen strijders rekruteren in de grensstreek. Daarom moet de Europese
www.stichtingjason.nl
is om aansluiting te zoeken bij jihadistische groeperingen. Daarnaast kan de legitimiteit van de jihadistische groeperingen onderuit worden gehaald door counter-narrative op Europees niveau te ontwikkelen.15 Ook kan de Europese Unie alternatieve mogelijkheden bieden om moslims in conflictgebieden humanitair bij te staan door eigen alternatieve humanitaire projecten op te zetten of toegang tot betrouwbare organisa-
De Brits-Pakistaanse Anjem Choudray, woordvoerder van Islam4UK, is meermaals verdacht van het rekruteren van Britse moslims voor de jihad. Bron: Snapperjack
28
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Unie Turkije op politiek niveau aansporen om meer hiertegen te doen. Ook moeten Europese inlichtingendiensten intensiever samenwerken met de Turkse inlichtingendiensten, onder andere bij het verzamelen van inlichtingen over personen die Syrië inen uitreizen.17 Daarnaast is voorgesteld om in navolging van de Verenigde Staten, Canada en Australië een Passenger Name Record-systeem te implementeren. Hiermee kunnen de reisbewegingen van individuele passagiers worden gevolgd, waardoor ook verdachte uitreizende, en belangrijker, terugkerende jihadi’s kunnen worden opgespoord. In 2003 werd dit systeem al voorgesteld, maar werd net als nu afgewezen door het Europese Parlement omdat het een inbreuk op het recht van privacy zou vormen. Een aantal lidstaten hebben dit systeem al ingevoerd, maar een gecoördineerd systeem zou echter vele malen effectiever zijn. Een nieuw voorstel wordt in december verwacht.18 De laatste categorie maatregelen richt zich op de werkelijk teruggekeerde Europese jihadi. Om hen te kunnen blijven volgen in Europa moeten opnieuw de Europese veiligheidsdiensten intensief samenwerken en een Europese lijst van verdachte jihadstrijders opstellen om hun terugkeer overal te signaleren en deze informatie direct te delen met de gehele Europese Unie. De Contraterrorisme Coördinator van de Europese Unie stelt voor dat de samenwerking in het Schengen Informatie Systeem II (SIS II) wordt verbeterd. Via dit systeem kunnen de Schengenlanden de internationale opsporingsinformatie van de andere Schengenlanden opvragen. Dit moet zich nu ook toegespitst worden op Europese jihadstrijders.19 Tenslotte zou bij een Europees verbod op het dienen van de jihad iedere verdachte teruggekeerde jihadi opgepakt kunnen worden. Daarnaast zouden ook paspoorten kunnen worden afgenomen en bankrekeningen bevroren. België heeft al een netwerk van veiligheids- en inlichtingseenheden gecreëerd om teruggekeerde jihadi’s te monitoren. Maar een dergelijke lokale aanpak van teruggekeerde jihadi’s is ineffectief vanwege het transnationale karakter van de dreiging en het gemak waarmee de jihadi’s zich door Europa kunnen bewegen. Een Europese aanpak is dus vereist. Conclusie De dreiging van terugkerende jihadstrijders is niet eerder zo groot geweest en toch ontbreekt een gemeenschappelijke, gecoördineerde en supranationale strategie van de Europese Unie. Een ongekend groot aantal Europese foreign fighters is actief in Syrië in een extremistisch klimaat dat te vergelijken is met Afghanistan begin jaren tachtig. Net zoals toen al-Qaïda ontstond, kan nu in Syrië een nieuw internationaal terroristisch netwerk ontstaan, waarin Europese moslims
Europese jihadi's een belangrijke spil vormen. Bovendien is Europa klein, kwetsbaar en een gewild doelwit voor gemarginaliseerde moslims van eigen bodem. De lidstaten ondernemen al zelf actie, maar kunnen individueel nooit op tegen dit omvangrijke, transnationale probleem. Sinds begin 2013 is men op Europees niveau zich bewust geworden van het gevaar en heeft de Contraterrorisme Coördinator Gilles de Kerchove aan aantal voorstellen gedaan om dit gevaar te bestrijden. Eenieder die zich binnen de Europese Unie inlaat met de jihad – geestelijken, rekruteerders, volgelingen – moeten gevolgd kunnen worden met digitale registratiesystemen als het PNR, het EES en het SIS II. Inlichtingen- en politiediensten moeten binnen de Europese Unie en daarbuiten (vooral Turkije) intensief samenwerken en informatie delen om jihadstrijders overal in de gaten te kunnen houden. Daarnaast moeten jihadistische activiteiten wettelijk verboden worden om effectief het gevaar van teruggekeerde Europese foreign fighter te keren. Tenslotte moet de Europese Unie hun jihadistische bood-
