MAGAZINE
Augustus 1983, 8e jaargang nummer 5
Inhoud van dit nummer Secretariaat en Redactie: Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag Telefoon: 070 - 60 56 58 Postgiro: 3561025 Bank: 45.68.55. Abonnementsprijzen 125,- per jaar (6 nummers, behoudens ver-
Redactioneel.
1
De ontwikkeling van het Interkerkelijk Vredesberaad. J. E. van Veen
2
De vredesbeweging IcrO . R. Jobse
7
"Zo was er het concilie dat de kruisboog wilde verbieden als een Gode onwelgevallig wapen" Bart Tromp
11
De invloed van de Nederlandse kerken op de West-Europese defensie . P.B.R. de Geus
14
schijning van een dubbelnummer).
Advertenties: Advertentietarieven worden U gaarne verstrekt door de penningmeester van de Stichting.
Dagelijks Beshlur Voorzitter Vice-Voorzitter Secretaris Penningmeester Hoofdredacteur JASON-magazine Leden
Piet-Heyn Goedhart Dick Zandee Jaap de Vries Herman van Campenhout Maurits Dolmans Eveline Muusers Maarten Derks Martien de Groene
Algemeen Bestuur drs. M.A. van Drunen Littel R. Geurtsen drs. M.T. van der Meulen Mr. W.H. van den Muijsenbergh l.A.Oudshoorn drs. M. Roemers drs. L. Schaaphok drs. Th.M.A. Verhagen M. Verweij l.P. Westhoff drs. F.Z.R. Wijchers Leden van het Dagelijks Bestuur zijn tevens leden van het Algemeen Bestuur.
Raad
VOD
Advies
dr. W.F. van Eekelen (voorz.) H.l.M. Aben H. Gabriëls dr. A.M.C.Th. van Heel-Kasteel c.c. van den Heuvel dr. L.G.M. laquet R.e. Spinosa Cattela drs. E.J. van Vloten Mr. J. Vos
Redactie JASON-Magazine Hoofdredacteur Redactieleden
Maurits Dolmans Hans Fortuin Geert van Loon Evert Jan Raven Pieter de Baan Oert Timmerman Guido Vigeveno Erik Tijdgat
Foto voorpagina: Demonstratie tegen de kernbewapening (foto ANP)
De Bijbel over geweld en vrede. J. Douma
18
Publieke opinie, de kerken en buitenlandse politiek Maurits Do/mans
21
'Het Doel en de Middelen'. Waarover gaat de interne discussie binnen 'De Nederlandse Vredesbeweging'? Maurits Do/mans
23
European Institute for Security Matters. Dick Zandee en Maurits Do/mans
25
Naar een Europees veiligheidsbeleid? Dick Zandee
26
Nog verkrijgbaar op het secretariaat van JASON, in beperkte voorraad:
'Wie beïnvloedt het Kemwapenbeleid?' JASON 5, no. 4. Dit themanummer van JASON-magazine gaat over de vraag wie bet kernwapenbeleid beïnvloedt en hoe dat gebeurt. Na een feitelijk overzicht van de gebeurtenissen die zich de laatste jaren op dit vlak hebben afgespeeld, staat in dit nummer een door drs. J. Vermaatgeschreven beschouwing over de doeleinden en werkwijze van het IKV. Dr. B. Kreemerswijdde een kort artikel aan de peilingen die bet IKV heeft verricht in een aantal gemeenten. Het optreden van een andere actiegroep, Stop de N-bom, wordt belicht in een artikel van drs. P. Maessen. Tenslotte een evaluatie van drs. J. Veen van de resultaten van de inspanningen van het parlement, de regering naar zijn hand te zetten.
Redactioneel De ethiek, de moraal, heeft altijd al een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse buitenlandse politiek. In het vorige nummer van JASON magazine is daarop uitgebreid ingegaan. Dit keer echter concentreren we ons op één onderwerp uit de politiek dat al jarenlang het onderwerp is van discussie (en actie): de kernbewapening. In die discussie spelen elementen van angst, gewetensbezwaren, morele verontwaardiging en wantrouwen minstens evenzeer mee als de zgn. 'realistische, rationele' argumenten die naar voren worden gebracht. We gaan nu niet diep in op de waarde van al die argumenten. Over de geldigheid van 'niet rationele' redeneringen zijn trouwens weinig uitspraken te doen: je bent bang of je bent het niet, je gelooft dat kernwapens per se immoraal zijn of je gelooft dat niet, enz. Het zal dan ook een moeilijke taak zijn voor degenen die uiteindelijk de beslissingen moeten nemen over plaatsing van kruisraketten in Nederland om enerzijds rekening te houden met bijvoorbeeld mensen die niet in afschrikking geloven (die niet geloven dat een tegenstander echt bang gemaakt kan worden) maar zelf wel bang voor kernwapens zijn, of mensen die in atoomwapens de verpersoonlijking van het kwaad zien, en anderzijds met diegenen die als de dood zijn voor 'De Russen' en die hen bij voorbaat met vernietiging willen dreigen voor het geval ze hun grenzen te buiten gaan. In dit nummer willen we er meer op ingaan door wie, en hoe, de argumenten naar voren worden gebracht, en als we die vraag stellen komen we vanzelf op de kerken en de daarmee verbon den organisaties. Niet dat die de enige zijn, maar wellicht zijn ze wel de meest belangrijke. De kerken, vooral de protestante, hebben al eeuwenlang een grote invloed op de Nederlandse cultuur en politiek, en dat lijkt vandaag de dag (direct of indirect) nog steeds het geval te zijn. Er is echter een tendens merkbaar bij de kerken om zich steeds meer met concrete politieke vraagstukken bezig te houden. Uitgerekend de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk waarschuwde eens tegen een vereenzelviging van godsdienst en politiek (in 'Christen-zijn in de Nederlandse samenleving ', 1955). Wat dat betreft is er een groot verschil met nu, met 'Kernwapens, Handreiking van de Generale Synode van de Nederlands Her-
vormde Kerk voor een nieuw gesprek over het vraagstuk van de kernwapens', waarin een concrete stelling genomen wordt, bijvoorbeeld over de eenzijdige ontwapening en de denuclearisering van Nederland. Niet dat alle kerken over één kam te scheren zijn, of dat de gelovigen één front vormen. Er is, ook binnen de kerken, nogal wat verschil van mening over de inhoud van de boodschap die gebracht moet worden, evenals over de wijze waarop dat gedaan wordt. De kerken zijn niet 'ondeelbaar' wanneer de atoomwapens ter sprake komen, getuige de manier waarop de Gereformeerde Kerk tot nu toe met het probleem heeft geworsteld.
Er bestaan niet alleen verschillen van mening over de houding die moet worden aangenomen ten opzichte van kernbewapening, er is ook onenigheid over de meer principiële kwestie of de kerk eigenlijk wel een standpunt kan en mag innemen. Wat denkt de achterban, en wie is ter zake kundig? De Nederlandse bisschoppen schreven al '... Het terrein van een bisschop is niet de politieke en militair-strategische besluitvorming, maar gewetensvorming ... 'En over eenzijdige stappen zeggen zij: '... Over aard, omvang, tijdstip en effectiviteit van eerste stappen wil/en we ons niet uitspreken. Tot een keuze uit de suggesties voor eerste vertrouwen wekkende stappen die de laat' ste tijd naar voren zijn gebracht, achten wij ons niet competent.. .. 'Waaraan zij op het laatste ogenblik vlak voor publicatie van de brief nog toevoegden: '... Het komt aan personen die politieke verantwoordelijkheid dragen toe te beoordejen welke stappen tot het beoogde doel kunnen leiden .. . ( I ) Ondanks dit soort zinnen is er van verschillende kanten commentaar op gekomen. Sommigen vinden de brief te vaag, anderen te eenzijdig en er wordt eveneens wel gesteld dat geestelijken zich moeten onthouden van brieven als deze. De kerken mogen zich huns inziens wel met de morele kant van de politiek bemoeien, maar concrete gevolgtrekkingen moeten ze aan ieder persoonlijk overlaten. Anderen worden gehinderd door 'clericalisme'. Toen het IKV en Pax Christi, aan de kerken verbonden organisaties, een stemadvies uitbrachten voor de vorige verkiezingen, was 58% van de bevolking daar tegen, onder Rooms-Katholieken en Nederlands Hervormden was dat zelfs iets meer: 62% . Slechts 12%,
vooral van links afkomstig, rou er trouwens rekening mee houden, zodat het effect ook niet al te groot lijkt te zijn geweest. Uit 'Het ontstaan en de ontwikkeling van Interkerkelijk Vredesberaad', een bijdrage van J.E- van Veen, Secretaris van de Raad Overheid en Samenleving van de Nederlands Hervormde Kerk, komt de visie naar voren dat de kerken zich juist moeten bezighouden met actuele politieke problemen als kernwapens, en met oplossingen moeten komen. Daarop aansluitend volgt een artikel 'De Vredesbeweging ICTO 'van de hand van R_ Jobse, hoofdbestuurslid van het ICTO, een organisatie die binnen de kerken tegenwicht wil geven aan het IKV. Het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening vindt onder andere dat de kerken zich terughoudender moesten opstellen en voert daarvoor actie. Bart Tromp, politicoloog uit Leiden, geeft zijn mening als socialist terzake in een interview, en gaat daarbij ook verder in op het IKV en diens strategie. Ook is opgenomen een lezing die oud-minister van Defensie De Geus, in Luxemburg hield over de invloed van de Nederlandse vredesbeweging op het West-Europese Defensie. Prof, Douma van de Theologische Hogeschool te Kampen, geeft zijn opinie over 'de Bijbel over Geweld en Vrede' en baseert die op theologische grondslagen. Het zou eveneens interessant geweest zijn de visie hierover van Ds. Roos, Praeses van de Generale Synode van de Nederlands Hervormde Kerk, te lezen. Ds. Roos moest helaas een dag voor sluitingsdatum mededelen dat hij zijn bijdrage, wegens persoonlijke omstandigheden, niet had kunnen schrijven. Tenslotte treft U, in het kader van het thema, twee boekbesprel(ingen aan, een van 'Public Opinion, the Churches and Foreign policy', proefschrift van Ph. Everts van het Instituut voor internationale Studieën te Leiden. De ander behandelt 'Het doel en de Middelen, de Strategie van de Nederlandse Vredesbeweging '.
MD (I) De Tijd, 19 juni 1983, pp. 33-41 .
1
Ontwikkeling van het Interkerkelijk Vredesberaad 1. Ontstaan, uitgangspunten, opdracht en werkwijze Het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) is in 1966 ontstaan naar aanleiding van een verzoek van Pax Christi Nederland aan het moderamen van de Hervormde Synode om tot een gemeenschappelijk vredesberaad te komen. De Pax Christi beweging in Nederland had zich verdiept in de pauselijke encycliek "Pacem in terris" en deze tot richtsnoer gemaakt in de brochure "Met Pacem in Terris onderweg". Daarmee had de Pax Christi beweging zich vanuit een spirituele inzet voor de vrede ook ontwikkeld naar een meer maatschappelijk politiek engagement. Het appèl op het moderamen van de Hervormde Synode werd gedaan op grond van het kernwapenrapport van 1982. In een jaar tijd sloten nog zeven andere kerken zich aan: - de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, - de Evangelisch Lutherse kerk in Nederland, - de Gereformeerde Kerken in Nederland, - de Hernhutters, - de Oud-Katholieke kerk, - de Remonstrantse Broederschap, - de Quakers. Dat wil zeggen eigenlijk de kerken die enkele jaren later, in 1968, zich aaneensloten in de Raad van Kerken in Nederland.
- --- ..-- --. -- ' = ~ ..- -,..... ,.....
;= :christi
..-
I I
De kerken begonnen dit beraad niet op nul. Niet alle opties waren meer open. Sommige kerken hadden reeds een proces achter zich. Aangezien het IKV niet opgericht werd als een officiële stichting, werd geen formele doelstelling en taakopdracht gegeven. Maar voor iedereen was duidelijk dat de afwijzing van de nucleaire af2
schrikking als veiligheidsfilosofie toch een soort gegeven was. Het IKV, zou je kunnen zeggen, startte op de lijn van het atoompacifisme. Maar liever gebruik ik die term niet, omdat hij oneigenlijk is. Want het atoompacifisme is in feite geen vorm van pacifisme. Er waren onder de leden van het beraad mensen die verder gingen dan deze lijn, maar dat werd niet tot richtlijn voor het werk. Het Beraad startte met en bestaat nog uit ± 20 à 25 leden. De drie grote kerken vaardigen daar rechtstreeks of via organen 4 à 5 leden in af. De kleinere kerken één of twee leden. Een opdracht is in het begin niet strak geformuleerd. Het was duidelijk dat het om twee dingen ging: het bundelen van kennis en ervaring voor de bestudering van oorlogs- en vredesvraagstukken, en het bevorderen van informatie aan en vredesonderricht in gemeente en parochie. Voor deze funkties trof en treft men onder de leden van het beraad, mensen die bij vredesonderzoek betrokken zijn, militairen, vormingsmensen, mensen met ervaring in de buitenlandse politiek, mensen geinteresseerd in de ethische vragen van oorlog en vrede. Langzamerhand ontwikkelden zich binnen het IKV zelf gedachten over de opdracht. In de cahiers "Vijf jaren IKV "en "Tien jaar IK V" wordt die opdracht als volgt geformuleerd: "het verstrekken van informatie en het geven van voorlichting en het stimuleren van de bewustwording ten aanzien van vrede en veiligheid, het aanbieden van passende aktiemodellen terwil/e van bewustwording en politieke aktie, het gesprek voeren met beleidskaders in de samenleving in opdracht van de kerken en de kerken helpen om tot positiekeuzen te komen in de vragen van oorlog en vrede". Belangrijk was dat over deze opdracht overeenstemming groeide. Duidelijk was dat het IKV naar buiten kon opereren, daarmee gezicht gaf aan de kerken in gemeente en parochie, maar ook in de samenleving. Alles gebeurt echter in opdracht van de kerken, niet namens de kerken. Het IKV werd gezien als een groep verkenners die in het veld van vragen en problemen er-
J.E. van Veen secretaris van de Raad Overheid en Samenleving van de Nederlands Hervormde Kerk .
varingen opdoet, zaken analyseert en weegt, bevindingen meldt aan de kerken, zowel aan de leiding als aan gemeente en parochie. Daarin ook tot keuze komt om het bewustwordingsproces te stimuleren en tot profilering van de kerken te komen. Doch synodes en bisschoppen zijn niet direct gebonden aan keuzen en uitspraken van het IKV. Een model dat een spanningsveld als uitgangspunt neemt om vruchtbaar te kunnen werken. Het IKV heeft daaraan gewerkt met vredesweken, vredesmateriaal, ondersteuning van internationale gezagsorganen als Verenigde Naties, opkomen voor een vernieuwde Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst. In het materiaal werd veelal aandacht besteed aan de arm / rijk verhoudingen, de veiligheidsvragen en de mensenrechten. De term positieve vrede werd gebruikt om aan te geven dat het niet alleen ging om het doen afnemen van militair geweld, maar ook om het wegnemen van oorzaken die ontspanning, veiligheid en vrede in de weg staan.
2. Toekomst van Europa In 1972 kwam het in het IKV tot een standpuntbepaling over de "Toekomst van Europa". Een nota waarin het IKV heeft getracht een analyse te maken van het afschrikkingsevenwicht en het afschrikkingsdenken. In deze analyse werd duidelijk gemaakt dat het niet om evenwicht gaan, maar steeds om overwicht. Bovendien is dit afschrikkingsdenken een denken dat de gehele samenleving besmet, het heeft een veel groter negatief effect op onze cultuur. Het legt het blok denken vast, verhindert aUerlei vormen van creatieve politiek, houdt in feite de Noord-Zuid verhoudingen ondergeschikt aan Oost-West verhoudingen, en leidt binnen de NATO tot bondgenootschappen, bijv. met de dictatuur in Portugal en Griekenland, die we niet wensen. Het IKV pleitte in deze standpuntbepaling over de toekomst van Europa voor atoomvrije zones in Europa, voor een no flfst use verklaring van Europese landen, voor een licht bewapend
4. Campagne Dat onbehagen leidde tot een diepgaand onderzoek hoe we verder moesten. Het vraagstuk is levensgroot, raakt aan de kern van het kerk- en gemeente-zijn. In 1962 had de Hervormde Synode neen gezegd tegen het gebruik van kernwapens, een neen zonder ja. In feite betekende dat ook neen tegen het bezit en het dreigen ermee.
Amerika als bedreiging voor Europa, de visie van een Russisch tekenaar .
Europa - een minimum deterrent is genoeg - en voor grotere economische en sociale samenwerking. Bereidheid werd uitgesproken tot een mogelijk lichte vrijwillige vorm van Finlandisering, d. w.z. zich meer afhankelijk maken van Oost-Europa en de Soviet Unie om tot doorbraak van de wapenwedloop te komen. In deze toekomstbepaling werd een citaat van de Duitse wijsgeer Picht aangehaald die in "Mut zur Utopie " stelde: "Indien wij niet in staat zijn de creatieve krachten van Geloof, Hoop en Liefde op een of andere wijze te verbinden met de ontwikkeling van techniek en politiek, lopen wij het risico dat wij aan geïsoleerde rationaliteit van die twee kapot gaan".
3. Repressieve tolerantie Het gesprek met de politici ontwikkelde zich enigszins. Er werd hier en daar wat met het IKV geflirt. Men speelde vanuit de politiek op de argumenten wat in; voornamelijk door eigen argumenten bij te stellen, niet om tot een ander beleid te komen. In kringen van het IKV werd het gesprek eerst op prijs gesteld. Maar later groeide het gevoel van onbehagen. We werden als een nette alternatieve veiligheidsclub gehoord, mochten ons woordje meedoen, maar werden eigenlijk ingekapseld en onschadelijk gemaakt. Ik weet niet of dat bewuste politiek was, of onbewust. Het kernwapenvraagstuk leefde niet. Het was geen echtpolitiek vraagstuk, geen hot issue, je won of verlooe er de verkiezingen niet mee.
Als de kerk zegt dat de verkondiging van de opgestane Heer de kerk constitueert, wat moet je dan met een systeem dat vernietiging en dood in het vaandel voert terwille van overleving? Dat valt niet te rijmen. Wij leven in een soort doodscultuur. Hoe kun je week in, week uit, de hoop en de verwachting van het Koninkrijk van God verkondigen en je tegelijkertijd uitleveren aan een veiligheidssysteem dat geen perspectief biedt dan de wereld vol te stoppen met wapens? Hoe kun je de liefde tot de vijand prediken wanneer je terwille van het veiligheidssysteem de vijand tot onmenselijke demon verklaart? Daarom neen, ook tegen het dreigen. Maar je kunt niet van de ene op de andere dag uit de geschiedenis wegspringen. De term "Gnadenfrist", termijn van Godsgenade, van Von Weiszäcker werd gebruikt. Misschien heeft God geduld met ons, indien wij de zaken op orde stellen. Maar dan zal die periode creatief benut moeten worden. Echter, wanneer
we zien dat deze "Gnadenfrist niet creatief gebruikt wordt, maar dat we hollend de andere kant uitgaan (als Jona die de tegenovergestelde richting van Nineve uitgaan), hoe lang hebben we dan nog het recht die term te gebruiken? Wordt dat geen blasphemie? Maar niet alleen deze fundamentele theologische vragen hielden ons bezig, ook de zakelijke politieke ontwikkelingen. Onderhandelingen, waaraan we zoveel geloof gehecht hebben, blijken tot hoegenaamd niets te leiden. Zelfs kan men niet zeggen: baten ze niet, schaden doen ze ook niet. Want steeds proberen partijen hun onderhandelingspositie te versterken door verhoging van hun militair-strategische posities. Wanneer onderhandelingen dan niet lukken, is de bewapeningsspiraal weer verhoogd. Zo gaan het ook weer in Geneve. De Amerikaanse theoriëen over een beperkte nucleaire oorlog verlagen de atoomdrempel. Dreigwapens, voor afschrikking bedoeld, worden strijdwapens. Het militair-industriële complex heeft
een eigen dynamiek, een eigen wettelijkheid, de politieke controle is minder dan men voorgeeft. Interne politieke problemen leiden steeds weer tot verhoging van de bewapening. De werkelijk politiek ingeschatte bedreiging van de veiligheid speelt een veel minder grote rol. De non- proliferatie faalt mede doordat de grootmachten de wapenwedloop niet beteugelen. Die combinatie van deze motieven en argumenten leidde in 1977 tot de campagne: Kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland. Dat bete-
kende geen nieuwe neutraliteitspolitiek, niet je handen niet vuil willen maken en anderen het karwei op laten knappen, niet het idee dat wij de oplossing in pacht hebben. Wel het zoeken naar een uitweg uit de spiraal door een geloofwaardige ondubbelzinnige stap die in onderhandelingen duidelijk moet maken wat onze intentie is. De stap kan niet te groot zijn, omdat geen machtsvacuüm geschapen moet worden, maar ook niet te Idein, omdat hij boven de propaganda uit moet komen. Denuclearisering van Nederland kan zo'n funktie vervullen. Natuurlijk moet het zowel bij bondgenoten als tegenstanders iets losmaken, want het doel is een meerzijdig ontwapeningsproces. Zonder dat komen wij van dit tuig niet af. Het IKV wilde echter niet in de truc vervallen door de ander voor te schrijven wat hij moet doen. Wij geloofden niet dat van bovenaf, van de politiek, de eerste stappen zouden komen, maar hoopten dat het bemoedigend zou werken naar de basis in kerk en samenleving en dat een politiek bewustwordingsproces er door versterkt zou worden. Dat proces zou op langere termijn effect moeten hebben. We rekenden op minstens tien jaar en hadden als tussendoel dat in de verkiezingen in 1981 het kernwapenvraagstuk een centraal thema zou zijn.
3
In dat proces zijn we niet beschaamd geworden in eigen land en ook in vele andere landen is de bewustwording gestimuleerd. Natuurlijk hebben de politieke en militaire ontwikkelingen: neutronenbom, middellange afstandsraketten in Europa, dat proces van bewustwording in sterke mate verhoogd.
Zo is de campagne gelanceerd met een duidelijk manifest. De bedoeling was dat men over dat manifest zou discussiëren in kerk en samenleving en in groepen (kernen) zich zou aansluiten. Kerken hebben positief gereageerd op de lancering van de campagne. Bisschop Ernst verwelkomde de discussie. Hij riep op tot serieuze discussie van dit voorstel met de open mogelijkheid dat nog een beter voorstel kon komen. De secretaris-generaal van de Hervormde Kerk meende dat de bijdragen van geëngageerde gemeenteleden voor de campagne verdubbeld moesten worden door de kerken. Het manifest had een wervende werking, en discussiegroepen ontstonden.
