November 1982, 7e jaargang Dlunmer 4
~JasDn secretariaat en Redactie: Van Stolkweg 10, 2585JP DEN HAAG Telefoon: 070 - 52 28 50 Postgiro: 3561025 Bank: 45.68.55.548 (AMRO·Bank te Scheveningen)
Abonnementsprijzen f 25,- per jaar (6 nummers, behoudens verschijning van een dubbelnummer).
Advertenties: Advertentietarieven worden U gaarne verstrekt door de penningmeester van de Stichting.
DagelUks Bestuur Voorzitter Vice-Voorzitter Secretaris Penningmeester : Hoofdred. JASON·mag. : Leden
Piel Heyn Goedharl Dick Zandee Willy Hellendoorn Martien de Groene Maurits Dolmans Evellne Muusers Maarten Derks
Algemeen Bestuur A. Bouter P. Lameijer (SIB) drs. A.F. van Leeuwen drs. M.T. van der Meulen drs. P.J.C. Mulder drs. W.H. van den Muijsenbergh A.D. Praaning drs. M. Roemers M. Verwey drs. G.W.F. Vigeveno Leden van het Dagelijks Bestuur zijn tevens leen van het Algemeen Bestuur
Raad van Advies dr. W .F. van Eekelen (voorz.) H.J.M. Aben H. Gabriêls mevr. dr. A.M.e .Th. van Heel·Kasteel e.c. van den Heuvel dr. L.G.M. Jaquel A.C. Spinosa Cattela drs. E.J . van Vloten
Redactie JASON-magazlne Hoofdredacteur
Redaktieleden
Maurits Dolmans Hans Fortuin Geert van Loon Peter Mulder Evert.Jan Raven Gert Timmerman Guldo Vigeveno
Redactioneel In de Nederlandse pers is de laatste jaren veel aandacht besteed aan de gebeurtenissen in Latijns-Amerika. Het is dan ook een instabiel gebied, waar in het afgelopen jaar afgezien van onderdrukking en grootscheepse schendingen van de mensenrechten (hetgeen in sommige landen een maar al te dagelijkse gang van zaken is) een grootscheepse oorlog te zien is geweest. Ook werd de wereld tijdens de bankiersconferentie in Toronto geconfronteerd met een Latijns-Amerika dat aan de wurgende greep van economische misstappen en buitenlandse schuld ten onder dreigt te gaan. Maar is er meer om de Nederlandse interesse te verklaren. Uit betrokkenheid met de situatie daar ontstonden in ons land velerlei organisaties die zich het verlenen van hulp aan de onderdrukte Latino en het bewustmaken van de Nederlander ten doel stelden . Toen bleek dat men het niet eens was over de manier van steun verlenen of zelfs over een inschatting van de situatie ontspon zich een discussie. Vooral na de moord op de IKON-<:ameraploeg in EI Salvador spitste deze zich toe op 'geëngageerde journalistiek'. De meningsverschillen werden bovendien verhevigd toen elementen van buitenlandse politiek (onder andere de WestWest verhouding) en panijpolitieke overwegingen een rol gingen spelen . Een algemeen aanvaarde conclusie (voor zover zoiets trouwens mogelijk is) is er niet uit voortgevloeid, zodat ieder naar eigen ondervinding of politieke kleur zijn mening zal moeten vormen. JASON heeft over Latijns-Amerika een aantal artikelen bij elkaar gebracht, zonder overigens de regio uitputtend te willen en kunnen behandelen; daarvoor is Latijns-Amerika met al haar verscheidenheid veel te ingewikkeld voor. Het eerste anikeI is van de hand van drs. P . Nelissen, verbonden aan CLAT-Nederland. Deze organisatie is gelieerd met de LatijnsAmerikaanse vakcentrale CLAT, die met betrekking tot de problemen in dat gebied een democratische middenweg probeert te bewandelen. Drs. Nelissen geeft - op persoonlijke titel zijn mening over de oorzaken van de chronische instabiliteit in LatijnsAmerika door verschillende revoluties met elkaar te vergelijken . Or. L. Schellekens, verbonden aan het Derde Wereldcentrum van de Universiteit van Nijmegen, benadert de instabiliteit in het gebied vanuit een meer historisch perspectief en verklaan de onderontwikkeling in Zuid-Amerika door te wijzen op de gevolgen van de economische uitbuiting door West-Europa en de VS. Hij verwoordt in zijn stuk de 'Dependencia theorie' . E.J. Hertogs, van het CEDLA (Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns-Amerika) te Amsterdam, belicht de verschillen in benadering van de westerlijke landen met betrekking tot omwentelingen in het Caraïbisch gebied. Zijn anikeI is een samenvatting van enkele resultaten van een onderzoek dat verricht werd door de Universiteit van Amsterdam . Een overzicht van de discussie inzake de berichtgeving over de benadering van de problemen in Latijns-
Amerika zoals die tot nu toe is gevoerd in Nederlandse pers wordt gegeven door dr. A.E. van Niekerk. Hij illustreert zijn positie met een eigen korte beschrijving van de toestand in Nicaragua en EI Salvador. Nederlands oud-ambassadeur in Cuba, mr. W.V. <::Ohen Stuart, behandelt de geschiedenis en de rol van Cuba in Zuid-Amerika in een tweetal anikelen . In het eerste deel beschrijft hij de ontwikkeling van het land tot 1970, het tweede deel - dat gaat over de rol van Cuba na 1970 - zal in de volgende JASON-magazine opgenomen worden. Verder treft U aan in dit nummer een case-study over EI Salvador , waarin ervaringen worden weergegeven van Ro nan L.A. Tynan. Hij is afkomstig uit Ierland en heeft enige tijd in Midden-Amerika gewoond. Buiten het thema 'Latijns-Amerika', maar niet minder interessant, is het verslag van de Tweede Bijzondere Ontwapeningszitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, van 7 juni tot 10 juli te New Vork . Het is geschreven door drs. H.P.M. Kreemers, en sluit aan op een eerder anikeI in JASONmagazine 7e jaargang nr. 3. Tenslotte: na jarenlange activiteiten als redacteur, hoofdredactuer, lid van Dagelijks en Algemeen Bestuur zal Peter Mulder afscheid nemen van JASON. Via deze weg willen wij hem nogmaals danken voor zijn grote inzet en de opbouwende kritiek . Wij hopen een hem waardig vervanger te vinden . Wij horen graag van U of U zich voor JASON wilt inzetten.
Latijns Amerika: De weerbarstige revolutie De Revolutie - liefst met hoofdletter geschreven, is het merkartikel bij uitstek van Latijns Amerika. Er zijn er dan ook meer dan genoeg geweest: de Mexicaanse revolutie van de legendarische boerenleiders Zapata en Pancho Villa, de Cubaanse revolutie van Fidel Castro, de boerenrevolutie van Bolivia, de revolutie van de Peruaanse generaals, de Chileense revolutie van de vreedzame hervormer Allende en de Sandinistische revolutie van Nicaragua om er maar enkele te noemen . Vanwaar al die revoluties in Latijns Amerika en de voortdurende revolutionaire koorts die op even zovele mislukte pogingen is uitgelopen? Natuurlijk, voor ons Nederlanders, gewend als we zijn aan een praatpaal van de ANWB op elke hoek van de straat, liggen de verklaringen voor het oprapen. Naar onze begrippen is de armoede op het platteland en in de krottenwijken niet alleen ondraaglijk maar ook uitermate onrechtvaardig. Het ontbreken van fatsoenlijke gezondsheidszorg en het gebrek aan onderwijs zijn volgens ons al meer dan voldoende reden om in opstand te komen. Maar is het dat ook voor mensen die nooit anders gewend zijn geweest en eigenlijk nauwelijks beter weten? Hoogst waarschijnlijk niet en menig revolutionair heeft dat de afgelopen decennia dan ook aan de lijve moeten ervaren. Vaak bleken de revolutionairen niet meer dan een roepende in de woestijn. De boodschap van de revolutie werd door het volk niet begrepen . Zo verging het de priesterrevolutionair Camillo Torres in Columbia, de beroepsrevolutionair Che Guevara in Bolivia, de commurtistische guerrilla in Brazilië, de stadsguerrilla van de Tupamaros in Uruguay en de Monteneros in Argentinië. In plaats van de revolutie te brengen , hadden hunakties tot gevolg dat de generaals nog steviger in het zadel kwamen te zitten, dan re al zaten. Uruguay, eens het Zwitserland van Latijns Amerika, kwam onder militaire curatele, in Brazilië zijn de generaals nu al bijna twintig jaar onafgebroken aan de macht, in Argentinië begonnen de generaals een nietsontziende 'smerige oorlog' tegen de subversie en in Chili werd generaal Pinochet een waardig opvolger van spaanse diktator-generaal Franco. Revolucion -
Boerenopstanden Toch kan de roep om revolutie in Latijns Amerika niet afgedaan worden als een typisch latijns folkloristisch verschijnsel of als een overspannen droombeeld van enkele idealisten, ook al moet
Drs.Piet Nelissen Afgestudeerd in de polilkologie aan de Unlversiteil van Nijmegen, enige jaren werkzaam geweest in Latijns-Amerika In het kader van onlwikkeIIngsorganisaties van de Verenigde Naties. Tegenwoordig werkzaam bij CLAT Nederland. solidariteitsvereniging met de Latij ns-amerikaanse vakcentrale eLAT
Daar is op de eerste plaats de Mexicaanse revolutie, nota bene de oudste revolutie van deze eeuw. De revolutie begon als een authentieke opstand van de boeren (campesinos) tegen het schrikbewind van diktator Porfuio Diaz en de grootgrondbezitters (hacendados) waarop zijn macht voornamelijk rustte. Hun opstand liep uit op een komplete burgeroorlog die tien jaar lang heel Mexico op zijn kop zette en een miljoen levens vergde. Uiteindelijk legden de boeren het af tegen de generaals en de politici in de stad. Weliswaar slaagden zij erin een einde te maken aan het feodale groot-
met deze beide aspekten wel degelijk rekening gehouden worden. Het revolutionaire jargon moet op zijn minst beschouwd worden als de uitdrukking van het verlangen naar ingrijpende politieke en sociale hervormingen.
Poncho Villa waaRde hel zelfs vanuit Mexico de VS binnen Ie vollen .
..
~' ~ .~"" ' -"
.<
.'-!,
.,
'
, '
-..
.
-'
. '. .......
..
grondbezit en wisten ze te bereiken dat de vrijgekomen gronden werden toegewezen aan de dorpsgemeenschappen, maar de algehele politieke leiding kwam in handen van de liberale bourgeoisie in de steden. De revolutie werd gekonsolideerd in de liberale revolutionaire partij PRI die nu al langer dan een halve eeuw zonder onderbreking aan de macht is. Mexico werd een stabiele staat met een eenpanij systeem waarin de presidentiële troonsopvolging geweldloos geregeld wordt en een in de marge getolereerde politieke oppositie. In veel andere landen kwamen de boeren eveneens in opstand tegen de grootgrondbezitters maar geen van die opstanden leidde tot werkelijke hervormingen, met name niet tot fundamentele politieke veranderingen. In sommige landen werden die opstanden op zeer bloedige wijze onderdrukt zoals in de jaren denig in El SaJvador waarbij meer dan 30.<XXl boeren om het leven kwamen, of in Peru waar meerdere male gehele indiaanse boerendorpen uitgeroeid werden, of de periode van de violencia (geweid) in Columbia waarbij naar schatting 300.<XXl mensen omkwamen. Het zal duidelijk zijn dat de landhonger van de plattelandsbevolking als gevolg van de bevolkingsgroei en de stagnerende ekonomische en sociale verhoudingen oorzaak nummer één is geweest van de sociale onrust in veel landen van Latijns Amerika.
De stedelijke revoluties Net als met de Mexicaanse revolutie, kwam met de Cubaanse en Nicaraguaanse revolutie een einde aan een langdurige diktatoriaal bewind. En net als bij de Mexicaanse revolutie was de voedingsbodem voor de revolutie een verreikende sociale ontevredenheid, zowel in de stad als op het platteland. Maar daarmee houdt de vergelijking tussen de Mexicaanse en de beide andere revoluties op. Was de Mexicaanse revolutie begonnen als een echte boerenopstand afkomstig van het platteland, de Cubaanse en
Nicaraguaanse revolutie waren van meet af aan een 'stedelijke' aangelegenheid . Fidel Castro is nog steeds een schoolvoorbeeld van de typische liberale, intellektuele rebel zoals men die nu nog op vele universiteiten in Latijns Amerika tegenkomt. Dat geldt ook voor de meeste revolutionaire kommandanten van de Nicaraguaanse revolutie. Vandaar waarschijnlijk dat de kultus van de revolutie ook zo gemakkelijk ingang vond bij West-Europese universiteiten. Hoe dan ook, men zal onder de Cubaanse en Nicaraguaanse revolutionaire leiders vergeefs zoeken naar boerenleiders. Wat wel een rol speelden in die beide revoluties was het stedelijk industrieproletariaat, georganiseerd in vakbonden. Op het moment dat zij de akties van de 2
Extreem nationalisme ter rechtenijde: de voormalige junta van
gewapende voorhoede begonnen te steu-
nen, verkregen de revolutionairen een brede en nationale aanhang die hun uiteindelijke overwinning mogelijk maakte. De algemene stakingen in de steden zorgden er voor dat de diktator de feitelijke kontrole over het land verloor. Daarentegen brengen de verovering en het in stand houden van bevrijde gebieden op het platteland zelden een bewind aan het wankelen, om de doodeenvoudig reden dat het platteland over het algemeen ekonomisch minder van betekenis is, een bijzonder gebrekkige infrastruktuur aan wegen en kommuni-
katiemiddelen heeft en de bevolking weinig ontwikkeld is. Het falen van de revolutie in EI SaJvador op dit moment moet toegeschreven worden aan met name het gebrek aan kontrole van de guerrilla in de steden en het wegvallen van de steun van de boeren als gevolg van de onder bescherming van het leger ingezette landhervormingen. De Nicaraguaanse revolutie had een element in zich dat haar onderscheidt van alle voorgaande revoluties, namelijk de bemoeienis en uiteindelijke steun van een aantal Latijnsamerikaanse landen (o.a. Venezuela, Mexico, Panama en Costa Rica) aan de Sandinistische zaak. Daarmee werd een nationale revolutie voor het eerste een Latijnsamerikaanse aangelegenheid met als gevolg dat de politieke maneuvreerruimte voor de Verenigde Staten aanmerkelijk ingeperkt werd. Het was ook de eerste revolutie waarbij op het internationale vlak WestEuropese politieke organisaties zoals de Socialistische Internationale en de Wereld Unie van Christen-<lemokraten een eigen geluid, onafhankelijk van de Verenigde Staten, lieten horen. Helaas is dat eigen geluid ten aanzien van de problemen in EI SaJvador veel minder krachtig geweest als gevolg van de verdee dheid tussen die West-Europese socialisten en de Christen-<lemokraten. Met de Falkland-krisis in Latijns Amerika zijn de twijfels over de mogelijkheid
Agent;ni~.
van een eigen Europese politiek ten aanzien van Latijns-Amerika nu nog verder toegenomen .
Revolutie en nationalisme Het spook van de revolutie dat in Latijns-Amerika rondvaan is niet alleen van sociale aard. Evenzeer in het geding is de natie-vorming, het opbouwen van een geïntergreerde samenleving waarin
wwel plaats is voor indianen, zwarten, mestiezen als blanken. Waar niet alleen de grootgrondbezitters en generaals de politieke dienst uitmaken maar ook het industrieproletariaat en de landarbeiders. Waar niet alleen de stad profiteen van het komfon van de vooruitgang, maar ook het platteland en ·de verafgelegen gebieden waar nog nauwelijks van een nationale beschaving sprake is. De revolutie heeft daarom ook tot doel een nationale samenleving op te bouwen . Het nationalisme dat in Latijns Amerika door elke zich respekterende politieke panij of groepering zo vurig wordt uitgedragen is daar een uiting van. In dat opzicht beschouwt elke politieke groepering, of ze een rechtse of linkse signatuur heeft, zich als revolutionair. Bij gebrek aan een werkelijk nationale gemeenschap nemen zij vaak hun toevlucht tot een naar onze begrippen primitief en naïef nationalisme. Een verbaal nationalisme gelardeerd met de zo bloemrijke spaanse woordkunst, moet blijkbaar het gebrek aan een werkelijk nationale kultuur kompenseren. Een van die uitingen van extreem nationalisme ter rechterzijde is de doktrine van de nationale veiligheid zoals die door de militaire juntas van uiteenlopende landen als Chili, Argentinië, Uruguay en Brazilië gehanteerd wordt. Met die doktrine en de vlag van het anti-kommunisme in de hand strijden zij tegen elke uiting van sociale onvrede; van vakbondsdemonstratie, partijpolitieke bijeenkomst LOt gewapende opstandelingen. En dat alles om de staat veilig te steUen, te behoeden voor het
"goddeloze kommunisme" .
Tegenover dit extreem rechtse nationalisme staat het revolutionaire, linkse nationalisme van uiteenlopende landen als Mexico, Cuba en Nicaragua. Ook daar ligt het accent op de dreiging van buitenaf, niet van het kommunisme, maar van het "kapitalistische yankee-imperialisme". Binnen de revolutie kan alles, buiten de revolutie kan niets zo luidt dan ook een van de gevleugelde uitspraken van Fidel Castro, lange tijd revolutionair leider nummer één in Latijns Amerika. De kontrarevolutionairen, en dat zijn allen die tegen het revolutionaire bewind zijn, blijken slechte vaderlanders te zijn die maar beter meteen het land kunnen verlaten. Het gevolg van dit extreme nationalisme ter rechter- en linkerzijde is dat de ruimte voor werkelijke politieke oppositie altijd zeer beperkt is gebleven, zo niet onmogelijk.
Demokratie Dat uitgesproken nationalisme maskeert bovendien de onmacht om tot een geïntegreerde nationale samenleving te komen waarvan de fundamenten maatschappelijke orgartisaties-vakbonden, sociale orgartisaties, standsorgartisaties etc., zouden moeten zijn . LatijnsAmerikaanse landen werden en worden voornamelijk nog geregeerd door groepen die de staat gebruiken ter bescherming of bevordering van hun partikuliere belangen in plaats van het nationaal belang na te streven. Het leger, toch geroepen om het nationaal belang bij uitstek, namelijk de territoriale souvereiniteit, te verdecligen treedt meestal op als belangenbehartiger van een kleine geprivelegeerde groep: de Somozaclan in Nicaragua, 'de veertien families' in EI SaIvador, de cocainemaffia van Bolivia, de grootgrondbezitters in Columbia enz. Met de politieke partijen staat het er over het algemeen niet veel beter voor. Zij dienen niet zozeer als kanalen waarlangs de bevolking zijn politieke aspiraties tot uiting kan brengen als wel om kontrole uit te oefenen over de bevolking ter veiligstelling van groepsbelangen. De bevolking is veelal niet meer dan stemvee dan eens in de zoveel jaar de macht aan de reeds machtigen moet bestendigen. Verkiezingen die een bedreiging zouden vormen voor de werkelijke machthebbers worden dan ook ofwel onmogelijk gemaakt middels een staatsgreep, of door middel van fraude alsnog naar hun hand gezet. Daarenboven ontbreekt het veelal aan orgartisaties zoals vakbonden, pressiegroepen en andere maatschappelijke bewegingen die een betere kontrole en gebruik van de politiek- en staatsmacht zouden kunnen afdwingen. En als ze bestaan zijn ze veelal te zwak ontwikkeld om enig gewicht in de schaal te kunnen leggen. En zolang dat het geval
is, maakt demokratie weinig kans in Latijns-Amerika.
De Kerk Naast het leger is de katholieke kerk in Latijns Amerika het enige hecht georganiseerd instituut dat een eventuele konfrontatie met de machthebbers - of het nu generaals of andere machtsgroepen zijn - aan kan. Met de veranderingen die zich sinds de bisschoppenkonferentie van MedelIin (Colombia) in 1968 in de kerk hebben voorgedaan, hebben zich dan ook in diverse landen dergelijke konfrontaties voorgedaan. Zo heeft de Chileense kerk herhaaldelijk de onmenselijke diktatuur van Pinochet aangeklaagd, kiest de Braziliaanse kerk openlijk de zijde van oppositie-vakbonden en aktiegroepen en heeft de Nicaraguaanse kerk zich geschaard achter de Sandinistische opstandelingen. Daarmee is overigens niet gezegd dat de gehele katholieke kerk nu plotseling een soort linkse revolutionaire kerk is geworden die zich altijd en overal inzet voor oppositie, verzet of opstand. Integendeel, het grootste gedeelte van de katholieke hiërarchie stelt zich nog altijd terughoudend, zo niet behoudend op. Slechts in enkele landen is sprake van een progressieve kerk van betekenis, gesteund door een aantal progressieve bisschoppen. Overigens tekent zich binnen die vooruitstrevende kerk een scheiding af tussen een links-radikale kerk (de zogeheten volkskerk die zich met name in Nicaragua en EI Salvador presenteert en van betekenis is) en een gematigd linkse kerk die voornamelijk aanstuurt op hervormingen zonder gewelddadige revolutie. Het gevolg van de opkomst van deze progressieve kerk, ook wel de kerk der armen genoemd, is dat de politieke ruimte voor linkse groeperingen in diverse landen aanzienlijk groter is geworden. In dat opzicht kan de kerk wellicht een belangrijke bijdrage leveren aan de totstandkoming van mogelijke demokratische alternatieven voor de linkse en rechtse diktaturen die nu nog in het kontinent opgeld maken. Het gevaar is echter niet denkbeeldig dat de konservatieve kerk zich weet te handhaven en dat de links-radicale kerk kiest voor autoritair-revolutionaire ontwikkelingsmodellen binnen het konsept van de zogeheten volksdemocratie. Of de kerk de bevolking van Latijns-Amerika daarmee een dienst bewijst is de vraag.
