Jason magazine (1985), jaargang 10 nummer 6

Page 1


Jason Magazine is een tweemaandelijkse uitgave. van de Stichting Jason, gericht op jongeren die zich interesseren voor internationale politiek. In elk nummer wordt aan de hand van een aantal artikelen getracht een evenwichtig en gevarieerd beeld te geven van een internationaal politiek vraagstuk. De redactie behoudt zich hierbij van iedere politieke stellingname, met uitzondering van op persoonlijke titel geschreven artikelen. Wie wil reageren op in Jason verschenen artikelen, of denkt zelf een bijdrage te kunnen leveren, wordt verzocht te schrijven naar: Redactie/secretariaat Jason Alexanderstraat 2 2514 JL Den Haag telefoon: 070-605658 Postgiro: 2561025. Bank: 456855548. O~'ername I'an

in Jasot! Magazine verschenen ar-

tikelen kan slechts geschieden in orer/eg met de redactie.

REDACTIE JASON-MAGAZINE

Hoofdredacteur: Alexander Alting von Geusau.

Redactieleden: Pieter de Baan, Evert Jan Raven, Guido Vigeveno, Govert-Jan Bijl de Vroe, Eugèn van de Pas, Marieke van den Braak, Hans-Martien ten Napel. DAGELUKS BESTUUR: Voorzitter. Frank Caris. Vice-voorzitter. Jaap de Vries. Secretaris: Yvonne Klerk. Penningmeester. Frank Marcus. Public Affairs: Véronique Frinking Public Relations: Karen van Bergen. Algemene Zaken: Erica Veenendaal. ALGEMEEN BESTUUR: A.Alting von Geusau Herman van Campenhout. Drs.R.Geurtsen. Mr.P.H.Goedhart. Mr.M.C.de Groene. Drs.M.T.van der Meulen. Drs.M.Roemers. Drs.L.Schaaphok. Drs.Th.M.A.Verhagen. M.Verweij. 1.P'westhoff. Drs.F.Z.R'wijchers. Drs.D.H.Zandee. ·· .

Leden van het Dagelijks. lJesluur zijn tevens leden van ' " '"

her Algemeen Bestuur.

RAAD VAN ADVIES:

Dr.W.F.van Eekelen (voorz.)." HJ.M.Aben. H.Gabriêls. Dr.A.M.C.Th. van Heel-Kasteel. c.c.van den Heuvel. Dr.L.G.MJaquet. R.C.Spinosa Cattela. Drs.EJ.van Vloten. MrJ.Vos. Drs.M.A. van Drunen Liltel.

REDACTIONEEL. Pagina: I

TERUG- EN VOORUITBLIK BIJ TWEEDE LUSTRUM JASON. Pagina: 2

WAT IS ER MET 'DE' JEUGD AAN DE HAND? Welke verklaringen zijn er voor de veranderingen in de maatschappelijke en politieke oriëntaties van jongeren? Door drs. 1. C. P. M. Vis. Pagina: 3

'MENSEN MOETEN ZICH NIET BLINDSTAREN OP ERVARING'. Interview met het jongste kamerlid, Robin Linschoten (VVD). Pagina: IO

EEN EUROPESE DEFENSIE IS NOG GEEN REALITEIT.

Op het ogenblik vertrouwt het merendeel van de Westeuropese landen voor wat hun defensie betreft op de collectieve zelfverdediging in het kader van de NAVO. Door Emesto H. Braam. Pagina: 13

TERUG NAAR CONSENSUS IN DE BUITENLANDSE POLITIEK.

Een pleidooi voor de terugkeer naar een consensus in de Nederlandse buitenlandse politiek. Door Eric Janse de Jonge. Pagina: 16

EINDELOOS ONDERHANDELEN IN VN-SIMULATIESPEL.

Middelbare scholieren spelen Verenigde Naties. Verslag van het VN-simulatiespel. Door Véronique Frinking. Pagina: 17

NEDERLAND EN HET STREVEN NAAR EUROPESE VEILIGHEID.

ZO naarstig als Nederland altijd streeft naar economische eenheid van de Europe.se Gemeenschap, zo huiverig staat het tegenover de Europese PolItIeke Samenwerking (EPS), met name wanneer het gaat om samenwerking op militair gebied. Door Annelies Meybaum. Pagina: 19


Tien jaar Jason Magazine Tien jaar lang heeft Jason Magazine zich ten doel gesteld jongeren op heldere wijze te informeren over internationale politiek. Alleen al de manier waarop was opmerkelijk: de redactie van Jason Magazine heeft er, in een dikwijls polariserend politiek Nederland, naar gestreefd zoveel mogelijk partijen aan het woord te laten. Een streven, dat in de opzet van de nummers duidelijk tot uiting kwam.

In onze door informatie overspoelde samenleving bleek behoefte te bestaan aan een dergelijke evenwichtige beeldvorming, die vooral jongeren van nut kan zijn bij een kennismaking met de internationale politiek. Het is dan ook deze groep Gongeren van 16 tot 35 jaar) waarop Jason Magazine - waarvan de redactie ook uit jongeren bestaat - zich richt. Het vieren van een tienjarig bestaan is slechts interessant, wanneer er uitzicht bestaat op een zinvoUe voortzetting van onze bezigheden. De redactie vindt dat dat het geval is: zij bevredigt graag behoeften, zowel die van haarzelf als die van de lezers. Zij denkt dit te kunnen doen door het instandhouden van de onpartijdige opzet van het blad, en door daarnaast de presentatie telkens weer te verbeteren, waarbij ook op de voorpagina aUe "kleuren" een kans zuUen krijgen. De kans bestaat dat iemand hiermee niet zal instemmen; opbouwende kritiek is altijd welkom. Lustrumnummer Het is niet zo vreemd dat in dit lustrumnummer de jongeren zelf aan bod komen. Hoe staan zij tegenover (internationale) politiek? Van jezelf weet je het, maar weetje het ook van anderen?


2

Terug- en vooruitblik Eind 1975 werd Jason opgericht en verscheen als eerste levensteken Jason Magazine nr. I. Kort daarop namen de eerste activiteiten een aanvang, met als hoogtepunt de eerste Nationale Jason Conferentie op 12 en 13 juni 1976 te Leiden. Een van de sprekers was de toenmalige staatssecretaris van buitenlandse zaken, L. J. Brinkhorst. Hij werd onder meer geciteerd in NRC-Handelsblad en de Nederlandse Staatscourant. Daarmee kwam Jason voor het eerst in contact met de landelijke pers. Kortom, een belangrijke periode voor de net opgerichte stichting. Sinds haar oprichting stelt Jason zich ten doel jongeren de gelegenheid te bieden ZIch met internationale vraagstukken in het algemeen en vredesen veiligheidsproblematiek in het bijzonder bezig te houden. Daar Jason zich richt op alle jongeren, met een daaraan inherente diversiteit aan meningen, staat het objectieve aanbod van informatie hoog in het vaandel.

Door middel van het Jason Magazine en het organiseren van talloze activiteiten tracht Jason dit doel te bereiken. Het zou in het korte bestek van deze inleiding te ver voeren een opsomming te geven van al de uitgaves en activiteiten. Wel meen ik met enige trots te mogen constateren, dat er dank zij de inspanning van velen in de loop der jaren een zeer actief Jason tot bloei is gekomen, dat zich in een toenemende belangstelling van jongeren mag verheugen. Een toenemend bezoekersaantal bij de diverse activiteiten en een groeiende vraag naar het Jason Magazine, mogen daarvan getuigen. Deze lustrumperiode markeert tevens een tijdperk van een verandering voor Jason. Lering trekkend uit het verleden zal er in de toekomst een lichte koersverandering plaatsvinden. Het startschot daarvoor werd gegeven met het verschijnen van het Jason Magazine-nieuwe stijl. Naast een nieuw jasje, verscheen het nieuwe Jason Magazine met een duidelijk ver-

beterde opmaak en werd meer aandacht besteed aan de leesbaarheid van de artikelen. Een duidelijke verbetering. Teneinde Jason ook in de diverse regio's buiten de Randstad bekendheid te geven, zal er begonnen worden met het opzetten van een landelijk netwerk van Jason-<:ontactpersonen in alle grote Nederlandse steden. Als eerste onderdeel van deze campagne zal Jason Magazine in deze steden in een aantal boekhandels te koop zijn. Rest mij, na deze terug- en vooruitblik, de wens uit te spreken met jullie allen het glas te mogen heffen op onze tweede lustrum viering, begin 1986, en gezamenlijk toe te leven naar het derde lustrum om dan met voldoening terug te kunnen blikken en te kunnen constateren dat Jason wederom gegroeid is en haar positie heeft kunnen versterken. FRANKCARlS (Frank Caris is voorziller van het dagelijks bestuur van de stichting Jason.)

De kracht van Jason De Jason van 1985 is niet de Jason van 1975. Dat is maar goed ook. Degenen die in 1975 bij de tijd waren, zijn dat nu misschien niet meer. In het thans zittende bestuur herkent men dan ook niet ĂŠĂŠn naam "van vroeger". Deze permanente vernieuwing is, geloof ik, de meest fundamentele kracht van Jason. De tientallen jongeren die in de afgelopen tien jaar Jason gestalte hebben gegeven in ogenschouw nemend, is evenwel ook sprake van continwteit. Vrij Nederland etiketteerde die als "goevernementeel ogend"; betitelaar en betiteling zijn in dit verband van even veel betekenis. Want voor zover de continwteit wordt bepaald door een voortgaande pragmatische benadering van internationale (veiligheids)-vraagstukken, heeft deze kennelijk tevens de belangstelling weten

te wekken van een inteUectueel-kritisch blad als Vrij Nederland. Waarom Jason erin slaagt zichzelf zowel in media- als jongerenland redelijk op de kaart te zetten, is in wezen niet geheel duidelijk. Van mij dus geen eindoordeel over de wederzijds stimulerende "guerriUa" tussen bestuurders en redacteuren. De derde kracht van Jason, de diversiteit, maakt anderen nieuwsgierig en bevordert de eigen flexibiliteit. Het geheel blijft overeind omdat uiteindelijk iedereen gelijk krijgt. In die waan althans wisten Jasons eerste hoofdredacteur Kees Nederlof en ik elkaar toen al te brengen. En dan nu de zwakke punten. Bij het lezen van dit zinnetie veert het zittende Bestuur op. Voor niks natuurlijk want ik zou niet durven. Kritiek is voorbehouden aan degenen die daad-

werkelijk tot Jason bijdragen en met enige spijt in het hart moet ik bekennen daar niet meer toe te behoren. Kritiek hoort in de eerste plaats binnen het bestuur thuis. Een van de eerste taken van de bestuurders is de kritische noot in eigen gelederen te waarborgen en haar vervolgens in te passen in Jasons strategische beleid. De formulering daarvan ken ik eigenlijk niet en zal dus wel niet van belang zijn. Waar het dan wel om gaat? Om de kwaliteit en kwantiteit van activiteiten waarmee Jason zich presenteert en profileert. Want Jason bereikt zijn doel. Dat kun je in iedere encyclopedie lezen. RIO PRAANING (Rio Praaning was in /975 een van de oprichters ĂŠn de eerste voorzitter van Jason. Hij is mornellleel werkzaam bij de Atlantische Commissie.)


3

VERANDERDE OPVATTINGEN EN OMSTANDIGHEDEN

Wat is er met 'de' jeugd aan de hand? Frustratie, onbehagen, ontevredenheid en protest zijn typische kenmerken van de huidige jeugd. Moeilijk op te lossen politieke problemen als werkloosheid, bewapeningswedloop (dreiging van een kernoorlog), verstoring van het natuurlijk milieu, en woningnood en woningspeculatie (in de grote steden) doen bij veel jongeren een gevoel van angst voor de toekomst en een gevoel van onmacht ontstaan. Deze jongeren vluchten dan ook in drugs en alcohol - en/of criminaliteit - om zich een "betere wereld" voor te toveren, ofvluchten in nieuwe religieuze bewegingen en jeugdsekten op zoek naar zichzelf en de zin van het leven, dan wel komen tot (gewelddadig) protest en verzet in een poging om de maatschappij radicaal om te vormen. Dat is in sterk versimpelde zin het beeld van "de jongeren", zoaIs het dikwijls in de media naar voren komt. Spectaculaire a<:ties van kleine groepen Jongeren ZIJn " voorpagmanieuws". Gaat het geschetste "portret van een generatie" wel op voor de hele jeugd? Of is dit het geval voor een kleine, actieve minderheid? Welke oorzaken zijn er voor het protest? Welke verklaringsgronden worden genoemd voor geconstateerde veranderingen in de maatschappelijke en p0litieke oriëntaties van jongeren? Vragen waarop niet snel een ondubbelzinnig antwoord kan worden gegeven. Zoveel is zeker: 'de' jeugd bestaat niet. De opvattingen, waarden, normen en gedragingen van jongeren zijn moeilijk onder één noemer te brengen. Uit enquêtes naar opvattingen en interesse bij de jeulld valt de conclusie te trekken dat bi) veel jongeren/scholieren in de leeftijd van 13 tot 18 jaar de belangstelling voor politieke zaken gering is. Exacter gezegd: gevraagd naar de mate van politieke interesse antwoordt de overgrote meerderheid met weinig of geen (1). Weinig jongeren zijn lid van de jongerenafdelingen van de politieke partijen. Bij verkiezingen maken de jongste kiezers het

De auteur van dit artikel is Drs.