5. Kernen Eerst werd het manifest besproken. Maar na een half jaar sloten de mensen, die op grond van het manifest zich aan de campagne verbonden, zich aaneen in kleine plaatselijke kernen. Momenteel zijn er ruim 400 kernen, bestaande uit grotendeels geëngageerde gemeenteleden uit verschillende kerken. Deze kernen hebben geprobeerd om het gesprek in gemeente en parochie op gang te brengen, kontakt op te nemen met groepen en gemeenten in Oost Europa, in het bijzonder met de DDR. Daarnaast hebben zij plaatselijk de campagne geïntroduceerd door o.a. een enqûete te houden onder de plaatselijke bevolking en daarover met plaatselijke politici te spreken, plaatselijk een onderzoek in te stellen naar de schuilkelderruimte tegen atoombedreiging, door het gesprek over atoomvrije gemeenten te stimuleren, de demonstratie voor te bereiden, enz.
In veel kerken werd stevig gediscussieerd over de ethische aspecten. Het werk was gericht op bewustwording door aktie, zowel in de kerk als in de samenleving. De dialoog met de ker-
4
ken was niet eenvoudig; dikwijls stootte men op argwaan. In de gemeenten was men nogal eens bang voor deze in hun ogen gesloten groepen. Dat bezwaar geldt niet voor een zendingscommissie, maar wel voor een groep die zich met politieke vragen inlaat. Het gevaar voor kerk en gemeente is dat zij zo trouwe geëngageerde leden verspeelt. Bovendien is het jammer, want zo kon het vaak niet komen tot de gemeenschappelijke opbouw van vredesbeleid. Kernen vragen na enige tijd om een duidelijkere relatie met het IKV. Zo ontstond een democratiseringsproces en een campagneraad waarin regionale vertegenwoordigers van kernen zitten en beraadsleden. Het beraad bleef en blijft echter verantwoordelijk naar de kerken toe, maar staan nu in de creatieve spanning tussen kerk vàn onderen en kerk van boven.
6. IKV -beleid Het IKV heeft in bet vervolg van de campagne meer indeling met het politieke veld gekregen. Gesprekken met vele politieke partijen ontstonden. Voor de verkiezingen van 1981 heeft een harde zakelijke discussie met de PvdA plaatsgevonden. Hoewel deze partij van de grotere partijen het dichtstbij stond, waren er duidelijk verschillen van inzicht over de intentie en de politieke funktie van de campagne. Er ontstond een politiek kernwapenoverleg, mede met het oog op de demonstratie. Spanningen ontstonden toen aan het CDA geweigerd werd aan de demonstratie mee te doen omdat zij de leuzen niet onderschrijven wilde. Die spanning is toegenomen door de verkiezingsfolder bij de verkiezingen in 1982. Het IKV meende echter helderheid te moeten verschaffen omdat het CDA datzelf onvoldoende deed. De ontwikkelingen vroegen om nadere analyse. Mede op grond van de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag zocht het IKV naar de mogelijkheid hoe kleine landen in de eerste, tweede en derde wereld tot creatieve initiatieven konden komen om zodoende ook het blokdenken te doorbreken. Kontakten ontstonden met Roemenië, Mexico, Nicaragua. De ontwikkelingen in Polen leidden tot een aanzet van een Oost-Europa politiek op basis van uitgangspunten van de slotakte van Helsinki: erkenning van souvereiniteit van de huidige landen die de slotakte ondertekend badden, erkenning van de huidige grenzen, maar ook ondersteuning van de noodzaak tot uitwisseling van meer in-
formatie, meer kontakten over en weer, waarbij relaties met vertegenwoordigers van staat en officiële vredesbeweging, relaties met kerkleiding, maar ook met basisgroepen die zich inzetten voor vrede en gerechtigheid. In beide gevallen gaat het om de blokvorming niet tot geestelijke horizon te aanvaarden, wel om de realiteit zorgvuldig onder ogen te zien, de ontspanning te bevorderen en creatief op nieuwe mogelijkheden in te spelen. Daarnaast zijn door bet IKV de relaties met de kerken versterkt en zijn de internationale kontakten met vredesbewegingen enorm toegenomen in West·, maar ook in Oost·Europa. We hebben daarin een spilfunktie gekregen. Bovendien is veel tijd gestoken in analyse van en kritiek op het NAVO dubbelbesluit. Zowel door de politieke bemoeienis, het effect van de demonstratie als de internationale relaties, is het IKV meer en meer een politieke factor ge· worden die echter steeds een bescheiden, min of meer 'mediale macht' beeft.
c '----7
,,
}
7. De discussie in en met de kerken In februari 1980 beeft het iKV de leidinggevende organen van de ledenkerken verzocht, nu de discussie in de kerken een tijdlang gevoerd is, tot een positiekeuze te komen. Gevraagd werd om daarover én over de relatie met het IKV met elkaar van gedachten te wisselen. Dat verzoek is gehonoreerd en heeft inderdaad tot een intensieve gedachten wisseling geleid, die in feite nog steeds doorgaat. Zonder overdrijving kan gezegd worden dat de campagne de bewustwording van het vraagstuk van oorlog en vrede en in het bijzonder van de bewapeningswedloop in de kerken een zeer grote dienst bewezen heeft. De meeste
kerken hebben, daartoe uitgedaagd door de campagne en de politieke ontwikkelingen, een eigen gespreksronde gevoerd met eigen aanvullend materiaal. De brief van de Raad van Kerken in 1978 tegen de neutronenbom en iedere verdere uitbreiding van de bewapening heeft daartoe mede inspirerend gewerkt. De Quakers hebben zich aangesloten, de Remonstrantse Broederschap heeft zich achter de intentie van eenzijdige, ondubbelzinnige stappen geschaard en gevraagd om intensievere relatie, uitvoerige rapportage op basis van de opdracht.
ren. De Rooms-Katholieke Kerk is een consultatie begonnen aan de hand van een rapport van Pax Christi. Dit voorjaar heeft dat geleid tot een brief over vrede en gerechtigheid. De intentie van de campagne wordt ondersteund, maar de bisschoppen achten zich niet competent over het hoe en wanneer van eenzijdige ondubbelzinnige stappen uit te spreken.
De Evangelische Lutherse Kerk heeft de rol van verkenner benadrukt en vertrouwen uitgesproken in de wijze van betrokkenheid van het IKV. De Algemene Doopsgezinde Sociëteit heeft in een uitvoerige gespreksronde zich de vraag gesteld in hoeverre de Doopsgezinden zich nog rekenen tot de historische vredeskerken. Het IKV heeft zij de vraag voorgelegd in hoeverre wij met de campagne toch blijven steken in een progressief constantinisme, d.w.z. of wij de evangelische boodschap en houding voldoende serieus nemen. De Evangelische Broedergemeente meldde in het begin dat zij zo betrokken was op de vragen van de Surinamers in Nederland en de ontwikkelingen in Suriname dat zij aan een diepergaand gesprek nog niet toegekomen zijn. Maar ondertussen is dat wel begonnen en hebben de Hernhutters in internationaal verband de zaak verder gebracht. De Oud-Katholieke Kerk heeft onlangs een positief advies van de voorbereidingsgroep de aansluiting naar de campagne nog niet kunnen maken, maar wijst de strekking van het zoeken in deze richting niet af. De Gereformeerde Kerken in Nederland hebben zich krachtig uitgesproken in een synodale verklaring tegen het kwaad van de bewapeningswedloop en de kernbewapening, maar hebben moeite daarin politiek concreet te worden. Dat heeft te maken met kerkbeeld en karakter van kerkelijk spreken. De Hervormde Kerk heeft een intensieve gespreksronde gehad aan de hand van een handreiking en heeft een pastorale brief doen uitgaan waarin de consequenties van die van 1962 worden getrokken. Bezit van kernwapens kan niet langer aanvaard worden, een andere weg moet ingeslagen worden om uit de impasse te komen. Inhoudelijk heeft zij zich aangesloten bij de campagne zonder die te verabsolute-
;g.VJ~
Ontwapening (ICTO), het Hervormde Beraad Vredesvraagstukken (HBV), de Stichting Bijhel en vredesvraagstukken. De tegenbewegingen zijn niet over één kam te scheren. Het lero vindt het IKV te eenzijdig. Het is geen beraad van kerken meer, kerken moeten zich buiten de concrete politiek houden. Het lero vindt het beleid van de NATO in principe te aanvaarden. Het HBV is voornamelijk
U~~E~~
l~~[~ f(j
---_/_.., Die Zeit ist do für ein NEIN ohnejedes Ja zu Massenvernichtungswaffen; Evangelische Kirchentag, juni 1983 .
8. Karakter van en vragen rond de discussie In de meeste kerken is zeer goed doorgedrongen dat de bewapeningswedloop de veiligheid niet vergroot, maar vermindert. Ook dat Noord-Zuid verhoudingen in de wereld opgeofferd worden aan de Oost-West verhoudingen. De ethische paradox van de afschrikking wordt als klemmend ervaren. Er is een duidelijk verlangen naar een andere richting. Wanneer de politiek daarin blijft falen, wordt de situatie voor de kerken kritiek. Het raakt aan de kern van de bijbelse verkondiging. In de kerken wordt enerzijds de noodzaak gevoeld zich concreter in de politiek te begeven, anderzijds is daarover verwarring en groeien de tegenstellingen. Er bestaan vragen over de politieke ontwikkelingen van het IKV, over de relatie met de kerken. Het feit dat het IKV invloed heeft, hoe bescheiden ook, en tegenwicht, tegenmacht wil ontwikkelen, vraagt om een fundamentele bezinning in de kerken. Zowel de ontwikkeling van het IKV als positiekeuzen van kerken hebben tegenbewegingen opgeroepen als het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige
gekeerd tegen de wijze waarop de Hervormde Kerk haar maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid gestalte geeft. Het betreft veel meer dan de veiligheidsvraagstukken. De Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken, die de Sjaloom-krant uitgeeft, heeft kritiek op de theologische benadering van het IKV. Het gesprek vanuit kerk en IKV met deze stichting blijft kritisch, maar wordt creatiever omdat van beide zijden, meer dan bij de andere tegenbewegingen, het fundamentele onbehagen over de politieke ontwikkelingen onderkend wordt.
9. Internationale context Het gaat in deze vragen niet om een typisch Nederlandse discussie. Kerken in andere landen zijn hier ook intensief mee bezig. Te noemen zijn: de Verenigde Protestantse Kerk in België die vorig jaar een standpunt innam dat parallel loopt met de Hervormde Kerk in 1962. De Anglicaanse Kerk in Engeland, waar een intensieve discussie aan de gang is over het rapport "The Church and the 80mb ". In dat rapport wordt de Britse atoom macht ter discussie gesteld. In de Bondsrepubliek heeft de Evan5
gelische Kirche (EKD) een Denkschrift "Frieden wahren,fördern und erneuern "uitgegeven. Daarin zijn zij helaas niet veel verder gekomen dan de Heide/berger Thesen in 1959, waarin Friedendiensl mil und ohne Waffen erkend werd en de term van de Gnadenfrist viel. Maar de EKD haalt als 't ware het terminerende karakter hiervan af. Tegenover de EKD kwam de Reformierter Bund met een hard neen tegen de kembewapening en verklaarde de zaak tot status confessionis, d.w.z. een zaak waarmee de kerk staat of valt. De kerken in de DDR waren erg bemoedigd door de pastorale brief van de Reformierter Bund aan. 10 Amerika hebben de Rooms Katholieke bisschoppen het voortouw genomen. Zij ondersteunen de Amerikaanse Freeze Movement en pleiten voor eenzijdige stappen. 10 al deze landen zijn ook krachtige vredesbewegingen waarmee het IKV kontakt heeft. We noemden reeds de Freeze Movement in Amerika, maar ook genoemd kunnen worden de Campaign for nuc/ear disarmamenl in Engeland, de AkIion Sühnezeichen und Friedensdiensle in de Bondsrepubliek, Schwerler zu Pf/ugscharen in de DDR en vele andere in Scandinavië, Italië, Hongarije, etc. Ter ondersteuning van deze kontakten is er het blad Disarmamenl Campaigns.
10. Enkele evaluerende opmerkingen De komende tijd zullen we ons verder
6
moeten bezinnen in de kerken op de vragen hoe we kerk zijn in de samenleving van de tachtiger jaren; wat onze relatie met de politiek moet zijn. Een scherpe scheiding tussen kerk en staat, in de zin van een verdeling van werkterrein en leergebied is niet te handhaven. Wat dat betreft zullen we van allerlei denkbeelden over twee rijken afstand moeten nemen. Die behoorden bij een christelijke cultuur, maar we leven in een plurale geseculariseerde samenleving die erg verstatelijkt is. Anderzijds is ook de staat erg vermaatschappelijkt. Dat wil zeggen we hebben geen nachtwakerstaat meer, maar de overheid bemoeit zich met het gehele maatschappelijke en culturele leven. Tegelijkertijd torent zij niet meer hoog boven ons, maar regeert in nauwe relatie met allerlei maatschappelijke groeperingen. Aan de andere kant heeft de kerk ontdekt dat het niet alleen om de hemel gaat, maar om gerechtigheid op deze aarde die God liefheeft. Beide zijn betrokken geraakt op het gehele maatschappelijke en culturele leven. Wil de kerk in z'n samenleving aan de sjaloom bijdragen, dan zal zij zich moeten inzeilen voor de concrete politieke vragen die de gerechtigheid raken. Algemeen spreken en de rest aan anderen overlaten, werkt niet meer. Tegelijkertijd zal de kerk, wanneer zij zo de politiek intrekt terwille van de leefbaarheid van het leven, nooit mogen verloochenen dat zij leeft uit het ritme van gedenken en ver-
wachten. De kerk gedenkt de bevrijdende geschiedenis van Israël in de
Messias en verwacht het koninkrijk Gods. In haar spreken en handelen moet dat duidelijk worden. Het zal. de combinatie van haar moti~ven en argumenten moeten zijn die mensen in kerk en samenleving kan overtuigen. Hoe meer zij zich in de politieke werkelijkheid begeeft, des te meer zal zij van absolute aanspraken van haar spreken moeten afzien. Daardoor worden mensen ook niet geholpen. Kerken kunnen er aan meehelpen dat in een onvermijdelijk eroderende democratie vanwege de complexiteit van de problemen, bureaucratie, economische crisis, e.a. de zorgen van mensen in de politiek blijven doordringen, ook als institutionele kanalen verstopt dreigen te raken. Dit terwille van de kwaliteit van de democratie en de humaniteit van de rechtsstaat. Zij kunnen daartoe bewegingen ondersteunen. Kerken kunnen helpen voortdurend de mythen te doorbreken die telkens weer gevormd worden in politiek, economie en techniek. Zij zullen een centrum moeten zijn waar geoefend wordt in waarachtigheid, hoe moeilijk en pijnlijk die ook is. En indien door bewegingen tegenmacht wordt opgebouwd, zullen kerken mee moeten denken waarvoor die macht gebruikt wordt. Die macht mag er alleen toe leiden dat de speelruimte voor mensen vergroot wordt, handelingsalternatieven vergroot en niet verminderd worden. Macht wordt altijd bedreigd door machtsmisbruik. Daarom bidt de kerk ook voor de overheid.
De vredesbeweging ICTO Het Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening" komt door een spectaculaire groei en toenemende invloed meer en meer in de belangstelling. Het lITO werd aanvankelijk, ook door vele kerkelijke organen, genegeerd. Misschien omdat een minder uitdagend standpunt van een vredesbeweging achterhaald leek en zgn. "nieuwe of kreatieve" oplossingen soms automatisch krediet krijgen. Voorstanders van een voortgaande ontwikkeling van het huidige veiligheidsbeleid kunnen dan worden afgedaan als 'status quo' denkers. Dit soort misverstanden", soms gekoesterd, kan een eigen leven gaan leiden. Ondanks het feit dat het lITO uitsluitend in stand moet worden gehouden door contributies, éénmalige giften en vrijwilligerswerk en dus over weinig faciliteiten beschikt zijn deze problemen grotendeels overwonnen, worden met diverse kerken besprekingen gevoerd en is de toegang tot de media verbeterd. Op dit moment vormt slechts geldgebrek de belangrijkste rem op een nog sterkere groei.
1. Voorgeschiedenis Vele van de huidige ICfO·leden hebben als parochiaan of kerklid tot 1977 binnen hun kerken deelgenomen aan de bestudering van en bezinning op de problemen van oorlog en vrede. Een aantal kerken gaf en geeft hiervoor morele en financiële steun aan een samenwerkingsverband tussen deze ker· ken , het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) 3J. Vanzelfsprekend hebben vele parochianen en kerkleden die nu ICfO-lid zijn weliswaar kritisch maar ook dankbaar gebruik gemaakt van de informatie en de mogelijkheden tot studie, bezinning en standpuntbepaling die het IKV kon bieden, overigens mede dank zij hun eigen financiële bijdrage. Daarnaast is er een groep parochianen en kerkleden, ook uit de niet in het IKV samenwerkende kerken, die zich al vóór 1977 distantiëeerde van het Beraad. Het verspreide informatiemateriaal werd namelijk overheerst door standpunten, waartegen die groep theologische en maatschappelijke bezwaren had. Ook voor de eerstgenoemde groep, die tot dan toe in het IKV deelnam, was in 1977 de maat vol. Het manifest tegen de kernwapens, inclusief de bekende leuze "help de kernwa· pens de wereld uit; om te beginnen uit Nederland", werd in dat jaar door het IKV centraal gesteld. Het IKV verzocht bestaande of nieuw op te richten vredesgroepen om binnen een bepaalde termijn voor discussie hun mening over het manifest te bepalen. Wie na afloop van die termijn de leuze niet kon onderschrijven moest zich uit de vredesgroep terugtrekken. De aldus gezuiverde vredesgroep heette dan voortaan kern 4J. Ook andersdenkende kerkleden, die nog niet in een vredesgroep zaten moest bij voorbaat wel de lust vergaan aan zulk "beraad" deel te nemen. Hun mening be-
hoefde binnen de kerken blijkbaar niet meer officieel te worden gehoord. Hoe zij over het begrip "beraad" binnen deze kerken denken laat zich raden. Een beraad dat bovendien via een deel van hun eigen kerkelijke bijdrage wordt gesteund!
2. Ontstaan en ontwikkeling van het ICTO Zoals te verwachten was, is na 1977 de druk op de kerken die in het IKV deelnemen om zich over concrete politieke doelstellingen op het terrein van het veiligheidsbeleid uit te spreken toegenomen. Vele kerkleden menen ecbter dat onze parlementaire democratie voldoende mogelijkheden biedt om op verantwoorde manier een standpunt te bepalen en invloed uit te oefenen op het regeringsbeleid. Een aantal hiervan richtte O.a. daarom in 1978 in enkele plaatsen een comité op onder de naam Interkerkelijk Comité voor Tweezijdige Ontwapening. Omdat dit leden van vrijwel alle kerken betrof werd het
R.
Jobse, hoofdbcs'uurslid tero.
woord 'interkerkelijk' gebruikt, in de betekenis van 'zich uitstrekkend over verschillende kerkgenootschappen'. Elk comité wenste uit te gaan van de verenigingsvorm, om het democratisch karakter te waarborgen. De rest van de naam geeft aan dat het ICfO doordrongen is van de ernstige dreiging die van de bewapening uitgaat en deze voornamelijk wil afremmen en terugdringen via onderhandelingen over wapenbeheersing en wapen vermindering. Niet elke eenzijdige stap hoeft ongewenst te zijn, maar stappen die een verantwoorde bescherming ondermijnen of die in de huidige situatie ongeloofwaardig maken zijn dat we!,J. Het ICfO is er namelijk ook van doordrongen dat voor de handhaving van onze rechtsstaat (met o.a. zijn vrijheid van godsdienst, ook buiten de muren van het kerkgebouw) in de huidige internationale verhoudingen bescherming tegen een marxistisch-leninistische diktatuur is6J. In 1980 gingen 8 plaatselijke afdelingen samenwerken, en werd een landelijk bestuur gevormd. Dit bestuur is verantwoording verschuldigd aan de verenigingsraad, het beleidsbepalend orgaan van het ICfO. De raad vergadert minimaal viermaal per jaar en is samengesteld uit afgevaardigden van de plaatselijke afdelingen. Het aantal leden en donateurs bedroeg per 1-1'81 500. Begin 1982 waren dat er 2500, verdeeld over 40 afdelingen en medio '83 ± 7000 in 70 afdelingen.
Zal dit in Europa realiteit worden als de gezindheidsethiek de overhand krijgt?