Het leger De rol van het leger als bewaker van de belangen van enkelen is al aan de orde geweest. Toch zijn de moderne sociale opvattingen niet helemaal voorbij gegaan aan de legerofficieren. Zo namen in de jaren vijftig en zestig in Brazilië enkele officieren een belangrijke positie in de kommurtistische partij in. In de
jaren zestig heeft generaal Velasco in Peru getracht met behulp van het leger sociale hervormingen door te voeren. Gebrek aan ervaring, korruptie en ekonomisch falen maakten een einde aan zijn experiment. In Bolivia was de linkse generaal Torres enige jaren aan de macht. Ook zijn hervormingsexperimenten liepen vast in de politieke chaos van dat land. En nog in 1979 maakten progressieve legerofficieren een einde aan het bewind van diktator-generaal Romero in EI Salvador. Zij vormden een nationaal kabinet met sociaaldemokratische en kommunistische politici. Dat kabinet liep vast op de onwil van de oligarchie en de linkse guerrillastrijders de hervormingen te aksepteren. De eerste groep omdat het in strijd met hun direkte belangen was, de tweede omdat de hervormingen de steun van de boeren aan de guerillastrijd ondermijnde.
Het leger in Bolivia als beschermer van de belangen van de bevolking.
Al deze mislukte experimenten onderstrepen nog eens hoe moeilijk het is werkelijke hervormingen door te voeren zolang niet sprake is van enig politieke stabiliteit. En die stabiliteit zal nooit bereikt worden als niet van onderop de benodigde sociale instituties worden opgebouwd die de sociale aspiraties van de bevolking kunnen kanaliseren en kracht bij zetten. Sociale machtsvorming van onderop lijkt daarom de enige weg die kan leiden tot en sociaalekonomiscbe en politieke hervormingen met als uiteindelijk doel de opbouw van een demokratische samenleving.
3
Van slavernij tot multinationals, Historische achtergronden van de onderontwikkeling in Latijns-Amerika Met de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog nam het wetenschappelijk onderzoek naar de ongelijke verdeling van de welvaart over de wereld in omvang toe. Aanvankelijk werden vooral door ekonomen, sociologen en politikologen de zogenaamde moderniseringstheorieën opgesteld, die ervan uitgingen, dat de arme landen in hun ontwikkeling bij de rijke landen waren achtergebleven; deze hadden vele eeuwen nodig gehad om hun 'ontwikkelde' fase te bereiken . Het rijke Westen zou de Derde Wereld met het inlopen van haar achterstand kunnen helpen met ontwikkelingshulp. Het Marshallplan , de fmanciële hulpverlening door de Verenigde Staten aan het door de Tweede Wereldoorlog geteisterde Europa, zou op wereldschaal herhaald moeten worden. In de Derde Wereld en vooral ook in Latijns-Amerika werd in toenemende mate getwijfeld aan de haalbaarheid van dit soort opvattingen . Ontwikkelingsdeskundigen gingen zich afvragen of de armoede in de Derde Wereld niet mede het gevolg was van de eeuwenlange afhankelijkheid van Europa en Noord-Amerika. De gedachte kwam op dat er wel eens een verband zou kunnen bestaan tussen de welvaart in het Westen en de armoede in de Derde Wereld. Steeds meer ontstond er een behoefte aan kennis over de historische achtergronden van de onderontwikkeling in de Derde Wereld (I). Dat nam nog meer toe toen bleek, dat de Westerse ontwikkelingshulpprogramma's (waaronder Kennedy's beroemde' Alliantie voor de Vooruitgang' (Alliance for Progress) uit het begin van de jaren zestig, die ten doel had LatijnsAmerika te ontwikkelen) weinig van de beoogde doelstellingen bereikten. In Latijns-Amerika ontstonden de
dependencia ofwel afhankelijkstheorieën. André Gunder Frank speelde een belangrijke rol bij het ontwikkelen van deze theorieën met zijn historische studies over de ontwikkelingen in LatijnsAmerika. Volgens hem kun je geen ontwikkelingstheorie en -politiek voor het tweederde deel van de wereldbevolking, dat gebukt gaat onder armoede, ontwikkelen, zonder eerst na te gaan, hoe die armoede historisch is onstaan (2). Susan Bodenheimer wees er in 1971 op dat Latijns-Amerika sinds de zestiende eeuw een onderdeel vormt van een internationaal systeem, dat overheerst wordt door de landen uit het Westen en dat de onderontwikkeling van dit kontinent het gevolg is van haar relaties met dit systeem (3).
Latijns-Amerika en de inval van Europeanen. In Centraal- en Zuid-Amerika bestonden vóór 1500 relatief hoog ontwikkelde beschavingen . Op het moment dat de Spanjaarden er binnenvielen beleefde het rijk van de Inca's zijn hoogtepunt. Het rijk strekte zich uit over een gebied, dat het tegenwoordige Peru, Bolivia en Equador omvat, alsook een gedeelte van het huidige Chili en Columbia. Het 4
reikte tot het Noorden van Argentinië en de oerwouden van Brazilië (4). Ook in Mexico hadden de Azteken een betrekkelijk hoog niveau van ontwikkeling bereikt (5). In Midden-Amerika en Yucatan hadden de Maya 's een goed georganiseerd arbeidssysteem en een uitgebreide militaire organisatie opgezet .
Or. L. ScheUekens, Wetenschappelijk medewerker Derde Wereld Centrum, Katholieke Universiteit Nijmegen. Wnd. voorzitter Latijns-Amerika Commissie Partij van de Arbeid .
Ook nu nog, vele eeuwen na hun ondergang, kan men vele tekenen van de grootheid van deze beschavingen zien zoals religieuze monumenten, die kundiger gebouwd waren dan de Egyptische piramiden, technische uitvindingen voor de strijd tegen de natuur en vele kunstzinnige voorwerpen. Zij hadden prachtige steden met hoge tempels en gemeenschapshuizen, ze beheersten een ingewikkelde schilder- en beeldhouwkunst en beoefenden de wiskunde en de astronomie (6). Toen de Europeanen op het eind van de vijftiende eeuw Amerika ontdekten, bemerkten zij al snel, dat zich in het nieuwe gebied gigantische voorraden zilver en goud bevonden, voor de ontginning waarvan men een enorme hoeveelheid mankracht nodig zou hebben . Van de ongeveer 25 miljoen indianen , die rond 1450 Centraal-Mexico bevolkten, waren
Alliance Jor progress: presidenten I'uentes (Guatemala), Carballo (EI Solvador), Chiari (Panama), Moro/es (Honduras), Kennedy rVS), Bolmarcich (eOSla RicaJ, en Guttiérc, (Nicaragua).
de meesten ten onder gegaan in het oor10gsgewe d of bezweken aan ziekten die de Europeanen hadden meegebracht. Op het einde van de zestiende eeuw waren er nog slechts 2 miljoen in leven, waarmee de mogelijkheid om de inheemse bevolking te gebruiken als arbeidskracht voor de kolonisatoren van de baan was. Er moest een andere oplossing worden gezocht buiten Europa, dat zelf niet over voldoende arbeidspotentieel beschikte om in Latijns-Amerika in te zetten en daarom wendde men zich tot het dichtbij gelegen Afrika (7)
•
\
Slavenhandel Het transpon van slaven van Afrika naar Amerika was op kleinere schaal begonnen in 150 I, via Lissabon stante de handel van 1510. De Spaanse priester Bartholomé de Las Casas kwam in het midden van de zestiende eeuw fel in opstand tegen de systematische uitroeiing van de in Zuid-Amerika en het Carrubisch gebied aanwezige Indianen, die fysiek niet tegen het zware werk in de
mijnen waren opgewassen. Hij suggereerde, dat er negers moesten worden overgebracht, omdat deze sterker waren en beter bestand tegen het harde bestaan in de goud- en zilvermijnen (8). Tot 1630 was de slavenhandel in handen van de Ponugezen, die zowel de aanvoer uit Afrika (Angola en de Goudkust) als de afzet in Amerika (Brazilië en het Carrubisch gebied) beheersten. Daarna werd hun machtspositie doorbroken door de Nederlanders, die er in 1637 in slaagden het Fon Elmina aan de Goudkust te veroveren en in 1641 ook nog tijdelijk Luanda, het grootste slavendepot aan de kust van Angola. De Nederlanders hadden toen al de Braziliaanse stad Olinda op de Ponugezen veroverd (9). Dat de Ponugese en Nederlandse bezetting voor Brazilië verregaande gevolgen heeft gehad, blijkt uit hetgeen Galeano daarover opmerkt, als hij de invloed beschrijft van de introduktie van de enorme suikerplantages, die in de eerste plaats voor Europa moesten gaan produceren: "De suiker had het noordoosten kaalgeslagen. De vochtige kuststrook die voldoende regenwater ontving, had een zeer vruchtbare bodem, rijk aan humus en minerale zouten en was bebost van Bahïa tot Ceará. Dit tropische bosgebied is veranderd in een savannegebied. Terwijl het van nature een gebied is dat voedsel kan produceren. werd het een streek waar honger geleden werd. Waar eens de planten welig tierden, heeft de alles vernietigende en aan zich onderwerpende suikerplantage kale rotsen, een weggespoelde bodem en geërodeerde aarde achtergelaten" (10) .
In de achttiende eeuw zou de slavenhandel een hoogtepunt bereiken. In het geval van Nederland was er sprake van een driehoekshandel, waarbij schepen, beladen met grote hoeveelheden snuisterijen als spiegels, armbanden en kralen, alsook jenever, brandewijn en levensmiddelen, in enkele maanden naar Afrika voeren. De Afrikaanse tussenhandel had inmiddels voor de aanvoer van slaven uit het binnenland naar de kust gezorgd (11). De voor de scheepslading geruilde slaven werden naar Amerika vervoerd, waar ze aan de plantagehouders werden verkocht. De schepen voeren terug naar Nederland, gevuld met suiker, koffie, hout en tabak . Het belang van de Afrikaanse Goudkust voor de Nederlanders lag in de uitstekende mogelijkheden die dit gebied bood om slaven in te kopen. De prijs lag tussen 40 en 290 gulden per slaaf en de verkoopprijs in Amerika varieerde van 500 tot 1.000 gulden . Sommige Afrikaanse heersers werkten met de Westerse handelaren mee. Ze vonden de goederen uit Europa aantrekkelijk en waren bereid om krijgsgevangenen, die ze in onderlinge oorlogen hadden buitgemaakt, te verkopen. Er braken zelfs oorlogen uit tussen verschillende stammen om krijgsgevangenen te maken, zelfs waren de heersers soms bereid hun eigen onderdanen te verkopen. Het relatief kleine gebied, dat thans bekend is als Guinee,Bissau, vormde in die jaren voor de Europeanen een slaven paradijs, omdat er meer dan twaalf verschillende negerstainrnen woonden, die gemakkelijk tegen elkaar op te zetten waren en dus altijd over veel krijgsgevangenen beschikten (12). Het overbrengen van naar schatting 20-25 miljoen slaven betekende voor Afrika een enorm verlies aan arbeidskrachten, omdat de slaven voornamelijk geselekteerd
werden uit krachtige mannen en jonge vrouwen. De handelaren gaven de voorkeur aan slaven van 15 tot 35 jaar. Er gingen twee keer zoveel mannen als vrouwen (13). Walter Rodney legt er de nadruk op, dat de slaven door de Europeanen verscheept werden naar markten die onder Europees beheer stonden. Volgens Segal vormde de slavenhandel zelfs lange tijd de spil van de koloniale uitbuiting, die de basis vormde voor de uitbreiding van de Europese en Amerikaanse commerciële welvaan . OostNigeria, het gebied rond de monding van de Kongo en Dahomey waren voor de slavenhandel gebieden met relatief hoog ontwikkelde beschavingen (14). De reis van de slavenschepen naar Amerika, de zogenaamde middel tocht, duurde ongeveer 62 dagen . Van ongeveer 35.000 Afrikanen die deze tocht met de Nederlandse Middelburgse Compagnie ondernamen, zijn er bijna 4.000 onderweg gestorven. De meeste schepen van deze Compagnie hadden Suriname als reisdoel (15). De prijzen waanegen in het midden van de achttiende eeuw de slaven geveild werden in Paramaribo waren de hoogste in Latijns-Amerika, omdat de Nederlandse Republiek ruime kredieten verleende aan de plantagehouders (16). Hoewel bij veel Afrikanen de ovenuiging heerste, dat ze onderweg of aan de overkant zouden worden opgegeten, kwamen op de ongezonde schepen (17) betrekkelijk weinig opstanden voor. In 1756 werden op het schip ' De Vliegende Faam' de kok, de smid en de oppermeester onthoofd. De vergelding van de Nederlanders was hard: 22 slaven werden gedood en 16 gewond. Ook aan boord van de 'Johanna Cores' werden in 1762 22 slaven gedood, nadat de Nederlandse scheepslui werden bedreigd. Eenmaal verkocht aan de plantagehou-
5
ders in Suriname was het lot van de slaven ellendig. Ze werden aan het werk gezet op een van de ruim 400 plantages waar koffie, suiker, cacao en tabak verbouwd werd. In 1749 werd meer dan 30.(XX) pond tabak naar Nederland verscheept. Een goede beschrijving van de toestanden op de plantages en de soms onmenselijke behandeling van de slaven door de Nederlandse plantagehouders geeft Anton de Kom (18). Over het Nederlandse aandeel in de slavenhandel konkludeert Van Dantzig, dat de Nederlandse handelaars aan de plantagehouders waarschijnlijk een half miljoen slaven hebben verkocht, dat er één miljoen slaven op de Nederlandse schepen zijn v,rvoerd maar dat het vervoer van een aanzienlijk groter aantal slaven door Nederlanders is gefinancierd (20). Omstreeks 1700 bereikte de Nederlandse slavenhandel zijn hoogtepunt, waarna de leidende positie overging op Engeland en Frankrijk. De bloei van de Nederlandse slavenhandel was sterk bepaald geweest door de mate waarin Nederland zich buiten de konflikten en daaruit voortvloeiende oorlogen in Europa wist te houden. Pas aan het eind van de achttiende eeuw, na de revolutie in Amerika en Frankrijk, werd het eerste protest gehoord tegen de rauwe werkelijkheid van de slavenhandel. In Europa probeerden de fmancieel belanghebbenden deze protesten te smoren. Niet de gewetenskrisis van die ekonomisch machtigen maar veranderde politieke en ekonomische omstandigheden, die een andere inschakeling van de Derde Wereld in de ontwikkeling van het Westen mogelijk maakten, zouden op het einde van de achttiende eeuw leiden tot de afschaffmg van de slavernij. Deze werd ook in Nederland weliswaar van verschillende zijden aangeklaagd maar het zou nog tot 1863 duren, voordat ook ons land als een der laatste in Europa aan deze zwarte bladzijde in de geschiedertis een einde maakte.
Industriële revolutie Latijns-Amerika was voor Europa in de eerste eeuwen van de kontakten vooral van belang als leverancier van mahortiehout, suiker en tabak en andere kolortiale produkten. Er werd OOK goed verdiend aan de slavenhandel. In de achttiende eeuw zou dat patroon veranderen . De geweldige vermogens uit de Derde Wereld, die zich in Engeland opstapelden, vormden een belangrijke basis voor de industriële revolutie. Ook de industrialisatie van Nederland zou zich ruim een eeuw later gaan voltrekken met behulp van in de Derde Wereld verdiend kapitaal. De industrialisatie van Europa leidde tot een veranderende funktie van de Derde Wereld. Latijns-Amerika werd vooral van belang als leverancier van grondstoffen en als afzetgebied voor de 6
Mijnwerkers van een Boliviaanse tinmijn. meI de Britse exploitant.
Westerse industrie. De in het begin van de negentiende eeuw (van Spanje en Portugal) onafhankelijk geworden landen van dat kontinent werden snel ekonomisch ondergeschikt aan de belangen van Engeland . In de eerste jaren van haar onafhankelijkheid probeerde bijvoorbeeld Chili zich te ontwikkelen door de eigen grondstoffen koper en tarwe te gebruiken om het land een industriële basis te geven . De heersende klasse in Chili raakte in de ban van het Engelse vrijhandelsideaal wat ertoe leidde dat het land verder geïntegreerd werd in het kapitalistische wereldsysteem. In 1876 produceerde Chili 620/, van de wereldkoperproduktie en waren de mijnen eigendom van het land zelf. In 1913 bezat Chili nog maar 30% van haar eigen mijnen en in 1965 was dat percentage teruggelopen tot 10%. De rest was toen in handen van Noordamerikaanse multinationale ondernemingen, die inmiddels waren opgekomen in het proces, waarbij de Verertigde Staten Engeland verdrongen hadden als belangrijkste kapitalistische wereldmacht. Een industriële revolutie zoals die in Engeland had plaatsgevonden was in Chili rtiet mogelijk gebleken. De grondstoffen van dat land, die dat proces hadden moeten stimuleren, waren in handen van Europese maatschappijen: de rtitraten van Chili werden gewonnen door Engelse firma's en dienden ter bevordering van de .landbouw in Europa
en rtiet om een inheemse landbouw in Chili te verbeteren. Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde men in Duitsland een goedkopere kunstmest en werden de Chileense rtitraatmijnen gesloten. Toen Chili op het eind van de zestiger jaren probeerde om weer kontrole te krijgen over de eigen grondstoffen, werd de progressieve president AUende door een samenwerkingsverband van Noord-Amerikaanse multinationals en op eigen voordeel uitziende groepen uit het Chileense leger van het toneel verwijderd.
De afltankelijkheidstheorie Zoals eerder opgemerkt heeft Andre Gunder Frank een belangrijke rol gespeeld in het veranderende denken over de ontwikkeling van LatijnsAmerika en vooral ook in het formuleren van de afhankelijksheidstheoriën. Zijn vaak nogal radikaal geformuleerde opvattingen hebben zowel in het Westen als in de Derde Wereld veel diskussies opgeroepen. Frank konstateert, dat er in de meeste studies over de onderontwikkeling van de Derde Wereld geen rekening wordt gehouden met de ekonomische relaties tussen die landen (de periferie) en de landen in het Westen (het centrum), zoals die zich vanaf de zestiende eeuw ontwikkeld hebben. Deze staan centraal in de afhankelijkstheorie, die zich in de volgende stellingen laat samenvatten:
-
De opvatting die in veel ontwikkelingstheorieën wordt aangehangen, namelijk dat de ontwikkeling van ieder land via een opeenvolging van dezelfde fasen plaatsvindt, is niet juist. De huidige onderontwikkelde landen verkeren niet in een fase die al enkele eeuwen geleden door de ontwikkelde landen doorlopen is.
- de onderontwikkeling van de Derde Wereld is niet alleen het gevolg van
interne ekonomische, politieke, sociale en kulturele faktoren. Historische studies tonen aan, dat de huidige onderontwikkeling van de Derde Wereld voor een belangrijk deel is voortgekomen uit vroegere en nog bestaande relaties tussen die landen en het Westen. - Veelontwikkelingsdeskundigen
waren van mening, dat de grote verschillen in rijkdom en kultuur in de Derde Wereld het gevolg waren van een 'dualistische maatschappij'. De moderne, kapitalistische en betrekkelijk ontwikkelde sektor zou zijn ontstaan door de nauwe banden van die sektor met het kapitalistische wereldsysteem. De andere. achtergebleven sektor werd gezien als geïsoleerd, gebaseerd op produktie van overwegend primaire goederen en als feodaal of pre-kapitalistisch en daarom minder ontwikkeld. Volgens de dependenciatheoretici is de expansie van het kapitalistische wereldsysteem gedurende de vorige eeuwen geheel doorgedrongen ook in die sektoren van de onderontwikkelde wereld, die schijnbaar het minst ontwikkeld zijn. Net als het wereldniveau is er binnen de ontwikkelingslanden sprake van
een centrum en een periferie, waarbij de rijke elities zich ontwikkelden ten koste van het arme volk . -
Het ontwikkelde centrum onttrekt kapitaal of ekonomisch surplus uit de onderontwikkelde sateliet om zich zelf te kunnen ontwikkelen. Dos Santos geeft de volgende defenitie: "Afhankelijkheid is een konditionerende situatie, waarbij de ekonomie van de ene groep landen bepaald wordt door de ontwikkeling en expansie van de andere landen" (21).
