Jason magazine (1983), jaargang 08 nummer 4

Page 1

MAGAZINE

Augustus 1983, 8e jaargang nummer 4


Inhoud van dit nummer Secretariaat en Redactie: Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag Telefoon : 070 - 60 56 58 Postgiro: 3561025 Bank: 45.68.55. Abonnementsprijzen [25,- pcr jaar (6 nummers, behoudens ve r~

Redactioneel Ethiek versus politiek? Prof Mr. H.R. van Gunsteren

2

De dominee en de koopman : samen aa n een sobere di s Mr. Drs. C D. de Jong

5

Macht e n ethiek in de internationale politiek J. van Houwelingen

7

schijning van een dubbelnummer).

Advert enties:

Een pragmatisch buitenlands beleid Dr. R. B. Soelendorp

JO

Advertentietarieven worden U gaarne ve r~ strekt door de penningmeester van de Sti c h~ ting.

Idealisme en realisme in het Nederlands buitenlands beleid Prof Dr. [r. J.J. C Voorhoeve

14

Nederland niet gebaat bij neutraliteitspolitiek Mr. H. \lan den Broek

18

De 'Realpolitik' va n H.enry Kissinger Erik Tijdgal

20

Dagelijks Bestuur Voorzitter V ice~ Voorzitt e r

Secretaris Penningmeester

Piet- Heyn Goedhart Dick Zandee Jaap de Vries Herman van Campcnho ut

Hoofdredacteur JA S ON ~ m agalin e

Leden

Maurits Dolmans Evelin e Muusers Maan en Dcrks Mani en de G roene

Algemeen Best uur drs. M.A. van Drunen Litt el R. Ge unse n drs. M.T . van der Meulen Mr. W.H. van den Muijsenbergh J.A. O udshoorn drs. M. Roemers drs. L. Schaaphok drs. Th.M.A. Verhagen M. Verweij J.P. Westhoff d rs. F.Z. R. Wijchcrs Leden van het Dage lijks Bestuur zij n tevens leden van het Algemee n Bestu ur.

Raad van Advies dr. W.F. van Eekelen (voorL.) H.l .M. Abcn H . Gabricls dr. A.M.CTh. van Heel- Kastee l CC van den Heuvel dr. L.G. M. Jaqu et R.C Spinosa Cattela drs. EJ . van Vloten Mr. J. Vos

Redactie JASON-Magazine Hoofdredacteur Redactieleden

Maurits Dolmans Hans Fortuin Geert van Loon Evert Jan Raven Pieter de Baan Gert Timmermans G uido Vigeveno Erik Tijdgat

Foto voorpagina: Demonstratie tegen Zuid-Afrika op het Binnenhof (foto ANP)

VITE-symposium Op 8 september: Economen over het Nederlandse Economische beleid Drs. H. G rc mm en e n drs. T h. van Berge n, twee leden van VITE en verbonden aan de va kgroep Intern atio nale Econo mische Betrekkin gen va n de Katholieke Hogeschool hielden begin dit jaar een enquête onder vooraa nstaande Nederlandse eco nomen, om te pe ilen wat hun mening was omtrent het economische beleid va n de rege ring Lubbers. Het blee k dat er nogal wat kritie k was ond er de betreffende vakmensen. Deze enquê te en de uitkomst ervan bracht en VITE op het idee het Nederlands eco nomisch beleid in de vorm va n een symposium ter discussie te stellen. Van de twee pane lleden zijn Prof. Or. J. Tinbergen, Nederland s grootste eco~ naam vo lgens de ESB top 30, en de Til burgse hoogleraar Pro f. DR . D.B.J . Schouten tegenstanders van de gevoe rd e bezuinigingspolitiek. De monetarist Pro f. Or. EJ . Bomhoff spreekt voor een inkrimping va n de overheidssektor. Hij is hoogleraar aan de Rott erdamse Erasmus Universiteit. Verdediger va n de politiek van de regering Lubbers is de politicus DR. R.W. de Kort e, financieel specia list van de VVD in de Tweede Kamer. De di scussie vindt plaats op 8 september in de aula van de Katholieke Hogeschool van half twee tot half vijf en is vrij toega nkelijk voor alle helangstellende n. Voorzitter van het forum is Prof. Or. P. van Vee n. De leden van het pa nel zullen, na een kort e inleiding va n ieder va n hen, met el kaar en met de /. aal in di scussie treden. Van hel geheel versc hijnt ee n comp leet verslag, waarin uit eraard ook de enquête is opgenomen. Inlichtin gen ove r het symposium zijn te verkrijgen bij W. La mmers (0 13554365) en W. van der Hooft (013-67292 1)


Redactioneel TOl omstreeks het begin van deze eeuw gold als belangrijksle maaIslaf in de inlernationale betrekkingen hel behartigen van hel nationale belang. Vooral de 1ge eeuw was bijkans synoniem voor het verschijnsel "Realpolitik" , en hel was de Duitse Rijkskanselier Bismarck die hiervan een spreekwoordelijk voorbeeld is geworden. Natuurlijk speelden in het interslatelijk verkeer ook overwegingen mee van "goed" en

"slecht". doch deze waren niet ingebed in het ethisch referentiekader. Pas rond de eeuwwisseling. met de beide Haagse Vredesconferenties, maar vooral na afloop van de Eerste Wereldoorlog met de oprichting van de Volkenbond, begon de overtuiging veld te winnen dat in de buitenlandse betrekkingen ook plaals moest worden ingeruimd voor morele, ethisch geïnspireerde maatstaven. Helaas moest evenwel bij al deze initiatieven na verloop van enige tijd worden geconstateerd dat de realisten, die deze ideëen als dagdromen hadden afgewimpeld, hel gelijk aan hun kant hadden gekregen, loen deze idealen verschroeid waren op de slagvelden van de beide wereldoorlogen.

Trad dus al enige decennia geleden een zekere tegenstelling aan het daglicht tussen een meer realistische en meer idealistische, ethisch geïnspireerde benadering, na de Tweede Wereldoorlog is, met de toenemende "democratisering" van de buitenlandse politiek en door het feil dal hel buitenlands beleid zich mocht verheugen in de groeiende belangstelling van de meest uiteenlopende groepen in de samenleving, het spanningsveld tussen deze richtingen steeds sterker op de voorgrond getreden. Discussies over het begrip elhiek hebben vaak een pluriform en wat schimmig karakter, aangezien niet duidelijk is wat hieronder nu precies moet worden verstaan, laat staan wie bepaalt wat nu eigenlijk ethisch is. Het is maar zeer de vraag of normen überhauPI universeel geldig (laaI staan van toepassing) zijn, want wat de één ziet als ethisch verantwoord, is dat voor de ander niet. Over het begrip "realistisch" bestaat uiteraard evenmin een communis opinio. In Nederland worden realisme en idealis-

me in de buitenlandse politiek doorgaans omschreven als de tegenstelling tussen respectievelijk "koopman" en "dominee", waarbij, om de kruisstelling maar eens te bezigen, de "dominee" staat voor het voeren van een getuigenispolitiek, en de "koopman" voor het behartigen van nationale, vooral commerciële belangen. In de vaak verhitte discussies over onze buitenlandse politiek moeten zowel de koopman als de dominee hel ontgelden. Sommigen stellen dal gelUigenispoliliek ons land meer schade berokkent dan dat zij concrete resultaten oplevert, hetgeen zeker in een tijd van economische teruggang als irreëel en onverstandig wordt afgewezen. Andere pleiten daarentegen dat juist in een tijd van recessie strijd voor een meer rechtvaardige en veilige wereld geboden is. Dergelijke meer ethisch geïnspireerde gedachten komen vooral tol uitdrukking in het mensenrechten- en veiligheidsbeleid, en in de ontwikkelingssamenwerking. Men kan zich overigens wel eens afvragen of er werkelijk een schrille tegenstelling bestaat tussen realisten en idealisten, en of de afbakening tussen beide in wezen niet fluïde is. Zo is hel Nederlands builenlands beleid van oudsher gekenmerkt geweest door het streven naar een internationale rechtsorde, maar met dit beginsel waren ook wel degelijk nationale belangen gemoeid. Anderzijds kan men nationale belangenbehartiging plaatsen in het ruime verband van internationale vrede en rechtvaardigheid. Ook realisten zullen niet elke ethische overweging uitbannen, terwijl idealisten niet zullen wegsoezen in dagdromen, en de werkelijkheid om hen heen zeker niet uit het oog zullen verliezen. Hel Iijkl dan ook veeleer voor de hand te liggen dat noch echte realisten, noch idealisten "pur sang" bestaan, doch dal hel wederzijdse onderscheid veeleer wordl gekenmerkt door hel leggen van verschillende accenten. De redactie van JASON-Magazine heeft een aantal auteurs bereid gevonden een artikel te schrijven waarin macht, realisme e.d. enerzijds, en ethiek, idealisme anderzijds nader worden belicht. Voor de goede

orde zij alvast hier vermeld dat het merendeel van de bijdragen aandachl besleedt aan deze elementen in het Nederlands buitenlands beleid. Het nummer wordt geopend door een theoretische inleiding van Professor Van GunsIeren, waarin hij de lezer een indruk geeft hoe in de loop der geschiedenis is gedacht over de verhouding tussen ethiek en politiek realisme. Vervolgens een bijdrage van Mr. Drs. De Jong, die koopman en dominee aan een nader onderzoek onderwerpt en constaleert dal de huidige regering de koopman w~t meer ruimte lijkt te geven dan de dommee. Hel WD-Kamerlid professor Voorhoeve pleit voor een doelmatig realisme; ons land mag zijn ethische overwegingen niet verloochenen, maar moet wel zo realistisch blijven steeds in het oog te houden dat onze invloed marginaal blijft. De bijdrage van de Heer Van Houwelingen, Staatssecretaris van Defensie, gaat in op de spanningen die in de internationale politiek tussen macht en ethiek kunnen optreden. Hij richt hierbij vooral de aandacht op het mensenrechten- en veiligheidsbeleid, alsmede op de ontwikkelingssamenwerking, en hij houdt een pleidooi om in elke situatie zo veel mogelijk ethische doelslellingen Ie verwezenlijken. Uiteraard mag in deze reeks de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, Mr H. van den Broek, niet ontbreken. Hij gaat vooral in op hel Nederlandse belang in de internationale betrekkingen. In de case-study gaat Or Soetendorp na in hoeverre aan ons beleid ethische motieven dan wel het behartigen van nationale belangen ten grondslag lagen. Hel belreft hier de Nederlandse stellingname ten aanzien van het Arabisch-Iraëlisch conflict in de jaren 1947-1977. Tenslotte geeft Erik Tijdgal, lid van de redaktie, zijn persoonlijke visie op de politiek van Henry Kissinger. De redaktie van JASON-Magazine spreekl de hoop uit dal het in dil nummer gebodene meer inzicht zal verschaffen in de overwegingen die een rol spelen en hebben gespeeld bij al degenen die zich bezighouden met een w complexe materie als de internationale betrekkingen . H.F.


Ethiek versus Politiek? De zelfstandi ge naamwoorden in de titel stammen uil het Grieks. Een tegenstelling lussen eth iek cn politiek was de o ud G rieken echter vreemd. Deze woorden refer-

eerden aan twee aspecten van één zaak , te weten het leven van burgers in de polis

(stadsstaat). Alleen binne n het polisleven kon het individu tot bloei ko men, een vol leven leiden , zijn telos (bestemming) verwezenlijken, laten zien wie hij was cn zo zijn spoo r in de geschiedenis achterlaten. Dit was o veri gens alleen weggelegd voor burgers. Anderen - vro uwen, slaven cn barbaren (niet G rieken) - leidden een beperkt leven dat beheerst werd door de noodzaak o m in het bestaa n te voorzien/ of door sto m (in de zin van niet-spreken) geweld. O p al deze mensen waren niet alleen vragen va n politiek, maar ook die van ethiek nict van toepassin g. Geen tegenste lling dus voor de G riekse burgers tusse n ethiek e n politiek. Maar een spanning was er wel. Hoe dient een burger te hand elen in ee n zichzelf vetmestende oligarchie of o nder ee n verloederende democratie. Moest Socrates, nadat hij wegens het bederve n van de jeugd veroo rd eeld was, Athene o ntvlu chten of de gifbeker drinken? Een antwoord o p dergelijk vragen werd gevonden, bijv. door Aristo teles, in subti ele en instructieve bescho uwin gen over het absoluut beste handelen (of regiem), het in het algem een in doorsnee omstandigheden beste, en het in de bijzondere omstandigheden beste. Aan de betrekkingen lussen stadsstaten besteedde Aristo teles, net als alle a ndere G riekse denkers, helaas na uwelijk aandacht. Deze "blinde vlek" in het G ri ekse politieke denken heeft mogelijk bijgedragen tot de snelle neergan g van de Griekse stadstaat als o na fhankelijke politieke eenheid. Een hedendaagse lezer van Thucydides wordt getroffen door de tegenstellin g tussen enerzijds het vernuft en de verfijnin g waarmee G rieken binnenl andse politieke aangelegenheden benaderden, en anderzijds de both eid en theoretische armoede bij de behande ling van buitenlandse betrekkingen. O p dit laatste terrein lijkt alles te zijn toegestaan . Preciezer gezegd, de vraag van het behoren stellen de Grieken zich niet, mits de politiek maar succes heeft . Daar gold voo r de Grieken niet hel ideaal van politiek als het regelen van verhoudin gen tussen burgers middels het o verredende woord in plaats va n het woordloos geweld. De Griekse stadstaat verdwee n als zelfstandige politieke factor. Maar stadstaten bleven, in relatieve afhankelijkheid, onder het Romeinse Rijk voortbestaan. Hetzelfde geldt voor het G riekse politieke denken. Dit werd door de Ro meinen omarmd, aangepast, en verbonden met een specifiek Ro meinse juridische inbreng. De hierboven aan gegeven visie op ethiek en politiek als twee aspecten van de ene weg naar ver2

volm aking en vervullin g in deze wereld, bleef daarbij o ngewij zigd. Het ligt voor de hand dat met de o pko mst van het Christendo m, eerst als o ndergrondse godsd ienst en later als staatsgodsdienst, deze aa nvankelijk vanze lfsprekende eenheid o nd er grotere spannin g kwa m te staan. Christenen hadden we liswaar , net als de G rieken, ee n teleologisch mensbeeld, maar vervullin g en bestemmin g van de mens verwachtten zij niet op deze aarde maar in hel hiernamaals. Zo kwamen ze to t twee werelden (het aa rdse en het hemelse rijk ), twee ce ntra va n gezag (wereldlijk en geestelijk), en twee loyaliteiten. Gegeven deze tweedelingen en gegeven het fe it da t van meet af aan o nm iskenbaa r cen inho udelijke tegenstelling besto nd tussen de boodschap pen va n de Evangeli ën en de G rieks- Ro meinse politieke deugden, verbaast niet dat het trio mfere nde Christendom, dat zich aan staatsza ken niet langer ko n onttrekken, ge worsteld heeft met de tegenstelling tussen religieuze mo raal en politiek realisme.

Door Herman R. \'an Gunsteren , Hoogleraa r Polit ieke Theorieën en hun Geschiedenis, Rij ks Universiteit. Le iden.

dekkin g va n de werken va n Aristo teles, die politiek en overheid immers beschreef al s gegevens di e natuurlijk zijn, in de zin dat ze zonder reli gieuze achtergro nd kunnen wo rden begrepen, en de mensen iets goeds kunn en brengen. De worstelin g tussen religieuze mo raa l en po litieke realisme leidde echter pas to t een bre uk tussen deze twee, in de were ld va n stadstaten in het vijftiende-eeuwse Italië. De klassieke fo rm ulering va n deze breuk vi nd t men in het werk van Machiavelli. Vaak word t gezegd dat Machiavelli als eerste de o nve re nigbaarheid van Ch ristelijke ethiek en politiek rea lisme fo rmuleerde en

Deze worste lin g krij gt mo num entaa l gestat. te in de geschrift en van Augustinus, waar hij stelt dat de Christen di e een overheidsfunctie vervult meer zal zondigen dan een

Ma chiavelli

A lIglistinw;

gewone burger, maar dat het aanvaarden van zo'n fun ctie toch pl icht is. Dit laatste omdat he t bestaan va n de ove rheidzowel straf als genade van God is. Mensen zonder zonde zouden gee n overheid nodig hebben. Bij Augustinus is de G rieks· Ro meinse scholin g nog sterk merkbaar. Bij latere denkers in de Middeleeuwen is dat mind er het geval. Bij he n do mineert de taal van religieuze moraal, ook wanneer ze over politiek schrij ven. Zodoende werden politieke ervaringen en ontwikkelingen geduid in termen va n religieuze sentimenten. Dit begon te veranderen met de heront·

daarmee tijdge noten choqueerde. Dit is o njui st. Genoemde incompatibiliteit vindt men in veel eerdere geschriften uit gelegd. Machiavelli bracht veel nieuws, maar niet o p dit punt, waarvoor hij beroemd is ge· worden. De eerste zorg van een polit icus, aldus Machi avelli, is het ve rkrij gen en beho uden van macht. Zo nder mac ht kan hij immers in het geheel niet meer politiek handelen. In de freq uente gevallen waarin Christelijk ethisch handelen lOt polit iek machtsverlies leidt moet de Christelijke ethiek wijken. Geen succesvol politicus zond er vuile handen. O f positiever gefo rmuleerd: De politiek kent zijn eigen moraal die onafhankelijk is van Christe lijke ethiek. Deze gedachte!! wordt in de zeventiende en achttiende eeuw uitgewerkt in de leer van de "Staalsräson ". De overheid mag, o m voortbestaa n en bloei van de staat te verzekere n, dingen doen, zoal s afspraken verbreke n, hetgeen gewone mensen niet is toegestaa n. In deze periode vindt echter de theoretisch


Hugo de Groot

interessantere o nt wikkeling plaa ts aan de andere helft va n hel begrippenpaa r elhiekpolitiek. Immers, net als de andere wetenschappen wo rd l dan ook de elhiek losgemaakt uit zijn religieuze bedd in g. Niet alleen de polit iek, maar ook de ethiek probeert me n nu te funderen zo nder gebruik te maken va n religieuze vooronders\ellingen. Vaak vinden we nog een twee spo ren benaderin g. Bij Hu go de Groot en Tho mas Ho bbes bijv. wo rden rec ht en ethiek zowel niet -religieuse als reli gieus-Chri stelijk gefundeerd , waarbij de beide funderingen zelfstandig zijn en de niet-religie uze fundering in latere commentaren o p hun werken cenlraal Slaal. (Wie leeSl er nog de boeke n 3 en 4 van Ho bbes' Leviathan, behelzende de religie uze fund ering van de in boeken I en 2 o p ni et-reli gie uze gronden bewezen stellin gen? Ons is zulk een du bbele funderin g vreemd. Velen menen da t Hobbes' echte overtuiging in het eerste deel naar voren ko mt en dat hij de laa tste twee boeken schreef o m moeilijkheden met de auto riteiten te vermijden.

Opmerkelijk is dat in de zeventiend e en achttiende eeuw co nsensus bestond de nood zaak van fundering (deze wo rdt heden len dage ook belwijfeld ) en over de

inho ud va n de eth ie k (ook hierove r is heden ten dage gee n consc nsus meer). De o nt wikkelde funderin ge n va n cthi ek zijn rpwweg in vier groepen in te delen. I. COIJsequentiplistische ethische systemen leide n ged ragsvoorsc hriften en maximes af uit de gevolgen die gedragingen hebben in termen van be hoeftebevredi gin g, ge not en pijn. Benth am propageerde nuts maximalisati e, d.w.z. het zo groot moge lijk maken van de totale hoeveelh eid "happiness mi nus pain". Anderen, bijv. Rawls, willen het ' nutsnivea u van de 'minstbedeelde n' zo hoog moge lijk o pk rikken. Dit laatste is echter ecn mengvorm , aa ngezien Rawls deze strategie o p zijn beurt weer fundeert op ee n ra tioneel maatschappelijk contract. dat individuen d ic.. hun toeko mstige maa tschappe lijke posi tie nog ni et kennen, zo uden sluilen (zie sub 2),1)