7
3. ICTO-visie op het vredesvraagstuk Uiteraard gaat het hierbij allereerst om de beantwoording van de vraag hoe de vrede het meest verantwoord wordt gediend. Naast een politiek-militaire beoordeling spelen hierbij o.a. een rol: de visie op de taak en roeping van de Interkerkelijk Comlt6 Tweezijdige Ontwapening
natuurlijk tweezijdig .. . overheid en de visie op de verhouding van kerk en staat in een parlementaire democratie. 3.1. Hoe wordt de vrede gediend? De bijbelse "shaloom" kan binnen een staat, ondanks conflicten en tegenstellingen enigszins benaderd worden wanneer er een gedeeltelijke consensus is over normen en waarden. Er is een rechtsorde, waarbinnen instellingen en procedures bestaan, die ervoor zorgen dat men zich aan afspraken houdt. Er is een zekere wederkerigheid in het betrachten van (onvolkomen) gerechtigheid. Tussen staten zijn tegenstellingen veel moeilijker te overbruggen O.a. vanwege de zeer verschillende waardensystemen. Men vertrouwt elkaar niet en wil (vaak) niet erkennen dat men elkaar nodig heeft. In onze gebrekkige internationale rechtsorde ontbreken bovendien veelal de mogelijkheden om besluiten te nemen waarmee bedreiging door ideologiëen, imperialisme, wapenontwikkeling, schrijnende economische ongelijkheid en bedreiging van mensenrechten het hoofd geboden kunnen worden. En als die besluiten wel genomen kunnen worden, dan is afdwinging ervan moeilijk. De bewapening is niet zozeer oorzaak als wel het gevolg van de spanningen tussen staten. Uiteraard wordt oplossing van wereldproblemen als dat van bewapening belemmerd door het dominerende Oost-West conflict, maar waar dat mogelijk is moet natuurlijk nu al aan een oplossing worden gewerkt. Ondertussen kent het ICTO een hoge prioriteit toe aan het voorkomen van oorlog (of die nu conventioneel of nucleair is) dan aan (tijdelijk?) eenzijdige kernontwapening. Hoe interessant een andere benadering ook mag zijn, belangrijker is het antwoord op de vraag welke benadering onder de huidige omstandig-
8
heden het meest verantwoord is. De roep om snellere veranderingen op grond van zgn. 'creatieve' oplossingen dreigt naar de mening van het ICTO het westelijk bondgenootschap en het oosterlijk blok in interne moeilijkheden te brengen. Dit roept spanningen op die dan weer tot een terugslag kunnen leiden. Om tot vrede te komen moeten niet de symptomen, maar de oorzaken van instabiliteit worden weggenomen: eerst moeten de politieke vraagstukken, in 't bijzonder het Duitse, worden opgelost. Maar wie de oude verhoudingen probeert af te schaffen heeft daarmee nog geen nieuwe, met als mogelijk gevolg een oorlog, die opnieuw in Europa zou kunnen uitbreken. Het ICTO kiest voor een geleidelijk proces van verandering zoals ook leidinggevende politici bepleiten. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat daabij geen nieuwe initiatieven en ideëen aan de orde kunnen komen. Naast bekende factoren die de bewapeningswedloop bevorderen, kan men factoren waarnemen ten gunste van wapenbeheersing en -beperking. Daabij valt O.a. te denken aan het toenemende wederzijdse belang (ook in de economie), wederzijdse geinformeerdheid over krachtsverhoudingen, beperktheid van de voor defensie beschikbare middelen en een betere geïnformeerdheid bij de publieke opinie. Juist in verband met de hierboven genoemde prioriteit, het voorkomen van oorlog, acht het ICTO het afschrikkingsevenwicht in de huidige internationale situatie moreel aanvaardbaar. (zie ook 3.2). Weliswaar niet als doel in zichzelf maar om via onderhandelingen evenwichtige, gelijktijdige en internationaal gecontroleerde wapen vermindering te kunnen nastreven-Jo De bewapening kan slechts geleidelijk worden ingeperkt door overeenkomsten, met name tussen de belangrijkste mogendheden, door langzame veranderingen in ideologiën en door een structurele verandering van de betrekkingen tussen de staten. Het ICTO meent dat daarom een positie van voldoende kracht op lange termijn nodig is, juist om te vermijden dat conflicten tot gewapend geweld leiden en om toch vrijheid van handelen te behouden. 3.2. De taak en roeping van de overheid Het begrip bijbelse vrede heeft ook te maken met orde, die het stempel moet dragen van gerechtigheid. De overheid behoort het recht en de orde te dienen (als ze daarin tekort schiet moet ze in een democratische samenleving door
de volksvertegenwoordiging tot het uitoefenen van haar taak geroepen worden). Zij kan hierbij haar ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. Ook staten kunnen kwade bedoelingen hebben. Een overheid die hierop bedacht is, schept daarmee nog geen kunstmatig vijandsbeeld iets waarvan zij wel eens beschuldigd wordt. Een onderschatting, zo al niet een totale miskenning van de werkelijkheid, is soms de achtergrond van heftige kritiek op de overheid'). Bovendien bestaan binnen de in het IKV samenwerkende kerken over de verklaringsteksten als Romeinen 139 ), over de betekenis van de Bergrede voor het handelen van de overheid 10) en over de betekenis van de begrippen 'heil en verzoening' I I) zeer verschillende opvattingen. Zolang deze verschillen in opvattingen o.a. over taak en wijze van handelen van de overheid binnen die kerken alle aanvaard worden, menen de tot die kerken behorende ICTO-leden dat hun o.a. daar op gebaseerde van dat van het IKV afwijkende standpunt ten aanzien van het huidige veiligheidsbeleid eveneens erkenning verdient. Het ICTO is van oordeel dat onze overheid een veiligheidsbeleid voert en ontwikkelt dat moreel aanvaardbaar is en dat nodig is juist om de orde en gerechtigheid te kunnen blijven dienen. Het afschrikkingsevenwicht wordt dus ook geaccepteerd 12). Waarom? Ten eerste is er in deze 'gevallen wereld bij de verschillende mogelijkheden vaak geen enkele optie die moreel gezien volledig 'goed' genoemd kan worden. Toch moet er worden gekozen. Een keuze voor de minst slechte ligt dan voor de hand, waarbij ongewenste consequenties zoveel mogelijk voorkomen worden. Ten tweede zou bij aanvaarding van een moreel voorschrift dat bezit en gebruik van kernwapens volledig verbiedt voorbij gegaan worden aan andere morele vereisten voor een samenleving zoals vrijheid, waarheid en menselijke waardigheid. Het beginsel van overleving, naar voren gebracht door hen die veronderstellen dat het afschrikkingsevenwicht tot onvermijdelijke vernietiging van de schepping zal leiden, hoeft echter niet noodzakelijk die voorrang gegeven te worden boven alle andere morele claims, omdat het onverenigbaar zou zijn met afschrikking". Aan die claims kan namelijk bij de gratie van de afschrikking gedeeltelijk worden voldaan, in parlementaire democratiëen. Kortom: het ICTO hecht minstens evenveel aan verantwoordelijkheidsethiek als aan gezindheidsethiek 13 ).
3.3. De verhouding tussen kerk en staat in een parlementaire democratie Ondanks de verschillende inzichten binnen de in het IKV deelnemende kerken met betrekking tot de verhouding tussen kerk en staat dreigt één stroming het 'spreken van de kerk' over samenlevingsvraagstukken toe te spitsen op zeer concrete politieke doelstelüngen, wals op het terrein van het veiligheidsbeleid!4). Dit beleid wordt volgens deze stroming anders maar overgelaten aan een zgn. "politieke veiligheidselite" (waartoe trouwens ook vele christelijke politici en deskundigen op het terrein van internationale verhoudingen behoren). Het ICTO heeft er echter geen behoefte aan dat binnen de kerken een soort "kerkelijke veiligheidselite" ontstaat die via concrete politieke uitspraken een ander beleid probeert af te dwingen, daarvoor geen politieke verantwoordelijkheid draagt en zich weinig hoeft aan te trekken van kritiek van andersdenkende deskundige kerkleden op dit terrein. Juist terwille van de geloofwaardigheid van het zgn. 'spreken der kerk' acht het ICTO terughoudendheid gewenst. Ten eerste zou de kerk zich alleen dan in politieke en maatschappelijke zaken mogen mengen wanneer het kerkleden, die op deze terreinen krachtens hun beroep werkzaam zijn, onmogelijk wordt gemaakt zich uit te spreken, of wanneer hun getuigenis zó zwak doorklinkt of zo weinig ernstig wordt genomen dat ondersteuning geboden is. Ten tweede dienen uitspraken van de kerk het evangelie te vertolken. Ten derde kan de kerk slechts haar gezag laten gelden als zij zich niet op specialistische terreinen begeeft, van welke aard dan ook, die zij niet kan overzien en waar dus ook geen adequaat oordeel over kan' veIlen "). In onze parlementaire democratie kunnen mondige kerkleden, mede op grond van de verkondiging van het evangelie, hun oordeel over maatschappelijke vragenstukken tot gelding brengen in de partij naar hun keuze. Kerken kunnen zich, w nodig, beter toeleggen op toerusting en voorlichting van de kerkleden met betrekking tot omstreden maatschappelijke vraagstukken, dan op het doen van openbare uitspraken. Dit laatste kan gemakkelijk ontaarden in misbruik van gezag dat de kerk heeft.
4. Werkwijze van het ICTO In het algemeen wil het ICTO de bezinning op het vraagstuk van oorlog en vrede bevorderen en hierover informa-
tie geven, waarbij de leden de Bijbel als Gods woord als uitgangspunt willen nemen. Dit gebeurt voornamelijk op drie manieren: Ten eerste door scholing en vorming van de eigen leden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het twee-maandelijkse verenigingsorgaan (ICTO-informatie, ICTO-vouwbladen en ICTOcahiers). Daarnaast wordt verwezen naar publicaties van anderen die van belang zijn voor dit onderwerp. In de plaatselijke afdelingen worden voorlichtingsavonden en cursussen georganiseerd. Op landelijk niveau congressen en eveneens cursussen. Ten tweede wordt binnen de eigen plaatselijke kerk of parochie deelgenomen aan gesprekken over vredesvraagstukken als die in de vorm van een echt beraad aan de orde komen en het dus niet bij voorbaat vaststaat dat eigenlijk slechts één visie moreel aanvaardbaar wordt geacht. Op landelijk niveau wordt met een aantal kerkelijke commissies het ICTO-standpunt besproken. Daarbij gaat het niet om een aanbeveling door de kerken van de politieke consequenties van het ICTOstandpunt, wél om de erkenning dat dit standpunt binnen die kerk legitiem is en dus ook volwaardig betrokken moet worden bij de bezinning over het vredesvraagstuk.
5. Kontakten met andere organisaties 5.1. In Nederland Het ICTO heeft goede kontakten met het "Hervormd Beraad Vredesvraagstukken" (HBV) en het remonstrantse "Waakt en Weegt". Beide organisaties bewegen zich in hun eigen kerk op een breder terrein dan dat van het vredesvraagstuk. Op dit specifieke terrein echter blijkt de verwantschap uit het feit dat het HBV nationaal samenwerkt met het ICTO, de internationale kontakten overlaat aan het ICTO en vele HBV-ers tevens ICTO-lid zijn (en omgekeerd). "Waakt en Weegt" beveelt zijn leden aan ICTO-lid te worden. Ook met de "Stichting Bijbel en Vredesvraagstukken" vindt regelmatig overleg plaats. Deze stichting doet (nog) geen keuze t.a.v. het kernwapenvraagstuk maar wil met haar vredeskrant "Shalom" een echt gesprek en beraad hierover stimuleren. Daarom helpen vele ICTO-leden ook mee aan de verspreiding van "Shalom". Een nauwe samenwerking bestaat met de niet-levensbeschouwelijk gebonden Stichting Vredes Politiek (SVP), die het ICTO op politieke militair- en organisatorisch terrein met raad en daad terzijde staat, tevens de werkzaamheden met bovengenoemde organisaties cöordineert en samen met het ICTO conferenties organiseert. 5.2. In het buitenland
De gevaren van eenzijdige ontwapening.
Ten derde wordt het ICTO-leden aanbevolen binnen hun eigen politieke partij aktief te zijn. In onze parlementaire democratie behoort de besluitvorming over het veiligheidsbeleid in het parlement plaats te vinden. Mondige parochianen en kerkleden kunnen via hun partij hierop hun invloed uitoefenen. Het ICTO wijst in onze parlementaire democratie voor zichzelf politieke machtsvorming, buiten de politieke partijen om, af. Wel informeert het ICTO politici (en anderen en anderen in het algemeen over zijn standpunt. Dit blijkt o.a. uit zijn deelname aan de hoorzitting van de commissie voor buitenlandse zaken en defensie van de Tweede Kamer dd.20 juni, gesprekken met politici, besturen van politieke partijen en het geven van ,voorlichting in de zgn. Kernwapenvrije gemeenten.
Tot nu toe beperkt de samenwerking met organisaties zich tot de Westduitse vredesbeweging "Sicherung des Friedens" (in de Evangelische Kirche Deutschland). Hiermee worden gegevens en publicaties uitgewisseld. Gezien de beperkte geldmiddelen en mankracht worden pas dit jaar via ICTO-vakantiegangers de eerste kontakten gelegd in de VS, Canada, Engeland, Frankrijk, België en Zwitserlanc:' In hoeverre daar, evenals in Nederland en West-Duitsland, soortgelijke vredesorganisaties als het ICTO nodig zijn en kunnen ontstaan moet nog blijken. Misschien kan men in deze lan-
9
den nog voorkomen dat kerkleden in hun eigen kerk van het beraad over het vredesvraagstuk in feite worden uitgesloten.
6. Kontakten 6.1 Kerken die niet participeren in het IKV Hoewel het IcrO in deze kerken ook vele leden heeft zal het die kerken nooit om enigerlei vorm van erkenning vragen. Toekenning ervan zou het IcrO een monopoliepositie geven en daarmee polarisatie in deze kerken oproepen. 6.2. Kerken die participeren in het IKV Langzamerhand komen met diverse kerken gesprekken op gang. Het IcrO brengt daarbij de volgende punten naar voren: - Kerkelijke beleidsorganen kunnen met meer om het feit heen dat "hun" beraad zich via een gericht proces als politieke aktiegroep ontwikkelde. Dankzij een eigenmachtige herformulering van zijn oorspronkelijke opdracht, zonder ingrijpen van de kerken, kon het in feite een onafhankelijk beleid voeren zoals het instellen van de Campagne, het geven van een "stemadvies", de "democratisering" van de campagne en het "aktieplan 1983", alles zonder voorafgaande goedkeuring van de kerken. Met de "democratisering" werd zelfs formeel een andere verantwoordelijkheidsrelatie t.o.v. de kerken gecreëerd. Het IKV verschafte zich eigenmachtig maar wel openlijk deze ruimte, dus blijven kerkelijke beleidsorganen die dit tolereren hiervoor verantwoordelijk 16). - Meer en meer kerkleden realiseren zich dat zij huns ondanks geacht worden "kritisch solidair" achter allerlei politieke doelstellingen en aktiviteiten te staan en merken dat er al stemmen opgaan om deze tot een zaak van bindende geloofsgehoorzaamheid te verklaren. Kerkleden met een andere visie op de vredesproblematiek (zie bijv. 3) voelen zich daardoor in hun diepste hopen en verlangen miskend. - De vraag dringt zich op: Leidt het geloofsinzicht tot de konkrete politieke doelstellingen of worden de politieke doelstellingen, die men voor noodzakelijk houdt, tot eisen van het geloof gemaakt? - De polarisatie wordt niet opgeroepen door kerkleden die "nog niet zo ver zijn". Echt beraad verdraagt geen monopolie van één mening. Daarom 10
vraagt het IcrO enigerlei vorm van erkenning als vredesbeweging binnen de kerken. Het vraagt echter geen kerkelijke voorkeur voor (de politieke consequenties van) zijn standpunt. Officiële financiële steun is alleen welkom zolang een andere vredesbeweging financieel gesteund wordt. Tot nu toe worden of zijn gesprekken gevoerd met commissies van de Evangelisch-Lutherse Kerk, de Gereformeerde Kerken, De Nederlandse Hervormde Kerk. De synode's van deze kerken zullen n.a.v. de rapportage het verzoek van het IcrO beoordelen, terwijl het IcrO voor 1983 alvast een éénmalige gift kreeg van de Gereformeerde Kerken. Ook met de Doopsgezinde Broederschap begint binnen afzienbare tijd bet overleg, terwijl het verzoek bij de Oud-Katholieke Kerk nog in behandeling is. Binnenkort zal de Rooms-Katholieke Kerk worden benaderd. Het IcrO heeft eerst de pastorale brief van de bisschoppen afgewacht. Alleen de Remonstrantse Broederschap heeft negatief gereageerd op het verzoek zonder een gesprek nodig te achten en meent de opgeroepen tegenstellingen tussen zijn leden "vruchtbaar" te kunnen houden.
7. Samenvatting Het IcrO is een vredesbeweging, zij het met een andere visie op het veiligheidsbeleid dat het meer verantwoord acht dan de tot nu toe geboden alternatieven. Het IcrO acht zijn standpunt ethisch en theologisch legitiem; het verdient bij het beraad binnen de kerken van volwaadige plaats. Ten derde meent het IcrO dat kerken in onze parlementaire democratie zeer terughoudend moeten zijn met uitspraken over omstreden politieke doelstellingen t.a.v. het veiligheidsbeleid. Indien vooraf echt beraad ontbreekt kan bovendien een kloof ontstaan tussen kerkelijke uitspraken en de opvattingen van parochianen en kerkleden. Nog afgezien van de (on)geloofwaardigheid van zulke uitspraken kan het gezag van een kerk zo misbruikt worden als een politiek instrument. Tenslotte bestaat er naar de mening van het IcrO in onze parlementaire democratie geen aanleiding om voor zichzelf politieke machtsvorming buiten de politieke partijen om na te streven. Het IcrO zoekt het in voorlichting met kracht van argumenten, ten behoeve van staatsburgers die in onze rechtsstaat het voorrecht heb-
ben hun eigen regering te kunnen kiezen. Een regering die zich ook tegenover niet-gelijkgezinden moet verantwoorden voor het gevoerde veiligheidsbeleid. Noten 1. Landelijk sccretariaalicrO, Beukenlaan 2, 1861 EH Bergen (NH), tevens besteladres voor publicaties. 2. Voor een analyse hiervan, zie ICTO-vouwblad, bestelnr. 0183 'ICTO , een vredesbeweging, waarom en waarvoor?'
3. Voor de in het IKV deelnemende kerken , zie het voorgaade artikel. 4. Vrcdeskrant 1977, p. 16. 5. Verantwoorde eenzijdige stappen c.q. alternatieve activiteiten worden naar de mening van het ICTO bijv. genoemd op pp. 95 en 96 na een analyse van het IKV voorstel in 'Christen-Democratische verkenningen', nr. 2, 1982, pp . 87-97. 6. Voor uitgangspunt, doelstellingen en standpunten van het ICTO, zie vouwblad nr. 0382. 7. Zie O.a., ICTO vouwblad nr. 1082, waarin de integrale tekst van de Pauselijke boodschap d.d. 11 -6- 1982 aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gewijd aan ontwapening is opgenomen. In een ICTO commentaar worden de verschillen met de opvattingen in de Pastorale brief van de Nederlands Hervormde Kerk (nov. 1980), het IKV en Pax Christi geanalyseerd. 8. ICTO vouwblad 'Bijbelse Vrede', nr. 1182. 9. ICTO Informatie 1982, nr. 6 pp. 18- 19. Romeinen 13 luidt o.a.: ' ... Ieder mens moel zich onderwerpen aan de gezagsdragers die boven hem Slaan. Wanl er is geen gezag dan van God . .. 'zie ook het artikel van Prof. Douma elders in dit nummer. 10. Zie ICTO Informatie 1982 nr. 5, pp. 2-6, en ICTO vouwblad 'Overheid en Bergrede'. nr. 0383. 11. ICTO vouwblad 'Uitspraken rondom Oorlog en Vrede' nr. 0583. 12. Zie bijv. het artikel van de bisschop van Londen, Leonard Graham, MA , DO, in ICTO Cahier nr. 3. 13. (noot Red.).Weber, in 'Po/itik als Beruf. onderscheidt 'gezindheidsethiek , van 'verantwoordelijkheidsethiek' Van het eerste is sprake wanneer men alleen wil handelen naar de richtlijnen van eigen geloof en moraal, zonder zich te bekommeren om effectiviteit of om gevolgen ('Nucleaire afschrikking is immoreel, alles moet dus gedaan worden om van het concept af te komen'). Wanneer men handelt op grond van verantwoordelijkheidsethiek zal men overwegingen van effectiviteit of gevolgen voor anderen eveneens betrekken in de beschouwing ('Nucleaire afschrikking is immoreel, maar eenzijdige ontwapening stelt je bloot aan nucleaire chantage, is niet efficiënt en bovendien gevaarlijk') Volgens Weber sluiten beide benaderingen elkaar uit: ' ... Der Gesinnungsethiker erträgt die ethische I"arionalität der Weil nkht. Er ist kosmisch-ethischer RalÎona/isl ... Es ist nichl möglich, Gesinnungselhik und Veramwortungsethik unler einen Hul Zll bringen ... ' 14. ICTO Cahier no. 1, een themanummer over het 'spreken' van de kerk . 15 . ibid. pp. 12-14. 16. zie ' Polarisatie en Verantwoordelijkheid' in ICTO-Informatie 1983, no. 4. Ecn informatiepakket, bestaande uil de 6 ICTO vouwbladen en de 3 ICTO Cahiers is voor /14,50 (incl. porto) verkrijgbaar bij het landelijk secretariaat (zie 1).
"Zo was er het concilie dat de kruisboog wilde verbieden als een Gode onwelgevallig wapen" Interview met Bart Tromp, over de kerken, en over het IKV Er zijn de laatste tijd nogal wat kerkelijke uitspraken geweest op het gebied van kernwapens; van de Nederlandse bisschoppen, van de Hervormde Synode e.d. Kan de Kerk uitspraken doen over konkrete politieke beleidsvragen?
Ik vind van niet. De kwestie is altijd waar in dat opzicht de grens ligt. Niemand zal verdedigen dat de Kerk zich op geen enkele manier met maatschappelijke problemen zou mogen bezighouden. Het probleem rijst op twee punten. Ten eerste: wat voor soort problemen kunnen worde n geacht te behoren tot het domein van de kerken? En ten tweede: welke draagwijdte moet worden toegekend aan hun uitspraken? Is het slechts een mening naast vele andere, of is het iets wat een bepaalde betekenis voor de gelovigen moet hebben? Er is eigenlijk nog een derde aspekt. Van dergelijke uitspraken zou men moeten nagaan of die een enigzins konsistent patroon vormen met eerdere uitspraken over andere problemen waarover men zich heeft uitgesproken. Wat dat betreft heb zowel over de brief van de Synode, die al wat ouder van datumis, als over de recente brief van de bisschoppen nogal wat twijfels. Vooral de laatste is een nogal merkwaardig geval: het is een soort van kruisbestuiving. Eerst vraagt het IKV om advies van de bisschoppen, en daarna laten de bisschoppen zich door Pax Christi adviseren over hoe dat advies eruit zou moeten zien, en vervolgens merk je dat er in het bestuur van het IKV en dat van Pax Christi dezelfde mensen zitten dan vraag je je af: wie spreekt er nu eigenlijk? Zijn dat de bisschoppen die op grond van hun theologische bekwaamheid tot een gedachten gang komen, of zijn ze eigenlijk ondertekenaars van ideĂŤen die op zichzelf niet zoveel met theologie te maken hebben, en die door bepaalde pressiegroepen binnen de Kerk naar voren worden gebracht? Na dat eerste advies van Pax Christi is er een soort rondvraag onder de kerkelijke instanties gehouden , waarbij
naast individuele katholieken ook allerlei groepen, organisaties en gemeenschappen hebben meegedaan. Maar in eerste instantie was de formulering van het probleem en die van de oplossing een zaak van IK V, Pax Christi en de bisschoppen. In de brief van de bisschoppen staat de volgende passage: "Het terrein van de bisschop is niet de politieke en de militair-strategische besluitvorming, maar de gewetensvorming" .