- Onderontwikkeling is niet hetzelfde als geen-ontwikkeling, maar een bepaald soort sociaal-ekonomische struktuur die is ontstaan door de integratie van de Derde Wereld in het kapitalistische wereldsysteem. Frank heeft zijn theoretische inzichten ontwikkeld in uitvoerige studies van de geschiedenis van Chili en Brazilie (22), die fel bekritiseerd zijn (23). Wijlen Bill Warren's bijdrage over 'Imperialisme en kapitalistische industriali-
satie', waarin hij aangeeft dat juist door de aanwezigheid van Westerse bedrijven in bepaalde ontwikkelingslanden een industrialisatieproces in gang is gezet, vormt een gedeeltelijke omkering van enkele van de belangrijkste stellingen van de dependencia-theoretici (24). Het lijkt, dat de kapitalistische ontwikkeling, die in het Westen voor vele mensen een relatief hoog levenspeil heeft gerealiseerd, in de Derde Wereld niet tOl eenzelfde resultaat zal leiden. Wat door Warren werd gezien als 'kapitalistische ontwikkeling' is in de praktijk meer 'kapitalistische onderontwikkeling'. De industrialisatie van de Derde Wereld gaat gepaard met een omvangrijke schuldenlast, toenemende werkloosheid, voortdurende agrarische stagnatie, inflatie en armoede. Het 'ekonomisch wonder' in Brazilië vertoont al verscheidene jaren barsten. Het werd, zoals alle andere 'wonderen' van de Derde Wereld, gedwongen flink te lenen om de industrialisatie te kunnen financieren. Brazilië heeft een lopende staatsschuld aan het Westen van 56 miljard dollar en verwacht wordt dat die snel zal oplopen. Tegelijk werd het werkelijk besteedbare loon voor de arbeidsmassa in Brazilië net als in vergelijkbare landen drastisch teruggebracht tot 45070 van het niveau van 1964, het jaar waarin de generaals aan de macht kwamen. Hansen en Schulz merken in dit verband het volgende op:
"Terwijl de ekonomische omstandigheden voor de Braziliaanse arbeiders en boeren verslechteren, zagen deze hun politieke rechten vertrapt onder de laars van een autoritair korporatistische staat - een omstandigeheid die kenmerkend is voor al die andere zich zogenaamd snel ontwikkelende kapitalistische landen" (25). De opkomst van de multinationals Volgens Susan Bodenheimer is na de Tweede Wereldoorlog de fase aangebroken van het Monopoliekapitaal (26). Een aantal grote ondernemingen zijn dermate gegroeid door uitbreidingen,
fusies en andere vormen van vervlechtingen, dat ze wat hun omvang betreft groter en machtiger geworden zijn van de nationale staten. Steeds meer aktiviteiten werden ontplooid in andere landen dan waarin de onderneming haar oorsprong had, waardoor deze ondernemingen konden uitgroeien tOl niet meer te kontroleren multinationals. Deze bepalen thans de omvang van de investeringen, de richting van de ekonomische ontwikkeling en de gang van zaken in het Westen en de Derde Wereld. Verzet hiertegen neemt intussen in omvang toe. Velen in de ontwikkelingslanden zien in dat deze vorm van industrialisatie weliswaar leidt tot enige produktieverhoging maar dan voornamelijk ten bate van de rijke elite.
Dochtennaatschappijen van Shell in Latijns-Amerika (bron: N.V. Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij jaarverslag 1979) Carlblsch gebied Shell Bahamas 100 eonch International Methane
v
40 (Baharnas) A Shell Bermuda 100 Shell Antilles and Guianas 100
V
Nickerson International Plant Breeders (ca yman Islands) 100
V
L
Reflnerla Dominicana 50 VW Shell (W.I.) (Dominicaanse Republiek. HaW, Jamaica en Panama)l00 V Quimica Dominicana 100 C Shell Chemica Is Jamaica 100 C Shell des Antilles et de la Guyane Françaises 100 V Rafflnerie des Antilles 24 (Martinique)WV Shell Curaçao 100 VW,C Curaçao Oil Terminal 90 0 Shell Nederlandse Antillen 100 V Shell (Puerto Rico) 100 V Shell Chemicals ans Serv ices (East Caribbean) (Trimdad) 100 C
Mldden·Amerlka Shell Belize 100 Ouimlca Costarricense 100 Refineria Acaiutla (EI Salvador) 35 Shell EI Salvador 100 Shell Auimica de EI Salvador 100 Rafineria Petrolera de Guatemala·California 40 Guatemalteca Shell 100 100 Shell Ouimica de Guitemala 100 Shell Honduras Shell SA Mexico 100 Shell Nicaragua 1()() Ouimica NicaragOense 100
V C VW
V C VW V C V C V C
Zuld·Amerlk Shell Hydrocarbons (Argenrinili) 100 E Shell Argentina de Petréleo 100 VW,V 100 V Shell BOlivia Shell Exploration Services (8razll) 100 E 100 V,C,M Shell Brasil Valesul Aluminio (Brazifiè) 35 M Shell Chile Comercial e Industrial 100 V,C Shell Colombia 100 V Cerro Matoso (Columbia) 35 M Shell Coal Colombia 100 S Ecuatorlana de Lubricantes 70 V Shell de Recherches et d'Ex· ploltatlon de Guyane (Fr. Guiana)l00 E Shell Paraguay 100 V 100 V Shell del Peru Shell Suriname 100 E Shell Suriname Verkoop 100 V Blliton Suriname 100 M Shell Uruguay 100 V Shell Oulmica de Venezuela 100 C De cijfers duiden het aandeel in percenten aan, de letters de activiteiten . A:;:; aardgas, C:;:; chemie, E:;:; exploitatie olie en gas, L:;:; landbouw, M:;:; metalen, 0:;:; opslag, S:;:; steenkool, V:;:; verkoop, VW:;:; verwerkingsolie
7
De grote massa van de arme bevolking
zakt nog verder weg. Ook in het Westen neemt de bewustwording van en verzet tegen het onkontroleerbare optreden van de multinationals toe (27). Tenslotte twee illustraties die het optreden van Westerse multinationals laten zien. Het betreft hiet twee NederlandsBritse ondernemingen, SheU en Unilever, die in het begin van deze eeuw in Latijns-Amerika aktief werden en die daar de aanzetten tot een zelfstandige ekonontische ontwikkeling nadelig hebben beïnvloed (28). In Venezuela werd al in 1539 olie ge-
vonden, waarvan een vat verscheept werd naar de Koning van Spanje, die het als medicijn gebruikte. Vanaf 1878 werd op grote schaal olie gewonnen uit met de hand gegraven putjes. De eerste Venezolaanse oliemaatschappij was de Petrolea del Tachira, die haar produktie in eigen land verkocht. In 1913 nestelde de Koninklijke SheU zich voor het eerst in Venezuela via een dochteronderneming. Stapje voor stapje wist de SheU in Venezuela verder binnen te dringen, waarbij de inheemse olieindustrie stukje bij beetje werd verdrongen of overgenomen. Sinds die tijd maakt SheU grote winsten in dat land en heeft ze geen konkurrentie meer te duchten van de Venezolaanse industrieén. In Argentini~ bestonden in de jaren dertig van deze eeuw naar schatting vierhonderd fabriekjes, die zich bezighielden met het vervaardigen van zeep uit talk. Unilever produceerde zeep uit plantaardige oli~n, waaronder die uit lijnzaad, dat in Argentini~ veel verbouwd wordt en waardoor Argentini~ ro belangrijk was voor Unilever. Unilever startte met de produktie van zeep op plantaardige oliebasis in een voor die tijd erg moderne fabriek in Argentinië met een hoge produktiekapaciteit (29). De inheemse fabriekjes konden de konkurrentie niet aan en verdwenen geleidelijk. Hetzelfde gebeurde met de Argentijnse markt voor spijsoli~n. Gebruikte de bevolking tot de jaren dertig voornamelijk olijfolie, Unilever wist in enkele jaren tijd in Argentinië haar spijsolie "Olavina" tot de belangrijkste spijsolie te maken en verdrong hiermee de inheemse olijfolie-industrie. Ditzelfde patroon vindt men in een eindeloos aantal gevallen terug in verschillende landen van de Derde Wereld, in Afrika, Azil! en Latijns-Amerika.
UNILEVER N.V. De bevrijding uit de afhankelijkheid lij kt een voorwaarde om in de Latij ns8
amerikaanse landen een ontwikkeling te stimuleren gericht op vooruitgang van het héle volk. Daarom is de recente geschiedenis van Cuba en Nicaragua ro hoopvol.
Belangrijkste dochtermaatschappIJen van Unllever in Centraal· en Zuld·Amerika (Bron: Unilever, jaarverslag en jaarrekening 1981 . Centraal- en Zuid·Amerika Argentiniê-N .V. 99 Lever y Asociados s.a.c.i.f.,
Buenos Airas
MLWTC
Brazlllê· N.V. 99 industrias Gessy lever Ltda, Sao Paulo
MLWTC
Columbla· N.V.
100 Compagnia Colombiana de Grasas " Cogra-Lever" SA, Bogotá
MWT
Mexico· N.V.
100 Zwanen berg de Mexico L
S.A., Mexico
Nee. Antillen · N.V.
100 Mavibel International N.V., Willemstad
0
Unilever Becumij N.V., Wil·
0
lemstad
Trinidad - PLC 50 Lever Brothers West Indies MLWTC Ltd., Port of Spain
Venezuela· N.V. LWT
100 Lever S.A., Caracas
Het cijfer geeft het aandeel aan, de letters de producten . M = margarine e.d., L = andere levensmid-
delen, W = wasmiddelen, artikelen, C = chemische
T;;;; toilet: produkten,
0= overige belangen.
Samenvatting en konklusie Sinds de zestiende eeuw maakt LatijnsAmerika deel uit van een wereldsysteem , waarbinnen de Westerse wereld tot ontwikkeling kon komen en LatijnsAmerika achterbleef. In de eerste eeuwen van het kontakt was Latijns-Amerika van belang als leverancier van koloniale waren en werden er 2G-25 miljoen Afrikaanse slaven op dat kontinent te werk gesteld. In de achttiende en negentiende eeuw kreeg Latijns-Amerika tot taak grondstoffen te leveren, die de industri~ Ie revolutie in het Westen mede mogelijk rou maken. In de twintigste eeuw rou LatijnsAmerika uitgroeien tot een paradijs voor de multinationals. De betrekkelijk goedkope arbeidskracht trok het Westerse bedrijfsleven aan. Slechts betrekkelijk kleine elities in sommige landen zouden van de Westerse zegeningen genieten. Volgens recente gegevens zijn er in Latijns-Amerika zo'n 110 Nederlandse ondernemingen aktief met samen meer dan I()()() vestigingen (30). Hun primaire doel is niet de ontwikkeling van Latijns-Amerika.
Noten I. Een indrukwekkende beschrijving van het historische proces van de onderontwikkeling in Latijns Amerika geeft het ~k van Eduardo Gakano , Ik aderlating wm een kontinent. Van Gennep Amsterdam 1976. 2. A.G. Frank, Ontwikkeling van de Onderomwikkeling. In: Te Elfder Ure, Nijmegen 1969. p. IS!. 3. Susan Bodenhcimer, Dependenc)' and Imperialism. th~ Roots of Latin Am~rican Underdevelopment. In : polities and Society, Vol . I nr . 3 May 1971 p . 3JO. 4. Zie voor een beschrijving van het rijk der Inca's vóór de ondergang ervan op het einde van de zestiende eeuw: Louis Baudin, Zo leefden de Inca's vóór de ondergang von hun rijk. Vijfde Druk Baarn 1977 . Uitvoerig wordt ingegaan op de geweldige indrukwekkende bouwmerken. het uitgebreide wegennet. de waterleidingen en de terassen. Ook geeft het een beeld van de politieke en de militaire organisati~ van twaalf tot vijftien miljoen indianen, die woonden over een gebied, dat vijfmaal zo groot was als Frankrijk . 5. Over het leven van de Aztek~n zie, Jacques SoustelIe, Zo leefden de Al/eken bij de invasie van de conquistadores. Vijfde druk, Baarn 1977 . Een beschrijving van Mexico, waar in de periode van 2500 voor Christus tot het voor de Azteken noodlottige jaar 1519 toen de invasie van de Europeanen plaatsvond. vele beschavingen rij n opgekomen en weggevloeid. 6. Zie voor een beschrijving, RonaId Seagl, De rassenoorlog. Utrecht/ antwerpen 1967. 7. Zie Walter Rodney. How Europe underdeveloped Afrika. Tanzania Publishing House. Dar es Salaam 1972. 8. Galeano. op eit. p. 58. 9. Zie verder mijn : Ntderlanders in Alit. Afrika en Latijns-Amerika. Dissen.atie Nijmegen 1980. 10. Galeano, op cil. p . 82 . 11. Zie; J .P. van der Voon.. De West-Indische plamages van J710 - J 795. P;nancitn en handel. Eindhoven 1973 p. 51. 12. Rodney op eit. p . 89. 13 . Zie ook, Dan Nabudere, The Politica/ Economy of Imperialism. , Tanzania Publishing House. Dar es Salaam 1978. Vooral Pan One IV. 14. Segal op. ei\. p. 36. 15 . Ook Curaçao was een belangrijk reisdoel voor de Nederlandse slavenschepen. In de zeventiende eeuw was dit eiland het centrum gew~ voor een lukratief kontakt van Nederlandse handelaren met de Spaanse kolenien . In de achttiende eeuw zou Curaçao een belangrijk slavenhandelspunt worden . 16. Cijfers uit Van der Voort op eiL p . 51 . 17. De slaven kregen slechts twee maaltijden per dag, 's ocht~nds gon. en 's middags bonen . 18. Anton de Kom. Wij, slawn van Suriname. Vierde Druk Amst~rdam 1975. De Kom was wegens 'opruiende aktiviteiten' Suriname uitgezet naar Nederland . Hij stierf tijdens de Duitse bezetling van Nederland in een Duits kon~ntrat iekamp. 20. A. van Dantrig, Het Nederlandse aandeel in de slavenhandel. Fibula, Van Dishoeck. Bussum 1968 p. 110 21. T . Dos Santos. The crisis of development theery and th~ problem of dependence in Latin America. In, H . Bemstein, Underdevelopment and Deve/opment, The Third World Today. Penguin Books 1973 p. 76. 22. A.G. Frank, CapÎtalism and Underdevelopment in Lat;n America. Historical Studies of Chili and BrasiI. Monthly Review Press New Vork/ London 1969 23 . Zie een soede samenvatlÎng van die kritieken, William Hansen/ Brigine Schulz, Impenalisme, afbanketijkheid en sociale klassen, in. Derde Wereld, tijdschrifl ove-r Imperialisme. onderontwikkeling en verzet. jrg. I. nr . 3 juni 1982 p. 52-80. (Dit anikei werd vertaald uit het tijdschrift Africa Today, Derde Kwartaal 1981). 24. Bil! Warren , Imperialism and capilalist industrialisation, New Lef! Review 8\ september-oktober 1973. Zie v~rder, BiU Warren, Afhankelijkheidstheorie als nationalislische m)'thologie . In : Derde Wereld, jrg. 1 nr. 2 april 1982 p . 53-79. Dit anikei is het ttvend~ hoofdstuk uit Bill Warren's boek Imperialism: pioneer of capitalism. Verso Editions London 1980. 25 . Hansen/ Schulz op, cit p. 71. 26. Susan Bodenheimer, op. eil. p. 348 27. Zie verd~r Richard Barnet / Ronald Muller, Global Reach, The Power of multinational Corporatiofls. New Vork 1978. 28. Voorbeelden uit mijn : Nederland en Latijns Amerika, heden en verleden. In : Intermediar November 1978 . 29. Wilson, V.H. Geschiedenis 'Jan Uni/ever Den Haag 1970 Deel 11 p . 402. JO. Nederlandse bedrijven in Latijns Amerika. Uitgave van de Onderzoekgroep Multinationale Ondernemingen Latijns Am~rika (MOL). Amsterdam Juni 1980 p. 18.
Amerikaans-Europese mededinging in het CaraĂŻbisch gebied. De V.S. zijn al vroeg in hun kone geschiedenis een bijzondere interesse gaan tonen voor de ontwikkelingen op de rest van het Amerikaanse continent. Aanvankelijk ging het hier om het uiten van de solidariteit die men in de V.S. voelde met deze landen, die evenals zijzelf - sinds kon hun onafhankelijkheid hadden verworven of dit nog proberen te doen ("Monroe Doctrine" (IÂť. Hierdoor ontstonden er soms wrijvingen met de Europese koloniale machten, die op het behoud van hun koloni~n gesteld waren. AI snel echter gingen ook handelsbelangen een rol spelen in de buitenlandse politiek van de V.S., en deze vereisten, afgezien van het weren van de Europese koloniale machten (zoals in de oorlog met Spanje gebeurde (2Âť, een gezonde economische en politieke toestand in de verschillende landen uit het gebied. Dit werd in het Caraibische bereikt, niet zozeer door het verwerven van eigen kolonim (alhoewel het er wel eens op leek: Panama kanaal-zone. Pueno Rico en de Virgin eilanden) als wel door een combinatie van investeringen met een politiek van interventie in die landen waar dat door de "Policeman of (he Carribbean" noodzakelijk werd geacht (3). Tegenwoordig wordt deze politiefunktie deels uitgevoerd via de Organisatie van Amerikaanse Staten. Deze in 1948 opgerichte regionale organisatie tracht plotselinge omwentelingen te voorkomen, soms door wapenhulp en interventies, soms door hulp en aartzet tot sociale verandering (Alliance For Progress, landbouwhervormingsprograrnma's, enz.). Het specifiek-Amerikaans karakter van de organisatie waarin de V.S. een leidende rol vervulJen vanwege hun militaire en economische kracht wordt ter legitimering van haar acties tegenover de anders niet te voorkomen inmenging van buitenaf gesteld. Nu heeft de laatste jaren deze "Pax Americana" enige zwakke plekken getoond. Cuba viel uit de boot en moest de O.A.S. verlaten. Sociale onrechtvaardigheid in het gebied werd steeds intensiever aan de kaak gesteld, met name vanuit Europa. Vanuit de rest van de wereld kwam meer aandacht en zelfs steun voor de bevrijdingsbewegingen. Recente economische en politieke problemen deden sommige landen twijfelen aan de waarde van de "solidariteit" die de V.S. bepleitte. Dit heeft enoe geleid dat men zich is gaan afvragen of het mogelijk is dat West Europa in een ontbinding van de Pax Americana in de jaren tachtig een soongelijke rol zou kunnen gaan spelen als die van de V.S. in het uiteenvallen van de Europese koloniale macht na de tweede wereldoorlog (4).
Erik-Jan Hertogs M.A. is als kandidaat assistenl verbonden aan het Centrum voor Studie en documentatie van Latijns-
Amerika (CEDlA) tc Amsterdam .
Deze benadering van het probleem brengt een aantal problemen met zich, in het bijzonder omdat men verdeeld is over de wijze waarop de verhouding tussen de V.S. en West Europa gekenmerkt dient te worden: is hier sprake van Amerikaanse hegemonie, van een speciale Duits-Amerikaanse band of moet men de E.E.G. als een nieuwe wereldmacht zien? Ofschoon ik geen defmitieve conclusies m.b.L dit vraagstuk zal aandragen hoop ik toch een aantal aspecten aan te duiden die het mogelijk zullen maken de verschillen in de politiek van Frankrijk, Duitsland en de V.S. La.v. het Caraibisch gebied te interpreteren.
Europese inmenging De Europese invloed op recente ontwikkelingen in Nicaragua. EI SaIvador en Grenada verschilt quantitatief en qualitatief van de Europese reaktie La. v. eerder gevallen van Amerikaanse interventie in revolutionaire en hervormingsgezinde experimenten in het gebied. Toen een door de V.S. opgeleide en door hen
Ook in de VS wordt geprotesteerd tegen de inmenging in EI Salvador .....
9
gesteunde groep in 1954 Guatemala binnenviel was de Europese reaktie lauw. President Arbenz voerde daar al enige jaren een progressieve sociale politiek, waartoe o.a. landhervormingen hoorden. Door deze politiek werden de belangen van de United Fruit Company (een groot Amerikaans bedrijf) getroffen, en ontstond er, meer algemeen, in de V.S.
vrees voor een communistische omwenteling. De Amerikaanse inlichtingendienst C.I.A. legde daarop contact met uit Guatemala uitgeweken vluchtelingen en leverde hen wapens. Na de aankomst in Guatemala van een schip met Tsjechische wapens deden deze een inval, waarop ook het leger in opstand kwam. Een verzoek van Guatemala om dit als geval van agressie op de agenda van de Algemene Vergadering der V.N. geplaatst te krijgen werd door de Franse en Engelse delegaties (onder druk van de V.S.) van de hand gewezen. De kwestie werd aan de Organisatie van Amerikaanse Staten overgelaten, alwaar de V.S. toendertijd konden rekenen op unanieme steun (behalve van Guatemala zelf natuurlijk). Tijdens de anti-Castro invasie van de Varkensbaai in Cuba in 1961 werd de Amerikaanse betrokkenheid nauwelijks veroordeeld. De Europese Sociaaldemocratische partijen hadden aanvankelijk positief gereageerd op de Cubaanse revolutie. Toen het er echter op aan kwam de resultaten ervan te verdedigen verkozen alle leden van de Socialistische Internationale (5) behalve Japan hun bondgenoot, de V.S. te steunen. In 1965 intervenieerden de V.S. met hun
eigen mariniers in de Dominicaanse Republiek. Het doel was nu het neerslaan van een opstand van liberale legerofficieren tegen het bewind dat sinds de val van de democratische regering van Juan Bosch in 1963 geleid werd door DonaId Reid Cabral. De opstand breidden zich zodanig uit dat ¡de V.S. onder het voorwendsel dat de opstand communistisch georiÍnteerd was en dat het ging om de bescherming van Amerikaanse burgers, tussenbeide kwamen. Hier moest de Veiligheidsraad der V.N. beslissen of dit vraagstuk onder de bevoegdheid der V.N., dan wel onder die van de O.A.S. wu vallen. Het is een illustratie van de zich langzaam verschuivende internationale verhoudingen dat ditmaal Frankrijk tegen het voorstel om het vraagstuk aan de O.A.S. over te doen stemde, en dat de V.S. er binnen de O.A.S. nog maar nauwelijks in slaagde de twee-derde meerderheid, vereist voor het opzetten van een panAmerikaanse vredesmacht, te verkrijgen. In al deze gevallen deden de leiders van de landen die belegerd werden een beroep op West-Europa om hen bij te staan . Arbenz trachtte, wnder succes overigens, wapens te krijgen van West Europa. Toen hij ze uiteindelijk in Oost Europa kocht, gebruikten de V.S. dat 10
... Of tegen die in de Dominicaanse Republiek.
als bewijs voor de bewering dat Guatemala een Communistische bruggehoofd was geworden en werd het sein voor de aanval gegeven. Ook Castro probeerde wapens te krijgen in Europa. Engeland reageerde niet, maar het was wel mogelijk voor hem om een lading wapens te kopen in Frankrijk (het schip ontplofte overigens in de haven van Havana -naar men mag aannemen door manipulaties van de C.I.A.). Ook Juan Bosch streefde gedurende de zeven maanden dat hij
president was, naar intensieve economische banden met Europa. En de proBosch junta richtte zich in het bijwnder op West-Europa en Latijns-Amerika om aldus, tegen de Amerikaanse wensen in, het regime erkend te krijgen; dit alles met weinig succesvolle gevolgen.