schap pareren door middel van het ontwikkelen van counter-narratives en het bieden alternatieve manieren om humanitaire hulp te geven. Het probleem is supranationaal, dus de oplossing moet dat ook zijn. De Europese Unie kan nog niet gecoördineerd en adequaat reageren op de toenemende dreiging van terugkerende Europese jihadstrijders. De Europese politiek heeft weliswaar de eerste stappen gezet, maar deze zijn nog verre van volledig en komen slechts langzaam op gang. De Europese Unie kan op dit punt de veranderende wereld niet bijbenen en dat is een zorgelijke zaak. ▪ Gijs Kist heeft een bachelor Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam afgerond en schrijft op dit moment zijn scriptie voor de master Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen over de ‘one-state solution’ voor het Israël-Palestinaconflict. Tijdens zijn bachelor organiseerde hij UNISCA, een MUN aan de UvA. Tot voor kort liep Gijs stage op het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de directie Noord-Afrika en Midden-Oosten,
Syrische rebel met sluipschuttergeweer. Bron: Wikimedia
Eindnoten 1 Schmitt, E., Worries Mount as Syria Lures West’s Muslims, in New York Times, 28 juli 2013: www.nytimes.com/2013/07/28/ world/middleeast/worries-mount-as-syria-lures-wests-muslims.html 2 Precht, T., Home grown terrorism and Islamist radicalisation in Europe, 2007: www.justitsministeriet.dk/sites/default/files/media/Arbejdsomraader/Forskning/Forskningspuljen/2011/2007/Home_grown_terrorism_and_Islamist_radicalisation_in_Europe_-_ an_assessment_of_influencing_factors__2_.pdf 3 Zelin, A.Y., ICSR Insight: European Foreign Fighters in Syria, ICSR, 2 april 2013: http://icsr.info/2013/04/icsr-insight-europeanforeign-fighters-in-syria-2/ 4 Lynch, C., Europe’s New ‘Time Bomb’ Is Ticking In Syria, in Foreign Policy, 9 juli 2013: www.foreignpolicy.com/articles/2013/07/09/european_fighters_jihadists_syria 5 Doornbos, H. en Moussa, J., Blue-Eyed Jihad, in Foreign Policy, 1 augustus 2013: www.foreignpolicy.com/articles/2013/08/01/ we_will_win_this_fight_european_jihadists_syria 6 Schultz, T., Why are Europeans waging jihad in Syria?, in Global Post, 10 mei 2013: www.globalpost.com/dispatch/news/regions/ middle-east/syria/130509/syrian-islamic-rebels-european-recruits-young 7 Jones, S.G., Syria's Growing Jihad, in Survival: Global Politics and Strategy 55/4 (2013), blz. 64 8 Lynch, C., Europe’s New ‘Time Bomb’ Is Ticking In Syria, in Foreign Policy, 9 juli 2013; Zelin, A.Y., ICSR Insight: European Foreign Fighters in Syria, ICSR, 2 april 2013 9 EU Contraterrorisme Coördinator, Foreign fighters and returnees from a counter-terrorism perspective, in particular with regard to Syria, 9946/13, 28 mei 2013: www.statewatch.org/news/2013/jul/eu-council-terr-coordinator-syria-9946-13.pdf 10 Idem noot 7 11 Stratfor, European Jihadists: The Continuation of a Historical Trend, 19 augustus 2013: www.stratfor.com/analysis/europeanjihadists-continuation-historical-trend 12 Europees Parlement, Parliamentary questions, E-007235-13, 16 september 2013: www.europarl.europa.eu/sides/getAllAnswers. do?reference=E-2013-007235&language=EN 13 Owen, J. en Brady, B., Theresa May urges action on ‘jihad tourism’, in The Independent, 7 juli 2013: www.independent.co.uk/ news/world/politics/theresa-may-urges-action-on-jihad-tourism-8692590.html 14 Europese Commissie, Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council establishing a Registered Traveller Programme, COM(2013) 97, 28 februari 2013: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/doc_centre/borders/docs/1_en_act_part1_ v14.pdf 15 Idem noot 9 16 Idem noot 7 17 Idem noot 1 18 Idem noot 9 19 Ibid.