Jean -Jacques Rousseau

2. Kant en Roussea u baseren de ethiek o p redelijk inzicht in de nood zakelijke voorwaarden va n vrijh eid . Een redelijk mens zal niet and ers ki ezen dan in te stemm en met het verond erste ld 'maatschappelijk verdrag' dat deze nood za kelijke voo rwaarden beval. Een probleem blijfl dan wel dal de concrete staten en samenlevin gen noo it als echte tenuitvoe rleggin g van zu lk een cont rac t kunnen wo rden gezien; dat ze o nvolk o men zijn. Kant worstelde met deze problematiek (zie b.v. zijn Ober den Gem einspruch: Das mag in der Th eorie richtig sein, taugt aber nicht f眉 r die Praxis), maar zijn co nsequent vasthouden aan de inzichten van de rede geeft toch geen ho uvast in de dagelijkse politieke praktijk van vuile handen. 3. Andere denkers baseren ethi ek op de eigenaardigheden van het indi vidu. O p persoonlijk keuze (Sa rIre), gevoelens (hel emo li visme van Moore), of o p heldhaftige kwaliteiten van het individu ( Nietzsche). Tegeno ver de be rekenin gen van de sub 1 genoemde systemen en hel kwantitatief in d ividualisme van de sub 2 genoemde , stellen zij een kwalit ati ef ind ividualisme. Ieder indi vidu is un iek, ja heefl de 路plichl om uniek te zijn. Elke ethiek die dit verhindert is te verwerpen. 4. T enslo tte zijn er de historische funderin gen van ethi sche codes. Een co nservati eve

vari ant gee ft Burke, die stelt dat het individuele mense nverstand niet in staat is een adequate ethi ek te bedenk en, en dat we er be ter aa n doen te vert rouwen o p traditie, waarin de ervarin g en wijsheid van voorafgaand e ge nerat ies is vervat. Een progressieve variant geve n Marx en (in mindere mate) Hegel, die zien dat ethisc he codes en de mogelijkheden van elhisch handelen in de loo p der geschiedenis veranderen. Hoewe l zij o nderk ennen dat hi sto rische veranderin ge n vaa k vee l lijden met zich meebrengen interpre tere n zij de hi sto ri sche lijn toc h als een progressieve o nt wi kkeling, die we liswaar sc hoksgewij s verloopt , maa r die toch to t mee r vrijheid voert. Wat hi er ge presentee rd wo rdt is een grof schema. Menggevallen ko men voor. Rawls co mbinee rt zoa ls we zage n I en 2; Sorel 3 en 4. Wann ee r we probe ren o m de 4 rec ht vaardigin gen van ethi ek te ve rbinden met la~ e re histo rische belicha minge n, dan ku路nnen we het volge nde schema maken. ( "Happin ess" - ve rzorgin gsstaat. 2. Vrijheid - rechtsstaat. 3. Individ u - Nazisme en anarchisme. 4. Vooru itga ng (bij de co nservatieven in het verl eden) - communi stische en reacti o naire regimes. Met dit sc hema in de hand kunnen we vaststellen dat 3 en 4 al eni ge tijd in diskrediet zijn ; dat I na dc mislukt e calculaties van de Vietnamoo rl og en thans ve rsneld met de crisis va n de verzorgi ngsstaat aan geloofwaa rdi gheid heefl ingeboeI. Teve ns kan men constateren dat 2, na sinds de eeuwwisseling aa nvankelijk als ve ro uderd te zijn afgesc hreven, sinds de Tweede Wereldoorl og, o.g.v. de ve rschikkelijke ervari ngen in d ie oor log, een herlevin g doormaakt , bijv. in het we rk va n Rad bruch (di e door de oorl og zich va n positivist to t natuurrechtaa nh anger bekeerd e), Rawl s en Nozic k, en in de mense nrec ht enve rklaringen. Het o pvallende, en o ntmoedi gend e, van deze herlevin g is echte r dat zij stoelt o p de pijnlijk gewo nnen overtui gin g dat er iets meer moel zijn da n positief recht e n re lati visme, maar dat tot nog toe geen enkele funderin g van dit "iets" overtuigt. Dit kan zijn doordat so mmige funderin ge n, zoals die van Rawls, twee centrale eige ntijdse problemen, name lijk d ie van rechtvaa rdigheid tussen staten en van rechtvaard igheid tussen generaties (wat voor wereld laten we achIer, if any), gehee l o nbes pro ken laten. Ik denk echter dat er meer aan de hand is. We geloven ni et meer echt in de mogelijkheid va n een funderin g van ethiek. Zodat een aangeboden funderin g. o m te kunn en overtuigen, niet all een o p zich overtuigend moet zijn , maar nog de noodzaak van fundering o pnieuw aannemelijk zo u moeten maken. AI meI al hebben de pogingen o m de ethiek van de religie en het Griekse erfgoed los te maken, geen o nverdeeld succes gehad. Noch de vi er funderin gen, noch de belichamingen ervan , ko nden overtuigen. Dit falen is te verklaren door ero p te wijzen, zoals Maclntyre heeft gedaan in zijn

3


After Virtue (London 198 1), dat de ethische codes inhoudelijk nog steeds die van Christendom-Oudheid waren; dat deze codes een teleologisch mensbeeld ve ronderstelden (de mens streeft naa r, althans moel streven naar, een bestemmin g/ vervulling); en dat de niet-religieuze fundeerders het onmogelijke probeerd en, namelijk deze codes te gro ndvesten op een niet teleologische mensopvatting, op de mens "zoals hij is" . Hieraan kan nog worden toegevoegd dat een "telos" • een bestemming voor de mens, nict als een konijn uil de hoed getoverd kan worden, maar dat zu lk een algemeen aanvaardbare opvatting omtrent de bestemming van "de" mens slechts kan ontstaan en voortbestaan als hij gevoed wordt door praktijken, manieren van doen , die die mensen gemeenchappelijk hebben. (Vergelijk het voortbestaan van een taal). In de moderne lijd zij n de meeste van zulke praktijken niet ge meenschappelijk aan alle burgers, maar ve rsnipperd. Politiek is in de huidi ge grootschalige ge meenschappen van burgers en in gezetenen derhalve hel werken met botsende praktijken en manieren van doen. Politiek betekent daar: co mprisse n, praktische calculaties, afwijzen van ideologieën en het vertrouwen op bureaucratische O Tganisatie en wetenschappelijke analyse als overgebl even aan alle gemeenschappelijke praktijken. Maar ook dit laatste is si nds de Vietnam ervarin g in discrediet geraakt. Ook de pragmatisch-wetenschappelijkbureaucratische modus van politie k handelen wordt nu door velen gewantrouwd. Bo-

vendien keren aanzienlijke aamallen burgers de twee klassieke arena's van politiek, namelijk die van parlementen en politieke partijen e n die van arbe id en kapitaal, de rug toe. Nieuwe arena's zij n in de maak, maar waar die precies liggen - rond de woonsituatie, kerncentrales, of eenvoud ig

op straa l-, wie er wat kan bewerkstelligen , en wa t hun verhouding tot de traditionele politieke arena's is, dat alles is nog niet duidelijk. Wat nu? De filosofi sche fundering en het bestaan van een alle burgers bindende ethische code wordt aan de kaak gesteld. We leven met fragmenten van et hi ek en ethisch taalgebruik. De co ntext en kennis waardoor deze indertijd gevoed werde n hebben we echter verloren. Een politiek relevante en effectieve ethiek is na de Tweede Wereldoorlog, na Vietnam , en in het zicht van nucleaire ra mpen en de bedreigde levenskansen van komende generaties meer dan ooit nodig. Er is een toenemend moreel pro test tegen de dreiging van totale vernietiging. Maar dit stoelt voora lsnog op privé ethische oordelen, die geen vertaling vinden in een adequate publieke ethi ek. De vraag naar de verhouding tussen et hiek en politiek realisme is opni euw acuut. Machiavelli koos, zoa ls we zage n, voor politiek rea lisme. En een tijd lang konden we leven met de afgezwakte formule waarin Max Weber diens boodschap verva tte: geen getui gen ispolitiek, maar een consequentialistische verantwoordelijkheid, rekening ho uden met effectiviteit en gevo lgen van een gekozen beleid. Maar nu word t dit moeilijker. Ee n theoretische verklaring hiervoor is dat een consequentialistische benadering zi n heeft zolang onze waardering voor verschillende toestanden vaststaat en zolang we kans van hun optreden kunnen inschatten (risico's vaststellen). Waar echter consensus over waardering ontbreek t, en waardering niet via experimenten waarin de mensen hun voorkeur middels hun gedrag to nen (reyealed prefence) kan worden vastgesteld, en waar we niet in staat zijn om risi-

co's vast te stellen, d.w.z. waar we niet met risico maar met onzekerheid te maken hebben, daar gaat een consequentialistische benadering niet op en ku nn en we ons niet langer toevertrouwen aan de pragmati sch-co nseq uent ialist ische politieke ethiek van het politieke realisme. De verhouding tussen ethi ek en politiek realisme (dat volgens velen irrealistisch is) is zodoende opnieuw aa n de orde. Deze problematiek moet opnieuw, met het oog op de huidige grote politieke vraagstukken, worden doorgespit. Het handhaven van oude stellingen en schablones is hiervoor niet voldoende. Wel is duidelijk dat van een strikte tegenstelling tussen et hiek en politiek geen sprake kan zij n. Er zijn zowel continuïteiten als verschillen. Ook is duidelijk dat een politieke eth iek alleen dan wortel kan schieten als hij gevoed wordt door kennis en context, d.w.z. door kennis betreffende de belangrijke politieke levensproblemen van de eigen tijd. De context en kenni s van O udheid en Christendom zijn verloren. Een "telos" , een vanzelfsprekende bestemming, zu llen we eerder vinden wanneer we ons richten op de problematische leve nskansen van toekomstige generat ies van burgers. Levert dat concreet houvast voor politici en gewone burgers? Weinig, zolang bovengenoemde exercitie nog in volle hevigheid aan de gang is. Lofwaardi g, en deze exercitie versnellend, is de beleidslijn van Kissinger ( Years of Up" eaval): Zoek net zolang tot je een handelswij ze vindt die zowel politiek realistisch als in overeenstemming met de eigen ethische overtuiging is. Er zou vee l gewo nn en zijn als velen dit zouden doen 2). Maar voor de harde gevallen waarin binnen een beschi kbare tijd geen compromis tussen politiek real isme en ethiek gevond en kan worden, biedt dit helaas geen oplossin g.

Noot: I.

2.

4

Achter de 'sluier van onwetendheid', dus wanneer ze nog nict weten van hun toekomstige positie in de maatschappij, worden mensen - in de theorie - voor de vraag gesteld een inkomensverdeling op te zetten. Ze zullen dan , om Ie voorkomen dat ze door eigen keuze weinig zouden verdienen (mochten ze in de lagere regionen terecht-

komen), die lagere regionen een behoorlijke positie geven. (Red.) Zit! mijn "Efficiëntie en Corruptie" , in De!ilUllr:,'Welenschappen juni 1983.


De dominee en de koopman: samen aan de sobere dis Een artikel dat verwijst naar de Nederlandse traditie van dominees en kooplieden loopt tegenwoordig het gevaar al direct ter zijde te worden gelegd: immers, op z'n best is het slaapwekkend, veelal zal het plagiaat zijn van die professor uil het VVD-voorhof. In het navolgende zal ik de lezer dan ook de basis analyse van het gespleten Nederlandse gezicht besparen. Wel zal ik, uitgaande van deze analyse proberen haar een stapje verder te voeren en te akualiseren aan de hand van de versorberde Nederlandse staatsruif en de no-nonsense ministers die er dientengevolge achtcr zijn gaan plaatsnemen. Mensenrechten en geld verdienen: op het eerste gezicht twee begrippen die nict veel met elkaar te maken hebben. Hetzelfde geldt voor de mensenrechten en veiligheid. Toch blijkt in de praktijk dat er belangrijke verbanden bestaan. Om met het eerste te beginnen. (Gebrek aan) Geld bedreigt de naleving van de mensenrechten en fundamentele vrijheden van verschillende kanten. AJlereerst roe-

Demonstranten roepen op lot een boycot van Zuid-Afrika (foto ANP) Door mr. drs. C.D. de Jong. De heer De Jong werkt momenteel aan een proefschrift over hel recht op godsdienstvrijheid.

pen tal van minder ontwikkelde landen vertwijfeld uit: hoe moeten wij bijv. vrijheid van onderwijs garanderen, indien de kinderen nog niet eens voldoende te eten hebben? Maar ook in ons nog altijd rijke kikkerlandje bedreigt een vermeend gebrek aan geld een beleid gericht op de effectieve naleving van de mensenrechten: buitenlandse werknemers kunnen toch immers maar beter weer worden gerepatrieerd? Een boycot van Zuid Afrika kost toch teveel werkgelegenheid? Niet-Jood verklaringen moeten we toch maar lijdelijk duIden , als we daarmee onze handel met de Arabieren kunnen vergroten? Dikwijls wordt het geld-argument gebruikt, omdat het zo goed uitkomt. regeringen kunnen hun macht vergroten door met een

beroep op de ( onderontwikkelde) economie bepaalde rechten op te schorten. De in-opportuniteit van economische sancties t.o.v. landen die de mensenrechten met voeten treden kan worden geargumenteerd met een beroep op de werkgelegenheidseffecten, terwijl de betreffende regering misschien juist uil meer algemene politieke gronden de betrekkingen met die landen niet rou willen verstoren. Wat hier ook zij, niet ontkend kan worden dat het voor de volledige verwezenlijking van de mensenrechten van belang is dat tevens aan zekere economische basis-voorwaarden wordt voldaan: in die zin helpt het Nederlandse ontwikkelingsbeleid bij het creĂŤeren van een voor mensenrechten gunstig klimaat in de ontwikkelingslanden waarop dit beleid zich richt. Maar hoe zit het dan met het Nederlandse mensenrechten beleid? Zit de koopman dichter aan tafel, naarmate de dis versobert? Tot op zekere hoogte wel. Het kabinet Lubbers opereert in ieder geval behoedzaam. Veel aandacht verkreeg onlangs die ZuidAfrika-nota van Minister Van den Broek. Economische sancties worden daarin weinig effectief geacht. Na een eerste overleg met de Kamer bleek dat zelfs het aan banden leggen van investeringen in Zuid- Afrika niet zonder meer zal worden uitgevoerd. Als het aan Minister Van den Broek ligt is er van een investeringsstop

geen sprake. Het CDA liet hem die ruimte en nam genoegen met een tripartite studie (werkgevers organisaties, vakverenigingen en overheid) over de vraag, of de huidige investeringen wel verenigbaar zijn met de relevante EEG-richtlijnen en lAO-(lnternationale Arbeids Organisatie) aanbevelingen. De dominee zou in dit geval een meer stimulerend mensenrechten beleid hebben gepredikt: niet achter bestaande wetgeving aanlopend maar eerder het goede voorbeeld gevend. Ondanks de woordvoerende rol van Jan Nico Scholten bleek echter dat ook het CDA geen rol meer voor Nederland als "gidsland" ziet weggelegd: geen directe boycot van Zuid-Afrika dus. Ook meer in het algemeen verlegde Minister Van den Broek de accenten. In zijn speech ter gelegenheid van de opening van het Instituut Clingendael op 11 mei 1983' ) verklaarde hij o.m. dat "de bevordering van het Nederlands belang een van de twee hoofddoelstellingen zou kunnen worden genoemd van het Nederlandse buitenlandse beleid". Het opkomen voor de mensenrechten fungeert als een van de aspecten van de tweede hoofddoelstelling: "de bevordering van de internationale rechtsorde, of, met een variant daarop, het bijdragen aan de totstandkoming van een veiliger, vreedzamer en rechtvaardiger werelĂ . Uit de speech blijkt verder duidelijk dat, hoewel eenzijdig Nederlands optreden niet wordt uitgesloten, juist in die gevallen een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt tussen het te verwachten positieve effect van dit optreden in het kader van het mensenrechten beleid aan de ene kant en de te verwachte schade voor bilaterale 5


betrekkingen e.d. aan de andere kant. Het belang van deze nadruk op het "nationaal belang" moeten we ook weer niet overschatten. Om bij eerdergenoemde beeldspraak aan te sluiten: in het tijdperk van Van der Stoel kreeg de koopman zijn deel ook wel, maar in de achterkamer en door een klein doorgeefluikje. Nu mag hij pontifikaal achter de tafel plaatsnemen ; hij is weer een graag geziene gast. Voor een dergelijke meer open benadering valt wel wat te zeggen: ze is in ieder geval duidelijk en vermijdt de oer-Nederlandse hypocrisie. Aan de andere kant is het gevaar voor misbruik reëel: naast het basis gevaar van overschatting van het economische belang kan het economische argument immers ook al snel verworden tot gelegenheidsargument dat de werkelijke beleidsuitgangspunten verdoezelt. In het geval van Zuid-Afrika bijvoorbeeld is het niet direct aan te nemen dat het kabinet-Lubbers de regering aldaar politiek dermate interessant vindt, dat hel er eigenlijk graag goede relaties mee zou willen aanknopen. Ook neem ik best aan dat Minister Van den Broek apartheid verafschuwt. Maar het wu natuurlijk best eens zo kunnen zijn, dat het eigenlijke motief voor de terughoudendheid van de regering t.a.v. economische sancties vooral is ingegeven door de wens "in de pas" te blijven lopen bij de andere EG- en NA VO-Ianden. En hiermee belanden we bij de relatie mensenrechten en veiligheid. Het behoeft niet te verbazen dat juist in een tijd, waarin de koopman aan invloed wint ook de aandacht voor de nationale veiligheid toeneemt. Er wordt nu eenmaal het beste handel gedreven via beschermde aan- en afvoerwegen .... Voor het huidige Kabinet is het veiligheidsbeleid in ieder geval van centraal belang. Nu staat er natuurlijk ook nogal wat op het spel: de nieuwe kernwapens die al dan niet in Nederland gaan komen, de afstoting van kerntaken, de groeiende druk op het defensiebudget , het zijn allemaal zaken die de Nederlandse positie in de NAVO direct beïnvloeden. Min of meer automatisch probeert de Nederlandse regering dan ook op andere gebieden een extra betrouwbaar partner te zijn. Het in de pas lopen bij de bondgenoten is hiervan een uitvloeisel: eenzijdige stappen op het gebied van de mensenrechten liggen minder voor de hand. Maar de aandacht voor de veiligheidsproblematiek reikt nog verder: bondgenootschappelijke solidariteit brengt in de visie van de regering Lubbers met zich mee, dat we niet alleen oog hebben voor onze eigen nationale veiligheid maar ook voor de veiligheidsbelangen van onze bondgenoten. Zo erkent Minister Van den Broek in een interview in Elseviers Magazine van 21 mei jl., dat onze belangrijkste bondgenoot (voor wie daaraan mocht twijfelen, ik bedoel hier de VS) recht heeft op een geostrategische invloed in Midden-Amerika. Als voorbehoud wordt dan wel genoemd dat "geo-politieke invloed niet mag leiden

6

tot aantasting van het zelfbeschikkingsrecht van de betrokken landen", maar het effect kan toch moeilijk worden onderschat. Immers bij de formulering van het buitenlands beleid van Nederland t.a.v. landen als EI Salvador en Nicaragua zal die erkenning, naast de zwaarte van de mensenrechtenschendingen zelf, meewegen. Naast de dominee pikt ook de veldwachter een graantje mee ... Het Nederlandse mensenrechten beleid wordt derhalve steeds meer een kwestie van "zorgvuldige afweging": naast de eerder genoemde economische en veiligheidsaspecten moet gewezen worden op uitgangspunten als effectiviteit en non-selectiviteit. Een beleid van puur getuigen - "blowing in the wind" - heeft geen zin. Een beleid dat zich concentreert op een paar landen en andere landen met soortgelijke mensenrechtenschendingen "vergeet" , is selectief en daarmee onrechtvaardig. Deze beide uitgangspunten zijn echter niet nieuw: ook een minister als Van der Stoel hanteerde ze. Nadere uitwerking ervan lijkt hier dan ook niet direct interessant. Wel interessant is misschien nog de uitwerking van een afweging die, hoewel op zichzelf niet nieuw, wel weer steeds een nieuwe uitdaging vormt. Ik bedoel hier de keuze van een mensenrechtenbeleid t.a.v. Oost-Europa. De betrekkingen met Oost-Europa vertonen alle aspecten die hiervoor al de revue passeerden: hoewel niet overdreven groot, zouden we de handel met Oost-Europa toch niet willen missen. Potentieel vertegenwoordigen de Oosteuropese landen nog altijd een geweldig afzetgebied. Vanuit veiligheids oogpunt zijn deze landen echter nog steeds mikpunt van de NA VO-verdediging. Het aan de kaak stellen van de mensenrechtenschendingen in Oost- Europa zou de motivatie voor het in standhouden van de NAVO kunnen vergroten. Daarentegen is ook ontspanning doel van de NAVO (vgl. het beroemde Harmelrapport): het is stand houden van een dialoog vermindert de internationale spanning en verhoogt daarmee de veiligheid. Nonselektiviteit gebiedt dat mensenrechtenschendingen in Chili in beginsel niet zwaarder worden bekritiseerd dan die in de Sovjet-Unie Effectiviteit voegt nog weer een dimensie toe: de grote beer is wel erg groot ...

Wee de Minister van Buitenlandse Zaken die in dit gigantische krachtenveld inhoud moet geven aan het beleid. Gegeven al deze deels strijdige factoren , moet echter geconcludeerd worden dat het mensenrechtenbeleid er t.a.v. Oost-Europa op het ogenblik tamelijk goed afkomt. Doordat de economische belangen niet al te groot zijn, en het veiligheidsbeleid voor een keer promensenrechtenbeleid werkt, was dit natuurlijk ook al enigszins te verwachten. Maar dan nog blijven de marges smal: het vergt immers veel stuurmanskunst om de meest effectieve wijzen te vinden om de mensenrechtenschendingen in Oost-Europa aan de kaak te stellen. De huidige Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken lijkt hierin evenwel nog steeds goed te slagen. Zo is Nederland o.a. in de mensenrechtencommissie van de VN zeer actief geweest bij de bevordering van een onderzoek naar de mensenrechten situatie in Polen. Dat dit land tot nu toe nog steeds iedere medewerking aan een dergelijk onderzoek achterwege heeft gelaten, is dan ook stellig niet te wijten aan de inspanningen van de Nederlandse delegatie in Genève. Veel energie wordt door Nederland ook gestopt in de CVSE-vervolgbijeenkomst te Madrid. Niet alleen zijn daar herhaaldelijk concrete mensenrechtenschendingen aan de orde gesteld, maar bij de besprekingen van voorstellen is het juist ook Nederland geweest die er op toe heeft gezien dat de "menselijke dimensie" niet zou worden ondersneeuwd door nadruk op andere aspecten. En die waren er wel degelijk: weliswaar was de tweede - economische - mand weinig problematisch, maar het risico was niet denkbeeldig dat het voorstel voor een Europese Ontwapenings Conferentie andere voorstellen in de schaduw zou zetten. Ook hier weer heel concreet een afweging tussen veiligheid en mensenrechten. Waarschijnlijk is het mensenrechtenbeleid te gecompliceerd voor één enkel slotwoord. Als er dan toch persé een conclusie moet volgen dan deze: natuurlijk is een wrgvuldig afgewogen beleid dikwijls effectiever dan een meer emotioneel, meer geïnspireerd beleid. Maar voorkomen moet worden dat het mensenrechtenbeleid stikt in die afweging. Noot. 1. Zie elders in dit nummer (Red.)

Cartoon van Opland in de Volkskrant . ... ~ v,ij<: Vnl<ftr v.... P...-

En Idcttn ....


Macht en Ethiek in de internationale politiek Macht en ethiek "Om tot resultaten te ko men is het to nen van vastberadenheid, van eenheid, ko rtom van macht noodzakelijk". " Mooie intenties zijn nict voldoende o m de "tegenpartij" lOl concessies te dwingen". "Slechts een ferm besluit om eventueel te plaatsen kan de Sovjets tot geheel of gedeeltelijke ontmanteling brengen van de reeds opgestelde SS20 raketten". Deze geluiden kan men vaak o pvangen tijde ns de vele disc ussies over de G eneefse o nderhandelingen over de middellange afstandswapens.

o ntkenne nd te an twoorden. Maar we weten ook wat het betekent geen machtsinstrument te hebben. Om overgeleverd te zijn aan het dictaa t van de ander. De Noord- Z uid tegenstellin g is er een voorbeeld van. Alle mooie woorden ten spijt, w.ordt de status quo van een o nrechtvaardige verdelin g van de aard se welvaart gehandh aa fd . Tijdens de laatste UNCfAD conferentie in Belgrado hebben de rijke landen getoond uiteindelijk niet be reid te zijn hun machtspositie op te geven. De di scussie over ee n "nieuwe econo mische groei" is versto md. Het handhaven van de vrije markteco nomie bestendi gt de huidige machtsposit ie van het Noorden en is in het nadeel van het Z uiden.