J. C. P. M. Vis.

Hij is verbonden aan her Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Ie Groningen. Postadres: Grote Markt 23. 9712 HR Groningen.

meest geen gebruik van het recht om tiek geen belangrijke rol. Aan deze hun stem uit te brengen. Jongeren conclusie gevoelens van wrg en verhangen minder dan ouderen aan een ontrusting en/of waarde-oordelen als bepaalde politieke partij (2). Jong zijn "à-politiek" verbinden, lijkt misis verder van belang voor de gehanplaatst. Immers, de ontwikkelinl\ van teerde vormen van politieke participolitieke oriëntaties blijft niet stilpatie. Zo doen jongeren vaker dan ~. Sterker nOl\: de groei naar een ouderen mee aan handtekeningenac- polineke onëntane komt pas na het ties en aan "meer agressieve actievor- achttiende jaar op gang. Bedenkelijk men " als boycots, bezettingen van ge- wordt het pas wanneer jonge volwasbouwen en blokkades. Zij gaan relasenen van 18 tot 25 jaar in de zelfde tief vaak "de straat op" (demonstramate onverschillig of aJWijzend tegenties, acties) (3). over de politiek wuden staan. Dat is Jongeren lezen in de krant - als zij niet het geval. De politieke kennis en die lezen - vooral sensationele bepolitieke belangstelling nemen toe richten, sportberichten, ongevallen en met het ouder worden en het op eiongelukken en nieuws uit de eigen gen benen gaan staan. woonplaats. Het politieke nieuws blijft in grote mate ongelezen (4). Als Angst en pessimisme informatiemedium over politiek Uitkomsten van beschouwingen over wordt de televisie het meest gebruikt, de veranderingen in de maatschappezij het dat politieke en opiniërende lijke en politieke oriëntaties van jonprogramma's weinig populair zijn. geren vertonen grote verchillen. Met Bij veel scholieren in het voortgezet de dooddoener "de jeugd is ongrijponderwijs heeft het vak maatschappij- baar geworden", wordt de verwarring leer - een vak dat zich met onder en onduidelijkheid over wat de jongemeer het terrein van de politiek beren bezielt tot uitdrukking gebracht. zighoudt - een slechte naam. Goed voorspelbaar en voor een enkeKortom, in het leven van 13- tot 18- le uitleg vatbaar was die oriëntatie jarige jongeren/scholieren speelt poli- van jongeren waarschijnlijk nooit. Op


4

dit moment lijkt het echter nog minder dan ooit tevoren mogelijk algemene uitspraken te doen. Zo constateren op het ogenblik diverse scribenten en onderzoekers een ~evoel van angst voor en een pessinusme over de toekomst bij een - ~oeiend - deel van de jongeren en Jonge volwasse-

nen. Dit pessimisme en die angst worden dan herleid op de dreigingen van werkloosheid en (n ucleaire) oorlog (5). Deze bedreigingen lijken ook allerminst denkbeeldig. Andere auteurs en onderzoekers daarentegen betogen dat het met de angst voor en het pessimisme over de toekomst van

de jongeren wel meevalt (6). Het beeld van de jeugd is diffuus. Daarbij komt dat het beeld ook duidelijk verschillend lijkt van dat van de vorige generatie. Zo zouden bijvoorbeeld de jongeren van nu in veel mindere mate "links" zijn. Wij willen dit met een paar voorbeelden ill ustreren. Bij de schaduwverkiezingen op scholen voor voortgezet onderwijs in september 1982 kwam de VVD als verreweg de grootste partij uit de bus. De VVD kreeg 34,8 procent van de stemmen. Het CDA behaalde 18,7 procent en de PvdA 14,8 procent. Bij de kamerverkiezingen van 1982 behaalde de VVD veel stemmen van kiezers van 18 tot 24 jaar. Zo'n 30 procent van alle stemmers onder de 25 jaar stemde op de VVD (7). De Jongerenorganisatie voor Vrijheid en Democratie (JOVO) maakte een onstuimige groei door. Zij was in april 1983 met meer dan 5.000 leden de grootste Nederlandse politieke jongerenorganisatie. De jongerenorganisaties van de PvdA en CDA hebben nog niet de helft van dit aantal leden. Andere politieke jongerenorganisaties blijven nog verder achter. De Nijmeegse onderzoekers Hagendoorn en Janssen signaleren onder middelbare scholieren (havo en vwo) tussen 16 en 19 jaar een stijgende sympathie voor rechtse denkbeelden. Die trend naar rechts komt volgens hen niet alleen tot uitdrukking in de groeiende partijpolitieke voorkeur voor de VVD, maar ook in het in trek raken van "extreem-rechtse" politieke opvattingen. Ongeveer acht procent van deze scholieren zou blijk geven van extreem-rechtse opvattingen (8). Landda~en voor jongeren van de Evangelische Omroep kennen een grote toeloop. Tot zover enkele voorbeelden. De indruk kan daarmee zijn gewekt dat "links" voor jongeren zou hebben afgedaan. Dit is echter niet zonder meer het geval. Zo worden de kraakbeweging, milieubeweging, ecologie(of anti-kernergie)beweging, vrouwenbeweging, homobeweging en vredesbeweging (of anti-kernwapenbeweging) voor een groot deel door jongeren gedragen. En dat zijn toch alle bewegingen die voor links doorgaan. Uit een door het Baschwitz-Instituut voor Massapsychologie en Openbare Mening in april 1982 uitgevoerd onderzoek komt naar voren, dat de p0litieke voorkeur van krakers in Am-


5

sterdam voor 35 prooent li~ bij de CPN en voor 43 prooent bIj de PSP (Krakers en Amsterdam. Meningen van krakers en Amsterdammers). Kraakacties, demonstraties, enkele gewelddadige acties en enkele harde confrontaties van jongeren met de politie hebben veel (te veel?) aandacht gekregen in de media. Mede daardoor kenmerkt de publieke discussie over de gewelddadige gerichtheid van jongeren zich door een zekere overdrijving. Zo lijkt de bereidheid van jongeren om geweld toe te passen vaak te worden overschat. Die bereidheid is veel geringer dan zoals in de media wordt voorgesteld. Kleine groepen van gewelddadige jongeren bepalen het beeld. Minder betrokken

Een thema dat Tel\elmatig terugkeert, is dat de jeugd IIDnder maatschappelijk betrokken of ~eengageerd rou ZIjn. Steeds meer Jongeren rouden de politiek de ru~ toekeren. Zo klagen politieke partIjen en vakbonden over de geringe toestroom van jongeren. Docenten in het hoger en middelbaar onderwijs klagen over een gebrek aan engagement bij scholieren en studenten. Is er sprake van een (massale) vervreemding van jongeren van de politiek? RegelmatIg wordt het beeld opgeroepen van een grote ontevredenheid bij jongeren over het functioneren van de politieke partijen en het systeem van de parlementaIre democratie. Die onvrede rou deels zijn terug te voeren op een aantal politieke schandalen, deels op de vervreemding van de parlementariërs in Den Haag van het volk. De politici worden oneerlijkheid en opportunisme verweten. Zij worden door de "protesterende jongeren" als onlleloofwaardig afgewezen. De politiCI in Den Haag zijn doof (geworden) voor de "echte" belangen van brede lagen van de bevolking. Hier klinkt ook niet zelden een radicaal-democratische èn extreem rechtse kritiek door, die van een "algemene volkswil" uitgaat: de partijen dienen niet meer het algemene belang, maar alleen dat van kleine, leidende groepen ("elites"). Heeft een (groot?) deel van de jongeren een negatieve houding ten aanzien van de politiek? In een recent onderzoek onder scholieren van vijftien en zestien jaar komt naar voren dat zes prooent van de ondervraagde leerlingen meent dat de politiek

Jongeren tegen de kernbewapening.

machteloos is als het gaat om het sturen en vormgeven aan de samenleving, terwijl 22 prooent op dit terrein juist veel macht toeschrijft aan de p0litiek. Duidelijk negatieve opvattingen over het Nederlandse politieke systeem wordt aangetroffen onder ro'n 10 prooent van de leerlingen. Daar staat tegenover dat 13 prooent positief oordeelt over dit systeem (9). Uit de data van de zogeheten Eurobarometers van de Europese Gemeenschap blijkt geen duidelijk onderscheid tussen jongeren en ouderen op bijvoorbeeld het punt van de mate van tevredenheid met de werking van de democratie in Nederland (10). De conclusie lijkt te zijn dat het merendeel van de huidige jongeren noch opmerkelijk radicaal of opstandig, noch erg behoudend zijn. Andere gedragsvormen

Over zeer wezenlijke maatschappelijke en politieke vraagstukken bestaat in Nederland geen consensus meer. Duidelijke voorbeelden van vraagstukken waarbij tot voor kort wel een brede consensus over de aanpak bestond en die nu controversieel liggen, zijn economische groei en het veiligheidsbeleid. Zo is economische groei niet meer het wondermiddel tegen veel problemen. Integendeel, velen

zien in ongeremde economische groei een van de grote oorzaken voor de milieuvervuiling: zij verstoort het ec0logisch evenwicht van de aarde. Een verdere belasting van het natuurlijk milieu door afValstoffen en schadelijke stoffen enerzijds en een verdere roofbouw van grondstoffen anderzijds, zal onherstelbare schade veroorzaken voor de komende "generaties". Zo gaat de redenering verder. Voor veel jongeren en jonge volwassenen is verder de doctrine van het "afschrikkingsevenwicht" niet langer geloofWaardig. De nucleaire afschrikking als uitgangspunt voor een veiligheidsbeleid wordt door hen op morele gronden als onaanvaardbaar bestempeld. In hun ogen staat de gedachte van een bescherming tegen een agressor via een afschrikking met kernwapens los van de werkelijkheid, gezien in het licht van de verschrikkingen van een kernoorlog. Bij een deel van hen gaat het niet om wat minder kernwapens, maar om de principiële afWijzing er van. Een ander punt dat wordt beklemtoond, is het afbreken van de militaire blokken van de NAVO en het Warschau Pact in West en Oost. "We moeten van het blokdenken af', zo luidt één van de parolen. De stelling is immers dat de bedreiging van de vrede wordt ver-


6

oorzaak! door de aanwezigheid van elkaar tegengestelde machtsblokken. Gepleit wordt voor eenzijdige stappen op weg naar wapenbeheersing en ontwapening. Anders is aan een nucleaire apocalyps niet te ontkomen, zo luidt de redenering. Een van de grote problemen waar de pleiters vóór het handhaven van de doctrine van de afschrikking voor staan tegenover de jeugd, is dat zij weliswaar vooropstellen dat de vrede dient te worden bewaard met minder kernwapens, maar tegelijkertijd bereid zijn in te stemmen met de stationenng van gemoderniseerde kernraketten i.C. kruisvluchtwapens op Nederlandse b0dem. Deze schijnbare tegenstrijdigheid tast de geloofwaardigheid aan van een p0litiek tot het verminderen van de spanning tussen Oost en West.

ties lijkt op veel welwillende steun (meer) te kunnen rekenen van de huidige jongeren. Politieke jongerenorganisaties - met uitzondering van de JOVD - jammeren over hun geringe aantrekkingskracht. Ook de vakbew~ng, beter gezegd: de jongerenorgarusatie van de vakbeweging, spreekt niet tot de verbeelding van de meeste werkende jongeren. Zo laten werkende jongeren bijvoorbeeld de FNV links liggen. Van de FNV-leden is niet meer dan acht procent jonger dan 25 jaar (12). Ter voorkoming van misverstanden zij hier gesteld dat er nog altijd veel scholieren en studenten bereid zijn zich voor anderen in te zetten. Zij zijn actief in actiegroepen, wereldwinkels en organisaties als Amnesty International. Ook ontplooien deze jongeren activiteiten in club- en buurthuiswerk en in het oplossen van problemen in buurt en wijk. Andere trefwoorden die vallen onder het kopje "in zichzelf terugtrekken" zijn: gericht-zijn op het "ik", "age of me", alternatief leven, zelfhulp, zelfontplooiing (13).

zich zoals ze zich gedragen? In de media zijn antwoorden op deze vragen gegeven. Wat daarbij opvalt, is het oppervlakkige en generaliserende karakter van de analyse die aan die antwoorden ten grondslag ligt. Even opvallend is dat de gegeven verklaringen sterk in het teken staan van de actualiteit van de dag.