Het vervelende van die brief is dat je niet weet welke passages je 'rood onderstreept' moet lezen, en welke er los bijhoren. Maar het voornaamste probleem is eigenlijk, als je de brief vanuit ethisch of theologisch standpunt beziet, dat dan voor zowel voor de Synode als voor de bisschoppen geldt dat men helemaal geen theologische argumentatie geeft op grond waarvan juist zij tot die stellingname kunnen komen. Wat mij betreft staat er aan argumenten niets in dat een niet-gelovige ook niet zou kunnen opzoeken of
Drs. Bart Tromp, is politicoloog cn wetenschappelijk medewerker aan de Rijks Universiteit Leiden. Hij heeft tot april 1983 in hel hoofdbe stuur van de Partij van de Arbeid gezeten .
onderschrijven. Wanneer zulke standpunten wel theologisch gefundeerd zouden zijn, dan had dat ingehouden dat dat gebeurd was binnen de geloofsgemeenschap der katholieken, die gebaseerd is op een aantal uitgangspunten van geloof, en waarvan de theologie als het ware de logica vormt en uitmaakt hoe die uitgangspunten vertaald moeten worden in voorschriften voor het dagelijks leven. Dan kun je zeggen dat er een politieke of etische konklusie volgt uit de leerstellingen die men aanhangt. Op deze manier zijn doopsgezinden pacifist. Wanneer je die doperse religieuze uitgangspunten aanvaardt volgt daar onherroepelijk uit dat je moet weigeren om wapens op te nemen. In dat geval kan ik de theologische argumentatie begrijpen, al zal ik die niet onderschrijven. Maar ik begrijp niet dat door een Synode of bisschoppen dingen naar voren worden gebracht die al
Hulpbisschop Bär, Kardinaal Willebrands perschef Spekman en bisschop Ernst tijdens de persconferentie naar aanleiding van ik bisschoppelijke brief over kernwapens.
11
jarenlang elders worden gezegd, zonder dat er een duidelijk verband is met de kern van de geloofsleer. Afgezien van die zelfbestuivingsprocedure - wat vindt u van de kwaliteit van de uitspraken?
Beiden zijn ze technisch en ethisch gezien buitengewoon zwak. Waarom? In beide gevallen wordt de analyse toegespitst op het mogelijke gebruik van kernwapens, en dat wordt verder geheel geïsoleerd van de politieke en historische kontekst waarin afschrikking werd ontwikkeld en nu bestaat. Er wordt een klein gedeelte uit een zeer ingewikkeld mozaïk gehaald en daarover wordt de loep gelegd. Maar dat dat een onderdeel is van een veel wijder verband en van veel ingewikkelder verhoudingen - de strategie van afschrikking - wordt geheel geloochenden vergeten. En daarom bieden zulke stukken eigenlijk geen serieuze analyse. Bovendien: als de kernwapens weg zijn, betekent dat dan dat je van oorlog af bent, of dat conventionele oorlogsvoering wel aanvaardbaar is? Dit is typerend voor de hele diskussie: het gaat over wapens en niet over de achterliggende strukturen, waarin het blijkbaar voor staten noodzakelijk is wapens aan te schaffen of aan te houden. Er wordt gedaan alsof het probleem bij de wapens ligt, terwijl het in feite de betrekkingen tussen staten betreft, waarin geweld of dreiging met geweld een belangrijke funktie heeft. Eigenlijk blijkt het zowel een politieke als etische keus te zijn of je liever een bepaald nivo van nucleaire bewapeningtest met een kans op het uitbreken van een oorlog van laten we zeggen 0,1 %, of een systeem zonder nucleaire wapens waarbij deze kans 20% is. Over die afweging zou je je moeten uitspreken. Nu worden al die dingen wel genoemd, maar dat dat de werkelijke keuze is waarvoor je staat, dat wordt weggelaten. Juist van de katholieke zou je verwachten dat ze wat meer oog hebben voor de realiteit - maar ja, er zijn al eerder tragische voorbeelden geweest. Zo is er een concilie geweest dat de kruisboog heeft verboden als een (gode onwelgevallig) wapen. Het is daarnaast nog de vraag of de nitspraken van een bisschoppelijke konferentie in een demokratisch bestel wel zo te waarderen zijn. Mijn eigen diskussies met voorstanders van dit soort uitspraken vallen ook altijd stil wanneer ze zeggen: "Ja, alleen uit12
spraken over kwesties van leven of dood zijn aanvaardbaar" - en dat zou dan het kriterium moeten zijn op grond waarvan de Kerk nog wel in de politiek mag interveniëren. Maar als je dan refereert aan het· abortusvraagstuk, dan wordt de helft van het gezelschap al weer wat schuchter. "Een kwestie van leven of dood" is natuurlijk een heel subjektie- en rekbaar criterium. Maar als de Duitse bisschoppen bij de verkiezingen de hoogte van het financieringstekort vanaf de preekstoel te berde gaan brengen; als zij dat een buitengewoon ernstige kwestie voor het welzijn de gelovigen vinden, dan maakt dat duidelijk dat die grens van kwesties van leven of dood wel erg ver is te zoeken. We hebben er heel erg lang over gedaan om de invloed van de kerken op het gebied van politiek en moraal terug te dringen. Wat de gelovigen zelf zich daaraan gelegen laten liggen moeten ze zelf weten. Maar nu dan blijkt dat de principes van leerstelligheid (het vasthouden aan wat door de top van de hiërarchie wordt gezegd) en die van demokratisering steeds meer door elkaar gaan lopen. Al naar gelang het uitkomt wordt van het ene principe naar het andere overgesprongen. Wat dan gebeurt is dat georganiseerde pressiegroepen binnen het kerkgenootschap proberen dat kerkgenootschap voor hun eigen wagen te spannen. Het IK V is dus geen adviesgroep meer, zoals het oorspronkelijk is opgezet, maar heeft nu min of meer het voortouw genomen?
Jazeker. Op het moment dat ze degenen die de leus "Kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland" niet onderschreven niet meer toegang verleenden tot de gespreksvoering binnen het IKV, veranderden ze van het platform binnen de kerken waar over vrede en veiligheid werd gediskussieerd in een pressiegroep die een bepaald gezichtspunt naar voren brengt.
De strategie van het IKV Er wordt door het I K Veen bepaalde mening geponeerd over kernwapens, en
die is gebaseerd op een bepaald idee van internationale relaties. Kimt u uitleggen wat dat is?
Het betreft hier wel de oorspronkelijke gedachte van het IKV, want sindsdien is het een warwinkeltje geworden van gedachten waarop ze zich zeggen te baseren. Maar het oorspronkelijke idee is ontwikkeld in het begin van de jaren zestig door Etzioni en vooral Charles Osgood. Het gaat hier om het principe van GRIT (Graduated and Reciprocated Initiatives Tension-reduction) - dus wederzijdse graduele eenzijdige stappen om spanning te verminderen. De gedachte was toen gebaseerd op het feit dat twee supermachten maar niet tot een serieus gesprek over onderhandelingen en wapenbeheersing konden komen, omdat ze tezeer ingegraven tegenover elkaar stonden. Om dat proces op gang te brengen zou je kunnen beginnen met zelf een stapje terug te doen, in de hoop dat je daarmee een gebaar maakt waardoor de andere kant ook een stapje terug zal doen, en dat op die manier de kontakten zouden kunnen groeien waarin serieuze onderhandelingen mogelijk zijn. Dit model van G RIT dateert van 1961, toen de muur werd gebouwd in Berlijn. Heel toevallig was ik daar die week; het was heel griezelig om te zien hoe Amerikaanse en Russische tanks op honderd meter van elkaar en met de lopen op elkaar gericht stonden. Etzioni gebruikt als voorbeeld voor GRIT dat in die tijd de Amerikaanse kommandant tanks van een aantal van de meest in het oog springende plaatsen heeft teruggetrokken, en dat daarna de Oost-Duitsers en de Russen dat ook hebben gedaan. Het idee van GRIT is dat men in zo'n geval, waarin dus geen sprake is van verbale kommunikatie, een eenzijdige stap moeten doen om het gesprek op gang te krijgen. In zekere zin is die gedachte op twee manieren achterhaald. Ten eerste zijn na de Cuba-krisis normale onderhandelingen op gang gekomen. Daar zitten weliswaar veel haken en ogen aan, maar het soort situatie waarover de politiek van eenzijdige stappen oorspronkelijk werd bedacht bestaat al lang niet meer. Er zijn talrijke geïnstitutionaliseerde overlegplatforms waar Oost en West met elkaar over bewapening en vermindering ervan onderhandelen. In dit kader betekent het nemen van eenzijdige stappen iets heel anders. Ten tweede heeft Osgood zijn theorie niet gebaseerd op analyses van werkelijk bestaande verhoudingen of toestanden, maar op laboratorium-experi-
menten met Amerikaanse studenten. Hier kom je op een heel belangrijk probleem. Kan je individuele gedragingen zomaar van toepassing verklaren op het gedrag van staten? En kan je experimenten, gedaan binnen één kultuur, projekteren op situaties tussen diametraal daartegen overstaande andere politieke kulturen? Ik ben van mening dat beide vragen niet met 'ja' kunnen worden beantwoord, dat je bijvoorbeeld in Rusland een totaal andere politieke kultuur aantreft. Signalen die in Amerika een bepaalde betekenis hebben kunnen in de Russische politieke kultuur een totaal andere betekenis hebben.
heid van zijn kriteria op zichzelf, het blijkt dat het IKV zich helemaal niet houdt aan deze theorie. Zoals het ook in de brief van de bisschoppen staat: het is misschien wel aardig om eens een éénzijdige stap te proberen. Er zit
Om één voorbeeld te noemen: tijdens de SALT -I onderhandelingen zijn de VS op een gegeven moment gestopt met de uitbreiding van hun strategisch arsenaal. In dat jaar zijn de onderhandelingen niet veel verder gekomen, maar is de Sovjet-Unie doorgegaan met het uitbreiden van haar eigen strategische arsenaal. Eén van de mensen die erbij is geweest, en die later is uitgeweken, heeft gezegd: "We dachten eerst dat de A merikanen gek waren geworden, en daarna dachten we: zolang ze gek zijn moeten we er maar zoveel mogelijk voordeel uit zien te halen ". Zo zijn er meer voorbeelden. Het belangrijke van een éénzijdige stap is dat zij ook als zodanig herkend moet
kingsvermogen aantasten . Ook mag het militaire vermogen om ccn conventio·
worden, en niet als een teken van
zwakte. In zekere zin werkt de strategie van het IKV averechts omdat, als het Westen éénzijdige stappen zal nemen, dit door de Sovjet-Unie uitgelegd zal worden als een teken van zwakte, een teken dat de regeringen van het Westen gedwongen zijn door hun interne oppositie een éénzijdige stap te doen. Dat is de paradox van de IKVstrategie. Deze kan alleen kans op sukses hebben als een buitengewoon eensgezind Westen (vredesbewegingen, regeringen, alle partijen, links en rechts) zegt: wij gaan op dit moment een éénzijdige stap doen met geen ander doel dan de Sovjet-Unie te bewegen hetzelfde te doen. Nog een hindernis voor het toepassen van de GRIT-strategie op de bestaande situatie is het feit dat er verschil bestaat tussen experimenteren in de we-
tenschap en in de politiek. In de politiek bestaan eigenlijk geen experimenten; meestal wordt nagelaten kriteria aan te geven voor het slagen of mislukken van een politiek "experiment",
waarmee elke wetenschappelijke theorie al bij voorbaat invalide wordt gemaakt. Wat je ook mag vinden van de GRITtheorie van Osgood en van de geldig-
De GRIT-theorie van Charles Osgood; grondregels. Overgenomen uit een artikel van Bart Tromp in het Parool van 12-2-1981. De eerste vier grondregels van de st rategie van eenzijdige stappen hebben het doel de veiligheid daarbij niet in gevaar tc brengen. Ten eerste mogen eenzijdige stappen niet het nucleaire afschrikflele aanval af te slaan niet worden aangetast. Vervolgens moeten eenzijdige stappen een geleidelijk karakter hebben, dat aangepast kan wordenden aan overeenkomstige reakties van de tegen partij. Bovendien moeten eenzijdige stappen op verschillende niveau's en plaatsen worden gedaan, liefst daar waa r de spanning toch al klein is. De daaropvolgende grondregels hebben tot doel de andere partij tot de gewenste tegenstap te brengen. Eenzijdige stappen moeten duidelijk en ondubbelzinnig worden gericht ophel docl de spanning te verminderen, en dat moel ook vantevoren openlijk zo gezegd worden. In zo'n aankondigi ng moct al even ondubbelzin nig de uitnodiging aan de tegenpartij vervat zijn om op een of andere manier op zo'n stap te reageren. De laatste drie grondregels van de G RIT-theorie van Osgood. hebben tot doel de echtheid van de bedoelingen bij het zette n van eenzijdige stappen te demonstreren. Aangekondigde stappen moeten worden uitgevoerd, ook over een langere periode, ook al blijvem reakties uit; ze moelen bovendien gemakkelijk kunnen worden gecont roleerd. In het artikel komt Tromp tot de konklusie dat het IKV zich weinig gelegen laat liggen aan deze grondregels. Wilt U meer weten over deze theorie, ook in het boek van Everts, dat elders in dit nummer is gerecenseerd, komt het ter sprake.
dus helemaal geen weloverwogen theorie achter. Is er nu in de "warwinke/"-strategie van het IKV nog iets terug te vinden van de GRIT-theorie van Osgood?
Je hoort er nu niets meer over. Het enige wat van de 'strategie' van het IKV is overgebleven is de aktie tegen de kruisraketten. Op zichzelf is dat natuurlijk wel een verandering van richting omdat het IKV in eerste instantie tegen de Nederlandse kernwapen taken ageerde. Het heeft de PvdA veel moeite gekost om het IKV indertijd zover
te krijgen dat het de kruisraketten als belangrijkste kwestie begon te zien. Ik kan daarover meepraten omdat ik in die tijd in het bestuur van de PvdA zat, en daar kregen we van het IKV verwijten over ons heen omdat wij volgens hen de aandacht van de werkelijke kwestie trachtten af te leiden als wij het aUeen maar over de kruisraketten hadden. Het enige wat van die vorige actie overeind is gebleven is die leus "De kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland". Daarna zagen we dat ze kwamen met de politiek van de kleine landen als een totaal ander alternatief - als je dat leest geloof je af en toe je eigen ogen niet. Maar ook daar is nu niets meer van over. Toen is Polen gekomen. Sindsdien ging het niet aUeen meer om de kernwapens, maar om een 'Nieuw Europa' - het doorbreken van het blokkensysteem - en heeft het IKV zichzelf verstrikt in het eeuwige dilemma dat het zeer destabiliserend zou werken als men dat werkelijk zou doen. Daar zitten ze nu verschrikkelijk mee. Ze zijn bijvoorbeeld wel naar de vredesconferentie in Praag gegaan, hoewel ze wisten dat ze niet zouden worden toegelaten. Kortom, het is een warwinkel~e geworden. Er is geen peil op te trekken, want tegelijkertijd heeft het IKV nog nooit gezegd dat ze tegen de NAVO zijn, integendeel. Het is wel duidelijk dat ze tegen kernwapens zijn, maar van een inteUektuele strategische lijn daarachter is niets te merken. Het lijkt er dus op dat er bij het IKV telkens nieuwe thema 's worden opgesteld - nu zouden ze weer meer kontakt met de kerken in Zuid- en MiddenAmerika wil/en - en dat bij falen in het uitwerken ervan naar iets nnieuws n wordt uitgekeken. Noemt U dat een gebrek aan strategie of is dat juist een teken van gezond denken ?
Het voordeel van het I KV is dat het een beweging is en dat er behalve die ene leus niets is dat hen bindt. Dat maakt het voor de leiding gemakkelijk om per half jaar van oogpunt of van strategie te wisselen, zonder dat een samenhang duidelijk is. Toen bij de onderhandelingen de nul-optie werd binnengebracht door Reagan heeft Faber gezegd: "Dit is om de vredesbewegingen de wind uil de zeilen te nemen". Zo'n reactie is niet verwonderlijk; als er iets is geschapen, zal men altijd wat zoeken waardoor men het bestaansrecht kan rechtvaardigen. Een beweging als deze kan alleen maar een grote aanhang mobiliseren wanneer zich een situatie naar een dramatisch hoog13
tepunt ontwikkelt. Vandaar ook dat bet IKV altijd erg graag wil dat er beslissingen genomen worden. Het IKV kan natuurlijk in oktober een grote demonstratie organiseren, maar de zeggingskracht ervan is wel verminderd. Zeker nu plotseling, zonder dat officieel iets gewijzigd is, in alle politieke hoeken de komst van de kruisraketten als onvermijdelijk wordt gezien.
gingen als het IKV, die aktie voeren tegen kern wapens?
Ziet U dan nog toekomst voor bewe-
Dat zou er waarschijnlijk toe leiden,
Kijk, zo'n beweging kan uiteindelijk alleen maar bestaan als het af en toe een succesje heeft, ook inhoudelijk . Wat zou er nu gebeuren als in Genève /Och resultaat wordt bereikt, al was het slechts gedeeltelijk?
naast het feit dat dit als een succes voor de beweging zou worden gebracht, dat de eisen worden opgevoerd. Het is ook best mogelijk dat ze uitroepen dat ze de zaak nu eenmaal verraden is. Voor het IKV is het natuurlijk een probleem voor de toekomst dat het een koalitie is van buitengewoon heterogene elementen en je kan verwachten dat in de loop der jaren interne spanningen zich steeds sterker zullen gaan aftekenen. PvB/MD
De invloed van de Nederlandse kerken op de West-Europese defensie Op de Conferentie van het European Institute for Security Matters, waarvan in dit nummer eveneens verslag wordt gedaan, sprak oud-minister van Defensie mr. P .B.R. de Geus over de invloed van de Nederlandse Kerken op de West-Europese defensie. JASON kan de tekst van zijn lezing, die overigens in het engels gesteld was, in het kader van het thema hieronder vrijwel integraal opnemen. De invloed van de Nederlandse kerken op het defensiebeleid van de West-Europese landen was en is van groot belang. Waarom, allereerst, zou deze bewering met name voor de Nederlandse kerken gelden? Hiervoor zijn twee redenen aan te voeren.
Mr. P.B.R. de Geus tijdens een lezing voor JASON.
Ten eerste is de tegenwoordige zgn. 'vredesbeweging' in de westerse wereld in grote mate geĂŻnspireerd door het ac14
tiemodel van het Nederlandse Interkerkelijke Vredesberaad, het IKV. Er waren ook elders soortgelijke bewegingen, in de jaren zestig, maar die zijn uiteindelijk een langdurige winterslaap ingegaan. Het IKV echter bleef actief, en lanceerde in het midden van de jaren zeventig een intensieve campagne tegen kernwapens. Rond 1980 diende deze als voorbeeld voor met kerken verbonden antikernwapenbewegingen in andere landen. Verschillende kranten verwezen in dit verband naar 'Hollanditis'. In veel NAVO landen verheffen de kerken hun stem in de discussies over kernbewapening, maar de bron van dit alles is zeker in Nederland te vinden. Daar staat tegenover dat de denkbeelden der kerken van land tot land verschillen. Dat is dan een tweede reden om mij tot Nederland te beperken. Ik kan en wil niet voorwenden een duidelijk beeld te hebben van kerkelijk denken over dit onderwerp in andere landen. Desondanks zijn er vele punten van belang die gelden voor het veiligheidsbeleid in Europese landen in het algemeen. De opmerkingen die ik zal maken komen op het volgende neer: de kerken zouden hun grenzen niet moeten overschreiden en zich niet in het veld van praktische politiek
Mr. P .B.R. de Geus oud-minister van Defen sie .
moeten begeven. de denkbeelden en de leer van de kerk die de ethische zijde van het probleem betreffen zouden serieus bestudeerd moeten worden.
Scheiding tussen kerk en staat De scheiding tussen de kerk en slaat is iets vanzelfsprekends in Nederland en hetzelfde geldt in praktijk ook voor de andere westerse democratieĂŤen. De grens is echter niet scherp te trekken, er is altijd een 'grijze zone'. Het wordt algemeen aanvaard dat de kerk van zich mag laten horen wanneer het geloofszaken betreft, of vragen die van groot moreel, sociaal of zelfs politiek belang voor de leden van de kerkgemeenschap zijn. Als voorbeeld kunnen de encyclieken van de R.K. Kerk dienen. Die gaan over velerlei onderwerpen, maar de pausen hebben altijd duidelijk gemaakt dat dergelijke encyclieken deel uitmaken van hun herderlijke taak, ofschoon ze punten kunnen behandelen waar uiteindelijk in de politiek over beslist gaat worden. Soortgelijke brieven zijn rondgestuurd door de synoden van protestantse kerken. Een duidelijk voorbeeld was het schrijven dat de Nederlands Hervormde Kerk al in de jaren vijftig schreef over dekolonisatie. Er had al bloed gevloeid en het proces van dekolonisatie
had geresulteerd in slechte verhoudingen tussen Nederland en IndonesiĂŤ. Een derde ronde van gevechten dreigde, nu over het zelfbeschikkingsrecht van het volk van Nieuw Guinea. De gemoederen laaiden hoog op. In die omstandigheden vroeg de synode de leden van haar kerk en de politici om zich rekenschap te geven waarmee ze eigenlijk bezig waren. Het herderlijk schrijven stelde letterlijk dat het niet de taak van de kerk is om een oplossing van dit politieke probleem aan te dragen. Dit is naar mijn mening de juiste handelswijze. Nu, met betrekking tot de problemen van kernwapens, is deze voorzichtige en verstandige werkwijze verlaten. In 1980 gaf de synode een herderlijk schrijven uit over dit onderwerp waarin zij aandrong op eenzijdige stappen die door het Westen genomen moesten worden. De allereerste stap zou een denuclearisatie van Nederland moeten zijn. De synode riep de leden van de kerk op dit aktiemodel te kiezen. Dit hield tweĂŤerlei in: allereerst beperkte de synode zich niet alleen - zoals in het verleden tot het verwerpen .van kernwapens op morele gronden, maar zij kwam ook met een concreet politiek beleid, namelijk dat door het Westen eenzijdig stappen dienden te worden genomen die tenslotte zouden leiden tot nucleaire ontwapening, terwijl tegelijkertijd de methode van onderhandelen voor wederzijdse wapenbeheersing nutteloos geacht werd. Hiermee wordt, mijns inziens, de lijn die aangeeft waar de verantwoordelijkheden van de kerk ophouden en die van de politieke partijen beginnen, ruim overschreden. Dit wordt nog eens bevestigd door het feit dat de synode nauwelijks theologische, en voornamelijk politieke beweegredenen aangaf. - Ten tweede riep de kerk haar leden op haar op deze weg te volgen. In een democratische gemeenschap kan dit niet anders inhouden dan dat de kerk haar leden vraagt bun stem uit te brengen op een partij die dezelfde ideeĂŤn verwoordt in het partijprogramma, i.c. de PvdA en enkele pacifistische partijen. (In feite deed het IKVexpressis verbis hetzelfde tijdens de verkiezingscampagne van 1982). Een dergelijk 'stemadvies' gaat de verantwoordelijkheid van de kerken helemaal te buiten. Maar het bleek een verkapte zegening, omdat de socialisten er geen winst uit hebben kunnen halen. Integendeel. De uit-
slag is bekend: de VVD behaalde winst en het CDA bleef vrijwel in dezelfde positie. Waarom noem ik het advies dan een verkapte zegening? Omdat het bewees dat de synode, toen het haar oproep deed, blijkbaar slechts een deel van de kerkleden vertegenwoordigde. Dit was overigens duidelijk vanaf het begin, omdat de herderlijke brief zoveel tegenstand ondervond binnen de synode zelf voordat het schrijven gepubliceerd werd, en toen er over gestemd werd, werd de tekst slechts met kleine meerderheid aanvaard. Bovendien werd intussen het ICTO opgezet, en dat verwierf snel aanhang onder de kerkleden die de eenzijdigheid van de kerkleiders aanvochten. Drie algemene conclusies kunnen hieruit worden getrokken: 1. Het is de taak en de roeping van de kerk om haar leden ertoe te brengen na te denken over morele onderwerpen. 2. Het is daarentegen niet de taak van de kerk om oplossingen voor politieke problemen te geven zoals her en der inzake het kernwapenvraagstuk wordt gedaan. Een dergelijke politieke activiteit van de kerk moet sterk tegengegaan worden. 3. Kerkleiders die een politiek standpunt innemen moeten niet beschouwd worden als meer dan ze in werkelijkheid zijn; slechts een deel van de leden vertegenwoordigend en hun mening op slecbts vage theologische gronden baserend.