JASON Magazine * Nummer 4 2013
29
Report
The Defence of Europe: Past, Present and Future The Fifth Young European EuroDefense Conference in Toledo REPORT BY ELSA SCHRIER AND DESI VAN DE LAAR
A selected group of 80 young, ambitious and talented Europeans gathered this summer in Toledo, Spain, for the Fifth Young European EuroDefense Conference organised by EuroDefense Portugal and EuroDefense Spain. Six delegations consisting of graduate students, junior military officers and young professionals from Belgium, France, Italy, the Netherlands, Portugal and Spain spent a week at Toledo’s Infantry Academy to exchange ideas, opinions and reflections about “The Defence of Europe: Past, Present and Future”.
T
Past Europeans share a history and traditions that date back since the Roman Empire as was pointed out by Colonel Herminio Fernández. Throughout modern times, the history of Europe has been characterised by armed conflicts. It is only since the end of World War Two that no interstate wars have been fought on European soil. A safe and prosperous Europe can be fully contributed to the integration process; a European Union, nowadays often referred to as a “soft power” in the global theatre. However, the success of the “European Project” brings along questions about the future steps of the integration process. A
www.stichtingjason.nl
he conference venue should not be confused with Toledo's Alcázar, which became renowned in the 19th and 20th centuries as military academy. After World War Two, the Spanish dictator Francisco Franco ordered the construction of a new infantry academy just across the river, overlooking the city and the Alcázar. Some architectural elements of the academy clearly reveal this history, most notably the stained-glassed ceiling in the main dining hall depicting the image of Spanish national arms during Franco’s reign. This image led to vivid discussions on how to deal with a country’s past, but also about the evolution of Europe after a long belligerent history.
30
JASON Magazine * Nummer 4 2013
number of conference participants were strong advocators of a multi-speed Europe as large achievements of European integration are de facto products of a “multi-speed Europe”: the Schengen Treaty, which was even signed outside the framework of the European Treaties; the European Defence Agency, wherein Denmark is not participating; and the Eurozone with only 17 participating Member States. Other delegates expressed their worries about a two-speed track for the unity within the European Union. They stressed the importance of a closer Union, moving forward only when all Member States agree in unanimity on the speed and next steps of the integration process. History taught us that variable geometry has resulted in great progress in assimilation, while with a Union of currently 28 Member States unanimity seems to be less and less feasible. Nevertheless, the main conclusion was that multiple speeds should not be the standard
Report can be even more challenging. This can hold military personnel back from doing their work properly because mandates can be too tight or not fitted to the actual situation.
▲ Alcázar is now an army museum and is in Spain best known for the battle of Alcázar during the Spanish Civil War. Source: James Gordon
in the integration process and therefore unanimity and inclusion should be a guiding principle for integration process. Present The debate was overshadowed by two pressing developments on defence matters. The first EU-wide trend is the shrinking of military budget. This has, irrevocably, an effect on the defence capabilities of individual Member States as well as on the clout of the European Union as a whole. A second trend is declining public support for the military in general and more specifically the support for military operations outside of the European Union. This also has an impact on the mandates of military personnel in the field.