Het recht van de sterkste Macht sverho ud ingen beheersen het wereld beeld. Macht of o nm acht : Het is een beslisse nd gegeven voo r politieke mogelijkheden of o nmogelijkheden. Het o udste recht waarop macht is gebaseerd is waarschijnlijk het recht van de sterkste , zoals in de natuu r. Wie de sterk ste is wordt bepaald door vele facto ren. Bijvoorbeeld het beho ren tot een bepaald ras dat zich meer waard acht dan een ander ras (de "edelgenn anen" in Nazi-Duitsland; de blanken in Z uid- Afrika). E r zijn ook biologische gegevens waaraan mensen macht ontlenen. Bijvoorbeeld: de sekse. Mannen nemen nog altijd het merendeel der leidende posities in.

Staatssecretaris J. van Houwelln8en Die modern isering van deze wapens in OOSI en West is een nieuwe stap op de weg van een heilloze kernwapenescalatie. Maar wal er legen te doen? Als men van mening is dat door hel o pstellen van dergelijke wapens door één partij het machtsevenwicht in gevaar ko mt, is het eenzijdige bezit van zulke nieuwe kernwapens een niet gerin g ri sico voor een gewapend conflict tussen Oost en West. Hel bezi t van deze wapens, zelfs bedoeld als afschrikking, als middel o m oorlog te voorko men, is een niet gering machtsmiddel. Onderhandelingen zij n dus nodig om van die eenzijdigheid af te ko men. Er is een andere uitkomst mogelijk dan een steeds verdere escalatie. De geschiedenis geeft ons echter weinig hoop. Zolang er een spanning bestaat tussen mensen, tussen volkeren is er oo k altijd een streven naar een machtsoverwicht. Dit streven heeft de internationale politiek immers altijd beheerst. Zal dit ooit anders zijn of moet dit nu anders, zijn er grenzen aan macht? Is het ethisch nog wel aanvaardbaar machtsmiddelen te hanteren die het risico in zich dragen van een volledige vernietiging van deze wereld. Het is niet w moeilijk hierop

Een a nder heel belangrijke bron van macht is geld,rijkdo m. Karl Marx beweerde in de vo rige eeuw hierover: " Eigendomsverho udingen vormen de allesoverheersende machtsfactor in de maatschappij". Volgens hem is de geschiedenis eigelijk een voortdurende strijd tussen eigenaren (uitbuiters) en niet-eigenaren (uitgebuitenen). In veel staten is het recht o m deel te nemen aan het bestuur lange tijd verbonden geweest aan het bezit dat iemand had. E n dan is er nog macht die wo rdt verleend aan godsdienstige opvattingen, bijvoorbeeld de macht van de ayatoll a's, pausen en bisscho ppen, die door hun positie vaak een grote invloed o p de politiek hebben of hadden. Ook kennis is macht. Immers, in o nze ingewikkelde en technologische hoog o ntwikkelde maatschappij wo rden steeds meer dingen voor de "gewone burger" onoverzichtelijk en o nbegrij pelijk. Men is dan geneigd de beslissin gen maar over te laten aan mensen "die het kunnen weten". Het is in deze tijd van de technokratie· de vraag of technocratische samenlevin g nog wel een democrati e is. Er zijn vele pogingen onderno men om litructuren te o ntwerpen waarbij de beteke-

Door 1. van Houwelingen Staatssecretaris van Defensie.

nis van machtsposities minder ove rheersend zou zijn. Maar is er wel een samenleving mogelijk zond er macht ? De fra nse fi losoof Sartre voelde er wel voor: " Ik heb nooit enig gezag ( macht) over mij aa nvaard en geloof in een maatschappij w nder eni g gezag" (het anarchisme). Dat kan nooit, zegge n de "realisten", dat is een utopie: zolang er o ngelij kheid is, is er macht . Machtsverhoudinge n zijn onve rmijdelijk. Wie dat niet erken t is een dwaas.

Macht een positieve fa ctor? Er zijn gro te risico's aan het bezitten van macht. Hoe vaa k wo rden macht posit ies niet gebru ikt o m de ande r te o nderdruk ken. Mac ht is vaak belangrijker da n recht. Het o mgekeerde behoeft echter geen illusie te zijn. Oo k daarvan zijn er voorbeelden. Om mensen te bevrijden van de onderdrukker zijn macht smi ddelen vaak de enige mogelijkheid. Het gaa t o m de vraag voor welk doel men zich wil in zetten. Drie hoofd problemen in de internationale polit iek, waarbij dit soort afwegin gen sterk spele n zij n: de me nsenrechten problematiek de Oost-West tege nstelling de o nrechtvaa rdige verdelin g van de welvaart tusse n Noo rd en Z uid. O plossingen zijn d ri ngend noodzakelijk. Welk beleid is hiervoor nodig? Is het hanteren van een machtsmiddel de enige effecti eve mogelijkh eid. Zijn er geen ethische bezwaren tegen bepaa lde machtsmiddelen?

Mensenrechten Er zijn helaas nog heel wat land en waa r "het recht van de sterkste" in zijn meest extreme vonn wordt gehant eerd. De macht is in handen van enkelen. Mensên wo rden uitgebuit en o nderdrukt. Het o ntbreken van machtsmiddelen bij hen maakt een "binnenl andse" o plossing vaak o nmogelijk. Landen die het " rechtsbegi nsel" hoog in

Aparlh ~;d is ~~n sch ~nd;ng

van mensenrechten

7


hun vaandel hebben mogen hun ogen in zo'n situatie niet sluiten. Een passieve houding betekent een zekere mate van medeverantwoordelijkheid. Sancties kunnen soms een effectief middel zijn. Voorwaarde is dan echter wel dat er een brede internationale consensus kan worden bereikt. Het is triest te constateren dat door het ontbreken daarvan zon'n machtsinstrument in bijna alle gevallen weinig effectief is. Economische belangen hebben helaas vaak een hogere prioriteit; soms maken machtsverhoudingen dit onmogelijk. Hoe belangrijk de factor "effectiviteit" ook is, soms zal men toch moeten kiezen voor eenzijdige maatregelen om de solidariteit met de onderdrukten te tonen en een internationaal proces op gang te brengen. het zal duidelijk zijn dat eerst al het mogelijke moet worden gedaan om wel tot internationale afspraken te komen. Voor "de zaak" zijn kleinere multinationale stappen belangrijker dan groter nationale stappen.

De Oost-West verhouding In de Oost-West verhouding kan men de spanning tussen macht en ethiek in de politiek even goed zien. Van allergrootst belang in die verhouding is het bewaren van de vrede. Een gewapend conflict, met alle risico's van nucleaire destructie, moet worden vermeden. Dat betekent voor een westers politicus vaak, dat hij gebeurtenissen in het Oostblok zwijgend of in ieder geval niet al te luid sprekend accepteert, hoezeer ze ook in strijd zijn met zijn christelijk, liberale of socialistische visie. Deze afweging van machtspolitiek en ethiek heeft ook te maken met de visie die men heeft op de Sovjet-Unie. Er zijn tegenwoordige deskundigen, die stellen dat de buitenlandse-p.Jlitieke doeleinden van de Sovjet-Unie in feite dezelfde zijn als van het oude Tsaristische Rusland: nl. in de eerste plaats het verdedigen en intern verbeteren van het land en in de tweede plaats, als er géén grote risico's zijn, het uitbreiden van de invloedssfeer van het land. Dat is een andere vÎsie dan die, welke de huidige Amerikaanse regering heeft. Die gaat ervan uit, dat de Sovjet-Unie in deze wereld maar één doelstelling heeft: het verbreiden en helpen van de wereldrevolutie, tot de hele wereld communistisch is. Hoe moeten we die verschillende opvattingen inschatten? Ik geloof zelf, dat de S 'vjet-Unie in eerste instantie zijn eigen, nationale belang behartigt, dat in wezen niet veel verschilt van dat van het tsaristische Rusland. Men wil het eigen bestaan veilig stellen en verbeteren en men wil niet meer en nooit meer de ervaring van de Tweede Wereldoorlog herbelevec. Dat is, behalve de eeuwenoude russische traditie van grote legers, een verklaring voor hun nog steeds zeer grote strijdkrachten. Ik kom op die grote strijdkrachten en het gevaar dat zij op zichzelf inhouden zo terug.

Wat voor leiding heeft de Sovjet-Unie nu? De heer Andropov heeft in zijn carrière talloze keren blijk gegeven - als ambtenaar, als ambassadeur en als hoofd van de geheime dienst, de KGB - dat hem in de eerste plaats de belangen van Rusland en zijn veiligheid voor ogen staan, minder de "wereld~revolutie" . Ook de huidige hooggeplaatste politici en ambtenaren om hem heen maken er geen erg revolutionaire indruk. De groepen politici, ambtenaren en militairen die nu het tweede plan vormen, maar die over zo'n 5 à 10 jaar de leiders gaan leveren maken eerder een wat praktische technocratische, op Rusland gericht indruk. Maar het is wel een land dat over grote strijdkrachten beschikt. Of wij dat nu willen of niet, wij - het westen - moeten daar wat tegenover stellen. Ook al zouden die strijdkrachten uitsluitend voor de verdediging van het "heilig moederland Rusland" zijn, zonder militair tegenwicht aan onze zijde, zou er een voortdurende uitnodiging zijn ons te pressen sommige dingen te doen of te laten, zou men ons kunnen dwingen een koers te volgen die wij niet willen en onaanvaardbaar zou zijn. Wij moeten door wapenbeheersing pogen dit - nog steeds - noodzakelijke mjlitaire evenwicht op een zo laag mogelijk niveau te krijgen. Tegelijk moeten ~ we , bijvoorbeeld in het CVSE-proces, op een behoedzame wijze toch nog zoveel mogelijk "3e mand"-aangelegenheden zien te verwezenlijken. Om dit niet volstrekt kansloos te maken, moeten wij er ook voor waken niet een volstrekt antagonistische sfeer tussen Oost en West te kweken. Ik sta daarom mèt instandhouding van een militair evenwicht tussen Oost en West - een koers voor van wveel mogelijk handels- en andere contacten tussen beide blokken. Het wu in dit bestek te ver voeren hier diep op

in te gaan. Een aantal opvattingen, die nu wel aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan werden en worden gehoord, bijvoorbeeld over energiecontracten, handel etc., gaan mij - en niet alleen mij - te ver. Dit soort handelscontacten lijken mij, als ze op rdelijke en zakelijke basis plaatsvinden, niet tot te grote afhankelijkheid van een leverancier of producent leiden en geen belangrijke technische geheimen prijsgeven, volstrekt acceptabel.

De Noord-Zuid verhouding In dèze verhouding spelen macht en ethiek ook een grote rol. De verhoudingen zijn echter fundamenteel anders. Tussen Oost en West zijn de verhoudingen op militair gebied - grof gezegd - evenwichtig en bestaan er op economisch terrein wel verschillen, maar lang niet zo gigantisch groot als tussen Noord en Zuid. In deze verhouding heeft het Noorden alles en het Zuiden niets. Dit zal de komende twee decennia ook wel zo blijven. Militair zal men wel wat sterker worden, economisch misschien nog zwakker. Toch zou het uitbuiten van deze machtspositie door het Noorden niet alleen ethisch - in mijn visie - buitengewoon onjuist zijn, het zou ook - uit een oogpunt van "verlicht" eigen belang - kortzichtig zijn. In de nieuwe tijd die nu voor ons ligt kunnen de staten zich in de wereld nog slechts verzekeren van vrede en veiligheid als zij bereid zijn de handen ineen te slaan en te gaan deelnemen aan een proces van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. De eerste pijler voor de nieuwe wereldorde in opbouw is ontspanning op basis van gelijkberechtiging en evenwicht. De tweede is die van samenwerking en partnerschap tussen de industrie- en ontwikkelingslanden.

VOEDS EL-CONFERENTIE

Allen: ..... Helpen jullie 'm maar ... !" Cartoon van Optand in de Volbkrant. november /974

8


De landen van de De rde Wereld streven in het algemeen naar onafhankelijkheid, zelfstandigheid, eigen identiteit en economische ontwikkeling. Geen enkele politiek jegens deze landen kan tot succes en tot een vruchtbare samenwerking leiden, als daarbij geen rekening wordt gehouden met die gerechtvaardigde eisen. Zeer gevaarlijk is het opwerpen als protector van door de tijd achterhaalde structuren. Zo kan de westerse houding ten aanzien van de ontwikkelingslanden in Midden Ame rika van grote invloed worden op het oordeel in de Derde Wereld omtrent de ware betekenis en inhoud van de westerse politiek. De politiek van steun aan de Derde Wereld bij het streven naar onafhankelijkheid houdt óók in dat de westerse landen er naar vermogen toe moeten bijdrage n dat conflicten in de Derde Wereld langs vreedzame weg tot een oplossing komen. Het onafhankelijkheidsstreven kan in de Derde Were ld worden versterkt door ste un te verlenen aan de regionale pacten die zich hier vormen. De EEG kan aan deze ontwikkelingen óók een steentje bijdragen, zoals inderdaad reeds gebeurt. Het bevorderen van de o nafhanke lijkheid in de Derde Wereld en he t steunen van de regionale pacten aldaar houdt mede een erkenning in van de stabiliserende rol welke de beweging der niet-gebonden landen in de wereld kan spele n. Zoals reeds opgemerkt is de tweede pijler voor de nieuwe wereldorde in opbouw die van samenwerking en partnerschap tussen de industrie- en ontwikkelingslanden. De ontwikkelingshulp is niet alleen maar een hulp uit humanitaire overwegingen. Het is óók een hulp die ten doel heeft stabiliteit e n vooruitgang te bewerkstelligen. Het is bovendien een pijler om onrecht te bestrijden en juist daarvoor een bijdrage te leveren aan vrede en veiligheid in de wereld. Het is daarom niet alleen ethisch verwerpelijk, maar ook politiek kort zichtig in deze tijd de economische samenwerking tussen Noord en Zuid en de ontwikkelingssamenwerking op een lage pit te zetten. De politiek van sommige grote westerse industriela nde n, zoals op de laatste UNCTADconferentie in Belgrado, in juni, naar voren gekome n, is daaro m onjuist. Zelfs puur economisch op korte te rmijn bezien onjuist. Niet voor nie ts hoort men uit dive rse fora als het IM F, de OESO, het GATT, zelfs uit een als toch bepaald niet als "'spendthrift '" bekend staand kader als de Bank voor Internationale Betalingen te Baset, voortdurende aanmaningen de handel tussen Noord en Zuid te continueren, de credietlijnen open te houden e n redelijke minimumprijzen voor diverse grondstoffen te handhaven.

Conclusie Het is na deze uiteenzetting hopelijk duidelijk, dat in vele politieke situaties macht en ethiek op hun eigen merites moeten worden bekeken. Machtsverhoudingen kunnen dit soms vereisen. Hoe een en ander ook zij, een situatie gewoon op zijn be-

Als udit niet lust, dan smaakt die rente ook niet. .J.

loop laten is in iede r geval ethisch onaanvaardbaar. In elke situatie zal men moeten pogen, zoveel als mogelijk is, ethische doelstellingen te verwezenlijken. Machtsmiddelen zijn een geoorloofd middel, mits ze werkelijk worden aangewend om onderdrukking, onvrijheid en onrechtvaardigheid te bestrijden. Het gaat niet alleen om goede inte nties, het gaat ook - en vooral om een herkenbare en geloofwaardige inzet. Mooie woorden zonder daden maken een politiek beleid in wezen tot een aanfluiting. We moeten daarbij echter wel bedenken, dat veranderingen alleen in internationaal verband tot stand kunnen komen. Een brede internationale consensus is

belangrijk om effectief invloed te kunnen uitoefenen om ongewenste situaties te veranderen. Dat is echter geen excuus altijd af te zien van nationale actie. Soms zijn eenzijdige maatregelen toch het enige middel om ook anderen in beweging te brengen.

Helaas merken de meeste mensen in deze wereld van begrippen als vrijheid en medeverantwoordelijkheid in hun dagelijks leven slechts weinig. Het is om redenen als in dit artikel omschreven van groot belang solidariteit met die mensen te tonen en in internationaal verband alles te pogen om daarin verandering te brengen. 9


Een pragmatisch buitenlands beleid De vraag of het Nederlands buitenlandse beleid bepaald wordt door commerciële belangen of moralistische beginselen is een kwestie die vele beschouwingen en discussies over het Nederlandse buitenlandse beleid beheerst. De ' koopman' en de "dominee' worden dan ook veelvuldig gebruikt als symbolen voor het aanduiden van twee tegengestelde tradities in de Nederlands buitenlandse politiek, respectievelijk een realistische en een ethische. Wanneer men echter het feitelijk gedrag van Nederland tcn opzichte van het buitenland aan ondenoek onderwerpt, dan blijkt vooral het nastreven van het eigen belang aan het gevoerde Nederlandse buitenlandse beleid tcn grondslag te liggen, waardoor dit beleid eerder het predikaat realistische ofwel pragmatische politiek verdient dan de benaming ethische of principiële politiek. Het door de verschil-

Door R.B. Soelendorp Dr. Soetendorp is ve rbonden aan het Instituut voor Geschiedenis (vakgroep Eigentijdse Geschiedenis) te Groningen. In 1982 promoveerde hij op het proefschrift. ' Het Nederlandse beleid ten aanzien van het Arabisch- Israë-

lisch conflict 1947-1977'. hadden bij een neutraal Nederland. Na 'het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hoopte men opnieuw door het voeren van de neutraliteitspolitiek buiten de oorlog te kunnen blijven. Aan de Engelse oproep om solidair te zijn wenste men geen gehoor te geven. Volgens de Nederlandse minister van buitenlandse zaken E. van Kleffens, had Nederland noch een rechtsplicht noch een morele plicht om aan de oorlog deel te nemen. Nederlands weloverwogen taak was 'eigen erf in eigen hand; geen aansluiting bij anderen'. 5) Pas na de Duitse bezetting van Nederland sloot men zich aan bij de Geallieerden, waarmee voorlopig een einde kwam aan de politiek van afzijdigheid. Na 1945 raakte Nederland vanwege het veiligheidsbelang enerzijds en de economische belangen anderzijds verstrengeld in respectievelijk het Noordatlantisch bondgenootschap (NA VOl en de Europese Gemeenschap (EG). De NA VO moest het

lende Nederlandse regeringen gevoerde beleid ten aanzien van het Arabisch-Israëlisch conflict is een illust ratie hiervan. hel scheppen van een internationale Een pragmatische traditie rechtsorde, en was de Nederlandse onzijdigheid in Europese conflicten niet alleen Een belangrijke voorwaarde voor het beNederlands recht, het was zelfs Nederlands drijven van machtspolitiek is het bezitten hoogste plicht. J van het noodzakelijke vermogen om in het In dit verband heeft een beoordelaar van internationale krachtenspel te kunnen de neutraliteitspolitiek gesteld dat het een meedoen. Nederland was alleen gedurende beleid van onmacht was gehuld in de herde bloeiperiode van de Republiek der Vermelijnen mantel van het recht, terwijl een enigde Nederlanden in de zeventiende ander het heeft omschreven als een merkeeuw in die positie. Maar men was toen waardig mengsel van enge ze lfingenomenook niet afkerig van het gebruik van geheid en begrijpelijke hoop om met rust geweid bij het verzekeren en bevorderen van laten te worden. 4) handelsbelangen wanneer deze op het spel Dat men tijdens de Eerste Wereldoorlog stonden. De Hollandse machtshebbers erin geslaagd was niet bij de oorlog betrokstreefden in die periode als voornaamste ken te raken had weinig te maken met de doel na het zeker stellen van de verworven ethische argumenten die hiervoor werden hegemonie op handelsgebied en het creëaangevoerd, maar was te danken aan het ren van een internationale omgeving die belang dat zowel Duitsland als Engeland bevorderlijk zo u zijn voor hun handel. De internationale rechtsorde die men propageerde moest de grondslag leggen voor twee met elkaar verweven aspiraties; met rust gelaten worden en onbelemmerd handel kunnen drijven. Terecht stelt J. Boogman dan ook dat het pacifisme van de Hollanders in de regel niet ideëel maar utilitair van aard was. I) Ook na het verval van de Republiek, in de periode na 1830, toen voor Nederland nog nauwelijks een rol van betekenis binnen de Europese krachtsverhoudingen was weggelegd, heeft men een realistische politiek gevoerd gericht op het bevorderen van handelsbelangen, het zeker stellen van de territoriale integriteit en het behouden van de overzeese gebiedsdelen. Men koos voor een politiek van afzijdigheid. Hoewel hiervoor ideële motieven werden aangevoerd was het, zoals Boogman opmerkt, de enige reële gedragslijn die men kon volgen. 2 Men maakte echter van de nood een deugd en verhief de afzijdigheidspolitiek tot een deugd. Dat Nederland niet deelnam aan het machtspolitieke spel, zo redeneerde men, was een voorwaarde voor de handhaving van het Europese machtsevenwicht en daardoor ook voor de wereldvrede. Dit sloeg zelfs om in een soort nationaal zendingsbewustzijn. Nederland was in deze opvatting de bakermat van het internatioVan der Stoel: " ... Ik wijk nale recht en het centrum van gerechtigheid. Volgens vooraanstaande Nederlandse van de Kissinger-lijn volkenrechtskundigen, was Nederland Opland in de Volkskrant, 1975 voorbestemd een leidende rol te spelen ~h

DE BRAVE MAX

10

geen duimbreed al ... !"


overwicht van de Sovjet-Unie op het Europese continent, die door haar ideologieen als gevolg van haar optreden in OostEuropa als een reële bedreiging werd ervaren, neutraliseren. De idëele motieven die mede belangrijke drijfveren vormden van het Nederlandse enthousiasme voor de Europese economische samenwerking, waren niettemin ondergeschikt aan de economische belangen. Als gevolg van het zelfstandig worden van Nederlands-Indië, waardoor een belangrijk afzetgebied van de overzeese handel verloren ging, en na intensieve industrialisering die de Nederlandse economie doormaakte had Nederland namelijk veel belang bij het creëren van een zo groot mogelijke gemeenschappelijke markt in West-Europa.