Verklaring De verklaring voor deze verschuiving in het West Europees beleid wordt vaak gewcht in de toegenomen rol van de Socialistische Internationale in Latijns Amerika. Andere interpretaties wijzen op de toegenomen Europese investeringen in het gebied. En inderdaad, in 1967 waren slechts 6.6"70 van de totale gezamenlijke investeringen in het gebied uit Japan en West Europa afkomstig terwijl in 1975 dit percentage tot 26,5"70 was toegenomen, hetgeen betekent dat Europa en Japan niet minder dan 43"70 van de nieuwe investeringen in de periode 1967-1975 voor hun rekening namen (6). AI kan men hierin een reden vinden voor de toegenomen Europese politieke interesse voor het gebied, hiermee is nog niet verklaard waarom Europa minder wantrouwend staat tegenover lokale revoluties als de V.S .. Men wu juist het tegenovergestelde verwachten. Men moet bij dit soort interpretaties meer acht slaan op ontwikkelingen op een mondiale schaal. De Europese landen hebben andere belangen gekregen dan de V.S. t.a.v. de Derde Wereld,
bijvoorbeeld vanwege verschuivingen in de internationale verdeling van arbeid. Maar ook tussen de Europese landen onderling zijn verschillen tevoorschijn gekomen. De belangrijke ontwikkelingen van de afgelopen decennia in Duitsland, Frankrijk en Nederland, met de consequenties ervan voor het Caraibisch gebied zijn hieronder in het kort weergegeven. West-Duitsland heeft in de jaren '60 en '70 een sterke en op de gehele wereld gerichte export-sektor opgebouwd. Hierdoor omhelst het vaak dezelfde beginselen als de V.S.: een onbelemmerde doorstroming van goederen en kapitaal, het vermijden van "delinking strategies" . Toch is er soms sprake van rivaliteit op politiek gevoelige marktgebieden, aangezien de Bondsrepubliek zich begeeft op dezelfde technologieintensieve, zwaar gesubsidieerde en alleen d.m.V. monopolie winstgevende exportindustrie als de V.S .. Voorbeelden van zulke rivaliteit bestaan t.a.v. de Oost-Europese landen, maar ook inzake de kernenergie en de wapentechnologie t.a.v. BraziliĂŤ. Gezien de afuankelijkheid van Duitsland van zijn exporten is het minder snel gencigd politieke overwegingen voor te laten gaan op economische belangen. Oit veroorzaakt vaak wrijvingen, vooral wanneer de politieke overwegingen allesbepalend zijn, wals het geval lijkt te zijn in het beleid van V.S.-president Reagan. De Bondsrepubliek doet alle moeite om te voorkomen dat Derde Wereld conflicten of die in Latijns-Amerika de Oost-West verhouding verstoren. Hierin trekt zij de lijn van de Ostpolitik door, die gebaseerd is op de bijwndere positie v.d. Bondsrepubliek t .a.v. Oost-Duitsland. Toch is het van zeer veel belang voor West-Duitsland om de goede banden
met de V.S. te behouden, vanwege de grote onderlinge afuankelijkheid, wwel economisch als militair bezien. Het Caraibisch beleid van de Duitse regering weerspiegelt deze algemene belangen: de Duitsers wijzen er .telkens weer op, dat het beeld van radicale Derde Wereld-ontwikkelingen niet vervormd moet worden door Oost-West interpretaties. Tegelijkertijd wordt de ontwikkelingshulp aan Nicaragua gegeven op de voorwaarde dat het land westers georiënteerd blijft. Vanwege de bijwndere verhouding met de V.S. houdt de West-Duitse regering zich op de achtergrond, de V.S. slechts aansporend tot een economisch in plaats van een politiek antwoord op de problemen. Ondertussen speelt het via zijn politieke partijen en aanverwante instellingen een onafhankelijke en actieve bemiddelaarsrol in het gebied. Frankrijk heeft een uitvoer sektor die zwakker is dan die van de BRD, en die inziet wzeer op de gehele wereld gericht is als wel op bepaalde regio's:. de E.E.G., Franstalig Afrika en het Midden-Oosten. Vanwege deze zwakkere exportpositie, maar ook vanwege zijn pretenties als onafuankelijke wereldmacht is Frankrij k er sneller toe bereid zich in principezaken tegenover de V.S. op te stellen. Het neigt naar protectionisme en voorkeursbehandeling van bepaalde delen van de Derde Wereld, en is daardoor minder bevreesd voor 'delinIcing strategies' buiten zijn eigen invloedssfeer. T.a.V. de V.S. heeft Frankrijk zijn onafuankelijkheid altijd weten te behouden, wwel op militair als op economisch gebied. Zoals blijkt uit de gebeurtenissen rond Cuba en de Dominicaanse Republiek aarzelt Frankrijk minder alvorens zich tegen de V.S. uit te spreken dan haar Europese buren. In de afgelopen jaren is het de meest mondige en stoutmoedige uitdager geweest van de Amerikaanse Caralbische politiek. Voorbeelden hiervan zijn de Frans-Mexicaanse erkenning van de Frente Democratico Revolutionario (FDR) in EI Salvador , en de wapenleveranties aan Nicaragua. Hoe 't ook zij, vanwege de gerichtheid van zijn aandacht op andere gebieden in de wereld uit het beleid zich meer in woorden dan in daden. Dankzij Oaude Cheysson (die voor zijn benoeming tot minister van buitenlandse zaken E.E.G.-<:ommissaris was) heeft nu Grenada, als een van de ondenekenaars
wereld die hier hun Zelel blijven houden is de Nederlandse economie eigenlijk niet op de Derde Wereld gericht. Vanwege de behoefte die gevoeld wordt om de marktpositie te verbeteren en een bredere basis te geven en vanwege het feit dat de Nederlandse socialisten ontwikkelingshulp als een belangrijk punt in hun verkiezingsprogramma naar voren schuiven om zich aldus van andere partijen te onderscheiden, hoewel dat op dit gebied nauwelijks mogelijk is, nemen Derde Wereld-vraagstukken in de Nederlandse politiek een voorname plaats in. Er is nu een hele stabiele en "professionele" Derde Wereld-beweging in Nederland die heeft aangetoond veel invloed te kunnen aanwenden onder meer in het Parlement (7). Nederland is altijd een van de meer Amerikaanse-gezinde landen geweest binnen de E.E.G .. Conrneten tussen de Derde Wereld-lobbyen de pro-V.S. houding van bewindslieden veroorzaken soms belangrijke spanningen in de Nederlandse politiek. Het resultaat hiervan is tot nu toe geweest een berustende goedkeuring en zelfs gedeeltelijke navolging van het Frans-Mexicaans initiatief en aanzienlijke ontwikkelingshulp voor Nicaragua, dit op de voorwaarde dat er een pluriforme maatschappij gehandhaafd blijft. Tegelijkertijd heeft de Nederlandse marine samengewerkt met die van de V.S. in de oefening "Ocean Venture", waarbij een invasie, anti-guerilla technieken en sabotage akties werden nagebootst op Vieques (een klein eiland in de buurt van Pueno Rico), een oefening die er duidelijk op gericht was Cuba, Grenada en Nicaragua te intimideren.
Conclusie
krijgen van het Europees Ont\\okkelings Fonds voor de bouw van een internationale luchthaven, ondanks Amerikaanse bezwaren hienegen .
Ondanks tekenen dat de V.S. in de keuze en de uiting van hun beleid iets meer rekening is gaan houden met de wereldopinie blijft de macht van de V.S. in het gebied nog steeds groot genoeg om hun eigen beleid onafuankelijkheid van de grotere (en de kleinere) Europese mogendheden te kunnen voeren. De tijden, echter, dat de V.S. er, zonder kritiek te hoeven vrezen van de Europese bondgenoten, hun gang konden gaan zijn voorbij. Gunstig voor de V.S. hierbij is dat de grootste potentiële westerse concurent, i.e. de Bondsrepubliek, ook degene is die het sterkst goede betrekkingen met de V.S. nastreeft. Hierbij komt dat de Westerse bondgenoot die het minst inzit over goede betrekkingen met de V.S., i.e. Frankrijk, in het gebied geen of weinig aspiraties heeft.
Nederland heeft een lange geschiedenis van wereldhandel achter zich. Echter, afgezien van de aanwezigheid van een paar van de grootste multinationals ter
Hoe 't ook zij, tesarnen met de Scandinavische landen en de lokale mogendheden zijn deze landen erin geslaagd de kleinere landen in het Caraibisch gebied
van de Lomé-conventie, steun weten te
wat meer manoeuvreer-ruimte te verschaffen . Het is sinds de Varkensbaai niet meer vanzelfsprekend dat een voor de V.S. ongunstige ontwikkeling teniet wordt gedaan alleen al op die grond. Wel dient men te bedenken dat deze
manoeuvreer-ruimte inzoverre beperkt is dat het geen garantie biedt tegen inmenging door de VS of andere Amerikaanse staten. Bovendien is hier sprake van het uitvloeisel van een spel van tegenstrijdige belangen en conrneterende machten; een uit de aard der zaak wisselvallig resultaat.
noten I. Gebaseerd op een verklaring door de toenmalige president James Monroe voor het congres in 1823. Deze doctrine hield in dat het Westelijke halfrond niet meer voor kolonisatie door Europese mogendheden open stond, en dat de V.S. verdere Europese inmenging op het continent zouden bestrijden . 2. Deze oorlog werd gevoerd ter ondersteuning van cen opstand op Cuba tegen het toenmalige Spaanse gezag . Na oorlogshandelingen op de Phillipijnen en op Cuba zelf verwierven de V.S. .. oormelde eilanden evenals Puerto Rico. 3. In de periode tussen 1898 en 1916 intervenieerden ae V.5 . in Mexico, Nicaragua, de Dominicaanse Republiek (twee maaI), Haiti en bezetten Cuba gedurende vier jaar. 4. Gedurende de tweede wereldoorlog vond er in de V.S. een uitgebreide discussie plaats over de bestemming van de Europese koloniale rijken na de oorlog. Al kon het niet al zijn plannen aanvaard krijgen bij de oprichting van de V.N., het land was toch een stuwende kracht bij de dekolonisatie van na de oorlog . Dit ondervond m.n . Nederland ten tijde van de Indonesische kwestie. 5. Het betreft de op 2 juli 19.51 in Frankfurt Am Main (o.a . door Harold Wilson en Willy Brandt) opgerichtte organistie die samenwerking tussen alle socialistische partijen tracht te bevorderen. De Internationale (niet te verwarren met de communistische) verloor in de jaren zestig door de toetreding van partijen uit de Derde Wereld haar specifieke Europees karakter . 6. Oscar Catalán : snikel " economische acntergronden van de Midden-Amerikaanse crisis" Internationale Spectator. 7. Zie G. de Vries: snikel in JASON nr. 2, 1981.
11
Nederland en Latijns-Amerika: Feiten en meningen Reconstructie van een debat Aan dit artikel is het een en ander vooraf gegaan. De uitnodiging tot het schrijven ervan is blijkbaar te danken aan een ander artikel verschenen op 8 mei 1982 in NRC-Handelsblad. En ook aan dat artikel is weer een discussie vooraf gegaan die was geëntameerd door de Latijns-Amerika-correspondent van die krant Roei Janssen. Deze journalist die terecht in het progressieve lezerspubliek een zeker gezag geniet (althans genoot) had een keer zijn politieke hart gelucht met een stelling die kon en goed hier op neer kwam: "Anders dan in Nederland veelal wordt gedacht stelt het vermogen van de revolutionaire avant-garde in Latijns-Amerika toch eigenlijk weinig of niets voor". Een onverwacht geluid dat voor de Volkskrant aanleiding was om de forum pagina open te stellen voor een discussie te zake. Die werd geopend door de correspondent van de Volkskrant die het van de weeromstuit met zijn collega van de NRC eens bleek te zijn: "GEEN ILLUSIES" , zulks ondanks het feit dat hij die illusies in de kolommen van de Volkskrant jarenlang heeft gevoed. Die discussie liep toen dood tussen enkelen, waaronder ikzelf, die de taxatie van Roei Janssen ten principale onderschreven, en anderen die het er dus niet mee eens waren. Totdat naar aanleiding van de dramatische gebeunenissen in EI Salvador. mr. J. L.
Heldring, wederom in NRC-Handelblad na enige aarzeling tot de slotsom komt dat wij door een bepaalde vorm van geëngageerde journalistiek - hij doelde toen met name op het team van de IKON dat in EI Salvador de dood vond - in Nederland eenzijdig worden voorgelicht over Latijns-Amerika. Vervolgens keen een Nederlandse parlementaire delegatie uit Latijns-Amerika terug met een verslag dat bij monde van Aard Nuis (D'66) tot dezelfde conclusie komt: "het is daar in Midden-Amerika allemaal minder simpel dan u denkt". In mijn artikel van 8 mei 1982 "Bewustmakers Derde Wereld brengen ons op een dwaalspoor", zeg ik het daarmee eens te zijn, waarop de drie gezamenlijke Midden-Amerika comité's zeggen het daarmee dus oneens te zijn. Tot wver een kone inhoud van het voorafgaande opdat de lezer van dit artikel weer helemaal bij is: in de beeld- en meningsvorming over Lntijns-Amerika is Nederland verdeeld. Bij die constatering heb ik niet nagelaten. In het bewuste artikel heb ik getracht ook een dubbele bewijsvoering te leggen. Enerzijds heb ik aan de hand van de feitelijke ontwikkelingen in FJ Salvador en Nicaragua willen aantonen dat en waarom het revolutionaire verzet in het tweede geval wel maar in het eerste geval niet representatief is voor het gros van de' bevolking. Vervolgens heb ik erop gewezen dat het gros van het zogenaamde Derde Wereld-activisme in Nederland zich meer concentreert op
Gesprek tussen President Duarte en Rl'"e.; ag;.a.. n . ...._ _ _ _~-----__..,.,.,
Or. A.E. van Niekerk, werkt bij TNO en is vice-voorzitter van de werkgroep Latijns-Amerika van het CDA.
Lntijns-Amerika dan op enige ander regio, wat - zo niet een bewijs - dan toch een aanwijzing kan zijn voor de stelling dat de eenzijdige voorlichting vooral aan die lobby te wijten is. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om wat ik over diverse aspecten van deze zaak her en der heb gezegd, in een afrondende beschouwing bijeen te brengen.
Salvador en Nicaragua Het maakr een groot verschil of men zoals met het Sandinisme in Nicaragua het geval was - ten strijde trekr tegen een zo anachronistisch regime als dat van oud-<lictator Somoza, of dat men de wapens opneemt tegen een regering die - zoals in EI Salvador het geval is zelf de vrucht is, hoe onsmakelijk ook, van een hervormingsgezind experiment dat al eerder was ingezet . De verguisde burger-president van EI-Salvador, Napoleon Duarte, is lange tijd een zeer populair leider geweest. Als vooruitstrevend burgemeester van de hoofdstad stond hij in het midden van de jaren zestig model voor wat een in hoofdzaak intellectuele middenklasse aan hervormingsgezindheid kon opbrengen. Zijn populariteit steeg nog aanzienlijk toen hij samen met zijn sociaal-<lemocratische geestverwant (nu tegenstander) Ungo in 1972 een klinkende verkiezingsoverwinning behaalde die hem onmiddelijk door de uiterst rechtse machtsclique van dat moment werd ontnomen. Hij belandde in het gevang, overleefde de martelingen, werd over de grens gezet en verdween als balling uit de landspolitiek. Met dat aureool kwam hij in 1979 terug, nadat zich in het politiek-militaire krachtenveld een verschuiving had voorgedaan die de zittende dictator Romero wipte en een nieuwe combinatie van progressieve politieke partijen en hervormingsgezinde militairen mogelijk leek te maken. Wederom trokken Duarte en Ungo samen op. Daarmee kreeg de civiel-militaire junta het draagvlak dat nodig was om de drang naar sociaaleconomische hervormingen, die sinds de jaren zestig voelbaar was geworden, in een concreet programma te venalen . Toch bleek de formule - in LatijnsAmerika vaak de enige waarmee iets uit te richten valt - niet sterk genoeg om de
12
oligarchie - gesteund door de meer reactionaire elementen van de strijdkrachten te breken, althans niet volgens Ungo. Die trok zijn kleine socialistische partij (FDR) uit de junta terug, een begrijpelijke maar toch wat haastige beslissing die kon daarna oversloeg op de christen-democratische jeugd die ook in meerderheid haar leider Duane de rug toekeerde. Zij kiezen de kant van de guerilla die zoals in meer Latijns-Amerikaanse landen - al eerder actief was, zij het dan op zeer bescheiden schaal. Gesterkt door de succesvolle revolutie in het naburige Nicaragua, gelegitimeerd met het leiderschap van een zo gematigd man als Ungo en gesteund door de Europese tak van de Socialistische Internationale (niet door de Zuidamerikaanse, curieus genoeg) groeit de guerrillabeweging (FDRlFMLN) uit tot iets meer dan de nuisance-value die zij tot dan toe had. Het regime verhardt zich en begint terug te slaan. Duane komt alleen te staan en "verrechtst" in het bedenkelijk gezelschap van antkommunistische groeperingen van militaire en para-militaire makelij, die hij niet in de hand kan houden. Eerste vraag: is dit een bevrijdingsbeweging, vergelijkbaar bijvoorbeeld met die van Nicaragua destijds? Het zuiverste antwoord moet luiden: nee. Anders dan in Nicaragua dat met recht "bevrijd" diende te worden van een vastgeroeste familie-dictatuur oude stijl, waren er in El Salvador al eerder politieke veranderingen gaande. De macht van de beruchte 14 families - op zich al een wat erg simplistische voorstelling van zaken was al tanende. En de gevestigde militaire elite - hoewel nog ruim bevolkt door reactionaire elementen - was toch al zodanig gefragmenteerd dat een belangrijk deel ervan ruimte wilde bieden voor een meer eigentijdse en proiressieve regeringsvorm, zulks met inbegrip van bepaald niet timide hervormingen nationalisatie van het bankwezen en van de expon, coĂśperatieve landhervormingen e.d. - die Duane intussen van stapel heeft laten lopen. Wie in zo'n situatie van "bevrijding" spreekt, bedoelt kennelijk toch anders of wat mĂŠĂŠr dat wat door sociaal- en christen-democraten onder vrijheid wordt verstaan. Het vermoeden dat het om wat anders gaat, is niet ongegrond. Anders dan bijvoorbeeld in Nicaragua, waar de Sandinistische voorhoede zich, toen althans, kon beroepen op de steun van een in sociaal en ideologisch opzicht zeer brede achterhoede, een werkelijk "patriottisch" front van arbeiders, boeren, intellectuelen en zelfs ondernemers, is de leiding van de guerrillabeweging in EI salvador vanaf het begin in handen geweest van marxistisch-leninistische diehards die - zoals bekend - aan het be-
O(fening van gueriJ/o's in Moraz/In.
grip bevrijding een heel eigen en voor oprechte democraten soms moeilijk verstaanbare betekenis hechten. Het feit dat zij intussen via het FDR ook nietcommunistische groepen aan hun zijde hebben gekregen, doet daar niet zoveel aan af. Zulke elementen - destijds door Lenin verwelkomd als "nuttige idioten" - passen zeer wel in hun strategie van het volksfront. De andere mogelijkheid is dat niet de guerrilla-groepen maar het meer gematigde FDR in dit volksfront de lakens uitdeelt. Dat is moeilijk in te schatten. Maar als dat zo is, dan hebben we ook niet meer te doen met een echte bevrijdingsbeweging. Dan gaat het veeleer om een machtsstrijd tussen twee rivalen, Ungo en Duane, die ieder voor zich hebben geprobeerd - de een te linker en de ander te rechter zijde - hun machtsbasis te verbreden, met het noodlottige resultaat dat langzamerhand een heel volk betrokken is geraakt in een uit de hand gelopem strijd om de macht, in wezen meer een burger- dan een bevrijdingsoorlog. Er zijn andere aanwijzingen dat het verzet in EI Salvador de representativiteit
mist die het zegt te hebben. Anderhalf jaar geleden liep het zogenaamde eindoffensief van de guerrilla op niets uit. Later mislukte ook de oproep tot een algemene staking. En kon geleden nog brachten de .verkiezingen - waarvan de uitslag ook door de politieke leider van het verzet, Ungo, niet serieus wordt betwist - een ovetwegend rechtse meerderheid die niet kan worden weggeschreven met het simplistische argument dat rechts gefraudeerd heeft of dat gewone mensen in zulke situaties nu eenmaal "fascistisch" stemmen. Ungo heeft terecht gezegd te moeten erkennen dat de meerderheid van het volk niet achter
hem staat. Daarmee hoeft het verzet niet afgeschreven te worden: het gaat weliswaar om een minderheid maar toch om een die niet te verwaarlozen valt (misschien zo'n 20"10 van de bevolking) en waarvoor - als eenmaal de wapens zijn neergelegd - een zekere politieke ruimte gemaakt moet en kan worden. Maar het gaat niet aan om onder aanroeping van de vermoorde bisschop Romero meer te eisen dan dat. Romero heeft zich namelijk nooit achter het verzet gesteld zoals velen in Nederland beweren. Hij heeft slechts - en dan nog voornamelijk op ethische en humanitaire gronden - om die politieke ruimte gevraagd.