De kerk en de NAVO strategie In 1962, in een tijdperk van anti-kernwapenactiviteiten in verschillende landen, publiceerde de Synode van de Nederlands Hervormde Kerk een eerdere brief over dit onderwerp. Daarin werd geschreven, in het algemeen, dat kernwapens in staat zijn Gods schepping te vernietigen en dus tegen Zijn
wil zijn. Meer in bet bijzonder werd de stellingname verdedigd dat gebruik van kernwapens inbreuk maakt op enkele beginselen die in de Christelijke traditie oorlog als laatste middel nog aanvaardbaar maken. Hiermee doelde men op het beginsel van proportionaliteit evenredigheid tussen het belang en de rechtvaardigheid van het doel, en de kwaden die uit oorlog voortkomen. Een tweede beginsel is het discriminatiebeginsel, op grond waarvan onderscheid gemaakt moet worden tussen militairen en burgers, of - om het botweg te zeggen - het verbod om zonder onderscheid de burgerbevolking te doden. Hiermee stond de kerk volkomen in haar recht. In 1962, ten tijde van de publicatie van die brief, stond centraal in de NAVO-strategie dat ' ... in no way there is a concept for limited war, and nuclear weapons wil/ be wed from the outset ... 'om 'MC 1412' aan te halen - (het document waarin de strategie van de massale vergelding uiteengezet wordt. Red.). Het werd door de NAVO duli1elijli: gemaakt dat zware wapens gebruikt zouden worden tegen de steden van de Sowjet-Unie. Ik ben het ermee eens dat dit onderdeel van de nucleaire strategie ethisch gezien onaanvaardbaar is. Daarnaast is het ook nog in strijd met het internationale recht. Iedere verwijzing naar een counter city doctrine of naar het beginsel van mutual assured deslruction van de kant van het westen zou dus acbterwege gelaten moeten worden. Sommigen menen dat dit ons kwetsbaar zou maken voor chantage door de USSR. Het is mij echter niet duidelijk hoe dat in feite mogelijk zou zijn. Chantage zou inhouden dat de westerse steden in het openbaar - voor het forum der wereld - bedreigd zouden worden met vernietiging, en dat alleen om een politiek doel te bereiken. Daarmee zou de Sowjet-Unie de niet-gebonden landen tegen zich in het harnas jagen, omdat die zouden beseffen dat ook zij kwetsbaar zouden zijn voor chantage met kernwapens door de USSR. Alleen als Moskou werkelijk gelooft dat het de wereld met terreur onder de duim kan houden is dit een 'geloofwaardige' optie. Maar zelfs de satellietlanden kunnen, zoals gebleken is, niet gedwongen worden de partijlijn te blijven volgen.
Is de flexibele response. een goed antwoord? Na het uitbrengen van de brief, in de jaren zestig, wijzigde de NAVO haar strategie en aanvaardde die van de flexible response. Ofschoon die nog steeds in aanvallen tegen steden voor15
ziet als mogelijkheid van uiterste afschrikking, was MC 14/ 3 (het document waarin de strategie is neergelegd) een ontwikkeling waarin wat meer afstand van kernwapens werd genomen. Niet ieder geval van agressie wu meer beantwoord worden met onmiddellijk gebruik van kernwapens. In plaats daarvan werd de nadruk gelegd op crisisbeheersing en 'Deterrence by confronting any possible or threatened aggression with adequate NA TO forces' om MC 14/ 3 aan te halen. Met adequate NATO forces werden allereerst de conventionele middelen bedoeld. Deze strategie, vrede handhaven door middel van geloofwaardige afschrikking en crisisbeheersing gebaseerd vooral op conventionele bewapening werd officieel aanvaard in 1968. Zij werd ecbter nooit behoorlijk ten uitvoer gelegd, integendeel, de militairen zagen er meer een accentverschuiving in, van strategisch nucleaire naar kernwapens voor het slagveld. Telkens werd weer gesteld dat tactische kernwapens nodig waren om het Sowjet overwicht aan pantservoertuigen tegemoet te kunnen treden. Het neutronenwapen bijvoorbeeld was bedoeld om zulke tankaanvallen tegen te houden. Politiek en militair denken op dit gebied is altijd al onverenigbaar geweest, maar een ding is zeker: al dat gepraat over nucleaire slagvelden maakt de West-Europeanen doodsbang. Velen zijn zelfs meer bevreesd voor het nucleaire arsenaal van de NAVO dan door dat van het Warschau-Pact. Politici en militairen waren zo gebiologeerd door de drang de geloofwaardigheid van de afschrikking te garanderen, dat we op het punt staan uit het oog te verliezen dat ze voor eigen bevolking niet geloofwaardig meer is. De steun die de aan de kerken verbonden vredesbeweging van niet-kerkgangers krijgt heeft mijns inziens voornamelijk hiermee van doen. De belangrijkste taak van hen die voor een sterke verdediging tegen de expansionistische politiek van de USSR zijn, is daarom het herstellen van het vertrouwen van het eigen volk in de NAVO strategie. Zoals gezegd houdt dit niet in dat het strategisch concept voor de verdediging van het grondgebied van de NAvo- anden gewijzigd moet worden. De strategie is in beginsel in orde, maar men heeft vergeten dat flexibility in response, in tegenstelling tot het verzekerd gebruik van kernwapens vanaf het begin der vijandelijkheden, wals het daarvoor gold, inhoudt dat de rol van nucleaire wapens door het westen beperkt is tot afschrikking op het allerlaatste moment. 16
Consequenties Wat heeft dit nu voor gevolgen voor de tactische wapen in het 'Europese theater'? Het betekent dat volgens de NAVO-strategie een conventionele aanval gestopt moet worden met een 'forward defense fine' (een lijn langs de grens met Oost-Europa) van conventionele middelen. Dit zal niet gemakkelijk zijn, en een aanvaller kan in de verleiding gebracht worden door te breken met behulp van kernwapens. Hiervan kan hij niet worden afgehouden, tenzij met soortgelijke wapens van het westen waarmee dan een evenredig antwoord gegeven wordt. 'To have an option is to deter an option' is wat MC 14/ 3 inhoudt. Hieruit kunnen verdere conclusies getrokken worden. De eerste is dat tactische nucleaire wapens uiet aan de grens geplaatst moeten worden, maar als het ware in reserve gehouden moeten worden in het achterland. De tweede conclusie is dat we minder atoomkoppen voor tactische wapens in Europa nodig hebben dan dat er op dit moment zijn, en dat wapensystemen niet van een zodanig karakter moeten zijn dat vroeg, voortijdig, gebruik gemakkelijk gemaakt wordt. lk ben er zeker van - en ik spreek uit ervaring - dat wanneer de NA VO-strategie op deze wijze ten uitvoer gelegd wu worden en uitgelegd aan de kiezers, dat dan velen van hen, die nu w hun twijfels hebben, de defensiepolitiek weer wuden steunen. Het wu zelfs de wereld waarin we leven en stuk veiliger maken. Veel geleerden zijn het erover eens dat het belangrijkste gevaar dat ons bedreigt op dit moment niet eens van een opzettelijke aanval is, maar meer dat van een ongeluk of een crisis die uit de hand loopt. Niet dat het verschil groot is, in beide gevallen zal het Warschau-Pact een massale aanval ondernemen. Sommigen beweren dat de NAVO die niet kan tegenhouden met conventionele middelen, maar daar geloof ik gewoonweg niet in. De NAVO-landen van Europa en Amerika hebben tesamen evenveel inwoners als de USSR. Onze welvaart is veel groter en onze industriĂŤle mogelijkheden zijn beter. We beschikken over de hulpbronnen van de gehele vrije wereld. Het enige is dat we weer bij zinnen moeten komen, dat wil zeggen, dat we moeten komen met een defensiepolitiek die gesteund wordt door de grote meerderheid van ons volk. En als dat niet lukt, dan zullen we een toenemende tendens naar neutralisme zien in die landen die essentieel zijn. En dat is niet aan de
overkant van de Oceaan of het Kanaal, of aan de andere kant van de Alpen, maar hier in Centraal Europa, waar de kans dat de landen in slagvelden veranderd worden het grootst is. Hier wordt men het zwaarst getroffen door nucleaire represailles van de USSR als het westen als eerste zijn toevlucht moet nemen tot kernwapens. Wat ik wil zeggen is dat 'stoutmoedige' beslissingen nodig zijn om het vertrouwen van de grote meerderheid van het volk van Europa in de NAVO-strategie te herstellen. Er wordt vaak beweerd dat dit vertrouwen verloren zou zijn gegaan omdat er een generatie is opgegroeid die de Tweede Wereldoorlog niet heet meegemaakt. Op zich is dit waar, maar mijn ervaring is dat veel jongeren eveneens weinig illusies hebben over hun bestaan als Europa bezet wu worden door de Sowjet-Unie. Ze zijn daarom voorstander van een defensie die de vrede handhaaft met een geloofwaardige militaire balans. Het probleem is dat nogal wat van hen het idee hebben dat de balans wals die nu is enkele echt gevaarlijke en immorele elementen bevat. In Nederland hebben de kerken daar al dertig jaar lang op gewezen. Het wordt hoog tijd dat politici dat nu eens serieus nemen. Het enige wat daarvoor nodig is is dat zij het huidige concept van strategie handhaven, maar dan zonder dat deel dat gegarandeerde wederzijdse vernietiging inhoudt. Dat zou onze vrijheid en veiligheid heel wat minder afhankelijk van kernwapens maken.
Emotionele aspecten We zijn trots op onze vrije pers, ons vrij en universeel systeem van opvoeding en vorming, vrijheid van godsdienst enz. In w 'n democratische maatschappij is het standpunt dat mensen innemen over vraagstukken niet alleen gebaseerd op koel 'economisch' rekenen, op internationale Realpolitik en wat dies meer zij. Gevoelens en ongrijpbare waarden spelen evenzeer mee, en daarvan is de morele kant van de kernbewapening zeker niet de minste. Atoomwapens roepen gevoeleps van angst en machteloosheid op, maar ook van hoop, als waarborg voor vrede.
Conclusie Tegen deze achtergrond, en de lijn van mijn kerk volgend, kom ik tot de conclusie dat actie noodzakelijk is aan beide zijden van het nucleaire spectrum. Ik ben van mening dat de NAVO het initiatief moet nemen om over een verdrag te onderbandelen met de USSR inzake het afschaffen van
counter city doctrines. Natuurlijk realiseer ik mij dat dit tot op zekere hoogte de visie aannemelijk wu maken dat een beperkte kernoorlog meer waarschijnlijk wu worden. Op zich is dat waar. Het wu echter niet wegnemen dat rond de slagvelden en militaire doelen de vernietiging uitgebreid wu zijn, voldoende, zou ik zeggen, om afschrikking te waarborgen. Ten tweede beschouw ik het uitdunnen en het terugtrekken naar het achterland van tactische kernwapens als een absolute noodzaak. Een eerste stap hiertoe werd genomen in 1979,
toen de NAVO tesamen met de dual track decision besloot het aantal kernkoppen in Europa met duizend te verminderen. Dat was een goede zaak, die maar al te vaak over het hoofd wordt gezien, en die gevolgd moet worden door verdere maatregelen. Let wel, ik beweer niet dat we ze eenzijdig zouden moeten afschaffen, maar dat we een doctrine wuden moeten ontwikkelen, geloofwaardig en levensvatbaar, wwel politiek als militair. Ik ben ervan overtuigd dat dit de militaire balans niet zou beïnvloeden.
Integendeel, het zou de veiligheid vergroten. Daarnaast zou het de brede steun voor de gemeenschappelijke defensiepolitiek herstellen. We hebben al lang genoeg tegen het defensiebeleid aangekeken alsof dat alleen gerelateerd zou zijn aan militaire mogelijkheden, mankracht en industriële hulpbronnen. We kunnen de ethische kant niet zomaar negéren. Het wordt tijd dat we luisteren naar de bood· schap die de kerken ons nu al dertig jaar hebben geprobeerd duidelijk te maken.
een ar/is/'s impression van een conventionele veldslag.
17
De Bijbel over geweld en vrede Het zou wel vreemd zijn wanneer de Bijbel geen boodschap had als het over macht eD geweld in de wereld gaat. Bijna vanaf de eerste bladzijde tot bijDa op de laatste bladzijde kan er sprake zijD van geweld, bloed, tranen, gericht en braDdeDd vuur. Kaïn slaat zijD broer Abel dood (Gen. 4) en het macbtige anti-christelijke Babel wordt in het laatste uur onder de mokerslageD vaD Gods oordeel verbrijzeld (OpeDb. 18). We moeten daaom ook maar Diet probereD de Bijbel eeD pacifistisch boek te maken. Dat zou van grote naïviteit getuigeD, of vaD eeD theologische acrobatiek waarin zwart wit gepraat wordt. Tal vaD oorlogen worden in de Bijbel beschreven, en dan echt niet alIeeD oorlogeD waariD meDseD elkaar kwaad aandoen, maar ook waarin God zelf zijn haDd kaD hebbeD. Ik denk aaD de oorlogen die het volk Israël op bevel van God tegeD Z'D vijandeD gevoerd beeft. We lezen vaD 'oorlogen des HereD' (Numeri 21 : 14; 1 Sam. 25 : 28), terwijl God een 'krijgsheld' (Ex. 15 : 3) en een 'God van de slagordeD vaD Israël' (1 Sam. 17 : 45) genoemd kan wordeD. Zulke geluiden lezeD we Diet alleen iD wat sommigen het wraakzuchtige Oude Testament noemen, maar ook in het Nieuwe Testament dat met het evangelie van Jezus Christus komt. We lezeD dat ook Hij in gerichten en oorlogen bezig is (Matth. 21 : 4Ovv; 22 : 13;2 Tbess. 2 : 8;1 Cor. 15-24). En het boek Openbaring, dat ODS een blik wil geven in wat er nog zal gebeureD voordat Christus terugkeert, is ook vol vaD oorlogsgerichten die God en Christus voltrekken.
De overheid in een gevallen wereld Op de eerste bladzijde van de Bijbel is er nog een paradijs-wereld, op de laatste keert zij terug. Maar daar tussenin staat op de wereld het stempel van wnde en dood. Toch geeft God van meet af aan ook garanties. Het kwaad bederft de wereld wel, maar het kan haar niet vernietigen. Het kwaad zit de mens in het bloed, maar toch beloofde God na de zondvloed in de dagen van Noach, dat Hij het leven op aarde niet w u vernietigen. Zolang de aarde bestaat, zal er gezaaid en geoogst worden, zal er kou en hitte, zomer en winter, dag en nacht zijn (Gen. 8 : 21 v). En wie het leven van de mens aantast, zal ervoor boeten: Wie een mens doodt, zal zelf door een mens gedood worden, want de mens is naar het beeld van God gemaakt (Gen. 8 : 6). Geweld zal er b.lijveD, maar het zal ook bedwongen worden. God werpt dijkeD op om het kwaad te bedwingen. De mens blijft niet weerloos, maar wordt weerbaar gemaakt tegen hen die zich aan het leven vergrijpen. Geweld wordt met geweld gestraft. Ook dat staat niet alleen in het Oude Testament. Want het beroemde boofdstuk Romeinen 13 komt met dezelfde boodschap. Iedereen, lezen we daar, moet zich aan de overheid onderwerpen. Wie zich ertegen verzet, verzet zich tegen een instelling van God, en wie dat doen, hebben hun veroordeling aan zichzelf te wijteD. Ik citeer verder: "Wie doet wat goed is, hoeft niet bang te zijn voor de overheid; alleen wie verkeerd doet. Wilt u zonder angst voor 18
haar leven? Doe dan wat goed is, en ze zal u prijzen. Want de overheid is een instrument dat God gebruikt voor uw eigen bestwil. Maar als u doet wat verkeerd is, hebt u alle reden om bang te zijn. Het is niet voor niets dat de overheid het zwaard voert. Want de overheid is ook een instrument dat Gorl gebruikt om wie verkeerd doet, zijn verdiende straf te geven" (Rom. 13 : 1vv.) Letterlijk staat het er nog iets krasser dan ik zojuist uit de weergave van de Groot Nieuws Bijbel citeerde. "De overheid staat in dienst van God als toornende wreekster voor hem die kwaad bedrijft" (vs. 4). Dat klinkt niet mals, maar toch moet ik zeggen dat zowel uit het Noachietisch Verbond van Genesis 9 als uit Romeinen 13 blijkt, dat de overheid in dienst van de vrede staat. Zij is geen handlangster van de dood, maar beschermster van het leven. Met het afschrikwekkende zwaard wil zij juist voorkomen dat boosdoeners hun slag kunnen slaan. Treffend is dat weergegeven in Zondag 40 van de Heidelbergse Catechismus. Daarin wordt de betekenis van het gebod 'Gij zult niet doodslaan' uitgelegd, en daarbij lezen we van de overheid dat zij het zwaard draagt om de doodslag te weren. Zij is er dus duidelijk niet om met haar geweldmiddelen doodslag te vermenigvuldigen, maar om die te beperken.
De rechtvaardige oorlog Helaas zien wij dat het 'zwaard' wel degelijk talloze malen gebruikt wordt om ermee te slaan. In veel gevallen gebeurt dat onverantwoord, uit machts-
Prof. dr. J. Douma hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen .
wellust van hen die over gewelddadige middelen beschikken. Niet elke overheid is een goede overheid die beantwoordt aan het doel waarvoor God haar de macht van het zwaard gegeven heeft. Ook daarvan zijn in de Bijbel voorbeelden gegeven. Koningen kunnen tot tyrannen worden en dan hun eigen onderdanen of ook andere volken ringeloren. Maar misbruik heft het goede gebruik nog niet op. Hoe treurig het ook is, toeslaan met het zwaard kan nodig zijn, zowel om eigen onderdanen te treffen, alsook in een oorlog met andere volken. SchoDe oorlogen zijn er niet; maar daarom zijn er nog wel rechtvaardige oorlogen geweest, die zich voor het forum van de Bijbel laten verdedigen. Ieder die dat niet gelooft, moet zich de meest omvangrijke oorlog die tot nu toe gevoerd is, voor de geest halen: de Tweede Wereldoorlog. Het was eeD oorlog met eDorme wreedheden en vele misstappen (ook aan gealliëerde zijde); maar hij maakte een eiDde aan nationaalsocialistische tyrannie en aan Japanse overheersing. Het is heel gemakkelijk om vanachter een schrijfbureau te decreteren dat elke oorlog 'zonde' is. Maar wie vindt dat er tegen HitJer niet gevochten had mogen worden, mag zich afvragen of er dan nog méér Joden en anderen de dood in gejaagd hadden moeten worden. Als ik een heel- of half pacifistisch verhaal heb aangehoord over 'geen vijandbeelden ontwerpen', 'vijanden liefhebben', 'moordende wapens' en ' krankzinnige oorlogen', is mijn eerste vraag hoeveel er van het betoog overblijft als het op 10 mei 1940 had moeten worden afgestoken. Nogmaals, vanachter het bureau ligt het allemaal gemakkelijk. Er waren ook vóór de Tweede Wereldoorlog veel pacifisten. Maar, schreef ik al eens eerder, pacifisten komen doorgaans luide voor hun mening uit als het in de wereld niet echt spannend is. Zodra de Duitsers Polen binnenvallen, de Japanners hun slag in Pearl Harbor slaan, de Russen raketten naar Cuba verschepen, zwijgen zij een poosje. Iets anders vervult op zulke momenten de mensen dan: het rechtvaardige en ook zeer bijbelse verlangen dat hun overheden niet met
Bijeenkomst van de Hervormde Synode in 1979 tijdens de discussie over de 'Handreiking over Kernwapens.
zich laten spotten, maar hun taak verstaan: de bescherming van de goeden en de bestraffing van de bozen. Over wie boos en goed zijn valt uren te praten als we niets anders te doen hebben. Maar wanneer de gaskamers opengaan om het Joodse ras uit te moorden, zijn de nazi's de bozen en de Joden de goeden, ook al waren de Duitse klachten over de zware herstelbetalingen, die zij na de Eerste Wereldoorlog hadden te betalen , nog w begrijpelijk. Oorlog kan gerechtvaardigd zijn, ook al komt geen partij er met schone handen uit. Het laat zich denken dat die handen té vuil worden, omdat een rechtvaardig begonnen oorlog onrechtvaardig wordt door de zucht de vijand volledig te vernietigen. Uit de Bijbel is het duidelijk dat een overheid zich in het oorlogvoeren niet alles kan permitteren. Oorlogen zijn altijd wreed geweest, maar daarom blijft de opdracht nog wel overeind dat er beheerst moet worden opgetreden. Destijds mocht Israël bij de belegering van een stad de vruchtbomen niet vernietigen (Deut. 20 : 19v). Want ook de vijandige stad moest een toekomst houden, zodat Israël haar geen econontische nekslag moch toebrengen. Zo zal ook in een moderne oorlog de vijand en zijn grondgebied niet op zo'n wijze mogen worden aangestast, dat herstel en opbloei van het leven voor tientallen jaren of misschien voor altijd uitgesloten zijn. Wat na de Tweede Wereldoorlog mogelijk was - het herstel van Duitsland en Japan -, moet voor elke oorlog open blijven.