During the round table “EU Military Missions” five military officers shared their recent experiences with European operations and missions. Lieutenant Colonel Alfonso Azores, for instance, explained the difficulties guaranteeing the safety of training officers of the EU Training Mission (EUTM) Somalia. This EUTM was launched in Uganda due to the lack of necessary infrastructural and security conditions to conduct the training in Mogadishu. The European Union capability building mission Sahel (EUCAP Sahel) was also carried out in a high-risk environment. However, this was a civil, hence non-armed mission. For military personnel it is challenging to work in both a civil and multicultural environment, but the operational mandate
Future The focus of the actions of the European Union abroad is currently shifting towards human security, where the proper referent of security is the individual rather than the state. According to Professor Ana Isabel Xavier, this is becoming increasingly decisive for intervention in conflict regions. Human security missions are different from common interventions as they are aimed at securing individuals not only from conflict, but also from environmental and economic threats. In the future, human security driven missions shall probably outnumber traditional military missions. Human security missions are a better fit with the European Union ideology of acting as a dove in the global theatre. The transition to this type of missions can also be noticed by the reduction of heavy armaments and investments in lighter material and therefore prove to be less expensive. This is a good compromise with the shrinking military budgets, plus these types of missions are more likely to be acceptable for the public and less controversial for politicians to approve on. Conclusion At the end of a week full of lectures and excursions, the delegates presented the outcomes of the work group sessions. In separate working groups themes were discussed and practical solutions to tackle the most pressing issues were proposed in position papers. Perceptions and stakes did not only vary from country to country, but also on all other levels the opinions differed. As could be expected, the delegations did not come up with a blueprint of how the European defence should be organised in the future. Just like a summit on European defence it seemed almost impossible to get all opinions aligned. Nevertheless, the participants gained insight in each other’s threat perceptions and interests. This made the participants look for solutions that were acceptable for all, instead of solutions that satisfied the interest of a few but disadvantaged many others. We believe that this element of an open discussion and the willingness to understand the interests of others is what is keeping the European continent safe and secure for already more than sixty years. Dialogue seems our most successful –and cheapest and publicly acceptable - defence strategy. ▪ ◄ The military academy in Toledo reflects its nationalistic past: “TODO POR LA PATRIA” (Everything for the Fatherland). Source: Francisco Javier Martín Fernándes
JASON Magazine * Nummer 4 2013
31
Column
Europees leger Leon Wecke
www.stichtingjason.nl
E
r woei begin jaren vijftig een Europese wind over West-Europa. Er zat voor de Europese integratie perspectief in de nationale luchten van minstens zes West-Europese landen. Robert Schuman, de Franse minister van Buitenlandse Zaken, had in een verklaring zijn plan ontvouwd voor een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Het zou een van de bouwstenen voor een vereniging van Europa worden, waarin geen plaats zou zijn voor oorlog tussen de erfvijanden Frankrijk en Duitsland, en de verstrengeling van belangen zou goed zijn voor de levenstandaard alsmede een eerste stap naar een verdere eenwording van Europa. ‘Europa’ was na de Tweede Wereldoorlog een positief baken in de zee van oude nationalistische en conservatieve opvattingen. ‘Komt er nog wat van, van dat plan Schuman?’, scandeerden we in Den Haag. Studenten uit alle universiteitsteden togen indertijd naar de residentie om blijk te geven van hun Europese ongeduld. Op 25 juli 1952 was de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal een feit. Er was ook een ander Frans plan. Het betrof het in 1950 door de Franse minister-president René Pleven