Een Mythe Het Nederlandse beleid ten aanzien van het Arabisch- Israëlische conflict, is één van de be leidsterreinen in de na-oorlogse periode die zich heel goed lenen voor de toetsing van de vraag of Nederlandse beleidsvormers zich al dan niet vooral hebben laten leiden door het behartigen van Nederlandse belangen. Met betrekking tot de Nederlandse houding in het Midden-Oosten conflict heeft zich immers de mening post gevat, dal Nederland een van de weinige Europese landen was dat zich altijd w nder enige beperking of nuancering achter het Israëlische standpunt in het Arabisch-Israëlische contliet had opgesteld. Deze mening over de pro-Israëlische houding van de verschillende Nederlandse re~eringen werd nog niet w lang geleden vrijwel algemeen gedeeld door wwel Arabieren als Israëli's, alsmede personen die de Nederlandse politiek hebben bestudeerd. De redenering is dan dat de Nederlandse houding grotendeels werd gevormd door de morele schuldenlast tegenover het in de Tweede Wereldoorlog grotendeels uitgeroeide Nederlandse Jodendom. Maar wanneer men het Midden-Oosten beleid onder de loep neemt kan men stellen dat dit op een mythe berust. De Nederlandse beleidsvormers hebben zich ten aanzien van het Arabisch-Israëlische conflict niet laten leiden door pro- of anti- Israëlische gevoelens of een pro- of anti-Arabisch sentiment. De leidraad voor de handelswijze van de Nederlandse regering werd slechts gevormd door het bevorderen en zeker stellen van die Nederlandse belangen die aan nationale belangen te relateren waren of als zodanig werden opgevat. Dit gold niet alleen na 1973, toen duidelijk materieële belangen op het spel stonden die er toe leidden dat de Nederlandse regering in het conflict een afzijdige houding innam. Ook tussen 1947 en 1949, toen de kwestie Palestina intervenieerde met hel vitale belang dat de regering aan het Indonesische vraagstuk toekende, nam de regering een afzijdige houding aan of toonde zij althans een vOOrkeur voor een dergelijke houding"

In de schaduw van NederlandsIndië Opvallend is vooral de periode 19471949, wanneer de uitroeiing van het Europese Jodendom nog vers in het geheuge n van de Nederlandse be leidsvormers gegrift lijkt te zijn, hoe aarzelend deze waren om mee te werken aan het streven van het Joodse volk een eigen staat te stichten, en hoe weinig de regering Israël in zijn prille begin heeft gesteund. In deze periode werd de Nederlandse regering geconfronteerd met de kwestie van de deling van Palestina en de stichting van de staat Israël. Maar in diezelfde periode deed de regering verwoede pogingen om de belangrijkste overzeese bezitting, het toenmalige Neuerlands-Indië, te behouden. Ondanks de verdeeldheid in Nederland over de Indonesische kwestie heerste er een consensus over het economische belang van Nederlands-Indië voor de wederopbouw van Nederland na 1945. Door de essentiële waarde die men toekende aan het behoud van Nederlands-Indië was het beleid van de regering in die periode gericht op het bereiken van een politieke regeling die de oude koloniale verhoudingen in een nieuwe vorm zouden gieten, maar waarbij de economische betrekkingen tussen Nederland en Indonesië behouden zouden blijven. Om dit te bewerkstelligen schuwde de regering het gebruik van militaire middelen niet. Twee omvangrijke militaire acties werden uitgevoerd om de Republiek, het voornaamste obstakel voor het herstel van het Nederlandse gezag, te liquideren. Het streven van het Joodse volk een eigen staat in het Britse mandaatgebied Palestina te stichten, werd overschaduwd door de gebeurtenissen in Indonesië. Bij de overwegend Mohammedaanse bevolking van de Indonesische Archipel moest geen extra irritatie worden gewekt. Men veronderstelde namelijk dat zij aan de Arabische kant wu staan in het conflict tussen de Joodse en Arabische gemeenschap in Palestina. De regering wilde eveneens de Arabische landen niet geheel van zich vervreemden door openlijk parij te kiezen ten gunste van de Joodse gemeenschap in Palestina. De houding van die landen was tijdens de behandeling van het militaire optreden in Indonesië in de Verenigde Naties (VN) niet erg vriendelijk. Het hoofd van de Nederlandse delegatie naar de eerste speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN die zich met de kwestie Palestina wu bezighouden, J. van Roijen, werd dan ook door de toenmalige minister van buitenlandse zaken, C. van Boetzelaer, geadviseerd terughoudendheid te betrachten. In de in te stellen onderzoek commissie inzake Palestina, (UNSCOP), moest men bij voorkeur uit eigen beweging geen zitting nemen. Maar overeenkomstig met het meerderheidsbesluit van de ministerraad mocht men zich hieraan niet onttrekken indien een beroep op Nederland zou worden gedaan. De regering was bereid de consequenties van het lidmaatschap van de VN te aanvaarden. In het traditionele Neder-

landse streven naar veiligheid door middel van een internationale rechtsordl!, kende de regering aan de VN immers grote betekenis toe als instrument voor het creëren van een dergelijke internationale rechtsorde. Schoorvoetend heeft Nederland dan ook zitting genomen in UNSCOP, toen het eenmaal hiervoor was aangewezen. 7)

Een gereserveerde houding Tijdens de behandeling van het door een meederheid van de leden van UNSCOP voorgestelde delingsplan voor Palestina werd de Nederlandse delegatie geïnstrueerd om het meerderheidsstandpunt, dat het Nederlandse lid van UNSCOI' mede had opgesteld, te steunen maar zich daarbij voorlupig op ue achtergronu te houden. In de Nederlandse delegatie in de VN speelden de ontwikkelingen met betrekking tot In donesië een belangrijke rol bij het beoordelen van het voorstel om Palestina te verdelen in een onafhankelijke Joodse en een Arabische staat. Bij degenen die bij het gebeuren in Indonesië betrokken waren, bestond de voorkeur zich van stemming over het delingsplan Ie onthouden . Van Roijen en een ander delegatielid, E. Sassen , die respectievelijk als diplomaat en politicus nauw betrokken was bij het Indonesische vraagstuk , waren niet toevallig de meest uitgesproken voorstanders van een onthouding. In hun argumentatie hiervoor legde zij voortdurend verband met de Indonesische kwestie, en drongen zij er op aan geen standpunt tegen de Arabische landen in te nemen hetgeen bovendien voor de Mohammedaanse bevolking van Indonesië als een vijandige houding kon worden beschouwd en de sfeer voor samenwerking zou kunnen bederven, De regering bleef niettemin vasthouden aan de eenmaal genomen beslissing om het delingsplan te steunen. Hoewel de Nederlandse delegatie gebruik maakte van de manoeuvreerruimte die zij kreeg en zich in de ad-hoc commissie van de Algemene Vergadering van stemming onthield, stemde men bij de beslissende stemming in de Algemene Vergadering op 29 november 1947 voor het delingsplan. Voor de regering was het feit dat het Nederlandse lid van UNSCOP, na overleg met Den Haag, mede-opsteller was van hel delingsplan zeker een overweging bij deze beslissing. Ook het streven van het Joodse volk om een soevereine staat te stichten en het vooruitzicht dat een dergelijke slaat bood voor de oplossing van het Joodse vluchtelingenvraagstuk in Europa, waren ongetwijfeld belangrijke redenen om het delingsplan te steunen. Maar van doorslaggevende betekenis was het feit dat de Verenigde Staten voorstander van het delingsplan waren. De Nederlandse regering was in die periode in tal van opzichten volledig aangewezen op Amerikaanse steun, vooral met betrekking tot de ontwikkelingen in Indonesië. Nadat het Indonesische vraagstuk als gevolg van de eerste militaire actie in juli 1947 in de Veiligheidsraad van de VN aanhangig was gemaakt, nam de Amerikaanse regering een sleutelpositie in bij de behandeling van de kwestie Indonesië en het zoeken naar II


een oplossing voor het conflict. Hoezeer er verband bestond tussen de positie van de Verenigde Staten en de handelswijze van Nederland valt op te maken uit het feit dat wdra de Amerikaanse regering bij het uitvoeren van het delingsplan omzwaaide, en voorkeur bleek te hebben voor een tijdelijk trustschap voor Palestina, de Nederlandse regering deze nieuwe Amerikaanse lijn wnder meer volgde. Het paste kennelijk geheel in de eigenlijke Nederlandse voorkeur in verband met de ontwikkelingen in Indonesië.

Uitstel van erkenning Terwijl Nederland meteen na'" het uitroepen van de onafhankelijke Joodse staat in Palestina op 14 mei 1948 door Israël om diplomatieke erkenning werd verwcht, bleef een volledige erkenning uil tot half januari 1950. In feite ging Nederland als laatste Westeuropese land hiertoe over. Het lange uitstel hing nauw samen met de Indonesische problematiek. Het vitale belang van een voor Nederland gunstige regeling van het Indonesische vraagstuk, was nog steeds in het geding toen de Nederlandse regering een beslissing moest nemen om al dan niet tot erkenning van Israël over te gaan. De regering verwachtte van een dergelijke stap repercussies van Indonesische kant. In alle politieke formules die men van Nederlandse zijde voor de nieuwe staatkundige vorm van Indonesië had bedacht, werd namelijk aan Nederland het behartigen van de buitenlandse betrekkingen toebedeeld. Nederland hechtte hieraan grote betekenis omdat de Republiek het onderhouden van zelfstandige betrekkingen met andere landen beschouwde als een uiting van onafhankelijkheid. Een erkenning van Israël, W veronderstelde de Nederlandse beleidsvormers, wu door de Indonesische nationalisten worden beschouwd als een keuze vóór Israël tégen de Arabische landen, en als zodanig een bewijs dal Nederland niet in staat zou zijn de Indonesische belangen voldoende te behartigen. De regering wilde dus in dit verband met dit belangrijke twistpunt tussen Nederland en de Republiek de Nederlandse aanspraak op het behartigen van de buitenlandse betrekkingen geenszins ondermijnen. Het nationale belang moest immers prevaleren. Verhelderend is de behandeling van de kwestie van al dan niet erkennen van Israël door het kabinet Drees-Van Schaik in de ministerraad van 30 augustus 1948. Bij de beoordeling van deze kwestie, W stelde minister Van Schaik, diende men allereerst met het nationale belang rekening te houden. Gelijk Sassen, die inmiddels tot minister van overzeese gebiedsdelen was benoemd, gaf hij te kennen geen voorstander van een spoedige erkenning van Israël te zijn, vanwege de te verwachten nadelige gevolgen van een dergelijke stap. MinisterPresident Drees, die wat tegensputterde, bekende persoonlijk voor een w spoedig mogelijke erkenning van Israël te zijn en bestreed de stelling van Van Schaik met betrekking tot de primaire waarde die men aan het nationale belang moest toekennen bij internationale kweSties. Maar ook hij zag wel in dat het tijdstip voor erkenning 12

nog niet was aangebroken. 8).

Het Nederlandse belang voorop De reputatie pro-Israël te zijn heeft Nederland bij de Arabische landen ondermeer verworven door de positie die de Nederlandse regering had ingenomen tijdens de Suezcrisis in 1956 en de Juni-oorlog in 1967. Maar wanneer men nagaat welke belangen in beide kwesties gemoeid waren, dan kan men stellen dat hoewel het Nederlandse beleid tot een standpunt leidde dat meestal met het Israëlische samenviel, ook hierbij het Nederlandse belang steeds voorop stond.

Egypte kon Soekamo lering trekken om zich aan de bestaande verdragen met Nederland te houden'l. De voorwaarden die Israël in 1956-57 stelde voor een ontruiming van de Sinai, in het bijzonder de garantie voor vrije doorvaart door de Straat van Tiran, werden door de Nederlandse regering volledig gesteund. Het zeker stellen van de vrije doorvaart was bevordelijk voor het vormen van een internationale rechtsorde, hetgeen Nederland als een essentieël belang beschouwde. Nederland behoorde dan ook in 1957 tot die landen die in de VN, toen Israël instemde met een terugtrekking uit de Sinai, plechtig hadden verklaard dat de vrije doorvaart door de straat van Tiran

STEUNTJE IN DE RUG ...............

f. ..NIÉf ZoVEEL

~ : i(t!ffiEK Op HET : I llUlTE>lLl\~D .. .' I : Mot/PJE DICHt •.!!.'

I

.

I

,

,

,

,.

-_ ... _,

9 •

De Duwer, : ". .. Zou je niet " wat aardiger tegen die Arabieren willen zijn ... , Van der Stoel ... ?" Opland in de Volkskrant, maarl /974

De Brits-Franse militaire aktie in Egypte en de daarmee samenhangende Israëlische bezetting van de Sinai in 1956 hadden beide de goedkeuring van de Nederlandse regering. Beide konden een halt toeroepen aan het aanwakkeren van anti-Westerse gevoelens in de Arabische wereld en een einde maken aan de Russische penetratie in het Midden-Oosten, waarvoor Nasser verantwoordelijk werd gesteld. Daarmee werd een Westers veiligheidsbelang gediend. Bovendien werd indirect door het optreden tegen Nasser een concreet Nederlands belang bevorderd. De regering trok namelijk een analogie tussen Nassers handelswijze in de Suezkanaalkwestie, in het bijwnder de nationalisatie van de Suezkanaalmaatschappij , en de houding van de Indonesische president Soekamo. Deze had als gevolg van de perikelen rondom de kwestie Nieuw-Guinea de bij de soevereiniteitsoverdracht aanvaarde overeenkomsten eenzijdig opgezegd. Uit een succesvolle afloop van de militaire interventie in

volgens het internationale recht niet belemmerd mocht worden. De Egyptische blokkade van de Straat van Tiran voor lsraëlische scheepvaart werd door Nederland vooral gezien als een schending van het beginsel van het geldende zeerecht, inmiddels in 1958 in Genève gecodificeerd. Als zeevarende natie hechtte Nederland grote waarde aan het handhaven van het vastgelegde zeerecht. Men was zelfs bereid mee te werken aan een plan voor een multinationale vloot om de blokkade te breken. Toen dit plan mislukte en Israël zelf aktie ondemarr. keurde de regeri. g het Israelische militaire Opl reden goed, en erkende zij dat lsraël krachtens het in het Handvest van de VN vastgelegde recht op zelfverdediging handelde 101.

Afwijzing van een blijvende bezetting De afwijzende houding die de opeenvolgende Nederlandse regeringen aan de dag legden, naar mate duidelijker werd dat Is-


het belang dat Nederland toekende aan de

1967 veroverde gebieden zou beëindigen." ) Wanneer men zich dus afvraagt of de Nederlandse standpuntsbepaling met betrek-

bestaande internationale rechtsorde. Met

king tot de door Israël bezette gebieden

de blijvende bezetting van deze gebieden

bepaald werd door ethische overwegingen of. als gevolg van de Arabische olieboycot

raël voornemens was om gebieden veroverd in de juni-oorlog permanent bezet te houden , vindt haar gronslag eveneens in

kwam een aanvaard beginsel van de internationale rechtsorde in het geding, met name de ontoelaatbaarheid van het verkrij-

gen van grondgebied door middel van oorlog. Een blijvende Israëlische bezetting, ge-

van Nederland in 1973, door eigen belangen, dan is het antwoord eenvoudig. Vanaf

Oosten. Maar het echte keerpunt, het

richt op een uiteindelijke annexatie, was in

gebied. Deze houding vond zijn oorsprong

kende als zodanig een inbreuk op de internationale rechtsorde. Overeenskomstig de geldende internationale rechtsnormen stemde Nederland alleen in met een bezetting die gericht was op het gebruiken van deze bezette gebieden als onderpand voor het bereiken van een definitief vredesak-

in de inbreuk die zo'n dergelijke Israëlische stap zou maken op de internationale

ring reeds in juli 1967 tegen de veranderingen die de Israëlische regering had aangebracht in de status van Oost-Jeruzalem.

voor was men wel bereid de Europese partners tegemoet te komen door eensgezind te erkennen dat de eerbiediging van de rechten van de Palestijnen een onmisbaar element was in het bereiken van een duurzame vredesregeling in het Middenoverstag gaan van de Nederlandse beleidsvormers ten opzichte van de Palestijnen, vond plaats naar aanleiding van de olie-

strijd met het handvest van de VN en bete-

Op grond van deze opvatting was de rege-

landen (OAPEC) in 1973. Een jaar daar-

juni 1967 nam Nederland een ondubbelzinnige houding aan tegen een mogelijke unilaterale annexatie door Israël van bezet

koord.

een einde met de olieboycot van Nederland door de olie-exporterende Arabische

boycot.

rechtsorde. De standpuntsbepaling had dus

Hoewel er in 1973 nauwelijks sprake was

niet ro zeer te maken met ethische argumenten dan wel met het streven de internationale rechtsorde, waaraan Nederland als kleine staat vitaal belang toekende en die men , 11) mag men stellen, als nationaal belang opvatte, te willen beschermen. In die zin beschouwd was het dus toch eigen belang, maar zeker niet als gevolg van de

van een olietekort in Nederland als gevolg van de Arabische olieboycot, bleef in de eerste jaren na de oktoberoorlog van 1973

olieboycot van 1973.

aanzien van de problematiek in het Mid-

de traumatische ervaring van deze boycot doorwerken. Het oliebelang was een realiteit waarmee Nederland , evenals zijn Europese partners, rekening diende te hou-

den bij het formuleren van het beleid ten

Tussen 1967 en 1973, nog voordat de

den-Oosten. De Nederlandse beleidsvor-

Arabische regeringen het oliewapen tegen Nederland gebruikten , werd eveneens door

mers trokken uit de ervaring met de olie-

verschillende Nederlandse regeringen gesteld dat de bezette gebieden niet eenzijdig door Israël mochten worden geannexeerd. Kleine grenscorrecties voor rover nodig, waren uitsluitend toegestaan met toestem-

Geen geïsoleerd optreden Anders ligt het met betrekking tot de na 1973 gewijzigde Nederlandse houding van het Palestijnse vraagstuk. Vanaf 1948 tot november 1973 werd dit vraagstuk als een

boycot in tweeërlei opzicht lering. Allereerst om voortaan rekening te houden met

de Arabische gevoeligheid wat betreft Israël. Ten tweede te voorkomen dat Neder-

land opnieuw geïsoleerd van zijn Europese bondgenoten zou komen te staan.

ming van de Arabische landen in het kader

vluchtelingenprobleem gezien. Weliswaar

Om van het pro-Israël stigma af te komen

van een overeengekomen vredesregeling op basis van resolutie 242 van de veilig-

erkende de toenmalige minister van buiteenlandse zaken, J. Luns, in 1970 dat het Palestijnse vraagstuk naast een humanitair

en zich als onpartijdig in het conflict tussen

aspect ook een politieke dimensie had. Toch gaf de regering geen steun aan Pales-

beleid als 'evenwichtig' aanduiden. Deze

tijnse pogingen om internationale erken-

recht zou doen aan de rechtvaardige ver-

heidsraad. In dit opzicht strookte het standpunt van de negen lidstaten van de

Europese Gemeenschap (EG), neergelegd in hun verklaring van 6 november 1973, volledig met de opvatting die de opeenvolgende Nederlandse regeringen sinds 1967 op dit punt hadden verkondigd. In deze verklaring spraken de negen zich uit tegen

ning voor hun recht op zelfbeschikking te krijgen. In de VN bijvoorbeeld, stemde Nederland tegen resoluties waarin dit recht

was vastgelegd. Aan de enigszins dubbelzinnige houding

het verkrijgen van grondgebied door geweid en vonden zij bet noodzakelijk dat Is-

van de Nederlandse regering met betrek-

raël de territoriale bezetting van de in juni

king tot het Palestijnse vraagstuk kwam

Israël en de Arabische landen te presenteren wu de regering het Midden-Oosten benaming moest een beleid dekken dat langens van beide partijen. Enerzijds mocht het bestaansrecht van Israël niet worden aangetast, anderzijds moest aan de politieke aspiraties van de Palestijnen om tot de vorming van een Palestijnse staat te komen in enigerlei vorm gestalte worden gegeven. Bovendien rou dit evenwichtige

13


beleid, in het bijwnder met betrekking tot het Palestijnse vraagstuk, geheel overeenkomen met de bereikte consensus tussen de Negen over een gemeenschappelijke Midden-Oosten beleid, o nder de dekmantel van de Europese Politieke samenwerking (EPS). In het kader van de EPS is vanaf november 1973 in opeenvolgende verklaringen stad voor stap tegemoet gekomen aan het streven van de Arabische landen internationale e rkenning te krijgen voor het stichten van een Palestijnse staat, alsmede voor de Palestijnse bevrijdingsorganisatie (PLO) als de vertegenwoordigster van het Palestijnse volk. Nadat op 6 november 1973 de Palestijnse rechten als legitiem waren bestempeld, werd uiteindelijk in de gemeenschappelijke verklaring van Venetië in 1980, het Palestijnse recht op zelfbeschikking erkend en de noodzaak om de PLO te betrekken bij het overleg over een vredesregeling uitgesproken. t 2) De pragmatische koers van het Nederlandse beleid blijkt vooral uit het stemgedrag van Nederland in de VN o Bij alle stemmingen over kwesties inzake het Midden-Oosten die bij de Arabische landen gevoelig lagen, waakte Nederland er voor om niet geïsoleerd komen te Slaan, en nam men alleen dan een ander standpunt in als tenminste één andere lidstaat dat ook deed. Dit ontlokte van de zijde van het Tweede

Kamerlid Aantjes de volgende reaktie:

'Een goed geweten en politieke moraal dienen bo ven materieel belang te gaan. Laai Nederland ten aanzien van het Midden-Oosten een beleid voeren, waarbij nationaal en internationaal het eenmaal verworven respect blijft behouden. "Dare to stand alane n, bewaar uw eer en karakter'.I J)

Critici van hel Midden-Oosten beleid van de regering verweten, naar aanleiding van de Arabische olieboycot, het kabinet Den Uyl vooral een getuigenispolitiek gevoerd te hebben die de Arabieren zo irriteerden dat de olieboycot een logisch gevolg hiervan was. 14) Maar M. van der Stoel, de minister van buitenlandse zaken in dit kabinet, wees dit soort kritiek af en merkte op dat hij juist tcn tijde van de olieboycot zich met grotere hardnekkigheid dan ooit tevoren had ingezet voor het behartigen van de nationale belangen. IS) Wanneer men het feitelijke gevoerde Nederlandse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten tijdens en na de Oktoberoorlog beschouwt, dan blijkt dat niet alleen Van de Stoel maar ook de buitenlandse beleidsvormers van andere kabinetten het bevorderen en zeker stellen van Nederlandse belangen tot hun leidraad hebben gemaakt.