Een oefening in demystificatie Toen ik bovenstaande analyse - die niet bepaald past in de populaire beeldvorming - in diverse media ter discussie aanbood (I), heb ik mij erover verwonderd dat de respons daarop wel enige bijval maar overigens niet de serieuze kritiek ontmoette bij degenen van wie men dat kon verwachten. Ik neem hen dat kwalijk, ook en vooral omdat zij de zaak waarvoor zij staan, een slechte dienst bewijzen door de bevrijdingsstrijd in Latijns-Amerika anders voor te stellen dan zij is. Waarom toch die eenzijdige beeldvorming over Latijns-Amerika? Het voordeel van de twijfel dat ik altijd bereid ben te geven, heeft misschien allereerst betrekking op simpele onkunde: wie de rol van de revolutionaire beweging in Latijns-Amerika niet al van oudsher en van nabij kent, komt inderdaad gemakkelijk in de verleiding - waarvoor ook ik wel eens ben bezweken - haar mogelijkheden te overschatten: waarom zou Latijns-Amerika verschillend zijn van de loop die de geschiedenis elders in de wereld (Vietnam, Zuidelijk Afrika etc.) 13
Radio 'Venceremos ' ('wij l.ullen overwinnen') in EI solvador,
heeft genomen ten gunste van wat Fa-
non noemde "les damnés la terre"? En toch is de situatie anders, zoals ik in de Volkskrant-discussie heb uiteengezet: De linkse voorhoede in Latijns-Amerika is nooit uitgegroeid tot. de linkse volksbeweging die wij er hier in Europa van gemaakt hebben. Velen putten zich uit in het zoeken naar obstakels die verhinderen dat Latijns-Amerika zich ontwikkelde volgens de lijnen van deze gekoesterde voorspelling: grootgrondbezit, bourgeoisie, militaire onderdrukking, Amerikaans Imperialisme, Carter, Reagan, Friedman, econontische afhankelijkheid, multinationals en nu ook de fouten van links zelf. Maar moeten we de fout niet eerder bij ons zelf zoeken? Is bij die voorspelling de wens niet steeds de vader van de gedachte geweest? Ik houd het erop dat niet de Zuidamerikanen maar de Europese toe-
schouwers en geestverwanten aan romantisch idealisme ten onder zijn gegaan. En al jarenlang wordt daardoor ons beeld van Latijns-Amerika zodanig vertroebeld dat ons de verkeerde conclusie wordt opgedrongen, namelijk dat het uur nul naden. Zo is het niet en zo is het nooit geweest. Wij onderschatten bijvoorbeeld aanzienlijk de tradionele elite, als we denken dat de machthebbers, zittend op een sociale vulkaan, niets zouden doen om het naderend onheil te voorkomen. Ook heb ik nooit geloofd in de veel gehoorde journalistieke opvatting dat alle machthebbers uit egoïsme blind zijn voor de noodzaak tot verandering. En verder zet ik grote vraagtekens bij het idee dat er in Latijns-Amerika sprake is van een conflict in termen van klassenstrijd. Als dat begrip (een vinding van westersmarxistische huize) in Latijns-Arnrika al 14
bruikbaar is, dan lijkt de horizontale klassensolidariteit toch ernstig doorkruist te worden door allerlei verticale (politieke en sociale) bindingen. Daarmee zijn zowel oude als nieuwe regimes in staat in brede sociale kringen aanhang te verwerven. Politieke partijen, verkiezingen en andere democratische symbolen verstoren ook op andere wijze het beeld van de klassenstrijd. Zij zorgen immers voor beweging en doorstroming (al is het maar via baantjesjagerij) naar een overheid, die (en ook dat moet benadrukt worden) over een veelheid aan grondwettelijke bevoegdheden tot econontisch ingrijpen beschikt, die wij ntisschien wel socialistisch zouden noemen. Partijstelsels geven, hoe dan ook, een mogelijkheid om politieke aspiraties, die zich anders tegen het systeem zouden richten, binnen het systeem te kanaliseren . Ben je rechts als je zulke dingen constateert? Onzin. Che Guevara schreef meer dan vijftien jaar geleden :
uDaar waar een regering aan de macht is gekomen via een of andere vorm van volksraadpleging, of dat nu frauduleus is gebeurd of niet en waar althans een schijn van constitutionele legaliteit wordt gehandhaafd, daar kan de vonk van de guerrilla onmogelijk aanslaan, omdat de mogelijkheden van de burgelijke strijd er niet zijn uitgeput". Ik heb de indruk dat de verwachtingen over de revolutionaire ontwikkelingen gebaseerd zijn op het feit, dat aan de Latijns-Amerikaanse politiek nogal wat geweld te pas pleegr te komen, dat als teken aan de wand van de revolutie wordt beschouwd. Mis. Geweld is altijd al een element geweest van het systeem.
Het is ook niet strijdig met of afwijkend van de traditionele politieke cultuur. Geweld is dus geen voorbode van een op handen zijnde revolutie en geen onntiddelijke bedreiging van de status quo. Wie in Latijns-Amerika naar de wapens grijpt (en dat zijn er al teveel) hoeft zich niet te rechtvaardigen met een beroep op de Grote Revolutie. Over deze zaken heb ik wel eens eerder iets geschreven, met name in 1980 in het tijdschrift Oost-West. Daaruit (bescheidenheid terzijde) toch even een geheugensteuntje. Dat wij erover verbaasd zijn, dat het Latijns-Amerikaanse politieke systeem de spanningen nog vrij redelijk heeft kunnen beheersen komt vooral omdat onze westerse kijk op dat systeem beperkt is. Daardoor zijn wij gemakkelijk geneigd de capaciteit tot zelfbehoud ervan te onderschatten . Omdat er geen algemene theorie is voor sociale en politieke verandering, bedienen we ons van historische modellen, waarvan we onvoldoende beseffen dat die niet ongestraft vanuit het Westen op de ontwikkelingslanden kunnen worden toegepast. De Zuid-Amerikaanse maatschappijen zijn helaas veel complexer dan wij zouden willen dat ze zijn. We zouden moeten beginnen met het idee, dat het, meer dan pre-revolutionaire samenlevingen, in hoofdzaak "mediterrane" landen zijn . Dat wil zeggen dat de kansen op een revolutie er ongeveer even groot zijn als in Italië, Spanje, Griekenland of zelfs Frankrijk.
Besluit Twee opmerkingen tot slot. Meer dan goed is bestaat in Nederland de gewoonte om een scribent ook te vragen naar zijn persoonlijke sympathieën of
zijn keuze voor "links" of "rechts" regelrecht af te leiden uit zijn beschouwing. Ik houd ntij verre van die gewoonte. Als een mening maar intelligent genoeg is verliezen noties van links naar rechts zich al gauw in de charme van de eenvoud. En aan degenen die het toch allemaal anders zien nog dit: zij maken, dunkt ntij, de fout die de Amerikaanse socioloog Pitrim Sorokin eens in de volgende zinsnede heeft samengevat: "To study a social reality by dialectic methods does not make it dialectic".
t. Zie Het Financieel Dagblad van 27·)·1982 en Hervormd Nederland van 8·5· 1982,
Cuba in Latijns-Amerika De overname van de macht op Cuba door Fidel Castro op I januari 1959 bracht een schok teweeg in Latijns-Amerika, die eerst na 1963 verflauwde, maar na 1970 wederom aan belangrijkheid won. De Cubaanse invloed was zowel passief als aktief: passief door het voorbeeld van een revolutie, die op het eerste gezicht slaagde, actief door fmanci~le steun aan revolutionaire bewegingen elders, eventueel met inzet aldaar van Cubaanse vrijheidsstrijders. Was er reden voor revolutie op Cuba? Deze vraag kan bevestigd worden beantwoord en wel grosso modo op twee gronden: Sinds de onafhankelijkheid (1902) streefden veel Cubanen naar een democratisch en parlementair bestel, waarin een ieder een economisch verantwoorde plaats moest kunnen innemen. Vandaar de strijd tegen corruptie, vriendjespolitiek en omkoping in kringen der regering, van parlement, hoge ambtenarij, militairen in industrie en vakbondswezen. Ten tweede wilden de meer maatschappij-bewuste Cubanen opkomen voor dat belangrijk deel der landbouwbevolking dat een econontisch zwakke positie had en onder een redelijk te achten bestaansminimum leefde. Zoals in alle Latijns-Amerikaanse landen had corruptie altijd ook op Cuba bestaan. Maar Batista, president van 1940 tot 1944 en wederom van 1952 tot zijn vlucht op 31 december 1958, had steeds de indruk gewekt deze ntisstanden te willen bestrijden. Dat hij daarvoor zijn medestanders, regeringsleden, ambtenaren en militairen, met hoge salarissen moest belonen werkte de corruptie echter in de hand. De algemene econontische sit uatie van Cuba was niet slecht. Het gemiddelde inkomen per persoon lag in 1958 hoger dan in de meeste Latijns-Amerikaanse landen, met uitzondering van Argentinië, Uruguay en Venezuela. Het had een belangrijke middenstand - rond 33"1. van de bevolking-, hoger dan in Ecuador, Bolivië, Brazilië en zelfs Uruguay (31"10). In de V.S. lag het te dien dage op 40"10. Daar stond tegenover dat van een beroepsbevolking van 2,2 miljoen (op 7 miljoen inwoners) 16,4"10 permanent werkeloos was, terwijl er voor 6,1"10 onvoldoende werk was. Dat betekende O.a. dat werkenden voor werkloze familieleden dienden te wrgen, hetgeen de schepping van extra banen die economisch niet verantwoord waren in de hand kon werken . Oligarchie wals die in wvele andere Latijns-Amerikaanse landen bestaat kende Cuba eigenlijk niet. Er was een vrij grote sociale mobiliteit : door technische en econontische prestatie kon een ieder tot de bovenlaag toetreden en werd er dan ook wnder meer geaccepteerd. Cuba behoorde fmancieel en econontisch vrijwel geheel tot de invloedssfeer der V.S .. Het verkocht de helft van zijn suikerproduktie aan de V.S.
Mr. W.V. Cohen Stuart : Mr. Cohen Stuart is aan het ministerie van Buitenlandse Zaken o.a. rus hoofd Directie Westelijk halfrond en als ambassadeur te Havanna verbonden geweest.
tegen vastgestelde prijzen die dikwijls boven die van de wereldmarkt lagen; het betrok er zijn kapitaal, zijn machines, auto's, schepen, industrieën, zijn
ongekende vormen begon aan te nemen ontstond er een dusdanige weerstand bij de ntiddenstand en de studenten, dat Batista zich in 1952 gedrongen voelde
electriciteits- en telefoonsysteem . Het
om wederom een coup te plegen. De
Amerikaanse kapitaal in Cuba werd eind 1958 geschat op bijna een miljard dollar. Toch had de Cubaanse bevolking zich in de loop der jaren vóór 1959 een belangrijk aandeel in de kapitaalsgoederen van het eiland verworven: als voorbeeld diene, dat van de rond 150 suikerfabrieken die het eiland telde, er op het moment dat Castro de macht greep slechts 61 in Amerikaanse handen waren. Daarentegen waren de twee nikkelfabrieken, de drie olieraffmaderijen, vele banken, een deel van het hotelwezen Amerikaans, en werkten alle met overwegend Cubaans personeel, op eventueel nodige leidende figuren en technici na.
grondwet werd buiten werking gesteld om hard tegen de ntisstanden te kunnen optreden. Batista werd in 1954 tot president gekozen; een herverkiezing vond plaats in 1958, maar aangezien het land zich sinds 1957, O.a. door acties van Castro, in een soort beginnende burgeroorlog bevond was de opkomst van de
Batista In 1933 leidde de sergeant Fulgencia Batista y Zaldiver een coup d'état tegen de toenmalige regering van dictator Machado; hij werd benoemd tot opperbevelhebber van het leger en in 1940 gekozen tot president. Met hem trad een nieuwe grondwet in werking, die echter dermate idealistisch van inhoud was, dat uitvoering in het toen nog wel onderontwikkelde Cuba vrijwel niet mogelijk was. Batista's opvolgers hielden zich er dan ook niet aan en toen de corruptie
Fulgencio E. Bastista Y Zo/dlvar (1901-/979)
kiezers zeer laag. Batista's laatste jaren
als president kenmerkte zich door de vele hardhandige ntiddelen waarmee hij zij positie trachtte te handhaven, en waartegen in vele geledingen van de bevolking en zelfs onder militairen verzet rees. In deze sfeer van onderdrukking, wantrouwen, doodstraffen en corruptie werkte de revolutionaire inzet van Castro als een katalysator.
Castro Wie was (en is) Fidel Castro Ruiz en wat waren zijn doelstellingen? Hij is in 1926 te Biràn (provincie Oriente) geboren als zoon van een uit Spanje geimmigreerde arbeider van de United Fruit Company. Hij studeerde rechten en toonde zich in zijn studententijd reeds een breedsprakig debater met progressieve ideeën . Na zijn studie trad hij toe tot een der kleine oppositiepartijen, reisde door Mexico en nam in 1948 deel aan de door communisten gestimuleerde studentenrellen in Bogotà (Columbia). In 1949 keerde hij terug naar Cuba, bleef actief in de locale politiek en verzette zich met kracht bij het Hooggerechtshof tegen de machtsovername door Batista in 1952, uiteraard wnder resultaat. Aangezien de meeste andere
politieke partijen zich passief bleven opstellen besloot hij met een aantal studenten en medestanders een revolutie te ontketenen, die werd ingeleid met een aanval in 1953 op de kazerne Moncada te Santiago te Cuba. De aanval werd afgeslagen, waarna Castro met een aantal van zijn medestrijders gevangen genomen werd en berecht. Hij voerde zijn verdediging met een lange rede, die later aangevuld en verrijkt - onder de titel van de slotwoorden "lA historia me absolverà" een der belangrij kste dokumenten van de revolutie zou worden. Hij werd veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf op Isla de Pinos, maar reeds 15
De inname van het legerhoofdkwartier door de 'rebellen '. De gebaarde figuur met baret is Emesto Guevaro.
in 1955 werd hij ter gelegenheid van een generale amnestie, die door Batista was afgekondigd ter ere van zijn benoeming tot president in 1954 vrijgelaten. Betrekkelijk kort daarna reisde hij via de V.S. naar Mexico, waar hij met andere Cubaanse revolutionairen een troepenmacht vormde om het regime van Batista te bestrijden. In Mexico voegde zich de jonge Argentijnse arts Emesto Guevara, revolutionair van professie. bij hem. Deze maakte de expeditie naar Cuba mee, vervulde er na 1959 functies van minister en directeur van de nationale bank, trok sinds 1964 door Afrika en Zuid-Amerika om er revoluties à Cubana te propageren en sneuvelde in 1967 in Bolivië bij een opstand van boeren tegen het leger. Ter gelegenheid van de aanval op Moncada waren Castro' s opvattingen over de gewenste sociale hervorming op Cuba gepubliceerd: 1 terugkeer naar de grondwet van 1940; 2 onteigening van grootgrondbezit ten behoeve van kleine boeren, echter met dien verstande dat suikerriet wu worden verbouwd ten behoeve van de suikerfabrieken; 3 recht van de suikerrietverbouwers op 5"10 van de opbrengst van de suikerverkoop en vaststelling van een gegarandeerd miniurnquoturn voor kleine suikerrietboeren; 4 deelneming van de arbeiders en employés in de winst van grote bedrijven tot 30"lo; 5 confiscatie van onrechtmatig, op kosten van het volk verkregen eigendom. Later werden hieraan toegevoegd industrialisering en eerlij ker verdelen van grondeigendom, waarna coöperaties de nieuwe boeren wuden kunnen helpen met het aanschaffen van zwaar land16
bouwmateriaal, koel- en opslagruimten. Met industrialisering had Castro in het bijwnder zware industrie op het oog, aangezien lichte (wals van kleding, schoeisel en cement) reeds aanwezig was. Over nationalisatie werd in deze plannen niets vermeld, voor mij een aanduiding dat zijn opvattingen niet in eerste instantie uit de communistische ideologie voortkwamen.
Het begin van de revolutie Tijdens zijn verblijf in Mexico schafte hij zich in 1956 met financiële hulp van de Cubaanse oud-president PrioSocarràs een motorjacht je aan. dat de naam "Granma" kreeg (nu de naam van het voornaamste dagblad op Cuba), waarmee hij, tesamen met rond 80 medestrijders, naar Cuba overstak. Op 2 december landde men in het meest westelij ke punt van de provincie Oriente, na een gevaarvolle tocht van een week. Aangezien leger en luchtmacht enigermate van de komst der revolutionairen op de hoogte waren, werd de groep spoedig aangevallen en gedecimeerd, zodat tenslotte 14 man overbleven (waaronder Guevara en Castro's broer RaId) die het weinig herbergzame berggebied de Sierra Maestra introkken om vandaar hun guerilla te voeren. Het duurde tot 1958 voordat Castro's macht voldoende was gegroeid om tot een meer openlijke strijd over te gaan, maar door de stijgende onderdrukking van de zijde der regering was de ontevredenheid onder de bevolking zo groot, dat hij op meer en meer materiele en financiële steun kon rekenen. Eind december 1958 waren zijn troepen Havanna zo dicht genaderd dat Batista, gezien de onbetrouwbaarheid van zijn leger en gehoord het advies
van diegenen in het Amerikaanse State Departement die meer vertrouwen hadden in een nieuwe door de bevolking gedragen regering dan in het bestaande dictorale gezag, in de nacht van 31 december 1958 en I januari 1959 de wijk nam naar Santo Domingo, vergezeld van medewerkers en profiteurs (bij geruchte vernam ik later, in 1970, dat de Batista zeker 25 miljoen dollar in het buitenland had vastgezet ingeval dat hij ooit Cuba zou moeten verlaten. Hij overleed, naar ik meen, in Madeira in 1979). Op I januari trokken Castro's troepen Havanna binnen, met enthousiasme begroet door de bevolking, en op 8 januari volgde hijzelf. Een voorlopige regering werd gevormd met hemzelf als premier, en een voormalig rechter Manuel Urrutia Ueà (het enige lid van de rechtbank die in 1953 tegen zijn veroordeling wegens de aanval op Moncada had gestemd) werd benoemd tot president. Hij trad in juli 1959 af aangezien hij zich als conservatief niet kon verenigen met de progressieve hervormingsplannen van Castro's regering . Een aanvang werd gemaakt met de hervormingen die de Lider Maximo in gedachten had. Het is hier de plaats om te vermelden dat de communist;sche partij Cuba (Partida Socialista Popular) zich steeds van Castro's beweging, die naar de aanval op Moncada "Movimiento de 26 de julio de 1953" (M26/7) heette, afzijdig had gehouden en Batista in zijn laatste regeringsjaren eigenlijk niet tegenwerkte. Eerst na de machtsovername door Castro toonde zij enige belangstelling voor de revolutie, waarop zij op den duur ook wel invloed heeft kunnen uitoefenen, vooral toen Castro haar in 1961 in de vorming van een eenheidsparij zou betrekken. Castro ging hiertoe over omdat hij bij de doorvoering van zijn "democratische revolutie" de wenselijkheid inzag van toevoeging van socialistische elementen, die hem aanrakingspunten gaven met het economische systeem der Oostbloklanden.
De eerste jaren In juni werd begonnen met de landbouwhervorming, waaronder onteigening van Amerikaanse belangen in de suikerproduktie, en de instelling van de landbouwcoöperatieven, hetgeen de P.S.P. nader tot de M 26/7 bracht. Batista aanhangers werden vervolgd, en velen werden na gerechtelijke processen ter dood gebracht. Van eigendommen die de Batista en zijn medestanders werden toegeschreven en die door corruptie, dwang of op andere niet-democratische manieren waren verkregen vond ook nationalisatie plaats.