De verklaringen en analyses van de politieke oriëntatie van de jongeren krijgen dan ook het stempel mee van de veelal kortstondige en (snel) wisselende aandacht van de media voor aspecten van het probleem. Kranten, radio en televisie besteden vaak op grillige wijze aandacht aan de ,jeu~d". Het is dan ook niet verwonderliJk dat gisteren de ,jeugd" nog als gelaten, traditioneel en passief werd Jongerenprotest beschreven en vandaag als rebels, Zien wij het goed, dan zijn er bij de protesterend en (bijna geheel) verhuidige jongeren in vergelijking met vreemd van de gevestigde politiek. de vorige generatie jongeren drie anOf: gisteren links, vandaag rechts. De dere verschijningsvormen waar te nejeugd is kennelijk net zo veranderlijk men. Een eerste opvallende wijziging als het weer. Of geldt dit voor de is de andere vorm van jongerenpro,jeugdkundigen"? De ten beste gegetest. Een duidelijke illustratie hiervan ven verklaringen en analyses weeris het kraken van panden. Een groep Een derde wijziging is het "er-uitspiegelen het spectaculaire en incidenkrakers als de "avant-garde" van de stappen". Hoewel dit begrip sterk aan tele karakter van de massamedia. Genieuwe jeugdbeweging? Ook de actigeven de kortstondige en wisselende inflatie lijdt: veel tot bijna alles wat viteiten binnen niet-<Xlnventionele aandacht van de massamedia lijkt er valt onder niet-<Xlnventioneel gedrag buitenparlementaire bewegingen als behoefte aan een analyse die zich niet wordt soms opgevat als een manifesde vrouwenbeweging, milieubewetatie van "er-uit-stappen". Dit neemt zozeer laat leiden door de actuaIiteit ging, vredesbeweging en andere illus- niet weg dat verschijnselen als de stij- van het probleem, maar veeleer door treren een andere manier van politiek ging van het aantal drug-verslaafden, ontwikkelingen van een wat langere bedrijven (11). de toename van de jeugdcriminaliteit; duur. jeugdsekten; "vrijetijdsbelevers" en Verklaringen Een tweede wijziging betreft het zich andere diverse subculturen en "scèGrofweg gezegd zijn er drie hypotheterugtrekken uit de gevestigde polines" wel als zodanig zijn te zien. ses te onderscheiden voor veranderintiek-maatschappelijke verbanden. Er Deze bovengenoemde symptomen zou zich een stille exodus voltrekken geven aanleiding tot de vraag "wat is gen in de oriëntatie van jongeren: de uit de gevestigde politiek. Geen van er met de jeugd aan de hand?" Welke verslechteringshypothese, de verzadide traditionele politieke en maatzijn de oorzaken van die gesignaleer- gingshypothese en de hypothese van schappelijke instellingen en organisa- de gedragingen? Waarom gedragen zij verandering van waardepatronen.


7

Wat opvalt is dat er veelal een duidelijk verband bestaat tussen de plaats die de onderzoeker in het politieke spectrum inneemt en zijn oordeel over de meest houdbare hypothese. . De verslechteringshypothese gaat uit van een verslechtering van de materiële levensomstandigheden van vooral jongeren. De economische crisis, Ueugd)werkloosheid, minder ronnige toekomst: verslechtering van beroepsperspectieven, bedreiging door milieuverontreiniging, bedreiging door (n ucleaire) oorlog en bewapeningswedloop, mperking van persoonlijke ontplooüngsmogelijkheden van de jongere door enerzijds het deficit van het aantal opleidingsplaatsen, en prestatiedruk op school, hogeschool of universiteit of het werk, en anderzijds door overheidsmaatregelen en bureaucratisering Cafbraakpolitiek' van opeenvolj:ende kabinetten; verlaging van mirumumjeu!:dlonen en s0ciale uitkeringen voor Jongeren), en commercialisering en mdustrialisering van de sector van de vrije tijd (mode, popmuziek), alle worden gezien als oorzaken van die verslechtering. Deze oorzaken kunnen niet anders, zo gaat de redenering verder, dan verzet tegen de "gevestigde" instellingen (politieke partijen, school, overheidsinstellingen, vakbeweging) oproepen. De veelal linkse auteurs die deze redenering aanhangen, zijn ook het snelst geneigd de nieuwe bewegingen als "sociale bewegingen" te zien. Enkelen trekken die lijn verder door te stellen dat die bewegingen ook noodzakelijk zijn binnen de maatschappelijke ontwikkeling voor het bewerkstelligen van maatschappelijke vooruitgang. Ook de overheid lijkt zich in zekere zin te bekennen tot de verslechteringshypothese. In de Nota Gedragsen Maatschappijwetenschappen van 1983 heet het dat ,,~ebrek aan perspectief en ontplooimgsmogelijkheden (als gevolg van de jeugdwerkloosheid - JV) bij veel jongeren leidt tot verzet (agressiviteit, vandalisme, criminaliteit) en "afhaakgedrag" (demotivatie op school, apathie, alcohol- en drugverslaving" (14).

. De verzadigingshypothese wordt vooral door meer conservatieve auteurs gesteld. Zij gaat er van uit dat de jongeren door de welvaart te veel zijn verwend. Jongeren kennen niet meer uit eigen ervaring de strijd om het bestaan. Zij kunnen dan ook niet

"omgaan" met tegenslagen in het leven. Het resultaat: de jongeren zijn overdreven klagerig (larmoyant) en stellen zich tegelijkertijd allerminst bescheiden op in hun wensen/eisen. Plichten en sociale waarden staan niet in hun woordenboek. Gestoorde of gebroken gezinsverhoudingen, vrije opvoeding, onderwijs dat het conflict en de maatschappijkritiek voorop stellen, leiden - al of niet in combinatie met elkaar - tot desoriëntatie. Er rou, algemener gesproken, sprake zijn van een politiek-culturele, morele en geestelijke crisis. De maatschappij lijkt meer en meer uiteen te vallen in verschillende groepen, elk met hun eigen subcultuur. Vanuit de emancipatie-cultus is de wens naar mondigheid en autonomie bepleit. Die uitgesproken wens naar mondigheid en autonomie van individuen en groepen heeft ertoe geleid dat een al!:emeen, dominante cultuur - met vrij algemeen aanvaarde waarden en normen - opgehouden heeft te bestaan. Voorts leidt die autonomie van individuen en Woep tot moreel subjectivisme; in zijn meest extreme vorm tot een morele ego-tripperij. Het komt tot uiting in een leuze als: "ik bepaal zelf wel hoe ik me gedraag". De mensen die deze gedachten - in meer of mindere mate uitdrukkelijk - naar voren brengen, pleiten ervoor het jeugdprotest niet al te ernstig te nemen. Men rou weer de moed moeten hebben om de dingen bij hun naam te noemen. Men rou de jeugd met een mengeling van gelatenheid en beslistheid tegemoet moeten treden. De diagnose van de kern van het jongeren protest zou immers zijn dat de jongeren zich verzetten tegen het ontwaken uit de droom.

. De hypothese van verandering van waarde-{)riëntaties wordt vooral aangetroffen in sociaal-wetenschappelijke analyses. Zij komt neer op een markante veranderin~ van maatschappelijke waarden bij Jongeren. "Materialistische" waarden als bijvoorbeeld prestatie, veiligheid, zekerheid, levensstandaard en economische welvaart worden als het ware ingeruild voor "postmaterialistische" waarden als zelfverwerkelijking, vriendschap, participatie, kameraadschap, menselijke betrekkingen, solidariteit, geborgenheid, schoon milieu. Deels worden oude waarden heront-

dekt en opnieuw vorm en inhoud gegeven. Dit verschijnsel doet zich vooral voor bij jongeren en jonge volwassenen in de westelijke industrielanden. De geconstateerde verandering in waarde-{)riëntaties heeft veel te maken met zaken die bij de eerdergenoemde hypotheses zijn gesteld. Niettemin is er ook een zelfstandige variabele in het geding. Kernachtig gezegd komt het neer op de gedachte achter de stelling, dat mensen die zaken het hoogst waarderen waarover zij het minst beschikken. Reeds in 1972 komt de Duitse politicoloog Max Kaase tot de volgende bevinding:


8

Welvaart De oorzaken van de verandering in waarde-oriëntaties vinden hun grond in enerzijds de economische welvaart in de landen van West-Europa in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, die maakte dat de strijd om het bestaan niet meer als zodanig werd ervaren, en anderzijds de geweldige expansie van onderwijs en vonning. De generatie die - vrij van wrgen om het economisch bestaan en met meer opleiding dan oudere generaties - opgroeit, wijst de materiële welvaart als waarde-oriëntatie af. Zij stelt daar andere tegenover: de waarden van het postmaterialisme. Het ontstaan van postmaterialistische waarden laat zich als volgt verklaren: naarmate elementaire, materiële behoeften van mensen worden bevredigd; of, anders gezegd, des te meer wordt tegemoetgekomen aan de voorziening van zaken als inkomen, huisvesting, voedsel, drinken en meer culturele zaken, des te eerder zal men de voorziening daarin niet (meer) als een probleem zien. De vanzelfsprekendheid van veel materiële zaken leidt tot vonning van niet-materialistische behoeften. De strijd om het-naaktebestaan is voor jongeren naar de achtergrond verdwenen. Zij kennen de crisis van de jaren dertig en de naoorlogse schaarste niet uit eigen ervaring of beleving. Datzelfde geldt voor de Tweede Wereldoorlog. Met andere woorden: de generatie die in de jaren zestig opgroeit, kent niet uit eigen ervaring gebeurtenissen en ontstaansvoorwaarden van het naoorlogse West-Europa. Evenmin heeft zij nog levende herinneringen aan de overgang van wederopbouw naar de welvaartsstaat. Deze meer structurele veranderingen veroorzaakten veranderingen in waarden en opvattingen. " . .. Genauso bedeutsam war aber Het is in dit licht niet verwonderlijk auch die Gruppe derer, die wirtschaft- dat de kwaliteit van het bestaan in liche Fragen nicht mehr für zentral het brandpunt is komen te staan (16). und politische Parteien nicht mehr für unfehlbar halten. Menselijke maat Wenn die von Abraham Maslowent- De groep "postmaterialisten" kan in wickelte Theorie einer menschlichen de toekomst nOf; stijgen, zij het dat de "need hierarchy" zutrifR, die postueconomische cnsis en de daarmee geliert, dass in entwickelten gesellschaf- paard gaande massale werkloosheid ten die alten Sicherheitsbedürfnisse die groei zal afremmen. Overigens, de durch die Wünsche nach Beteiligung, aanhangers van postmaterialistische Gemeinschaft und Selbstverwirkliwaarden hebben door hun meer dan chung abgelöst werden, dann konsti- gemiddelde opleidin!l een zekere betuiert das eine ganz neue Basis für in- schenning tegen crisISverschijnselen. dividuelle poliusche EntscheidunPostmaterialistische waarden zijn gen". (15). vooral aanwezig bij de beter opgelei-

den en bij die jongeren die uit de beter gesitueerde milieus afkomstig zijn. Deze jongeren en jonge volwassenen kennen !leen materiële nood en onzekerheid 10 eigen omgeving. Bij deze jongeren vinden pleidooien voor zaken als vrijheid, democratisering en zelfontplooüng een willig gehoor. Immers, zij vallen in een goede voedingsbodem. Daarentegen worden zaken als arbeidsethos en prestatie als centrale waarden in het leven als achterhaald beschouwd. Ook staat men zeer sceptisch tegenover zaken als technische vooruitgang en grootschaligheid. De rationaliteit, zakelijkheid en het compromis-karakter van de politieke besluitvorming staan op gespannen voet met het postmaterialistische waardenpatroon. Let wel: het gaat niet om het zonder meer afWijzen van arbeidsmoraal en van prestatie. Veeleer gaat het om nieuwe vormen van arbeid en produktie op een meer menselijke maat en om een menselijke zingeving aan de prestatie. Te sterk nagejaagde concurrentie, "structurele" onderwerping van de ene mens aan de andere, te ver doorgevoerde specialisering en monotonie dienen te worden uitgebannen. In samenhang daarmee moeten ook de pogingen worden !lezien om de scheiding tussen arbeid en vrije tijd op te heffen, vormen van integratie van wonen en werken te ontwikkelen en weerstand te bieden aan de "verbrokkeling" van mens en maatschappij. Het gaat niet zozeer om de bevrijding door de arbeid, als wel om de bevrijding van de arbeid. Het motto luidt niet: leven om te werken. En evenmin: werken om te leven. Het richtsnoer is: "Die Entfaltung der Persönlichkeit in einem nach humanen und solidarischen Grundsätzen neugeordneten sozialen Leben, das Arbeit und Musse, Spiel und Ernst, Dienst am Niichsten (sowie am Femsten!) und Selbstverwirklichung gleichranging und ohne falsche Entgegensetzung umfassen soli" (17): De genoemde theses vragen om nader onderzoek. Wel tenderen de verklaringen voor de verandering van de maatschappelijke en politieke oriëntaties in de richting van veranderingen in de vorm en inhoud van het socialiseringsproces. In hoeverre dit terug te voeren is op in een "crisis" verkerende traditionele socialiseringsinstanties als gezin, school en kerk is een niet eenvoudig te beantwoorden vraag.