Noten: I. Boogman, J.C., 'Achtergronden, tendenties en tradities van het buitenlands beleid van Nederland', in Nederlands Buitenlandse politiek: heden en verleden. Baarn, 1978 p. 11. Ibidem , pp. 16 en 18. Ibidem, pp. 21-22, 25-26, en De Jong, L. , Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 2, p. 150. 4. Daalder, H., ' Nederland en de wereld : 1940- 1945', in Tijdschrift voor Geschiedenis, jaargang 66 (1953). p. 178. 5. De Jong, L.op. cit., deel 2, p. 145. 6. Daar dit artikel gebaseerd is op mijn eerder verschenen dissertatie wordt de lezer voor een meer gedetailleerde behandeling alsmede de bronnen vermelding verwezen naar Soetcndorp, R.B., Pragmatisch.!Jf Principieel. Het Nederlands beleid ten aanzien van het Arabische-Israëlisch conflic/. Leiden, 2.

3.

1983. 7. Soetendorp, R.B., op cit., pp. 29-41 en 19 t-194. 8. Ibidem , pp. 42-57 en 194-1 95. 9. Ibidem, pp. 72-81 en 195- 197. 10. Ibidem. pp. 95-102 en 197- 198. 11. Ibidem, pp. 103- 11 2, 135- 150 en 198-199. 12. Ibidem,pp. 135-167, 199-205 en 254-255 . 13. Handelingen Tweede kamer,zitt ing 19741975,27.11.74 p. 1584. 14. vergelijk: Boon, H.N., AfscheidsaudiënIie. Tien Studies over Politiek en praktijk. Rotterdam, 1976 pp. 282-295: Schaper, H.A., 'Nederland en het Midden-Oosten conflict'. Het regeringsbeleid in de jaren 1967-1973'. in : Internationale SpectalOr, jaargang XXIX , no 4 (april 1975), 229-242. 15. Handelingen Tweede Kamer, zitting 19731974,29.11 .73, p. 1302.

Idealisme en realisme in het Nederlandse buitenlandse beleid In Nederland wordt vaak de vraag gesteld hoe moreel of idealistisch het buitenlands beleid van ons land moet zjjn. Het antwoord op die vraag is niet alleen belangrijk voor de buitenlandse politiek, maar ook voor de binnenlandse partijverhoudingen. Vooral de PSP, PPR, PvdA en een deel van het CDA benadrukken het idealisme,

terwijl de VVD dikwijls realisme bepleit. In deze discussies worden vaak de woorden moralisme, pragmatisme, idealisme en realisme gebruikt zonder dat steeds duidelijk is wat wordt bedoeld. Daarom eerst enkele opmerkingen over het woordgebruik.

Moralisme is het beoordelen van elk gebeuren en alle motieven vanuit het oogpunt van goed en kwaad. het heeft als ondertoon de betekenis van: huichelachtige zedenprekerij . men bedoelt met bezwaren tegen 'moralisme' in het buitenlands beleid dus niet dat het buitenlandse beleid geen ethiek dient te kennen, maar dat het ethisch element niet overdreven veel aandacht moet krijgen ten koste van de feitelijke analyse en de praktische aspecten van het beleid. Het woord pragmatisme is minder duidelijk. Het verwijst naar het pragmatisme als filosofische leer die het kenmerk van de waarheid ziet in haar praktische toepasselijkheid en haar bruikbaarheid om leidraad te zijn voor handelen. Wie zich tegenwoordig pragmatisch noemt bedoelt daar, ge14

loof ik, echter niets anders dan 'praktisch' en 'ondogmatisch ' mee. Het ' pragmatische' 0 '66 staat in overeenstemming met zijn linkse oriëntatie meer een idealistisch dan een pragmatisch buitenlands beleid voor. Idealisme heeft zeer uiteenlopende betekenissen. In het buitenlands politiek debat betekent het een geloof in, en het nastreven van, morele idealen. Soms doelt men ook op ideologische of politieke doeleinden, of die nu moreel zijn of niet. Ook realisme kan op vele manieren worden opgevat. In de politiek bedoelt men er de onverbloemde analyse van de werkelijkheid mee, waarin grote aandacht aan machtsfactoren en het al of niet verlichte eigenbelang in het politieke handelen wordt geschonken. Als ondertoon heeft realisme soms ook de betekenis van cynis-

Prof. Dr. Ir. JJ.C. Voorhoeve, Bijzonder Hoogleraar lntemationale Betrekkingen te Wageningen , en lid van de Tweede Kamer VOOI de V.V.D Verkone, enigzins aangepane versie van een .rlike! zoals in 198 1 verscheen in De Nederlands~ N(l(i~ onder redakfie van S.W. Couwenbcrg(Red.)

me, de ontkenning van de relevantie van zedelijk handelen. Niet moralisme en pragmatisme, maar moralisme en cynisme zin elkaars tegenpolen. Idealisme is de tegenpool van realisme en pragmatisme hangt daar ergens tussenin, atbankelijk van de idealen en praktische zin van de pragmatici. Sinds de tweede helft van de jaren '60 is de vraag naar het idealistisch gehalte van de buitenlandse politiek van een politieke partij een' soort laJ...moestest geworden vAn progressiviteit. Hoe meer de feitelijke werking van het wereld politieke systeem onaanvaardbaar wordt geacht en hoe sterker de idealen in de formulering en uitvoering van het beleid naar voren worden geschoven, hoe hoger het morele gehalte van die politiek zou zijn. De nadruk ligt daarbij


vooral op de intenties en minder op de resultaten die kunnen worden bereikt.

Het resultaat telt Deze concentratie op bedoelingen in plaats van effecten houdt, geloof ik, verband met drie zaken. Ten eerste is er de neiging de ethische vraagstukken van politiek op dezelfde wijze te analyseren als de zedelijke vraagstukken van de persoonlijke, intermenselijke relatie. Voor persoonlijke relaties is het altijd belangrijk te welen wat mensen willen, wat hun doeleinden zijn, of zij het wel goed met elkaar voorhebben. De beoordeling van anderen en van de mens door zichzelf wordt vooral bepaald door de gewetensvraag: zijn de motieven zuiver? Ook het politieke bedrijf wordt vaak bekeken alsof het daarbij vooral om de ethiek van de individuele topfiguren gaat die de beslissingen moeten nemen. Als zij zuiver handelen zijn beslissingen juist en vaart de gemeenschap er wel bij, zo wordt geredeneerd. Dat dit lang niet al tijd het geval is en het tegenovergestelde ook juist kan zijn, wordt zelden erkend. In de politiek gaat het vooral om de effecten van het handelen, die immers in dit tijdperk van massavernietigingswapens onvoorstelbare repercussies voor massa's mensen kunnen hebben, Talleyrand merkte eens op dat in de diplomatie een fout ernstiger is dan een misdaad. Men kan dit punt ook met het verschil Churchill en Chamberlain verduidelijken. Chamberlain was een aardige, eerlijke man die het beste met zijn land voorhad. Zijn politiek ten

aanzien van Duitsland droeg bij tot de grootste internationale ramp die zich totnogtoe heeft voorgedaan. Churchill was een arrogante ' baby-face dictator', enigzins manisch-depressief, die sterk door persoonlijke.grootheidsdrang werd gemotiveerd. Het is vooral aan zijn beleid te danken geweest dat de democratie in Europa thans nog bestaat. Een tweede verklarende factor voor de nadruk op intenties is dat Nederland een kleine mogendheid is dat de effecten van het Nederlandse optreden in het algemeen

moeilijk te meten zijn. Of men nu zeer idealistisch handelt, het is vaak onmogelijk aan te tonen dat de Nederlandse inbreng in internationale processen duidelijk een invloed ten goede heeft uitgeoefend om de eenvoudige reden dat onze invloed zeer moeilijk in de complexe multilaterale diplomatie is te traceren, waarin de onderhandelings- en communicatieprocessen zich voor een belangrijk gedeelte aan wetenschappelijke waarneming een verifieerbare analyse onttrekken. Mede door de beperkte machtsbasis van Nederland en het ingebed zijn in een krachtig bondgenootschap dat vaak lankmoedig tegenover de eigen leden optreedt, moet Nederland soms minder snel betalen voor de gevolgen van zijn acties dan bij een aantal grotere landen het geval is. Immers, wij dragen zelf maar een klein deel van de verantwoordelijkheid voor onze veiligheid en voor de stabiliteit van ons regionale systeem. De grote onderlinge contradicties tussen de verschillende doeleinden van het buitenlands beleid, en de eeuwige spanning tussen recht en orde, vrede en rechtvaardigheid, democratie en internationaal machtsevenwicht, doen zich in Nederland aanzienlijk minder scherp voor dan in de grote mogendh eden. Nederland is als een kleine onderneming op een grote markt die wordt beheerst door diverse bedrijven, waarvan enkele zeer grote de structuur van de markt bepalen. Wij kunnen experimenteren en van de hoofdregels en 'wetmatigheden' afwijken zonder dat die markt meteen in elkaar stort. Als gevolg hiervan vestigt zich al gauw de indruk dat het gehele stelsel drastisch zou kunnen verbeterd indien ons gedrag maar zóu worden nagevolgd. Dat de kans op het tegenovergestelde groot is en de beperkte vrede, rechtvaardigheid en orde van ons systeem geheel zouden verdwijnen als een aantal van onze grotere bondgenoten onze bijdrage aan het geallieerd veiligheidsbeleid w u gaan kopiëren, is een gedachte die bij velen op ongeloof en weerzin stuit. Een derde aspect van de nadruk op intenties in het buitenlands beleid gaat, geloof ik, terug op onze volksaard, een gevaarlijk en 'onwetenschappelijk' begrip, waarmee ik hier vooral doel op de nog steeds overheersende, calvinistische denkwijze (die ook veel niet-calvinisten in de ban heeft). Ik doel op de neiging het wereldgebeuren in termen van zwart en wit, goed en slecht, verderfelijk en hemels te analyseren, en op de behoefte om hoge, aspiratieve doeleinden te stellen en vervolgens via een stapsgewijze benadering, met een zekere mate van zelfpijniging, naar die doeleinden toe te werken, ook al zijn ze duidelijk onhaalbaar. Het toewerken naar die doeleinden is een opdracht die men nu eenmaal heeft en waar niet aan mag worden getornd. Dit verklaart, geloof ik, het feit dat het haalbaarheidsargument in de buitenlandse-politieke discussies weinig overtuigt en door veel idealisten eigenlijk als onzuiver van de hand wordt gewezen.

oren en ook de bedoelde activiteiten stranden soms op onrechtvaardige of onbekwame regeringen buiten ons land. Soms worden Nederlandse initiatieven en gedachten echter afgewezen omdat ze slecht doordacht zijn of op het verkeerde moment verkeerd worden gebracht. De reactie van de buitenwereld frustreert en verleidt menigeen tot substitutie. Vandaar de neiging om de fenomenen die schuldig geacht worden aan het grote onrecht in andere naties dan maar ten eerste in eigen land aan te vatten, zoals " militarisme" en "kapitalisme". Idealisme in de buitenlandse politiek kan aldus leiden tot de wens binnenlandse instituties en houdingen grondig te wijzigen. Vooral sinds de tweed e helft van de jaren '60 is de overtuiging in Nederland steeds sterker geworden dat een groter publiek bewustzijn van buitenlands onrecht behulpzaam kan zijn bij een vèrgaande wijziging van het Nederlands bestel. Hierin ligt ook een deel van de verklaring dat internationale zaken, met name wereldarmoede en mensenrechten, ee n steeds grotere rol gaan spelen in de partijpolitiek in ons land. Aangezien het wereldtoneel aanzienlijk grotere tegenstellingen tussen "goed" en "kwaad" laat zien en door zijn schrijnende contrasten een duidelijker beeld schijnt te geven van de factoren waartegen men wenst te strijden dan de betrekkelijk vreedzame, geïntegreerde en welvarende eigen maatschappij, is het debat over de buitenlandse politiek in Nederland van groot belang geworden voor de identiteit van verschil1ende politieke groeperingen in ons land. Men mag misschien zelfs stellen dal de buitenlandse politiek voor een deel thans de functie vervult van de religieu ze en ideologische strijdvragen die de politieke discussie in het oude, verzuilde Nederland overheersten. Vanuit dit ideologisch belang van het buitenlands beleid gezien, is het te verklaren waarom er in de Nederlandse Tweede Kamer zo intensief kan worden gedebatteerd over kwesties die weinig of geen verband houden met Nederlandse mogelijkheden invloed ten goede uit te oefenen. Het gaat velen echter niet om hel effect, doch om de intentie. Het is dus een gewetenszaak in de sfeer van de persoonlijke ethiek, die nagenoeg is losgekoppeld van de vraag, op welke wijze Nederland een doelmatige bijdrage kan leveren. Eenzelfde intentie-ethiek is sinds de tweede helft van de jaren '70 ook in het nationaal veiligheidsbeleid gaan domineren, gezien het grote aantal voorstanders in de Tweede Kamer voor unilaterale concessies aan de Sovjetunie op het terrein van de wapenbeheersing en wapenvernieuwing; concessies die verscheidene politieke partijen zelfs willen doen zonder eerst met de USSR afspraken over tegenprestaties te maken. Of het resultaat van een dergelijke politiek, versterking van de machtspositie van een grote dictatuur, wel zo aantrek,,-eHjk is vanuit moraal en idealistisch oogpunt, valt te betwijfelen.

Als klein land kunnen wij het wereld proces vaak maar marginaal beïnvloeden. Onze boodschap stuit dikwijls op dovenmans15


ze heeft altijd voo rrang gehad boven politieke samenwerk ing, waar Nederland tot ~ p heden hui veri g tegenover staat. Het Nederlands integra li ebeleid werd en wordt nog steeds door vier thema's bepaald: a. houd de E uropese samenwerking politiek en economi sch open voo r de buitenwacht; b. bevorder een machtsevenwicht in de Gemeenschap; c. tracht de Gemeenschap op economisch gebied supranationale bevoegdheden te geven en laat deze co ntroleren doo r een gemeenschappelijk parlement; d. ho ud West- Euro pa verre van een rol in de wereld machtspolitiek.

Opgenomen met loesl emming van dhr N. Oue, eerder verschenen in NRC- Handelsblad op 7-} 2- 1979

Vier sectoren In het Nederlands buitenlands beleid na de Tweede Wereldoorlog is de spanning tussen idealisme en realisme groter geworden dan deze voor de Tweede Wereldoorlog was, omdat Nederland door zijn grotere betrokkenheid bij de wereldpolitiek als bondgenoot van de VS en als partner in de Europese Gemeenschappen , minder van de wereldpolitiek is afgeschermd dan in zijn neutrale periode. Men kan dit Nederlands beleid na de Tweede Wereldoorlog in vier delen splitsen: dekolonisatie, veiligheidsbeleid, regionale integratie en mondiale politiek. In elk van deze sectoren heeft de spanning tussen realisme en idealisme zich scherp voorgedaan. Tot 1962 heeft de dekolonisatie een belangrijke rol in ons internationaal beleid gespeeld, met nam e in de periode 1945-49 en 1961-62. Terugkijkend op het beleid wat in die periodes is gevoerd, kan worden gesteld dat Nederland het nationalisme van Indonesië onderschat heeft, zich dikwijls juridisch en moreel te star heeft o pgesteld , en te weinig aandacht heeft besteed aan de praktische uitvoerbaarheid van het eigen beleid. Dit was niet wzeer van toepassing op 'linkse' idealiseren in Nederland, maar juist op 'centrum ' in het partij-politieke spectrum. Op een aantal kritieke momenten werden kansen om de dekolonisatieprobIemen o p te lossen louter door binnenlands-politieke factoren gemist. Met name de zaak West-Irian toont aan hoe sterk het buitenlands beleid van een staat, die in de periode Luns in het algemeen toch het verlicht eigenbelang nastreefde, zich wwel door minder rationele motieven zoals wrok en een historische trauma als door een zelfopgelegde zedelijke roeping kan laten (mis)leiden. Het frappante van de dekolonisatieperikelen van Nederland is dat hier de scheiding tussen idealisten en realisten anders was dan op andere terreinen. Tot de realisten

16

behoorden enerzijds praktische, on-ideologische politici, zoa ls Stikker, die vond dat Nederland met de gematigde krachten in Indonesië moest samenwerken en niet al zijn economische belangen in dat land op het spel moest zetten om aan een verouderde, ko lo ni ale relatie vast te houden waarvoor geen ste un bij o nze belangrijkste bondgenoot, de VS , te vinden zou zijn . Stikkers visie werd om idealistische motieven gedeeld door een aantal socialisten en uit ideologische overwegin gen door de CPN. Na de dekolonisatie van Indonesië vinden we dezelfde 'slrange bedfellows' terug in de Nieuw-G uinea- kwestie , waar de economische belangengroepen, genoemd naar Rijke ns, spoedige overdracht van Nieuw-G uinea aa n Indonesië voorstaat; een beleid dal ook door socialisten en communisten wo rdt bepleit. De confessionele partijen en de VVD, op andere terreinen vaak realistisch, houden vast aan een o nhaal~aar beleid, daarbij mede geïnspireerd doo r idealistische motieven: het o pvoeden tot zelfbeschikkin g van de bevolking. In de tweede secto r van buitenlandse politiek, het veiligheidsbeleid, richtte Nederland na een korte periode van afwachtende twijfel zich in 1948 op een bondgenootschap, de Westerse Unie, en in 1949 op de NA VOo Het Nederlands NAVO-beleid is realistisch geweest, in de zi n dat de analyse van de machtsverho udingen in de wereld, hierin steeds heeft gedo mineerd. Aan de sterke indentificatie met het christelijk en democratisch Westen en de zaak van Amerika kan echter een idealistisch element niet worden ontzegd, zoals hiervoor reeds werd opgemerkt naar aanleiding van de loyale NAVO-politiek van het midden der jaren '60. In de derde secto r, het Europees beleid, heeft Nederland vanaf 1945 gepleit voor Europese economische samenwerking. De-

Het idea listi sche element in o ns regionaal beleid wordt vertegenwoordigd door de nad ruk op supranat io naliteit , op democratische co nt role , op econo mische e n politieke openh eid tege nover niet lidstaten, met name de Derde Wereld, en op de weigering mee te werken aan een Westeuropese militaire samenballi ng, die ertoe zou kunnen leiden dal E uropa een factor in de wereldmachtspolitiek w u worden. Deze idealistische aspecten hebben vooral de fo rmulerin g van het beleid beïnvloed, doch de inho ud daarva n is meer bepaald geweest door de rea listische waarneming dat de belangen van Nederland gediend zij n met een ni et te vergaande politieke samenwerking in Europa, met hel beschermen van de NAVO-een heid, e n met het voorkom en dat een of meer grote leden van de EEG de Gemeenschap gaan domineren. Het idealistisch element in de Nederlandse E uropa-politiek is inmiddels sterk verzwakt. Waren de progressieve politieke part ijen in de Tweede Kamer van 1947 tot het midden van de jaren '60 nogal Europees gezind , in de jaren '70 is dit entho usiasme duidelijk verflauwd en in de verkiezingen voor het rechtstreeks gekoze n Europese Parlement in 1978 bleek dat thans de liberalen relatief het meest nadruk o p Europese samenwerkin g leggen. Dit liberale idealisme heeft ook weer zijn realistische kant , omdat de economische integratie (behalve in de landbo uw) een liberaliserend aspect heeft dat de collectivistische tendensen in Nederl and afzwakt. In de mondiale sector van het Nederlands buitenlands beleid, waarmee wordt bedoeld het VN-beleid, de o nt wikkelingssamenwerking en de rechten van de mens, is vanaf 1945 het idealistisch element in het algemeen overheersend geweest. In 1945 tot begin '48 was collectieve veiligheid in de VN het alfa en omega van o nze buitenlandse politiek. In 48/ 49 werd dit VN enthousiasme duidelijk afgezwakt doo r de 'bemoeie nis' van de V ~\I met de dekolonisatie van Indo nesië , Na 1950 nam onze aktiviteit in de VN met name ten gunste van de ontluikende o ntwikkelingssamenwerking een hoge vlucht. Velen zijn nu vergeten dat de 'realist' Luns in zijn jonge jaren als minister van Buitenlandse Zaken in de VN een voorvechter van economische sa menwerking met de ontwikkelingslanden was en tegen de visie van grote


bondgenoten zoals de YN en E ngeland in, de oprichting bepleitte van een Special Unit ed Natio ns Fund for Economie Development (SUNFED). In de toespraken van Luns voor de ECOSOC in de jaren '50 ziJn elementen terug te vinden die pas na de tweede helft van de jaren '60 door onze minister van de Ontwikkelingssamenwerking goed werden uitgewerkt : kapitaals-en kennisoverdracht ten gunste van de sociaal-economische o ntwikkeling van de Derde Wereld en bemiddeling van Nederland tussen de geïndustrialiseerde en de nieuwe, arme staten. In de nota van Luns over hulp aan o nderontwikkelde gebieden van 1962 vindt men zelfs een eerste aanzet tot de latere gedachten omtrent een nieuwe internatio nale economische o rde terug: een nieuwe grondstoffenregime, verbeterde handelsrelaties tussen Noo rd en Zuid, meer aandacht voor het schuldenprobleem en belangstelling voor oeiale aspecten van het a rmoedevraagstuk. Zoals bekend heeft de o ntwikkelingssamenwerking zich in het Nederlands buitenlands beleid pas goed ontplooid sinds het midden van de jaren '60. Dragers van die ontplooiing waren zowel de humanitair geïnspireerde idealisten als de verlichte economische realisten , die belang hechtten aan een evenwichtige opbouw van de wereldecono mie en daarin een interessant actieterrein voor Nederland zagen liggen. Ook het bij uitstek idealistische terrein van de mensenrechten heeft een realistisch element in zich. Op het gevaar af van cynische beticht te worden, merk ik toch o p dat ieder politiek ste lsel probeert een context om zich heen te creëren die dat stelsel gunstig gezind is. Een politie k stelsel heeft een reeks doeleinden die in het algemeen niet a lleen maar tot de interne gang van zaken beperkt zij n. Een duidelijke externe taak of missie is nodig voor de legitimatie van dat stelsel voor de mobilisatie van

menselijke energie om dat stelsel draaiend te ho uden, en vaak ook ten behoeve van de interne machtsprocessen. De Westerse liberale democratie is gegrondvest op de conceptie van fu ndamentele rechten van de mens. Daaraan ontleent zij haar bestaansrecht en inspiratie. Het stelsel zou alle interne levenskracht en geloofwaardigheid o p het spel zetten a ls het in het externe beleid niet voor diezelfde me nselijke vrijheden zou opkomen die in tern zo essentieel worden geacht. Ook vanuit een louter machtspolitiek gezichtspunt doen de democratiëen er in het algemeen gesproken, goed aan de conceptie van grondrechten e n me nselijke vrijheid elders in de wereld te propageren, hoewel dit ook averechts kan werken (men denke aan Iran). In een wereld die in toenemende mate door dictaturen zou worden overheerst zou het Westen in een steeds zwak kere positie komen te verkeren.