Regelmatig gaf Castro in lange toespraken tot het volk inzicht in de richting van zijn binnenlandse politiek. Bij de opbouw van zijn redes hield hij er steeds rekening mee dat een groot deel van zijn toehoorders onvoldoende geschoold waren om die politiek zonder meer te kunnen begrijpen, vandaar het ruime educatieve element er in. Langzamerhand begonnen er zich antiamerikaanse tendensen in af te tekenen, hetgeen in de V.S. twijfel deed ontstaan
Adel Castro.
aan de juistheid van het streven om Batista tot vertrek aan te moedigen ten voordele van een Castro. Deze ontwik keling werd versneld toen in februari 1%0 een Russische tentoonstelling in Havanna door plv. Minister-president Nikoyan werd geopend en gelijktijdig een handelsverdrag met de U.S.S.R. werd gesloten, waarbij de S.U. toezegde Cubaanse suiker te zullen kopen. Russische leningen volgden tegen zachte voorwaarden, betaling voor suiker zou
voor 200/. in harde valuta, voor het overige in goederen en diensten plaatsvinden, en zo begon de invloed der S.U. op de econontie van Cuba. In het begin van 1959 hadden de V.S. zich in eerste instantie neutraal opgesteld, twijfelende aan beweerde antiyankee gevoelens van Castro en bereid hem fmanciĂŤle steun te verlenen bij de verwerkelijking van sociale hervonningen. Hij werd zelfs in april 1959 uitgenodigd tOl een bezoek aan de States, dat echter op niets uitliep aangezien hij zich niet wilde binden aan enige toezegging, die de econontische en fmanciĂŤle invloed der V.S. op Cuba zou versterken of zelfs bestendigen. In het kader der reforma agraria werd ook overgegaan tot onteigening van Amerikaans grondbezit, bovendien namen Cubaanse boeren soms Amerikaanse landerijen zonder meer in bezit, alles op uiterst vage juridische basis en zonder reĂŤel uitzicht op schadevergoeding, hetgeen voor de V.S. aanleiding werd zich te verzetten. De invoer uit Cuba werd door allerlei maatregelen aan banden gelegd (van $547 rnillioen in 1958 daalde hij tot $ 224 rnillioen in 1%0). Naarmate het ant-amerikanisme in Cuba steeds luider werd voorgedragen, gingen er stemmen in het Congres op om de Cubaanse suikerimport, die voor een derde in de Amerikaanse behoefte voorzag, te beperken of in ieder geval de gewoonlijk boven de wereldmarkt liggende prijs af te schaffen. Het besluit daartoe was nog niet genomen, toen in maart 1%0 door nimmer opgehelderde oorzaak een Frans schip, geladen met munitie, in de haven van Havanna ontplofte. Dil was voor Castro voldoende bewijs dat de V.S. er op uit waren de Cubaanse revolutie actief te bestrijden, hetgeen het anti-amerikanisme aanwakkerde, met als gevolg verscherping van het juridisch dikwijls onrechtmatige optreden tegen de Amerikaanse belangen. Hierop nam de Amerikaanse regering het besluit - reeds enige maanden tevoren door Vice-President Nixon aanbevolen - alle steun te verlenen aan pogingen, van welke zijde dan ook, om het Castro-regime omver te werpen, met uitzondering van eigen militair optreden. Dit werd een vrijbrief voor de vele Cubaanse bannelingen in de States, die zich door de C.l.A. lieten trainen voor een inval in Cuba. De Amerikaanse olieraffmaderijen op het eiland weigerden Russische olie te verwerken, indien deze als onderdeel van het in 1%0 met de S.U. gesloten handelsverdrag zou worden ingevoerd; het suikerquotum voor 1%0 (700.000 ton) werd ingetrokken, leidende Amerikaanse technici in industrie en landbouw begonnen het eiland te verlaten. Dit versterkte Castro
en zijn voornaamste adviseur Guevara in hun mening, dat de V.S. uit varen op onderdrukking van de revolutie en, zoals de bevolking werd uitgelegd, op te17
rugkeer naar pre-revolutionaire verhoudingen met armoede en horigheid . Het charisma van Castro was, en is nog steeds, ro groot - hij is een typisch voorbeeld van de latijns-amerikaanse Caudillo-, dat zeker 80'70 van de bevolking kan worden gerekend hem in zijn politiek te hebben willen volgen. Zijn tegenstanders, voortkomende uit de
&Ir Russische qffiche met Coslro.
vroegere bourgeoisie die eveneens door onteigening was getroffen, alsmede diegenen van zijn mede-revolutionairen die teleurgesteld waren door de antiamerikaanse wending van de revolutie hetgeen naar hun mening schadelijk was voor de economie van hun land, begonnen in 1960/ 61 te emigreren , dikwijls met achterlating van al hun bezittingen,
doch met het doel om vanuit de V.S. mee te helpen aan herstel van de democratie op Cuba en ro hun terugkeer mettertijd mogelijk te maken. Op 9 juli zegde de S. U. toe het Amerikaanse suikerqotum voor 1960 te zullen
overnemen en verdere economische steun te zullen verlenen. Om eventuele agressieve plannen van de V.S. bij voorbaat te ontzenuwen verklaarde de S.U. dat, bij wijze van spreken, zij "in het tijdperk van ICBM's tegen de V.S. rou kunnen optreden als waren deze haar naaste buur'. Dit ontlokte Guevara daags daarna de jubelende kreet voor een groot publiek: "Cuba est une Î1e glorieuse au centre des Cara/bes, défendue par les fusées de la plus grande puissance de I'histoire"(Karol) . De Cubaanse regering had op dat moment geen enkele defInitieve toezegging van de S.U. gekregen, die deze bewering waar kon maken, hoewel Chroutschov op diverse manieren grote kameraadschap ten opzichte van Castro had getoond. Moskou deed er dan ook het zwijgen toe, maar de Cubaanse bevolking toonde zich enthousiast. In de V.S. steeg de vrees voor onhandelbaarheid der Cubaanse leiding. Op 5 augustus werden de laatste 36 Amrikaanse suikerfabrieken, de olieraffmaderijen en de electriciteits- en telefoonmaatschappijen zich door de staat toegeëigend, waarop de V.S. steun begonnen te zoeken voor hun positie ten aanzien van Cuba bij andere L.A.-Ianden. De aangewezen weg daartoe was de eerstvolgende vergadering van de Organisatie der Amerikaanse Staten, op 25 augustus 1960 te San José (Costa Rica) te houden, waar de V.S. er in slaagde Cuba te doen veroordelen wegens het uit de hand lopen van de revolutie, terwijl bovendien bezwaar werd gemaakt tegen interventie, in welke vorm dan ook, vanuit niet op het continent gevestigde landen, hetgeen duidelij k gericht was tegen verdere bemoeienissen van de S.U . met Cuba. Zoals wellicht bekend was de O.A.S. in 1948 opgericht als opvolgster van de uit vroegere decennia daterende PanAmerikaanse Unie. Een dertiental landen op het Westelijk Halfrond, de V.S. inbegrepen, nam er het initiatief toe, doch eerst de toetreding van een veertiende lid in 1951 leidde tot ratifIcatie van deze organisatie, die door de V.N. als één der "regionale organisaties" werd erkend. Doelstellingen waren (en zijn): bevordering van collectieve veiligheid, reeds overeengekomen in het Verdrag van Wederzijdse Bijstand van 1947 (Rio de Janeiro) ingeval van een aanval op een L.A.-Iand door een niet in de regio gevestigde staat; samenwerking bij de ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en industrie; uitwisseling van
18
cultuur en onderwijs ter verbetering van wederzijdse kennis en begrip. Het voornaamste aspect van de O.A.S. is nog steeds, de bevordering van politieke saamhorigheid der leden, doch ook de economische samenwerking werd aangevat, waarbij uiteraard de invloed van de rijke V.S. overwegend was. Met uitzondering van Canada en van Cuba sinds 1962 zijn alle staten op het Westelijk Halfrond en in de Caraibische Zee lid van de O.A.S. Intussen had de Cubaanse revolutie in heel L.A. weerklank gevonden, in de eerste plaats bij progressief-ingestelde groepen (studenten bijv.) en personen (priesters o.a.), die er voor hun respectieve landen een voorbeeld in zagen voor noodzakelijke ontwikkeling ter plaatse. Het Castrisme greep dermate om zich heen, dat oligarchieën, conser vatieve politieke partijen, daarop rustende regeringen, en militairen zich er tegen gingen verzetten, vooral toen gewapende omverwerping van bestaande maatschappelijke structuren werd gepropageerd . Het was echter eveneens een . teken, dat verbetering van sociale toestanden nodig was. Door de veroordeling van Cuba te San José, nu, werd eenzijdig getracht Castro's invloed in L.A. te beperken, doch anderzijds nemen de V.S. het initiatief tot een congres, in september te Bogotá gehouden, waarop beginselen werden opgesteld
voor een hechtere en betere samenwerking tussen de V.S. en de L.A.-landen met betrekking tot fmanciële hulp voor sociale hervormingen. Cuba weigerde deze Acte van Bogotá te ondertekenen, aangezien deze de "imperialistische" invloed der V.S. alleen maar versterkte. Op het voorstel van President Kennedy werd daarop in maart 1961 te Punta del Este (Uruguay) door de O.A.S. besloten tot oprichting van de Alliance for Progress, waarbij de V.S. voor een periode van 10 jaar 20 miljard dollar beschikbaar zouden stellen om de op de beginselen van de Acte van Bogotá stoelende doelen van de Alliance te verwezenlijken. Het program der na te streven hervormingen was opgesteld door latijnsamerikaanse economen onder leiding van de Argentijn Raill Prebisch (werkzaam bij de economische commissie der V.N.) en richtte zich op economische integratie zoals in de E.E.G. ten voorbeeld gesteld, op industrialisatie, op modernisering van landbouw, publieke administratie en belastingstelsels, alles met het doel te geraken tot een rechtvaardiger verdeling van nationale rijkdom. De Alliance heeft gedurende een aantal jaren' behoorlijk als stimulator van de gedachte hervormingen kurmen functioneren maar is sinds ongeveer 1975 op de achtergrond geraakt. Hoewel zij dikwijls tot groter samenwerking tussen de L.A.-landen onderling heeft geleid, zodat men zeker niet alleen van
Castra op bezoek in de USSR, in gev!/schap \lan Chroesjtsjow.
fmanciële steun der V.S. afhankelijk was, bleef de toch nog wel overwegende invloed van Amerika op het kapitaalwezen en de industrie reden tot antiamerikanisme, waarop Castro in zijn strijd tegen de V.S. altijd kon blijven aansluiten. Intussen was Castro het antwoord niet schuldig gebleven op de verklaring van San José van 25 augustus 1960. Op 2 september 1960 publiceerde hij de eerste Verklaring van Havanna, die, verspreid over geheel L.A., er het revolutionaire vuur verder liet ontbranden. Deze verklaring hield in:
Veroordeling van de politiek van interventie door het Noord-Amerikaanse imperialisme; veroordeling van oligarchieën en van het privé grootgrondbezit, oorzaak van horigheid en uitbuiting van landarbeiders; veroordeling van analfabetisme en van het ontbreken van onderwijszorg; veroordeling van discriminatie tegen negers en indlOnen; veroordeling van overdracht "van nationale rijkdommen aan buitenlandse monopolies". Zij proclameerde:
"het recht van de boer op zijn land, van de arbeider op zijn producten, van het kind op opvoeding, van de zieke op medische verzorging, van de student op wetenschappelijk onderwijs, van de vrouw op gelijkheid met de man, van ouderdomspensioen.
van de stalen op nationalisering van imperialistische monopolies. van nolies op souvereiniteit, van negers en indianen op menswaardig bestaan",
"L.A.-Ianden die zich niet verzetten tegen het Amerikaanse imperialisme, zijn verraders van hun eigen volkeren" stelde Castro, terwijl hij bovendien de S. U. dank betuigde voor de economische hulp en voor de belofte (zie boven) de Cubaanse revolutie met in Rusland gestationeerde raketten te beschermen tegen militaire interventie (door de V.S. wel te verstaan!). In october werden tenslotte alle buitenlandse en Cubaanse banken en bedrijven genationaliseerd, waarop de V.S. een embargo tegen de Amerikaanse handel met Cuba instelde. Op 3 januari 1961 werden de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen verbroken. Zwitserland nam de behartiging der Amerikaanse belangen in Cuba waar, terwijl Tsjecho-Slowakije die van Cuba in de V.S. zouden verdedigen.
Het fiasco van de Varkensbaai Op 15 april 1961 begon een actie van Cubaanse 'vrijheidstrijders' tegen Cuba met een luchtaanval op de vliegvelden van Havarma en Santiago, als voorbereiding van de landing der anticastristen twee dagen later in de Varkensbaai (Playa de Giron, Bay of Pigs). De strijd eindigde binnen 48 uur met hun totale 19
nederlaag, niet in de laatste plaats vanwege de plotselinge terughoudenheid der Amerikaanse regering om de wel toegezegde steun met enkele vliegtuigen en dekking uit zee door de marine gestand te doen. Zelfs de landingsplaats was op het laatste moment in opdracht van Washington veranderd, waardoor elders in Cuba gereed staande contrarevolutionairen geen hulp aan de landingsoperatie konden verlenen. Hierop kondigden de V.S. een volledig embargo tegen Cuba af, te handhaven door Amerikaanse vlooteenheden. Het gaf Castro wederom een argument voor zijn stelling dat de V.S. iedere vooruitstrevende politiek in L.A.-landen vijandig waren gezind, maar hij had tevens aangetoond dat zij niet onverslaanbaar waren! Hij concludeerde er ook uit dat Cuba op de goede weg was met zijn hervonningen, wdat deze met hernieuwde ijver konden worden aangepakt. Bij de teraardebestelling van gesneuvelde Cubaanse militairen proclameerde Castro voor het eerst duidelijk het socialistische karakter van zijn revolutie. Het jaar 1961 kan dan ook worden aangemerkt als dat van de geleidelijke invoering van een sowjetsysteem van politieke en economische organisaties en ontwikkeling. Om zich van de steun van de bevolking te kunnen blijven verzekeren werd eind 1961 de Organisación Revolucionaria Integrada opgericht, waarin de oude garde der p.s.P. met hun aanhang een plaats vond. Castro verklaarde bij die gelegenheid dat hij "marxist-leninist was en dat tot op het einde van zijn dagen zou blijven". Kennelijk vond hij de wijze waarop in communistisch geregeerde landen de politieke en economische ontwikkeling was georganiseerd dermate overeenkomen met zijn eigen gedachten terzake over een Latijns-Amerikaans land als Cuba met een gedeeltelijk onderontwikkelde bevolking (nog verder door emigratie van technici op ieder gebied), die bereid was hem als leider te volgen, dat hij die benaming op hemzelf van toepassing achtte. In januari 1962 werd Cuba daarop uitgesloten van de aktiviteiten der O.A.S., hoewel slechts met een meerderheid van 14 tegen 6 (Argentinie, Brazilie, Mexico, Chili, Bolovië, Ecuador), hetgeen Castro bracht tot zijn tweede verklaring van Havanna, waarin weer werd gewezen op de onderdrukkingstactiek der V .S .. Geleidelijk aan verbraken alle Latijns-AmerikaanseLanden hierop hun diplomatieke betrekkingen met Cuba, met uitwndering van Mexico, en verboden zij eigen handel met het eiland. Eerst na het aan de macht komen van President Allende in Chili in 1970 op grond van verkiezin-
gen, waarin communisten en socialisten de meerderheid behaalden, werd een tweede Latijns-Amerikaanse ambassade te Havanna geopend. Kort daarop vo1g-
20
de die van Peru. Na de val van Allende in september 1973 werden de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen weer verbroken, en heden ten dage zijn naast Mexico en Peru slechts Argentinië en Venezuela te Havanna vertegenwoordigd. Aangezien Canada niet tot de O.A.S. is toegetreden, heeft het zijn ambassade in Cuba altijd kunnen handhaven; het speelt een belangrijke rol in de handel op Cuba, o.a. door de invoer van vee voor de w noodzakelijke opbouwen uitbreiding van de veestapel ten behoeve van de vlees- en melkproductie. Naast industrialisatie en hervorming van de landbouw werd, en wordt nog steeds, hard gewerkt aan alfabetisering, uitbreiding van lager en middelbaar onderwijs, practische trairting van de jeugd op het gebied van de landbouw in jeugdkampen , spreiding van medische verwrging tot in de kleinste dorpen, terwijl als gevolg van de door Castro steeds naar voren gebrachte militaire dreiging van de zijde der V.S. de kracht van leger, vloot en luchtmacht werd opgevoerd. De S.U. leverde gratis het benodigde materiaal.
De crisis In het laatste kwartaal van 1962 ontwikkelde zich de Cuba-crisis, toen de Amerikanen ontdekten dat de S. U. raketten op Cuba had geplaatst. In een persoonlijke correspondentie tussen President Kennedy en Eerste-Minister Chroustchov werd uiteindelijk overeengekomen dat de raketten wuden worden teruggetrokken, echter na toezegging der V.S. dat zij Cuba niet (meer) zouden aanvallen en dat zij VS raketten uit Turkije wuden terugtrekken. De Secretaris Ge-
Een ontmantelde raketbasis, wachtend op vervoer.
neraal der V.N. speelde een bemiddelende rol bij de oplossing van deze crisis, die geen verdere verstoring van de wereldvrede ten gevolge had. Eind van dat jaar doorbraken de V.S. hun eigen embargo op de handel met Cuba door de levering van medische apparatuur en farmaoeutische producten in ruil voor de vrijlating van de bij de Varkensbaai gevangen genomen leden der Cubaanse expeditie. De betrekkingen met de S.U. versterkte zich , onder meer als gevolg van een bezoek van Castro aan Moskou, hetgeen leidde tot stijgende achterdocht bij de overige Latijns-Amerikaanse landen zowel ten aanzien van Cuba als van de communistische partijen in eigen land.
Export van de revolutie In de meeste Latijns-Amerikaanse landen heerst, in het bijwnder bij het officierscorps, een bijna panische angst voor het communisme zoals men dat in Sowjetrusland in praktijk ziet worden gebracht: onteigening van eigendom van de bourgeoisie, nationalisatie van industrie, landbouw en verkeer, strijd tegen de kerk en propagering van het atheïsme, dictatuur door één partij waarop de gemiddelde burger weinig of geen invloed kan uitoefenen. Zodra een streven naar sociale maatregelen merkbaar wordt dat enige gelijkenis vertoont met het communisme wals dit de militairen voor de geest staat, menen dezen te moeten ingrijpen om er hun land voor te behoeden. Uiteraard speelt hierbij mee, dat het corps veelal uit de gegoede kringen voortkomt en derhalve welke bedreiging dan ook van de positie van familie en vrienden wil tegengaan.
Gelukkig zakt deze overdreven tendens in de laatste jaren hier en daar wat af; wwel in Brazilië als in Argentinië bijvoorbeeld komt het jongere deel van het ofticierencorps steeds meer dan voorheen voorheen voort uit de middenstand, waar men wellicht meer open is voor invoering van een sociaal stelsel, dat aan armen en onderontwikkelden ruimer gelegenheid geeft tot een verantwoord en menswaardig bestaan. In de geïndustrialiseerde delen der L.A.landen vindt men wel communistische partijen, doch deze zijn gewoonlijk klein en worden dikwijls door de omgeving als dermate "buitenlands" beschouwd, dat hun invloed gering is. Waar zij deelnemen aan het systeem van volksvertegenwoordiging, tonen zij vrijwel geen revolutionaire mentaliteit, integendeel, zij doen hun best om zich als de andere politieke partijen te gedragen - reden van hun aanvankelijke afstand van het Castrisme. Pas nadat Castro had aangetoond dat het mogelijk was een politiek en economisch systeem in een LatijnsAmerikaans land op te zetten dat gelijkenis vertoont met dat in de SowjetUnie ten behoeve van de arme bevolkingslagen, en daarbij de V.S. buiten de deur te houden, schaarden diverse communistische partijen zich achter het Castrisme. Naarmate echter de invloed de S.U. op Cuba duidelijker aan het licht trad, kwam de reactie in de betrokken landen op gang. In 1963 verklaarde Venezuela de Communistische Partij (p.C.) buiten de wet; in Peru werd opgetreden tegen vooraanstaande communistische leiders, in Guatemala namen de militairen de macht over en hetzelfde geschiedde in Brazilië in 1964 en in Bolivië. In Chili wonnen de Christen-Democraten bij de verkiezingen, duidelijk een meer democratische uiting van het ook in dat land levende streven naar modernisering der maatschappij in West-Europese eIT Amerikaanse zin. Deelneming van de V.S. aan de oorlog in Vietnam was koren op de molen van Castro om het gevaar van Amerikaanse inmenging tegen "progressief' ingestelde partijen in onderontwikkelde landen te onderstrepen. Che Guevara reisde in die jaren (1964 en 1965) door Afrika om zich een duidelijk beeld te vormen van de revolutionaire gezindheid van Ghana, Guinée, Algerije en KongoBrazzaville en bewcht ook Peking voor onderzoek naar de mogelijkheid van Chinese steun aan communistische omwentelingen in de derde wereld. Guevara's invloed op de Cubaanse revolutie was groot en wwel hij als Castro zagen duidelijk de wenselijkheid in van 'een w ruim mogelijke steun voor hun sociale hervormingen door medestanders, te zoeken in de "derde wereld' en in de eerste plaats in Latijns-Amerika. De Cubanen streefden op den duur naar I
een meer mondiaal gerichte samenwerking van communistische partijen teneinde het Amerikaans imperialisme te verzwakken en de onderontwikkelde volken een ruimer aandeel te laten nemen in hun eigen economieëen. Alleen wilde China daaraan nog niet deelnemen als gevolg van verschil van opvatting over de wijze waarop revoluties tot stand moeten worden gebracht -vanuit het platteland of onder druk van het industriële proletariaat wals Rusland de theorie was. In 1965 vertrok Guevara voorgoed uit Cuba om revolutionaire stromingen in Latijns-Amerika op te zetten en te stimuleren, in overeenstemming met zijn oproep om de Amerikanen te confronteren met "twee, drie, nog meer Vietnams". Hij wees daarbij op de moeizame strijd der V .S. in ZuidOost Azië, die zij volgens de Cubanen ongetwijfeld moesten verliezen (vanaf 1968 heeft een Cubaans medisch team in Noord-Vietnam gewerkt voor hulp aan de door Amerikaanse bombardementen getroffen bevolking). Zoals reeds vermeld kwam Che in 1967 in Bolovië om toen het militaire gezag een boerenopstand neersloeg. Na 1963 verloor het Castrisme aan invloed in de overige Latijns-Amerikaanse landen en ook de in Venezuela, Bolivië, Peru, en elders ingezette Cubaanse revolutionairen keerden geleidelijk naar hun land terug onder de druk der reactie. Wel bleef Castro actief op het internationale vlak: in 1965 protesteerde hij in de V. N. tegen de militaire interventie der Amerikanen in de Dominicaanse Republiek, interventie gebaseerd op het vermoeden dat bij herverkiezing van Juan. Bosch als president deze het Cubaanse voorbeeld van onteigeningsacties tegen Amerikaanse bezittingen wu volgen, zodat bescherming door Amerikaanse mariniers gewenst leek. Castro kreeg in de V.N. geen gelijk. omdat de O.A.S. de Amerikaanse ingreep had goedgekeurd, er enkele troepen uit andere Latijns-Amerikaanse landen aan had toegevoegd en een Braziliaanse generaal tot opperbevelhebber had benoemd, alles op grond van de bepaling in de O.A.S.-statuten dat tegen ideologische invloed van buiten het continent mocht worden opgetreden. Toch bleef Castro proberen wereldwijde steun van revolutie en verzet tegen oligarchische en imperialistische krachten te verkrijgen: in januari 1966 vond te Havanna de oprichting plaats van de Afro Asian-Latin 'American Peoples Solidarity Orgartisation (AALAPSO), een uitbreiding van de in 1955 te Bandoeng opgezette Afro-Asian Peoples Solidarity Orgartisation (AAPSO), waarvan het secretariaat in Havanna werd gevestigd. Hij versterkte er zijn reputatie in de derde wereld mee, al is van de aktiviteiten van deze orgartisatie naar buiten op den duur niet veel te zien geweest.