9

Noten en literatuurverwijzingen I. CBS, Deleefsitua[ie mn deNederiandsejeugd van /3·24 jaar, 1979. Deel kcmcijfers, 1983. p. 80en 85. Inter/View BV, Politieke interessejongeren \'an 16 en 17 jaar, Amsterdam,januari 1985. 2. O. Schmidt, Kiezersopkomst van 1971 tot 1982, in: C. van der Eijk en B. Niemöller (red.), In het spoor van de kiezer: aspecten van 10jaar kiesgedrag, in: Themanummer Acta Politica, 1983/2, Meppel. 3. F. 1. Heunks, Politieke participatie, in: M. P. C. M. van Schendelen (red.), Kernrhema 's \'an de politicologie, Meppel en Amsterdam, 1981 (tweede. geheel herziene druk), p. 96 en 97. en Nationale Kiezersonderzoeken 1981 en 1982. 4. F. 1. van der linden en P. 1. B. Roeders, Schoolgaandejongeren, hun leefwereld en zeljbeleving, Nijmegen, 198J. 5. Zie bijvoorbeeld het rappon van het onderzoeksbureau Inter/View naar de politieke interesse van jongeren vanjanuari 1985. In dit onderzoek is aan 501 jongeren In de leeftijd van 16 en 17 jaar gevraagd om van 9 problemen aan te geven welk probleem voor hen opdit moment het belangrijkst is. De voorgelegde problemen waren: het geen werk hebben, krij~en; de situatie op school; te weinig geld; geen geschikte woonruimte; problemen met ouders; problemen met vrienden, vriendinnen;geen kontakt hebben met andere mensen; het leven in het algemeen; de dreiging van oorlog, kernwapens. Daarnaast kon men zelfeen ander probleem noemen, dan wel antwoorden dat men geen problemen had ofniet wist. Het geen werk hebben of krijgen en de dreiging van oorlogc.q. kernwapens werden door respectievelijk 20 en 21 procent van de ondervraagden als de belangrijkste problemen gezien. De andere genoemde problemen bleven daarbij ver achter. Twaalfprocent van de ondervraagde jongeren zei geen problemen te hebben. In de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), Jongeren in dejaren tachtig(Rijswijk, augustus 1985) komen de samenstellers - op baSIS van data van het Nationale Kiezersonderzoek - tOl de conclusie dat drie probleemgebieden bij jon$eren en jonge volwassenen in de leeftijd van l8-24Jaarsinds 1973 hoog scoren: werkloosheid: nationale economie en de (te) hoge overheidsuitgaven; en kernbewapening. In 1913 zei tien procent van de ondervraagde 18- tot 24-jarigen werkloosheid een belangrijk probleem te vinden. In 1982zei 45 procent dat. Ook het probleem kernbewapening heeft een toenemende bezorgdheid bij jongeren opgewekt: in 1973 vond vier procent dit een belangrijk probleem, in 1982 weegt het probleem zwaar voor veenien procent. 6. Zie De Volkskrant van 20 april 1983. In deze krant is een verslag uitgebracht van een forumd iscussie in Paradiso in Amsterdam met als thema: "wat bezielt de jeugd?". Blijkens dit verslag heeft de Rotterdamse economisch-psycholoog F. van Raay op basis van door hem verlicht onderzoek de stelling betrokken dat jongeren "wel zien hoe het loopt". Zij zouden, zo gaal de onderzoeker voon, zich gemakkelijk aanpassen aan bezuinigingen en nieuwe normen ontwikkelen. Weliswaar verwachten zij een stijejng van de werkJoosheid, maar menen tegelijkertijd dat hun eigen situatie wel zal verbeteren. 7. Overigens zijn jonge kiezers n~1 wisselend in hun kiesgedrag. Zo lag de VVO bij de Europese verkiezingen van juni 1984 bij dejonge kiezers (18-24 jaar) minder goed in de markt dan bij de Kamerverkiezingen van september 1982: 24 tegen 30 procent. Dat werpt de vraag op of de toeloop' van jongeren naar de VVD nu meer een modegni isgewecst van een trendgevoeligjong publiek dan de uitdrukking van de aantrekkingskracht van de politieke filosofie van het liberalisme. Een andere illustratie van de beweeglijkheid van jongeren vormt de verschuiving in voorkeur voorde p0litieke partijen PvdA, CDA. VVOen 0'66 in de afgelopen vier jaar. In januari 1981. 1983 en 1985 peilde het onderzoeksbureau Inter/View de partij voorkeur vanjongeren van 16 en 17 jaar. In 1981 verkreeg de PvdA 35 procent. In 1983 daalde het aandeel van de PvdA lot29 procent, om in 1985 weer op te lopen tot

4OprocenLDeVVDbehaaidein 198112, in 198337 en In 198528 procent. 0'66 verkreeg in 1981 21 procent, in 19835 en in 19852 procent. Het CDA, tenslotte, boekte in 1981 16 procent. Dit aandeel daalde tot 14 procent in 1983, om in 1985 te stijgen tot 20 procent. (Politieke interessejongeren I'an 16 en 17 jaar,a.w.). 8. A. Hagendoorn en J. Janssen, Rechtsomkeer. Een onderzoek naar rechtsextreme opvattingen bij leerlingen ha\'o en \'wo, Baarn, 1983. 9. F. J. van der Linden en P. 1. B. Roeders, a.w., p. 100·118. 10.1. W. van Dcth. Wordt de jeugd echt zo rechts?, in: Intermediair. 21ejrg., 6, 8 februari 1985. 11 . In een onderzoek dat werd verlicht door een groep van studenten onder leiding van de Leidse s0cioloog C. J. M. Schuyt naar burgerlijke ongehoorzaamheid in de jaren 1968-1981 , wordt geconcludeerd dat de gevoerde acties in de laatste jaren een grimmigerbeeld venonen. AldusNRC Handelsblad van 29 oktober 1982. 12. ln tienjaar( 1973-1983) daalde het aandeel van jongeren in de vakbewf$ing FNV van zeventien naar clfprocent. De massale)eugdwerkJoosheid lijkt hier een grote rol te spelen. De werkJoosheid onder jongeren beneden de 23jaar is de laatste jaren - zowel absoluut als in verhouding tot de stijging van de totale werkloosheid - forsgestegen . Eind augustus 1985 stonden 235.300jongeren als werkloos bij de arbeidsbureaus ingeschreven. De totale jeugdwerkloosheid bedraagt 30 procent van de totale werkloosheid. Een jaar - of nog langer - wachten is het lot van veel jongeren die de school hebben verlaten. Eind augustus 1985 waren ruim 68.000jongeren onder de 23 jaar langer dan een jaarwerkloos. (Dearbeidsmarkt in auguslus /985, uitgave van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Het merendeel van de jeugdige werkJozen wordt gevormd door leerlingen die lager beroepsonderwijs (lbo) of middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (mavo) hebben genoten. De kans om werkJoos te worden is nog groter voordie lbo/mavo-leerlingen diede school voonijdig hebben verlaten (de zogenaamde "drop-outs"). Een deel van de opgroeiende generatie jongeren wordt deelname aan het arbeidsbestel en het beroepsleven ontzegd. Door het tekon aan arbeidsplaatsen worden deze jongeren als het ware in een "marginale" positie geplaatst. Zij zullen zich tevreden moeten stellen met konstondi~e baantjes die laag worden gewaardeerd en die weimg perspektiefbieden op een overstap naar een andere baan ofander beroep. De vrees is uitgesproken dat hun weinis florissant uitziende situatie er toe kan leiden dat ziJ "gevoelig" worden voor rechtsradicale ideologieën. Ook wordt gewezen op de samenhang van werkloosheid en jeugdcriminaliteit. Konom: jeugdwerklozen vormen het protestpotentieel van de toekomst. 13. Een sl?raakmakende psychol0f.sche verklaring van het "Ik-tijdperk" ("age ofme' ) is die van het Narcisme. ToonaanJevend is hier de studie van de Amerikaanse histoncusChrist.oyher Lasch, The Culture ofNarcissism:American liJe in an age ofdiminishingexpectations, (New Vork, 1979). 14. Zoals aangehaald bij M. de Goede en G. Maassen, Wcrklozcjongcren en hun imago, in: Intermediair, 21 e j'1l., 41, II oktober 1985 (p. ll). 15. M. Kaase, Die BundestagwahI1972: Probleme IInd Analfsen, in: Wah/ '72. Partelen, Programme, Wah/verJahren, Wahler. Hrsg. vom Institut für Politikuissenschaft der Universitàt Münster, Opladen, 1971. p. 170. 16. De standaardstudie van de verandering van waardepatronen is die van de Amerikaanse politicoloog Ronaid Ingiehart: TheSilent Rel'Olution. Chan· ging \'alues anipolitical styles among Western Pu· blics (Princeton , New Jersey, 1977). 17. Schlussbericht 1983 der Enquete-Kommission dcr 9. Deulschen Bundestages: Jugendprotest im Demokratischen Staat (11). Hrsg. Deutscher Bundesta~ in de rceks "Zur Sachc" 1/83, p. 51. DezecommissIe ("Enquete-Kommission") bestond uit drie leden van de CDU/CSU-fractie, drie leden van de SPD-fractie.

één lid van de FDP-fractie en vijf deskundigen. De opdraCht luidde: "Ursachen, Formen und Ziele der Protestejun$er Menschen. dersich beispielweise in Demonstrauonen, Gewaltanwendung, bewusstem Hinwenden zu alternativen Lebensformen odcr teilweise auch in der rcsignativen Abwendung von der Gesellschaft àussen, zu untersuchen". De commissie diende ook "Mög.lichkeiten füreine Verbesserung des Verstàndnisses zwischen den Generationcn, zwischen Jugend und Politik:...,. op te sporen. Het onderzoek bestond uit - onder meer - het raadplegen van wetenschappers,jongercn zelfUongeren die behoorden tot de "protestscène" van Bonn en Berlijn), personen uitjongercnorganisaties cn vertegenwoordigers van meer alternatieve jongerengroepen. Verder zijn gesprcken gevoerd met de Zwitserse "Eidgenössischen Kommission fUr Jugendfragen". Een commissie die werd ingesteld naar aanleiding van spectaculaire ,jeugdrellen'· in Zürich in 1980. Het onderzoeksmateriaal bevat de uitkomsten van gchouden hoorzittin~en , onofficiele d.W.Z. niet openbare gesprekken met )ongcren uit diverse .,scènes", werkloze jongeren, buitenlandse jongeren, en officiele contacten met veel maalschappeliJe organisaties en groepen. Ook liet de commiSSie een onderzoek verlichten naar oriëntaties en motieven van jongeren in alternatieve en protestgroepen.