Praktisch idealisme Naar mijn overtuiging dienen noch de geheel door intentie-ethiek overheerste idealistische benadering, noch een van idealisme gespeende, realistische of cynische belangenpolitiek het buitenlands beleid te overheersen. Immers, het interna tionaal beleid is de behartiging door de regeringen van zowel de waarden als de belangen van o nze samenlevi ng. De Nederlandse waarden en belangen zijn: a. versterking van de wereldrechtsorde; b. bevordering van de internat io nale vrede en veiligheid als bondgenoot van a ndere vrije democratische staten; en c. het voorko men van instabiele miliaire verhoudingen en processen door wapenbeheersingsoverleg. Voorts is het zowel een waardebelang als een materieel belang om: d. de honger en de armoede in de wereld

te bestrijden e n daar een royale en doelmatige bijdrage aan te leveren. Vooral een waardebelang is ook: e de 'bevordering van het respect voor ·de rechten van de mens Hiervoor opkome n is essentieel voor het zelfrespect van een democratische rechtsstaat. f Het terugdringen van de internationale milieuvervuiling ligt zowel in de sfeer der materiële belangen a ls in die van het idealisme. Daarnaast die nt de regering in haar externe beleid ook: g de economische belangen van het e igen volk te behartigen. Zelfs dit heeft weer een idealistisch aspect. Alleen door de handhaving van een gezonde internationaal-economische positie behoudt het land zijn vermogen om internationaal invloed ten goede uit te oefene n. Wie alleen mooie woorde n voor een nieuwe internationale economische orde heeft, doch geen geld op tafel kan leggen om daarmee daden te stellen, en niet de economische flexibiliteit heeft om ten gunste van armere landen te kunnen herstructureren, zou in louter verbale politiek vallen. De idealistische en de realistische aspecten van het Nederlands buitenlands beleid, die vaak op gespannen voet staan e n door antagonistische politieke stromingen worden vertegenwoordigd, kunnen beide profiteren van verzoening en combinatie, omdat zij los van elkander ineffectief-verbaal, of dor-materieel zouden zijn. De verzoening kan misschien plaatsvinden door de woorden doelm atig idealisme in het vaandel van onze diplomatie te schrijven. Indien o ns land het beleid uitholt door gebrek aan realisme en praktische zin, door een minder loyale opstelling ten opzichte van bondgenoten die essentieel zij n om iets van belang elders in de wereld te bereiken, en door een moraliserende getuigenispolitiek, zal o ns land in toenemende mate door anderen als lastpost worden genegeerd. Hierdoor zou het de invloed verliezen die noodzakelijk is om de waarden e n belangen van de Nederlandse samenleving werkelijk te kunne n behartigen. Als kleinere deelnemer aan de wereldpolitiek is ons land voor het verwezenlijken van zijn doeleinden afhankelijk van de goodwill en medewerking van grotere landen , met name de grote democratieen. Om een beleid te kunnen voeren dat onze idealen naderbij brengt, is praktische, effectieve staatkunde nodig. Door een internationaal beleid dat stoelt op visie, wetenschappelijke analyse en professionele diplomatie kan ook een kleine staat als Nederland nog behoorlijk wat invloed uitoefene n om vrede, rechtsorde, economische rechtvaardigheid en respect voor mensenrechten te bevorderen.

"Zeg Mien, geef eens wat kleingeld voor de collectebus" (Behrendt in Balans in lijn, 1974)

17


Nederland niet gebaat bij neutraliteitspolitiek Het onderwerp van mijn inleiding is 'Kanttekeningen bij het buitenlands be· leid'. In het korte tijdsbestek dat mij van· daag is gegeven kunt U inderdaad niet meer dan kanttekeningen verwachten; ik zou mij daarbij willen beperken tot enkele constanten en basiselementen in dat beleid. Een niet zo gemakkelijke opgave, maar voor mijzelf zeker heel waardevol: in de dagelijkse, schijnbaar nooit ophoudende stroom van kleinere en grotere gebeurtenissen is er voor de Minister van Buitenlandse Zaken vaak te weinig gelegenheid om terug te treden en afstand te nemen, om zo de grote lijnen zichtbaar te maken. Voor U, medewerkers van Cliogcodael en in het algemeen voor de wetenschappelijke wereld ligt dat ge lukkig anders. Uit die wereld zijn dan ook vele interessante publikaties over de karakteristieken van het Nederlandse beleid voortgekomen.

Mlnuter H. van den Broek

In één van die belangwekkende publikaties - een artikel van prof. Rozemond in Acta Politica - las ik dat Ministers van Buitenlandse Zaken w buitengewoon weinig en dan nog bijna terloops, tegenover het Parlement spreken over het begrip 'nationaal belang' in de buitenlandse politiek. Dat wu in 10 jaar slechts 33 maal zijn voorgekomen. Mijn Belgische collega Tindemans overtrof dit blijkbaar in één enkel Kamerdebat. Afgezien van mijn bewondering voor het idee en de inspanning om dat nu eens precies te registreren, is het de vraag of het hier om een typisch Nederlandse eigenschap gaat. Of spréken wij liever niet rechtstreeks over het Nederlandse belang, maar behartigen wij het intussen wel degelijk? Het antwoord op deze vragen hoeft minder moeilijk te zijn dan U wu vrezen. Het is beslist niet ongepast er eerlijk 'voor uit te 18

komen dat de bevordering van het Nederlands belang een van de twee hoofddoel· stellingen zou kunnen worden genoemd van het Nederlands buitenlands beleid. Het lijkt wel on-Nederlands daarover in alle duidelijkheid te praten. Misschien speelt onze Calvinistische traditie ons hier parten, en vereenzelvigen wij de term ' Nederlands belang' te snel met materieel of economisch belang. Het allereerste en grootste Nederlandse belang is evenwel gelegen in het garanderen van onze onafhankp.lijkheid en het vrijwaren van ons grondgebh. ~ van externe agressie. Als tweede hoofddoelstelling zou dan moeten worden genoemd de bevordering van de internationale rechtsorde of, met een variant daarop, het bijdragen aan de totstandkoming van een veiliger, n'lr-;1 - ' en rechtvaardiger wereld. Deze dO. :l' ,, ' laat zich op velerlei manier uitwerke. ternat ion ale wapenbeheersing, het opk\ men voor de mensenrechten, de ontwikkelingssamenwerking, evenwichtiger economische structuren in de wereld, en het bijdragen aan de oplossing van regionale conflicten . Deze hoofddoelstellingen· het bevorderen van het Nederlands belang én de interna' tionale rechtsorde - vullen elkaar in de regel aan of vallen zelfs samen: onze gemeenschappelijke defensie-inspanning in NAVO-verband garandeert onze veilig· heid - het Nederlands belang - maar is ook gericht op het v.oorkómen van een conflict tussen Oost en West, ecn belang van de internationale gemeenschap. Omgekeerd kan het streven naar wereldwijde samenwerking in VN-verband leiden tot een stabiliteit die ook voor Nederland rechtstreeks van belang is. Toch kan tussen die twee hoofddoelstellingen wel degelijk spanning optreden. Het consequent willen opkomen tegen de schending van de mensenrechten is daarvan een voorbeeld, daar waar tevoren vaststaal dal de beoe gde vert etering van de situal ie r iet bereikt kan worè en, terwijl anderzijc!i de !idade van een dergeli. ke actie v( or ( nze bilaterale t etrekkir gen wel vaSl staat. Ik kom op dit dilemma later nog te·

rug.

Historie en tradities op welke wijze passen nu de twee genoemde hoofddoelstellingen ·bevordering van het nationaal belang en de internationale rechtsorde - in de historie en tradities van de Nederlandse buitenlandse politiek? In die geschiedenis zijn duidelijke lijnen van continuïteit en stabiliteit zichtbaar, maar er zijn ook fluctuaties. In het bekende boek over de Nederlandse buitenlandse politiek van Prof. Voorhoeve, wordt onderscheid gemaakt tussen drie grote tradi·

, LeUr. rhJke weergave van vrllweJ de gehele redevoering welke Mr. Van den Broek op 11 mei 1983 UIIsprak biJ de opening van hel lnsilluul 'Cllngendaef Ie Wassenaar

Door Mr. H van der Buitenlandse Zaken .

Broek Minister van

ties, de maritiem-commerciële, de neutralistisch-afzijdige en de internationaal-idealistische. Dat lijkt een bruikbare onderscheiding, maar ik zou de stelling willen verdedigen dat de eerste en de derde traditie ook voor de afzienbare toekomst blijvende factoren zijn, en dat de tweede - het neutralisme - een minder permanent karakter heeft. Wat de maritieme en commerciële traditie betreft kan men bijna niet om de befaamde opvattingen van onze grote staatsman Johan de Witt heen: vrede en rust alom en vrije handel als hoogste staatsbelang. Die lijnen kunnen door de eeuwen worden doorgetrokken naar het heden: Nederland als voorstander van vrijhandel ., tegenstander van protectionisme. Ge, onze ligging en onze open en zo op liet . 'lÎtenland gerichte economie niet verwond\" lijk. Voorts past in deze traditie het grot. . 'og dat in de naoorlogse Nederh! ..Jse but. 'nlandse politiek is toegekend aan de Atla}. ;sche samenwerking, naast de grote taak van "et Europese eenwordingsproces. Nederlal. ! verloochent hier niet zijn afkomst als relatief weinig continel.'aal georiënteerd land. Die oriëntatie heeft , j{ doorgewerkt in onze verhouding tot de Europese Gemeenschap. Daarin heeft ons land altijd gepleit voor een open Europa met een eigen identiteit, niet als derde wereldmacht, maar wezenlijk verbonden met de landen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Die benadering heeft nog geen volledig gelding in ons hedendaagse buitenlandse beleid. De tweede traditie, die van de neutraliteit en afzijdigheid, heeft een meer afwisselen· de historie gehad. De laatste fase daarvan voor wat betreft het Nederlandse beleid eindigde nu meer dan veertig jaar geleden met het begin van de Tweede Wereldoorlog. Die omslag was fundamenteel. De om· standigheden, die de neutraliteitspolitiek van voor de oorlog mogelijk maakten, golden niet meer. De Nederlandse afzijdig· heid paste immers alleen in het bestaan van de grote belangentegenstellingen en het machtscvcnwlcht tussen de drie ons omringende grote Europese mogendheden. Men kan de vraag stellen of het neutralisme in de ·na-oorlogse periode wel geheel is verdwenen, of dat het - wellicht in een andere gedaante - in sommir.c stromingen is blijven bestaan. Het kom l mij voor dat waar elementen van neutralisme in de Nederlandse publieke opinie zijn waar te nemen, het niet zo zeer gaat om een afzijdigheid van wat er in de wereld gebeurt, als om een zich afzetten tegen de machtspolitiek van de supermogendheden. Deze benadering lijkt mij eerder emotioneel gefun· deerd dan dat zij aanknopinspunten biedt voor een beleid op basis van de politieke realiteit.


Geen 'Alleingang" Wat het Nederlandse beleid betreft , zijn wij na de oorlog op politiek, militair en economisch gebied nauw verbonden geraakt met onze Europese Atlantische partners. Dat zijn niet alleen banden op basis van belang, maar evenzeer van gemeenschappelijke waarden. Het is ondenkbaar en ook in strijd met het Nederlands belang dal Nederland zich geheel of ten dele van die banden zou losmaken. Ik zou tegen een dergelijke Nederlandse Alleingang met de grootst mogelijke nadruk stelling willen nemen. In feite zou Nederland daarmee niets te winnen en veel, zo niet alles, verliezen. De actuele wereldproblemen, of die nu op het gebied van de veiligheid of de economische verhoudingen liggen, kunnen door Nederland immers niet nationaal worden benaderd en zeker niet nationaal worden opgelost. Hoe kunnen we de vrede bewaren en de vastgelopen economie op gang brengen anders dan in een gezamenlijke krachtsinspanning met onze partners? Dat wil zeker niet zeggen dat de Westelijke landen het altijd met elkaar eens zijn of zelfs m6eten zijn . Pluriformiteit is juist een kenmerk van de Westelijke samenwerking van soevereine naties, die daarin alleen maar gunstig afsteekt tegen bijv. het centraal gedomineerde blok van het Warschau Pact. Een eigen rol van Nederland, eigen accenten in de uitwerking van het beleid en zelfs ook eigen stappen of gebaren hoeven niet met dit uitgangspunt in strijd te zijn, mits deze passen in de koers die wij als bondgenoten gezamelijk uitzetten. De Wereld of Europa, zal er niet veiliger op worden als Nederland eenzijdig ontwapent. Veeleer moeten wij onze partners ervan overtuigen - eerder dan getuigen - dat ook de Nederlandse inzichten in het gezamelijke beleid een plaats moet kimnen vinden. Op veiligheidsgebied en met name inzake de kernwapens zijn er zeker voorbeelden van succesvolle overtuigingskracht te geven. Ik noem U de inspanning van Nederland in samenwerking met de Bondsrepubliek voor de aanvaarding van het beginsel van de nul-optie. Juist door de inbreng van de partners blijven samenwerkingsvormen zich ontwikkelen en vernieuwen. Dat geldt voor de NAVO, maar ook voor de EG. Over de Europese samenwerking hoort men de laatste jaren meestal sombere geluiden. Het Institlmt Clingendael heeft, samen met de zusterorganisaties van de vier grote Europese partners, onlangs een waarschuwingssignaal gegeven met het rapport: De Europese Gemeenschap, voortuitgang of verval? Dit signaal zullen wij ter harte proberen te nemen. Wij doen dat tegen een achtergrond waarbij niet alleen de financiering, maar ook het gehele functioneren van de Gemeenschap ter discussie staat. Wat dat laatste betreft is bijvoorbeeld een belangrijke vraag hoe het op verschillende terreinen te ontwikkelen of te intensiveren Europese beleid zich moet verhouden tot de bestaande Europese instellingen, zoals het Europese Parlement of de Commissie Nederland heeft altijd een versterking van de instelling voorgestaan, maar wij worden ge-

confronteerd met denkbeelden die meer in de richting gaan van de intergouvernementele vormen van samenwerking op deelgebieden, buiten de instellingen om, ongeveer op de wijze van de Europese Politieke Samenwerking. Wij zullen er voor moeten waken dat hiermee het bestaande communautaire bouwwerk niet wordt bedreigd. Dit zal ongetwijfeld een van de belangrijkste Europese thema's voor de komende jaren worden. De vraag is welke invloed Nederland in een dergelijke discussie zal hebben. Onze inbreng hoeft niet evenredig te zijn met de grootte van ons land. In het algemeen gesproken kunnen kleinere mogendheden onmiskenbaar een rol spelen en een invloed uitoefenen die veel groter is dan op grond van hun positie zou mogen worden verwacht. Nederland met zijn actieve beleid in internationale organisaties en de kwaliteit van zijn vertegenwoordigers en landgenoten op hoge posten, is daarvan een goed voorbeeld. Een van mijn voorgangers, Minister Schmelzer, heeft dat als volgt omschreven: 'Ideeën en menselijke daadkracht, kwaliteit en vitaliteit - dat is ook: moreel politieke moed - zijn de belangrijkste werktuigen die de invloed van de kleinere mogendheden op het wereldtoneel bepalen. "Ik sluit mij graag bij zijn woorden aan. Voor Nederland is er ruimte voor een eigen invloed. Die ruimte is juist groter door het feit dat wij, vanuit naoorlogse traditie én uit volle overtuiging, deel uitmaken van de Westelijke wereld in al zijn verschijningsvormen en organisaties. Aan die organisatie moet wij dan wel loyaal onze bijdrage leveren, materieel en immaterieel. Loyaal en recht door zee. Geen slaafse kritiekloze volgzaamheid in het kielwg van de grootste bondgenoten, geen politiek van de grootste gemene deler, maar een beleid waarin de Nederlandse prioriteiten een respectabele plaats krijgen. Terugkijkend op enkele decennia van samenwerking ben ik er zeker van dat de breuk met de vooroorlogse traditie van neutraliteit niet alleen onvennijdelijk en duurzaam is geweest, maar dat het toetreden tot de samenwerkingsverbanden van NAVO en EEG de mogelijkheden voor een actief en doeltreffend beleid zeer heeft vergroot.

Mensenrechten Ik vat de draad van mijn betoog over de drie tradities in de Nederlandse buitenlandse politiek weer op, en sta een ogenblik met U stil bij de derde traditie, die van het internationalisme en idealisme. Nederland mag dan niet meer, zoals in de 17e eeuw, een grote mogendheid zijn, onze belangstelling voor en betrokkenheid bij de wereldpolitiek is groot gebleven. Voorts - en dat beseffen wij te meer iri dit jaar, waarin wij Hugo de Groot herdenken - heeft ons land zich altijd ingezet voor een bevordering van de internationale rechtsorde. Aan dit streven is in de loop der tijden op verschillende manieren vorm gegeven: ons actieve lidmaatschap, ook als men landen van vergelijkbare grootte beziet,

van de Volkenbond en de Verenigde Naties, de deelname aan vredesoperaties, on~ ze interesse voor de volkenrechtelijke vraagstukken zoals het zeerecht, onze zeer aanzienlijke inspanningen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking en meer in het algemeen een rechtvaardiger verhouding tussen Noord en Zuid, ons opkomen voor de mensenrechten binnen en buiten Europa. Hieruit komt wellicht het meest duidelijk een nationale karaktertrek naar voren, nl. die van het moralisme. Daar is al veel over gezegd en geschreven. Men kan het ook op verschillende manieren uitleggen zoals: Nederland -gidsland. lets daarvan mag en zal vermoedelijk wel aanwezig blijven in de Nederlandse buitenlandse politiek ; het is een typische karakteristiek van onze volksaard. En bovendien: de morele preoccupaties in onze bevolking, bij ons parlement, maar evenzeer bij de regering over bijv. het nucleaire vraagstuk zijn diep geworteld. Die preoccupaties moeten ook positief worden gewaardeerd, maar zij moeten dan wel worden omgezet in een verantwoord beleid, waarin ook rekening wordt gehouden met bestaande internationale realiteiten en opvattingen van anderen. Een gids die het terrein niet kent en zijn volgers kwijtraakt , is geen goede gitls. Dit laatste geldt ook voor het terrein waarop Nederland bij uitstek steeds een actief beleid heeft gevoerd, nl. dat van de mensenrechten. Dat actieve beleid moet gebaseerd zijn op een nauwgezette toetsing van de doeltreffendheid daarvan. dat houdt allereerst in dat naast getuigenis ook daadwerkelijk stappen worden ondernomen om mensenrechtenschendingen tegen te gaan. Bovendien - en dáár gaat het mij nu vooral om - zullen wij steeds zorgvuldig moeten afwegen of ons optreden effectiever kan zijn als wij medestanders hebben gevonden. Dat sluit eenzijdige stappen en initiatieven van Nederland alléén bepaald niet uit , maar wij moeten ons steeds voor ogen houden hoe die initiatieven uitwerken. Regeringen zullen zich meer aangesproken voelen naarmate bijvoorbeeld resoluties een bredere steun genieten, met name van die landen voor wier oordeel het 'aangesproken' land gevoelig is. In de praktijk blijkt het mensenrechtenbeleid een gecompliceerd en delicaat onderwerp te zijn. Er bestaat hier geen pasklaar recept voor succes. Telkens komt de vraag op ons af hoe in concrete gevallen te handelen: telkens is er de keuze tussen de zeer verschillende middelen die ons ten dienste staan: discrete stappen door middel van stille diplomatie versus publieke verklaringen, een bilaterale aanpak versus een multilaterale. Wat ik U heb getracht duidelijk te maken is dat de relatie tussen middel en doel intensief moet worden onderzocht voordat er stappen worden ondernomen. Dat is niet alleen in het belang van de zaak van de mensenrechten zelf, maar ook een Nederlands belang waar onze betrekkingen met derde landen in het geding zijn. De strijd voor de internationale rechtsorde, voor vrijheid en rechtvaardigheid, is een moeizame strijd waar nog een lange weg is 19


te gaan. Snelle resultaten zijn niet te verwachten. De realiteiten in de wereld zijn weinig opwekkend: een verslechterde Oost-West verhouding. Afghanistan, Polen, vele regionale conflicten in Azië, Afrika, Centraal-Amerika, een wereldwijde economische recessie die vooral ook de ontwikkelingslanden zwaar treft, een stagnerende Europese integratie. Dat beeld zag er tien jaar geleden wel anders uit.

De illussies over snelle veranderingen mogen zijn verdwenen, de idealen zijn gebleven. Realisme mag aanleiding zijn tot een nuchtere blik op de politieke verhoudingen in de wereld, het mag niet leiden tol moedeloosheid. De Nederlandse buitenlandse politiek zal zich daarvan bewust moeten zijn. Dat betekent een onverminderd actief beleid waarin de nadruk ligt op het bieden van perspectief in soms vastgelopen ver-

De 'Realpolitik' van Henry A. Kissinger Ruwweg kan hel buitenlandse beleid van de V.S. na de Tweede Wereldoorlog in drie periodes worden ingedeeld, te weten : De Koude Oorlogsperiode, de periode van Nixon, Ford en Kissinger en de periode daarna I). Ten tijde van de Koude Oorlog werd er een 'containment policy ' gevoerd. Elke actie van de S.U. werd gezien als een samenzwering gericht tegen het 'Vrije Westen '. De reactie van de V.S. was duidelijk: de 'Russische Beer' moest gestopt en zo mogelijk zelfs teruggedrongen worden ( "ro// back po/icy"). De buitenlandse politiek was sterk ideologisch getint; het was een politiek van 'US VS them '. De V.S. zagen zichzelf als de superieure natie en vonden

20

dat de situatie zo moest blijven. Met name onder Nixon , Ford en Kissinger veranderde dat beleid. Er werd een politiek van 'détente ' gevoerd. De buitenlandse politiek werd zakelijker, omdat men meende dat men met de tegenstander (S.U.) nu eenmaal moest leven. In hoeverre de détente-politiek afwijkt van de containment-politiek wordt in dit stuk behandeld. Ik zal mij vooral concentreren op Kisoingcr's beleid t.a.v. de Derde Wereld. Mijn stelling is dat dit beleid niet verschilde met dat van zijn voorgangers. Ik wil proberen aan te tonen dat progressieve veranderingen in de Derde Wereldlanden door Kissinger werden verhinderd omwille

houdingen. Perspectief voor vrede, vrijheid en rechtvaardigheid. Nederland is, om die e norme taak aan te pakken, niet beter toegerust of moreel hoogstaa nder dan andere landen. Wij hebben wél de traditie van een internationale gerichtheid die ons de plicht geeft ons daarvoor in te zetten met een warm hart en een koel hoofd.