Bergrede en verzoening De Bijbel vertelt ook nog wat anders, zal iemand zeggen, daarbij denkend aan de Bergrede en aan het liefhebben van onze vijanden. Daarmee ben ik het eens, als het woordje 'anders' dan maar betekent 'meer'. De Bijbel zegt
niet nog iets anders om het eerste wat ik hierboven heb vermeld te ontkrachten. Er staan in de Bijbel, waarvan ik belijd dat ze één boodschap heeft, niet twee lijnen haaks op elkaar. Het gaat niet aan eerst een verhaal over overheid, geweld en oorlog te houden, om er dan een ander verhaal over Christus, weerloosheid en vrede tegenoverte plaatsen. Er zal hier naar eenheid in schijnbare tegenstrijdigheid gevraagd moeten worden. Inderdaad is het waar dat de Bergrede (Matth. 5 : 7) bijwndere dingen van ons vraagt. De stelregel 'oog om oog, tand om tand' wordt afgewezen. Wij moeten de boze niet weerstaan; maar
wie ons een slag geeft op de rechterwang, moet van ons ook nog de andere toegekeerd krijgen. "Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen",
luidt de opdracht. En wat in de Bergrede staat, staat vaker in de Bijbel. Als wij navolgers van Christus willen zijn, schrijft Petrus, dan moeten wij het lijden niet schuwen. Christus werd uitgescholden, maar schold niet terug; Hij leed, maar Hij uitte geen bedreigingen (1 Petr. 2 : 20vv). In een werkelijk christelijke levensstijl is er van weerloosheid sprake. We moeten niemand kwaad met kwaad vergelden. Als onze vijand honger heeft, moeten we hem te eten geven; heeft hij dorst, dan moeten we hem te drinken geven. Dáarrnee brengen we hem in verlegenheid en maken we hem beschaamd. "Laat niet het kwade u overwinnen, maar overwin hel kwade door het goede" (Rom. 12 : l7vv).
Hoe is nu het een aan het ander te verbinden? Ik zou het w willen zeggen: er is één God, maar er kan in gehoorzaamheid aan Hem tweëerlei stijl van handelen zijn. Wie dat in de Bijbel vlak na elkaar vermeld wil zien, moet Romeinen 12 en 13 achter elkaar lezen. Eerst wordt tegen de gelovigen
gezegd: "Neem geen wraak, laat God rechter zijn" (12 : 19). Een aantal verzen later kan van de overheid gezegd worden (wals ik reeds vermeldde): zij staat in dienst van God, als toornende wreekster voor hem die kwaad bedrijft" (13 : 4). Wat ik niet mag, mag de overheid wel. In naam van God mag zij het zwaard hanteren, terwijl ik als particulier en als volgeling van Christus mijn handen thuis moet houden. Toch zijn wij beide in dienst van de vrede bezig - ik wanneer ik aan de vrede van Christus in deze wereld gestalte geef op weerloze wijze; de overheid als zij de 'uitwendige' vrede handhaaft, w nodig in alle weerbaarheid. Er wordt heel wat op het misbruik van macht door overheden afgegeven. Ik zou wel eens willen weten waar meer
gewndigd werd: in de kerk die tekort schiet in zelfverloochening, of bij de overheid die misbruik van haar macht maakt! Men kan heel hoog opgeven over de Bergrede in de politiek, en dan vergeten hoe moeilijk het voor ons in de kerk al is om overeenkomstig deze Bergrede te leven.
En de kernwapens dan? Alles goed en wel, zal men zeggen; maar je kunt van het zwaard van de overheid toch geen atoom-zwaard maken? Daarmee valt niet meer te slaan. De uitwerking van kernwapens is w verschrikkelijk dat 'beheerst optreden', zoals de Bijbel vraagt, uitgesloten is. De vernietigende kracht van kernwapens is van dien aard dat ze onbruikbaar zijn om er een oorlog mee te voeren. Ermee doden betekent meteen zelfmoord. En wat zou dat nog te maken kunnen hebben met de grenzen die de Bijbel aan het voeren van oorlog stelt? Kunnen we ooit van een derde wereldoorlog zeggen wat hierboven over de Tweede Wereldoorlog is opgemerkt? Ook ik ben van mening dat dit onmogelijk is. Een volgende wereldoorlog met inschakeling van groot nucleair materiaal heeft met een juiste hantering van het zwaard door de overheid niets meer te maken. Toch is daarmee de discussie nog niet afgesloten. Zo van: kernwapens kun je niet gebruiken, dan mag je er ook niet mee dreigen, en dus moet je ze opruimen, desnoods eenzijdig. Maar wapens die ongeschikt zijn om ermee te vechten, kunnen nog wel geschikt zijn om het vechten te voorkomen. En als dat het geval wu zijn, bewegen we ons nog steeds binnen het kader van wat aan de overheid is opgedragen, n.l. het bedwingen van de 19
ongebondenheid onder de mensen. Als het bezit van kernwapens, met de bereidbeid in noodsituaties er ook gebruik van te maken, ervoor zorgt dat kernwapens door niemand gebruikt worden, dan staan deze verschrikkelijke wapens toch nog in dienst van de vrede. Hel wapen is dan zó effectief als afschrikkingsmiddel, dal hel lol nu loe niel effectief als gevechlsmiddel kon worden gebruikl. Zolang ik dat nog kan zeggen, zie ik niet in dat je op grond van de Bijbel per definitie tegen kernwapens moet zijn. Als iemand mij duidelijk kan maken dat het kernwapen geen afschrikwekkende functie heeft, en dat het puur toevallig is dat we én kernwapens hebben én al langer dan vijfendertig jaar geen wereldoorlog hebben gehad, dan heb ik geen bijbels argument meer om het bezit van kernwapens acceptabel te achten. Schrikken kernwapens niet af en zijn we regelrecht op weg naar een derde wereldoorlog, dan kan ik ze op geen enkele manier plaatsen in bet kader waarin zij horen om een legitieme en bijbelse functie te hebben. Zij bedwingen dan niet (meer) de ongebondenheid onder de mensen, maar roepen die juist op. De extra risico's die aan het bezit van kernwapens boven andere (ook verschrikkelijke) wapens verbonden zijn, moeten we niet onderschatten. Hoe meer deze wapens teruggedrongen worden, hoe beter het is. Miljarden wor.den erin gestoken, terwijl een groot deel van de mensheid onder een redelijk bestaansminimum leeft. Dat wijst erop hoe groot de wanverhoudingen in onze wereld zijn. Maar wie nog altijd gelooft dat kernwapens wél een functie hebben, zodat zij grootmachten in: hun zucht naar gebiedsuitbreiding en mogelijk wereldheerschappij aan banden leggen, moet voorzichtig zijn met eenzijdige stappen. Als door eenzijdige ontwapening de dreiging vanuit het Oostblok groter zou worden, dan is eenzijdige ontwapening een stap achteruit in plaats van vooruit op de weg naar grotere veiligheid. Hel moeizaam verloop van ontwapeningsconferenties kan een belere bijdrage aan de vrede leveren dan propaganda voor vlotte leuzen over kernwapens die de wereld uil moelen.
VefZl.)ening en vijandsbeeld Maar moet een christen, die in Jezus' verzoenend handelen onder de mensen gelooft, niet heel anders tegen 'vijanden' aankijken dan bijv. de Amerikarien bet tegen de Russen doen? Moet hij niet geloven dat Jezus alle mensen met elkaar verzoend heeft en dat we daarom onze vijandsbeelden kunnen
20
Kerk en Vrede, met een voorprent onder het mollo 'Gij zult geen gegoten beelden maken
opruimen? Zoiets klinkt heel bijbels. We lezen in de discussies over kernbewapening van kerkelijke zijde immers geregeld dat we moeten kiezen voor een bijbels verzoeningsmodel? En men wil dat de mensen in de politiek meer gaan geloven en minder gaan berekenen. De ander die wij vijand noemen, is eigenlijk geen vijand, en als wij nu maar met eenzijdige ontmanteling van kernwapens beginnen, volgt hij vanzelf. We moeten dat durven in het geloof. Tegenover deze redenering zou ik het volgende willen opmerken: Wanneer wij, ook als christenen, in het communisme een ernstige bedreiging zien, verklaren wij niet de Russen tot onze vijanden. Net zo min als wij dat met de Duitsers deden, toen wij HitIers ideologie verafschuwden en daartegen met wapens en al een strijd op leven en dood voerden. Bovendien moeten we met het bijbelse woord 'verzoening' voorzichtig zijn. Wie daarover spreekt, moet bedenken dat het dan gaat over de verzoening met God door het offer van Jezus Christus, tot vergeving van onze zonden. Verzoening is niet allereerst vrede tussen de mensen, maar vrede met God. Zij begint in het hart dat rust vindt in God, om zich uiteindelijk ook over heel de nieuwe aarde uit te strekken. De volgorde is niet omkeerbaar. Als er geen vrede met God is, zal die er ook niet met de naaste komen. In het gebouw van de Verenigde Naties prijkt een kunstwerk van de Rus Wutsjetitsj, dat aan de tekst uit Jesaja
2 : 4 en Micha 4 : 3 vorm heeft gegeven: "Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snl}eimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren ". Dat is inderdaad de vrede die heel de wereld gaat omvatten. Maar men kan haar niet loskoppelen van wat er in het voorafgaande vers staat: het gaat over volken die zich door God laten leiden en op zijn paden willen wandelen (Jes. 2 : 3 : Micha 4 : 2)! Het een is er niet zonder het ander. Daarom ben ik zo vrij op grond van de Bijbel te zeggen dat elke vrede slechts oppervlakkig en broos blijft als zij dit geestelijk element en deze openlijke belijdenis omtrent God en zijn zoon Jezus Christus mist. Zonder waarde is het oppervlakkige soort van vrede, dat de ongebondenheid in deze wereld een beetje in bedwang houdt, niet. Maar men moet daarvoor geen dure bijbelse woorden gebruiken. Een wereld waarin geen nucleaire wapens meer zouden voorkomen, staat op zichzelf nog geen stap dichter bij de verzoening dan de huidige wereld. En het omgekeerde geldt eveneens: een wereld met nog meer kernwapens zal die verzoening, zoals ieder die in Jezus gelooft daaraan deel mag hebben, niet ongedaan maken. Ook dat valt uit de Bijbel te leren als het over geweld en vrede gaat: Kernwapens hebben geen beslissende stem, ook al zouden ze exploderen. Er is een vrede die alle begrippen te boven gaat en voor altijd veilig ligt (Filippenzen 4 : 7).
Publieke opinie, de kerken en buitenlandse politiek De onderzoeksgroep 'Binnenlandse beïnvloeding van het Buitenlands Beleid' van het Leids Instituut voor Internationale Studiën houdt zich bezig met onderzoek naar welke binnenlandse factoren en processen meespelen in de totstandkoming van bet Nederlands buitenlands beleid. Pb.P. Everts, lid van die werkgroep, heeft zich dan ook een promotieonderwerp uitgezocht dat daarbij aansluit, en waarbij hij bovendien persoonlijk betrokken is, als verbonden aan de vredesbewegingen: 'Public Opinion, the Churches and Foreign Policy'. Het proefschrift richt zich op het vormen van theoriëen over processen bij de totstandkoming van de buitenlandse politiek (druk uitgeoefend door elites, activiteiten van belangen en pressiegroepen, en het gedrag van kiezers). Met name de kerken, de daarmee verbonden vredesbeweging en de publieke opinie komen daarbij aan bod.
De theoriëen Na het werk ingeleid te hebben, inspelend op de argumenten die voor- en tegenstanders van een democratisering van de buitenlands politieke besluitvorming naar voren hebben gebracht, geeft Everts aan welke veranderingen er in Nederland hebben plaatsgevonden. Hij wijst op het afnemen van consensus over het buitenlands beleid (zie daarover bijv. ook G . de Vries in JASON 198112) en op de ontwikkeling dat de binnenlandse politiek steeds meer door de buitenlandse beïnvloed wordt en vice versa. De bevolking wordt steeds meer direct geraakt door het buitenlands beleid. De politiek, over democratisering gesproken, wordt nog steeds bepaald door een kleine kring, maar die is groter dan voorheen, en qua samenstelling veranderd: ook de vredesbeweging maakt nu deel uit van de elite. Een model voor de totstandkoming van de buitenlandse politiek wordt vervolgens opgezet. De 'pu-
blieke opinie speelt daarbij natuurlijk een rol, en daarop wordt nader ingegaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen niet-georganiseerde publieke opinie (de massa, het 'aandachtig publiek', opinion leaders en de politieke elite) en de georganiseerde (partijen, massa-organisaties, belangengroepen media etc.). Een dergelijk onderscheid blijkt nodig. Tevens analyseert Everts situaties waarin door hen meer of minder invloed kan worden uitgeoefend.
De toetsing In het tweede deel van zijn proefschrift worden het besluitvormingsmodel en de opgezette theoriëen getoetst aan empirische gegevens en voorbeelden uit de praktijk. Zoals eerder aangeduid onderscheidt Everts vier 'cirkels' in de publieke opinie, die der besluitvormers (formele elite), die van degenen die hen direct beïnvloeden en ermee verbonden zijn (informele elite), de cirkel van hen die georganiseerde pogingen doen directe en indirecte invloed uit te oefenen (resp. gericht op de formele elite en op de andere cirkels), en tenslotte die van het publiek, de 'massa' . Eerst gaat Everts in op de informele elite. Hij neemt de kerkelijke leiders als voorbeeld. (Dat is overigens wat merkwaardig omdat uiteindelijk uit het onderzoek blijkt dat zij weinig directe invloed op de besluitvormers (kunnen) uitoefenen, en ook niet met hen 'verbonden' zijn). Vervolgens behandelt hij actiegroepen als voorbeeld van de derde cirkel, en daarna de 'massa', waarvan hij het kiesgedrag onderzoekt. De kerkelijke elite
de, en dat gebeurt in Nederland radicaler dan elders. In het kader van de 'politieke verantwoordelijkheid der kerken' wordt niet meer geschuwd politieke uitspraken te doen in naam van de gehele kerkgemeenschap. Everts gaat in op de uitspraken over oorlog door de jaren heen, evenals op die uitspraken waarin de relatie met het IKV aan de orde komt. Hij schrijft dat nog gezien moet worden, of de kerken bereid zijn door te gaan op hun weg concrete politieke gevolgtrekkingen te .verbinden aan de afwijzing van de wapenwedloop, in hoeverre de kerken in staat zijn een alternatief voor afschrikking te geven, en of de kerken polarisatie te boven kunnen komen. Op grond van onderzoekingen die beschreven worden, blijkt de kerkelijke elite vrij extreem te zijn, en tesamen met de actiegroepen lijnrecht te staan tegenover ' hoge ambtenaren en de zakenelite' als het om vragen van vrede en veiligheid gaat. Het blijkt tevens, zo stelt Everts, dat de kerkelijke leiding weinig toegang heeft tot de besluitvorming. De kerken worden tot indirecte beïnvloeding gedwongen. Later blijkt dan nog eens dat ook op dat gebied de leiding van de kerken zich op niet veel invloed kunnen beroemen. Everts gaat na waar de kerkelijke elite de steun voor baar standpunten eigenlijk vandaan haalt. Hij komt dan tot de conclusie dat die steun merkwaardigerwijs meer van niet-religieuzen komt dan van actieve of inactieve kerkleden. Hetzelfde geldt voor de met de kerken verbonden actiegroepen: ook die vinden meer steun buiten dan binnen de kerken. Wat kan daarvan de oorzaak zijn? Everts suggereert dat mensen lid worden of blijven om persoonlijke redenen (geweten, wens om tot een gemeenschap te behoren enz.) en de politiek van de leiding maar 'op de koop toe nemen'. Dat levert dan wel problemen op voor die leiders en de vredesbeweging, zeker nu tegenbewegingen op gang komen. De kerkelijke leiders kunnen hun meningen 'inpakken' als suggesties voor discussie en zo, maar moeten oppassen dat de kloof met de achterban niet te groot wordt.
De kerken spreken zich steeds meer uit over problemen van oorlog en vre21
De Actiegroepen In hoofdstuk 6 behandelt Everts de campagne van het IKV. Of, en hoe de Nederlandse veiligheidspolitiek echt door het IKV beïnvloed is kan niet gezegd worden wegens gebrek aan voldoende gegevens. Wel zou er een verschuiving in de publieke opinie te zien zijn. Bewustwording van de gevolgen van een kernoorlog - angst -, democratisering, de campagnes tegen kernenergie in het algemeen, maar ook de concrete doelstellingen van acties als die tegen 'de kruisraketten' of 'de neutronenbom' hebben er toe geleid dat een omkering van de bewijslast heeft plaatsgevonden. De voorstanders van plaatsing zijn in de verdediging gedrongen. Toch blijft de vredesbeweging in de problemen, wegens gebrek aan duidelijk resultaat. Ook zijn de afgelopen parielJlentsverkiezingen niet al te gunstig voor hen geweest. Ook de kloof in de achterban speelt mee.
De massa De vierde cirkel is die van de 'mood in the country'. Is de vredesbeweging representatief, of slechts een topje van een ijsberg? De brede steun die bestaat voor het NAVO-lidmaatschap wordt besproken: een steun van ± 78 % van de bevolking. Iets meer dan een derde van die groep meent dat Nederland zich niet aan meerderheidsbeslissingen hoeft te houden, maar ongeveer twee derden van diegenen die afwijken van een meerderheidsstandpunt toestaan, is van mening dat dit niet ten koste mag gaan van Nederlands invloed. De bevolking lijkt niet erg consistent: gebruik van kernwapens wordt in het algemeen verworpen (± 75 %) zegt Everts. Toch vindt 40% het gebruik van kernwapens wel acceptabel wanneer Europa met nucleaire wapens wu worden aangevallen. ' Nog steeds een minderheid' merkt Everts over hen op, maar het is wel een relatieve meerderheid (van de ondervraagden wil 21 % in dit geval het leger inzetten - waarbij onduidelijk is of daarbij dan ook kern22
wapens mogen worden gebruikt - 20% mobiliseert slechts, en 19% geeft zich over). Everts komt tot de conclusie dat 35% van de bevolking 'nucleair pacifist' is, d.W.Z. een kernoorlog erger vindt dan overgave. De genoemde 40% komt echter in andere tabellen (op p. 238) boven de vijftig (resp. 53% en 51 %), (tegen 37% resp. 36% die de verschrikkingen van een kernoorlog zelfs in het uiterste geval niet aanvaart). Dan is de minderheid van Everts omgeslagen tot een (zij het een nauwe) absolute meerderheid die in het uiterste geval gebruik van kernwapens accepteert. De marges zijn klein, en cijfers moeten blijkbaar voorzichtig behandeld worden. Even verder beweert Everts weer dat in oktober 1981 een omslag heeft plaatsgevonden naar 50% 'nucleaire pacifisten' tegen (31 % plus 11 % is) 42% die dat niet is. Van de beide enquêtes die hij aailhaalt waarin een meerderheid zo nodig gebruik van atoomwapens wel aanvaardt,
is overigens alleen het jaartal (1981) aangegeven, wat de duidelijkheid niet ten goede komt. Hoe het ook zij, Everts uitdrukking 'an almost total rejection of the actual use of nuc/ear weapons' klinkt wat 'tendentieus'. Het publiek is niet echt omgezwaaid Verdere berekeningen volgen over angst die men voor een Sowjet aanval heeft, machtsverhoudingen, de rol van de VS, defensie-uitgaven enz. Everts concludeert uiteindelijk dat het er in Nederland wel op mag lijken dat er een heroriëntatie van het publiek heeft plaatsgevonden, (de intensieve discussie zou daarop wijzen), maar dat daavan op grond van de cijfers niet veel blijkt. Zelfs de noodzaak van een militair evenwicht wordt onderschreven door de meerderheid. De mening van Everts dat de politiek van de NA va daarentegen 'strongly' verworpen wordt komt wals gezegd wat twijfelachtig over. Nogmaals: de marges blijken klein, en recente gegevens zijn er ook volgens Everts niet (I). Een ze-
kere discrepantie is wel aaAwezig tussen de steun voor de NA va en de afwijzing van gebruik van kernwapens, en Everts zegt 'daarover: '... It could be that mass opinions as measured in the traditional way do not .show the changes which we infer from the increased public debate and current actions to show disagreement with conventional policies. .. It may wel be that what we see in the Netherlands is not so much a change in the distribution of opinions as a change in the intensity with which they are held . .. ' Tenslotte verdiept Everts zich in de verkiezingen van 1981 en 1982 en het belang - vrij uniek in de Nederlandse parlementaire geschiedenis - dat buitenlands-politieke onderwerpen daarbij hadden. Dat belang was het gevolg van het optreden van actiegroepen. Toch was in 1981 de invloed van het kernwapendebat vrij gering. Alleen aan de linkerkant van het politieke spectrum lieten mensen hun stemgedrag erdoor beïnvloeden, en dan nog in geringe mate. In 1982 stonden de partijen met een 'positieve houding tegenover kernwapens' op winst, maar geZien de ervanng van 1981 besluit Everts dat deze uitslag niet mag worden gezien als een referendum over kernwapens. Ik heh het lijvige werk met plezier gelezen: het is goed geschreven en helder van opbouw, (al is de lay-out wat saai). Over sommige interpretaties kan men wellicht van mening verschillen, maar over het algemeen is het zeer interessant en actueel. M.D.
Philip Pelgrim Evcrts 'Public Opinion, the Churches and Foreign Policy; Studies of domestic factors in the making of Dutch foreign policy' Proefschrift, Leiden 1983. pp. 427.
Noot: (1) Om toch wat recente gegevens te noemen , een in mei-juni 1983 uitgevoerd opinieonderzoek van Langendijk voor de Atlantische Commissie vond dat 71 % van mening is dat de NAVO bijdraagt tot vrede en veiligheid, 82% dat Nederland NAVO-lid moet blijven. 77% vond dat, van de NAVO uit bezien, tweezijdige ontwapening geen succes heeft , maar men verwacht niet al te veel: 71 % meent dat, wereldwijd bezien, kernwapens toch niet te ontmantelen zijn. (Bron: Atlantisch Nieuws 14 juli 1983, nr. 1983/ 6).