Bovenstaande is een bewerking van l'en artikel dal in het najaar mn /984 is rerschl'nen in het blad Atlan· tisch Perspertiejl/984/4).


lO

INTERVIEW MET JONGSTE KAMERLID ROBIN LINSCHOTEN (VVD)

, Mensen moeten zich niet blindstaren op ervaring' Meegevoerd op de golven van de verkiezingsoverwinning van de VVD kwam in september 1982 Robin Linschoten (29) in de Tweede Kamer. Hij werd het jongste kamerlid en is dat nu, drie jaar later, nog steeds. Naast zijn kamerlidmaatschap studeert hij rechten aan de VU in Amsterdam. Jason Magazine-redacteuren Eugen van de Pas en Pieter de Baan spraken met hem over zijn politieke loopbaan, over zijn activiteiten in de Tweede Kamer en over zijn contacten met jongeren. voorkeuren gehad. Mijn politieke belevingswereld begon, toen ik mij afzette tegen wat er op school gaande was in de sfeer van de Vietnam-protesten. Dat sloot een aaotal, op dat moment nogal populaire, politieke Jason: Hoe ben je in de politiek tekeuzes bij voorbaat uit. Ik kom oorrechtgekomen? spronkelijk uit een CDA-nest, maar "Dat is eigenlijk heel geleidelijk gedie partij sprak mij niet echt aan. Zo gaan. Ik ben in mijn middelbareschooltijd, toen er op school felle dis- belandde ik bij de JOVD, met als cussies waren over met name de Viet- groot voordeel dat je niet automatisch nam-oorlog, gemteresseerd ~eraakt in ook lid van de VVD bent. Het was in de politiek. Ik ben uiteindelijk lid ge- eerste instantie inderdaad een negatieve keuze. Maar goed, hoe oud was ik worden van de JOVD. Zat onder meer in het afdelingsbestuur. Daarna toen? Veertien, vijftien jaar. Op die leeftijd kom je niet op grond van een ging ik in Amsterdam studeren. In aantal filosofische gedachten tot de die tijd, '74-'75, was de JOVD daar zo goed als ter ziele. Ik ben een nieu- conclusie dat je liberaal bent. Je begint dan pas met je politieke ontwikwe afdeling begonnen en belandde keling. Ik had het ook helemaal niet uiteindelijk in het hoofdbestuur van gek gevonden, als ik na enige tijd de JOVD. Vervolgens werd ik actief toch voor een andere politieke richin de VVD: propaganda-activiteiten, ting had gekozen". commissiezittingen, politiek bezig zijn. Tot mij op een gegeven moWanneer ben je een overtuigde VVDment, na de val van het kabinet Van Agt-II, werd gevraagd waarom ik mij er geworden? geen kandidaat voor de Kamer stelde. "Volgens mij ben ik eind jaren zeventig lid van de VVD geworden. De Dat heb ik gedaan, overigens zonder de hoop dat ik op een verkiesbare overtui~ng had ik al eerder, maar ik ben vrij lang alleen lid van de JOVD plaats zou belanden. Maar het is er Robill Lil/schotell in de kamer gebleven" . toch van gekomen. Ik stond 36e op (archieffoto 'S2) de lijst en kon gelijk naar de Kamer". In de Kamer Heb je bij de verdeling van de portefeHeb je, voordat je bij de JOVD terechtkwam, nog andere politieke voor- uilles in de fractie nog mogen kiezen? "Normaal gesproken is het zo dat als keuren of sympathieĂŤn gehad? "Nou ... ik heb geen andere politieke een nieuweling de fractie binnenAls wij onze eerste vraag stellen stopt Robin Linschoten zijn pijp, om die voor de rest van het gesprek te vergeten.


11

komt, de posities verdeeld zijn. Dan moet je maar afwachten wat je krijgt toegeworpen. De meeste collega's zullen niet al te gul zijn met het afstaan van de wat leukere klussen. Maar toen ik in de Kamer kwam, was de situatie nogal merkwaardig. De VVDfractie bestond voor de helft uit nieuwe kamerleden. Daarbij had ik ais voordeel, dat ik rechtstreeks was gekozen en niet hoefde te wachten tot een aantal mensen naar het kabinet was verdwenen. Bovendien vertrokken op mijn terrein, de sociaal-economische hoek, nogal wat mensen naar het kabinet. Omdat ik als fractiemedewerker op dat terrein actief was geweest, kon ik vrij snel een aantal lopende zaken overnemen. Een paar weken later hield ik al mijn maidenspeech, over het wetsontwerp tot de instelling van een Pensioenkamer. Dat was een onderwerp dat ik in mijn periode ais medewerker al helemaal had voorbereid. Bovendien was er niet zo veel concurrentie in de fractie. In feite behoren alle woordvoerders van de VVD-fractie op dit gebied tot de nieuwste lichting kamerleden" .

Is hel werk in de Kamer Ie combineren mei je sludie? "Op het moment dat ik in de Kamer werd gekozen, heb ik een keuze moeten doen. Het studeren heeft niet meer de hoogste prioriteit en is beperkt tot de periodes dat de Kamer met reces is. De rest van het jaar is het buitengewoon moeilijk om er tijd voor vrij te maken, zeker met de portefeuille die ik heb. Bovendien heb ik ontzettend veel partijwerk, spreekbeurten en dergelijke. Pas sinds kort kan ik zelf bepalen wanneer ik een tentamen doe: de afgelopen jaren is het regelmatig voo~ekomen dat ik tentamens, waarop ik mij goed had voorbereid, kort tevoren moest afZeggen omdat er in Den Haag opeens p0litiek overleg moest worden gevoerd. De politiek heeft voorrang. Dat is een logische consequentie van het aanvaarden van een kamerlidmaatschap". Wat verwachtje zelf voor een uitslag bij de verkiezinรงen, vO~l{end jaar mei? "De NIPO-peilingen, die we iedere week binnen krijgen, geven scores aan tussen de 28 en 32 zetels. Dat is, een half jaar voor de verkiezingen, een hele redelijke uitgangspositie. Ik

Politiek cafe I'an de VVD met kamerlid Linschotell.

ga er zelf van uit dat de VVD zoveel

"Ik denk dat het voord- en nadelen heeft. Een voordeel is dat je fysiek meer aankunt. Je kunt op mijn leeftijd nog makkelijk nachten doorwerken. Dat wordt moeilijker naarmate je ouder wordt. Je hebt bovendien minder huiselijke beslommeringen dan wanneer je met een gezin zit. Je beschikt over meer werktijd, je hebt een grotere flexibiliteit, zit nog niet vastgeroest in eenmaal ingeslagen wegen. Een nadeel is het gebrek aan ervaring, hoewel je daar ook genuanceerd over kunt denken. Het is moeiAndere ambities lijk aan te geven welke ervaring je nodig hebt om een goed kamerlid te Heb je, behalve het kamerlidmaatkunnen zijn. Het is duidelijk dat je schap, nog andere ambities? "Ik heb altijd het bedrijfsleven in ge- een stuk maatschappelijke ervaring wild, maar ik ben bang dat ik die am- mist, een stuk levenservaring, hoewel je die al vrij snel krijgt. Of ik in het bitie maar even moet laten varen. Aan de andere kant: ik zit hier zeker parlement als een volwaardig kamerniet tot mijn pensioen. Als je 35 bent, lid word aangezien? Ik heb nooit gemerkt dat leeftijd bij zo'n beoordeling kun je nog alle kanten op. En dan een rol speelt. Ze kijken meer naar heb ik tien jaar in de politiek gezeten . ~' wat je klaarmaakt in debatten, hoeveel invloed je in je eigen fractie hebt, Is het eigenlijk een voordeel om, verhoe betrouwbaar Je overkomt in de houdingsgewijs, zo jong in de Tweede Kamer en of je je zaakjes verder goed Kamer Ie ziUen? kent". zetels haalt, dat weinig kamerleden het gevaar lor.en hun plaats te verliezen. Voor rrujzelf is het allemaal nog wat plezieriger. Volgens het advies van het hoofdbestuur sta ik op de 16e plaats op de kandidatenlijst. De verkiezingen moeten voor de VVD wel heel dramatisch verlopen, wil ik het niet halen. En ik zou opnieuw de Kamer de voorkeur geven boven mijn studie".


12

langrijk. Je wordt pas benaderd door mensen op het moment dat ze je kennen van artikelen, van televisie en radio. Zodra je bekender wordt, komen er meer mensen op je af. En meer mensen betekent meer informatie. Dat circuit moet je zorgvuldig opbouwen. Daar heb je gewoon een paar jaar voor nodi~ Maar ja, het is vaak erg aantrekkelijk om wat anders te gaan doen. AI was het alleen maar om financiële redenen".

Jongeren en politiek Merk je onder jongeren iets van een verminderde belangstelling voor de politiek? "Nee. Ik verbaas met voortdurend over alle publicaties hierover. Mijn ervaring is, maar misschien kom ik de verkeerden tegen, dat jongeren in het algemeen erg gemteresseerd zijn in de politiek. Ik denk niet dat jongeren minder belangstelling hebben dan ouderen. Kijk bijvoorbeeld naar de discussies op scholen over de kernwapens.

voor alle onderwijsniveaus. Ik ben blij dat in de afgelopen drie jaar een fundamentele verbetering is opgetreden in de jeugdwerkloosheid. Toen we met dit kabinet begonnen, steeç de werkloosheid eIke maand met tien tot vijftien procent. Dat is voorbij. We Zijn de laatste maanden zelfs aan het dalen geslagen. We zullen de komende jaren ongetwijfeld een grote werkloosheid houden. Maar er is een duidelijke kentering ten goede. Je ziet daarbij dat jongeren, meer dan andere werklozen, profiteren van de verruiming van de werkgelegenheid. We hebben bovendien sterk de indruk, dat de duur van de werldoosheid wat aan het afnemen is. Werkloosheid begint pas een sociaa1 probleem te worden als je twee à drie jaar buiten het arbeidsproces staat en weinig perspectief voor de toekomst ziet".

Wat wordt er concreet aan dat probleem gedaan? "Kort middelbaar beroepsonderwijs, veel extra geld vrijmaken voor het leerlingenwezen. Het wordt mogelijk gemaakt om datgene voor elkaar te krijgen wat werkgevers en werknemers met elkaar afspreken. Waarde overheid als werkgever optreedt, zijn er voor jongeren zogenoemde groeibanen. De herbezetting als gevolg van de arbeidstijdverkorting wordt voor 60 procent gevuld met 32-uurbanen voor jongeren, die uit kunnen groeien naar een volledige baan. Kortom, er wordt veel gedaan om jongeren de gelegenheid te geven aan de bak te komen, desnoods met een wat minder volledige baan. Bij veel jongeren is de behoefte om de volle 40 of 38 uur te werken vaak minder groot. Ze kunnen hun tijd best ergens anders aan besteden, bijvoorbeeld aan een extra opleiding".

Zijn jongeren ook gemteresseerd in de standpunten van de VVD? "Ja. Bijvoorbeeld bij forums op scholen blijkt het gehoor zo'n beetje overeenkomstig de werkelijke verhoudingen over de partijen verdeeld. Ik heb Mensen met veel ervaring vetrekken sterk de indruk dat jongeren vandaag uit de Tweede Kamer. Wal vindje de dag een wat realistischer politieke keuze maken. Ik kan dat gevoel niet daarvan? met bewijzen staven. Maar in mijn "Op het moment dat iemand niet meer in de Kamer terugkeert, wil dat tijd was er, geloof ik, vrijwel uitsluiniet zeggen dat diens ervaring verlotend aanhang voor de psp en de ren gaat. Er is bijvoorbeeld veel con- PPR. Bij links zie je nu dat men tact met oud-kamerleden. Je kunt ze meer naar de PvdA neigt. Ook 0 66 altijd opbellen. Maar ik vind dat is veel minder populair. Hun idealen mensen zich niet moeten blindstaren over de staatkundige vernieuwing en op ervaring. Ervarin~ alleen is niet za- dergelijke, die mij ook aanspraken, ligmakend. Je moet m de politiek zijn volstrekt niet waargemaakt. Nu kan Van Mierlo wel weer precies hetcreatief blijven denken. Zodra de flexibiliteit wordt overheersd door zelfde verhaal gaan afdraaien, maar het effect daarvan is volgens mij snel "ervarin~" gaat er iets fout. I!< denk Wat voor contacten heb je als kamerweggeëbt. Nee, ik verwacht van 0 66 lid met jongeren? niet dat Je dan goed kunt blijven functioneren. Er zijn natuurlijk uitgeen spectaculaire dingen". "Ik ben nog altijd lid van de JOVD. zonderingen. Zo iemand als Joop den Het is niet zo dat ik 's avonds in de Uyl. Zijn politieke keuzes, de analyJeugdwerkloosheid? discotheek zit. Maar je wordt op ses en de strategie die hij volgt: daarin "Dat is een onderwerp, waarop men straat aanj:esproken en je wordt hier is hij een grootmeester en er zijn steeds weer terugkomt. Vaak lees ik en daar wtgenodigd om te komen maar weinigen in de Kamer, die hem in artikelen, dat jongeren geen zin spreken. Jongeren praten met mij in dat opzicht evenaren". zouden hebben om te leren, dat ze ook vaak gemakkelijker dan met geen perspectief zien voor de toe"Je hebt doorstroming nodig, maar mijn oudere collega's. Na zo'n fohet is ook niet goed als mensen heel komst. Mijn ervaring is dat het over- rumavond ga ik soms met de hele snel vertrekken. Je hebt echt twee à grote deel van de jon~eren inderdaad meute de kroeg in. Dan komen de drie jaar nodig om )e draai te.yinden een grote werkloosheid signaleert, verhalen los. Ik denk dat ik nog net en enige bekendheid te verkrijgen. maar er van overtuigd is zelf wél aan die aansluiting heb, om een aantal de bak te zullen komen. Dat geldt Die bekendheid is zo verdomd bevan hun signalen op te vangen".