Erik Tijdgat Redakteur JASON-magazine. Dit artikel is onder persoonlijke titel geschre ven.

van de stabiliteit van het machtsevenwicht. Naar mijn mening kon (en kan) echter het Amerikaanse beleid beter gericht zijn op het steunen van progressieve veranderingen. Te vlug en te vaak werden, en worden tot op de dag van vandaag, deze de kop ingedrukt. Ook juist op grond van machtspolitiek is dat niet altijd een goede keuze. Men koppelt de ethiek los van macht terwijl die juist een component kan zijn van macht. Men kan, naar mijn mening, wel degelijk met behulp van ethische argumenten een 'Realpolitik'voeren. De ethische argumenten mogen echter niet doorslaan, ze mogen de 'Realpolitik' niet doorkruisen. Het gaat niet alleen om een politiek van 'good intensions'omdat 'a politician with excellant intentions but incoherent or unsteady execution is not a moral politician '2 ). Indien men het belang van ethiek als machtsmiddel en voor de noodzaak van een politiek die niet gebaseerd is op goede intenties alleen, onderkent, kan een brug geslagen worden over de kloof tussen een meer machtspolitieke en een meer ethische benadering van buitenlandse politiek. Ik kan dit kort toelichten aan de hand van een recent voorbeeld: Nicaragua. Allereerst een citaat: 'In rcality, authoritarian states of the type of Bastista's Cuba and Somoza's Nicaraqua are more likely to breed revolutionary change than to evolve into democracies. In these cases, the initial opposition tends to be democratie, but as the peaceful tactics of the moderate party bring on increased repression and frust;...tion, the ensuing stage of military struggle produces a more extremist leadership and a more revoltionary program'.J) Te lang hebben de V.S. dictator Somoza gesteund. Sandinisten, ook de meer gematigden, zijn tegengewerkt. De Sandinisten radicaliseerden toen, krt gen de overhand en hebben nu het heft in handen. Het resultaat is er naar: Nicaragua is van de V.S. vervreemd en heeft een zo'n radicale regering dat zij zelfs door de Socialistische Internationale gekapitteld wordt. Hadden de V.S. Somoza niet zo lang gesteund, had men progressieve veranderingen consequenter ondersteund dan was Nicaragua waarschijnlijk meer in het Westerse kamp


gebleven en minder afhankelijk geworden van de S.U. Ethisch èn machtspolitiek gezien was dat een beter beleid geweest en het had aldus de stabiliteit op het LatijnsAmerikaanse continent beter kunnen dienen. Kortom , men dient een 'dynamische stabiliteitsopvatting' te hanteren daar een te 'statische stabiliteitsopvatting' al te zeer averechts kan werken . Behalve dit recente Nicaraguaanse voorbeeld zal ik mij in dit slUk beperken tot de periode van Kissinger. In de volgende paragraaf over wie Kissinger was en wat zijn ideëen waren laat ik de mening van een beperkt aantal critici de revue passeren. Het een en ander zal ik illustreren aan de hand van de verschillende regio's en landen, waar Kissinger zijn invloed heeft laten gelden.

1. Dr. H.A. Kissinger 1.1 Stabiliteit en machtsevenwicht Kissinger behaalde zijn doctorsgraad met de dissertatie -A World restored". Het is een analyse van de diplomatieke geschiedenis aan het begin van de 1ge eeuw. Hij bestudeerde daarbij in het bijzonder hel politiek leiderschap, de invloed van de binnenlandse politiek op het buitenlands beleid, en de relatie tussen diplomatiek~ en militaire macht in 'stabiele' en ' revolutionaire' internationale systemen. Vrede, aldus begon Kissinger zijn dissertatie, is niet een doel op zichzelf maar is het resultaat van een stabiel internationaal systeem,'l) Niet vrede maar stabiliteit moet daarom het doel zijn: "To aim at peace is 10 risk appeasement", Er is sprake van stabiliteit indien het internationale systeem als legitiem ervaren wordt. Dat betekent niets meer en niets minder dan 'an international agreement aboUl the nature of workable arrangemenIS and aboUl the permissible aims

and me/hod.> of foreign policy') Pogingen de wereld vrij voor democratie te maken brengt de vrede niet dichterbij het brengt juist instabiliteit met zich mee. Immers zo'n politiek gaat tegen de legitimiteit van het internationale systeem in 6), Men moet juist met de tegenstander zien te leven. Men dient de ander omwille van de stabiliteit te aanvaarden als een reële macht. Eventuele geschillen dienen diplomatiek te worden opgelost. Aldus onderscheidt Kissinger zich in theorie van de 'containment policy':ideologische oorlogsvoering bedreigt de stabiliteit en daarmee de vrede, Wat in de ogen van Kissinger essentieel is voor de stabiliteit, is het machtsevenwicht tussen de grootmachten. Bij een machtsevenwicht zijn de grootmachten gedwongen de grenzen van hun macht in ogenschouw te nemen, en zullen ze zich beperkingen op moeten leggen. Alleen via een machtsevenwicht en door het vermijden van ideologische oorlogsvoering ontstaat er een 'struclUreofpeace ', Wat precies bedoeld werd met 'struclure of peace' blijft onduidelijk: "there was no accompaning design. or even oUlline, of the essential characteristics of the international order that was supposed to be produced by these politics " 7). Het leek dat "Kissinger's phenom-

ellon had more flair than philosophy, more shuttle thall substallce ".II) In de praktijk leidde de 'structure of peace' tot een sterke focus op de Oost-West verhoudingen; over de Noord-Zuid kwestie maakte Kissinger zich minder druk , hetgeen hem vaak verweten is. 1.2 De vos en de lee uw Andere verwijten jegens Kissinger richten zich op diens 'opportunisme' , 'korte termijnbeleid' en op Kissinger's voorkeur buiten medeweten van de burokratie beleid te voeren? Wat dit laatste betreft zegt S. Hoffmann dat Kissinger meer aandacht had moeten besteden aan de insitutionaliscring (d.i: inbedding in de burokratie) van het beleid. Er was te veel concentratie van macht bij één persoon en dat verhoudt zich niet tot de gewenste interne stabiliteit. Gezegd moet echter worden dat cr voor Kissinger goede redenen waren om buiten de burokratie om te werken. De nieuwe initiatieven welke hij nam vereisten grote politieke moed. Denk bijvoorbeeld aan de contacten met China welke uiterst behoedzaam via Pakistan werden gelegd. Voorkomen moest worden , dat het eigen burokratische apparaat zou gaan tegenwerken. Heel treffend is de politicus Kissinger door K. Koch getypeerd: "een obsessie voor globale machtsver/JOudingen mei uitsluiting van diepgaande belangstelling voor andere imerna/ionale problemen, voorliefde voor geheim en individualistisch optreden, verwaarlozing van en minachting voor de belangen van kleinere landen, talem voor orgallisatorisch gemanipuleer en een totaal gebrek aan scrupules "/Oj. Voorwaar, een opmerkelijk goede leerling van Machiavelli! Machiavelli was een nationalist pur sang, wiens doel , een herenigd sterk Italië, de middelen heiligde. Kissinger is een verdediger van het nationaal belang, wiens doel, stabiliteit in de wereld, de middelen heiligt. Kissinger heeft de eigenschappen welke Machiavelli nodig achtte om uit te groeien tot een 'groot leider', Hij beschikt over de wgenaamde 'virtu ' van een staatsman: hij is een vos en leeuw tegclijk 11 )

aantal economische voordelen krijgen. Eventuele economische sancties werden als negatief drukmiddel gebruikt (bv stopzetting van.graanleveranties aan de S.U.) Verschillende issues werden aldus steeds met elkaar verbonden: vrede in Vietnam dan economische voordelen. Deze politiek staat bekend als de 'linkage politics '. Van belang voor het machtsevenwicht was ook China. China moest een onafhankelijke natie zijn (lees: onafhankelijk van de S.U.) In de ogen van Kissinger zou het ontstaan van één machtsblok van de S.U. en China het machtsevenwicht destabiliseren. De S.U., China en de V.S. hielden elkaar alleen in evenwicht als het communistisch blok duur13am gesplitst zou blijven. China werd daarom door de Y.S., na vele geheime besprekingen van Kissinger, als natie erkend , het was het begin van de door Kissinger gewenst wereldorde, een wereldorde gebaseerd op de driehoeksverhouding S.U.-China-V.s.: de wgenaamde 'triangalar relmion '.

2. Het buitenlands beleid: enkele iIIustrati ~s 2.1 Viet nam In januari 1969 werd Kissinger veiligheidsadviseur van Nixon. Het grote publieke issue was toen Vietnam . In Vietnam was al jaren ccn oorlog aan de gang. Tijdens het verloop van de gevechten met de Fransen werd de voormalige Franse kolonie langzaam verdeeld in een communistisch noordelijk en een nietcommunistisch zuidelijk blok. Nadat de Fransen verslagen waren volgde in 1954 de internationale conferentie van Geneve welke had moeten zorgen voor de vrede in Indo-China. De strijd echter ging door, Noord-Vietnamese aanhangers infiltreerden in Zuid-Vietnam. Eisenhower achtte het nodig deze infiltratie te stoppen, het vacuüm dat Frankrijk na haar terugtrek-

J.3 Linkage polities en de tria ngular relation In de zestiger jaren was de S.U. een macht geworden om werkelijk rekening mee te houden. Volgens S. Brown was het Kissinger's verdienste, '10 help the coU/ry to adapt to the ell/arging strategic power of de

S.U.")

Voor Kissinger was hct duidelijk dat militaire opties jegens de S.U. onbruikbaar waren geworden. Economische drukmiddelen moesten nu in plaats van militaire middelen gebruikt worden om de S.U, 'in toom te houden '. De Russen moesten d.m.v. 'sticks and carrots' min of meer afhankelijk worden gemaakt van de Amerikanen. Aan de S.U. werden economische voordelen geboden in ruil voor Amerikaanse voordelen waar de S.U. voor zou kunnen zorgen (positief drukmiddel). De S.U. werd als het ware steeds een worst voorgehouden, bijvoorbeeld: wu de S.U. Hanoi (N.-Vietnam) tot vrede dwingen , dan zou ze een

Indo-China 21


king had achtergelaten moest gevuld worden. Immers als Zuid-Vietnam zou vallen , zouden andere staten in Zuidoost-Azië als dominostenen één voor één volgen. De Amerikaanse betrokkenheid begon met het sturen van adviseurs en wapens, maar de V.S. zijn steeds meer betrokken geraakt. Het was een vrij delicate politiek, omdat de Zuid- Vietnamese regering op weinig binnenlandse steun kon rekenen. De V.S. steunden een zwak en corrupt regime. 1J1 Onder de regering van Johnso n werd de oorlog in Vietnam sterk opgevoerd. Vietnam werd 'ontbladerd'. De regering Nixon wilde dit beleid veranderen. Men wilde vrede, echter alleen onder de strikte doch vage voorwaarde dat het een 'pepce with honor' zou worden. De V.S. konden niet zomaar uit Vietnam weglopen vanwege hun verantwoordelijkheid jegens de familieleden van de al omgekomen soldaten en hun geloofwaardigheid ten aanzien van de wereld. Tevens verkeerde me n in de overtuiging dat verdediging van het ' Vrije Westen ' nog altijd een goede zaak bleef. Kissinger wilde Moskou en Peking bewegen Noord-Vietnam te dwingen tol een overeenkomst. Om zo'n vredesakkoord af te sluiten was opvoering van de oorlog nodig e n was Vietnamisering geboden (-geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse divisies). Het duurde echter lOt januari 1973 eer de 'vrede' van Vietnam getekend werd. De 'vrede' had lang op zich laten wachten en er was. o.a. door de opvoering van de Amerikaanse gewelddaden, nog veel bloedvergieten voor nodig geweest. Kritiek op het Amerikaanse beleid bleef dan ook uit. Zo haalde W. Shawcross (een journalist) vernietigend uit naar de geheime bombardementen eind 1969 en april 1970. 14) De V.S. hadden hun interventie uitgebreid door het nog nie t bij de oorlog, maar wel bij het Noord- Vietnamese imperialisme, betrokken gebied Cambodja te bombaderen. Het ging dus in tegen de algemene trend van een vermindering van de Amerikaanse bemoeienis. In 'White House Years', het eerste deel van zijn memoires, en in brieven, verdedigt Kissinger zich door te wijzen op de N.-Vietnamese infiltratie in Cambodja. De V.S. moesten om de N- Vietnamezen te sto ppen daar wel toeslaan. Kissinger: 'It was Hanoi - animited by an instab/e drive to dominate Indoehinathat invaded Cambodia in the ' middle 1960s, Ihal organised Ihe Khmer Rouge long before any A meriean bombs feil on Cambodian soi/; it was North Vietnamese troops who were trying to strang/e Cambodia in (he month before Dur limited al/ack (. .. ) Hence we thought our ehoice was bet ween a tota/ North- Vietnamese eonquest of Indochina, and whal we did.15) W. Shawcross vecht die mening aan. Hij vond de uitbreiding van de oorlog, de bombardementen op Cambodja, zinloos en moorddadig. R. Morris, voormalig medewerker van Kissinger, haalde op zijn beurt 22

vernietigend uit naar de kerst bombardementen van 1972. Wat was de aanleiding voor de bombardementen? Kissinger had als onderhandelaar voor Thieu (Z-Vietnam) zich niet verzekerd van diens steun. Dat bleek in oktober 1972 toen Thieu weigerde een akkoord tussen Kissinger en Le Duc Tho (N-Vietnam) te aanvaarden. Thieu was bang dat de V.S. zich geheel uit Vietnam zouden terugtrekken. Hij vertrouwde Kissinger's Vietnamisering niet. De terugtrekking van Amerikaanse divisies zou immers zijn positie aantasten . De Amerikanen moesten daarom tonen dat ze nog steeds achter Z. -Vietnam stonden. Zij moesten Thie u overhalen met het bereikte akkoord in te stemmen. De Amerikaanse steun aan Thieu uitte zich in de kerstbombardementen. In laatste instantie waren deze dus nodig om de fouten van de onderhandelaar Kissinger uit te wisse n. De bombardementen dienden niet om N-Vietnam op de knieën te krijgen, in oktober was immers al een akkoord bereikt. 16) Een totaaloordeel over de Vietnamoorlog, met als mede betrokkene Kissinger, werd een weinig mild door M. Walzer gegeven: '( ... ) the American war in Vietnam was, first of all, an unjustified intervention, and second/y, carried on in sa brUia/ a manner that even had it initially been defensible, it wou/d have to be condemmed, nOl in this or thaI aspect bUi genera/ly'17I . Kortom een verwijt wat zich tot Ki ssinger richt is dat een oneervolle oorlog niet eervol te beeindigen is. Hij maakte althans niet duidelijk hoe dat moesl. l8 ) De moraal, de ethiek van Kissinger was gebaseerd op eer, hetgeen heeft geleid tot enorme verschrikkingen in Vietnam; Het beleid was er een van 'goede' intenties welke de consequenties veronachtzaamde. 19) Uiteindelijk werd een wapenstilstand gelukkig toch bereikt. De Amerikanen verlieten Indochina. Ze hadden echter de hielen nog niet gelicht of N- Vietnam heropende de strijd. Veor een duurzame vrede was niet gezorgd. Een belangrijke oorzaak daarvan was en is N· Vietnam zelf, Zeer agressie en oorlogszuchtig pogen zij tot op de dag van vandaag Indochina te overheersen. De mede-oorzaak van de blijvende instabiliteit in de regio was de Amerikaanse politiek. De Amerikaanse politiek, voortgezet ook door Kissinger, droeg niet bij aan de stabiliteit in de regio. De argumenten hiervoor ontleen ik aan Walzer. Deze stelt dat Kissinger niet aan stabiliteit heeft kunnen bijdragen daar hij dezelfde fouten maakte als zijn voorgangers. De belangrijkste hiervan was, een verkeerde inschatting van wat stabiliteit inhoud. M. Walzer: '11 would be belterlo say Ihat Ihe U.S. was lilerally propping up a government - and shortly a series of governments - without a logica/ politieat base, whi/e North- Vietnamese were assisting an insurgent movement with deep roots in the country-

side (... ) for eounterintervention is m orally possibIe only on behalf of a government (. . .) that a/ready has passed Ihe self-help lesl ' 20 Hierbij wil ik nog benadrukken dat niet al· leen uit rechtvaardigheidsoverwegingen (ethiek), maar ook uit strikt machtspolitieke overwegingen op de langere termijn gezien, zo'n interventie moet worden afgekeurd. De verdediging van authoritaire regimes á /a Diem en Thieu, die op te weinig steun konden rekenen van de eigen bevolking, is namelijk niet stabiliteitsbevorderend. In de praktijk was anti-communistische strijd met steun aan tot mislukking gedoemde regeringen hier een uitwerking van Kissinger's 'structure of peace'. De V.S. konden bovendien in eigen land en daarbuiten op weinig steun rekenen omdat het geen echt democratische regeringen waren welke ze steunden , Het beleid keerde zich steeds meer als een boemerang tegen de V.S. en het Amerikaanse prestige liep een behoorlijke deuk op. (n.b. Kissinger laat in zijn memoires blijken dal hij, in· dien er geen Watergate was geweest, ter voo rkoming van de val van Z-Vietnam, had willen re-interveniëren. Th. Draper komt dat argument wat vreemd voor: 'A country that as a result of popular revulsion could not stay in Vietnam could not expeet to get back to it, Watergate or no.Watergate'211• Bij deze laatste wellicht wat cynische opmerkingen dient de volgende kanttekening te worden gemaakt. Het was niet Kissinger's schuld dat de V.S. in Vietnam aanwezig ware n en het was N- Vietnam dat de strijd voortzette. Het niet bereiken van een 'duurzame vrede', met name in Indochina, is naar de mening van S. Brown, geen fair criterium ter beoordeling van Ki ssinger's beleid. Met zo'n 'structure of peace' had hij zich immers wel een erg hoog doel gesteld dat moeilijk bereikt kon worden. 22) 2.2 Midden Ooslen In het Midden Oosten kon de regering Nixon de Amerikaanse macht tonen, het kon bewijzen dat Amerika de vrede nog altijd kon dienen. Amerika kon weer reSpeCI afdwingen! 2J) Kissinger bestreed in het Midden-Oosten de invloed van de S.U. en deed pogingen de regio stabiliteit te verschaffen. Kissinger verwierf in het M.O. de reputatie van uitstekend en gewiekst onderhandelaar. Hij probeerde een net van positieve relaties tussen vrijwel alle betrokken staten in de regio te weven om zodoende de regio stabiliteit te verschaffen. Door middel van een 'stap voor stap' methode gelukte het hem gevoelige issues te scheiden om op die wijze overeenstem mi np Ie bewerkstelligen tussen de strijdende partijen. Hij verbond nu juist niet, zoals bij 'Iinkage polities, issues aan elkaar maar koppelde ze los. De situatie was zo gevoelig en complex dat niet aUes in één 'package deal' bereikt kon worden. De politiek kon zo slechts moeizaam vorderen: 'stap voor stap' methodes zijn letterlijk immers kleine stapjes vooruit. Deze verbeteringen verdienen lof. Het ver-


DE SUEZ-RALLY

'---

- - - ;::~--~-------------=:.~-----

----' .. -- ..... ... --------. . ..

~----- ....".--"' , 7 ~-~.--

,.. . . . . . _ _ .JJI!

_ __ _-- -~'

.,...---

-;x.., " .... ." -- ". -- .... ... - -- .,. - - '!:l

" ft'

.".-'

, ~ .,.. .lo.._ '7 "."............ _

.... ,

.........~,..... 1l

.... . . ,.......

...... .... -....

__ - - .......... _,-_ .... . . . .". I t t . . . . . . .... _ ........ '

'~ .