'Het Doel en de Middelen'. Waarover gaat de interne discussie binnen 'De Nederlandse Vredesbeweging'? , . .. We zijn allemaal zeer verontrust over de kernbewapening. Omdat we de boodschap van Hiroshima begrepen hebben. Of omdat we al eens een oorlog hebben meegemaakt. Of omdat we kinderen hebben. In ieder geval omdat we willen leven . . . '
Zo begint 'Het Doel en de Middelen' van Lou Brouwers en Jaap Rodenburg. 'Het Doel en de Middelen' is een verzameling van allereerst vier interviews die de samenstellers van het boekje hadden met Mient-Jan Faber (IKV), Nico Schouten (Samenwerkingsverband Stop de N-bom/ Stop de Kernwapenwedloop) Anna Roos Bos en Frouke Smid (Vrouwen voor Vrede) en Hans Wiebenga (Platform Radicale Vredesgroepen). De interviews worden gevolgd door een discussie tussen Hogebrink (IKV) en Schouten, en een discussie tussen de geïnterviewden, aangevuld met Hans Last (Werkgroep Noodplan Amsterdam), over de strategie van de vredesbeweging in 1983 (het jaar waarin voor het eerst moet blijken of de Nederlandse vredesbeweging in staat is een doorslaggevende politieke vuist te maken) en de verschillen in benadering. In het boekje staan centraal de vragen wat de vredesbeweging eigenlijk wil, wat er wel en niet bereikt is, en hoe het nu verder moet gaan. Onderwerpen als het 'gezicht van de vredesbeweging', democratie en burgerlijke ongehoorzaamheid, radicalisering, maar ook 'Wat is haalbaar?' komen aan bod naast andere. (Onder 'de Vredesbeweging' wordt blijkbaar het IKV c.s. begrepen, iets waar het ICTO of de Stichting Vredespolitiek terecht bezwaar tegen zullen aantekenen). De interviewers zijn evenals de geïnterviewden afkomstig uit die vredesbeweging zelf, en de vragen zijn dan meestal ook '\ief gesteld, 'naar de ondervraagde toe'. ('Overigens, wat vind je van de hetze-campagne die af en toe in de rechtse media ook tegen jullie gevoerd worden als zouden jullie door
Moskou betaald worden?'). De vragen komen wel eerlijk over, en leggen bijvoorbeeld ook verschillen bloot tussen de groeperingen. Ook moeilijke vragen (als 'Overschat je daarbij niet de mate waarin de basis geïnformeerd wordt?') worden niet uit de weg gegaan. Wel is duidelijk dat vragenstellers en de ondervraagden dezelfde meningen delen in de grond van de zaak, en dat er van het echt tegenover elkaar stellen van argumenten van voor- en tegenstanders geen sprake is. Het was dan ook niet de bedoeling: het is het boekje van en voor de vredesbeweging (een 'gids' zeggen de samenstellers zelf). Met het gevaar natuurlijk dat je in een kringetje blijft ronddraaien. Toch is het ook voor niet leden van de beweging interessant, omdat er wat inzicht gegeven wordt in doen en denken van de beweging. Daarin komen, zoals gezegd, her en der wat onderlinge verschillen naar boven. Om een indruk te geven: Verschillen zijn er bijvoorbeeld over de vraag hoe 'vrede' te bereiken. Het Platform Radicale Vredesgroepen zegt hierover dat overgegaan moet worden tot onmiddellijke volledige eenzijdige ontwapening. Bij Vrouwen voor Vrede bestaat daarover geen officiële opvatting (die bestaat bij hen overigens over geen enkel probleem), terwijl het IKV voor eenzijdige stappen, maar niet voor eenzijdige ontwapening is. Het platform wil dat Nederland zich uit de NA VO terugtrekt, terwijl het IKV lidmaatschap van de NAVO nog nuttig acht om invloed uit te kunnen oefenen.
Het valt in het algemeen op dat het IKV wat gematigder overkomt, en zich bovendien op 'de politiek' wil richten. Faber: 'Het is een onontkoombaar proces dat je steeds verder in de realiteit schuift. Onontkoombaar en noodzakelijk . .. 'Iets eerder zegt Faber echter over de oorzaken van het wegvallen van de discussie over denuclearisering van Nederland binnen de PvdA: ' ... De politiek - en dan met name de politieke partijen die regeringsverant-
woordelijkheid kunnen dragen - is gaan bekijken waar de grenzen van het mogelijke liggen . .. ' Lag ' Kernwapens uit Nederland' buiten de grenzen van het mogelijke, vraagt me'n zich dan af? Toch stelt Faber: '.. .. We proberen elkaar te leren dat je eigenlijk een politiek dier moet worden, dat je politiek moet gaan denken en niet alleen maar bij je begin idealen kunt blijven stilstaan . .. 'Maakt de getuigenisethiek plaats voor gezindheidsethiek? Wiebenga (van het Platform) meent dat de 'verfijningen en nuanceringen van het officiële standpunt van het IKV en Pax Christi bij de massa van de bevolking niet meer overkomen' en ziet een radicalisering bij de achterban. Hij beweert dat daardoor een kloof ontstaat tussen de top en de basis in het IKV: '.. . De leiding vlln het I K V en Pax Christi zitten in een sterk spanningsveld. Vanwege de binding met het CDA krijgen ze vanuit de kerken te horen dat ze niette radicaal mogen worden, vanuit de basis daarentegen is er een sterke stroming om te radicaliseren . . . ' Faber ziet de kloof niet zo. Het is overigens interessant het bovenstaande met de mening van Everts te vergelijken (zie elders in dit nummer) die meent dat er wel een kloof loopt door het IKV: tussen de radicale kerkelijke elite en een meer conservatieve basis. Een zekere rivaliteit bestaat er dus ook hierin tussen de verschillende vredesgroepen. Die blijkt ook uit de discussie in Deel I!. Er blijkt binnen de beweging nog steeds continu gedacht te worden over de strategiëen en tactieken die gebruikt kunnen worden om de doelstellingen te verwezenlijken. De vredesbeweging claimt over het algemeen de steun van de meerderheid van de bevolking (zie ook Everts), en loopt met plannen voor een volkspetitie. De mogelijkheid bestaat echter dat toch besloten wordt de raketten te plaatsen, en de actiegroepen kunnen dus niet om de vraag heen hoe de legitimiteit van eventuele tegenacties bewezen kan worden. Dat blijkt lastig. In 23
de interviews uiten allen w hun twijfels over het democratisch gehalte van de parlementaire democratie in zaken van defensie. 'Die functioneert niet goed genoeg' is het meest gehoorde argument. Of men gooit het op '... een wegwerpen van een wezenlijke overtuiging van de minderheid, waar een meerderheid niet overheen behoort te walsen . ... ' De vraag of de minderheid dan wel over een meerderheid heen mag walsen wordt niet gesteld, maar het antwoord daarop is waarschijnlijk af te leiden van de moraal: '... Dit is bouwen aan de atomaire vernietiging. .. dan kan gehoorzaamheid aan formeel democratisch genomen besluiten niet meer verlangd worden . . . Voor iemand die wel in afschrikking gelooft als (voorlopig) middel, zal dit niet al te overtuigend overkomen. Zoals uit deze en andere discussies blijkt is er binnen de vredesbewegingen her en der wel een zekere bereidheid om tot burgerlijke ongehoorzaamheid over te gaan als de nood aan de man komt. Ook hier is echter bepaald niet ieder op dezelfde golflengte. Faber ('We zijn nog niet wver dat de straat regeert, en gelukkig maar') heeft zijn mening nog niet kunnen bepalen. Hij ziet een burgeroorlog, ook een geweldloze, alleen maar averechts werken en gelooft niet zo in de bereidheid van zijn achterban ('voor 95% afkomstig uit de gewone burgerij') om de oorlog aan de maatschappij te verklaren. Toch maakt hij zich wrgen over het 'masochisme' van mensen die alles maar over zich heen laten komen. Van de geïnterviewden lijkt alleen het platform vastbesloten tot actie over te gaan. Over één ding (eindelijk) zijn ze het eens: acties moeten geweldloos zijn. Verschillen worden verder uit de doeken gedaan of bedekt in deel lIl, de 'discussie over het doel en de middelen'. Tenslotte is in de Bijlagen het Actieplan 1983 van 'de' Nederlandse vredesbeweging' opgenomen, evenals het 'Noodplan' voor burgerlijke ongehoorzaamheid tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland, van de Werkgroep Amsterdam. Een wat oneerlijk plannetje: gemeentehuizen worden de dupe. Dit levert overigens, zoals ook elders te vinden is, een fraai voorbeeldje van 'vredesproza' op: 'Lijfelijke blokkade. Hierbij worden de ingangen van het gemeentehuis geblokkeerd door een massale toeloop van verontruste, angstige en kwade mensen . .. Een stap verder is om de gemeente-
24
raadszaal te bezetten: neem plaats in de zetel van de burgervader, de wethouders en de raadsleden, en formuleer een eigen beleid voor vrede. De ex-burgemeester en raadsleden kunnen worden uitgenodigd om naar de mening van de vredesactivisten / woedende inwoners te luisteren. Men leze de genomen besluiten voor, eventueel met trompetgeschal . .. Dit is overigens niet de samenstellers van het boekjè aan te rekenen.
Al met al is het wel een aardige verzameling onder een wat pretentieuze titel (van een strategie is niet echt sprake en 'de vredesbeweging', zelfs niet zoals die door de samenstellers wordt opgevat, is nog lang geen eenheid). De een zal er informatie uit kunnen putten over de emoties en het denken van de vredesbeweging, de ander zal het wellicht als discussiestuk willen gebruiken. Sommige
uitspraken zijn zelfs wel grappig. Zo zijn enkele activisten vrij enthousiast over zich zelf, getuige uitspraken als: '. . . En we kunnen ook een les leren van die Ban de Bom beweging, die zich nogal tegen atoomproeven richtte. Dat heeft in 1963 het succes van het kernstop-verdrag opgeleverd. .. ' (een Vrouw voor Vrede), of '. . . Veel mensen hebben de mening dat, als de kernwapens er niet waren geweest, we allang oorlog hadden gehad. Maar ik ben geneigd om te zeggen dat als de vredesbeweging er niet was geweest, we allang oorlog hadden gehad. . . ' (Wiebenga) 'Het Doel en de Middelen, de Strategie van de Nederlandse Vredesbeweging' Interviews en discussies. Lou Brouwers en Jaap Rodenburg. Uitg. Jan Mets, Amsterdam 1983, 104 pp. fI2,50. M.D.
European Institute for Security Matters Verslag van een conferentie te Luxemburg, 18-20 mei 1983 Op 1 december 1981 werd in Luxemburg het European Institute for Security Matters (E[S) opgericht. Onder de initiatiefnemers bevonden zich: Leo Tindemans, thans minister Buitenlandse Zaken van België; Kai-Uwe von Hassel, oud-minister van Defensie van de Bondsrepubliek Duitsland en thans lid van het Europese Parlement (EP); Martin Bangemann, leider van de liberale fractie in het EP; Jim Janssen van Raay, lid van het EP voor het CDA; generaal b.d. Robert Oose uit België en generaal b.d. Jochen Löser uit de Bondsrepubliek. Het Instituut stelde zich bij de oprichting ten doel "to explore the bases, perspectives and safeguards of security in Europe and to evolve practical and effective instruments and strategies to ensure the survival of Europe as a close ally of the United States ". De laatste zinsnede geeft aan dat het E[S geenszins haar studiën wil richten op een Westeuropese verdediging los van de Verenigde Staten. Europa en de VS worden als twee pijlers van dezelfde brug gezien. Daar Europa in het transatlantische debat over de westerse veiligheid met verschillende tongen spreekt en haar positie hierdoor voortdurend verzwakt, is het van het grootste belang dat de Westeuropese landen tot een gemeenschappelijk standpunt komen inzake hun gezamenlijke veiligheid. Deze Europese veiligheid omvat veel méér dan louter militaire vraagstukken. De energie- en grondstoffenaanvoer, de publieke opinie en de wapenaanschaf horen evenzeer thuis onder de noemer 'Europese Veiligheid;. Het E[S stelt zich ten doel de grondbeginselen van de Europese veiligheid te definiëren en te ontwikkelen. Door het uitgeven van up-to-date analyses, rapporten en studies alsmede door het organiseren van jaarlijkse conferenties tracht het EIS dit doel te verwezenlijken. De resultaten van het onderzoek van dit 'policy lnstitute' dienen de inspanningen van in eerste instantie het Europese Parlement en vervolgens van andere Europese instellingen op het gebied van veiligheidsvraagstukken in brede zin te ondersteunen.
[n welke mate het EIS er in de praktijk in zal weten te slagen haar doelstellingen te verwezenlijken moet afgewacht worden. [n ruim anderhalf jaar is het Instituut erin geslaagd een groot aantal deskundigen aan te trekken voor het verrichten van onderroek. Binnen afzienbare termijn vallen O.a. publicaties te verwachten van de Tilburgse hoogleraar Alting von Geusau over The Securityof Western Europe en van Jochen Löser over Modern Non -Nuclear Weapon Systems. Te hopen valt dat deze studies internationale aandacht zullen trekken. Kijkt men naar de samenstelling van de twee bestuursorganen van het E[S - de beleidsbepalende Supervisory Boardo.l.v. Kai-Uwe von Hassel en de uitvoerende Board of Directors Q.l. v. de Nederlander Sleeswijk Visser - dan zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen. Op bestuurlijk niveau is sprake van een dominantie van Westduitsers en Nederlanders. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn ondervertegenwoordigd, wanneer men het belang van de defensie-inspanningen van beide landen in acht neemt. De latente anti-Europese houding van vele Engel-
**** tEIS; ****
sen en de nationalistische oriëntatie van vele Fransen zullen hier mogelijkerwijs debet aan zijn. Ernstiger dan het gebrek aan voldoende regionale spreiding is de tamelijk eenzijdige politieke oriëntatie van de E[S-bestuurders. De meesten zijn van christen-democratische huize. Het aantal vertegenwoordigers van liberale en socialistische partijen is uiterst gering, waarbij overigens aangetekend dat in diverse socialistische partijen in West-Europa geringe belangstelling is voor een Europese aanpak van de veiligheidsproblematiek. Tot slot rou men erop kunnen wijzen dat de nauwe banden tussen het E[S en het Europese Parlement - de helft van de zestien leden van de Supervisory Board is lid van het
EP - het gevaar met zich meebrengt dat een verminderde belangstelling voor het werk van het EP, waar helaas tekenen in vele EG-lidstaten op wijzen, zijn weerslag zal hebben op de activiteiten van het EIS. Te hopen valt dat het EIS er in zal slagen een evenrediger vertegenwoordiging uit de verschillende Westeuropese landen te verkrijgen en een politieke pluriformiteit zal kunnen tonen. Beiden zijn immers premissen om tot een daadwerkelijke Europese standpuntbepaling inzake veiligheidsvraagstukken te kooien.
Een Conferentie Van 18-20 mei j.l. organiseerde het E[S in Luxemburg een conferentie met als thema The Defense of Western Europe and the Influen ce of Trade and In dus try upon this. Helaas waren slechts twee van de dertien lezingen aan dit onderwerp gewijd. Dr. David Greenwood, hoogleraar aan de universiteit van Aberdeen leidde die discussie in met een verhandeling over Imperati ves and Incentives, Prospeets and Opportunities of a Common European Defense Collaboration. Or. Greenwood onderscheidde twee factoren die met elkaar in strijd lijken te komen: enerzijds voelt men overal de behoefte de conventionele bewapening uit te breiden teneinde de afhankelijkheid van nucleaire gevechtsveldwapens te verminderen - het voorkomen van een zgn. early use van kernwapens - anderzijds verhindert de economische crisis en het trage herstel hiervan dat de nodige gelden ter beschikking kunnen worden gesteld. Hij achtte het dan ook noodzakelijk om beschikbare middelen meer efficiënt te gebruiken en in de NAVO een 'specialisatie van wapen-productie' na te streven. Een toereikende verhoging van defensiebudgetten is tenslotte niet mogelijk. Daarnaast biedt de tegenwoordig veel besproken Two Way Street (zie ook JASON 1983-1) volgens Greenwood weinig perspectieven. Binnen de Senaat en het Congres van de VS is de oppositie te groot om op aanvaardbare schaal import van Europees militair materieel toe te staan. Via
25
een Eurogroep en de Independent European Program Group (IEPG) is weliswaar hier en daar wat vooruitgang geboekt, maar verder dan 'enige avontuurtjes' lijkt men niet te komen. Or. Greenwood pleitte dan ook voor samenwerking tussen de EG-landen inzake defensie-industrie en het bevorderen van specialisatie - bepaalde landen zouden ernaar moeten streven datgene te produceren waar ze goed in zijn. Ook de vraagzijde van de NAVO-wapenhandel zou hierop moeten inspelen waarbij tevens standaardisatie meer mogelijkheden geboden wordt. Zoals in het Greenwood/ Davignon rapport van de Commissie van de EG blijkt, kan de Gemeenschap nog geen samenwerking opleggen aan de lidstaten, maar de EG heeft wel de middelen die te 'bevorderen'. Een voorbeeld van zulke samenwerking zou die van de Groep van 17 (de hoofden van 17 belangrijke ondernemingen in Europa) over een 'gemeenschappelijke onderzoekinspanning' zijn. Veel vooruitgang is echter nog niet bereikt. Or. Greenwood concludeerde dat er meer effectief gebruik gemaakt moet worden van de mogelijkheden om tot Europese samenwerking te komen. In tegenstelling tot Greenwood meende Robert Calaway (Deputy Defense Advisor Research & Engineering van de VS-Vertegenwoordiging bij de NAVO) dat wederzijdse transatlantische militaire handel wel succes had en heeft: "The two way street is alive. Today there are more opportunities than ever for ils expansion, and the subsequent archievement of an affordable con ventional deterrent lies within our grasp". Niet dat er geen problemen
zouden zijn: de concurrentie van Europese en Amerikaanse industrieën zou standaardisatie niet bevorderen, het kunstmatig tot stand brengen van een Two Way Streetvervalst de concurrentie - die tot nu toe in het voordeel van de VS werkte vanwege de grotere markt en de beschikbare middelen - en bovendien wordt her en der beweerd dat uitwisseling van technolo-
gie tussen 'West en West' de concur-
rentie-positie van de technische industrie in gevaar brengt omdat dan eigen vindingen gedeeld moeten worden. Ook politieke wrijvingen, zoals geschillen over verhoging van het defensiebudget en economische zoals mededinging tussen de VS en Europese landen om derde landen van wapens te voorzien, maakt een en ander niet makkelijker. Toch zag Calaway mogelijkheden. Ook op hoog niveau wordt de noodzaak van meer efficiënte en de rol die samenwerking tussen Europa en de VS. Daarbij kan spelen meer en meer erkend, zoals z.i. zou blijken uit het slotcommuniqué van de Bonn top (iuni 1982) en uit het Roth-Glenn-Nunn amendement op de Amerikaanse defensiebegroting van 1983. Ook bieden de zgn. emerging technologies (nieuwe ontwikkelingen op gebied van electronica, optische instrumenten, computers etc.) kansen voor samenwerking. De kleine landen zouden zich dan bijv. speciaal op de micro-electronica kunnen richten, terwijl grotere landen of multi-nationale consortia de grotere en duurdere systemen op zich zouden moeten nemen.
Tenslotte wees Calaway op de fouten die voorheen zijn gemaakt (niet-noodzakelijke produkten werden aangeboden, of aanbod vond plaats op een verkeerd tijdstip) en spoorde ondernemingen aan zulke fouten, die niet te wijten zijn aan barricades op de Two Way Street, te voorkomen. Concluderende: de mogelijkheden voor een redelijk Europees aandeel liggen in het inspelen op de nieuw~ technologieën, waarbij door tevens overbodig dubbel werk bij onderzoek, ontwikkeling en productie voorkomen kan worden. Impliciet bleek dat hij de oplossing van Europese verlangens meer zag bij samenwerking tussen de VS en de verschillende Europese landen dan bij een samenwerking binnen Europa. De benadering van Calaway en Greenwood spreken elkaar overigens niet tegen. De rest van de tweedaagse conferentie
Naar een Europees veiligheids beleid? Wij zijn van oordeel dat de tijd gekomen is om in de Europese Gemeenschap de vredes- en veiligheidsproblemen Ie behandelen, om duidelijkheid terzake te bereiken en om nieuwe ver-
26
antwoordelijkheden op dit gebied te ontwikkelen en aan Europese groeperingen en instellingen op te dragen, zulke binnen het kader van de gemeenschappelijke positie van het Westen.
werd besteed aan een veelheid van onderwerpen - waardoor ook de discussie wat verward verliep. Zo kwamen O.a. ter sprake initiatieven van het Europees Parlement inzake veiligheidsvraagstukken (Or. Martin Bangemann), de maritieme dreiging van het Warschau Pact (oud-Schout-bij-Nacht J. de Seyne, Frankrijk), Aspecten van West-Europese verdediging (gen. b.d. Jochen Löser, wiens ideëen in JASON 1983-2 becommentarieerd werden), de West-West relatie (Robert Blackwill, eerste plaatsvervangende onderminister voor Europese Zaken op het State Department) en de invloed van het Midden-Oosten (Mme Ganier-Lançon, Frankrijk), Tevens werd gediscussieerd over de vredesbewegingen. Prof. Alting von Geusau plaatste hun acties in het bredere perspectief van neutralisme en pacifisme, terwijl dr. Julian Lewis uit het Verenigd Koninkrijk inging op de Britse vredesbeweging (Campaign for Nuc/ear Disarmement, CND). De bijdrage van voormalig minister van Defensie De Geus over de invloed van de Nederlandse kerken op de WEsteuropese defensie treft U elders in dit nummer aan. Al met al was elk op de conferentie aangestipt onderwerp op zich al een speciale behandeling waard, en de veelheid van problemen en mogelijke meningen gaf dan ook niet voldoenderuimte aan de discussie. Het zou aan te bevelen zijn als het EIS zich bij volgende conferenties waarvoor blijkens gesprekken met deelnemers behoefte bestaat - zou richten op een duidelijk afgebakend onderwerp. Als men zich dan zou concentreren op die aspecten van de defensie van Europa die ook meer betrekking hebben op de EG-bevoegdheden (Oost-West handel, West-West handel, wapenhandel en -industrie, bijv.) en daarbij veelzijdige meningen naar voren zou laten
komen, dan is deelname aan de volgende EIS-conferentie zeker aan te bevelen.
Door Drs. D.H. Zandee, vice-voorziuer van JASON .