13

VS SPELEN VRIJWEL ALLESBEPALENDE ROL

Een Europese defensie is nog geen realiteit Op het ogenblik vertrouwt het merendeel van de Westeuropese landen voor wat hun defensie betreft op de collectieve zelfverdediging in het kader van de NAVO. Ondanks de consultatie- en andere institutionele procedures die in het NAVO-verdrag zijn vastgelegd, spelen de Verenigde Staten een haast allesbepalende rol. Natuurlijk lopen veel defensiebelangen van de VS parallel met die van de Westeuropese bondgenoten, maar er is een belangrijk aantal gevallen waarin dit m.i. niet op hoeft op te gaan. De Westeuropese landen hebben alleen al vanwege hun ligging gemeenschappelijke belangen. Ook het feit dat de VS binnen de NAVO praktisch het kernwapenmonopolie hebben en mondiaal bekeken tot de supermogendheden worden gerekend, onderscheidt hun positie van die van de Westeuropese landen. Deze overwegingen wuden in elk ge· val moeten leiden tot een eensgezinder Europees geluid. Voorts is er in het kader van de Europese Gemeenschap (EG) de noodzaak tot verdere integratie, zeker sinds de EG-topconferentie van 1972 in Parijs. Het buitenlands- en defensiebeleid vallen echter buiten het Verdrag van Rome. Sommitlen zien een verdere Europese integratIe als onmo&elijk, indien deze niet het defensiegebled omvat. Op dit laatste terrein vindt reeds overleg plaats tussen de verschillende landen binnen het kader van de NAVO, de West Europese Unie (WEU), de Eurogroep, de Independent European Programme Group (IEPG) en de Europese Politieke Samenwerking (EPS). De vele pogingen om tot een gemeenschappelijk defensiebeleid te komen zijn stuk voor stuk gestrand. Historisch overzicht.

In augustus 1950 werd bij de Assemblée van de Raad van Europa de motie Churchill-Bidault aangenomen. Deze sprak zich uit voor een Europees leger onder een Europese minister van defensie met democratisch toezicht. Een jaar later echter verklaarde Groot-Brittannië dat het zelf niet zou toetreden: .. We should be c10sely associated, with the European

army, but not merged with it". De vele andere pogingen in de jaren '50 om te komen tot een vonn van een Europese Defensie Gemeenschap (EDG) strandden alle. Men ging zich meer richten op integratie op een lager niveau, zoa1sde EGKS (1951), EEG (1957) en Euratom (1957). Ook het plan Fouchet uit 1961 was gedoemd te mislukken en het rapport Tindemans uit 1975 leverde evenmin iets op. Samenwerkinll op het gebied van de wapenindustne is de eerste stap naar een meer gemtegreerd defensiebeleid. Dit biedt wwel economisch als militaire voordelen. Ondanks een paar succesvolle gemeenschappelijke projecten van twee of drie staten, zijn alle pogingen om een collectief Europees resultaat te bereiken tot nu toe mislukt. Een probleem daarbij is het vinden van een forum, dat kan voldoen aan de politieke eisen van alle betrokkenen. De Standing Annaments Committee van de WEU, de Eurogroep (1968) en de EG zijn daar niet in geslaagd.

Dil artikel is geschreven door Ernesto H. Braam. Internationaal Secretaris van de Jonge Democraten, de vrijzinnig democratische jongerenorganisatie. Ernesto Braam is student Internationaal Recht aan de Universiteit van Amsterdam.

voortgekomen uit het Verdrag van Brussel, dat gericht was tegen eventuele nieuwe Duitse agressie. De WEU is in 1948 opgericht door België, Nederland, Luxemburg, Engeland en Frankrijk. Door de drastisch gewijzigde internationale politieke situatie (herbewapening, Oost-Duitsland en Korea-crisis), die leidde tot de Koude Oorlog, moesten de Westerse landen de banden met West-Duitsland aanhalen. De Duitsers werden aanvankelijk betrokken bij de op te richten EDG. Maar in 1954 was ook dit plan definitief van de baan, waarna Duitsland en Italië toetraden tot de WEU. De WEU heeft echter altijd een sluimerend bestaan geleid, doordat haar taken werden overgenomen door de NAVO en de EG. Zij houdt zich nu bezig met consultatie en harmonisatie van produktiemethoden. Tekenen van verandering werden zichtbaar bij de oprichting van de IEPG, welke naast tien Eurogroepleden ook Frankrijk omvat. In juni 1973 deed Nederland een voorstel aan de Defence Planning Committee (DPC) van de NAVO, West Europese Unie om een studie te doen naar landen in het Centrale gebied, die gemteresseerd Tot de organisaties en organen die zich specifiek bezighouden met defen- zouden zijn in specialisering van desiebelangen van West-Europa, befensietaken. Het voorstel liep vooruit hoort ten eerste de WEU. De WEU is op de bezuinigingen op de Neder-


14

,

Een van de resultaten van de Eurogroep: de gezamelijke beslissing van Be/gi~, Dennemarken. Noonl'egen en .Nederland om hun FI 04/e ven'angen door de Amerikaanse F /6.

landse defensiebegroting en was gericht op specifieke Nederlandse problemen (zoals de ruil van de Lance en vervanging van de F I 04) en het irriteerde de collega's meer dan dat het hen aanmoedigde. In 1974 maakte specialisering plaats voor rationalisering, opdat het meest effectief gebruik zou worden gemaakt van de NAVO-bronnen. Dit liep uit op de beslissing van december 1974 om voor de volgende NAVO " Ministerial Guideline" voor de periode tot 1982 een lange termijn defensieconcept te ontwikkelen, welke doelen stelde voor samenwerking binnen de NA VO-strategie. Verspilling Standarisering is een apart doel geworden. Op dit punt loopt het Warschau Pact ver op de NAVO vooruit. Met name de verspilling van de onderzoeksgelden is m het Westen gigantisch. De drang naar standaardisering is op gang gekomen door een campagne van het NA VO-establishment en door het Congres in de VS. Op een bijeenkomst van de Eurogroep in juni 1979 werden als doelen gesteld: het bevorderen van een hoog ontwikkelde technologische, wetenschappelijke en industriële basis in Europa en het zoeken naar samen-

werking in wapenproduktie tussen West-Europa en de VS. Op 5 mei 1975 werd besloten tot een studie naar toekomstige trends in de Europese defensie (de zogenoemde Oslo-studie). Maar de problemen van de standaardisering en van het voortbestaan van de Europese defensie-industrie bleven bestaan. Het Callaghan-rapport deed een voorstel voor een gemeenschappelijke markt in defensiemateriaal met onder meer het idee van de "two-way streel" met betrekking tot de militaire handel én de oprichting van een agentschap voor bemiddeling op Europees defensiegebied. De VS gingen akkoord met de uitnodiging tot een dialoog door de Eurogroep, maar zeiden dat iedere regelinj: zou moeten berusten op het prinCipe van de industriële competitie. De belangrijkste resultaten van de Eurogroep zijn geweest: de aankoop van de Amerikaanse Lance-raket door België, Engeland, Duitsland en Nederland en vervolgens het besluit in 1975 van België, Denemarken, Noorwegen en Nederland om hun FI04 te vervangen door de Amerikaanse F16. Deze laatste beslissing ging ten koste van de aankoop van de Franse Mirage.

Frankrijk sloot zich om financiële redenen ook aan bij de IEPG. Bovendien was het een alternatief voor de Eurogroep. België kreeg opdracht voor een coördinerende studie naar de harmonisatie. De onderwerpen: een jachtvliegtuig/bommenwerper voor 1980-'90, een mijnenveger, 105 mm otankmunitie en een startrange-anti-tankwapen. Tijdens de werkzaamheden in de IEPG werden tevens voorstellen gedaan binnen de EG. Voorts bestaat sinds 1970 de EPS. De EPS is een niet-supranationale vorm van samenwerking van de EG-lidstaten. Het is een "gentlement agreement" en houdt zich bezig met coördinatie, harmonisatie en consultatie. Binnen de EPS zijn wel degelijk enkele successen geboekt. Problemen zijn er echter met de coördinatie en planning, en met de democratische controle door het Europese Parlement. Toekomst Een EDG zal zeker niet op korte termijn tot stand komen. Maar zeker is ook, dat de samenwerking op het gebied van defensie en veiligheid zal doorgaan. Samenwerking zal zich voornamelijk afspelen op intergouvernementeel gebied en de verschil-


15 Hell'Y Kissinger: grotere Europeese eenheid ~'oorwaarde I'i/alireit NA Vo.

Henry Kissinger heeft in maart 1984 de noodzaak van een grotere Europese eenheid op het gebied van de veiligheid benadrukt als voorwaarde voor de vitaliteit van de NAVO. Op 25 oktober jongstleden heeft A. Jury, politica! ollieer bij de VS-ambassade in Den Haag, mij nog verzekerd dat zijn land zeker niet afWijzend staat tegenover een grotere Europese rol, mits Europa daarvoor de verantwoordelijkheden wil dragen. De laatste tijd is het besef van interdependentie toegenomen. Maar de politieke eenwording is niet naderbij ~ekomen. Van Franse en Duitse zijde IS duidelijk geworden dat men de bestaande defensie samenwerking wil vergroten, misschien zelfs tot het punt van de inzet van de Franse nucleaire macht. Maar ook Engelend voelt steeds meer voor een Westeuropees overleg met betrekking tot defensie. De samenwerking op het ~e­ bied van defensiematerieel kan die op andere gebieden wellicht stimuleren.

lende landen zullen het hoogste gezag blijven behouden over hun defensie. Steeds duidelijker wordt de structuur van een Westeuropese defensie en veiligheidsJ?:Olitiek - Be1angnjk in dit verband is de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking (CVSE). De discussie over Europese veiligheid heeft zich zo voor een deel van het raamwerk van de NAVO naar de EPS verplaatst. - Voorts zijn de hoge onderzoeks- en ontwikkelingskosten van nieuwe wapenen een sterke prikkel tot samenwerking. - Een evenwichtig twee-richtingverkeer (two-way street) tussen WestEuropa en de VS is onmogelijk zonder Europese materiaa1samen-

werking zoals binnen de IEPG nagestreefd. - Het is noodzakelijk een gemeenschappelijk Westeuropees veiligheidsbeleid te ontwikkelen om de handels- en veiligheidsbelangen te beschermen vanwege de geografische ligging én om de Europese eenwording een prikkel te geven. Zowel Westduitse als Franse politici voelen de noodzaak van een zelfstandiger Europees veiligheidsbeleid. Vermeldenswaardig is de poging van Mitterrand om de WEU nieuw leven in te blazen. - Van de kant van het Europese Parlement vestigt het rapport Klepsch de aandacht op de Europese veiligheid. - Zelfs van Amerikaanse zijde vaJlen positieve geluiden te belUIsteren.

Nederland Nederland dient zich actiever op te stellen met betrekking tot de Europese eenwording. Nederland zou de voorstellen tot uitbouw van de EPS moeten onderzoeken. De band met de grote Westeuropese landen dient versterkt te worden om zó druk uit te oefenen op een forrnaliserin~ van de verhouding IEPG en EG. Hierdoor wordt de materiaalsamenwerking binnen de IEPG gestimuleerd. Hoewel een EDG (nog) niet in het verschiet ligt, kan gesteld worden dat door middel van de hierboven vermelde organen een nauwere samenwerking op defensiegebied in de meeste Westeuropese landen brede aanhang vindt. Maar over de manier waarop dit gerealiseerd zou moeten worden, bestaat nOj\ geen consensus. Binnenlandse politteke, economische en andere factoren zullen daarom met vereende krachten overwonnen moeten worden. Literatuuropgave - Beleux, P., Th€' Polities ofNuclear Consultation in Nato /965· /980. Cambndge, 1983);

- Burrows, Sir Bemhard & Irwin, Christopher, The SecurityofWestern EuroIJt, (London, 1972); - Spits, F. C., Naar"n Europees leger, (Den Haag,

1954); - Eijk, P. D. van, Defensiesamenwerkingen Europe-

seeenwording, (Amstelveen, 1984); - Heyhoe, D. C. R., The Allia nce and Europe, ui t Me/phi Papers /29, (London, 1976(77).