De steun van de S.U. was in deze jaren -tot rond 1970 - meer gericht op de ec0nomische ontwikkeling in Cuba zelf dan op diens optreden naar buiten, in het bijwnder in Latijns-Amerika. Het handelsverkeer tussen beide landen, voornamelijk ruil van suiker en nikkel van Cubaanse zijde tegen olie, machines, werktuigen, e.d., leverde een overschot aan Russische zijde van rond $365 miljoen per jaar, derhalve één miljoen dollar per dag (alle militaire materiaal werd, en wordt nog steeds, gratis verstrekt). Dit laatste is in 1982 opgelopen tot $8 miljoen per dag! De groeiende invloed der S.U. in de binnenlandse ontwikkeling van Cuba gaf Moskou gelegenheid tot druk op Castro om zijn revolutionaire activiteiten in LatijnsAmerikaanse landen in te tomen - immers, de S. U. wu eventuele omwentelingen niet altijd kunnen steunen, terwijl zij daarnaast pogingen deed om diplomatieke betrekkingen met anti-Castro gezinde regeringen. (Chili, Brazilië, Columbia, Venezuela) aan te knopen. Op de hierboven reeds genoemde conferentie te Havanna van januari 1966, de Tricontinentale, werd reeds gediscussieerd over de wijze van strijd tegen imperialisme, kolonialisme en neokolonialisme, waarbij naast wapengeweld ook samenwerking met burgelijke partijen naar voren werd gebracht als middel om tot het socialisme te geraken. Castro ging daarin uiteindelijk mee - vreedzame verkiezingen en (zelfs) militaire staatsgrepen wuden volgens hem ook tot revolutionaire veranderingen kunnen leiden. Dit is m.i. een opvating, naar voren gebracht "pour besoin de la cause" , nl. om de S. U. niet te zeer tegen zich in het harnas te jaren, en een die hij zeker niet heeft kunnen handhaven ten aanzien van Chili na de militaire coup aldaar tegen President Allende in september 1973 of het aan de macht komen van Ongartia en zijn opvolgers in Argentinië en hun uiteindelijke "overwinning" op het ondergronds Trotskistisch Ejercito Revolucionario Popular .
In de volgende JASON·Magazine zal dil overzicht van de Cubaanse geschiedenis vervolgd worden.
geraadpleegde litteratuur:
-
Boris Goldenberg: lAteinamerika und die Kubanische revolulion (1963) Maria Lazo: Americon Policy Failures in Cuba (1968) K.S. Karol: Les Guerilleros au pouvoir (1970) Philips W.S. Bonsai: Cuba, Castro and the United States (1971)' Emesto Che Guevara: Reminiscences of the Cuban I'e'llolutionary war (1968) Tijdschrift artikelen van Claes Brundenius en J.H .M . de Winler Fidel Castro: La hisroria me absolverd Een uitstekend overzicht is eveneens te vinden in: "Web of World PoUrics (Mansbach. Eer· guson Zampert (1980)
21
EI Salvador " ... About the first thing one observes when he goes to San Salvador is the number of expensive automobiles on the streeIS. .. There are a few low-prised cars, but these are mostly taxis for hire. There appears to be nothing between these high priced cars and the ox carl with its barefoot allendant. There is practically no middle c/ass. .. Thirly of forty families own nearly everything in the country. They live in almost regal style. . . The rest of the population has practically nothing. These poo peaple work for a few cents a day and exist as best they can ... " Deze verklaring is afkomstig uit een verslag aan het Amerikaanse ' War Department' geschreven op 22 december 1931 door de militair attachĂŠ van de Verenigde Staten in Latijns Amerika, majoor Arthur Harris. Ondanks dat het meer dan vijftig jaar geleden is, is deze beschrijving nog steeds schokkend goede weergave van het leven in El Salvador vandaag de dag. El Salvador, dat een oppervlakte van ongeveer 21.400 km' heeft, is met een bevolking van bijna 4V, miljoen inwoners een van de meest dichtsbevolkte landen van Centraal-Amerika. Ofschoon het ook het meest geĂŻndustrialiseerde land in de regio is, is meer dan de helft van de bevolking afhankelijk van de landbow (tegen 1507. van de industrie). Toch is de grond zeer ongelijk verdeeld: 6007. van de boeren bezit niets en 207. heeft meer dan de helft (5707.) van de grond in handen. Ook het beeld van de landbouw blijkt ongunstig te zijn voor de meerderheid. Om de hacienda's wordt voornamelijk koffie, katoen en suikerriet verbouwd. Deze voor uitvoer
22
bestemde oogsten zijn zeer arbeidsintensief. Aangezien de meeste Salvadoranen ofwel geen ofwel weinig land bezitten is er veel arbeidskracht voorhanden. Dit overschot aan arbeid draagt bij aan de lage lonen die seizoenarbeiders verdienen, waardoor dezen geen mogelijkheid hebben zich uit de armoede omhoog te werken en zelf land te kopen. De ongelijke landverdeling en de nadruk op producten die voor uitvoer zijn bestemd resulteren ook in honger en ondervoeding onder de Salvadoraanse bevolking. Dit - om maar niet te spreken van analfabetisme - zijn chronische problemen. Het jaarlijks inkomen van een familie ronder landbezit is hetzelfde
met dank aan Ronan L.A. Tynan. Ronan Tynan is Ier, gehuwd mei een Salvado-
raanse, en heeft veel ervaring opgedaan in EI SaJvador.
gebleven tussen 1961 en 1975: 317 dollar. In de steden was men iets minder arm, de helft van de stadsbewoners verdiende een gemiddelde van 618 dollar per jaar. De enorme kloof tussen arm en rijk wordt nog vergroot door de inflatie: tussen 1970 en 1977 registreerde de VN een prijsstijging van 18307. voor rover het de consumptiegoederen betreft. Landeigenaren gingen er niet echt op vooruit met een inkomensstijging van 5007., maar hun nadeel is heel wat minder dan voor de armen.
Landhervonningen In 1980 werd, mede op aandringen van de Verenigde Staten, begonnen met een landhervormingsprogramma, dat echter door de hardliners in het leger slechts moeizaam aanvaard werd. Zo werd een aantal Amerikanen die aan de landhervorming meewerkten door rechtse brigades vermoord. Troepen trokken het binnenland in om de plantages te bezetten
die onteigend werden, maar er zijn ook gevallen bekend dat zij dorpen die antiregeringsgezind waren aanvielen en inbCslaggenomen land verdeelden uitsluitend onder leden van de boerenorganisaties die de junta steunden. De landhervorming wu uit drie fasen bestaan. In de eerste fase werden 376 landerijen van meer dan 500 hectare genationaliseerd . Dit waren voornamelijk katoenvelden, veeteelt- of gemengde bedrijven. In de tweede fase wuden 2000 boerderijen met een oppervlakte tussen 100 en 500 hectare herverdeeld worden, maar dit werd - wnder nader aan te duiden tot wanneer - uitgesteld. De derde fase, aangekondigd in april 1980 onder de wijdse naam 'Het land aan de verbouwer!' wu moeten inhouden dat alle verpachte boerderijen in het vervolg eigendom wuden worden van degene die het bewerkte. Dit programma had gedeeltelijk succes. Al met al stelde Amnesty International dat landhervorming, hoe nuttig ook, niet kon opwegen tegen de golf van repressie die ermee gepaard ging.
Terreur De situatie wu nu slechter zijn dan die welke aanleiding gaf tot de coup op 15 oktober 1979 die na steeds bloediger acties wwel van de kant van de regering als van die van de guerilla's door jonge vöor:uitstrevende officieren was opgezet. Diè nieuwe regering, hoewel grotendeels bestaande uit burgers die verandering voorstonden of zelf eerder politieke gevangenen waren geweest, zag niet af van gebruik van geweld. Volgens Amnesty International werden de eerste week al meer dan 100 demonstranten en stakers die boerderijen en fabrieken hadden bezet, gedood . Zowel rechtse als linkse doodseskaders gingen hun gang. Op wndag 23 maart werd een preek van aartsbisschop Oscar Romero uitgewnden waarin die zei dat de veiligheidsdiensten 'terreur zaaiden' op het platteland en waarin soldaten werden opgeroepen bevelen die tegen 'Gods Wet' indruisten te weigeren. De volgende dag wetd hij tijdens het opdragen van de n\is door een onbekende neergeschoten. Al tijdens de omverwerping van het regime van Generaal Carlos Humbeno . Romero bleek dat rechtse officieren de touwtjes in handen trachtten te nemen. Vooral verantwoordelijk voor de hierop volgende 'derechización' waren Kolonel J~e Abdul Gutierrez en zijn collega José Guillermo Garcia. Burgers en pro~ieven werden verbannen of afgezet. . Ko)Ónel Arnoldo Adolfo Majano, opperbeVelhebber van het leger na de coup en een der leidende krachten van de progressieve vleugel, werd in december 1980 'beVorderd' toi Ambassadeur te Spanje eJ1. vervangen door Gutierrez. Majano's
aanhangers waren al eerder ontheven van alle bevelsposten. Majano vond Madrid niet aantrekkelijk, weigerde te gaan en dook onder. Vandaar blijft hij actief en geeft hij clandestiene persconferenties waarin hij de regering ervan beschuldigt de doodseskades van rechts te steunen . Al in januari 1980 hadden burgerleden van de junta ontslag genomen uit protest tegen de repressie. Te zelfder tijd besloten echter de Christen-Democraten toe te treden tot de junta op voorwaarde, onder andere, dat de onderdrukking beëindigd wu worden . Het leger accepteerde deze voorwaarden en de voormalige burgemeester van San Salvador Antonio Morales Ehrlich en Minister van Buitenlandse Zaken Hector Dada
Hierezi kwamen naar voren. Gedurende het hele jaar dreigde een rechtse machtsovername. In februari werd een poging waaraan onder anderen Kolonel Garcia deelnam, door de V.S. voorkomen. Het werd duidelijk gemaakt door de Ambassade in El Salvador en door het State Department dat de Verenigde Staten een verandering in de regering die de Christen-Democraten buiten spel wu zetten zeer onaangenaam wu vinden. Bovendien werden leden van de Salvadoraanse 'olichargie' die in Miarni woonden bedreigd met terugtrekken van visa. De VS moesten in april opnieuw dreigen tussenbeide te komen . Een coup werd afgewend, naast door Amerikaanse druk, door aanhangers van Majano in het leger. Die gaf zelf bevel tot het arrest van Roberto d' Aubuisson, een voormalig majoor in het leger, die als voornaamste samenzweerder werd beschouwd. D' Aubuisson had op dat moment een koffer vol bezwarende documenten bij zich waaruit onder andere
bleek dat hij en enkele andere leden van het opperbevel betrokken waren geweest bij de moord op aartsbisschop Romero. Het bleef bij een waarschuwing: D' Aubuisson werd na drie dagen vrijgelaten wegens 'gebreJ< aan bewijs'. Ondertussen traden meer en meer Christen-Democraten uit de junta, waaronder Hector Dada, omdat hun voorwaarden niet waren nagekomen. Velen werden lid van de SociaalChristelijke Volksbeweging MPSC die deel uitmaakt van de oppositiebeweging FDR. José Napoleon Duarte, leider van de partij, verving Dada in de junta. Toen men er eindelijk in geslaagd was Majano uit de junta te werken werd Duarte tot president gekozen, Gutierrez tot vice-president en Garcia bleef als Minister voor Defensie. De Verenigde Staten bleken het vertrek Majano als een vergroting van de invloed van de burgerij in de junta te beschouwen en bleven de Salvadoraanse regering 'gematigd reformistisch' noemen. Op 29 deoember vorig jaar ondertekende president Reagan de 'Foreign Assistance Act' die vereiste dat de president - om de steun aan El Salvador te mogen voortzetten - binnen 30 dagen moest kunnen staven dat de Salvadoraanse regering had voldaan - onder andere - aan de voorwaarde van naleving van 'internationaal erkende mensenrechten'. Eind 1979 had de junta weliswaar de VN-Conventies inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, en die inzake Burgerrechten en Politieke rechten bekrachtigd, maar verscheidene organisaties (waaronder de Internationale Mensenrechtencomrnissies van de VN en de OAS, AmnestyInternational en de Amerikaanse Civil Liberties Union) concludeerden dat het geweld zelfs geëscaleerd was en dat het grootste deel van de schuld daarvan bij 23
de junta lag. Toch werd de vereiste verklaring op 28 januari 1982 door President Reagan afgelegd. Daarbij hebben zeker ook de landhervormingen en de aangekondigde verkiezingen een rol gespeeld .
Verkiezingen Deze verkiezingen werden gehouden tegen een achtergrond van geweld. In de periode tussen oktober 1979 - de coup en 28 maart 1982 - de verkiezingen waren rond de 34.000 burgers gedood. Volgens velen waren de voorbereidingen en laat staan de uitvoering van eerlijke en vrije verkiezingen bij een dergelijke repressie volstrekt onmogelijk. Aan de verkiezingen deden vijf rechtse partijen mee, waarvan sommigen - onder andere Robeno d'Aubuisson's Nationaal Pepublikeinse Alliantie, de ARENA - opgericht waren enkele maanden voordat de verkiezingen plaatsvonden, en de Christen-Democratische panij voor wver die niet ondergedoken was. Kolonel Garcia had verklaard dat ieder die niet stemde wel een communist moest zijn. Ieder die wel stemde kreeg een stempel op zijn indentiteitskaart, met als gevolg dat velen, bang om voor staatsgevaarlijk individu aangezien te worden, alleen stemden om een stempel te halen.
Toch deden de verkiezingen ook blijken dat de FDR/ FMLN minder sterk was dan soms wel gedacht was . Het 'Frente Democratico Revolucionario' (FDR) en het 'Frente Farabundo Mani para la Liberacion Nacional' (FMLN) vormen een coalitie van vele politieke en militaire oppositiebewegingen, en hebben ongeveer een kwan van het Salvadoraanse grondgebied in handen. Vooral het FDR is actief in het buitenland, en deze politieke vleugel wordt veelal meer 'diplomatiek' genoemd. De oppositiebewegingen mogen zich dan ook verheugen op enige steun uit het buitenland, zelfs van de kant van de diplomatie. Op 28 augustus 1981 gaven de regeringen van Frankrijk en Mexico een gemeenschappelijke verklaring uit: ... (Les deux Ministres) reconnaissent que I'al/iance du FMLN et du FDR constitue une force politique réprésentative, disposée à assumer les obligations et à exercer les droits qui en découlent. En consequence, il est légitime que I'al/iance porticipe à I'ins/aura/ion des mécanismes de rapprochement et de negotiation nécessaires à la solution politique de la crise ...
Nederland was iets voorzichtiger, en zijn venegenwoordiger verklaarde in de VN dat
. . . ft is our sincere hope that a comprehensive political seulement process wil/ be initiated in which 'the representative political forces' wil/ participate ... De FDRlFMLN waren uitgenodigd door de junta om deel te nemen aan de verkiezingen, maar wantrouwden een regering die nog in december zes vooraanstaande leiders van de alliantie om het leven had gebracht en meenden dat normale echt vrije verkiezingen onmogelijk waren in een situatie waarin alle burgelijke vrijheden opgeschon waren en volledige censuur uitgeoefend werd. De alliantie riep de burgers op om de verkiezingen te boycotten. Desondanks stemden volgens schatting 1,2 miljoen Salvadoranen, wnder dat ongewoon veel stembiljetten ongeldig gemaakt werden. Het wordt langzamerhand duidelijk dat het FMLN teveel nadruk heeft gelegd op het gewapend offensief en onvoldoende aandacht besteedde aan de mogelijkheden het volk te politiseren om wdoende algemene stelID onder de bevolking te krijgen. Er gingen en gaan zelfs geruchten dat het FMLN denkt het FDR niet nodig te hebben . Deze spanningen hebben zeker ook bijgedragen aan het gedeeltelijk mislukken van de poging de verkiezingen te ondermijnen, naast de uitvoering van de landhervormingen.
D' Aubuisson aan de macht? De verkiezingen wrgden voor een rechtse meerderheid in het parlement, terwijl de Christen-Democraten in een soon 'oppositie' gedwongen werden. D' Aubuisson, leider van de ARENA panij, de grootste extreem-rechtse groep, werd tot president van de Constitutionele Vergadering benoemd. Hij had beloofd dat hij nooit en te nimmer de macht wu delen met de Christen-Democraten, en de mogelijkheid van een ommezwaai naar extreem-rechts was geopend. D' Aubuisson had al een lange geschiedenis achter de rug toen hij benoemd werd. Voormalig Ambassadeur in EI Salvador van de Verenigde Staten, Roben White, had hem als 'pathologisch moordenaar' gekwalificeerd. Betrokken onder andere bij de moord op aartsbisschop Romero, had hij hechte banden met de eskaders des doods. Ook voor de coup van 1979 had hij al naam gemaakt: tijdens de periode dat hij als inlichtingenofficier onder Generaal Carlos Romero werkte stond hij bekend als "Majoor Snijbrander" vanwege zijn vaardigheid met dat werktuig tijdens het 'inlichtingen inwinnen'. D' Aubuisson mag dan invloedrijk zijn, de meeste macht ligt toch bij het leger. Dit bleek onder meer bij het benoemen 24
binnen- en buitenlandse journalisten en fikse kritiek op de regering en op de Verenigde Staten leveren, wnder dat daar iets aan gedaan wordt. Maar de ruimte die hiervoor gelaten wordt is zeer onbetrouwbaar zoals zes leiders van de FDR ervaren hebben. Tijdens een openbare persconferentie, waartegen de
regering geen actie zou nemen, werden
Vervoer van slachtoffers van de terreur
van Alvaro Magana als president van EI Salvador. Het leger was voorzichtig ge-
worden na een waarschuwing van VSpresident Reagan dat indien er geen gematigde president gekozen wu worden, 'Capitol HilI' in opstand wu komen tegen Amerika's militaire hulp. D' Aubuisson en andere politieke leiders werden botweg naar het hoofdkwartier geroepen en hen werd duidelijk gemaakt dat er een coup dreigde na de verkiezing
van een extreme president. Magana's kandidatuur van het leger wu, w beweren boze tongen, ook voortkomen uit zijn gewoonte om als president van de grootste hypotheekbank van EI Salvador officieren tegen voordelige rente geld te lenen. Er is overigens niets nieuw onder de wn wat de macht van het leger betreft, die bestaat al sinds 2 decem ber 1931, de datum waarop Generaal Maxirniliano Hemandez Martinez aan de macht kwam. De Salvadoraanse historicus Jorge Arias drukte het wuit: . . . 2 December 1931 geeft het begin van een tijdperk aan dat al bijna veertig jaar voortduurt. Op die dag moest de olichargie de macht uit handen geven, die overging naar het leger. Dat werd in de praktijk het Electoraat en tevens permanent bewapende politieke partij.