"

... M et de hakken over de sloot . .. Opland ;" de Volkskrant, jaf/uari /974

wijt dat zich echter tegen Kissingcr kan richten is dat hij de door hem zelf gepropageerde visie voor cen duurzame vrede niet had. Althans Kissinger's 'vision " anti-

communisme, was weinig bruikbaar. Professor Stanley Hoffman vraagt zich zelfs af of Kissinger's beleid niet mede oorzaak was van de crisesscn en de oorlog van 1973 in het M.a .N . Zijn moraal, anti-communisme, had dus misschien een negatief effect op zijn machtspolitiek. S. Browns oordeel over Kissinger's politiek in het M.O. luidt daarom aldus: 'Credit must be given co the role

played by Ihe U.S. during Ihe Kissinger years in defining the permissible bounds oJ aClion Jor all acfOrs providing external sanc/lans la fhe

local antagonisis 10 reso/ve Iheir differences through diplomacy ralher than war. When it came 10 a more permanent impact on the sÎtuation, ho wever, in the sense of ame/iora-

onafhankelijkheidsstrijd voerde, terwijl W-Pakistan dal wilde verhinderen. W-Pakistan was met China bevriend. India ondervond veel hinder van de burgeroorlog net over zijn grenzen daar duizenden vluchtelingen India binnenstroomden. Deze vluchtelingenstroom gevoegd bij de humanitair uitzichtloze positie van de Oost- Pakistanen en strikt militair-strategische redenen deden hel met Rusland bevriende India besluiten in Oost-Pakistan te interveniëren. Voor Kissinger gold dat iedere destabilisering van het Aziatische machtsevenwicht als onderdeel van de 'Triangular Y.S.-S.U .-China balans' ten alle tijde voorkomen moest worden. Bovendien kon hij niet uit het oog verliezen dat het Pakistan was dat het contact met China onderhield. De zeer geheime besprekingen tussen de V.S. en China verliepen via Pakistan ; de V.S. konden dus niet zomaar achter India gaan staan. Een keuze maken was moeilijk; er speelde de ethische kwes-

1in8 the chronic sou rees of dangerous conflict in (he Middle Easl, or leaving intact a system of conflict conlro/s that would reduce the prospeels of major war K issinger had less basis for pride had made a his~ LOrie contribution to the internation-

aiorderP5 Th. Draper neigt tot een soortgelijk oordeel: '11looks as ij we gel Jurlher away trom Kissinger's accomplishments, the more insubstantial and ephemeral (hey appear 10 be '.26 )

2.3 Pakistan In 1971 ging Kissinger voorbij aan de humanitaire omstandigheden in Oost-Pakistan. De situatie was dat O-Pakistan een

HEEFT U VQN

~ET

tie van vluchtelingen en onderdrukten, de algemene machtsbalans en de noodzaak voor Kissinger om Pakistan lot vriend te houden wegens de brugfunctie naar China die het vervulde. Kissinger nu koos in feite voor Pakistan. Hij ging aan de kant staan van de bloedig onderdrukkende Yahye Khan van West-Pakistan en veroordeelde de humanitaire interventie van India. 27 ) Het moge duidelijk zijn dat het dilemma macht-ethiek bij deze kwestie duidelijk speelde. Een oordeel in deze is daarom niel licht te geven. Indien ik mij tot het doel van Kissinger, stabiel machtsevenwicht, beperk, is de machtspolitieke calculus door hem misschien niet geheel juist ingeschat. Stabiliteit werd namelijk niet bevorderd door Yahye Khan te steunen daar hij onvoldoende steun had in West-Pakistan. Bovendien dreef Kissinger op deze wijze India verder naar de S.U. toe. Hij had moeten onderkenne n dat een onafhankelijke Bengaalse staat voor India lastig bleef en aldus zelfs voor China een voordeel was. 211) 2.4 Chili S.M. Hersch heeft in het boek 'The J}rice of Power' Kissinger's onfrisse betrokkenheid bij de coup van Pinonchet tegen AIlende in Chili belicht. 2'J) Kissinger wenste niet slechts toc tc kijken hoe een land 'communistisch' dreigde te worden.JU) R. Morris stelt zelfs: 'Niemand had echt in de gaten dat He ..,ry in AI/ende een veel grotere

bedreiging zag dali in Caslro (. . .) AI/ende vormde het levende bewijs van democratische maatschappelijke hervormingen in Latijns-Ameri-

ka. De hele wereld kOIl op zijll kop staan, maar voor Chili was K issin-

ger als de dood. Hij praaue (Ialer) net zo over het eurocommunisme als in het begin over Chili (. . .) hij was bang dal AI/ende binnen het democratische proces zou optreden '31 )

Uit bovenstaande citaat blijkt dat Kissinger stabiliteit wal vreemd definieerde: hij was bang voor een democratische Allende. Nu kwam er een authoritair bewind in Chili. Amerika verdedigde daarmee dus niet het democratische Westen doch een dictatuur. Kissinger stond blijkbaar achter de coup om ideologische redenen. Een beetje progressieve verandering, zelfs binnen de grenzen van democratische normen, werd de kop ingedrukt. Stabiliteit lijkt voor Kissinger het voorkomen van welke progressieve verandering dan ook te zijn, terwijl juist gematigde progressieve veranderingen stabiliteitsbevorderend kunnen werken. Het steunen van Pinochet keerde zich begrijpelijkerwijs tegen Amerika . Het toenemende anti-Amerikanisme speelde de tegenstander (S. U.,communisme, socialisme, populisme e.d.) in de kaart .

2.5 Europa In Europa speelde zijn stabiliteitsobsessie Kissinger ook parten. Hij had een bijna paranoïde angst voor het eurocommunisme. In 1974 dreigde hij Portugal volledig te

23


isoleren indien de communisten niet van officiële invloedrijke posities verdwenen. Indien in Frankrijk, Italië en Spanje communisten te invloedrijk wuden worden wu Kissinger ervoor zorgen dat daaraan emorm hoge economische en politieke kosten verbonden zouden worden.32) Voorts steunde Kissinger instabiele militaire junta's als van Griekenland en juist niet aartsbisschop Makarios van Cyprus. Iemand die in geringe mate als populist of democratisch hervormer te boek stond deed bij Kissinger immers de rillingen over het lijf 10pen B ) 2.6 Zuidelijk-Afrika Het beleid inzake Zuidelijk-Afrika herustte op twee peilers; enerzijds accepteerde Amerika de blanke regimes als een reëel feit en anderzijds probeerde het de regeringen te bewegen geleidelijk van de raciale politiek af te stappen. [n feite werden w zeer reactionaire regimes gesteund en konden de Russen hun zwarte cliënten uit kiezen. 34 ) Op wat langere termijn werd stabiliteit op deze wijze niet bevorderd. Pas bij de crisis van Angola realiseerde Kissinger zich dat. (zie epiloog)

3. Conclusie Het verschil met het beleid van Kissinger's voorgangers deed zich gelden in de relaties met de S.U. en China, SALT-I , Helsinki en de opening naar China waren goede onderhandelingsresultaten, hoewel ook hier kritiek op is gekomen. 35) Er waren echter ook veel overeenkomsten met het beleid van vorige regeringen. Welke waren dat en hoe deze te verklaren? [n theorie wijst Kissinger de ideologisch gerichte politiek af. De buitenlandse politiek zou gericht moeten zijn op internationale stabiliteit. Stabiliteit moest worden nagestreefd via een politiek van machtsevenwicht. Via deze achterdeur (machtsevenwicht) is ideologie toch weer een grote rol gaan spelen in het beleid. Stabiliteit was voor Kissinger hetzelfde als anti-communisme. 36 ) Kissinger definieerde het nationaal belang als het voorkomen van onwentelingen. Een binnenlandse omwenteling in welk land dan ook rou een belangrijke verschuiving in de internationale machtsverhoudingen te weeg kunnen brengen en dit maakt de Amerikaanse interventie waar ook ter wereld toch weer geboden en gerechtvaardigd is. 37 Hetzelfde geldt voor de steun die aan vele dictators werd gegeven. Kissinger maakte zich met dat beleid schuldig aan een kruistochten (-goede intentie)-politiek. Het waren kruistochten niet '/0 make the World safe for Democracy'(W. Wilson) maar kruistochten '10 make the Third World anti-communistic' Het is interessant dat in het idealisme-realisme debat realisten als H.l. Morgenthau idealisten verwijten een kruistochten-politiek te voeren. Hetzelfde verwijt kan zich daarom ook tot Kissinger richten. De 'containment policy' en het beleid van Kissinger kwamen aldus veelal sterk overeen. Chili bijvoorbeeld heeft dat aan den 24

lijve ondervonden. Men behoeft het eerder aangehaalde citaat van Morris' er nog maar eens op na te lezen om te constateren dat Kissinger een vreemde stabiliteitsopvatting had. Juist het steunen van Allende was misschien stabiliteitsbevorderend geweest. Zo stelt S. Hoffman bijvoorbeeld: 'there can be na stability where is profound dissatisfaction with the political, economie and social situation fJ8 ) Kissinger deed te vaak zaken met dictators die hun eigen volk onderdrukten. Amerika's reputatie werd w geschaad. Bovendien zaten dictators soms w zwak in het zadel dat Amerika weinig aan hen had in geopolitiek opzicht op de wat langere termijn . Hier is Iran een uitstekend voorbeeld van De sjah kreeg onvoldoende steun van zijn eigen bevolking. De revolutie aldaar bewijst dat de V.S. op het verkeerde paard hadden gewed. De stabiHteitsopvatting van Kissinger was te statisch ingevuld. Hij had de dynamiek meer moeten onderkennen. Veranderingen die hij zelfs had kunnen gebruiken. Het is toch prima als blijkt dat de V.S. opkomen voor de armen, voor meerderheidsregeringen, voor rechtvaardigheid en dergelijke? Juist uit machtspolitieke overwegingen is dat een juist beleid: men handelt dan niet om ethisch en idealistisch te zijn, nee, omwille van macht en stabiliteit. Dit is te vergelijken met datgene wat Otto von Bismarck aan het einde van de 1ge eeuw met zijn sociale wetgeving deed. Het bevorderen van rust in het land was een cynisch argument om sociale wetgeving in Duitsland in te voeren. De zorg voor de armen was niet de reden van het beleid, de noodzaak van politieke rust en macht was de reden van het beleid van Bismarck. 39 ) Puur machtspolitiek geredeneerd rou dat ook voor Kissinger een betere oplossing ter bestrijding van het 'marxisme? geweest zijn .

4. Epiloog Met het voorgaande is nog lang niet alles gezegd. Bij de beschrijving van de politicus Kissinger behoort nog de typering van kameleon te staan. 40 ) [n 1975 namelijk gooide Kissinger zijn politiek over een andere boeg. Hij ging op de bres staan voor steun aan de Derde Wereldlanden. Hij voerde pleidooien hen meer zeggenschap te verlenen. 41 ) [n 1976 stelde Kissinger zich achter de roep voor meerderheidsregeringen in Afrika op. Raciale rechtvaardigheid en meerderheidsregeringen werden de voorwaarde voor vrede in Afrika. 42 Pas op deze wijze zou stabiliteit beter verzekerd zijn. Helaas is dit wat laat de meer realistische 'Realpolitik' van Kissinger geworden: 'from the management of crises to the building of a more stabie and just international order-an order resting not on power, but on restraint of power, not the strength of arms but on the strength of human spirit 143) Laten we hopen dat dit beleid zijn neerslag zal weten te vinden in het Midden-Amerika beleid, waar Kissinger nu zijn invloed kan

laten gelden.

Noten:

2

3

4 5

6 7 8 9 10 11

12 13 14 15

16 17

18 19. 20. 21 22 23 24 25 26 27

28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43

S. Hoffmann , Primacyor World Order, American fo reign policy since the Cold War, pS Th. Draper, Present History, On nuclear war, détente, and other controversies New York 1983, p. 197. Draper spreekt hier van de meer ambitieuze détente van Kissinger c.s. na de mini-détente van Kennedy in 1963. S. Hoffman , Duties beyond Borders, On the Limits and Possibilities of Ethical International Polities, Syracusc, 198 1, p. 29. Th . Draper, o.c., p. 366 cf. de uitspraak van Kissinger's 'leerling' A. Haig: er zijn belangrijkere dingen dan vrede! J.E. Doughcrty en R.L. Pfalzgraff jr., Contending theories of International Re/alions, New Yorl 1982, p 113 ibidem, p. 114 S. Brown, The Crises of Power, An interpretation of U.S. foreign poliey during te Kissinger years, New Vork 1979, p. 89. ibidem, p. 11 . ibidem, p. 17 en S, Hoffman (Primaey) o.c. , p. 73. K. Koch, in Vrij Neder/and, 22. 12. 1979, p. 35 N. Machiavelli , De Vorst, vert. J.F. Ouen, 4 druk, A'dam, 1970, p. 53,6 1, 184. . O.C. , p.142 Zie voor een overzicht va n de Vietnamoorlog o.a. M. Maclear, Vietnam: The ten lhousend day war, Lodon 198 1 Intervieuw P. Piryns, in Vrij Nederland, 3- 11 - 1979, p 3. H.A . Kissinger, in: The Economist, 8-91979, in JA SON 5e jr.nr.3, p.24 R. Morris, Uncercain Greatness, H.A. Kissinger&American Foreign POlicy, Lon· don, 1977, p. 191 M. Walzer, lust en Unjust Wars, A moral argument with historieal illustration s, Ncw Vork, 1977, p. 299. Th . Draper, o.c. , p. 178. S. Hoffmann (Duties) o.c. , p. 29 M. Walzer, O.C. , p. 299 Th . Draper, o.c., p. 245 S. Brown, o.c., p. xi. ibidem, p. 7 1. S. Hoffm ann , The case of dr. Kissinger, in: The Ne w York Review, 6-12-1979, nr. 19. S. Brown, o.c. , p. 7 1,72. Th . Draper, o.c, p. 424. S. Brown, o.c., p. 108 en M. Walzer, o.c., p. 105. R. Mo rris, o.c. p. 2 12-229. S. M. Herseh, The Price of Power, in : Vrij Nederland, 19-2.83 (bijlage). ibidem, p. 9. ibidem, p. 10. S. Brown, O.c. , p. 109, 110. ibidem, p. 110, lIl. ibidem, p. 132. S, Hoffmann (Primaey) O.c. , p. 154. ibidem, p. 25-3l. K. Koch, O.C., p. 35. S. Hoffmann (Primaey) o.c. , p.3. S. Brown, o.c., p. 152. S. Hoffman (Primaey) o.c. , p. 34 . S. Brown, o.c., p. 128. ibidem, o.c. , p. 136 H.A. Kissinger in: S. Brown, o.c. , p. 139.


JASON in het kort JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren is niet gebonden aan enige politieke of maat-

schappelijke groepering bestudeert internationale vraagstukken organiseert lezingen, conferenties en internationale uitwisselingen geeft het tweemaandelijkse blad JASON Magazine uil dat iedere keer aan een speciaal thema is gewijd richt zich op aUe jongeren tot 35 jaar

Doelstellingen

blematiek . Behalve het JASON-Magazine verschijnen ook regelmatig zgn. mini JASON's, die als inleidin gen bij aktiviteiten kunnen dienen . Een greep uit recent verschenen nummers van JASON-Magazine: Eenzijdige ontwapening: voorbeeld of waan-

beeld? De West-West relatie : Partners in dilemma. In en o m het Kremlin. buitenlandse politiek van de Sovjet·Unie. - .Regionale onrust en Westerse belangen. Wat gebeurt er in latijns Amerika?

JASON is een jongerenorganisatie die zich ten doel stelt jongeren de gelegenheid te bieden zich met internationale vraagstukken bezig te hou· den . Vrede en veiligheidsproblematiek, de verhou· ding Oost-West, vraagstukken over bewapening en ontwapening, eOl. JASON wil een wezenlijke bijdrage leveren aan de discussie over internationale vraagstukken en de internatio nale samenwerking. JASON kent geen levensbeschouwelijke of ideologische basis en is niet gebonden aan enige politieke partij of maatschappelijke groepering.

JA SO N organiseert tal van activiteiten die kunnen bijdragen aan het vannen van een mening. aan het vaststellen van een standpunt. Lezingen. studiedagen, conferenties, simulatiespelen, uitwisselingen ... Iedere herfst organiseert JASON bovendien een zgn. Nationale Conferentie.

JASON over de grenzen JASON kijkt ver over de grenzen. Letterlijk en figuurlijk. Via zusterorganisaties in o.m. Frank rijk . Italië. Groot-Britanië en de Verenigde Staten worden veel internationale contacten gelegd. Regelmatig worden in verschillende landen (studie-) bijeenkomsten en internationale se minars georganiseerd.

Zes maa] per jaar brengt JASON een eigen Magazine uit. De redaktie tracht, door in ieder nummer een actueel thema te behandelen, vanuit zoveel mogelijk invalshoeken, de lezer een afgerond beeld te geven van de behandelde pro-

Voot een proefnummer van JASON·Magazine kan men zich wenden tot het secretariaat. Beter is het natuurlijk direkt een abonnement te nemen . Ook donateurs zijn bij JASON van hart( welko m. Wie via donaties het werk van JASON wil steunen kan daartoe contact opnemen met de penningmeester of direct een gift storten op hel giro· of bankrekeningnummer van JASON . Secretariaat JASON Alexanderstraat 2 25 14 JL Den Haag

Lezingen, conferenties, studiedagen __ _

JASON Magazine

Voor wie is JASON interessant? JASON staat open voor alle jon~eren die zich voor internationale zaken interesseren

070 - 605658 Degenen die voor het schrijven van een artikel of hel geven van suggesties. denken een bijdrage aa n toeko mstige nummers van JASON Magazine te kunnen leveren , worden van harte aan gespoord zich in verbinding te stellen met Maurits Dolmans. telefonisch bereikbaar or 071 - 130405. Steenstraat 29, 23 12 BT Leiden) of zich te wenden tot het secretariaat van JASON .

INDEX JASON MAGAZINE 1982 I De West-West relatie: Partners in dilemma Amerika en Europa en de frustraties der geschiedenis. Prof Dr. F.A .M . AI/ing WilJ cooperation endure? The future of European· American relalions. VQn Geusou Mr. drs. C. D. de lang Kunnen economische tegenstellingen de NAVO ondennijnen . Naar ~n zelfstandiger Westeuropese politiek . R . Ier BHk U.S.-Europa : teleurstellingen en waakzaamheid . 1.0. Blaauw Mr. 1.S.L. Guulrherie Onder hetzelfde dak, maar niet eten uit van Wft"zef dezelfde ruiL H.A . Schaper Een crisis in de verhouding VS-West Europa? Williurn 1. Dyess Interview met de Amerikaanse ambassadeur in Nederland . Mr. L.l. Brinkhors/ Impressies uit Moskou. Dr. A . Lommers

2 In en om het Kreinlin. buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie IÀS. A .P. GoudfNwr

Dr. R . Th . Jurrgens Drs. B. de long

A . Huig V. Kalin Drs. D. Zonde«

De buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie in de Brenjnev-era. Binnenlandse aspecten van het buitenlandse beleid van de Sovjet· Unie . Een soci3Jistisch verbond van een hoger type? De betrek kingen tussen de Sovjet-Unie en OostEuropa. De Ameriaanse visie o p Polen . De gelKurtenissen in Polen. Verslag van de Jason schotierenconferentie o\·er eenzijdige ontwapening.

3 Regionale onrust en Westerse belangen Mr. K.E. Vosskiihler Prof. Mr.B. de Gooy Fortmun R . GrOOI

Bedreigingen voor Westerse belangen buiten het NAVO verdragsgebi~ : problemen en opties. VitaJe belangen : leven en overleven . Nederland en militair

oplr~en

buiten het NAVO

verdragsgebi~ .

Dr. L. c. Biegel

Eigenbelang is niet in ons belang (verslag van een interview). IÀS. o. Zondee Jason delegatie bezoekt Bay·seminar Concl usie met betrekking tot de VN-studie inzake kernwapens.

Ja Special issue Introduclion: Whot is Jtuon 1 Drs. L. WKkl'l Dr. H . WQltman The Netherlands as a guide A guide belongs tO a group Mr. J.L. Heldring The role of the Netherlands in internationaJ polities Mr. M . van der Stoel

Prof Dr. lhr. F.A.M. WiJl cooperation endure? Allins IIQn Geusou Dr. lumes E. Doughert)' A letter from a Transatlantic Friend

4 Wat gebeurt er in Latijns-Amerika'! De weersbarstigt re-.·olutie Van slavernij tot multinationals, historische achter· gronden van de onderontwikkeling in Latijns· Amerika . EJ Hertogs Amerikaans· Europese mededinging in het Carai· bisch gebied . Dr. A .E. van Niekerk Nederland en Latijns-Amerika : Feiten en menin· gen . Mr. W. V. Cohen Stuart Cuba in Latijns-Amerika I. EI Salvador: een case slUdy Drs. B. Kr"mers De V.N. o \·er ontwapening : indrukken van ~n teleurstellende zining . Drs. P. Nt'lis.wn Dr. L . Schellekens

5 Handel en wandel in de internationale politiek Dr. L. Doorn 1. vun Rens

Drs. B.P.l .G. Kf'rsrens

Diplomaten als kaasverkopers. Enkele aspecten van ontwikkeJing5.\aJllenwerking en buitenlands beleid vanuit het gezichtspunt van de vakbeweging. Het Nederlandse o\'erheîdsbc:ldd inzake wapenu-

pon . Ra~'f'n

Economische dwangmaatregden : een illusoire politiek? Gas uit Siberie. achtergronden van em explosie\'e M. Dolmans silUatie . Mr. W. V. Cohen Stuurt Cuba in Latijns·Amerika 11. E.J.

6 Bicentennial: A report of an Jason exchange with an American delegation . Lectures by: Outch contribution to NATO Mr. AJ Sligring Prof Dr. A . ~'an Staden The current state of American·European rdations: How troubled is our atlant ic partnership? IÀS. Chr. Sanders The two-wa)' street, which way 10 go? Mr. K.G. de Vries Attitudes of the Netherlands and the European dimension . Prof. Dr. Jhr. F.A.M. The European dimension in the West· West A/ring van Geusuu rclations. Repons of presentations: Ir. J. Cornelis Outeh infrastructure for aircraft research and developmenl. Dr. Ir. A.E. Pannenborg Philips and the world-wide competition . Repon: IÀS. D. Zonde« Jmpressions from Washington.


JASON organiseert in september weer een simulatiespel

ditmaal over al of niet plaatsing van kernwapens De bedoeling van het spel is om een beter inzicht te verkrijgen in de mechanismen van nationale politieke besluitvorming. Alle sectoren van de samenleving, waarvan men een zekere in vloed op de beslissing tot al of niet plaatsing kan verwachten, zijn in het spel vertegenwoordigd: regering, ambtelijk apparaat, parlement, actiegroepen media efiz. Elke deelnemer moet een bepaalde rol spelen: minister, ambtenaar, kamerlid, actievoerder, journalist enz. Bij elkaar vormen de spelers het politiek systeem van een denkbeeldig land, Nederije, dat echter veel gemeen heeft met Nederland. Het spel speelt zich af tegen de achtergrond van mislukte onderhandelingen over vermindering van de kernbewapening en zware druk van bondgenoten op de regering om nu eindelijk de plaatsing van kruisraketten op eigen grondgebied toe te laten. Het spel culmineert in een lange nachtelijke zitting van het parlement, waarin het lot van de regering aan een zijde draadje hangt. Wat de uitkomst zal zijn van dit politiek krachtenspel is niet van te voren te zeggen. Het simulatiespel vindt plaats van vrijdagavond 16 september tot zondagochtend 18 september 1983 in het zeer comfortabele kongreshotel "Koningsho!" te Veldhoven (nabij Eindhoven). Men gaat uit van zo'n 60Ă 90 deelnemers. Kosten:f47,50pp. inclusief alle maaltijden en logies in het kongreshotel. Meldt U aan voor deelname of vraag eerst het uitgebreidere informatiepakket aan bij: JAS 0 N -secretariaat Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag tel.: 070 - 60 5658


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.