toegelicht ontwerp voor een Europese Defensiegemeenschap (EDG). Hier speelden in de argumentatie, net als bij de EGKSdiscussie, de vroegere wederzijdse vijandigheid tussen Frankrijk en Duitsland een rol. Een belangrijk argument van de voorstanders was immers dat door middel van een Europese Defensiegemeenschap Duitsland geen eigen onafhankelijk leger meer zou hebben. Tegenstanders betoogden echter dat juist door middel van een Europese Defensiegemeenschap Duitsland uiteindelijk tòch aan haar onafhankelijke krijgsmacht zou komen. Hoe het ook zij, een meerderheid van de Europagezinde publieke opinie was voorstander van de EDG. De EGKS was gelukt en wat zou een Europese krijgsmacht nog in de weg staan? In de discussie over de EDG benadrukten de voorstanders dat Duitsland in het kader van de EDG geen eigen leger zou krijgen en het de Europese integratie zou bevorderen. Tegenstanders meenden dat ondanks het EDG-verband Duitsland toch weer een eigen krijgsmacht zou verwerven, terwijl de deelnemende landen hun militaire soevereiniteit zouden inleveren. Het EDG-verdrag werd in 1952 door de regeringen van Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg ondertekend. De ratificatie leek slechts een kwestie van afzienbare tijd. Ik herinner mij de teleurstelling bij de voorstanders toen eind augustus 1954 bekend werd dat het Franse parlement- zij het in iets gewijzigde samenstelling – haar
eigen kind om zeep had gebracht. Een Europees leger zat er kennelijk niet in. Wantrouwen ten aanzien van Duitsland en angst voor verlies van eigen soevereiniteit hadden de deur naar een Europese defensiegemeenschap dichtgedaan. Een vijand van buiten die voor de noodzakelijke cohesie als voorwaarde voor militaire integratie had kunnen zorgen, was de Sovjet-Unie. Maar daartegen was de NAVO al in het geweer gebracht, een NAVO waarvan West-Duitsland in 1954 lid zou worden. Als illustratie van een standpunt pro en contra de EDG in de Nederlandse parlementaire discussie de standpunten van Marinus van der Goes van Naters (PvdA) en Pieter Sjoerds Gerbrandy (ARP): Van der Goes van Naters stelde dat de EDG geaccepteerd diende te worden omdat het een oplossing van het Duitse probleem inhield en omdat het een defensieve aangelegenheid was. Daar kwam nog bij dat Rusland een land was dat zich nog steeds agressief kon gaan gedragen. Sjoerds Gerbrandy vond als overtuigd tegenstander dat de EDG een ongerechtvaardigde overdracht van militaire soevereiniteit aan een supranationale organisatie was. Het ging slechts om zes landen in Europa met negatie van de rest. Hij vroeg zich voorts af wanneer Europa als geheel geïntegreerd zou zijn. En nu, na het vallen van de Muur, is die gemeenschappelijke ‘vijand’ als reden tot hechte Europese defensie-integratie al helemaal afwezig. Wie moet ons in Europa nog aanvallen? De Sovjet-Unie bestaat niet meer, de Duitsers zijn al geweest, dus - zeg ik wel eens gekscherend - de Noormannen misschien? Het terrorisme dan? Maar dat is een zaak van politie, justitie en inlichtingendiensten. Het rechtvaardigt misschien wel een enkele aanvalsdrone, maar dan a.u.b. zonder collateral damage. Overigens wat is een terrorist? Er bestaat geen universele definitie voor de man of vrouw die volgens de een vrijheidstrijder en de ander een misdadiger is. Als het om vijanden van Europa gaat dan is er een vijand die geen (enkel) Europees leger noodzakelijk of wenselijk maakt. De huidige vijand van Europa is Europa zelf. De overigens niet bestaande Europeanen zien in belangrijke mate Europa niet (meer) zitten. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer crisis in Europa hoe minder vertrouwen de burgers in het niet transparante Europa hebben. Het Centraal Plan Bureau heeft geconstateerd dat sinds 2008 het vertrouwen in Europa gestaag daalt. Geen omstandigheden waardoor de roep om een Europees leger aan werkelijkheidszin wint, helaas wel een klimaat waarin rechts-radicale anti-Europeanen als nooit te voren gedijen.
Leon Wecke is werkzaam bij het Centrum voor Internationaal Conflictanalyse & Management van de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast doceert hij aan het Instituut Defensie Leergangen, Instituut Clingendael en de opleiding van de Koninklijke Marechaussee in Apeldoorn. Hij heeft verschillende publicaties op zijn naam staan, ondermeer op het gebied van de beeldvorming inzake oorlog en vrede.