Dit citaat stamt uit het rapport De Europese Gemeenschap: vooruitgang of verval? dat medio april 1982 onder auspiciën van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen
"Clingendael" werd uitgegeven.' De vijf auteurs zijn afkomstig uit verschillende lidstaten van de Europese Gemeenschap: professor K. Kaiser, directeur van het Forschungsinstitut der Deutschen Gesel/schaft für A uswärtige Politik te Bonn; professor Th. de Montbrial, directeur van het Institut Français des Relations Internationales te Parijs; professor C. Merlini, president van ·het Instituto Affari Internationali te Rome; dr. W. WaUace, plaatsvervangend directeur van het Royallnstitute of International Affairs te Londen en drs. E.P. WeUenstein (Nederland), voormalig directeur-generaal voor de buitenlandse handel en voor de buitenlandse betrekkingen bij de Europese Gemeenschap te Brussel. Achtergrond van het rapport Gevoed door ongerustheid over het afglijden van West-Europa en het tanende bestaan van de Europese Gemeenschap hebben de vijf auteurs de Gemeenschap aan een kritisch onderzoek onderworpen. Op basis van dit onderzoek zijn ze tot aanbevelingen gekomen voor acties die ondernomen of begonnen kunnen worden zonder op besluiten over bijvoorbeeld institutionale wijzingen te hoeven wachten. De analyses en aanbevelingen hebben zowel betrekking op de sociaal-economische problematiek als ook op vredes- en veiligheidsvraagstukken. Onderstaand wordt voornamelijk op het laatstgenoemde aspect ingegaan.
trekking op de "nieuwe dimensies" van het vredes- en veiligheidsbeleid. Hiertoe rekenen zij o.m. het ontspanningsen wapenbeheersingsbeleid en de politiek inzake de energie- en grondstoffenaanvoer (de zgn. economische veiligheid). Een aantal belangrijke oorzaken van de toegenomen spanningen tussen de Verenigde Staten en WestEuropa worden in het rapport niet of nauwelijks genoemd. Te denken valt bijv. aan de Two- Way-Streetproblematiek, het vraagstuk van de burdensharing en m.n. de uiteengegroeide veiligheidsbelangen en -behoeften, waarover de huidige voorzitter van het Europese parlement Piet Dankert vele jaren geleden al opmerkte dat de Amerikaanse veiligheid de onze niet is. 2 Het ontbreken van een uiteenzetting over de fundamentele oorzaken van de huidige transatlantische meningsverschillen heeft er wellicht toe bijgedragen dat de auteurs zich zeer terughoudend opsteUen inzake een voorspeUing van de verdere ontwikkelingen in de AmerikaansWesteuropese betrekkingen. Ze spreken over "een zekere differentiatie"
tussen de Verenigde Staten en WestEuropa, die enerzijds "een bepaalde verzwakking van de Europese positie in het Amerikaanse veiligheidsdenken in zich bergt" en die anderzijds "een zekere versterking van een eigen Europese opvatting op belangrijke terreinen van de veiligheidspolitiek met zich meebrengt" (blz. 59). Een Europees veiligheidsbeleid
Veranderde internationale omstandigheden Alhoewel de auteurs zich ervan bewust zijn dat juist op het gebied van de veiligheidspolitiek de lidstaten van de Europese Gemeenschap zeer moeilijk tot gemeenschappelijke benadering op Gemeenschapsniveau te brengen zullen zijn, menen zij dat de huidige ontwikkelingen hen hiertoe noodzaken. Een systematische analyse van deze ontwikkelingen blijft in het rapport achterwege. In een tamelijk verwarrende opzet wordt gewezen op het toegenomen belang van de Europese Gemeenschap als economisch blok, op de opkomst van Japan en de nieuw-geindustrialiseerde landen, op de groeiende betekenis van het Midden-Oosten en de Derde Wereld en vooral op de spanningen in de relatie tussen OostEuropa en de Verenigde Staten. De meningsverschillen tussen de Amerikanen en de Westeuropeanen - waarbij de auteurs eraan voorbijgaan dat de Westeuropese landen het onderling vaak niet eens zijn - hebben m.n. be-
Aan de ene kant uitgaand van de toegenomen meningsverschiUen tussen de Verenigde Staten en West-Europa en aan de andere kant constaterend dat de tegenstellingen tussen Oost en West in Europa zuUen voortduren, pleiten de auteurs voor de ontwikkeling van een Europese veiligheidspolitiek. Deze mag niet los staan van het veiligheidsbeleid van de Verenigde Staten, omdat West-Europa aUéén te zwak is om de dreiging van de Sovjet-Unie te kunnen weerstaan. In feite keren de schrijvers terug tot het partnership of equals, een op twee pijlers berustend bondgenootschap, zoals Joho F. Kennedy dat eens verwoordde. Het verschil is dat het Europese veiligheidsbeleid binnen de Europese Gemeenschap ontwikkeld moet worden en niet (meer) binnen de NAVO: "Een Europese identiteit in het veiligheidsbeleid binnen het kader van een gecoördineerde aanpak van de westelijke wereld is thans meer nodig dan ooit. Voor Europa houdt dit een bijdrage tot beide dimensies van het veiligheidsbeleid in: verdediging zowel
als wapenbeheersing en ontspanningspolitiek. De Europese Gemeenschap moet zich er bewust op richten de Europese pijler van de Westelijke veiligheidspolitiek in deze ruime zin te worden" (blz. 65-66). Het ontwikkelen van een Europees veiligheidsbeleid dient er o.a. toe bij te dragen dat: - er in Europees verband een forum bestaat voor het opnieuw vinden van een consensus over vrede en
veiligheid; de kleinere naties meer waardering krijgen voor hun deelname aan het Westerse veiligheidsbeleid; de onjuiste opvattingen, die in sommige Amerikaanse kringen bestaan over de Europese defensie-inspanning, rechtgezet worden. a. Het kader van de Europese veiligheidspolitiek De Europese veiligheidspolitiek moet volgens de auteurs binnen de Europese politieke Samenwerking (EPS) ontwikkeld worden door voort te bouwen op de in Londen bereikte overeenstemming om politieke aspecten van het veiligheidsbeleid binnen dit orgaan te bespreken. Het eerder door de ministers Genscher en Colombo gelanceerde voorstel om binnen EPS-kader regelmatig bijeenkomsten van de Europese ministers van Defensie te houden wordt door de schrijvers van het rapport ondersteund. De EPS zou dan veiligheidszaken over de voUe breedte kunnen behandelen, van verdediging echter met uitzondering van operationele militaire aangelegenheden - tot en met de problematiek van wapenbeheersing en ontspanningspolitiek. Verder zijn de auteurs van mening dat de Westeuropese Unie met haar vergaande verplichtingen tot wederzijdse bijstand versterkt zou dienen te worden als instrument van een Europees beleid door het lidmaatschap aan te bieden aan die lidstaten van de Europese Gemeenschap, die bereid zijn die verdergaande verplichtingen ten aanzien van de Europese verdediging en de coördinatie van het beleid op zich te nemen. In dit verband pleiten de auteurs verder voor gemeenschappelijke zittingen van de Parlementaire Vergadering van de Westeuropese Unie en het Europese Parlement - dat al besloten heeft om zich met veiligheidsproblematiek in te laten - om de waarde van een ontmoetingsplaats voor debatten tussen nationale parlementsleden en Europese parlementariërs over gemeenschappelijke vraagstukken van de Europese verdediging te vergroten.
27
b. Veiligheidsbeleid buiten Europa De auteurs constateren dat buiten Europa plaatsvindende conflicten in toenemende mate een bedreiging vormen voor de vrede en veiligheid in Europa. In dit verband pleiten zij voor het vormen van een Europese kerngroep om maatregelen te nemen en uit te voeren op het gçbied van bijv. diplomatieke actie en vredesbewaring, en indien noodzakelijk ook militaire maatregelen, mogelijkerwijs in de vorm van een "task force". De kerngroep zou gevormd moeten worden wanneer zij nodig is en dienen te bestaan uit lidstaten van de Europese Gemeenschap die daarvoor in aanmerking komen. Deze aanpak zal kunnen voorkomen dat andere landen zonder behoorlijke consultatie van de Westeuropese landen zullen handelen op terreinen die van wezenlijk belang zijn voor de Europese veiligheid.
c. Versterking van de con ventionele verdediging Dit kan in de eerste plaats gebeuren door de conventionele structuur te versterken, zowel kwalitatief als kwantitatief, waarbij de banden van Frankrijk met de westelijke conventionele verdedigingsstructuur versterkt dienen te worden. In de tweede plaats moeten de mogelijkheden van specialisatie en arbeidsverdeling op militair terrein meer uitgebuit worden. d. Een Europese dimensie bij de nucleaire afschrikking Op dit gebied zien de auteurs geringe mogelijkheden. Op langere termijn achten zij het mogelijk dat de Britse en Franse kernmachten " ge-europeaniseerd" worden. De overige Westeuropese landen zouden dan in een orgaan vergelijkbaar met de Nucleaire Planning Group van de NAVO deel moeten nemen aan de bespreking van de doelen en mogelijkerwijs een financiĂŤle bijdrage kunnen leveren. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zouden een uitdrukkelijke garantie voor het grondgebied van hun Europese bondgenoten moeten geven.
e. Een Europese Wapenaanschaf Agentschap Daar de kosten van moderne technologische bewapening snel stijgen, daar de Westeuropese landen steeds meer in de problemen komen met hun defensiebegrotingen en daar standaardisatie en taakverdeling ondanks inspanningen van de Eurogroep en de Oljafhankelijke Europese Programma Groep gefaald hebben, zijn de auteurs de mening toegedaan dat het dringend nodig is een Europees Wapenaanschaf
28
Agentschap op te richten. Het doel van dit door de Europese Gemeenschap op te zetten Agentschap is om delen van het Ambtelijk apparaat der lidstaten te bundelen, met inbegrip van die welke zich met onderzoek en ontwikkeling bezig houden, om een beleid van wapenstandaardisatie binnen Europa en in samenwerking met NoordAmerika uit te werken en tot uitvoering te brengen. Slotopmerkingen De constatering dat het noodzakelijk is om een Europese politiek of identiteit inzake de veiligheidsproblematiek te ontwikkelen is niet van vandaag. Het bestaan van de Eurogroep en de Onafhankelijke Europese Programma Groep en het feit dat het Europese Parlement zich sinds kort met veiligheidszaken bezighoudt tonen aan dat velen de zorg van de vijf auteurs van het rapport delen en op verschillende wijzen getracht hebben de Europese inbreng in het westerse veiligheidsbeleid te versterken. Het succes van deze pogingen is echter beperkt geweest. Het recente gekrakeel over de TwoWay-Street en de mogelijke aanpassingen van de NAVO-doctrine van de voorwaartse verdediging - om twee actuele voorbeelden te noemen - laten zien dat West-Europa voor wat betreft de veiligheidsproblematiek eerder een reactief dan een actiefbeleid voert. Men kan zich afvragen of het succes van de ontwikkeling van een Europees veiligheidsbeleid niet eerder door de omstandigheden dan door de intenties bepaald wordt. Niet alleen op economisch terrein maar ook op het gebied van de veiligheidsproblematiek doen zich momenteel zoveel problemen voor dat het a priori uitgesloten lijkt tot een gemeenschappelijke formulering van een coherent veiligheidsbeleid te komen. Het ligt meer voor de hand om zich in Europees verband voorlopig te concentreren op een aantal belangrijke onderdelen van het veiligheidsbeleid waar de nood het hoogst is. Gezien de toenemende problemen in de meeste Westeuropese landen om de defensieuitgaven te kunnen financieren lijken meer krachtige pogingen om tot specialisatie en standaardisatie van de bewapening te komen grote prioriteit te moeten krijgen. Over onderwerpen als het in het rapport vermelde militaire optreden buiten Europa lopen de standpunten van de Westeuropese landen dermate ver uiteen dat de aanpak van zulke vraagstukken meer enigheid teweeg zal brengen. Vanuit de Atlantische dimensie gezien vertoont het rapport belangrijke tekortkomingen. Een grondige analyse
van de huidige problemen tussen de Verenigde Staten en West-Europa is niet gemaakt. In de beschrijving van de gewenste nieuwe taken van de Europese Gemeenschap is onvoldoende rekening gehouden met de vraag hoe deze in overeenstemming zijn te brengen met de bestaande taken van organen in NAVO-verband en daarbuiten. Tot slot is men van de veronderstelling uitgegaan dat de ontwikkeling van een Europees veiligheidsbeleid de Atlantische samenwerking ten goede zal komen. De mogelijkheid lijkt echter evenzeer aanwezig dat een sterkere inbreng en een luidere stem van WestEuropa binnen het Atlantische veiligheidsbeleid de (neo-)isolationistische krachten in de Verenigde Staten zullen versterken. Wanneer men de veiligheid van het Westen van groot belang acht zou dat een betreurenswaardige ontwikkeling zijn.
Noten I . K. Kaiser e.a., De Europese Gemeenscbap:
vooruilgang of verval?, 's-G ravenhage
1983. Verkrijgbaar bij het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen "Clingendael" te Den Haag. 2. Piet Dankert, Amerika's veiligheid is de onze niet. In : Internationale Spectator, jrg. XXVII , nr. 12 (juni 1973).
JASON in het kort JASON is in 1975 opgericht door een aantal jongeren is niet gebonden aan enige politieke of maatschappelijke groepering bestudeert internationale vraagstukken organiseert lezingen, conferenties en interna-
blematiek . Behalve het JASON-Magaxine verschijnen ook regelmatig zgn. mini JASON's, die als inleidin gen bij aktiviteiten kunnen dienen . Een greep uit recent verschenen nummers van JASON -Magaxine: Eenzijdige o ntwapening: voorbeeld of waan-
tionale uitwisselingen
beeld?
geeh het tweemaandelijkse blad JASON Magazine uit dat iedere keer aan een speciaal thema is gewijd richt zich op alle jongeren tot 35 jaar
De West-West relatie : Panners in dilemma. In en o m het Kremlin, buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie. Regionale o nrust en Westerse belangen. Wat gebeurt er in latijns Amerika?
Doelstellingen JASON is een jongerenorganisatie die zich ten doel stelt jongeren de gelegenheid te bieden zich met internationale vraagstukken bezig te hou-
JASON organiseert tal van activiteiten die kunnen bijdragen aan het vormen van ccn mening, aan het vaststellen van een standpunt. Lezingen, studiedagen, conferenties, simulatiespelen , uitwisselingen ... Iedere herfst o rganiseert JASON bovendien een zgn. Nationale Conferentie.
ologische basis en is niet gebonden aan enige
JASON over de grenzen
politieke partij of maatschappelijke groepering.
JASON kijkt ver over de grenzen . Letterlijk en figuurlijk . Via zusterorganisaties in o.m. Frankrijk, Ita lië. Groot-Britanië en de Verenigde Staten worden veel internationale contacten gelegd. Regelmatig worden in verschillende landen (studie-) bijeen komsten en internationale seminars georganiseerd.
Zes maal per jaar brengt JASON een eigen Magazine uit. De redaktie tracht, door in ieder nummer een actueel thema te behandelen, vanuit zoveel mogelijk invalshoeken, de lezer een afgerond beeld te geven van de behandelde pro-
Voor een proefnummer van JASON-Magazine kan men zich wenden tot het secretariaat. Bete r is het na tuurlijk dire kt een abonnement te ne me n. Ook donateurs zijn bij JASON van hart( welkom. Wie via donaties het werk van JASON wil steunen kan daartoe contact opnemen met de penningmeester of direct een gift storten op het giro- of bankrekeningnummer van JASON . Secretariaat JASON Alexanderstraat 2 25 14 JL Den H aag
Lezingen, conferenties, studiedagen ...
den. Vrede en veiligheidsproblematiek, de verhouding Oost-West, vraagstukken over bewapening en ontwapening, enz. JASON wil ct:n wezenlijke bijdrage leveren aan de discussie over internationale vraagstukken en de internationale samenwerking. JASON kent geen levensbeschouwelijke of ide-
JASON Magazine
Voor wie is JASON inleressant? JASON staat open voor alle jonaeren die zich voor inte rnationale zaken interesseren
070 • 60 56 58 Degenen die voor het schrijven van een artikel of het geven "an suggesties. denken een bijdrage aan toeko m stige nummers van JASON Magazine te kunnen leveren, worden van harte aan gespoord zich in verbinding te stellen met Maurits Dolmans, te lefo nisch bereikbaar op 071 - 130405. Steenstraat 29. 2312 BT leiden) or zich te wenden tot het secretariaat van JASON.
INDEX JASON MAGAZINE 1982 1 De West-West relatie: Partne .. in dilemma Amerika en Europa en de fmst raties der geschi~e · nis. Prof Dr. F.A .M . A/ring WiU cooperatÎon endure? The future of European · ",.G<usau American relalio ns. Mr. drs. C.D. de Jong Kunnen economische tegenstellingen de NAVO o ndermijnen . Naar een zelfstandiger Westeuropese politiek . R. f~r /kek } .D. Blaauw U.S.-Europa: teleurstellingen en waakzaamheid . Mr. J.S.L. Guallherie Onder hetzelfde dak. maar niet eten uit vanW~1 dezelfde ruif. H .A . Schaper Een crisis in de verhouding V$-West Europa? Interview met de Amerikaanse ambassadeur in NeWilliam J. Dyttr derland . Mr. LJ Brinkhorsl Impressies uit Moskou . Dr. A . Lommers
2 In en om hel Kreinlin, buitenlandse poütiek van de
Sovjet-Unie Drs. A .P. Goudoever
De buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie in de Brenjnev~ra .
Dr. R . Th . Jurrge/'lS
Drs. B. de Jong
A . Haig V. KafÎn
Drs. D . ZIlndee
Binnenlandse aspecten van het buitenlandse ~leid van de Sovjet·Unie. Een soci8.Jistisch verbond van een hoger type? De betrekkingen lUssen de Sovjet-Unie en Oost · Europa . De Ameriaanse visie op Polen . De ge~Ur1enissen in Polen . Versl38 van de Jason scholirrenconfrrentie over eenzijdige ontwapening.
3 Regionale onrust en Weste"", belangen Mr. KE. VosskiJhler
Prof. Mr.B. de Gaoy Fortman R. Grool
Bedreigingen voor Westrrse ~langen buiten het NAVO vrrdraasgebied : problemen en opties. Vitale belangen : leven en ovrrleven . Nederland en militair optreden buiten het NAVO
Prof Dr. Jhr. F.A .M . Win cooperalion endure? Alling von Ckusou Dr. James E. Dougherty A letter from a TransatlantÎc Friend
4 Wat gebeurt er in Latijns·Amerika? Drs. P. Nelissen Dr. L. Schel/ekens
Van slavernij tot multinationals. historische achter· gronden van de onderontwik keling in Latijns· Amerika . E.J . Hertogs Amerikaans-Europese m~~inging in het Carai· bLsch gebi~ . Dr. A.E. van Niekerk N~erland en Latijns-Amerika : Feiten en menin· gen . Mr. W. V. Cohen Stuarl Cuba in Latijns-Amerika I. El Sa.lvador : een case study Drs. B. KretmelS De V.N. ovrr ofllwapenÎng : indmkken van een te· leurstellende zilling.
5 Handel en wandel in de internationale politiek Diplomaten als kaasverkopers. Enkele aspecten van ontwikkelingssamenwerking en buitenlands ~leid vanuit het gezichtspunt van de vakbeweging . Drs. B.P.J .G. KPr"Slens Het N~erlandse over heids~ leid inzake wapenexport . E.J . RoW'n Economische dwangmaatregelen : een illusoire politiek? M . Do/mam Gas uit Si~rie, achtergronden van een explosieve situatie . Mr. W. V. Cohen Sluart Cuba in Latijns·Amerika 11. Dr. L. Doom J. van Rem
6 Bicentennial: A report of an Jason exchange with an American delegation . lLctuff!S by: Mr. A .J. Sligling Dutch contribution to NATO Prof. Dr. A. van Slod~n The CUfTenl state of American·European relations:
vrrdraasgebi~ .
L.c.
is niet in ons ~Iang (verslag van een interview). Drs. D. ZIlnd~ Jason delegatie ~zoekt Bay-seminar Conclusie met betrekking tot de VN·studie inzake kernwapens. Dr.
B~/
Ja Special issue
Eigen~lang
Ifllroduction: Whal u lIuofl 7 Drs. L. W«k~ Dr. H . Wallman The Nethrrlands as a guide Mr. J. L . H tldring A guide belongs to a group Mr. M . van d~r Stoel The role of the Netherlands in international polities
De weersbarst ige revolutie
Drs. Chr. Sand~rs Mr. K.G. de Vries
How troubl~ is our atlantic pannership? The two-way street, which way to go? AUÎtudes of the Netherlands and the European dimension . The European dimension in the West · West relations.
Prof Dr. Jhr. F.A .M . Alling VOl! Geusou Reports of presenrolio/'lS: Ir. J. Cornelis Dutch infrastructure for aircraft research and deve·
lopmenl. Dr. Ir. A.E. Pannenborr Philips and the world-wide competition . Report:
Drs. D. ZlIndet
Impressions from Washington.
JASON organiseert in september weer een simulatiespel
ditmaal over al of niet plaatsing van kernwapens De bedoeling van het spel is om een beter inzicht te verkrijgen in de mechanismen van nationale politieke besluitvorming. A lle sectoren van de samenleving, waarvan men een zekere in vloed op de beslissing tot al of niet plaatsing kan verwachten, zijn in het spel vertegen woordigd: regering, ambtelijk apparaat, parlement, actiegroepen media enz. Elke deelnemer moet een bepaalde rol spelen: minister, ambtenaar, kamerlid, actievoerder, journalist enz. Bij elkaar vormen de spelers het politiek systeem van een denkbeeldig land, Nederije, dat echter veel gemeen heeft met Nederland. Het spel speelt zich af tegen de achtergrond van mislukte onderhandelingen over vermindering van de kernbewapening en zware druk van bondgenoten op de regering om nu eindelijk de plaatsing van kruisraketten op eigen grondgebied toe te laten. Het spel culmineert in een lange nachtelijke zitting van het parlement, waarin het lot van de regering aan een zijde draadje hangt. Wat de uitkomst zal zijn van dit politiek krachtenspel is niet van te voren te zeggen. Het simulatiespel vindt plaats van vrijdagavond 16 september tot zondagochtend 18 september 1983 in het zeer comfortabele kongreshotel"Koningshof" te Veldhoven (nabij Eindhoven). Men gaat uit van zo'n 60Ă 90 deelnemers. Kosten : f47,50pp. inclusief alle maaltijden en logies in het kongreshotel. Meldt U aan voor deelname of vraag eerst het uitgebreidere informatiepakket aan bij: JASON-secretariaat Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag tel.: 070-605658