Daarnaast zijn de laatste acties van de FDR/ FMLN, in de provincies Morazán en Chalatenango begin dit jaar, mislukt. Troepen uit het buurland Honduras zijn betwiste grensgebieden binnengevallen die tevoren gedemilitariseerd wareri maar waar de FDR/ FMLN bases had gevestigd waarvan uit offensieven geleid werden. Deze schuilplaatsen zijn, blijkbaar met instemming van de Salvadoraanse legerleiding, op de opstandelin-
gen veroverd . Schendingen van mensenrechten blijven nog voorkomen, wals onlangs Pax Christi nog aantoonde in een rapport. Vlak voor-en nadat president Reagan de 'Foreign Assistance Act' ondertekend had namen de moorden iets af. Naar wel beweerd wordt gebeurde dit op aandrang van de V .S .. Anderzijds kan de marxistische vakbond FUSS (Federación Unitaria Sindical de EI Salvador) openbare persconferenties beleggen voor
zij door rechtse groeperingen doodgeschoten (December 1980). De Frankfurter AUgemeine trekt de conclusie dat de patstelling aan gematigden de kans geeft samen te werken en de eerste stappen naar democratie te zetten. Ook de VS spelen erop in en half augustus kwam de Amerikaanse onderminister van Buitenlandse Zaken Thomas Enders met voorstellen tot vermindering van de wapenverkopen aan Midden-Amerika en terugtrekking van een deel van de militaire adviseurs. De FDR reageerde hierop met de verklaring bereid te zijn een gesprek te beginnen met de Regering, met als doel de vreedzame oplossing van de burgeroorlog, op voorwaarde dat vakbondsactiviteiten worden toegestaan en burgelijke vrijheden worden hersteld. Ook moet aan 500 politieke gevangenen amnestie worden verleend. Onlangs het afschuwelijke geweld dat ook nu nog aan de orde van de dag is, en naar het schijnt eerder weer toe- dan afneemt, geeft dit hoop. De oude toplaag zal meer en meer het veld moeten ruimen voor andere politieke krachten, maar het niet langer meer ondenkbaar dat dit door gewelddadige en volledige omverwerping van de maatschappij moet gebeuren. Het vereist wel zelfbeheersing van de Salvadoranen en een subtiele strategie én taktiek van de kant van de V.S.
De rechtse doodseskaders gebruiken dit om mensen te waarschuwen .
Er zijn overigens tekenen dat in EI Salvador veranderingen op komst zijn. Niet alleen waren het juist 'linkse elementen' uit het leger die de aanzet gaven to de coup van 1979, ook lijkt het leger aan macht in te boeten. Volgens Jürgen Koch (Frallkfurter AUgemeine, 31 juli 1982) leidt dit tot een patstelling politiek gezien, omdat ook de Christen-Democraten de meerderheid hebben verloren en de rechtse partijen onderling verdeeld zijn.
25
De Verenigde Naties over ontwapening: indrukken van een teleurstellende zitting De Eerste Bijzondere Ontwapeningszitting vond in 1978 plaats en leverde met veel moeite een slotdocument op. Daarin werden de beginselen waaraan ontwapening moet voldoen en de prioriteiten van ontwapeningsmaatregelen aangegeven. Ook werd toen overeengekomen dat de Ontwapeningscommissie in Genève werd uitgebreid tot 40 deelnemende landen. De Tweede Bijzondere Ontwapeningszitting van de Verenigde Naties vond plaats van 7 juni tot en met 10 juli 1982 in New Vork.
Drs. Hert
Kreemers is medewerker van de Directie Algemene Beleidszaken van het ministerie van Defensie. Van 7 juni tot en met 10 juli nam hij deel aan de Tweede Bijzondere Ontwapenings.. rilting van de Verenigde Naties in New Vork. In dit artikel over zijn werk daar geeft hij zijn per. soonlijke opvattingen weer.
Visies De hoofdmoot van de agenda van de Tweede Ontwapeningszitting was een allesomvattend ontwapeningsprogramma. Het was en is nog steeds de wens van veel landen - voortbouwend op het slotdocument van 1978 - dat programma tot stand te brengen. Nu brengt alles wat allesomvattend is al een beperking met zich mee omdat in het geval van de Verenigde Naties meer dan 150 landen hun inbreng willen leveren. Al die landen hebben een eigen visie op hun rol op het wereldtoneel; re hebben een eigen visie op hun eigen en andermans veilliheid en bovendien worden de onderhandelingen bemoeilijkt door de volstrekt tegenstrijdige ideet!n die er in de wereld bestaan over hoe we veiliger kunnen leven. Die tegenstrijdigheden botsten in New Vork in alle hevigheid. Ook al zou het internationale politieke klimaat van nu derelfde aardige en lieflijke pasteltinten van het begin van de jaren reventig hebben gehad, die tegenstrijdigheden zouden overeenstemming over een allesomvattend ontwapeningsprogramma onmogelijk hebben gemaakt. Veel landen zien namelijk in de bewapening relf het destabiliserende element in de internationale betrekkingen. Ontwapening b!!lekent in die gedachtengang het einde van alle onenigheid in ~e wereld. Veel andere landen daarentegen menen dat bewapening een symptoom is van de gevoelde onveiligheid wordt veroorzaak! door belangentegenstellingen op politiek, cultureel en economisch gebied. Zij veroorzaken verdeeldheid, wantrouwen en angst in de wereld en ontladen zich in de behoefte met militaire middelen veiligheid te verrekeren. In die gedachtengang speelt bewapening een rol in de stabilisering van de internationale betrekkingen. Ontwapening is on zoverre gewenst dat destabiliserende ontwikkelingen in de bewapening in de bewapening moeten worden voorkomen en dat de krachtsverhoudingen op een 26
zo laag mogelijk niveau in evenwicht moeten komen.
Het is duidelijk dat - wat men ook moge denken van elk van dere twee visies -in een gerelschap van meer dan 150 lid-staten zulke tegenstellingen leiden tot spraakverwarring, ongenoegen over elkaars standpunt en uiteindelijk geen overeenstemming opleveren. Eigenlijk geloofde niemand, ook de meest fervente voorstanders niet, dat er een
allesomvattend ontwapeningsprogramma zou komen. Zo'n teleurstelling is voor een beroepsdiplomaat echter gemakkelijker met zich te dragen dan voor de vele vertegenwoordigers van vredesgroeperingen die dankzij de vele mooie woorden over de belangrijkheid van zo'n programma vol hoop en misschien wel erg optimistisch waren gestemd. New Vork beleefde in die tijd een van zijn grootste demonstraties. Op 12 juni liep zo'n driekwart miljoen mensen door New Vork waarmee in feite de bijzondere ontwapeningszitting in de schaduw kwam te staan van de demonstratie. Uit de hele wereld waren mensen gekomen om door zang, meditatie of discussie het ontwapeningsideaal dichterbij te brengen. Japanse monniken sloegen dagenlang op hun trommels in de hoop de meer dan 1000 onderhandelaars In de
(Deze tekening verscheen eerder in NRC-Handelsblad van 2 mei /981).
D
WAPENOVERLE6
vergaderzaaltjes van het VN-hoofdkwartier te bereiken. Op 14 juni probeerden demonstranten de permanente missies (ambassades) van de kernwapenmogendheden af te sluiten. Voor de Amerikaanse permanente missie werden die dag meer dan 800 demonstranten gearresteerd en de afgevaardigden moesten hun vaste loopje naar hun vergaderzaaltjes een straat verleggen.
d~i'~
11I _.r"'-"!
Procedures
VoorsteDen
De bijzondere ontwapeningszittingen volgen een vast patroon. De eerste drie weken werden besteed met het aanhoren van toespraken van venegenwoordigers van de lidstaten van de Verenigde Naties. Een hele rij presidenten, ministerpresidenten, ministers en ambassadeurs passeren de revue. De plenaire zaal stroomt vrijwel leeg als het land Vanauto aan de beun is of is al een uur voor de aanvang van President Reagan's toespraak eivol. Veel tijd gaat ook verloren met plichtplegingen zoals het feliciteren en roemen van de voorzitter van de vergadering met zijn benoeming tot dat hoge ambt. Een hele ochtend werden condoleances voorgelezen bij de dood van Koning Chaled van Saoedie-Arabië. Veel toespraken zijn een aaneenschakeling van herhalingen en blinken bijna altijd uit in het waarschuwen tegen wapens die men zelf niet bezit. Van alle toespraken wordt overigens een zeer nauwkeurig verslag voor "Den Haag" gemaakt. Later zullen ze allemaal in het conferentieverslag komen.
De ee"'e werkgroep is er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over een allen aanvaardbare tekst. Ook de tweede werkgroep bleef zonder resultaten. Nederland heeft twee voorsteUen ingediend voor het versterken van de rol van de Verenigde Naties op het gebied van ontwapening. Nederland wil dat het Committee on Disarmament (CD) in Genève praktisch het hele jaar gaat vergaderen en beter wordt uitgerust voor zijn taak. Verder wil Nederland de oprichting van een internationale ontwapeningsorganisatie binnen het kader van de Verenigde Naties. Dit laatste voorstel komt overeen met voorsteUen van Italië, Japan en Zweden, maar tijdens de bijzondere zitting zijn hierover geen besluiten genomen. Alle nieuwe voorsteUen zijn in een lijst opgenomen, maar met een enkele uitzondering zijn ze niet behandeld. De tekst die de lijst moest inleiden, was zelfs twee dagen lang onderwerp van onderhandelingen.
Zo halverwege de vijf weken die deze zitting duurde, worden werkgroepen ingesteld. Daaraan gaan ontzettend ingewikkelde procedurele debatten vooraf, want elke stroming in de Verenigde Na-
ties wil wel een voorzitter leveren en te weinig voorzitters betekenen teleurstellingen.· Tijdens deze zitting functioneerden er drie werkgroepen. Eén werkgroep hield zich bezig met het allesomvattend ontwapeningsprogramma, de tweede met het bezien van de ontwapeningsresultaten sinds 1978 en met het behandelen van alle voorstellen voor het versterken van de rol van de Verenigde Naties op het gebied van ontwapenining. De derde werkgroep behandelde alle andere voorsteUen van lidstaten en de wereldontwapeningscampagne .
De derde werkgroep, de minst belangrijke van de drie, heeft zich gebogen over voorsteUen voor het voorkomen
van een kernwapenoorlog, over het uitbreiden van het aantal ontwapeningsstudiebeurzen en over de wereldontwapeningscampagne. Over het voorkomen van een kernwapenoorlog liepen de meningen dermate ver uiteen dat ook hier geen resultaten werden geboekt. Nederland heeft nog wel samen met de Bondsrepubliek een aan-
tal suggesties gedaan voor een werelddocwnent, maar op een gegeven moment gaf de Oostduitse voorzitter er de brui aan, kwam niet meer opdagen zodat ook dit agendapunt, zij het onbevredigend, was afgehandeld.
Campagne Wat de ontwapenings-studiebeurzen betreft, kon vrij snel overeenstemming worden bereikt over het uitbreiden van 25 tot 30 studiebeurzen per jaar. Ten aanzien van de ontwapeningscampagne namen de westelijke landen in eerste instantie een terughoudende houding aan. De wereldontwapeningscampagne is een samenstel van nog op te zetten voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten om ontwapening te propageren. Het idee daarvoor is afkomstig van nietgebonden en neutrale landen (Mexico, Zweden) en niet bijster enthousiast ondersteund door de oostelijke landen omdat zie vrezen dat de Verenigde Staten zich gaan bemoeien met voorlichting over dit onderwerp in alle lidstaten. Westelijke landen redeneren dat aan voorlichting en bewustwording daar al voldoende wordt gedaan en hebben geen behoefte aan deze campagne. Over dit onderwerp is langdurig onderhandeld. Uiteindelijk is een voor allen aanvaardbare tekst tot stand gekomen. Het Westen had problemen met het opnemen van Oosteuropese voorsteUen zoals een wereldhandtekeningenactie voor maatregelen om een kernoorlog te voor-
komen in de campagne en tegen de fmanciële gevolgen van het uitvoeren van een nog niet nader ingevuld programma. Het Oosten had bezwaren tegen het vastleggen van een aantal uitgangspunten tot alle informatie. Bijna twee weken is over deze kwesties uitvoerig onderhandeld. Uiteindelijk kon mede op basis van een Argentijns/ Nederlands voorstel een formulering worden gevonden voor de noodzaak 27
van vrije meningsuiting en ongehinderde toegang tot alle informatie. Na aandringen van de Roemeense redactiegroepvoorzitter werd ook oplossing gevonden voor het vermelden van door lidstaten voorgestelde activiteiten. Wat de wereldontwapeningscampagne ook gaat kosten, de vergaderkosten in die twee weken zullen wel hoger uitvallen. Naast het inhoudelijke is er ook nog het organisatorische aspect . De Nederlandse delegatie bestond formeel uit de minister-president, de permanente vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties en een aantal van zijn medewerkers, de permanente vertegenwoordiger bij het CD in Genève en een medewerker, ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een vertegenwoordiger van TNO, een vertegenwoordiger van het ministerie van Defensie, vertegen-
In het volgende nummer In het volgende nummer van JASON· magazine zal de economie in het Nederlands buitenlands beleid centraal s taan: artikelen van het FNV en het VNO, verhandelingen over boycots en embargo's, en over Nederlands beleid inzake wapenhandel. Tevens zal er het tweede deel van het artikel over Cuba opgenomen worden. '
28
woordigers namens de vier grootste politieke partijen, de vakbeweging, de vrouwen en de jongeren. Het aantal mensen dat in de werkgroepen meedoet en daar Nederland vertegenwoordigt, is echter op de vingers van èèn hand te tellen. Je werk bestaat er uit door 's ochtends naar je werkkamer in de permanente missie te gaan, post, verzonden codeberichten en kranten te lezen. Twee keer in de week is er een delegatievergadering waar met name de vertegenwoordigers van de maatschappelijke politieke organisaties hun inbreng leveren. Om half elf staat steevast de eerste vergadering geprogrammeerd, vaak voorafgegaan door overleg met andere westelijke landen. De vergaderingen beginnen altijd te laat. Wie zich opwindt over de verspilling van tijd en geld in de Verenigde Naties, wordt aan dat onrustige
gevoel in z'n gemoed altijd op dat moment herinnerd. Meestal wordt om èèn uur een lunchpauze tot drie uur gestopt. Vergaderingen houden meestal kort na zessen op, waarna je je verslag in de permanente missie gaat schrijven. Uitzonderingen daargelaten kom je tussen acht en negen uur 's avonds in je hotel. Te laat om van New Vork te genieten, te vroeg om dat na te laten. Het verblijf van vijf weken vergt veel van je. Je werkt en leeft in een vreemde omgeving; je moet luisteren en spreken in een taal die niet je moedertaal is, en je leeft in een waanzinnig interessante
stad: "New Vork never sleeps" . Ik heb er gewerkt en geleefd, maar het was bovenal de Bijzondere Ontwapeningszitting die me bijna volledig in beslag heeft genomen.
Degenen die gelnteresseerd zijn in de redactie ol eindredactie van JASONmagazine ol In het bestuur, kunnen con· tact opnemen met Maurits Dolmans, telelonlsch bereikbaar op 071 - 1304 05, Steenstraat 29, 2312 BT Leiden, ol het secretariaat van JASON _
Een korte schets
van JASON
o betekent Jong Atlantisch Samenwerkings .orgaan Neeeriand; o is in 1975 opgericht door een groep jongeren; o is niet gebonden aan enige politieke of maatschappelijke groep~ring; o bestudeert internationale vraagstuk· ken; o organiseert lezingen, conferenties en cursussen; o geeft het tweemaandelijkse blad JAS.oN·magazine uit dat ieeere keer aan een speciaal thema is gewijd; o is een stichting waarin zitting hebben jongeren tot 35 jaar. Wilt U meer weten: 5TICHTINC JASON VAN 5TOLKWEC 10, 2585 JP DEN HAAC TELEFOON 070 • 52 28 50
Doelstellingen De Stichting Jong Atlantisch Samenwerkings .orgaan Neeeriand is een studie-organisatie die zich toelegt op het verschaffen van informatie over de Atlantische vraagstukken, .oost-West samenwerking en andere mondiale problemen. Dit doet zij door. - zes maal per jaar een blad uit te geven ("JAS.oN·Magazine")
-
mijn in verbinding te stellen met de redactie.
studie-weekends, lezingen en con· gressen te organiseren,
Degenen die geinteresseerd zijn in de reeactie of eindreeactie van JAS.oN· magazine of in het bestuur, kunnen con· tact opnemen met Maurits Dolmans, telefonisch bereikbaar op 071 ·1304 OS, Steenstraat 29, 2312 ST Leiden, of het secretariaat van JAS.oN.
JAS.oN is in november 1975 opgericht door een groep jongeren (studenten en werkenden in de vrije beroepen, bij het becrijfsleven en bij d.e overheid) die hun belangstelling voor Atlantische en .oost· West vraagstukken gemeenschappelijk hebben. Zij vertegenwoordigen een breec scala van politieke stromingen. JAS.oN richt zich in de eerste plaats tot jongeren; maar ook zeer vele anderen zijn adherent van de Stichting of abon· nee van JAS.oN·Magazi ne. In het blad, bij conferenties en lezingen, kortom bij alle aktiviteiten van JAS.oN worden vele (veelal tegengestel· de) opvattingen over bepaalde onderwer· pen gepreseQteerd. Hierdoor wordt beoogd bij de lezers en gel'nteresseerden belangstelling te kweken voor en hen te stimuleren tot eigen oordeelsvorming over deze onderwerpen.
OVername van artikelen.... . .. uit JAS.oN·magazine is alleen toegestaan na schriftelijke toestemming van de reeactie te hebben verkregen en onder vermelding van de auteur, het nummer waaruit het artikel afkomstig is, het thema van dat nummer en het adres van de stichting JAS.oN. De bronvermel· ding dient derhalve naar het volgende voorbeeld te zijn gemodelleerd: ".onderstaand artikel van de hand van (auteu~ is overgenomen uit JAS.oN· magazine van april/mei 1979, dat gewijd is aan het thema 'In vrecesnaam de NAV.o'. JAS.oN·magazine is het tweemaandelijkse tijdschrift van de stichting JAS.0N Van Solkweg 10, Den Haag".
JAS.oN·Magine laat in ieeer nummer een afgerond thema de revue passeren en vult dit aan met kritische verslagen van conferenties en andere onderwerpen die van belang zijn. In beginsel staat het voor ieeereen open bijdragen aan het blad te leveren en deel te nemen aan conferenties en bij· eenkomsten van de Stichting. Degenen die, door het schrijven van een artikel of het geven van suggesties, denken een bijdrage aan toekomstige nummers te kunnen leveren, worden van harte aangespoord zich op korte ter·
INDEX JASON-MACAZINE 1981 strIpnummer en Conferentieverslag (1980, nr. 6/nr. 11 J. van de Velde
G.A van der Klaauw P.J. Teunissen SI.P. van Gampen H. van den Bergh
JP. Huner
Stripverhalen en Kernbewapening Détente: geen Illusiepolitiek Ontspanning als Inzet van wedijver tussen Oost en West Het vermeende leiderschap van de Verenigde Staten De rangorde In het ontspanningsproces Eindelijk: een verdrag over dubieuze wapens
Nedertanclse Verkiezingen en Buitenlandse
Politiek (nr. 21
G.M. de Vries AStemmerdink D.K.J Trommel A M. Oost/ander A. Ploeg Dr. James Dougherty
Kamer en Buitenlands Beleid: consensus ol controverse? VerXlezingsprogramma PvdA 0 '66 en de buitenlandse politiek Vrede, veiligheid en samenwef1ç;ing in het CDA-programma Eenheid in de VVD A letter from a transatlant ic friend
Spanje: een wankele democratie (nr. 31 JA Fortuin
LS. Egas y Trigo C M. Nigten P.JC Mulder K. VA van Spronsen F. Garrasquer
De historische betrekkingen tussen Nederland en Spanje De laatste jaren van het Franquisme Naar een democratie zonder adjectieven Una democracia vigllada: Spanje na de straat· greep Oe buitenlandse politiek van het " nieuwe" Spanje Oe nationalismen binnen de Spaanse natie
Zuidelijk Afrika: een regio apart (nr. 41 K. Maartense $. Bosgra . G. Vi/joon P. Terhal MA Gageling
De brandhaard Zuidelijk Afrika Oppositie in Zuid-Afrika Over constitutionele ontwikkelingen Buitenlands kapitaal en Zuid-Afrika Het militair-strategisch belang van- Zuidelijk Afrika
M.HL Breman en W. van Haaien
Zuld-Afrlka's bewapening: nucleair en conventioneel
eenzIJdige ontwapening:
Voorbeeld of Waanbeeld (nr SI W.F.
van f eke/en
H. Vredeling
M. J. Faber M. van der Stoel M.F. Le Coultre
Vervlechting bewapening en wapenbeheersing wenselijk en mogelijk Een Europese Kernmacht: het middel erger dan de kwaal Grote mogendheden weinig belang bij ontwa· pening en ontspanning De Rol van Nederland bij de kernontwapening Politieke Affiches
De West-West relatie: partners In Dilemma
(nr. 6/1982, nr. 11 A Lammers FA. M. A/ting van Geusau
co. de Jong HA Schaper
J.o. B/aauw R. ter Beek J.S.L. Gua/thérie van Weezei
Amerika en Europa en de frustraties der geschiedenis Will cCHlperallon endure? The future of European·American relatlons Kunnen economische tegenstellingen de NAVO ondermijnen? Een crisis in de verhouding Verenigde Staten· West· Europa? W.-Europa: teleurstelling en waakzaamheid Naar een zelfstandiger Westeuropese potltlek
Onder hetzelfde dak, maar niet eten uit dezelf· de ruif Interview met de Amerikaanse ambassadeur in Nederland, Wil/iam J Oyess
Mlnl-JASON KA NederlofIJ. van de Velde
G. w.F. Vigeveno
Internation-simulation: opzet van een simulatiespel (nr. 5) Eenzijdige Ontwapening: voorbeeld of waan· beeld? (nr_6)