32
JASON Magazine * Nummer 4 2013
Report
The Rise of China as
Maritime Power REPORT BY KEVIN KLERX AND CHRISTIAAN DUINMAIJER
▲ One of the conflict points between China and its neighbours are the Senkaku/Diaoyo islands, bought in 2012 by the Japanese government from its private owner. Source: Al Jazeera English
O
n November 1st, JASON Institute held the Sea power conference at the Marine Establishment Amsterdam, which was focused on the rising naval power of China. The daylong event was well attended by experts from the field, cadets from the military academy and others. The overarching question of the event was whether the Chinese naval rise will be peaceful or forebodes future conflict.
this as a move against their country, because China is for its economic sources dependent on accessible and safe maritime routes. The speaker was sceptical about the proposed American plans, which he called to expensive and unrealistic. He did not foresee a naval arms race between China and the United Stated, but acknowledged that the islands claimed by both China and its neighbours were a potential source for conflict.
The first speaker, Captain (ret.) van Straten, lecturer on maritime operation at the National Defence Academy, stated that there are three important considerations regarding China’s maritime strategy. The first is to listen what China says and what it means. The second is to look at its spending and the last is to look what it builds and whether it is a replacement or not. Van Straten emphasized that China seeks to protect its economic sources and that China is building more ships than it needs to protect the neighbouring seas. According to him, China is preparing itself for a maritime war in twenty-five years. The following speaker, Captain (ret.) Woudstra, associate professor on sea action at the National Defence Academy, took the teachings of Sunzi “The Art of War” as a guideline to explain the current developments in China. Some important lessons from Sunzi are that one should deceive its enemy, adapt its army to the situation and that the best generals win a war without having to fight their enemy. Woudstra stated that China is thus not interested in waging war, but would rather choose to intimidate its opponents into submission.
The final speaker of the day was Van der Putten, senior research fellow at Institute Clingendael, who stressed that the navy was just one of the many tools that China used to protect its interests. For example, its navy participates in the international anti-piracy operation near Somalia in order to protect its merchant ships. He stressed regarding the claims of China on several islands in the East and South Chinese Sea that these claims
After the lunch, Major-General (ret.) Homan, senior research associate at Institute Clingendael, dissected the plans of the United States to “rebalance” its forces towards the Pacific and Indian Ocean. The Chinese see
were not just simple territory disputes but have a longer history. However, he estimated that it is not likely that these disputes would cause an armed conflict. At the end of the conference the public had the chance to ask the speakers questions. During this Q&A session the experts talked about the expansion of the Chinese navy as a way to show that it is an important international player. They expected that China would use its navy to protect its sea routes against piracy and to intimidate its neighbours, but not to attack them. Finally, they discussed the dangers of China copying Western naval technology. China acts in this respect as a competitor and not an enemy. After this last session, the public could return home with the peace of mind that the rise of China as a naval power should be interpreted as a peaceful rise. ■
▲ “We come in peace and with cameras”; arrival of Chinese destroyer at Joint Chinese-US Base Pearl Harbor-Hickam (September 2013). Source: US Navy/ Mass Communication Specialist 3rd Class Diana Quinlan
JASON Magazine * Nummer 4 2013
33
Volgende keer Het maartnummer van JASON Magazine is gewijd aan het volgende thema:
Bron: Freedom House
Weapons of mass disruption Bron: ISAF Media
▪ Europese migratie ▪ Nucleaire bewapening Bron: Contando Estrelas
www.stichtingjason.nl
▪ Mensheid in gevaar
34
▪ Koerdische kwestie Wat is stichting JASON? Stichting JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren met als doel om te informeren over internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken. De afkorting JASON staat voor Jong Atlantisch Samenwerkings Orgaan Nederland.
dachtsveld, mede in aansluiting op internationale gebeurtenissen, haar aandachtsveld tot het gehele spectrum van internationale betrekkingen en veiligheidskwesties. JASON is daarbij niet gebonden aan enige politieke partij en heeft geen levensbeschouwelijke grondslag.
In de beginjaren van JASON lag het accent vooral op vredes- en veiligheidsvraagstukken binnen de transatlantische betrekkingen. Gaandeweg verbreedde JASON haar aan-
JASON informeert op twee manieren. In de eerste plaats door de uitgifte van dit magazine, dat drie à vier keer per jaar verschijnt. In elk nummer wordt getracht een gevari-
JASON Magazine * Nummer 4 2013
eerd overzicht te geven van relevante en actuele onderwerpen binnen het brede spectrum van internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken. Ten tweede informeert JASON door het organiseren van tal van activiteiten, zoals conferenties, debatten, lezingen en excursies. Stichting JASON heeft geen leden, het magazine is gratis verkrijgbaar voor iedereen en alle geïnteresseerden zijn van harte welkom om aan onze activiteiten deel te nemen.