16

OPDRACHT VOOR TOEKOMSTIGE NEDERLANDSE REGERING

Terug naar consensus in de buitenlandse politiek In onderstaand artikel wordt stilgestaan bij de eventuele aanwezigheid en noodzaak van een consensus met betrekking tot de Nederlandse buitenlandse politiek. Na een blik op de voorgeschiedenis in de Verenigde Staten en Nederland, die een opvallende gelijkenis toont, wordt een pleidooi gevoerd voor de terugkeer naar een consensus in de Nederlandse buitenlandse politiek. Na de Tweede Wereldoorlog bleven de Verenigde Staten als enige relevanツキ te wereldmacht over naast de SovjetUnie. Pearl Harbor betekende het definitieve einde van een politiek van isolationisme; de VS werden een unilaterale rol opgelegd. Voor de verhouding tot de Sovjet-Unie waren de briljante denkbeelden van de diplomaat George Kennan van doorslaggevende betekenis. Hij bepleitte een constructieve, intelli~ente lange-termijn politiek ten OpzIchte van de SoVJet-Unie, hetgeen leidde tot de zogenaamde p0litiek van containment (indamrnin~). Een tweede kenmerk van de Arnenkaanse buitenlandse politiek was de zwakke P9sitie van West-Europa. Door rruddel van de Marshallhulp en garanties ten aanzien van haar veiligheid, die in april 1949 leidden tot de oprichting van de NAVO, stimuleerden de VS de Westeuropese integratie. Over deze P.<2litiek bestond sinds 1947 globaal Vijftien jaren van consensus in de VS en in West-Europa, ook bij de sociaal-democratische partijen. In de jaren vijftig trad er echter enige erosie op. De wereld werd steeds veelzijdiger en gecompliceerder. De catastrofe van de mislukte Vietnam-oorlog liet diepe wonden achter in de Amerikaanse politiek. In テゥテゥn klap was de consensus in de buitenlandse politiek van de VS weggevallen, Toen daar ook nog het Watergate-schandaal bijkwam, kon men stellen dat de VS zich in de ernstigste constitutionele en politieke crisis bevonden sinds hun ontstaan in 1776. Een van de

consequenties was dat het Congres haar plaats weer opeiste in het medebepalen van de buitenlandse politiek. Dit maakte het voor iedere president na Nixon moeilijker om een consistente lijn te volgen. Onder het presidentschap van Carter, die sterk de nadruk I~de op de morele waarden van de VS, IS geen sprake geweest van een brede consensus. Dat dit ook niet het geval is onder de huidige president Reagan, die een harde lijn voert en niet vies is van enige p'olarisatie, zal de lezer vrijwel dagelijks kunnen lezen in de kranten. De leden van de administratie van Reagan zijn vaak onderling verdeeld en de Democraten hebben op dit moment geen zinvol alternatief voorhanden.

Dit artikel is geschrel'en door Eric Janse de Jonge, lid \'an de bllitenlandcommissie en voorzテ四Ier \'af! de werkgroep Vrede en Veiligheid \'an het CDlA.

Vandaar dat Van Staden in 1974 nog sprak van een "trouwe bondgenoot". In het midden van de jaren '60 ontstonden er echter scheuren in de consensus. Oorzaak hiervan was onder meer de afgang van de VS in Vietnam. Maar ook binnenlandse politieke ontwikkelingen speelden een rol, zoals de opkomst van Nieuw Links in de PvdA en het - politieke - spreken van de kerken en de invloed die daarvan uitging op de christen-democratische partijen. Hiermee kwam een einde aan de consensus in de Nederlandse buitenlandse politiek en werd de rol van de VS in de wereld niet meer vanzelfsprekend aanvaard. Twee voorbeelden: de discussie over de rol van de VS in Centraal-Amerika en natuurlijk het nucleaire vraagstuk.

Nederland De Nederlandse buitenlandse politiek wordt na 1945 vooral gekenmerkt door een verwerping van de neutraliteitsgedachte. Ons land was juist een van de voortrekkers van internationale organisaties zoals de VN, Benelux, OECD, NAVO en EG. Wij aanvaardden het leiderschap van de VS Nucleaire Vl1IlI8Stuk en zetten ons sterk in voor een inter- Voor onze positie in West-Europa is nationaal gerichte buitenlandse polihet van belan~ te constateren, dat de tiek, Met name ook de sociaal-dem0- Sovjet-Unie tijdens de periode van de craten, toen onder leiding van Drees zogenaamde ontspanning (1970 tot sr. Centraal element was dat Neder1980) op nucleair gebied een inhaalland vrijwel alle buitenlands politieke manoeuvre heeft uitgevoerd. Dit vraagstukken binnen het kader van heeft er onder andere toe geleid dat de westelijke samenwerking plaatste. kernraketten, zoals de inmiddels beDe vorming van de buitenlandse poli- ruchte SS-20, op West-Europa wertiek geschiedde met grote consistentie den gericht. Die plaatsing leidde er onder leiding van onder anderen de weer toe, dat het nucleair evenwicht ministers Stikker, Beyen en Luns. in het Europese theater werd ver-


17

Een "olkspeliliomenl, zoals dal legen de kruisraket/en. dieru I'Olgens de schrijm van dil arlikel niel bepalend Ie zijn voor de discussie 0"" de hoofdlijnen van de builenlandse poliliek.

stoord. De eerste die om herstel van het evenwicht vroeg was de voormalige bondskanselier Helrnut Schmidt in een rede op 28 oktober 1977 te Londen. Zijn verzoek leidde uiteindelijk tot het NAVO-dubbelbesluit van 1979. Juist dit besluit, dat had moeten leiden tot een herstel van het nucleaire evenwicht, heeft geleid tot de grootste splijtzwam in de NAVO sinds haar oprichting. Door op termijn te gaan plaatsen en tegelijk te gaan onderhandelen, heeft dit besluit de definitieve nekslag toegebracht aan iedere vorm van consensus in Nederland en West-Europa. Met name de sociaal.<Jemocratische partijen in Nederland, Engeland, de Bondsrepubliek en België namen andere posities in. De consequentie hiervan was, dat in deze landen de formulering van de buitenlandse politiek en met name de vredes- en veiligheidspolitiek moest worden overgelaten aan christen.<Jemocratische en liberale respectievelijk conservatieve partijen, die met een krappe meerderheid regeren. Op langere termijn, niet in het minst vanwege veranderende politieke machtsver-

ste plaats kan men hierbij denken aan de Europese Unie gedachte) als binnen de NA VO (~een pilaar, maar als een goede coördinatie en samenwerking, bijvoorbeeld in het kader van de WEU). - West-Europa zal allereerst moeten streven naar een verregaande integratie op economisch, monetair en politiek terrein. Vervolgens zal men na een duidelijke formulering van de eigen belangen een positie moeten bepalen ten opzichte van de VS en met name van de So\jet-Unie. Hierbij moet de positie van Frankrijk (deels lid van de NAVO en met een eigen "Force de frappe") scherp in het oog worden gehouden. Geconstateerd moet worden dat de kern van de Alliantie wordt gevormd door de relatie tussen de VS en de Bondsrepubliek. De positie van de BRD is van doorslaggevend belang voor de Europese veiligheid. - De Verenigde Staten blijven voor onze Europese economie en veiligheid van groot belang. Een goede onderlinge coördinatie en consultatie is van groot belang. Met name op het gebied van de wapenbeheersing dienen de oude en nieuwe wereld te komen tot consistente en heldere voorstellen. Dit laatste is een voorwaarde om te komen tot een hemieuwde ontspanning met de So\jet-Unie.

houdingen, is zo'n ontwikkeling ongunstig voor een evenwichtige buitenGevolgen landse politiek die wordt gedragen Het voo~nde heeft wel enkele bedoor brede lagen van de bevolking. langrijke Implicaties voor de Nederlandse buitenlandse politiek. De disNieuwe situatie cussie over de hoofdlijnen van de Nadat de politieke testcase van de Europees-Amerikaanse verhoudingen buitenlandse politiek dient niet (mede) plaats te vinden via petitionis doorstaan en de raketten zijn geplaatst, kan de nucleaire en politieke nementen of referenda. Deze discusbalans in West-Europa en Nederland sie dient gevoerd te worden tussen de drie wote partijen in het parlement. worden opgemaakt. (Terzijde: de geHet IS niet goed als de grootste partij schiedenis van de So\jet-Unie wijst uit dat deze grootmacht een dergelij- in ons land, met een onderbrekin~ van negen maanden, dertien jaar In ke situatie als snel zal aanvaarden). Een aantal factoren is hierbij van be- de oppositie vertoeft. Een echte consensus is daarmee uitgesloten. lang: - Nederland zal moeten streven naar Tenslotte is er behoefte aan een mieen nieuwe formulering van de ei~en nister van buitenlandse zaken die zich niet kenmerkt door een tot irribelangen op het gebied van de bUItatie leidende retoriek, maar aan een tenlandse politiek. Van groot belang bewindsman die beschikt over een hierbij is welke rol ons land dient te ruim denkkader, de nodige deskunvervullen in EG en NA VO-verband. digheid heeft en vooral bereid is om Op politiek, militair en economisch met de nodige creativiteit te zoeken terrein moeten belanl\Ójke keuzen worden gemaakt. In leder geval dient naar een hernieuwde consensus. De een verdere uitbouw plaats te vinden uitslag van de verkiezingen van 21 van de Westeuropese samenwerking, mei volgend jaar biedt hiertoe welzowel binnen EG-verband (in de eer- licht goede mogelijkheden.


18

. SCHOLIEREN SPELEN VERENIGDE NATIES

Eindeloos onderhandelen tijdens VN-simulatiespel Voor de stichting Jason betekende de viering van het veertigjarig bestaan van de Verenigde Naties en het uitroepen van 1985 tot Internationaal Jongerenjaar een goede manier aan haar doelstellingen te beantwoorden: jongeren de kans bieden zich bezig te houden met internationale vraagstukken. De VN vormden het internationale vraagstuk en het Jongerenjaar was voor Jason een goede aanleiding zich eens uitsluitend te richten op haar jongste jongeren: de middelbare scholieren. De leukste en beste manier om kennis over de VN uit te dragen, leek ons een lessenreeks en een simulatiespeL Aangezien ook het Instituut Oingendael, de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen (SIB) en het PUON op soortgelijke wijze veertig jaar VN wilden vieren of herdenken, werd tot samenwerking met deze organisaties besloten. Voorafgaand aan het simulatiespel werd op verschillende scholen in Den Haag, Rijswijk, Delft, Voorburg en Wassenaar een drietal lessen gegeven, die allen een ander aspect van de VN belichtten. De bedoeling van deze lessenreeks was de leerlingen vertrouwd te maken met de handel en wandel van de VN en bovendien was het voor de leerlingen die zouden deelnemen aan het simulatiespel, een goede manier zich in te leven in hun rol als diplomaat. De drie lessen zouden achtereenvolgens door iemand anders gegeven worden. De eerste les door de docent(e) zelf, die het onderwerp zou introduceren; de tweede les gal de jongerenvertegenwoordiger bij de VN van 1984 en de derde les werd gegeven door de leden van de onderwijscommissie, samengesteld uit de organisaties Jason, Oingendael en SIR Ter ondersteuning van deze lessen was een leraren map gemaakt, waarin de eerste en derde les volledig uitgewerkt waren, zodat de voorbereidingstijd

voor de docenten minimaal behoefde te zijn. Daarnaast was een speciaal informatieboekje gemaakt met als titel: ,)ongeren en de Verenigde Naties". In dit boekje stond informatie over de grondslag voor de Verenigde Naties; opdracht en functioneren van de Veiligheidsraad; een interview met de Nederlandse ambassadeur bij de VN Max van der Stoel en een reisverslag van de jongerenvertegenwoordiger. Dit boekje kon mede gemaakt worden door subsidies van het Nationaal ComitĂŠ ter viering vanf het veertigjarig bestaan van de VN. En of het niet genoeg was kregen de docenten en leerlingen een brochure, bewerkt door het Instituut Oingendael, getiteld: " Veertig jaar Verenigde Naties, voor een betere wereld". Hierin stonden belangrijke gebeurtenissen uit de afgelopen veertig jaar waarmee de VN bemoeienis hadden gehad, nog eens keuri~ op een rijtje. Gewapend met deze mformatie kon les worden gegeven. Lessen Wat is er precies behandeld in deze lessen? De eerste les, gegeven door de docent(e) van de school ging over de VN in het algemeen. Daarin werd onder meer behandeld uit welke organen de VN bestaan, hun verschillende functies, wat de basisbeginselen van de

Dit artikel is van de hand van VĂŠronique Frinking. lid van het dagelijks bestuur van de stichting Jason.

VN zijn etc .. Leerlingen wisten na deze les in ieder geval van het bestaan van de VN en hoe deze functioneerden. Deze basis werd in de volgende les verbreed en uitgediept door de komst van de jon\\erenvertegenwoordiger, Lucas BoIslUS. Hij was met de praktijk van de gang van zaken van de VN vertrouwd geworden en zo kon hij de leerlingen een kijkje achter de schermen gunnen. Sommige leerlingen waren hierdoor zo gemteresseerd geworden, dat ze ook wel jongerenvertegenwoordiger wilden worden. De derde les, verzorgd door de leden van de onderwijscommissie, ging heel specifiek over de Veiligheidsraad en vormde een goede voorbereiding voor het simulatiespeL Naast het functioneren en de bevoegdheden van de Veiligheidsraad kwamen ook de speciale moeilijkheden rond het vetorecht en het lobbyen aan de orde. Veelleeringen vonden het toch nogal mager wat de Veiligheidsraad echt kon doen. Dat bleek vooral toen het probleem van de oorlog Iran-Irak naar voren werd gebracht. De lessen-


19

Scholieren spelen Verenigde Naties tijdens het simulatiespel op Instituut Clingendael.

laterale besprekingen plaats, waarin de twee denkbeeldige elkaar bestrijdende buurlanden Turgizie en Karamenie, gelegen tussen India en Burma, een cenrale rol speelden. Met van beide landen elk vijf delegaties ging men onderhandelen met de bondgenoten, oliemaatschappijen en dergelijke. Elke delegatie kreeg een opdracht en moest met een zo goed mogelijk resultaat thuiskomen. Na afloop van deze onderhandelingen kon het gebeuren, dat delegaties ĂŠn met de bondgenoot ĂŠn met de "vijand" goede zaken hadden gedaan. 's Middags werden in een persbericht grensincidenten tussen Karamenie en Turgizie gemeld. Op aandrang van Nederland, Malta en India werd de Veiligheidsraad bijeengeroepen. Ook hier moest weer onderhandeld worden, nu door de verschillende landen van de Veiligheidsraad, om een aantal resoluties door de plenaire vergadering te krijgen (het zogenaamde lobbyen). Tijdens de plenaire vergadering van de Veiligheidsraad bleek het heel moeilijk om tot overeenstemming te komen. De Veiligheidsraad van II oktober besloot tot het insteUen van een neutrale onderzoekscommissie bestaande uit Egypte, India en Malta, die een oplossing voor het conflict moesten zoeken. Wel werd een "staakt het vuren" afgekondigd. Door een veto van China kwam er geen vredesmacht.

reeks kon door de docent(e) van de school afgesloten worden met een proefwerk, een werkstuk of verslag. Simulatiespel Nadat op deze manier rond de 850 leerlingen op directe wijze kennis hadden gemaakt met het feit dat veertig jaar geleden de Verenigde Naties waren opgericht werd, wegens de

Vredesmacht Op de vergaderin(l van 8 november stelde de Veili(lheldsraad een onderzoekscommissle in, ditmaal bestaande uit een evenredig aantal vertegenwoordigers uit de drie groepen: de westerse landen, de socialistische landen en de niet-gebonden landen. Dit omdat bij dit spel de opzet iets veranderd was: niet aUemaallosse landen, maar besprekingen via blokken. Hierbij kwam wel een vredesmacht tot stand, waaraan slechts twee landen hun stem onthielden. Terugkijkend op dit project mag gegrote belansgtelling tot tweemaal toe, sproken worden van een succes. Een groot aantal leerlingen heeft het veerop het Instituut CIingendael het simulatiespel gehouden. Per keer qçden tigjarig bestaan van de VN mee-herongeveer 55 leerlingen mee. Zij dacht en rond de honderd leerlingen moesten zich inleven in hun rol als hebben zich kunnen inleven in de diplomaat van verschillende landen, moeilijkheden, die een orgaan als de Veiligheidsraad ondervindt. Miszowel in Oost als in West. schien dat tijdens dit project een toeHet simulatiespel was verdeeld in komstige diplomaat of diplomate twee gedeelten. 's Morgens vonden bi- voor de VN geboren is.


20

NIEUWE INITIATIEVEN VOOR POLITIEKE SAMENWERKING

Nederland en het streven naar Europese veiligheid Zo naarstig als Nederland altijd streeft naar economische eenheid

van de Europese Gemeenschap, w huiverig staat het tegenover de Europese Politieke Samenwerking (EPS), met name wanneer het gaat om samenwerking op militair gebied. De hoogste prioriteit werd en wordt nog steeds gegeven aan militaire samenwerking binnen het Atlantische bondgenootschap. Tot op zekere hoogte is Nederland al· tijd een voorstander geweest van de Europese Politieke Samenwerking. Voorwaarde was echter, dat er een sterke band bleef bestaan tussen de EG en de EPS. Met andere woorden, dat de EPS rou functioneren binnen het kader van de EG, en dat de (supranationale) instituties van de EG versterkt zouden worden. In het begin van de jaren vijftig is een (mede door Nederland onderschreven) poging gedaan om naast de NAVO een Europese Defensie Gemeenschap (EDG) op te richten. De legers van de toenmalige zes lidstaten zouden dan samengaan en onder één commando komen te staan. De Franse Gaullisten en de communisten zorgden echter voor het mislukken van deze Defensie Gemeenschap. Daarmee was ook de Europese Politieke Gemeenschap (die gekoppeld zou worden aan de EDG) van de baan. Na deze poging zijn geen echte inspanningen meer gedaan om de gemeenschappelijke defensie te institutionaliseren. Het opnieuw oprichten van een soortgelijke Europese Defensie Gemeenschap is in de huidige situatie niet denkbaar en voor Nederland onaanvaardbaar, zeker gezien het dalend enthousiasme voor een federaal Europa. Wat echter wél aanvaardbaar rou zijn, is een sterkere positie van de Euro~ lidstaten binnen de NAVO. Hierbij kun je denken aan een Europese Defensie Organisatie (EDO) binnen het kader van de Atlantische alli-

antie, waar militaire zaken besproken kunnen worden. Binnen deze Europese Defensie Organisatie, die losstaat van de Europese Politieke Samenwerking, kunnen de reeds bestaande strukturen van de WEU, de Independent European Program Group en de Eurogroep gemtegreerd worden. De Europese lidstaten ontwikkelen binnen deze EDO een eigen gezichtspunt, dat zij in de NAVO als gemeenschappelijk standpunt naar voren brengen.

Dit artikel is geschreven door Annelies MeybaunJ, lid van het internationaal secretariaat van de JOVD.

onduidelijk blijft welke voorstellen van het comité-Dooge kans van slagen hebben, rolang enkele lidstaten zich zeer terughoudend opstellen ten aanzien van een EG-beleid met betrekking tot defensie. Positiever is de regering over de politieke samenwerking. Volgens de Nederlandse opvatting moet bij de kwalitatieve verbetering van de mtegratie van de EG ook de EPS worden betrokken. De aanbevelingen van het comité-Dooge met betrekking tot de politieke samenwerking vormen volgens de regering een Aanbevelingen "goed uitgangspunt" voor het betrekIn het rapport van het comité-Dooge ken van het Europese parlement bij - ad-hoc comité Institutionele vraag- de EPS en het op elkaar aansluiten stukken - zijn onder meer de volgen- van de communautaire samenwerde aanbevelingen gedaan met betrek- king en de EPS. Wat betreft het Nederlandse voorzitking tot de Europese veilillheid: terschap van de EPS (1 -1-1986) zijn · ontwikkeling en intensivering van het overleg over veiligheidsvraagstuk- de bewmdslieden van mening dat gemeenschappelijke verklaringen over ken in het kader van de politieke savraagstukken van buitenlands beleid menwerking. · intensivering van de inspanningen pas effectief worden, als zij de basis om gemeenschappelijke normen vast vormen van een gemeenschappelijk te stellen en in te voeren voor wapen- optreden. AJszwaartepuntvoorhet komende jaar noemt de regering de systemen en materiaal. · verbintenis van de lidstaten om die voortzetting van de dialoog met de Middenamerikaanse staten, met de systemen en dat materiaal samen te ontwerpen, te ontwikkelen en te pro- ASEAN-Ianden en de leden van de Arabische Liga (Europa van morgen, duceren. 18-9-(985). · bereidheid van de lidstaten om de Tijdens het Nederlands voorzittervoor hun veiligheid noodzakelijke technologische en industriële waarden schap kunnen we dan ook enille initiatieven verwachten om de politieke te creëren. samenwerking te verbeteren. Op het gebied van gemeenschappelijke defenVoorzitterschap siezaken zullen initiatieven waarDe Nederlandse minister van defensie, De Ruiter, is van mening dat het schijnlijk uitblijven.


ABONNEE WERFT ABONNEE Iedere abonnee van Jason Magazine ontvangt voor iedere nieuwe abonnee die hij of zij aanbrengt TIEN GULDEN. Vindt drie nieuwe lezers van Jason Magazine en je eigen abonnement is GRATIS. Stuur naam en adres van de nieuwe abonnee naar het secretariaat van Jason, Alexanderstraat 2 in Den Haag. Vergeet niet je naam te vermelden.

ABONNEE WERFT ABONNEE

r-------------------------------------------------------------------------/985/nr.6 Ik abonneer mij hierbij op Jason Magazine en ontvang tegen betaling van f 30.- zes nummers in de komende twaalf maanden.

Naam: ...................................................................... ........ .. ........ . Adres: ...................................... ................................................... . Woonplaats: .......................................... :..................................... . Telefoon: ..................................................................................... . (U wordt verzocht te wachten met betaling totdat u een acceptgirokaart wordt toegezonden)


INDEX JASON '84/,85

2. Mensenrechten en Ontwikkelingssamenwerking. De CVSE-Mensenreçhtenbijeenkomst te Ottawa, mei/juni 1985. Rede van minister Schoo over aspecten van het mensenrechtenprobleem. Rechten van de mens: mondiale of regionale bescherming?

Yvonne Klerk

5. Veerti!! jaar Verenigde Naties.

Prof. dr. P. R.'iJaehr VN niet meer dan de lidstaten ervan willen maken.

Mr. M. van der Stoel

(interview) VN niet weg te denken uil onze wereld. Mr. J. E. Vosskah/er Is er voor de VN nog leven na de veertig? Drs. B. ter Haar VN en ontwapening: weinige resultaten toch van groot belang. Prof. mr. P. H. Kooymans VN en de mensenrechten: Opde lange duur toch resul· taat.

6/ 1. Noordse Balans: koorddansen in Scandinavië/Multinationals in de Derde Wereld. DrsJ.Q. Th.Rood

De buitenlandse politiek van Zweden:

het dilemma van de gewapende neutraliteit. Veiligheidsbeleid in Denemarken. Drs. TF.Konsl Noorwegen in een nieuwe rol. Rede over de Noorse buitenlandse politiek van de Noorse minister van buitenlandse zaken, Svenn Stray, tot de Storting op 5 december 1984. Pro!d,.OsmoApunen From Pax Russica to Pax Sovietica; problcms ofcontinuity and chan~e in Finish foreign policy. profdr.K.P.Tudykil Finland en Finlandisenng. Een voorbeeld voor de weg naar een 'geeuropaniseerd' Europa?

Mr.P.L.deQuam

Hans-Martien ten Nope/ WicherSmit Leo van Velzen

De supermachten en de wereldvrede; verslag van een JASON-SIB debat. Gedragscodes voor ontwikkelingssamenwerking en bedrijfsleven.

Jan Pronk (interview) Jaap Cde Vries

'Nederlandse hulpv e rl enin~ niet meer gericht ~p armoedebestrijdmg'. Sextoensme: " hate it, but I need the money'.

3. J apan, "het land van de rijzende macht" Dr.K. W.Radtke Mr.Drs.D.J.Eppink

Sneeuw in Hakone. Europa-Japan: gemeenschappelijke belangen en een gezamenlijke aanpak? Dhr.Suzuki. direkteur 'Restricties zullen worden YKK (interview) weggenomen". Dr. Wisse Dekker (interview) 'Japanners zijn one-track minded', Drs.P.N.Haajkens De Japanse buitenlandse politiek: van passiviteit naar engagement. L.L.S.Banalits Japan en de Russische machtspolitiek in het Verre Oosten. Mr.L.J.Brinkhorst Japan, een uitdaging voor Europa?

4. De Nederlandse kemwapentaken: Van zes naar...? Drs. D, Zandee en F. Caris. J-I. KorthuUs ,J.lr. A. Stemerdink

Nederland en de kernwapen taken: van zes naar. , . ? De rol van kernwapens in de NA VO-strategie. Nederland moet voorlopig een kernwapentaak behouden. T. Frinking Elk krijgsmachtonderdeel zijn eigen kernwapentaak, Prof dr. 1. Voorhoel'e Geen kernwapen taken op bondgenoten afschuiven. Mr. M. Stelling Nederland moet kernwapen taken onvoorwaardelijk opheffen.

~ ------------ - ---------------------- - ----------------- ---------------,

Kan ongefr. verzonden worden.

Jason Antwoordnummer 2187 2500 ZJ Den Haag


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.