Mededelingen & Activiteiten
Mededelingen Ontvang gratis JASON Magazine! JASON Magazine is gratis verkrijgbaar voor studenten, young professionals en andere geïnteresseerden. Om u kosteloos te abonneren, geef uw naam, (post)adres en emailadres door aan redactie@stichtingjason.nl of via het contactformulier op onze website (www.stichtingjason.nl/ contact/). Op de hoogte blijven van onze activiteiten? Stichting JASON kondigt zijn activiteiten aan via de activiteitenkalender in JASON Magazine, via zijn Facebookpagina (JASON Institute), website (www.stichtingjason.nl/ activiteiten/) en een tweeweekse nieuwsbrief. U kunt zich voor onze nieuwsbrief aanmelden via het contactformulier op onze website (www.stichtingjason.nl/contact/). Vacatures JASON Magazine is op zoek naar vrijwillige redacteurs (studenten of afgestudeerd) die graag artikelen voor het magazine willen schrijven en geïnteresseerd in internationale betrekkingen zijn. Interesse of meer informatie? Mail ons op redactie@stichtingjason.nl. Adverteren? Voor bedrijven, universiteiten, instituten en andere organisaties is het mogelijk om te adverteren in JASON Magazine, op de website of activiteiten van stichting JASON. De doelgroep van stichting JASON en JASON Magazine zijn politicologie-, bestuurskunde- en rechtenstudenten, maar ook studenten die los van hun studie geïnteresseerd zijn in internationale betrekkingen en meer specifiek in internationale defensievraagstukken. Neem voor meer informatie contact met ons op via het contactformulier op onze website (www.stichtingjason.nl/contact/). Doneren JASON wordt mogelijk gemaakt door hardwerkende vrijwilligers die het hun missie zien om de maatschappij te informeren over internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken. De activiteiten van JASON kosten geld en daarom willen wij u vragen om bij te dragen aan onze missie. JASON heeft de ANBI-status, waardoor u uw giften aan de stichting mogelijk mag aftrekken van uw belastingen. Het rekeningnummer van de stichting is 667315802. Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen via het contactformulier op onze website (www.stichtingjason.nl/ contact/).
& Activiteiten Aankomende JASON activiteiten Begin januari Evaluatiebijeenkomst Nederland-Ruslandjaar in samenwerking met Buitenlandse Zaken Eind januari Exclusief bezoek aan International Crime Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) Februari Bezoek Internationaal Strafhof met als onderwerp 'International Law in Decline?' Eind februari Symposium 'Rowhani diplomatic blessing or nuclear threat' Iedereen die geïnteresseerd is, is welkom om deel te nemen aan een van de bovenstaande activiteiten. Aanmelden o.v.v. naam en activiteit via activiteiten@stichtingjason.nl. Andere activiteiten op het gebied van internationale vredes- en veiligheidsvraagstukken 15 januari Lezing ‘Fortress Europe. Migration Flows from the Maghreb to Europe’ in Maastricht. Organisator: Universiteit Maastricht 22 januari Lezing over de driehoeksrelatie Verenigde Staten - Europa – China in Den Haag. Organisator: Atlantische Commissie 6 februari Debat ‘The United Kingdom and the European Union’ in Den Haag. Organisator: Montesquieu Instituut 21 maart Lezing ‘Rebalancing the Transatlantic Partnership’ in Den Haag. Organisator: Atlantische Commissie Neem contact op met de organisator voor aanmelding en verdere details over deze bijeenkomsten.
Bron: Igor Schwarzmann
JASON Magazine online Het huidige en voorgaande nummers van JASON Magazine zijn online terug te vinden op www.stichtingjason.nl/ magazine. Het huidige nummer is online in kleur verkrijgbaar. Stichting JASON online JASON Institute @stichtingjason www.stichtingjason.nl
JASON Magazine * Nummer 4 2013
35